Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

56
PROVINCIAAL INTEGRATIECENTRUM LIMBURG Jaarboek 2009 MIGRATIE EN INTEGRATIE IN LIMBURG Bijna één op vijf Limburgers heeft vreemde roots Economische crisis treft allochtonen dubbel zo hard 450 Roma in Limburg Waarom Turken altijd in hun garage zitten Minder huwelijksmigratie? Limburgse bedrijven lopen niet warm voor diversiteit Nieuwe woonwagenterreinen op schema?

description

Het Provinciaal Integratiecentrum publiceerde haar jaarboek migratie en integratie in Limburg. Je vindt er de belangrijkste cijfers, feiten en tendensen in terug met betrekking tot integratie en migratie. Blikvangers zijn: * Bijna één op vijf Limburgers heeft vreemde roots * Economische crisis treft allochtonen dubbel zo hard * 450 Roma in Limburg * Waarom Turken altijd in hun garage zitten * Minder huwelijksmigratie? * Limburgse bedrijven lopen niet warm voor diversiteit * Nieuwe woonwagenterreinen op schema?

Transcript of Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

Page 1: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

PROVINCIAAL INTEGRATIECENTRUM LIMBURG

Jaarboek 2009MIGRATIE EN INTEGRATIE IN LIMBURG

• Bijna één op vijf Limburgers heeft vreemde roots

• Economische crisis treft allochtonen dubbel zo hard

• 450 Roma in Limburg

• Waarom Turken altijd in hun garage zitten

• Minder huwelijksmigratie?

• Limburgse bedrijven lopen niet warm voor diversiteit

• Nieuwe woonwagenterreinen op schema?

Page 2: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

4 1. Multiculturele steekkaart van Limburg

4 Negentig jaar Limburgse

migratiegeschiedenis

• Oral history vindt ingang in

het opbouwwerk

7 Niet-Belgen in Limburg

8 Hoeveel allochtonen zijn er in Limburg?

10 Vluchtelingen en asielzoekers

• Nepalese Yangdi is gezicht

vluchtelingencampagne

• Gezinnen zitten klem in de opvang

15 Nieuwe immigranten

16 Huwelijksmigratie

• “Mijn vrienden hebben mij meermaals

gewaarschuwd”

18 Arbeidsmigratie

20 Mensen zonder wettig verblijf

• Regularisatie in 2009

• Hoe bespreek je terugkeer?

23 Woonwagenbewoners

• Geschiedenis van de woonwagen

• Roma in Limburg geteld

29 2. Onderwijs

• ‘Horizontaal’ doet leerlingen

bewuster kiezen

• Waarom maken allochtonen minder kans in

het onderwijs

• Hoofddoeken en tulbanden

34 3. Werken

• Diversiteit ook in tijden van crisis

• Hoe divers is het personeelsbeleid van

de provincie?

• Investeren in allochtone ondernemers

40 4. Samenleven in diversiteit

40 Sociale cohesie

• ‘De Genks’ dagen Genkenaren uit

• Waarom Turken altijd in hun garage zitten

44 Taal

• Gespreksgroepen verhogen taalvaardigheid

Nederlands

• Sociale tolken als schakel tussen

hulpverlening en anderstaligen

47 Het multireligieuze Limburg

• “Als we niet dansen, leven we niet”

50 Interculturalisering

52 Discriminatie en racisme

• Discriminatie makkelijker bewijsbaar

54 Inburgering

• “Interactief moet, anders sukkelen de cursisten

in slaap”

Inhoud

ColofonDe deputatie: Herman Reynders; gouverneur-

voorzitter

Marc Vandeput, Sylvain Sleypen, Frank Smeets,

Walter Cremers, Gilbert Van Baelen, Erika

Thijs; leden

Renata Camps; provinciegriffier

UitgaveProvinciaal Integratiecentrum

Iessa Kalaai, afdelingshoofd

Universiteitslaan 3

3500 Hasselt

telefoon: 011 30 57 00

fax: 011 30 57 09

e-mail: [email protected]

Samenstelling en redactieBart Daemen, medewerker Studiecel en

Provinciaal Integratiecentrum

Dirk Janssen, medewerker Provinciaal

Integratiecentrum

Ann Kuijpers, medewerker Provinciaal

Integratiecentrum

Marina Quintens, medewerker Provinciaal

Integratiecentrum

VormgevingVaes Grafische Producties BVBA

DrukwerkDrukkerij Paesen

Verantwoordelijke uitgeverRita De Boeck, adviseur 2de Directie Welzijn

Wettelijk depotnummerD/2009/5857/110

FotografieIsabelle Pateer

Jozef Croughs

Robin Reynders

Jaak Jansen

Ann Kuijpers

Dirk Janssen

Johan Reynders

Page 3: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

Sociale cohesie als mottoHet provinciebestuur blijft geloven in een divers en kleurrijk Limburg.

Niet op een naïeve manier door blind te vertrouwen op de multicultu-

rele samenleving. Wel op doordachte en duurzame wijze. De nadruk

in de plannen van het Provinciaal Integratiecentrum voor 2010 ligt op

sociale cohesie, de samenhang tussen de mensen en tussen de ver-

schillende bevolkingsgroepen.

Subsidies voor wat ons bindt

Het Provinciaal Integratiecentrum stelde vast dat zijn vroegere subsi-

diereglement vooral eenmalige activiteiten stimuleerde die verschillen

in de kijker plaatsen. Die verschillen werden natuurlijk wel genuan-

ceerd en positief benaderd. Wetenschappelijk onderzoek en nieuwe

expertise leren nu dat het nastreven van een gemeenschappelijk doel

of belang een beter uitgangspunt is. Allochtonen en autochtonen

doen immers vaak dezelfde dingen. Ze doen ze alleen te weinig

samen. Verder is er meer duurzaam en intens contact nodig. Pas dan

kunnen we de interculturele kloof effectief overbruggen. Via een

nieuw subsidiereglement willen we dus meer inzetten op projecten

met een langdurige samenwerking, tussen gelijkwaardige partners,

zonder de verschillen in herkomst en cultuur te benadrukken, en met

een duidelijk doel.

Taal en samenleving

Laagdrempelige gespreksgroepen opzetten met Nederlandstaligen en

anderstaligen is het doel van het nieuwe project ‘Taal en samenleving’.

Deelnemers krijgen de kans elkaar informeel te ontmoeten. De

anderstaligen doorbreken hun isolement en verhogen hun taalvaar-

digheid Nederlands. Het project bouwt verder op dezelfde succesfac-

toren als het nieuwe subsidiereglement. Het gaat hier dus niet over

taalles! Het is een georganiseerd aanbod om, in een vrije en veilige

oefenruimte, op een natuurlijke manier de taalvaardigheid

Nederlands te verhogen.

De integratie in Limburg gaat erop vooruit. Maar niet snel genoeg. En

soms lijkt het er op dat de klok teruggedraaid wordt. Het Provinciaal

Integratiecentrum presenteert ook dit jaar weer alle actuele feiten en

cijfers over migratie- en integratieprocessen in dit Jaarboek.

Veel leesplezier

Erika Thijs

gedeputeerde van Welzijn en Integratie

Page 4: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

Negentig jaar LimburgsemigratiegeschiedenisJaren ’20 en ’30: steenkoolnijverheid als katalysator

In de jaren ’20 komt de Limburgse steenkoolnijverheid tot ontwikke-

ling. Buitenlandse arbeiders zijn nodig, voor hun specifieke ervaring

én omwille van het tekort aan arbeidskrachten. Het aandeel vreemde

arbeiders stijgt tot 30% eind jaren ’20. De voornaamste herkomstlan-

den zijn Polen, Tsjecho-Slowakije en Italië. Zo vestigen zich voor de

tweede wereldoorlog zo’n 7 à 8.000 Polen in Limburg.

In de jaren ’30 vervangt de overheid de buitenlandse mijnwerkers syste-

matisch door Belgische. Ook zijn er gedwongen repatriëringen van bui-

tenlandse mijnwerkers die het voortouw namen bij stakingen. Het aan-

deel buitenlandse mijnwerkers bedraagt eind jaren ’30 nog zo’n 20%.

Vanaf ’45: kolenslag trekt Italianen aan

Na de oorlog kondigt de kolenslag zich aan. Steenkool is de energie-

bron om de wederopbouw te doen slagen. Vanaf 1947 komt er een

massale immigratie uit Italië op gang. Italië krijgt steenkool in ruil

voor mijnwerkers. Dit duurt tot de mijnramp van Marcinelle in 1956,

waar vele Italiaanse mijnwerkers het leven lieten. De individuele

migratie blijft doorgaan tot begin jaren ’70.

Vanaf 1956: Grieken, Spanjaarden, Portugezen, Turken en

Marokkanen

Na de mijnramp van Marcinelle vinden de Italianen de Belgische mij-

nen te onveilig. Griekenland, Spanje en Portugal worden de nieuwe

herkomstlanden. In 1965 telt Limburg ongeveer 4.000 Grieken en iets

meer Spanjaarden. Sindsdien is dit aantal gedaald. Waarschijnlijk

migreerden velen terug naar het eigen land dat zich sterk ontwikkelde

in de jaren ’70 en ’80.

Het systeem van gastarbeiders draait volop in de jaren ’60. Fedechar,

de patroonsorganisatie van de mijnen verlegt het werkterrein naar

Turkije en Marokko. Ook voor andere sectoren dan de mijnindustrie

wordt gerekruteerd in het buitenland. Daarnaast is er ‘vrije’ arbeids-

migratie: buitenlanders komen op eigen initiatief als toerist, zoeken

werk en brengen dan de papieren in orde.

Vanaf de tweede helft van de jaren ‘60 stijgt het aantal Turken in

Limburg. Dit is een gevolg van de aanhoudende immigratie: tot de

migratiestop van 1974 als arbeidskrachten, later via gezinshereniging,

huwelijksmigratie en natuurlijke aangroei. Vanaf het begin van de

jaren ’90 daalt het aantal personen met de Turkse nationaliteit omdat

zij steeds meer de Belgische nationaliteit aannemen. De Marokkaanse

gemeenschap is in Limburg drie keer kleiner dan de Turkse.

1965: Provinciale Onthaaldienst voor Gastarbeiders

De oprichting van de Provinciale Onthaaldienst voor Gastarbeiders, de

voorloper van het huidige Provinciaal Integratiecentrum, gebeurt in 1965.

De oprichting is mede het gevolg van een Europese aanbeveling die de lid-

staten aanspoort om sociale hulp te bieden aan migrerende arbeiders.

De eerste activiteiten van de Provinciale Onthaaldienst voor

Gastarbeiders pikken in op de directe gevolgen van migratie: TBC-

opsporing, regels voor logementshuizen, zwangerschapsconsulta-

ties, … In de jaren ’70 is de Provinciale Onthaaldienst pionier in

onderwijsprojecten voor migrantenkinderen: onderwijs in eigen taal

en cultuur, voor Nederlands als tweede taal en voor intercultureel

onderwijs.

Jaren ’70 en ’80: economische crisis leidt tot migratiestop

Vanaf 1973 kent België een economische crisis. In 1974 komt een

migratiestop voor laaggeschoolden. Migratie via gezinshereniging

blijft wel mogelijk. Kinderen en vrouwen immigreren ook. Dit maakt

ook gezinsvorming mogelijk. Marokkaanse en Turkse jongeren die

hier opgroeien, trouwen met partners uit het herkomstland, die daar-

na naar België migreren. De migratiestop komt pas onder druk te

staan op het einde van de jaren ’90, wanneer werkgevers aandringen

om meer arbeidsmigranten naar België te halen.

In 1981 komt de eerste racismewet in België tot stand. De wet is

streng, maar in de praktijk moeilijk toepasbaar. Aanpassingen in 2002

en 2007 moeten discriminatie makkelijker te bewijzen maken.

De allochtone bevolking blijft groeien door geboorte en door gezins-

vorming. De wet Gol (1984) bemoeilijkt gezinsvorming, maar doordat de

partners in België de Belgische nationaliteit verwerven, is er een uitweg.

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 20094

1. Multiculturele steekkaart van Limburg

Page 5: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

Jaren ’90: toename asielzoekers en komst van nieuwe gemeen-

schappen

Na de val van de Berlijnse muur in 1989 begint het aantal asielzoekers te

stijgen, om eind jaren ’90 tot een hoogtepunt te komen. Een kentering

komt er pas in 2001, wanneer asielzoekers geen financiële hulp meer

krijgen en nieuwe asielaanvragen sneller worden afgewerkt. Een nieuw

fenomeen in de jaren ’90 zijn de immigrerende Nederlanders, vooral in

de grensgemeenten. Goedkope bouwgronden, goedkope woningen en

fiscale voordelen zijn drijfveren om naar Limburg te komen.

Migratie en integratie worden op de politieke agenda geplaatst door

het succes van het Vlaams Blok op de ‘zwarte zondagen’ van 1988 en

1991. Vanaf dan komen er structurele maatregelen om de integratie te

bevorderen:

• oprichting van het Koninklijk Commissariaat voor het integratie-

beleid (1988);

• het onderwijsvoorrangsbeleid geeft scholen met migrantenkinde-

ren extra middelen (1991);

• het non-discriminatiebeleid in het onderwijs wil migrantenkinde-

ren spreiden (1994);

• wijzigingen in de nationaliteitswetgeving maken de derde genera-

tie automatisch Belg en geeft de tweede generatie een versoepelde

procedure (1992);

• uitbouw van een integratiesector met het Vlaams Minder-

hedencentrum, provinciale integratiecentra en lokale integratie-

diensten in 10 Limburgse gemeenten (1998);

• Vlaams Opvangbeleid voor mensen zonder wettig verblijf (1998).

De migratie in de jaren ’90 leidt ook tot nieuwe gemeenschappen. Een

gemeenschap ontstaat als er voldoende samenhang is tussen de leden

en deze zich identificeren als leden van de groep. De Sikh-gemeen-

schap in Sint-Truiden voldoet zeker aan de definitie. Hun aantal is niet

zo groot, maar ze zijn lokaal geconcentreerd, organiseren zich rond

hun eigen religie en hebben een eigen economische niche in de fruitsec-

tor en in nachtwinkels. Ook de Ahmadiyya-moslims verenigen zich op

basis van religie. Hun aanhang bestaat vooral uit vluchtelingen en asiel-

zoekers uit Pakistan. In Limburg vinden we de Ahmadiyya’s in

Beringen, Hasselt en Sint-Truiden. Bij andere groepen asielzoekers,

zoals asielzoekers uit Oost-Europa, lijkt de onderlinge samenhang min-

der sterk en zij handhaven ook minder sterke banden met landgenoten.

5

Mensen verhalen over vroeger laten vertellen of neerschrijven. Oral his-

tory komt uit de erfgoededucatie. Het opbouwwerk wil er nu een nieu-

we dynamiek mee op gang zetten in kansarme wijken. Vorig jaar start-

te er ‘Sprekend verleden’, een experimenteel project met oral history.

Nieuwe identiteit

“Al enkele jaren experimenteren we hier in Limburg met oral history in

het intercultureel opbouwwerk,” zegt Peter Meeuwissen, projectcoördi-

nator bij RIMO, het Regionaal Instituut voor Maatschappelijk

Opbouwwerk. “We nodigen allochtone en autochtone wijkbewoners in

groepjes uit en met allerlei herinneringstechnieken laten we hen hun

eigen geschiedenis vertellen.”

“Autochtonen hebben het gevoel dat hun wijk wordt overspoeld met

‘vreemdelingen’. Ze krijgen het gevoel dat hun eigen cultuur in verdruk-

king komt. Ook de migranten ervaren een verlies van zekerheid en iden-

titeit. Voelen zich niet welkom en plooien zich terug op hun eigen

groep. Met oral history willen we deze deculturatie tegengaan en een

nieuwe identiteit opbouwen voor de wijkbewoners.”

Oral future

In het project ‘Sprekend verleden’ publiceren bewoners van Beringen-

Mijn sleutelverhalen over het mijnverleden in buurtgazetten. Peter

Meeuwissen: “Het project kent echt succes. De buurtgazetten worden

gelezen en maken dingen los. Mensen komen aandragen met extra ver-

halen en foto’s. We organiseren ook wijkevenementen en praatshows

om de verhalen en thema’s uit te dragen. De verhalen van onze praat-

gasten illustreren we met foto’s uit hun familiearchieven, maar ook met

beeldmateriaal uit de archieven van het Vlaams Mijnmuseum en de

VRT. We geven mensen zo gespreksstof voor als ze elkaar tegenkomen

in de Aldi en aan de schoolpoort. Heb je dat gelezen? Weet je dat nog?”

“Wat we in de toekomst nog extra willen doen, is de overstap van oral

history naar oral future. Dat is een begrip dat we zelf hebben verzon-

nen. We willen dat mensen niet enkel over hun verleden praten, maar

ook over hun toekomstdromen, voor zichzelf en voor de wijk.”

‘Sprekend verleden’ is een project van RIMO Limburg en Onderzoeks-

groep LiSE (Xios Hogeschool Limburg) met steun van de Provincie

Limburg, de Koning Boudewijnstichting en de Nationale Loterij.

Oral history vindt ingang in het opbouwwerk

Page 6: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

Vanaf 2000: focus op inburgering

De Vlaamse Gemeenschap zet vanaf 2000 proefprojecten op voor het

onthaal van nieuwkomers. Ze krijgen Nederlandse taalles, trajectbe-

geleiding en maatschappelijke oriëntatie om zo snel mogelijk hun

weg te vinden in de Vlaamse samenleving. Onthaal heet nu inburge-

ring en er komt meer aandacht voor de plichten van de nieuwkomers.

Dit leidt ook tot nieuwe structuren. In 2005 gaat het Onthaalbureau

Limburg van start. Het nieuwe ‘Huis van het Nederlands’ helpt taal-

leerders zoeken naar de geschikte taalles.

Actuele ontwikkelingen

Na de eerste grote regularisatiegolf in 2000, is ook in 2009 dit thema

actueler dan ooit. Zo komt er eindelijk duidelijkheid rond de criteria

waaraan mensen zonder wettig verblijf moeten voldoen om in aan-

merking te komen.

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 20096

“Ik ben naar hier gekomen toen ik 18 was om met een man te trouwen die ik

nog maar één keer had ontmoet. Ik wilde met hem trouwen, omdat hij in

België was. België was voor ons die in het zuiden van Italië woonden zoals

Amerika. Wij hadden niets. Toen ik hier aankwam, kende ik niemand. Ik had

geen familie en een man met schulden van het drinken. Sommigen van ons

begonnen ons leven hier met een koffer die al gebroken was.”

In ‘Cité’ confronteert Lara Mennes toeschouwers met foto’s en tekstfragmen-

ten over de tuinwijken in Winterslag. Ze wint in 2009 de Prijs Jonge Belgische

Schilderkunst met het project.

Page 7: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

Nederland 55,4%

Italië 15,9%

Turkije 6,8%

overige EU 4,8%

Griekenland 1,4%

Spanje 2,3%

Duitsland 2,5%

Marokko 2,8%

overige landen 8,1%

N=71.820

Deze soepelere regels voor regularisatie worden gekoppeld aan een ver-

strenging van een aantal regels over asiel en migratie. Zo bereikt de rege-

ring een akkoord over een verstrengde nationaliteitswetgeving. Kennis

van het Nederlands of Frans wordt een voorwaarde om de Belgische nati-

onaliteit te kunnen krijgen. Verder moet wie Belg wil worden, aantonen

dat hij een verblijfsrecht heeft van onbeperkte duur, dat hij minstens vijf

jaar (in plaats van drie) onafgebroken in ons land verblijft en dat hij actief

deelneemt aan ‘het leven van de onthaalgemeenschap’.

Ook de regels over gezinshereniging lijken strenger te worden: gezins-

hereniging zal alleen mogelijk zijn als de aanvrager kan aantonen dat hij

over een basisinkomen beschikt en voor deze gezinsleden kan zorgen.

Daarnaast wil de regering ook schijnhuwelijken strenger aanpakken.

Niet-Belgen in LimburgOp 1 januari 2008 telt Limburg 71.820 personen met een andere nati-

onaliteit. Op een totaal van 826.690 Limburgers, is dit 8,7%. Meer dan

één op 12 Limburgers is een niet-Belg.

Opnieuw in de lift

In de jaren ‘70 stijgt het aantal niet-Belgen in Limburg. In 1981 telt

Limburg ongeveer 73.000 personen met een andere nationaliteit dan

de Belgische, ongeveer 10% van het totaal aantal inwoners. Sindsdien

daalt het aandeel niet-Belgen. Niet omdat de migratie naar Limburg

opdroogt, maar door de vele migranten die de Belgische nationaliteit

aannemen. Sinds 2002 stijgt het aandeel niet-Belgen in Limburg

opnieuw.

Meer dan de helft Nederlanders

Meer dan de helft (55,4%) van deze vreemdelingen heeft de

Nederlandse nationaliteit. Op de tweede plaats komen de Italianen

met 15,9%. Ook Spanje (2,3%) en Griekenland (1,4%) scoren als ex-

migratielanden relatief hoog.

Personen met een nationaliteit van de voormalige EU-migratielanden

(Italië, Spanje, Griekenland en Portugal) maken 20,0% van het totaal

aantal niet-Belgen in Limburg uit.

Turkije (6,8%) en Marokko (2,8%), landen uit de tweede migratiegolf in

de jaren ’60, zijn samen goed voor bijna 10% van het aantal niet-Belgen.

Nederlanders wonen vooral in Noord-Limburg en de Maasstreek. Niet

toevallig de twee regio’s die grenzen aan Nederland. Italianen, Turken

en Marokkanen zijn hoofdzakelijk gevestigd in en rond de voormalige

mijngemeenten, die in het midden van de provincie een as van oost

naar west vormen. Personen van ex-Oostbloklanden en lage-inko-

menslanden wonen vooral in het zuidwesten van onze provincie.

7

Top 10 niet-Belgen in Limburg (01.01.2008)

nationaliteit aantal %

Nederland 39 778 55,4%

Italië 11 386 15,9%

Turkije 4 873 6,8%

Marokko 1 992 2,8%

Duitsland 1 823 2,5%

Spanje 1 622 2,3%

Polen 1 102 1,5%

Griekenland 1 032 1,4%

India 639 0,9%

Verenigd Koninkrijk 574 0,8%

overige 6 999 9,7%

totaal niet-Belgen 71 820

Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische informatie, Dienst Demografie

Verwerking: provincie Limburg - 2de Directie Welzijn - stafdienst Strategie en Planning – Studiecel

Niet-Belgen in Limburg naar nationaliteit (01.01.2008)

Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische informatie, Dienst Demografie

Verwerking: provincie Limburg - 2de Directie Welzijn - stafdienst Strategie en Planning – Studiecel

Page 8: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

Hoeveel allochtonen zijn erin Limburg?Geen eenvoudig te beantwoorden vraag. Er bestaan officiële statistie-

ken op basis van nationaliteit. Slechts sporadisch verschijnen er cijfers

op basis van herkomst.

18% van de Limburgers van vreemde herkomst

Op 1 januari 2004 telt Limburg 144.650 personen van vreemde her-

komst. Dit is de som van het aantal personen met een andere dan de

Belgische nationaliteit, het aantal personen die de Belgische nationa-

liteit hebben aangenomen en de nog thuiswonende personen die Belg

zijn bij geboorte, maar waarvan de moeder bij haar geboorte een

vreemde nationaliteit had. Net 18,0% van de Limburgse bevolking

heeft hiermee niet-Belgische roots. Dit blijkt uit een analyse van de

Studiedienst van de Vlaamse Regering op het rijksregister. Recentere

cijfers zijn niet beschikbaar.

Meer dan één op drie personen van vreemde herkomst (34,8%) is van

West-Europese herkomst (Nederland, Frankrijk, Duitsland,

Luxemburg of het Verenigd Koninkrijk), goed voor 50.300 personen.

Bijna een vierde heeft als herkomst één van de landen van de eerste

migratiegolf (Italië, Spanje, Griekenland en Portugal) of is van Ierse,

Deense, Zweedse, Finse of Oostenrijkse origine. Samen met de 4%

personen die als herkomstland één van de tien nieuwe EU-lidstaten

hebben, betekent dit dat bijna 63% van het totaal aantal personen van

vreemde herkomst uit een EU-land komt. Hiernaast telt Limburg

33.188 personen van Turkse herkomst en 9.681 personen van

Marokkaanse herkomst.

Nationaliteitswijzigingen vertekenen cijfers

De afgelopen decennia verwerft een grote groep allochtonen de

Belgische nationaliteit. Alleen al de laatste 20 jaar krijgen in Limburg

meer dan 50.000 niet-Belgen de Belgische nationaliteit. Het aantal

nationaliteitswijzigingen in Limburg piekt in 1985, 1992 en in 2000.

