Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

56
PROVINCIAAL INTEGRATIECENTRUM LIMBURG Jaarboek 2011 MIGRATIE EN INTEGRATIE IN LIMBURG Meer dan één op zes Limburgers is van vreemde herkomst Het Limburgse onderwijs: voor iedereen gelijk? Economische crisis treft allochtonen hard Samen feest vieren!

description

Het Provinciaal Integratiecentrum publiceerde haar jaarboek migratie en integratie in Limburg. Je vindt er de belangrijkste cijfers, feiten en tendensen in terug met betrekking tot integratie en migratie. Blikvangers zijn: * Meer dan één op zes Limburgers is van vreemde herkomst * Het Limburgse onderwijs: voor iedereen gelijk? * Economische crisis treft allochtonen hard * Samen feest vieren!

Transcript of Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

Page 1: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

PROVINCIAAL INTEGRATIECENTRUM LIMBURG

Jaarboek 2011MIGRATIE EN INTEGRATIE IN LIMBURG

• Meer dan één op zes Limburgers is van vreemde herkomst

• Het Limburgse onderwijs: voor iedereen gelijk?

• Economische crisis treft allochtonen hard

• Samen feest vieren!

Page 2: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

4 1. Multiculturele steekkaart van Limburg

4 Negentig jaar Limburgse

migratiegeschiedenis

• Integratiesector volop in beweging

• Nieuwbouwmoskeeën in Limburg

8 Personen van vreemde herkomst

in Limburg

• Iedereen migrant!

13 Vluchtelingen en asielzoekers

• Mind-Spring doorbreekt eenzaamheid, geeft

rust en leert vooruit kijken

• Vreemdeling, vluchteling, illegaal… Kind!

• Mooi en moeilijk gaan altijd samen

19 Recente migratie

• Wie kan naar België reizen? Wie mag in

België wonen en werken?

21 Huwelijksmigratie

• Gezinshereniging wordt strenger

• Verloopt de gezinsvorming anders bij Turkse

en Marokkaanse jongeren?

• Limburgse projecten rond huwelijksmigratie

25 Arbeidsmigratie

27 Mensen zonder wettig verblijf

• “Na mijn regularisatie durf ik weer werken

aan mijn toekomst!”

30 Woonwagenbewoners

• Finland licht succesfactoren van Roma

integratiebeleid toe

33 2. Onderwijs

33 Segregatie in het Limburgs onderwijs

• Spelen met taal op school

• Taal en kansen

• Het provinciaal Educatief Centrum vanaf

nu ook online te bezoeken

40 3. Werken

• Aantal niet-Belgische zelfstandigen

groeit sterk

44 4. Samenleven

44 Samenleven in diversiteit

46 Het multireligieuze Limburg

• Open Gebedshuizendag

• Samen feest vieren

49 Communiceren doe je met mensen,

niet met ‘culturen’

• Een job in uniform? Ook voor jou!

• Elke Limburger heeft recht op waardig

ouder worden

52 Nederlands leren

• 40 vrijwilligers helpen 262 anderstaligen

met Nederlands

53 Inburgering

• Samen inburgeren in Limburg

54 Discriminatie en racisme

• Hoe omgaan met diversiteit?

InhoudColofon

Tekst, eindredactie en coördinatie

Bart Daemen, Raf Van Hoof en Marina Quintens

Een uitgave van

Provinciaal Integratiecentrum

Iessa Kalaai, afdelingshoofd

Universiteitslaan 3

B-3500 Hasselt

Verantwoordelijke uitgever

Tom Van Thienen,

bestuursdirecteur Directie Mens

provincie Limburg

Vormgeving

Vaes Grafische Producties BVBA

Fotografie

Dany Bierset, Hugo Broos, Erwin Marcisz, Willy

Meeus, Ali Salehi Mogadam, Marina Quintens,

Rajendra Rasaily, Johan Reynders, Robin

Reynders, Abdul-Wahit Duman, Ivan Stas

Drukwerk

Drukkerij Paesen

Oplage

850 exemplaren

Wettelijk depotnumer

D/2012/5857/05

De deputatie van

de provincieraad van Limburg

Herman Reynders, gouverneur-voorzitter

Marc Vandeput, Walter Cremers, Gilbert Van

Baelen, Frank Smeets, Jean-Paul Peuskens,

Mieke Ramaekers, gedeputeerden,

en Renata Camps, provinciegriffier

Page 3: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

Limburg is een diverse en kleurrijke provincie. Ook dit jaar zet het

Jaarboek Migratie en Integratie weer de voornaamste feiten en cijfers

over migratie en integratie in Limburg op een rijtje.

Voor het eerst kunnen we uitpakken met cijfers die ons iets leren over

de herkomst van de Limburgers. Tot nu toe moesten we het vaak doen

met cijfers op basis van nationaliteit, maar doordat in Limburg veel

personen van allochtone origine de laatste decennia Belg geworden

zijn, gaf dit een vertekend en slechts beperkt beeld van de etnische

diversiteit in onze provincie.

Hoe brengen we het aantal personen van vreemde herkomst in Limburg

in kaart? Eerst focussen we op de nationaliteit bij geboorte van de

Limburgers. Uit de cijfers blijkt dat meer dan één op zes Limburgers

niet de Belgische nationaliteit had bij de geboorte. Ook staan we stil bij

hoe dit aantal de laatste vijf jaar in Limburg geëvolueerd is.

Werken met cijfers op basis van nationaliteit bij geboorte geeft ons

dus een meer verfijnd beeld van de diversiteit in onze provincie. Toch

is niet iedereen van vreemde herkomst hierin gevat. Kinderen die als

Belg geboren worden, maar waarvan de ouders vreemde roots heb-

ben, zijn onzichtbaar in deze cijfers. Om niet aan deze groep voorbij

te gaan, schat het Jaarboek ook de grootte van deze groep. Dit is wel

enkel mogelijk als de kinderen nog inwonen bij de ouders. Omdat er

dus nog wat ruis zit op deze gegevens zal het Provinciaal

Integratiecentrum deze cijfers verder uitspitten en in het najaar van

2012 een meer gedetailleerd dossier uitbrengen.

Naast de aanwezigheid van personen van vreemde herkomst belicht

het Jaarboek ook de meest relevante cijfers en onderzoeken uit andere

levensdomeinen (onderwijs, werk, …).

Het Provinciaal integratiecentrum blijft inzetten om in de toekomst

evoluties en trends op vlak van migratie en integratie verder op te vol-

gen. En deze beschikbaar te stellen voor een breed publiek. Enkel zo

kunnen we een beleid voeren dat geënt is op de werkelijke situatie.

Limburg krijgt steeds meer kleur. Wij Limburgers staan bekend als

gastvrije mensen. Het is een uitdaging voor ons allemaal om in ver-

scheidenheid samen te leven en ervoor te zorgen dat al onze kinderen

hun talenten optimaal kunnen ontplooien.

Veel leesplezier!

Mieke Ramaekers

gedeputeerde van Welzijn en Integratie

Voorwoord

Page 4: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

Negentig jaar LimburgsemigratiegeschiedenisJaren ‘20 en ‘30: steenkoolnijverheid als katalysator

In de jaren ‘20 komt de Limburgse steenkoolnijverheid tot ontwikke-

ling. Buitenlandse arbeiders zijn nodig voor hun specifieke ervaring

én omwille van het tekort aan Belgische arbeidskrachten. Het aandeel

vreemde arbeiders stijgt tot 30% eind jaren ‘20. De voornaamste her-

komstlanden zijn Polen, Tsjechoslowakije en Italië. Zo vestigen zich

voor de Tweede Wereldoorlog zo’n 7.000 à 8.000 Polen in Limburg.

In de jaren ‘30 vervangt de overheid de buitenlandse mijnwerkers syste-

matisch door Belgische. Ook zijn er gedwongen repatriëringen van bui-

tenlandse mijnwerkers die het voortouw namen bij stakingen. Het aan-

deel buitenlandse mijnwerkers bedraagt eind jaren ‘30 nog zo’n 20%.

Vanaf ‘45: kolenslag trekt Italianen aan

Na de oorlog kondigt de kolenslag zich aan. Steenkool is de energie-

bron om de wederopbouw te doen slagen. Vanaf 1947 komt er een

massale immigratie uit Italië op gang. Italië krijgt steenkool in ruil

voor mijnwerkers. Dit duurt tot de mijnramp van Marcinelle in 1956,

waar vele Italiaanse mijnwerkers het leven laten. De individuele

migratie blijft doorgaan tot begin jaren ‘70.

Vanaf 1956: Grieken, Spanjaarden, Portugezen, Turken en

Marokkanen

Na de mijnramp van Marcinelle vinden de Italianen de Belgische mij-

nen te onveilig. Griekenland, Spanje en Portugal worden de nieuwe

herkomstlanden. In 1965 telt Limburg ongeveer 4.000 Grieken en iets

meer Spanjaarden. Sindsdien is dit aantal gedaald. Waarschijnlijk

migreerden velen terug naar het eigen land dat zich sterk ontwikkelde

in de jaren ‘70 en ‘80.

Het systeem van gastarbeiders draait volop in de jaren ‘60. Fedechar,

de patroonsorganisatie van de mijnen, verlegt het werkterrein naar

Turkije en Marokko. Ook voor andere sectoren dan de mijnindustrie

wordt gerekruteerd in het buitenland. Daarnaast is er ‘vrije’ arbeids-

migratie: buitenlanders komen op eigen initiatief als toerist, zoeken

werk en brengen dan hun papieren in orde.

Vanaf de tweede helft van de jaren ‘60 stijgt het aantal Turken in

Limburg als gevolg van de aanhoudende immigratie: tot de migratie-

stop van 1974 als arbeidskrachten, later via gezinshereniging, huwe-

lijksmigratie en natuurlijke aangroei. Vanaf het begin van de jaren ‘90

daalt het aantal personen met de Turkse nationaliteit omdat zij steeds

meer de Belgische nationaliteit aannemen. De Turkse gemeenschap is

in Limburg drie keer groter dan de Marokkaanse.

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 20114

Integratiesector volop in beweging

Op vlak van integratie was onze provincie pionier in Vlaanderen. Al

in 1965 ontstond de Provinciale Onthaaldienst voor Gastarbeiders,

de verre voorloper van het huidige Provinciaal Integratiecentrum

(PRIC). Ook de laatste jaren evolueerde het integratiebeleid verder.

Het onthaalbeleid werd inburgering, en in 2005 gingen het

Onthaalbureau Inburgering Limburg en de Huizen van het

Nederlands van start.

Ook de komende jaren staan er nog een aantal veranderingen voor

de deur. 2011 was een scharnierjaar, waarbij de Interne

Staatshervorming van de Vlaamse Regering in een stroomversnel-

ling kwam. In de zomer keurde de Regering een conceptnota goed

voor de hervorming van de integratiesector.

Streefdoel is daarbij te komen tot één organisatie voor inburgering

en integratie in Vlaanderen, en tot een versterking van het gemeen-

telijke niveau.

Door de bijzondere Limburgse situatie blijft onze provincie buiten

de voorgestelde eenheidsstructuur. Wel zal er nauwer samenge-

werkt worden tussen het Provinciaal Integratiecentrum en het

Onthaalbureau Inburgering Limburg. Dit moet al in 2012 resultaten

in het voordeel van onze doelgroepen kunnen opleveren. Daarnaast

zal het Provinciaal Integratiecentrum gemeentebesturen blijven

ondersteunen bij hun beleid op vlak van integratie.

1. Multiculturele steekkaart van Limburg

Page 5: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

Nieuwbouwmoskeeën in Limburg

Vlaanderen telt 160 moskeeën voor de naar schatting 200.000 mos-

lims die er wonen. De overgrote meerderheid daarvan zit in bestaande

panden die verbouwd zijn. Elf moskeeën zijn nieuw gebouwd, en van

die elf staan er zeven in Limburg. Dr. Meryem Kanmaz van Mana vzw,

Expertisecentrum Islamitische Culturen in Vlaanderen, schreef er een

boek over. Ze kwam er op uitnodiging van het Provinciaal

Integratiecentrum op 1 juni 2011 over vertellen. De andere deelnemers

aan het debat waren Jef Gabriëls, ereburgemeester van Genk, Rob

Hermans, architect van enkele nieuwbouwmoskeeën, Ahmed

Benkheil, bestuurslid van de Hasseltse Badr-moskee en Sadan Yilmaz,

bestuurslid van de Yeni-moskee in Houthalen.

Schuilmoskeeën en heimweemoskeeën

Meryem Kanmaz leert ons dat veruit de meeste Vlaamse moskeeën

schuilmoskeeën zijn. Ze zijn onzichtbaar: ze liggen op binnenplaat-

sen of in achterafstraatjes, verscholen achter anonieme gevels.

De 11 nieuwbouwmoskeeën in Vlaanderen werden gebouwd door

migrantengemeenschappen. Meryem Kanmaz noemt ze heimwee-

moskeeën: met hun vormentaal (minaretten, koepels, zuilengalerijen)

grijpen ze expliciet terug naar de landen van herkomst van de bouw-

heren. Door hier nieuwe moskeeën te bouwen die bovendien in het

oog springen, geven moslims een nieuwe invulling aan het begrip

integratie. “Moslims in Vlaanderen zien zich niet meer als een getole-

reerde minderheid, maar door hun claim op de publieke ruimte stre-

ven ze een grote zichtbaarheid na. ‘De straat is ook van ons.’ Maar wat

zichtbaar is, lokt ook reactie uit. Vandaar de soms verhitte discussies

bij de bouw van nieuwe moskeeën. Deze weerstand duikt trouwens

overal in Europa op. Alleen wordt de weerstand hier wel op een

typisch ‘Belgische’ manier geuit: niet rechtstreeks, niet expliciet maar

wel verpakt in praktische bezwaren: parkeerproblemen, stedenbouw-

kundige argumenten.”

1965: Provinciale Onthaaldienst voor Gastarbeiders

De oprichting van de Provinciale Onthaaldienst voor Gastarbeiders, de

voorloper van het huidige Provinciaal Integratiecentrum, gebeurt in 1965.

De oprichting is mede het gevolg van een Europese aanbeveling die de lid-

staten aanspoort om sociale hulp te bieden aan migrerende arbeiders.

De eerste activiteiten van de Provinciale Onthaaldienst voor

Gastarbeiders pikken in op de directe gevolgen van migratie: opspo-

ring van TBC, regels voor logementshuizen, zwangerschapsconsulta-

ties, ... In de jaren ‘70 is de Provinciale Onthaaldienst pionier in

onderwijsprojecten voor migrantenkinderen: onderwijs in eigen taal

en cultuur, Nederlands als tweede taal en intercultureel onderwijs.

Jaren ‘70 en ‘80: economische crisis leidt tot migratiestop

Vanaf 1973 belandt België in een economische crisis. In 1974 komt er

een migratiestop voor laaggeschoolden. Migratie via gezinshereni-

ging blijft wel mogelijk. Kinderen en vrouwen immigreren dan ook.

Dit maakt gezinsvorming mogelijk. Marokkaanse en Turkse jongeren

die hier opgroeien, trouwen met partners uit het herkomstland, die

daarna naar België migreren. De migratiestop komt pas onder druk te

staan op het einde van de jaren ‘90, wanneer werkgevers aandringen

om meer arbeidsmigranten naar België te halen.

In 1981 komt de eerste racismewet in België tot stand. De wet is

streng, maar in de praktijk moeilijk toepasbaar. Aanpassingen in 2002

De Yunus Emre Moskee in Sledderlo, Genk

Page 6: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

Compromismoskeeën

Tussen wens en werkelijkheid staan vaak praktische bezwaren. Zo moe-

ten bouwheren vaak inleveren op de aanvankelijke plannen voor heim-

weemoskeeën. Dat resulteert in zogeheten compromismoskeeën. Maar,

dat hoefde het minst in Limburg. Zo hebben de zeven Limburgse nieuw-

bouwmoskeeën, met uitzondering van die in Kolderbos, allemaal een

herkenbare minaret. Nog een opvallend verschil: de Limburgse mos-

keeën (Kolderbos, Sledderlo, Winterslag, Beringen-Mijn, Houthalen,

Maaseik, Maasmechelen) zijn vrijstaande gebouwen; de vier in de rest

van Vlaanderen (Mol, Sint Niklaas, Zele, Borgerhout) sluiten aan bij rij-

woningen. Waarom? Moslims in Limburg wonen in cités, die zijn bijna

homogeen allochtoon en dat roept weinig protest op. En natuurlijk is er

ook gewoon meer plaats dan in de steden.

Architect

Architect Rob Hermans tekende de plannen voor de nieuwbouwmos-

keeën van Winterslag en Kolderbos. Hoe begin je daaraan? “In het

begin heb ik meer gepraat dan getekend. Ik kende de islam niet en

moest me daarin eerst verdiepen. De bouwheren toonden me een boek

met moskeeën zoals zij die kenden. Dat wilden ze hier ook.

Uiteindelijk kwamen we bij een compromis uit tussen wat de mensen

wilden en wat paste in de omgeving.” Hermans was getuige van weer-

stand en strubbelingen met buurtbewoners en bracht veel waardering

op voor de bestuursleden van de moskeevereniging: zij moesten

immers de achterban overtuigen dat het geen moskee kon worden

zoals ze die in gedachten hadden.

Sadan Yilmaz was betrokken bij de bouw van de nieuwe moskee in

Houthalen. Ook hij vindt de verbondenheid met de buurt belangrijk, de

mensen willen hun moskee kort bij huis. Voor hen golden twee mini-

mumvoorwaarden: de moskee moest groot genoeg zijn en ze moest er

uitzien als een moskee. “We lieten de mensen een maquette zien van het

uiteindelijke ontwerp en zeiden dat het niet anders kon. Daar hebben ze

zich toen bij neergelegd. Als het niet anders kan, dan is het goed.”

Ereburgemeester

Ereburgemeester Jef Gabriëls van Genk was tijdens zijn ambtsperiode

betrokken bij de bouw van drie nieuwe moskeeën: Kolderbos,

Winterslag en Sledderlo. Hij steunde waar hij kon: “De islam heeft als

erkende godsdienst recht op outing. Bovendien heeft een moskee ook

een belangrijke socioculturele functie. In Sledderlo was er de ruimte

en golden geen voorschriften of beperkingen. Daar kon men zijn gang

gaan en heeft men een stukje Turkije neergezet. Het grootste pro-

bleem daar was een werkvergunning vast te krijgen voor de mozaïek-

leggers uit Turkije. In Winterslag was er ook geen stedenbouwkundig

probleem en de grond kon het moskeebestuur kopen van het bisdom.

Kolderbos was het moeilijkste verhaal. De moskee staat er op ‘gewo-

ne’ bouwgrond en daar gelden strikte voorschriften. Uiteindelijk is het

gelukt. Ons advies was toen: zoek een goede architect die binnen de

contouren van de voorschriften zoekt naar wat mogelijk is.”

Plannen in Hasselt

Ahmed Benkheil is bestuurslid van de Hasseltse Badr-moskee. Ook

daar hebben ze nieuwbouwplannen. Waarom? “Plaatsgebrek. Nu

staan de mensen op vrijdag dikwijls buiten te bidden.” De plannen zit-

ten nog in de beginfase, momenteel loopt er een geldinzameling om

een stuk grond te kopen. “Als dat rond is gaan we met de architect pra-

ten.” Waar moet die rekening mee houden? “Iedereen moet er een

goed gevoel bij hebben, moslims en niet-moslims. En er zouden een

paar basiselementen in moeten zitten waardoor iedereen kan zien: ha,

dat is een moskee!”.

Een logische vraag bij het zoeken naar een compromis wanneer een

nieuwe moskee wordt gebouwd, is hoe lang moskeeën nog geseg-

menteerd zullen blijven naar herkomst? Kunnen er geen moskeeën

komen voor alle moslims samen? Ahmed Benkheil stelt dat de Badr-

moskee al een erg gemengd publiek aantrekt. Meryem Kanmaz blijft

echter sceptisch over ‘geïntegreerde’ moskeeën’. “In Antwerpen had

het stadsbestuur het idee twee grote moskeeën neer te zetten buiten de

stad. Het bestuur vroeg aan de moslims: gaan jullie daar naar toe

komen? Die antwoordden: ja, op grote feestdagen. Anders niet. Een

moskee is immers een ontmoetingsplek in hun omgeving.” Ook zul-

len etnische grenzen niet zo snel doorbroken worden, denkt ze.

Limburg neemt het voortouw op vlak van erkende moskeeën

Limburg telt niet alleen meer nieuwbouwmoskeeën dan de andere

provincies, ook op vlak van erkende moskeeën neemt de provincie het

voortouw. In 2010 werden de Mevlana moskee (Waterschei), de

Yildirim Beyazit moskee (Kolderbos), de Selimiye moskee (Lommel)

en de moskee Al Mouhsinine in Bilzen erkend. Dat brengt het totaal

aantal erkenningen in Limburg op tien. Eerder waren de Selimiye

moskee (Heusden), de Sultan Ahmed moskee (Heusden), Yunus Emre

moskee (Sledderlo), de Yesil moskee (Houthalen), de moskee Badr

(Hasselt ) en de Fatih moskee in Beringen al erkend.

Limburg is momenteel ook de enige provincie waar een Centraal

Bestuur voor erkende moskeeën is opgericht. Dit bestuur moet de

brug vormen tussen de provincie en lokale moskeeën.

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 20116

Page 7: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

en 2007 moeten discriminatie makkelijker te bewijzen maken.

Intussen blijft de allochtone bevolking groeien door geboorte en door

gezinsvorming. De wet Gol (1984) bemoeilijkt gezinsvorming. Maar

doordat de partners in België de Belgische nationaliteit verwerven, is

er een uitweg.

Jaren ‘90: toename asielzoekers en komst van nieuwe gemeen-

schappen

Na de val van de Berlijnse muur in 1989 begint het aantal asielzoekers te

stijgen, om eind jaren ‘90 tot een hoogtepunt te komen. Een kentering

komt er pas in 2001, wanneer asielzoekers geen financiële hulp meer

krijgen en nieuwe asielaanvragen sneller worden afgewerkt. Een nieuw

fenomeen in de jaren ‘90 zijn de immigrerende Nederlanders, vooral in

de grensgemeenten. Goedkope bouwgronden, goedkope woningen en

fiscale voordelen zijn drijfveren om naar Limburg te komen.

Migratie en integratie worden op de politieke agenda geplaatst door het suc-

ces van het Vlaams Blok op de ‘zwarte zondagen’ van 1988 en 1991. Vanaf

dan komen er structurele maatregelen om de integratie te bevorderen:

• oprichting van het Koninklijk Commissariaat voor het integratie-

beleid (1988);

• het onderwijsvoorrangsbeleid geeft scholen met migrantenkinde-

ren extra middelen (1991);

• het non-discriminatiebeleid in het onderwijs wil migrantenkinde-

ren spreiden (1994);

• wijzigingen in de nationaliteitswetgeving maken de derde genera-

tie automatisch Belg en geeft de tweede generatie een versoepelde

procedure (1992);

• uitbouw van een integratiesector met het Vlaams Minderheden-

centrum, provinciale integratiecentra en lokale integratiediensten

in 10 Limburgse gemeenten (1998);

• Vlaams Opvangbeleid voor mensen zonder wettig verblijf (1998).

De migratie in de jaren ‘90 leidt ook tot nieuwe gemeenschappen. Een

gemeenschap ontstaat als er voldoende samenhang is tussen de leden

en deze zich identificeren als leden van de groep. De Sikh-gemeen-

schap in Sint-Truiden voldoet zeker aan de definitie. Hun aantal is niet

zo groot, maar ze zijn lokaal geconcentreerd en organiseren zich rond

hun eigen religie. Ook de Ahmadiyya-moslims verenigen zich op basis

van religie. Hun aanhang bestaat vooral uit vluchtelingen en asielzoe-

kers uit Pakistan. In Limburg vinden we de Ahmadiyya’s in Beringen,

Hasselt en Sint-Truiden. Bij andere groepen asielzoekers, zoals asiel-

zoekers uit Oost-Europa, lijkt de onderlinge samenhang minder sterk

en zij onderhouden ook minder sterke banden met landgenoten.

Vanaf 2000: focus op inburgering

De Vlaamse Gemeenschap zet vanaf 2000 proefprojecten op voor het

onthaal van nieuwkomers. Ze krijgen Nederlandse taalles, trajectbe-

geleiding en maatschappelijke oriëntatie om zo snel mogelijk hun

weg te vinden in de Vlaamse samenleving. Onthaal heet nu inburge-

ring en er komt meer aandacht voor de plichten van de nieuwkomers.

Dit leidt ook tot nieuwe structuren. In 2005 gaat het Onthaalbureau

Limburg van start. Het nieuwe ‘Huis van het Nederlands’ helpt taal-

leerders zoeken naar de geschikte taalles.

Actuele ontwikkelingen

Na een eerste grote regularisatiegolf in 2000, komt er eind 2009 een

tweede tijdelijke regularisatiecampagne met soepelere criteria om een

verblijfsvergunning te krijgen. Basisvoorwaarde is een duurzame lokale

verankering in België. Daarbij let men op sociale banden, kennis van

één van de landstalen, werkverleden en werkbereidheid. Personen die

minstens vijf jaar in België wonen, komen in aanmerking. Een korter

verblijf kan ook, maar dan zijn de voorwoorden strenger.

Deze regularisatiecampagne zou gekoppeld worden aan een verstren-

ging van een aantal regels over asiel en migratie. Zo komen er in 2011

strengere regels voor gezinshereniging. Ook worden de mogelijkhe-

den om Belg te worden verstrengd.

7

Een voormalige supermarkt, verscholen in het binnengebied van

een Gents bouwblok, is omgevormd tot een moskee en getooid

met koepels en minaretten

Page 8: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

Personen van vreemde herkomst in LimburgDe Limburgse migratiegeschiedenis zorgde voor heel wat diversiteit

in onze provincie. Tot nu toe konden cijfers deze diversiteit echter niet

altijd goed vatten. Vaak waren cijfers enkel gebaseerd op nationaliteit.

Als je weet dat alleen al in Limburg de laatste twintig jaar meer dan

50.000 niet-Belgen kozen voor de Belgische nationaliteit – en zo ver-

dwenen uit de statistieken met het aantal vreemdelingen - , wordt dui-

delijk dat de bestaande cijfers minder en minder een correct beeld schet-

sen van de etnische en culturele verscheidenheid in onze provincie.

Een oplossing voor deze vertekening van de statistieken, is om te werken

met cijfers uit het rijksregister. Naast de huidige nationaliteit kan uit het

rijksregister ook de nationaliteit bij geboorte gedistilleerd worden. Zo

kunnen we een beeld vormen van het aantal personen van vreemde her-

komst. De term vreemde herkomst reserveren we dus voor de som van

alle inwoners zonder de Belgische nationaliteit en het aantal personen

die nu de Belgische nationaliteit bezit, maar als niet-Belg geboren is.

Meer dan één op zes Limburgers is van vreemde herkomst

Op 1 januari 2011 telt Limburg 145.750 personen van vreemde her-

komst. Op een totaal van 842.841 inwoners is dit 17,3%. Meer dan één

op zes Limburgers is hiermee van niet-Belgische origine.

Kinderen die als Belg geboren worden, maar waarvan de ouders

vreemde roots hebben, zijn niet meegenomen in deze statistieken.

Doen we dit wel, dan stijgt het aantal personen van vreemde herkomst

in Limburg tot 176.719 personen. Dan is 21,0% van de Limburgers van

vreemde herkomst.

De cijfers die verder in dit hoofdstuk gepresenteerd worden, handelen

enkel over de nationaliteit bij geboorte. In 2012 zal het Provinciaal

Integratiecentrum een meer gedetailleerd dossier uitbrengen, waarin ook

cijfers van de jongeren die als Belg geboren zijn, verder uitgespit worden.

Nederlanders grootste groep van niet-Belgische origine

Met 50.000 personen maken de Nederlanders de grootste groep per-

sonen van vreemde herkomst in onze provincie uit. Meer dan één op

drie (33,3%) van alle personen van niet-Belgische origine zijn

Nederlanders.

Samen met andere Noord- en West-Europese landen (Duitsland,

Groot-Brittannië, …) is Nederland goed voor 37,6% van alle personen

van vreemde origine in Limburg.

Ongeveer één op vijf personen van vreemde herkomst heeft zijn roots

in het zuiden van Europa, met als koplopers Italië (21.336), Spanje

(2.976) en Griekenland (2.601).

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 20118

Top 10 niet-Belgische origine in Limburg (01.01.2011)

nationaliteit bij geboorte aantal % schatting %(inclusief als Belg

geboren kinderen)

Nederland 49.245 33,8% 54.973 31,1%

Turkije 29.613 20,3% 39.702 22,5%

Italië 21.336 14,6% 27.636 15,6%

Marokko 9.584 6,6% 12.928 7,3%

Polen 4.573 3,1% 5.177 2,9%

Duitsland 3.649 2,5% 4.378 2,5%

Spanje 2.976 2,0% 3.784 2,1%

Griekenland 2.601 1,8% 3.299 1,9%

India 1.810 1,2% 1.933 1,1%

overige landen 20.363 14,0% 22.909 13,0%

totaal niet-Belgen bij geboorte 145.750 176.719

Bron: Rijksregister

Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning

Niet-Belgen bij geboorte in Limburg naar nationaliteitsgroep (01.01.2011)

nationaliteitsgroep bij geboorte aantal %

Europese Unie

Noord- en West-Europa 54 849 37,6%

Zuid-Europa 27 669 19,0%

Oost-Europa 7 438 5,1%

89 956 61,7%

buiten Europese Unie

ex-Oostbloklanden 5 379 3,7%

Maghreblanden 10 105 6,9%

Turkije 29 621 20,3%

rijke OESO-landen 738 0,5%

andere landen van Afrika 1 961 1,3%

andere landen van Azië 5 672 3,9%

landen van Zuid- en Centraal-Amerika 1 080 0,7%

onbepaald 1 238 0,8%

55 794 38,3%

totaal 145 750 100,0%

Bron: Rijksregister

Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning

Page 9: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

Een sterk groeiende groep zijn de ex-Oostbloklanden. Daarbij zijn

zowel personen die lid zijn de Europese Unie (5,1%), maar ook de ove-

rige ex-Oostbloklanden zijn nog goed voor 3,7% van alle personen van

vreemde herkomst in Limburg. Met 4.573 personen telt Polen het

grootst aantal inwoners uit Oost-Europa in onze provincie. Hiermee

verovert Polen de vijfde plaats in de top tien met meest voorkomende

origines in Limburg.

Verder hebben bijna 30.000 Limburgers Turkse roots, goed voor

20,3% van het totaal aantal personen van vreemde herkomst en een

tweede plaats in de top tien van Limburg.

Ook Marokko scoort met een vierde plaats hoog in de top tien. Begin

2011 telde onze provincie 9.584 personen van Marokkaanse herkomst.

