Jaarboek Vastgoed en Makelaardij
-
Upload
trinhduong -
Category
Documents
-
view
245 -
download
0
Transcript of Jaarboek Vastgoed en Makelaardij
Vastgoed & Makelaardij
Ahmed Hassan 4
Annika Rademacher 6
Bas Oortwijn 8
Christian Slot 10
Dominik Schütten 12
Ernst van den Hurk 14
Gijs te Brake 16
Huub van Delft 18
Jessica Welles 20
Jorben Vink 22
Kerstin Balkenborg 24
Kevin Hoekstra 26
Martin Steffens 28
Pieter-Jan van Dijk 30
Romano van Koot 32
Thijs van Eerden 34
Wieneke Steunenberg 36
Wout Leerink 38
Woord voorafBeste afgestudeerde,
Van harte gefeliciteerd met het afronden van de laatste fase van de opleiding Vastgoed &
Makelaardij en het behalen van je diploma!
Met gepaste trots presenteren wij je bij deze ons afstudeerjaarboek 2015. Het jaarboek bevat
een samenvatting van de afstudeeronderzoeken die jij en je studiegenoten het afgelopen jaar
hebben uitgevoerd.
Met het afronden van de afstudeerfase heb je laten zien dat je als V&M’er in staat bent om
praktijkgericht onderzoek te doen naar een actueel thema binnen het V&M-domein. En dat je, op
basis van de bevindingen, ook gerichte aanbevelingen kunt doen om dit thema naar een hoger
plan te tillen. Uit de diversiteit aan thema’s blijkt wel hoe breed dit domein is en hoe divers de
problematiek is in ons vakgebied.
We wensen je heel veel succes in je carrière binnen het V&M-domein! En we hopen dat dit
jaarboek je inspireert om jezelf blijvend de vraag te stellen hoe dit zich verder kan ontwikkelen
en welke rol jij hierin als V&M’er kunt vervullen.
Kijk ook eens als alumni op www.oursaxionworld.nl
Onder ‘project showcases’ om ons en je mede-afstudeerders te blijven volgen.
Vriendelijke groet,
Jan Rutenfrans (teamleider Vastgoed &Makelaardij)
Inhoud
2 Afstudeerprojecten 2015 3
Meer inzicht in risico’s Sinds het begin van de kredietcrisis is het bijzonder lastig
gebleken voor beleggers en ontwikkelaars om te voldoen aan
de financieringsbehoefte. Dit heeft vooral te maken met de
verhoogde risicoaversie van banken. Beleggers zijn hierdoor
genoodzaakt om te kijken naar alternatieve financieringsmo-
gelijkheden. Een van deze mogelijkheden is crowdfunding,
maar de risico’s van crowdfunding zijn niet altijd helder. Aan-
leiding voor dit onderzoek is daarom de behoefte van particu-
liere beleggers aan meer inzicht in deze risico’s.
De hoofdvraag van dit onderzoek luidt:
In hoeverre kan een overzicht worden gegeven met betrek-
king tot de risico’s van crowdfunding als vastgoedfinancie-
ring?
Om deze hoofdvraag te kunnen beantwoorden zijn vier deel-
vragen geformuleerd:
Deelvraag 1: Wat wordt verstaan onder crowdfunding
bij vastgoedfinanciering?
Deelvraag 2: Welke risico’s spelen bij crowdfunding
een rol?
Deelvraag 3: Op welke wijze kan overzicht worden ge-
geven van de risico’s van crowdfunding
gebaseerd op een tijdspad?
Deelvraag 4: In hoeverre komen de theoretische risico’s
van crowdfunding daadwerkelijk voor in de
praktijk?
Om deze deelvragen en de hoofdvraag te kunnen te kunnen
beantwoorden, richt het onderzoek zich op praktijkvoorbeel-
den van crowdfunding als vastgoedfinanciering, de risico’s
van crowdfunding en in hoeverre deze risico’s voorkomen in
de praktijk.
De betekenis Crowdfunding is een financieringsmethode waarbij een groep
vrienden, familie, kennissen of onbekenden investeren in
vastgoed in ruil voor rente of dividend, via online platforms.
Wanneer een project volledig is gefinancierd, blijft het plat-
form zorgdragen voor de uitbetalingen van de rente, aflos-
sing of winstaandeel. Na de looptijd van het project zorgt het
platform ook voor de uitkering van de winst bij verkoop van
het pand.
Deze platforms moeten zorgen dat projecten en beleggers
betrouwbaar zijn. Dit kan bijvoorbeeld door een financiële
analyse van het project en de belegger. Daarnaast kunnen
platforms garanties bedingen bij de belegger, zoals hypo-
theekrecht en pandrecht. Sommige hebben een AFM-vergun-
ning of vrijstelling, zodat de risico’s voor investeerders be-
perkt blijven. Helaas zijn deze risico’s voor veel investeerders
en platforms niet duidelijk. Tijdens het categoriseren worden
deze risico’s enkel verdeeld in grote en kleine. Daarnaast
wordt onderscheid gemaakt tussen risico’s waar de AFM te-
gen kan optreden en waar deze niet tegen kan optreden.
Elf risico’s Op basis van het literatuuronderzoek zijn elf risico’s
geïdentificeerd:
• Disfunctioneren van het platformOperationeel falen
• Faillissement
• Belegger voldoet niet aan betalingsverplichtingen
• Investering niet passend voor de investeerder
• Investering niet passend voor de belegger
• Fraude door belegger
• Fraude door platform
• Verhandelbaarheid/ liquiditeit
• Systeemrisico
• Ongunstige contractvoorwaarden
Deze elf risico’s hebben zich op het moment van schrijven
van dit onderzoek, zich nog niet gemanifesteerd bij vastgoed-
financieringen. Dit heeft vooral te maken met het feit dat mo-
menteel maar een klein aantal projecten is gefinancierd met
crowdfunding. Tijdens de interviews kwam naar voren dat het
meest voorkomende risico het onvoldoende inlichten van in-
vesteerders is.
De risico’s die in de theorie genoemd worden, komen overeen
met die in de praktijk. Daarnaast werd in de praktijk een extra
risico gesignaleerd, namelijk het overnemen van een slecht
beveiligde website.
Voor de belegger daarentegen zijn de risico’s voldoende be-
perkt om crowdfunding te kunnen gebruiken als financiering.
Het niet behalen van het financieringsdoel is het enige risico,
maar dat heeft de belegger ook bij een bank. Crowdfunding
is volgens dit onderzoek dan ook een interessante financie-
ringsmethode voor beleggers. Het is wel aan te raden dat plat-
forms een uniforme risicoclassificatie opstellen. Dit beperkt
de risico’s voor alle partijen en geeft de AFM een blauwdruk
voor het verstrekken van vergunningen.
Crowdfunding als alternatieve
financieringsmethode
Er is onderzoek gedaan naar crowdfunding als
alternatieve financieringsmethode voor een
particuliere belegger. Voor vastgoedontwikkelaars
en beleggers kan crowdfunding een geldig
alternatief vormen om vastgoed te financieren. Bij
ontwikkelaars gaat het om een lening of aandeel
in het ontwikkelingsproject. In het geval van een
vastgoedbelegger kan de investeerder het vreemd
vermogen beschikbaar stellen door middel van
een lening. Maar het is ook mogelijk het eigen
vermogen door middel van een investering
beschikbaar te stellen. In beide gevallen zullen
de tegenprestaties winstaandeel of rente zijn.
Vastgoed & Makelaardij
• Ahmed Hassan
4 Afstudeerprojecten 2015 5
AanleidingZowel de Duitse als de Europese vastgoedmarkt hebben in
toenemende mate met leegstand te kampen. Enerzijds heeft
de vastgoedmarkt in Europa tijdens de economische crisis
een sterke recessie meegemaakt en door de dalende econo-
mische koopkracht komen steeds meer gebouwen leeg te
staan. Anderzijds staan gebouwen vaak leeg, als gevolg van
onvoldoende technische basis of omdat er voor een specifiek
gebied reeds andere plannen zijn gemaakt. Het is meestal een
langdurig proces, om een nieuwe bezetting voor een gebouw
of gebied te vinden. Om gebouwen te beveiligen en kosten
en risico’s te voorkomen, worden verschillende methodes van
leegstandsbeheer toegepast. Terwijl buurlanden al lang spe-
cifieke kraak- en leegstandswetten hebben is het onderwerp
leegstandsbeheer in Duitsland nog steeds een onbekend.
Om op dat probleem in te gaan, is als voorbeeld het
buurland Nederland gekozen. De methoden die in Nederland
gehanteerd worden, bieden ook een kans voor de vastgoed-
markt in Duitsland.
ProbleemstellingDe hoofdvraagstelling luidde: ‘In hoeverre kan een overzicht
van de Nederlandse leegstandsbeheer methoden op de Duitse
vastgoedmarkt toegepast worden?’
UitvoeringDe uitvoering van het onderzoek is opgedeeld in verschillen-
de fasen. In het begin is, in samenwerking met de opdracht-
gever, het afstudeervoorstel opgemaakt om de interne en ex-
terne doelstellingen te bepalen en het afstudeeronderzoek te
plannen. Dat is vervolgens verwerkt naar een uitgebreid plan
van aanpak, waarin hoofd- en deelvragen zijn geformuleerd.
In de uiteindelijke afstudeerscriptie zijn de resultaten van het
theoretisch onderzoek en van de uitgevoerde interviews terug
te vinden.
ResultatenOver het algemeen is er enkel sprake van leegstand als er
voor een gebouw geen huur- of gebruikscontract bestaat. Uit
de analyse blijkt dat niet elke leegstand automatisch proble-
matisch is, maar enkel wanneer frictie- of mutatieleegstand
overgaat in structurele leegstand. Er zijn verschillende re-
denen voor leegstand: aan de ene kant de conjunctuur- en
marktontwikkelingen en aan de andere kant objectspecifie-
ke redenen zoals locatie en voorzieningen van een gebouw.
Leegstand levert zowel criminele, technische als economische
risico’s op. Om die risico’s te beperken en te controleren,
hebben verschillende vormen van leegstandsbeheer zich
ontwikkeld. Leegstandsbeheer omvat over het algemeen
‘alle activiteiten voor coöperatieve bestrijding van leegstand’
en dient daardoor als mogelijkheid voor risicoreductie en kos-
tencontrole.
Zes methoden In Nederland bestaan zes bekende methoden om met leeg-
stand om te gaan, te onderscheiden in publiekrechtelijke en
de privaatrechtelijke methoden. Om het opgestelde overzicht
van de methoden op de Duitse vastgoedmarkt toe te passen,
werden diepte-interviews met deskundigen gehouden. Hieruit
blijkt dat het grote verschil tussen Duitsland en Nederland
de leegstandswet is. In Nederland kunnen gebouwen gemak-
kelijk voor enkele jaren verhuurd worden om leegstand te
bestrijden, maar in Duitsland bestaat er echter geen wet of
jurisprudentie over dat onderwerp. Met de aanpassingen in
2013 reageert de Nederlandse regering op de actuele mark-
tontwikkeling en de hoge leegstandsquote. In Duitsland zijn
de portfolio’s grotendeels als solide te beschouwen; alleen
de staatsbedrijven hebben met problematische leegstand te
maken. Concluderend kan worden gezegd dat het tijdelijk
gebruik binnen leegstandsfasen in Duitsland nog niet gang-
baar is. Als een gebouw binnen twee huurperiodes een aantal
maanden leeg staat, besteden de eigenaars daar geen aan-
dacht aan. Het inschakelen van een facility service en een be-
wakingsbedrijf zijn de bekendste methodes om een gebouw
voor criminele en technische risico’s te beschermen. Het
antikraakconcept is in Duitsland slechts gedeeltelijk bekend
en wordt dan ook niet vaak toegepast. Het blijkt, in tegen-
stelling tot in Nederland, een nichemarkt te zijn. De
wettelijke bepalingen zijn in Nederland duidelijk gesteld,
zodat door middel van bruikleenovereenkomsten ook in kan-
toorpanden of utiliteitsgebouwen gewoond mag worden. In
Duitsland is de rechtspositie over dat onderwerp echter on-
duidelijk omdat vooral wonen in kantoor- en bedrijfspanden
normaal niet mogelijk is. Het begrip functieverandering staat
hier centraal, maar toch zien vooral de staatsbedrijven een
goede slaagkans voor dit concept.
Over het algemeen zien de respondenten Nederland, in de
omgang met leegstandsbeheer, als vooruitstrevend. Het
overzicht bevat zes leegstandsbeheermethoden, die voor
elk gebouw een oplossing bieden om leegstand te bestrij-
den. In Nederland lijkt dat voldoende geregeld. Het is moeilijk
met de situatie in Duitsland te vergelijken, omdat hier
de wettelijke regels met betrekking tot functieverandering
en brandpreventie ontbreken.