Telkens nemen meer dan 5.000 allochtonen de Belgische nationaliteit

aan. Elk van deze drie pieken zijn scharniermomenten in de nationa-

liteitswetgeving.

In 1985 maken aanpassingen in de nationaliteitswetgeving het gemak-

kelijker voor de derde generatie migranten om Belg te worden. Vooral

de Limburgse Italianen maken hiervan gebruik. In 1992 volgt een

gemakkelijkere procedure voor de tweede generatie. Deze heeft vooral

succes bij de Turkse en Marokkaanse jongeren. In 2000 komt er de snel-

Belgwet, vooral interessant voor de eerstegeneratiemigranten. Dit zorgt

ervoor dat heel wat oudere Turken en Marokkanen Belg worden.

Deze nationaliteitsveranderingen maken dat de cijfers over het aantal

vreemdelingen een steeds minder correct beeld geven van de etnische

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 20098

Vroegere nationaliteit nieuwe Belgen (loop 2008)

Personen van vreemde herkomst in de provincie Limburg (01.01.2004)

aantal %

West-Europese herkomst 50 300 34,8%

andere EU-15 34 926 24,1%

nieuwe’ EU-lidstaten 5 833 4,0%

Marokko 9 681 6,7%

Turkije 33 188 22,9%

andere herkomst 10 722 7,4%

totaal vreemde herkomst 144 650

Bron: Rijksregister (bewerking Studiedienst Vlaamse Regering)

Verwerking: provincie Limburg - 2de Directie Welzijn - stafdienst Strategie & Planning – Studiecel

Marokko 13,2%

Overige Eu-landen 12,7%

Overige Europeselanden 11,2%

Turkije 23,1%

Nederland 11,1%

Amerika 2,0%

Overige Afrikaanselanden 3,9%

Onbekend 0,7%

Azië 14,5%

Italië 7,6%

Bron: bevraging van het Provinciaal Integratiecentrum bij de Limburgse gemeenten

Verwerking: provincie Limburg - 2de Directie Welzijn - stafdienst Strategie en Planning – Studiecel

0

100 000

200 000

300 000

400 000

500 000

600 000

700 000

800 000

900 000 aantal inwoners aandeel vreemdelingen

7,5

8,0

8,5

9,0

9,5

10,0

10,5

11,0

11,5

12,0

aantal Belgen

aandeel vreemdelingen

71 73 75 77 79 81 83 85 87 89 91 93 95 97 99 01 03 05 07

aantal niet-Belgen

Evolutie samenstelling Limburgse bevolking (1971-2008)

Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische informatie, Dienst Demografie

Verwerking: provincie Limburg - 2de Directie Welzijn - stafdienst Strategie en Planning – Studiecel

Page 9: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

of culturele verscheidenheid in de provincie. Bestaande statistieken

met het aantal niet-Belgen in Limburg schieten tekort en kunnen de

etnische diversiteit niet langer vatten.

1.602 nieuwe Belgen in 2008

In 2008 kiezen 1.602 Limburgse niet-Belgen ervoor om de Belgische

nationaliteit aan te nemen. Vooral Turken (370) en Marokkanen (212)

maken gebruik van de mogelijkheden om Belg te worden. Italianen

(122) en Nederlanders (178), toch de twee grootste groepen niet-

Belgen in Limburg, maken relatief weinig gebruik van de procedures

om de Belgische nationaliteit te verwerven. Als EU-onderdanen heb-

ben ze er minder voordelen bij. Ook speelt mee dat voor onder meer

Italianen en Nederlanders een dubbele nationaliteit met België niet

kan. Dubbele nationaliteiten kunnen wel voor Turken en

Marokkanen. Zij moeten de eigen nationaliteit niet opgeven en zetten

dus gemakkelijker de stap om Belg te worden.

De meeste vreemdelingen (775) worden Belg door één van de verschil-

lende procedures van de nationaliteitsverklaring. De nationaliteitsver-

klaring na zeven jaar verblijf spant de kroon en zorgt voor 582 nieuwe

Belgen in 2007. De nationaliteitskeuze is goed voor 524 nieuwe

Belgen, bijna allemaal na huwelijk met een Belg. Een laatste procedu-

re om Belg te worden is de naturalisatie. In 2007 maken 253 niet-

Belgen hiervan gebruik.

Sinds 2000 daalt het aantal vreemdelingen dat kiest om Belg te wor-

den. Na het succes van de snel-Belgwet in dat jaar ebt het effect van de

wetswijziging langzaam weg. Al is er in 2008 een lichte stijging van

het aantal nieuwe Belgen in vergelijking met 2007.

9Cijferkorf minderheden

Hoeveel niet-Belgen wonen er in je gemeente? Hoeveel vluchtelin-

gen en asielzoekers? In de cijferkorf minderheden brengt de

Studiecel de aanwezigheid en de positie van minderheden in

Limburg en de 44 Limburgse gemeenten in kaart.

Inhoudelijk worden de gegevens gebundeld in negen rubrieken: de

niet-Belgische bevolking en de loop van de bevolking, de leeftijd-

sopbouw van de niet-Belgen, de verschillende nationaliteiten, de

buitenlandse inwijkingen, nationaliteitsveranderingen, vluchtelin-

gen en asielzoekers, maatschappelijke kwetsbaarheid en het voor-

zieningenaanbod.

Alle cijfers zijn beschikbaar in drie vormen. Absolute cijfers van

elke gemeente, van de vijf Limburgse streken, van Limburg en waar

mogelijk ook van Vlaanderen en België, worden gepresenteerd in

basisdatafiches. In de indicatorfiches vind je per indicator de cij-

fers van elke gemeente, van de vijf Limburgse streken, van Limburg

en waar mogelijk voor Vlaanderen en België. De indicatorfiches

maken het mogelijk om de gemeentelijke score op een bepaalde

indicator te vergelijken met andere gemeenten, met de regio of met

Limburg. Deze scores worden ook visueel voorgesteld op kaart. De

gemeentelijke fiches brengen alle beschikbare gegevens per

gemeente samen.

Meer info? www.limburg.be/cijferkorfminderheden, [email protected]

of 011 23 72 43.

0

1.000

2.000

3.000

4.000

5.000

6.000

71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 00 01 02 03 04 05 06

761

582

761

753

538

788

735

794

630

867

680

808

772

812

5.37

5

614

491

510

727

693

834

5.38

2

2.00

1

3.37

4

2.69

7

2.69

0

2.39

3

2.36

6

1.91

8

5.62

0

4.54

3

2.92

1

2.46

0

2.27

0

2.28

7

2.23

0

07

1.76

5

Aantal nationaliteitsveranderingen in de provincie Limburg (1971-2007)

Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische informatie, Dienst Demografie

Verwerking: provincie Limburg - 2de Directie Welzijn - stafdienst Strategie en Planning – Studiecel

Page 10: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

Begin 2009 telt Limburg 2.235 kandidaat-vluchtelingen. Asielzoekers

die met succes de procedure doorlopen, worden erkend als vluchte-

ling. Zo zijn er een 500-tal in Limburg.

Asielprocedure grondig hervormd

De dossiers sneller en efficiënter afhandelen en zo de duur van de pro-

cedure drastisch inkorten. Dat is het doel van de nieuwe Belgische

asielprocedure, van kracht sinds juni 2007. Elke vreemdeling die in

België aankomt, kan asiel aanvragen. De federale overheid onderzoekt

deze aanvraag in verschillende stappen.

In de nieuwe asielprocedure is het niet langer de Dienst

Vreemdelingenzaken (DVZ) die het ontvankelijkheidsonderzoek

voert. De DVZ beperkt zich tot drie onderzoeken: de dienst kijkt na of

er niet in een ander land van de EU een aanvraag is gebeurd, of er spra-

ke is van een dubbele aanvraag en of de asielzoeker geen bedreiging

vormt voor de openbare orde.

Het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatslozen

(CGVS) kent in de nieuwe procedure asiel toe of weigert dit. Deze

beslissingen zijn aanvechtbaar bij de nieuwe Raad voor

Vreemdelingenbetwistingen (RVV). De asielzoeker moet nu sneller

beroep indienen en de RVV zal sneller beslissingen nemen.

Wanneer een asielzoeker erkend wordt als vluchteling, kan hij in

België blijven. Als de aanvraag wordt afgewezen, moet de asielzoeker

het grondgebied verlaten. Sommigen keren vrijwillig terug naar hun

land van herkomst. Anderen worden gedwongen gerepatrieerd of kie-

zen voor een leven in de illegaliteit.

De asielzoeker krijgt sinds oktober 2006 naast de erkenning als vluch-

teling nog een andere optie: de subsidiaire bescherming. Personen die

het vluchtelingenstatuut niet kregen en ook niet op een andere basis

van een verblijfsvergunning genieten (bijvoorbeeld om humanitaire of

medische redenen) krijgen dit statuut als ze bij terugkeer een groot

risico lopen (doodstraf, executie, folteringen, grote risico’s in geval

van gewapend conflict). De subsidiaire beschermingsstatus is in prin-

cipe geldig voor één jaar, maar kan verlengd worden zolang de rede-

nen waarom het statuut werd toegekend nog aanwezig zijn. Na vijf

jaar kan het tijdelijk verblijf omgezet worden in een permanent ver-

blijf, als het in tussentijd niet ingetrokken in. De asielinstanties toet-

sen dus aan twee beschermingsstatuten: dat van erkende vluchteling

in het kader van de Conventie van Genève en dat van de subsidiaire

bescherming.

Meer gedetailleerde informatie over de nieuwe asielprocedure vind je op

www.vmc.be/vreemdelingenrecht.

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200910Vluchtelingen en asielzoekers

2.44

9

3.05

6

2.04

8

3.69

6

5.38

7

7.64

4

5.97

6

4.51

0

8.18

8

12.9

45

15.4

44

17.6

75

26.7

17

14.3

40

11.4

09

12.4

03

11.6

68

21.9

65

35.7

78

42.6

91

24.5

49

18.8

05

16.9

40

15.3

57

15.9

57

11.5

87

11.1

15

12.2

52

0

5.000

10.000

15.000

20.000

25.000

30.000

35.000

40.000

45.000

1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008

Evolutie van het aantal asielaanvragen (1981-2008)

Bron: Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken – Dienst Vreemdelingenzaken

Verwerking: provincie Limburg - 2de Directie Welzijn - stafdienst Strategie en Planning – Studiecel

Page 11: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

Opnieuw lichte stijging van het aantal asielaanvragen

In 2008 hebben 12.252 personen asiel aangevraagd in België. Ten

opzichte van 2007 is een stijging van bijna 10%. Hiermee zit voor het

eerst sinds 2000 het aantal asielaanvragen opnieuw in de lift. Deze

stijging is voornamelijk het gevolg van het toenemend aantal meer-

voudige aanvragen. Zo zou meer dan één op vier van de personen die

in 2008 asiel aanvroeg, al eerder een asielaanvraag hebben ingediend

in België. Volgens het CGVS is in sommige gevallen een meervoudige

asielaanvraag gerechtvaardigd, bijvoorbeeld wanneer nieuwe elemen-

ten worden aangehaald. In de meeste gevallen blijkt echter dat de bij-

komende asielaanvraag enkel wordt ingediend met het oog op het

bekomen van tijdelijke opvang in België.

In vergelijking met 2000 zijn er in 2008 maar liefst 71% minder asiel-

aanvragen. 2000 is, met 42.691 aanvragen, een recordjaar.

Sinds 2000 daalt het aantal asielaanvragen door de nieuwe asielpoli-

tiek. Sinds 2001 is de financiële hulp aan asielzoekers vervangen door

materiële hulp. Dit zorgt voor een duidelijke daling van het aantal

asielaanvragen. Sinds 1 juni 2007 moeten asielaanvragen ook behan-

deld worden binnen de 10 maanden, wat misbruik van de procedure

tegen moet gaan.

De meeste asielaanvragen komen uit Rusland (1.620), en dan vooral

uit Tsjetsjenië. Irak (1.070), Afghanistan (879), Guinee (661) en Iran

(614) vervolledigen de top vijf.

Aantal asielzoekers in Limburg daalt verder

Op 1 januari 2009 telt onze provincie 2.235 asielzoekers. Dit is het

aantal ingeschreven in het wachtregister van de Limburgse gemeen-

ten. Het is slechts een momentopname. Het verloop van het aantal

asielzoekers binnen de provincie kan veel groter zijn dan dit cijfer doet

vermoeden.

Gemeenten met een groot aandeel asielzoekers op hun grondgebied

zijn Sint-Truiden (595), Lanaken, (216) en Overpelt (79). Niet toevallig

de gemeenten met een opvangcentrum op hun grondgebied. Ook

Hasselt, Bilzen, Genk en Tongeren scoren hoog met respectievelijk

166, 97, 83 en 77 asielzoekers in hun gemeente.

Een meerderheid (62,7%) van het aantal asielzoekers is mannelijk.

Ongeveer 14% van de asielzoekers in Limburg is afkomstig uit

Rusland. Met 322 komen ze op de eerste plaats. Iets minder dan 40%

(37,2%) van de asielzoekers in Limburg is afkomstig uit een Europees

land. Naast Rusland zijn er vooral veel uit Servië en Montenegro of uit

ex-Joegoslavië (268 personen). Meer dan 40% van de asielzoekers in

Limburg komen uit Azië. De voornaamste Aziatische herkomstland

zijn de conflictgebieden Afghanistan, Armenië, Irak en Iran. Ook de

Aziatische landen India en Kazachstan komen nog voor in de top 10.

18,4% van de asielzoekers in Limburg is afkomstig van een Afrikaans

land. Congo staat op de eerste plaats met 55 personen.

11

Top 10 asielzoekers in Limburg (01.01.2009)

herkomstland continent aantal %

Rusland Europa 322 14,4%

Servië en Montenegro (ex-Joegoslavië) Europa 268 12,0%

Afghanistan Azië 162 7,2%

Armenië Azië 137 6,1%

Irak Azië 120 5,4%

Iran Azië 112 5,0%

India Azië 85 3,8%

Turkije Europa 74 3,3%

Congo Afrika 55 2,5%

Georgië Azië 55 2,5%

Kazachstan Azië 55 2,5%

overige landen 790 35,3%

totaal Limburg 2 235

Bron: bevraging van het Provinciaal Integratiecentrum bij de Limburgse gemeenten

Verwerking: provincie Limburg - 2de Directie Welzijn - stafdienst Strategie en Planning – Studiecel

Evolutie van het aantal asielzoekers in Limburg (1998-2009)

Bron: bevraging van het Provinciaal Integratiecentrum bij de Limburgse gemeenten

Verwerking: provincie Limburg - 2de Directie Welzijn - stafdienst Strategie en Planning – Studiecel

0

500

1.000

1.500

2.000

2.500

3.000

3.500

4.000

4.500

5.000

1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008

vrouwen

mannen

773 879

1.540

2.4172.724

2.240 2.219 2.185 2.0081.716 1.630411

494

994

1.663

1.741

1.548 1.517 1.4971.335

1.1881.068

2009

1.402

833

Page 12: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

Van 1998 tot 2002 stijgt het aantal asielzoekers in Limburg. Vanaf

2003 tot 2009 is er een daling. Op 1 januari 2009 telt Limburg een 400-

tal asielzoekers minder dan het jaar ervoor, een daling van 17%.

Opvang voor asielzoekers en mensen zonder wettig verblijf

Asielzoekers hebben tijdens hun procedure enkel recht op materiële

hulp. Ze krijgen huisvesting, voedsel, kleding, medische, maatschap-

pelijke en psychologische begeleiding en beperkt zakgeld. Deze hulp

krijgen ze in een opvangstructuur.

Het opvangnetwerk in Limburg heeft een capaciteit van 1.525 plaat-

sen. Opvang is mogelijk in federale opvangcentra (in Limburg is er zo

één, in Sint-Truiden met plaats voor 450 personen), in de opvangcen-

tra van het Rode Kruis (twee in Limburg: Valkenhof in Overpelt met 94

plaatsen en Ter Dennen in Lanaken met 210 plaatsen) en in lokale

opvanginitiatieven van OCMW’s (771 plaatsen). Vanaf 1 december

2009 worden ook in Heusden-Zolder een 90-tal asielzoekers opgevan-

gen door het Rode Kruis.

Eind 2008 bedroeg de bezettingsgraad van het Belgische netwerk 107%.

In de loop van 2009 liep de emmer helemaal over. Asielzoekers wor-

den ondergebracht in hotels en op een bepaald moment stopte Fedasil

(het federaal agentschap voor de opvang van asielzoekers) zelfs met

de dispatching van nieuwe asielzoekers.

Erkende vluchtelingen

Asielzoekers die met succes de asielprocedure doorlopen, worden

erkend als vluchteling. Uit het jaarverslag 2008 van het

Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatslozen

blijkt dat het Commissariaat in België 2.143 personen als vluchteling

erkende. Daarnaast kwamen er 394 personen in aanmerking voor de

subsidiaire bescherming.

Meer dan één vierde van alle beslissingen die het CGVS in 2008 nam,

was positief. Aan 28,3% van de asielzoekers werd op het eind van de

asielprocedure effectief een beschermingsstatuut verleend. Dit is een

stijging in vergelijking met de voorgaande jaren. Zo schommelde dit

percentage in 2007 rond de 20%. Begin 2000 was dit percentage zelfs

lager dan 10%. Het CGVS verklaart dit stijgende erkenningspercenta-

ge doordat steeds meer asielzoekers afkomstig zijn uit landen waar

ernstige schendingen van de mensenrechten of gewapende conflicten

hen tot vluchten dwingen. Louter economische motieven spelen

steeds minder mee. Een andere verklaring is de invoering van de sub-

sidiaire beschermingsstatus in België sinds eind 2006. Deze biedt

bescherming aan personen die niet voor de vluchtelingenstatus in

aanmerking zouden zijn gekomen.

Ongeveer 15% van de erkende vluchtelingen in 2008 zijn etnische

Tsjetjenen (322). De tweede grootste groep vluchtelingen zijn van Irak

(273). Guinee (214) vervolledigt de top drie. Bijna 60% van de dossiers

waarin subsidiaire bescherming werd toegekend waren personen

afkomstig uit Irak (229).

Op 1 januari 2008 telt Limburg 526 erkende vluchtelingen. Sinds 1993

schommelt dit aantal rond de 400. Dit lijkt een constant cijfer. Maar het

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200912

Organisaties van vluchtelingen, asielzoe-kers en mensen zonder wettig verblijfVele vrijwilligers zijn dagelijks in de weer voor vluchtelingen. Wat

ze doen en met hoeveel ze samenwerken is vaak erg verschillend en

hangt af van de concrete noden van de vluchtelingen in hun stad of

dorp.

Vaak is de hulp individueel: mensen helpen vluchtelingen uit hun

omgeving verder. Het kan ook op een georganiseerde manier

gebeuren:

• vrijwilligers in opvangcentra (taallessen, huistaakbegeleiding, …)

• vrijwilligers actief rond armoedebestrijding die zich ook richten

naar asielzoekers: Sint-Vincentiusvereniging, vzw Vriendschap

in Hasselt, …

• vrijwilligers verbonden aan kerken: Verenigde Protestantse Kerk

in Hasselt, Kerkwerk Multicultureel Samenleven, …

• plaatselijke vluchtelingencomités: Masala Sint-Truiden, Gastvrij

Hasselt, GASTAMA Tongeren, Steuncomité Vluchtelingen

Genk, Gastvrij Diepenbeek, ’t Schanske Opglabbeek, …

Het Limburgs Platform Vluchtelingen verenigt het vrijwillige

vluchtelingenwerk in Limburg. Het wil een pluralistisch overleg

zijn van organisaties en personen die in Limburg met en voor

vluchtelingen werken. Het Platform ijvert voor een menswaardige

opvang en begeleiding van vluchtelingen, met respect voor de

menselijke waardigheid en de fundamentele mensenrechten.

Een bijzondere vorm van inzet door geëngageerde burgers zijn de

lokale actiecomités die rond de dreigende uitwijzing van uitgepro-

cedeerde gezinnen actief zijn. Dikwijls ontstaan ze rond de school

van de kinderen en zoeken steun bij de lokale overheid om druk uit

te oefenen op ‘Brussel’.

Verder zijn er ook de eigen organisaties, waar vluchtelingen aan-

sluiting vinden. Sommige organiseren zich op religieuze basis, bij-

voorbeeld Ahmaddiya-moslims uit Pakistan. Anderen op basis van

taal, bijvoorbeeld Russisch sprekenden, of een gemeenschappelij-

ke culturele achtergrond.

Meer info? www.vluchtelingenwerk.be/vrijwilligers

Page 13: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

gaat om een dynamische groep met telkens nieuwe instroom en waar-

van de uitstroom bestaat uit erkende vluchtelingen die Belg worden.

Daardoor verdwijnen ze uit deze statistieken. De laatste jaren is het aan-

tal erkende vluchtelingen in Limburg licht gestegen, onder meer door

het wegwerken van de achterstand van het aantal asielaanvragen.

Voogden waken over niet-begeleide minderjarigen

In 2008 vangt België 1.334 niet-begeleide buitenlandse minderjarigen

op. Dit zijn jongeren die in België aankomen zonder ouders. Ze zijn

afkomstig uit verschillende landen en hebben een zeer diverse achter-

grond.

Sinds mei 2004 stelt de federale overheid voor elke niet-begeleide bui-

tenlandse minderjarige (van buiten de EU) een voogd aan. Deze behar-

tigt de belangen van de minderjarige. Zo helpt de voogd de minderja-

rige bij de asielprocedure. Hij of zij volgt op dat de minderjarige naar

school gaat en passende psychologische en medische bijstand krijgt.

En dit is nodig. Want ruim de helft van deze kinderen en jongeren

heeft ernstige symptomen van angst, depressie en posttraumatische

stress. Hun vluchtervaringen, het gegeven dat ze deze ervaringen zon-

der ouders moeten doormaken en hun onzekere verblijfssituatie beïn-

vloeden hun emotioneel welzijn.

Voogden staan niet in voor materiële opvang. Er zijn bijzondere

opvangplaatsen in de bestaande structuur. Indien de jongere asiel aan-

vraagt (521 in 2008), brengt Fedasil hem of haar onder in een opvang-

centrum.

In Limburg zijn er 60 plaatsen voor niet-begeleide minderjarigen in

het opvangcentrum in Sint-Truiden, zestien in Lanaken en drie in het

lokaal opvanginitiatief van Alken.

Naast de groep niet-begeleide minderjarigen die asiel aanvragen, is er

een grotere groep minderjarigen die geen asiel aanvragen. Zij mogen

blijven totdat ze meerderjarig worden en hopen dan geregulariseerd te

worden. Deze jongeren kunnen terecht in een van de instellingen van

de Bijzondere Jeugdzorg. Sinds juni 2009 is er opvangmogelijkheid

voor een vijftiental niet-begeleide minderjarigen in opvangtehuis

Fonto Nova te Genk.

13

Yangdi Sherpa vluchtte op haar 23ste halsoverkop uit Nepal. Wegens

politieke strubbelingen, waar ze als lerares in betrokken raakte. In de

vier jaar in Limburg timmerde ze hard aan haar Nederlands.

“Nodig,” vindt ze, “want dat is de enige manier om hier iets te berei-

ken.” In Nepal gaf Yangdi les. Hier wil ze ook met kinderen werken.

Als haar papieren in orde geraken.

Wereldvluchtelingendag

20 juni is de jaarlijkse Wereldvluchtelingendag. De Verenigde Naties

stelden deze dag in 2000 in om begrip voor vluchtelingen te vragen. De

datum werd geprikt op 20 juni, omdat op deze dag al enkele jaren in een

aantal Afrikaanse landen de Africa Refugee Day werd gehouden.

Het Limburgs Platform Vluchtelingen koos Yangdi als gezicht van

haar jaarlijkse campagne. “Wij willen op deze dag de Limburgse

vluchtelingen op een positieve manier in de kijker stellen. Ondanks

hun beperkte wettelijke mogelijkheden tot tewerkstelling, leveren

vluchtelingen een grote bijdrage aan de Limburgse samenleving.

Velen studeren, leren Nederlands, zoals Yangdi, of doen vrijwilligers-

werk,” zegt Linda Delva van het Platform Vluchtelingen.

One shot

De toekomst van Yangdi krijgt in juli 2009 een plotse wending. Een

nieuw regeringsakkoord gaf instructies om tussen 15 september en 15

december 2009 een aanvraag voor regularisatie in te dienen. Al wie

vóór maart 2007 is binnengekomen, dus ook Yangdi, zou in aanmer-

king kunnen komen voor deze ‘one-shot-regularisatie’. Kandidaten

kunnen een voorwaardelijke verblijfsvergunning krijgen, op voor-

waarde dat ze een arbeidscontract van minimum één jaar kunnen

voorleggen.