Samen met de andere Maghreblanden (Algerije en Tunesië) zijn ze

goed voor bijna 7% van alle personen met niet-Belgische roots. Buiten

de Maghreblanden hadden nog 1.961 personen een Afrikaanse natio-

naliteit bij hun geboorte. Nigeria (222), Congo (209) en Egypte zijn de

belangrijkste Afrikaanse herkomstlanden.

Personen uit een rijk OESO-land vormen een minderheid. Met 738

personen maken ze slechts 0,5% uit van het totaal aantal personen van

vreemde herkomst. Rijke OESO-landen zijn landen die door de

wereldbank omschreven worden als ‘high-income OECD countries’

Het gaat dan bijvoorbeeld om landen zoals de Verenigde Staten,

Canada, Noorwegen, Japan en Zuid-Korea.

Inwoners met een geboorteland van het Aziatische continent zijn goed

voor 3,9%. Absolute koploper hier is India (1.810 personen), maar ook

landen zoals Thailand (642), China (408) en de Filippijnen (499) zijn

aanwezig in onze provincie. Verder telt Limburg ook nog een 1.000-tal

personen uit Zuid- en Centraal-Amerika. Brazilië is met 226 inwoners

het best vertegenwoordigd.

9Iedereen migrant!

In het kader van de tentoonstelling Schoon Volk werkten drie

bekende Limburgers mee aan een DNA-project. Virginie Claes,

voormalig Miss België, Abdel Wahhabi, voormalig olympisch bok-

ser, en Koen Vanmechelen, kunstenaar, lieten aan de hand van een

speekselstaal hun genetische achtergrond onderzoeken.

Bij DNA-onderzoek wordt voor mannelijke deelnemers zowel de

afstamming in de zogenaamde ‘paternale' (mannelijke) als ‘matriar-

chale’ (vrouwelijke) afstammingslijn onderzocht. Bij vrouwelijke

deelnemers wordt alleen de ‘matriarchale’ (vrouwelijke) lijn onder-

zocht. DNA-technieken geven aan dat iedereen afkomstig is uit

Afrika, ongeveer 150 000 jaar geleden. Zo’n 60 000 jaar geleden ver-

lieten de eerste groepjes mensen Afrika. Tijdens hun omzwervingen

lieten zij genetische afdrukken na. Per groep - die zich langere tijd

ergens vestigde - ontwikkelden ze unieke genetische kenmerken.

Deze zijn vandaag nog steeds terug te vinden in ons DNA. Zo kunnen

we volgen waar, wanneer en hoe onze voorouders zich over de wereld

hebben verspreid. Uiteindelijk blijkt dan ook dat we veel meer met

elkaar gemeen hebben dan ons uiterlijk vaak doet vermoeden, en dat

we allemaal een al dan niet recent migratieverleden hebben.

Maar wat dreef onze voorouders naar andere oorden? Doorheen de

hele geschiedenis blijken mensen bijzonder mobiel. Om verschil-

lende redenen gaan ze van de ene plek naar de andere: meestal om

een nieuw en ‘beter’ leven na te jagen. Ze trekken naar plaatsen met

meer mogelijkheden (vruchtbaardere gebieden of steden), of vluch-

ten uit oorlogsgebieden.

Geldt dit verhaal ook voor Virginie Claes, Abdel Wahhabi en Koen

Vanmechelen? Waar liggen hun roots eigenlijk? En zijn ze mis-

schien met elkaar verwant? Het waren open vragen op het moment

dat het speekselstaal werd afgenomen.

De resultaten van de test bewezen dat ze alle drie een migratiege-

schiedenis hebben, al dan niet in een verder verleden. Bovendien

blijken Abdel Wahhabi en Koen Vanmechelen afkomstig te zijn van

dezelfde 'oermoeder'. Beiden zijn dus verwanten van mekaar! De

test maakte dan ook duidelijk dat uiterlijke verschillen tussen perso-

nen lang niet altijd alles zeggen.

Virginie Claes, voormalig Miss België, Abdel Wahhabi, voormalig

olympisch bokser en Koen Vanmechelen, kunstenaar, lieten aan

de hand van een speekselstaal hun genetische achtergrond

onderzoeken. Ze waren meer verwant dan gedacht.

Page 10: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

Aantal personen van vreemde herkomst neemt op vijf jaar toe

met 11,2%s

Het aantal personen van vreemde herkomst in Limburg steeg de afge-

lopen vijf jaar met 11,2%. Telde onze provincie in 2007 nog 131.060

personen van vreemde herkomst, dan zijn er dit vijf jaar later ongeveer

14.500 meer.

Ook het aandeel personen van vreemde herkomst onder de bevolking

groeide in diezelfde periode verder aan: van 16,0% in 2007 naar 17,3%

in 2011.

Sterke groei vanuit Nederland en Oost-Europa

Het aantal personen met de Nederlandse nationaliteit bij geboorte

groeide de afgelopen vijf jaar verder aan: van 43.997 in 2007 tot 49.245

personen in 2011, een toename van 11,9%.

Ook het aantal personen met een nationaliteit van de voormalige

Oostbloklanden nam de laatste vijf jaar in Limburg sterk toe. In abso-

lute cijfers is de stijging het sterkst bij de personen van Oost-Europa

(+2.162 / +41,0%). Zo stijgt het aantal Polen op vijf jaar tijd met 29,4%,

verdrievoudigt het aantal Bulgaren en verdubbelt het aantal

Roemenen. Ook bij de ex-Oostbloklanden van buiten de Europese

Unie zien we een sterke toename (+2.084 / +63,2%). Hetzelfde geldt

voor personen met de Russische nationaliteit bij geboorte (+85%).

Naast deze ‘nieuwe’ migratie vanuit Oost-Europa groeien ook de tra-

ditionele migrantengroepen zoals de Turken (+4,4%) en de

Magrheblanden (+13,6%) verder aan. Maar ook de andere Afrikaanse

landen (+81,4%), andere landen van Azië (+19,0%) en landen van

Zuid- en Centraal-Amerika (+41,7%) kennen allen een stijging.

Enkel het aantal personen van Zuid-Europa daalt licht (-2,2%).

De impact van nationaliteitswijzigingen in cijfers

De afgelopen decennia verwierf een grote groep allochtonen de

Belgische nationaliteit. Alleen al de laatste 20 jaar kregen in Limburg

meer dan 50.000 niet-Belgen de Belgische nationaliteit. Het aantal

nationaliteitswijzigingen in Limburg piekt in 1985, 1992 en in 2000.

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201110

Evolutie van het aantal niet-Belgen in Limburg naar nationaliteit bij geboorte (2007-2011)

2007 2008 2009 2010 2011 toename % stijging

Europese Unie Zuid-Europa 28 278 28 067 27 953 27 818 27 669 -609 -2,2%

Oost-Europa 5 276 5 787 6 344 6 850 7 438 2 162 41,0%

Noord- en West-Europa 49 533 51 404 53 111 54 052 54 849 5 316 10,7%

buiten Europese Unie ex-Oostbloklanden 3 295 3 744 4 208 4 721 5 379 2 084 63,2%

Maghreblanden 8 893 9 216 9 533 9 816 10 105 1 212 13,6%

Turkije 28 372 28 819 29 069 29 244 29 621 1 249 4,4%

rijke OESO-landen 640 661 715 716 738 98 15,3%

andere landen van Afrika 1 081 1 273 1 475 1 703 1 961 880 81,4%

andere landen van Azië 3 806 4 285 4 589 5 070 5 672 1 866 49,0%

landen van Zuid- en Centraal-Amerika 762 841 917 1 001 1 080 318 41,7%

onbepaald 1 124 1 129 1 156 1 185 1 238 114 10,1%

totaal 131 060 135 226 139 070 142 176 145 750 14 690 11,2%

Bron: Rijksregister

Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning

120.000

125.000

130.000

135.000

140.000

145.000

150.000

15,0%

15,5%

15,5%

16,0%

16,5%

17,0%

17,5%

2007 2008 2009 2010 2011

131.

060

135,

226

139.

070

142.

176

145,

750

Evolutie van het aantal en aandeel niet-Belgen bij geboorte in

Limburg (2007-2011)

Bron: Rijksregister - Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning

Page 11: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

Telkens nemen meer dan 5.000 allochtonen de Belgische nationaliteit

aan. Elk van deze drie pieken zijn scharniermomenten in de nationa-

liteitswetgeving. In 1985 maken aanpassingen in de nationaliteitswet-

geving het gemakkelijker voor de derde generatie migranten om Belg

te worden. Vooral de Limburgse Italianen maken hiervan gebruik. In

1992 volgt een gemakkelijkere procedure voor de tweede generatie.

Deze heeft vooral succes bij de Turkse en Marokkaanse jongeren. In

2000 komt er de snel-Belgwet, vooral interessant voor de eerstegene-

ratiemigranten. Dit zorgt ervoor dat heel wat oudere Turken en

Marokkanen Belg worden.

Bijna helft van personen van vreemde herkomst in Limburg is Belg

geworden

Op 1 januari 2011 was 17,3% van de Limburgse bevolking van vreemde

herkomst. Ongeveer 145.750 personen hadden bij hun geboorte niet

de Belgische nationaliteit. Bijna de helft (46,3%) is over de jaren heen

Belg geworden.

Maar niet alle nationaliteitsgroepen kiezen er in dezelfde mate voor

om Belg te worden. Vooral personen van Turkse en Marokkaanse her-

komst kiezen ervoor om Belg te worden. Zo is 83,7% van alle perso-

nen die met de Turkse nationaliteit geboren werden intussen Belg

geworden. Bij personen die met een nationaliteit van een

Maghrebland geboren werden, is dit 75,1%.

Verder heeft meer dan de helft (51,6%) van personen uit Zuid-Europa

intussen de Belgische nationaliteit. Ook onder de Oost-Europese per-

sonen heeft meer dan de helft de Belgische nationaliteit aangenomen.

Bij de ex-Oostbloklanden van buiten de Europese Unie ligt dit aandeel

iets lager (40,8%). Personen van Noord- en West-Europa (17,8%) en

personen uit de rijke OESO-landen (24,8%) kiezen er het minst voor

om Belg te worden.

Ook personen van buiten Europa kiezen er vaak voor om Belg te wor-

den. Daar schommelt het aandeel personen van vreemde herkomst die

Belg geworden zijn tussen de 43 en 54%.

11

0

1.000

2.000

3.000

4.000

5.000

6.000

71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 00 01 02 03 04 05 06 07 08 09

761

582

761

753

538

788

735

794

630

867

680

808

772

812

5.37

5

614

491

510

727

693

834

5.38

2

2.00

1

3.37

4

2.69

7

2.69

0

2.39

3

2.36

6

1.91

8

5.62

0

4.54

3

2.92

1

2.46

0

2.27

0

2.28

7

2.23

0

1.76

5

2.08

9

1.82

4

Aantal nationaliteitsveranderingen in de provincie Limburg (1971-2009)

Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Dienst Demografie

Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%

51, 6%

52, 4%

17, 8%

40, 8%

75, 1%

83, 7%

24, 8%

43, 2%

50, 2%

54, 4%

Zuid-Europa

Oost-Europa

Noord- en West-Europa

ex-Oostbloklanden

Maghreblanden

Turkije

rijke OESO-landen

andere landen van Afrika

andere landen van Azië

landen van Zuid- en Centraal-Amerika

Aandeel van personen, geboren als niet-Belg, die Belg geworden zijn

Bron: Rijksregister

Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning

Page 12: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

De kloof tussen huidige nationaliteit en nationaliteit bij geboorte is het

grootst bij personen van Turkse en Marokkaanse herkomst. Limburg

telt 4.604 personen met de Turkse nationaliteit. Het aantal personen

met de Turkse nationaliteit bij geboorte ligt ruim zes keer zo hoog

(29.613). Ook het aantal personen van Marokkaanse herkomst ligt 4,5

keer hoger dan het aantal personen met de Marokkaanse nationaliteit.

Turkije is zo de tweede grootste groep van vreemde herkomst en springt

hiermee over Italië. Op basis van nationaliteit is Italië wel nog de twee-

de grootste groep niet-Belgen in Limburg, maar omdat ze minder dan

bijvoorbeeld Turken en Marokkanen kiezen voor de Belgische nationa-

liteit, is de kloof tussen het aantal Italianen op basis van huidige natio-

naliteit (10.546) en nationaliteit bij geboorte (21.336) kleiner. Ook bij

andere EU-lidstaten is de kloof kleiner. Als EU-onderdaan hebben ze

minder voordelen bij het verwerven van de Belgische nationaliteit.

Jongeren ondervertegenwoordigd in de cijfers

Cijfers op basis van de nationaliteit bij geboorte benaderen beter het

aantal personen van vreemde herkomst dan statistieken op basis van

de huidige nationaliteit. Toch is er nog een ondervertegenwoordiging

van jongeren in de statistieken. Kinderen die als Belg geboren wor-

den, maar waarvan de ouders vreemde roots hebben, zijn onzichtbaar

in de statistieken. Heel wat kinderen krijgen automatisch de Belgische

nationaliteit toegekend als één van de ouders Belg is of als één de

ouders in België geboren is en er de periode van tien jaar voor de

geboorte minstens vijf jaar woonde.

Onderstaande leeftijdspiramide, opgesplitst naar geslacht en leeftijd,

toont aan dat heel wat jongeren niet vertegenwoordigd zijn in de statis-

tieken naar niet-Belgische nationaliteit (lichtblauw) of niet-Belgische

nationaliteit bij geboorte (donkerblauw). Het aantal personen geboren

als Belg, maar waarvan de referentiepersoon van het gezin niet-Belg is

(lichtroze) of niet-Belg was bij geboorte (donkerroze) loopt vooral bij

de jongeren hoog op. Het is belangrijk hiervan bewust te zijn. Dit aan-

tal is bovendien nog een onderschatting: enkel de jongeren die nog

inwonen bij hun ouders kunnen we uit deze cijfers afleiden.

De eerder gepresenteerde cijfers over herkomst handelen enkel over de

nationaliteit bij geboorte. In 2012 zal het Provinciaal Integratiecentrum

een meer gedetailleerd dossier uitbrengen, waarin ook cijfers van de

jongeren die als Belg geboren zijn, meegenomen worden.

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201112

100

95

90

85

80

75

70

65

60

55

50

45

40

35

30

25

20

15

10

5

02000 1500 1000

mannen vrouwen

500 0 500 1000 1500 2000

Aantal personen van vreemde herkomst in Limburg naar leeftijd en

geslacht

Personen in Limburg naar huidige nationaliteit en nationaliteit bij

geboorte (01.01.2011)

nationaliteit huidige bij geboorte vermenigvuldigingsfactor

Nederland 43 095 49 245 1,1

Turkije 4 604 29 613 6,4

Italië 10 546 21 336 2,0

Marokko 2 109 9 584 4,5

Polen 1 796 4 573 2,5

Duitsland 1 761 3 649 2,1

Spanje 1 555 2 976 1,9

Griekenland 927 2 601 2,8

India 673 1 810 2,7

overige landen 10 811 20 363 1,9

totaal 77 877 145 750 1,9

Bron: Rijksregister

Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning

niet-Belgische nationaliteit

niet-Belgische nationaliteit bij geboorte

als Belg geboren kinderen, zoon/dochter van niet-Belgische referentiepersoon

als Belg geboren kinderen, zoon/dochter van niet-Belgische referentiepersoon bij geboorte

Page 13: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

Vluchtelingen en asielzoekersDe asielprocedure

Elke vreemdeling die in België aankomt, kan asiel aanvragen. De fede-

rale overheid onderzoekt deze aanvraag in verschillende stappen.

De Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) beperkt zich tot drie onderzoe-

ken: de dienst kijkt na of er niet in een ander land van de EU een aan-

vraag is gebeurd, of er sprake is van een dubbele aanvraag en of de

asielzoeker geen bedreiging vormt voor de openbare orde.

Het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatslozen

(CGVS) kent asiel toe of weigert dit. Deze beslissingen zijn aanvecht-

baar bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RVV).

Wanneer een asielzoeker erkend wordt als vluchteling, kan hij in

België blijven. Als de aanvraag wordt afgewezen, moet de asielzoeker

het grondgebied verlaten. Sommigen keren vrijwillig terug naar hun

land van herkomst. Anderen worden gedwongen gerepatrieerd of kie-

zen voor een leven in de illegaliteit.

Naast de erkenning als vluchteling heeft de asielzoeker nog een andere

optie: de subsidiaire bescherming. Personen die het vluchtelingensta-

tuut niet kregen en ook niet op een andere basis van een verblijfsvergun-

ning kunnen genieten (bijvoorbeeld om humanitaire of medische rede-

nen) krijgen dit statuut als ze bij terugkeer een groot risico lopen (dood-

straf, executie, folteringen, grote risico’s in geval van een gewapend

conflict, …). De subsidiaire beschermingsstatus is in principe geldig

voor één jaar, maar kan verlengd worden zolang de redenen waarom het

statuut werd toegekend nog aanwezig zijn. Na vijf jaar kan het tijdelijk

verblijf omgezet worden in een permanent verblijf.

De asielinstanties toetsen dus aan twee beschermingsstatuten: dat van

erkende vluchtelingen in het kader van de Conventie van Genève en

dat van de subsidiaire beschermingsstatus.

Aantal asielaanvragen in België stijgt voor derde jaar op rij

Voor het derde jaar op rij stijgt het aantal asielaanvragen verder. In de

loop van 2010 werden er in België 19.941 asielaanvragen ingediend,

goed voor 26.869 personen. Ten opzichte van 2009 stijgt het aantal

asielaanvragen met 16%. Ondanks de stijging ligt het aantal asielaan-

vragen nog een stuk onder het aantal van het recordjaar 2000, toen

meer dan 42.000 asielaanvragen werden ingediend.

De meeste aanvragen van asielzoekers kwamen er uit Kosovo (9,3%),

Irak (8,9%) en Rusland (7,7%). Het aantal asielzoekers uit Irak en

Afghanistan steeg omwille van de verslechterde veiligheidssituatie.

132.

449

3.05

6

2.04

8

3.69

6

5.38

7

7.64

4

5.97

6

4.51

0

8.18

8

12.9

45

15.4

44

17.6

75

26.7

17

14.3

40

11.4

09

12.4

03

11.6

68

21.9

65

35.7

78

42.6

91

24.5

49

18.8

05

16.9

40

15.3

57

15.9

57

11.5

87

11.1

15

12.2

52

17.1

86

19.9

41

0

5.000

10.000

15.000

20.000

25.000

30.000

35.000

40.000

45.000

1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Evolutie van het aantal asielaanvragen in België (1981-2010)

Bron: Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken - Dienst Vreemdelingenzaken

Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning

Page 14: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

Opvallend is het grote aandeel en stijging van het aantal asielzoekers

uit de Balkan (Kosovo), maar ook andere landen zoals Servië (6,2%)

en Macedonië (5,4%) scoren erg hoog in de top 10. De afschaffing van

de visumplicht voor Macedonië en Servië is hiervoor zeker een verkla-

ring. Het CGVS zette in deze landen enkele ontradingscampagnes op

om de instroom te verminderen. Toch was in 2010 één op vijf asielaan-

vragen afkomstig van één van deze drie Balkanlanden.

Naast Kosovo maken ook Irak (8,9%), Rusland (7,7%), Afghanistan

(7,1%) en Guinee (7,0%) deel uit van de top vijf herkomstlanden met

de meeste asielaanvragen.

Aantal asielzoekers in Limburg blijft stabiel

Op 1 januari 2011 telt onze provincie 2.168 asielzoekers. Dit is het aan-

tal ingeschrevenen in het wachtregister van de Limburgse gemeenten.

De meerderheid van de asielzoekers (62,5%) zijn mannen.

De gemeenten met het grootste aantal asielzoekers op hun grondgebied

zijn Sint-Truiden (554), Lanaken (210), Heusden-Zolder (191) en

Overpelt (91), niet toevallig de gemeenten met een opvangcentrum.

Daarnaast scoren ook Hasselt (123), Tongeren (78) en Genk (65) hoog.

Sinds 1998 stijgt het aantal asielzoekers in Limburg. In 2002 piekt het

aantal asielzoekers in Limburg: ongeveer 4.500 asielzoekers verbleven

toen in onze provincie. Sindsdien daalde het aantal asielzoekers van

jaar tot jaar. De laatste jaren blijft het aantal asielzoekers in Limburg

ongeveer schommelen rond de 2.200 personen.

De grootste groep Limburgse asielzoekers is afkomstig van Rusland

of de Russische federatie (279). Asielzoekers uit Kosovo (242) nemen

de tweede plaats in. Ook de Aziatische conflictgebieden Afghanistan

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201114

0

500

1.000

1.500

2.000

2.500

3.000

3.500

4.000

4.500

5.000

1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008

vrouwen

mannen

773 879

1.540

2.4172.724

2.240 2.219 2.185 2.0081.716 1.630411

494

994

1.663

1.741

1.548 1.517 1.4971.335

1.1881.068

2009

1.402

833

2010

1.428

844

2011

1.354

814

Evolutie van het aantal asielzoekers op 1 januari in Limburg (1998-2011)

Bron: bevraging van het Provinciaal Integratiecentrum bij de Limburgse gemeenten (asielzoekers op wachtregister)

Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning

“Mooi en moeilijk gaan altijd samen”

Op 20 juni 2011 vond de jaarlijkse wereldvluchtelingendag plaats.

Met deze dag willen de Verenigde Naties aandacht en begrip vragen

voor vluchtelingen. Het Limburgs Platform Vluchtelingen lanceer-

de in 2011 voor de 5de keer op rij een affichecampagne.

Marina Dzeitova (40) was het gezicht van de campagne. Ze vlucht-

te 10 jaar geleden met haar twee zonen uit Ingoesjetië. Weg van de

oorlog, weg van de vervolging. “Ik had Frankrijk als bestemming,

maar werd afgezet aan het Brusselse Noordstation, uitgerekend op

9 september 2001… Het was ochtend, 5u30. Daar stond ik, met

twee kleine kinderen en een koffer.”, vertelt Marina. Die eerste

momenten in België blijven in haar geheugen gegrift.

Uiteindelijk belandde Marina in Hasselt. Ze greep er haar kansen

en begon al na twee jaar te tolken. Sinds zeven jaar geeft ze op

freelance basis inburgeringscursussen. Bovendien is ze ook inge-

schreven als bachelorstudent rechten aan de Universiteit Hasselt.

Marina stond erop haar twee zonen - nu 14 en 17 jaar oud -

Nederlandstalig en volgens onze cultuur op te voeden. “Behalve

aan hun namen kan je hun afkomst niet merken. En dat hoort ook

zo”, vindt Marina, “want door samen te leven met en tussen

Vlamingen komt dit automatisch. Bovendien: hun toekomst ligt in

dit land, waar zoveel vrijheid geldt en elk individu gerespecteerd

wordt.” Haar grote droom? Dat haar beide zonen gelukkig worden

en altijd in eer en geweten mogen handelen. Daarvoor heeft ze al

die jaren gevochten, daarom is ze na lang twijfelen toch gevlucht.

Maar Marina gelooft in een ding: “mooi en moeilijk gaan altijd

samen.”

Marina vluchtte

tien jaar geleden

met haar twee

zoontjes uit

Ingoesjetië. Nu

studeert ze rechten

aan de Universiteit

van Hasselt.

Page 15: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

nog een half jaar langer open te houden (tot mei 2012). De gemeente

ging hiermee niet akkoord en begon een rechtszaak in kortgeding. De

rechter ging echter niet in op de eis tot sluiting van het asielcentrum

en oordeelde dat de kazerne kan openblijven tot 31 mei 2012. Daarna

zal het de tijdelijke noodopvang in de kazerne van Helchteren stop-

pen.

Ondanks de uitbreiding van het aantal opvangplaatsen blijft de bezet-

tingsgraad zeer hoog. Begin juni 2011 verbleven in totaal 2.276 perso-

nen in het Limburgse opvangnetwerk. De bezettingsgraad bedroeg

toen 96%. Dat de bezettingsgraad niet 100% bedraagt, betekent niet

dat de toestand niet kritiek is. Niet alle beschikbare bedden kunnen

immers steeds benut worden (bijvoorbeeld als een kamer van zes

slechts onderdak biedt aan een gezin van vijf personen).

Aantal erkenningen en regularisaties in Limburg neemt toe

Asielzoekers die met succes de asielprocedure doorlopen, worden

erkend als vluchteling. In 2010 erkende het Commissariaat-Generaal

voor Vluchtelingen en Staatslozen 2.107 personen in België. Daarnaast

kregen 711 personen het statuut van subsidiaire bescherming.

In 2010 nam het CGVS meer beslissingen dan in het jaar ervoor. Toch ligt

het erkenningspercentage lager dan in 2009: in 16% van de dossiers

werd de vluchtelingstatus toegekend en 5,4% kreeg de status van subsi-

diaire bescherming. De daling van het aantal personen dat een interna-

tionale beschermingsstatus toegekend kreeg, is vooral te verklaren

omdat er de dossiers van een aantal landen (Armenië, Servië, Macedonië)

waarvan de kans op erkenning zeer laag is, eerst behandeld werden.

Bovenstaande cijfers zijn niet beschikbaar op Limburgs niveau. Toch

kunnen we een idee krijgen van het aantal vluchtelingen dat de afgelo-

(203), Armenië (174) en Irak (131) scoren hoog in de top 10 van het

aantal Limburgse asielzoekers. Congo en Guinee zijn de enige

Afrikaanse landen in de top 10. Meer dan 40% van alle asielzoekers is

van Aziatische herkomst, 38,3% heeft Europese roots. Daarnaast is

18,5% afkomstig van een Afrikaans land.

Een nieuw crisisjaar voor de opvang

Door het stijgend aantal asielaanvragen, zit het opvangnetwerk voor

asielzoekers overvol. Om dit opvangtekort op te vangen werden er

extra plaatsen gecreëerd in bestaande opvangcentra en werden asiel-

zoekers ondergebracht in noodopvang en hotels.

Het opvangnetwerk in Limburg heeft een capaciteit van 2.365 plaat-

sen. Opvang is mogelijk in een opvangcentrum (904 plaatsen) of in

lokale opvanginitiatieven van OCMW’s (911 plaatsen). In Limburg is

er één federaal opvangcentrum in Sint-Truiden met plaats voor 493

personen. Daarnaast zijn er drie opvangcentra van het Rode Kruis: Ter

Dennen in Lanaken met 218 plaatsen, het Valkenhof in Overpelt met

94 plaatsen en de Bark in Heusden-Zolder met 94 plaatsen. Daarnaast

zijn er sinds eind 2010 550 noodopvangplaatsen beschikbaar in de

voormalige legerkazerne van Helchteren.

In Limburg kwamen er tussen augustus 2010 en juli 2011 een 600-tal

nieuwe opvangplaatsen bij: 64 plaatsen in individuele woningen

(lokale opvanginitiatieven georganiseerd door de OCMW’s), maar

vooral de opening van kazerne van Helchteren voor asielzoekers deed

de opvangcapaciteit voor asielzoekers in Limburg toenemen. De

opvang in de kazerne is in principe tijdelijke noodopvang en zou

maximum voor één jaar zijn. Bedoeling is dat de asielzoekers door-

stromen naar de reguliere opvang zodra daar plaatsen vrijkomen. Eind

juli 2011 besliste de ministerraad om het asielcentrum van Helchteren

15

Top 10 asielzoekers in Limburg (01.01.2011)

herkomstland continent aantal %

Rusland / Russische federatie Europa 279 12,9%

Kosovo Europa 242 11,2%

Afghanistan Azië 203 9,4%

Armenië Azië 174 8,0%

Servië + Montenegro Europa 161 7,4%

Irak Azië 131 6,0%

Guinee Afrika 75 3,5%

Congo Afrika 63 2,9%

India Azië 57 2,6%

Iran Azië 56 2,6%

Macedonië Europa 49 2,3%

overige landen 678 31,3%

totaal Limburg 2 168

Bron: bevraging van het Provinciaal Integratiecentrum bij de Limburgse gemeenten

Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning

0

100

200

300

400

500

600

700

800

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009

43 367

305

165

316

670

376

433

655

729

Aantal veranderingen van register in de provincie Limburg (1998-2009)

Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Dienst Demografie

Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning

Page 16: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

pen jaren in onze provincie erkend is. Dit door het aantal veranderin-

gen van het wachtregister naar het bevolkingsregister onder de loep te

nemen. Het wachtregister bevat gegevens over vreemdelingen die zich

vluchteling verklaren of als vluchteling erkend willen worden.

Personen die erkend worden verdwijnen van het wachtregister en wor-

den ingeschreven in het bevolkingsregister. Maar ook personen die ooit

asiel aangevraagd hebben en geregulariseerd worden, verhuizen van het

wachtregister naar het bevolkingsregister. Personen zonder wettig ver-

blijf die nooit zijn ingeschreven op het wachtregister en geregulariseerd

worden, zijn echter niet inbegrepen in deze cijfers. Naast deze catego-

rieën zijn er nog een aantal andere, minder belangrijke manieren om

van het wachtregister naar het bevolkingsregister te verhuizen.

Tussen 2000 en 2010 werden in Limburg meer dan 4.000 personen uit het

wachtregister ingeschreven in het bevolkingsregister. In 2005 kent

Limburg een eerste piek met 670 personen om het jaar daarop terug te val-

len tot 376. Sindsdien groeit dit aantal verder aan om in 2009 het hoogste

punt te bereiken in de afgelopen tien jaar. Voor het jaar 2010 en 2011 wordt

een nieuwe piek verwacht. Dan pas zal het effect van de tijdelijke regulari-

satiecampagne van eind 2009 duidelijk merkbaar zijn in de cijfers.

Niet-begeleide minderjarigen extra kwetsbaar

Eén op drie personen die verblijven in het opvangnetwerk is jonger

dan 18 jaar. De meeste kinderen zijn vergezeld van hun ouders of fami-

lie. Een bijzonder kwetsbare groep onder deze jongeren zijn de niet-

begeleide minderjarigen. Dit zijn jongeren die in België aankomen

zonder hun ouders.

In 2010 kreeg de Dienst Voogdij 2.831 minderjarigen over de vloer,

ongeveer evenveel als een jaar eerder. Het gaat vooral om jongeren uit

Afghanistan, Algerije, Guinee en Marokko.

De federale overheid duidt voor elke niet-begeleide minderjarige een

voogd aan. Deze behartigt de belangen van de minderjarige. Zo kan de

voogd de minderjarige helpen bij de asielprocedure, opvolgen of de

minderjarige naar school gaat en de passende medische en sociale

begeleiding krijgt.

De voogden staan niet in voor de materiële opvang. Voor de minderja-

rigen die asiel aanvragen (1.081 in 2010), zijn er bijzondere opvang-

plaatsen in de bestaande structuur. In Limburg zijn er plaatsen voor

niet-begeleide minderjarigen in de opvangcentra van Sint-Truiden

(75) en Lanaken (24). Ook in het lokaal opvanginitiatief van Alken (5)

en Hasselt (15) zijn plaatsen voor minderjarigen.

