Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg
-
Upload
provincie-limburg -
Category
Documents
-
view
242 -
download
5
description
Transcript of Jaarboek 2011 - Migratie en integratie in Limburg
PROVINCIAAL INTEGRATIECENTRUM LIMBURG
Jaarboek 2011MIGRATIE EN INTEGRATIE IN LIMBURG
• Meer dan één op zes Limburgers is van vreemde herkomst
• Het Limburgse onderwijs: voor iedereen gelijk?
• Economische crisis treft allochtonen hard
• Samen feest vieren!
4 1. Multiculturele steekkaart van Limburg
4 Negentig jaar Limburgse
migratiegeschiedenis
• Integratiesector volop in beweging
• Nieuwbouwmoskeeën in Limburg
8 Personen van vreemde herkomst
in Limburg
• Iedereen migrant!
13 Vluchtelingen en asielzoekers
• Mind-Spring doorbreekt eenzaamheid, geeft
rust en leert vooruit kijken
• Vreemdeling, vluchteling, illegaal… Kind!
• Mooi en moeilijk gaan altijd samen
19 Recente migratie
• Wie kan naar België reizen? Wie mag in
België wonen en werken?
21 Huwelijksmigratie
• Gezinshereniging wordt strenger
• Verloopt de gezinsvorming anders bij Turkse
en Marokkaanse jongeren?
• Limburgse projecten rond huwelijksmigratie
25 Arbeidsmigratie
27 Mensen zonder wettig verblijf
• “Na mijn regularisatie durf ik weer werken
aan mijn toekomst!”
30 Woonwagenbewoners
• Finland licht succesfactoren van Roma
integratiebeleid toe
33 2. Onderwijs
33 Segregatie in het Limburgs onderwijs
• Spelen met taal op school
• Taal en kansen
• Het provinciaal Educatief Centrum vanaf
nu ook online te bezoeken
40 3. Werken
• Aantal niet-Belgische zelfstandigen
groeit sterk
44 4. Samenleven
44 Samenleven in diversiteit
46 Het multireligieuze Limburg
• Open Gebedshuizendag
• Samen feest vieren
49 Communiceren doe je met mensen,
niet met ‘culturen’
• Een job in uniform? Ook voor jou!
• Elke Limburger heeft recht op waardig
ouder worden
52 Nederlands leren
• 40 vrijwilligers helpen 262 anderstaligen
met Nederlands
53 Inburgering
• Samen inburgeren in Limburg
54 Discriminatie en racisme
• Hoe omgaan met diversiteit?
InhoudColofon
Tekst, eindredactie en coördinatie
Bart Daemen, Raf Van Hoof en Marina Quintens
Een uitgave van
Provinciaal Integratiecentrum
Iessa Kalaai, afdelingshoofd
Universiteitslaan 3
B-3500 Hasselt
Verantwoordelijke uitgever
Tom Van Thienen,
bestuursdirecteur Directie Mens
provincie Limburg
Vormgeving
Vaes Grafische Producties BVBA
Fotografie
Dany Bierset, Hugo Broos, Erwin Marcisz, Willy
Meeus, Ali Salehi Mogadam, Marina Quintens,
Rajendra Rasaily, Johan Reynders, Robin
Reynders, Abdul-Wahit Duman, Ivan Stas
Drukwerk
Drukkerij Paesen
Oplage
850 exemplaren
Wettelijk depotnumer
D/2012/5857/05
De deputatie van
de provincieraad van Limburg
Herman Reynders, gouverneur-voorzitter
Marc Vandeput, Walter Cremers, Gilbert Van
Baelen, Frank Smeets, Jean-Paul Peuskens,
Mieke Ramaekers, gedeputeerden,
en Renata Camps, provinciegriffier
Limburg is een diverse en kleurrijke provincie. Ook dit jaar zet het
Jaarboek Migratie en Integratie weer de voornaamste feiten en cijfers
over migratie en integratie in Limburg op een rijtje.
Voor het eerst kunnen we uitpakken met cijfers die ons iets leren over
de herkomst van de Limburgers. Tot nu toe moesten we het vaak doen
met cijfers op basis van nationaliteit, maar doordat in Limburg veel
personen van allochtone origine de laatste decennia Belg geworden
zijn, gaf dit een vertekend en slechts beperkt beeld van de etnische
diversiteit in onze provincie.
Hoe brengen we het aantal personen van vreemde herkomst in Limburg
in kaart? Eerst focussen we op de nationaliteit bij geboorte van de
Limburgers. Uit de cijfers blijkt dat meer dan één op zes Limburgers
niet de Belgische nationaliteit had bij de geboorte. Ook staan we stil bij
hoe dit aantal de laatste vijf jaar in Limburg geëvolueerd is.
Werken met cijfers op basis van nationaliteit bij geboorte geeft ons
dus een meer verfijnd beeld van de diversiteit in onze provincie. Toch
is niet iedereen van vreemde herkomst hierin gevat. Kinderen die als
Belg geboren worden, maar waarvan de ouders vreemde roots heb-
ben, zijn onzichtbaar in deze cijfers. Om niet aan deze groep voorbij
te gaan, schat het Jaarboek ook de grootte van deze groep. Dit is wel
enkel mogelijk als de kinderen nog inwonen bij de ouders. Omdat er
dus nog wat ruis zit op deze gegevens zal het Provinciaal
Integratiecentrum deze cijfers verder uitspitten en in het najaar van
2012 een meer gedetailleerd dossier uitbrengen.
Naast de aanwezigheid van personen van vreemde herkomst belicht
het Jaarboek ook de meest relevante cijfers en onderzoeken uit andere
levensdomeinen (onderwijs, werk, …).
Het Provinciaal integratiecentrum blijft inzetten om in de toekomst
evoluties en trends op vlak van migratie en integratie verder op te vol-
gen. En deze beschikbaar te stellen voor een breed publiek. Enkel zo
kunnen we een beleid voeren dat geënt is op de werkelijke situatie.
Limburg krijgt steeds meer kleur. Wij Limburgers staan bekend als
gastvrije mensen. Het is een uitdaging voor ons allemaal om in ver-
scheidenheid samen te leven en ervoor te zorgen dat al onze kinderen
hun talenten optimaal kunnen ontplooien.
Veel leesplezier!
Mieke Ramaekers
gedeputeerde van Welzijn en Integratie
Voorwoord
Negentig jaar LimburgsemigratiegeschiedenisJaren ‘20 en ‘30: steenkoolnijverheid als katalysator
In de jaren ‘20 komt de Limburgse steenkoolnijverheid tot ontwikke-
ling. Buitenlandse arbeiders zijn nodig voor hun specifieke ervaring
én omwille van het tekort aan Belgische arbeidskrachten. Het aandeel
vreemde arbeiders stijgt tot 30% eind jaren ‘20. De voornaamste her-
komstlanden zijn Polen, Tsjechoslowakije en Italië. Zo vestigen zich
voor de Tweede Wereldoorlog zo’n 7.000 à 8.000 Polen in Limburg.
In de jaren ‘30 vervangt de overheid de buitenlandse mijnwerkers syste-
matisch door Belgische. Ook zijn er gedwongen repatriëringen van bui-
tenlandse mijnwerkers die het voortouw namen bij stakingen. Het aan-
deel buitenlandse mijnwerkers bedraagt eind jaren ‘30 nog zo’n 20%.
Vanaf ‘45: kolenslag trekt Italianen aan
Na de oorlog kondigt de kolenslag zich aan. Steenkool is de energie-
bron om de wederopbouw te doen slagen. Vanaf 1947 komt er een
massale immigratie uit Italië op gang. Italië krijgt steenkool in ruil
voor mijnwerkers. Dit duurt tot de mijnramp van Marcinelle in 1956,
waar vele Italiaanse mijnwerkers het leven laten. De individuele
migratie blijft doorgaan tot begin jaren ‘70.
Vanaf 1956: Grieken, Spanjaarden, Portugezen, Turken en
Marokkanen
Na de mijnramp van Marcinelle vinden de Italianen de Belgische mij-
nen te onveilig. Griekenland, Spanje en Portugal worden de nieuwe
herkomstlanden. In 1965 telt Limburg ongeveer 4.000 Grieken en iets
meer Spanjaarden. Sindsdien is dit aantal gedaald. Waarschijnlijk
migreerden velen terug naar het eigen land dat zich sterk ontwikkelde
in de jaren ‘70 en ‘80.
Het systeem van gastarbeiders draait volop in de jaren ‘60. Fedechar,
de patroonsorganisatie van de mijnen, verlegt het werkterrein naar
Turkije en Marokko. Ook voor andere sectoren dan de mijnindustrie
wordt gerekruteerd in het buitenland. Daarnaast is er ‘vrije’ arbeids-
migratie: buitenlanders komen op eigen initiatief als toerist, zoeken
werk en brengen dan hun papieren in orde.
Vanaf de tweede helft van de jaren ‘60 stijgt het aantal Turken in
Limburg als gevolg van de aanhoudende immigratie: tot de migratie-
stop van 1974 als arbeidskrachten, later via gezinshereniging, huwe-
lijksmigratie en natuurlijke aangroei. Vanaf het begin van de jaren ‘90
daalt het aantal personen met de Turkse nationaliteit omdat zij steeds
meer de Belgische nationaliteit aannemen. De Turkse gemeenschap is
in Limburg drie keer groter dan de Marokkaanse.
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 20114
Integratiesector volop in beweging
Op vlak van integratie was onze provincie pionier in Vlaanderen. Al
in 1965 ontstond de Provinciale Onthaaldienst voor Gastarbeiders,
de verre voorloper van het huidige Provinciaal Integratiecentrum
(PRIC). Ook de laatste jaren evolueerde het integratiebeleid verder.
Het onthaalbeleid werd inburgering, en in 2005 gingen het
Onthaalbureau Inburgering Limburg en de Huizen van het
Nederlands van start.
Ook de komende jaren staan er nog een aantal veranderingen voor
de deur. 2011 was een scharnierjaar, waarbij de Interne
Staatshervorming van de Vlaamse Regering in een stroomversnel-
ling kwam. In de zomer keurde de Regering een conceptnota goed
voor de hervorming van de integratiesector.
Streefdoel is daarbij te komen tot één organisatie voor inburgering
en integratie in Vlaanderen, en tot een versterking van het gemeen-
telijke niveau.
Door de bijzondere Limburgse situatie blijft onze provincie buiten
de voorgestelde eenheidsstructuur. Wel zal er nauwer samenge-
werkt worden tussen het Provinciaal Integratiecentrum en het
Onthaalbureau Inburgering Limburg. Dit moet al in 2012 resultaten
in het voordeel van onze doelgroepen kunnen opleveren. Daarnaast
zal het Provinciaal Integratiecentrum gemeentebesturen blijven
ondersteunen bij hun beleid op vlak van integratie.
1. Multiculturele steekkaart van Limburg
Nieuwbouwmoskeeën in Limburg
Vlaanderen telt 160 moskeeën voor de naar schatting 200.000 mos-
lims die er wonen. De overgrote meerderheid daarvan zit in bestaande
panden die verbouwd zijn. Elf moskeeën zijn nieuw gebouwd, en van
die elf staan er zeven in Limburg. Dr. Meryem Kanmaz van Mana vzw,
Expertisecentrum Islamitische Culturen in Vlaanderen, schreef er een
boek over. Ze kwam er op uitnodiging van het Provinciaal
Integratiecentrum op 1 juni 2011 over vertellen. De andere deelnemers
aan het debat waren Jef Gabriëls, ereburgemeester van Genk, Rob
Hermans, architect van enkele nieuwbouwmoskeeën, Ahmed
Benkheil, bestuurslid van de Hasseltse Badr-moskee en Sadan Yilmaz,
bestuurslid van de Yeni-moskee in Houthalen.
Schuilmoskeeën en heimweemoskeeën
Meryem Kanmaz leert ons dat veruit de meeste Vlaamse moskeeën
schuilmoskeeën zijn. Ze zijn onzichtbaar: ze liggen op binnenplaat-
sen of in achterafstraatjes, verscholen achter anonieme gevels.
De 11 nieuwbouwmoskeeën in Vlaanderen werden gebouwd door
migrantengemeenschappen. Meryem Kanmaz noemt ze heimwee-
moskeeën: met hun vormentaal (minaretten, koepels, zuilengalerijen)
grijpen ze expliciet terug naar de landen van herkomst van de bouw-
heren. Door hier nieuwe moskeeën te bouwen die bovendien in het
oog springen, geven moslims een nieuwe invulling aan het begrip
integratie. “Moslims in Vlaanderen zien zich niet meer als een getole-
reerde minderheid, maar door hun claim op de publieke ruimte stre-
ven ze een grote zichtbaarheid na. ‘De straat is ook van ons.’ Maar wat
zichtbaar is, lokt ook reactie uit. Vandaar de soms verhitte discussies
bij de bouw van nieuwe moskeeën. Deze weerstand duikt trouwens
overal in Europa op. Alleen wordt de weerstand hier wel op een
typisch ‘Belgische’ manier geuit: niet rechtstreeks, niet expliciet maar
wel verpakt in praktische bezwaren: parkeerproblemen, stedenbouw-
kundige argumenten.”
1965: Provinciale Onthaaldienst voor Gastarbeiders
De oprichting van de Provinciale Onthaaldienst voor Gastarbeiders, de
voorloper van het huidige Provinciaal Integratiecentrum, gebeurt in 1965.
De oprichting is mede het gevolg van een Europese aanbeveling die de lid-
staten aanspoort om sociale hulp te bieden aan migrerende arbeiders.
De eerste activiteiten van de Provinciale Onthaaldienst voor
Gastarbeiders pikken in op de directe gevolgen van migratie: opspo-
ring van TBC, regels voor logementshuizen, zwangerschapsconsulta-
ties, ... In de jaren ‘70 is de Provinciale Onthaaldienst pionier in
onderwijsprojecten voor migrantenkinderen: onderwijs in eigen taal
en cultuur, Nederlands als tweede taal en intercultureel onderwijs.
Jaren ‘70 en ‘80: economische crisis leidt tot migratiestop
Vanaf 1973 belandt België in een economische crisis. In 1974 komt er
een migratiestop voor laaggeschoolden. Migratie via gezinshereni-
ging blijft wel mogelijk. Kinderen en vrouwen immigreren dan ook.
Dit maakt gezinsvorming mogelijk. Marokkaanse en Turkse jongeren
die hier opgroeien, trouwen met partners uit het herkomstland, die
daarna naar België migreren. De migratiestop komt pas onder druk te
staan op het einde van de jaren ‘90, wanneer werkgevers aandringen
om meer arbeidsmigranten naar België te halen.
In 1981 komt de eerste racismewet in België tot stand. De wet is
streng, maar in de praktijk moeilijk toepasbaar. Aanpassingen in 2002
De Yunus Emre Moskee in Sledderlo, Genk
Compromismoskeeën
Tussen wens en werkelijkheid staan vaak praktische bezwaren. Zo moe-
ten bouwheren vaak inleveren op de aanvankelijke plannen voor heim-
weemoskeeën. Dat resulteert in zogeheten compromismoskeeën. Maar,
dat hoefde het minst in Limburg. Zo hebben de zeven Limburgse nieuw-
bouwmoskeeën, met uitzondering van die in Kolderbos, allemaal een
herkenbare minaret. Nog een opvallend verschil: de Limburgse mos-
keeën (Kolderbos, Sledderlo, Winterslag, Beringen-Mijn, Houthalen,
Maaseik, Maasmechelen) zijn vrijstaande gebouwen; de vier in de rest
van Vlaanderen (Mol, Sint Niklaas, Zele, Borgerhout) sluiten aan bij rij-
woningen. Waarom? Moslims in Limburg wonen in cités, die zijn bijna
homogeen allochtoon en dat roept weinig protest op. En natuurlijk is er
ook gewoon meer plaats dan in de steden.
Architect
Architect Rob Hermans tekende de plannen voor de nieuwbouwmos-
keeën van Winterslag en Kolderbos. Hoe begin je daaraan? “In het
begin heb ik meer gepraat dan getekend. Ik kende de islam niet en
moest me daarin eerst verdiepen. De bouwheren toonden me een boek
met moskeeën zoals zij die kenden. Dat wilden ze hier ook.
Uiteindelijk kwamen we bij een compromis uit tussen wat de mensen
wilden en wat paste in de omgeving.” Hermans was getuige van weer-
stand en strubbelingen met buurtbewoners en bracht veel waardering
op voor de bestuursleden van de moskeevereniging: zij moesten
immers de achterban overtuigen dat het geen moskee kon worden
zoals ze die in gedachten hadden.
Sadan Yilmaz was betrokken bij de bouw van de nieuwe moskee in
Houthalen. Ook hij vindt de verbondenheid met de buurt belangrijk, de
mensen willen hun moskee kort bij huis. Voor hen golden twee mini-
mumvoorwaarden: de moskee moest groot genoeg zijn en ze moest er
uitzien als een moskee. “We lieten de mensen een maquette zien van het
uiteindelijke ontwerp en zeiden dat het niet anders kon. Daar hebben ze
zich toen bij neergelegd. Als het niet anders kan, dan is het goed.”
Ereburgemeester
Ereburgemeester Jef Gabriëls van Genk was tijdens zijn ambtsperiode
betrokken bij de bouw van drie nieuwe moskeeën: Kolderbos,
Winterslag en Sledderlo. Hij steunde waar hij kon: “De islam heeft als
erkende godsdienst recht op outing. Bovendien heeft een moskee ook
een belangrijke socioculturele functie. In Sledderlo was er de ruimte
en golden geen voorschriften of beperkingen. Daar kon men zijn gang
gaan en heeft men een stukje Turkije neergezet. Het grootste pro-
bleem daar was een werkvergunning vast te krijgen voor de mozaïek-
leggers uit Turkije. In Winterslag was er ook geen stedenbouwkundig
probleem en de grond kon het moskeebestuur kopen van het bisdom.
Kolderbos was het moeilijkste verhaal. De moskee staat er op ‘gewo-
ne’ bouwgrond en daar gelden strikte voorschriften. Uiteindelijk is het
gelukt. Ons advies was toen: zoek een goede architect die binnen de
contouren van de voorschriften zoekt naar wat mogelijk is.”
Plannen in Hasselt
Ahmed Benkheil is bestuurslid van de Hasseltse Badr-moskee. Ook
daar hebben ze nieuwbouwplannen. Waarom? “Plaatsgebrek. Nu
staan de mensen op vrijdag dikwijls buiten te bidden.” De plannen zit-
ten nog in de beginfase, momenteel loopt er een geldinzameling om
een stuk grond te kopen. “Als dat rond is gaan we met de architect pra-
ten.” Waar moet die rekening mee houden? “Iedereen moet er een
goed gevoel bij hebben, moslims en niet-moslims. En er zouden een
paar basiselementen in moeten zitten waardoor iedereen kan zien: ha,
dat is een moskee!”.
Een logische vraag bij het zoeken naar een compromis wanneer een
nieuwe moskee wordt gebouwd, is hoe lang moskeeën nog geseg-
menteerd zullen blijven naar herkomst? Kunnen er geen moskeeën
komen voor alle moslims samen? Ahmed Benkheil stelt dat de Badr-
moskee al een erg gemengd publiek aantrekt. Meryem Kanmaz blijft
echter sceptisch over ‘geïntegreerde’ moskeeën’. “In Antwerpen had
het stadsbestuur het idee twee grote moskeeën neer te zetten buiten de
stad. Het bestuur vroeg aan de moslims: gaan jullie daar naar toe
komen? Die antwoordden: ja, op grote feestdagen. Anders niet. Een
moskee is immers een ontmoetingsplek in hun omgeving.” Ook zul-
len etnische grenzen niet zo snel doorbroken worden, denkt ze.
Limburg neemt het voortouw op vlak van erkende moskeeën
Limburg telt niet alleen meer nieuwbouwmoskeeën dan de andere
provincies, ook op vlak van erkende moskeeën neemt de provincie het
voortouw. In 2010 werden de Mevlana moskee (Waterschei), de
Yildirim Beyazit moskee (Kolderbos), de Selimiye moskee (Lommel)
en de moskee Al Mouhsinine in Bilzen erkend. Dat brengt het totaal
aantal erkenningen in Limburg op tien. Eerder waren de Selimiye
moskee (Heusden), de Sultan Ahmed moskee (Heusden), Yunus Emre
moskee (Sledderlo), de Yesil moskee (Houthalen), de moskee Badr
(Hasselt ) en de Fatih moskee in Beringen al erkend.
Limburg is momenteel ook de enige provincie waar een Centraal
Bestuur voor erkende moskeeën is opgericht. Dit bestuur moet de
brug vormen tussen de provincie en lokale moskeeën.
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 20116
en 2007 moeten discriminatie makkelijker te bewijzen maken.
Intussen blijft de allochtone bevolking groeien door geboorte en door
gezinsvorming. De wet Gol (1984) bemoeilijkt gezinsvorming. Maar
doordat de partners in België de Belgische nationaliteit verwerven, is
er een uitweg.
Jaren ‘90: toename asielzoekers en komst van nieuwe gemeen-
schappen
Na de val van de Berlijnse muur in 1989 begint het aantal asielzoekers te
stijgen, om eind jaren ‘90 tot een hoogtepunt te komen. Een kentering
komt er pas in 2001, wanneer asielzoekers geen financiële hulp meer
krijgen en nieuwe asielaanvragen sneller worden afgewerkt. Een nieuw
fenomeen in de jaren ‘90 zijn de immigrerende Nederlanders, vooral in
de grensgemeenten. Goedkope bouwgronden, goedkope woningen en
fiscale voordelen zijn drijfveren om naar Limburg te komen.
Migratie en integratie worden op de politieke agenda geplaatst door het suc-
ces van het Vlaams Blok op de ‘zwarte zondagen’ van 1988 en 1991. Vanaf
dan komen er structurele maatregelen om de integratie te bevorderen:
• oprichting van het Koninklijk Commissariaat voor het integratie-
beleid (1988);
• het onderwijsvoorrangsbeleid geeft scholen met migrantenkinde-
ren extra middelen (1991);
• het non-discriminatiebeleid in het onderwijs wil migrantenkinde-
ren spreiden (1994);
• wijzigingen in de nationaliteitswetgeving maken de derde genera-
tie automatisch Belg en geeft de tweede generatie een versoepelde
procedure (1992);
• uitbouw van een integratiesector met het Vlaams Minderheden-
centrum, provinciale integratiecentra en lokale integratiediensten
in 10 Limburgse gemeenten (1998);
• Vlaams Opvangbeleid voor mensen zonder wettig verblijf (1998).
De migratie in de jaren ‘90 leidt ook tot nieuwe gemeenschappen. Een
gemeenschap ontstaat als er voldoende samenhang is tussen de leden
en deze zich identificeren als leden van de groep. De Sikh-gemeen-
schap in Sint-Truiden voldoet zeker aan de definitie. Hun aantal is niet
zo groot, maar ze zijn lokaal geconcentreerd en organiseren zich rond
hun eigen religie. Ook de Ahmadiyya-moslims verenigen zich op basis
van religie. Hun aanhang bestaat vooral uit vluchtelingen en asielzoe-
kers uit Pakistan. In Limburg vinden we de Ahmadiyya’s in Beringen,
Hasselt en Sint-Truiden. Bij andere groepen asielzoekers, zoals asiel-
zoekers uit Oost-Europa, lijkt de onderlinge samenhang minder sterk
en zij onderhouden ook minder sterke banden met landgenoten.
Vanaf 2000: focus op inburgering
De Vlaamse Gemeenschap zet vanaf 2000 proefprojecten op voor het
onthaal van nieuwkomers. Ze krijgen Nederlandse taalles, trajectbe-
geleiding en maatschappelijke oriëntatie om zo snel mogelijk hun
weg te vinden in de Vlaamse samenleving. Onthaal heet nu inburge-
ring en er komt meer aandacht voor de plichten van de nieuwkomers.
Dit leidt ook tot nieuwe structuren. In 2005 gaat het Onthaalbureau
Limburg van start. Het nieuwe ‘Huis van het Nederlands’ helpt taal-
leerders zoeken naar de geschikte taalles.
Actuele ontwikkelingen
Na een eerste grote regularisatiegolf in 2000, komt er eind 2009 een
tweede tijdelijke regularisatiecampagne met soepelere criteria om een
verblijfsvergunning te krijgen. Basisvoorwaarde is een duurzame lokale
verankering in België. Daarbij let men op sociale banden, kennis van
één van de landstalen, werkverleden en werkbereidheid. Personen die
minstens vijf jaar in België wonen, komen in aanmerking. Een korter
verblijf kan ook, maar dan zijn de voorwoorden strenger.
Deze regularisatiecampagne zou gekoppeld worden aan een verstren-
ging van een aantal regels over asiel en migratie. Zo komen er in 2011
strengere regels voor gezinshereniging. Ook worden de mogelijkhe-
den om Belg te worden verstrengd.
7
Een voormalige supermarkt, verscholen in het binnengebied van
een Gents bouwblok, is omgevormd tot een moskee en getooid
met koepels en minaretten
Personen van vreemde herkomst in LimburgDe Limburgse migratiegeschiedenis zorgde voor heel wat diversiteit
in onze provincie. Tot nu toe konden cijfers deze diversiteit echter niet
altijd goed vatten. Vaak waren cijfers enkel gebaseerd op nationaliteit.
Als je weet dat alleen al in Limburg de laatste twintig jaar meer dan
50.000 niet-Belgen kozen voor de Belgische nationaliteit – en zo ver-
dwenen uit de statistieken met het aantal vreemdelingen - , wordt dui-
delijk dat de bestaande cijfers minder en minder een correct beeld schet-
sen van de etnische en culturele verscheidenheid in onze provincie.
Een oplossing voor deze vertekening van de statistieken, is om te werken
met cijfers uit het rijksregister. Naast de huidige nationaliteit kan uit het
rijksregister ook de nationaliteit bij geboorte gedistilleerd worden. Zo
kunnen we een beeld vormen van het aantal personen van vreemde her-
komst. De term vreemde herkomst reserveren we dus voor de som van
alle inwoners zonder de Belgische nationaliteit en het aantal personen
die nu de Belgische nationaliteit bezit, maar als niet-Belg geboren is.
Meer dan één op zes Limburgers is van vreemde herkomst
Op 1 januari 2011 telt Limburg 145.750 personen van vreemde her-
komst. Op een totaal van 842.841 inwoners is dit 17,3%. Meer dan één
op zes Limburgers is hiermee van niet-Belgische origine.
Kinderen die als Belg geboren worden, maar waarvan de ouders
vreemde roots hebben, zijn niet meegenomen in deze statistieken.
Doen we dit wel, dan stijgt het aantal personen van vreemde herkomst
in Limburg tot 176.719 personen. Dan is 21,0% van de Limburgers van
vreemde herkomst.
De cijfers die verder in dit hoofdstuk gepresenteerd worden, handelen
enkel over de nationaliteit bij geboorte. In 2012 zal het Provinciaal
Integratiecentrum een meer gedetailleerd dossier uitbrengen, waarin ook
cijfers van de jongeren die als Belg geboren zijn, verder uitgespit worden.
Nederlanders grootste groep van niet-Belgische origine
Met 50.000 personen maken de Nederlanders de grootste groep per-
sonen van vreemde herkomst in onze provincie uit. Meer dan één op
drie (33,3%) van alle personen van niet-Belgische origine zijn
Nederlanders.
Samen met andere Noord- en West-Europese landen (Duitsland,
Groot-Brittannië, …) is Nederland goed voor 37,6% van alle personen
van vreemde origine in Limburg.
Ongeveer één op vijf personen van vreemde herkomst heeft zijn roots
in het zuiden van Europa, met als koplopers Italië (21.336), Spanje
(2.976) en Griekenland (2.601).
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 20118
Top 10 niet-Belgische origine in Limburg (01.01.2011)
nationaliteit bij geboorte aantal % schatting %(inclusief als Belg
geboren kinderen)
Nederland 49.245 33,8% 54.973 31,1%
Turkije 29.613 20,3% 39.702 22,5%
Italië 21.336 14,6% 27.636 15,6%
Marokko 9.584 6,6% 12.928 7,3%
Polen 4.573 3,1% 5.177 2,9%
Duitsland 3.649 2,5% 4.378 2,5%
Spanje 2.976 2,0% 3.784 2,1%
Griekenland 2.601 1,8% 3.299 1,9%
India 1.810 1,2% 1.933 1,1%
overige landen 20.363 14,0% 22.909 13,0%
totaal niet-Belgen bij geboorte 145.750 176.719
Bron: Rijksregister
Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning
Niet-Belgen bij geboorte in Limburg naar nationaliteitsgroep (01.01.2011)
nationaliteitsgroep bij geboorte aantal %
Europese Unie
Noord- en West-Europa 54 849 37,6%
Zuid-Europa 27 669 19,0%
Oost-Europa 7 438 5,1%
89 956 61,7%
buiten Europese Unie
ex-Oostbloklanden 5 379 3,7%
Maghreblanden 10 105 6,9%
Turkije 29 621 20,3%
rijke OESO-landen 738 0,5%
andere landen van Afrika 1 961 1,3%
andere landen van Azië 5 672 3,9%
landen van Zuid- en Centraal-Amerika 1 080 0,7%
onbepaald 1 238 0,8%
55 794 38,3%
totaal 145 750 100,0%
Bron: Rijksregister
Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning
Een sterk groeiende groep zijn de ex-Oostbloklanden. Daarbij zijn
zowel personen die lid zijn de Europese Unie (5,1%), maar ook de ove-
rige ex-Oostbloklanden zijn nog goed voor 3,7% van alle personen van
vreemde herkomst in Limburg. Met 4.573 personen telt Polen het
grootst aantal inwoners uit Oost-Europa in onze provincie. Hiermee
verovert Polen de vijfde plaats in de top tien met meest voorkomende
origines in Limburg.
Verder hebben bijna 30.000 Limburgers Turkse roots, goed voor
20,3% van het totaal aantal personen van vreemde herkomst en een
tweede plaats in de top tien van Limburg.
Ook Marokko scoort met een vierde plaats hoog in de top tien. Begin
2011 telde onze provincie 9.584 personen van Marokkaanse herkomst.
Samen met de andere Maghreblanden (Algerije en Tunesië) zijn ze
goed voor bijna 7% van alle personen met niet-Belgische roots. Buiten
de Maghreblanden hadden nog 1.961 personen een Afrikaanse natio-
naliteit bij hun geboorte. Nigeria (222), Congo (209) en Egypte zijn de
belangrijkste Afrikaanse herkomstlanden.