Een moeilijke opgave, want welke werkgever zal in tijden van crisis

een arbeidscontract van één jaar geven aan iemand zonder verblijfsver-

gunning? Toch wil Yangdi van deze mogelijkheid gebruik maken. Ze

woont nu in Leuven en is hard op zoek naar een job.

Wat is het eerste wat

ze doet als ze een per-

manente verblijfver-

gunning krijgt?

Yangdi: “Een oplei-

ding volgen om ook

hier les te kunnen

geven. Maar als aller-

eerste haal ik mijn

dochtertje van vier

naar hier. Ik heb haar

niet meer gezien

sinds ze een baby

was.”

Nepalese Yangdi is gezicht vluchtelingencampagne

Page 14: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

Gezinnen zitten klem in opvang

Het opvangnetwerk voor asielzoekers zit vol. Eén van de redenen is dat

er een groep mensen zit waarvoor dat netwerk eigenlijk niet bedoeld is.

KB-gezinnen

Redenen van de dichtgeslibde opvang zijn een stijging van het aantal

asielaanvragen, asielzoekers die langer in de opvang blijven en het feit

dat er een aantal bijzondere categorieën zijn die erg moeilijk uitstro-

men en zo langdurig capaciteit bezet houden. De belangrijkste cate-

gorie hiervan noemt Simon Vanmechelen, hoofd van de sociale dienst

van het federale opvangcentrum in Sint-Truiden ‘KB-gezinnen’. “Het

gaat niet om asielzoekers, wel om mensen zonder wettig verblijf. In

principe hebben die geen recht op opvang, de enige rechten die men-

sen zonder wettig verblijf kunnen doen gelden zijn recht op onderwijs

en recht op dringende medische hulp. Daar is één uitzondering op:

gezinnen met kinderen hebben wel recht op opvang.”

Een aantal jaren geleden werd de Belgische staat hiertoe veroordeeld,

onder meer omdat niets doen voor deze kinderen in strijd was met het

kinderrechtenverdrag. Om daar mee in orde te zijn kwam de regering

in 2004 met een koninklijk besluit (KB!) dat illegale gezinnen met kin-

deren recht geeft op opvang in een opvangcentrum, in principe tot

hun jongste kind achttien is.

Geen uitstroom

Eén keer deze gezinnen in de opvang zitten blijven ze daar. Terugkeer

naar hun land van herkomst is jammer genoeg een weinig gebruikte

optie. Zelf een woning zoeken buiten het opvangcentrum ook niet

omdat mensen zonder wettig verblijf niet mogen werken. Simon:

“Momenteel bezetten de KB-gezinnen twintig procent van onze

opvangcapaciteit. Vorig jaar was dat nog maar zestien procent.”

Toch lijkt er nu een daling aan te komen. Simon noemt twee ontwik-

kelingen. “Een aantal van deze gezinnen, met name Roma, hebben de

nationaliteit van een nieuwe EU-lidstaat en dat geeft ze het recht om

hier te werken. Dan kunnen ze ook buiten het opvangcentrum gaan

wonen. Een tweede ontwikkeling is de regularisatie. Twee van onze

gezinnen komen in aanmerking voor de verruimde criteria die eerder

dit jaar werden uitgevaardigd door minister Turtelboom. We wachten

nu af wat de nieuwe instructie van de federale regering in de praktijk

kan betekenen voor een aantal andere gezinnen.”

Apathisch

KB-gezinnen hebben het niet gemakkelijk. Simon Vanmechelen

noemt het vlakaf een vorm van institutionele mishandeling: “Een nor-

maal gezinsleven is niet mogelijk. Mensen kunnen niet zelf koken,

niet werken en hebben maar 6,9 euro vrij te besteden per week. Ze

worden er apathisch en depressief van. Een opvangcentrum is geen

geschikte omgeving om kinderen op te voeden en dat geeft opvoe-

dingsproblemen.”

Toch een paar lichtpuntjes. Simon: “De kinderen gaan naar school en

we stimuleren de ouders daarbij hun rol als ouder op te nemen door

naar schoolfeesten te gaan en naar het oudercontact. Ook bieden we

met ons programma ‘talent twister’ opleidingen aan, intern en extern.

We hebben afspraken met centra voor volwassenenonderwijs zodat

onze mensen vrijgesteld zijn van inschrijvingsgeld, maar dikwijls is er

dan nog het probleem dat ze zelf materiaal en gereedschap moeten

kopen. Als het mogelijk is schakelen we deze mensen ook in voor

klusjes in het centrum. We kunnen beter dit soort initiatieven nemen

dan kosten te maken voor psychiaters, therapeuten of slaappillen.

Voorkomen is beter dan genezen.”

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200914

‘Room 261012’ is een intieme

fotoreportage van de jonge

fotografe Isabelle Pateer over

een Servische familie in het

opvangcentrum voor asielzoe-

kers van Sint-Truiden. De fami-

lie is tien jaar in België en ver-

bleef meer dan twee jaar in

deze kamer van twaalf vierkan-

te meter.

Page 15: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

15Nieuwe immigrantenElk jaar vestigen heel wat immigranten zich vanuit het buitenland in

onze provincie. Bijna de helft hiervan zijn Nederlanders.

Aantal buitenlandse inwijkelingen piekt

In de loop van 2007 vestigen zich 7.100 migranten vanuit het buiten-

land in Limburg. Hiermee bereikt Limburg zijn hoogste peil sinds

1989. Bijna de helft (48,4%) van deze buitenlandse inwijkelingen heeft

de Nederlandse nationaliteit. Ook Belgen die zich vanuit het buiten-

land opnieuw in Limburg vestigen worden onder de buitenlandse

inwijkelingen gerekend. Met 701 komen ze op de tweede plaats. Polen

(591 personen), Turkije (486 personen) en Marokko (270 personen)

vervolledigen de top vijf. In totaal is 86,3% van de buitenlandse inwij-

kelingen afkomstig van een Europees land.

Ook immigranten uit voormalige EU-migratielanden komen nog naar

Limburg. Zo vestigden zich er in de loop van 2007 84 Italianen, 67

Spanjaarden, 44 Portugezen en 30 Grieken. Ook inwoners van één van

de EU-landen vinden traditioneel hun weg naar België. In 2007 vestigen

zich heel wat Duitsers (151), Britten (53), en Fransen (52) in Limburg.

Daarnaast valt vooral de stijging vanuit de nieuwe EU-lidstaten op. Zo

steeg het aantal uit Polen van 241 in 2006 naar 591 in 2007, het aantal

Roemenen van 31 naar 112 en het aantal Bulgaren van 23 naar 81. De

stijging van het aantal buitenlandse inwijkelingen (van 6.375 in 2006

naar 7.100 in 2007) is dan ook vooral toe te schrijven aan de toename

van deze groepen.

India blijft met 74 buitenlandse inwijkelingen in 2006 de koploper van

het Aziatische continent, gevolgd door de vooral vrouwelijke migratie

uit Thailand (61) en de Filippijnen (36).

Nederlanders grootste groep nieuwe migranten

In 2007 vestigen 3.437 Nederlanders zich in Limburg. Met bijna

40.000 zijn de Nederlanders de grootste groep niet-Belgen in

Limburg. Het aantal Nederlanders dat zich van over de grens in

Limburg vestigt, stijgt voor het eerst sinds enkele jaren niet verder,

Top 10 buitenlandse inwijkingen naar Limburg (loop 2007)

nationaliteit aantal %

Nederland 3 437 48,4%

België 701 9,9%

Polen 591 8,3%

Turkije 486 6,8%

Marokko 270 3,8%

Duitsland 151 2,1%

Roemenië 112 1,6%

Italië 84 1,2%

Bulgarije 81 1,1%

Verenigde Staten van Amerika 79 1,1%

overige landen 1 108 15,6%

totaal Limburg 7 100 100,0%

Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Dienst Demografie

Verwerking: provincie Limburg - 2de Directie Welzijn - stafdienst Strategie & Planning – Studiecel

Aantal buitenlandse inwijkingen in Limburg naar nationaliteit (loop

2007)

Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Dienst Demografie

Verwerking: provincie Limburg - 2de Directie Welzijn - stafdienst Strategie & Planning – Studiecel

Evolutie van het aantal buitenlandse inwijkingen naar Limburg

(1989-2007)

Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Dienst Demografie

Verwerking: provincie Limburg - 2de Directie Welzijn - stafdienst Strategie & Planning – Studiecel

Nederland 48,4%

Turkije 6,8%

Marokko 3,8%

Polen 8,3%

België 9,9%

Roemenië 1,6%

Italië 1,2%

Duitsland 2,1%

Bulgarije 1,1%

Verenigde Staten van Amerika 1,1% overige landen 15,6%

N=7.100

2.000

2.500

3.000

3.500

4.000

4.500

5.000

5.500

6.000

6.500

7.000

8.000

1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007

Page 16: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

maar stabiliseert zich rond het hoogtepunt van 3.500 Nederlandse

inwijkelingen per jaar. Het aantal Nederlandse migranten dat jaarlijks

naar Limburg komt, is tussen 1989 en 2007 wel meer dan verdubbeld.

Vooral de goedkopere woningen en bouwgronden trekken de

Nederlanders in onze provincie aan, met name in de grensgemeenten

in Noord-Limburg en het Maasland. Lanaken mocht in 2007 het

meeste Nederlandse nieuwkomers verwelkomen (549), maar ook

Lommel (329), Hamont-Achel (246), Riemst (212) en Maasmechelen

(278) waren erg in trek.

Wat ook kan meespelen is de zogenaamde België-route. In Nederland

zijn de regels voor gezinshereniging strenger. Nederlandse allochto-

nen die een willen huwen met een partner van buiten de EU, vestigen

zich eerst in België en omzeilen zo de strengere Nederlandse regels.

Netto is de Nederlandse migratie wel een stuk kleiner dan wat de cij-

fers doen uitschijnen. Naast inwijkelingen, zijn er ook uitwijkelingen.

In 2007 waren er 3.437 nieuwkomers, maar trokken er ook 1.586

Nederlanders weg uit Limburg.

HuwelijksmigratieBelangrijk migratiekanaal

Huwelijksmigratie is, samen met gezinshereniging, uitgegroeid tot

één van de belangrijkste migratiekanalen in België. Sinds de migratie-

stop van 1974 is het één van de weinige manieren om zich als niet-EU-

er legaal in België te vestigen.

Huwelijksmigratie is een ruim begrip. Niet enkel de migranten in

België die huwen met een partner uit het herkomstland, zoals de

Turken en Marokkanen, vallen hieronder. Er zijn ook autochtone

Belgen die huwen met een persoon uit het buitenland. Sommige lan-

den, zoals Thailand en de Filippijnen, zijn zelfs gekend als ‘bruiddo-

norlanden’ omwille van de grote groep vrouwen die als bruid naar het

buitenland trekken.

Daalt huwelijksmigratie in Limburg?

Een analyse van twee Limburgse integratiediensten wijst op een dalen-

de trend op vlak van huwelijksmigratie. Op basis van beide huwelijks-

registers bleek dat in 2008 ongeveer 50% van de Turkse allochtonen

en ongeveer 57% van de Marokkaanse allochtonen huwen met een

partner uit het herkomstland. Enkele jaren eerder piekten deze cijfers

nog boven de 70% voor de Turken en boven de 60% voor de

Marokkanen.

De analyses bevestigden ook dat Turkse en Marokkaanse allochtonen

bij voorkeur met een partner met dezelfde herkomst huwen. Slechts

5% van de Turken en 9% van de Marokkanen koos voor een partner

met een andere herkomst.

Op basis van de resultaten conclusies trekken, die gelden voor heel

Limburg, is een brug te ver. Maar het is wel een sterke indicatie voor een

daling van de huwelijksmigratie bij Turkse en Marokkaanse allochtonen.

Allochtonen verdeeld over importhuwelijken

Huwelijksmigratie staat onder druk. Politici en beleidsmakers spre-

ken harde taal. ‘Importhuwelijken nefast voor integratie.’ ‘Nederlands

gaat achteruit.’ ‘Ticket voor kansarmoede.’ Maar wat vinden de alloch-

tonen zelf ?

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200916

Wie kan naar België reizen? Wie mag inBelgië wonen en werken?

EU-onderdanen

Voor onderdanen van de oude EU-landen is het makkelijk: zij kunnen

vrij in en uit België reizen, er vrij werken en (als ze voldoende inkom-

sten hebben) er zich ook vrij vestigen. Onderdanen van de nieuwe EU-

landen uit Oost-Europa kunnen ook vrij in en uit België reizen. Sinds

1 mei 2009 is het voor de onderdanen van nieuwe EU-lidstaten, waar-

onder Polen, bovendien niet langer verplicht om een arbeidskaart te

hebben om in België te kunnen werken. Voor Bulgarije en Roemenië,

die sinds 2007 lid zijn van de Europese Unie, geldt deze verplichting

nog. Ook kunnen ze gedetacheerd worden door een bedrijf uit hun

land of als zelfstandige hier aan de slag gaan.

Niet-EU-onderdanen

Om België binnen te komen voor een verblijf van korte duur heb-

ben niet-EU-onderdanen dikwijls een visum nodig van één van de

diplomatieke posten van de Schengenlanden. Niet-EU-onderda-

nen kunnen ook niet vrij werken in België. Bedrijven hier kunnen

uitzonderlijk wel personeel laten overkomen, bijvoorbeeld gespe-

cialiseerde technici. Ook beroepssporters en artiesten kunnen naar

hier komen. Dat moeten ze op voorhand aanvragen. Niet-EU-ers

kunnen ook naar België komen als hier nauwe familie woont: een

echtgenoot of echtgenote, een kind of – als er sprake is van een

ondersteuning en hulp – bejaarde ouders. Bepaalde nationaliteiten

hebben een visum nodig. Niet-EU-ers kunnen hier ook studeren.

Ze moeten dan wel voldoende financiële middelen hebben om die

studies te betalen of van iemand in België ten laste zijn. Na de stu-

dies moeten ze vertrekken. Voor niet-EU-ers geeft ook een asiel-

aanvraag recht op tijdelijk verblijf, zolang als de procedure loopt.

Wordt de aanvraag erkend, dan kunnen ze blijven.

Meer info?

www.vmc.be, de website van het Vlaams Minderhedencentrum.

sociaal-juridische dienstverlening van het Provinciaal Integratiecentrum,

[email protected] of 011 30 57 13.

Page 17: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

Het Provinciaal Integratiecentrum ontwikkelde de methodiek

‘Huwelijk en migratie’ om met allochtonen over partnerkeuze te pra-

ten. De meningen zijn verdeeld. Volgende uitspraken komen uit een

sessie in het buurthuis Berensheuvel in Maasmechelen.

Pro importhuwelijken:

• Een jonge moeder: “Mijn man is zelf van Turkije. In het begin had

ik ook problemen in mijn huwelijk maar deze hebben we kunnen

overbruggen door te communiceren. Ik heb begrip moeten tonen

omdat hij een aanpassingsfase heeft moeten doorlopen. Nu zijn

we heel gelukkig. Toen ik vrijgezel was, wilde ik absoluut geen

jongeren vanuit België. Ik vertrouw hen niet en ze beantwoorden

niet aan mijn verwachtingen.”

• Een moderne moeder: “Ik hoop dat mijn zoon zijn partner uit

Turkije laat overkomen. Ik ben ook zelf van Turkije en ik ben heel

gelukkig met mijn man. Ik denk niet dat mijn zoon zijn leven zou

kunnen doorbrengen met een Belgisch meisje. Ze zijn te speels en

niet bekwaam om een huwelijk in stand te houden. De meisjes van

Turkije daarentegen zijn volwassen en intellectueel. Ze zijn

beleefd en respectvol.”

• Een werkende jonge dame: “Ik ben geen tegenstander van import-

huwelijken. Ik heb een relatie met een Turkse jongen uit Turkije.

In de zomervakantie gaan we trouwen. Als het eenmaal zover is,

sta je niet stil bij de mogelijke problemen van zo’n huwelijk. Ik

weet dat het moeilijk zal zijn voor hem maar dat weet hij zelf ook.

Hij weet dat hij niet onmiddellijk werk zal vinden. Hij is nu al

bezig met Nederlands leren. Hij is ook bereid om zich aan te pas-

sen en een nieuw leven op te bouwen in België.”

Contra importhuwelijken:

• Een 40-plusser: “Partners die overkomen vanuit Turkije hebben te

hoge verwachtingen. Ze denken bijvoorbeeld dat de Belgische

inwoners niet hoeven te werken of dat ze veel geld hebben. Ook

zijn de Turken van Turkije anders opgevoed dan de Turken van

België. Hun waarden en normen komen niet volledig overeen met

onze waarden en normen. Vaak vinden ze onze kinderen onbe-

17

Sara en Halil leerden elkaar kennen op een fuif. Ze wisselden elkaars

nummers uit, werden verliefd en trouwden. Niets speciaals. Maar wel

als je weet dat Sara Vlaamse ouders heeft en Halil Turkse. Een inter-

view met een gemengd koppel.

Samenwonen

“Mijn vrienden hebben mij meermaals gewaarschuwd en gezegd dat

ik er niet aan moest beginnen,” opent Sara. “Volgens hen zijn Turkse

jongens niet te vertrouwen en eens ze een serieuze relatie willen dan

halen ze iemand uit Turkije. In het begin had ik ook mijn twijfels maar

na verloop van tijd was mijn twijfelgevoel over.”

Halils ouders zeiden niets over de gemengde relatie van hun zoon.

Halil: “Ik ben oud genoeg en ik neem mijn beslissingen zelf. Mijn

ouders hebben Sara graag, maar ze zijn er tegen dat wij nog niet voor

de imam zijn getrouwd. Wij wonen al een tijdje samen en mijn ouders

zijn nog maar één keer bij ons op bezoek geweest. Samenwonen past

niet in de islam. Ook de Turkse gemeenschap accepteert zoiets niet.

Sara weet wat ik van haar verwacht en we hebben besloten om binnen-

kort te trouwen voor de imam.”

Sara: “Toen mijn ouders voor het eerst hoorden over mijn relatie met

Halil was het grote ruzie. Mijn vader was dagenlang heel afstandelijk

tegen mij. Ik vond het heel erg, maar ik wist ook dat ze het na verloop

van tijd zouden aanvaarden. Mijn hele familie was er tegen. Nu is het

gelukkig allemaal voorbij. Mijn familie heeft kennisgemaakt met Halil

en we gaan geregeld mijn ouders bezoeken. Zij komen ook bij ons

thuis. Maar alle problemen zijn lang niet opgelost hoor!”

Onbekend

Sara groeide op in een traditioneel Belgisch kerngezin. Haar ouders

kennen niet veel van andere culturen. Alles wat onbekend is, roept

angst op bij vele mensen. Ook bij hun is dat zo. Sara: “Ze hebben voor-

oordelen omdat ze er niets of heel weinig over weten. Ze zijn bezorgd

dat ik ongelukkig zou zijn maar dat ben ik zeker niet.”

Er zijn veel verschillen in de levenswijzen van beide families. Halil:

“Bijvoorbeeld als Sara’s zus kookt voor haar vriend, dan word ik niet

uitgenodigd om mee te eten. Of als wij, Turken, bezoek krijgen dan

groeten we elkaar en vragen we hoe het gaat. Maar bij hun doen ze dat

niet. Ze zeggen enkel ‘hoi’ en voor de rest wordt er niet gekust of zo.

Natuurlijk hebben ze ook goede dingen. Ik mag bijvoorbeeld de auto

lenen van haar vader.”

Ruimdenkend

Sara pikt hierop in: “Communiceren en begrip opbrengen voor die ver-

schillen is heel belangrijk. Als Belgische partner van een Turkse jongen

heb ik veel toegevingen gedaan. Maar natuurlijk is dit wederzijds. Geven

en nemen, anders kom je niet ver. Als je aan een gemengde relatie begint

dan weet je niet wat je te wachten staat. Er wordt heel veel van je gevraagd.

Gelukkig ben ik een ruimdenkend iemand en ik doe het ook omdat ik het

zelf wil. Nu nog steeds lopen we tegen obstakels aan. We proberen het

samen op te lossen. Zolang er respect is komt de rest van zelf.”

“Zolang onze ouders zich niet moeien met onze relatie verloopt alles heel

goed. Wij moeten tegen onze ouders kunnen zeggen dat ze er niet het

recht toe hebben. Dat is natuurlijk niet gemakkelijk,” zo sluit Halil af.

“Mijn vrienden hebben mij meermaals gewaarschuwd”

Page 18: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

leefd of niet modern. Ze zitten niet op dezelfde golflengte en hier-

door ervaren ze problemen in hun huwelijk. Ik heb liever dat mijn

kinderen met een Belg trouwen en gelukkig zijn, dan met iemand

uit Turkije waarmee ze niet kunnen opschieten.”

• Een jonge moeder: “Ik kwam naar België en vond de levenswijze

van mijn man en zijn familie heel anders. Ik ben nu zes jaar

gehuwd en woon nog steeds in bij mijn schoonouders. Mijn man

is onverantwoordelijk en staat zelden in voor de gemeenschappe-

lijke taken. Voor mijn schoonouders is het heel normaal dat hun

zoon op stap gaat terwijl ik thuis met de kinderen zit. Ik heb geen

ruimte voor ontspanning. Ik ben absoluut geen voorstander van

importhuwelijken. Ik vind dat iedereen de partner uit de eigen

gemeenschap moet kiezen.”

• Een hogeschoolstudente: “Ik ben tegen importhuwelijken. Als ik

mijn partner uit Turkije zou laten overkomen moet ik ook de man-

nelijke rol opnemen. Ik moet werken terwijl hij sukkelt om de

Nederlandse taal onder de knie te krijgen. Als hij geïntegreerd is,

zijn er enkele jaren voorbij. Daar heb ik geen tijd en geen goesting

voor. Ik trouw liever met een Belg die de taal goed beheerst en zelf-

standig is. Dan heb ik minder problemen en meer rust”.

ArbeidsmigratieLimburg kent een lange geschiedenis van arbeidsmigratie. Hoewel er

officieel sinds 1974 een migratiestop van kracht is, komen ook de laat-

ste jaren arbeidsmigranten vanuit het buitenland in Limburg werken.

De economische crisis lijkt hierop weinig impact te hebben.

Een indicatie van het aantal arbeidsmigranten die als werknemer aan

de slag gaan, krijgen we op basis van het aantal uitgereikte arbeids-

kaarten. Daarnaast kunnen onderdanen van de EU-landen hier als

zelfstandige aan de slag of naar hier gedetacheerd worden vanuit hun

bedrijf.

Aantal arbeidskaarten voor Limburg blijft stijgen

In de loop van 2008 reikt de Vlaamse Gemeenschap in Limburg 10.634

arbeidskaarten en –vergunningen uit aan vreemde arbeiders. Dit aan-

tal blijft, na een verdubbeling in 2007, verder stijgen.

Vooral het aantal afgeleverde arbeidskaarten B kent een forse stijging.

Arbeidskaarten B zijn bedoeld voor echte arbeidsmigranten, werkne-

mers die voor een bepaalde job uit het buitenland naar België komen.

In 2008 worden in Limburg 9.653 arbeidskaarten afgeleverd, onge-

veer 1.600 meer dan in 2007.

Bijna 96% van alle arbeidskaarten B gaat in 2008 naar onderdanen van

de nieuwe EU-lidstaten in knelpuntberoepen. Verder reikt de Vlaamse

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200818

9 5

4

3

2

0

1000

2000

3000

4000

5000

6000

7000

8000

9000

10000

11000

2003 2004 2005 2006 2007

arbeidskaart Aarbeidskaart Barbeidskaart C

761 1003 916 822 946

388459

1224

3920

8039

1

2008

980

9653

Bron: Vlaams Ministerie voor Werk en Sociale Economie

Verwerking: provincie Limburg - 2de Directie Welzijn - stafdienst Strategie en Planning – Studiecel

Evolutie van het aantal afgeleverde arbeidskaarten voor de provin-

cie Limburg (2003 - 2008)

Page 19: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

Gemeenschap arbeidskaarten B uit aan hooggeschoolden (41), lei-

dinggevenden (39), gedetacheerde hooggeschoolden, leidinggeven-

den of stagiairs (107), au-pairs (26), beroepssporters (30) en aan nog

enkele andere categorieën. Meer dan 80% van alle arbeidskaarten B

worden uitgereikt aan Polen. Bulgaren en Roemenen, samen goed

voor 12% van alle arbeidskaarten, vervolledigen de top drie.