Naast de groep niet-begeleide minderjarigen die asiel aanvraagt, is er

een groep minderjarigen die geen asiel aanvraagt. Zij mogen blijven

totdat ze meerderjarig worden en hopen dan geregulariseerd te wor-

den. Als er sprake is van een problematische opvangsituatie zijn deze

jongeren welkom in één van de instellingen van de Bijzondere

Jeugdzorg. Zo is er plaats voor een vijftiental jongeren in het opvang-

tehuis Fonto Nova in Genk.

Mind-Spring doorbreekt eenzaamheid,

geeft rust en leert vooruit kijken

Mind-Spring is een psycho-educatieprogramma voor en door vluchte-

lingen en asielzoekers. De Mind-Spring cursus wordt gegeven door

een duo van een erkende vluchteling die een opleiding tot trainer volg-

de en een professional uit de geestelijke gezondheidszorg of het alge-

meen welzijnswerk. De Mind-Spring trainers vertellen in hun eigen

taal vanuit eigen ervaringen, zowel positieve als negatieve. Dit is met-

een de belangrijkste troef van het project. Naast de informatie en de

groepsgesprekken worden ook ontspanningsoefeningen aangeleerd.

De besproken thema’s in de groepssessies zijn: het ontstaan van

stressklachten en een gebrek aan draagkracht, hoe omgaan met

stress, hervinden van eigen capaciteiten en mogelijkheden, accultura-

tie, verlies en rouw, bouwen aan een toekomst. Dit alles met de bedoe-

ling het psychisch welzijn van de deelnemers te verbeteren.

Het Mind-Spring programma werd ontwikkeld in Nederland door het

Nederlandse Centrum Geestelijke Gezondheidszorg Dijk en Duin. In

2010 beslisten het Provinciaal Integratiecentrum Limburg, ODICE en

Intercultureel Netwerk Gent het programma aan te bieden in Limburg

en Oost-Vlaanderen. Wegens succes wordt het Mind-Spring program-

ma in 2012 uitgebreid naar heel Vlaanderen met middelen van het

Europees Vluchtelingenfonds.

In Limburg organiseerde het integratiecentrum in de loop van 2011

tien Mind-Spring cursussen in verschillende talen (Russisch, Dari,

Albanees, Frans en Engels). In totaal werden een honderdtal asielzoe-

kers en vluchtelingen bereikt.

In 2011 werden de effecten van Mind-Spring onderzocht via interviews

met de deelnemers, de trainers en co-begeleiders en dit zowel voor, tij-

dens als na de cursus.

Voorwaarden om te slagen

Mind-Spring is vooral effectief wanneer de deelnemers niet met te veel

zorgen zitten, zoals angst voor hun woonsituatie of andere medebe-

woners. Zo was er een cursus voor Afghaanse jongeren zonder papie-

ren. Zij waren meer bezig met overleven en het zoeken van eten en

onderdak. Bij hen heeft het project weinig effect gehad. Binnen de

groep moet er een veilige sfeer van vertrouwen zijn: deelnemers kun-

nen vrijuit spreken en hun gevoelens uiten. Het onderzoek stelde vast

dat een goede samenwerking met de medewerkers van het opvangcen-

trum zeer cruciaal is: bij het zoeken en aanspreken van cursisten, bij

het opmaken van taakverdeling (door ervoor te zorgen dat deelnemers

geen klussen hebben op het moment van de sessie) en bij het opvol-

gen van de sessies.

Geschikte methodiek

De trainer, co-begeleider en tolk zijn belangrijke actoren in het project

die vlot op elkaar moeten inspelen. De trainer is zelf vluchteling en

kan zijn eigen ervaringen doorgeven aan lotgenoten en dit in de eigen

taal van de deelnemers. Tegelijk moet hij ook afstand nemen van zijn

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201116

Page 17: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

persoonlijke belevenissen en zichzelf niet voortdurend als voorbeeld

nemen. Dankzij de getuigenissen van de trainer vertellen de deelne-

mers vlugger over eigen verhalen en trauma’s. Zij krijgen ook meer

begrip voor elkaars situatie en een ruimere blik op hun eigen situatie.

De co-begeleider is een professionele hulpverlener en zorgt voor

inhoudelijke begeleiding van de groepssessies. Zij geven ondersteu-

ning wanneer diepe trauma’s naar boven komen en spelen in op post-

traumatische stressverschijnselen. Indien nodig kunnen ze doorver-

wijzen naar meer intense en individuele psychosociale therapie. De

co-begeleiders geven aan dat deelnemers bij de start vaak wantrou-

wend waren. Mensen die gevlucht zijn hebben nog steeds de schrik

om vervolgd te worden. Vanuit het thuisland hebben ze soms bepaal-

de beelden over hulpverlening: via de hulpverlening speelde men daar

info door aan de inlichtingendienst of kaderde de hulpverlening in het

repressief apparaat. Maar het wantrouwen verdween na een tijd en zo

kan deze Mind-Springcursus een opstap zijn om daarna beroep te doen

op de welzijnsdiensten. Vaak was het nodig dat de co-begeleider de

term psycholoog even uitlegde. Voor heel wat vluchtelingen staat een

psycholoog in voor het ‘bewaken van mentaal gestoorde mensen’ en

hierrond leven taboes. Cruciaal voor de co-begeleider is een goede tolk.

Een goede tolk moet vooral het verloop van het groepsproces, de dyna-

miek in de groep en belangrijke uitspraken van deelnemers vertalen.

Tolk en co-begeleider maken hierover vooraf duidelijke afspraken.

Succes

Over het algemeen hadden de deelnemers bij de aanvang veel zorgen: ze

klaagden over hoofdpijn, slapeloosheid, rugpijn, verdriet en eenzaam-

heid. Zij gaven aan dat Mind-Spring inspeelde op hun noden. De mees-

ten waren erg enthousiast over het project: het was een opluchting om

in eigen taal in groep te praten. Het deed hen deugd iemand te ontmoe-

ten die met dezelfde onzekerheden leefde en die advies gaf over het aan-

pakken van problemen. Het erkennen en weten dat je er niet alleen voor

staat, was voor veel velen al genoeg om zich rustiger te voelen.

Deelnemers leren dat mensen handelen volgens de betekenis die zij

aan een situatie geven. Tijdens de sessies ondersteunen de begeleiders

hen door eigen vaardigheden te versterken of door het aanleren van

copingmethodes. Coping, een begrip uit de psychologie, verwijst naar

de manier waarop iemand met problemen en stress omgaat. Er is een

verschuiving van aandacht: van de problemen zelf naar het werken aan

de problemen. Zo leren ze om weer controle te krijgen over de situatie

waarin ze verkeren. Vluchtelingen voelen zich door hun ontworteling en

de onzekerheid vaak machteloos en afhankelijk. Tijdens de sessies maken

de deelnemers een overzicht van de dingen waarin ze energie steken en

dingen waaruit ze energie halen. Hierdoor beseffen ze wat hun prioriteiten

voor de toekomst zijn en richten ze zich meer op hun toekomst.

Wat bij veel vluchtelingen de grootste indruk heeft nagelaten was het

bewust maken van de bagage die mensen meedragen. Bepaalde trainers

maakten dit visueel door gewichten in een rugzak te doen en aan iemands

rug te hangen. Na de sessies kwamen de geïnterviewde deelnemers vaak

terug op dit beeld. De cursus had hen een beter zicht gegeven op wat ze zelf

meedragen aan zorgen, verdriet en onzekerheden. Mind-Spring bewijst

zijn effect voornamelijk op het moment van de cursus zelf.

Cultuurgebonden groepen

De deelnemers binnen eenzelfde groep behoorden tot een bepaalde

taal- en cultuurgroep. Dit had een positief effect op de sfeer van veilig-

heid en vertrouwen. Maar ook bepaalde copingmechanismen zijn cul-

tuurgebonden. Enkele voorbeelden: de Tsjetsjeense groep was erg

rustig en wou het liefst een rechtstreekse aanpak. De Afrikaanse groep

was vaak drukker en hield niet zo van directe woorden. De Afghaanse

groepen waren veel stiller en durfden minder vlug hun meningen en

gevoelens vrij te geven.

Meer informatie? www.limburg.be/mindspring

17

“Ik zal niet zeggen dat ik door

Mind-Spring geen problemen meer

heb, maar het helpt om naar je pro-

blemen te kijken.

Je voelt je positiever en je kan meer

afstand nemen van je problemen.

Ze gaan niet weg, maar de cursus

laat je zien dat je problemen je

meesters niet zijn” getuigt een van

de deelnemers.

Page 18: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

Vreemdeling, vluchteling, illegaal… Kind!

Op 12 mei 2011 organiseerde het Rode Kruis Vlaanderen een symposi-

um naar aanleiding van het 20-jarig bestaan van het opvangcentrum

Valkenhof. Het is immers 20 jaar geleden dat het Overpeltse hotel

Valkenhof werd omgevormd tot opvangcentrum.

Met de studiedag wilde het opvangcentrum bijzondere aandacht

besteden aan de plaats van een kind in een opvangcentrum. Immers,

kinderen in een asielcentrum hebben vaak heel wat meegemaakt. Hoe

gaat de opvang het beste om met kinderen? Welke plaats hebben de

begeleiders en welke plaats hebben de ouders? In Valkenhof werden in

de afgelopen jaren een aantal methodieken ontwikkeld zoals een soci-

aal dossier en handelingsplan, en zoals een structureel overleg met de

verschillende betrokken actoren: medewerkers van het opvangcen-

trum, een kinderpsychiater, onderwijsinstellingen en CLB.

Kinderen van asielzoekers hebben hun angst vaak geïntegreerd. Ze

komen uit een wereld vol oorlog en geweld, en kennen daardoor vaak

voornamelijk de gevoelens die daarmee gepaard gaan. Een voorbeeld

maakt dit duidelijk: een gezin vluchtte uiteindelijk uit het thuisland

dat al jaren in oorlog verkeerde. De eerste nacht dat ze in veilig gebied

verbleven, kon de dochter de slaap niet vatten: ze miste het vertrouw-

de geluid van de bommen. Het is dan ook belangrijk dat ouders, bege-

leiders en alle anderen erin slagen om een veilige omgeving te creëren,

waarin kinderen opnieuw tot rust kunnen komen, zich weten te hech-

ten en veilig kunnen ontwikkelen. Enkel zo kan hun broodnodige

veerkracht bevorderd worden.

Maar, dat is moeilijk. Want ook voor ouders is het nieuwe leven vaak

niet evident. Ook zij zijn immers asielzoeker en hebben heel wat mee-

gemaakt. Ze moeten dit ook zelf verwerken. Bovendien valt het soci-

aal netwerk weg. En omwille van hun traumatische ervaringen gaan

ouders ook andere prioriteiten stellen: beschermen en het voldoen

aan primaire behoeften staat centraal. Kinderen steunen, opvoeden en

naar hen luisteren verdwijnt naar de achtergrond. Daarbij komt de

onzekerheid: wordt de asielaanvraag goedgekeurd, of worden we

teruggestuurd? En zelfs wanneer de asielaanvraag wordt goedge-

keurd, leidt dit meestal niet tot grote opluchting. In veel gevallen is dat

net het moment waarop de trauma’s ook bij de ouders naar boven

komen. Ouders zijn dan geen ouders meer, maar slachtoffers.

Tenslotte is er vaak een breuk ontstaan tussen kinderen en ouders,

omdat de ouders niet vertellen waarom ze zijn gevlucht. Soms kan dat

niet: bijvoorbeeld wanneer het gezin vlucht omwille van de politieke

overtuigingen van een van de ouders. Of soms durven ouders het niet:

moeders zijn bang van de reactie van hun kinderen wanneer ze de ver-

halen van misbruik moeten vertellen. Voor kinderen is het anders:

voor hen betekent vluchten ook geen afscheid kunnen nemen van

vriendjes of familie. Een afscheid dat er in de meeste gevallen ook

nooit van komt, want ook telefonisch contact na het vluchten is

meestal zeldzaam. En dat nemen ze ouders in veel gevallen kwalijk.

De begeleiding van het opvangcentrum richt er zich dan ook enerzijds

op om ouders opnieuw te versterken en hun rol als opvoeder op te

nemen, en anderzijds om met de kinderen aan de slag te gaan en hen

te ondersteunen bij het verwerken van hun verleden. Alles staat daar-

bij in het teken van het ontwikkelen van veerkracht en het aanbieden

van mogelijkheden en perspectieven.

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201118

Tijdens het zomerfeest in het Valkenhof dansen de kinderen vro-

lijk in het rond op het openluchtpodium dat hun ouders zelf heb-

ben gebouwd en geverfd.

Page 19: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

Recente immigratieElk jaar vestigen heel wat immigranten zich vanuit het buitenland in

onze provincie. In de loop van 2009 waren er dit meer dan 6.000.

Cijfers voor het aantal buitenlandse inwijkelingen naar nationaliteit

voor de jaren 2008 en 2009 zijn jammer genoeg nog niet beschikbaar

naar nationaliteit.

Nederlanders blijven grootste groep nieuwe migranten

In de loop van 2007 vestigen zich 7.100 migranten vanuit het buiten-

land in Limburg. Bijna de helft (48,4%) van deze migranten heeft de

Nederlandse nationaliteit. Ook Belgen die zich vanuit het buitenland

opnieuw in Limburg vestigen, worden onder de buitenlandse inwijke-

lingen gerekend. Met 701 personen in 2007 komen ze op de tweede

plaats. Polen (591 personen), Turkije (486 personen) en Marokko (270

personen) vervolledigen de top vijf. In totaal is 86,3% van de buiten-

landse inwijkelingen afkomstig uit een Europees land.

Ook immigranten uit voormalige EU-migratielanden komen nog naar

Limburg. Zo vestigen zich in de loop van 2007 84 Italianen, 67

19

0

1.000

2.000

3.000

4.000

5.000

6.000

7.000

8.000

1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009

3372

3816

4121

4395

4509

4454

4310

4962

4393

4646

5059

5377

5921

6169

6107

5881

6064

6375

7100

7328

6156

Evolutie van het aantal buitenlandse inwijkelingen in Limburg (1989 - 2009)

Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Dienst Demografie - Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning

Wie kan naar België reizen? Wie mag inBelgië wonen en werken?

EU-onderdanen

Voor onderdanen van de oude EU-landen is het makkelijk: zij kun-

nen vrij in en uit België reizen, er vrij werken en (als ze voldoende

inkomsten hebben) er zich ook vrij vestigen. Onderdanen van de

nieuwe EU-landen uit Oost-Europa kunnen ook vrij in en uit België

reizen. Sinds 1 mei 2009 is het voor de onderdanen van nieuwe EU-

lidstaten, waaronder Polen, bovendien niet langer verplicht om een

arbeidskaart te hebben om in België te kunnen werken. Voor Bulgarije

en Roemenië, die sinds 2007 lid zijn van de Europese Unie, geldt deze

verplichting nog wel. Ze kunnen ook gedetacheerd worden door een

bedrijf uit hun land of als zelfstandige hier aan de slag gaan.

Niet-EU-onderdanen

Om België binnen te komen voor een verblijf van korte duur hebben

niet-EU-onderdanen dikwijls een visum nodig van één van de diplo-

matieke posten van de Schengenlanden. Niet-EU-onderdanen kun-

nen ook niet vrij werken in België. Bedrijven hier kunnen uitzonder-

lijk wel personeel laten overkomen, bijvoorbeeld gespecialiseerde

technici. Ook beroepssporters en artiesten kunnen naar hier komen.

Dat moeten ze op voorhand aanvragen. Niet-EU-ers kunnen ook naar

België komen als hier nauwe familie woont: een echtgenoot of echt-

genote of een kind. Bepaalde nationaliteiten hebben een visum nodig.

Niet-EU-ers kunnen hier ook studeren. Ze moeten dan wel voldoende

financiële middelen hebben om die studies te betalen of van iemand

in België ten laste zijn. Na de studies moeten ze vertrekken. Voor niet-

EU-ers geeft ook een asielaanvraag recht op een tijdelijk verblijf,

zolang de procedure loopt. Wordt de asielaanvraag erkend, dan kun-

nen ze blijven.

Meer info? Sociaal-juridische dienstverlening van het Provinciaal

Integratiecentrum, [email protected] of 011 30 57 13.

Page 20: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

Spanjaarden, 44 Portugezen en 30 Grieken. Ook inwoners van één van

de EU-landen vinden traditioneel hun weg naar België. In 2007 vestigen

zich heel wat Duitsers (151), Britten (53) en Fransen (52) in Limburg.

India blijft met 74 buitenlandse inwijkelingen in 2007 de koploper van

het Aziatische continent, gevolgd door de vooral vrouwelijke migratie

uit Thailand (61) en de Filippijnen (36).

Het aantal personen dat zich vanuit het buitenland in Limburg vestigt,

stijgt de laatste jaren sterk. In 2008 bereikt Limburg zijn hoogste peil

sinds 1989. In de loop van 2009 zien we voor het eerst een daling van

het aantal buitenlandse inwijkelingen die zich in onze provincie vesti-

gen. Jammer genoeg is het aantal buitenlandse inwijkingen naar nati-

onaliteit nog niet beschikbaar voor 2008 en 2009.

Het aantal Nederlanders dat zich jaarlijks in onze provincie vestigt,

groeide tussen 2003 en 2007 verder aan en steeg van 3.302 in de loop

van 2003 naar 3.437 in de loop van 2007. Ook het aantal immigranten

uit EU-ex-migratielanden (Italië, Spanje, Griekenland en Portugal)

blijft doorheen de jaren vrij constant (200-tal) net als het aantal uit

Maghreblanden en Turkije.

De grootste stijging kent het aantal migranten uit de ex-

Oostbloklanden. Zo steeg dit aantal tussen 2003 en 2007 van 221 naar

974. Vooral het aantal migranten uit de nieuwe EU-lidstaten zoals

Polen (van 91 naar 591), Roemenië (van 29 naar 112) en Bulgarije (van

21 naar 81) nam sterk toe.

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201120

Top 10 buitenlandse inwijkingen naar Limburg (loop 2007)

nationaliteit aantal %

Nederland 3 437 48,4%

België 701 9,9%

Polen 591 8,3%

Turkije 486 6,8%

Marokko 270 3,8%

Duitsland 151 2,1%

Roemenië 112 1,6%

Italië 84 1,2%

Bulgarije 81 1,1%

Verenigde Staten van Amerika 79 1,1%

overige landen 1 108 15,6%

totaal Limburg 7 100

Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Dienst Demografie

Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning

Nederland 48,4%

Turkije 6,8%

Marokko 3,8%

Polen 8,3%

België 9,9%

Roemenië 1,6%

Italië 1,2%

Duitsland 2,1%

Bulgarije 1,1%

Verenigde Staten van Amerika 1,1%

overige landen 15,6%

N=7.100

Aantal buitenlandse inwijkingen in Limburg naar nationaliteit (loop 2007)

Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Dienst Demografie

Verwerking: provincie Limburg – Directie Mens – Steunpunt Sociale Planning

Gezinshereniging wordt strenger

Voor Belgen en niet-EU’ers wordt het moeilijker om een familielid

naar België over te laten komen. Dit is een gevolg van de regels rond

gezinshereniging die sinds eind september 2011 van kracht zijn.

Gezinshereniging wordt zo aanzienlijk strenger en complexer.

Belgen en niet-EU’ers die een familielid willen laten overkomen,

moeten aan een aantal nieuwe voorwaarden voldoen. Zo moeten ze

bewijzen dat ze over voldoende bestaansmiddelen (120% van het

leefloon) beschikken. Dit mag niet bestaan uit bijvoorbeeld OCMW-

steun. Verder moeten ze aantonen dat ze over een behoorlijke huis-

vesting en ziekteverzekering beschikken.

Ouders en grootouders van een meerderjarige Belg laten overkomen

is niet meer mogelijk. Gezinshereniging is voor Belgen enkel moge-

lijk als beide parnters minstens 21 jaar oud zijn. Voor familie van in

België verblijvende niet-EU’ers worden enkel aanvragen uit het bui-

tenland aanvaard.

De nieuwe wet is strenger voor Belgen dan voor andere EU-onderda-

nen. België kan immers als EU-lidstaat zijn eigen onderdanen stren-

ger behandelen, maar kan de Europese regels zelf niet wijzigen.

Bilaterale tewerkstellingsakkoorden die België in de jaren ’60 en ’70

heeft ondertekend, geven onderdanen van een aantal landen een

meer voordelige recht op gezinshereniging. Zo zijn er onder meer

akkoorden met Turkije, Marokko, Algerije, Tunesië en de landen van

ex-Joegoslavië. De nieuwe regels rond gezinshereniging zouden dit

meer voordelige recht nu verder inkrimpen. Op dit moment bestaan

de bilaterale akkoorden nog steeds en zijn ze nog van kracht.

Rechtspraak zal moeten uitwijzen of de inkrimping van de bilatera-

le akkoorden rechtsgeldig is.

Meer info? Sociaal-juridische dienstverlening van het Provinciaal

Integratiecentrum, [email protected] of 011 30 57 13.

Page 21: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

HuwelijksmigratieHuwelijksmigratie is de voorbije decennia uitgegroeid tot een belang-

rijk migratiekanaal. Elk jaar zorgt huwelijks- en partnermigratie voor

een instroom van nieuwe migranten in Limburg en Vlaanderen. In

opdracht van de Vlaamse overheid en het Europees Integratie Fonds

bracht de Universiteit Gent dit fenomeen helder in kaart.

Ruim 30.000 partnermigraties

Tussen 2008 en de eerste helft van 2011 hebben ongeveer 30.000 part-

nermigranten zich in Vlaanderen en Brussel gevestigd. In 2008 en

2009 komen ongeveer 9.000 personen via partnermigratie naar het

Vlaams en Brussels Gewest. Het cijfer voor 2010 ligt met 8.419 part-

nermigraties iets lager.

Vier op tien partnermigranten komen uit Marokko of Turkije

Marokko (32,9%) en Turkije (10,8%) zijn de twee voornaamste her-

komstlanden van huwelijks- en partnermigratie, goed voor zo’n

10.000 Marokkanen en een 3.000-tal Turken. Samen zijn ze goed voor

43,7% van het totaal aantal partnermigraties in Vlaanderen en

Brussel. Maar partnermigratie gaat breder dan enkel migratie uit

Marokko en Turkije. De diversiteit van landen van waaruit gemigreerd

wordt, is groot, maar naast Turkije en Marokko vormen partnermi-

granten uit de (ex-)Sovjet-Unie (4,5%), Brazilië (3,7%) en (ex-)

Joegoslavië (3,2%) de grootste groepen.

Een meerderheid van de partnermigranten zijn vrouwen. Voor elke

100 vrouwelijke zijn er slechts 63 mannelijke partnermigranten.

Kijken we naar met wie de partnermigranten huwen of gaan samen-

wonen, dan gaat het in 59% om een derdelander (persoon met roots

buiten de Europese Unie, de Europese gemeenschap en Zwitserland).

In zes op tien van de gevallen gaat het dus om partnerschap met

iemand met de nationaliteit van een derdeland of personen met de

Belgische nationaliteit afkomstig uit een derdeland. Eén op vier part-

ners was Belg bij de geboorte, de overige 16% was EU-burger.

Europa-route

EU-burgers die in Vlaanderen komen wonen en dan een derdelander-

partnermigrant laten overkomen, zijn gebruikers van de Europa-

route. Door zich eerst in België te vestigen, omzeilen ze de strengere

regels rond gezinshereniging in het eigen land. De onderzoekers

schatten het gebruik van de Europa-route op maximaal 11% van de

totale instroom. Personen met de Nederlandse nationaliteit zijn hier-

van de belangrijkste groep.

Verschillende types van partnermigratie

De onderzoekers stoten bij het analyseren van de resultaten op ver-

schillende types van partnermigratie, elk met hun eigen specifieke

kenmerken.

Een eerste type dat de onderzoekers onderscheiden, is de partnermi-

gratie vanuit hoge-inkomenslanden, goed voor ongeveer 3,2% van alle

partnermigranten. Partnermigratie komt vooral voor bij inwoners die

bij geboorte Belg (50%) of EU-burger (25%) zijn. Het aandeel partner-

schappen afgesloten in België is hoog. Dit type relaties is een gevolg

van de toegenomen internationale mobiliteit op politiek, sociaal en

economisch vlak.

Partnermigratie vanuit bruiddonorlanden, met in de eerste plaats

Thailand en de Filippijnen, kent ook een uitgesproken profiel. Deze

migratie is vooral vrouwelijk: voor elke 100 vrouwelijke partnermi-

granten zijn er slechts 5 mannen. Bij de partners is het aandeel

Belgen/EU’ers bij geboorte zeer hoog (94%). Ook de leeftijdsverschil-

len tussen de partners zijn vaak erg groot. Meer dan de helft van de

mannelijke residenten is minstens tien jaar ouder dan de migratie-

partner. Een aantal andere clusters van landen, zoals migratie vanuit

de ex-Sovjet-Unie, Latijns-Amerika en de Caraïben volgen het profiel

van Thailand en de Filippijnen, maar minder uitgesproken. Bijna 5%

van alle partnermigranten is afkomstig uit Thailand en de Filippijnen.

De partnermigranten van de ex-Sovjet-Unie, Latijns-Amerika en de

Caraïben zijn samen goed voor ongeveer 15%.

In tegenstelling tot partnermigratie uit bruiddonorlanden, is bij part-

nermigratie uit Turkije en Marokko (43% van alle partnermigratie) de

geslachtsverdeling meer in evenwicht. Een meerderheid van de partner-

schappen worden afgesloten in het buitenland (80%) en meer dan 75%

van de partners hier is een derdelander bij geboorte. Daarom spreken de

onderzoekers van gemeenschapbevestigende partnermigratie.

Een groep landen die nauw aansluiten bij het patroon van Turkije en

Marokko zijn de landen uit het Midden-Oosten en Noord-Afrika

(samen goed voor 8,5% van alle partnermigranten). Ook de partner-

migratie uit Oost-Europa (4,7%) en West-en Centraal-Azie (1,6%) lijkt

het profiel van Turkije en Marokko te volgen, al is het voor deze laat-

ste clusters vooral een fenomeen waarbij vrouwen naar Vlaanderen

komen. Daarom suggereren de onderzoekers dat het (nog) gaat om

gemeenschapsvormende partnermigratie.

Limburgse cijfers?

Bovenstaand onderzoek focuste op de partnermigratie naar

Vlaanderen en Brussel. In 2012 wil het Provinciaal Integratiecentrum

op basis van het rijksregister de partnermigratie naar Limburg onder-

zoeken. Ook de Europaroute zal in enkele Noord-Limburgse gemeen-

ten van nabij bekeken worden.

21

Page 22: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201122"Ik voel me gelukkig met mijn man, maar ik

heb weinig contact met de buitenwereld.

Wat ik het meest mis, is mijn werk.”

Jesus Silva Maria De Lourdes, een Braziliaanse 44-jarige vrouw uit

Hasselt, leerde haar man kennen via internet. Ze werd verliefd en volg-

de hem naar Hasselt. Maria vertelt: “Een Braziliaanse vriendin vertel-

de me over een relatiesite. Ik had me ingeschreven maar geloofde niet

dat ik op die manier een goede man zou leren kennen. Na enkele

maanden nam mijn huidige man contact met mij op. Eerst negeerde

ik hem, maar omdat hij bleef mailen, heb ik gereageerd. Het was een

oppervlakkig gesprek via mail, waarbij we elkaars vragen beantwoord-

den. Na een tijdje ging hij naar Brazilië op vakantie in de buurt van

waar ik woonde! We ontmoetten elkaar regelmatig. Tijdens zijn twee-

de bezoek aan Brazilië vroeg hij mij ten huwelijk. Het was een verras-

sing, want ik had het nog niet verwacht. Toen we elkaar beter leerden

kennen, zijn we getrouwd en migreerde ik naar Hasselt. Het ging alle-

maal wel snel.”

“Ik voel me heel gelukkig met mijn man. Maar ik heb wel weinig con-

tact met de buitenwereld. We hebben weinig vrienden en familie. Dit

is voor mij een grote aanpassing. In Brazilië had ik veel familie, vrien-

den en buren om me heen. Als ik iets lekkers kookte, gaf ik ook een

deel aan de buren. Vrienden springen er spontaan binnen bij elkaar,

zonder afspraken te maken. Hier is dat wel anders. Ik vind het raar om

altijd vooraf afspraken te maken voor bezoekjes. In het algemeen vind

ik Belgen wel gesloten, je kan moeilijk contact maken, want ze zijn

druk bezig met zichzelf, hun werk…”

“Sinds mijn verblijf in België is mijn geloof wat verwaterd. In mijn her-

komstland was ik een heel gelovige katholiek, ging ik wekelijks naar

de mis en stond ik altijd klaar om mensen in nood te helpen. Dat is

daar normaal. In België is dit niet zo: hier gaan katholieken alleen

naar de mis – sommigen wekelijks, anderen af en toe - voor de rest

doen zij niets bijzonders. Voor mij is mijn geloof nog altijd heel

belangrijk: ik lees de bijbel en andere religieuze boeken, ik ga zoveel

mogelijk naar de mis in Hasselt – in de kathedraal. En ik zing en luis-

ter heel graag naar religieuze liederen.”

“Wat ik het meest mis in België is mijn werk. In Brazilië heb ik een

diploma pedagogie behaald en gaf ik les. Ik hield heel veel van mijn

leerlingen en van mijn job. Op dit moment ben ik ijverig bezig met het

leren van Nederlands: vijf dagen per week volg ik Nederlandse taalles.

Wanneer ik bezig ben in het huishouden zet ik de TV of de radio aan,

zodat ik Nederlands hoor en veel kan bijleren. Ik heb een druk levent-

je, maar daar hou ik van. Als ik het Nederlands goed onder de knie

heb, wil ik mijn rijbewijs halen en een goede job vinden.”

Onderzoek 10.10

De getuigenis van Maria maakt deel uit van het onderzoek 10.10 uitge-

voerd door het Provinciaal Integratiecentrum in 2011. Dit onderzoek

richt zich tot twee groepen van tien personen: tien personen die via

huwelijksmigratie migreerden naar Limburg en tien personen die na

regularisatie een nieuw leven begonnen in Limburg. Via interviews met

deze nieuwe Limburgers geven we regularisatie en huwelijksmigratie

een menselijk gelaat: Wie zijn de mensen achter de cijfers? Welke zor-

gen hebben ze? Hoe participeren ze aan de samenleving? Wat doen ze in

hun vrije tijd? Welke toekomstperspectieven hebben ze?