Personen uit een rijk OESO-land vormen een minderheid. Met 738
personen maken ze slechts 0,5% uit van het totaal aantal personen van
vreemde herkomst. Rijke OESO-landen zijn landen die door de
wereldbank omschreven worden als ‘high-income OECD countries’
Het gaat dan bijvoorbeeld om landen zoals de Verenigde Staten,
Canada, Noorwegen, Japan en Zuid-Korea.
Inwoners met een geboorteland van het Aziatische continent zijn goed
voor 3,9%. Absolute koploper hier is India (1.810 personen), maar ook
landen zoals Thailand (642), China (408) en de Filippijnen (499) zijn
aanwezig in onze provincie. Verder telt Limburg ook nog een 1.000-tal
personen uit Zuid- en Centraal-Amerika. Brazilië is met 226 inwoners
het best vertegenwoordigd.
9Iedereen migrant!
In het kader van de tentoonstelling Schoon Volk werkten drie
bekende Limburgers mee aan een DNA-project. Virginie Claes,
voormalig Miss België, Abdel Wahhabi, voormalig olympisch bok-
ser, en Koen Vanmechelen, kunstenaar, lieten aan de hand van een
speekselstaal hun genetische achtergrond onderzoeken.
Bij DNA-onderzoek wordt voor mannelijke deelnemers zowel de
afstamming in de zogenaamde ‘paternale' (mannelijke) als ‘matriar-
chale’ (vrouwelijke) afstammingslijn onderzocht. Bij vrouwelijke
deelnemers wordt alleen de ‘matriarchale’ (vrouwelijke) lijn onder-
zocht. DNA-technieken geven aan dat iedereen afkomstig is uit
Afrika, ongeveer 150 000 jaar geleden. Zo’n 60 000 jaar geleden ver-
lieten de eerste groepjes mensen Afrika. Tijdens hun omzwervingen
lieten zij genetische afdrukken na. Per groep - die zich langere tijd
ergens vestigde - ontwikkelden ze unieke genetische kenmerken.
Deze zijn vandaag nog steeds terug te vinden in ons DNA. Zo kunnen
we volgen waar, wanneer en hoe onze voorouders zich over de wereld
hebben verspreid. Uiteindelijk blijkt dan ook dat we veel meer met
elkaar gemeen hebben dan ons uiterlijk vaak doet vermoeden, en dat
we allemaal een al dan niet recent migratieverleden hebben.
Maar wat dreef onze voorouders naar andere oorden? Doorheen de
hele geschiedenis blijken mensen bijzonder mobiel. Om verschil-
lende redenen gaan ze van de ene plek naar de andere: meestal om
een nieuw en ‘beter’ leven na te jagen. Ze trekken naar plaatsen met
meer mogelijkheden (vruchtbaardere gebieden of steden), of vluch-
ten uit oorlogsgebieden.
Geldt dit verhaal ook voor Virginie Claes, Abdel Wahhabi en Koen
Vanmechelen? Waar liggen hun roots eigenlijk? En zijn ze mis-
schien met elkaar verwant? Het waren open vragen op het moment
dat het speekselstaal werd afgenomen.
De resultaten van de test bewezen dat ze alle drie een migratiege-
schiedenis hebben, al dan niet in een verder verleden. Bovendien
blijken Abdel Wahhabi en Koen Vanmechelen afkomstig te zijn van
dezelfde 'oermoeder'. Beiden zijn dus verwanten van mekaar! De
test maakte dan ook duidelijk dat uiterlijke verschillen tussen perso-
nen lang niet altijd alles zeggen.
Virginie Claes, voormalig Miss België, Abdel Wahhabi, voormalig
olympisch bokser en Koen Vanmechelen, kunstenaar, lieten aan
de hand van een speekselstaal hun genetische achtergrond
onderzoeken. Ze waren meer verwant dan gedacht.
Aantal personen van vreemde herkomst neemt op vijf jaar toe
met 11,2%s
Het aantal personen van vreemde herkomst in Limburg steeg de afge-
lopen vijf jaar met 11,2%. Telde onze provincie in 2007 nog 131.060
personen van vreemde herkomst, dan zijn er dit vijf jaar later ongeveer
14.500 meer.
Ook het aandeel personen van vreemde herkomst onder de bevolking
groeide in diezelfde periode verder aan: van 16,0% in 2007 naar 17,3%
in 2011.
Sterke groei vanuit Nederland en Oost-Europa
Het aantal personen met de Nederlandse nationaliteit bij geboorte
groeide de afgelopen vijf jaar verder aan: van 43.997 in 2007 tot 49.245
personen in 2011, een toename van 11,9%.
Ook het aantal personen met een nationaliteit van de voormalige
Oostbloklanden nam de laatste vijf jaar in Limburg sterk toe. In abso-
lute cijfers is de stijging het sterkst bij de personen van Oost-Europa
(+2.162 / +41,0%). Zo stijgt het aantal Polen op vijf jaar tijd met 29,4%,
verdrievoudigt het aantal Bulgaren en verdubbelt het aantal
Roemenen. Ook bij de ex-Oostbloklanden van buiten de Europese
Unie zien we een sterke toename (+2.084 / +63,2%). Hetzelfde geldt
voor personen met de Russische nationaliteit bij geboorte (+85%).
Naast deze ‘nieuwe’ migratie vanuit Oost-Europa groeien ook de tra-
ditionele migrantengroepen zoals de Turken (+4,4%) en de
Magrheblanden (+13,6%) verder aan. Maar ook de andere Afrikaanse
landen (+81,4%), andere landen van Azië (+19,0%) en landen van
Zuid- en Centraal-Amerika (+41,7%) kennen allen een stijging.
Enkel het aantal personen van Zuid-Europa daalt licht (-2,2%).
De impact van nationaliteitswijzigingen in cijfers
De afgelopen decennia verwierf een grote groep allochtonen de
Belgische nationaliteit. Alleen al de laatste 20 jaar kregen in Limburg
meer dan 50.000 niet-Belgen de Belgische nationaliteit. Het aantal
nationaliteitswijzigingen in Limburg piekt in 1985, 1992 en in 2000.
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201110
Evolutie van het aantal niet-Belgen in Limburg naar nationaliteit bij geboorte (2007-2011)
2007 2008 2009 2010 2011 toename % stijging
Europese Unie Zuid-Europa 28 278 28 067 27 953 27 818 27 669 -609 -2,2%
Oost-Europa 5 276 5 787 6 344 6 850 7 438 2 162 41,0%
Noord- en West-Europa 49 533 51 404 53 111 54 052 54 849 5 316 10,7%
buiten Europese Unie ex-Oostbloklanden 3 295 3 744 4 208 4 721 5 379 2 084 63,2%
Maghreblanden 8 893 9 216 9 533 9 816 10 105 1 212 13,6%
Turkije 28 372 28 819 29 069 29 244 29 621 1 249 4,4%
rijke OESO-landen 640 661 715 716 738 98 15,3%
andere landen van Afrika 1 081 1 273 1 475 1 703 1 961 880 81,4%
andere landen van Azië 3 806 4 285 4 589 5 070 5 672 1 866 49,0%
landen van Zuid- en Centraal-Amerika 762 841 917 1 001 1 080 318 41,7%
onbepaald 1 124 1 129 1 156 1 185 1 238 114 10,1%
totaal 131 060 135 226 139 070 142 176 145 750 14 690 11,2%
Bron: Rijksregister
Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning
120.000
125.000
130.000
135.000
140.000
145.000
150.000
15,0%
15,5%
15,5%
16,0%
16,5%
17,0%
17,5%
2007 2008 2009 2010 2011
131.
060
135,
226
139.
070
142.
176
145,
750
Evolutie van het aantal en aandeel niet-Belgen bij geboorte in
Limburg (2007-2011)
Bron: Rijksregister - Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning
Telkens nemen meer dan 5.000 allochtonen de Belgische nationaliteit
aan. Elk van deze drie pieken zijn scharniermomenten in de nationa-
liteitswetgeving. In 1985 maken aanpassingen in de nationaliteitswet-
geving het gemakkelijker voor de derde generatie migranten om Belg
te worden. Vooral de Limburgse Italianen maken hiervan gebruik. In
1992 volgt een gemakkelijkere procedure voor de tweede generatie.
Deze heeft vooral succes bij de Turkse en Marokkaanse jongeren. In
2000 komt er de snel-Belgwet, vooral interessant voor de eerstegene-
ratiemigranten. Dit zorgt ervoor dat heel wat oudere Turken en
Marokkanen Belg worden.
Bijna helft van personen van vreemde herkomst in Limburg is Belg
geworden
Op 1 januari 2011 was 17,3% van de Limburgse bevolking van vreemde
herkomst. Ongeveer 145.750 personen hadden bij hun geboorte niet
de Belgische nationaliteit. Bijna de helft (46,3%) is over de jaren heen
Belg geworden.
Maar niet alle nationaliteitsgroepen kiezen er in dezelfde mate voor
om Belg te worden. Vooral personen van Turkse en Marokkaanse her-
komst kiezen ervoor om Belg te worden. Zo is 83,7% van alle perso-
nen die met de Turkse nationaliteit geboren werden intussen Belg
geworden. Bij personen die met een nationaliteit van een
Maghrebland geboren werden, is dit 75,1%.
Verder heeft meer dan de helft (51,6%) van personen uit Zuid-Europa
intussen de Belgische nationaliteit. Ook onder de Oost-Europese per-
sonen heeft meer dan de helft de Belgische nationaliteit aangenomen.
Bij de ex-Oostbloklanden van buiten de Europese Unie ligt dit aandeel
iets lager (40,8%). Personen van Noord- en West-Europa (17,8%) en
personen uit de rijke OESO-landen (24,8%) kiezen er het minst voor
om Belg te worden.
Ook personen van buiten Europa kiezen er vaak voor om Belg te wor-
den. Daar schommelt het aandeel personen van vreemde herkomst die
Belg geworden zijn tussen de 43 en 54%.
11
0
1.000
2.000
3.000
4.000
5.000
6.000
71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 00 01 02 03 04 05 06 07 08 09
761
582
761
753
538
788
735
794
630
867
680
808
772
812
5.37
5
614
491
510
727
693
834
5.38
2
2.00
1
3.37
4
2.69
7
2.69
0
2.39
3
2.36
6
1.91
8
5.62
0
4.54
3
2.92
1
2.46
0
2.27
0
2.28
7
2.23
0
1.76
5
2.08
9
1.82
4
Aantal nationaliteitsveranderingen in de provincie Limburg (1971-2009)
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Dienst Demografie
Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%
51, 6%
52, 4%
17, 8%
40, 8%
75, 1%
83, 7%
24, 8%
43, 2%
50, 2%
54, 4%
Zuid-Europa
Oost-Europa
Noord- en West-Europa
ex-Oostbloklanden
Maghreblanden
Turkije
rijke OESO-landen
andere landen van Afrika
andere landen van Azië
landen van Zuid- en Centraal-Amerika
Aandeel van personen, geboren als niet-Belg, die Belg geworden zijn
Bron: Rijksregister
Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning
De kloof tussen huidige nationaliteit en nationaliteit bij geboorte is het
grootst bij personen van Turkse en Marokkaanse herkomst. Limburg
telt 4.604 personen met de Turkse nationaliteit. Het aantal personen
met de Turkse nationaliteit bij geboorte ligt ruim zes keer zo hoog
(29.613). Ook het aantal personen van Marokkaanse herkomst ligt 4,5
keer hoger dan het aantal personen met de Marokkaanse nationaliteit.
Turkije is zo de tweede grootste groep van vreemde herkomst en springt
hiermee over Italië. Op basis van nationaliteit is Italië wel nog de twee-
de grootste groep niet-Belgen in Limburg, maar omdat ze minder dan
bijvoorbeeld Turken en Marokkanen kiezen voor de Belgische nationa-
liteit, is de kloof tussen het aantal Italianen op basis van huidige natio-
naliteit (10.546) en nationaliteit bij geboorte (21.336) kleiner. Ook bij
andere EU-lidstaten is de kloof kleiner. Als EU-onderdaan hebben ze
minder voordelen bij het verwerven van de Belgische nationaliteit.
Jongeren ondervertegenwoordigd in de cijfers
Cijfers op basis van de nationaliteit bij geboorte benaderen beter het
aantal personen van vreemde herkomst dan statistieken op basis van
de huidige nationaliteit. Toch is er nog een ondervertegenwoordiging
van jongeren in de statistieken. Kinderen die als Belg geboren wor-
den, maar waarvan de ouders vreemde roots hebben, zijn onzichtbaar
in de statistieken. Heel wat kinderen krijgen automatisch de Belgische
nationaliteit toegekend als één van de ouders Belg is of als één de
ouders in België geboren is en er de periode van tien jaar voor de
geboorte minstens vijf jaar woonde.
Onderstaande leeftijdspiramide, opgesplitst naar geslacht en leeftijd,
toont aan dat heel wat jongeren niet vertegenwoordigd zijn in de statis-
tieken naar niet-Belgische nationaliteit (lichtblauw) of niet-Belgische
nationaliteit bij geboorte (donkerblauw). Het aantal personen geboren
als Belg, maar waarvan de referentiepersoon van het gezin niet-Belg is
(lichtroze) of niet-Belg was bij geboorte (donkerroze) loopt vooral bij
de jongeren hoog op. Het is belangrijk hiervan bewust te zijn. Dit aan-
tal is bovendien nog een onderschatting: enkel de jongeren die nog
inwonen bij hun ouders kunnen we uit deze cijfers afleiden.
De eerder gepresenteerde cijfers over herkomst handelen enkel over de
nationaliteit bij geboorte. In 2012 zal het Provinciaal Integratiecentrum
een meer gedetailleerd dossier uitbrengen, waarin ook cijfers van de
jongeren die als Belg geboren zijn, meegenomen worden.
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201112
100
95
90
85
80
75
70
65
60
55
50
45
40
35
30
25
20
15
10
5
02000 1500 1000
mannen vrouwen
500 0 500 1000 1500 2000
Aantal personen van vreemde herkomst in Limburg naar leeftijd en
geslacht
Personen in Limburg naar huidige nationaliteit en nationaliteit bij
geboorte (01.01.2011)
nationaliteit huidige bij geboorte vermenigvuldigingsfactor
Nederland 43 095 49 245 1,1
Turkije 4 604 29 613 6,4
Italië 10 546 21 336 2,0
Marokko 2 109 9 584 4,5
Polen 1 796 4 573 2,5
Duitsland 1 761 3 649 2,1
Spanje 1 555 2 976 1,9
Griekenland 927 2 601 2,8
India 673 1 810 2,7
overige landen 10 811 20 363 1,9
totaal 77 877 145 750 1,9
Bron: Rijksregister
Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning
niet-Belgische nationaliteit
niet-Belgische nationaliteit bij geboorte
als Belg geboren kinderen, zoon/dochter van niet-Belgische referentiepersoon
als Belg geboren kinderen, zoon/dochter van niet-Belgische referentiepersoon bij geboorte
Vluchtelingen en asielzoekersDe asielprocedure
Elke vreemdeling die in België aankomt, kan asiel aanvragen. De fede-
rale overheid onderzoekt deze aanvraag in verschillende stappen.
De Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) beperkt zich tot drie onderzoe-
ken: de dienst kijkt na of er niet in een ander land van de EU een aan-
vraag is gebeurd, of er sprake is van een dubbele aanvraag en of de
asielzoeker geen bedreiging vormt voor de openbare orde.
Het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatslozen
(CGVS) kent asiel toe of weigert dit. Deze beslissingen zijn aanvecht-
baar bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RVV).
Wanneer een asielzoeker erkend wordt als vluchteling, kan hij in
België blijven. Als de aanvraag wordt afgewezen, moet de asielzoeker
het grondgebied verlaten. Sommigen keren vrijwillig terug naar hun
land van herkomst. Anderen worden gedwongen gerepatrieerd of kie-
zen voor een leven in de illegaliteit.
Naast de erkenning als vluchteling heeft de asielzoeker nog een andere
optie: de subsidiaire bescherming. Personen die het vluchtelingensta-
tuut niet kregen en ook niet op een andere basis van een verblijfsvergun-
ning kunnen genieten (bijvoorbeeld om humanitaire of medische rede-
nen) krijgen dit statuut als ze bij terugkeer een groot risico lopen (dood-
straf, executie, folteringen, grote risico’s in geval van een gewapend
conflict, …). De subsidiaire beschermingsstatus is in principe geldig
voor één jaar, maar kan verlengd worden zolang de redenen waarom het
statuut werd toegekend nog aanwezig zijn. Na vijf jaar kan het tijdelijk
verblijf omgezet worden in een permanent verblijf.
De asielinstanties toetsen dus aan twee beschermingsstatuten: dat van
erkende vluchtelingen in het kader van de Conventie van Genève en
dat van de subsidiaire beschermingsstatus.
Aantal asielaanvragen in België stijgt voor derde jaar op rij
Voor het derde jaar op rij stijgt het aantal asielaanvragen verder. In de
loop van 2010 werden er in België 19.941 asielaanvragen ingediend,
goed voor 26.869 personen. Ten opzichte van 2009 stijgt het aantal
asielaanvragen met 16%. Ondanks de stijging ligt het aantal asielaan-
vragen nog een stuk onder het aantal van het recordjaar 2000, toen
meer dan 42.000 asielaanvragen werden ingediend.
De meeste aanvragen van asielzoekers kwamen er uit Kosovo (9,3%),
Irak (8,9%) en Rusland (7,7%). Het aantal asielzoekers uit Irak en
Afghanistan steeg omwille van de verslechterde veiligheidssituatie.
132.
449
3.05
6
2.04
8
3.69
6
5.38
7
7.64
4
5.97
6
4.51
0
8.18
8
12.9
45
15.4
44
17.6
75
26.7
17
14.3
40
11.4
09
12.4
03
11.6
68
21.9
65
35.7
78
42.6
91
24.5
49
18.8
05
16.9
40
15.3
57
15.9
57
11.5
87
11.1
15
12.2
52
17.1
86
19.9
41
0
5.000
10.000
15.000
20.000
25.000
30.000
35.000
40.000
45.000
1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Evolutie van het aantal asielaanvragen in België (1981-2010)
Bron: Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken - Dienst Vreemdelingenzaken
Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning
Opvallend is het grote aandeel en stijging van het aantal asielzoekers
uit de Balkan (Kosovo), maar ook andere landen zoals Servië (6,2%)
en Macedonië (5,4%) scoren erg hoog in de top 10. De afschaffing van
de visumplicht voor Macedonië en Servië is hiervoor zeker een verkla-
ring. Het CGVS zette in deze landen enkele ontradingscampagnes op
om de instroom te verminderen. Toch was in 2010 één op vijf asielaan-
vragen afkomstig van één van deze drie Balkanlanden.
Naast Kosovo maken ook Irak (8,9%), Rusland (7,7%), Afghanistan
(7,1%) en Guinee (7,0%) deel uit van de top vijf herkomstlanden met
de meeste asielaanvragen.
Aantal asielzoekers in Limburg blijft stabiel
Op 1 januari 2011 telt onze provincie 2.168 asielzoekers. Dit is het aan-
tal ingeschrevenen in het wachtregister van de Limburgse gemeenten.
De meerderheid van de asielzoekers (62,5%) zijn mannen.
De gemeenten met het grootste aantal asielzoekers op hun grondgebied
zijn Sint-Truiden (554), Lanaken (210), Heusden-Zolder (191) en
Overpelt (91), niet toevallig de gemeenten met een opvangcentrum.
Daarnaast scoren ook Hasselt (123), Tongeren (78) en Genk (65) hoog.
Sinds 1998 stijgt het aantal asielzoekers in Limburg. In 2002 piekt het
aantal asielzoekers in Limburg: ongeveer 4.500 asielzoekers verbleven
toen in onze provincie. Sindsdien daalde het aantal asielzoekers van
jaar tot jaar. De laatste jaren blijft het aantal asielzoekers in Limburg
ongeveer schommelen rond de 2.200 personen.
De grootste groep Limburgse asielzoekers is afkomstig van Rusland
of de Russische federatie (279). Asielzoekers uit Kosovo (242) nemen
de tweede plaats in. Ook de Aziatische conflictgebieden Afghanistan
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201114
0
500
1.000
1.500
2.000
2.500
3.000
3.500
4.000
4.500
5.000
1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008
vrouwen
mannen
773 879
1.540
2.4172.724
2.240 2.219 2.185 2.0081.716 1.630411
494
994
1.663
1.741
1.548 1.517 1.4971.335
1.1881.068
2009
1.402
833
2010
1.428
844
2011
1.354
814
Evolutie van het aantal asielzoekers op 1 januari in Limburg (1998-2011)
Bron: bevraging van het Provinciaal Integratiecentrum bij de Limburgse gemeenten (asielzoekers op wachtregister)
Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning
“Mooi en moeilijk gaan altijd samen”
Op 20 juni 2011 vond de jaarlijkse wereldvluchtelingendag plaats.
Met deze dag willen de Verenigde Naties aandacht en begrip vragen
voor vluchtelingen. Het Limburgs Platform Vluchtelingen lanceer-
de in 2011 voor de 5de keer op rij een affichecampagne.
Marina Dzeitova (40) was het gezicht van de campagne. Ze vlucht-
te 10 jaar geleden met haar twee zonen uit Ingoesjetië. Weg van de
oorlog, weg van de vervolging. “Ik had Frankrijk als bestemming,
maar werd afgezet aan het Brusselse Noordstation, uitgerekend op
9 september 2001… Het was ochtend, 5u30. Daar stond ik, met
twee kleine kinderen en een koffer.”, vertelt Marina. Die eerste
momenten in België blijven in haar geheugen gegrift.
Uiteindelijk belandde Marina in Hasselt. Ze greep er haar kansen
en begon al na twee jaar te tolken. Sinds zeven jaar geeft ze op
freelance basis inburgeringscursussen. Bovendien is ze ook inge-
schreven als bachelorstudent rechten aan de Universiteit Hasselt.
Marina stond erop haar twee zonen - nu 14 en 17 jaar oud -
Nederlandstalig en volgens onze cultuur op te voeden. “Behalve
aan hun namen kan je hun afkomst niet merken. En dat hoort ook
zo”, vindt Marina, “want door samen te leven met en tussen
Vlamingen komt dit automatisch. Bovendien: hun toekomst ligt in
dit land, waar zoveel vrijheid geldt en elk individu gerespecteerd
wordt.” Haar grote droom? Dat haar beide zonen gelukkig worden
en altijd in eer en geweten mogen handelen. Daarvoor heeft ze al
die jaren gevochten, daarom is ze na lang twijfelen toch gevlucht.
Maar Marina gelooft in een ding: “mooi en moeilijk gaan altijd
samen.”
Marina vluchtte
tien jaar geleden
met haar twee
zoontjes uit
Ingoesjetië. Nu
studeert ze rechten
aan de Universiteit
van Hasselt.
nog een half jaar langer open te houden (tot mei 2012). De gemeente
ging hiermee niet akkoord en begon een rechtszaak in kortgeding. De
rechter ging echter niet in op de eis tot sluiting van het asielcentrum
en oordeelde dat de kazerne kan openblijven tot 31 mei 2012. Daarna
zal het de tijdelijke noodopvang in de kazerne van Helchteren stop-
pen.
Ondanks de uitbreiding van het aantal opvangplaatsen blijft de bezet-
tingsgraad zeer hoog. Begin juni 2011 verbleven in totaal 2.276 perso-
nen in het Limburgse opvangnetwerk. De bezettingsgraad bedroeg
toen 96%. Dat de bezettingsgraad niet 100% bedraagt, betekent niet
dat de toestand niet kritiek is. Niet alle beschikbare bedden kunnen
immers steeds benut worden (bijvoorbeeld als een kamer van zes
slechts onderdak biedt aan een gezin van vijf personen).
Aantal erkenningen en regularisaties in Limburg neemt toe
Asielzoekers die met succes de asielprocedure doorlopen, worden
erkend als vluchteling. In 2010 erkende het Commissariaat-Generaal
voor Vluchtelingen en Staatslozen 2.107 personen in België. Daarnaast
kregen 711 personen het statuut van subsidiaire bescherming.
In 2010 nam het CGVS meer beslissingen dan in het jaar ervoor. Toch ligt
het erkenningspercentage lager dan in 2009: in 16% van de dossiers
werd de vluchtelingstatus toegekend en 5,4% kreeg de status van subsi-
diaire bescherming. De daling van het aantal personen dat een interna-
tionale beschermingsstatus toegekend kreeg, is vooral te verklaren
omdat er de dossiers van een aantal landen (Armenië, Servië, Macedonië)
waarvan de kans op erkenning zeer laag is, eerst behandeld werden.
Bovenstaande cijfers zijn niet beschikbaar op Limburgs niveau. Toch
kunnen we een idee krijgen van het aantal vluchtelingen dat de afgelo-
(203), Armenië (174) en Irak (131) scoren hoog in de top 10 van het
aantal Limburgse asielzoekers. Congo en Guinee zijn de enige
Afrikaanse landen in de top 10. Meer dan 40% van alle asielzoekers is
van Aziatische herkomst, 38,3% heeft Europese roots. Daarnaast is
18,5% afkomstig van een Afrikaans land.
Een nieuw crisisjaar voor de opvang
Door het stijgend aantal asielaanvragen, zit het opvangnetwerk voor
asielzoekers overvol. Om dit opvangtekort op te vangen werden er
extra plaatsen gecreëerd in bestaande opvangcentra en werden asiel-
zoekers ondergebracht in noodopvang en hotels.
Het opvangnetwerk in Limburg heeft een capaciteit van 2.365 plaat-
sen. Opvang is mogelijk in een opvangcentrum (904 plaatsen) of in
lokale opvanginitiatieven van OCMW’s (911 plaatsen). In Limburg is
er één federaal opvangcentrum in Sint-Truiden met plaats voor 493
personen. Daarnaast zijn er drie opvangcentra van het Rode Kruis: Ter
Dennen in Lanaken met 218 plaatsen, het Valkenhof in Overpelt met
94 plaatsen en de Bark in Heusden-Zolder met 94 plaatsen. Daarnaast
zijn er sinds eind 2010 550 noodopvangplaatsen beschikbaar in de
voormalige legerkazerne van Helchteren.
In Limburg kwamen er tussen augustus 2010 en juli 2011 een 600-tal
nieuwe opvangplaatsen bij: 64 plaatsen in individuele woningen
(lokale opvanginitiatieven georganiseerd door de OCMW’s), maar
vooral de opening van kazerne van Helchteren voor asielzoekers deed
de opvangcapaciteit voor asielzoekers in Limburg toenemen. De
opvang in de kazerne is in principe tijdelijke noodopvang en zou
maximum voor één jaar zijn. Bedoeling is dat de asielzoekers door-
stromen naar de reguliere opvang zodra daar plaatsen vrijkomen. Eind
juli 2011 besliste de ministerraad om het asielcentrum van Helchteren
15
Top 10 asielzoekers in Limburg (01.01.2011)
herkomstland continent aantal %
Rusland / Russische federatie Europa 279 12,9%
Kosovo Europa 242 11,2%
Afghanistan Azië 203 9,4%
Armenië Azië 174 8,0%
Servië + Montenegro Europa 161 7,4%
Irak Azië 131 6,0%
Guinee Afrika 75 3,5%
Congo Afrika 63 2,9%
India Azië 57 2,6%
Iran Azië 56 2,6%
Macedonië Europa 49 2,3%
overige landen 678 31,3%
totaal Limburg 2 168
Bron: bevraging van het Provinciaal Integratiecentrum bij de Limburgse gemeenten
Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning
0
100
200
300
400
500
600
700
800
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
43 367
305
165
316
670
376
433
655
729
Aantal veranderingen van register in de provincie Limburg (1998-2009)
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Dienst Demografie
Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning
pen jaren in onze provincie erkend is. Dit door het aantal veranderin-
gen van het wachtregister naar het bevolkingsregister onder de loep te
nemen. Het wachtregister bevat gegevens over vreemdelingen die zich
vluchteling verklaren of als vluchteling erkend willen worden.
Personen die erkend worden verdwijnen van het wachtregister en wor-
den ingeschreven in het bevolkingsregister. Maar ook personen die ooit
asiel aangevraagd hebben en geregulariseerd worden, verhuizen van het
wachtregister naar het bevolkingsregister. Personen zonder wettig ver-
blijf die nooit zijn ingeschreven op het wachtregister en geregulariseerd
worden, zijn echter niet inbegrepen in deze cijfers. Naast deze catego-
rieën zijn er nog een aantal andere, minder belangrijke manieren om
van het wachtregister naar het bevolkingsregister te verhuizen.
Tussen 2000 en 2010 werden in Limburg meer dan 4.000 personen uit het
wachtregister ingeschreven in het bevolkingsregister. In 2005 kent
Limburg een eerste piek met 670 personen om het jaar daarop terug te val-
len tot 376. Sindsdien groeit dit aantal verder aan om in 2009 het hoogste
punt te bereiken in de afgelopen tien jaar. Voor het jaar 2010 en 2011 wordt
een nieuwe piek verwacht. Dan pas zal het effect van de tijdelijke regulari-
satiecampagne van eind 2009 duidelijk merkbaar zijn in de cijfers.
Niet-begeleide minderjarigen extra kwetsbaar
Eén op drie personen die verblijven in het opvangnetwerk is jonger
dan 18 jaar. De meeste kinderen zijn vergezeld van hun ouders of fami-
lie. Een bijzonder kwetsbare groep onder deze jongeren zijn de niet-
begeleide minderjarigen. Dit zijn jongeren die in België aankomen
zonder hun ouders.
In 2010 kreeg de Dienst Voogdij 2.831 minderjarigen over de vloer,
ongeveer evenveel als een jaar eerder. Het gaat vooral om jongeren uit
Afghanistan, Algerije, Guinee en Marokko.
De federale overheid duidt voor elke niet-begeleide minderjarige een
voogd aan. Deze behartigt de belangen van de minderjarige. Zo kan de
voogd de minderjarige helpen bij de asielprocedure, opvolgen of de
minderjarige naar school gaat en de passende medische en sociale
begeleiding krijgt.
De voogden staan niet in voor de materiële opvang. Voor de minderja-
rigen die asiel aanvragen (1.081 in 2010), zijn er bijzondere opvang-
plaatsen in de bestaande structuur. In Limburg zijn er plaatsen voor
niet-begeleide minderjarigen in de opvangcentra van Sint-Truiden
(75) en Lanaken (24). Ook in het lokaal opvanginitiatief van Alken (5)
en Hasselt (15) zijn plaatsen voor minderjarigen.
Naast de groep niet-begeleide minderjarigen die asiel aanvraagt, is er
een groep minderjarigen die geen asiel aanvraagt. Zij mogen blijven
totdat ze meerderjarig worden en hopen dan geregulariseerd te wor-
den. Als er sprake is van een problematische opvangsituatie zijn deze
jongeren welkom in één van de instellingen van de Bijzondere
Jeugdzorg. Zo is er plaats voor een vijftiental jongeren in het opvang-
tehuis Fonto Nova in Genk.