Leegstandsbeheermethoden
Het hoofdonderwerp van de opdracht
luidde ‘Toepassing Nederlandse leegstands-
beheermethoden in Duitsland’. De opdrachtgever
is als leegstandsbeheerder zowel in Nederland
als Duitsland actief. De hoofddoelstelling was
om een uitgebreid overzicht van de Nederlandse
leegstandsbeheermethoden te ontwikkelen en
dat vervolgens op de Duitse vastgoedmarkt toe
te passen. Het idee daar achter was de situaties
met betrekking tot leegstandsbeheer in de twee
landen te kunnen vergelijken en kansen en
bedreigingen te onderzoeken. Door middel van
het onderzoek zal advies worden gegeven over hoe
de opdrachtgever op de Duiste vastgoedmarkt in
de toekomst kan ageren om het concept ‘bewaakt
door bewoning’ op de Duitse markt te etableren.
Camelot Deutschland GmbH, Düsseldorf
Vastgoed & Makelaardij
• Annika Rademacher
6 Afstudeerprojecten 2015 7
AanleidingBeleggen, en dan vooral middels vastgoed, is een grote per-
soonlijke interesse. Het tot op het bot analyseren van een ob-
ject als belegging heeft mij altijd geïntrigeerd. Logischerwijs
ben ik opzoek gegaan naar een afstudeerplek in deze omge-
ving.
Meijer Realty Partners (MRP) is een vastgoedbeleggingson-
derneming die is opgericht in 2013. Na contact te hebben
gelegd middels een wederzijdse kennis, volgde een sollicita-
tiegesprek. Hieruit kwamen naast de acceptatie verschillende
afstudeeronderwerpen naar voren, maar mijn keuze stond al
vrij snel vast. Vorming van een vastgoedfonds. Dat was het
onderwerp waarop mijn afstudeeronderzoek zich op zou con-
centreren. De casus die tijdens het gesprek werd geopperd
richtte zich op een vastgoedfondsstructuur via Luxemburg.
FondsstructureringOmdat MRP een relatief jong bedrijf is, wil het graag alle mo-
gelijkheden ontdekken om in vastgoed te kunnen beleggen.
Een vastgoedfonds of soort gelijk vehikel behoort dat deze
mogelijkheden. Er is echter recentelijk een richtlijn ingevoerd
die grote gevolgen heeft gehad voor het toezicht op vastgoed-
fondsen. Daarnaast kent iedere vastgoedfondsstructuur haar
eigen specifieke juridische- en fiscale kenmerken. Alle deze
zaken dienden geïnventariseerd te worden. De fiscale efficiën-
tie is een belangrijk, dan niet leidend, aspect bij het structure-
ren van een vastgoedfonds. Dit heeft immers direct weerslag
op het rendement dat behaald wordt uit de vastgoedbeleggin-
gen. Door onderscheid te maken tussen juridische-, fiscale-
en regulatoire aspecten werd het onderzoek afgebakend.
Verloop van het onderzoekNa vijf weken in mijn afstudeerfase kreeg ik mijn begeleidster
toegewezen. In een van onze eerste ontmoetingen werd aan-
gegeven dat het onderzoeken van vastgoedfondsstructurerin-
gen een zeer complex vraagstuk is. Desondanks heb ik ervoor
gekozen om het onderwerp door te zetten. Gaandeweg bleek
dat veel wet- en regelgeving van toepassing was waar ik in de
opleiding voor mijn afstudeerperiode nooit mee te maken heb
gehad. Dit bemoeilijkte het onderzoek aanzienlijk, want deze
wet- en regelgeving moest wel toegepast worden om tot een
goed resultaat te komen. De diepgang ging dusdanig ver dat
binnen het afstudeerbedrijf geen informatie/kennis beschik-
baar was en het ook lastig was om relevante literatuur te vin-
den. Het interpreteren en toepassen van informatie waarvan
enige educatieve achtergrond bij mij ontbrak, was dan ook
verreweg de grootste uitdaging van het afstudeeronderzoek.
De keerzijde hiervan is dat ik mijn kennis enorm verbreed
heb omtrent vastgoedfondsen, wat voorheen een vrij grijs ge-
bied was. Ik heb mij moeten verdiepen in zeer veel literaire
bronnen om de informatie te vergaren die nodig was voor het
onderzoek. Vooral op juridisch vlak was de leercurve groot.
Dit was mijn minste kwaliteit gedurende de opleiding, maar
dankzij dit onderwerp heb ik mij hierin goed kunnen ontwik-
kelen. Ik kan een veel betere inschatting maken welke aspec-
ten bij een vastgoedfonds van belang zijn.
ResultatenNa uitvoering van het onderzoek is gebleken dat een Luxem-
burgse Fond Commun de Placement (FCP) een vergelijkbare
vastgoedfondsstructuur heeft als de Nederlandse besloten
commanditaire vennootschap en besloten fonds voor gemene
rekening. Ten aanzien van het vastgoedfonds dat MRP wil
oprichten zijn ook specifieke aanbevelingen gedaan. Door
inzicht te verschaffen in de Nederlandse fondsstructuren wor-
den ook deze structuren meegenomen in de uiteindelijke be-
sluitvorming. Het onderzoek heeft dus bij kunnen dragen aan
de besluitvorming van MRP. Naast het uiteindelijke afstuderen
zelf was dit het belangrijkste doel van het onderzoek.
Mogelijkheden voor opzetten vastgoedfonds
De opdrachtgever, Meijer Realty Partners, wilde
in een verkennend onderzoek inzicht krijgen
in de mogelijkheden tot het opzetten van een
vastgoedfonds. Hierbij ging de voorkeur uit naar
een vastgoedfonds gestructureerd via Luxemburg.
Hiertoe is het idee en de opdracht ontstaan om
een onderzoek te verrichten naar de aspecten
van de meest gebruikte Luxemburgse structuur
ten opzichte van de mogelijke Nederlandse
fondsstructuren. Door de juridische-, fiscale- en
regulatoire aspecten van alle fondsstructuren
te inventariseren en te analyseren, kon tot
een vergelijking gekomen worden en werden
aanbevelingen gedaan aan Meijer Realty Partners
voor haar op te zetten vastgoedfonds.
Meijer Realty Partners BV, Den Haag
Vastgoed & Makelaardij
• Bas Oortwijn
8 Afstudeerprojecten 2015 9
Hoofdvraag Om tot een overzicht te komen is in het onderzoek de vol-
gende hoofdvraag beantwoord:
Welke gevolgen voor de verhuur kunnen woningcorporaties
verwachten door de veranderingen in de bekostiging ten aan-
zien van zorgvastgoedcomplexen die worden verhuurd aan
instellingen met cliënten binnen de bijzondere kwetsbare
doelgroep?
Belangrijke definities Belangrijke definities binnen het onderzoek zijn de zorgvast-
goedcomplexen, de bijzondere kwetsbare doelgroep en de
bekostiging. Bij zorgvastgoedcomplexen gaat het om een sa-
mengesteld geheel van vastgoed met een zorgbestemming.
Bij de bijzondere kwetsbare doelgroep gaat het om cliënten
binnen de langdurige gehandicapten- en geestelijke gezond-
heidszorg. De bekostiging is de wijze waarop het geld van
een gemeente (overheid) naar een opdrachtnemer (aanbieder)
gaat in ruil voor de prestaties, activiteiten en dienstverlening
die de opdrachtnemer hiervoor biedt of gaat bieden.
Resultaten en conclusies Uit theoretisch onderzoek is ten eerste naar voren gekomen
dat zorgvastgoedcomplexen uit beschermde of beschutte
woonvormen bestaan. Binnen deze woonvormen kunnen zo-
wel appartementen als groepswoningen bestaan. Voor de ver-
anderingen in de bekostiging werden deze complexen voor-
namelijk verhuurd volgens het 230a-bedrijfsruimteregime.
Binnen dit onderzoek is gekeken naar de gevolgen die zich
voordoen vanwege de extramuralisering, het invoeren van de
Normatief Huisvestingscomponent(NHC) en de splitsing van
de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten(AWBZ). Binnen de
extramuralisering worden de nieuwe cliënten met de laagste
zorgzwaartepakketten niet langer geïndiceerd voor verblijf in
een zorginstelling. De NHC houdt in dat de bekostiging van
kapitaallasten wijzigt van nacalculatie naar een bekostiging
waarin diverse criteria zijn opgesteld waardoor meer risico
wordt gelopen. De laatste verandering binnen de bekostiging
leidt ertoe dat de AWBZ niet langer zal bestaan en zal worden
opgevolgd door bekostiging binnen de WLZ, Wmo, Zvw en de
Jeugdwet. Dit betekent een decentralisatie van de zorgbekos-
tiging.
Het onderzoek naar deze veranderingen heeft geresulteerd
in het vinden van gevolgen die zowel juridisch als financi-
eel van aard zijn. Hierbij gaat het onder meer om leegstand,
boekwaardeproblematiek, in gevaar komen van verhuur van
gemeenschappelijke ruimten, lastige verhuur van onzelfstan-
dige eenheden en problemen met koppelverhuur en wijziging
van het huurregime en bestemmingsplannen.
Een complexonderzoek dat is uitgevoerd heeft tevens uitge-
wezen dat een verschil bestaat tussen problemen in de alge-
mene praktijk en problemen bij dit specifieke complex. Bij
dit complex, dat door Welbions wordt verhuurd aan Aveleijn,
doen zich voornamelijk problemen voor door de gemeen-
schappelijke ruimten en de grootte van de appartementen.
Geconcludeerd kan worden dat de gevolgen die de woning-
corporaties ondervinden door de veranderingen in de bekos-
tiging sterk afhankelijk zijn van het vastgoed. De grootte van
de problemen zijn onder meer afhankelijk van de specifieke
doelgroep, de appartementen en het wel of niet bestaan van
gemeenschappelijke ruimten. Hierdoor doen zich in meer of
mindere mate gevolgen voor die te maken hebben met leeg-
stand, het afboeken van de waarde en verzoeken tot verlaging
van de huurprijs.
Door deze verschillen in het vastgoed zal het voor het ene
complex makkelijker zijn om de appartementen onder te ver-
huren dan bij een ander. Gevolgen kunnen zich onder meer
voordoen met de koppeling van het zorg- en het huurcon-
tract, de huurbescherming en veranderingen van het huurre-
gime en de bestemming. De mate waarin deze gevolgen voor
problemen zorgen worden door de corporaties ook verschil-
lend ervaren. Wanneer corporaties de koppeling tussen huur-
en zorg juridisch hebben dichtgetimmerd verwachten zij hier
weinig problemen mee.
Samenwerking van belang Aanbevelingen die aan de woningcorporaties van WoOn wor-
den gegeven is om de uitkomsten van dit afstudeeronderzoek
te vergelijken met de risico-scans die door de woningcorpora-
ties zijn gemaakt. Ook is samenwerking met zorgorganisaties
van belang om zo tijdig in te kunnen grijpen bij het opzeg-
gen van huurcontracten. Van de diverse gemeenten dient ach-
terhaald te worden op welke wijze door hen binnen de Wmo
wordt bekostigd en in hoeverre zij de bestemmingsplannen
handhaaft. Ook dienen met name de ontwikkelingen binnen
de bekostiging van de ggz en de jurisprudentie van het kop-
pelbeding in de gaten gehouden te worden. Het uitnodigen
van een jurist bij een WoOn-overleg kan hieraan bijdragen.
Tevens wordt aanbevolen vervolgonderzoeken te doen naar
een betere aansluiting van vraag en aanbod van het reguliere
zorgvastgoed en de gevolgen op de leefbaarheid in de wijk
door de veranderingen in de bekostiging.
Gevolgen van veranderingen
zorgvastgoedcomplexen
Bij de woningcorporaties, samenwerkend
binnen de vereniging WoOn, ontbreekt
een overzicht waarin de gevolgen van
veranderingen in de bekostiging van bestaande
zorgvastgoedcomplexen wordt weergegeven. Het
gaat hierbij om de zorgvastgoedcomplexen die
door de woningcorporaties worden verhuurd aan
instellingen met cliënten binnen de bijzondere
kwetsbare doelgroep (gehandicaptenzorg/
geestelijke gezondheidszorg).
WoonTwente
Vastgoed & Makelaardij
• Christian Slot
10 Afstudeerprojecten 2015 11
The purpose of this thesis is to provide the market with an
instrument that can help keeping the market interesting while
reflecting the current capitalisation rate situation and German
commercial real estate market on prime and secondary locati-
ons. The following main question is necessary to be answered
in order to keep the market interesting and help investors to
make their decision.
“How can an instrument be developed which reflects current
capitalisation rates on German commercial real estate market
on prime and secondary locations?”
The instrument is developed with the help of five different
sub-questions. The sub-questions are divided into theoretical,
practical and analytical parts. Within the first three questions
the theoretical part helps to develop the basic structure of
the instrument. During the practical part the instrument can
be tested and feedback can be received from real estate and
investment experts. The analytical part brings up conclusions
and recommendations.