De tien geïnterviewde huwelijksmigranten zijn nieuwe Limburgers die

naar hier migreerden door hun huwelijk met een Belgische man of

vrouw. Alle geïnterviewden geven aan dat taal de grootste hinderpaal

vormt om te integreren. Zo snel mogelijk Nederlands leren is de hoog-

ste prioriteit voor iedereen. De situatie van de huwelijksmigranten ver-

schilt sterk naargelang de gemeenschap waarin ze terechtkomen. Een

eerste groep huwelijksmigranten voelt zich in België eerder geïsoleerd

van de samenleving. Een tweede groep huwelijksmigranten komt in

Limburg terecht in een hechte allochtone gemeenschap en voelt zich

sneller opgenomen.

Geïsoleerd

Deze groep huwelijksmigranten is afkomstig uit verre landen zoals

Brazilië, Colombia, Filippijnen en China. Ze leerden hun partner vaak

kennen via internet of via een toevallige ontmoeting (op de luchtha-

ven, in kader van een thesisonderzoek…). Tijdens de interviews geven

Als ik het Nederlands goed onder de knie heb, wil ik mijn rijbewijs

halen en een goede job vinden

Page 23: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

ze aan dat ze weinig vrienden hebben en zich vaak eenzaam voelen.

Ze vinden over het algemeen dat de Belgen nogal gesloten zijn en

niet echt open staan voor nieuwe contacten. Als ze vrienden hebben

kennen ze die via hun werk of school. Maar dan vinden ze het spij-

tig dat je vooraf bezoek moet aankondigen en afspraken moet

maken. Dit vinden ze een rare gewoonte. De hooggeschoolden uit

deze groep, die een goede job hadden in het herkomstland, missen

hun werk. Ze doen hun uiterste best om goed Nederlands te leren

en om daarna een goede job te vinden, liefst in overeenstemming

met hun diploma.

Tijdens het interview geven ze aan dat ze in de toekomst hun isole-

ment willen doorbreken: ze willen hun sociale contacten actief uit-

breiden. Iedereen doet dit op zijn manier: op school, op het werk,

via vrienden van hun partner, via de schoonfamilie en via het project

vriendENtaal.

In een hechte allochtone gemeenschap

Een tweede groep huwelijksmigranten komt uit traditionele migra-

tielanden zoals Turkije en Marokko. Hun toekomstige partner heb-

ben ze bijvoorbeeld op vakantie of via familie leren kennen.

Opvallend hierbij is het feit dat de koppels hetzelfde geloof hebben.

Ze zeggen ook dat het belangrijk is dat hun partner dezelfde her-

komst en hetzelfde geloof heeft. Dat geeft meer kans op een geluk-

kig huwelijk! Enkele huwelijksmigranten vertellen dat ze voor hun

huwelijk veel sterker geloofden. Door hun migratie naar België is

hun geloof zachtjes verwaterd. Dit komt, zo zeggen ze, omdat hun

partner en omgeving niet zo gelovig zijn. Maar ook al praktiseren

ze niet meer (of weinig) openlijk hun geloof, in hun hart blijven ze

sterk vertrouwen op hun geloof.

Deze huwelijksmigranten komen in Limburg terecht in een hechte

allochtone gemeenschap. Hierdoor maken ze sneller nieuwe vrien-

den en hebben ze een goed sociaal leven. Bovendien zorgt religie ook

voor een nauwe band tussen mensen. Door dit netwerk kunnen ze

gemakkelijk hun weg vinden: waar kan ik Nederlands leren? Welke

zaken kan ik regelen in het gemeentehuis? Waar kan ik een opleiding

volgen? Ook het vinden van een job gaat vlotter. Via hun vrienden en

familie weten ze vlugger welke vacatures er zijn of worden ze bij

werkgevers geïntroduceerd. De meesten voelen zich gelukkig in hun

nieuwe leven.

Verloopt de gezinsvorming anders bij

Turkse en Marokkaanse jongeren?

Ook Limburg telt steeds meer Turkse en Marokkaanse jongeren van

de tweede en derde generatie. Deze jongeren zijn van jongs af aan in

België opgegroeid. Veel van deze jongeren zullen de komende jaren

trouwen en een gezin stichten. Sommigen zullen kiezen voor een

partner uit België, anderen opteren voor een partner uit het her-

komstland.

Uit een onderzoek van de Studiedienst van de Vlaamse Regering

blijkt dat de gezinsvorming bij jongeren van Turkse en

Marokkaanse herkomst op tal van aspecten anders verloopt dan bij

de Vlaamse jongeren, maar ook tussen Turken en Marokkanen

onderling zijn er verschillen. Zo volgen Marokkaanse tweede gene-

ratiejongens meer dan de Turkse het patroon van de Vlaamse jonge-

ren als het gaat over alleen wonen, het gaan samenwonen en het

starten van een gezin.

Turkse tweede generatiemannen huwen daarentegen erg snel, wonen

het meest in bij de ouders en krijgen het vroegst kinderen. Turkse

vrouwen van de tweede generatie trouwen op jongere leeftijd en krij-

gen sneller kinderen dan Marokkaanse tweede generatievrouwen, die

een middenpositie innemen tussen Turkse en Vlaamse vrouwen.

De onderzoekers gingen verder na of er verschillen waren als de

partner een huwelijksmigrant was. De grootste verschillen naarge-

lang het land waar de partner opgroeide, vonden de onderzoekers

bij de tweede generatie Turkse mannen. Als ze huwen met een part-

ner uit het herkomstland verloopt de gezinsvorming meer ‘traditio-

neel’: ze huwen op jongere leeftijd, vaak is er een groter leeftijdsver-

schil tussen beide partners en ze worden sneller vader nadat ze

getrouwd zijn. Ook wonen ze vaker met hun bruid tijdelijk in bij de

ouders. Na acht jaar huwelijk hebben ze ook meer kinderen dan de

Turkse jongeren die trouwden met een partner uit België.

Deze verschillen tussen jongeren die kiezen voor een partner van

hier en degenen die kiezen voor een partner uit het herkomstland,

zien we minder terug bij Marokkaanse tweede generatiemannen. Bij

de Marokkaanse vrouwen bestaan deze verschillen dan weer wel. Zo

verloopt de gezinsvorming bij Marokkaanse vrouwen traditioneler

als ze kiezen voor een partner uit het herkomstland.

Het Provinciaal Integratiecentrum ontwikkelde twee vormingspro-

gramma’s rond huwelijksmigratie. ‘Is liefde kleurenblind?’, waarin

allochtone en autochtone jongeren praten over partnerkeuze en

relaties en het vormingspakket ‘Een gelukkig huwelijk voor onze

kinderen’, waarin allochtone ouders ervaringen uitwisselen en tips

krijgen om beter te communiceren met partner en kinderen.

Meer info? www.limburg.be/integratiecentrum

23

Page 24: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

Begin 2010 lanceerde de Vlaamse minister voor Inburgering een nieu-

we oproep voor het project ‘Managers van diversiteit’. Het accent lag

deze keer op huwelijksmigratie. De minister voorziet 1 miljoen euro

aan subsidies voor projecten die vernieuwend zijn in het benaderen

van de thematiek en het doorbreken van taboes door ontmoeting en

dialoog te organiseren.

Veertien projecten, die vanaf 2011 in Vlaanderen en Brussel rond

huwelijksmigratie zullen werken, werden geselecteerd waaronder ook

een aantal Limburgse projecten.

• Coachen uit de schaduw - Groep Intro vzw regio Limburg

Groep Intro vzw is een vormingsorganisatie die actief is rond de

thema’s vrije tijd, opleiding en trajectbegeleiding. Ze wil kwetsba-

re mensen in de samenleving als persoon versterken en is erg

actief in de wijken.

Met het project ‘Coachen uit de schaduw’ wil Groep Intro vrouwe-

lijke huwelijksmigranten versterken en hen opleiden tot coaches

die andere huwelijksmigranten een plek in de samenleving helpen

vinden. De coaches hebben een brugfunctie naar de buurtwerkin-

gen en reiken zo de hand naar het lokale sociaal netwerk. Om het

effect op lange termijn te verzekeren werkt de organisatie samen

met buurtopbouwwerk.

• Mama, ik wil trouwen! – Nejma vzw (Houthalen-Helchteren)

Nejma vzw is een zelforganisatie uit Houthalen-Helchteren. Ze

werkt met voornamelijk Marokkaanse vrijwilligers. De organisatie

speelt in op de noden van de allochtone gemeenschap door activi-

teiten op te zetten rond maatschappelijke thema’s en mensen met

een verschillende etnische achtergrond samen te brengen.

Met het project ‘Mama, ik wil trouwen’ wil Nejma vzw het begrip

huwelijksmigratie bespreekbaar maken bij jongeren en adolescen-

ten. Aan de hand van enkele theaterproducties stelt ze de voor- en

nadelen van huwelijksmigratie voor. Het gaat om vier voorstellin-

gen voor scholen én voor een breed publiek. Als het project is afge-

rond, bestaat de mogelijkheid te toeren met deze theatervoorstel-

ling.

• One-way ticket to Love: kortfilms over Turkse huwelijksmigra-

tie in de mijnstreek – Het Vervolg vzw

Het Vervolg vzw is een onafhankelijke ontwikkelingsorganisatie

die bruggen wil slaan tussen verschillende sectoren: cultuur, erf-

goedzorg, vrijwilligerswerk, buurtopbouwwerk, toerisme en de

herbestemming van mijnterreinen. De organisatie werkt aan een

positieve beeldvorming over diversiteit in de mijnstreek.

Het Vervolg wil op een actieve en creatieve manier discussies

opzetten over huwelijksmigratie. De focus ligt voornamelijk op

Turkse huwelijksmigratie. De visies en standpunten die hieruit

voortvloeien, worden herwerkt tot een scenario voor enkele kort-

films. Het Vervolg zal die kortfilms vertonen op een premièreavond,

maar ook achteraf in cultuurcentra, scholen, huiskamers, op You

Tube, …

• Huwelijksmigratie in 3D – Demystificatie door Diepte-inter-

view en Dialoog – SEIN Universiteit Hasselt

SEIN is een onderzoeksinstituut van de Universiteit Hasselt en

partner in het Vlaamse Steunpunt Gelijkekansenbeleid.

Het doel van dit onderzoeksproject is om bij Turkse en

Marokkaanse jongeren en hun ouders een andere kijk op huwe-

lijksmigratie te tonen. De onderzoekers zetten studenten in als

hefboom om binnen de eigen gemeenschap verschillende onder-

werpen ter sprake te brengen. Ze vertrekken vanuit een verzame-

ling stellingen en citaten die in diepte-interviews met studenten

verzameld zijn.

De projectmedewerkers leggen de stellingen en citaten voor aan

focusgroepen van jongeren en ouders met ongehuwde jongeren.

De groep denkt in dialoog na over de voor- en nadelen en de

mogelijke alternatieven voor partnerkeuze bij jongeren. De resul-

taten van dit onderzoek worden bekendgemaakt tijdens een slot-

evenement voor een ruim publiek.

• Kijk in de spiegel: relatievorming en diversiteit – CAW Sonar

CAW Sonar is een erkend centrum voor algemeen, justitieel en

gezins- en relationeel welzijnswerk.

Met dit project wil CAW Sonar jongeren en hun ouders sensibili-

seren voor thema’s als relatievorming en huwelijksmigratie. CAW

Sonar organiseert ‘meeting points’ voor jongeren. Dat moet hen

genoeg alternatieven bieden om elkaar te ontmoeten en om leef-

tijdsgebonden relatiethema’s te bespreken, en om eventuele voor-

oordelen te toetsen aan de werkelijkheid en aan elkaar.

De organisatie zal ook gespreksgroepen organiseren voor gehuw-

den (individuen en koppels met een partner uit het land van her-

komst, en koppels die elkaar hier hebben leren kennen) over uni-

versele relatiethema’s. Wat zijn de krachten en knelpunten van

zulke huwelijken, wat betekent integratie voor de huwelijkspart-

ners, en hoe vind je het evenwicht tussen integratie en behoud van

eigenheid?

Met dit project kan CAW Sonar preventief werken door vormingen

te organiseren over relationele thema’s zoals huwelijksmigratie.

Het CAW doet ook aan psycho-educatie (educatieve of opvoedkun-

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201124

Zeven Limburgse projecten rond huwelijksmigratie

Page 25: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

ArbeidsmigratieLimburg kent een lange geschiedenis van arbeidsmigratie. Hoewel er

sinds 1974 een migratiestop van kracht is, komen ook de laatste jaren

arbeidsmigranten vanuit het buitenland in Limburg werken.

Een indicatie van het aantal arbeidsmigranten die als werknemer aan de

slag gaan, krijgen we op basis van het aantal uitgereikte arbeidskaarten.

Daarnaast kunnen onderdanen van de EU-landen hier als zelfstandige

aan de slag of naar hier gedetacheerd worden vanuit hun bedrijf.

De cijfers over het aantal arbeidskaarten geven maar een beperkt beeld

over arbeidsmigratie. Sommige vreemdelingen zijn, net zoals de

Belgen, vrijgesteld van een arbeidskaart. Het gaat bijvoorbeeld om

erkende vluchtelingen, personen die naar hier gekomen zijn in het

kader van gezinshereniging of mensen die huwen met een Belg of EU-

onderdaan. Zij worden niet opgenomen in de statistieken. De statis-

tieken bevatten bovendien zowel de aanvragen als de hernieuwingen.

Een werknemer kan in één jaar meerdere arbeidskaarten ontvangen.

De cijfergegevens stemmen dus in geen geval overeen met het aantal

effectief naar Limburg gemigreerde of in Limburg verblijvende buiten-

landse werknemers.

Bovendien moeten onderdanen van de nieuwe EU-lidstaten, waaron-

der Polen, sinds 1 mei 2009 niet langer over een arbeidskaart beschik-

ken om in België te kunnen werken. Voor Roemenië en Bulgarije, die

sinds 2007 lid zijn van de Europese Unie, zou deze verplichting gelden

tot eind 2011. De ministerraad koos er eind 2011 echter voor om de

grenzen nog niet te openen voor de Roemenen en de Bulgaren. Hun

toegang tot de arbeidsmarkt blijft daardoor beperkt tot eind 2013.

Roemenen en Bulgaren die in België willen komen werken kunnen dit

dus enkel met een arbeidskaart voor specifieke knelpuntberoepen (of

ze kunnen als zelfstandige aan de slag gaan).

Leeuwendeel arbeidskaarten B gaat naar Bulgaren en Roemenen

In de loop van 2010 reikte de Vlaamse Gemeenschap in Limburg 3.794

arbeidskaarten en –vergunningen uit aan vreemde arbeiders. In vergelij-

king met een jaar eerder, toen 4.031 arbeidskaarten en –vergunningen

uitgereikt werden, is dit een lichte daling. In vergelijking met 2008 is dit

meer dan een halvering. Dat Polen sinds 1 mei 2009 niet langer een

arbeidskaart moeten aanvragen, verklaart deze forse daling.

Het aantal afgeleverde arbeidskaarten B kent een daling. Arbeidskaarten

B zijn bedoeld voor echte arbeidsmigranten, werknemers die voor een

bepaalde job bij een bepaalde werkgever uit het buitenland naar België

komen. In 2010 werden in Limburg 2.731 van dergelijke arbeidskaarten

afgeleverd, ongeveer een 600-tal minder dan in 2009.

Bijna 87% van alle arbeidskaarten B gaan in 2010 naar onderdanen van

de nieuwe EU-lidstaten voor knelpuntberoepen. Zo kregen in 2010

1.198 Bulgaren en 1.151 Roemenen een arbeidskaart B om tewerkge-

25

dige interventies om mensen te leren omgaan met hun beperkin-

gen) en laat gespreksgroepen ervaringen over relatiethema’s uit-

wisselen.

Dat zal uitmonden in een vormingsaanbod dat bruikbaar is voor

andere diensten, verspreid over verschillende regio’s, en in bege-

leide groepsgesprekken voor heel diverse deelnemers.

• Op weg – Stad Beringen

De integratiedienst van de Stad Beringen wil met het project ‘Op

Weg’ het fenomeen huwelijksmigratie kaderen in een historische

context. Met creatieve methodieken wil de integratiedienst het

onderwerp bespreekbaar maken.

De integratiedienst leidt mensen uit de doelgroep op tot ‘intervie-

wers oral history’. Zij sporen vervolgens huwelijksmigranten op

die kunnen deelnemen aan het project. Ze nemen diepte-inter-

views af of leggen digitale fotoboeken aan.

Inwoners van Beringen kunnen in een verhalenroute kennisma-

ken met de huwelijksmigranten en hun verhaal: het Beringse thea-

tergezelschap vzw Padarijs gebruikt het bronnenmateriaal als

inspiratie voor korte theaterstukken die het in verschillende huis-

kamers in Beringen-Mijn opvoert.

• Partnerkeuze van de Turkse jongeren - Turkse Unie van België

De Turkse Unie van België is een landelijke vereniging voor

migranten.

De Unie wil het volledige verhaal van partnerkeuze en huwelijk bij

mensen van Turkse afkomst onder de loep nemen. Hoe worden

relaties gevormd en welke factoren spelen een rol? Dat de eerste

generatie Turkse migranten een partner zocht in het land van her-

komst, is niet verrassend. Hun sociaal netwerk lag immers in het

thuisland. Opmerkelijk is dat ook de tweede en derde generatie

migranten een partner in het land van herkomst vindt. De integra-

tietheorie stelt dat tweede- en derdegeneratiemigranten vaker hun

partner in het nieuwe land kiezen. Wat is er dan anders in de

Turkse gemeenschap?

De Unie organiseert groepsgesprekken om de motivatie achter

sommige keuzes te achterhalen. Ze wil mensen van Turkse

afkomst confronteren met de realiteit van huwelijksmigratie,

zowel positief als negatief. Zo wil ze hen motiveren om stil te

staan bij belangrijke levenskeuzes.

Page 26: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

steld te worden in een knelpuntberoep. Verder reikt de Vlaamse

Gemeenschap arbeidskaarten B uit aan monteerders-specialisten

(68), hooggeschoolden (28), gedetacheerde hooggeschoolden, lei-

dinggevenden of stagiairs (89), au-pairs (23), beroepssporters (12) en

nog aan enkele andere categorieën.

In Limburg ontvingen 1.062 personen een arbeidskaart C. Deze

arbeidskaart is voor wie legaal in België verblijft, maar met zo’n kaart

ook het recht krijgt om te werken. Het gaat dan om onder meer gere-

gulariseerden, studenten of slachtoffers van mensenhandel en ont-

vankelijk verklaarde asielzoekers.

Het aantal arbeidskaarten C stijgt in vergelijking met een jaar eerder.

Een groot deel van de stijging komt er doordat asielzoekers sinds

begin 2010 na zes maand procedure kunnen werken tijdens de rest van

hun procedure. De gevolgen van deze wijziging zien we in het aantal

afgeleverde arbeidskaarten. Zo stijgt het aantal arbeidskaarten C voor

kandidaat-vluchtelingen van 46 in 2009 naar 530 in 2010.

Tenslotte is ook nog de arbeidskaart A. Na vier jaar werken met een

arbeidskaart B kan iemand een arbeidskaart A verkrijgen.

Fruitsector en bouw in trek bij arbeidsmigranten

Zowel de fruitteelt als de bouwsector zijn in Limburg belangrijke eco-

nomische activiteiten. Maar ze zijn ook erg arbeidsintensief en dus

goed voor heel wat werkgelegenheid. Naast Belgen worden ook heel

wat buitenlandse arbeidskrachten ingeschakeld.

Een idee van het aantal arbeidsmigranten in de fruitteelt kunnen we

krijgen op basis van gegevens van de Fruitcel van de VDAB. Voor het

jaar 2011 telden ze 11.717 Europese plukkers in de fruitstreek, een stij-

ging met 18,4% in vergelijking met een jaar eerder. Het aantal

Europese fruitplukkers zit al jaren in de lift. In 2006 waren er 3.063

Europese fruitplukkers actief in de gemeenten van de Limburgse

fruitstreek. Vijf jaar later steeg dit aantal tot 11.717, bijna een vervier-

voudiging.

Het merendeel van de buitenlandse seizoensarbeiders in Limburg

komt uit Polen. Een verklaring voor de sterke aanwezigheid van de

nieuwe EU-landen in de fruitpluk, is dat het inschakelen van seizoen-

sarbeiders uit Polen de afgelopen jaren erg vergemakkelijkt is.

Ook in de Limburgse bouwsector worden heel wat buitenlandse

arbeidskrachten ingeschakeld. Uit een bevraging van de Confederatie

Bouw en Voka Limburg bleek dat bijna één op drie Limburgse bouw-

bedrijven buitenlandse werknemers tewerkstelt. Voornaamste rede-

nen die de bedrijven hiervoor aanhalen is de krapte op de arbeids-

markt (20,8%), maar ook de loonkost (11,3%) en hun positieve

arbeidsattitude spelen mee. Meer dan de helft van de arbeidskrachten

zijn afkomstig uit Oost-Europa (54,8%), maar ook uit buurlanden

(29%) of uit andere EU-landen (29%).

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201126

9 5

4

3

2

0

1000

2000

3000

4000

5000

6000

7000

8000

9000

10000

11000

2003 2004 2005 2006 2007

arbeidskaart Aarbeidskaart Barbeidskaart C

761 1.003 916 822 946388

459 1.224

3.920

8.039

1

2008

980

9.653

3

2009

706

3.322

1

2010

1.062

2.731

Evolutie van het aantal afgeleverde arbeidskaarten voor Limburg

(2003 - 2010)

Bron: Vlaams Ministerie voor Werk en Sociale Economie

Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning

Twee seizoensarbeiders aan de slag in de Limburgse fruitpluk.

Page 27: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

Mensen zonder wettig verblijf

Mensen zonder wettig verblijf leven zonder wettige verblijfsdocumen-

ten in België. ‘Illegalen’ of ‘mensen zonder papieren’ zijn andere,

minder correcte benamingen. Hoeveel mensen zonder wettig verblijf

in Limburg leven, is door hun relatieve onzichtbaarheid moeilijk in te

schatten.

In Limburg, uit de statistieken

De groep van mensen zonder wettig verblijf is een zeer diverse groep.

Sommigen verblijven van meet af aan illegaal in België. Ze zijn zonder

toestemming het land binnengekomen of met een toeristenvisum dat

intussen verlopen is. Anderen starten daarentegen wel met een legaal

verblijf maar slagen er niet in dit te behouden. Ze kiezen voor een

leven in de illegaliteit. Uitgeprocedeerde asielzoekers of gezinshereni-

gers, gewezen buitenlandse studenten of au pairs behoren onder meer

tot deze groep.

Ook de beweegredenen van mensen zonder wettig verblijf zijn zeer

divers. De Erasmus Universiteit van Rotterdam ondervroeg in

opdracht van de Belgische regering een 120-tal irreguliere migranten

in Brussel, Gent en Antwerpen. Hieruit bleek dat de economische ach-

terstandspositie vaak de directe aanleiding is om te migreren. Toch

spelen er vaak ook andere individuele beweegredenen mee. Ongeveer

één op vijf van de geïnterviewden geeft aan naar België te komen om

in een korte periode zoveel mogelijk geld te verdienen om dan terug te

keren naar het herkomstland. Daarnaast is er een omvangrijkere

groep die een wettig verblijf nastreven, bijvoorbeeld door huwelijk of

regularisatie. Een laatste groep, ongeveer één op drie van de geïnter-

viewden, accepteert het onwettig verblijf in België en is naar hier geko-

men om een nieuw bestaan op te bouwen, legaal of illegaal.

Schrijnende leefomstandigheden voor mensen zonder wettig verblijf

Er bestaat weinig betrouwbare informatie over de leefomstandighe-

den van mensen zonder wettig verblijf. Door hun precaire situatie val-

len ze immers volledig uit de officiële statistieken. Om deze leemte in

te vullen deed het Hoger Instituut voor Arbeid (HIVA) in opdracht van

het Steunpunt Armoedebestrijding een onderzoek naar de leefom-

standigheden van mensen zonder wettig verblijf.

Een bevraging bij 170 mensen zonder papieren geeft zicht op de moei-

lijke omstandigheden waarin ze leven. Negen op tien mensen zonder

wettig verblijf moeten rondkomen met een bedrag van minder dan

450 euro per maand. Slechts één op vijf mensen zonder papieren had

in de maand voor het interview gewerkt, meestal deeltijds of in het

zwart. Ongeveer de helft van de mensen verbleven in een woning, de

andere helft had een tijdelijk onderkomen in een voorziening of was

dakloos. De woningen van mensen zonder wettig verblijf zijn vaak van

erg lage kwaliteit met veel structurele gebreken. Meer dan één op drie

beoordelen bovendien hun eigen gezondheid als slecht of heel slecht.

Recht op onderwijs en dringende medische hulp

Mensen zonder wettig verblijf hebben geen verblijfsrecht in België.

Hierdoor zijn ze uitgesloten van de arbeidsmarkt en kunnen ze maar

in beperkte mate rekenen op steun van publieke voorzieningen. Toch

garandeert de overheid enkele fundamentele rechten: het recht op

onderwijs voor kinderen van mensen zonder wettig verblijf en het

recht op dringende medische hulp.

Huisvesting voor mensen zonder wettig verblijf

Mensen zonder wettig verblijf hebben in principe geen recht op

opvang. Voor hen is het vaak behelpen. Mensen zonder wettig verblijf,

die tijdens hun legaal verblijf een woning hebben, houden meestal zo

lang mogelijk vast aan deze woning. Huur betalen ze door zwartwerk.

In vele gevallen gaat het over woningen in het laagste segment qua

kwaliteit en comfort.

Er zijn uitzonderingen op bovenstaande regel. Personen zonder wet-

tig verblijf met minderjarige kinderen, die niet in staat zijn om in het

onderhoud van hun hulpbehoevende kinderen te voorzien, hebben

recht op opvang in een opvangcentrum. Het Valkenhof in Overpelt en

het opvangcentrum in Sint-Truiden vangen families zonder wettig ver-

blijf op.

Door de opvangcrisis en de overvolle opvangcentra werd Fedasil sinds

midden 2009 gedwongen elke nieuwe aanvraag van gezinnen zonder

wettig verblijf te weigeren. Enkel de gezinnen waartoe Fedasil door

een rechtbank op straffe van een dwangsom gedwongen werd opvang

te voorzien, kregen nog onderdak in een opvangcentrum. Eind 2010

vertegenwoordigden gezinnen zonder wettig verblijf dan ook nog

slechts 1,4% van de bewoners van het opvangnetwerk. Al bij al hebben

deze gezinnen weinig toekomstperspectief.

Uitwijzing, vrijwillige terugkeer of regularisatie

De federale overheid wijst mensen zonder wettig verblijf uit.

Daarnaast bestaat ook de mogelijkheid om vrijwillig terug te keren.

Soms worden mensen zonder wettig verblijf ook geregulariseerd.

In 2010 verlieten 8.780 mensen zonder wettig verblijf België, iets meer

dan in 2008 en 2009. Ongeveer één op drie (3.088 personen) doet dit

op vrijwillige basis. Hiervoor kan beroep gedaan worden op IOM, de

Internationale Organisatie voor Migratie. De IOM zorgt voor de orga-

nisatie van de terugreis en een beperkte financiële premie.

27

Page 28: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

In 2010 werden 24.199 personen geregulariseerd. Dit is een kleine

10.000 personen meer dan in 2009 (14.830 personen) en ruim drie

keer zoveel dan in 2008 (8.369). Ongeveer de helft van de regularisa-

ties gebeurde omwille van een duurzame lokale verankering in België

(vijf jaar ononderbroken verblijf ).

Eind 2010 waren er nog meer dan 40.000 aanvragen in onderzoek. Op

zes jaar tijd heeft de dienst Humanitaire Regularisaties in België onge-

veer 80.500 personen geregulariseerd.

Begin juli nam de federale regering enkele maatregelen om het terug-

keerbeleid efficiënter te maken. Vrijwillige terugkeer krijgt de voor-

keur. Wie het bevel krijgt om België te verlaten krijgt nu 30 dagen om

het land te verlaten. Tot nu toe waren dat er maar vijf, wat voor veel

personen te kort was om zich voor te bereiden en waardoor vaak

beslist werd om onder te duiken in de illegaliteit. Uitgewezen perso-

nen zullen ook beter begeleid worden door de bevoegde instanties.

Door de langere periode en betere begeleiding wil de regering het aan-

tal personen dat vrijwillig het land verlaat, opkrikken. Wie dat niet

doet, zal gedwongen het land uitgezet worden. Dit zal ook gelden voor

wie het risico bestaat dat men zal onderduiken, voor wie een gevaar

vormt voor de openbare orde of wie een eerder bevel om het grondge-

bied te verlaten genegeerd heeft. Illegalen die in ons land op doorreis

zijn, zullen voortaan meteen opgepakt worden en worden uitgewezen.

Regularisatie

Eind juli 2009 wijzigde de federale regering grondig de manier waar-

op mensen zonder wettig verblijf geregulariseerd kunnen worden. De

grootste nieuwigheid was de tijdelijke regularisatiecampagne, waarbij

voor een korte periode soepelere criteria van kracht werden om een

verblijfvergunning te krijgen. Heel wat personen zonder wettig verblijf

kregen zo de kans om een toekomst in België uit te bouwen.

Daarnaast kwam er meer duidelijkheid over de criteria die al eerder

van kracht waren en werden enkele nieuwe criteria ingevoerd.

Wat is de impact geweest van deze tijdelijke regularisatiecampagne?

Uit cijfers van de Dienst Vreemdelingenzaken blijkt dat tussen 2009 en

mei 2011 12.494 dossiers werden geregulariseerd op basis van de nieu-

we éénmalige criteria zoals duurzame lokale verankering (11.162 dos-

siers) of op basis van werk (1.332).

Naast de tijdelijke regularisatiecampagne van 2009 blijft ook de

bestaande, vaste procedure bestaan. De instructie van 2009 zet een

aantal criteria op rij. Sommige daarvan bestonden al, maar worden nu

versoepeld.

Een eerste reeks criteria gaat over langdurige procedures. Volgende

mensen zonder wettig verblijf komen in aanmerking voor regularisa-

tie:

• een langdurige asielprocedure van minstens vier jaar, drie jaar

voor gezinnen met schoolgaande kinderen;

• een langdurige procedure volgend op een afgewezen asielaan-

vraag, met name een beroep bij de Raad van State of een regulari-

satieverzoek. Alle procedures samen duren minstens vijf jaar, voor

gezinnen met schoolgaande kinderen is dat vier jaar.

Een tweede reeks gaat over ‘prangende humanitaire situaties’. Dit zijn

situaties waarbij ‘een verwijdering uit België de schending zou kunnen

inhouden van een fundamenteel recht’. De instructie geeft ook enkele

specifieke categorieën zoals de volgende:

• de ouder van een Belgisch minderjarig kind;

• personen die hier zijn opgegroeid maar later teruggekeerd en nu

terug willen naar België;

• iemand met een Belgisch pensioen;

• families met schoolgaande kinderen met een afgesloten of han-

gende asielaanvraag en die minstens vijf jaar in België hebben ver-

bleven.