In Limburg ontvangen 980 personen een arbeidskaart C. Deze arbeids-

kaart is voor wie al legaal in België verblijft maar met zo’n kaart ook

recht krijgt om er te werken. Het gaat dan om geregulariseerden, stu-

denten of slachtoffers van mensenhandel en ontvankelijk verklaarde

asielzoekers. Tenslotte is er ook één arbeidskaart A uitgereikt. Na vier

jaar werken met een arbeidskaart B kan iemand een kaart A krijgen.

Deze cijfers geven een beeld van de arbeidsmigratie. Toch is voorzich-

tigheid nodig. Want sommige vreemdelingen zijn, net zoals Belgen,

vrijgesteld van een arbeidskaart. Zij zijn dan niet opgenomen in de sta-

tistieken. De statistieken bevatten bovendien zowel de aanvragen als

de hernieuwingen. Een werknemer kan in één jaar meerdere arbeids-

kaarten ontvangen hebben. De cijfergegevens stemmen dus in geen

geval overeen met het aantal effectief naar Limburg gemigreerde of in

Limburg verblijvende buitenlandse werknemers.

Bovendien moeten onderdanen van de nieuwe EU-lidstaten, waaron-

der Polen, sinds 1 mei 2009 niet langer over een arbeidskaart beschik-

ken om in België te kunnen werken. Voor Bulgarije en Roemenië, die

sinds 2007 lid zijn van de Europese Unie, blijft deze verplichting wel

gelden. Poolse werknemers maken momenteel de hoofdmoot uit van

de in Limburg uitgereikte arbeidskaarten. Het aantal uitgereikte

arbeidskaarten zal in de toekomst dus nog minder de groep arbeids-

migranten in onze provincie omvatten.

Heeft de economische crisis de arbeidsmigratie onder druk gezet? Het

lijkt erop van niet. Een indicatie hiervoor is een telling van het aantal

Europese plukkers. Plukkers die aan de slag willen in de fruitsector

moeten zich registreren bij de gemeente. In 2008 registreerden zich in

Limburg in totaal 6.808 plukkers, 2.100 hiervan in Sint-Truiden. In

2009 hadden zich in Sint-Truiden op het moment van publicatie al

2.490 plukkers geregistreerd, voornamelijk uit Polen. Dit is een stij-

ging in vergelijking met het jaar ervoor. De economische crisis lijkt

hierop dus weinig impact te hebben. Over een belangrijke andere sec-

tor voor arbeidsmigratie, de bouw, is er momenteel geen concreet cij-

fermateriaal beschikbaar.

Meer info over de arbeidskaartreglementeringen vindt u op

http://www.vmc.be/vreemdelingenrecht.

Zelfstandigen en gedetacheerden

Buitenlandse ondernemingen, organisaties of zelfstandigen die per-

sonen in België tewerk willen stellen, moeten hiervan aangifte doen

bij Limosa, een administratieve databank. Hiermee wil de Belgische

overheid een zicht krijgen op de impact van deze activiteiten op de

Belgische economie, garanties scheppen voor het vrij verkeer van

diensten en een legale tewerkstelling in België garanderen, met res-

pect voor ieders rechten en arbeidsvoorwaarden.

Momenteel beschikken we niet over Limburgse statistieken van 2008.

19Sinds 1 mei 2009 hebben Poolse fruitplukkers geen arbeidskaart meer nodig.

© Jozef Croughs

Page 20: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

Mensen zonder wettig verblijfMensen zonder wettig verblijf leven zonder wettige verblijfsdocumen-

ten in België. ‘Illegalen’ of ‘mensen zonder papieren’ zijn andere,

minder correcte benamingen.

In Limburg, uit de statistieken

Hoeveel mensen zonder wettig verblijf in Limburg leven, is door hun

relatieve onzichtbaarheid zeer moeilijk in te schatten. De groep van men-

sen zonder wettig verblijf is een zeer diverse groep. Sommigen verblijven

van meet af aan illegaal in België. Ze zijn zonder toestemming het land

binnengekomen of met een toeristenvisum dat intussen verlopen is.

Anderen starten daarentegen wel met een legaal verblijf maar zijn er niet

in geslaagd dit te behouden. Ze kiezen voor een leven in de illegaliteit.

Uitgeprocedeerde asielzoekers of gezinsherenigers, gewezen buiten-

landse studenten of au pairs behoren onder meer tot deze groep.

Meer dan 100.000 onwettig in België

Het aantal personen dat onwettig in België verblijft, wordt geschat op

ruim 100.000 personen. Dit blijkt uit een onderzoek van de Erasmus

Universiteit van Rotterdam in opdracht van de Belgische regering. Voor

deze schatting werd beroep gedaan op politiedata en data uit de

gezondheidszorg die ze combineerden met de resultaten van 120 inter-

views met irreguliere immigranten in Brussel, Gent en Antwerpen.

Uit deze gesprekken blijkt dat de economische achterstandspositie

vaak de directe aanleiding is om te migreren. Toch spelen er vaak ook

andere individuele beweegredenen mee. Ongeveer één op vijf van de

geïnterviewden geeft aan naar België te komen om in een korte perio-

de ze veel mogelijk geld te verdienen om dan terug te keren naar het

herkomstland. Daarnaast is er een omvangrijkere groep die een wettig

verblijf nastreven, bijvoorbeeld door huwelijk of regularisatie. Een

laatste groep, ongeveer één op drie van de geïnterviewden, accepteert

het onwettig verblijf in België en is naar hier gekomen om een nieuw

bestaan op te bouwen, legaal of illegaal.

Hulpbronnen voor mensen zonder wettig verblijf

Voor veel mensen zonder wettig verblijf is een sterk sociaal netwerk

essentieel om in tijden van nood op terug te kunnen vallen. Familie en

vrienden komen op de eerste plaats, maar ze doen ook vaak beroep op

het netwerk binnen de eigen etnische gemeenschap, bijvoorbeeld bij

het zoeken naar werk of huisvesting.

Mensen zonder wettig verblijf met een minder sterk sociaal netwerk

kloppen vaker aan bij de verschillende welzijnsvoorzieningen. Vaak

gaat het hier om uitgeprocedeerde asielzoekers. Ook heel wat organi-

saties en vrijwilligers trekken zich het lot aan van mensen zonder wet-

tig verblijf. Hulp aan mensen zonder wettig verblijf is niet strafbaar.

Ook is er geen verplichting mensen zonder wettig verblijf aan te

geven. Een woning verhuren aan iemand zonder wettig verblijf kan,

zolang er geen sprake is van huisjesmelkerij. Mensen zonder wettig

verblijf tewerkstellen, is wel strafbaar. Vanzelfsprekend zijn ook men-

sensmokkel en mensenhandel strafbaar.

Recht op onderwijs en dringende medische hulp

Mensen zonder wettig verblijf hebben geen verblijfsrecht in België.

Hierdoor zijn ze uitgesloten van de arbeidsmarkt en kunnen ze maar

in beperkte mate rekenen op steun van publieke voorzieningen. Toch

garandeert de overheid enkele fundamentele rechten: het recht op

onderwijs voor kinderen van personen zonder wettig verblijf en het

recht op dringende medische hulp.

Elk kind zonder wettig verblijf kan zich in principe vrij inschrijven in

een school. De school is niet verplicht de inschrijving van het kind te

melden aan de autoriteiten en kinderen mogen op school niet opge-

pakt worden voor uitzetting. Er zijn weinig gevallen bekend van scho-

len die een kind niet willen inschrijven. Wel stellen er zich vaak afgelei-

de problemen. Meestal zijn het vooral de extra kosten voor schoolrei-

zen, boeken, zwemlessen, vervoer, … die een extra probleem vormen.

Iedere persoon die illegaal op het Belgisch grondgebied verblijft, heeft

het recht op dringende medische hulp. Elk OCMW kan de kosten

onder bepaalde voorwaarden terugvorderen van het Ministerie voor

Maatschappelijke Integratie. In 2008 vragen in Limburg 327 personen

zonder wettig verblijf dringende medische hulp aan. Een jaar eerder

waren er dit nog 391.

Hiernaast zijn er 629 aanvragen van kandidaat-vluchtelingen voor drin-

gende medische hulp. Ook zijn er 93 aanvragen van niet-Belgen die niet

in het bevolkingsregister ingeschreven zijn, maar wel recht hebben op

verblijf of tijdelijk verblijf. Deze cijfers hebben enkel betrekking op het

aantal goedgekeurde aanvragen. Hierdoor kan het aantal aanvragen

nog hoger liggen.

Huisvesting voor mensen zonder wettig verblijf

Mensen zonder wettig verblijf hebben in principe geen recht op

opvang. Voor hen is het vaak behelpen. Mensen zonder wettig verblijf,

die tijdens hun legaal verblijf een woning hebben, houden meestal zo

lang mogelijk vast aan deze woning. Huur betalen ze door zwartwerk.

In vele gevallen gaat het over woningen in het laagste segment qua

kwaliteit en comfort.

Er zijn uitzonderingen op de regel. Gezinnen met kinderen zonder

wettig verblijf, niet in staat om in het onderhoud van hun kinderen te

voorzien, kunnen op basis van een beslissing van het Arbitragehof

recht hebben op opvang in een opvangcentrum. Het Valkenhof in

Overpelt en het opvangcentrum in Sint-Truiden vangen families zon-

der wettig verblijf op. Ook uitgeprocedeerde asielzoekers met nog een

procedure bij de Raad van State hebben recht op opvang in een

opvangcentrum.

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200920

Page 21: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

21Regularisatie in 2009

Regularisatie gebeurt op twee manieren. Ten eerste: continue, met een

vaste procedure, waarbij los van een bepaalde periode, beoordeeld

wordt of iemand die daar feitelijk geen recht op heeft, toch een ver-

blijfsvergunning krijgt. Ten tweede kan het ook in een speciale ronde,

een campagne waarbij tijdelijk soepele criteria gelden om een verblijfs-

vergunning te krijgen. De instructie over regularisatie van de federale

regering van 19 juli 2009 gaat over allebei de manieren. We overlopen

hier kort welke categorieën telkens in aanmerking komen, de num-

mers verwijzen naar concrete voorbeelden uit de praktijk van de soci-

aaljuridische dienstverlening van het Provinciaal Integratiecentrum.

Vaste procedure

Artikel 9bis van de vreemdelingenwet maakt regularisatie mogelijk

maar er staan geen criteria bij wie daarvoor in aanmerking komt, het

komt aan de minister van Binnenlandse Zaken toe om daar geval per

geval over te beslissen. Enkel in 9ter van die wet wordt gezegd dat

mensen zonder wettig verblijf die ernstig ziek zijn en daarvoor niet

behandeld kunnen worden in hun land, geregulariseerd kunnen wor-

den. De instructie zet voor 9bis een aantal criteria op rij, sommige

daarvan bestonden al, maar worden nu versoepeld.

Een eerste reeks criteria gaat over langdurige procedures.

• Een langdurige asielprocedure van minstens vier jaar, drie jaar voor

gezinnen met schoolgaande kinderen (voorbeeld 1).

• Een langdurige procedure volgend op een afgewezen asielaanvraag,

met name een beroep bij de Raad van State of een regularisatiever-

zoek. Alle procedures samen duren minstens vijf jaar, voor gezin-

nen met schoolgaande kinderen is dat vier jaar (voorbeeld 2).

Een tweede reeks gaat over ‘prangende humanitaire situaties’, de instructie

spreekt over situaties waarbij ‘een verwijdering uit België de schending zou kun-

nen inhouden van een fundamenteel recht’. De instructie geeft ook enkele specifie-

ke categorieën zoals de volgende.

• De ouder van een Belgisch minderjarig kind (voorbeeld 3).

• Personen die hier zijn opgegroeid maar later teruggekeerd en nu

terug willen naar België (voorbeeld 4).

• Iemand met een Belgisch pensioen (voorbeeld 5).

• Families met schoolgaande kinderen met een afgesloten of hangen-

de asielaanvraag en die minstens vijf jaar in België hebben verbleven

(voorbeeld 6).

Belangrijke opmerking: de minister kan ook in andere gevallen een

regularisatie toestaan. Met andere woorden: de minister behoudt de

discretionaire bevoegdheid.

Tijdelijke campagne

De criteria hierboven kan men inroepen zolang ze niet geschrapt wor-

den. Behalve die zijn er ook criteria die maar voor een bepaalde perio-

de gelden. De regularisatieaanvraag daarvoor moet ingediend worden

tussen 15 september en 15 december. Basisvoorwaarde is dat men een

duurzame lokale verankering in België heeft. Daarbij let men op soci-

ale banden, kennis van één van de landstalen en werkverleden en

werkbereidheid. Personen die minstens vijf jaar in België wonen,

komen in aanmerking (voorbeeld 7). Een korter verblijf (van 2,5 jaar)

kan ook maar dan wordt de voorwaarde strenger: men moet dan een

contract van een werkgever kunnen voorleggen die hem of haar voor

minstens één jaar aan het werk wil zetten (voorbeeld 8).

Voorbeelden

(1) Mimi is met haar kind op 22 april 2005 in België toegekomen en

heeft toen een asielaanvraag ingediend. In eerste instantie werd haar

aanvraag onontvankelijk verklaard. In beroep echter werd de asielaan-

vraag toch ontvankelijk verklaard. Uiteindelijk heeft het

Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen een

weigering van de erkenning als vluchtelinge betekend in juni 2009.

Zijzelf heeft tussentijds diverse opleidingen gevolgd en heeft recent

een diploma als ‘verzorgende’ behaald. Haar dochtertje heeft sinds

haar aankomst in België school gelopen, dus meer dan drie jaar.

(2) Ali komt uit Algerije en heeft een asielaanvraag ingediend op 16

november 2004. Op 25 februari 2005 besliste het Commissariaat-

Generaal voor de Vluchtelingen om hem het statuut van Vluchteling

en de subsidiaire bescherming te weigeren. Tegen deze beslissing

ging hij in beroep bij de Raad van State en heeft sindsdien nog geen

antwoord ontvangen. Op 16 november 2009 zal Ali vijf jaar lang op een

definitieve beslissing aan het wachten zijn.

(3) Anka is een Roemeense die in september 2006 naar België is geko-

men. Zij heeft een Belgische man leren kennen en ze kregen samen

een kind in 2007. Hun relatie is verbroken en Anka woont nu in een

vluchthuis, samen met haar kind.

(4) Een alleenstaande Armeense moeder komt met twee kinderen naar

België op 13 september 2000. Zij dienen een asielaanvraag in op die

datum. Een maand nadien bevalt ze in België van een derde kindje.

Haar oudste kinderen gaan in België naar school en behalen goede

resultaten. Ook het in België geboren kindje doorloopt het kleuteron-

derwijs en zit momenteel op de lagere school.

(5) Fatima is een 39-jarige Marokkaanse die illegaal in het land is. Ze

had een tijdelijke verblijfstitel voor Spanje en is op die manier naar

België gekomen (vrij verkeer binnen Schengenzone). Ze is in Marokko

geboren en heeft van 1976 tot 1987 in België verbleven. Daarna is ze

met haar ouders teruggekeerd. Samen met haar kind verblijft ze

momenteel bij haar zus.

Page 22: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

(6) Mustafa heeft tussen 1973 en 1983 in de mijn van Beringen

gewerkt. Op basis daarvan heeft hij een gele identiteitskaart voor

vreemdelingen gekregen. Zijn vrouw en kinderen hebben al die tijd

ook in Beringen gewoond. Na 1983 zijn ze naar Turkije teruggekeerd.

De kinderen zijn het huis uit en wonen in alle uithoeken van Turkije.

Mustafa en zijn vrouw zijn hier met een toeristenvisum en gaan vra-

gen om geregulariseerd te worden op basis van zijn Belgisch mijn-

pensioen.

(7) Mehdi is een Marokkaan die in 2000 een verblijfsvergunning

voor één jaar had voor Spanje in het kader van seizoensarbeid. Tegen

het einde van die vergunning is hij een vriend komen opzoeken in

België. Hij arriveerde hier in maart 2001. Al die tijd is hij illegaal hier

gebleven en heeft hij in het zwart gewerkt en bij vrienden gewoond.

In 2005 heeft hij een eerste keer regularisatie aangevraagd, deze

werd echter geweigerd. Hij heeft Nederlandse taallessen gevolgd en

enkele cursussen metselen in avondonderwijs.

(8) Hatice is via gezinshereniging naar België gekomen op 27 maart

2007. Tijdens de geldigheid van haar verblijfstitel heeft ze gewerkt als

huishoudhulp bij een dienstenchequebedrijf. Gezien het overlijden van

haar man en er dus geen samenwoonst meer was kreeg ze een ‘weige-

ring van verblijf met bevel om het grondgebied te verlaten’. Ook in

beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen werd haar verblijf

niet opnieuw toegekend. Zij heeft een nu een regularisatieaanvraag

ingediend en haar dossier bevat een model arbeidsovereenkomst met

dezelfde firma die eveneens een arbeidskaart B zal aanvragen.

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200922Hoe bespreek je terugkeer?

Voor mensen zonder wettig verblijf en asielzoekers kan terugkeren

naar het land van herkomst een goede optie zijn. Maar hoe

bespreek je dit als hulpverlener met hen? Hoe doorbreek je het

taboe rond dit thema?

Opening

“Als terugkeren absoluut onbespreekbaar is, zwijg er dan ook over.”

Dit is de boodschap van Francine Dal, psychologe in een opvang-

centrum voor asielzoekers met geestelijke gezondheidsproblemen

in Yvoir. “Als mensen hier al 20 jaar verblijven of als hun kinderen

hier naar school gaan, is het niet meer raadzaam om over terugkeer

te beginnen. Soms is terugkeren om administratieve redenen zelfs

onmogelijk. Ook dan moet je er natuurlijk over zwijgen.”

En al is terugkeer in de praktijk wel mogelijk, het blijft een moeilijk

thema. Een goede vertrouwensrelatie is nodig om het ter sprake te

brengen. Want dan voel je aan wanneer het het juiste moment is.

Voor sommige hulpverleners stelt zich hier al een probleem. In

lokale opvanginitiatieven van OCMW’s, bijvoorbeeld, begeleiden de

hulpverleners asielzoekers soms maar enkele weken. Een vertrou-

wensrelatie opbouwen is dan zo goed als onmogelijk.

“Breng het thema uiterst voorzichtig aan. Zeg: ‘Ik ga nu iets heel

moeilijk met je bespreken’. Of maak er een indirecte vraag van: ‘Heb

je er al ooit aan gedacht om terug te keren?’ Je zal vaak voornamelijk

weerstand voelen, maar je moet alert zijn voor openingen.

Bijvoorbeeld: ‘Wat dan met mijn kinderen?’ of ‘Maar ik heb schul-

den. En als er zo’n een ope-

ning is, probeer ze dan ver-

der te openen door meer

vragen te stellen. Spring er

niet in, want dan forceer je

alles. Het kan een proces

zijn van jaren vooraleer

iemand de beslissing tot

terugkeer neemt. Soms

moet je het verschillende

keren ter sprake brengen.”

Als éénmaal de beslissing

gevallen is om terug te

keren, moet je deze keuze zo

concreet mogelijk maken.

Hoe ga je te werk? Francine:

“Breng de netwerken hier in

België, maar vooral in het

herkomstland, in kaart. En

dan bedoel ik echt letterlijk:

zet ze samen op papier. Wie

Page 23: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

Uitwijzing, vrijwillige terugkeer of regularisatie

De federale overheid wijst mensen zonder wettig verblijf uit.

Daarnaast bestaat ook de mogelijkheid om vrijwillig terug te keren.

Soms worden mensen zonder wettig verblijf ook geregulariseerd.

In 2008 verlaten 8.093 mensen zonder wettig verblijf België. Ongeveer

één op drie (2.669 personen) doet dit op vrijwillige basis. Hiervoor kan

beroep gedaan worden op IOM, de Internationale Organisatie voor

Migratie. De IOM zorgt voor de organisatie van de terugreis en een

beperkte financiële premie. Ook tekent de organisatie reïntegratiepro-

jecten op maat uit. Deze kleinschalige, individuele projecten moeten

mensen helpen om in hun herkomstland de draad weer op te nemen

(onderwijs, beroepsopleidingen, opzetten kleine ondernemingen, …).

Het aantal mensen zonder wettig verblijf die in 2008 België verlaten,

ligt lager dan de voorgaande jaren, voornamelijk door de toetreding

tot de Europese Unie van Roemenië en Bulgarije sinds 1 januari 2007.

EU-onderdanen kunnen geen gebruik maken van deze terugkeerpro-

gramma’s.

Sinds de grote regularisatiecampagne in 2000 was regularisatie enkel

mogelijk via een individuele aanvraag (artikel 9bis van de vreemdelin-

genwet). Met name uitgeprocedeerde asielzoekers die lang moeten

wachten op een beslissing kunnen hier gebruik van maken. Volgens

cijfers van Binnenlandse Zaken worden in 2008 8.369 mensen zonder

wettig verblijf geregulariseerd. Belangrijkste motieven zijn de onrede-

lijk lange asielprocedure, naast medische en humanitaire redenen.

In 2009 kwam er eindelijk duidelijkheid rond de criteria waaraan men-

sen zonder wettig verblijf moeten voldoen om in aanmerking te komen.

WoonwagenbewonersWoonwagenbewoners zijn mensen met een eigen, nomadische cul-

tuur die traditioneel in een woonwagen wonen of gewoond hebben. In

tegenstelling tot wat de term doet vermoeden, leven niet alle woonwa-

genbewoners in een woonwagen. Een aantal woont ook in huizen

tegen hun wil.

Voornamelijk Voyageurs in Limburg

De grootste groep in Limburg zijn de Voyageurs. Voyageurs zijn

autochtonen, afstammend van de trekkende handelaars en ambacht-

slui van vroeger. Zij zien zichzelf duidelijk als een aparte groep, anders

dan de ‘burgers’. Degenen die verblijven in woonwagens, staan (legaal

of illegaal) op gemeentelijke terreinen. Velen onder hen wonen, al dan

niet noodgedwongen, in huizen. Maar zij blijven zowel voor zichzelf

als voor de groep echte Voyageurs.

Het aantal Voyageurs in Limburg is naar schatting een 1.000-tal perso-

nen of een 300 à 400-tal gezinnen. Hiervan leven ruim 200 gezinnen

in een woonwagen.

23

is je familie? Wie zijn je vrienden en kennissen? Wie ken je nog in

het terugkeerland? Wie kan je helpen?”

Groepsdruk

Terugkeer bespreek je best individueel. Want de meeste mensen

zonder wettig verblijf en asielzoekers staan er negatief tegenover.

Degenen die er wel over willen nadenken, durven er in groep waar-

schijnlijk niet voor uit te komen. Francine: “Mensen die terugkeren

worden als verraders gezien in hun gemeenschap in België. Mensen

zonder wettig verblijf en asielzoekers willen zich hier altijd beter

voordoen. Ze willen de schijn hoog houden voor de thuisblijvers.

Als er iemand terugkeert, komen ze er in het thuisland achter dat

het hier toch niet zo rooskleurig is.”

“Ook wordt een vlucht vaak verweten door de thuisgemeenschap.

Dit speelt bijvoorbeeld voor Chilenen die de militaire dictatuur van

Pinochet ontvluchtten. De thuisblijvers bleven er verder vechten.

Dit kan voor spanningen zorgen bij terugkeer.”

Terugkeerpremie

De vorming kadert in een project rond terugkeer van

Vluchtelingenwerk Vlaanderen. Judith Smeets: ”Bij de helpdesk

terugkeer van Vluchtelingenwerk Vlaanderen kan je terecht voor

juridische en organisatorische info rond terugkeer. We informeren

de terugkeerders voornamelijk over de situatie in het terugkeerland.

Hoeveel kost het er om een appartement te huren? Kan ik medische

begeleiding krijgen voor mijn diabetes? Kunnen mijn kinderen er

naar school? De sterkte van het terugkeerproject van

Vluchtelingenwerk Vlaanderen is de samenwerking met lokale

partners in 19 terugkeerlanden. Het zijn voornamelijk ngo’s die ter

plekke de situatie kennen en alles kunnen uitzoeken. Ook volgen ze

de terugkeerders nog een jaar op.”

Het project voorziet verder financiële ondersteuning voor terug-

keerders. Vliegticket, reisdocumenten en medische assistentie tij-

dens de terugreis worden betaald. Bijkomend is er een terugkeer-

premie van maximum 250 euro. Voor kwetsbare groepen zoals niet-

begeleide minderjarigen, zwangere vrouwen of personen met een

handicap kan de premie oplopen tot 700 euro per persoon.

Meer info?

Helpdesk terugkeer Vluchtelingenwerk Vlaanderen:

[email protected], 02 274 00 23.

Page 24: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200924Roma in Limburg geteld

Roma zijn een etnische groep uit Oost-Europa met een eigen taal en

cultuur. In de volksmond worden ze vaak zigeuners genoemd. Roma

zijn de laatste decennia, na de val van de Berlijnse muur in 1989, gemi-

greerd vanuit Oost-Europa, voornamelijk vanuit ex-Joegoslavië en

Slowakije. In het begin kwamen ze vaak naar België als asielzoeker.