Mind-Spring doorbreekt eenzaamheid,
geeft rust en leert vooruit kijken
Mind-Spring is een psycho-educatieprogramma voor en door vluchte-
lingen en asielzoekers. De Mind-Spring cursus wordt gegeven door
een duo van een erkende vluchteling die een opleiding tot trainer volg-
de en een professional uit de geestelijke gezondheidszorg of het alge-
meen welzijnswerk. De Mind-Spring trainers vertellen in hun eigen
taal vanuit eigen ervaringen, zowel positieve als negatieve. Dit is met-
een de belangrijkste troef van het project. Naast de informatie en de
groepsgesprekken worden ook ontspanningsoefeningen aangeleerd.
De besproken thema’s in de groepssessies zijn: het ontstaan van
stressklachten en een gebrek aan draagkracht, hoe omgaan met
stress, hervinden van eigen capaciteiten en mogelijkheden, accultura-
tie, verlies en rouw, bouwen aan een toekomst. Dit alles met de bedoe-
ling het psychisch welzijn van de deelnemers te verbeteren.
Het Mind-Spring programma werd ontwikkeld in Nederland door het
Nederlandse Centrum Geestelijke Gezondheidszorg Dijk en Duin. In
2010 beslisten het Provinciaal Integratiecentrum Limburg, ODICE en
Intercultureel Netwerk Gent het programma aan te bieden in Limburg
en Oost-Vlaanderen. Wegens succes wordt het Mind-Spring program-
ma in 2012 uitgebreid naar heel Vlaanderen met middelen van het
Europees Vluchtelingenfonds.
In Limburg organiseerde het integratiecentrum in de loop van 2011
tien Mind-Spring cursussen in verschillende talen (Russisch, Dari,
Albanees, Frans en Engels). In totaal werden een honderdtal asielzoe-
kers en vluchtelingen bereikt.
In 2011 werden de effecten van Mind-Spring onderzocht via interviews
met de deelnemers, de trainers en co-begeleiders en dit zowel voor, tij-
dens als na de cursus.
Voorwaarden om te slagen
Mind-Spring is vooral effectief wanneer de deelnemers niet met te veel
zorgen zitten, zoals angst voor hun woonsituatie of andere medebe-
woners. Zo was er een cursus voor Afghaanse jongeren zonder papie-
ren. Zij waren meer bezig met overleven en het zoeken van eten en
onderdak. Bij hen heeft het project weinig effect gehad. Binnen de
groep moet er een veilige sfeer van vertrouwen zijn: deelnemers kun-
nen vrijuit spreken en hun gevoelens uiten. Het onderzoek stelde vast
dat een goede samenwerking met de medewerkers van het opvangcen-
trum zeer cruciaal is: bij het zoeken en aanspreken van cursisten, bij
het opmaken van taakverdeling (door ervoor te zorgen dat deelnemers
geen klussen hebben op het moment van de sessie) en bij het opvol-
gen van de sessies.
Geschikte methodiek
De trainer, co-begeleider en tolk zijn belangrijke actoren in het project
die vlot op elkaar moeten inspelen. De trainer is zelf vluchteling en
kan zijn eigen ervaringen doorgeven aan lotgenoten en dit in de eigen
taal van de deelnemers. Tegelijk moet hij ook afstand nemen van zijn
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201116
persoonlijke belevenissen en zichzelf niet voortdurend als voorbeeld
nemen. Dankzij de getuigenissen van de trainer vertellen de deelne-
mers vlugger over eigen verhalen en trauma’s. Zij krijgen ook meer
begrip voor elkaars situatie en een ruimere blik op hun eigen situatie.
De co-begeleider is een professionele hulpverlener en zorgt voor
inhoudelijke begeleiding van de groepssessies. Zij geven ondersteu-
ning wanneer diepe trauma’s naar boven komen en spelen in op post-
traumatische stressverschijnselen. Indien nodig kunnen ze doorver-
wijzen naar meer intense en individuele psychosociale therapie. De
co-begeleiders geven aan dat deelnemers bij de start vaak wantrou-
wend waren. Mensen die gevlucht zijn hebben nog steeds de schrik
om vervolgd te worden. Vanuit het thuisland hebben ze soms bepaal-
de beelden over hulpverlening: via de hulpverlening speelde men daar
info door aan de inlichtingendienst of kaderde de hulpverlening in het
repressief apparaat. Maar het wantrouwen verdween na een tijd en zo
kan deze Mind-Springcursus een opstap zijn om daarna beroep te doen
op de welzijnsdiensten. Vaak was het nodig dat de co-begeleider de
term psycholoog even uitlegde. Voor heel wat vluchtelingen staat een
psycholoog in voor het ‘bewaken van mentaal gestoorde mensen’ en
hierrond leven taboes. Cruciaal voor de co-begeleider is een goede tolk.
Een goede tolk moet vooral het verloop van het groepsproces, de dyna-
miek in de groep en belangrijke uitspraken van deelnemers vertalen.
Tolk en co-begeleider maken hierover vooraf duidelijke afspraken.
Succes
Over het algemeen hadden de deelnemers bij de aanvang veel zorgen: ze
klaagden over hoofdpijn, slapeloosheid, rugpijn, verdriet en eenzaam-
heid. Zij gaven aan dat Mind-Spring inspeelde op hun noden. De mees-
ten waren erg enthousiast over het project: het was een opluchting om
in eigen taal in groep te praten. Het deed hen deugd iemand te ontmoe-
ten die met dezelfde onzekerheden leefde en die advies gaf over het aan-
pakken van problemen. Het erkennen en weten dat je er niet alleen voor
staat, was voor veel velen al genoeg om zich rustiger te voelen.
Deelnemers leren dat mensen handelen volgens de betekenis die zij
aan een situatie geven. Tijdens de sessies ondersteunen de begeleiders
hen door eigen vaardigheden te versterken of door het aanleren van
copingmethodes. Coping, een begrip uit de psychologie, verwijst naar
de manier waarop iemand met problemen en stress omgaat. Er is een
verschuiving van aandacht: van de problemen zelf naar het werken aan
de problemen. Zo leren ze om weer controle te krijgen over de situatie
waarin ze verkeren. Vluchtelingen voelen zich door hun ontworteling en
de onzekerheid vaak machteloos en afhankelijk. Tijdens de sessies maken
de deelnemers een overzicht van de dingen waarin ze energie steken en
dingen waaruit ze energie halen. Hierdoor beseffen ze wat hun prioriteiten
voor de toekomst zijn en richten ze zich meer op hun toekomst.
Wat bij veel vluchtelingen de grootste indruk heeft nagelaten was het
bewust maken van de bagage die mensen meedragen. Bepaalde trainers
maakten dit visueel door gewichten in een rugzak te doen en aan iemands
rug te hangen. Na de sessies kwamen de geïnterviewde deelnemers vaak
terug op dit beeld. De cursus had hen een beter zicht gegeven op wat ze zelf
meedragen aan zorgen, verdriet en onzekerheden. Mind-Spring bewijst
zijn effect voornamelijk op het moment van de cursus zelf.
Cultuurgebonden groepen
De deelnemers binnen eenzelfde groep behoorden tot een bepaalde
taal- en cultuurgroep. Dit had een positief effect op de sfeer van veilig-
heid en vertrouwen. Maar ook bepaalde copingmechanismen zijn cul-
tuurgebonden. Enkele voorbeelden: de Tsjetsjeense groep was erg
rustig en wou het liefst een rechtstreekse aanpak. De Afrikaanse groep
was vaak drukker en hield niet zo van directe woorden. De Afghaanse
groepen waren veel stiller en durfden minder vlug hun meningen en
gevoelens vrij te geven.
Meer informatie? www.limburg.be/mindspring
17
“Ik zal niet zeggen dat ik door
Mind-Spring geen problemen meer
heb, maar het helpt om naar je pro-
blemen te kijken.
Je voelt je positiever en je kan meer
afstand nemen van je problemen.
Ze gaan niet weg, maar de cursus
laat je zien dat je problemen je
meesters niet zijn” getuigt een van
de deelnemers.
Vreemdeling, vluchteling, illegaal… Kind!
Op 12 mei 2011 organiseerde het Rode Kruis Vlaanderen een symposi-
um naar aanleiding van het 20-jarig bestaan van het opvangcentrum
Valkenhof. Het is immers 20 jaar geleden dat het Overpeltse hotel
Valkenhof werd omgevormd tot opvangcentrum.
Met de studiedag wilde het opvangcentrum bijzondere aandacht
besteden aan de plaats van een kind in een opvangcentrum. Immers,
kinderen in een asielcentrum hebben vaak heel wat meegemaakt. Hoe
gaat de opvang het beste om met kinderen? Welke plaats hebben de
begeleiders en welke plaats hebben de ouders? In Valkenhof werden in
de afgelopen jaren een aantal methodieken ontwikkeld zoals een soci-
aal dossier en handelingsplan, en zoals een structureel overleg met de
verschillende betrokken actoren: medewerkers van het opvangcen-
trum, een kinderpsychiater, onderwijsinstellingen en CLB.
Kinderen van asielzoekers hebben hun angst vaak geïntegreerd. Ze
komen uit een wereld vol oorlog en geweld, en kennen daardoor vaak
voornamelijk de gevoelens die daarmee gepaard gaan. Een voorbeeld
maakt dit duidelijk: een gezin vluchtte uiteindelijk uit het thuisland
dat al jaren in oorlog verkeerde. De eerste nacht dat ze in veilig gebied
verbleven, kon de dochter de slaap niet vatten: ze miste het vertrouw-
de geluid van de bommen. Het is dan ook belangrijk dat ouders, bege-
leiders en alle anderen erin slagen om een veilige omgeving te creëren,
waarin kinderen opnieuw tot rust kunnen komen, zich weten te hech-
ten en veilig kunnen ontwikkelen. Enkel zo kan hun broodnodige
veerkracht bevorderd worden.
Maar, dat is moeilijk. Want ook voor ouders is het nieuwe leven vaak
niet evident. Ook zij zijn immers asielzoeker en hebben heel wat mee-
gemaakt. Ze moeten dit ook zelf verwerken. Bovendien valt het soci-
aal netwerk weg. En omwille van hun traumatische ervaringen gaan
ouders ook andere prioriteiten stellen: beschermen en het voldoen
aan primaire behoeften staat centraal. Kinderen steunen, opvoeden en
naar hen luisteren verdwijnt naar de achtergrond. Daarbij komt de
onzekerheid: wordt de asielaanvraag goedgekeurd, of worden we
teruggestuurd? En zelfs wanneer de asielaanvraag wordt goedge-
keurd, leidt dit meestal niet tot grote opluchting. In veel gevallen is dat
net het moment waarop de trauma’s ook bij de ouders naar boven
komen. Ouders zijn dan geen ouders meer, maar slachtoffers.
Tenslotte is er vaak een breuk ontstaan tussen kinderen en ouders,
omdat de ouders niet vertellen waarom ze zijn gevlucht. Soms kan dat
niet: bijvoorbeeld wanneer het gezin vlucht omwille van de politieke
overtuigingen van een van de ouders. Of soms durven ouders het niet:
moeders zijn bang van de reactie van hun kinderen wanneer ze de ver-
halen van misbruik moeten vertellen. Voor kinderen is het anders:
voor hen betekent vluchten ook geen afscheid kunnen nemen van
vriendjes of familie. Een afscheid dat er in de meeste gevallen ook
nooit van komt, want ook telefonisch contact na het vluchten is
meestal zeldzaam. En dat nemen ze ouders in veel gevallen kwalijk.
De begeleiding van het opvangcentrum richt er zich dan ook enerzijds
op om ouders opnieuw te versterken en hun rol als opvoeder op te
nemen, en anderzijds om met de kinderen aan de slag te gaan en hen
te ondersteunen bij het verwerken van hun verleden. Alles staat daar-
bij in het teken van het ontwikkelen van veerkracht en het aanbieden
van mogelijkheden en perspectieven.
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201118
Tijdens het zomerfeest in het Valkenhof dansen de kinderen vro-
lijk in het rond op het openluchtpodium dat hun ouders zelf heb-
ben gebouwd en geverfd.
Recente immigratieElk jaar vestigen heel wat immigranten zich vanuit het buitenland in
onze provincie. In de loop van 2009 waren er dit meer dan 6.000.
Cijfers voor het aantal buitenlandse inwijkelingen naar nationaliteit
voor de jaren 2008 en 2009 zijn jammer genoeg nog niet beschikbaar
naar nationaliteit.
Nederlanders blijven grootste groep nieuwe migranten
In de loop van 2007 vestigen zich 7.100 migranten vanuit het buiten-
land in Limburg. Bijna de helft (48,4%) van deze migranten heeft de
Nederlandse nationaliteit. Ook Belgen die zich vanuit het buitenland
opnieuw in Limburg vestigen, worden onder de buitenlandse inwijke-
lingen gerekend. Met 701 personen in 2007 komen ze op de tweede
plaats. Polen (591 personen), Turkije (486 personen) en Marokko (270
personen) vervolledigen de top vijf. In totaal is 86,3% van de buiten-
landse inwijkelingen afkomstig uit een Europees land.
Ook immigranten uit voormalige EU-migratielanden komen nog naar
Limburg. Zo vestigen zich in de loop van 2007 84 Italianen, 67
19
0
1.000
2.000
3.000
4.000
5.000
6.000
7.000
8.000
1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
3372
3816
4121
4395
4509
4454
4310
4962
4393
4646
5059
5377
5921
6169
6107
5881
6064
6375
7100
7328
6156
Evolutie van het aantal buitenlandse inwijkelingen in Limburg (1989 - 2009)
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Dienst Demografie - Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning
Wie kan naar België reizen? Wie mag inBelgië wonen en werken?
EU-onderdanen
Voor onderdanen van de oude EU-landen is het makkelijk: zij kun-
nen vrij in en uit België reizen, er vrij werken en (als ze voldoende
inkomsten hebben) er zich ook vrij vestigen. Onderdanen van de
nieuwe EU-landen uit Oost-Europa kunnen ook vrij in en uit België
reizen. Sinds 1 mei 2009 is het voor de onderdanen van nieuwe EU-
lidstaten, waaronder Polen, bovendien niet langer verplicht om een
arbeidskaart te hebben om in België te kunnen werken. Voor Bulgarije
en Roemenië, die sinds 2007 lid zijn van de Europese Unie, geldt deze
verplichting nog wel. Ze kunnen ook gedetacheerd worden door een
bedrijf uit hun land of als zelfstandige hier aan de slag gaan.
Niet-EU-onderdanen
Om België binnen te komen voor een verblijf van korte duur hebben
niet-EU-onderdanen dikwijls een visum nodig van één van de diplo-
matieke posten van de Schengenlanden. Niet-EU-onderdanen kun-
nen ook niet vrij werken in België. Bedrijven hier kunnen uitzonder-
lijk wel personeel laten overkomen, bijvoorbeeld gespecialiseerde
technici. Ook beroepssporters en artiesten kunnen naar hier komen.
Dat moeten ze op voorhand aanvragen. Niet-EU-ers kunnen ook naar
België komen als hier nauwe familie woont: een echtgenoot of echt-
genote of een kind. Bepaalde nationaliteiten hebben een visum nodig.
Niet-EU-ers kunnen hier ook studeren. Ze moeten dan wel voldoende
financiële middelen hebben om die studies te betalen of van iemand
in België ten laste zijn. Na de studies moeten ze vertrekken. Voor niet-
EU-ers geeft ook een asielaanvraag recht op een tijdelijk verblijf,
zolang de procedure loopt. Wordt de asielaanvraag erkend, dan kun-
nen ze blijven.
Meer info? Sociaal-juridische dienstverlening van het Provinciaal
Integratiecentrum, [email protected] of 011 30 57 13.
Spanjaarden, 44 Portugezen en 30 Grieken. Ook inwoners van één van
de EU-landen vinden traditioneel hun weg naar België. In 2007 vestigen
zich heel wat Duitsers (151), Britten (53) en Fransen (52) in Limburg.
India blijft met 74 buitenlandse inwijkelingen in 2007 de koploper van
het Aziatische continent, gevolgd door de vooral vrouwelijke migratie
uit Thailand (61) en de Filippijnen (36).
Het aantal personen dat zich vanuit het buitenland in Limburg vestigt,
stijgt de laatste jaren sterk. In 2008 bereikt Limburg zijn hoogste peil
sinds 1989. In de loop van 2009 zien we voor het eerst een daling van
het aantal buitenlandse inwijkelingen die zich in onze provincie vesti-
gen. Jammer genoeg is het aantal buitenlandse inwijkingen naar nati-
onaliteit nog niet beschikbaar voor 2008 en 2009.
Het aantal Nederlanders dat zich jaarlijks in onze provincie vestigt,
groeide tussen 2003 en 2007 verder aan en steeg van 3.302 in de loop
van 2003 naar 3.437 in de loop van 2007. Ook het aantal immigranten
uit EU-ex-migratielanden (Italië, Spanje, Griekenland en Portugal)
blijft doorheen de jaren vrij constant (200-tal) net als het aantal uit
Maghreblanden en Turkije.
De grootste stijging kent het aantal migranten uit de ex-
Oostbloklanden. Zo steeg dit aantal tussen 2003 en 2007 van 221 naar
974. Vooral het aantal migranten uit de nieuwe EU-lidstaten zoals
Polen (van 91 naar 591), Roemenië (van 29 naar 112) en Bulgarije (van
21 naar 81) nam sterk toe.
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201120
Top 10 buitenlandse inwijkingen naar Limburg (loop 2007)
nationaliteit aantal %
Nederland 3 437 48,4%
België 701 9,9%
Polen 591 8,3%
Turkije 486 6,8%
Marokko 270 3,8%
Duitsland 151 2,1%
Roemenië 112 1,6%
Italië 84 1,2%
Bulgarije 81 1,1%
Verenigde Staten van Amerika 79 1,1%
overige landen 1 108 15,6%
totaal Limburg 7 100
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Dienst Demografie
Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning
Nederland 48,4%
Turkije 6,8%
Marokko 3,8%
Polen 8,3%
België 9,9%
Roemenië 1,6%
Italië 1,2%
Duitsland 2,1%
Bulgarije 1,1%
Verenigde Staten van Amerika 1,1%
overige landen 15,6%
N=7.100
Aantal buitenlandse inwijkingen in Limburg naar nationaliteit (loop 2007)
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Dienst Demografie
Verwerking: provincie Limburg – Directie Mens – Steunpunt Sociale Planning
Gezinshereniging wordt strenger
Voor Belgen en niet-EU’ers wordt het moeilijker om een familielid
naar België over te laten komen. Dit is een gevolg van de regels rond
gezinshereniging die sinds eind september 2011 van kracht zijn.
Gezinshereniging wordt zo aanzienlijk strenger en complexer.
Belgen en niet-EU’ers die een familielid willen laten overkomen,
moeten aan een aantal nieuwe voorwaarden voldoen. Zo moeten ze
bewijzen dat ze over voldoende bestaansmiddelen (120% van het
leefloon) beschikken. Dit mag niet bestaan uit bijvoorbeeld OCMW-
steun. Verder moeten ze aantonen dat ze over een behoorlijke huis-
vesting en ziekteverzekering beschikken.
Ouders en grootouders van een meerderjarige Belg laten overkomen
is niet meer mogelijk. Gezinshereniging is voor Belgen enkel moge-
lijk als beide parnters minstens 21 jaar oud zijn. Voor familie van in
België verblijvende niet-EU’ers worden enkel aanvragen uit het bui-
tenland aanvaard.
De nieuwe wet is strenger voor Belgen dan voor andere EU-onderda-
nen. België kan immers als EU-lidstaat zijn eigen onderdanen stren-
ger behandelen, maar kan de Europese regels zelf niet wijzigen.
Bilaterale tewerkstellingsakkoorden die België in de jaren ’60 en ’70
heeft ondertekend, geven onderdanen van een aantal landen een
meer voordelige recht op gezinshereniging. Zo zijn er onder meer
akkoorden met Turkije, Marokko, Algerije, Tunesië en de landen van
ex-Joegoslavië. De nieuwe regels rond gezinshereniging zouden dit
meer voordelige recht nu verder inkrimpen. Op dit moment bestaan
de bilaterale akkoorden nog steeds en zijn ze nog van kracht.
Rechtspraak zal moeten uitwijzen of de inkrimping van de bilatera-
le akkoorden rechtsgeldig is.
Meer info? Sociaal-juridische dienstverlening van het Provinciaal
Integratiecentrum, [email protected] of 011 30 57 13.
HuwelijksmigratieHuwelijksmigratie is de voorbije decennia uitgegroeid tot een belang-
rijk migratiekanaal. Elk jaar zorgt huwelijks- en partnermigratie voor
een instroom van nieuwe migranten in Limburg en Vlaanderen. In
opdracht van de Vlaamse overheid en het Europees Integratie Fonds
bracht de Universiteit Gent dit fenomeen helder in kaart.
Ruim 30.000 partnermigraties
Tussen 2008 en de eerste helft van 2011 hebben ongeveer 30.000 part-
nermigranten zich in Vlaanderen en Brussel gevestigd. In 2008 en
2009 komen ongeveer 9.000 personen via partnermigratie naar het
Vlaams en Brussels Gewest. Het cijfer voor 2010 ligt met 8.419 part-
nermigraties iets lager.
Vier op tien partnermigranten komen uit Marokko of Turkije
Marokko (32,9%) en Turkije (10,8%) zijn de twee voornaamste her-
komstlanden van huwelijks- en partnermigratie, goed voor zo’n
10.000 Marokkanen en een 3.000-tal Turken. Samen zijn ze goed voor
43,7% van het totaal aantal partnermigraties in Vlaanderen en
Brussel. Maar partnermigratie gaat breder dan enkel migratie uit
Marokko en Turkije. De diversiteit van landen van waaruit gemigreerd
wordt, is groot, maar naast Turkije en Marokko vormen partnermi-
granten uit de (ex-)Sovjet-Unie (4,5%), Brazilië (3,7%) en (ex-)
Joegoslavië (3,2%) de grootste groepen.
Een meerderheid van de partnermigranten zijn vrouwen. Voor elke
100 vrouwelijke zijn er slechts 63 mannelijke partnermigranten.
Kijken we naar met wie de partnermigranten huwen of gaan samen-
wonen, dan gaat het in 59% om een derdelander (persoon met roots
buiten de Europese Unie, de Europese gemeenschap en Zwitserland).
In zes op tien van de gevallen gaat het dus om partnerschap met
iemand met de nationaliteit van een derdeland of personen met de
Belgische nationaliteit afkomstig uit een derdeland. Eén op vier part-
ners was Belg bij de geboorte, de overige 16% was EU-burger.
Europa-route
EU-burgers die in Vlaanderen komen wonen en dan een derdelander-
partnermigrant laten overkomen, zijn gebruikers van de Europa-
route. Door zich eerst in België te vestigen, omzeilen ze de strengere
regels rond gezinshereniging in het eigen land. De onderzoekers
schatten het gebruik van de Europa-route op maximaal 11% van de
totale instroom. Personen met de Nederlandse nationaliteit zijn hier-
van de belangrijkste groep.
Verschillende types van partnermigratie
De onderzoekers stoten bij het analyseren van de resultaten op ver-
schillende types van partnermigratie, elk met hun eigen specifieke
kenmerken.
Een eerste type dat de onderzoekers onderscheiden, is de partnermi-
gratie vanuit hoge-inkomenslanden, goed voor ongeveer 3,2% van alle
partnermigranten. Partnermigratie komt vooral voor bij inwoners die
bij geboorte Belg (50%) of EU-burger (25%) zijn. Het aandeel partner-
schappen afgesloten in België is hoog. Dit type relaties is een gevolg
van de toegenomen internationale mobiliteit op politiek, sociaal en
economisch vlak.
Partnermigratie vanuit bruiddonorlanden, met in de eerste plaats
Thailand en de Filippijnen, kent ook een uitgesproken profiel. Deze
migratie is vooral vrouwelijk: voor elke 100 vrouwelijke partnermi-
granten zijn er slechts 5 mannen. Bij de partners is het aandeel
Belgen/EU’ers bij geboorte zeer hoog (94%). Ook de leeftijdsverschil-
len tussen de partners zijn vaak erg groot. Meer dan de helft van de
mannelijke residenten is minstens tien jaar ouder dan de migratie-
partner. Een aantal andere clusters van landen, zoals migratie vanuit
de ex-Sovjet-Unie, Latijns-Amerika en de Caraïben volgen het profiel
van Thailand en de Filippijnen, maar minder uitgesproken. Bijna 5%
van alle partnermigranten is afkomstig uit Thailand en de Filippijnen.
De partnermigranten van de ex-Sovjet-Unie, Latijns-Amerika en de
Caraïben zijn samen goed voor ongeveer 15%.
In tegenstelling tot partnermigratie uit bruiddonorlanden, is bij part-
nermigratie uit Turkije en Marokko (43% van alle partnermigratie) de
geslachtsverdeling meer in evenwicht. Een meerderheid van de partner-
schappen worden afgesloten in het buitenland (80%) en meer dan 75%
van de partners hier is een derdelander bij geboorte. Daarom spreken de
onderzoekers van gemeenschapbevestigende partnermigratie.
Een groep landen die nauw aansluiten bij het patroon van Turkije en
Marokko zijn de landen uit het Midden-Oosten en Noord-Afrika
(samen goed voor 8,5% van alle partnermigranten). Ook de partner-
migratie uit Oost-Europa (4,7%) en West-en Centraal-Azie (1,6%) lijkt
het profiel van Turkije en Marokko te volgen, al is het voor deze laat-
ste clusters vooral een fenomeen waarbij vrouwen naar Vlaanderen
komen. Daarom suggereren de onderzoekers dat het (nog) gaat om
gemeenschapsvormende partnermigratie.
Limburgse cijfers?
Bovenstaand onderzoek focuste op de partnermigratie naar
Vlaanderen en Brussel. In 2012 wil het Provinciaal Integratiecentrum
op basis van het rijksregister de partnermigratie naar Limburg onder-
zoeken. Ook de Europaroute zal in enkele Noord-Limburgse gemeen-
ten van nabij bekeken worden.
21
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201122"Ik voel me gelukkig met mijn man, maar ik
heb weinig contact met de buitenwereld.
Wat ik het meest mis, is mijn werk.”
Jesus Silva Maria De Lourdes, een Braziliaanse 44-jarige vrouw uit
Hasselt, leerde haar man kennen via internet. Ze werd verliefd en volg-
de hem naar Hasselt. Maria vertelt: “Een Braziliaanse vriendin vertel-
de me over een relatiesite. Ik had me ingeschreven maar geloofde niet
dat ik op die manier een goede man zou leren kennen. Na enkele
maanden nam mijn huidige man contact met mij op. Eerst negeerde
ik hem, maar omdat hij bleef mailen, heb ik gereageerd. Het was een
oppervlakkig gesprek via mail, waarbij we elkaars vragen beantwoord-
den. Na een tijdje ging hij naar Brazilië op vakantie in de buurt van
waar ik woonde! We ontmoetten elkaar regelmatig. Tijdens zijn twee-
de bezoek aan Brazilië vroeg hij mij ten huwelijk. Het was een verras-
sing, want ik had het nog niet verwacht. Toen we elkaar beter leerden
kennen, zijn we getrouwd en migreerde ik naar Hasselt. Het ging alle-
maal wel snel.”
“Ik voel me heel gelukkig met mijn man. Maar ik heb wel weinig con-
tact met de buitenwereld. We hebben weinig vrienden en familie. Dit
is voor mij een grote aanpassing. In Brazilië had ik veel familie, vrien-
den en buren om me heen. Als ik iets lekkers kookte, gaf ik ook een
deel aan de buren. Vrienden springen er spontaan binnen bij elkaar,
zonder afspraken te maken. Hier is dat wel anders. Ik vind het raar om
altijd vooraf afspraken te maken voor bezoekjes. In het algemeen vind
ik Belgen wel gesloten, je kan moeilijk contact maken, want ze zijn
druk bezig met zichzelf, hun werk…”
“Sinds mijn verblijf in België is mijn geloof wat verwaterd. In mijn her-
komstland was ik een heel gelovige katholiek, ging ik wekelijks naar
de mis en stond ik altijd klaar om mensen in nood te helpen. Dat is
daar normaal. In België is dit niet zo: hier gaan katholieken alleen
naar de mis – sommigen wekelijks, anderen af en toe - voor de rest
doen zij niets bijzonders. Voor mij is mijn geloof nog altijd heel
belangrijk: ik lees de bijbel en andere religieuze boeken, ik ga zoveel
mogelijk naar de mis in Hasselt – in de kathedraal. En ik zing en luis-
ter heel graag naar religieuze liederen.”
“Wat ik het meest mis in België is mijn werk. In Brazilië heb ik een
diploma pedagogie behaald en gaf ik les. Ik hield heel veel van mijn
leerlingen en van mijn job. Op dit moment ben ik ijverig bezig met het
leren van Nederlands: vijf dagen per week volg ik Nederlandse taalles.
Wanneer ik bezig ben in het huishouden zet ik de TV of de radio aan,
zodat ik Nederlands hoor en veel kan bijleren. Ik heb een druk levent-
je, maar daar hou ik van. Als ik het Nederlands goed onder de knie
heb, wil ik mijn rijbewijs halen en een goede job vinden.”
Onderzoek 10.10
De getuigenis van Maria maakt deel uit van het onderzoek 10.10 uitge-
voerd door het Provinciaal Integratiecentrum in 2011. Dit onderzoek
richt zich tot twee groepen van tien personen: tien personen die via
huwelijksmigratie migreerden naar Limburg en tien personen die na
regularisatie een nieuw leven begonnen in Limburg. Via interviews met
deze nieuwe Limburgers geven we regularisatie en huwelijksmigratie
een menselijk gelaat: Wie zijn de mensen achter de cijfers? Welke zor-
gen hebben ze? Hoe participeren ze aan de samenleving? Wat doen ze in
hun vrije tijd? Welke toekomstperspectieven hebben ze?
De tien geïnterviewde huwelijksmigranten zijn nieuwe Limburgers die
naar hier migreerden door hun huwelijk met een Belgische man of
vrouw. Alle geïnterviewden geven aan dat taal de grootste hinderpaal
vormt om te integreren. Zo snel mogelijk Nederlands leren is de hoog-
ste prioriteit voor iedereen. De situatie van de huwelijksmigranten ver-
schilt sterk naargelang de gemeenschap waarin ze terechtkomen. Een
eerste groep huwelijksmigranten voelt zich in België eerder geïsoleerd
van de samenleving. Een tweede groep huwelijksmigranten komt in
Limburg terecht in een hechte allochtone gemeenschap en voelt zich
sneller opgenomen.