Commercial real estateThe thesis starts with a general representation about the com-
mercial real estate market on prime and secondary locations
in Germany. Commercial real estate is the market where in-
vesting means to purchase a property to make money out of
the time, space and/ or increase value a property may gene-
rate in the future. Most of the German real estate activities
(80%) find place on the retail/ office market measured on a
macro environmental scale. The top 7 cities are measured
by their annual surface turnover and rental prices on the of-
fice- and retail market classified as prime locations. These are
also known as Big7. The following 12 cities are classified as
secondary locations due to their annual surface turnover and
rental prices.
It is inevitable to say that the biggest problem investors face
while calculating the capitalisation rate is that it is a non-
standardised method. Also is it not 100% exact but an integral
part of the real estate society and commonly used to make a
first decision. The basic calculation method is:
Knowing how the capitalisation rate is calculated will give the
required advantage for negotiations or to support respecti-
vely counters someone’s valuation. Three different methods
are commonly used and explained in Figure 9.
Method 1 Potential gross income - Vacancy - Total
operating expenses / sales price
Method 2 Potential gross income - Vacancy- Total
operating expenses - Capital reserve /
Sales price
Method 3 Potential gross income - Vacancy - Total
operating expenses - Capital reserve - Te-
nant improvement and lease provision /
Sales price
Figure 9. Outlined calculation differences (Own market research, 2014)
Different calculation methods of the NOI will have an impact
on the capitalisation rate. When comparing capitalisation
rates (as selection criteria for investing) it needs to be kept
in mind that several objective risk factors exist (in economi-
cal and physical nature). Also different criteria (specific to the
property) can have an impact on the price or the net-opera-
ting-income and that will have a direct influence on the ca-
pitalisation rate. In order to compare different capitalisation
rates and make a decision, investors have to make sure every
capitalisation rate is calculated by using the same methods.
Real estate experts helped to identify the weaknesses of my
instrument. It was recommended to add an extra calculation
method to the one used in the first question. This calcula-
tion method is known as Cash Flow NOI. Freiburg, Passau
and Saarbrucken should also be added to the secondary lo-
cation list. Cities should not only be selected with the help
of turnover rates but also with other factors such as border
regions and cities with an educational importance.
12. Survey Template (own research, 2015)
Capitalisation rates on
German commercial real estate
The contracting entity of this thesis is
PricewaterhouseCoopers (PwC). One of its
departments (The Transaction Real Estate
Advisory) and their clients are confronted on
a daily basis with the problems of the German
commercial real estate market.
The outcome of this thesis might serve as the
cornerstone for a transparent market and will help
national and international investors to decide on
investing in German commercial real estate on
primary and secondary locations.
The purpose of this thesis:
To develop an instrument which reflects current
capitalisation rates on German commercial real
estate on primary and secondary locations.
PricewaterhouseCoopers AG, Frankfurt
Vastgoed & Makelaardij
• Dominik Schütten
12 Afstudeerprojecten 2015 13
Nieuwe vorm van aanbesteden De aanbesteding van Boswinkel-Oost betreft een nieuwe vorm van
aanbesteden waarbij wordt gewerkt met al ontwikkelde bouwcon-
cepten. De partijen die worden uitgenodigd tot inschrijven, voor
het ontwikkelen van de woningen, beschikken over een bouw-
concept welke in de huidige vorm voldoet, of kan voldoen, aan
de door De Woonplaats gestelde functionele eisen. De gebieds-
ontwikkeling loopt bij de aanbesteding van Boswinkel-Oost line-
air aan de aanbestedingsprocedure, aangezien de aangeleverde
concepten in het plangebied worden opgenomen. De opzet van
de aanbestedingsprocedure van Boswinkel-Oost is bedoeld om
ruimte te bieden voor opdrachtgever en –nemer. Beide partijen
bevinden zich, in een zoekproces om te komen tot een kwalitatief
hoogwaardige ontwikkeling voor een lagere prijs. De werkwijze
toegepast bij Boswinkel-Oost moet deze verandering faciliteren.
SamenvattingBeschrijf je afstudeeropdracht in een samenvatting van tussen de
500 en de 800 woorden.
De rollen en expertise van de opdrachtgever en -nemer zijn de
afgelopen jaren veranderd door sturing vanuit de overheid, be-
perkte financiële middelen, vermindering van de marktvraag en
toegenomen complexiteit van de bouwopgaven. Opdrachtgevers
proberen deze wijzigingen in aanbestedingsprocessen te ver-
werken. Door gebruik te maken van de gehele expertise van de
betrokken partijen, wordt geprobeerd tot een rendabele ontwik-
keling te komen. De opdrachtgever van dit onderzoek, woning-
corporatie De Woonplaats, heeft door middel van hun aanbeste-
dingsproces voor Boswinkel-Oost geprobeerd om de expertise
van de betrokken partijen optimaal te benutten. In dit onderzoek
wordt onderzocht of deze aanbestedingsprocedure beter aansluit
op de vernieuwde rollen van de betrokken partijen.
De doelstelling van het onderzoek is om inzicht geven in de ver-
schillende rollen van de betrokken partijen binnen traditioneel- en
vernieuwend aanbesteden, waarmee een advies kan worden gege-
ven over de inrichting van het aanbestedingsproces.
Het inzicht in de rollen van de betrokken partijen bij traditioneel
en vernieuwend aanbesteden zijn onderzocht door middel van
het RACI-model. Dit model geeft weer wie in welke fase wordt
geïnformeerd, betrokken is, het werk uitvoert of eindverantwoor-
delijk is. Door de RACI-modellen van traditioneel en vernieuwend
aanbesteden naast elkaar te leggen zijn de wijzigingen in de rol-
verdeling omschreven. Het RACI-model geeft niet alleen inzicht in
de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden maar ook hoe
de taken zijn verdeeld over beide aanbestedingen.
Het aanbestedingsproces van Boswinkel-Oost dient ervoor te zor-
gen dat de expertise van de verschillende betrokken partijen op-
timaal wordt benut. De rolverdeling die uit het RACI-model naar
voren komt, geeft weer dat de opdrachtnemers meer en eerder
worden betrokken maar nauwelijks meer verantwoordelijkheden
krijgen. Geconcludeerd moet worden dat het aanbestedingspro-
ces van Boswinkel-Oost niet voldoet aan de in dit onderzoek ge-
bruikte definitie van vernieuwend aanbesteden. De definitie van
vernieuwend aanbesteden wordt als volgt omschreven: ‘’bij ver-
nieuwend aanbesteden bedenkt de opdrachtgever niet de oplos-
sing voor een probleem. Maar word het probleem in kaders aan
de markt aangeboden. Waarna opdrachtgever en opdrachtnemer
gezamenlijk tot een oplossing komen en de opdrachtnemer ver-
antwoordelijk is voor de realisatie. Wanneer hierbij gebruik wordt
gemaakt van geïntegreerde contracten, waarbij één partij verant-
woordelijk kan zijn voor alle aspecten: het ontwerp, bouw, finan-
ciering, onderhoud en exploitatie, is er sprake van vernieuwend
aanbesteden. (Vrijhoef, 2013).’’
Het aanbestedingsproces van Boswinkel-Oost gaat wel verder
dan integraal aanbesteden en is door het toevoegen van de be-
wonersparticipatie, op zijn eigen wijze, vernieuwend te noemen.
De bewonersparticipatie heeft het aanbestedingsproces van Bos-
winkel-Oost vormgegeven. Door bewoners bij de keuze voor de
opdrachtnemers te betrekken was het volgens de opdrachtgever
niet mogelijk om eerst de opdrachtnemers te selecteren op rela-
tie en daarna op contract. De bewoners kunnen namelijk alleen
oordelen op product / ontwerp en niet op de kwaliteit van de
opdrachtnemer.
Door de indeling van het aanbestedingsproces bepaald de op-
drachtgever in samenwerking met de gemeente vooraf randvoor-
waarden die invloed hebben op de inhoud. Opdrachtnemers wor-
den hier niet bij betrokken, terwijl deze in een later stadium het
ontwikkelingsrisico moeten dragen. De inspraak is volgens de op-
drachtnemers hierdoor beperkt. Ze voelden zich verantwoordelijk
voor het aanpassen van hun concept of bouwproces op de vooraf
gestelde randvoorwaarden en de wensen van de bewoners, maar
hadden niet het idee de inhoud verder vorm te kunnen geven.
Het aanpassen van het concept of bouwproces zodat deze in een
plangebied ontwikkeld kan worden, is voor de opdrachtnemers
niet nieuw. Verder zijn de opdrachtnemers door het selectiemo-
ment huiverig om input te leveren, omdat de concurrentie hier
wellicht een voordeel mee kan behalen. Bij de vormgeving van
het proces is onvoldoende rekening gehouden met de positie die
de opdrachtnemers als commerciële speler innemen. De risico’s
die bestaan bij het niet verkrijgen van de gunning zijn te groot,
opdrachtnemers zijn in het proces voorzichtig en terughoudend.
Opdrachtnemers vinden dat hun eigen rol binnen het aanbeste-
dingsproces van Boswinkel-Oost nauwelijks verandert. De verhou-
ding tussen de opdrachtnemer en –gever verandert weinig ten op-
zichte van traditioneel aanbesteden en blijft vragen om constante
onderhandeling. De opdrachtgever heeft beoogd ruimte te bie-
den voor maximale innovatie met het aanbestedingsproces van
Boswinkel-Oost. De opdrachtnemers geven aan dat in het proces
nu onvoldoende gebruik is gemaakt van hun expertise. De laat-
ste jaren is veel ervaring opgedaan in het ontwikkelen op eigen
kracht en door de opdrachtnemers eerder te betrekken, kunnen
ze beter voor de inhoud zorgdragen. Het selecteren op bestaande
bouw- of woonconcepten past beter bij de bedrijfsuitvoering van
de opdrachtnemers. De opdrachtnemers hebben hier in geïnves-
teerd en zien in deze werkwijze de toekomst. De gemeente heeft
de opdracht vanuit het college van B&W zich terug te trekken en
meer faciliterend op te treden. Het terugtrekken bij wijkontwikke-
ling is moeilijk voor een gemeente. De te ontwikkelen wijk blijft
een onderdeel van de stad waarvoor de gemeente verantwoorde-
lijk is en waarbij in het beleid is aangegeven welke ontwikkelin-
gen wenselijk en goed zijn voor de stad. De gemeente vindt dat
het beleid goed te bewaken is door middel van het scheppen van
randvoorwaarden met de opdrachtgever. Het eerder betrekken
van belanghebbenden in het proces zorgt ervoor dat veel proble-
men achteraf, worden voorkomen. De kracht van het proces blijkt
volgens de gemeente uit het feit dat het goedgekeurde bestem-
mingsplan nog voor 90% overeenkomt met het definitieve ont-
werp. Het aanbestedingsproces van Boswinkel-Oost sluit aan op
de positie die de gemeente bij gebiedsontwikkeling wil innemen
en zorgt daarbij voor een efficiëntere werkwijze door het vermin-
deren van zienswijzen achteraf.
Het advies om de aanbestedingsprocedure beter te laten aanslui-
ten op de betrokken partijen en gezamenlijk tot de optimale ge-
biedsindeling en vastgoedoplossingen te komen, is het proces zo
in te richten dat deze wel voldoet aan de kenmerken van vernieu-
wend aanbesteden. Dit kan door de opdrachtnemers op te nemen
in het projectteam, meer verantwoordelijkheden te geven binnen
het proces en de gunningsrisico’s te verkleinen.
Ervaring aanbestedingsprocedure
De Woonplaats wil evalueren hoe de betrokken
partijen de rolverdeling bij hun vernieuwende
aanbestedingsprocedure, zoals toegepast
bij Boswinkel-Oost, hebben ervaren. Door de
procedure te evalueren, wil De Woonplaats
te weten komen of de weg van vernieuwend
aanbesteden zoals ingeslagen met deze
procedure, toekomstbestendig is. Wanneer de
gebruikte wijze van aanbesteden beter aansluit
op de betrokken partijen zal de aanbesteding
zoals is toegepast bij project Boswinkel, ook bij
eventuele veranderingen van de markt uitvoerbaar
blijven.
Woningcorporatie De Woonplaats, Enschede
Vastgoed & Makelaardij
• Ernst van den Hurk
14 Afstudeerprojecten 2015 15
Tijdelijke invulling De braakliggende gronden kunnen door tijdelijke invulling
wederom in gebruik worden genomen. Een tijdelijke invul-
ling zorgt tot de komst van de permanente invulling voor een
positieve bijdrage aan een gebied. Ondanks het groeiende
animo voor tijdelijke invullingen worden ze in de praktijk nog
niet vaak toegepast. Een reden hiervoor is de onwetendheid
bij de actoren; er is weinig onderzoek gedaan naar manieren
om tijdelijke invullingen in te zetten, dit zorgt voor terughou-
dendheid.