Roma zijn niet rondtrekkend, maar wonen in huizen of appartemen-

ten. Wel verhuizen ze vlot van de ene plaats naar de andere. Het aantal

Roma in België wordt geschat op ongeveer 25 000. We vinden hen

vooral terug in de grote steden, zoals Brussel, Antwerpen, Gent en

Luik. Maar ook in enkele middelgrote steden wonen groepen Roma.

Zicht krijgen op het aantal Roma in Limburg is geen makkelijke opga-

ve. Omwille van het ontbreken van officiële cijfergegevens, zijn we

aangewezen op schattingen van bevoorrechte getuigen en de lokale

hulpverlening.

Om een idee te krijgen van het aantal Roma in onze provincie, bevroeg

het Provinciaal Integratiecentrum de 44 Limburgse OCMW’s. Op die

manier krijgen we zicht op het aantal Roma gekend bij de hulpverle-

ning. Roma niet gekend bij de hulpverlening zijn niet inbegrepen in

de cijfers. Het is dus mogelijk dat de groep Roma in Limburg in wer-

kelijkheid groter is.

Eind juni 2009 zijn er bij de Limburgse OCMW’s 453 Roma gekend in

88 verschillende huishoudens. De gemeente met de meeste Roma is

Heusden-Zolder met 86 Roma. Ook de omliggende gemeenten ken-

nen Roma op hun grondgebied: Hasselt 38, Lummen 35, Beringen 28,

Houthalen-Helchteren 31. In het zuiden van onze provincie springen

Sint-Truiden (26), Bilzen (55) en Tongeren (20) in het oog. In het

noorden van de provincie Lommel (32).

Bijna drie kwart van de Roma in Limburg komt uit een van de landen

van ex-Joegoslavië, vooral uit Kosovo (114) en Servië (122). Verder is

23,9% afkomstig van één van de nieuwe EU-landen, met Slowakije

(87) als uitschieter.

Een meerderheid van de Roma in Limburg (66,6%) heeft een statuut

dat een of andere vorm van zekerheid biedt: als EU-onderdaan

(17,0%), als erkend vluchteling (23,6%), als geregulariseerde (18,5%)

of als drager van de Belgische nationaliteit (7,5%). Minder zeker zijn

de personen met een lopende asielaanvraag of beroep bij de Raad van

State (12,1%), met subsidiaire bescherming (7,5%) of personen zon-

der wettig verblijf (7,7%).

Onder de Roma zijn veel gezinnen met jonge kinderen. Zo is een 150-

tal van de gekende Roma jonger dan 12. Daarnaast zijn er een 70-tal

Roma tussen 12 en 18.

Sonita, Kristella, Laura, Adnan en Brahim zijn de kinderen van een Kosovaarse

Romafamilie in Limburg. Het Provinciaal Integratiecentrum voert gesprekken

met Roma om knelpunten in kaart te brengen.

Page 25: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

Maar ook Rom, Roma en Manoesjen

Rom wonen niet in Limburg, maar bezoeken Limburg regelmatig als

ze in het voorjaar en in de zomer rondtrekken. Door de traditionele

klederdracht van de vrouwen zijn ze misschien wel de meest opge-

merkte groep, hoewel ze in aantal vrij klein zijn. Meestal trekken ze

rond in groepjes van 10 tot 25 caravans. Ze leven sterk nomadisch,

hechten grote waarde aan familiale banden en spreken steeds hun

Romanés met als tweede taal Frans.

Roma zijn de laatste decennia gemigreerd uit Oost-Europa, voorna-

melijk uit Kosovo, Roemenië en Slovakije. In het begin kwamen ze

vaak naar België als asielzoeker en werden ze vanuit dit perspectief

benaderd. Ze zijn niet rondtrekkend, maar verhuizen vlot van de ene

plaats naar de andere.

Een laatste groep woonwagenbewoners zijn de Manoesjen. Hun

levenspatroon lijkt sterk op dat van de Voyageurs. Als eerste taal spre-

ken zij hun Manoesj en als tweede taal Nederlands. Deze groep is nau-

welijks vertegenwoordigd in Limburg. Ook zij trekken wel sporadisch

door onze provincie.

Tenslotte zijn er bij een aantal andere groepen zoals foorreizigers,

schippers, circusmensen, campingbewoners en vierdewereldmensen

ook gezinnen die soms aansluiting vinden bij de Voyageurs. Dit kan

via familiale banden of via winteractiviteiten. Op sommige woonwa-

genterreinen wonen ze dan ook naast de Voyageurs.

Onvoldoende standplaatsen

Wonen in een woonwagen is een erkende woonvorm sinds 2001. Uit

een analyse van het VMC blijkt dat er over heel Vlaanderen standplaat-

sen tekort zijn en dat woonzekerheid en kwalitatief wonen voor woon-

wagenbewoners nog lang niet gerealiseerd kan worden.

Momenteel telt Limburg 160 standplaatsen in acht verschillende

gemeenten. Er is een groot tekort aan standplaatsen. Op sommige ter-

reinen staan er meer gezinnen dan officieel toegelaten. Anderen staan

25op niet erkende terreinen. En er zijn ook Voyageurs die nu noodge-

dwongen in een huis wonen en graag opnieuw in een wagen willen

wonen. Er dient zich ook een nieuwe generatie aan die de traditie wil

verder zetten.

Op korte termijn, tegen 2010, moeten er nog minstens een 150-tal

plaatsen bijkomen om aan de vraag te voldoen. Maar de laatste jaren

zijn er op de bestaande terreinen slechts enkele plaatsen bijgekomen.

Het laatst opgerichte volledig nieuwe terrein (in Sint-Truiden) dateert

al van tien jaar geleden.

Hoe is de stand van zaken op dit moment, één jaar voor de deadline uit

het ruimtelijk structuurplan? Onderstaand schema geeft een over-

zicht.

De tabel geeft het stappenplan dat gemeenten moeten doorlopen om

te komen tot een nieuw woonwagenterrein. Er zijn vijf stappen.

De eerste stap is de voorzet die het provinciebestuur in 2003 gegeven

heeft door in haar ruimtelijk structuurplan voor 2003 aan een aantal

gemeenten een taakstelling voor nieuwe of bijkomende standplaatsen

op te leggen. Het gaat over de volgende gemeenten in het kleinstede-

lijke gebied: Bree, Bilzen, Leopoldsburg, Beringen, Lommel,

Neerpelt, Overpelt en Tongeren. Zonhoven, Diepenbeek en Hasselt

kunnen eventueel ook nog een taakstelling opgelegd krijgen omdat

delen van deze gemeenten kunnen behoren tot het regionaal-stedelijk

gebied Hasselt-Genk. Het is de Vlaamse overheid die dit gebied nog

moet afbakenen. We zien in de tabel twee gemeenten zonder taakstel-

ling die toch nieuwe standplaatsen voorzien: Meeuwen-Gruitrode en

Maaseik. Ook Zonhoven is begonnen zonder te wachten op de afbake-

ning van het regionaalstedelijk gebied.

Tweede stap is dat de taakstelling ook in het gemeentelijk ruimtelijk

structuurplan wordt opgenomen, een mogelijke locatie voor stand-

plaatsen wordt in zo’n plan op globale wijze opgenomen. De derde

stap is een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, de locatie wordt

dan preciezer en concreter. Vierde stap is de opmaak van een bouw-

dossier met de afbakening van de standplaatsen, de bouwplannen

voor de sanitaire ruimtes etc. Zo’n dossier is ook nodig voor subsidies.

Vijfde stap is de effectieve uitvoering.

De dertien gemeenten in de tabel zijn te verdelen in vier groepen.

Koplopers zijn Bree en Bilzen, die zijn al bezig met het bouwdossier.

Het tweede groepje, met Meeuwen-Gruitrode, Maaseik, Leopoldsburg

en Beringen, heeft al een precieze locatie voorzien in een gemeentelijk

ruimtelijk uitvoeringsplan of is daar mee bezig. De derde groep met

Lommel, Neerpelt, Overpelt en Zonhoven heeft globale plannen voor

een locatie maar moet ze nog vertalen in een uitvoeringsplan.

Tenslotte zijn er Diepenbeek, Hasselt en Tongeren die nog geen loca-

tie hebben aangeduid. Voor Diepenbeek en Hasselt blijft hun taakstel-

ling onduidelijk zolang het regionaalstedelijk gebied niet is afgeba-

kend.

Standplaatsen voor woonwagenbewoners in Limburg (2009)

aantal

As 6

Bilzen 2

Ham 8

Hasselt 26

Genk 46

Maaseik 26

Maasmechelen 28

Sint-Truiden 18

Totaal 160

Bron: Provinciaal Integratiecentrum

Page 26: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200926

Bree

Bilzen

Meeuwen-

Gruitrode

Maaseik

Leopoldsburg

Beringen

Lommel

Neerpelt

Overpelt

Zonhoven

Diepenbeek

Hasselt

Tongeren

Taakstelling Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan

In 2003 besliste het Limburgse provinciebestuur dat in (klein)stedelijke

gebieden bijkomende standplaatsen gerealiseerd moeten worden

Taakstelling voor 8 standplaatsen

Taakstelling voor 15 standplaatsen

Geen taakstelling, wil 4 standplaatsen realiseren voor lokale

behoefte

Geen taakstelling, wil het bestaande terrein (nu 24 plaatsen)

uitbreiden met 15 plaatsen extra

Taakstelling voor 8 standplaatsen

Taakstelling voor 22 standplaatsen

Taakstelling voor 17 standplaatsen

Taakstelling voor 8 standplaatsen

Taakstelling voor 8 standplaatsen

Mogelijke taakstelling in het kader van het regionaal stedelijk

gebied Hasselt-Genk. De totale openstaande taakstelling

bedraagt 48 plaatsen, hiervan zou Zonhoven er een aantal

kunnen opnemen

Mogelijke taakstelling in het kader van het regionaal stedelijk

gebied Hasselt-Genk. De totale openstaande taakstelling

bedraagt 48 plaatsen, hiervan zou Diepenbeek er een aantal

kunnen opnemen

Mogelijke taakstelling in het kader van het regionaal stedelijk

gebied Hasselt-Genk. De totale openstaande taakstelling

bedraagt 48 plaatsen, hiervan zou Hasselt er een aantal kun-

nen opnemen (extra bij de 18 op het bestaande woonwagen-

terrein)

Taakstelling voor 17 standplaatsen

Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan

In een GRS wordt (globaal) aangegeven waar een toekomstige woonwa-

genterrein zich situeert

Goedgekeurd 2006, bestaand illegaal terrein in Vostert

Goedgekeurd in 2006, Eikaart langs Intercompost

Goedgekeurd in 2006, hoek Kapelstraat en Beukenstraat

Goedgekeurd 2006, aanpalend aan terrein in Engerhovaen

Goedgekeurd in 2008, locatie in woonuitbreidingsgebied

aan de Craenhoefweg aan de spoorweg

Goedgekeurd in 2007, locatie aan de Hagelsteenstraat

ten zuide van de Kasteletsingel

Goedgekeurd in 2004, in de omgeving van het voormalige

ziekenhuis

Goedgekeurd in 2006, ten noorden van het kanaal richting

Grote Heide

Goedgekeurd in 2009, locatie Astridlaan, tussen expressweg

en spoorweg

Goedgekeurd in 2009, locatie is het bestaande illegale terrein

aan de Schopsveldweg dat verbeterd en uitgebreid kan worden

Goedgekeurd in 2006, maar zonder locatie

Procedure wordt hernomen, eerdere versie had een locatie

aan de KMO-zone in de Blaarstraat

Page 27: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

27

Gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan

In een GRUP wordt aangegeven waar een woonwagen-

terrein zich specifiek situeert, een GRUP is met name

nodig als hiervoor een bestemmingswijziging noodzake-

lijk is (bijvoorbeeld een locatie bevindt zich in een land-

bouwzone terwijl dit eigenlijk woongebied moet zijn)

Goedgekeurd in 2008

Goedgekeurd in 2009

Goedgekeurd in 2009 voor nieuwe locatie aan

de Wilgenstraat

Vooroverleg is bezig

Vooroverleg is bezig

Vooroverleg is bezig

Is nodig, wil men kaderen in globaal master-

plan voor de stationsbuurt

Is nodig

Is nodig

Is nodig in het kader van de uitbreiding van

de woonzone

Bouwdossier

De Vlaamse overheid subsidieert 90 pro-

cent van de kosten voor de verwerving,

bouw en inrichting van een woonwagen-

terrein, de provincie de resterende 10 pro-

cent

Ontwerper is aangeduid

Aanbesteding voor ontwerper

(nodig voor het bouwdossier) is

gestart

Uitvoering

Kan starten als

bouwdossier

rond is

Opmerkingen

Bestaand illegaal terrein wordt heraange-

legd en verbeterd

13 plaatsen zullen er gerealiseerd worden

Gebeurt in samenwerking met de

Kantonnale Bouwmaatschappij, het ter-

rein wordt ingebed in een nieuwe sociale

woonwijk

Het bestuur wil wachten op het masterplan

Voor een GRUP wil het bestuur wachten

op de afbakening van het kleinstedelijk

gebied (in overleg met Overpelt)

Voor een GRUP wil het bestuur wachten

op de afbakening van het kleinstedelijk

gebied (in overleg met Neerpelt)

Gebeurt niet in het kader van een mogelij-

ke taakstelling wel vanuit de optiek om

het bestaande terrein te verbeteren en te

erkennen

Wachten op de afbakening van het regio-

naal stedelijk gebied

Wachten op de afbakening van het regio-

naal stedelijk gebied

Page 28: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200928

Geschiedenis van de woonwagen

Boerenkar

De eerste woonwagens (rond 1850) zijn eenvoudige houten boeren-

karren. Het gezin kan zo mee wanneer de mannen rondtrokken om

de kost te verdienen. In deze karren van twee op drie meter met een

zeil erover kan je niet rechtstaan.

Huifkar

De huifkar wordt getrokken door een paard. De wagen kan zo

zwaarder geladen worden. De huifkar is zeer sober ingericht en

dient alleen om in te slapen. Het huif wordt al snel vervangen door

houten wanden.

Pippowagen

Deze houten woonwagen verschijnt vanaf 1910. De wagen is tussen

vier en vijf meter lang en wordt door een paard getrokken. In een

grote schuif onder de wagen bergen woonwagenbewoners hun

gereedschap op.

Platenwagen

Vanaf de jaren ’60 stappen de woonwagenbewoners over naar pla-

ten panelen voor hun woonwagen. Deze woonwagen, tot zeven

meter lang, wordt getrokken door een auto.

Woonwagen type wegenbouw

Deze woonwagen van aluminium is tot tien meter lang. Hij is opval-

lend ruimer met veel houtsnijwerk en met uitbouwramen aan de

voorkant. Hij wordt getrokken met een kleine vrachtwagen en is

moeilijk verplaatsbaar.

Stacaravan

De woonwagens worden vanaf de jaren ’80 steeds groter en zwaar-

der, met ingerichte keuken en badkamer. Meestal blijven ze op een

vaste plaats staan, omdat verplaatsen te omslachtig is. Om te reizen

schaffen vele gezinnen een kleine reiscaravan of mobilhome aan.

Ons Leven verenigt woonwagenbewoners

Woonwagenbewoners hebben sinds 2005 een eigen vereniging in Limburg: ‘Ons Leven’. De vereniging is gegroeid uit een comité waar vrijwil-

ligers het gebrek aan standplaatsen aankaartten en opkwamen voor de belangen van de woonwagenbewoners.

‘Ons Leven’ is erkend als vzw en wordt ondersteund door VROEM (een Vlaamse vereniging voor Voyageurs, Roma, Roms en Manoesjen ), RIMO

en het Provinciaal Integratiecentrum. VROEM en RIMO investeerden fors in het uitbreiden van de groep. Hierdoor is het aantal leden toegeno-

men. Momenteel zet ‘Ons Leven’ zich voornamelijk in om het standplaatsentekort aan te kaarten. Maar de doelstellingen van ‘Ons Leven’ zijn

niet gelimiteerd tot het thema wonen. Ook beeldvorming en de relatie met niet-woonwagenbewoners zijn aandachtspunten.

Boerenkar

Huifkar

Pippowagen

Platenwagen

Woonwagen

Stacaravan

Page 29: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

29

Kloof tussen autochtone en allochtone leerlingen blijft groot

De schoolprestaties van autochtone leerlingen in Vlaanderen behoren

tot de wereldtop. Maar hun allochtone collega’s doen het een stuk

slechter. Het PISA-onderzoek bevestigt deze conclusies nog maar eens.

Voor het PISA-onderzoek van 2006 legden vijftienjarigen uit 57 ver-

schillende landen een wiskunde-, wetenschaps- en leestest af. Voor de

analyses van de schoolprestaties wordt een onderscheid gemaakt tus-

sen drie groepen: autochtone leerlingen, leerlingen van de eerste

generatie – die dus elders geboren zijn – en leerlingen van de tweede

generatie – waarvan de ouders in een ander land geboren zijn.

In Vlaanderen blijft de kloof tussen autochtone en allochtone leerlin-

gen zeer groot, zeker in vergelijking met andere landen. Voor wiskun-

de zou slechts 10% van de autochtone leerlingen geen aanvaardbaar

basisniveau halen. Bij de leerlingen van de eerste en tweede generatie

loopt dit op tot 35%. Ook voor leesvaardigheid en wetenschappen

blijft de kloof tussen autochtone en allochtone leerlingen groot.

Opvallend is dat leerlingen van de tweede generatie het slechter doen

dan de eerste generatie. Worden de resultaten van de Nederlandse

nieuwkomers niet meegerekend, ligt het percentage met ernstige pro-

blemen een stuk hoger.

Factoren die de kloof deels verklaren, zijn de sociale afkomst van de

leerlingen, thuistaal en het onderwijstype. Maar zelfs als de impact

van deze drie variabelen weggefilterd wordt, blijft in Vlaanderen de

kloof tussen allochtone en autochtone leerlingen bestaan.

Allochtonen verlaten secundair onderwijs vaker zonder diploma

De schoolloopbaan van veel allochtone jongeren verloopt erg proble-

matisch. De studie ‘Wit krijt schrijft beter’ (2006) peilt naar de onder-

wijssituatie van 9.000 Vlaamse jongeren. Hieruit blijkt de zwakkere

positie van allochtone studenten in het onderwijs. Zo start een groot

deel van de allochtone scholieren in het secundair onderwijs al met

een achterstand, waardoor ze later en vaker in de B-stroom instromen.

Allochtone jongeren volgen in veel mindere mate het algemeen onder-

wijs en blijven vaker zitten dan hun autochtone leeftijdsgenoten. In

het beroepsonderwijs zijn allochtone jongens en meisjes dan weer

oververtegenwoordigd.

Dit leidt tot een dramatische uitstroomsituatie. Allochtone jongens

verlaten het voltijds secundair onderwijs dubbel zo vaak zonder diplo-

ma als autochtone jongens. Bij de meisjes is dit drie keer zoveel. De

situatie bij jongeren van Turkse of Marokkaanse herkomst is nog pro-

blematischer.

2. Onderwijs

Percentage studenten dat geen aanvaardbaar basisniveau haalt

(Vlaanderen, 2006)

wiskunde lezen wetenschappen

autochtonen 10% 12% 10%

2de generatie 35% 44% 41%

immigranten 35% 40% 32%

Bron: De sociale lift blijf steken. De prestaties van allochtone leerlingen in de Vlaamse Gemeenschap en de Franse

Gemeenschap (2009). Koning Boudewijnstichting.

Studieresultaat naar etniciteit

autochtonen allochtonen

Eur.regio Turk/Maghreb

geslaagd 56,1% 31,3% 19,4%

niet geslaagd 21,8% 31,3% 35,3%

drop out 22,2% 37,4% 45,3%

Bron: Allochtonen in het hoger onderwijs - factoren van studiekeuze en studiesucces bij allochtone eerstejaarsstuden-

ten (2007). Vlaams ministerie van onderwijs.

Uitstroom zonder diploma naar herkomst en geslacht

herkomst autocht. allocht. Turks N-Afrikaans Z-Europees overige

mannen 13,0% 30,1% 45,6% 45,5% 32,9% 20,0%

vrouwen 7,2% 25,0% 43,1% 40,8% 10,8% 17,0%

Bron: Wit krijt schrijft beter - Schoolloopbanen van allochtone jongeren in beeld (2006)

Page 30: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200930Allochtonen stromen minder vaak door naar hoger onderwijs

De zwakkere schoolprestaties van allochtone scholieren hebben van-

zelfsprekend gevolgen voor de doorstroom naar het hoger onderwijs.

Allochtone scholieren vatten minder vaak een hogere opleiding aan.

Ook het studierendement van allochtone eerstejaarsstudenten ligt een

pak lager dan dat van hun autochtone medestudenten.

Als verklaring voor de verschillen wordt gewezen op de eerder lage

socio-economische achtergrond van de allochtone studenten, hun

lagere verbale vaardigheden en een schoolcarrière die minder goed

aansluit of voorbereidt op het hoger onderwijs. Ook het missen van

rolmodellen en het gebrek aan informatie speelt volgens sommige

onderzoeken een rol.

Het aantal allochtone studenten in het eerste jaar van het hoger onder-

wijs gaat in stijgende lijn. Wel is er veel uitval naar de hogere jaren.

Globale cijfers over het totaal aantal allochtone studenten in het

Limburgse hoger onderwijs ligt moeilijk. Cijfers per school of per

richting worden vaak niet vrijgegeven omdat dit als strategische infor-

matie wordt beschouwd.

Onthaalonderwijs ontvangt anderstalige nieuwkomers

Het onthaalonderwijs richt zich op kinderen die recent gemigreerd

zijn uit het buitenland. Het onthaalonderwijs focust op de integratie

van anderstalige nieuwkomers in het gewone onderwijs en heeft bij-

zondere aandacht voor de Nederlandse taal. Het onthaalonderwijs

bestaat zowel in het basis- als secundair onderwijs.

Voor het schooljaar 2008-2009 is er in negen Limburgse gemeenten

een aanbod voor anderstalige nieuwkomers. Zo wordt er onthaalon-

derwijs ingericht in Overpelt, Lummen, Heusden-Zolder, Houthalen-

Helchteren, Hasselt, Genk, Maasmechelen, Lanaken en Sint-Truiden.

Het secundair onderwijs biedt in vijf Limburgse gemeenten onthaal-

onderwijs voor anderstalige nieuwkomers aan. Zo was er voor het

schooljaar 2008-2009 een onthaalklas in volgende Limburgse

gemeenten: Herk-de-Stad, Hasselt, Genk, Maasmechelen en Sint-

Truiden. Begin februari 2009 ging het om 211 leerlingen.

Gelijke onderwijskansen garanderen voor iedereen

Het gelijke onderwijskansendecreet wil gelijke kansen garanderen voor

ieder kind. Het is een globaal beleid met oog voor alle groepen met risi-

co op achterstand en richt zich dus niet enkel op allochtone kinderen.

Dit decreet bevat drie grote krachtlijnen:

• het recht van ouders om hun kinderen in te schrijven in een school

naar keuze;

• de oprichting van lokale overlegplatforms (LOP’s), die het gelijke-

kansenbeleid in hun regio uitvoeren. In Limburg zijn er elf LOP’s

voor het basisonderwijs en zeven voor het secundair onderwijs. Alle

scholen van de regio maken naast het CLB en de lokale overheid

Kansenbank onderwijs

De Kansenbank onderwijs is een gezamenlijk project van de gede-

puteerden van Welzijn en Onderwijs. Doel is risicokinderen meer

kansen te geven in het onderwijs. Het is een integraal project,

allochtone kinderen krijgen niet per definitie een aparte aanpak.

Het Provinciaal Integratiecentrum is partner in dit project.

Mentorproject

In het voorjaar van 2007 startte het Provinciaal Integratiecentrum

met het proefproject ‘Mentor voor de toekomst’. Mentoren – erva-

ringsdeskundigen zeg maar – helpen studenten een goede start

nemen in het hoger onderwijs. Ze ondersteunen jongeren bij het

maken van een gefundeerde studiekeuze en begeleiden hen tijdens

de eerste maanden van hun studieloopbaan in het hoger onderwijs.

Er wordt in duo’s gewerkt: één mentor begeleidt één mentee.

Mentoren staan dicht bij hun mentee en kunnen zich hierdoor inle-

ven in hun situatie. Maar omdat zij meer ervaring hebben, zien zij

welk gedrag constructief is en welk gedrag niet. De mentoren heb-

ben vaak voor dezelfde vragen en problemen gestaan als hun men-

tee en ook overwonnen.