Geïsoleerd
Deze groep huwelijksmigranten is afkomstig uit verre landen zoals
Brazilië, Colombia, Filippijnen en China. Ze leerden hun partner vaak
kennen via internet of via een toevallige ontmoeting (op de luchtha-
ven, in kader van een thesisonderzoek…). Tijdens de interviews geven
Als ik het Nederlands goed onder de knie heb, wil ik mijn rijbewijs
halen en een goede job vinden
ze aan dat ze weinig vrienden hebben en zich vaak eenzaam voelen.
Ze vinden over het algemeen dat de Belgen nogal gesloten zijn en
niet echt open staan voor nieuwe contacten. Als ze vrienden hebben
kennen ze die via hun werk of school. Maar dan vinden ze het spij-
tig dat je vooraf bezoek moet aankondigen en afspraken moet
maken. Dit vinden ze een rare gewoonte. De hooggeschoolden uit
deze groep, die een goede job hadden in het herkomstland, missen
hun werk. Ze doen hun uiterste best om goed Nederlands te leren
en om daarna een goede job te vinden, liefst in overeenstemming
met hun diploma.
Tijdens het interview geven ze aan dat ze in de toekomst hun isole-
ment willen doorbreken: ze willen hun sociale contacten actief uit-
breiden. Iedereen doet dit op zijn manier: op school, op het werk,
via vrienden van hun partner, via de schoonfamilie en via het project
vriendENtaal.
In een hechte allochtone gemeenschap
Een tweede groep huwelijksmigranten komt uit traditionele migra-
tielanden zoals Turkije en Marokko. Hun toekomstige partner heb-
ben ze bijvoorbeeld op vakantie of via familie leren kennen.
Opvallend hierbij is het feit dat de koppels hetzelfde geloof hebben.
Ze zeggen ook dat het belangrijk is dat hun partner dezelfde her-
komst en hetzelfde geloof heeft. Dat geeft meer kans op een geluk-
kig huwelijk! Enkele huwelijksmigranten vertellen dat ze voor hun
huwelijk veel sterker geloofden. Door hun migratie naar België is
hun geloof zachtjes verwaterd. Dit komt, zo zeggen ze, omdat hun
partner en omgeving niet zo gelovig zijn. Maar ook al praktiseren
ze niet meer (of weinig) openlijk hun geloof, in hun hart blijven ze
sterk vertrouwen op hun geloof.
Deze huwelijksmigranten komen in Limburg terecht in een hechte
allochtone gemeenschap. Hierdoor maken ze sneller nieuwe vrien-
den en hebben ze een goed sociaal leven. Bovendien zorgt religie ook
voor een nauwe band tussen mensen. Door dit netwerk kunnen ze
gemakkelijk hun weg vinden: waar kan ik Nederlands leren? Welke
zaken kan ik regelen in het gemeentehuis? Waar kan ik een opleiding
volgen? Ook het vinden van een job gaat vlotter. Via hun vrienden en
familie weten ze vlugger welke vacatures er zijn of worden ze bij
werkgevers geïntroduceerd. De meesten voelen zich gelukkig in hun
nieuwe leven.
Verloopt de gezinsvorming anders bij
Turkse en Marokkaanse jongeren?
Ook Limburg telt steeds meer Turkse en Marokkaanse jongeren van
de tweede en derde generatie. Deze jongeren zijn van jongs af aan in
België opgegroeid. Veel van deze jongeren zullen de komende jaren
trouwen en een gezin stichten. Sommigen zullen kiezen voor een
partner uit België, anderen opteren voor een partner uit het her-
komstland.
Uit een onderzoek van de Studiedienst van de Vlaamse Regering
blijkt dat de gezinsvorming bij jongeren van Turkse en
Marokkaanse herkomst op tal van aspecten anders verloopt dan bij
de Vlaamse jongeren, maar ook tussen Turken en Marokkanen
onderling zijn er verschillen. Zo volgen Marokkaanse tweede gene-
ratiejongens meer dan de Turkse het patroon van de Vlaamse jonge-
ren als het gaat over alleen wonen, het gaan samenwonen en het
starten van een gezin.
Turkse tweede generatiemannen huwen daarentegen erg snel, wonen
het meest in bij de ouders en krijgen het vroegst kinderen. Turkse
vrouwen van de tweede generatie trouwen op jongere leeftijd en krij-
gen sneller kinderen dan Marokkaanse tweede generatievrouwen, die
een middenpositie innemen tussen Turkse en Vlaamse vrouwen.
De onderzoekers gingen verder na of er verschillen waren als de
partner een huwelijksmigrant was. De grootste verschillen naarge-
lang het land waar de partner opgroeide, vonden de onderzoekers
bij de tweede generatie Turkse mannen. Als ze huwen met een part-
ner uit het herkomstland verloopt de gezinsvorming meer ‘traditio-
neel’: ze huwen op jongere leeftijd, vaak is er een groter leeftijdsver-
schil tussen beide partners en ze worden sneller vader nadat ze
getrouwd zijn. Ook wonen ze vaker met hun bruid tijdelijk in bij de
ouders. Na acht jaar huwelijk hebben ze ook meer kinderen dan de
Turkse jongeren die trouwden met een partner uit België.
Deze verschillen tussen jongeren die kiezen voor een partner van
hier en degenen die kiezen voor een partner uit het herkomstland,
zien we minder terug bij Marokkaanse tweede generatiemannen. Bij
de Marokkaanse vrouwen bestaan deze verschillen dan weer wel. Zo
verloopt de gezinsvorming bij Marokkaanse vrouwen traditioneler
als ze kiezen voor een partner uit het herkomstland.
Het Provinciaal Integratiecentrum ontwikkelde twee vormingspro-
gramma’s rond huwelijksmigratie. ‘Is liefde kleurenblind?’, waarin
allochtone en autochtone jongeren praten over partnerkeuze en
relaties en het vormingspakket ‘Een gelukkig huwelijk voor onze
kinderen’, waarin allochtone ouders ervaringen uitwisselen en tips
krijgen om beter te communiceren met partner en kinderen.
Meer info? www.limburg.be/integratiecentrum
23
Begin 2010 lanceerde de Vlaamse minister voor Inburgering een nieu-
we oproep voor het project ‘Managers van diversiteit’. Het accent lag
deze keer op huwelijksmigratie. De minister voorziet 1 miljoen euro
aan subsidies voor projecten die vernieuwend zijn in het benaderen
van de thematiek en het doorbreken van taboes door ontmoeting en
dialoog te organiseren.
Veertien projecten, die vanaf 2011 in Vlaanderen en Brussel rond
huwelijksmigratie zullen werken, werden geselecteerd waaronder ook
een aantal Limburgse projecten.
• Coachen uit de schaduw - Groep Intro vzw regio Limburg
Groep Intro vzw is een vormingsorganisatie die actief is rond de
thema’s vrije tijd, opleiding en trajectbegeleiding. Ze wil kwetsba-
re mensen in de samenleving als persoon versterken en is erg
actief in de wijken.
Met het project ‘Coachen uit de schaduw’ wil Groep Intro vrouwe-
lijke huwelijksmigranten versterken en hen opleiden tot coaches
die andere huwelijksmigranten een plek in de samenleving helpen
vinden. De coaches hebben een brugfunctie naar de buurtwerkin-
gen en reiken zo de hand naar het lokale sociaal netwerk. Om het
effect op lange termijn te verzekeren werkt de organisatie samen
met buurtopbouwwerk.
• Mama, ik wil trouwen! – Nejma vzw (Houthalen-Helchteren)
Nejma vzw is een zelforganisatie uit Houthalen-Helchteren. Ze
werkt met voornamelijk Marokkaanse vrijwilligers. De organisatie
speelt in op de noden van de allochtone gemeenschap door activi-
teiten op te zetten rond maatschappelijke thema’s en mensen met
een verschillende etnische achtergrond samen te brengen.
Met het project ‘Mama, ik wil trouwen’ wil Nejma vzw het begrip
huwelijksmigratie bespreekbaar maken bij jongeren en adolescen-
ten. Aan de hand van enkele theaterproducties stelt ze de voor- en
nadelen van huwelijksmigratie voor. Het gaat om vier voorstellin-
gen voor scholen én voor een breed publiek. Als het project is afge-
rond, bestaat de mogelijkheid te toeren met deze theatervoorstel-
ling.
• One-way ticket to Love: kortfilms over Turkse huwelijksmigra-
tie in de mijnstreek – Het Vervolg vzw
Het Vervolg vzw is een onafhankelijke ontwikkelingsorganisatie
die bruggen wil slaan tussen verschillende sectoren: cultuur, erf-
goedzorg, vrijwilligerswerk, buurtopbouwwerk, toerisme en de
herbestemming van mijnterreinen. De organisatie werkt aan een
positieve beeldvorming over diversiteit in de mijnstreek.
Het Vervolg wil op een actieve en creatieve manier discussies
opzetten over huwelijksmigratie. De focus ligt voornamelijk op
Turkse huwelijksmigratie. De visies en standpunten die hieruit
voortvloeien, worden herwerkt tot een scenario voor enkele kort-
films. Het Vervolg zal die kortfilms vertonen op een premièreavond,
maar ook achteraf in cultuurcentra, scholen, huiskamers, op You
Tube, …
• Huwelijksmigratie in 3D – Demystificatie door Diepte-inter-
view en Dialoog – SEIN Universiteit Hasselt
SEIN is een onderzoeksinstituut van de Universiteit Hasselt en
partner in het Vlaamse Steunpunt Gelijkekansenbeleid.
Het doel van dit onderzoeksproject is om bij Turkse en
Marokkaanse jongeren en hun ouders een andere kijk op huwe-
lijksmigratie te tonen. De onderzoekers zetten studenten in als
hefboom om binnen de eigen gemeenschap verschillende onder-
werpen ter sprake te brengen. Ze vertrekken vanuit een verzame-
ling stellingen en citaten die in diepte-interviews met studenten
verzameld zijn.
De projectmedewerkers leggen de stellingen en citaten voor aan
focusgroepen van jongeren en ouders met ongehuwde jongeren.
De groep denkt in dialoog na over de voor- en nadelen en de
mogelijke alternatieven voor partnerkeuze bij jongeren. De resul-
taten van dit onderzoek worden bekendgemaakt tijdens een slot-
evenement voor een ruim publiek.
• Kijk in de spiegel: relatievorming en diversiteit – CAW Sonar
CAW Sonar is een erkend centrum voor algemeen, justitieel en
gezins- en relationeel welzijnswerk.
Met dit project wil CAW Sonar jongeren en hun ouders sensibili-
seren voor thema’s als relatievorming en huwelijksmigratie. CAW
Sonar organiseert ‘meeting points’ voor jongeren. Dat moet hen
genoeg alternatieven bieden om elkaar te ontmoeten en om leef-
tijdsgebonden relatiethema’s te bespreken, en om eventuele voor-
oordelen te toetsen aan de werkelijkheid en aan elkaar.
De organisatie zal ook gespreksgroepen organiseren voor gehuw-
den (individuen en koppels met een partner uit het land van her-
komst, en koppels die elkaar hier hebben leren kennen) over uni-
versele relatiethema’s. Wat zijn de krachten en knelpunten van
zulke huwelijken, wat betekent integratie voor de huwelijkspart-
ners, en hoe vind je het evenwicht tussen integratie en behoud van
eigenheid?
Met dit project kan CAW Sonar preventief werken door vormingen
te organiseren over relationele thema’s zoals huwelijksmigratie.
Het CAW doet ook aan psycho-educatie (educatieve of opvoedkun-
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201124
Zeven Limburgse projecten rond huwelijksmigratie
ArbeidsmigratieLimburg kent een lange geschiedenis van arbeidsmigratie. Hoewel er
sinds 1974 een migratiestop van kracht is, komen ook de laatste jaren
arbeidsmigranten vanuit het buitenland in Limburg werken.
Een indicatie van het aantal arbeidsmigranten die als werknemer aan de
slag gaan, krijgen we op basis van het aantal uitgereikte arbeidskaarten.
Daarnaast kunnen onderdanen van de EU-landen hier als zelfstandige
aan de slag of naar hier gedetacheerd worden vanuit hun bedrijf.
De cijfers over het aantal arbeidskaarten geven maar een beperkt beeld
over arbeidsmigratie. Sommige vreemdelingen zijn, net zoals de
Belgen, vrijgesteld van een arbeidskaart. Het gaat bijvoorbeeld om
erkende vluchtelingen, personen die naar hier gekomen zijn in het
kader van gezinshereniging of mensen die huwen met een Belg of EU-
onderdaan. Zij worden niet opgenomen in de statistieken. De statis-
tieken bevatten bovendien zowel de aanvragen als de hernieuwingen.
Een werknemer kan in één jaar meerdere arbeidskaarten ontvangen.
De cijfergegevens stemmen dus in geen geval overeen met het aantal
effectief naar Limburg gemigreerde of in Limburg verblijvende buiten-
landse werknemers.
Bovendien moeten onderdanen van de nieuwe EU-lidstaten, waaron-
der Polen, sinds 1 mei 2009 niet langer over een arbeidskaart beschik-
ken om in België te kunnen werken. Voor Roemenië en Bulgarije, die
sinds 2007 lid zijn van de Europese Unie, zou deze verplichting gelden
tot eind 2011. De ministerraad koos er eind 2011 echter voor om de
grenzen nog niet te openen voor de Roemenen en de Bulgaren. Hun
toegang tot de arbeidsmarkt blijft daardoor beperkt tot eind 2013.
Roemenen en Bulgaren die in België willen komen werken kunnen dit
dus enkel met een arbeidskaart voor specifieke knelpuntberoepen (of
ze kunnen als zelfstandige aan de slag gaan).
Leeuwendeel arbeidskaarten B gaat naar Bulgaren en Roemenen
In de loop van 2010 reikte de Vlaamse Gemeenschap in Limburg 3.794
arbeidskaarten en –vergunningen uit aan vreemde arbeiders. In vergelij-
king met een jaar eerder, toen 4.031 arbeidskaarten en –vergunningen
uitgereikt werden, is dit een lichte daling. In vergelijking met 2008 is dit
meer dan een halvering. Dat Polen sinds 1 mei 2009 niet langer een
arbeidskaart moeten aanvragen, verklaart deze forse daling.
Het aantal afgeleverde arbeidskaarten B kent een daling. Arbeidskaarten
B zijn bedoeld voor echte arbeidsmigranten, werknemers die voor een
bepaalde job bij een bepaalde werkgever uit het buitenland naar België
komen. In 2010 werden in Limburg 2.731 van dergelijke arbeidskaarten
afgeleverd, ongeveer een 600-tal minder dan in 2009.
Bijna 87% van alle arbeidskaarten B gaan in 2010 naar onderdanen van
de nieuwe EU-lidstaten voor knelpuntberoepen. Zo kregen in 2010
1.198 Bulgaren en 1.151 Roemenen een arbeidskaart B om tewerkge-
25
dige interventies om mensen te leren omgaan met hun beperkin-
gen) en laat gespreksgroepen ervaringen over relatiethema’s uit-
wisselen.
Dat zal uitmonden in een vormingsaanbod dat bruikbaar is voor
andere diensten, verspreid over verschillende regio’s, en in bege-
leide groepsgesprekken voor heel diverse deelnemers.
• Op weg – Stad Beringen
De integratiedienst van de Stad Beringen wil met het project ‘Op
Weg’ het fenomeen huwelijksmigratie kaderen in een historische
context. Met creatieve methodieken wil de integratiedienst het
onderwerp bespreekbaar maken.
De integratiedienst leidt mensen uit de doelgroep op tot ‘intervie-
wers oral history’. Zij sporen vervolgens huwelijksmigranten op
die kunnen deelnemen aan het project. Ze nemen diepte-inter-
views af of leggen digitale fotoboeken aan.
Inwoners van Beringen kunnen in een verhalenroute kennisma-
ken met de huwelijksmigranten en hun verhaal: het Beringse thea-
tergezelschap vzw Padarijs gebruikt het bronnenmateriaal als
inspiratie voor korte theaterstukken die het in verschillende huis-
kamers in Beringen-Mijn opvoert.
• Partnerkeuze van de Turkse jongeren - Turkse Unie van België
De Turkse Unie van België is een landelijke vereniging voor
migranten.
De Unie wil het volledige verhaal van partnerkeuze en huwelijk bij
mensen van Turkse afkomst onder de loep nemen. Hoe worden
relaties gevormd en welke factoren spelen een rol? Dat de eerste
generatie Turkse migranten een partner zocht in het land van her-
komst, is niet verrassend. Hun sociaal netwerk lag immers in het
thuisland. Opmerkelijk is dat ook de tweede en derde generatie
migranten een partner in het land van herkomst vindt. De integra-
tietheorie stelt dat tweede- en derdegeneratiemigranten vaker hun
partner in het nieuwe land kiezen. Wat is er dan anders in de
Turkse gemeenschap?
De Unie organiseert groepsgesprekken om de motivatie achter
sommige keuzes te achterhalen. Ze wil mensen van Turkse
afkomst confronteren met de realiteit van huwelijksmigratie,
zowel positief als negatief. Zo wil ze hen motiveren om stil te
staan bij belangrijke levenskeuzes.
steld te worden in een knelpuntberoep. Verder reikt de Vlaamse
Gemeenschap arbeidskaarten B uit aan monteerders-specialisten
(68), hooggeschoolden (28), gedetacheerde hooggeschoolden, lei-
dinggevenden of stagiairs (89), au-pairs (23), beroepssporters (12) en
nog aan enkele andere categorieën.
In Limburg ontvingen 1.062 personen een arbeidskaart C. Deze
arbeidskaart is voor wie legaal in België verblijft, maar met zo’n kaart
ook het recht krijgt om te werken. Het gaat dan om onder meer gere-
gulariseerden, studenten of slachtoffers van mensenhandel en ont-
vankelijk verklaarde asielzoekers.
Het aantal arbeidskaarten C stijgt in vergelijking met een jaar eerder.
Een groot deel van de stijging komt er doordat asielzoekers sinds
begin 2010 na zes maand procedure kunnen werken tijdens de rest van
hun procedure. De gevolgen van deze wijziging zien we in het aantal
afgeleverde arbeidskaarten. Zo stijgt het aantal arbeidskaarten C voor
kandidaat-vluchtelingen van 46 in 2009 naar 530 in 2010.
Tenslotte is ook nog de arbeidskaart A. Na vier jaar werken met een
arbeidskaart B kan iemand een arbeidskaart A verkrijgen.
Fruitsector en bouw in trek bij arbeidsmigranten
Zowel de fruitteelt als de bouwsector zijn in Limburg belangrijke eco-
nomische activiteiten. Maar ze zijn ook erg arbeidsintensief en dus
goed voor heel wat werkgelegenheid. Naast Belgen worden ook heel
wat buitenlandse arbeidskrachten ingeschakeld.
Een idee van het aantal arbeidsmigranten in de fruitteelt kunnen we
krijgen op basis van gegevens van de Fruitcel van de VDAB. Voor het
jaar 2011 telden ze 11.717 Europese plukkers in de fruitstreek, een stij-
ging met 18,4% in vergelijking met een jaar eerder. Het aantal
Europese fruitplukkers zit al jaren in de lift. In 2006 waren er 3.063
Europese fruitplukkers actief in de gemeenten van de Limburgse
fruitstreek. Vijf jaar later steeg dit aantal tot 11.717, bijna een vervier-
voudiging.
Het merendeel van de buitenlandse seizoensarbeiders in Limburg
komt uit Polen. Een verklaring voor de sterke aanwezigheid van de
nieuwe EU-landen in de fruitpluk, is dat het inschakelen van seizoen-
sarbeiders uit Polen de afgelopen jaren erg vergemakkelijkt is.
Ook in de Limburgse bouwsector worden heel wat buitenlandse
arbeidskrachten ingeschakeld. Uit een bevraging van de Confederatie
Bouw en Voka Limburg bleek dat bijna één op drie Limburgse bouw-
bedrijven buitenlandse werknemers tewerkstelt. Voornaamste rede-
nen die de bedrijven hiervoor aanhalen is de krapte op de arbeids-
markt (20,8%), maar ook de loonkost (11,3%) en hun positieve
arbeidsattitude spelen mee. Meer dan de helft van de arbeidskrachten
zijn afkomstig uit Oost-Europa (54,8%), maar ook uit buurlanden
(29%) of uit andere EU-landen (29%).
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201126
9 5
4
3
2
0
1000
2000
3000
4000
5000
6000
7000
8000
9000
10000
11000
2003 2004 2005 2006 2007
arbeidskaart Aarbeidskaart Barbeidskaart C
761 1.003 916 822 946388
459 1.224
3.920
8.039
1
2008
980
9.653
3
2009
706
3.322
1
2010
1.062
2.731
Evolutie van het aantal afgeleverde arbeidskaarten voor Limburg
(2003 - 2010)
Bron: Vlaams Ministerie voor Werk en Sociale Economie
Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning
Twee seizoensarbeiders aan de slag in de Limburgse fruitpluk.
Mensen zonder wettig verblijf
Mensen zonder wettig verblijf leven zonder wettige verblijfsdocumen-
ten in België. ‘Illegalen’ of ‘mensen zonder papieren’ zijn andere,
minder correcte benamingen. Hoeveel mensen zonder wettig verblijf
in Limburg leven, is door hun relatieve onzichtbaarheid moeilijk in te
schatten.
In Limburg, uit de statistieken
De groep van mensen zonder wettig verblijf is een zeer diverse groep.
Sommigen verblijven van meet af aan illegaal in België. Ze zijn zonder
toestemming het land binnengekomen of met een toeristenvisum dat
intussen verlopen is. Anderen starten daarentegen wel met een legaal
verblijf maar slagen er niet in dit te behouden. Ze kiezen voor een
leven in de illegaliteit. Uitgeprocedeerde asielzoekers of gezinshereni-
gers, gewezen buitenlandse studenten of au pairs behoren onder meer
tot deze groep.
Ook de beweegredenen van mensen zonder wettig verblijf zijn zeer
divers. De Erasmus Universiteit van Rotterdam ondervroeg in
opdracht van de Belgische regering een 120-tal irreguliere migranten
in Brussel, Gent en Antwerpen. Hieruit bleek dat de economische ach-
terstandspositie vaak de directe aanleiding is om te migreren. Toch
spelen er vaak ook andere individuele beweegredenen mee. Ongeveer
één op vijf van de geïnterviewden geeft aan naar België te komen om
in een korte periode zoveel mogelijk geld te verdienen om dan terug te
keren naar het herkomstland. Daarnaast is er een omvangrijkere
groep die een wettig verblijf nastreven, bijvoorbeeld door huwelijk of
regularisatie. Een laatste groep, ongeveer één op drie van de geïnter-
viewden, accepteert het onwettig verblijf in België en is naar hier geko-
men om een nieuw bestaan op te bouwen, legaal of illegaal.
Schrijnende leefomstandigheden voor mensen zonder wettig verblijf
Er bestaat weinig betrouwbare informatie over de leefomstandighe-
den van mensen zonder wettig verblijf. Door hun precaire situatie val-
len ze immers volledig uit de officiële statistieken. Om deze leemte in
te vullen deed het Hoger Instituut voor Arbeid (HIVA) in opdracht van
het Steunpunt Armoedebestrijding een onderzoek naar de leefom-
standigheden van mensen zonder wettig verblijf.
Een bevraging bij 170 mensen zonder papieren geeft zicht op de moei-
lijke omstandigheden waarin ze leven. Negen op tien mensen zonder
wettig verblijf moeten rondkomen met een bedrag van minder dan
450 euro per maand. Slechts één op vijf mensen zonder papieren had
in de maand voor het interview gewerkt, meestal deeltijds of in het
zwart. Ongeveer de helft van de mensen verbleven in een woning, de
andere helft had een tijdelijk onderkomen in een voorziening of was
dakloos. De woningen van mensen zonder wettig verblijf zijn vaak van
erg lage kwaliteit met veel structurele gebreken. Meer dan één op drie
beoordelen bovendien hun eigen gezondheid als slecht of heel slecht.
Recht op onderwijs en dringende medische hulp
Mensen zonder wettig verblijf hebben geen verblijfsrecht in België.
Hierdoor zijn ze uitgesloten van de arbeidsmarkt en kunnen ze maar
in beperkte mate rekenen op steun van publieke voorzieningen. Toch
garandeert de overheid enkele fundamentele rechten: het recht op
onderwijs voor kinderen van mensen zonder wettig verblijf en het
recht op dringende medische hulp.
Huisvesting voor mensen zonder wettig verblijf
Mensen zonder wettig verblijf hebben in principe geen recht op
opvang. Voor hen is het vaak behelpen. Mensen zonder wettig verblijf,
die tijdens hun legaal verblijf een woning hebben, houden meestal zo
lang mogelijk vast aan deze woning. Huur betalen ze door zwartwerk.
In vele gevallen gaat het over woningen in het laagste segment qua
kwaliteit en comfort.
Er zijn uitzonderingen op bovenstaande regel. Personen zonder wet-
tig verblijf met minderjarige kinderen, die niet in staat zijn om in het
onderhoud van hun hulpbehoevende kinderen te voorzien, hebben
recht op opvang in een opvangcentrum. Het Valkenhof in Overpelt en
het opvangcentrum in Sint-Truiden vangen families zonder wettig ver-
blijf op.
Door de opvangcrisis en de overvolle opvangcentra werd Fedasil sinds
midden 2009 gedwongen elke nieuwe aanvraag van gezinnen zonder
wettig verblijf te weigeren. Enkel de gezinnen waartoe Fedasil door
een rechtbank op straffe van een dwangsom gedwongen werd opvang
te voorzien, kregen nog onderdak in een opvangcentrum. Eind 2010
vertegenwoordigden gezinnen zonder wettig verblijf dan ook nog
slechts 1,4% van de bewoners van het opvangnetwerk. Al bij al hebben
deze gezinnen weinig toekomstperspectief.
Uitwijzing, vrijwillige terugkeer of regularisatie
De federale overheid wijst mensen zonder wettig verblijf uit.
Daarnaast bestaat ook de mogelijkheid om vrijwillig terug te keren.
Soms worden mensen zonder wettig verblijf ook geregulariseerd.
In 2010 verlieten 8.780 mensen zonder wettig verblijf België, iets meer
dan in 2008 en 2009. Ongeveer één op drie (3.088 personen) doet dit
op vrijwillige basis. Hiervoor kan beroep gedaan worden op IOM, de
Internationale Organisatie voor Migratie. De IOM zorgt voor de orga-
nisatie van de terugreis en een beperkte financiële premie.
27
In 2010 werden 24.199 personen geregulariseerd. Dit is een kleine
10.000 personen meer dan in 2009 (14.830 personen) en ruim drie
keer zoveel dan in 2008 (8.369). Ongeveer de helft van de regularisa-
ties gebeurde omwille van een duurzame lokale verankering in België
(vijf jaar ononderbroken verblijf ).
Eind 2010 waren er nog meer dan 40.000 aanvragen in onderzoek. Op
zes jaar tijd heeft de dienst Humanitaire Regularisaties in België onge-
veer 80.500 personen geregulariseerd.
Begin juli nam de federale regering enkele maatregelen om het terug-
keerbeleid efficiënter te maken. Vrijwillige terugkeer krijgt de voor-
keur. Wie het bevel krijgt om België te verlaten krijgt nu 30 dagen om
het land te verlaten. Tot nu toe waren dat er maar vijf, wat voor veel
personen te kort was om zich voor te bereiden en waardoor vaak
beslist werd om onder te duiken in de illegaliteit. Uitgewezen perso-
nen zullen ook beter begeleid worden door de bevoegde instanties.
Door de langere periode en betere begeleiding wil de regering het aan-
tal personen dat vrijwillig het land verlaat, opkrikken. Wie dat niet
doet, zal gedwongen het land uitgezet worden. Dit zal ook gelden voor
wie het risico bestaat dat men zal onderduiken, voor wie een gevaar
vormt voor de openbare orde of wie een eerder bevel om het grondge-
bied te verlaten genegeerd heeft. Illegalen die in ons land op doorreis
zijn, zullen voortaan meteen opgepakt worden en worden uitgewezen.
Regularisatie
Eind juli 2009 wijzigde de federale regering grondig de manier waar-
op mensen zonder wettig verblijf geregulariseerd kunnen worden. De
grootste nieuwigheid was de tijdelijke regularisatiecampagne, waarbij
voor een korte periode soepelere criteria van kracht werden om een
verblijfvergunning te krijgen. Heel wat personen zonder wettig verblijf
kregen zo de kans om een toekomst in België uit te bouwen.
Daarnaast kwam er meer duidelijkheid over de criteria die al eerder
van kracht waren en werden enkele nieuwe criteria ingevoerd.
Wat is de impact geweest van deze tijdelijke regularisatiecampagne?
Uit cijfers van de Dienst Vreemdelingenzaken blijkt dat tussen 2009 en
mei 2011 12.494 dossiers werden geregulariseerd op basis van de nieu-
we éénmalige criteria zoals duurzame lokale verankering (11.162 dos-
siers) of op basis van werk (1.332).
Naast de tijdelijke regularisatiecampagne van 2009 blijft ook de
bestaande, vaste procedure bestaan. De instructie van 2009 zet een
aantal criteria op rij. Sommige daarvan bestonden al, maar worden nu
versoepeld.
Een eerste reeks criteria gaat over langdurige procedures. Volgende
mensen zonder wettig verblijf komen in aanmerking voor regularisa-
tie:
• een langdurige asielprocedure van minstens vier jaar, drie jaar
voor gezinnen met schoolgaande kinderen;
• een langdurige procedure volgend op een afgewezen asielaan-
vraag, met name een beroep bij de Raad van State of een regulari-
satieverzoek. Alle procedures samen duren minstens vijf jaar, voor
gezinnen met schoolgaande kinderen is dat vier jaar.
Een tweede reeks gaat over ‘prangende humanitaire situaties’. Dit zijn
situaties waarbij ‘een verwijdering uit België de schending zou kunnen
inhouden van een fundamenteel recht’. De instructie geeft ook enkele
specifieke categorieën zoals de volgende:
• de ouder van een Belgisch minderjarig kind;
• personen die hier zijn opgegroeid maar later teruggekeerd en nu
terug willen naar België;
• iemand met een Belgisch pensioen;
• families met schoolgaande kinderen met een afgesloten of han-
gende asielaanvraag en die minstens vijf jaar in België hebben ver-
bleven.
Belangrijke opmerking: de minister kan ook in andere gevallen een
regularisatie toestaan.
Tussen 2009 en mei 2011 werden 11.794 dossiers geregulariseerd,
deels op basis van de oude permanente criteria (7.365 dossiers) en
deels op basis van de nieuwe criteria (4.429 dossiers).