Belangrijke opmerking: de minister kan ook in andere gevallen een

regularisatie toestaan.

Tussen 2009 en mei 2011 werden 11.794 dossiers geregulariseerd,

deels op basis van de oude permanente criteria (7.365 dossiers) en

deels op basis van de nieuwe criteria (4.429 dossiers).

Meer info? Sociaal-Juridische dienstverlening van het Provinciaal

Integratiecentrum, [email protected] of 011 30 57 13.

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201128

Page 29: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

“Na mijn regularisatie durf ik weer werkenaan mijn toekomst!”

Een uitspraak van Frunza Svetlana, een 47-jarige Genkse vrouw die

twee jaar geleden een goedkeuring kreeg voor regularisatie. Ze getuigt

over haar moeilijke leven voor de regularisatie, over haar huidige situ-

atie en toekomstplannen.

Frunza Svetlana vertelt

“Ik ben geboren in Oekraïne en als kleuter met mijn ouders naar

Moldavië gemigreerd. Na mijn huwelijk met Valeri, mijn man, bleven we

met ons gezin in Moldavië wonen. Maar mijn man kreeg problemen met

de dictatuur en de politiek. Daarom moesten we wegvluchten en onze

twee kinderen achterlaten. Tien jaar geleden kwamen we aan in

Limburg. We vroegen onmiddellijk asiel aan, maar dat werd ons gewei-

gerd. We waren radeloos, want we konden niet teruggaan naar Moldavië.

Deze periode was zeer moeilijk, zeker in het begin toen we hier alleen

waren. Na een tijdje maakten we nieuwe vrienden en toen ging het beter.

Gedurende twee jaar hebben we zelfs bij een vriend mogen wonen. Van

de kerk en het OCMW kregen we voedselpakketten. We hadden helemaal

geen inkomen en moesten leven van het geld van vrienden. Ik zocht altijd

naar nieuwe oplossingen om aan eten te geraken. Op de markt kocht ik

soms vleesafval voor honden voor 25 cent en dit deed ik dan bij de soep.

Mijn kleren kreeg ik van vriendinnen of kocht ik in de kringloopwinkel.

Ik was wel blij dat we op school Nederlands konden leren.

“Mijn geloof betekent heel veel voor mij. In Moldavië was ik orthodox,

maar nu ben ik eerder protestants. Dankzij de protestantse kerk heb

ik veel vrienden, ook Vlaamse. Mijn geloof was voor mij een grote

steun om de moeilijke tijd voor de regularisatie door te komen. Anders

was ik zeker gek geworden.”

“Sinds de regularisatie voel ik me veel beter: na een depressie van twee

jaar voelde ik me terug rustig. Ik had geen stress meer en was niet

meer bang dat de politie me zou tegenhouden of oppakken. We heb-

ben nog enkele maanden een uitkering van het OCMW gekregen,

maar nu gaat mijn man werken. Ik vind het fijn dat ik nu een normaal

leven kan leiden waarin niet meer alles draait om geld en overleven. Ik

ben heel blij om in België te wonen: er is democratie en het beleid is er

heel menselijk. In mijn vrije tijd lees ik graag en ik spreek soms af met

vriendinnen. Enkele jaren geleden was ik heel actief in de vereniging

Iskra die hulp aanbiedt aan Oekraïne: inzamelen van geld, kleding,

speelgoed. Dankzij de regularisatie kunnen mijn man en ik vrij rond-

reizen en bezoeken we verschillende protestantse kerken doorheen

Limburg: in Genk, Hasselt, Diepenbeek, Bilzen en Beverst. Daar ont-

moeten we onze beste vrienden!”

“In mijn thuisland heb ik het diploma schoonheidsspecialiste

behaald, maar tot nu toe heb ik geen werk kunnen vinden in deze sec-

tor. Daarom volg ik een opleiding verkoop: ik droom ervan om met dit

diploma werk te vinden als verkoopster. Binnen tien jaar hoop ik dat

ik nog even gezond mag zijn en dat ik als Belg door het leven mag

gaan. Dan wil ik naar de kapper gaan en zelf mooie nieuwe kleren

gaan kopen,… Dan kan ik me op en top vrouw voelen. Mijn kinderen

zijn ondertussen volwassen: mijn zoon is 28 jaar en mijn dochter 24

jaar. Ze wonen in Moldavië en we hebben geregeld contact met hen.”

Onderzoek 10.10

De getuigenis van Svetlana maakt deel uit van het onderzoek 10.10 uit-

gevoerd door het Provinciaal Integratiecentrum in 2011. Dit onder-

zoek richt zich tot twee groepen van tien personen: tien personen die

via huwelijksmigratie migreerden naar Limburg en tien personen die

na regularisatie een nieuw leven begonnen in Limburg. Via interviews

met deze nieuwe Limburgers geven we regularisatie en huwelijksmi-

gratie een menselijk gelaat: Wie zijn ze? Welke zorgen hebben ze?

Hoe participeren ze aan de samenleving? Wat doen ze in hun vrije tijd?

Welke toekomstperspectieven hebben ze?

29

We hebben heel lang moeten wachten op onze regularisatie. Ik

werd er zelfs depressief van. Maar uiteindelijk, na negen jaar

wachten, kregen we onze verblijfspapieren.

Page 30: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

De situatie van de geregulariseerden verschilt sterk naargelang de

manier waarop ze in België zijn terechtgekomen. We onderschei-

den twee groepen: een eerste groep kwam eerder toevallig in België

terecht; een tweede groep kwam tijdelijk op bezoek met een toeris-

tenvisum omdat zij in Limburg vrienden of familie kenden.

Toevallig in Limburg terechtgekomen

Een eerste groep kwam toevallig in België terecht omdat ze mee-

gingen met een mensensmokkelaar en het aankomstland niet zelf

konden uitkiezen. Zij vroegen asiel aan in België en leefden in

moeilijke omstandigheden: samen met hun gezin woonden ze in

een klein kamertje van het asielcentrum. Daar waren er vaak span-

ningen tussen de verschillende nationaliteiten. Sommigen zochten

hulp bij vrienden: ze leenden geld en bleven er soms slapen.

Wanneer hun asielaanvraag geweigerd werd, bleven sommigen

illegaal in België wonen, omdat terugkeren naar het herkomstland

geen optie was. Dit was een zware periode: ze kregen voedselpak-

ketten en kledij van vrienden, woonden in bij vrienden en voelden

zich vaak depressief. Om aan deze moeilijke omstandigheden te

ontsnappen, vragen ze regularisatie aan. Maar de meesten moeten

vele jaren wachten op een antwoord. Omdat ze kunnen rekenen op

een grote groep vrienden slagen ze erin om te overleven. Onze

getuige, Frunza Svetlana, behoort tot deze groep. Zij en haar man

kregen veel hulp van hun geloofsgemeenschap: de orthodoxe

kerk. Na tien jaar werden ze geregulariseerd.

Via toeristenvisum

Een tweede groep geregulariseerden kwam naar België met een

toeristenvisum omdat hun partner of familie hier woont.

Onmiddellijk na hun aankomst vragen ze regularisatie aan via

gezinshereniging of huwelijksmigratie. Zij kunnen terugvallen op

steun door vrienden, familie en de allochtone gemeenschap.

Hierdoor hebben ze een gemakkelijker leven, zeker in vergelijking

met de eerste groep. Het valt ook op dat deze groep vlugger gere-

gulariseerd wordt.

Situatie na de regularisatie

De grootste verandering na regularisatie is het hebben van werk.

De geïnterviewden die werken zijn tevreden met hun job, maar ze

zouden toch liever een job vinden die meer aansluit bij hun diplo-

ma (behaald in het herkomstland) en interesse. Omdat ze nu zelf

geld verdienen, kunnen ze een woning huren en eten en kleding

kopen. Ze kunnen zelfs op vakantie gaan. Door het wegvallen van

stress slapen ze beter, zijn ze niet meer depressief, lopen ze met

een gerust hart rond op straat en kunnen ze aan hun toekomst wer-

ken. Hulp van het OCMW hebben ze niet meer nodig. Slechts twee

van de tien geïnterviewden ontvangen op dit moment, één of twee

jaar na de regularisatie, nog een uitkering van het OCMW.

WoonwagenbewonersVlaanderen telt vier groepen met een zogenaamde nomadische cultuur:

Voyageurs, Roma, Roms en Manoesjen. In Limburg zijn vooral de

Voyageurs en de Roma aanwezig. Maar eerst kort iets over de andere twee.

Roms en Manoesjen zijn al geruime tijd present in West-Europa:

Manoesjen vanaf de late middeleeuwen, Roms kwamen in de negen-

tiende eeuw. Roms en Manoesjen treffen we nauwelijks aan in

Limburg, enkel als ze op doortocht zijn. Met name Roms bezoeken

Limburg regelmatig als ze in het voorjaar en in de zomer rondtrekken,

meestal in groepjes van tien tot twintig caravans. Ze vinden dan voor

een paar dagen een plekje op een groot parkeerterrein of aan de rand

van een industrieterrein. Roms zijn vragende partij voor specifieke

doortrekkersterreinen, plekken die zijn uitgerust voor tijdelijk verblijf

van rondtrekkende groepen. Volgens het Ruimtelijk Structuurplan uit

2003 neemt het Limburgse provinciebestuur het op zich om mogelij-

ke locaties voor woonwagenterreinen te onderzoeken. Maar dat heeft

tot nu toe geen concrete resultaten opgeleverd.

Roma zijn de laatste decennia gemigreerd uit Oost-Europa, voorname-

lijk uit Kosovo, Roemenië en Slovakije. Roma zijn niet rondtrekkend,

maar wonen in huizen of appartementen. Wel verhuizen ze vlot van de

ene plaats naar de andere. Roma vinden we vooral terug in de grote ste-

den, maar ook in verschillende Limburgse gemeenten wonen Roma.

Zoals gezegd zijn in Limburg de Voyageurs de grootste groep met een

nomadische cultuur. Voyageurs zijn autochtonen, ze stammen af van

rondtrekkende handelaars en ambachtslieden. Ze zien zichzelf duide-

lijk als een aparte groep, anders dan de ‘burgers’ of ‘boeren’. Naar

schatting wonen er een duizendtal Voyageurs in Limburg, driehonderd

tot vierhonderd gezinnen. Hiervan wonen er ruim tweehonderd in een

woonwagen: 158 op een erkende standplaats op een erkend woonwa-

genterrein, de anderen op een niet erkend woonwagenterrein of als ille-

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201130

Huidige erkende standplaatsen voor woonwagenbewoners

in Limburg (2011)

gemeente aantal

As 6

Ham 8

Hasselt 26

Genk 46

Maaseik 26

Maasmechelen 28

Sint-Truiden 18

totaal 158

Bron: Provinciaal Integratiecentrum

Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning

Page 31: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

gale bijstaander op een erkend terrein. Een groot aantal woonwagenbe-

woners woont in een huis, al dan niet noodgedwongen. Maar ook dan

blijven ze, zowel voor zichzelf als voor de groep, echte Voyageurs.

Het grootste probleem voor de Voyageurs is het tekort aan erkende

standplaatsen. Op sommige terreinen staan meer gezinnen dan offi-

cieel toegelaten, andere terreinen zijn volledig illegaal. Er zijn ook

Voyageurs die nu noodgedwongen in een huis wonen en graag terug

naar een woonwagen willen. En er dient zich ook een nieuwe genera-

tie aan die de traditie wil verder zetten.

In eerste instantie is het een opdracht voor de gemeentebesturen om

te zorgen voor standplaatsen, alhoewel recent ook wel wordt nage-

dacht over de oprichting van private woonwagenterreinen. Van hoger-

hand krijgt de gemeente wel een aantal beleidsinstrumenten aange-

reikt om die opdracht daadwerkelijk te realiseren:

• Wonen in een woonwagen is sinds 2001 een erkende woonvorm.

• De inrichting van een woonwagenterrein met de nodige infra-

structuur wordt volledig gesubsidieerd: negentig procent door de

Vlaamse overheid, tien procent door de provincie Limburg.

• Het ruimtelijk structuurplan van de provincie Limburg uit 2003

legt aan een aantal Limburgse gemeenten een taakstelling op voor

nieuwe of bijkomende standplaatsen.

Vooral van die laatste maatregel werd veel verwacht: deze stevige voor-

zet van het provinciebestuur zou veel gemeentebesturen over de streep

trekken. Met name gaat het over acht gemeenten in het kleinstedelijk

gebied en over het regionaal stedelijk gebied Hasselt-Genk.

Zonhoven, Diepenbeek en Hasselt zouden eventueel een taakstelling

voor 48 standplaatsen opgelegd krijgen omdat delen van deze

gemeenten kunnen behoren tot het regionaal stedelijk gebied Hasselt-

Genk. Genk heeft nu al 46 standplaatsen.

Ondanks het Ruimtelijk Structuurplan blijft de uitvoering in heel wat

gemeenten dode letter. Wat is de huidige stand van zaken?

• Bilzen en Bree zijn de goede leerlingen van de klas, zij hebben een

locatie aangeduid en vastgelegd en zijn nu bezig met de uitwer-

king van de concrete plannen voor de inrichting van het woonwa-

31

Taakstelling standplaatsen woonwagenbewoners

gemeente aantal

Bilzen 15

Bree 8

Leopoldsburg 8

Beringen 22

Lommel 17

Neerpelt 8

Overpelt 8

Tongeren 17

Hasselt-Genk 48

Bron: Provinciaal Integratiecentrum

Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning

Page 32: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

genterrein. Bilzen heeft een bouwaanvraag ingediend. Nu is er een

terrein ingericht met zes standplaatsen. Dit wordt verder uitge-

breid met zeven extra standplaatsen. Bree start in het najaar van

2011 met de aanbestedingsprocedure en in het voorjaar van 2012

met de werken. Normaal gezien kunnen de bewoners in 2012 het

terrein in gebruik nemen.

• Leopoldsburg heeft ook een locatie aangeduid. Na een studie zal

er een masterplan worden opgemaakt en een ruimtelijk uitvoe-

ringsplan voor het woonwagenterrein uitgewerkt worden.

• Lommel is bezig met een masterplan waarin ook het woonwagen-

terrein wordt opgenomen.

• Neerpelt en Overpelt wachten nog op een verdere gebiedsafbakening

• Beringen heeft een locatie voor een woonwagenterrein, maar deze

moet nog vastgelegd worden in een ruimtelijk uitvoeringsplan.

• Tongeren heeft momenteel geen locatie aangeduid. Er zijn nog geen

verdere concrete stappen voor een ruimtelijk uitvoeringsplan.

Voor het regionaal stedelijk gebied Hasselt-Genk is het nog steeds

wachten op de afbakening door de Vlaamse overheid.

Los van deze taakstelling zijn er in de provincie andere, positieve ont-

wikkelingen:

• Meeuwen-Gruitrode werkt verder aan de concrete uitvoering van

een terrein voor vier gezinnen en heeft een subsidieaanvraag inge-

diend. De werken starten in het voorjaar van 2012.

• Maaseik ontwerpt naast het bestaande woonwagenterrein een

nieuw terrein voor vijftien bijkomende standplaatsen. Er is een

voorontwerp van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

• Zonhoven is, los van een mogelijke opdracht binnen het regionaal

stedelijk gebied Hasselt-Genk, van plan het huidige niet erkende

terrein te verbeteren en uit te breiden. Er is een voorontwerp van

het ruimtelijke uitvoeringsplan.

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201132

Al 60 jaar lang maakt Finland werk van een beleid op vlak van Roma.

Finland koos resoluut voor de integratie van Roma met behoud van

hun eigen cultuur. Het is het enige Europese land dat al zo vroeg die

weg is op gegaan. Finland heeft de voorbije decennia dan ook heel

wat ervaring verzameld. Tijd om die ervaring te delen vond Vroem

vzw, de Vlaamse vereniging voor Voyageurs, Roms, Roma en

Manoesjen. Ze nodigden drie Finse experts uit voor een bezoek op

verschillende plaatsen in Vlaanderen. Het werd een wederzijdse

zoektocht naar de succes- en faalfactoren van het Finse Romabeleid.

Hoe doen Roma het in Finland?

Finland staat duidelijk ver voorop als het op de integratie van Roma

aankomt. Finland kent geen Roma’s die in getto’s wonen. Roma’s

wonen gewoon tussen de andere burgers in huizen, het resultaat van

een grootscheepse huisvestingscampagne in de jaren ’70.

Ook op vlak van onderwijs en werk gaat het goed. Alle

Romakinderen en –jongeren voldoen aan de leerplicht en Roma zijn

in dezelfde sectoren actief als de rest van de bevolking.

Een aantal zaken verdient nog specifieke aandacht. Zo volgen Roma in

het middelbaar onderwijs nog onvoldoende de richtingen met het mees-

te toekomstperspectief. Verder is er nog discriminatie op de arbeidsmarkt

en is er nog marginaliteit met een probleem van meer druggebruik.

“Als we nu geen beleid ontwikkelen zullen we blijven worstelen met

een gemarginaliseerde bevolkingsgroep”

In Finland wonen zo’n 10.000-tal Roma. Tot de jaren ’60 leidden ze

een nomadisch bestaan, gekenmerkt door uitstoting, armoede en

ziekte. Ook in België kwam het nomadische bestaan van Manoesjen,

Roms, Roma en Voyageurs tot stilstand. In tegenstelling tot Finland

ontwikkelde België echter nooit een echt Romabeleid. Hierdoor

worden deze groepen nog steeds uitgesloten, zijn ze armer dan de

gemiddelde Vlaming en hebben ze een levensverwachting die bijna

twintig jaar korter is.

Ook de Roma die zich recent in Vlaanderen vestigen, verkeren in een

gelijkaardige situatie van uitstoting en ziekte. Een extra moeilijkheid

is het ontbreken van een gemeenschappelijke tussentaal, waardoor

een goede communicatie niet vanzelfsprekend is.

De boodschap is duidelijk: als we nu geen beleid ontwikkelen zullen

we blijven worstelen met een gemarginaliseerde bevolkingsgroep.

Wat maakt Finland succesvol?

Wat maakte het Finse Romabeleid zo succesvol? Een aantal goede

praktijken spelen een rol:

• Schakel brugfiguren in om Roma toe te leiden naar reguliere

organisaties

• Huisbezoeken verhogen onderwijsparticipatie

• Voorzie budgetten voor specifieke doelen

• Betrek Roma bij het beleid en doe dingen samen

• Werk aan verandering op lange termijn

Wat het studiebezoek duidelijk aantoonde, is dat er bij veel beroeps-

krachten nog heel wat vragen leven rond Roma en dat er nood is aan

goede praktijken.

Meer info over het studiebezoek: www.vroemvzw.be

Finland licht succesfactoren van Roma integratiebeleid toe

Page 33: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

2. OnderwijsSegregatie in het LimburgseonderwijsHet afgelopen jaar laaide het debat rond concentratiescholen hevig op.

De discussie rond zwarte en witte scholen ontlokte straffe uitspraken

van het beleid, het onderwijs en de man in de straat. Jammer genoeg

niet altijd gebaseerd op feiten of op wetenschappelijk onderzoek.

Daarom zet dit hoofdstuk een aantal zaken op een rijtje. Wat is etnische

segregatie? Hoe komt deze tot stand? Brengen zwarte scholen het er op

vlak van onderwijsprestaties slechter vanaf ? En hoe zit het in Limburg?

Dit doen we op basis van cijfers van het Vlaams Ministerie van

Onderwijs. Maar ook op basis van het SINBA-onderzoek, een groot-

schalig onderzoek van drie universiteiten (Gent, Leuven en

Antwerpen) naar de omvang, de oorzaken en de gevolgen van etnische

segregatie in Gent, Antwerpen en Genk.

Segregatie binnen Vlaams onderwijs een feit

Als men over segregatie spreekt, verengt de discussie zich vaak tot het

onderscheid tussen witte en zwarte scholen. Zwarte scholen zijn dan

die scholen waar het merendeel van de schoolpopulatie bestaat uit

allochtone leerlingen. Vaak wordt er dan vanuit gegaan dat kinderen

in die scholen minder goed leren en er minder vooruitgang boeken.

Zo zouden ze meer achterstand oplopen.

De term segregatie kan niet alleen slaan op de concentratie van allochto-

ne leerlingen, maar ook op de concentratie van kansarmoede binnen een

school: vaak wordt niet alleen gekeken naar de concentratie van alloch-

tone leerlingen, maar ook naar de concentratie van kansarmoede.

Vast staat dat binnen het Vlaamse onderwijs zowel segregatie naar etni-

sche herkomst als naar sociale achtergrond een feit is. De spreiding van

allochtone en kansarme leerlingen over de verschillende scholen is erg

ongelijk. De segregatie is echter niet overal even hoog. Zo leert het

SINBA-onderzoek dat leerlingen in Genk minder gescheiden naar

school lopen dan in Antwerpen. In Antwerpen zijn de scholen dan wel

weer een betere afspiegeling van de buurt dan de Genkse scholen.

Segregatie kan dus absoluut of relatief zijn: streeft men naar een gelijke

spreiding van de verschillende etnische groepen of wil men dat de

school een afspiegeling is van de etnische diversiteit in de buurt?

Hoe komt segregatie tot stand?

Etnische segregatie is dus vaak een logisch gevolg van de samenstel-

ling van de buurt. Zo is het niet onlogisch dat een school in een con-

centratiewijk een concentratieschool zal zijn. Wat ook meespeelt is de

vrijheid van schoolkeuze van de ouders: ouders hebben het recht om

te kiezen voor een bepaalde school en andere scholen te mijden. Uit

het onderzoek blijkt dat naarmate de sociaaleconomische status van

ouders stijgt, ze meer geneigd zullen zijn zwarte scholen te mijden. De

perceptie van de lagere onderwijskwaliteit in zwarte scholen is hierbij

doorslaggevend. Zowel de autochtone als allochtone middenklasse

halen hun kinderen weg bij deze scholen. Verder blijkt uit het onder-

zoek dat allochtone en kansarme ouders minder informatiebronnen

hebben bij hun schoolkeuze en het moeilijker hebben om een

geschikte school te vinden.

33

Aantal Limburgse basisscholen naar aandeel leerlingen thuistaal

niet-Nederlands

aandeel TNN aantal %

<5% 143 45,5%

5 - 10% 60 19,1%

10 - 30% 73 23,2%

30 - 50% 22 7,0%

50 - 70% 9 2,9%

> 70% 7 2,2%

totaal aantal scholen 314 100,0%

Aantal Limburgse secundaire scholen naar aandeel leerlingen

thuistaal niet-Nederlands

aandeel TNN aantal %

<5% 72 50,0%

5 - 10% 23 16,0%

10 - 30% 42 29,2%

30 - 50% 7 4,9%

totaal aantal scholen 144 100,0%

Page 34: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201134

Spelen met taal op school

De Luchtballon, een lagere school in Heusden-Zolder, organiseerde

op 25 februari 2011 een taaldag. Leerlingen en leerkrachten deden een

hele dag lang creatieve taalactiviteiten. Directeur Carlo Gysens vertelt:

“Taal en discipline zijn voor onze school heel belangrijk. Omdat een

groot deel van de kinderen thuis geen of weinig Nederlands spreken,

zorgen we ervoor dat ze op school maximaal de kans krijgen om veel

Nederlands te spreken. Zo kwamen we op het idee van de taaldag.”

Wereldklas

Meesters Peter en Stijn en juffrouw Katrien zijn de stuwende krachten

achter dit taalproject. Kristof, meester van de wereldklas, legt uit

waarom de taaldag zo belangrijk is: “Mijn leerlingen wonen in het

opvangcentrum voor asielzoekers in Heusden en kennen nog maar

weinig Nederlands. In deze onthaalklas krijgen ze de kans om heel

snel Nederlands te leren: begrijpen van afspraken, basiskennis

Nederlands en wiskunde. Dit alles met de bedoeling leerlingen zo snel

mogelijk te laten doorstromen naar de gewone leerjaren. De taaldag is

voor mijn leerlingen een extra kans om spelenderwijs Nederlands te

leren en vriendjes op school te leren kennen.”

Creatieve monsters

Meester Peter: “We hebben de leerlingen in groepjes ingedeeld binnen

de drie graden, over de klassen heen. Op die manier breken ze uit hun

klasgroep en leren ze andere kinderen kennen. Ook de nieuwe leerlin-

gen van de wereldklas. De groepjes, onder leiding van een vaste leer-

kracht, volgden een parcours van diverse taal-workshops: fantasie,

drama, bewegingsexpressie, expressief spreken en muziek. Bij de

workshop fantasie vertelde een leerkracht het verhaal over monster

Gruffalo. De kinderen kregen geen prenten te zien, maar moesten hun

fantasie laten werken. Hoe ziet dit monster eruit? Welke bijzondere

dingen kan het monster? Daarna tekenden of boetseerden ze hun

monster: met stekels, met veren, met lange tanden, met een lange

staart… en ze vertelden over de avonturen van hun monster. Bij de

workshop muziek kregen leerlingen de kans geluiden toe te voegen in

hun verhaal: harde geluiden voor het monster, zachte geluiden voor de

muis, angstaanjagende muziek bij spanning…Voor de workshop

drama huurden we een acteur

in, Steven Fichaux van Inpetto.

Deze creatieveling slaagt erin

om je remmen los te gooien en

je te laten experimenteren met

mime, stem en bewegingen.

Dat was voor iedereen, kinde-

ren én leerkrachten, een heel

leuke ervaring. Hierdoor dur-

ven we nu als leerkracht ook

meer drama inbouwen in de

dagelijkse lessen en staan de leerlingen er meer open voor.”

Extra troef

Meester Stijn: “Bovendien heeft onze school een extra troef: door de

sluiting van de secundaire afdeling vorig jaar, zijn er heel wat klaslo-

kalen vrijgekomen die we nu een andere bestemming hebben gege-

ven. Tijdens de taaldag was dit ideaal: We hebben een knutsellokaal,

een expressielokaal, een dramalokaal, een vertelhoek. Organisa-

torisch gezien was het dus gemakkelijk omdat we geen bestaande

klassen moesten herinrichten voor één dag. ”

Page 35: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

Zijn zwarte scholen effectief slechtere scholen?

In heel het debat rond concentratiescholen komen telkens dezelfde

argumenten terug. Zwarte scholen zouden het onderwijspeil van

autochtone leerlingen doen dalen en ook het algemene niveau van de

school naar beneden halen. In meer heterogeen samengestelde scho-

len zouden sterkere leerlingen de prestaties van zwakkere leerlingen

kunnen optrekken.

Uit onderzoek blijkt dat concentratie niet noodzakelijk een negatief

effect heeft op de leerwinst van leerlingen. De onderwijsprestaties van

leerlingen worden op de eerste plaats bepaald door de individuele

socio-economische en etnische achtergrond. Onafhankelijk van het

soort school presteren leerlingen met een hogere socio-economische

achtergrond beter dan leerlingen met een lagere socio-economische

achtergrond en autochtone leerlingen iets beter dan allochtone leer-

lingen. In scholen met een hogere concentratie aan allochtonen of

kansarme leerlingen zullen de onderwijsprestaties gemiddeld gezien

dus minder hoog zijn.

De individuele achtergrondkenmerken van de leerlingen zijn dus

belangrijk, maar speelt de schoolsamenstelling een rol? Scoren kans-

arme kinderen beter in scholen met kansrijke kinderen en scoren

kansarme kinderen slechter in scholen met meer kansarme kinderen?

Het SINBA-onderzoek geeft op deze vraag een antwoord. De samen-

stelling van de schoolpopulatie heeft invloed, zij het genuanceerd.

Concentratie van kansarmoede kan de gemiddelde prestaties van indi-

viduele leerlingen naar beneden halen. Leerlingen met ouders uit de

middenklasse blijven echter goed scoren, zowel in ‘witte’ als ‘zwarte’

scholen, leerlingen uit zwakkere milieus zijn daarentegen gevoeliger

voor de negatieve effecten van de schoolsamenstelling.

De concentratie van kansarmoede in een school heeft dus een licht

negatief effect, vooral op de sociaal zwakkere leerlingen. Wat geen

effect heeft is de concentratie van allochtone leerlingen. Er zijn zwar-

te scholen die het uitstekend doen, maar ook die slecht presteren. Het

sociaaleconomische profiel van een school is dus doorslaggevender

dan het aandeel allochtone leerlingen. In de praktijk blijken scholen

met veel allochtone leerlingen echter ook scholen te zijn met veel

kansarme leerlingen.

Concentratiescholen kunnen dus zowel goede als slechte prestaties

neerzetten. Sommige zwarte scholen hebben door de jaren heen net

heel wat ervaring en goede praktijken uitgebouwd. Ook de extra mid-

delen die ze krijgen in kader van het Gelijke Onderwijskansenbeleid

kunnen ingezet worden om de leerwinst van hun leerlingen te maxi-

maliseren. Uit het SINBA-onderzoek blijkt ook dat verwachtingen van

de leerkrachten naar de leerlingen toe een effect kunnen hebben. In

scholen met een hogere concentratie aan allochtone of kansarme leer-

lingen liggen de verwachtingen van de leerkrachten vaker lager. Ze

verwachten minder van hun leerlingen. Dit leidt vaak tot onbewuste

mechanismen die de leerwinst van allochtone en kansarme leerlingen

verminderen: ze worden minder aan het woord gelaten, de leerkrach-

ten geven hen minder tijd om te antwoorden op vragen, ze worden

vaker bekritiseerd en minder aangemoedigd.

Niet alleen schoolprestaties argument voor sociale mix

Heel de discussie rond concentratiescholen wordt vaak herleid tot een

discussie rond het effect op schoolprestaties. Daarnaast is een school

de ontmoetingsplaats bij uitstek, waar kinderen in contact komen met

de diversiteit in de bevolking. Zo blijkt uit het onderzoek dat voor

autochtone leerlingen de school waar ze school lopen, bepalend is

voor het al dan niet hebben van allochtone vrienden of vriendinnen.

Niet alleen schoolprestaties zijn dus belangrijk in de discussie rond

sociale mix, even belangrijk is het om de rol van de school als plaats

waar leerlingen met elkaar in contact komen, mee te nemen.

Hoe zit het in Limburg?

Om een beeld te krijgen van etnische segregatie in Limburg doen we

beroep op de gegevens rond thuistaal. Deze gegevens zijn beschikbaar

op de website van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming.

Omdat deze gegevens ook per school beschikbaar zijn, kunnen we

met enige voorzichtigheid zicht krijgen op de etnische segregatie in

Limburg.