Er zijn verschillende typen tijdelijke invullingen, die in dit on-
derzoek zijn onderverdeeld in vijf hoofdtypen; huisvesting,
natuur, bedrijfsmatig, cultureel-recreatief en duurzame ener-
gie. De tijdelijke invullingen die onder deze hoofdtypen val-
len zorgen voor verschillende soorten waardecreatie. Er zijn
zes verschillende soorten waardecreatie: financiële, sociaal-,
ecologisch-, beleving-, imago-, en een functionele waardecre-
atie. Elke tijdelijke invulling zorgt voor een functionele waar-
decreatie en een verbetering van het imago van het gebied.
De toevoeging van overige soorten waarde is afhankelijk van
het type tijdelijke invulling dat gerealiseerd wordt.
Voordat een koppeling gemaakt kan worden tussen de ver-
schillende typen braakliggende grond en mogelijke tijdelijke
invullingen zijn zowel de braakliggende gronden als de tijde-
lijke invullingen gecategoriseerd op basis van dezelfde ken-
merken: tijdsduur, afmeting en locatie. Door deze categorisa-
tie is duidelijk geworden welke tijdelijke invullingen mogelijk
zijn op de verschillende typen braakliggende grond. Deze
mogelijkheden zijn schematisch weergegeven.
Schema aanpassen Het schema is in de praktijk toegepast. Er is geanalyseerd in
hoeverre het schema daadwerkelijk bruikbaar is in de prak-
tijk. De resultaten van de casusonderzoeken komen niet
geheel overeen met de mogelijkheden die het theoretische
schema aangeeft. Het blijkt dat er enkele terugkerende fac-
toren zijn waardoor een tijdelijke invulling van een bepaald
type braakliggende grond in de praktijk niet realistisch is. Het
ontwikkelde schema houdt geen rekening met de volgende
kenmerken: de aanwezigheid van concurrerende invullingen,
de profilering van het gebied, de invloed van omwonenden,
een te lage passantenstroom en het soort ondergrond van het
braakliggend gebied. Er is onderzocht in hoeverre het moge-
lijk is om deze kenmerken aan het schema toe te voegen. Uit
de analyse is echter gebleken dat het niet mogelijk is om al
deze kenmerken op te nemen in het schema. Indien al deze
factoren in het schema worden opgenomen, wordt het sche-
ma een specifiek analyse-instrument voor een bepaald braak-
liggend gebied. Het schema is niet aan te passen zonder dat
het algemene karakter verloren gaat.
Maatwerk nodig Ondanks dat het schema weergeeft welke tijdelijke invullin-
gen op een bepaald braakliggend gebied mogelijk zijn, zorgt
het niet direct voor een koppeling tussen braakliggende ge-
bieden en tijdelijke invullingen. Er kan geconcludeerd worden
dat er meer nodig is dan enkel een schema alvorens een kop-
peling gemaakt kan worden tussen braakliggende gronden
en tijdelijke invullingen. Iedere omgeving heeft zijn eigen
behoeften en wensen. De realisatie van een tijdelijke invul-
ling blijft dan ook in zekere zin maatwerk. Het schema draagt
vooral bij aan een koppeling tussen braakliggende gronden
en tijdelijke invullingen door bewustwording en door als in-
spiratie-instrument te dienen. Het zorgt ervoor dat de initia-
tiefnemers inzicht verkrijgen in de mogelijkheden die er zijn.
Ze zien hierdoor in wat de potentie is van het braakliggend
gebied en welke waarde door de verschillende tijdelijke invul-
lingen aan het gebied kan worden toegevoegd.
Inspelen op huidige problematiek grondmarkt De opdracht die tijdens het onderzoek centraal stond is om, in samenwerking met Arcadis, in te spelen op de huidige problematiek van de grondmarkt. Dit is gebeurd door een schema te ontwikkelen waarmee organisaties met braakliggende gronden inzicht krijgen in de mogelijkheden van tijdelijke invullingen. Door de mogelijkheden inzichtelijk te maken kan een koppeling gemaakt worden tussen braakliggende gronden en potentiële tijdelijke invullingen. Hierdoor wordt een mogelijke oplossing gevonden voor het hoge aantal m2 braakliggende grond in Nederland.
In de jaren voordat de crisis uitbrak door de overheid en het bedrijfsleven veel grond aangekocht is om bouwprojecten te starten. Door de crisis is de bouwsector echter stilgevallen waardoor de vraag naar deze gronden is afgenomen. Op dit moment is het aanbod van gronden veel groter dan de vraag, wat resulteert in een aanbod van 75.000 hectare braak - liggende grond.
Arcadis, Apeldoorn
Vastgoed & Makelaardij
• Gijs te Brake
16 Afstudeerprojecten 2015 17
AanleidingDe aanleiding van het onderzoek is de onduidelijkheid die er
op dit moment heerst onder woningbeleggers over de woon-
wensen en verhuisgeneigdheid van senioren. Gedurende mijn
onderzoek heb ik voor a.s.r. vastgoed vermogensbeheer deze
onduidelijkheid zoveel mogelijk proberen weg te nemen. Het
onderzoek heeft een theoretisch, praktijk en analyse (TPA)
gedeelte.
Beschrijving van het onderzoek Allereerst heb ik in het theoretische gedeelte de woningmarkt
voor senioren, woonwensen en verhuisgeneigdheid van seni-
oren en een overzicht dat wensen en behoeften vastlegt, be-
schreven. Aansluitend heb ik een enquête opgesteld en deze
– met behulp van mijn opdrachtgever – online verspreid. De
enquête bestond uit 33 meerkeuze vragen en 2 open vragen.
De respons was aanzienlijk, ruim 500 senioren hebben de en-
quête online ingevuld. De respondenten komen uit heel Ne-
derland. Iedere provincie telt tenminste 1 senior die de enquê-
te heeft ingevuld. Vervolgens heb ik de ‘bulk’ aan informatie
verwerkt in mijn afstudeerrapport. Tevens zijn de gegevens
geanalyseerd, waarna een aantal conclusies en aanbevelingen
zijn getrokken. Al met al een leerzaam en succesvol half jaar
dat enerzijds de onduidelijkheid bij mijn opdrachtgever heeft
weggenomen en anderzijds mij heeft doen slagen voor mijn
opleiding Vastgoed en Makelaardij.
Woonwensen en verhuisgeneigdheid senioren
Onderzoek naar de woonwensen en
verhuisgeneigdheid van senioren in Nederland.
Het uiteindelijke product is een overzicht
(Programma van Eisen) met daarin de woonwensen
en verhuisgeneigdheid van senioren. Met dit
overzicht kan mijn opdrachtgever (eventueel)
inspelen op de doelgroep senioren. Naast het
Programma van Eisen heb ik nog een aantal
aanbevelingen aan de opdrachtgever gedaan.
a.s.r. vastgoed vermogensbeheer, Utrecht
Vastgoed & Makelaardij
• Huub van Delft
18 Afstudeerprojecten 2015 19
Het doel van dit onderzoek is om de belanghebbende
partijen inzicht te bieden in de mogelijkheden om bewo-
nersparticipatie in te zetten om winkelleegstand te voorko-
men. Dit wordt bewerkstelligd door referentieprojecten met
elkaar te vergelijken.
Winkelleegstand in woonwijkenEr is sprake van winkelleegstand als er geen winkel geves-
tigd is in een betreffend winkelvastgoed. Leegstand in win-
kelvastgoed ontstaat door een verschil in vraag en aanbod
en brengt gevolgen met zich mee. De gevolgen met de groot-
ste impact zijn de financiële en maatschappelijke gevolgen.
De financiële gevolgen omvatten de directe kosten voor de
eigenaren van lege winkelpanden. Hierbij kan gedacht wor-
den aan financieringslasten, onderhoudskosten, kosten van
verval, energiekosten, belastingen en eventuele rentelasten.
Leegstand resulteert ook in maatschappelijke kosten, want
leegstand vermindert de activiteiten in de wijk en kan indirect
verloedering en vandalisme tot gevolg hebben.
Winkelvastgoed in woonwijken valt onder de categorie buurt-
centra. Winkelvastgoed in buurtcentra is goed bereikbaar met
het openbaar vervoer en auto. Door de lage huren zijn op
deze locaties vaak lokale en startende ondernemers geves-
tigd. Winkels in buurtcentra kenmerken zich door de nabij-
heid bij woonhuizen en kleinschaligheid. Daarnaast zijn deze
winkels geen onderdeel van een grote keten en zijn ze gericht
op bewoners. De oorzaken die op dit moment en in de toe-
komst voor winkelleegstand in woonwijken kunnen zorgen
zijn: de grootte van het winkelvastgoed, de huurders en de
branche, de locatie en routing, marktontwikkelingen en de
vergrijzing.
WijkbewonersparticipatieWijkbewonersparticipatie is het deelnemen van wijkbewo-
ners aan hun wijk. Dit kan op verschillende manieren gedaan
worden, waaronder op het werk, door vrijwilligerswerk, bij
verenigingen en/of door buurtinzet. Door middel van een
participatieladder kan inzicht worden verkregen in hoeverre
wijkbewoners participeren in de wijk. Hierbij zijn vier
soorten wijkbewoners te onderscheiden: de wijkbewoner
die de wijk als thuisbasis ziet, de wijkbewoner die de wijk
als een community ervaart, de consumerende wijkbewoner
en de wijkbewoner die de wijk alleen ziet als een plek om te
wonen.
WoonwijkenWoonwijken zijn gebieden in een stad of dorp bestaande uit
meerdere kleine buurten. De algemene kenmerken van een
wijk zijn fysieke kenmerken, zoals bebouwing en infrastruc-
tuur. De sociale inrichting van een wijk bestaat uit netwerken
tussen bewoners en hoe deze netwerken georganiseerd zijn.
OverzichtMet behulp van een literatuurstudie over winkelvastgoed
en wijkbewonersparticipatie is onderzocht in hoeverre het
mogelijk is een overzicht te ontwikkelen. Op basis van de
resultaten van deze literatuurstudie blijkt dat het mogelijk is
om een overzicht te ontwikkelen voor gemeentes door mid-
del van een beslisboom. Dit is een schematechniek waarmee
gemeentes tot een uitslag kunnen komen door het schema
met verschillende stappen te doorlopen. Op deze manier
wordt duidelijk of het mogelijk is om wijkbewonersparti-
cipatie toe te passen om winkelleegstand te voorkomen.
Naar aanleiding van het ontwikkelde overzicht zijn interviews
gehouden met diverse deskundigen van gemeentes. Hieruit
kwam naar voren dat de mogelijkheid bestaat dat gemeentes
gebruik willen maken van wijkbewonersparticipatie om win-
kelleegstand te voorkomen. Echter, er zijn een aantal proble-
men die hierbij een rol spelen, die voornamelijk de bereidheid
tot medewerking van de betrokken partijen betreffen.
ConclusiesDe conclusie van dit onderzoek is dat in de praktijk geen ge-
bruik gemaakt wordt van wijkbewonersparticipatie om win-
kelleegstand te voorkomen of verminderen. Er bestaan echter
wel mogelijkheden om wijkbewonersparticipatie in te zetten,
maar deze mogelijkheden stuiten op te veel weerstand. Deze
weerstand wordt veroorzaakt door de vastgoedeigenaren, ge-
brek aan financiële middelen, het beleid en concurrentie van
bestaande ondernemingen. De beschreven punten zorgen
voor zoveel weerstand dat het bijna onmogelijk is de moge-
lijkheden tot inzet van wijkbewonersparticipatie te benutten.
Daarom luidt de eindconclusie dat er wel mogelijkheden be-
staan om wijkbewonersparticipatie in te zetten om leegstand
te voorkomen, dan wel verminderen, maar dat deze in de
praktijk niet in te zetten zijn omdat er te veel knelpunten aan-
wezig zijn.
Wijkbewonersparticipatie bevorderen
Leegstand in de vastgoedmarkt neemt toe. Dit
geldt ook voor winkelvastgoed. Bij het verminderen
van deze leegstand wordt vooral ingezet op
het binnenstedelijk gebied en stadsdeelcentra.
De wijkcentra en vooral buurtcentra worden
vaak “vergeten”. In probleemwijken waar veel
leegstand is, is vaak sprake van een lage
wijkbewonersparticipatiegraad. Dit is nadelig,
omdat wijkbewonersparticipatie van belang is
voor wijkontwikkelingen.
Gemeentes zoeken naar oplossingen voor de
leegstand van winkelpanden in woonwijken.
Op dit moment is er geen overzicht van
mogelijkheden om wijkbewonersparticipatie in te
zetten ter vermindering van de winkelleegstand
in woonwijken. Met deze scriptie is getracht deze
leemte op te vullen door een dergelijk overzicht
te ontwikkelen.
Gemeente Enschede
Vastgoed & Makelaardij
• Jessica Welles
20 Afstudeerprojecten 2015 21
Doel en probleemstelling Het doel van het afstudeeronderzoek is het opleveren van een
schema, welke de mogelijkheden van samenwerkingsverban-
den tussen een makelaarskantoor en een externe makelaar in
beeld brengt. De probleemstelling is als volgt omschreven:
‘in hoeverre kan door middel van een schema inzichtelijk wor-
den gemaakt welke mogelijke
samenwerkingsverbanden makelaarskantoren aan kunnen
gaan met externe makelaars?’