Meer info? Sociaal-Juridische dienstverlening van het Provinciaal
Integratiecentrum, [email protected] of 011 30 57 13.
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201128
“Na mijn regularisatie durf ik weer werkenaan mijn toekomst!”
Een uitspraak van Frunza Svetlana, een 47-jarige Genkse vrouw die
twee jaar geleden een goedkeuring kreeg voor regularisatie. Ze getuigt
over haar moeilijke leven voor de regularisatie, over haar huidige situ-
atie en toekomstplannen.
Frunza Svetlana vertelt
“Ik ben geboren in Oekraïne en als kleuter met mijn ouders naar
Moldavië gemigreerd. Na mijn huwelijk met Valeri, mijn man, bleven we
met ons gezin in Moldavië wonen. Maar mijn man kreeg problemen met
de dictatuur en de politiek. Daarom moesten we wegvluchten en onze
twee kinderen achterlaten. Tien jaar geleden kwamen we aan in
Limburg. We vroegen onmiddellijk asiel aan, maar dat werd ons gewei-
gerd. We waren radeloos, want we konden niet teruggaan naar Moldavië.
Deze periode was zeer moeilijk, zeker in het begin toen we hier alleen
waren. Na een tijdje maakten we nieuwe vrienden en toen ging het beter.
Gedurende twee jaar hebben we zelfs bij een vriend mogen wonen. Van
de kerk en het OCMW kregen we voedselpakketten. We hadden helemaal
geen inkomen en moesten leven van het geld van vrienden. Ik zocht altijd
naar nieuwe oplossingen om aan eten te geraken. Op de markt kocht ik
soms vleesafval voor honden voor 25 cent en dit deed ik dan bij de soep.
Mijn kleren kreeg ik van vriendinnen of kocht ik in de kringloopwinkel.
Ik was wel blij dat we op school Nederlands konden leren.
“Mijn geloof betekent heel veel voor mij. In Moldavië was ik orthodox,
maar nu ben ik eerder protestants. Dankzij de protestantse kerk heb
ik veel vrienden, ook Vlaamse. Mijn geloof was voor mij een grote
steun om de moeilijke tijd voor de regularisatie door te komen. Anders
was ik zeker gek geworden.”
“Sinds de regularisatie voel ik me veel beter: na een depressie van twee
jaar voelde ik me terug rustig. Ik had geen stress meer en was niet
meer bang dat de politie me zou tegenhouden of oppakken. We heb-
ben nog enkele maanden een uitkering van het OCMW gekregen,
maar nu gaat mijn man werken. Ik vind het fijn dat ik nu een normaal
leven kan leiden waarin niet meer alles draait om geld en overleven. Ik
ben heel blij om in België te wonen: er is democratie en het beleid is er
heel menselijk. In mijn vrije tijd lees ik graag en ik spreek soms af met
vriendinnen. Enkele jaren geleden was ik heel actief in de vereniging
Iskra die hulp aanbiedt aan Oekraïne: inzamelen van geld, kleding,
speelgoed. Dankzij de regularisatie kunnen mijn man en ik vrij rond-
reizen en bezoeken we verschillende protestantse kerken doorheen
Limburg: in Genk, Hasselt, Diepenbeek, Bilzen en Beverst. Daar ont-
moeten we onze beste vrienden!”
“In mijn thuisland heb ik het diploma schoonheidsspecialiste
behaald, maar tot nu toe heb ik geen werk kunnen vinden in deze sec-
tor. Daarom volg ik een opleiding verkoop: ik droom ervan om met dit
diploma werk te vinden als verkoopster. Binnen tien jaar hoop ik dat
ik nog even gezond mag zijn en dat ik als Belg door het leven mag
gaan. Dan wil ik naar de kapper gaan en zelf mooie nieuwe kleren
gaan kopen,… Dan kan ik me op en top vrouw voelen. Mijn kinderen
zijn ondertussen volwassen: mijn zoon is 28 jaar en mijn dochter 24
jaar. Ze wonen in Moldavië en we hebben geregeld contact met hen.”
Onderzoek 10.10
De getuigenis van Svetlana maakt deel uit van het onderzoek 10.10 uit-
gevoerd door het Provinciaal Integratiecentrum in 2011. Dit onder-
zoek richt zich tot twee groepen van tien personen: tien personen die
via huwelijksmigratie migreerden naar Limburg en tien personen die
na regularisatie een nieuw leven begonnen in Limburg. Via interviews
met deze nieuwe Limburgers geven we regularisatie en huwelijksmi-
gratie een menselijk gelaat: Wie zijn ze? Welke zorgen hebben ze?
Hoe participeren ze aan de samenleving? Wat doen ze in hun vrije tijd?
Welke toekomstperspectieven hebben ze?
29
We hebben heel lang moeten wachten op onze regularisatie. Ik
werd er zelfs depressief van. Maar uiteindelijk, na negen jaar
wachten, kregen we onze verblijfspapieren.
De situatie van de geregulariseerden verschilt sterk naargelang de
manier waarop ze in België zijn terechtgekomen. We onderschei-
den twee groepen: een eerste groep kwam eerder toevallig in België
terecht; een tweede groep kwam tijdelijk op bezoek met een toeris-
tenvisum omdat zij in Limburg vrienden of familie kenden.
Toevallig in Limburg terechtgekomen
Een eerste groep kwam toevallig in België terecht omdat ze mee-
gingen met een mensensmokkelaar en het aankomstland niet zelf
konden uitkiezen. Zij vroegen asiel aan in België en leefden in
moeilijke omstandigheden: samen met hun gezin woonden ze in
een klein kamertje van het asielcentrum. Daar waren er vaak span-
ningen tussen de verschillende nationaliteiten. Sommigen zochten
hulp bij vrienden: ze leenden geld en bleven er soms slapen.
Wanneer hun asielaanvraag geweigerd werd, bleven sommigen
illegaal in België wonen, omdat terugkeren naar het herkomstland
geen optie was. Dit was een zware periode: ze kregen voedselpak-
ketten en kledij van vrienden, woonden in bij vrienden en voelden
zich vaak depressief. Om aan deze moeilijke omstandigheden te
ontsnappen, vragen ze regularisatie aan. Maar de meesten moeten
vele jaren wachten op een antwoord. Omdat ze kunnen rekenen op
een grote groep vrienden slagen ze erin om te overleven. Onze
getuige, Frunza Svetlana, behoort tot deze groep. Zij en haar man
kregen veel hulp van hun geloofsgemeenschap: de orthodoxe
kerk. Na tien jaar werden ze geregulariseerd.
Via toeristenvisum
Een tweede groep geregulariseerden kwam naar België met een
toeristenvisum omdat hun partner of familie hier woont.
Onmiddellijk na hun aankomst vragen ze regularisatie aan via
gezinshereniging of huwelijksmigratie. Zij kunnen terugvallen op
steun door vrienden, familie en de allochtone gemeenschap.
Hierdoor hebben ze een gemakkelijker leven, zeker in vergelijking
met de eerste groep. Het valt ook op dat deze groep vlugger gere-
gulariseerd wordt.
Situatie na de regularisatie
De grootste verandering na regularisatie is het hebben van werk.
De geïnterviewden die werken zijn tevreden met hun job, maar ze
zouden toch liever een job vinden die meer aansluit bij hun diplo-
ma (behaald in het herkomstland) en interesse. Omdat ze nu zelf
geld verdienen, kunnen ze een woning huren en eten en kleding
kopen. Ze kunnen zelfs op vakantie gaan. Door het wegvallen van
stress slapen ze beter, zijn ze niet meer depressief, lopen ze met
een gerust hart rond op straat en kunnen ze aan hun toekomst wer-
ken. Hulp van het OCMW hebben ze niet meer nodig. Slechts twee
van de tien geïnterviewden ontvangen op dit moment, één of twee
jaar na de regularisatie, nog een uitkering van het OCMW.
WoonwagenbewonersVlaanderen telt vier groepen met een zogenaamde nomadische cultuur:
Voyageurs, Roma, Roms en Manoesjen. In Limburg zijn vooral de
Voyageurs en de Roma aanwezig. Maar eerst kort iets over de andere twee.
Roms en Manoesjen zijn al geruime tijd present in West-Europa:
Manoesjen vanaf de late middeleeuwen, Roms kwamen in de negen-
tiende eeuw. Roms en Manoesjen treffen we nauwelijks aan in
Limburg, enkel als ze op doortocht zijn. Met name Roms bezoeken
Limburg regelmatig als ze in het voorjaar en in de zomer rondtrekken,
meestal in groepjes van tien tot twintig caravans. Ze vinden dan voor
een paar dagen een plekje op een groot parkeerterrein of aan de rand
van een industrieterrein. Roms zijn vragende partij voor specifieke
doortrekkersterreinen, plekken die zijn uitgerust voor tijdelijk verblijf
van rondtrekkende groepen. Volgens het Ruimtelijk Structuurplan uit
2003 neemt het Limburgse provinciebestuur het op zich om mogelij-
ke locaties voor woonwagenterreinen te onderzoeken. Maar dat heeft
tot nu toe geen concrete resultaten opgeleverd.
Roma zijn de laatste decennia gemigreerd uit Oost-Europa, voorname-
lijk uit Kosovo, Roemenië en Slovakije. Roma zijn niet rondtrekkend,
maar wonen in huizen of appartementen. Wel verhuizen ze vlot van de
ene plaats naar de andere. Roma vinden we vooral terug in de grote ste-
den, maar ook in verschillende Limburgse gemeenten wonen Roma.
Zoals gezegd zijn in Limburg de Voyageurs de grootste groep met een
nomadische cultuur. Voyageurs zijn autochtonen, ze stammen af van
rondtrekkende handelaars en ambachtslieden. Ze zien zichzelf duide-
lijk als een aparte groep, anders dan de ‘burgers’ of ‘boeren’. Naar
schatting wonen er een duizendtal Voyageurs in Limburg, driehonderd
tot vierhonderd gezinnen. Hiervan wonen er ruim tweehonderd in een
woonwagen: 158 op een erkende standplaats op een erkend woonwa-
genterrein, de anderen op een niet erkend woonwagenterrein of als ille-
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201130
Huidige erkende standplaatsen voor woonwagenbewoners
in Limburg (2011)
gemeente aantal
As 6
Ham 8
Hasselt 26
Genk 46
Maaseik 26
Maasmechelen 28
Sint-Truiden 18
totaal 158
Bron: Provinciaal Integratiecentrum
Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning
gale bijstaander op een erkend terrein. Een groot aantal woonwagenbe-
woners woont in een huis, al dan niet noodgedwongen. Maar ook dan
blijven ze, zowel voor zichzelf als voor de groep, echte Voyageurs.
Het grootste probleem voor de Voyageurs is het tekort aan erkende
standplaatsen. Op sommige terreinen staan meer gezinnen dan offi-
cieel toegelaten, andere terreinen zijn volledig illegaal. Er zijn ook
Voyageurs die nu noodgedwongen in een huis wonen en graag terug
naar een woonwagen willen. En er dient zich ook een nieuwe genera-
tie aan die de traditie wil verder zetten.
In eerste instantie is het een opdracht voor de gemeentebesturen om
te zorgen voor standplaatsen, alhoewel recent ook wel wordt nage-
dacht over de oprichting van private woonwagenterreinen. Van hoger-
hand krijgt de gemeente wel een aantal beleidsinstrumenten aange-
reikt om die opdracht daadwerkelijk te realiseren:
• Wonen in een woonwagen is sinds 2001 een erkende woonvorm.
• De inrichting van een woonwagenterrein met de nodige infra-
structuur wordt volledig gesubsidieerd: negentig procent door de
Vlaamse overheid, tien procent door de provincie Limburg.
• Het ruimtelijk structuurplan van de provincie Limburg uit 2003
legt aan een aantal Limburgse gemeenten een taakstelling op voor
nieuwe of bijkomende standplaatsen.
Vooral van die laatste maatregel werd veel verwacht: deze stevige voor-
zet van het provinciebestuur zou veel gemeentebesturen over de streep
trekken. Met name gaat het over acht gemeenten in het kleinstedelijk
gebied en over het regionaal stedelijk gebied Hasselt-Genk.
Zonhoven, Diepenbeek en Hasselt zouden eventueel een taakstelling
voor 48 standplaatsen opgelegd krijgen omdat delen van deze
gemeenten kunnen behoren tot het regionaal stedelijk gebied Hasselt-
Genk. Genk heeft nu al 46 standplaatsen.
Ondanks het Ruimtelijk Structuurplan blijft de uitvoering in heel wat
gemeenten dode letter. Wat is de huidige stand van zaken?
• Bilzen en Bree zijn de goede leerlingen van de klas, zij hebben een
locatie aangeduid en vastgelegd en zijn nu bezig met de uitwer-
king van de concrete plannen voor de inrichting van het woonwa-
31
Taakstelling standplaatsen woonwagenbewoners
gemeente aantal
Bilzen 15
Bree 8
Leopoldsburg 8
Beringen 22
Lommel 17
Neerpelt 8
Overpelt 8
Tongeren 17
Hasselt-Genk 48
Bron: Provinciaal Integratiecentrum
Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning
genterrein. Bilzen heeft een bouwaanvraag ingediend. Nu is er een
terrein ingericht met zes standplaatsen. Dit wordt verder uitge-
breid met zeven extra standplaatsen. Bree start in het najaar van
2011 met de aanbestedingsprocedure en in het voorjaar van 2012
met de werken. Normaal gezien kunnen de bewoners in 2012 het
terrein in gebruik nemen.
• Leopoldsburg heeft ook een locatie aangeduid. Na een studie zal
er een masterplan worden opgemaakt en een ruimtelijk uitvoe-
ringsplan voor het woonwagenterrein uitgewerkt worden.
• Lommel is bezig met een masterplan waarin ook het woonwagen-
terrein wordt opgenomen.
• Neerpelt en Overpelt wachten nog op een verdere gebiedsafbakening
• Beringen heeft een locatie voor een woonwagenterrein, maar deze
moet nog vastgelegd worden in een ruimtelijk uitvoeringsplan.
• Tongeren heeft momenteel geen locatie aangeduid. Er zijn nog geen
verdere concrete stappen voor een ruimtelijk uitvoeringsplan.
Voor het regionaal stedelijk gebied Hasselt-Genk is het nog steeds
wachten op de afbakening door de Vlaamse overheid.
Los van deze taakstelling zijn er in de provincie andere, positieve ont-
wikkelingen:
• Meeuwen-Gruitrode werkt verder aan de concrete uitvoering van
een terrein voor vier gezinnen en heeft een subsidieaanvraag inge-
diend. De werken starten in het voorjaar van 2012.
• Maaseik ontwerpt naast het bestaande woonwagenterrein een
nieuw terrein voor vijftien bijkomende standplaatsen. Er is een
voorontwerp van het ruimtelijk uitvoeringsplan.
• Zonhoven is, los van een mogelijke opdracht binnen het regionaal
stedelijk gebied Hasselt-Genk, van plan het huidige niet erkende
terrein te verbeteren en uit te breiden. Er is een voorontwerp van
het ruimtelijke uitvoeringsplan.
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201132
Al 60 jaar lang maakt Finland werk van een beleid op vlak van Roma.
Finland koos resoluut voor de integratie van Roma met behoud van
hun eigen cultuur. Het is het enige Europese land dat al zo vroeg die
weg is op gegaan. Finland heeft de voorbije decennia dan ook heel
wat ervaring verzameld. Tijd om die ervaring te delen vond Vroem
vzw, de Vlaamse vereniging voor Voyageurs, Roms, Roma en
Manoesjen. Ze nodigden drie Finse experts uit voor een bezoek op
verschillende plaatsen in Vlaanderen. Het werd een wederzijdse
zoektocht naar de succes- en faalfactoren van het Finse Romabeleid.
Hoe doen Roma het in Finland?
Finland staat duidelijk ver voorop als het op de integratie van Roma
aankomt. Finland kent geen Roma’s die in getto’s wonen. Roma’s
wonen gewoon tussen de andere burgers in huizen, het resultaat van
een grootscheepse huisvestingscampagne in de jaren ’70.
Ook op vlak van onderwijs en werk gaat het goed. Alle
Romakinderen en –jongeren voldoen aan de leerplicht en Roma zijn
in dezelfde sectoren actief als de rest van de bevolking.
Een aantal zaken verdient nog specifieke aandacht. Zo volgen Roma in
het middelbaar onderwijs nog onvoldoende de richtingen met het mees-
te toekomstperspectief. Verder is er nog discriminatie op de arbeidsmarkt
en is er nog marginaliteit met een probleem van meer druggebruik.
“Als we nu geen beleid ontwikkelen zullen we blijven worstelen met
een gemarginaliseerde bevolkingsgroep”
In Finland wonen zo’n 10.000-tal Roma. Tot de jaren ’60 leidden ze
een nomadisch bestaan, gekenmerkt door uitstoting, armoede en
ziekte. Ook in België kwam het nomadische bestaan van Manoesjen,
Roms, Roma en Voyageurs tot stilstand. In tegenstelling tot Finland
ontwikkelde België echter nooit een echt Romabeleid. Hierdoor
worden deze groepen nog steeds uitgesloten, zijn ze armer dan de
gemiddelde Vlaming en hebben ze een levensverwachting die bijna
twintig jaar korter is.
Ook de Roma die zich recent in Vlaanderen vestigen, verkeren in een
gelijkaardige situatie van uitstoting en ziekte. Een extra moeilijkheid
is het ontbreken van een gemeenschappelijke tussentaal, waardoor
een goede communicatie niet vanzelfsprekend is.
De boodschap is duidelijk: als we nu geen beleid ontwikkelen zullen
we blijven worstelen met een gemarginaliseerde bevolkingsgroep.
Wat maakt Finland succesvol?
Wat maakte het Finse Romabeleid zo succesvol? Een aantal goede
praktijken spelen een rol:
• Schakel brugfiguren in om Roma toe te leiden naar reguliere
organisaties
• Huisbezoeken verhogen onderwijsparticipatie
• Voorzie budgetten voor specifieke doelen
• Betrek Roma bij het beleid en doe dingen samen
• Werk aan verandering op lange termijn
Wat het studiebezoek duidelijk aantoonde, is dat er bij veel beroeps-
krachten nog heel wat vragen leven rond Roma en dat er nood is aan
goede praktijken.
Meer info over het studiebezoek: www.vroemvzw.be
Finland licht succesfactoren van Roma integratiebeleid toe
2. OnderwijsSegregatie in het LimburgseonderwijsHet afgelopen jaar laaide het debat rond concentratiescholen hevig op.
De discussie rond zwarte en witte scholen ontlokte straffe uitspraken
van het beleid, het onderwijs en de man in de straat. Jammer genoeg
niet altijd gebaseerd op feiten of op wetenschappelijk onderzoek.
Daarom zet dit hoofdstuk een aantal zaken op een rijtje. Wat is etnische
segregatie? Hoe komt deze tot stand? Brengen zwarte scholen het er op
vlak van onderwijsprestaties slechter vanaf ? En hoe zit het in Limburg?
Dit doen we op basis van cijfers van het Vlaams Ministerie van
Onderwijs. Maar ook op basis van het SINBA-onderzoek, een groot-
schalig onderzoek van drie universiteiten (Gent, Leuven en
Antwerpen) naar de omvang, de oorzaken en de gevolgen van etnische
segregatie in Gent, Antwerpen en Genk.
Segregatie binnen Vlaams onderwijs een feit
Als men over segregatie spreekt, verengt de discussie zich vaak tot het
onderscheid tussen witte en zwarte scholen. Zwarte scholen zijn dan
die scholen waar het merendeel van de schoolpopulatie bestaat uit
allochtone leerlingen. Vaak wordt er dan vanuit gegaan dat kinderen
in die scholen minder goed leren en er minder vooruitgang boeken.
Zo zouden ze meer achterstand oplopen.
De term segregatie kan niet alleen slaan op de concentratie van allochto-
ne leerlingen, maar ook op de concentratie van kansarmoede binnen een
school: vaak wordt niet alleen gekeken naar de concentratie van alloch-
tone leerlingen, maar ook naar de concentratie van kansarmoede.
Vast staat dat binnen het Vlaamse onderwijs zowel segregatie naar etni-
sche herkomst als naar sociale achtergrond een feit is. De spreiding van
allochtone en kansarme leerlingen over de verschillende scholen is erg
ongelijk. De segregatie is echter niet overal even hoog. Zo leert het
SINBA-onderzoek dat leerlingen in Genk minder gescheiden naar
school lopen dan in Antwerpen. In Antwerpen zijn de scholen dan wel
weer een betere afspiegeling van de buurt dan de Genkse scholen.
Segregatie kan dus absoluut of relatief zijn: streeft men naar een gelijke
spreiding van de verschillende etnische groepen of wil men dat de
school een afspiegeling is van de etnische diversiteit in de buurt?
Hoe komt segregatie tot stand?
Etnische segregatie is dus vaak een logisch gevolg van de samenstel-
ling van de buurt. Zo is het niet onlogisch dat een school in een con-
centratiewijk een concentratieschool zal zijn. Wat ook meespeelt is de
vrijheid van schoolkeuze van de ouders: ouders hebben het recht om
te kiezen voor een bepaalde school en andere scholen te mijden. Uit
het onderzoek blijkt dat naarmate de sociaaleconomische status van
ouders stijgt, ze meer geneigd zullen zijn zwarte scholen te mijden. De
perceptie van de lagere onderwijskwaliteit in zwarte scholen is hierbij
doorslaggevend. Zowel de autochtone als allochtone middenklasse
halen hun kinderen weg bij deze scholen. Verder blijkt uit het onder-
zoek dat allochtone en kansarme ouders minder informatiebronnen
hebben bij hun schoolkeuze en het moeilijker hebben om een
geschikte school te vinden.
33
Aantal Limburgse basisscholen naar aandeel leerlingen thuistaal
niet-Nederlands
aandeel TNN aantal %
<5% 143 45,5%
5 - 10% 60 19,1%
10 - 30% 73 23,2%
30 - 50% 22 7,0%
50 - 70% 9 2,9%
> 70% 7 2,2%
totaal aantal scholen 314 100,0%
Aantal Limburgse secundaire scholen naar aandeel leerlingen
thuistaal niet-Nederlands
aandeel TNN aantal %
<5% 72 50,0%
5 - 10% 23 16,0%
10 - 30% 42 29,2%
30 - 50% 7 4,9%
totaal aantal scholen 144 100,0%
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201134
Spelen met taal op school
De Luchtballon, een lagere school in Heusden-Zolder, organiseerde
op 25 februari 2011 een taaldag. Leerlingen en leerkrachten deden een
hele dag lang creatieve taalactiviteiten. Directeur Carlo Gysens vertelt:
“Taal en discipline zijn voor onze school heel belangrijk. Omdat een
groot deel van de kinderen thuis geen of weinig Nederlands spreken,
zorgen we ervoor dat ze op school maximaal de kans krijgen om veel
Nederlands te spreken. Zo kwamen we op het idee van de taaldag.”
Wereldklas
Meesters Peter en Stijn en juffrouw Katrien zijn de stuwende krachten
achter dit taalproject. Kristof, meester van de wereldklas, legt uit
waarom de taaldag zo belangrijk is: “Mijn leerlingen wonen in het
opvangcentrum voor asielzoekers in Heusden en kennen nog maar
weinig Nederlands. In deze onthaalklas krijgen ze de kans om heel
snel Nederlands te leren: begrijpen van afspraken, basiskennis
Nederlands en wiskunde. Dit alles met de bedoeling leerlingen zo snel
mogelijk te laten doorstromen naar de gewone leerjaren. De taaldag is
voor mijn leerlingen een extra kans om spelenderwijs Nederlands te
leren en vriendjes op school te leren kennen.”
Creatieve monsters
Meester Peter: “We hebben de leerlingen in groepjes ingedeeld binnen
de drie graden, over de klassen heen. Op die manier breken ze uit hun
klasgroep en leren ze andere kinderen kennen. Ook de nieuwe leerlin-
gen van de wereldklas. De groepjes, onder leiding van een vaste leer-
kracht, volgden een parcours van diverse taal-workshops: fantasie,
drama, bewegingsexpressie, expressief spreken en muziek. Bij de
workshop fantasie vertelde een leerkracht het verhaal over monster
Gruffalo. De kinderen kregen geen prenten te zien, maar moesten hun
fantasie laten werken. Hoe ziet dit monster eruit? Welke bijzondere
dingen kan het monster? Daarna tekenden of boetseerden ze hun
monster: met stekels, met veren, met lange tanden, met een lange
staart… en ze vertelden over de avonturen van hun monster. Bij de
workshop muziek kregen leerlingen de kans geluiden toe te voegen in
hun verhaal: harde geluiden voor het monster, zachte geluiden voor de
muis, angstaanjagende muziek bij spanning…Voor de workshop
drama huurden we een acteur
in, Steven Fichaux van Inpetto.
Deze creatieveling slaagt erin
om je remmen los te gooien en
je te laten experimenteren met
mime, stem en bewegingen.
Dat was voor iedereen, kinde-
ren én leerkrachten, een heel
leuke ervaring. Hierdoor dur-
ven we nu als leerkracht ook
meer drama inbouwen in de
dagelijkse lessen en staan de leerlingen er meer open voor.”
Extra troef
Meester Stijn: “Bovendien heeft onze school een extra troef: door de
sluiting van de secundaire afdeling vorig jaar, zijn er heel wat klaslo-
kalen vrijgekomen die we nu een andere bestemming hebben gege-
ven. Tijdens de taaldag was dit ideaal: We hebben een knutsellokaal,
een expressielokaal, een dramalokaal, een vertelhoek. Organisa-
torisch gezien was het dus gemakkelijk omdat we geen bestaande
klassen moesten herinrichten voor één dag. ”
Zijn zwarte scholen effectief slechtere scholen?
In heel het debat rond concentratiescholen komen telkens dezelfde
argumenten terug. Zwarte scholen zouden het onderwijspeil van
autochtone leerlingen doen dalen en ook het algemene niveau van de
school naar beneden halen. In meer heterogeen samengestelde scho-
len zouden sterkere leerlingen de prestaties van zwakkere leerlingen
kunnen optrekken.
Uit onderzoek blijkt dat concentratie niet noodzakelijk een negatief
effect heeft op de leerwinst van leerlingen. De onderwijsprestaties van
leerlingen worden op de eerste plaats bepaald door de individuele
socio-economische en etnische achtergrond. Onafhankelijk van het
soort school presteren leerlingen met een hogere socio-economische
achtergrond beter dan leerlingen met een lagere socio-economische
achtergrond en autochtone leerlingen iets beter dan allochtone leer-
lingen. In scholen met een hogere concentratie aan allochtonen of
kansarme leerlingen zullen de onderwijsprestaties gemiddeld gezien
dus minder hoog zijn.
De individuele achtergrondkenmerken van de leerlingen zijn dus
belangrijk, maar speelt de schoolsamenstelling een rol? Scoren kans-
arme kinderen beter in scholen met kansrijke kinderen en scoren
kansarme kinderen slechter in scholen met meer kansarme kinderen?
Het SINBA-onderzoek geeft op deze vraag een antwoord. De samen-
stelling van de schoolpopulatie heeft invloed, zij het genuanceerd.
Concentratie van kansarmoede kan de gemiddelde prestaties van indi-
viduele leerlingen naar beneden halen. Leerlingen met ouders uit de
middenklasse blijven echter goed scoren, zowel in ‘witte’ als ‘zwarte’
scholen, leerlingen uit zwakkere milieus zijn daarentegen gevoeliger
voor de negatieve effecten van de schoolsamenstelling.
De concentratie van kansarmoede in een school heeft dus een licht
negatief effect, vooral op de sociaal zwakkere leerlingen. Wat geen
effect heeft is de concentratie van allochtone leerlingen. Er zijn zwar-
te scholen die het uitstekend doen, maar ook die slecht presteren. Het
sociaaleconomische profiel van een school is dus doorslaggevender
dan het aandeel allochtone leerlingen. In de praktijk blijken scholen
met veel allochtone leerlingen echter ook scholen te zijn met veel
kansarme leerlingen.
Concentratiescholen kunnen dus zowel goede als slechte prestaties
neerzetten. Sommige zwarte scholen hebben door de jaren heen net
heel wat ervaring en goede praktijken uitgebouwd. Ook de extra mid-
delen die ze krijgen in kader van het Gelijke Onderwijskansenbeleid
kunnen ingezet worden om de leerwinst van hun leerlingen te maxi-
maliseren. Uit het SINBA-onderzoek blijkt ook dat verwachtingen van
de leerkrachten naar de leerlingen toe een effect kunnen hebben. In
scholen met een hogere concentratie aan allochtone of kansarme leer-
lingen liggen de verwachtingen van de leerkrachten vaker lager. Ze
verwachten minder van hun leerlingen. Dit leidt vaak tot onbewuste
mechanismen die de leerwinst van allochtone en kansarme leerlingen
verminderen: ze worden minder aan het woord gelaten, de leerkrach-
ten geven hen minder tijd om te antwoorden op vragen, ze worden
vaker bekritiseerd en minder aangemoedigd.
Niet alleen schoolprestaties argument voor sociale mix
Heel de discussie rond concentratiescholen wordt vaak herleid tot een
discussie rond het effect op schoolprestaties. Daarnaast is een school
de ontmoetingsplaats bij uitstek, waar kinderen in contact komen met
de diversiteit in de bevolking. Zo blijkt uit het onderzoek dat voor
autochtone leerlingen de school waar ze school lopen, bepalend is
voor het al dan niet hebben van allochtone vrienden of vriendinnen.
Niet alleen schoolprestaties zijn dus belangrijk in de discussie rond
sociale mix, even belangrijk is het om de rol van de school als plaats
waar leerlingen met elkaar in contact komen, mee te nemen.
Hoe zit het in Limburg?
Om een beeld te krijgen van etnische segregatie in Limburg doen we
beroep op de gegevens rond thuistaal. Deze gegevens zijn beschikbaar
op de website van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming.
Omdat deze gegevens ook per school beschikbaar zijn, kunnen we
met enige voorzichtigheid zicht krijgen op de etnische segregatie in
Limburg.
Limburg telt ongeveer 9.500 leerlingen in het basisonderwijs waarbij
de taal die thuis gesproken wordt niet het Nederlands is. Dit is onge-
veer één op negen (11,9%) van de bijna 80.000 leerlingen die in het
basisonderwijs schoollopen. Voor hen verschilt de thuistaal dus van
de onderwijstaal. In het Limburgse gewoon secundair onderwijs is dit
aandeel iets lager. Daar is voor 7,7% van de leerlingen (4.820) de
thuistaal niet het Nederlands. De laatste 3 jaren steeg het aandeel leer-
lingen met thuistaal niet-Nederlands zowel in het basisonderwijs (van
11,0% naar 11,9%) als in het gewoon secundair onderwijs (van 7,1%
naar 7,6%) lichtjes.