Limburg telt ongeveer 9.500 leerlingen in het basisonderwijs waarbij

de taal die thuis gesproken wordt niet het Nederlands is. Dit is onge-

veer één op negen (11,9%) van de bijna 80.000 leerlingen die in het

basisonderwijs schoollopen. Voor hen verschilt de thuistaal dus van

de onderwijstaal. In het Limburgse gewoon secundair onderwijs is dit

aandeel iets lager. Daar is voor 7,7% van de leerlingen (4.820) de

thuistaal niet het Nederlands. De laatste 3 jaren steeg het aandeel leer-

lingen met thuistaal niet-Nederlands zowel in het basisonderwijs (van

11,0% naar 11,9%) als in het gewoon secundair onderwijs (van 7,1%

naar 7,6%) lichtjes.

35

0,0%

2,0%

4,0%

6,0%

8,0%

10,0%

12,0%

14,0%

basisonderwijs

2008 2009 2010

secundair onderwijs

Evolutie van het aandeel leerlingen met thuistaal niet-Nederlands

in Limburg (2008-2010)

Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming – AgODi – afdeling Advies en Ondersteuning (01.02.2008-2009-2010)

Verwerking: provincie Limburg – Directie Mens – Steunpunt Sociale Planning

Page 36: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

Het aandeel leerlingen met thuistaal niet-Nederlands varieert sterk

per gemeente. Het hoogste aandeel leerlingen met thuistaal niet-

Nederlands in het basis- en secundair onderwijs vinden we in de mijn-

gemeenten: Heusden-Zolder (29,0% en 22,2%), Genk (27,2% en

14,3%), Beringen (24,6% en 18,4%), Maasmechelen (24,5% en 7,9%)

en Houthalen-Helchteren (20,7% en 13,4%).

Het aandeel leerlingen thuistaal niet-Nederlands in een gemeente

leert ons niets over de segregatie binnen die gemeente. Een gemeente

kan een hoog aandeel leerlingen met als thuistaal niet het Nederlands

hebben en toch weinig segregatie kennen. Als alle leerlingen thuistaal

niet-Nederlands perfect gespreid zijn over alle scholen is er immers

geen segregatie. Dit is pas het geval als het aandeel leerlingen thuis-

taal in enkele scholen heel hoog is, terwijl dit in de andere scholen

heel laag blijft.

Als we alle Limburgse basisscholen bekijken, zien we dat er scholen

zijn zonder leerlingen met een andere thuistaal, maar ook scholen

waar het aandeel piekt tot meer dan 90%.

In 45% van de 314 Limburgse basisscholen is het aandeel leerlingen

met thuistaal niet-Nederlands (TNN) lager dan 5%. In iets minder dan

één op vijf scholen (19,1%) schommelt het aandeel tussen de 5 en 10%.

In 23,2% van de Limburgse scholen ligt het aandeel iets hoger, tussen

10 en 30%. In 38 Limburgse ( 12% van het totaal aantal) scholen is het

aandeel leerlingen met thuistaal niet het Nederlands hoger dan 30%. In

het gewoon secundair onderwijs is het aandeel leerlingen met thuistaal

niet het Nederlands in de helft van de scholen lager dan 5%. In ongeveer

één op zes scholen (16,0%) varieert het aandeel tussen 5 en 10%, in

29,2% tussen 10 en 30%. In 5% van de scholen ligt het aandeel leerlin-

gen met als thuistaal niet het Nederlands tussen de 30 en 50%.

Vragen rond diversiteit op school? Neem contact op met de clus-

ter interculturalisering van het Provinciaal Integratiecentrum:

www.limburg.be/interculturalisering

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201136

Het promoteam van het Provinciaal Integratiecentrum gaat ook in

2012 opnieuw op pad.

Page 37: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

een hele mediastorm. Ja, het is waar, juf Asli sprak geen Nederlands

toen ze hier startte. Maar dat verandert snel. Met de overige leerkrach-

ten kan ze overigens heel goed communiceren: ze beheerst het Engels

als de beste. Bovendien: we maken het de Turkse gemeenschap hier-

door echt niet makkelijker: de kinderen moeten van ver komen, som-

migen vertrekken zelfs om 7 uur, en ze moeten extra betalen voor het

vervoer. En waarom we geen Vlaamse leerkracht van Turkse afkomst

onder de arm hebben genomen? Enerzijds omwille van financiering

(juf Asli wordt betaald door de Turkse overheid, nvdr.), anderzijds

omdat zij vaak slecht Turks praten. Tenslotte: we zijn een engagement

aangegaan voor een jaar, maar zullen eind december een grondige

evaluatie organiseren.”

Verder organiseerde de provincie op 20 oktober 2011 voor het eerst een

Staten-Generaal rond taal, onder het motto "Taal is van iedereen!".

Daarmee wil het Steunpunt Onderwijs ook op beleidsmatig en meer

structureel niveau nadenken over het belang van taal en een goede

kennis ervan. Als provinciale partner ging het Provinciaal

Integratiecentrum daarom mee op zoek naar manieren om, samen

met anderstalige Limburgers, onderwijs, Kind&Gezin, het Huis van

het Nederlands, vrijetijds- en werknemersorganisaties, gemeentes,…,

onze provincie taalvaardiger te maken. We begeleidden daartoe op 13,

14 en 15 september gesprekken met vertegenwoordigers van alle

mogelijke gemeenschappen in Limburg. Hun relaas vind je terug op

onze website. In het voorjaar van 2012 krijgt dit traject een vervolg.

Meer info? http://www.limburg.be/statengeneraal

Taal & Kansen

Taal, participatie en integratie zijn onlosmakelijk met elkaar verbon-

den. Maar, taallessen alleen volstaan niet om het Nederlands onder de

knie te krijgen. Een taal leer je pas echt door ze veelvuldig te gebruiken

in natuurlijke contacten in gevarieerde contexten. Zowel in opvoe-

ding, onderwijs, vrije tijd als werk liggen kansen verscholen om

bewust(er) om te gaan met de ontwikkeling van taalvaardigheid.

Daarom organiseert het Provinciaal Integratiecentrum i.s.m.

Vormingplus Limburg ook gespreksgroepen. Met het project

‘vriendENtaal’ kunnen taalleerders elke week op een ongedwongen

manier hun Nederlands oefenen.

Daarnaast is het voor kinderen belangrijk om in een omgeving te kun-

nen opgroeien die rijk is aan taal. Daardoor kan het zinvol zijn dat kin-

deren eerst een goede kennis opdoen van hun moedertaal, en dan pas

de stap zetten naar het Nederlands. Want, vaak leidt dit ook tot een

betere beheersing van het Nederlands.

Belangrijk is wel dat de overstap naar het Nederlands goed begeleid

wordt. Zowel de kinderen als de ouders moeten die immers in een niet

bedreigende omgeving kunnen zetten. Daarom besloot de

Basisschool Sint Jan in Kerkhoven (Lommel) om dit jaar met een

proefproject te starten. Directeur Danny Huijsmans: “Tijdens het eer-

ste trimester springt juf Asli drie uren bij in de klas met de kleinste

kleuters. Juf Asli heeft daarbij tot doel om voor die kleinste kleuters

die het Nederlands niet goed machtig zijn, een veilige omgeving te

creëren. Doordat ze zich meer op hun gemak voelen, zullen ze ook

sneller openbloeien en het Nederlands beter gaan beheersen. Het is

zeker niet de bedoeling dat ze een klasje binnen de klas organiseert!”

Het welbevinden van de kinderen staat dus centraal, met als doelstel-

ling om uiteindelijk meer kansen te creëren voor de kinderen.

De directeur ziet nog andere voordelen: “Juf Asli kan niet alleen het

welbevinden van de kleinste kleuters verhogen. Vaak geldt dat ook

voor de juffen. Zijn er vragen over bepaalde opvattingen? Is er een

moeilijke communicatie met de ouders omwille van de taal? Juf Asli

kan telkens inspringen en een brugfunctie vervullen. Zij kan ook de

Turkse ouders, zelfs al zijn dat er niet veel voor onze school, meer

betrekken bij het schoolgebeuren.” En de kinderen zelf ? Die vinden

het allemaal even normaal om soms een extra juf in de klas te hebben.

Met het project geeft de school een extra impuls aan haar al ruime aan-

bod Nederlands leren. Zo zet ze traditioneel sterk in op het creëren

van een rijke, talige omgeving door het werken met Japanse vertel-

theaters, een dagelijks kringgesprek ’s ochtends, taalinitiatie Frans,

extra aanbod aan logopedie,… Toch was niet iedereen even opgezet

met het initiatief. Begin oktober kwam het herhaaldelijk in het natio-

nale nieuws, vaak met heel wat kritiek. Die kritiek trof de directeur:

“Terwijl wij het beste voor hebben met onze leerlingen, ontstond er

37

Page 38: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

Het provinciaal Educatief Centrum vanaf

nu ook online te bezoeken

Het provinciaal Educatief Centrum is een gespecialiseerd leermidde-

lencentrum waar je allerlei actuele educatieve materialen en methodie-

ken kan uitlenen. Je vindt er boeiend les- en spelmateriaal en interes-

sante methodieken om je lessen, vorming, ondersteuning of overleg

extra te kruiden. Verschillende thema’s komen aan bod: opvoedings-

ondersteuning, welbevinden van kinderen en jongeren, gezondheid,

Nederlands voor anderstaligen, taalstimulering, wereldburgerschap

en interculturalisering. Iedereen die actief is in het onderwijs, vor-

ming, jeugd, integratie, opvoeding, socio-cultureel welzijn en

gezondheid is van harte welkom.

Begeleiding op maat

Bezoekers krijgen in het Educatief Centrum begeleiding op maat bij

hun zoektocht naar lesmateriaal. Welk didactisch materiaal speelt het

best in op mijn vraag? Hoe kan ik het lesmateriaal concreet gebruiken

in de klas? Welke methodiek is geschikt om Nederlands te geven aan

volwassen analfabeten? Kan ik ouders op een speelse manier laten

praten over opvoeding? …. Medewerkers van het Educatief Centrum

kunnen deze vragen concreet beantwoorden en maken elke bezoeker

wegwijs in het aanbod.

Vorming over leermiddelen Nederlands voor peuters en kleuters

van 0 tot 6 jaar

Op 7 oktober 2011 organiseerde Els Gys, verantwoordelijke voor het

materiaal Nederlands voor anderstaligen en taalstimulering een vor-

ming over leermiddelen Nederlands voor peuters en kleuters van 0 tot

6 jaar. Enkele kleuterjuffen, medewerkers van de Centra voor leerlin-

genbegeleiding (CLB), Schoolopbouwwerk (SOW) en de Centra voor

Algemeen Welzijnswerk (CAW) namen deel.

De deelnemers kregen er de kans om kennis te maken met nieuwe

leermiddelen. De interactie tussen de deelnemers en het uitwisselen

van ervaringen zijn cruciaal. Hierop lag dan ook het zwaartepunt van

de vorming. Er werd ook stilgestaan bij mogelijkheden om het schrij-

ven bij kleuters te stimuleren.

Schrijfdans, Ik pen!, Ik schrijf, Vormensporen en doolhoven (kopieer-

map) zijn didactische materialen om jonge kinderen voor te bereiden

op het schrijven. Els: “Vooral het schrijbelen met liedjes is zeer amu-

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201138

Page 39: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

Nieuwe lespakketten onderwijs

In 2011 ontwikkelde het Provinciaal Integratiecentrum enkele nieuwe

lessenpakketten. Hierdoor kan een geactualiseerd pakket vormingen

worden ingezet. Zo werd het bestaande vormingsprogramma rond

huwelijk en migratie aangevuld met een vormingsprogramma rond

migratiegeschiedenis, en een vormingsprogramma rond hoofddoe-

ken en tulbanden. De programma’s omvatten enkele lesmethodieken

en worden ondersteund met audiovisuele middelen.

Roots!, het vormingsprogramma rond migratiegeschiedenis, wil

Limburgse scholieren laten kennismaken met de specifieke migratie-

geschiedenis in de provincie. Wie zijn die diverse Limburgers? Waar

komen ze vandaan? Hoe dragen leerlingen van nu hun roots met zich

mee? En hoe zien de leerlingen de Limburgse multiculturele samen-

leving vandaag? Twee getuigenissen geven daarbij een voorzet en hel-

pen de jongeren hun eigen verhaal te brengen. Dat kan in een klassie-

ke klasvorm, maar evengoed aan de hand van digital storytelling.

Het tweede, nieuw gelanceerde vormingsprogramma behandelt de

diversiteit in de actualiteit en de klas onder de noemer ‘hoofddoeken

en tulbanden’. Door hierrond te werken, willen we jongeren ook laten

nadenken over verschillen in de samenleving. Welke betekenis heb-

ben verschillende hoofddeksels binnen diverse culturen? Welk belang

mag of moet eraan gehecht worden? Wat betekent het dragen van een

hoofddoek of tulband eigenlijk? En welke geschiedenis is ermee ver-

bonden? Deze en andere vragen komen aan bod in een verzameling

methodieken en discussiepunten. Ook dit vormingsprogramma

wordt ondersteund met fotomateriaal en een filmpje waarop verschil-

lende getuigen hun verhaal brengen.

De vormingsprogramma’s kunnen geraadpleegd worden via onze

website: www.limburg.be/integratiecentrum-wat-aanbod.

39

Hoofddoeken, tulbanden, ... Welk belang moet er aan gehecht

worden?

sant. Schrijbelen is het oefenen van basisbewegingen schrijven in

de lucht, op bord en papier en dit op heel creatieve manier.

Bijvoorbeeld: scheerschuim op een plastieken tafellaken en kinde-

ren hierop laten schrijbelen op maat van de muziek, omhoog en

omlaag, kleine en grote bewegingen, kringetjes en streepjes.”

Hatice vult aan: “Dit kan ook met badschuim op een rood tafella-

ken of met vingerverf, want kindjes mogen zich ook vuil maken.

Het is heel leuk om dit samen met moeders te doen. Moeders zien

hun kindjes genieten. Dit soort activiteiten inspireert ouders om

thuis ook creatief aan de slag te gaan.” Els: “Omdat de liedjes op de

cd nogal een sterk Nederlands accent hebben, kan je beter eigen lied-

jes inzingen met de begeleiding op de cd. Je kan gemakkelijk en gra-

tis via de software je eigen muziek en liedjes downloaden op een

MP3-bestand. En dit is wel heel handig.”

Verteltas: is het wel de moeite waard?

De verteltasmethodiek is een manier om ouders meer te betrekken

bij activiteiten in de klas. Samen met ouders worden er verteltassen

gemaakt en spelen uitgewerkt, uitgelegd en gespeeld. Daarna wer-

ken kleuters in de klas met de verteltas zodat kinderen ook het ver-

haal en de spelen kennen. In de verteltas zit een voorleesboek, een

informatief boekje over het thema en doe-opdrachtjes. De verteltas

mogen de kleuters mee naar huis nemen. Het is de bedoeling dat

ouders en kleuters hiermee samen aan de slag gaan en plezier heb-

ben. Maar enkele kleuterjuffen merkten op dat de verteltas bij hen

op school niet goed werkt: ouders zijn niet geïnteresseerd, ze

maken hier geen tijd voor, ze beschadigen het materiaal, vergeten

het terug mee te geven met hun kleuter… En dit geldt voor vele

ouders, allochtone en autochtone. Kortom, de juf vraagt zich af of

het nog de moeite loont om met verteltassen te werken. Hatice,

medewerkster schoolopbouwwerk van Heusden-Zolder heeft wel

een positieve ervaring met verteltassen. “In de moedergroep – die

regelmatig samenkomt – werken we ook met de verteltas: Waarover

gaat het verhaal, wat is de bedoeling, hoe maak ik het knutselwerk-

je… Op die manier heb je de interesse van de ouders opgewekt en

zijn ze wel gemotiveerd om er thuis iets mee te doen. Je moet goed

beseffen dat maatschappelijk kwetsbare ouders geen leescultuur

hebben. Ze weten niet uit eigen ervaring hoe fijn voorlezen is en

daarom is het nodig hen extra te begeleiden. Je mag vooral niet

opgeven en blijven proberen. “

Meer info en catalogus: www.limburg.be/educatiefcentrum

In het Educatief Centrum zijn er ook poppen om taal bij kleuters

te stimuleren.

Page 40: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

Meer werkloosheid bij allochtonen

Personen die niet de Belgische nationaliteit hadden bij hun geboorte

zijn vaker werkzoekend dan personen die als Belg geboren worden.

Dit blijkt als we de cijfers van het aantal niet-werkende werkzoeken-

den vergelijken met het totaal aantal personen op actieve leeftijd (18

tot en met 64 jaar).

Onderstaande grafiek geeft het aandeel werkzoekenden ten opzichte

van de bevolking op actieve leeftijd weer. Het aandeel werkzoekenden

is het grootst bij de personen van niet-Europese origine. Het hoogst

scoren de andere landen van Afrika, maar ook het aandeel werkzoe-

kenden onder personen van andere landen van Azië, de ex-

Oostbloklanden die niet tot de EU behoren en de landen van Centraal-

Amerika ligt vele malen hoger dan ditzelfde aandeel bij de Belgen.

Ook het aandeel bij personen van Turkse en Marokkaanse herkomst

ligt meer dan drie maal hoger dan dat van de Belgen.

Het aandeel van de landen die lid zijn de Europese Unie en de andere

rijke OESO-landen leunt het dichtst aan bij het werkloosheidspercen-

tage van de Belgen.

Aantal werkzoekenden daalt

Eind december 2011 telde Limburg 27.455 niet-werkende werkzoeken-

den. Dat zijn er 1.338 minder dan een jaar eerder, een daling van 4,8%.

Sinds meer dan een jaar telt onze provincie elke maand minder werk-

zoekenden dan een jaar eerder. Het voorbije jaar nam in Limburg het

aantal werkzoekenden elke maand af met een percentage van 8 à 10%

in vergelijking met een jaar eerder. In september liep de daling terug

tot –6,4%. De groeivertraging van de economie en slechte economi-

sche vooruitzichten drukken het dalingstempo.

Ook de werkzoekenden van allochtone origine – met een origine van

buiten de EU27 - profiteren van deze positieve evoluties. September

2010 was het keerpunt. Sinds toen begon het aantal werkzoekenden

van allochtone origine voor het eerst te dalen. Deze daling zette zich

ook het voorbije jaar door.

Hiermee volgen de werkzoekenden van allochtone herkomst dezelfde

tendens als de globale daling. Een aantal allochtone werkzoekenden

blijft het echter moeilijk hebben op de arbeidsmarkt. Ze slepen de

gevolgen van de economische crisis met zich mee. De economische

crisis sloeg bij hen niet alleen eerder toe, maar ook harder.

Ongeveer één op drie werkzoekenden is van niet-Belgische origine

Eind december 2011 telde Limburg 27.455 niet-werkende werkzoe-

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201140

3. Werken

0,0% 5,0% 10,0% 15,0% 20,0% 25,0%

Turkije

Maghreblanden

andere landen van Afrika

ex-Oostbloklanden

andere landen van Azië

landen van Zuid- en Centraal-Amerika

België

Zuid-Europa

Oost-Europa

Noord- en West-Europa

rijke OESO-landen

Aandeel werkzoekenden per herkomstgroep ( jaargemiddelde 2011)

Bron: VDAB ( jaargemiddelde 2011)+ Rijksregister (01.01.2011)

Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning

Aantal werkzoekenden in Limburg naar origine (december 2011)

aantal % % verschil t.o.v. 2010

België 17 287 63,0% -6,4

Turkije 2 868 10,4% -6,4

Nederland 1 632 5,9% -0,5

Italie 1 301 4,7% -4,3

Marokko 1 150 4,2% +1,8

Rusland 377 1,4% -10,2

India 299 1,1% +5,3

Polen 270 1,0% +1,5

Spanje 192 0,7% -6,8

Duitsland 191 0,7% -5,0

overige 1 888 6,9% +4,9

totaal Limburg 27 455 -4,8

Bron: VDAB Databeheer en -analyse

Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning

Page 41: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

kenden. Ongeveer twee op drie werkzoekenden heeft Belgische roots.

De grootste groep werkzoekenden van niet-Belgische origine zijn per-

sonen van Turkse herkomst. Eind september maakten ze 10,4% van

alle Limburgse werkzoekenden uit. Op de tweede en derde plaats

komen de werkzoekenden van Nederlandse (5,9%) en Italiaanse

(4,7%) herkomst. Werkzoekenden van Marokkaanse (4,2%) en

Russische origine vervolledigen de top vijf.

Een aantal herkomstgroepen kende het voorbije jaar een daling. Zo

daalde het aantal werkzoekenden van Turkse (-6,4%) en Italiaanse

herkomst (-4,3%). Het aantal werkzoekenden van Marokkaanse her-

komst steeg licht in vergelijking met een jaar eerder (+1,8%). Er zijn

ook groepen waarbij het aantal werkzoekenden stijgt in vergelijking

met een jaar eerder. Zo stijgt het aantal Indische (+5,3%) en Poolse

(+1,5%) werkzoekenden.

Als we verder terugkijken in de tijd en nagaan hoe het aantal werkzoe-

kenden sinds december 2007 geëvolueerd is, springen een aantal din-

gen in het oog. De evolutie van het aantal Belgische werkzoekenden en

die van het aantal werkzoekenden van Zuid-Europa volgt een zelfde

tendens. Beide groepen tellen eind 2011 nauwelijks meer werkzoeken-

den dan in januari 2007.

Het aantal werkzoekenden van Turkse origine of afkomstig uit de

Maghreblanden, ligt eind 2011 hoger dan in dan in 2007. De grafiek

toont dat ze meer getroffen zijn door de economische crisis. In woeli-

ge economische perioden stijgt hun aantal werkzoekenden eerder en

vaak ook hoger.

Verder valt in de grafiek de grote toename van het aantal werkzoeken-

den van de ex-Oostbloklanden en de overige niet-Europese werkzoe-

41

NWWZ in Limburg - verschil met jaar eerder

totaal allochtonen

januari 2011 -8,9% -6,7%

februari 2011 -11,4% -9,6%

maart 2011 -11,1% -10,1%

april 2011 -11,3% -10,5%

mei 2011 -11,2% -9,2%

juni 2011 -11,5% -8,7%

juli 2011 -9,9% -8,9%

augustus 2011 -9,6% -9,6%

september 2011 -6,7% -6,4%

oktober 2011 -5,6% -4,6%

november 2011 -5,6% -4,0%

december 2011 -4,8% -1,8%

Bron: VDAB Databeheer en -analyse

Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning

Aantal niet-Belgische zelfstandigen

groeit sterk

Het aantal niet-Belgische zelfstandigen kende in Limburg de afge-

lopen vijf jaar een sterke groei. Tussen eind 2005 en eind 2010 kwa-

men er in Limburg 1.668 niet-Belgische zelfstandigen bij, een stij-

ging van maar liefst 39,3%. Het totaal aantal zelfstandigen steeg in

diezelfde periode met 11,2%.

Eind 2010 waren er in Limburg 5.912 niet-Belgische zelfstandigen

actief. Hiermee heeft 8,0% van alle Limburgse zelfstandigen niet

de Belgische nationaliteit. Dit cijfer is nog een onderschatting van

het aantal allochtone ondernemers in onze provincie. De voorbije

jaren zijn immers ook heel wat Belgische allochtone ondernemers

gestart met een zaak. De allochtone ondernemers in Limburg leve-

ren dus een belangrijke bijdrage aan de Limburgse economie.

Iets meer dan de helft van alle Limburgse niet-Belgische onderne-

mers heeft de Nederlandse nationaliteit (54,0%). Maar ook de

Italianen (12,0%), de Turken (2,9%) en de Polen (2,2%) zijn goed

vertegenwoordigd in de statistieken. Vooral ondernemers uit enke-

le Oost-Europese landen zijn de voorbije jaren sterk toegenomen.

Zo verdubbelde het aantal Poolse zelfstandigen (van 68 naar 128)

op vijf jaar tijd. Ook het aantal Bulgaarse en Roemeense onderne-

mers nam jaar na jaar toe.

De niet-Belgische ondernemers zijn in heel wat verschillende sec-

toren actief: 45,0% in de handel, 24,3 in nijverheid of ambachten,

15,3% in vrije of intellectuele beroepen, 8,6% in de dienstensector

en 4,5% in de landbouw. We zien de niet-Belgische ondernemers

dus opduiken in alle sectoren en niet enkel in de horeca (8,7%),

kleinhandel (8,6%) of de bouwsector (6,6%).

Het provinciebestuur en UNIZO-Limburg belonen met de award

‘Ondernemende nieuwe Limburger’ elk jaar de Limburgse alloch-

tone ondernemers voor hun ondernemingzin. Op die manier wil-

len ze het stereotype beeld van allochtone ondernemers doorbre-

ken en rolmodellen aanbrengen die zowel autochtone als allochto-

ne ondernemers kunnen inspireren.

In 2011 ging de award naar Turan Orhan van Bongaerts Logistics

nv. Turan Orhan is van Turkse herkomst en nam in 2008 het bedrijf

Transport Bongaerts over. Orhans kandidatuur viel op omdat hij in

moeilijke economische omstandigheden – de crisis in 2008 – toch

de stap zette naar het ondernemerschap. Turan wil zijn bedrijf uit-

bouwen tot een vaste waarde in de Limburgse logistiek en wil een

jaarlijkse groei realiseren van 20% de komende vijf jaar.

Page 42: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

Discriminatie strenger aanpakken en straffen

Sinds 1981 bestaat in België de racismewet. Wijzigingen in 2003 en

2007 maakten discriminatie makkelijker bewijsbaar. Zo werden naast

strafrechtelijke procedures ook procedures voor een burgerlijke recht-

bank mogelijk, wat de bewijslast verlichtte. Er volgden enkele spraak-

makende veroordelingen. De wet maakt praktijktests mogelijk maar

vooralsnog wordt er hieraan geen uitvoering gegeven.

Werkgevers sensibiliseren en overtuigen

Belangrijkste sensibiliseringsactoren zijn de projectontwikkelaars

diversiteit van het ERSV, het Erkend Regionaal Samenwerkings-

verband. In elke provincie is er zo een ERSV. Het project startte in 1999

specifiek voor allochtonen, in 2005 werd de doelgroep uitgebreid met

andere kansengroepen: arbeidsgehandicapten en vijftigplussers.

Daarnaast is er sindsdien ook aandacht voor specifieke groepen zoals

vrouwen in roldoorbrekende beroepen, holebi’s, kortgeschoolden,

armen en ex-gedetineerden. Momenteel zijn er in Limburg zeven pro-

jectontwikkelaars diversiteit actief. Hun doel is te komen tot evenredi-

ge en volwaardige arbeidsdeelname van kansengroepen. De achterlig-

gende filosofie is dat kansengroepen talent hebben dat niet onbenut

mag blijven en de projectontwikkelaars proberen werkgevers te over-

tuigen dat het waardevolle werkkrachten zijn. Daarvoor bieden ze

werkgevers een reeks praktische instrumenten aan waarmee ze dit

potentieel kunnen bereiken, binnenhalen en binnen houden.

Positieve actie

Doel van positieve actie is kansengroepen een voorsprong te geven om

zo te compenseren voor achterstelling en discriminatie. Positieve actie

ligt maatschappelijk erg gevoelig. Het wordt gezien als ‘voortrekken’ of

positieve discriminatie en de discussie komt al snel uit bij quota waarbij

werkgevers verplicht zouden worden voorkeur te geven aan bepaalde

groepen. Grootste argument voor quota is dat het als paardenmiddel

kan ingezet worden als andere maatregelen niet blijken te werken. Maar

er zijn ook nogal wat argumenten tegen: kunnen we het ene kwaad met

een ander kwaad vergelden? Is er wel draagvlak voor? Stigmatiseert het

allochtonen niet nog meer? Zelfs voorstanders pleiten er daarom voor

quota slechts in uitzonderlijke situaties, voor een bepaalde periode,

goed afgebakend en afgemeten toe te passen. Positieve actie kan ook in

mildere vorm: kansengroepen krijgen een extra duwtje in de rug zonder

dat er ingeboet wordt op kwaliteit en zonder dat de standaard verlaagd

wordt. Voorbeelden daarvan zijn dat in vacatures allochtone sollicitan-

ten extra aangespoord worden om te solliciteren of dat selectiecommis-

sies bij gelijke bekwaamheid kiezen voor de allochtone kandidaat.

Ook Jobkanaal, een initiatief van een aantal werkgeversorganisaties,

kan deels onder positieve actie geklasseerd worden. Jobkanaal spoort

werkgevers aan vacatures open te stellen voor kansengroepen. Dat kan

aanvullend gebeuren, naast andere wervingskanalen en dan hoort deze

maatregel thuis onder sensibilisering. Maar, als de werkgever dit wil,

kan het ook dat Jobkanaal voor een bepaalde periode de vacature exclu-

sief voorbehoudt voor kansengroepen. Dan gaat het over positieve actie.

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201142Evolutie van het aantal NWWZ naar origine in Limburg (dec 2007 -

dec 2011, index dec 2007=100)

Bron: VDAB - Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning

80

100

120

140

160

200

180

2007 2008 2009 2010 2011

België

ex-Oostbloklanden (Eu + niet-EU)

andere landen Afrika, Azië, Zuid- en Centraal Amerika

Zuid-Europa

Turkije en Maghr

91,5%

45,2%

22%

3,0%0,7%

kenden op. In vergelijking met december 2007 nam hun aantal met

respectievelijk 45 en 91% toe. Deze stijging gaat samen met de toene-

mende migratie van deze groepen in diezelfde periode.

Waarom hebben allochtonen minder kansen op de arbeidsmarkt?

Drie factoren worden vaak aangehaald om te verklaren waarom

allochtonen minder kansen hebben op de arbeidsmarkt. Langs de ene

kant worden vaak tekorten van de allochtone werknemer op vlak van

menselijk kapitaal aangehaald (bijvoorbeeld lagere scholing, beperk-

ter netwerk om geschikte jobs te vinden, …). Langs de andere kant, die

van de werkgevers, spelen mechanismen van onbewuste achterstel-

ling (rekruteringskanalen die allochtone sollicitanten niet bereiken of

selectieprocedures die allochtonen minder kansen geven). Ook

bewuste discriminatie kan meespelen: men wil geen allochtonen pre-

cies omdat ze allochtoon zijn.

Wat kan er gebeuren om allochtonen meer kansen te geven op de

arbeidsmarkt?

Met de eerder genoemde factoren in het achterhoofd kan er gewerkt

worden aan de vraagkant en aan de aanbodkant van de arbeidsmarkt.

Aan de vraagkant gaat het over het verhogen van menselijk kapitaal

van de allochtonen. Dat is vooral een taak voor onderwijs en opleiding

en begeleiding. Factoren aan de aanbodzijde pakken achterstelling en

discriminatie aan en hiervoor heeft de overheid globaal genomen drie

soorten maatregelen: discriminatie strenger aanpakken en straffen;

werkgevers sensibiliseren en overtuigen allochtonen in dienst te

nemen en positieve actie.