Uitleg definities In het theoretisch kader is in beeld gebracht wat de betekenis-
sen zijn van de begrippen ‘externe makelaar’, ‘woningmake-
laardij’ en ‘ samenwerkingsverband’.
De externe makelaar is: ‘een makelaar welke bemiddelt bij
de koop en verkoop van woningen, welke niet werkzaam is
binnen het fysieke kantoorgebouw, maar welke werkzaam is
binnen de organisatie van een makelaar.’
De woningmakelaardij bestaat uit verschillende makelaars-
diensten. Het grootste deel van de omzet wordt behaald uit
verkoop van woningen. Aankoop, taxaties en nieuwbouw zijn
andere voorbeelden van andere makelaarsdiensten welke bin-
nen de woningmakelaardij bestaan.
Onder het begrip ‘samenwerkingsverband’ wordt verstaan:
‘vrijwillige, evolutionaire en flexibele organisatievormen tus-
sen twee of meer organisaties om zowel gezamenlijke als in-
dividuele doelstellingen te verwezenlijken, waarbij producten,
diensten, en technologieën worden uitgewisseld, gedeeld, of
gezamenlijk ontwikkeld met het behoud van de eigen identi-
teit’.
Vormen van samenwerking Een samenwerking bestaat uit twee typen invalshoeken. Voor
welke type samenwerkingsverband wordt gekozen, is afhan-
kelijk van deze twee invalshoeken:
1. Wat willen de organisaties met de samenwerking
bereiken?
2. Is er een gelijkwaardigheid tussen de organisaties
of is een duidelijke hiërarchie zichtbaar?
Er bestaan vier basisvormen van samenwerking. De basisvor-
men zijn coördineren, coöpereren, co- creëren en controleren.
Binnen deze basisvormen (met uitzondering van de basisvorm
coördineren) zijn verschillende samenwerkingsverbanden te
onderscheiden. Deze samenwerkingsverbanden worden bin-
nen deze scriptie nader toegelicht. Ieder samenwerkingsver-
band kan onderscheiden worden in een zestal aspecten. Op
deze aspecten kan worden getoetst en de samenwerkings-
verbanden kunnen aan de hand van deze aspecten onderling
met elkaar worden vergeleken. Vervolgens zijn de samenwer-
kingsverbanden getoetst aan de hand van vier toetsingscrite-
ria. Deze toetsingscriteria komen niet voort uit bronnen (aan-
gezien een dergelijk onderzoek nooit is uitgevoerd), maar uit
kennis en inzicht vanuit de professionele werksfeer. De toet-
singscriteria zijn opgesteld en voorgelegd aan de opdrachtge-
ver (werkt in het werkveld).
De samenwerkingsverbanden zijn getoetst aan de hand van
de volgende toetsingscriteria:
- Toetsingscriterium 1: kan het samenwerkingsverband
gebruikt worden binnen de makelaardij?
- Toetsingscriterium 2: wordt een gezamenlijk doel
behaald welke is vastgesteld tussen de organisaties?
- Toetsingscriterium 3: wordt een externe makelaar betrok-
ken bij de samenwerking?
- Toetsingscriterium 4: is de samenwerking aangegaan
gericht op een langere periode?
Na deze toetsing is een onderstaande schema naar voren ge-
komen , welke de samenwerkingsverbanden in beeld brengt.
Het gaat enkel om samenwerkingsverbanden welke mogelijk
zijn tussen een makelaarskantoor en externe makelaars.
Het advies Geadviseerd wordt aan de opdrachtgever de conceptvorm
‘zelfstandig makelaar’ aan te blijven houden. De externe ma-
kelaar werkt niet volledig op het kantoor en bedient voorna-
melijk een eigen gebied. Het voordeel is dat de organisatie-
structuur niet verandert. Tevens wordt het eigen marktgebied
vergroot. Mocht de opdrachtgever toch een samenwerking aan
willen gaan met een externe makelaar, maar via een ander sa-
menwerkingsverband, dan is de conceptvorm ‘woningen door
2 of meer makelaars collegiaal aanmelden’ een goed alterna-
tief. De organisatiestructuur verandert niet. Een woning wordt
namelijk door meerdere makelaarskantoren aangemeld. De
makelaar die uiteindelijk de woning verkoopt, ontvangt het
grootste deel van het courtage. De overige makelaarskanto-
ren ontvangen een klein deel hiervan. De conceptvorm ‘ma-
kelaarskantoor bestaande uit verschillende aandeelhouders’
wordt afgeraden. Postma ERA Makelaardij is voornamelijk een
familiebedrijf, welke op dit moment bestaat uit één directeur.
Als een samenwerking wordt gegaan middels deze concept-
vorm, wordt de organisatie onderverdeeld uit meerdere aan-
deelhouders en ontstaan ook meerdere directeuren.
Samenwerking met ‘externe makelaar’
Voor de opdrachtgever is dit onderzoek
gestart, waarbij in beeld is gebracht welke
samenwerkingsverbanden een makelaarskantoor
aan kan gaan met een zogenaamde ‘externe
makelaar’. Dit onderzoek is gestart gezien
het feit dat het personeelsbestand van
de opdrachtgever door de kredietcrisis is
ingekrompen en de opdrachtgever een nieuwe
weg wil inslaan, door middel van het aangaan van
een samenwerkingsverband met een ‘externe
makelaar’. Door middel van een schema (welke
gedurende het onderzoek is opgesteld) is
inzichtelijk gemaakt wat de mogelijkheden zijn
op het gebied van deze manier van samenwerken.
Postma ERA Makelaardij
Vastgoed & Makelaardij
• Jorben Vink
22 Afstudeerprojecten 2015 23
Aanleiding voor het onderzoekDoor de doelstelling die de Nederlandse overheid heeft be-
paald met betrekking tot de CO2-uitstoot, zijn ook de regels
voor woningcorporaties aangescherpt. In het ‘Convenant Ener-
giebesparing Huursector’ is bepaald dat woningcorporaties in
2020 een vastgoedportefeuille met gemiddeld energielabel
B moeten hebben. Om de woningvoorraad te verduurzamen
en hogere energielabels te krijgen, zullen woningcorporaties
investeringen moeten doen en zijn ze afhankelijk van de me-
dewerking van huurders om renovatieprojecten te realiseren.
Hiervoor is het van belang dat huurders voldoende prikkels
ontvangen om mee te werken. Voor de bepaling van deze
prikkels moet naar de wensen van de huurders worden geke-
ken. Ook Sité Woondiensten te Doetinchem moet in toekomst
zijn woningbezit aanpakken en moet hiervoor inzichtelijk
hebben wat hun huurders wensen.
ProbleemstellingHoe kan met behulp van een waarderingsoverzicht inzichtelijk
worden gemaakt hoe huurders in de gereguleerde sector bij een
huurverhoging bouwkundige maatregelen ter verduurzaming
en ter kwaliteitsverbetering van hun woning waarderen?
Drie segmentatiestrategieën Eerst zijn de kaders waarbinnen woningcorporaties werken
inzichtelijk gemaakt. Hier is ook nader ingegaan op de mo-
gelijkheden tot huurverhoging. Eén keer in het jaar kan de
maandhuur worden verhoogd. Indien een renovatie heeft
plaats gevonden en een woning meer punten scoort, kan de
huurprijs na afronding worden aangepast. Door de recente
ontwikkelingen op de markt, is ook een inkomensafhankelijke
huurverhoging ingevoerd.
Vervolgens zijn methoden om doelgroepen te bepalen en al-
gemene kenmerken van huurders in de gereguleerde sector
in kaart gebracht. Uit de analyse blijkt, dat vooral mensen van
middelbare leeftijd en senioren tot de huurders in de geregu-
leerde sector horen. Om huurders in doelgroepen te catego-
riseren, zijn een drietal segmentatiestrategieën mogelijk. Dit
zijn de geografische, de socio-economische en de psychogra-
fische benadering. Door de geografische beperktheid van het
onderzoek en een bestaande klantengroep is de socio-eco-
nomische segmentatiestrategie toegepast. Deze houdt reke-
ning met de volgende criteria: leeftijd, geslacht, gezinscyclus,
inkomen & sociale klasse en ras & nationaliteit. Verder zijn
de verduurzamende en kwaliteitsverbeterende maatregelen
besproken.
Om een waarderingsoverzicht op te stellen is bepaald hoe
de uitkomsten uit de analyses meetbaar kunnen worden ge-
maakt. De doelgroepen zijn bepaald door de demografische
en socio-economische segmentatiestrategie toe te passen. De
doelgroepen die hieruit voortvloeien zijn: studenten & star-
ters, middelbare leeftijd met kinderen, middelbare leeftijd
zonder kinderen en senioren. Ook de verduurzamende maat-
regelen zijn via een toepasbaarheidsmodel gekozen. Voor
de aspecten kosten, jaarlijkse besparing en terugverdientijd
zijn scores toegekend, waaruit een aantal maatregelen voort-
vloeien. Dit zijn: isoleren van de gevel, isoleren van het dak,
plaatsen van een HR-combiketel, een individuele bemetering
en PV-cellen. De kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn eer-
der al in kaart gebracht. Vervolgens zijn de meetbare criteria
in een waarderingsoverzicht tegen elkaar afgezet.
Op basis van het waarderingsoverzicht is een vragenlijst op-
gesteld en is gebruik gemaakt van een schriftelijke enquête.
Tot de populatie horen huurders van Sité Woondiensten die
in het verleden een renovatievoorstel hebben ontvangen. De
verwachte respons van op 30% is bereikt. Over het algemeen
zijn de respondenten tevreden met het renovatievoorstel dat
aan hun is aangeboden. Ook zijn de afwijkingen betreffende
de wensen van het totaal aantal huurders en huurders die
hebben aangegeven eerder al over energiebesparende maat-
regelen te hebben nagedacht minimaal.
Op basis van het waarderingsoverzicht zijn per doelgroep
de belangrijkste maatregen ter verduurzaming en ter kwali-
teitsverbetering naar voren gekomen. Aan Sité is vervolgens
geadviseerd om met de onderstaande maatregelen voor de
samenstelling van toekomstige renovatiepakketten rekening
te houden:
Studenten & startersVerduurzaming: Plaatsen van PV-cellen, isoleren van het dak,
plaatsen van een HR-combiketel
Kwaliteitsverbetering: Vervangen van het sanitair, vervan-
gen van de keuken, vloerverwarming
Middelbare leeftijd met kinderenVerduurzaming: Aanbrengen van individuele bemetering,
isoleren van de gevel, plaatsen van een HR-combiketel
Kwaliteitsverbetering: Vervangen van het sanitair, vloerver-
warming, mogelijkheid bieden tot uitbreiding van de woning
Middelbare leeftijd zonder kinderenVerduurzaming: Plaatsen van een HR-combiketel, plaatsen
van PV-cellen, isoleren van het dak
Kwaliteitsverbetering: Vervangen van het sanitair, vloerver-
warming, mogelijkheid bieden tot uitbreiding van de woning,
aanbrengen van zonwering
SeniorenVerduurzaming: Plaatsen van een HR-combiketel, isoleren
van het dak, isoleren van de gevel
Kwaliteitsverbetering: Vervangen van het sanitair, vervan-
gen van de keuken, aanbrengen van zonwering
Bouwkundige maatregelen verduurzaming woning
Voor dit onderzoek is gevraagd om inzichtelijk
maken hoe huurders van Sité Woondiensten bij
een huurverhoging bouwkundige maatregelen
ter verduurzaming of ter kwaliteitsverbetering
van hun woning waarderen. De uitkomsten zijn
in de vorm van een waarderingsoverzicht in kaart
worden gebracht. Op basis daarvan kunnen in
toekomst renovatiepakketten aangepast kunnen
worden en zal de 70%-regeling eerder worden
gehaald. Als gevolg kan een verduurzaming
van het vastgoedportefeuille gerealiseerd
worden om aan de afspraken in het ‘Convenant
Energiebesparing Huursector’ te voldoen.
Sité Woondiensten, Doetinchem
Vastgoed & Makelaardij
• Kerstin Balkenborg
24 Afstudeerprojecten 2015 25
Wat is grondexploitatie? De grondexploitatie is de financiële vertaling van het grond-
beleid. Dit grondbeleid is het instrument van de gemeente
om richting te geven aan ruimtelijke ontwikkelingen. In de
grondexploitatie worden alle kosten en opbrengsten met be-
trekking tot een project in beeld gebracht en verantwoord. De
grondexploitatie is opgebouwd uit meerdere kostensoorten,
de kostensoort BWRM is hier een van.