35
0,0%
2,0%
4,0%
6,0%
8,0%
10,0%
12,0%
14,0%
basisonderwijs
2008 2009 2010
secundair onderwijs
Evolutie van het aandeel leerlingen met thuistaal niet-Nederlands
in Limburg (2008-2010)
Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming – AgODi – afdeling Advies en Ondersteuning (01.02.2008-2009-2010)
Verwerking: provincie Limburg – Directie Mens – Steunpunt Sociale Planning
Het aandeel leerlingen met thuistaal niet-Nederlands varieert sterk
per gemeente. Het hoogste aandeel leerlingen met thuistaal niet-
Nederlands in het basis- en secundair onderwijs vinden we in de mijn-
gemeenten: Heusden-Zolder (29,0% en 22,2%), Genk (27,2% en
14,3%), Beringen (24,6% en 18,4%), Maasmechelen (24,5% en 7,9%)
en Houthalen-Helchteren (20,7% en 13,4%).
Het aandeel leerlingen thuistaal niet-Nederlands in een gemeente
leert ons niets over de segregatie binnen die gemeente. Een gemeente
kan een hoog aandeel leerlingen met als thuistaal niet het Nederlands
hebben en toch weinig segregatie kennen. Als alle leerlingen thuistaal
niet-Nederlands perfect gespreid zijn over alle scholen is er immers
geen segregatie. Dit is pas het geval als het aandeel leerlingen thuis-
taal in enkele scholen heel hoog is, terwijl dit in de andere scholen
heel laag blijft.
Als we alle Limburgse basisscholen bekijken, zien we dat er scholen
zijn zonder leerlingen met een andere thuistaal, maar ook scholen
waar het aandeel piekt tot meer dan 90%.
In 45% van de 314 Limburgse basisscholen is het aandeel leerlingen
met thuistaal niet-Nederlands (TNN) lager dan 5%. In iets minder dan
één op vijf scholen (19,1%) schommelt het aandeel tussen de 5 en 10%.
In 23,2% van de Limburgse scholen ligt het aandeel iets hoger, tussen
10 en 30%. In 38 Limburgse ( 12% van het totaal aantal) scholen is het
aandeel leerlingen met thuistaal niet het Nederlands hoger dan 30%. In
het gewoon secundair onderwijs is het aandeel leerlingen met thuistaal
niet het Nederlands in de helft van de scholen lager dan 5%. In ongeveer
één op zes scholen (16,0%) varieert het aandeel tussen 5 en 10%, in
29,2% tussen 10 en 30%. In 5% van de scholen ligt het aandeel leerlin-
gen met als thuistaal niet het Nederlands tussen de 30 en 50%.
Vragen rond diversiteit op school? Neem contact op met de clus-
ter interculturalisering van het Provinciaal Integratiecentrum:
www.limburg.be/interculturalisering
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201136
Het promoteam van het Provinciaal Integratiecentrum gaat ook in
2012 opnieuw op pad.
een hele mediastorm. Ja, het is waar, juf Asli sprak geen Nederlands
toen ze hier startte. Maar dat verandert snel. Met de overige leerkrach-
ten kan ze overigens heel goed communiceren: ze beheerst het Engels
als de beste. Bovendien: we maken het de Turkse gemeenschap hier-
door echt niet makkelijker: de kinderen moeten van ver komen, som-
migen vertrekken zelfs om 7 uur, en ze moeten extra betalen voor het
vervoer. En waarom we geen Vlaamse leerkracht van Turkse afkomst
onder de arm hebben genomen? Enerzijds omwille van financiering
(juf Asli wordt betaald door de Turkse overheid, nvdr.), anderzijds
omdat zij vaak slecht Turks praten. Tenslotte: we zijn een engagement
aangegaan voor een jaar, maar zullen eind december een grondige
evaluatie organiseren.”
Verder organiseerde de provincie op 20 oktober 2011 voor het eerst een
Staten-Generaal rond taal, onder het motto "Taal is van iedereen!".
Daarmee wil het Steunpunt Onderwijs ook op beleidsmatig en meer
structureel niveau nadenken over het belang van taal en een goede
kennis ervan. Als provinciale partner ging het Provinciaal
Integratiecentrum daarom mee op zoek naar manieren om, samen
met anderstalige Limburgers, onderwijs, Kind&Gezin, het Huis van
het Nederlands, vrijetijds- en werknemersorganisaties, gemeentes,…,
onze provincie taalvaardiger te maken. We begeleidden daartoe op 13,
14 en 15 september gesprekken met vertegenwoordigers van alle
mogelijke gemeenschappen in Limburg. Hun relaas vind je terug op
onze website. In het voorjaar van 2012 krijgt dit traject een vervolg.
Meer info? http://www.limburg.be/statengeneraal
Taal & Kansen
Taal, participatie en integratie zijn onlosmakelijk met elkaar verbon-
den. Maar, taallessen alleen volstaan niet om het Nederlands onder de
knie te krijgen. Een taal leer je pas echt door ze veelvuldig te gebruiken
in natuurlijke contacten in gevarieerde contexten. Zowel in opvoe-
ding, onderwijs, vrije tijd als werk liggen kansen verscholen om
bewust(er) om te gaan met de ontwikkeling van taalvaardigheid.
Daarom organiseert het Provinciaal Integratiecentrum i.s.m.
Vormingplus Limburg ook gespreksgroepen. Met het project
‘vriendENtaal’ kunnen taalleerders elke week op een ongedwongen
manier hun Nederlands oefenen.
Daarnaast is het voor kinderen belangrijk om in een omgeving te kun-
nen opgroeien die rijk is aan taal. Daardoor kan het zinvol zijn dat kin-
deren eerst een goede kennis opdoen van hun moedertaal, en dan pas
de stap zetten naar het Nederlands. Want, vaak leidt dit ook tot een
betere beheersing van het Nederlands.
Belangrijk is wel dat de overstap naar het Nederlands goed begeleid
wordt. Zowel de kinderen als de ouders moeten die immers in een niet
bedreigende omgeving kunnen zetten. Daarom besloot de
Basisschool Sint Jan in Kerkhoven (Lommel) om dit jaar met een
proefproject te starten. Directeur Danny Huijsmans: “Tijdens het eer-
ste trimester springt juf Asli drie uren bij in de klas met de kleinste
kleuters. Juf Asli heeft daarbij tot doel om voor die kleinste kleuters
die het Nederlands niet goed machtig zijn, een veilige omgeving te
creëren. Doordat ze zich meer op hun gemak voelen, zullen ze ook
sneller openbloeien en het Nederlands beter gaan beheersen. Het is
zeker niet de bedoeling dat ze een klasje binnen de klas organiseert!”
Het welbevinden van de kinderen staat dus centraal, met als doelstel-
ling om uiteindelijk meer kansen te creëren voor de kinderen.
De directeur ziet nog andere voordelen: “Juf Asli kan niet alleen het
welbevinden van de kleinste kleuters verhogen. Vaak geldt dat ook
voor de juffen. Zijn er vragen over bepaalde opvattingen? Is er een
moeilijke communicatie met de ouders omwille van de taal? Juf Asli
kan telkens inspringen en een brugfunctie vervullen. Zij kan ook de
Turkse ouders, zelfs al zijn dat er niet veel voor onze school, meer
betrekken bij het schoolgebeuren.” En de kinderen zelf ? Die vinden
het allemaal even normaal om soms een extra juf in de klas te hebben.
Met het project geeft de school een extra impuls aan haar al ruime aan-
bod Nederlands leren. Zo zet ze traditioneel sterk in op het creëren
van een rijke, talige omgeving door het werken met Japanse vertel-
theaters, een dagelijks kringgesprek ’s ochtends, taalinitiatie Frans,
extra aanbod aan logopedie,… Toch was niet iedereen even opgezet
met het initiatief. Begin oktober kwam het herhaaldelijk in het natio-
nale nieuws, vaak met heel wat kritiek. Die kritiek trof de directeur:
“Terwijl wij het beste voor hebben met onze leerlingen, ontstond er
37
Het provinciaal Educatief Centrum vanaf
nu ook online te bezoeken
Het provinciaal Educatief Centrum is een gespecialiseerd leermidde-
lencentrum waar je allerlei actuele educatieve materialen en methodie-
ken kan uitlenen. Je vindt er boeiend les- en spelmateriaal en interes-
sante methodieken om je lessen, vorming, ondersteuning of overleg
extra te kruiden. Verschillende thema’s komen aan bod: opvoedings-
ondersteuning, welbevinden van kinderen en jongeren, gezondheid,
Nederlands voor anderstaligen, taalstimulering, wereldburgerschap
en interculturalisering. Iedereen die actief is in het onderwijs, vor-
ming, jeugd, integratie, opvoeding, socio-cultureel welzijn en
gezondheid is van harte welkom.
Begeleiding op maat
Bezoekers krijgen in het Educatief Centrum begeleiding op maat bij
hun zoektocht naar lesmateriaal. Welk didactisch materiaal speelt het
best in op mijn vraag? Hoe kan ik het lesmateriaal concreet gebruiken
in de klas? Welke methodiek is geschikt om Nederlands te geven aan
volwassen analfabeten? Kan ik ouders op een speelse manier laten
praten over opvoeding? …. Medewerkers van het Educatief Centrum
kunnen deze vragen concreet beantwoorden en maken elke bezoeker
wegwijs in het aanbod.
Vorming over leermiddelen Nederlands voor peuters en kleuters
van 0 tot 6 jaar
Op 7 oktober 2011 organiseerde Els Gys, verantwoordelijke voor het
materiaal Nederlands voor anderstaligen en taalstimulering een vor-
ming over leermiddelen Nederlands voor peuters en kleuters van 0 tot
6 jaar. Enkele kleuterjuffen, medewerkers van de Centra voor leerlin-
genbegeleiding (CLB), Schoolopbouwwerk (SOW) en de Centra voor
Algemeen Welzijnswerk (CAW) namen deel.
De deelnemers kregen er de kans om kennis te maken met nieuwe
leermiddelen. De interactie tussen de deelnemers en het uitwisselen
van ervaringen zijn cruciaal. Hierop lag dan ook het zwaartepunt van
de vorming. Er werd ook stilgestaan bij mogelijkheden om het schrij-
ven bij kleuters te stimuleren.
Schrijfdans, Ik pen!, Ik schrijf, Vormensporen en doolhoven (kopieer-
map) zijn didactische materialen om jonge kinderen voor te bereiden
op het schrijven. Els: “Vooral het schrijbelen met liedjes is zeer amu-
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201138
Nieuwe lespakketten onderwijs
In 2011 ontwikkelde het Provinciaal Integratiecentrum enkele nieuwe
lessenpakketten. Hierdoor kan een geactualiseerd pakket vormingen
worden ingezet. Zo werd het bestaande vormingsprogramma rond
huwelijk en migratie aangevuld met een vormingsprogramma rond
migratiegeschiedenis, en een vormingsprogramma rond hoofddoe-
ken en tulbanden. De programma’s omvatten enkele lesmethodieken
en worden ondersteund met audiovisuele middelen.
Roots!, het vormingsprogramma rond migratiegeschiedenis, wil
Limburgse scholieren laten kennismaken met de specifieke migratie-
geschiedenis in de provincie. Wie zijn die diverse Limburgers? Waar
komen ze vandaan? Hoe dragen leerlingen van nu hun roots met zich
mee? En hoe zien de leerlingen de Limburgse multiculturele samen-
leving vandaag? Twee getuigenissen geven daarbij een voorzet en hel-
pen de jongeren hun eigen verhaal te brengen. Dat kan in een klassie-
ke klasvorm, maar evengoed aan de hand van digital storytelling.
Het tweede, nieuw gelanceerde vormingsprogramma behandelt de
diversiteit in de actualiteit en de klas onder de noemer ‘hoofddoeken
en tulbanden’. Door hierrond te werken, willen we jongeren ook laten
nadenken over verschillen in de samenleving. Welke betekenis heb-
ben verschillende hoofddeksels binnen diverse culturen? Welk belang
mag of moet eraan gehecht worden? Wat betekent het dragen van een
hoofddoek of tulband eigenlijk? En welke geschiedenis is ermee ver-
bonden? Deze en andere vragen komen aan bod in een verzameling
methodieken en discussiepunten. Ook dit vormingsprogramma
wordt ondersteund met fotomateriaal en een filmpje waarop verschil-
lende getuigen hun verhaal brengen.
De vormingsprogramma’s kunnen geraadpleegd worden via onze
website: www.limburg.be/integratiecentrum-wat-aanbod.
39
Hoofddoeken, tulbanden, ... Welk belang moet er aan gehecht
worden?
sant. Schrijbelen is het oefenen van basisbewegingen schrijven in
de lucht, op bord en papier en dit op heel creatieve manier.
Bijvoorbeeld: scheerschuim op een plastieken tafellaken en kinde-
ren hierop laten schrijbelen op maat van de muziek, omhoog en
omlaag, kleine en grote bewegingen, kringetjes en streepjes.”
Hatice vult aan: “Dit kan ook met badschuim op een rood tafella-
ken of met vingerverf, want kindjes mogen zich ook vuil maken.
Het is heel leuk om dit samen met moeders te doen. Moeders zien
hun kindjes genieten. Dit soort activiteiten inspireert ouders om
thuis ook creatief aan de slag te gaan.” Els: “Omdat de liedjes op de
cd nogal een sterk Nederlands accent hebben, kan je beter eigen lied-
jes inzingen met de begeleiding op de cd. Je kan gemakkelijk en gra-
tis via de software je eigen muziek en liedjes downloaden op een
MP3-bestand. En dit is wel heel handig.”
Verteltas: is het wel de moeite waard?
De verteltasmethodiek is een manier om ouders meer te betrekken
bij activiteiten in de klas. Samen met ouders worden er verteltassen
gemaakt en spelen uitgewerkt, uitgelegd en gespeeld. Daarna wer-
ken kleuters in de klas met de verteltas zodat kinderen ook het ver-
haal en de spelen kennen. In de verteltas zit een voorleesboek, een
informatief boekje over het thema en doe-opdrachtjes. De verteltas
mogen de kleuters mee naar huis nemen. Het is de bedoeling dat
ouders en kleuters hiermee samen aan de slag gaan en plezier heb-
ben. Maar enkele kleuterjuffen merkten op dat de verteltas bij hen
op school niet goed werkt: ouders zijn niet geïnteresseerd, ze
maken hier geen tijd voor, ze beschadigen het materiaal, vergeten
het terug mee te geven met hun kleuter… En dit geldt voor vele
ouders, allochtone en autochtone. Kortom, de juf vraagt zich af of
het nog de moeite loont om met verteltassen te werken. Hatice,
medewerkster schoolopbouwwerk van Heusden-Zolder heeft wel
een positieve ervaring met verteltassen. “In de moedergroep – die
regelmatig samenkomt – werken we ook met de verteltas: Waarover
gaat het verhaal, wat is de bedoeling, hoe maak ik het knutselwerk-
je… Op die manier heb je de interesse van de ouders opgewekt en
zijn ze wel gemotiveerd om er thuis iets mee te doen. Je moet goed
beseffen dat maatschappelijk kwetsbare ouders geen leescultuur
hebben. Ze weten niet uit eigen ervaring hoe fijn voorlezen is en
daarom is het nodig hen extra te begeleiden. Je mag vooral niet
opgeven en blijven proberen. “
Meer info en catalogus: www.limburg.be/educatiefcentrum
In het Educatief Centrum zijn er ook poppen om taal bij kleuters
te stimuleren.
Meer werkloosheid bij allochtonen
Personen die niet de Belgische nationaliteit hadden bij hun geboorte
zijn vaker werkzoekend dan personen die als Belg geboren worden.
Dit blijkt als we de cijfers van het aantal niet-werkende werkzoeken-
den vergelijken met het totaal aantal personen op actieve leeftijd (18
tot en met 64 jaar).
Onderstaande grafiek geeft het aandeel werkzoekenden ten opzichte
van de bevolking op actieve leeftijd weer. Het aandeel werkzoekenden
is het grootst bij de personen van niet-Europese origine. Het hoogst
scoren de andere landen van Afrika, maar ook het aandeel werkzoe-
kenden onder personen van andere landen van Azië, de ex-
Oostbloklanden die niet tot de EU behoren en de landen van Centraal-
Amerika ligt vele malen hoger dan ditzelfde aandeel bij de Belgen.
Ook het aandeel bij personen van Turkse en Marokkaanse herkomst
ligt meer dan drie maal hoger dan dat van de Belgen.
Het aandeel van de landen die lid zijn de Europese Unie en de andere
rijke OESO-landen leunt het dichtst aan bij het werkloosheidspercen-
tage van de Belgen.
Aantal werkzoekenden daalt
Eind december 2011 telde Limburg 27.455 niet-werkende werkzoeken-
den. Dat zijn er 1.338 minder dan een jaar eerder, een daling van 4,8%.
Sinds meer dan een jaar telt onze provincie elke maand minder werk-
zoekenden dan een jaar eerder. Het voorbije jaar nam in Limburg het
aantal werkzoekenden elke maand af met een percentage van 8 à 10%
in vergelijking met een jaar eerder. In september liep de daling terug
tot –6,4%. De groeivertraging van de economie en slechte economi-
sche vooruitzichten drukken het dalingstempo.
Ook de werkzoekenden van allochtone origine – met een origine van
buiten de EU27 - profiteren van deze positieve evoluties. September
2010 was het keerpunt. Sinds toen begon het aantal werkzoekenden
van allochtone origine voor het eerst te dalen. Deze daling zette zich
ook het voorbije jaar door.
Hiermee volgen de werkzoekenden van allochtone herkomst dezelfde
tendens als de globale daling. Een aantal allochtone werkzoekenden
blijft het echter moeilijk hebben op de arbeidsmarkt. Ze slepen de
gevolgen van de economische crisis met zich mee. De economische
crisis sloeg bij hen niet alleen eerder toe, maar ook harder.
Ongeveer één op drie werkzoekenden is van niet-Belgische origine
Eind december 2011 telde Limburg 27.455 niet-werkende werkzoe-
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201140
3. Werken
0,0% 5,0% 10,0% 15,0% 20,0% 25,0%
Turkije
Maghreblanden
andere landen van Afrika
ex-Oostbloklanden
andere landen van Azië
landen van Zuid- en Centraal-Amerika
België
Zuid-Europa
Oost-Europa
Noord- en West-Europa
rijke OESO-landen
Aandeel werkzoekenden per herkomstgroep ( jaargemiddelde 2011)
Bron: VDAB ( jaargemiddelde 2011)+ Rijksregister (01.01.2011)
Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning
Aantal werkzoekenden in Limburg naar origine (december 2011)
aantal % % verschil t.o.v. 2010
België 17 287 63,0% -6,4
Turkije 2 868 10,4% -6,4
Nederland 1 632 5,9% -0,5
Italie 1 301 4,7% -4,3
Marokko 1 150 4,2% +1,8
Rusland 377 1,4% -10,2
India 299 1,1% +5,3
Polen 270 1,0% +1,5
Spanje 192 0,7% -6,8
Duitsland 191 0,7% -5,0
overige 1 888 6,9% +4,9
totaal Limburg 27 455 -4,8
Bron: VDAB Databeheer en -analyse
Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning
kenden. Ongeveer twee op drie werkzoekenden heeft Belgische roots.
De grootste groep werkzoekenden van niet-Belgische origine zijn per-
sonen van Turkse herkomst. Eind september maakten ze 10,4% van
alle Limburgse werkzoekenden uit. Op de tweede en derde plaats
komen de werkzoekenden van Nederlandse (5,9%) en Italiaanse
(4,7%) herkomst. Werkzoekenden van Marokkaanse (4,2%) en
Russische origine vervolledigen de top vijf.
Een aantal herkomstgroepen kende het voorbije jaar een daling. Zo
daalde het aantal werkzoekenden van Turkse (-6,4%) en Italiaanse
herkomst (-4,3%). Het aantal werkzoekenden van Marokkaanse her-
komst steeg licht in vergelijking met een jaar eerder (+1,8%). Er zijn
ook groepen waarbij het aantal werkzoekenden stijgt in vergelijking
met een jaar eerder. Zo stijgt het aantal Indische (+5,3%) en Poolse
(+1,5%) werkzoekenden.
Als we verder terugkijken in de tijd en nagaan hoe het aantal werkzoe-
kenden sinds december 2007 geëvolueerd is, springen een aantal din-
gen in het oog. De evolutie van het aantal Belgische werkzoekenden en
die van het aantal werkzoekenden van Zuid-Europa volgt een zelfde
tendens. Beide groepen tellen eind 2011 nauwelijks meer werkzoeken-
den dan in januari 2007.
Het aantal werkzoekenden van Turkse origine of afkomstig uit de
Maghreblanden, ligt eind 2011 hoger dan in dan in 2007. De grafiek
toont dat ze meer getroffen zijn door de economische crisis. In woeli-
ge economische perioden stijgt hun aantal werkzoekenden eerder en
vaak ook hoger.
Verder valt in de grafiek de grote toename van het aantal werkzoeken-
den van de ex-Oostbloklanden en de overige niet-Europese werkzoe-
41
NWWZ in Limburg - verschil met jaar eerder
totaal allochtonen
januari 2011 -8,9% -6,7%
februari 2011 -11,4% -9,6%
maart 2011 -11,1% -10,1%
april 2011 -11,3% -10,5%
mei 2011 -11,2% -9,2%
juni 2011 -11,5% -8,7%
juli 2011 -9,9% -8,9%
augustus 2011 -9,6% -9,6%
september 2011 -6,7% -6,4%
oktober 2011 -5,6% -4,6%
november 2011 -5,6% -4,0%
december 2011 -4,8% -1,8%
Bron: VDAB Databeheer en -analyse
Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning
Aantal niet-Belgische zelfstandigen
groeit sterk
Het aantal niet-Belgische zelfstandigen kende in Limburg de afge-
lopen vijf jaar een sterke groei. Tussen eind 2005 en eind 2010 kwa-
men er in Limburg 1.668 niet-Belgische zelfstandigen bij, een stij-
ging van maar liefst 39,3%. Het totaal aantal zelfstandigen steeg in
diezelfde periode met 11,2%.
Eind 2010 waren er in Limburg 5.912 niet-Belgische zelfstandigen
actief. Hiermee heeft 8,0% van alle Limburgse zelfstandigen niet
de Belgische nationaliteit. Dit cijfer is nog een onderschatting van
het aantal allochtone ondernemers in onze provincie. De voorbije
jaren zijn immers ook heel wat Belgische allochtone ondernemers
gestart met een zaak. De allochtone ondernemers in Limburg leve-
ren dus een belangrijke bijdrage aan de Limburgse economie.
Iets meer dan de helft van alle Limburgse niet-Belgische onderne-
mers heeft de Nederlandse nationaliteit (54,0%). Maar ook de
Italianen (12,0%), de Turken (2,9%) en de Polen (2,2%) zijn goed
vertegenwoordigd in de statistieken. Vooral ondernemers uit enke-
le Oost-Europese landen zijn de voorbije jaren sterk toegenomen.
Zo verdubbelde het aantal Poolse zelfstandigen (van 68 naar 128)
op vijf jaar tijd. Ook het aantal Bulgaarse en Roemeense onderne-
mers nam jaar na jaar toe.
De niet-Belgische ondernemers zijn in heel wat verschillende sec-
toren actief: 45,0% in de handel, 24,3 in nijverheid of ambachten,
15,3% in vrije of intellectuele beroepen, 8,6% in de dienstensector
en 4,5% in de landbouw. We zien de niet-Belgische ondernemers
dus opduiken in alle sectoren en niet enkel in de horeca (8,7%),
kleinhandel (8,6%) of de bouwsector (6,6%).
Het provinciebestuur en UNIZO-Limburg belonen met de award
‘Ondernemende nieuwe Limburger’ elk jaar de Limburgse alloch-
tone ondernemers voor hun ondernemingzin. Op die manier wil-
len ze het stereotype beeld van allochtone ondernemers doorbre-
ken en rolmodellen aanbrengen die zowel autochtone als allochto-
ne ondernemers kunnen inspireren.
In 2011 ging de award naar Turan Orhan van Bongaerts Logistics
nv. Turan Orhan is van Turkse herkomst en nam in 2008 het bedrijf
Transport Bongaerts over. Orhans kandidatuur viel op omdat hij in
moeilijke economische omstandigheden – de crisis in 2008 – toch
de stap zette naar het ondernemerschap. Turan wil zijn bedrijf uit-
bouwen tot een vaste waarde in de Limburgse logistiek en wil een
jaarlijkse groei realiseren van 20% de komende vijf jaar.
Discriminatie strenger aanpakken en straffen
Sinds 1981 bestaat in België de racismewet. Wijzigingen in 2003 en
2007 maakten discriminatie makkelijker bewijsbaar. Zo werden naast
strafrechtelijke procedures ook procedures voor een burgerlijke recht-
bank mogelijk, wat de bewijslast verlichtte. Er volgden enkele spraak-
makende veroordelingen. De wet maakt praktijktests mogelijk maar
vooralsnog wordt er hieraan geen uitvoering gegeven.
Werkgevers sensibiliseren en overtuigen
Belangrijkste sensibiliseringsactoren zijn de projectontwikkelaars
diversiteit van het ERSV, het Erkend Regionaal Samenwerkings-
verband. In elke provincie is er zo een ERSV. Het project startte in 1999
specifiek voor allochtonen, in 2005 werd de doelgroep uitgebreid met
andere kansengroepen: arbeidsgehandicapten en vijftigplussers.
Daarnaast is er sindsdien ook aandacht voor specifieke groepen zoals
vrouwen in roldoorbrekende beroepen, holebi’s, kortgeschoolden,
armen en ex-gedetineerden. Momenteel zijn er in Limburg zeven pro-
jectontwikkelaars diversiteit actief. Hun doel is te komen tot evenredi-
ge en volwaardige arbeidsdeelname van kansengroepen. De achterlig-
gende filosofie is dat kansengroepen talent hebben dat niet onbenut
mag blijven en de projectontwikkelaars proberen werkgevers te over-
tuigen dat het waardevolle werkkrachten zijn. Daarvoor bieden ze
werkgevers een reeks praktische instrumenten aan waarmee ze dit
potentieel kunnen bereiken, binnenhalen en binnen houden.
Positieve actie
Doel van positieve actie is kansengroepen een voorsprong te geven om
zo te compenseren voor achterstelling en discriminatie. Positieve actie
ligt maatschappelijk erg gevoelig. Het wordt gezien als ‘voortrekken’ of
positieve discriminatie en de discussie komt al snel uit bij quota waarbij
werkgevers verplicht zouden worden voorkeur te geven aan bepaalde
groepen. Grootste argument voor quota is dat het als paardenmiddel
kan ingezet worden als andere maatregelen niet blijken te werken. Maar
er zijn ook nogal wat argumenten tegen: kunnen we het ene kwaad met
een ander kwaad vergelden? Is er wel draagvlak voor? Stigmatiseert het
allochtonen niet nog meer? Zelfs voorstanders pleiten er daarom voor
quota slechts in uitzonderlijke situaties, voor een bepaalde periode,
goed afgebakend en afgemeten toe te passen. Positieve actie kan ook in
mildere vorm: kansengroepen krijgen een extra duwtje in de rug zonder
dat er ingeboet wordt op kwaliteit en zonder dat de standaard verlaagd
wordt. Voorbeelden daarvan zijn dat in vacatures allochtone sollicitan-
ten extra aangespoord worden om te solliciteren of dat selectiecommis-
sies bij gelijke bekwaamheid kiezen voor de allochtone kandidaat.
Ook Jobkanaal, een initiatief van een aantal werkgeversorganisaties,
kan deels onder positieve actie geklasseerd worden. Jobkanaal spoort
werkgevers aan vacatures open te stellen voor kansengroepen. Dat kan
aanvullend gebeuren, naast andere wervingskanalen en dan hoort deze
maatregel thuis onder sensibilisering. Maar, als de werkgever dit wil,
kan het ook dat Jobkanaal voor een bepaalde periode de vacature exclu-
sief voorbehoudt voor kansengroepen. Dan gaat het over positieve actie.
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201142Evolutie van het aantal NWWZ naar origine in Limburg (dec 2007 -
dec 2011, index dec 2007=100)
Bron: VDAB - Verwerking: provincie Limburg - Directie Mens - Steunpunt Sociale Planning
80
100
120
140
160
200
180
2007 2008 2009 2010 2011
België
ex-Oostbloklanden (Eu + niet-EU)
andere landen Afrika, Azië, Zuid- en Centraal Amerika
Zuid-Europa
Turkije en Maghr
91,5%
45,2%
22%
3,0%0,7%
kenden op. In vergelijking met december 2007 nam hun aantal met
respectievelijk 45 en 91% toe. Deze stijging gaat samen met de toene-
mende migratie van deze groepen in diezelfde periode.
Waarom hebben allochtonen minder kansen op de arbeidsmarkt?
Drie factoren worden vaak aangehaald om te verklaren waarom
allochtonen minder kansen hebben op de arbeidsmarkt. Langs de ene
kant worden vaak tekorten van de allochtone werknemer op vlak van
menselijk kapitaal aangehaald (bijvoorbeeld lagere scholing, beperk-
ter netwerk om geschikte jobs te vinden, …). Langs de andere kant, die
van de werkgevers, spelen mechanismen van onbewuste achterstel-
ling (rekruteringskanalen die allochtone sollicitanten niet bereiken of
selectieprocedures die allochtonen minder kansen geven). Ook
bewuste discriminatie kan meespelen: men wil geen allochtonen pre-
cies omdat ze allochtoon zijn.
Wat kan er gebeuren om allochtonen meer kansen te geven op de
arbeidsmarkt?
Met de eerder genoemde factoren in het achterhoofd kan er gewerkt
worden aan de vraagkant en aan de aanbodkant van de arbeidsmarkt.
Aan de vraagkant gaat het over het verhogen van menselijk kapitaal
van de allochtonen. Dat is vooral een taak voor onderwijs en opleiding
en begeleiding. Factoren aan de aanbodzijde pakken achterstelling en
discriminatie aan en hiervoor heeft de overheid globaal genomen drie
soorten maatregelen: discriminatie strenger aanpakken en straffen;
werkgevers sensibiliseren en overtuigen allochtonen in dienst te
nemen en positieve actie.
In ons land zijn deze maatregelen ingebed in een globaal diversiteits-
beleid met naast allochtonen ook andere doelgroepen (50-plussers,
arbeidsgehandicapten,…).