In ons land zijn deze maatregelen ingebed in een globaal diversiteits-

beleid met naast allochtonen ook andere doelgroepen (50-plussers,

arbeidsgehandicapten,…).

Page 43: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

Gekleurde armoede

Armoede kan iedereen treffen, maar slaat bij sommige groepen harder

toe dan bij andere. Vooral bij personen van Turkse en Marokkaanse

herkomst is er een groot armoederisico, zo bleek de afgelopen jaren

uit onderzoek.

Op vraag van RIMO Limburg zette Bea Van Robaeys op 15 december

tijdens een open algemene vergadering een aantal vaststellingen rond

gekleurde armoede op een rijtje. Bea Van Robaeys werkt op de Karel

De Grote Hogeschool en is coauteur van het ‘Jaarboek armoede en

sociale uitsluiting’, dat dit jaar dieper ingaat op de problematiek van

gekleurde armoede.

Gekleurde armoede, een maatschappelijke uitdaging…

Gekleurde armoede vormt een grote uitdaging voor de maatschappij.

Het thema is actueel en wint aan belang. Dit als gevolg van de toene-

mende diversiteit in onze samenleving (meer migratie, verstedelij-

king, …). Op zich is meer diversiteit geen probleem, maar uit onder-

zoek blijkt de bijzondere relatie tussen armoede en etnische her-

komst.

Enkele cijfers: in 2001 is het algemeen armoederisico 12,6%. Bij per-

sonen van Marokkaanse origine is dit meer dan 55%. Cijfers uit 2005

bevestigen deze grote kloof: 12% van de autochtone Belgen leeft in

armoede, bij personen met roots buiten de EU loopt dit percentage op

tot 48%, dus vier keer meer. Bovendien is er een sterke concentratie

van armoede in de steden.

Ook in de meest recente cijfers (2010) zien we een zelfde tendens: een

‘laag’ armoederisico bij autochtone Belgen (12%), maar dit cijfer loopt

op voor andere herkomstgroepen (Zuid-Europa: 22%, Turkije: 33%,

Oost-Europa: 36%; niet-Europees: 37%). Opnieuw is het armoedeper-

centage het hoogst bij personen van Marokkaanse origine (54%).

Bovenstaande cijfers keken naar het aandeel personen dat moet rond-

komen met een inkomen onder de Europese armoedegrens. Maar er

zijn ook andere manieren om naar armoede te kijken. Zo kan je kijken

naar de mate van deprivatie. Dan kijkt men ruimer dan enkel inko-

men, maar ook naar huisvesting, financiële stress en de beperktheid

van financiële middelen. Zestien procent van de ‘autochtone’ Belgen

heeft met minstens twee van deze criteria problemen, voor personen

van niet-Europese herkomst die Belg geworden zijn, loopt dit cijfer op

tot 45%. Het hoogst scoren de personen met een nationaliteit van bui-

ten de EU. Nationaliteitsverwerving maakt dus een verschil, maar dan

nog blijven de armoedecijfers voor deze groep alarmerend hoog.

Werk en onderwijs als hefbomen om uit armoede te raken?

Werk en onderwijs worden vaak genoemd als de belangrijke hefbo-

men om uit de armoede te raken. Maar uit cijfers blijkt dat 32% van de

hooggeschoolde niet-Europeanen in armoede leeft (63% van de hoog-

geschoolde Turken en Marokkanen). Het probleem van diploma-

erkenning speelt hier mee, maar kan ook niet alles verklaren. Ook dis-

criminatie op de arbeidsmarkt kan een verklaring zijn. Ook 46% van

de werkende niet-Europeanen leeft in armoede, doordat ze vooral

slecht verdienende jobs op de secundaire arbeidsmarkt uitoefenen.

Al deze cijfers tonen aan dat het tegengaan van sociale uitsluiting top-

prioriteit moet zijn voor de samenleving en dat bijzonder kwetsbare

groepen, zoals personen van buitenlandse herkomst, bijzondere aan-

dacht verdienen. Ook het Provinciaal Integratiecentrum wil in de toe-

komst mee aan de kar trekken om de situatie te verbeteren.

43

Page 44: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

Samenleven in diversiteitEen betere sociale cohesie tussen Limburgers van diverse herkomst,

cultuur en godsdienst. Dit is de doelstelling van het subsidiereglement

sociale cohesie van het Provinciaal Integratiecentrum. De subsidies zijn

bestemd voor projecten waarbij diverse partners intens samenwerken

aan een gemeenschappelijk doel of belang. En dit op een vernieuwende

manier: het project mag niet behoren tot de reguliere werking van één

van de partners. Om erover te waken dat het niet gaat om éénmalige of

oppervlakkige ontmoetingen tussen mensen, moeten de projecten een

duur hebben van minimum drie maanden en maximum één jaar.

Studies tonen immers aan dat dit de beste manier is om aan sociale

cohesie te werken: een intens samenwerkingsverband tussen diverse

groepen van mensen rond eenzelfde doel. Volgens de theorie van de

bindingsladder bevorderen deze projecten diepere en meer intense con-

tacten en interactie, kortom een hechtere sociale cohesie.

Begeleiding

Om in te spelen op de dynamiek in de samenleving kunnen, behalve

verenigingen en organisaties, ook individuen die een tijdelijk engage-

ment opnemen tegenover een groep subsidies aanvragen. Door de

subsidieaanvraag vooraf te bespreken met een medewerker van het

Provinciaal Integratiecentrum kan het project getoetst worden aan de

subsidievoorwaarden en is bijsturing mogelijk. De ingediende aanvra-

gen worden besproken tijdens de vergadering van de adviescommis-

sie. Deze commissie geeft positief of negatief advies over elke aan-

vraag. Vervolgens beslist de bestendige deputatie over het al dan niet

uitkeren van de subsidie. De subsidie bedraagt maximum 1.000 euro

en wordt na goedkeuring door de bestendige deputatie onmiddellijk

uitbetaald. Na de uitvoering van het project komt een medewerker van

het Provinciaal Integratiecentrum het project ter plaatse evalueren met

de betrokken partners. Wanneer het project niet of zeer slecht werd

uitgevoerd, kan de subsidie teruggevorderd worden.

Goed idee

Heb je een goed idee voor een project sociale cohesie? Dan kan je een

aanvraag voor subsidie indienen. Jaarlijks zijn er drie subsidierondes.

De afsluitende data voor het indienen van aanvragen zijn: 15 februari,

15 juni en 15 oktober. Maar denk eraan om altijd vooraf een gesprek

aan te vragen met een medewerker van het Provinciaal Integratie-

centrum!

Meer info over het subsidiereglement en het aanvraagformulier:

www.limburg.be/integratiecentrum (bij subsidies).

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201144

4. Samenleven

Enkele geslaagde voorbeelden

Samen op vakantie

Dit project is ontstaan vanuit een samenwerkingsverband tussen de

Christelijke Mutualiteiten en Dogus, een Turkse vereniging voor chro-

nisch zieken en ouderen. De initiatiefnemers willen ernaar streven zorg

draaglijker te maken voor Turkse senioren en hun mantelzorgers.

Joke Manshoven, projectmedewerker bij CM vertelt: “Uit onderzoek

bleek dat Turkse ouderen of langdurig zieken te weinig gebruik

maken van de ziekenzorgvakanties van de mutualiteiten. Dit willen we

veranderen: we willen dat ook de Turkse doelgroep kan genieten van

een verkwikkende vakantie. Kennen ze het aanbod niet? Hebben ze

drempelvrees om deel te nemen? Dankzij onze samenwerking met

Dogus kregen we gemakkelijk toegang tot de doelgroep. We stelden

een gemengde groep samen van Turkse en Vlaamse ouderen, zieken

en hun mantelzorgers. Onze reisbestemming was het vakantiecen-

trum Ter Duinen in Nieuwpoort, een klassieker binnen ons aanbod.

Deze bestemming is gekend om haar ideale omgeving en om de com-

fortabele kamers, ook voor personen die veel zorg nodig hebben.”

“De tien Turkse deelnemers waren voor ons een klankbordgroep met

wie we heel veel communiceerden tijdens de voorbereiding, de vakan-

tie en bij de evaluatie. Tijdens de voorbereiding maakten we duidelijke

afspraken over de maaltijden, verzorging en hulp. Met de keuken van

Ter Duinen hadden we vooraf afgesproken dat er halal maaltijden

geserveerd werden. Tijdens de vakantie zelf zagen we dat de Turkse

doelgroep vlot deelnam aan alle activiteiten: wandelen, kaarten, quiz,

gezellige praatjes…. Al vlug bleek dat de twee extra begeleiders die we

voorzien hadden niet echt nodig waren. Iedereen wilde het liefst

‘gewoon’ behandeld worden. Tijdens de misviering hadden we een

alternatief programma voor de Turkse groep, maar ze bleven gewoon

in stilte aanwezig. Bij de evaluatie bleek dat iedereen echt genoten had

van de vakantie.” Enkele reacties van de deelnemers: “Het totale zorg-

concept dat Ter Duinen aanbiedt geeft je helemaal niet het gevoel van

een ziekenhuis, maar wel een vakantiegevoel. Voor mij was de voorbije

vakantie een nieuwe wereld die openging. Ik was ervan overtuigd dat

iemand die chronisch ziek is zelden of nooit op vakantie kan gaan.

Page 45: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

45

Maar nu weet ik wel beter. Deze vakantie gaf mij en mijn partner een

goed gevoel en dat smaakt naar meer.”

Joke besluit: “De Turkse deelnemers gaven aan dat ze in de toekomst

zeker nog willen deelnemen aan deze vakanties, maar het liefst als

groep – niet als individu. En daarvoor is er bij ons zeker de mogelijk-

heid. In ieder geval was het een zeer leerrijk initiatief voor onze organi-

satie om ons aanbod beter af te stemmen op allochtonen. Daarom heb-

ben we onze ervaringen gebundeld in een brochure om ook andere

organisaties te inspireren.” (de brochure is te downloaden op www.lim-

burg.be/integratiecentrum - handwijzer interculturalisering)

Met raad en draad

Elise, Sandra, Felicia, Greet, Ria, Ann, Victor en Lutgard komen op

zaterdagnamiddag samen om te leren naaien. Zij maken deel uit van

een groep van twintig vrouwen en één man die naailessen volgen in

het project ‘Met raad en draad’. Aga Cholewa van het Internationaal

Comité, een koepelorganisatie voor allochtone verenigingen, legt uit

hoe het begon: “Perspectief, een multiculturele vereniging in

Limburg, stelde vast dat heel wat vrouwen graag hun eigen kleding

wilden ontwerpen en naaien, vooral kleding voor zichzelf en hun kin-

deren. Omdat KAV Limburg al decennia lang naailessen aanbiedt was

ze dan ook de ideale partner. KAV Limburg en Perspectief sloegen de

handen in elkaar en stelden samen een programma op voor een open

naaiatelier voor beginners. De titel van het project is ‘Met raad en

draad’, wat erop duidt dat deelnemers leren naaien en veel kans krij-

gen om te praten en elkaar raad te geven.”

Ariana Barku van KAV Limburg vertelt: “We hebben er bewust voor

gekozen om het aanbod zeer flexibel en laagdrempelig te houden.

Victor Kay, de enige man in het gezelschap, legt uit: “Ik kom

samen met mijn vrouw naar deze naailessen. Naaien en mooie kle-

ding maken is mijn passie. Daarom volg ik ook nog naailessen in

Houthalen in het volwassenonderwijs. Ik heb al veel bijgeleerd,

maar nog niet genoeg.”

Page 46: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

Deelnemers moeten zich niet inschrijven voor de hele reeks.

Iedereen is vrij te kiezen wanneer hij komt of niet en betalen kan per

naailes aan de zeer democratische prijs van twee euro. De naailes-

sen gaan tweewekelijks door in De Hazelaar – Banneux-wijk in

Hasselt - en dit op zaterdagnamiddag. De eerste stukken zijn heel

gemakkelijk: een wikkelrok of een keukenschort. Op die manier

krijg je de basistechnieken van naaien onder de knie. Wie geen

eigen naaimachine heeft of niet graag wil sleuren, kan tijdens de les

een machine uitlenen van KAV of Perspectief. Perspectief heeft zelfs

enkele naaimachines aangekocht op naam van de vereniging. Op

die manier krijgt iedereen de kans om te leren naaien en moeten

vrouwen niet onmiddellijk een dure aankoop doen. Tijdens de les-

sen kunnen vrouwen ‘proeven’ van het naaien en nagaan of het iets

voor hen is.”

Lima Popalzae, een jonge Afghaanse vrouw, is lid van Perspectief en

vertelt: “Dit initiatief is heel belangrijk voor onze vrouwen. Hier

krijgen we de kans om Vlaamse vrouwen te ontmoeten en dit is

uniek. Het is ook belangrijk voor onze zelfontplooiing. Sommige

vrouwen hebben een negatief zelfbeeld en denken dat ze niets

anders kunnen dan poetsen. Deze naailessen geven kracht en een

positieve kijk op jezelf. Ik verwacht dat er volgend jaar nog meer

vrouwen zullen deelnemen, want de mond-tot-mondreclame gaat

zijn werk doen.

Victor Kay, de enige man in het gezelschap, legt uit: “Ik kom samen

met mijn vrouw naar deze naailessen. Naaien en mooie kleding

maken is mijn passie. Daarom volg ik ook nog naailessen in

Houthalen in het volwassenonderwijs. Ik heb al veel bijgeleerd,

maar nog niet genoeg.”

Ann Neven is ijverig bezig met het stikken van haar keukenschort in

vrolijke kleurtjes. “Ik wilde graag iets doen voor mijzelf en waarvan

ik al lang droomde: leren naaien,” zegt ze. “Daaraan heb ik behoef-

te, zeker omdat ik onlangs gescheiden ben. Dat het een gemengde

groep is met vrouwen van andere herkomst vind ik heel fijn. De

sfeer in de groep is hartelijk en warm en ik voelde me dadelijk wel-

kom. We praten veel en niet alleen over naaitechnieken.”

Ariana besluit: “Diversiteit zit boordevol creativiteit. Het gaat niet

alleen om leren naaien. Door iets samen te doen, leren vrouwen

elkaar beter kennen en ontstaan er nieuwe vriendschappen. Mogelijk

breekt dit het ijs om in de toekomst ook rond andere thema’s samen

te werken.” Het project loopt nog tot juli 2012. Wie zin heeft om mee

te doen, is nog altijd welkom. Meer info bij Ariana van KAV Limburg:

011 29 09 13 en bij Aga Cholewa van het Internationaal Comité: 011 29

09 12.

Het multireligieuze Limburg18 religies actief in Limburg

Limburg is niet alleen een multiculturele maar ook een multireligieu-

ze provincie. Samen met de migratie kwamen ook andere religies naar

Limburg. Elk met zijn eigen kenmerken en bijzonderheden.

Traditioneel kent de katholieke kerk in Limburg de meeste aanhan-

gers. De migratie verandert hier niets aan en zorgt zelfs voor nieuwe

aanhangers. Wat de migratie wel deed, is het religieuze landschap

enorm diversifiëren.

Een aantal religies, zoals bijvoorbeeld de islam en het sikhisme, werd

meegebracht door migranten. Deze nieuwe religies lieten de

Limburgers ook kennismaken met nieuwe religieuze feesten (bijvoor-

beeld het offerfeest en het suikerfeest) en rituelen (bijvoorbeeld rond

begraven).

Het Offerfeest

Het Offerfeest is één van de belangrijkste feesten voor de Limburgse

moslims. Tijdens dit feest herdenken moslims dat de profeet

Abraham bereid was zijn zoon te offeren in opdracht van en uit liefde

voor God. Op deze dag eten moslims vlees van dieren die op een ritu-

ele manier geslacht zijn. Naast de eigen consumptie wordt het vlees

ook gedeeld met de armen, buren en familieleden.

Het Offerfeest wordt meestal gedurende drie dagen gevierd. Op de

eerste dag is er een extra gezamenlijk gebed, gevolgd door een preek

van de voorganger. Kinderen krijgen dan cadeaus en men bezoekt

familie, kennissen en vrienden.

De Europese wetgeving verbiedt, omwille van voedselveiligheid,

milieuvoorschriften en dierenwelzijn het ritueel thuis slachten van

schapen. In het kader van de Belgische regelgeving kunnen de mos-

limgemeenschappen, particulieren en gemeentebesturen echter wel

een tijdelijke slachtinrichting organiseren om rituele slachtingen op

een wettelijke manier mogelijk te maken.

Het provinciebestuur tracht gemeenten te stimuleren om hun eigen

inwoners de mogelijkheid te geven om het offerfeest op een wettelijke

manier te vieren. Dit kan door als gemeente in samenwerking met de

moslimgemeenschap een tijdelijke slachtinrichting te organiseren,

maar kan bijvoorbeeld ook door goede afspraken te maken met nabu-

rige gemeenten, zodat moslims op een juiste manier geïnformeerd

worden over het bestaande aanbod. Het Provinciaal Integratiecentrum

volgt de ontwikkelingen op het vlak van wetgeving en regelgeving op,

hierbij ondersteund door de arrondissementscommissaris en het

Federaal Voedselagenschap.

Voor het offerfeest op 6 november 2011 werden er 15 tijdelijke slacht-

inrichtingen in Limburg erkend door het Federaal Voedselagentschap.

In al deze slachtinrichtingen werden uiteindelijk 3.302 schapen

geslacht.

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201146

Page 47: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

Islamitische begraafplaatsen

De islam kent enkele bijzondere rituelen bij het overlijden. Zo is er de

rituele wassing, de plaatsing van het lichaam in een lijkwade, het

gebed voor de overledene en de begrafenis zelf.

Vaak kiest de familie ervoor om de overledene te repatriëren naar het

herkomstland om daar begraven te worden in het geboortedorp of bij

andere familieleden. Maar ook in Limburg kunnen moslims begraven

worden volgens de islamitische voorschriften. Zo vereist de islam

onder meer dat moslims bij elkaar en in de richting van Mekka begra-

ven worden.

Dit kan legaal geregeld worden door op een officiële gemeentelijke

begraafplaats een apart perceel te voorzien voor moslims. In verschil-

lende Limburgse gemeenten is er een aangepast reglement wat het

begraven van moslims mogelijk maakt.

Zo is er in Genk, Neerpelt, Maaseik, Houthalen-Helchteren, Sint-

Truiden en Beringen een begraafperceel gereserveerd voor moslims

op de gemeentelijke begraafplaats. Ook Maasmechelen heeft sinds

kort een begraafperceel voor moslims. Leopoldsburg en Lommel zijn

bezig met het reserveren van een perceel voor moslims. In andere

gemeenten waar moslims wonen (Hasselt, Ham, Dilsen-Stokkem,

Bilzen, Tessenderlo en Zonhoven) is er geen perceel voorzien speci-

fiek voor moslims, maar is er hiernaar ook geen vraag vanuit de mos-

limgemeenschap.

Meer info? Brochure ‘Het multireligieuze Limburg’,

www.limburg.be/integratiecentrum

47

Open Gebedshuizendag

Op 15 mei 2011 ging de eerste Limburgse Open Gebedshuizendag

door. De Open Gebedshuizendag is de opvolger van de Open

Moskeedag die het Provinciaal Integratiecentrum sinds enkele

jaren organiseerde. Met de Open Gebedshuizendag gooien echter

de gebedshuizen van verschillende geloofsovertuigingen in

Limburg de deuren open.

In totaal namen 67 gebedshuizen deel uit acht gemeenten: Hasselt,

Beringen, Heusden-Zolder, Houthalen-Helchteren, Genk,

Maaseik, Maasmechelen en Sint Truiden.

Gekoppeld aan de opendeur, worden ook lokale randactiviteiten

uitgewerkt. Zo was er in Hasselt een toegankelijk parcours langs de

deelnemende gebedshuizen, werd in Heusden-Zolder een fietsrou-

te uitgestippeld en een quiz georganiseerd, richtte Genk shuttle-

bussen in,…

De bezoekers waren enthousiast over de hartelijke ontvangst en de

uitgebreide tekst en uitleg die ze overal kregen. De vertegenwoordi-

gers van de deelnemende gebedshuizen waren op hun beurt blij met

de interesse die ze ervoeren, en de mogelijkheid om contact te leg-

gen met vertegenwoordigers van andere levensbeschouwingen bin-

nen hun gemeente.

De volgende Open Gebedshuizendag vindt plaats op 13/05/2012.

Meer info: www.limburg.be/opengebedshuizendag

Page 48: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

Samen feest vieren

Op woensdag 31 augustus 2011, organiseerden het Provinciaal

Integratiecentrum, VormingPlus Limburg en Bel-Tud (Belgisch –

Turkse Vereniging voor Vriendschap en Dialoog, verbonden aan

Fedactio) een uitwisseling: niet moslims kregen zo de kans om het

Ramadanfeest, beter bekend als Suikerfeest, te vieren bij een islamitisch

gastgezin. Ook tijdens het offerfeest vond een uitwisseling plaats.

Het Ramadanfeest sluit als driedaags familiefeest de vastenmaand

Ramadan af. Kinderen krijgen cadeautjes, ouderen en familie worden

bezocht. Bij deze familiebezoeken wordt traditioneel veel zoetigheid

gegeten.

Een van de deelnemers was de familie Droogmans. Zij waren te gast

bij de familie Kara uit Hasselt. Nadien bezorgde Eric Droogmans, de

vader, volgende e-mail:

Mijn vader en vader Ziya hebben gelijkenissen. Beiden hebben ze in de mijn van

Zolder gewerkt en ze hebben dezelfde leeftijd.

Het gezin kon zo goed vertellen. Interessant om dit allemaal van dichtbij te heb-

ben mogen meemaken. Özkan (de tolk, nvdr.) deed de vertalingen, wanneer de

gastheer en gastvrouw mooie verhalen begonnen te vertellen in hun eigen taal.

Maar ze deden ook heel goed hun best om ons in het Nederlands te woord te

staan. De zoon sprak vloeiend Nederlands, wat we ook heel normaal vinden. Hij

is hier geboren. Ons stoorde het helemaal niet, als ze in hun landstaal spraken.

Hun taal klonk wel heel mooi.

Je voelde direct de warmte in het gezin. Ze hadden ook mooie relikwieën, waar ze

ons veel uitleg over gaven. We hebben ook onze handen mogen wassen met verfris-

send eau de cologne. Mooi was het allemaal.

De gastvrouw, Fatma, had ons verwend met lekkere hapjes: we zijn zeker niet met

een hongergevoel naar huis gegaan. We hebben zoveel mogelijk geproefd van al

het lekkers uit hun cultuur, oa ook hun thee (zeer lekker , zelfs zonder suiker)

Turkse koffie,… hmmm, verrukkelijk! Zeker de zelfgemaakte rozenconfituur mag

ik niet vergeten te vermelden. Het was zo fris in de mond. Er was ook gewone fris-

drank aanwezig. De gastvrouw had meer dan haar best voor ons gedaan. De

tafel was gedekt met zoveel lekkere dingen.

Onze kinderen hebben erg genoten van de namiddag. Ze waren zo blij dat ze dit

konden meemaken. Ze waren ook verbaasd hoe vlot de contacten verliepen.

Achteraf vroeg onze zoon of we de mensen al niet eerder kenden.

Dat deze familie gastvrij was, merkten we ook toen er een Marokkaanse vriend

over de vloer kwam. We vonden het prachtig om de samenhorigheid te zien en te

voelen tussen Turken-Marokkanen-Belgen.

De Marokkaanse vriend vroeg ons waarom we dit deden, met welke bedoeling...

Hij vond het prachtig dat we ons kandidaat hadden gesteld.

De tijd vloog voorbij. We wilden nog wel blijven, maar door de handbaltraining

van onze zoon was het wat moeilijker om langer te blijven. We zijn superblij over

dit tof gastgezin, en willen graag contact blijven houden. Adresgegevens en GSM-

nummers werden uitgewisseld.

Ook al had ik in mijn jeugd al contact met Turkse families en jongeren, toch zijn

mijn ogen en mijn hart veel verder opengegaan.

Meerdere Belgische gezinnen zouden dit moeten doen. Door dit ter plaatste te mogen

meemaken, zal iedereen merken dat we moeten openstaan voor andere culturen. Dit

verrijkt ook ons eigen visie, onze cultuur, onze gedachtengang, en verbreedt ons res-

pect naar anderen toe.

Hartelijk dank dat we dit feest hebben mogen meemaken. Deze familie is ook

steeds van harte bij ons welkom!

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201148

De families Droogmans en Kara vieren samen het

Ramadanfeest.

Page 49: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

Communiceren doe je metmensen, niet met ‘culturen’Goede interculturele communicatie is vooral geen kwestie van andere

culturen doorgronden. Dan doe je mensen tekort, mensen zijn

immers veel meer dan hun cultuur.

Het gevaar van ‘culturalisering’

Dit is de kern van het betoog dat Edwin Hoffman, adviseur/trainer

interculturele communicatie en diversiteit bij de Fontys Hogeschool

Sociale Studies te Eindhoven, ontplooit in zijn artikel ‘Interculturele

communicatie in de postmoderne samenleving’ (www.decascade.nl).

Hij wijst er op de gevaren van ‘culturalisering’, de visie dat het gedrag

van een persoon ééndimensionaal is bepaald door het toebehoren tot

een bepaalde etnische of nationale cultuur. Een voorbeeld: Musa, een

Turkse leerling wordt woedend op de leraar omdat hij voor de klas

wordt terechtgewezen vanwege zijn gedrag. Vanuit het perspectief van

culturalisering zou Musa zo kwaad worden vanwege zijn Turkse cultu-

rele achtergrond, een cultuur waarin eer en prestige zeer belangrijk

zijn. Dat Musa ook een puber is, als vriend misschien niet af wil gaan

voor zijn vrienden of voor zijn vriendinnetje in de klas, afkomstig is uit

een bepaald gezin en ook nog een eigen persoonlijk karakter heeft,

tellen allemaal niet mee als mogelijke verklaringen waarom Musa zo

reageert. Neen: zijn etnische achtergrond is de enige verklaring.

Als Musa’s leraar enkel dit culturaliseringsspoor zou volgen om hem

te corrigeren, beperkt hij zichzelf serieus in zijn mogelijke hande-

lingswijzen. Hij zou zichzelf zelfs helemaal buiten spel kunnen zetten

als pedagoog: “Ik kan maar beter mijn allochtone leerlingen niet meer

aanspreken op hun gedrag, openlijk kritiek geven is immers taboe in

hun cultuur.”

Laat je niet afschrikken

Een nadelig effect van de culturaliserende benadering is dus dat som-

migen de ‘andere’ cultuur als rechtvaardiging (excuus) gebruiken om

uit te leggen waarom hun communicatie met een allochtoon zo moei-

zaam verloopt, of als legitimatie aanvoeren om het gesprek met

allochtonen uit de weg te gaan. Voor deze mensen is ‘anders’ - ‘de

allochtoon’, ‘de andere cultuur’- synoniem voor ‘onbereikbaar’. Zo’n

houding bestempelt het gedrag van een persoon tot iets exotisch, tot

iets buitengewoon anders en irrationeels. Hoffman verwijst naar een

onderzoek onder wijkverpleegkundigen waaruit bleek dat sommigen

van hen niet met de allochtone moeders die in de opvoeding hun

zonen erg vrij lieten, in gesprek wilden/durfden gaan. Volgens deze

wijkverpleegkundigen was deze benadering van zonen deel van de cul-

tuur van de moeders en daar wilden ze niet aankomen.

Een andere valkuil van een culturalistische benadering is de misvat-

ting dat interculturele communicatie alleen de gespreksvoering met

een allochtoon betreft. Deze misvatting leidt er toe dat bijvoorbeeld

professionals het gevoel hebben ineens anders te moeten communice-

ren wanneer ze met een allochtoon van doen hebben. Vanuit de eerder

genoemde angst om fouten te maken, verliezen ze op slag hun onbe-

vangenheid en vergeten ze al hun kwaliteiten. Hoffman geeft het voor-

beeld van een zeer ervaren arbeidsbemiddelaar die in een training

vroeg hoe hij achter de motivatie van een Somalische werkzoekende

kon komen. Op de vraag of hij het al met ‘vragen’ had geprobeerd, rea-

geerde hij verbaasd. Hij was bang (had geleerd vanuit een culturalisti-

sche benadering) dat directe vragen allochtonen kunnen afschrikken.

Beter leren kijken

Edwin Hoffman komt met een eigen aanpak, een aanpak die al vele

jaren richtinggevend is voor de manier waarop het Provinciaal

Integratiecentrum interculturele communicatie neerzet in haar vor-

mingsaanbod. Dit is het TOPOI-model. TOPOI is Grieks voor ‘plaat-

sen’ en dat is wat dit model doet: de communicatie in een ruimere

context plaatsen zodat je niet verblind wordt door culturele verschillen

maar er juist beter door leert kijken. Het letterwoord TOPOI staat ook

voor de vijf gebieden in de communicatie waar zich culturele verschil-

len en misverstanden kunnen voordoen:

• Taal: verbaal, niet-verbaal

• Ordening: de zienswijze van de deelnemers op de kwesties die

spelen in hun gesprek

• Personen: de personen die deelnemen aan het gesprek en naar

hun onderlinge betrekking

• Organisatie: de maatschappelijke en professionele organisatori-

sche omgeving waarbinnen de communicatie plaatsvindt: school,

sociale dienst, spreekkamer arts, …

• Inzet: de onderliggende motieven, behoeften, verlangens en drijf-

veren van de gespreksdeelnemers.

Met TOPOI haal je niet alle misverstanden uit de wereld.

Misverstanden zijn in alle vormen van communicatie eerder regel dan

uitzondering en zeker niet voorbehouden aan alleen de communicatie

tussen autochtonen en allochtonen. TOPOI kan er wel voor zorgen dat

de communicatie niet vastloopt en terug opgepakt wordt. Dit besef

kan een ontspannen gevoel geven om ook in de communicatie met

een allochtoon zich niet verkrampt voorzichtig op te stellen en

‘gewoon’ de communicatie met de ander aan te gaan. Het belangrijk-

ste is te vertrouwen op de eigen integriteit en kwaliteit.

49

Page 50: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

Sociale tolken als schakel tussen hulpver-lening en anderstaligen

Nederlands leren is belangrijk, maar het leren van onze taal vraagt

tijd. Vaak wordt de hulpverlening geconfronteerd met cliënten die

(nog) geen of onvoldoende Nederlands spreken. Dit kan de

gesprekken ernstig belemmeren. Een sociaal tolk kan dan uitkomst

bieden.

Diensten en voorzieningen die werken met anderstaligen kunnen

een beroep doen op de Sociaal Tolkendienst Limburg. De

Tolkendienst stuurt tolken ter plaatse voor hulpverleningsgesprek-

ken of groepstolken. Door het opheffen van de taalbarrière ver-

hoogt de Tolkendienst de toegankelijkheid van een groot aantal

diensten.