De rol die de kostensoort BWRM heeft binnen grondexploi-
taties, is in eerste instantie dat de kostensoort BWRM een
aandeel van 22,6 procent heeft van de totale kosten van alle
grondexploitaties binnen de Gemeente Enschede en daarmee
de een na grootste kostensoort is. Ondanks dat het niet het
grootste aandeel heeft, is het aandeel nog te maken kosten
vergeleken met de andere kostensoorten wel het hoogst
(46,6%). Daaruit kan geconcludeerd worden dat een groot
deel van de kostensoort BWRM nog kan veranderen.
Oorzaken Om inzicht te krijgen naar wat mogelijke oorzaken kunnen
zijn voor veranderingen in de kostensoort BWRM, zijn een
aantal onderzoeken met betrekking tot grondexploitaties en
civiel technische werken geanalyseerd. Deze onderzoeken
zijn de Betuweroute, De Noord-Zuidlijn, Casus ‘Zuidbroek’
van de Gemeente Apeldoorn, het rapport ‘Grond voor exploi-
tatie’ van de Gemeente Rotterdam en het Van Heekplein. De
mogelijke oorzaken die uit deze onderzoeken naar voren zijn
gekomen zijn; ‘onduidelijk beeld financiële resultaat’, ‘wijzi-
gingen in programma’, ‘projectbeheersing en organisatie’ en
‘risico’s en risicomanagement’. Deze zijn vervolgens getoetst
in de Enschedese praktijk.
Uit deze toetsing blijkt dat de mogelijke oorzaken van ver-
anderingen voor een groot deel overeen komen met de En-
schedese praktijk. De oorzaken ‘onduidelijk beeld financieel
resultaat’ en ‘wijziging in programma’ komen zelfs meerdere
malen naar voren. De oorzaak ‘projectbeheersing en organi-
satie’ is een keer vergelijkbaar. Omdat in dit onderzoek niet
gekeken is naar de risicoanalyses bij grondexploitaties, is de
mogelijke oorzaak ‘risico en risicomanagement’ niet meege-
nomen in de toetsing aan de praktijk. Naast de oorzaken die
vergelijkbaar waren met mogelijke oorzaken, zijn er nog een
aantal oorzaken naar voren gekomen die gezorgd hebben
voor verandering van de kostensoort BWRM. Opvallend aan
de oorzaken is dat deze zich voordoen in de realisatiefase.
ConclusieDe conclusie die getrokken kan worden naar aanleiding van
dit onderzoek, is dat de oorzaken voor veranderingen in de
kostensoort BWRM voor een groot deel door de systematiek
van het werken van grof naar fijn worden veroorzaakt. Wan-
neer de grondexploitatie wordt vastgesteld is de speling met
betrekking tot de kostensoort BWRM nog te groot en zijn de
bedragen die in de grondexploitatie zijn opgenomen nog te
grof. Dit komt doordat budget wordt opgenomen in de grond-
exploitatie in een fase waarin nog te veel onduidelijkheid be-
staat over het definitieve ontwerp. Op die manier is het niet
verwonderlijk dat de kosten voor bouw- en woonrijp maken
kunnen veranderen, zowel positief als negatief. Dit kan voor-
komen worden wanneer meer duidelijkheid bestaat over wat
in een plangebied gaat gebeuren. Om meer transparantie en
grip op de kosten te krijgen, is het van belang om op een
meer exacte manier de kosten te benaderen.
Aanbeveling • Toelichtingen op kostensoorten verder uitwerken op
kostenpostniveau;
• Nader onderzoek doen naar de projectorganisatie
rondom particuliere grondexploitaties;
• Nader onderzoek doen naar de grondexploitatie ten
opzichte van de risicoanalyses.
Gemeentelijke grondexploitaties
De crisis heeft voor financiële problemen
gezorgd bij gemeenten, onder andere via de
gemeentelijke grondexploitaties. Een onderdeel
van de grondexploitaties, is de kostensoort
bouw- en woonrijp maken (BWRM). Deze
kostensoort heeft een groot aandeel in de
totale kosten van een grondexploitatie. Binnen
deze kostensoort bestaat een groot deel uit
‘nog te maken’ kosten. Dit zorgt ervoor dat
de kosten binnen de kostensoort BWRM nog
kunnen veranderen. Het gemeentelijk doel
is het zoveel mogelijk voorkomen van deze
veranderingen. Het doel van dit onderzoek is het
voorzien in een analyse naar de oorzaken van
veranderingen binnen de kostensoort BWRM,
zodat de gemeente haar grondexploitaties op
het gebied van uniformiteit en transparantie
kan verbeteren.
Gemeente Enschede, afdeling Planeconomie
Vastgoed & Makelaardij
• Kevin Hoekstra
26 Afstudeerprojecten 2015 27
Aanleiding onderzoek In 2011 maakte RICS bekend dat 35% van commercieel vast-
goed taxaties in Nederland meer dan 10% afwijkt van latere
verkoopwaarden (transacties). Volgens De Nederlandsche
Bank zou de taxateur bij het opstellen van het taxatierap-
port en bij zijn waardering professionele standaarden moeten
toepassen waarbij de uitgangspunten en methodieken trans-
parant worden uiteengezet om afwijkingen te voorkomen.
Vergelijkbare afwijkingen hebben zich ook voorgedaan bij
de waarderingen in de woningmarkt. Als reactie hierop heeft
het WEW, uitvoerder van de NHG, besloten alleen nog maar
taxatierapporten te accepteren die zijn uitgebracht door tus-
senkomst van erkende validatie instituten. Het validatie insti-
tuut valideert hierbij, aan de hand van validatiecriteria uit het
addendum wonen, de aspecten van de taxateur die woningen
taxeert en het door hem/haar opgestelde taxatierapport. TVI,
een erkend validatie instituut, ziet het valideren van commer-
cieel vastgoed taxaties als een logische volgende stap.
Hierbij staat de volgende hoofdvraag centraal:Voor welke aspecten van de taxateur commercieel vastgoed
en het taxatierapport commercieel vastgoed kunnen, mede
aan de hand van het addendum wonen, validatiecriteria wor-
den opgesteld dan wel worden aangepast om te komen tot
een addendum commercieel vastgoed?
TheorieOm inzicht te krijgen in het valideren van commercieel vast-
goed taxaties is literatuuronderzoek verricht. Het addendum
wonen en de registratielijst welke gebruikt worden door het
validatie instituut bij het valideren van woningtaxaties zijn
hierbij onderzocht. Het addendum wonen schrijft voor dat
het taxatierapport financiering woonruimte gevalideerd moet
worden op een logische invulling. De registratielijst maakt
hierbij een vertaalslag door validatiecriteria op te stellen ten
behoeve van een logische invulling. Het addendum wonen en
de van belang zijnde validatiecriteria uit de registratielijst zijn
vervolgens vergeleken met de taxateur die woningen taxeert
en het door hem/haar opgestelde taxatierapport financiering
woonruimte. Door deze vergelijking is inzichtelijk geworden
welke aspecten van de taxateur wonen en het taxatierapport
financiering woonruimte gevalideerd worden en op welke ma-
nier dat gebeurt.
Om een vergelijkbaar addendum op te stellen ten behoeve
van het valideren van commercieel vastgoed taxaties is het
taxatierapport financiering woonruimte vergeleken met het
taxatierapport commercieel vastgoed. Hierbij is het taxatie-
rapport commercieel vastgoed gebruikt van het Taxatie Ma-
nagement Instituut. Vervolgens is de taxateur die woningen
taxeert vergeleken met de taxateur die commercieel vastgoed
taxeert. Uit deze vergelijking blijken er overeenkomsten te
zijn tussen de bevoegde taxateurs en de taxatierapporten.
Vervolgens zijn de validatiecriteria, bij overeenkomsten tus-
sen de bevoegde taxateurs en
de taxatierapporten, overgenomen uit het addendum wonen.
Niet gevalideerde aspecten De aspecten van commercieel vastgoed die niet gevalideerd
kunnen worden, aan de hand van de validatiecriteria uit het
addendum wonen, zijn apart in een tabel vermeld. Dit zijn as-
pecten die wel behandeld worden in het taxatierapport com-
mercieel vastgoed maar niet in het taxatierapport financiering
woonruimte. Bij deze aspecten zal een andere invulling gege-
ven moeten worden om deze te kunnen valideren.
PraktijkUit de confrontatie tussen de theorie en praktijk blijkt dat het
addendum commercieel vastgoed grotendeels voldoet aan
de eisen van de geïnterviewde deskundigen en op een aantal
punten aangevuld kan worden. De meerderheid van de geïn-
terviewde deskundigen geeft aan dat alle aspecten betreffen-
de de taxateur commercieel vastgoed en het taxatierapport
commercieel vastgoed gevalideerd kunnen worden.
Vernieuwend en actueel Het addendum commercieel vastgoed leidt er toe dat de op-
drachtgever van dit onderzoek taxaties commercieel vast-
goed kan valideren. Voor de markt betekent dit dat taxaties
commercieel vastgoed betrouwbaarder kunnen worden. De
opdrachtgever kan zijn doelstelling behalen door het opge-
stelde addendum commercieel vastgoed te gebruiken bij het
valideren van commercieel vastgoed taxaties.
Uit de respons van de verschillende deskundigen die geïnter-
viewd zijn, bleek al dat het onderzoek op belangstelling kan
rekenen. Het onderzoek is vernieuwend en actueel. Met dit
onderzoek is inzicht gegeven in de validatiecriteria die van
toepassing kunnen zijn bij het valideren van de taxateur com-
mercieel vastgoed en het door hem/haar opgestelde taxa-
tierapport. De validatiebranche heeft door dit onderzoek de
mogelijkheid een volgende stap te zetten om de betrouwbaar-
heid van commercieel vastgoed taxaties te verhogen.
Opstellen addendum commercieel vastgoed
Volgens De Nederlandsche Bank zou de taxateur
bij het opstellen van het taxatierapport en bij
zijn waardering professionele standaarden
moeten toepassen waarbij de uitgangspunten en
methodieken transparant worden uiteengezet
om afwijkingen bij taxaties te voorkomen.
TVI, een erkend validatie instituut, ziet het
valideren van commercieel vastgoed taxaties
als een logische oplossing. Het probleem is
echter dat een addendum, met omschreven
validatiecriteria, waarop het validatie instituut
de taxateur die commercieel vastgoed taxeert
en het door hem/haar opgestelde taxatierapport
kan valideren, nog niet bestaat. Ten behoeve
van dit probleem is onderzoek gedaan naar
het opstellen van een addendum commercieel
vastgoed met validatiecriteria waarop de
taxateur die commercieel vastgoed taxeert en
het door hem/haar opgestelde taxatierapport
gevalideerd kan worden.
TVI Taxatie Validatie Instituut, Enschede
Vastgoed & Makelaardij
• Martin Steffens
28 Afstudeerprojecten 2015 29
Duurzaamheid kantoorgebouwen Duurzaamheid is de afgelopen jaren een belangrijk en veel-
besproken onderwerp in Nederland. Het milieu heeft te lijden
heeft onder het gebruik van fossiele brandstoffen Fossiele
brandstoffen worden schaarser en zullen op lange termijn
op raken. Vrijwel alle actoren op de vastgoedmarkt hebben
duurzaamheid opgenomen in strategieën en doelstellingen.
Uit onderzoek blijkt dat bij 90% van de vastgoedbeleggers
duurzaamheid een belangrijk beleggingscriteria is.
Het wordt voor huurders van kantoorgebouwen steeds be-
langrijker om in een duurzaam kantoorgebouw gehuisvest te
zijn. Voor een vastgoedbelegger is het vaak moeilijk om te
bepalen hoe hij het verduurzamen van zijn kantoorgebouwen
financieel haalbaar kan maken.
Om antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag zijn drie
aspecten onderzocht en toegelicht:
1. Relevante kenmerken van kantoorgebouwen bij
verduurzaming
2. Mogelijke maatregelen om kantoorgebouwen te
verduurzamen
3. Financiële haalbaarheid voor vastgoedbeleggers
De theorie welke voort kwam uit het onderzoek naar deze
aspecten is vervolgens verwerkt in een beslismodel. Dit mo-
del is opgezet met behulp van RETScree. Dit is een rekenpro-
gramma waarmee de financiële haalbaarheid van energiebe-
sparingsmaatregelen kan worden berekend.
Belangrijkste bevindingen 1. Isolatiemaatregelen zijn meestal niet financieel haalbaar
als deze dit niet op een natuurlijk vervangingsmoment
worden toegepast. Alleen het vervangen van ramen met
een hogere isolatiewaarde heeft een terugverdientijd van
minder dan 9 jaar.
2. Een Vr-ketel vervangen voor een Hr-ketel is vrij-
wel altijd financieel haalbaar. Dit is echter in de
meeste kantoorgebouwen al toegepast.
3. Een warmtepomp kan meestal niet financieel haalbaar
worden toegepast als dit niet op een natuurlijk vervan-
gingsmoment gebeurt. Dit is echter alleen haalbaar als
het gebouw al goed geïsoleerd is.