Promoteam hoger onderwijs

Het Promoteam is een groep enthousiaste studenten en pas afge-

studeerden die hun ervaringen graag delen met andere jongeren.

Ze willen scholieren de weg naar het hoger onderwijs tonen en

meer kleur brengen in alle opleidingen van hoger onderwijs. Want

voorbeeldfiguren zijn een stimulerende factor om na te denken

over studiekeuzes.

Het Promoteam is ondertussen 6 jaar actief. Het team heeft het

afgelopen werkingsjaar meer dan 50 sessies ingericht en 2200

scholieren en ouders geïnformeerd over de mogelijkheden van stu-

deren in het hoger onderwijs.

Voor het schooljaar 2009-2010 is het Promoteam op zoek naar

nieuw talent. Studenten en net afgestudeerden die willen deel uit-

maken van deze toffe groep en zo de doorstroming van een nieuwe

kleurrijke generatie studenten stimuleren, kunnen zich inschrij-

ven. Na een korte communicatie- en presentatietraining gaan ze

naar scholen en verenigingen om hun ervaring in het hoger onder-

wijs met anderen te delen.

Meer info? www.limburg.be/integratiecentrum, [email protected],

011 30 57 60.

Page 31: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

31deel uit van het LOP. Verder kunnen ook de integratiecentra, ont-

haalbureaus, federaties en verenigingen van minderheden deel uit-

maken van een LOP.

• extra ondersteuning aan scholen met veel kansarme leerlingen

(GOK-leerlingen).

Scholen met veel kansarme leerlingen krijgen op basis van het decreet

extra middelen voor ondersteuning en begeleiding. Dit gebeurt op

basis van het aantal GOK-leerlingen. Aan de hand van socio-economi-

sche gegevens, zoals het diploma van de moeder en de thuistaal,

wordt het kansarmoedeprofiel van de school vastgelegd. De scholen

krijgen middelen en bepalen hoe ze deze wensen te besteden. Na drie

jaar wordt de school aangesproken op de resultaten.

Vanaf 1 september 2010 kunnen vijf- en zesjarigen pas starten in het

eerste leerjaar van het Nederlandstalig lager onderwijs als ze het

schooljaar ervoor minstens 220 halve dagen Nederlandstalig kleuter-

onderwijs gevolgd hebben. Wanneer dit niet het geval is, zal het kind

een taaltest bij het CLB kunnen afleggen. Met deze maatregel wil men

een goede basiskennis Nederlands garanderen bij de start van het

lager onderwijs.

Elke zaterdagvoormiddag verzamelen veertien kleuters in het Turks-Belgisch

Ontmoetingscentrum in Heusden voor de Babbeldoos, een programma om

taalzwakke kinderen al spelend met Nederlands te leren omgaan.

Ides Nicaise formuleerde een helder en doordacht antwoord op een

studiedag van Jongeren Tegen Racisme – School Zonder Racisme

Limburg en het Provinciaal Integratiecentrum in het Hasseltse

Cultureel Centrum op 14 november 2008. Nicaise, hoofd van de

onderzoeksgroep onderwijs en levenslang leren van het Hoger

Instituut voor de Arbeid (Hiva) van de Katholieke Universiteit Leuven

vergeleek hiervoor Vlaams en internationaal onderzoek.

Eerste en belangrijkste factor voor meer schoolachterstand en een

grotere doorstroom naar het buitengewoon onderwijs en het beroeps-

onderwijs is de lage sociaal-economische status (SES) van allochtone

jongeren. SES wordt bepaald door opleiding van de ouders, economi-

sche activiteit van de ouders en gezinssituatie. Lagere opleiding van

vader en moeder, economische inactiviteit van vader en moeder en

opgroeien in een éénoudergezin verhogen de kans op instroom in het

buitengewoon onderwijs, op meer schoolse achterstand in het basis-

onderwijs, op een hogere instroom in leerjaar B, op een hogere

instroom in het beroepsonderwijs en deeltijds leren en lagere

instroom in het hoger onderwijs.

Allochtone jongeren doen het slechter dan autochtone maar als

allochtone en autochtone jongeren met dezelfde SES vergeleken wor-

den, vallen veel verschillen weg. Ook al dan niet gebruik Nederlands

als thuistaal valt weg. Maar er blijft toch nog een kloof en dan met

name in het secundair onderwijs.

Waarom maken allochtonen minder kans in ons onderwijs?

Behalve SES stellen zich nog andere hindernissen. Welke zijn dat? We

moeten het niet zoeken in de cultuur van de allochtonen, de oude

theorieën over cultuurdeficit hebben afgedaan. Enquêtes laten het

tegendeel zien: allochtonen hechten zelfs meer belang aan een goede

schoolloopbaan. Wat dan wel? Nicaise noemt dit de bilaterale accultu-

ratietheorie. Er stellen zich wrijvingen tussen ouders en leerlingen

enerzijds en school anderzijds: het opdrijven van de tegenstelling wij

versus zij, het gevoel bij ouders en leerlingen niet echt welkom te zijn,

eigen taal en religie wordt negatief benaderd. Dit leidt tot wantrouwen

en het heeft een negatieve impact op het welbevinden en de motivatie.

En dat zorgt voor een meer problematische schoolcarrière.

Hoe aanpakken?

Om de impact van SES te compenseren pleiten experts voor meer

‘comprehensivering’: zoveel mogelijk kinderen zo lang mogelijk

samen houden. Kinderen met lage SES hebben nu meer kans om in

een zijstroom terecht te komen met zwakkere leerplannen, minder

verwachtingen en minder stimulerende medeleerlingen. Bovendien is

het moeilijk om daar weer uit te geraken.

Om de impact van de etnisch-culturele hindernissen te verminderen

moet de culturele integratie bevorderd worden. Bijvoorbeeld door

meer allochtone ouders in het oudercomité, een positieve aandacht

voor taaldiversiteit en ook: hoofddoeken toelaten.

Page 32: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

Hoofddoeken en tulbanden

Zehra, Hatice, Simrant en Hicran praten vrijuit over hun hoofddoek

of tulband in een filmpje van het Provinciaal Integratiecentrum.

1. Waarom draag je een hoofddoek of tulband? Of waarom niet?

2. Hoe oud was je toen je die hoofddoek of tulband begon te dragen?

3. Hoeveel heb je er alles samen?

4. Heb je hoofddoeken of tulbanden voor speciale gelegenheden?

5. Hebben je ouders of familie je aangespoord om een hoofddoek of

tulband te dragen?

6. Hebben mensen je ooit afgeraden om een hoofddoek of tulband te

dragen?

Zehra

1. Ik draag een hoofddoek omdat

ik het ten eerste zelf wil. Het is

een onderdeel van de islam. Het

is een onderdeel van mijzelf en ik

vind dat ik mooi ben met een

hoofddoek. Ik vond het heel

mooi bij mijn zus en toen dacht

ik: waarom zou ik het zelf ook

niet doen?

2. Sinds mijn dertiende.

3. Er liggen zeker 200 hoofddoeken in mijn kast, in verschillende

modellen.

4. Meestal draag ik sjaals, maar als ik naar een trouwfeest ga, draag ik

wel ook eens een satijnen hoofddoek.

5. De islam spoort sowieso aan om een hoofddoek te dragen. Oudere

mensen in mijn familie zeggen vaak dat ik een hoofddoek moet dra-

gen. Ik heb wel toestemming moeten vragen aan mijn mama om

een hoofddoek te kunnen dragen.

6. Natuurlijk hebben mensen in mijn omgeving mij wel eens afgera-

den om een hoofddoek te dragen. Dit vooral omdat ik moeilijkhe-

den zou gaan ervaren tijdens het vinden van een job. Maar het is

mijn eigen keuze.

Hatice

1. Ik draag een hoofddoek omdat

het een deel van mijn persoon-

lijkheid is en omdat het een ver-

plichting in de islam is.

2. Ik was 9 jaar.

3. Ik denk dat ik rond de 50 à 60

hoofddoeken heb.

4. Ik heb verschillende modellen:

sjaals, satijnen en zijden hoofd-

doeken. Ik draag de zijden hoofddoeken meestal op trouwfeesten.

De satijnen door de week. Sjaals draag ik af en toe als afwisseling.

5. Mijn ouders hebben mij noch aangeraden noch afgeraden om een

hoofddoek te dragen. Het was mijn bewuste keuze.

6. Mensen hebben mij niet afgeraden om een hoofddoek te dragen,

buiten de scholen die een hoofddoekverbod invoerden.

Simrant

1. Mijn tulband komt uit de Sikhs

gemeenschap. Het is een manier

om onze trots te uiten dat we

Sikh zijn.

2. Ik draag al van kinds af aan een

kleine tulband. Een grotere tul-

band ben ik beginnen dragen in

het middelbaar.

3. Van de kleine tulbanden heb ik er

een stuk of vijf. Grotere heb ik er drie of vier. Je hebt er dan ook nog

van die hele grote, zo heb ik er twee. Deze draag ik niet omdat ze te

groot zijn.

Hicran

1. Ik draag geen hoofddoek omdat

ik mij er niet klaar voor voel.

Terwijl ik weet dat het een ver-

plichting is in onze godsdienst.

Het is mijn bewuste keuze om

geen hoofddoek te dragen.

2. Ik draag enkel een hoofddoek als

ik bid of als ik naar de moskee

ga. In het dagelijks leven zal je

mij nooit met een hoofddoek zien.

6. Mijn moeder draagt een hoofddoek, maar ze heeft mij nooit aange-

spoord om een hoofddoek te dragen. Als mijn toekomstige man

het zou vragen, dan moet hij maar iemand anders zoeken. Want hij

heeft mij leren kennen als meisje zonder hoofddoek. Hij moet er

wel voor open kunnen staan, want het kan zijn dat ik later toch een

hoofddoek wil dragen. Het is heel belangrijk om in het begin alles

goed af te spreken met je echtgenoot.

Het Provinciaal Integratiecentrum deed een rondvraag in de tien

gemeentes met een lokale integratiedienst en een reeks andere

gemeentes met secundaire scholen. Van de 47 secundaire scholen lie-

ten twaalf scholen een hoofddoek toe. Als vanaf september 2010 het

algemeen hoofddoekverbod van het Gemeenschapsonderwijs van

kracht wordt, daalt dat tot vijf: twee in Genk, één in Hasselt, één in

Overpelt en één in Lummen.

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200932

Page 33: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

Horizontaal doet leerlingen bewuster kiezenDe naam van het project ‘Horizontaal’ geeft perfect de bedoeling

weer. Horizon: jongeren leren om hun horizon te verkennen en te

verruimen. Taal: de verkenning gebeurt op een talige manier, zodat

hun taal kan groeien en sterker worden. Dit is nodig, want heel wat

jongeren hebben problemen met taal als medium in het onderwijs.

Studiekeuze

Horizontaal brengt een keuzeproces op gang bij de leerlingen: welke

studierichting en welke school past bij mij? Magda Vanmontfort is

actief binnen het Limburgs Overleg Onderwijs-Arbeid. Zij stond mee

aan de wieg van het project Horizontaal in het schoolopbouwwerk van

Maasmechelen en paste het toe in de Maasmechelse scholen. Wegens

het succes wil het Limburgs provinciebestuur het project uitdragen

naar andere Limburgse scholen. Een goede schoolcarrière begint

immers met een bewuste studiekeuze. Een cruciale keuze is de over-

gang van het tweede jaar naar het derde jaar secundair.

Volgens Magda, die jaren op het CLB werkte, maken vele leerlingen

een impulsieve studiekeuze, zonder er goed over na te denken.

“Horizontaal zet jongeren aan om na te denken over zichzelf: wie ben

ik, wat kan ik goed, wat wil ik doen? Tegelijk ontdekken jongeren de

kennisdomeinen die hen interesseren via denk- en doe-opdrachten.

Soms is dit verrassend. Zo was er een jongen die dacht dat zijn interes-

se lag in wetenschappen, maar de opdrachten vond hij saai. Bezig zijn

met administratie vond hij wel interessant, ontdekte hij.”

“Horizontaal werkt heel motiverend voor leerlingen, ook al komen er

onderwerpen ter sprake waarover ze weinig weten of is de taal soms

complex. De strips maken het thema levendig en toegankelijk. De con-

troverse in het thema nodigt uit tot discussie en motiveert hen om actief

de opdrachten in groepjes uit te voeren. Als afsluiter zorgen ze voor een

presentatie. Er is geen juist of fout antwoord, het draait om hun mening

en visie. En dat maakt het materiaal origineel en sterk. Bovendien kent

het project succes in alle klassen, van de klas Latijn tot de beroepsklas.

Elke leerling krijgt de kans om op eigen maat het materiaal te gebrui-

ken. Bij het thema wetenschappen is er een activiteit om zelf een koel-

kast te maken met aardewerken potten. De technische en beroepsrich-

tingen scoren hier het best, terwijl de leerlingen van de algemene rich-

tingen dit doorgaans zeer moeilijk vinden.”

Tien kennisdomeinen

“Het materiaal ‘Horizontaal’ bevat activiteiten in tien kennisdomei-

nen. Voor elk kennisdomein zijn er telkens drie lesuren nodig. Maar

deze investering levert wel concrete resultaten: leerlingen maken een

betere studiekeuze en dat is niet niks. Als begeleider van het project is

je houding naar de leerlingen belangrijk: je werkt motiverend met res-

pect voor iedereen. Je stuurt wel regelmatig bij, je houdt de vinger aan

de pols en geeft advies en tips… Leerlingen voeren zelf de opdrachten

uit en nemen verschillende rollen op. Ze leren hun persoonlijke kwa-

liteiten kennen: werk ik graag zelfstandig, neem ik graag leiding, wil

ik verantwoordelijkheid dragen… Deze weetjes zijn de fundamenten

van een goede studiekeuze, die ze zelf maken. Ook het betrekken van

ouders bij het keuzeproces is nodig, bij de eindevaluatie en tussen-

door. Ouders uitnodigen voor een presentatie door leerlingen, kan

een ideale manier zijn om ouders te informeren over de talenten van

hun zoon of dochter.”

33

De kinderen van speelpleinwerking

Saenhoeve in Maasmechelen zijn

een perfecte afspiegeling van de

buurt: Italiaanse, Marokkaanse,

Griekse, Vlaamse kinderen, nieuw-

komers, kinderen van asielzoekers,

kinderen van alle sociale klassen,

kinderen met ADHD,…

Page 34: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200934

Crisis treft allochtonen dubbel zo hard

Op één jaar tijd, van september 2008 tot september 2009, steeg het

aantal werkzoekenden in onze provincie met meer dan een kwart

(28,3%). Dit betekent dat er meer dan 7.000 werkzoekenden meer zijn

dan in 2008. Die stijging is niet voor alle bevolkingsgroepen even

groot. Voor personen van Belgische herkomst bedraagt de toename

24,2%, voor personen van Zuid-Europese herkomst (Italië,

Spanje,Griekenland en Portugal) 25,2% en voor personen van Turkse

of Marokkaanse herkomst maar liefst 42,8%. Die laatste groep wordt

dus dubbel zo hard getroffen door de economische crisis.

Opmerkelijk is ook het grote verschil tussen mannen en vrouwen. Bij

mannen van Belgische herkomst steeg het aantal werkzoekenden met

43,0%, bij vrouwen van Belgische herkomst was dat slechts 10,8%.

Mannen van Turkse herkomst zaten aan een stijging van 68,6%, bij

vrouwen van Turkse herkomst was dat 14,9%.

Eind juli 2009 telde Limburg 31.989 werkzoekenden. Bijna twee derde

(65,7%) hiervan is van Belgische origine. Grootste groep werkzoeken-

den van niet-Belgische origine zijn de werkzoekenden met Turkse

roots (10,9%). Op de tweede plaats komen de werkzoekenden van

Italiaanse origine (5,2%). Werkzoekenden van Nederlandse (4,8%) en

Marokkaanse origine (4,0%) vervolledigen de top vijf.

Lagere werkzaamheidsgraad

Niet alleen de werkloosheid, maar ook de niet-activiteit ligt hoger bij

de verschillende groepen vreemdelingen in België. Dit blijkt uit de

gegevens van de jaarlijkse enquête naar arbeidskrachten (NIS EAK).

Uit de enquête blijkt duidelijk de samenhang van geboorteland en

nationaliteitsverwerving op de werkzaamheidsgraad. De hoogste

werkzaamheidsgraad vinden we bij personen geboren in België

(67,3%), gevolgd door personen geboren in een ander EU-land

(61,8%). De werkzaamheidsgraad bij de nieuwe Belgen (geboren in

een niet-EU-land, maar met Belgische nationaliteit) ligt lager (54,6%),

maar nog een stuk hoger dan degenen die de Belgische nationaliteit

niet hebben aangenomen (43,9%). Een groter aandeel van de niet-EU-

ers is dus niet beroepsactief.

Menselijk kapitaal, achterstelling en discriminatie als verklaring

Nationaliteit en geboorteland blijken in belangrijke mate samen te

hangen met de activiteits- en werkloosheidsgraad. Twee verklaringen

komen in onderzoeken vaak terug: achterstand in menselijk kapitaal

langs de ene kant en achterstelling en discriminatie langs de andere.

• Vele niet-EU-vreemdelingen hebben een reële achterstand in men-

selijk kapitaal, die het duidelijkst naar voren komt in het oplei-

3. Werken

0

90

100

110

120

130

140

150

160Turkije en Marokko

42,8%

25,2%24,2%

EU-ex-migratielanden

Belgische origine

sep-08 okt-08 nov- dec-08 jan-09 feb-09 mrt-09 apr-09 mei-09 jun-09 jul-09 aug-09 sep-0908

Evolutie van het aantal werkzoekenden naar origine in Limburg (sep 2008 - sep 2009)

Bron: VDAB Databeheer en -analyse

Verwerking: provincie Limburg - 2de Directie Welzijn - stafdienst Strategie en Planning – Studiecel

Page 35: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

35dingsniveau. Het halen van een diploma hoger secundair of hoger

onderwijs verhoogt de jobkansen voor allochtonen.

• Toch kan het opleidingsniveau niet alle verschillen verklaren.

Onderzoeken tonen vaak aan dat achterstelling en discriminatie

ook een rol kunnen spelen. Het verschil tussen discriminatie en

achterstelling is dat bij discriminatie een werkgever bewust geen

mensen uit een bepaalde nationale groep aanwerft of selecteert voor

interviews – of er hogere eisen aan stelt. Bij achterstelling is het

resultaat hetzelfde, maar het gebeurt onbewust. Dit kan bijvoor-

beeld door te werven via het bestaande (autochtone) personeelska-

der, waardoor de kans klein is dat allochtonen in dienst worden

genomen. Ook het werken met cultureel bepaalde selectieprocedu-

res zorgt ervoor dat de capaciteiten van allochtone kandidaten ver-

keerd ingeschat worden.

Om de niet-activiteit en de werkloosheid terug te dringen moet dus

gelijktijdig het lager menselijk kapitaal en het fenomeen van discrimi-

natie en achterstelling aangepakt worden.

Diversiteitsbeleid voor veel bedrijven een ver-van-hun-bed show

Eén op vier bedrijven werft of weert geen allochtonen om andere rede-

nen dan het toeval. Bedrijven hebben –vaak onbewust- een strategie

als het gaat om het al dan niet aanwerven van allochtonen. Steven

Lenaerts (Universiteit Hasselt) bevroeg hierover de 500 grootste

bedrijven in Limburg. 227 bedrijfsleiders of hun HR-managers gaven

antwoord.

• 25% van de bedrijven geeft aan niets specifieks rond diversiteit te

doen. Of er al dan niet allochtonen werken, heeft met niets anders

dan met toeval te maken.

• Wanneer wel sprake is van een specifieke reden om allochtonen aan

te werven, wordt de kostenreductiestrategie het vaakst gehanteerd,

in 22% van de bedrijven. In dit scenario worden allochtonen aange-

worven omdat ze bereid zijn tegen lagere lonen en slechtere

arbeidsvoorwaarden te werken. Ze zijn dus bereid het werk te doen

dat autochtonen links laten liggen.

• 18% van de bedrijven geeft aan dat ze allochtonen liever niet in

dienst neemt omdat men streeft naar een homogeen autochtoon

werknemersbestand of omdat men gelooft dat klanten niet ver-

wachten te worden bediend door allochtonen. “Het Europese Hof

van Justitie in Luxemburg beschouwt dit als directe discriminatie.

Als dan blijkt dat 18% van de bevraagde bedrijven deze strategie toe-

past, kan je je daar serieuze vragen bij stellen. Waarschijnlijk is het

cijfer ook nog een onderrapportage,” zegt Lenaerts.

• 21% van de bedrijven hanteert een strategie waarbij allochtonen

bewust worden aangeworven. Een eerste groep bedrijven ziet taal-

en culturele vaardigheden als kritieke bronnen voor een goede

dienstverlening en toegang tot (allochtone) consumentenmarkten.

Een tweede groep bedrijven hecht veel belang aan het feit dat alloch-

tonen nieuwe perspectieven en nieuwe manieren van werken kun-

nen toereiken. Een derde groep bedrijven hangt de anti-discrimina-

tiestrategie aan. Ze maken personeelskeuzes gebaseerd op het prin-

cipe van gelijke kansen. Deze drie groepen maken telkens om en bij

de 6 à 7% uit.

Steven Lenaerts: “Moreel-ethische argumenten blijken dus weinig

door te wegen bij de keuze van bedrijven om allochtonen aan te wer-

ven. De anti-discriminatiestrategie wordt slechts door 7% van de

bedrijven toegepast. Als de economische meerwaarde niet onmiddel-

lijk observeerbaar is in winstcijfers, blijkt een diversiteitsbeleid voor

veel Limburgse bedrijven een ver-van-hun-bed show.”

De manier waarop bedrijven omgaan met diversiteit in hun aanwer-

vingen is afhankelijk van de bedrijfsgrootte: kleine bedrijven hebben

vaak geen bewust diversiteitsbeleid. Bij bijna een derde van de kleine

bedrijven berust de aanwerving van allochtonen enkel op toeval.

Anderzijds gedragen kleine bedrijven zich het meest etnofoob. Ruim

een kwart is bang om allochtonen aan te werven.

De anti-discriminatiestrategie komt het vaakst voor bij de grotere

bedrijven. Kunnen zij het zich financieel permitteren om deze stap te

wagen? Zijn het groeibedrijven omdat ze zich deze stap permitteren?

Of zijn er nu eenmaal meer ogen op hen gericht om dit te doen? Dat

zijn vragen voor verder onderzoek.

Allochtonen lopen meer risico op armoede

Een zwakkere positie op de arbeidsmarkt en het ontbreken van een

vast inkomen doen minderheden meer risico lopen op armoede.

Vooral voor personen van Turkse en Marokkaanse herkomst is er een

Aantal werkzoekenden in Limburg naar origine (september 2009)

aantal % % verschil

t.o.v. 2008

België 21 030 65,7% +24,2%

Turkije 3 485 10,9% +40,1%

Italie 1 663 5,2% +25,3%

Nederland 1 550 4,8% +34,1%

Marokko 1 269 4,0% +50,7%

Rusland 379 1,2% +36,8%

Polen 259 0,8% +40,0%

India 244 0,8% +29,1%

Griekenland 221 0,7% +20,8%

Spanje 221 0,7% +27,7%

overige landen 1 668 5,2% +40,6%

totaal 31 989 +28,3%

Bron: VDAB Databeheer en -analyse

Verwerking: provincie Limburg - 2de Directie Welzijn - stafdienst Strategie en Planning – Studiecel

Page 36: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

zeer groot armoederisico. Zo blijkt uit een analyse van de onderzoeks-

groep OASeS dat in België 12,7% van de bevolking onder de armoede-

grens leeft. Maar er zijn grote verschillen tussen de verschillende etni-

sche groepen. Bij de autochtone Belgen leeft ‘slechts’ 10,2% onder de

armoedegrens. Dit aantal ligt aanzienlijk hoger bij inwoners van

Europese herkomst (15%) of van niet-Europese herkomst (29,9%).

Bij de drie traditionele groepen arbeidsmigranten (Italië, Turkije en

Marokko) zijn de cijfers nog schokkender. 55,6% van de personen van

Marokkaanse herkomst en 58,9% van de personen met Turkse roots

bevinden zich onder de armoedegrens. Personen van Italiaanse her-

komst nemen met 21,5% een middenpositie in tussen de Belgen en de

personen van Turkse of Marokkaanse herkomst. Toch hebben ze nog

dubbel zoveel kans als de Belgen om in armoede te leven.