De Limburgse Tolkendienst is er voor de hulp- en dienstverleners,

niet voor de cliënt. Alleen hulpverleners kunnen de Tolkendienst

contacteren en een tolk bestellen.

Meer dan 3.500 aanvragen in 2011

De Limburgse Tolkendienst werkt met freelance en vrijwillige tol-

ken. Op dit moment zijn er dat 45 die in totaal 25 talen aanbieden.

In 2011 waren de meest gevraagde talen het Russisch, Turks,

Albanees, Servisch en het Pools.

Sociaal tolken worden opgeleid om neutraal, getrouw en volledig te

tolken zodat zowel hulpverlener als cliënt een duidelijke boodschap

krijgen.

Dat er heel wat nood is aan sociaal tolken, blijkt uit de cijfers. In

2011 kreeg de Sociaal Tolkendienst een 3.500-tal aanvragen. Dat

zijn er bijna 1.000 meer dan een jaar eerder. Het meest werden er

tolken ingeschakeld door de opvangcentra voor asielzoekers (18,9%

van alle aanvragen). Ook openbare besturen (OCMW’s en gemeen-

tebesturen) doen vaak beroep op de dienst (19,2%), alsook diensten

uit de gezondheidszorg (18,6%) en de geestelijke gezondheidszorg

(10,3%). Daarnaast zijn ook het onderwijs (13,6%) en diensten rond

gezin en maatschappelijk welzijn (17,2%) belangrijke klanten.

Meer info? www.limburg.be/tolkendienst,

[email protected] of 011 30 57 52

Een job in uniform? Ook voor jou!

Politie, brandweer, defensie en het gevangeniswezen sloegen in

het najaar van 2011 de handen in elkaar om hun jobs ook bij

Limburgse kansengroepen bekend te maken. Het Provinciaal

Integratiecentrum ondersteunt hen hierbij. Zo willen ze ervoor zor-

gen dat het personeelsbestand een betere afspiegeling vormt van

onze samenleving. Want een divers personeelsbestand kan de

dienstverlening alleen maar verbeteren.

Het project wil in de eerste plaats herkenbare beroepen met lage

diplomavereisten en een aantrekkelijk statuut in de kijker zetten bij

kansengroepen. Het gaat om beroepen als brandweer, politieagent,

penitentiair beambte en militair. Vandaag is slechts 0,3% van het

Limburgse brandweerkorps van allochtone afkomst, en maken vrou-

wen er maar 1,3% van uit. Bij de politie liggen de cijfers al beter: 4,2%

allochtonen. Ook onder het bewakingspersoneel in de gevangenis

van Hasselt is er een betere vertegenwoordiging: 4,2 % allochtonen

en 28 % vrouwen. Toch is het belangrijk om ook daar meer allochto-

nen en vrouwen aan de slag te krijgen, want een divers samengestel-

de groep kan de problemen van onze samenleving beter aanpakken.

Wie al aan de slag is, zou zich onmiddellijk opnieuw kandidaat

stellen. Zo is Fatima Redouane, politie-inspecteur bij de grenscon-

trole op de luchthaven van Zaventem, nog altijd overtuigd van haar

keuze: “Het is een mooie job met promotiekansen en veel keuze-

mogelijkheden: hondenbrigade, motorbrigade, ruiter, bij de

recherche, …” Lutgarde Cuypers, penitentiair bewakingsbeambte

in de Hasseltse gevangenis, is het met haar eens: “Deze job bete-

kent nooit sleur, elke dag is anders. Je zorgt voor een veilige omge-

ving waarin een menselijke sfeer hangt.”

Om vrouwen, laaggeschoolden en allochtonen te overtuigen, orga-

niseerden de partners in totaal 10 informatie-, test- en oriëntatie-

sessies. Daarmee willen ze iedereen vanuit zijn of haar eigen com-

petenties maximale kansen geven. De sessies zijn gratis en staan

voor iedereen open. De verschillende beroepen worden er toege-

licht en er wordt een voorbereiding op de eigenlijke selectieproe-

ven gegeven. Wie deelneemt aan een oefentest kan bovendien

instappen in voorbereidende modules op de echte selectieproeven.

Aan de sessies namen alles samen 132 personen deel.

www.limburg.be/jobinuniform.

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201150

Page 51: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

Elke Limburger moet waardig ouder kunnen worden

Net als Vlaanderen vergrijst ook Limburg. Bijna één op vier (23,0%)

Limburgers is ouder dan 60 jaar. Tien jaar geleden was dit nog maar

één op vijf (19,4%). Door de Limburgse migratiegeschiedenis zijn

onder deze ouderen ook heel wat Limburgers met roots uit het buiten-

land. Is de ouderenzorg voorbereid om deze ouderen met een diverse

achtergrond te kunnen opvangen als ze zorgbehoevend worden?

In Limburg wonen bijna 194.000 60-plussers. Binnen deze groep

ouderen is er heel wat diversiteit. Meer dan één op tien 60-plussers

had niet de Belgische nationaliteit bij geboorte, goed voor meer dan

115 verschillende nationaliteiten. Bovendien neemt de diversiteit

onder de groep ouderen toe: in 2007 was 10,6% van alle 60-plussers

niet-Belg bij geboorte, vijf jaar later is dit aandeel tot 11,6% gestegen.

Het aantal ouderen in Limburg zal de komende twintig jaar verder blij-

ven groeien. Tegen 2030 zal het aandeel 60-plussers in Limburg geste-

gen zijn tot meer dan dertig procent van de bevolking. Ook het aantal

allochtone ouderen zal de komende jaren dus nog verder stijgen. De

laatste vijf jaar steeg het aantal allochtone ouderen al sterker (+21,7%)

dan het aantal autochtone ouderen (+10,3%).

Naast de ouderen van Nederlandse herkomst – met 9.653 60-plussers

de grootste groep (43,1%) niet-Belgische ouderen in Limburg - wordt

de top van allochtone ouderen ingenomen door de traditionele migra-

tielanden: ouderen van Italiaanse herkomst (4.441 ouderen), van

Turkse herkomst (2.452 ouderen) en Marokkaanse herkomst (1.003

ouderen). Dit hangt nauw samen met de Limburgse migratiegeschie-

denis. De migratie vanuit Italië kwam immers het eerst op gang

(zwaartepunt in de jaren ’47-‘56). De migratie vanuit Turkije en

Marokko volgde later (na ’56).

De overgrote meerderheid van de Italiaanse, Turkse en Marokkaanse

ouderen hebben hun hele volwassen leven in Limburg gewerkt en wil-

len hier ouder worden om kort bij hun kinderen en kleinkinderen te

zijn.

Ouder worden is dan ook vaak een zegen. Je hebt alles bewezen in je

leven en je krijgt nu de kans om die levenservaring te delen met de

generaties die na jou komen en tegelijkertijd te genieten van de ple-

ziertjes van elke dag. Toch komt er, voor een groot aantal mensen, een

moment waarop je ouderdom een last wordt, een moment waarop je

lichaam niet meer mee wil. Dan heb je hulp nodig.

De stap naar hulp is nooit gemakkelijk, maar voor allochtone ouderen

is de drempel vaak nog iets hoger. Ze zijn niet alleen oud, ze komen

ook uit een andere cultuur. Dat maakt dat sommige zaken niet altijd

evident zijn. Men is minder op de hoogte van de hulp die voor handen

51

is en je omgeving is minder geneigd om externe hulp te aanvaarden.

En als de stap toch al gezet wordt, dan is er vaak een communicatie-

probleem. Hoe leg je dan uit aan een verpleegster die je komt wassen,

dat ze dat te snel doet? Bovenop cultuur en communicatie komen vaak

religieuze voorschriften die de dagelijkse gewoonte bepalen, de

mogelijkheid om het eigen geloof te blijven beleven, de overstap naar

andere maaltijden,…

Deze koudwatervrees bestaat ook bij de zorginstellingen. Ook zij heb-

ben soms ondersteuning nodig. Want hoe ga je om met dementeren-

de ouderen die teruggrijpen naar hun moedertaal? Hoe pas je maaltij-

den aan, waarbij je rekening houdt met iedereen? Hoe ga je om met

culturele verschillen bij ouderen, maar ook binnen hun familie?

Het Provinciaal Integratiecentrum wil nagaan welke drempels en

mogelijkheden er zijn. Daarvoor brengt het professionals uit de oude-

renzorg, allochtone ouderen en hun familie samen om het te hebben

over thuiszorg, mantelzorg en residentiële zorg. Bedoeling is om van

elkaar te leren zodat professionals de noden en angsten van allochto-

ne ouderen beter kunnen inschatten, maar ook zodat ouderen en hun

families duidelijker de weg zien naar de bestaande hulp en weten hoe

ze hiermee in contact kunnen komen.

Hoe begin je het best te werken in de ouderenzorg en hoe hou je dat

het beste vol? Want, we mikken op een uiteindelijk meer gekleurde

zorgsector. Kunnen we zowel jongeren van allochtone afkomst warm

maken voor een job in de ouderenzorg, als mensen die nu elders of

niet aan de slag zijn. Misschien kunnen deze personen ook meteen

brugfiguren zijn tussen allochtone ouderen en de ouderenzorg?

Allochtone ouderen en hun familieleden krijgen via de pakketten

‘Ouder Worden in Vlaanderen’ en ‘Mantelzorg’ van het Provinciaal

Integratiecentrum nu al de kans om vormingen te volgen en het oude-

renzorglandschap in Limburg te leren kennen. We zullen deze pakket-

ten in 2012 actualiseren. Tenslotte zullen de medewerkers van het

Provinciaal integratiecentrum op bezoek gaan bij instellingen in de

ouderenzorg om samen met hen na te gaan hoe ze het beste omgaan

met deze nieuwe doelgroep. Dat gebeurt organisatie per organisatie

en op maat.

Page 52: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

Nederlands lerenHet Huis van het Nederlands

Het Huis van het Nederlands helpt anderstalige volwassenen een

geschikte cursus Nederlands te vinden. Het Huis is er voor iedereen

die Nederlands wil leren. Een belangrijke groep zijn de nieuwkomers.

Het Onthaalbureau verwijst hen door naar het Huis van het

Nederlands. Het Huis van het Nederlands heeft een hoofdvesting in

Hasselt en antennes in alle Limburgse regio’s: Genk (+ Houthalen),

West-Limburg, Maasland, Noord-Limburg en Zuid-Limburg.

In de loop van 2010 deed het Huis van het Nederlands 5.844 intakes.

Hiermee ligt het aantal intakes ongeveer op hetzelfde niveau als een

jaar eerder (5.958 intakes). De taalleerders met de Belgische nationa-

liteit (687) vormen de grootste groep, gevolgd door Turken (591) en

Marokkanen (459). Taalleerders met de Poolse (411) en Russische

(295) nationaliteit vervolledigen de top vijf.

Meer info? www.limburg.be/huisvanhetnederlands

40 vrijwilligers helpen 262 anderstaligenmet Nederlands

Elke week komen VriendENtaalgroepjes samen om elkaar te ont-

moeten en Nederlands te praten. Ze praten over gewone dingen:

over cultuur, werk, feesten of over de kinderen. Soms gaan ze

samen op uitstap of doen ze andere leuke activiteiten.

Nieuwkomers en anderstaligen krijgen zo de kans om Nederlands

te oefenen en om hun netwerk uit te bouwen. Nederlandstalige

vrijwilligers krijgen de kans anderstaligen op een concrete manier

hulp te bieden. Het project VriendENtaal is een samenwerking tus-

sen Vormingplus en het Provinciaal Integratiecentrum samen met

lokale integratiediensten en lokale besturen en ondersteund door

het Huis van het Nederlands en het Onthaalbureau.

Dertien groepen in Limburg

VriendENtaal telt nu dertien groepen in Limburg: Beringen,

Diepenbeek, Dilsen-Stokkem/Maaseik, Genk, Hasselt (2),

Heusden-Zolder (2), Maasmechelen (2), Leopoldsburg, Lommel

en Neerpelt/ Overpelt. Dit jaar zijn er veertig vrijwilligers actief die

262 anderstaligen bereikten.

Meer dan 60 verschillende nationaliteiten

Een recent onderzoek schetst een profiel van de deelnemers aan

vriendENtaal. Eén derde van de deelnemers behoort tot de ‘traditio-

nele’ migrantengroepen (met name Turken en Marokkanen), de rest

vooral tot de ‘nieuwe’ migratie die veel diverser is. In totaal tellen de

deelnemers 63 verschillende nationaliteiten. Een meerderheid van

de deelnemers is via huwelijksmigratie of als asielzoeker naar

Limburg gekomen.

Ongeveer drie op vier van de deelnemers aan vriendENtaal zijn vrou-

wen. Verklaring hiervoor is dat er een vrij groot aantal deelnemers uit

bruiddonorlanden komt, zoals de Filippijnen en Thailand, die met

een Belgische man zijn getrouwd. Een tweede verklaring is dat vrou-

wen minder aan het werk zijn en daardoor meer behoefte hebben

aan contact en een netwerk willen uitbouwen via andere kanalen.

Maar niet alleen nieuwkomers nemen deel, er zijn ook deelnemers

die al langer in Limburg wonen. Dat duidt erop dat Nederlands

leren en oefenen voor velen een werk van lange adem is en ze mis-

schien ook te weinig kans hebben op ontmoeting met

Nederlandstaligen.

VriendENtaal komt niet in de plaats van Nederlandse taalles. Bijna

alle deelnemers hebben Nederlandse taalles gevolgd en twee derde

combineert taalles met een wekelijkse sessie bij VriendENtaal.

Ook bij de Vlaamse vrijwilligers zijn de vrouwen in de meerderheid.

Opvallend is dat veertig procent actief is of geweest is in het onder-

wijs. Maar dat is zeker geen voorwaarde om als vrijwilliger mee te

draaien. Bij VriendENtaal is iedereen welkom!

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201152

VriendENtaal sluit op 2 juni een succesvol werkjaar af met een

ontmoetingsfeestje in Genk.

Page 53: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

53InburgeringSteeds meer nieuwkomers lopen langs bij het Limburgse

Onthaalbureau voor een aangepast inburgeringstraject. Dit is een tra-

ject dat nieuw- of oudkomers op weg helpt in de Vlaamse samenle-

ving. Het traject bevat Nederlandse taallessen, maatschappelijke

oriëntatie, loopbaanoriëntatie en trajectbegeleiding.

4.895 nieuwkomers in Limburg

In 2011 telde onze provincie 4.895 nieuwkomers. In vergelijking met

een jaar eerder is dit een daling van 11,2%.

Uit welke landen komen de nieuwkomers? In Limburg zijn de

Nederlanders de grootste groep nieuwkomers. Met 1.319 personen

maken ze 26,9% van alle nieuwkomers uit. Op de tweede plaats

komen de nieuwkomers uit Polen. Hun aantal stijgt licht (+8,4%) in

vergelijking met een jaar eerder (van 381 naar 413 personen). Turken

(300 personen – 6,1% van het totaal) en Marokkanen (211 – 4,3% van

het totaal) komen op de plaatsen drie en vier. De top vijf wordt afge-

sloten door Roemenië. Met 170 nieuwkomers in 2011 zijn ze goed voor

3,4% van de totale instroom.

Zowel het aantal Nederlanders (-23,7%) als het aantal Turken (-

16,4%) en Marokkanen (-9,8%) daalt in vergelijking met een jaar eer-

der. Wat kan meespelen in de daling van het aantal Turken en

Marokkanen is de verstrenging van de wet op de gezinshereniging, die

sinds september 2011 van kracht is.

Het aantal inburgeringscontracten stijgt

Nieuwkomers die tot de doelgroep van inburgering behoren worden

aangeschreven en gestimuleerd zich aan te melden bij het

Onthaalbureau. In Limburg melden zich steeds meer nieuwkomers

aan bij het Onthaalbureau.

De meeste personen die zich aanmelden op het Onthaalbureau behoren

tot de doelgroep van inburgering. Verplichte inburgeraars (in Limburg

62% van de aanmeldingen) moeten een inburgeringscontract onderteke-

nen. Rechthebbende inburgeraars (38%) hebben al dan niet de keuze om

in een traject te stappen. Kiezen ze ervoor om een contract te onderteke-

nen, dan moeten ze het traject wel volgen.

In 2011 werden in Limburg meer dan 2.300 inburgeringscontracten afge-

sloten. Ook dit aantal steeg de afgelopen jaren sterk. Als ze het hele tra-

ject met succes doorlopen, krijgen de inburgeraars aan het einde van hun

traject een inburgeringsattest. In 2011 werden er in Limburg zo 1.356 uit-

gereikt. Inburgeraars die hun verplichtingen of inburgeringscontract

niet nakomen, kunnen sinds maart 2009 een geldboete krijgen.

Deelnemen als niet-Belg aan de gemeen-teraadsverkiezingen van 14 oktober 2012

In 2004 werd de wet, die het gemeentelijk stemrecht voor niet-EU-

onderdanen regelt, in België goedgekeurd. Dit betekent dat inwo-

ners van België, die niet de nationaliteit van een EU-lidstaat heb-

ben, zich als kiezer kunnen laten registeren en kunnen deelnemen

aan de gemeenteraadsverkiezingen. Hetzelfde geldt al langer voor

inwoners van België die de nationaliteit van een andere EU-lidstaat

bezitten.

Deze registratie en deelname van niet-EU-onderdanen gebeurde

een eerste keer tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 8 okto-

ber 2006. Ook tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van dit jaar

geldt het stemrecht voor niet-Belgen (al dan niet behorende tot een

lidstaat van de EU). Dit recht kan verworven worden als de persoon

zich vooraf als kiezer laat registeren bij zijn/haar gemeente en dit

vóór 31 juli 2012. Voorwaarden zijn dat de persoon ingeschreven is

in het bevolkingsregister of het vreemdelingenregister op 1 augus-

tus 2012, achttien jaar is op 14 oktober 2012, niet ontzet is uit het

kiesrecht en minstens vijf jaar ononderbroken in België verblijft.

Het College van Burgemeester en Schepenen zal uiteindelijk beslis-

sen of de persoon aan deze criteria beantwoordt. Indien de per-

soon als kiezer wordt erkend in de gemeente, dan is deze erken-

ning definitief. Dit betekent dat personen die zich reeds voor de

gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober 2006 hebben ingeschre-

ven, automatisch geregistreerd blijven voor de verkiezingen van 14

oktober 2012. Men kan zich als kiezer wel laten schrappen van de

kiezerslijst door een aanvraag in te dienen bij de gemeente en dit

tot 31 juli 2012.

Elk gemeentebestuur heeft de opdracht deze registratieprocedure

bij de burgers bekend te maken.

4.70

0

4.73

9

4.15

1

4.47

5

5.51

0

4.89

5

772

1.55

5

1.58

3

1.61

8

2.14

0

2.34

1

369

585

1.18

8

1.05

8

1.14

3

1.35

6

0

1.000

2.000

3.000

4.000

6.000

5.000

instroom inburgeringscontracten inburgeringsattesten

200620072008200920102011

Page 54: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

Hoe omgaan met diversiteit

Tal van voorbeelden tonen aan dat diversiteit in onze samenleving

soms als problematisch wordt ervaren. Op 23 november 2011 orga-

niseerde het Provinciaal Integratiecentrum Limburg een debat om

na te gaan waarom we het toch zo moeilijk hebben met diversiteit.

Dirk Draulans (bioloog, journalist Knack), prof. dr. Norbert

Vanbeselaere (psycholoog K.U.Leuven) en dr. Bambi Ceuppens

(antropologe verbonden aan het Africa-museum) gingen hierover

met elkaar in debat. Stijn Meuris leidde hen in goede banen.

Racisme is iets dat je moet afleren

Dirk Draulans, bioloog en autoriteit over de evolutieleer van Darwin,

startte het debat door in vogelvlucht op de evolutie van de vroege

mensheid in te gaan, van de Homo Erectus tot de Homo Sapiens, die

100.000 jaar geleden vanuit Afrika Europa, Azië en Australië bevolk-

te. “Als soort hebben we alleen maar baat bij diversiteit”, stelt hij,

“door kruising van soorten – en dus mengeling van afweergenen –

werd het succes van de migrant verhoogd”.

Toen de mens zich op één plaats vestigde, veranderde zijn levens-

stijl. Zo kwamen er de principes van territorialiteit en monogamie.

Omdat het aantal mensen vrij beperkt bleef, was de kans groot dat

de mens in zijn hele leven nauwelijks in contact kwam met andere

groepen.

Dit veranderde drastisch toen we 500 jaar geleden begonnen te rei-

zen. Zo kwamen we in contact met mensen die er anders uitzagen

dan wij. Het waren zijn reizen die Darwin inspireerden tot de evolu-

tietheorie. Interessant is ook dat de afkeer van Darwin voor de sla-

venhandel een rol speelde in het ontstaan van zijn evolutietheorie,

Discriminatie en racismeDiscriminatiegevoelens en -ervaringen

De helft van de Marokkaanse allochtonen geeft aan in het jaar vooraf-

gaand aan het interview minstens één keer het gevoel gehad te hebben

gediscrimineerd te worden. Voor de Turkse allochtonen ligt dit cijfer

lager (36%). Ook het percentage dat aangeeft meerdere keren tot zeer

dikwijls het slachtoffer geweest te zijn van discriminatie, ligt hoger bij

de Marokkaanse dan bij de Turkse allochtonen (15% versus 10%).

Dit blijkt uit het onderzoek ‘Voorbij wij en zij? De sociaal-culturele

afstand tussen autochtonen en allochtonen tegen de meetlat’ (2007).

Voor dit onderzoek ondervroeg de Universiteit Hasselt in opdracht van

het Limburgs provinciebestuur vijfhonderd allochtonen en driehon-

derd autochtonen uit Houthalen-Helchteren en Genk. Eén luik uit het

onderzoek handelde over discriminatie.

Het meest aangehaalde domein waarop discriminatie wordt ervaren,

is de arbeidsmarkt. Een kleine 6% van de Marokkaanse allochtonen en

een goede 4% van de Turkse allochtonen geven aan in het voorbije jaar

een discriminatie-ervaring meegemaakt te hebben op het werk. 9%

van de werkende allochtonen is onder de indruk van een discrimina-

tie- ervaring op het werk. Een kleine 7% van de werkloze allochtonen

zegt het voorbije jaar benadeeld te zijn bij het zoeken naar een baan.

Andere voorvallen van discriminatie die zowel bij de Turkse als de

Marokkaanse allochtonen sporen nalaten, houden verband met erva-

ringen op school of met de hoofddoek.

Weinig meldingen

Hoewel uit onderzoek blijkt dat er in Limburg gevoelens van discrimi-

natie leven onder de allochtonen, resulteert dit niet altijd in een klacht.

Niet iedereen die discriminatie of racisme ervaart, zet de stap naar het

Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding.

In 2010 ontving het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrij-

ding 3.608 meldingen. In 2.828 gevallen was het centrum bevoegd. In

ongeveer 44% van de gevallen ging het om discriminatie op basis van

raciale motieven. In 2010 behandelde het Centrum 627 nieuwe dossiers

op basis van raciale discriminatie. Racisme in de media (vooral internet)

en op het werk zijn goed voor ongeveer de helft van de dossiers.

Burgers die discriminatie of racisme ervaren, moeten echter niet altijd

de stap naar het CGKR zetten. Sinds 2010 is in elk van Vlaamse cen-

trumsteden immers ook een lokaal meldpunt actief. De meldpunten

functioneren als een lokale antenne en hebben zo de bedoeling om de

drempel te verlagen. De lokale meldpunten en het Centrum werken

complementair. In Limburg is er een meldpunt in Genk en Hasselt.

In de loop van 2010 werden door alle meldpunten samen 841 meldin-

gen geregistreerd. Tien procent van alle meldingen kwam uit

Limburg. Genk en Hasselt ontvingen in de loop van 2010 elk 45 klach-

ten. In ongeveer de helft van de gevallen ging het om meldingen over

racisme.

Het gevolg dat aan een melding wordt gegeven hangt van verschillen-

de factoren af. Ten eerste zijn de meldpunten enkel bevoegd als het

gaat om discriminatie. Als het lokale meldpunt niet bevoegd is, wor-

den de klachten doorverwezen naar andere bevoegde instanties, bij-

voorbeeld het CAW. Maar ook de wensen van het slachtoffer of de

getuige van het discriminerende gedrag bepalen de verdere verloop.

Soms volstaat een luisterend oor of het verstrekken van meer informa-

tie. Als de melder verdere stappen wil zetten, wordt een dossier aan-

gemaakt. De meldpunten hebben dan de opdracht om het discrimine-

rende gedrag te beëindigen. Dit kan bijvoorbeeld door tussen de par-

tijen te bemiddelen. Als er andere instanties beter geplaatst zijn om de

klacht op te volgen (bijvoorbeeld het CGKR of de inspectie werk en

sociale economie), dan wordt de klacht aan hen overgedragen.

In Limburg werden in de loop van 2010 37 dossiers geopend: 26 in

Genk en 11 in Hasselt.

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201154

Page 55: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

vertelde Dirk Draulans. Darwin zag de mensheid als één grote familie,

zonder superieure of inferieure soorten, allemaal afstammend van

dezelfde voorouders. Puur biologisch gezien was de slavenhandel,

hoe verschrikkelijk ook, een interessant fenomeen. Zo kwamen men-

sen uit de verste uithoeken van de wereld met elkaar in contact.

Verschillende genen geraakten gemengd.

Spencer Wells, een Amerikaans geneticus, verwacht zelfs dat er bin-

nen afzienbare tijd geen rassenverschillen meer zullen zijn. Er zou

geen onderscheid meer bestaan tussen de verschillende rassen. Alleen

nog de ‘universele mens’. Of de ‘mokkamens’ zoals Stijn Meuris hem

noemde. Betekent dit dat er dan ook geen discriminatie meer zal

bestaan? ‘Neen’, vrezen Dirk Draulans en professor Vanbeselaere,

‘ongelijkheid zit ingebakken in onze maatschappij. Er zal altijd gedis-

crimineerd worden, er zullen altijd verschillen zijn, bijvoorbeeld op

basis van cultuur of taal.’

Maar is discriminatie en racisme nu biologisch te verklaren? Dirk

Draulans: ‘Er zijn biologische indicaties dat er een aangeboren

‘schrik’ voor het onbekende zit ingebakken in de genen. Evolutionair

gezien heeft het ook voordelen om voorzichtig en op zijn hoede te blij-

ven voor het onbekende. Op zich is dit niet problematisch, belangrij-

ker is om te beseffen dat dit er is. Zo wordt racisme en discriminatie

iets wat je moet afleren.’

Waarom is diversiteit zo ‘hot’?

Waarom is diversiteit nu een zo actueel thema? Bambi Ceuppens,

antropologe verbonden aan Africa-museum, stelt dat een samenleving

nooit homogeen is. Mensen hebben altijd de neiging om de verschil-

len te benadrukken en de gelijkenissen te verminderen. Diversiteit is

ook geen nieuw gegeven. Ook vroeger deelde men alles al op in hok-

jes en vakjes, denk maar aan de verzuiling. Dingen die men nu in

Nederland verwijt aan de moslims, bijvoorbeeld dat ze de theocratie

zouden verkiezen boven de democratie, zei men vroeger ook over de

Nederlandse katholieken.

Fundamentele verklaring hiervoor: de mens is een dier, maar geen

dier zoals de andere. De mens is een inherent sociaal wezen en heeft

geen natuurlijke vijanden. Daardoor kan alleen de mens zichzelf uit-

roeien. Dit zorgt voor spanning en competitie. Norbert Vanbeselaere,

sociaal-psycholoog aan de universiteit van Leuven, gaat hierop verder.

Hij stelt dat de diversiteit in vergelijking met vroeger is toegenomen.

Meer mensen van buiten Europa komen naar Europa, ook binnen de

Europese Unie is er migratie. Mensen worden nu meer geconfron-

teerd met mensen die anders zijn. Voor ons is dit onvertrouwd en

nieuw. Mensen reageren afwachtend en kijken de kat uit de boom. Dit

is echter nog geen racisme. Pas als er belangenconflicten – of de per-

ceptie ervan – opduiken en dit gevolgen heeft voor het gedrag, ont-

staat discriminatie en racisme.

Mensen nemen bij het beoordelen van anderen zichzelf als ijkpunt.

Men is niet noodzakelijk negatief over anderen, maar wel positiever

over de eigen soort. Bambi Ceuppens vult aan: ‘Maar mensen behoren

niet tot één groep, ze kunnen tot meerdere groepen behoren. De ver-

schillen die mensen zien, zijn bovendien niet gebaseerd op objectieve

feiten, maar worden gekleurd door de cultuur. Mensen behoren tot

dezelfde soort, maar sommige externe kenmerken (bijvoorbeeld

huidskleur) krijgen overdreven veel aandacht, terwijl andere kenmer-

ken niet spelen (bijvoorbeeld linkshandigheid).’ Welke kenmerken

aandacht krijgen is cultureel bepaald en dit kan wijzigen doorheen de

tijd. Professor Vanbeselaere: ‘De meeste mensen gebruiken drie crite-

ria om mensen in te delen in groepen: geslacht, leeftijd en ras.

Hieraan koppelen ze waardeoordelen. Deze zijn cultureel bepaald.

Denk bijvoorbeeld maar aan de verschillen in hoe culturen omgaan

met oudere mensen (veel versus weinig respect).’

Deze culturele waardeoordelen kunnen veranderen, maar moeilijk.

Een positieve evolutie gaat heel langzaam, een negatieve evolutie kan

zeer snel gaan. Een conflict creëren is makkelijk, het herstellen niet.

De oplossing ligt voor het grijpen

Misschien klinkt het contradictorisch, maar democratie creëert extra

spanningen. Het hebben van gelijke rechten zorgt voor competitie. In

hiërarchische samenlevingen is die dreiging er minder en is er dus

ook minder risico op spanningen.

Dat er sprake is van spanningen bleek ook uit een aantal tussenkom-

sten uit het publiek. Een studente uit het publiek, met hoofddoek,

voelt zich bedreigd en tekortgedaan. Zij werd in haar dorp op straat

aangesproken op het dragen van die hoofddoek. Een andere studente

vertelt op haar beurt waarom ze nooit achteraan in de bus gaat zitten.

“De allochtone jongens daar spreken me dan aan en, geloof me, dat is

als meisje niet aangenaam.” Een andere deelneemster vult aan: “Ik

ben zelf van Italiaanse herkomst, mijn ouders en grootouders zijn niet

altijd fair behandeld hier, maar nu stellen ze zich zelf racistisch op

tegenover nieuwkomers.” Het lijkt wel een spiraal van actie en reactie.

Wie stapt er het eerste uit?

Toch eindigen we met een positieve noot. Racisme kunnen we afleren,

omdat we weten wat het is. Dit maakt dat we er iets aan kunnen doen.

55

Page 56: Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg

Een initiatief van de provincie LimburgUniversiteitslaan 1B-3500 HASSELT

limburg.be/integratiecentrum