Gekleurde armoede
Armoede kan iedereen treffen, maar slaat bij sommige groepen harder
toe dan bij andere. Vooral bij personen van Turkse en Marokkaanse
herkomst is er een groot armoederisico, zo bleek de afgelopen jaren
uit onderzoek.
Op vraag van RIMO Limburg zette Bea Van Robaeys op 15 december
tijdens een open algemene vergadering een aantal vaststellingen rond
gekleurde armoede op een rijtje. Bea Van Robaeys werkt op de Karel
De Grote Hogeschool en is coauteur van het ‘Jaarboek armoede en
sociale uitsluiting’, dat dit jaar dieper ingaat op de problematiek van
gekleurde armoede.
Gekleurde armoede, een maatschappelijke uitdaging…
Gekleurde armoede vormt een grote uitdaging voor de maatschappij.
Het thema is actueel en wint aan belang. Dit als gevolg van de toene-
mende diversiteit in onze samenleving (meer migratie, verstedelij-
king, …). Op zich is meer diversiteit geen probleem, maar uit onder-
zoek blijkt de bijzondere relatie tussen armoede en etnische her-
komst.
Enkele cijfers: in 2001 is het algemeen armoederisico 12,6%. Bij per-
sonen van Marokkaanse origine is dit meer dan 55%. Cijfers uit 2005
bevestigen deze grote kloof: 12% van de autochtone Belgen leeft in
armoede, bij personen met roots buiten de EU loopt dit percentage op
tot 48%, dus vier keer meer. Bovendien is er een sterke concentratie
van armoede in de steden.
Ook in de meest recente cijfers (2010) zien we een zelfde tendens: een
‘laag’ armoederisico bij autochtone Belgen (12%), maar dit cijfer loopt
op voor andere herkomstgroepen (Zuid-Europa: 22%, Turkije: 33%,
Oost-Europa: 36%; niet-Europees: 37%). Opnieuw is het armoedeper-
centage het hoogst bij personen van Marokkaanse origine (54%).
Bovenstaande cijfers keken naar het aandeel personen dat moet rond-
komen met een inkomen onder de Europese armoedegrens. Maar er
zijn ook andere manieren om naar armoede te kijken. Zo kan je kijken
naar de mate van deprivatie. Dan kijkt men ruimer dan enkel inko-
men, maar ook naar huisvesting, financiële stress en de beperktheid
van financiële middelen. Zestien procent van de ‘autochtone’ Belgen
heeft met minstens twee van deze criteria problemen, voor personen
van niet-Europese herkomst die Belg geworden zijn, loopt dit cijfer op
tot 45%. Het hoogst scoren de personen met een nationaliteit van bui-
ten de EU. Nationaliteitsverwerving maakt dus een verschil, maar dan
nog blijven de armoedecijfers voor deze groep alarmerend hoog.
Werk en onderwijs als hefbomen om uit armoede te raken?
Werk en onderwijs worden vaak genoemd als de belangrijke hefbo-
men om uit de armoede te raken. Maar uit cijfers blijkt dat 32% van de
hooggeschoolde niet-Europeanen in armoede leeft (63% van de hoog-
geschoolde Turken en Marokkanen). Het probleem van diploma-
erkenning speelt hier mee, maar kan ook niet alles verklaren. Ook dis-
criminatie op de arbeidsmarkt kan een verklaring zijn. Ook 46% van
de werkende niet-Europeanen leeft in armoede, doordat ze vooral
slecht verdienende jobs op de secundaire arbeidsmarkt uitoefenen.
Al deze cijfers tonen aan dat het tegengaan van sociale uitsluiting top-
prioriteit moet zijn voor de samenleving en dat bijzonder kwetsbare
groepen, zoals personen van buitenlandse herkomst, bijzondere aan-
dacht verdienen. Ook het Provinciaal Integratiecentrum wil in de toe-
komst mee aan de kar trekken om de situatie te verbeteren.
43
Samenleven in diversiteitEen betere sociale cohesie tussen Limburgers van diverse herkomst,
cultuur en godsdienst. Dit is de doelstelling van het subsidiereglement
sociale cohesie van het Provinciaal Integratiecentrum. De subsidies zijn
bestemd voor projecten waarbij diverse partners intens samenwerken
aan een gemeenschappelijk doel of belang. En dit op een vernieuwende
manier: het project mag niet behoren tot de reguliere werking van één
van de partners. Om erover te waken dat het niet gaat om éénmalige of
oppervlakkige ontmoetingen tussen mensen, moeten de projecten een
duur hebben van minimum drie maanden en maximum één jaar.
Studies tonen immers aan dat dit de beste manier is om aan sociale
cohesie te werken: een intens samenwerkingsverband tussen diverse
groepen van mensen rond eenzelfde doel. Volgens de theorie van de
bindingsladder bevorderen deze projecten diepere en meer intense con-
tacten en interactie, kortom een hechtere sociale cohesie.
Begeleiding
Om in te spelen op de dynamiek in de samenleving kunnen, behalve
verenigingen en organisaties, ook individuen die een tijdelijk engage-
ment opnemen tegenover een groep subsidies aanvragen. Door de
subsidieaanvraag vooraf te bespreken met een medewerker van het
Provinciaal Integratiecentrum kan het project getoetst worden aan de
subsidievoorwaarden en is bijsturing mogelijk. De ingediende aanvra-
gen worden besproken tijdens de vergadering van de adviescommis-
sie. Deze commissie geeft positief of negatief advies over elke aan-
vraag. Vervolgens beslist de bestendige deputatie over het al dan niet
uitkeren van de subsidie. De subsidie bedraagt maximum 1.000 euro
en wordt na goedkeuring door de bestendige deputatie onmiddellijk
uitbetaald. Na de uitvoering van het project komt een medewerker van
het Provinciaal Integratiecentrum het project ter plaatse evalueren met
de betrokken partners. Wanneer het project niet of zeer slecht werd
uitgevoerd, kan de subsidie teruggevorderd worden.
Goed idee
Heb je een goed idee voor een project sociale cohesie? Dan kan je een
aanvraag voor subsidie indienen. Jaarlijks zijn er drie subsidierondes.
De afsluitende data voor het indienen van aanvragen zijn: 15 februari,
15 juni en 15 oktober. Maar denk eraan om altijd vooraf een gesprek
aan te vragen met een medewerker van het Provinciaal Integratie-
centrum!
Meer info over het subsidiereglement en het aanvraagformulier:
www.limburg.be/integratiecentrum (bij subsidies).
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201144
4. Samenleven
Enkele geslaagde voorbeelden
Samen op vakantie
Dit project is ontstaan vanuit een samenwerkingsverband tussen de
Christelijke Mutualiteiten en Dogus, een Turkse vereniging voor chro-
nisch zieken en ouderen. De initiatiefnemers willen ernaar streven zorg
draaglijker te maken voor Turkse senioren en hun mantelzorgers.
Joke Manshoven, projectmedewerker bij CM vertelt: “Uit onderzoek
bleek dat Turkse ouderen of langdurig zieken te weinig gebruik
maken van de ziekenzorgvakanties van de mutualiteiten. Dit willen we
veranderen: we willen dat ook de Turkse doelgroep kan genieten van
een verkwikkende vakantie. Kennen ze het aanbod niet? Hebben ze
drempelvrees om deel te nemen? Dankzij onze samenwerking met
Dogus kregen we gemakkelijk toegang tot de doelgroep. We stelden
een gemengde groep samen van Turkse en Vlaamse ouderen, zieken
en hun mantelzorgers. Onze reisbestemming was het vakantiecen-
trum Ter Duinen in Nieuwpoort, een klassieker binnen ons aanbod.
Deze bestemming is gekend om haar ideale omgeving en om de com-
fortabele kamers, ook voor personen die veel zorg nodig hebben.”
“De tien Turkse deelnemers waren voor ons een klankbordgroep met
wie we heel veel communiceerden tijdens de voorbereiding, de vakan-
tie en bij de evaluatie. Tijdens de voorbereiding maakten we duidelijke
afspraken over de maaltijden, verzorging en hulp. Met de keuken van
Ter Duinen hadden we vooraf afgesproken dat er halal maaltijden
geserveerd werden. Tijdens de vakantie zelf zagen we dat de Turkse
doelgroep vlot deelnam aan alle activiteiten: wandelen, kaarten, quiz,
gezellige praatjes…. Al vlug bleek dat de twee extra begeleiders die we
voorzien hadden niet echt nodig waren. Iedereen wilde het liefst
‘gewoon’ behandeld worden. Tijdens de misviering hadden we een
alternatief programma voor de Turkse groep, maar ze bleven gewoon
in stilte aanwezig. Bij de evaluatie bleek dat iedereen echt genoten had
van de vakantie.” Enkele reacties van de deelnemers: “Het totale zorg-
concept dat Ter Duinen aanbiedt geeft je helemaal niet het gevoel van
een ziekenhuis, maar wel een vakantiegevoel. Voor mij was de voorbije
vakantie een nieuwe wereld die openging. Ik was ervan overtuigd dat
iemand die chronisch ziek is zelden of nooit op vakantie kan gaan.
45
Maar nu weet ik wel beter. Deze vakantie gaf mij en mijn partner een
goed gevoel en dat smaakt naar meer.”
Joke besluit: “De Turkse deelnemers gaven aan dat ze in de toekomst
zeker nog willen deelnemen aan deze vakanties, maar het liefst als
groep – niet als individu. En daarvoor is er bij ons zeker de mogelijk-
heid. In ieder geval was het een zeer leerrijk initiatief voor onze organi-
satie om ons aanbod beter af te stemmen op allochtonen. Daarom heb-
ben we onze ervaringen gebundeld in een brochure om ook andere
organisaties te inspireren.” (de brochure is te downloaden op www.lim-
burg.be/integratiecentrum - handwijzer interculturalisering)
Met raad en draad
Elise, Sandra, Felicia, Greet, Ria, Ann, Victor en Lutgard komen op
zaterdagnamiddag samen om te leren naaien. Zij maken deel uit van
een groep van twintig vrouwen en één man die naailessen volgen in
het project ‘Met raad en draad’. Aga Cholewa van het Internationaal
Comité, een koepelorganisatie voor allochtone verenigingen, legt uit
hoe het begon: “Perspectief, een multiculturele vereniging in
Limburg, stelde vast dat heel wat vrouwen graag hun eigen kleding
wilden ontwerpen en naaien, vooral kleding voor zichzelf en hun kin-
deren. Omdat KAV Limburg al decennia lang naailessen aanbiedt was
ze dan ook de ideale partner. KAV Limburg en Perspectief sloegen de
handen in elkaar en stelden samen een programma op voor een open
naaiatelier voor beginners. De titel van het project is ‘Met raad en
draad’, wat erop duidt dat deelnemers leren naaien en veel kans krij-
gen om te praten en elkaar raad te geven.”
Ariana Barku van KAV Limburg vertelt: “We hebben er bewust voor
gekozen om het aanbod zeer flexibel en laagdrempelig te houden.
Victor Kay, de enige man in het gezelschap, legt uit: “Ik kom
samen met mijn vrouw naar deze naailessen. Naaien en mooie kle-
ding maken is mijn passie. Daarom volg ik ook nog naailessen in
Houthalen in het volwassenonderwijs. Ik heb al veel bijgeleerd,
maar nog niet genoeg.”
Deelnemers moeten zich niet inschrijven voor de hele reeks.
Iedereen is vrij te kiezen wanneer hij komt of niet en betalen kan per
naailes aan de zeer democratische prijs van twee euro. De naailes-
sen gaan tweewekelijks door in De Hazelaar – Banneux-wijk in
Hasselt - en dit op zaterdagnamiddag. De eerste stukken zijn heel
gemakkelijk: een wikkelrok of een keukenschort. Op die manier
krijg je de basistechnieken van naaien onder de knie. Wie geen
eigen naaimachine heeft of niet graag wil sleuren, kan tijdens de les
een machine uitlenen van KAV of Perspectief. Perspectief heeft zelfs
enkele naaimachines aangekocht op naam van de vereniging. Op
die manier krijgt iedereen de kans om te leren naaien en moeten
vrouwen niet onmiddellijk een dure aankoop doen. Tijdens de les-
sen kunnen vrouwen ‘proeven’ van het naaien en nagaan of het iets
voor hen is.”
Lima Popalzae, een jonge Afghaanse vrouw, is lid van Perspectief en
vertelt: “Dit initiatief is heel belangrijk voor onze vrouwen. Hier
krijgen we de kans om Vlaamse vrouwen te ontmoeten en dit is
uniek. Het is ook belangrijk voor onze zelfontplooiing. Sommige
vrouwen hebben een negatief zelfbeeld en denken dat ze niets
anders kunnen dan poetsen. Deze naailessen geven kracht en een
positieve kijk op jezelf. Ik verwacht dat er volgend jaar nog meer
vrouwen zullen deelnemen, want de mond-tot-mondreclame gaat
zijn werk doen.
Victor Kay, de enige man in het gezelschap, legt uit: “Ik kom samen
met mijn vrouw naar deze naailessen. Naaien en mooie kleding
maken is mijn passie. Daarom volg ik ook nog naailessen in
Houthalen in het volwassenonderwijs. Ik heb al veel bijgeleerd,
maar nog niet genoeg.”
Ann Neven is ijverig bezig met het stikken van haar keukenschort in
vrolijke kleurtjes. “Ik wilde graag iets doen voor mijzelf en waarvan
ik al lang droomde: leren naaien,” zegt ze. “Daaraan heb ik behoef-
te, zeker omdat ik onlangs gescheiden ben. Dat het een gemengde
groep is met vrouwen van andere herkomst vind ik heel fijn. De
sfeer in de groep is hartelijk en warm en ik voelde me dadelijk wel-
kom. We praten veel en niet alleen over naaitechnieken.”
Ariana besluit: “Diversiteit zit boordevol creativiteit. Het gaat niet
alleen om leren naaien. Door iets samen te doen, leren vrouwen
elkaar beter kennen en ontstaan er nieuwe vriendschappen. Mogelijk
breekt dit het ijs om in de toekomst ook rond andere thema’s samen
te werken.” Het project loopt nog tot juli 2012. Wie zin heeft om mee
te doen, is nog altijd welkom. Meer info bij Ariana van KAV Limburg:
011 29 09 13 en bij Aga Cholewa van het Internationaal Comité: 011 29
09 12.
Het multireligieuze Limburg18 religies actief in Limburg
Limburg is niet alleen een multiculturele maar ook een multireligieu-
ze provincie. Samen met de migratie kwamen ook andere religies naar
Limburg. Elk met zijn eigen kenmerken en bijzonderheden.
Traditioneel kent de katholieke kerk in Limburg de meeste aanhan-
gers. De migratie verandert hier niets aan en zorgt zelfs voor nieuwe
aanhangers. Wat de migratie wel deed, is het religieuze landschap
enorm diversifiëren.
Een aantal religies, zoals bijvoorbeeld de islam en het sikhisme, werd
meegebracht door migranten. Deze nieuwe religies lieten de
Limburgers ook kennismaken met nieuwe religieuze feesten (bijvoor-
beeld het offerfeest en het suikerfeest) en rituelen (bijvoorbeeld rond
begraven).
Het Offerfeest
Het Offerfeest is één van de belangrijkste feesten voor de Limburgse
moslims. Tijdens dit feest herdenken moslims dat de profeet
Abraham bereid was zijn zoon te offeren in opdracht van en uit liefde
voor God. Op deze dag eten moslims vlees van dieren die op een ritu-
ele manier geslacht zijn. Naast de eigen consumptie wordt het vlees
ook gedeeld met de armen, buren en familieleden.
Het Offerfeest wordt meestal gedurende drie dagen gevierd. Op de
eerste dag is er een extra gezamenlijk gebed, gevolgd door een preek
van de voorganger. Kinderen krijgen dan cadeaus en men bezoekt
familie, kennissen en vrienden.
De Europese wetgeving verbiedt, omwille van voedselveiligheid,
milieuvoorschriften en dierenwelzijn het ritueel thuis slachten van
schapen. In het kader van de Belgische regelgeving kunnen de mos-
limgemeenschappen, particulieren en gemeentebesturen echter wel
een tijdelijke slachtinrichting organiseren om rituele slachtingen op
een wettelijke manier mogelijk te maken.
Het provinciebestuur tracht gemeenten te stimuleren om hun eigen
inwoners de mogelijkheid te geven om het offerfeest op een wettelijke
manier te vieren. Dit kan door als gemeente in samenwerking met de
moslimgemeenschap een tijdelijke slachtinrichting te organiseren,
maar kan bijvoorbeeld ook door goede afspraken te maken met nabu-
rige gemeenten, zodat moslims op een juiste manier geïnformeerd
worden over het bestaande aanbod. Het Provinciaal Integratiecentrum
volgt de ontwikkelingen op het vlak van wetgeving en regelgeving op,
hierbij ondersteund door de arrondissementscommissaris en het
Federaal Voedselagenschap.
Voor het offerfeest op 6 november 2011 werden er 15 tijdelijke slacht-
inrichtingen in Limburg erkend door het Federaal Voedselagentschap.
In al deze slachtinrichtingen werden uiteindelijk 3.302 schapen
geslacht.
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201146
Islamitische begraafplaatsen
De islam kent enkele bijzondere rituelen bij het overlijden. Zo is er de
rituele wassing, de plaatsing van het lichaam in een lijkwade, het
gebed voor de overledene en de begrafenis zelf.
Vaak kiest de familie ervoor om de overledene te repatriëren naar het
herkomstland om daar begraven te worden in het geboortedorp of bij
andere familieleden. Maar ook in Limburg kunnen moslims begraven
worden volgens de islamitische voorschriften. Zo vereist de islam
onder meer dat moslims bij elkaar en in de richting van Mekka begra-
ven worden.
Dit kan legaal geregeld worden door op een officiële gemeentelijke
begraafplaats een apart perceel te voorzien voor moslims. In verschil-
lende Limburgse gemeenten is er een aangepast reglement wat het
begraven van moslims mogelijk maakt.
Zo is er in Genk, Neerpelt, Maaseik, Houthalen-Helchteren, Sint-
Truiden en Beringen een begraafperceel gereserveerd voor moslims
op de gemeentelijke begraafplaats. Ook Maasmechelen heeft sinds
kort een begraafperceel voor moslims. Leopoldsburg en Lommel zijn
bezig met het reserveren van een perceel voor moslims. In andere
gemeenten waar moslims wonen (Hasselt, Ham, Dilsen-Stokkem,
Bilzen, Tessenderlo en Zonhoven) is er geen perceel voorzien speci-
fiek voor moslims, maar is er hiernaar ook geen vraag vanuit de mos-
limgemeenschap.
Meer info? Brochure ‘Het multireligieuze Limburg’,
www.limburg.be/integratiecentrum
47
Open Gebedshuizendag
Op 15 mei 2011 ging de eerste Limburgse Open Gebedshuizendag
door. De Open Gebedshuizendag is de opvolger van de Open
Moskeedag die het Provinciaal Integratiecentrum sinds enkele
jaren organiseerde. Met de Open Gebedshuizendag gooien echter
de gebedshuizen van verschillende geloofsovertuigingen in
Limburg de deuren open.
In totaal namen 67 gebedshuizen deel uit acht gemeenten: Hasselt,
Beringen, Heusden-Zolder, Houthalen-Helchteren, Genk,
Maaseik, Maasmechelen en Sint Truiden.
Gekoppeld aan de opendeur, worden ook lokale randactiviteiten
uitgewerkt. Zo was er in Hasselt een toegankelijk parcours langs de
deelnemende gebedshuizen, werd in Heusden-Zolder een fietsrou-
te uitgestippeld en een quiz georganiseerd, richtte Genk shuttle-
bussen in,…
De bezoekers waren enthousiast over de hartelijke ontvangst en de
uitgebreide tekst en uitleg die ze overal kregen. De vertegenwoordi-
gers van de deelnemende gebedshuizen waren op hun beurt blij met
de interesse die ze ervoeren, en de mogelijkheid om contact te leg-
gen met vertegenwoordigers van andere levensbeschouwingen bin-
nen hun gemeente.
De volgende Open Gebedshuizendag vindt plaats op 13/05/2012.
Meer info: www.limburg.be/opengebedshuizendag
Samen feest vieren
Op woensdag 31 augustus 2011, organiseerden het Provinciaal
Integratiecentrum, VormingPlus Limburg en Bel-Tud (Belgisch –
Turkse Vereniging voor Vriendschap en Dialoog, verbonden aan
Fedactio) een uitwisseling: niet moslims kregen zo de kans om het
Ramadanfeest, beter bekend als Suikerfeest, te vieren bij een islamitisch
gastgezin. Ook tijdens het offerfeest vond een uitwisseling plaats.
Het Ramadanfeest sluit als driedaags familiefeest de vastenmaand
Ramadan af. Kinderen krijgen cadeautjes, ouderen en familie worden
bezocht. Bij deze familiebezoeken wordt traditioneel veel zoetigheid
gegeten.
Een van de deelnemers was de familie Droogmans. Zij waren te gast
bij de familie Kara uit Hasselt. Nadien bezorgde Eric Droogmans, de
vader, volgende e-mail:
Mijn vader en vader Ziya hebben gelijkenissen. Beiden hebben ze in de mijn van
Zolder gewerkt en ze hebben dezelfde leeftijd.
Het gezin kon zo goed vertellen. Interessant om dit allemaal van dichtbij te heb-
ben mogen meemaken. Özkan (de tolk, nvdr.) deed de vertalingen, wanneer de
gastheer en gastvrouw mooie verhalen begonnen te vertellen in hun eigen taal.
Maar ze deden ook heel goed hun best om ons in het Nederlands te woord te
staan. De zoon sprak vloeiend Nederlands, wat we ook heel normaal vinden. Hij
is hier geboren. Ons stoorde het helemaal niet, als ze in hun landstaal spraken.
Hun taal klonk wel heel mooi.
Je voelde direct de warmte in het gezin. Ze hadden ook mooie relikwieën, waar ze
ons veel uitleg over gaven. We hebben ook onze handen mogen wassen met verfris-
send eau de cologne. Mooi was het allemaal.
De gastvrouw, Fatma, had ons verwend met lekkere hapjes: we zijn zeker niet met
een hongergevoel naar huis gegaan. We hebben zoveel mogelijk geproefd van al
het lekkers uit hun cultuur, oa ook hun thee (zeer lekker , zelfs zonder suiker)
Turkse koffie,… hmmm, verrukkelijk! Zeker de zelfgemaakte rozenconfituur mag
ik niet vergeten te vermelden. Het was zo fris in de mond. Er was ook gewone fris-
drank aanwezig. De gastvrouw had meer dan haar best voor ons gedaan. De
tafel was gedekt met zoveel lekkere dingen.
Onze kinderen hebben erg genoten van de namiddag. Ze waren zo blij dat ze dit
konden meemaken. Ze waren ook verbaasd hoe vlot de contacten verliepen.
Achteraf vroeg onze zoon of we de mensen al niet eerder kenden.
Dat deze familie gastvrij was, merkten we ook toen er een Marokkaanse vriend
over de vloer kwam. We vonden het prachtig om de samenhorigheid te zien en te
voelen tussen Turken-Marokkanen-Belgen.
De Marokkaanse vriend vroeg ons waarom we dit deden, met welke bedoeling...
Hij vond het prachtig dat we ons kandidaat hadden gesteld.
De tijd vloog voorbij. We wilden nog wel blijven, maar door de handbaltraining
van onze zoon was het wat moeilijker om langer te blijven. We zijn superblij over
dit tof gastgezin, en willen graag contact blijven houden. Adresgegevens en GSM-
nummers werden uitgewisseld.
Ook al had ik in mijn jeugd al contact met Turkse families en jongeren, toch zijn
mijn ogen en mijn hart veel verder opengegaan.
Meerdere Belgische gezinnen zouden dit moeten doen. Door dit ter plaatste te mogen
meemaken, zal iedereen merken dat we moeten openstaan voor andere culturen. Dit
verrijkt ook ons eigen visie, onze cultuur, onze gedachtengang, en verbreedt ons res-
pect naar anderen toe.
Hartelijk dank dat we dit feest hebben mogen meemaken. Deze familie is ook
steeds van harte bij ons welkom!
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201148
De families Droogmans en Kara vieren samen het
Ramadanfeest.
Communiceren doe je metmensen, niet met ‘culturen’Goede interculturele communicatie is vooral geen kwestie van andere
culturen doorgronden. Dan doe je mensen tekort, mensen zijn
immers veel meer dan hun cultuur.
Het gevaar van ‘culturalisering’
Dit is de kern van het betoog dat Edwin Hoffman, adviseur/trainer
interculturele communicatie en diversiteit bij de Fontys Hogeschool
Sociale Studies te Eindhoven, ontplooit in zijn artikel ‘Interculturele
communicatie in de postmoderne samenleving’ (www.decascade.nl).
Hij wijst er op de gevaren van ‘culturalisering’, de visie dat het gedrag
van een persoon ééndimensionaal is bepaald door het toebehoren tot
een bepaalde etnische of nationale cultuur. Een voorbeeld: Musa, een
Turkse leerling wordt woedend op de leraar omdat hij voor de klas
wordt terechtgewezen vanwege zijn gedrag. Vanuit het perspectief van
culturalisering zou Musa zo kwaad worden vanwege zijn Turkse cultu-
rele achtergrond, een cultuur waarin eer en prestige zeer belangrijk
zijn. Dat Musa ook een puber is, als vriend misschien niet af wil gaan
voor zijn vrienden of voor zijn vriendinnetje in de klas, afkomstig is uit
een bepaald gezin en ook nog een eigen persoonlijk karakter heeft,
tellen allemaal niet mee als mogelijke verklaringen waarom Musa zo
reageert. Neen: zijn etnische achtergrond is de enige verklaring.
Als Musa’s leraar enkel dit culturaliseringsspoor zou volgen om hem
te corrigeren, beperkt hij zichzelf serieus in zijn mogelijke hande-
lingswijzen. Hij zou zichzelf zelfs helemaal buiten spel kunnen zetten
als pedagoog: “Ik kan maar beter mijn allochtone leerlingen niet meer
aanspreken op hun gedrag, openlijk kritiek geven is immers taboe in
hun cultuur.”
Laat je niet afschrikken
Een nadelig effect van de culturaliserende benadering is dus dat som-
migen de ‘andere’ cultuur als rechtvaardiging (excuus) gebruiken om
uit te leggen waarom hun communicatie met een allochtoon zo moei-
zaam verloopt, of als legitimatie aanvoeren om het gesprek met
allochtonen uit de weg te gaan. Voor deze mensen is ‘anders’ - ‘de
allochtoon’, ‘de andere cultuur’- synoniem voor ‘onbereikbaar’. Zo’n
houding bestempelt het gedrag van een persoon tot iets exotisch, tot
iets buitengewoon anders en irrationeels. Hoffman verwijst naar een
onderzoek onder wijkverpleegkundigen waaruit bleek dat sommigen
van hen niet met de allochtone moeders die in de opvoeding hun
zonen erg vrij lieten, in gesprek wilden/durfden gaan. Volgens deze
wijkverpleegkundigen was deze benadering van zonen deel van de cul-
tuur van de moeders en daar wilden ze niet aankomen.
Een andere valkuil van een culturalistische benadering is de misvat-
ting dat interculturele communicatie alleen de gespreksvoering met
een allochtoon betreft. Deze misvatting leidt er toe dat bijvoorbeeld
professionals het gevoel hebben ineens anders te moeten communice-
ren wanneer ze met een allochtoon van doen hebben. Vanuit de eerder
genoemde angst om fouten te maken, verliezen ze op slag hun onbe-
vangenheid en vergeten ze al hun kwaliteiten. Hoffman geeft het voor-
beeld van een zeer ervaren arbeidsbemiddelaar die in een training
vroeg hoe hij achter de motivatie van een Somalische werkzoekende
kon komen. Op de vraag of hij het al met ‘vragen’ had geprobeerd, rea-
geerde hij verbaasd. Hij was bang (had geleerd vanuit een culturalisti-
sche benadering) dat directe vragen allochtonen kunnen afschrikken.
Beter leren kijken
Edwin Hoffman komt met een eigen aanpak, een aanpak die al vele
jaren richtinggevend is voor de manier waarop het Provinciaal
Integratiecentrum interculturele communicatie neerzet in haar vor-
mingsaanbod. Dit is het TOPOI-model. TOPOI is Grieks voor ‘plaat-
sen’ en dat is wat dit model doet: de communicatie in een ruimere
context plaatsen zodat je niet verblind wordt door culturele verschillen
maar er juist beter door leert kijken. Het letterwoord TOPOI staat ook
voor de vijf gebieden in de communicatie waar zich culturele verschil-
len en misverstanden kunnen voordoen:
• Taal: verbaal, niet-verbaal
• Ordening: de zienswijze van de deelnemers op de kwesties die
spelen in hun gesprek
• Personen: de personen die deelnemen aan het gesprek en naar
hun onderlinge betrekking
• Organisatie: de maatschappelijke en professionele organisatori-
sche omgeving waarbinnen de communicatie plaatsvindt: school,
sociale dienst, spreekkamer arts, …
• Inzet: de onderliggende motieven, behoeften, verlangens en drijf-
veren van de gespreksdeelnemers.
Met TOPOI haal je niet alle misverstanden uit de wereld.
Misverstanden zijn in alle vormen van communicatie eerder regel dan
uitzondering en zeker niet voorbehouden aan alleen de communicatie
tussen autochtonen en allochtonen. TOPOI kan er wel voor zorgen dat
de communicatie niet vastloopt en terug opgepakt wordt. Dit besef
kan een ontspannen gevoel geven om ook in de communicatie met
een allochtoon zich niet verkrampt voorzichtig op te stellen en
‘gewoon’ de communicatie met de ander aan te gaan. Het belangrijk-
ste is te vertrouwen op de eigen integriteit en kwaliteit.
49
Sociale tolken als schakel tussen hulpver-lening en anderstaligen
Nederlands leren is belangrijk, maar het leren van onze taal vraagt
tijd. Vaak wordt de hulpverlening geconfronteerd met cliënten die
(nog) geen of onvoldoende Nederlands spreken. Dit kan de
gesprekken ernstig belemmeren. Een sociaal tolk kan dan uitkomst
bieden.
Diensten en voorzieningen die werken met anderstaligen kunnen
een beroep doen op de Sociaal Tolkendienst Limburg. De
Tolkendienst stuurt tolken ter plaatse voor hulpverleningsgesprek-
ken of groepstolken. Door het opheffen van de taalbarrière ver-
hoogt de Tolkendienst de toegankelijkheid van een groot aantal
diensten.
De Limburgse Tolkendienst is er voor de hulp- en dienstverleners,
niet voor de cliënt. Alleen hulpverleners kunnen de Tolkendienst
contacteren en een tolk bestellen.