Maar hoe voelen mensen zelf hun armoede aan? Personen van

Italiaanse, Turkse en Marokkaanse herkomst geven meer aan te kam-

pen met armoede dan de autochtone Belgen. Zo geeft bijna één op drie

personen van Turkse herkomst aan moeilijk tot zeer moeilijk rond te

komen met het beschikbare inkomen. Bij degenen van Marokkaanse

herkomst ligt dit nog een stuk hoger (37,7%). Bij de Belgen ligt dit

percentage drie keer lager. Uit diepte-interviews blijkt wel dat ouderen

en jongeren andere vergelijkingspunten hanteren. De eerste generatie

vergelijkt de huidige situatie met de situatie in het herkomstland ter-

wijl de tweede en derde generatie de huidige samenleving als referen-

tiepunt nemen.

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200936Diversiteit ook in tijden van crisis

Wat zeggen praktijkwerkers over de snelle stijging van de werk-

loosheid bij allochtonen? En moet er geen tandje bij gestoken wor-

den nu de economische vooruitzichten niet echt rooskleurig zijn?

Diversiteit in een plan

Ann Geukens is projectontwikkelaar diversiteit bij ERSV-Limburg,

het Erkend Regionaal Samenwerkingsverband Limburg, werkge-

vers- en werknemersorganisaties werken er met elkaar samen. Zij

heeft als opdracht werkgevers te stimuleren aandacht te hebben

voor doelgroepen als allochtonen, vijftigplussers en arbeidsgehan-

dicapten. “Deze groepen moeten op een evenredige en volwaardige

manier deelnemen aan de arbeidsmarkt. Evenredig wil zeggen dat

hun deelname aan de arbeidsmarkt een afspiegeling is van hun aan-

wezigheid in de samenleving. Volwaardig wil zeggen dat ze op alle

niveaus vertegenwoordigd zijn, niet alleen bij de arbeiders bijvoor-

beeld.” Ze probeert dat door bedrijven, organisaties, openbare

besturen en (sinds twee jaar) ook scholen een diversiteitsplan aan

te prijzen. In 2008 werden 119 diversiteitsplannen afgesloten in

Limburg. Sinds de start van het diversiteitsbeleid in 1999 sloten

Limburgse bedrijven 683 plannen af om de diversiteit te vergroten.

Zo’n diversiteitsplan bevat acties voor de instroom, doorstroom en

retentie van de doelgroepen en acties voor een beter human resour-

ce management (HRM). Aan zo’n plan zijn subsidies verbonden om

de kosten van de acties te dekken.

Activeringsconsulenten

Om de kant van de allochtone werkzoekenden te kennen werden

twee activeringsconsulenten geïnterviewd: Piero Pino van ACLI

Vlaanderen en Fatih Calisir van de Turkse Unie. Zij proberen werk-

zoekenden op het spoor naar werk te zetten. Piero: “VDAB doet dat

ook maar het is toch ook nog een controlerende instantie. Wij zijn

meer een vertrouwenspersoon, ons vertellen ze iets meer dan een

VDAB-medewerker.” Fatih: “Als iemand niet komt opdagen op een

afspraak van de VDAB riskeert hij een transmissie naar de RVA en die

kan zijn uitkering schorsen. Wij kunnen hen ook in de eigen taal ver-

der helpen. Ik help ze bijvoorbeeld met een cv op te stellen. Ik heb nu

iemand in begeleiding die niet wist dat zoiets bestaat, hij had er nog

nooit één moeten maken. We hebben ook ons netwerk, we weten

waar vacatures zitten. Bijvoorbeeld bij bedrijven die diversiteitsplan-

nen hebben lopen.” Piero: “Wij zitten ook in het actieplan van de

Vlaamse overheid. We hebben een overeenkomst met de VDAB en

kunnen in hun cliëntvolgsysteem kijken en acties noteren.”

De crisis

Piero en Fatih merken duidelijk de crisis. Fatih: “De eerste indicatie

was dat er geen vacatures meer binnen kwamen. Nu is het echt zoe-

ken, zoeken, …” Piero: “Mensen die jaren in de productie gewerkt

Allochtone arbeider aan de slag in de bouw.

Page 37: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

37

hebben en altijd aan de slag zijn gebleven vinden nu geen werk

meer.” Fatih: “Ook mensen die goed zijn. Ik ken een lasser, die kon

vroeger overal beginnen. Geen probleem. Nu niet meer. Opeens

had niemand nog lassers nodig.”

Waarom slaat de crisis harder toe voor allochtonen? Ann: “Dat heeft te

maken met de functies die ze hebben. Allochtonen zitten veel in tijde-

lijke contracten. En ze werken meer in de productie. Ik denk niet dat de

bedrijven de crisis gebruiken om de allochtonen buiten te werken.”

Piero: “Toch zijn allochtonen in sommige sectoren minder welkom. In

jobs waar ze in contact komen met klanten, die willen niet door hen

bediend worden.” Fatih: “Dat leeft nog altijd. Ik heb ooit gesolliciteerd

bij een bank en kreeg het gevoel dat ik ook om die reden niet welkom

was. Misschien onterecht, maar eigenlijk zou ik dat gevoel niet mogen

hebben.”

Ann weet dat klanten druk uitoefenen op werkgevers. Ook allochto-

ne werkgevers krijgen daarmee te maken. “Wij proberen het perso-

neel te versterken om met die druk om te gaan en er niet aan toe te

geven. In tijden van crisis, zoals nu, is dat niet gemakkelijk. De

angst om een klant te verliezen is dan groter.”

Piero: “Wat nu speelt is het lifo principe, last in first out. De alloch-

tonen hadden zolang het goed ging hun achterstand een beetje

ingehaald maar geraken nu weer opnieuw achterop. En ik betwijfel

of de diversteitsplannen dat tegen kunnen houden. De resultaten

daarvan zijn te beperkt. De mentaliteit verandert niet zo snel. “

Ann is optimistischer. “Ik weet dat er nog discriminatie is. Allochtonen

die zichzelf presenteren per computer worden minder aangeklikt door

werkgevers omdat ze een vreemde naam hebben. Maar ik denk dat het

minder is geworden. Volgens mij letten bedrijven nu meer op compe-

tenties. Ze hebben geleerd verder te kijken dan herkomst of kleur. Ik

maak zelf mee dat ze precies vasthouden aan allochtonen, omdat die de

goede competenties hebben. “ Is ze nog welkom bij bedrijven met haar

diversiteitsplannen? Ann: “Dat varieert. Er zijn er die zeggen: kom

maar af. Ze willen de subsidies gebruiken en hebben nu ook tijd voor

bijkomende vorming. Anderen zeggen: kom over een paar maanden

nog eens terug. Ik merk wel veel onzekerheid bij bedrijven, ik moet ook

meer gaan uitleggen.”

Hoe divers is het personeelsbeleid van de provincie?

Sinds 1999 doet het provinciebestuur inspanningen om haar perso-

neelsbeleid meer divers te maken. Een recente externe audit leert dat

er grote vorderingen geboekt zijn, maar ook dat er nog werk aan de

winkel is.

Vaststelling was dat het provinciebestuur weinig personen van diverse

herkomst onder haar personeelsleden telde. Daarom werden de afge-

lopen jaren heel wat inspanningen geleverd om onbedoelde drempels

en valkuilen voor minderheden weg te werken. Zo was er onder meer

de imagocampagne ‘Limburg werft kleurenblind’, die vooral bena-

drukte dat voor de provincie de kwaliteiten van de sollicitanten het

belangrijkste zijn. Ongeacht hun leeftijd, geslacht, handicap, etnische

achtergrond of nationaliteit. Om meer allochtone kandidaten te berei-

ken, werden ook nieuwe wervingskanalen aangeboord.

Een recente audit nam de inspanningen van de voorbije jaren onder de

loep. Die hadden duidelijk succes. Zo steeg het aantal allochtone

medewerkers van 17 in 2000, naar 62 in 2009. Meer dan 5% van alle

personeelsleden zijn nu ‘allochtoon’. Dit wil zeggen personen met

zowel een allochtone voor- als achternaam. Ook het aantal spontane

sollicitaties van allochtone kandidaten bij het provinciebestuur steeg

merkelijk tussen 1999 en 2008.

Oum-Saad: “Allochtonen kennen het provinciebestuur niet”

Oum-Saad (25) verhuisde op haar achtste vanuit Marokko naar

Limburg. Na haar secundair onderwijs, studeerde ze Toerisme aan de

Xios Hogeschool. “Ik solliciteerde spontaan bij de provincie Limburg.

Werken voor de overheid had voor mij geen slecht imago. Ik dacht

zelfs dat ik bij de overheid net meer kansen zou krijgen. Want ik heb

de indruk dat in de privé-sector je afkomst toch blijft meespelen in het

wervingsproces. Al is het maar in het achterhoofd. Bij de overheid

vind ik dat minder het geval.”

Page 38: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200938

“Veel van mijn vrienden hebben een fout beeld van ambtenaren,” zegt

Oum-Saad. “Ze denken dat je formeel en stijf moet zijn. Veel allochto-

nen kennen het provinciebestuur ook niet. Met de gemeentelijke over-

heid komen ze nog in contact, maar met de provincie niet. Het zou

goed zijn dat de provincie meer promotie voert naar werkgelegenheid

voor allochtonen. Dan komen ze ook sneller solliciteren. Dat ik hier

werk, kan ook een voorbeeld zijn.”

“Een divers personeelsbeleid is belangrijk voor het provinciebestuur.

Vanuit mijn functie –ik volg subsidieprojecten op in het toerisme - is

het zeker goed dat er een allochtoon in beeld komt. Want zo leert de

buitenwereld ook dat Limburg divers is. Diversiteit is altijd goed. Zo

bekijk je dingen ook eens langs een andere kant.”

“Ik zie er niet uit als een allochtoon. Dat speelt wellicht in mijn voor-

deel,” zegt Irfan Ay (38). Hij beveiligt CD’s en DVD’s in de Provinciale

Bibliotheek Limburg. “Ik krijg vaak verwonderde reacties: ‘maar gij

zijt toch geen Turk?’. Ik heb een Albanese vader en Turkse moeder die

in hun jonge jaren in Lummen terecht kwamen. Ik heb dan ook niet

zo’n band met Turkije. Ik heb bijvoorbeeld ook een Belgische vrouw.

Maar ik voel me wel echt moslim.”

“Ik solliciteerde overal. Mijn voorkeur ging uit naar grote, stabiele

bedrijven: de Lijn, de NMBS, de Post en ook de provincie. En daar

speelde mijn naam dan weer minder mee, had ik de indruk. Toen ik

hier pas bij de provincie werkte, kon ik ook bij De Lijn beginnen als

chauffeur. Maar ik koos ervoor om hier te blijven, omwille van de

goede werksfeer. Ik heb toffe collega’s, en dat is belangrijk.”

“Ik vind dat je als allochtoon niet altijd gelijke kansen krijgt. Vaak is

het Nederlands een probleem. Maar ik vind ook dat een persoon de

mogelijkheid moet krijgen om te groeien.”

Investeren in allochtone ondernemers

De laatste drie jaar werd er vanuit de projectenpot ‘managers van

diversiteit’ van de Vlaamse minister voor inburgering sterk ingezet op

allochtoon ondernemerschap in Limburg. Samen ging ruim een half

miljoen euro naar VOKA, Unizo en Stebo. Wat is daarmee gebeurd?

Voka

De werkgeversorganisatie VOKA zette in op beeldvorming. In samen-

werking met TV Limburg en het Belang van Limburg werden tien suc-

cesvolle allochtone ondernemers geportretteerd, ze vertelden over het

hoe en het waarom van hun ondernemerschap.

Unizo

Unizo, de Unie van Zelfstandige Ondernemers, gebruikte de middelen

om allochtone ondernemers op te nemen in hun netwerk. Patrick

Buteneers van Unizo-Limburg: “Allochtone ondernemers worden

steeds belangrijker in Limburg, maar we vonden ze te weinig terug in

Unizo. Unizo beschikt over een fijnmazig netwerk met 35 afdelingen

in Limburg, maar daar zat tot voor kort geen enkele allochtone onder-

nemer bij. Net als we acht jaar geleden deden met vrouwelijke onder-

nemers wilden we daar een aandachtspunt van maken en de subsidie

van managers van de diversiteit heeft dat versnelt en mogelijk

gemaakt.”

Wat is er gebeurd? “We hebben zelf de stap gezet door voor onze

autochtone leden bedrijfsbezoeken te organiseren bij allochtone

ondernemers. Dat was een groot succes en op die manier leerden ze

elkaar kennen. Lokaal zien we de allochtone ondernemers nu ook bin-

nenkomen, hopelijk volgt het provinciale bestuur. Verder hebben we

ook ingezet op een betere ondersteuning van allochtone starters. Met

deze service bereiken we per jaar 1.500 personen en nu dus ook steeds

meer allochtonen. Met een nieuw project trekken we nu naar scholen

met veel allochtone leerlingen. Doel is ze warm te maken voor het

ondernemerschap. We hebben daarvoor een speciaal programma,

gekoppeld aan bedrijfsbezoeken. “

Drie keer reikte Unizo ook de ‘Award Samen Ondernemen’ uit, telkens

aan een allochtone ondernemer. In 2006 was de prijs voor de nv

Hildas, een vleesverwerker met Turkse roots uit Heusden-Zolder. In

2007 was restaurant en feestzaal Anatolië uit Genk de laureaat en in

2008 kreeg televisiekok Moke van Ter Poorte in Wellen de award. Drie

keer voor horeca en voeding, is dat een niche waar allochtone onder-

nemers zich thuis voelen? Patrick Buteneers: “Daar kunnen ze hun

eigenheid ten gelde maken en hebben ze inderdaad een stap voor.

Maar het is geen gemakkelijke sector. Voor horeca is het zo al moeilijk

de financiering rond te krijgen. Voor banken is het een risicosector.

Daar komt nog bij dat banken allochtonen ook wel eens als een risico

inschatten. Daardoor zijn ze meer aangewezen op andere vormen van

krediet en helpt de familie om het startkapitaal bijeen te brengen.”

Irfan: “Je krijgt niet

overal gelijke kansen”

Page 39: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

Ziet hij nog andere niches voor allochtone ondernemers?

“Nachtwinkels. Ik zie dat als de buurtwinkel van de toekomst. En de

fruitteelt. Ik ken Sikhs die twintig jaar geleden begonnen zijn als pluk-

ker en nu plantages in eigendom hebben en zelf op zoek gaan naar

plukkers. Bij allochtonen zie ik veel inzet en werkkracht. Misschien

omdat ze in een minder comfortabele positie en daarom meer risico

durven nemen?”

Stebo

Stebo zette met de subsidies Project InTro op, een integraal traject

naar ondernemerschap voor oud- en nieuwkomers. Daarvoor werkten

ze samen met de VDAB, het Onthaalbureau Limburg, Syntra Limburg,

het Agentschap Ondernemen en het Ondernemersatelier. Frank

Maleszka van Stebo: “Het onthaalbureau stelde vast dat ze heel wat

mensen met ervaring en potentieel om te ondernemen binnenkreeg.

Ze zitten met heel wat vragen: wat moet ik doen om te kunnen starten

als zelfstandige, waar kan ik middelen vinden om mijn opstart te

financieren, … ? Maar met het risico dat ze zich vergalopperen als ze

direct zouden starten. Ondernemen gebeurt hier immers in een heel

andere setting dan in hun land. Veel meer gereglementeerd.”

Per jaar bereikten ze ongeveer vierhonderd personen. Voor ongeveer

150 was dat een informatiesessie over ondernemen in Vlaanderen bin-

nen het programma maatschappelijke oriëntatie voor nieuwkomers.

Met 250 was er individueel contact. Frank Maleszka: “We luisterden

naar hun ondernemersidee en checkten dat op haalbaarheid. We

keken ook naar de persoon: heeft die de juiste motivatie? En voldoen-

de drive en de spirit? Vooral dat moet goed zitten, aan een idee kan je

nog altijd sleutelen. Omgekeerd is moeilijker.” Hoe deden ze dat.

“Daarvoor hebben we de methode ‘vuurwerk’, een vorm van ‘appreci-

ative inquiry’, een waarderend onderzoek. We gaan op zoek naar de

sterke punten van een persoon en doen dat aan de hand van zijn of

haar levensgeschiedenis. Wat heeft die persoon allemaal gedaan? Wat

is er gelukt? Waar blonk hij in uit?”

Bij het ondernemersidee duiken volgens Frank Maleszka culturele ver-

schillen op. “Als we bijvoorbeeld vragen naar hun potentiële klanten

zeggen ze: iedereen. Maar iedereen is natuurlijk geen doelgroep. Ze

focussen ook nog te zeer op de prijs. Voor andere elementen, zoals

locatie en kwaliteit hebben ze minder oog.”

Van die 250 komen er 90 tot 100 in een langdurig traject met opleiding

en begeleiding. Het gaat dan over bestaande opleidingen bedrijfsbe-

heer of beroepskennis i.s.m. Syntra Limburg, waar wij extra modules

aan toevoegen, bijvoorbeeld een module specifieke woordenschat

economisch Nederlands bij bedrijfsbeheer. Ook treden wij op als taal-

of leercoach. Laatste stap tenslotte in het traject was dat per jaar onge-

veer 25 personen ook effectief van start gingen met hun zaak.”

Het uiteindelijk resultaat schat Frank breder in dan die 25.

“Sommigen wachten nog om op te starten. Anderen weten nu dat ze

hun energie beter ergens anders op richten. En een aantal hebben we

behoed voor een overhaaste opstart waarmee ze zich diep in de schul-

den hadden kunnen steken.”

Welke zaken heeft hij zien ontstaan? Frank: “Heel verschillend. Een

computerwinkel, iemand die als zelfstandig vertaalster aan de slag

ging, iemand die met tapanades op de markt staat, een ander die

lederwaren verkoopt op de markt, een importeur van wijn uit

Bulgarije, een jeanswinkel in de Demerstraat in Hasselt, een takel-

dienst, iemand heeft een carwash overgenomen, …Veel bouwberoe-

pen ook: chappen, tegelen, gyprocwerken, …”

Het project is recent afgesloten. Wat nu? “Stebo doet op kleinschali-

ge basis verder. De extra modules bij de ondernemersopleidingen blij-

ven doorlopen en er is een website (www.project-intro.be) met infor-

matie voor starters in verschillende talen. En in het

Ondernemersatelier, een spin-off van Stebo, kunnen ondernemers

van start gaan zonder het risico dat ze het eerste jaar zonder inkomen

vallen.”

Ingrid Prokop had jarenlang een vertaalbureau in Tahiti, Frans Polynesië. Via

het project InTrO van Stebo kon ze ook in ons land haar ondernemersdroom

realisereren. Ze runt nu hier een vertaalbureau en geeft ook taallessen op

maat.

39

Page 40: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

Sociale cohesieHoe groot is de multiculturele kloof?

Een grootscheepse enquête door de Universiteit Hasselt uit 2007 in

opdracht van het provinciebestuur, waarbij 500 personen van Turkse

en Marokkaanse herkomst bevraagd werden in Genk en Houthalen,

gaf positieve resultaten:

• Twee derde van de personen van Marokkaanse herkomst en de helft

van de personen van Turkse herkomst hebben minstens evenveel

contact met autochtonen als met mensen uit de eigen etnische

gemeenschap.

• 80% van de Turkse allochtonen en 85% van de Marokkaanse alloch-

tonen heeft één of meer Vlaamse vrienden of vriendinnen.

• Ruim 60% van de Marokkaanse allochtonen gebruikt meestal of altijd

Nederlands in het dagelijks leven. Bij de Turken is dit bijna 40%.

Aan de andere kant bleek uit dezelfde enquête dat met name de Turkse

allochtonen sterk georiënteerd bleven op de eigen media. En meer dan

90% van de allochtonen identificeerde zich heel sterk als Turk of

Marokkaan (maar dat sloot dan weer niet uit dat de helft zich ook sterk

tot zeer sterk Limburger voelde.) Minder positief was verder dat rela-

tief veel allochtonen rapporteerden het voorafgaande jaar minstens

één keer het gevoel hadden gediscrimineerd te zijn. Dat was het geval

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200940

4. Samenleven in diversiteit

Dames van verschillende herkomst spelen het waarden- en normenspel. Het

spel maakt deel uit van het project ‘Kleur-rijk in de wijk’ van RIMO.

Page 41: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

41

bij de helft van de personen van Marokkaanse herkomst en 36% van de

personen van Turkse herkomst.

Uit dit onderzoek bleek ook dat de perceptie de andere kant kan uit-

gaan dan de feiten. Uit de genoemde cijfers (en ook andere gegevens)

blijkt dat personen van Marokkaanse herkomst zich sterker oriënte-

ren op de Vlaamse samenleving maar door de autochtone wijkbewo-

ners, ook bevraagd in de enquête, werden ze toch als minder geïnte-

greerd beschouwd en negatiever beoordeeld. Dat is de integratiepara-

dox die deze onderzoekers vonden.

Behalve dit onderzoek door de universiteit Hasselt zijn er nog een

reeks andere signalen. Limburgse opbouwwerkers vonden, in een kwa-

litatief onderzoek uit 2006, waarvoor ze gesprekken voerden met sleu-

telfiguren in een reeks achtergestelde wijken in Limburg, dat het

samenleven tussen etnische groepen niet vanzelf tot stand komt.

Explicietere uitspraken over segregatie staan in de omgevingsanalyse bij

het Genkse diversiteitsplan 2009-2011. In die omgevingsanalyse drukt

men de bezorgdheid uit over de groeiende segregatie in het onderwijs

en in het vrijetijdsaanbod voor kinderen en jongeren. Verder spreekt die

omgevingsanalyse ook over “een tendens van segregatie langs etnische

lijnen bij onder meer de Turkse gemeenschap die resulteert in een zich

terugplooien op zichzelf, het zich verlaten op eigen voorzieningen en

netwerken en het ontbreken van overbruggende contacten en netwer-

ken”. En even verder staat: “Kansen op en gelegenheden tot intercultu-

rele ontmoeting, zoals bijvoorbeeld op school, op grote stadsevene-

menten, via het verenigingsleven, op de werkvloer… worden onvol-

doende gevaloriseerd, overigens door ‘wij’ noch ‘zij’.”

Een laatste, erg recent signaal over het blijven bestaan van een inter-

culturele kloof, met name bij de jeugd, geeft de online enquête die de

Genkse jeugddienst dit najaar organiseerde. Van de duizend jongeren

die reageerden gaf meer dan de helft aan dat er sprake is van een kloof

tussen jongeren van verschillende herkomst. Zowel allochtone als

autochtone jongeren meldden dit. Gevraagd naar de reden zei men dat

de voorkeur bleef uitgaan naar de eigen groep en dat men slechte erva-

ringen had met eerdere contacten.

Het concept ‘Cité in vuur en vlam in Heusden-Zolder’ is gegroeid na de

gebeurtenissen van 11 september 2001. Als multiculturele gemeente wilde

Heusden-Zolder het signaal geven dat verschillende bevolkingsgroepen

vreedzaam kunnen samenleven en onderling meer gemeenschappelijke

waarden hebben dan dat er verschillen zijn.

Allochtoon verenigingsleven

Limburg telt eind oktober 2008 een 340-tal allochtone verenigingen.

Vooral de Italianen met 105 en de Turken met een 90-tal verenigin-

gen houden er een rijk verenigingsleven op na. Ook de Marokkanen

(26), Polen (14) en Grieken (10) verenigen zich. Zelfs Sikhs,

Nepalezen en Koerden en vele andere etnische groepen hebben hun

eigen verenigingen in Limburg. Verder zijn er ook heel wat vereni-

gingen die zich niet specifiek naar een bepaalde origine richten.

Al deze allochtone verenigingen kunnen voor steun terecht bij

federaties. Ongeveer 70% van de verenigingen is aangesloten bij

een federatie. Van de vijftien Vlaamse federaties hebben er vijf hun

hoofdkwartier in Limburg:

• ACLI, Associazione Christiane Lavoratori Italiani

(Genk)

• AIF, Associazione Internationali Federate (Genk)

• Turkse Unie (Beringen)

• Internationaal Comité (Hasselt)

• Federatie van Migrantenvrouwen – Wereldvrouwen

(Houthalen-Helchteren)

De federaties spelen een belangrijke rol als belangenbehartiger van de

allochtone gemeenschap. Ze zijn lid van het Minderhedenforum, een

gesprekspartner van de Vlaamse overheid rond minderhedenbeleid.

Op Limburgs niveau zetelen de federaties in de Limburgse

Integratieraad, een adviesorgaan van de provinciale overheid.

Buiten de vijf federaties die hun hoofdzetel hebben in Limburg,

zijn nog een aantal andere federaties actief in onze provincie: de

Federatie van Marokkaanse Democratische Organisaties (FMDO),

de Unie van Turkse Verenigingen (UTV) en de Vereniging voor

Ontwikkeling en Emancipatie van Moslims (VOEM). Naast deze

erkende federaties, is er in Limburg een platform voor Poolse ver-

enigingen, de Poolse Unie.