4. Een koudeopslag voor koeling kan meestal niet fi-
nancieel haalbaar worden toegepast als dit niet
op een natuurlijk vervangingsmoment gebeurt. Dit is ech-
ter alleen haalbaar als het gebouw al goed geïsoleerd is.
5. Warmteterugwinning uit ventilatielucht is een maatregel
welke gedurende de levensduur van een gebouw meestal
financieel haalbaar is. Met een terugverdientijd van min-
der dan 7 jaar is dit voor veel beleggers een interessante
maatregel. Het is echter wel afhankelijk van de bestaande
ventilatiesysteem of deze maatregel kan worden toege-
past.
6. Het vervangen van verlichting is voor de mees-
te kantoorgebouwen alleen financieel haalbaar als
minimaal 20 Watt per vierkante meter verlichting is ge-
installeerd.
Uit de antwoorden van de geïnterviewde personen blijkt dat
maar weinig met een winstoogmerk naar energiebesparing
wordt gekeken. De belangrijkste reden voor een vastgoed-
belegger om te investeren in energiebesparing is het waar-
borgen van de continuïteit van de huurstromen en daarmee
uiteindelijk een stabiel rendement realiseren binnen de voor-
genomen beleggingshorizon.
Ouderdom speelt volgens de geïnterviewde personen wel een
belangrijke rol in de gebouwstructuur en de gebruikte mate-
rialen, maar uiteindelijk bepaalt de gebouwstructuur of een
gebouw wel of niet eenvoudig te verduurzamen is.
De zogenaamde ‘split-incentive’ is volgens de geïnterviewde
personen wel een drempel, maar geen onoverkomelijke drem-
pel. Door te verduurzamen bij een nieuw of vernieuwing van
het huurcontract worden investeringen terugverdiend door
een hogere huur of een langer huurcontract.
Voor de geïnterviewde beleggers is het aan te bevelen om bij
het onderzoeken van energiebesparende maatregelen goed
onderzoek te doen naar het rendement van een maatregel.
De uitdaging ligt hier vaak in het opzetten van een constructie
waardoor de belegger kan profiteren van de energiebespa-
ring.
Energiebesparende maatregelenOm energiebesparing vanuit de overheid te stimuleren zal
concretere wetgeving moeten worden opgesteld. De wetge-
ving in de wet milieubeheer verplicht inrichtingen, waaronder
kantoorgebouwen om energiebesparende maatregelen met
een terugverdientijd korter dan 5 jaar of met een positieve
netto contante waarde bij een interne rentevoet van 15% te
nemen. Deze regelgeving geldt niet voor inrichtingen met een
relatief klein energieverbruik. De huidige wetgeving is niet
streng genoeg en wordt niet goed genoeg gehandhaafd om
effectief te werken. Het activiteitenbesluit van de wet milieu-
beheer is weinig bekend en wordt niet actief gehanteerd. Een
positieve lijst met maatregelen zou een voor beleggers een-
voudige en concrete basis zijn om energie te besparen.
Drijfveren energiebesparende maatregelen
Ik heb een onderzoek gedaan naar de
drijfveren van vastgoedbeleggers bij het
nemen van energiebesparende maat-
regelen in kantoorgebouwen. Eerst heb ik
literatuuronderzoek gedaan naar kantoor-
gebouwen, verduurzaming en de financiële
haalbaarheid van verduurzaming voor
een vastgoedbelegger. Vervolgens heb ik
door middel van interviews in de praktijk
getoetst wat de drijfveren en handelswijze
van vastgoedbeleggers is als het gaat om het
nemen van energiebesparende maatregelen.
De hoofdvraag van dit onderzoek was: “Hoe
kan de financiële haalbaarheid van het
verduurzamen van een kantoorgebouw door
een vastgoedbelegger worden bepaald in een
beslismodel?”
Ingenieursbureau ter Horst, Enschede
Vastgoed & Makelaardij
• Pieter-Jan van Dijk
30 Afstudeerprojecten 2015 31
Aanleiding & probleemstelling Op dit moment heerst er veel structurele leegstand op de kan-
torenmarkt. De oplossingen voor structureel leegstaande kan-
toren zijn heel divers. PIT (Platform Initiatieven Tijdelijkheid)
heeft aan het lectoraat gebiedsontwikkeling en recht ge-
vraagd mee te denken in nieuwe oplossingen voor structureel
leegstaande kantoren, nabij kernsteden gelegen. Hiervoor zal
een methode moeten worden ontwikkeld, waaraan structureel
leegstaande kantoorpanden kunnen worden getoetst. De on-
derzoeker voert het onderzoek namens het lectoraat gebieds-
ontwikkeling en recht uit, ten behoeve van de opdrachtgever
PIT. De probleemstelling van het onderzoek luidt: Met welke
methode kunnen de locationele-, juridische- en financiële suc-
cesfactoren, om te komen tot een transformatie, voor structu-
reel leegstaande kantoren, nabij kernsteden gelegen, worden
beoordeeld?
FunctiesDit onderzoek is gericht op de meest voorkomende functies
waar structureel leegstaande kantoren naar worden getrans-
formeerd. In dit onderzoek wordt met een functie bedoeld:
“een gebruiksfunctie of gebouwfunctie die aan een gebouw of
ruimte wordt toegekend”. De meeste voorkomende functies
zijn: zorg, studentenhuisvesting, wonen en hotel.
SuccesfactorenIn dit onderzoek wordt met een succesfactor bedoeld: “een
factor die het succes op een transformatie vergroot”. Uit de
theorie komen een viertal (kritische) succesfactoren naar vo-
ren te weten: de locationele-, bouwkundige/bouwtechnische-,
juridische- en financiële succesfactoren.
Succesfactoren per functieDe locationele succesfactoren verschillen per functie. De ken-
merken van de bouwkundige/bouwtechnische succesfacto-
ren zijn in dit onderzoek leidend voor alle functies. Voor de
functies studentenhuisvesting en hotel waren niet alle bouw-
kundige/bouwtechnische succesfactoren belangrijk voor het
succes van een transformatie. Voor de functie studentenhuis-
vesting is aantrekkelijke architectuur niet een belangrijk voor
het succes van een transformatie en voor de functie hotel hoe-
ven de ramen in de gevels niet open te kunnen. Bij de functie
stadslandbouw zijn er geen resultaten beschikbaar uit de the-
orie. Dit komt voornamelijk omdat stadslandbouw een nieuwe
functie betreft. De kenmerken van de juridische succesfacto-
ren zijn in dit onderzoek leidend voor alle functies. Wanneer
aan één van de juridische succesfactoren niet wordt voldaan
vindt een transformatieproject geen doorgang. De kenmerken
van de financiële succesfactoren zijn in dit onderzoek leidend
voor alle functies. Wanneer aan één van de financiële succes-
factoren niet wordt voldaan vindt een transformatieproject
geen doorgang.
Meetbare criteriaDe locationele-, bouwkundige/bouwtechnische-, juridische-
en financiële kenmerken en (succes)factoren zijn zo ver mo-
gelijk vertaald naar meetbare criteria. De locationele meetbare
criteria zijn tot stand gekomen door de locationele kenmer-
ken en (succes)factoren per functie te vertalen. De bouwkun-
dige/bouwtechnische meetbare criteria zijn tot stand geko-
men door de bouwkundige /bouwtechnische kenmerken en
(succes)factoren te vertalen. Voor de juridische- en financiële
kenmerken en (succes)factoren was dit niet mogelijk. Deze
kenmerken en (succes)factoren zijn vertaald naar juridische-
en financiële gevolgen. Dit houdt in dat wanneer aan één van
de juridische of financiële criteria niet kan worden voldaan
een project geen doorgang vindt.
De methodeDoor het doorlopen van de vier stappen worden de (succes)
factoren om te komen tot een transformatie per functie in-
zichtelijk gemaakt.
Stap 1: In deze stap wordt aan de hand van locationele
meetbare criteria een geschikte functie voor een
structureel leegstaand kantoor vastgesteld. De
meeste functies hebben naast een specifieke ligging
aanvullende vereisten.
Stap 2: In deze stap wordt aan de hand van de gekozen
functie de bouwkundige/bouwtechnische meet-
bare criteria vastgesteld waaraan het kantoor moet
voldoen.
Stap 3: In deze stap wordt aan de hand van de juridische
meetbare criteria vastgesteld welke (succes)factoren
belangrijk zijn om te komen tot een transformatie
van een structureel leegstaand kantoor. De juri-
dische meetbare criteria en de te doorlopen stap-
pen zijn voor elke functie gelijk. Wanneer aan één
meetbaar criterium niet wordt voldaan is het project
geen succes
Stap 4: In deze stap wordt aan de hand van de financiële
meetbare criteria vastgesteld welke (succes)facto-
ren belangrijk zijn om te komen tot een transfor-
matie van een structureel leegstaand kantoor.
De financiële meetbare criteria en de te doorlopen
stappen zijn voor elke functie gelijk. Wanneer aan
één meetbaar criterium niet wordt voldaan is het
project geen succes.Methode structurele leegstand op de kanto-renmarktDit onderzoek richt zich op structureel
leegstaande kantoren die drie jaar of langer
leegstaan en geen perspectief hebben op
verhuur op korte termijn. De oorzaak van deze
leegstand komt door een missmatch tussen
vraag en aanbod. Het aanbod kantoorruimte
op de kantorenmarkt wordt onderverdeeld in
kansrijk-, kanshebbend- en kansarm aanbod.
Het totale aanbod op de kantorenmarkt
bestaat uit ruim 8,3 miljoen vierkante meter
kantoorruimte. Ruim 35% is van dit aanbod is
kansarm. Dit betekent dat ruim 2,3 miljoen
vierkante meter kantoorruimte structureel
leegstaat. De leegstand is ontstaan door een
missmatch tussen vraag en aanbod. Voor deze
kantoorruimte zal een andere exploitatievorm
of bestemming moeten worden gevonden. Voor
sommige kantoren nabij kersteden gelegen
biedt transformatie uitkomst. In dit onderzoek
wordt met transformeren bedoeld het wijzigen
van de oorspronkelijke functie van een kantoor.
Lectoraat gebiedsontwikkeling en recht, Enschede
Vastgoed & Makelaardij
• Romano van Koot
32 Afstudeerprojecten 2015 33
Hoog leegstandspercentage Na 2008, toen de economische crisis intrad in Nederland, is
de kantorenmarkt sterk veranderd. Begin 2015 staat ca. 16%
van het kantorenaanbod leeg. Redenen voor het hoge leeg-
standspercentage zijn de economische crisis, de optimalisatie
van kantoorruimte door grote kantoorgebruikers, bezuinigin-
gen van de overheid en demografische-, technische en maat-
schappelijke ontwikkelingen.
De laatste jaren zijn vooral flexibiliteit, kantoorbeleving en
het huren van kleinere metrages steeds belangrijker wor-
dende factoren onder kantoorgebruikers. Door deze ontwik-
kelingen zijn de laatste jaren verschillende kantoorconcepten
ontwikkeld. Denk bij een kantoorconcept aan flexibele werk-
plekken in de centrale ruimte of kantoorkamers vanaf 20 m2
op een goed bereikbare locatie tegen een acceptabele prijs
en inclusief aanvullende services als internet, lunch en tele-
foonbeantwoording. Kantoormedewerkers (zowel ZZP’ers als
werknemers van multinationals) zijn namelijk steeds vaker
voornemens om plaats- en tijdsonafhankelijk te werken.
Traditionele verhuurwijze Door de toenemende flexibiliteit en veranderende inzichten
onder kantoorgebruikers, veranderen ook de verhuurmo-
gelijkheden van kantoorruimte. De meest traditionele wijze
voor het verhuren van kantoorruimte loopt via een (bedrijfs)
makelaar. De bemiddeling bij kleine metrages is voor tradi-
tionele makelaars niet rendabel. Door de toenemende vraag
naar kleine metrages, hoge flexibiliteit en kantoorbeleving
zijn er nieuwe mogelijkheden ontstaan om kantoorruimte te
verhuren via internet. Dit sluit aan bij de groeiende flexibiliteit
onder huurders en kantoormedewerkers.
Online verhuren Uit de literatuur is gebleken dat de volgende zaken van es-
sentieel belang zijn voor het verhuren van kantoorruimte via
internet: online vindbaarheid, identiteit en betrouwbaarheid
van de organisatie, het gebruik van Social Media, Big Data
en gebruiksvriendelijkheid. Deze aspecten dragen bij aan een
hoger conversieratio. Dit is het aantal bezoekers dat de ge-
wenste actie op de website onderneemt.
Conclusies en aanbevelingen De belangrijkste aspecten uit het literatuur onderzoek zijn ge-
toetst aan de praktijk door middels van half gestructureerde
interviews bij deskundigen en vragenlijsten aan huurkandida-
ten. Hieruit zijn de volgende conclusies/verbeterpunten voor
SKEPP online naar voren gekomen om de verhuur van kantoor-
ruimte via internet te optimaliseren.