Meer dan 3.500 aanvragen in 2011
De Limburgse Tolkendienst werkt met freelance en vrijwillige tol-
ken. Op dit moment zijn er dat 45 die in totaal 25 talen aanbieden.
In 2011 waren de meest gevraagde talen het Russisch, Turks,
Albanees, Servisch en het Pools.
Sociaal tolken worden opgeleid om neutraal, getrouw en volledig te
tolken zodat zowel hulpverlener als cliënt een duidelijke boodschap
krijgen.
Dat er heel wat nood is aan sociaal tolken, blijkt uit de cijfers. In
2011 kreeg de Sociaal Tolkendienst een 3.500-tal aanvragen. Dat
zijn er bijna 1.000 meer dan een jaar eerder. Het meest werden er
tolken ingeschakeld door de opvangcentra voor asielzoekers (18,9%
van alle aanvragen). Ook openbare besturen (OCMW’s en gemeen-
tebesturen) doen vaak beroep op de dienst (19,2%), alsook diensten
uit de gezondheidszorg (18,6%) en de geestelijke gezondheidszorg
(10,3%). Daarnaast zijn ook het onderwijs (13,6%) en diensten rond
gezin en maatschappelijk welzijn (17,2%) belangrijke klanten.
Meer info? www.limburg.be/tolkendienst,
[email protected] of 011 30 57 52
Een job in uniform? Ook voor jou!
Politie, brandweer, defensie en het gevangeniswezen sloegen in
het najaar van 2011 de handen in elkaar om hun jobs ook bij
Limburgse kansengroepen bekend te maken. Het Provinciaal
Integratiecentrum ondersteunt hen hierbij. Zo willen ze ervoor zor-
gen dat het personeelsbestand een betere afspiegeling vormt van
onze samenleving. Want een divers personeelsbestand kan de
dienstverlening alleen maar verbeteren.
Het project wil in de eerste plaats herkenbare beroepen met lage
diplomavereisten en een aantrekkelijk statuut in de kijker zetten bij
kansengroepen. Het gaat om beroepen als brandweer, politieagent,
penitentiair beambte en militair. Vandaag is slechts 0,3% van het
Limburgse brandweerkorps van allochtone afkomst, en maken vrou-
wen er maar 1,3% van uit. Bij de politie liggen de cijfers al beter: 4,2%
allochtonen. Ook onder het bewakingspersoneel in de gevangenis
van Hasselt is er een betere vertegenwoordiging: 4,2 % allochtonen
en 28 % vrouwen. Toch is het belangrijk om ook daar meer allochto-
nen en vrouwen aan de slag te krijgen, want een divers samengestel-
de groep kan de problemen van onze samenleving beter aanpakken.
Wie al aan de slag is, zou zich onmiddellijk opnieuw kandidaat
stellen. Zo is Fatima Redouane, politie-inspecteur bij de grenscon-
trole op de luchthaven van Zaventem, nog altijd overtuigd van haar
keuze: “Het is een mooie job met promotiekansen en veel keuze-
mogelijkheden: hondenbrigade, motorbrigade, ruiter, bij de
recherche, …” Lutgarde Cuypers, penitentiair bewakingsbeambte
in de Hasseltse gevangenis, is het met haar eens: “Deze job bete-
kent nooit sleur, elke dag is anders. Je zorgt voor een veilige omge-
ving waarin een menselijke sfeer hangt.”
Om vrouwen, laaggeschoolden en allochtonen te overtuigen, orga-
niseerden de partners in totaal 10 informatie-, test- en oriëntatie-
sessies. Daarmee willen ze iedereen vanuit zijn of haar eigen com-
petenties maximale kansen geven. De sessies zijn gratis en staan
voor iedereen open. De verschillende beroepen worden er toege-
licht en er wordt een voorbereiding op de eigenlijke selectieproe-
ven gegeven. Wie deelneemt aan een oefentest kan bovendien
instappen in voorbereidende modules op de echte selectieproeven.
Aan de sessies namen alles samen 132 personen deel.
www.limburg.be/jobinuniform.
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201150
Elke Limburger moet waardig ouder kunnen worden
Net als Vlaanderen vergrijst ook Limburg. Bijna één op vier (23,0%)
Limburgers is ouder dan 60 jaar. Tien jaar geleden was dit nog maar
één op vijf (19,4%). Door de Limburgse migratiegeschiedenis zijn
onder deze ouderen ook heel wat Limburgers met roots uit het buiten-
land. Is de ouderenzorg voorbereid om deze ouderen met een diverse
achtergrond te kunnen opvangen als ze zorgbehoevend worden?
In Limburg wonen bijna 194.000 60-plussers. Binnen deze groep
ouderen is er heel wat diversiteit. Meer dan één op tien 60-plussers
had niet de Belgische nationaliteit bij geboorte, goed voor meer dan
115 verschillende nationaliteiten. Bovendien neemt de diversiteit
onder de groep ouderen toe: in 2007 was 10,6% van alle 60-plussers
niet-Belg bij geboorte, vijf jaar later is dit aandeel tot 11,6% gestegen.
Het aantal ouderen in Limburg zal de komende twintig jaar verder blij-
ven groeien. Tegen 2030 zal het aandeel 60-plussers in Limburg geste-
gen zijn tot meer dan dertig procent van de bevolking. Ook het aantal
allochtone ouderen zal de komende jaren dus nog verder stijgen. De
laatste vijf jaar steeg het aantal allochtone ouderen al sterker (+21,7%)
dan het aantal autochtone ouderen (+10,3%).
Naast de ouderen van Nederlandse herkomst – met 9.653 60-plussers
de grootste groep (43,1%) niet-Belgische ouderen in Limburg - wordt
de top van allochtone ouderen ingenomen door de traditionele migra-
tielanden: ouderen van Italiaanse herkomst (4.441 ouderen), van
Turkse herkomst (2.452 ouderen) en Marokkaanse herkomst (1.003
ouderen). Dit hangt nauw samen met de Limburgse migratiegeschie-
denis. De migratie vanuit Italië kwam immers het eerst op gang
(zwaartepunt in de jaren ’47-‘56). De migratie vanuit Turkije en
Marokko volgde later (na ’56).
De overgrote meerderheid van de Italiaanse, Turkse en Marokkaanse
ouderen hebben hun hele volwassen leven in Limburg gewerkt en wil-
len hier ouder worden om kort bij hun kinderen en kleinkinderen te
zijn.
Ouder worden is dan ook vaak een zegen. Je hebt alles bewezen in je
leven en je krijgt nu de kans om die levenservaring te delen met de
generaties die na jou komen en tegelijkertijd te genieten van de ple-
ziertjes van elke dag. Toch komt er, voor een groot aantal mensen, een
moment waarop je ouderdom een last wordt, een moment waarop je
lichaam niet meer mee wil. Dan heb je hulp nodig.
De stap naar hulp is nooit gemakkelijk, maar voor allochtone ouderen
is de drempel vaak nog iets hoger. Ze zijn niet alleen oud, ze komen
ook uit een andere cultuur. Dat maakt dat sommige zaken niet altijd
evident zijn. Men is minder op de hoogte van de hulp die voor handen
51
is en je omgeving is minder geneigd om externe hulp te aanvaarden.
En als de stap toch al gezet wordt, dan is er vaak een communicatie-
probleem. Hoe leg je dan uit aan een verpleegster die je komt wassen,
dat ze dat te snel doet? Bovenop cultuur en communicatie komen vaak
religieuze voorschriften die de dagelijkse gewoonte bepalen, de
mogelijkheid om het eigen geloof te blijven beleven, de overstap naar
andere maaltijden,…
Deze koudwatervrees bestaat ook bij de zorginstellingen. Ook zij heb-
ben soms ondersteuning nodig. Want hoe ga je om met dementeren-
de ouderen die teruggrijpen naar hun moedertaal? Hoe pas je maaltij-
den aan, waarbij je rekening houdt met iedereen? Hoe ga je om met
culturele verschillen bij ouderen, maar ook binnen hun familie?
Het Provinciaal Integratiecentrum wil nagaan welke drempels en
mogelijkheden er zijn. Daarvoor brengt het professionals uit de oude-
renzorg, allochtone ouderen en hun familie samen om het te hebben
over thuiszorg, mantelzorg en residentiële zorg. Bedoeling is om van
elkaar te leren zodat professionals de noden en angsten van allochto-
ne ouderen beter kunnen inschatten, maar ook zodat ouderen en hun
families duidelijker de weg zien naar de bestaande hulp en weten hoe
ze hiermee in contact kunnen komen.
Hoe begin je het best te werken in de ouderenzorg en hoe hou je dat
het beste vol? Want, we mikken op een uiteindelijk meer gekleurde
zorgsector. Kunnen we zowel jongeren van allochtone afkomst warm
maken voor een job in de ouderenzorg, als mensen die nu elders of
niet aan de slag zijn. Misschien kunnen deze personen ook meteen
brugfiguren zijn tussen allochtone ouderen en de ouderenzorg?
Allochtone ouderen en hun familieleden krijgen via de pakketten
‘Ouder Worden in Vlaanderen’ en ‘Mantelzorg’ van het Provinciaal
Integratiecentrum nu al de kans om vormingen te volgen en het oude-
renzorglandschap in Limburg te leren kennen. We zullen deze pakket-
ten in 2012 actualiseren. Tenslotte zullen de medewerkers van het
Provinciaal integratiecentrum op bezoek gaan bij instellingen in de
ouderenzorg om samen met hen na te gaan hoe ze het beste omgaan
met deze nieuwe doelgroep. Dat gebeurt organisatie per organisatie
en op maat.
Nederlands lerenHet Huis van het Nederlands
Het Huis van het Nederlands helpt anderstalige volwassenen een
geschikte cursus Nederlands te vinden. Het Huis is er voor iedereen
die Nederlands wil leren. Een belangrijke groep zijn de nieuwkomers.
Het Onthaalbureau verwijst hen door naar het Huis van het
Nederlands. Het Huis van het Nederlands heeft een hoofdvesting in
Hasselt en antennes in alle Limburgse regio’s: Genk (+ Houthalen),
West-Limburg, Maasland, Noord-Limburg en Zuid-Limburg.
In de loop van 2010 deed het Huis van het Nederlands 5.844 intakes.
Hiermee ligt het aantal intakes ongeveer op hetzelfde niveau als een
jaar eerder (5.958 intakes). De taalleerders met de Belgische nationa-
liteit (687) vormen de grootste groep, gevolgd door Turken (591) en
Marokkanen (459). Taalleerders met de Poolse (411) en Russische
(295) nationaliteit vervolledigen de top vijf.
Meer info? www.limburg.be/huisvanhetnederlands
40 vrijwilligers helpen 262 anderstaligenmet Nederlands
Elke week komen VriendENtaalgroepjes samen om elkaar te ont-
moeten en Nederlands te praten. Ze praten over gewone dingen:
over cultuur, werk, feesten of over de kinderen. Soms gaan ze
samen op uitstap of doen ze andere leuke activiteiten.
Nieuwkomers en anderstaligen krijgen zo de kans om Nederlands
te oefenen en om hun netwerk uit te bouwen. Nederlandstalige
vrijwilligers krijgen de kans anderstaligen op een concrete manier
hulp te bieden. Het project VriendENtaal is een samenwerking tus-
sen Vormingplus en het Provinciaal Integratiecentrum samen met
lokale integratiediensten en lokale besturen en ondersteund door
het Huis van het Nederlands en het Onthaalbureau.
Dertien groepen in Limburg
VriendENtaal telt nu dertien groepen in Limburg: Beringen,
Diepenbeek, Dilsen-Stokkem/Maaseik, Genk, Hasselt (2),
Heusden-Zolder (2), Maasmechelen (2), Leopoldsburg, Lommel
en Neerpelt/ Overpelt. Dit jaar zijn er veertig vrijwilligers actief die
262 anderstaligen bereikten.
Meer dan 60 verschillende nationaliteiten
Een recent onderzoek schetst een profiel van de deelnemers aan
vriendENtaal. Eén derde van de deelnemers behoort tot de ‘traditio-
nele’ migrantengroepen (met name Turken en Marokkanen), de rest
vooral tot de ‘nieuwe’ migratie die veel diverser is. In totaal tellen de
deelnemers 63 verschillende nationaliteiten. Een meerderheid van
de deelnemers is via huwelijksmigratie of als asielzoeker naar
Limburg gekomen.
Ongeveer drie op vier van de deelnemers aan vriendENtaal zijn vrou-
wen. Verklaring hiervoor is dat er een vrij groot aantal deelnemers uit
bruiddonorlanden komt, zoals de Filippijnen en Thailand, die met
een Belgische man zijn getrouwd. Een tweede verklaring is dat vrou-
wen minder aan het werk zijn en daardoor meer behoefte hebben
aan contact en een netwerk willen uitbouwen via andere kanalen.
Maar niet alleen nieuwkomers nemen deel, er zijn ook deelnemers
die al langer in Limburg wonen. Dat duidt erop dat Nederlands
leren en oefenen voor velen een werk van lange adem is en ze mis-
schien ook te weinig kans hebben op ontmoeting met
Nederlandstaligen.
VriendENtaal komt niet in de plaats van Nederlandse taalles. Bijna
alle deelnemers hebben Nederlandse taalles gevolgd en twee derde
combineert taalles met een wekelijkse sessie bij VriendENtaal.
Ook bij de Vlaamse vrijwilligers zijn de vrouwen in de meerderheid.
Opvallend is dat veertig procent actief is of geweest is in het onder-
wijs. Maar dat is zeker geen voorwaarde om als vrijwilliger mee te
draaien. Bij VriendENtaal is iedereen welkom!
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201152
VriendENtaal sluit op 2 juni een succesvol werkjaar af met een
ontmoetingsfeestje in Genk.
53InburgeringSteeds meer nieuwkomers lopen langs bij het Limburgse
Onthaalbureau voor een aangepast inburgeringstraject. Dit is een tra-
ject dat nieuw- of oudkomers op weg helpt in de Vlaamse samenle-
ving. Het traject bevat Nederlandse taallessen, maatschappelijke
oriëntatie, loopbaanoriëntatie en trajectbegeleiding.
4.895 nieuwkomers in Limburg
In 2011 telde onze provincie 4.895 nieuwkomers. In vergelijking met
een jaar eerder is dit een daling van 11,2%.
Uit welke landen komen de nieuwkomers? In Limburg zijn de
Nederlanders de grootste groep nieuwkomers. Met 1.319 personen
maken ze 26,9% van alle nieuwkomers uit. Op de tweede plaats
komen de nieuwkomers uit Polen. Hun aantal stijgt licht (+8,4%) in
vergelijking met een jaar eerder (van 381 naar 413 personen). Turken
(300 personen – 6,1% van het totaal) en Marokkanen (211 – 4,3% van
het totaal) komen op de plaatsen drie en vier. De top vijf wordt afge-
sloten door Roemenië. Met 170 nieuwkomers in 2011 zijn ze goed voor
3,4% van de totale instroom.
Zowel het aantal Nederlanders (-23,7%) als het aantal Turken (-
16,4%) en Marokkanen (-9,8%) daalt in vergelijking met een jaar eer-
der. Wat kan meespelen in de daling van het aantal Turken en
Marokkanen is de verstrenging van de wet op de gezinshereniging, die
sinds september 2011 van kracht is.
Het aantal inburgeringscontracten stijgt
Nieuwkomers die tot de doelgroep van inburgering behoren worden
aangeschreven en gestimuleerd zich aan te melden bij het
Onthaalbureau. In Limburg melden zich steeds meer nieuwkomers
aan bij het Onthaalbureau.
De meeste personen die zich aanmelden op het Onthaalbureau behoren
tot de doelgroep van inburgering. Verplichte inburgeraars (in Limburg
62% van de aanmeldingen) moeten een inburgeringscontract onderteke-
nen. Rechthebbende inburgeraars (38%) hebben al dan niet de keuze om
in een traject te stappen. Kiezen ze ervoor om een contract te onderteke-
nen, dan moeten ze het traject wel volgen.
In 2011 werden in Limburg meer dan 2.300 inburgeringscontracten afge-
sloten. Ook dit aantal steeg de afgelopen jaren sterk. Als ze het hele tra-
ject met succes doorlopen, krijgen de inburgeraars aan het einde van hun
traject een inburgeringsattest. In 2011 werden er in Limburg zo 1.356 uit-
gereikt. Inburgeraars die hun verplichtingen of inburgeringscontract
niet nakomen, kunnen sinds maart 2009 een geldboete krijgen.
Deelnemen als niet-Belg aan de gemeen-teraadsverkiezingen van 14 oktober 2012
In 2004 werd de wet, die het gemeentelijk stemrecht voor niet-EU-
onderdanen regelt, in België goedgekeurd. Dit betekent dat inwo-
ners van België, die niet de nationaliteit van een EU-lidstaat heb-
ben, zich als kiezer kunnen laten registeren en kunnen deelnemen
aan de gemeenteraadsverkiezingen. Hetzelfde geldt al langer voor
inwoners van België die de nationaliteit van een andere EU-lidstaat
bezitten.
Deze registratie en deelname van niet-EU-onderdanen gebeurde
een eerste keer tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 8 okto-
ber 2006. Ook tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van dit jaar
geldt het stemrecht voor niet-Belgen (al dan niet behorende tot een
lidstaat van de EU). Dit recht kan verworven worden als de persoon
zich vooraf als kiezer laat registeren bij zijn/haar gemeente en dit
vóór 31 juli 2012. Voorwaarden zijn dat de persoon ingeschreven is
in het bevolkingsregister of het vreemdelingenregister op 1 augus-
tus 2012, achttien jaar is op 14 oktober 2012, niet ontzet is uit het
kiesrecht en minstens vijf jaar ononderbroken in België verblijft.
Het College van Burgemeester en Schepenen zal uiteindelijk beslis-
sen of de persoon aan deze criteria beantwoordt. Indien de per-
soon als kiezer wordt erkend in de gemeente, dan is deze erken-
ning definitief. Dit betekent dat personen die zich reeds voor de
gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober 2006 hebben ingeschre-
ven, automatisch geregistreerd blijven voor de verkiezingen van 14
oktober 2012. Men kan zich als kiezer wel laten schrappen van de
kiezerslijst door een aanvraag in te dienen bij de gemeente en dit
tot 31 juli 2012.
Elk gemeentebestuur heeft de opdracht deze registratieprocedure
bij de burgers bekend te maken.
4.70
0
4.73
9
4.15
1
4.47
5
5.51
0
4.89
5
772
1.55
5
1.58
3
1.61
8
2.14
0
2.34
1
369
585
1.18
8
1.05
8
1.14
3
1.35
6
0
1.000
2.000
3.000
4.000
6.000
5.000
instroom inburgeringscontracten inburgeringsattesten
200620072008200920102011
Hoe omgaan met diversiteit
Tal van voorbeelden tonen aan dat diversiteit in onze samenleving
soms als problematisch wordt ervaren. Op 23 november 2011 orga-
niseerde het Provinciaal Integratiecentrum Limburg een debat om
na te gaan waarom we het toch zo moeilijk hebben met diversiteit.
Dirk Draulans (bioloog, journalist Knack), prof. dr. Norbert
Vanbeselaere (psycholoog K.U.Leuven) en dr. Bambi Ceuppens
(antropologe verbonden aan het Africa-museum) gingen hierover
met elkaar in debat. Stijn Meuris leidde hen in goede banen.
Racisme is iets dat je moet afleren
Dirk Draulans, bioloog en autoriteit over de evolutieleer van Darwin,
startte het debat door in vogelvlucht op de evolutie van de vroege
mensheid in te gaan, van de Homo Erectus tot de Homo Sapiens, die
100.000 jaar geleden vanuit Afrika Europa, Azië en Australië bevolk-
te. “Als soort hebben we alleen maar baat bij diversiteit”, stelt hij,
“door kruising van soorten – en dus mengeling van afweergenen –
werd het succes van de migrant verhoogd”.
Toen de mens zich op één plaats vestigde, veranderde zijn levens-
stijl. Zo kwamen er de principes van territorialiteit en monogamie.
Omdat het aantal mensen vrij beperkt bleef, was de kans groot dat
de mens in zijn hele leven nauwelijks in contact kwam met andere
groepen.
Dit veranderde drastisch toen we 500 jaar geleden begonnen te rei-
zen. Zo kwamen we in contact met mensen die er anders uitzagen
dan wij. Het waren zijn reizen die Darwin inspireerden tot de evolu-
tietheorie. Interessant is ook dat de afkeer van Darwin voor de sla-
venhandel een rol speelde in het ontstaan van zijn evolutietheorie,
Discriminatie en racismeDiscriminatiegevoelens en -ervaringen
De helft van de Marokkaanse allochtonen geeft aan in het jaar vooraf-
gaand aan het interview minstens één keer het gevoel gehad te hebben
gediscrimineerd te worden. Voor de Turkse allochtonen ligt dit cijfer
lager (36%). Ook het percentage dat aangeeft meerdere keren tot zeer
dikwijls het slachtoffer geweest te zijn van discriminatie, ligt hoger bij
de Marokkaanse dan bij de Turkse allochtonen (15% versus 10%).
Dit blijkt uit het onderzoek ‘Voorbij wij en zij? De sociaal-culturele
afstand tussen autochtonen en allochtonen tegen de meetlat’ (2007).
Voor dit onderzoek ondervroeg de Universiteit Hasselt in opdracht van
het Limburgs provinciebestuur vijfhonderd allochtonen en driehon-
derd autochtonen uit Houthalen-Helchteren en Genk. Eén luik uit het
onderzoek handelde over discriminatie.
Het meest aangehaalde domein waarop discriminatie wordt ervaren,
is de arbeidsmarkt. Een kleine 6% van de Marokkaanse allochtonen en
een goede 4% van de Turkse allochtonen geven aan in het voorbije jaar
een discriminatie-ervaring meegemaakt te hebben op het werk. 9%
van de werkende allochtonen is onder de indruk van een discrimina-
tie- ervaring op het werk. Een kleine 7% van de werkloze allochtonen
zegt het voorbije jaar benadeeld te zijn bij het zoeken naar een baan.
Andere voorvallen van discriminatie die zowel bij de Turkse als de
Marokkaanse allochtonen sporen nalaten, houden verband met erva-
ringen op school of met de hoofddoek.
Weinig meldingen
Hoewel uit onderzoek blijkt dat er in Limburg gevoelens van discrimi-
natie leven onder de allochtonen, resulteert dit niet altijd in een klacht.
Niet iedereen die discriminatie of racisme ervaart, zet de stap naar het
Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding.
In 2010 ontving het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrij-
ding 3.608 meldingen. In 2.828 gevallen was het centrum bevoegd. In
ongeveer 44% van de gevallen ging het om discriminatie op basis van
raciale motieven. In 2010 behandelde het Centrum 627 nieuwe dossiers
op basis van raciale discriminatie. Racisme in de media (vooral internet)
en op het werk zijn goed voor ongeveer de helft van de dossiers.
Burgers die discriminatie of racisme ervaren, moeten echter niet altijd
de stap naar het CGKR zetten. Sinds 2010 is in elk van Vlaamse cen-
trumsteden immers ook een lokaal meldpunt actief. De meldpunten
functioneren als een lokale antenne en hebben zo de bedoeling om de
drempel te verlagen. De lokale meldpunten en het Centrum werken
complementair. In Limburg is er een meldpunt in Genk en Hasselt.
In de loop van 2010 werden door alle meldpunten samen 841 meldin-
gen geregistreerd. Tien procent van alle meldingen kwam uit
Limburg. Genk en Hasselt ontvingen in de loop van 2010 elk 45 klach-
ten. In ongeveer de helft van de gevallen ging het om meldingen over
racisme.
Het gevolg dat aan een melding wordt gegeven hangt van verschillen-
de factoren af. Ten eerste zijn de meldpunten enkel bevoegd als het
gaat om discriminatie. Als het lokale meldpunt niet bevoegd is, wor-
den de klachten doorverwezen naar andere bevoegde instanties, bij-
voorbeeld het CAW. Maar ook de wensen van het slachtoffer of de
getuige van het discriminerende gedrag bepalen de verdere verloop.
Soms volstaat een luisterend oor of het verstrekken van meer informa-
tie. Als de melder verdere stappen wil zetten, wordt een dossier aan-
gemaakt. De meldpunten hebben dan de opdracht om het discrimine-
rende gedrag te beëindigen. Dit kan bijvoorbeeld door tussen de par-
tijen te bemiddelen. Als er andere instanties beter geplaatst zijn om de
klacht op te volgen (bijvoorbeeld het CGKR of de inspectie werk en
sociale economie), dan wordt de klacht aan hen overgedragen.
In Limburg werden in de loop van 2010 37 dossiers geopend: 26 in
Genk en 11 in Hasselt.
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 201154
vertelde Dirk Draulans. Darwin zag de mensheid als één grote familie,
zonder superieure of inferieure soorten, allemaal afstammend van
dezelfde voorouders. Puur biologisch gezien was de slavenhandel,
hoe verschrikkelijk ook, een interessant fenomeen. Zo kwamen men-
sen uit de verste uithoeken van de wereld met elkaar in contact.
Verschillende genen geraakten gemengd.
Spencer Wells, een Amerikaans geneticus, verwacht zelfs dat er bin-
nen afzienbare tijd geen rassenverschillen meer zullen zijn. Er zou
geen onderscheid meer bestaan tussen de verschillende rassen. Alleen
nog de ‘universele mens’. Of de ‘mokkamens’ zoals Stijn Meuris hem
noemde. Betekent dit dat er dan ook geen discriminatie meer zal
bestaan? ‘Neen’, vrezen Dirk Draulans en professor Vanbeselaere,
‘ongelijkheid zit ingebakken in onze maatschappij. Er zal altijd gedis-
crimineerd worden, er zullen altijd verschillen zijn, bijvoorbeeld op
basis van cultuur of taal.’
Maar is discriminatie en racisme nu biologisch te verklaren? Dirk
Draulans: ‘Er zijn biologische indicaties dat er een aangeboren
‘schrik’ voor het onbekende zit ingebakken in de genen. Evolutionair
gezien heeft het ook voordelen om voorzichtig en op zijn hoede te blij-
ven voor het onbekende. Op zich is dit niet problematisch, belangrij-
ker is om te beseffen dat dit er is. Zo wordt racisme en discriminatie
iets wat je moet afleren.’
Waarom is diversiteit zo ‘hot’?
Waarom is diversiteit nu een zo actueel thema? Bambi Ceuppens,
antropologe verbonden aan Africa-museum, stelt dat een samenleving
nooit homogeen is. Mensen hebben altijd de neiging om de verschil-
len te benadrukken en de gelijkenissen te verminderen. Diversiteit is
ook geen nieuw gegeven. Ook vroeger deelde men alles al op in hok-
jes en vakjes, denk maar aan de verzuiling. Dingen die men nu in
Nederland verwijt aan de moslims, bijvoorbeeld dat ze de theocratie
zouden verkiezen boven de democratie, zei men vroeger ook over de
Nederlandse katholieken.
Fundamentele verklaring hiervoor: de mens is een dier, maar geen
dier zoals de andere. De mens is een inherent sociaal wezen en heeft
geen natuurlijke vijanden. Daardoor kan alleen de mens zichzelf uit-
roeien. Dit zorgt voor spanning en competitie. Norbert Vanbeselaere,
sociaal-psycholoog aan de universiteit van Leuven, gaat hierop verder.
Hij stelt dat de diversiteit in vergelijking met vroeger is toegenomen.
Meer mensen van buiten Europa komen naar Europa, ook binnen de
Europese Unie is er migratie. Mensen worden nu meer geconfron-
teerd met mensen die anders zijn. Voor ons is dit onvertrouwd en
nieuw. Mensen reageren afwachtend en kijken de kat uit de boom. Dit
is echter nog geen racisme. Pas als er belangenconflicten – of de per-
ceptie ervan – opduiken en dit gevolgen heeft voor het gedrag, ont-
staat discriminatie en racisme.
Mensen nemen bij het beoordelen van anderen zichzelf als ijkpunt.
Men is niet noodzakelijk negatief over anderen, maar wel positiever
over de eigen soort. Bambi Ceuppens vult aan: ‘Maar mensen behoren
niet tot één groep, ze kunnen tot meerdere groepen behoren. De ver-
schillen die mensen zien, zijn bovendien niet gebaseerd op objectieve
feiten, maar worden gekleurd door de cultuur. Mensen behoren tot
dezelfde soort, maar sommige externe kenmerken (bijvoorbeeld
huidskleur) krijgen overdreven veel aandacht, terwijl andere kenmer-
ken niet spelen (bijvoorbeeld linkshandigheid).’ Welke kenmerken
aandacht krijgen is cultureel bepaald en dit kan wijzigen doorheen de
tijd. Professor Vanbeselaere: ‘De meeste mensen gebruiken drie crite-
ria om mensen in te delen in groepen: geslacht, leeftijd en ras.
Hieraan koppelen ze waardeoordelen. Deze zijn cultureel bepaald.
Denk bijvoorbeeld maar aan de verschillen in hoe culturen omgaan
met oudere mensen (veel versus weinig respect).’
Deze culturele waardeoordelen kunnen veranderen, maar moeilijk.
Een positieve evolutie gaat heel langzaam, een negatieve evolutie kan
zeer snel gaan. Een conflict creëren is makkelijk, het herstellen niet.
De oplossing ligt voor het grijpen
Misschien klinkt het contradictorisch, maar democratie creëert extra
spanningen. Het hebben van gelijke rechten zorgt voor competitie. In
hiërarchische samenlevingen is die dreiging er minder en is er dus
ook minder risico op spanningen.
Dat er sprake is van spanningen bleek ook uit een aantal tussenkom-
sten uit het publiek. Een studente uit het publiek, met hoofddoek,
voelt zich bedreigd en tekortgedaan. Zij werd in haar dorp op straat
aangesproken op het dragen van die hoofddoek. Een andere studente
vertelt op haar beurt waarom ze nooit achteraan in de bus gaat zitten.
“De allochtone jongens daar spreken me dan aan en, geloof me, dat is
als meisje niet aangenaam.” Een andere deelneemster vult aan: “Ik
ben zelf van Italiaanse herkomst, mijn ouders en grootouders zijn niet
altijd fair behandeld hier, maar nu stellen ze zich zelf racistisch op
tegenover nieuwkomers.” Het lijkt wel een spiraal van actie en reactie.
Wie stapt er het eerste uit?
Toch eindigen we met een positieve noot. Racisme kunnen we afleren,
omdat we weten wat het is. Dit maakt dat we er iets aan kunnen doen.
55
Een initiatief van de provincie LimburgUniversiteitslaan 1B-3500 HASSELT
limburg.be/integratiecentrum