• Continue werken aan SEO optimalisatie
• Logische websitestructuur hanteren
• Upgrade naar Responsive webdesign
• Betrouwbaarheid van de website verhogen
• Professioneel Social Media Plan opstellen
• Implementeren van Review- & Ratingsysteem op website
• Testen met kleurenmarketing
• Schaarste en urgentie creëren in het kantorenaanbod
• Het doorvoeren van verbeterpunten
Door het doorvoeren van de gestelde verbeterpunten zal
de verhuur van kantoorruimte via internet geoptimali-
seerd worden.
• Onderzoek naar Big Data
Big Data biedt voldoende perspectief voor de vastgoed-
markt. Echter is dit een relatief nieuw begrip, waardoor
het aan te raden is hier eerst grondig onderzoek naar te
doen op welke wijze het gebruik van Big Data rendabel
kan zijn voor SKEPP online.
Verhuur kantoorruimte via internet
In opdracht van SKEPP online is onderzoek
gedaan naar de optimalisatie van de verhuur
van kantoorruimte via internet. SKEPP online
is een online kantorenbemiddelaar en beschikt
over een online platform waarop landelijk
kantorenaanbod staat gepresenteerd. SKEPP
online wil het gebruik van internet dan ook
optimaal benutten bij haar core business; de
verhuur van kantoorruimte. Echter heeft SKEPP
online niet inzichtelijk op welke wijze dit het
beste kan. Middels concrete verbeterpunten
zijn aanbevelingen gedaan voor SKEPP online
met als doel om de verhuur van kantoorruimte
via internet te optimaliseren.
De volgende probleemstelling is hierbij
geformuleerd: Op welke wijze kan de verhuur
van kantoorruimte via internet geoptimaliseerd
worden?
SKEPP online, Albergen
Vastgoed & Makelaardij
• Thijs van Eerden
34 Afstudeerprojecten 2015 35
In dit onderzoek is antwoord gegeven op de onderzoeks-
vraag: “In hoeverre kan een stappenplan ontwikkeld worden
waarmee de juridische haalbaarheid van het ontwikkelen van
recreatiewoningen in beeld wordt gebracht?” Het onderzoeks-
doel voor dit afstudeeronderzoek was dan ook: “Het ontwik-
kelen van een stappenplan van de juridische haalbaarheid
voor het ontwikkelen van recreatiewoningen”.
Verschillende fases Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden is eerst be-
schreven hoe de vastgoedmarkt in elkaar zit, in welk segment
de recreatiewoning zich bevindt, hoe het vastgoedontwikke-
lingsproces werkt en hoe dit in verbinding staat met recre-
atiewoningen. Het vastgoedontwikkelingsproces heeft ver-
schillende soorten benamingen van fases, in dit onderzoek
is gebruik gemaakt van de fase indeling van de NEPROM. Be-
staande uit de initiatieffase-, ontwikkelingsfase, realisatiefase
en exploitatie-/ beheerfase. In deze fases dienen op meerdere
momenten een ‘GO’/’NO GO’ beslissingen genomen te wor-
den.
Van belang was om te onderzoeken wat juridische haalbaar-
heid van het ontwikkelen van recreatiewoningen is. Het vast-
goedontwikkelingsproces kent meerdere uiteenlopende juri-
dische aspecten. Zowel publiek- als privaatrechtelijk. Het is
van belang om te weten of de voorgenomen vastgoed ontwik-
keling niet in strijd is met wettelijke bepalingen en regelge-
ving. Deze aspecten staan opgenomen in wet- en regelgeving
en overeenkomsten. Deze zijn onderling vaak verschillend,
afhankelijk van de grootte en het soort vastgoedontwikkeling
en welke partijen betrokken zijn.
Op basis van de fase indeling van de NEPROM is een theore-
tisch stappenplan opgezet bestaande uit vier fases, die afzon-
derlijk weer zijn opgesplitst in bijbehorende momenten in de
tijd. Zo is in een vereenvoudigd model weergegeven wat na el-
kaar en op welk moment dient te gebeuren. Vervolgens is het
op basis van bestaande literatuur geformuleerde stappenplan
in de praktijk getoetst op juistheid en volledigheid door deze
voor te leggen aan meerdere vastgoedprofessionals. Dit door
middel van het afnemen van half gestructureerde interviews
aan de hand van een opgestelde topiclijst. De vastgoedex-
perts zijn geselecteerd op hun betrokkenheid in verschillende
invalshoeken van het vastgoedontwikkelingsproces.
Werkbaar plan Gebaseerd op de uitkomst van de gehouden interviews mag
geconcludeerd worden dat het opgestelde theoretische stap-
penplan met betrekking tot de juridische aspecten voor de
ontwikkeling van recreatiewoningen op hoofdlijnen juist is
opgesteld. Tevens is duidelijk geworden dat kleine nuance
verschillen met betrekking tot theorie en praktijk aanwezig
zijn. Een voorbeeld daarvan is het moment van de grondaan-
koop. Dit moment wordt in de huidige financiële marktsitu-
atie zo lang mogelijk uitgesteld tot zekerheid is van verkocht
krijgen van het ontwikkelde project. Juridisch wordt dit geco-
verd door het aangaan van de intentieovereenkomst.
De volgende aanbevelingen kunnen gedaan worden:
• Dit rapport verspreiden onder projectontwikkelaars waar-
van geweten is dat die actief zijn met het ontwikkelen van
recreatiewoningen;
• Een afvinklijst toevoegen aan het stappenplan. Op deze
wijze kunnen eventuele tekortkomingen van benodigde
juridische aspecten ondervangen worden;
• Onderzoek doen naar de financiële parameters die ge-
bruikt worden in het vastgoed ontwikkelingsproces, en
die vervolgens mee verwerken in het opgestelde stappen-
plan.
• Dit stappenplan ook laten toetsen voor andere deelmark-
ten zoals (her)ontwikkelen van retailunits, nieuwe woon-
vormen toegespitst op de veranderende demografische
samenstelling van de bevolking (vergrijzing, één/ouder-
gezinnen);
Door vanuit verschillende invalshoeken het stappenplan te
toetsen, is toegewerkt naar een volledig en werkbaar stap-
penplan voor de juridische aspecten binnen het vastgoedont-
wikkelingsproces voor recreatiewoningen.
Juridische haalbaarheid ontwikkeling
recratiewoningen
De al weer ruim zeven jaar durende
economische crisis heeft zijn uitwerkingen
gehad in veranderingen op de vastgoedmarkt
en de ruimtelijke ordening in Nederland. Uit
voorgaand onderzoek is onder andere gebleken
dat de woningvoorraad van recreatiewoningen
beduidend is toegenomen en dat voor de
ontwikkeling van recreatiewoningen geen
vastomlijnd juridisch stappenplan bestaat. Hier
is dan ook het idee ontstaan voor het onderwerp
van dit afstudeeronderzoek.
Nikkels Bouwbedrijf BV, Twello
Vastgoed & Makelaardij
• Wieneke Steunenberg
36 Afstudeerprojecten 2015 37
Over het bedrijf Stichting IJssellandschap in Deventer is een stichting die 3600
hectare grond in de omgeving Salland in bezit heeft. Op deze
gronden staan uiteraard ook boerderijen die te maken hebben
of te maken krijgen met leegstand. Het doel van dit onder-
zoek is dan ook: Het maken van een Quick Scan die verschil-
lende herbestemmingsmogelijkheden kan toetsten aan leeg-
staand agrarisch vastgoed aan de hand van zijn bouwkundige
en ruimtelijke kenmerken.
Drie onderdelen Het onderzoek is verdeeld in drie onderdelen. In het eerste
onderdeel, het theoretisch onderzoek, wordt onderzocht
wat agrarisch vastgoed is en welke vormen het meest voor-
komen. Vervolgens wordt onderzocht welke herbestemmin-
gen geschikt zijn voor agrarisch vastgoed. Het theoretisch
onderzoek wordt afgesloten met een Quick Scan waarbij het
agrarisch vastgoed getoetst kan worden aan de herbestem-
mingen. Het tweede deel van het onderzoek betreft het prak-
tijkgedeelte, waarbij de gemaakte Quick Scan wordt getoetst
in de praktijk.
Te beginnen bij het eerste onderdeel van het theoretisch on-
derzoek. Gebleken is dat er een grijs gebied bestaat in de
leegstand van agrarisch vastgoed. Tussen het moment dat
de activiteiten op een agrarisch bedrijf gestopt zijn en dat
het agrarisch vastgoed daadwerkelijk leeg staat zit vaak een
lange periode. Het agrarisch vastgoed zelf bestaat uit drie
hoofdcategorieën. Dit zijn achtereenvolgend; hoofdgebou-
wen, bedrijfsgebouwen en bijgebouwen.
Het hoofdgebouw is het oorspronkelijke gebouw van een boe-
renbedrijf. Vroeger bevond zich in dit gebouw het bedrijfs-
gedeelte en de woning. De bedrijfsgebouwen die het meest
met leegstand te maken hebben zijn de jaren ’70 serie bouw
stallen. Deze stallen kenmerken zich doordat ze esthetisch
minder zijn dan de hoofdgebouwen en over ongunstige ei-
genschappen beschikken om te herbestemmen. Als laatste
categorie agrarisch vastgoed zijn er de bijgebouwen. De be-
handelde bijgebouwen zijn: hooiberg, (kap)schuur, kippen-
hok en bakhuis.
Naast het agrarisch vastgoed zelf, is de manier waarop deze
gebouwen gesitueerd zijn ten opzichte van elkaar van belang.
Om die reden wordt de erfstructuur behandeld. Erven hebben
zich in de loop der jaren ontwikkeld en zijn net als het agra-
risch vastgoed meegegroeid met het boerenbedrijf. Met de
toevoeging van de erfstructuur kan in kaart worden gebracht
wat nu precies leegstaand agrarisch vastgoed is. Op basis
van alle bovenstaande informatie is de volgende definitie
ontstaan: het complex van hoofdgebouw, bedrijfsgebouwen
en bijgebouwen waarvan in ieder geval de bedrijfsgebouwen
geen functie meer hebben of op korte termijn gaat verliezen,
gelegen op een erf welke is ingericht volgens een bepaalde
systematiek die kenmerkend is voor een boerderij.
Vervolgens worden de herbestemmingen in kaart gebracht.
Er zijn drie categorieën herbestemmingen: agrotoerisme,
zorg en wonen. Voor al deze herbestemmingen zijn eisen
opgesteld die rechtstreeks getoetst kunnen worden aan de
kenmerken van het agrarisch vastgoed. De bouwkundige ei-
sen bestaan weer uit de vijf onderdelen, namelijk: indeling,
hoogte, oppervlakte, constructie en uitstraling. Vervolgens
zijn eisen gesteld aan de erfstructuur.
Om de gestelde eisen van de herbestemmingen te kunnen
toetsen aan het agrarisch vastgoed is een model ontwikkeld
waar deze twee samen komen; de Quick Scan. Voor iedere
herbestemming worden de betreffende eisen in de Quick scan
gezet. De beoordeling van de eisen vindt plaatst aan de hand
van een Likertschaal. Hierbij moet een beoordeling van 1 t/m
5 per onderdeel gegeven worden, waarbij 1 zeer ongeschikt
is en 5 zeer geschikt.
Tot slot wordt in het praktijkgedeelte van het onderzoek de
werking van de Quik Scan getest. Hiervoor zijn zes erven ge-
selecteerd. De uitkomsten van al deze Quick Scan modellen
vormen de eindconclusie van het onderzoek. De Quick Scan
is een goede manier gebleken om voor een breed herbestem-
mingsprobleem van specifiek vastgoed met vele mogelijkhe-
den een zo objectief mogelijk begin te zijn voor het realiseren
van een passende herbestemming. De discussie na afloop is
het belangrijkste onderdeel. Deze discussie is door de Quick
Scan echter wel gebaseerd op feiten die voor een herbestem-
ming belangrijk zijn, zodat het vervolg een genuanceerde
basis heeft.
Leegstand op het platteland
Leegstand op het platteland is een steeds
vaker voorkomend probleem. Doordat een
grote diversiteit bestaat in soorten agrarisch
vastgoed, zal dit probleem niet aan één
oplossing genoeg hebben. Op dit moment is
voor een dergelijk probleem geen methode
beschikbaar waarbij in één oogopslag naar
aanleiding van de belangrijkste kenmerken
van agrarisch vastgoed verschillende passende
herbestemmingen inzichtelijk worden. Een
methode in de vorm van een Quick Scan zou een
oplossing kunnen bieden voor dit probleem.
Stichting IJssellandschap beheert en bezit op
dit moment 3600 hectare grond in Salland. Ook
de stichting kent leegstandsproblemen. Deze
stichting is dan ook op zoek naar een passend
toekomstscenario voor zijn leegstaand of
leegkomend agrarisch vastgoed en is eveneens
niet in het bezit van een dergelijke Quick Scan.
Stichting IJssellandschap, Deventer
Vastgoed & Makelaardij
• Wout Leerink
38 Afstudeerprojecten 2015 39