Meer info? www.limburg.be/integratiecentrum, [email protected]

of 011 30 57 00.

Page 42: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200942‘De Genks’ dagen Genkenaren uit

Samenleven in een stad is als leven in een familie. Je deelt dezelfde

ruimtes, je zorgt voor elkaar, je werkt en eet samen. Tegelijkertijd

wonen in een stad als Genk heel diverse mensen. Dat geeft kleur,

maar ook soms strubbelingen. In een goede familie wordt hierover

gepraat en kan iedereen zeggen wat hem of haar op het hart ligt. Dus

waarom niet in een stad?

Met ‘De Genks’ wil het stadsbestuur alle Genkenaren de kans geven

om zorgen, ideeën en toekomstplannen met elkaar te delen. Wat leeft

er in Genk? Hoe zien de inwoners van Genk hun samenleving? Wat

kunnen de inwoners zelf verbeteren en wat is de rol van de stad?

De Genks, dat zijn de eerste uitdagers: Genkenaren die er vrijwillig

voor kiezen om stadsgesprekken te organiseren en zo andere

Genkenaren uit te dagen om zich bloot te geven. Ze zijn met een 40-

tal. Jong en oud, autochtoon en allochtoon. Een weerspiegeling van

de Genkse samenleving.

Tupperware

Katrien Colson van de Genkse Dienst Integratie coördineert het pro-

ject. “Elke uitdager kreeg een opleiding over hoe je zo’n gesprek kan

organiseren. We hebben enkele gespreksmethodes ontwikkeld, maar

uiteindelijk kon elke uitdager de gesprekken zelf vormgeven. En de

uitdagers zijn daarin verrassend creatief, moeten we zeggen.”

“Uitdager Marc plant bijvoorbeeld gesprekken met zijn buren tijdens

een straatbarbecue. ‘Tupperware’-man Bart nodigde mensen bij hem

thuis uit voor gesprekken en werd telkens door meerdere personen

uitgenodigd om bij hen thuis hetzelfde te gaan doen. Louis hield een

gesprek rond hoffelijkheid in zijn wijnclub. En Erik maakt een huma-

nitheek. Hij brengt 100 mensen in zijn wijk Kolderbos-Langerlo in

kaart en toont de linken tussen hen.”

“Twee uitdagers doen de markten aan. Tijdens deze gesprekken

nemen mensen geen tijd om ergens diep op in te gaan. Maar die

gesprekken zijn dan wel weer geschikt om de verschillende thema’s

naar boven te doen komen.”

“De uitdagers gaan eigenlijk een niet te onderschatten persoonlijk

engagement aan. Gesprekken dreigen soms uit de hand te lopen, dan

moet je wel weten hoe je moet reageren. Je komt ook soms jezelf

tegen. Als het over waarden en normen gaat bijvoorbeeld, of als je

intensief gaat samenwerken met collega-uitdagers.

Het uiteindelijke doel van ‘De Genks’ is de sociale cohesie te verbete-

ren. Genk wil met het project diversiteit troef maken en meer gelijke

kansen creëren. Maar in deze beginfase wil het project enkel mensen

rond de tafel krijgen en discussies opwekken. Heterogene gespreks-

groepen zijn hierbij een doel. Maar dat is niet simpel, zegt Katrien. “Je

kan het niet opleggen aan de uitdagers. Het is iets dat vanzelf moet

komen, anders werkt het niet.”

Cement

Het project is uniek in Vlaanderen. De uitkomst is nog een vraagteken.

Katrien: “We willen het laten worden wat het kan worden. We weten

nog niet welke sporen we gaan volgen of welke concrete projecten

eruit gaan vloeien. Dat willen we nu ook nog niet weten.”

“Tot nu toe springen er nog geen echt bruikbare thema’s uit, maar de

gesprekken zijn nog maar net begonnen. Taalgebruik in publieke

ruimten blijkt een heikel punt. Klachten over hondenpoep of de nieu-

we Genkse infrastructuur komen ook vaak ter sprake. Maar daar gaat

het project niet over. Het gaat niet over bak-

stenen, wel over het cement van de samenle-

ving, over de mensen in Genk. En we willen

natuurlijk ook verder gaan dan de gebruike-

lijke stereotypen zoals ‘De Genkenaren zijn

vriendelijk’.”

Elke Genk engageerde zich om een 100-tal

stadsgenoten aan te spreken. Ze hebben

hiervoor tijd tot december 2009. Vanaf 2010

vertaalt het stadsbestuur van Genk de uit-

komst van de gesprekken naar concrete

acties. Wordt vervolgd.

Lees meer over de Genks op www.degenks.be.

Page 43: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

43Waarom Turken altijd in hun garage zitten

‘The edge of space is the space.’ De grens van de ruimte is de ruimte.

Architect Jaak Janssen heeft een uitgesproken visie over sociale

woningbouw. Sociale woningbouw kan de multiculturele kloof mis-

schien wel helpen dichten. Creatief omspringen met de grenzen tus-

sen het publieke en private domein is dan de sleutel. Meer concreet

betekent dit voor Janssen gemeenschappelijke tuinen aanleggen en

galerijen bouwen. Levensvatbare ruimten creëren, zoals hij het zelf

uitdrukt.

De overheid stapte al enige tijd af van de grote, geïsoleerde sociale

woonwijken zoals die in de jaren zeventig en begin jaren tachtig wer-

den gebouwd. De laatste decennia kiezen Limburgse sociale huisves-

tingsmaatschappijen vooral voor kleinschalige projecten, geïnte-

greerd in bestaande woonkernen.

Betekent dit dat sociale woningbouw meer oog krijgt voor ontmoeting

en integratie? Nog niet altijd en overal, vindt Janssen. “De sociaal-

ruimtelijke argumenten winnen zelden van de puur architecturale

argumenten bij het toekennen van sociale woningbouwprojecten. En

dat is jammer.”

Dorpels en drempels

In het Rodenbachhof in Overpelt, een ontwerp van Janssen, zijn voor-

al de galerijen plekken van ontmoeting tussen de bewoners, vaak van

verschillende herkomsten. Jaak Janssen: “De bewoners zetten tafels,

stoelen en zelfs hun parkietenkooi in de galerij. Een Turkse bewoner

heeft er zijn schoenen staan. Het is een ruimte die leeft, waar je elkaar

ontmoet. Je ziet ook dat bewoners afscheid nemen van hun bezoekers

aan de gemeenschappelijke ingang. En dat ze klusjes doen in de

gemeenschappelijke ruimte.”

Die gemeenschappelijke ruimten zie je ook terug in Hanenburg in

Beverlo, een ander project van Janssen. Hanenburg is een sociale

woonwijk met 70 huurwoningen. Vele huizen hebben naast achtertui-

nen ook ommuurde voortuinen. “Hier speelde ik met de grens tussen

de stoep en de voordeur,” zegt Jaak Janssen.

“De voortuinen worden daardoor ook echt gebruikt. Mensen drogen

er hun was, zetten er tafels en stoelen. De voordeuren zijn er geen

‘drempels’, maar ‘dorpels’. Een dorpel aan je voordeur zorgt voor ont-

moeting, een drempel voor een rem. En in deze wijk zijn er dorpels. Je

kan het letterlijk zien, want de voordeuren staan er in de zomer vaak

gewoon open.”

Diafragma

“Cultuur is een gewoonte, dat roei je niet uit. Want cultuur groeit rhy-

zoom. Dit is de biologische term voor de manier waarop brandnetels

groeien: ondergronds en onuitroeibaar. Je moet de cultuur van je

bewoners dus niet willen uitroeien, je moet erop inhaken en hem ver-

talen naar de woningen.”

Janssen verdiept zich tegenwoordig in mediterrane woonculturen,

vooral de Balkan en Turkije boeien hem. Een aanzienlijk deel van de

bewoners van sociale woningen is ook van Turkse herkomst. “Turken

zitten bijvoorbeeld graag aan de voorkant van hun huis. Om te zien

wat er op straat gebeurt, en om een praatje te slaan met voorbijgan-

gers. Als het huis hier niet is aan aangepast, zoeken ze andere oplos-

singen. Ze gaan in hun garage zitten.”

“Hun huis heeft dan een fout diafragma, een foute verhouding tussen

binnen- en buitenruimte. Het werd gebaseerd op het Vlaamse verkave-

lingsdenken, dat er van uit gaat dat alle activiteiten achteraan gebeuren.”

Een Turkse bewoner van een nieuwbouwpro-

ject van architect Jaak Janssen zet zijn schoe-

nen in de gemeenschappelijke galerij.

Page 44: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200944TaalHoeveel Nederlands wordt er gesproken in allochtone gezinnen?

Geen makkelijke vraag. Al bieden een aantal onderzoeken wat aan-

knopingspunten. Hieruit blijkt dat de positie van het Nederlands

sterker is dan gedacht.

Bij ongeveer één op vijf jonge kinderen is Nederlands niet de moe-

dertaal

Kind & Gezin brengt heel wat gegevens rond pas geboren kinderen in

kaart. Zo ook de taal die de moeder met het kind praat. Op die manier

krijgen we een beeld van de moedertaal van pas geboren kinderen. Bij

17,7% van de kinderen in 2008 geboren in Limburg was dit niet het

Nederlands. Het Vlaamse gemiddelde ligt enkele procentpunten

hoger (20,4%). In onze provincie komen naast het Nederlands, Turks

(9,2%) en Arabisch (2,8%) het meest voor.

Toch moeten we deze cijfers nuanceren. De cijfers van Kind en Gezin

leren ons enkel iets over de taal die de moeder met het kind spreekt en

zegt niets over andere talen die in het gezin gesproken worden.

Bovendien is het slechts een momentopname enkele weken na de

geboorte. Taal is een proces in beweging en tussen de geboorte en de

eerste schoolleeftijd kan een hele evolutie doorgemaakt worden.

Eén op tien leerlingen in het basisonderwijs anderstalig

Ongeveer één op tien leerlingen uit het basisonderwijs spreekt in het

eigen gezin een andere taal dan op school. In 2008 gaat het voor

Limburg om ongeveer 9.000 leerlingen. Dit blijkt uit de gegevens van

het Ministerie van Onderwijs.

In een aantal Limburgse gemeenten ligt het aandeel leerlingen met

thuistaal niet-Nederlands hoger dan 20%. Dit is onder meer het geval

in de mijngemeenten. Het hoogste aandeel leerlingen met als thuis-

taal niet-Nederlands vinden we in Heusden-Zolder (26%), gevolgd

door Genk (25%), Beringen (22%), Maasmechelen (21%) en

Houthalen-Helchteren (19%).

In vergelijking met 2005 daalt het aandeel leerlingen met thuistaal

niet-Nederlands van 13% naar 10%. Wel kunnen we hieruit niet

zomaar besluiten dat er meer Nederlands gesproken wordt. Zo wijzig-

de de vraagstelling tussen 2005 en 2008. In 2005 werd gevraagd of de

thuistaal Nederlands was, waarop de ouders met ja of nee konden ant-

woorden. In 2008 werd gevraagd welke taal de leerling met vader,

moeder of met broers of zussen spreekt. Van zodra Nederlands één

keer vermeld werd, werd dit ook de thuistaal. Dit is dus een strenger

criterium.

Bijna helft van allochtonen spreekt altijd of meestal Nederlands

Bijna de helft (47%) van de Turkse en Marokkaanse allochtonen in

Limburg gebruikt in het dagdagelijkse leven meestal of altijd het

Nederlands. Wel is er een groot verschil tussen Turken en

Marokkanen. Zo gebruikt ruim 61% van de Marokkaanse allochtonen

meestal of altijd het Nederlands in het dagelijkse leven. Bij de Turkse

allochtonen is dit maar 37%. Het percentage dat nooit Nederlands

gebruikt, schommelt voor beide groepen rond de 10%. Hoe jonger de

allochtonen, hoe meer Nederlands ze spreken. Zo gebruikt ruim de

helft van de Turkse jongeren altijd of meestal het Nederlands. Bij de

Marokkaanse jongeren is dit meer dan drie op vier.

Verschillen tussen Turken en Marokkanen hangen samen met de

manier waarop taal gebruikt wordt. Turken spreken maar één variant:

standaardturks en hebben in Limburg vele Turkse kranten en televi-

siezenders ter beschikking. Marokkanen gebruiken verschillende dia-

lecten en kennen een minder ruim Marokkaans media-aanbod. Een

taal die niet vaak gebruikt wordt, verdwijnt sneller.

Dit blijkt uit een onderzoek van Universiteit Hasselt in opdracht van

het Limburgse provinciebestuur. Vijfhonderd personen van Turkse en

Marokkaanse herkomst werden bevraagd, samen met driehonderd

autochtonen die in dezelfde wijken woonden als de allochtonen. Over

dit onderzoek werd een boek gepubliceerd: Voorbij wij en zij? (Vanden

Broele, 2007).

Page 45: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

45

Er is een nieuw concept om de taalvaardigheid Nederlands van andersta-

ligen te verhogen: laagdrempelige gespreksgroepen waar Nederlandsta-

ligen en anderstaligen samen aan deelnemen. Anderstaligen kunnen er

het Nederlands dat ze in de taalles geleerd hebben oefenen en ze krijgen

er de kans het isolement, waarin ze vaak vertoeven, te doorbreken.

Nederlandstaligen kunnen op die manier hun kennissenkring uitbrei-

den en zich op een concrete en directe manier inzetten voor integratie. En

dat zorgt alles samen voor meer sociale cohesie.

Het is belangrijk om te beklemtonen dat het niet over taalles gaat. Er

zijn geen specifieke leerdoelstellingen rond woordenschat of conver-

satie en de gesprekken worden niet gestuurd. Deelnemers kunnen een

tijdlang afhaken om dan later weer terug aan te knopen. De gespreks-

groepen kunnen wel omschreven worden als een vrije en veilige oefen-

ruimte. Het is, met andere woorden, een georganiseerd aanbod om op

een natuurlijke manier de taalvaardigheid Nederlands te verhogen. Ze

compenseren een tekort aan contacten met Nederlandstaligen in het

dagelijkse leven van de taalleerder en/of heffen de spreekangst op die

verhindert dat men dergelijke contacten aangrijpt om de taalvaardig-

heid te verhogen. Gespreksgroepen bouwen verder op wat in de taal-

les geleerd wordt en vormen een brug tussen die taalles en de samen-

leving. Om die reden kunnen enkel anderstaligen deelnemen die al

beschikken over een basis aan taalvaardigheid Nederlands.

Aanpak

In Limburg werkt Vormingplus met dit concept. Dat gebeurt onder de

noemer VriendENtaal. Er zijn nu vier groepen actief, twee in Hasselt, één

in Heusden-Zolder en één in Maaseik. Elke groep komt één keer per

week samen, telkens voor twee uur. In Hasselt werden met de twee groe-

pen samen zeventig deelnemers bereikt, in Heusden-Zolder gaat het over

ongeveer 25 personen en in Maaseik over twintig. De achtergrond van

deze groepen is verschillend: in Heusden-Zolder gaat het over vrouwen

van Turkse herkomst, het merendeel oudkomers. In Hasselt zijn het

nieuwkomers van zeer diverse herkomst, misschien wel vijftig verschil-

lende nationaliteiten. In Maaseik is de groep ook divers maar is er wel

een belangrijke groep mannen van Marokkaanse herkomst.

Meestal wordt er over dagdagelijkse dingen gepraat. De gesprekslei-

der zoekt naar thema’s en onderwerpen die nauw aanleunen bij de

leefwereld van de deelnemers. Maar er is ook tijd om samen op uit-

stap te gaan of activiteiten te organiseren. Centraal in elke groep staat

een gespreksleider: hij of zij zoekt de gespreksthema’s en neemt de

praktische organisatie op zich van de uitstappen.

Het Provinciaal Integratiecentrum heeft de bedoeling om in 2010,

samen met Vormingplus, VriendENtaal uit te breiden naar andere

gemeenten. Er is op verschillende plaatsen belangstelling voor. Naam

van dit nieuwe project: taal en samenleving.

Gespreksgroepen verhogen taalvaardig-heid Nederlands (en zorgen voor meersociale cohesie)

Vormingplus organiseert VriendENtaal in Hasselt. Hier praat een vrijwilliger

in het Nederlands met nieuwkomers over Pasen.

Het Huis van het Nederlands

Het Huis van het Nederlands helpt anderstalige volwassenen een

geschikte cursus Nederlands vinden. Het Huis is er voor iedereen die

Nederlands wil leren. Een belangrijke groep zijn de nieuwkomers.

Het Onthaalbureau verwijst hen door naar het Huis van het

Nederlands. Het Huis van het Nederlands heeft een hoofdvestiging

in Hasselt en antennes in alle Limburgse regio’s: Genk, West-

Limburg, Maasland, Noord-Limburg en Zuid-Limburg.

In de loop van 2008 krijgt het Huis van het Nederlands 6.398 taal-

leerders over de vloer. Naast 5.525 nieuwe intakes zijn hier ook bij-

komende voortgangsgesprekken bij inbegrepen. De taalleerders

met de Belgische nationaliteit vormen de grootste groep. Personen

met de Turkse nationaliteit komen op de tweede plaats, gevolgd

door de Marokkanen en de Polen.

Vergeleken met 2007 kwamen er in 2008 veel meer mensen bij het

Huis van het Nederlands langs. Deze stijging komt door de toe-

stroom van kandidaat-sociale huurders. De vernieuwde Vlaamse

wooncode legt immers een taalvereiste op, die van nieuwe kandi-

daat-huurders van een sociale woning vraagt of ze bereid zijn

Nederlands te leren. Ruim 40% van de intakes van het Huis van het

Nederlands was in het kader van de wooncode.

Meer info? www.limburg.be/huisvanhetnederlands, [email protected]

of 011 30 57 00.

Page 46: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200946

Sociale tolken als schakel tussen hulpver-lening en anderstaligen

De Limburgse Sociale Tolkendienst stuurt tolken ter plekke voor hulp-

verleningsgesprekken en voor vorming en voorlichting in groep.

Freelance

Coördinator Ine Hennissen: “De Limburgse Tolkendienst bestaat

ruim 2,5 jaar. We werken met freelance tolken. Op dit moment zijn er

dat 56 die in totaal 45 talen aanbieden. We zoeken nog tolken voor

Albanees, Arabisch, Berbers, Dari, Farsi, Grieks, Irakees, Marok-

kaans, Portugees, Roma, Russisch en Tsjetsjeens.”

Welke voorwaarden stelt ze aan tolken? Ine: “Om tijdelijk ingezet te

worden moeten ze slagen in een preselectie Nederlands én met posi-

tief resultaat een introductiecursus van drie dagen volgen. Kandidaat

tolken met een diploma Nederlandstalig secundair onderwijs zijn vrij-

gesteld van de preselectie Nederlands. Van de tolken die al wat erva-

ring hebben opgedaan, verwachten we dat ze een certificaat behalen.

Tolken die dat willen, kunnen zich op de certificeringsproef voorbe-

reiden door een opleiding te volgen waarin terminologie, notitietech-

niek, taalomzetting en rollenspel uitgebreid aan bod komen.”

De Tolkendienst verhoogt de toegankelijkheid door het opheffen van

de taalbarrière. Ine: “Let op: wij zijn er in de eerste plaats voor de hulp-

verleners, niet voor de cliënt. Het is niet zo dat cliënten een tolk kun-

nen vragen. Alleen hulpverleners kunnen ons contacteren en een tolk

bestellen. Dat kan voor individuele hulpverleningsgesprekken en

sinds kort ook voor groepstolken bij vorming en voorlichting.

Organisaties die onze tolken willen inzetten moeten wel eerst een

overeenkomst met ons afsluiten.”

Slachtofferhulp

Voor een verhaal uit de praktijk ontmoeten we Evi Vanherck van de dienst

slachtofferhulp van CAW Sonar in Genk en sociale tolk Nuran Kurtal. Evi

begeleidt de slachtoffers van diefstallen, overvallen, verkrachtingen en

de nabestaanden van dodelijke verkeersongevallen en zelfdoding. Voor

Turkstalige cliënten werkt ze dikwijls samen met Nuran.

Hoe vlot loopt een gesprek met een tolk erbij? Anders dan met een

Nederlandstalige cliënt? Evi: “Als het over emotionele zaken gaat mis

je soms wel dingen: intonatie, de toon. En het is sowieso anders met

drieën dan met de cliënt alleen.” Worden bepaalde dingen niet uitge-

sproken omdat er iemand bij zit? Evi: “Nee, toch niet. Mensen houden

daardoor geen dingen achter. De cliënt is vooral gerustgesteld dat er

iemand zit die zijn of haar taal kent.”

Nurans ervaring leert dat je als sociale tolk een aantal valkuilen moet

vermijden: “Als de hulpverlener bijvoorbeeld het lokaal verlaat, moet

je als tolk oppassen. Als de cliënt je dan van alles begint te vragen mag

je daar absoluut niet op ingaan. Het gesprek moet transparant blijven

voor de hulpverlener. Je mag niet uit je rol vallen. Je bent tolk, geen

hulpverlener.”

Evi pikt daarop in: “Mij valt op dat de cliënt zich tijdens het hulpverle-

ningsgesprek vaak op de tolk richt en niet op mij. Ze zien haar toch

meer als de redder in nood.” Nuran: “In het begin van een gesprek zeg

ik wel eens tegen de cliënt: spreek de hulpverlener aan, niet mij. Maar

het is normaal de persoon aan te kijken waarmee je in gesprek bent.”

Meer info? www.limburg.be/tolkendienst, [email protected]

of 011 30 57 52.

Page 47: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

47Het multireligieuze LimburgNieuwe aanhangers voor het christendom

Traditioneel kent de katholieke kerk in Limburg de meeste gelovigen.

De migratie verandert hier niets aan, maar zorgt wel voor nieuwe aan-

hangers. Italianen en Polen (en hun families) die naar hier kwamen

om te werken in de mijnen, waren vaak katholiek.

Soms worden door deze migranten kerken voor de eigen gemeen-

schap opgericht. Zo is er een Italiaanse missie met een eigen kerk in

Genk (Hoevezavel) en zijn er Poolse priesters die in Limburg een eigen

parochie leiden. Verder is er een Oekraïense katholieke kerk voor de

orthodoxe ritus in Genk-Waterschei. De migratie brengt ook andere

christenen naar Limburg zoals de orthodoxe gelovigen uit

Griekenland en Oekraïne. In Genk is er een Grieks-orthodoxe en een

Oekraïens-orthodoxe kerk. Ook het protestantisme profiteert van de

nieuwe migratie. Zo is de protestantse kerk in Hasselt een belangrijke

ontmoetingsplaats geworden voor vluchtelingen.

De moslimgemeenschap in Limburg

Door de migratie maakt Limburg kennis met de islam. De islam in

Limburg is hoofdzakelijk een godsdienst van migranten. De moslim-

gemeenschappen in Limburg bestaan voornamelijk uit Turkse en

Marokkaanse migranten en hun kinderen. De Turkse moslims zijn

met een kleine 35.000 veruit de grootste groep in Limburg. De

Marokkaanse moslims volgen met bijna 10.000 personen.

De migratie van asielzoekers vanaf de jaren ‘90 brengt ook nieuwe

moslims naar Limburg, onder meer uit de Balkan, Azië en Afrika. Van

deze nieuwe moslims zijn vooral de Ahmadiyya-moslims, die bijna

allemaal uit Pakistan komen, zichtbaar in Limburg met gebedshuizen

in Hasselt, Beringen en Sint-Truiden en naar schatting 400 volgelin-

gen. Nieuwe moslims kunnen ook autochtone Vlamingen zijn, die

zich bekeren tot de islam.

Binnen de islam zijn er twee grote stromingen: het soennisme en het

sjiisme. Beiden delen de basisprincipes van de islam, maar gebruiken

verschillende versies van de overleveringen. De twee stromingen zijn

ontstaan naar aanleiding van een geschil over de opvolging van de

profeet Mohammed. De meerderheid van de Turkse en Marokkaanse

moslims in Limburg zijn soennieten. Uitzondering zijn de Alevieten,

een van oorsprong sjiitische stroming. Verder is er nog een netwerk

van Turkse sjiieten in Beringen.

Verschillende moslimnetwerken

De islam in Limburg is vooral een godsdienst van migranten. Daarom

zijn de meeste Limburgse moskeeën en gebedshuizen georganiseerd

op basis van etnische lijnen. Stromingen en netwerken in de landen

van herkomst zijn van belang voor de manier waarop moslims zich in

België en Limburg organiseren.

Turkse islamitische netwerken in Limburg zijn in grote mate een weer-

spiegeling van de situatie in Turkije. In de eerste plaats is er het officiële,

door de Turkse staat geleide netwerk van Diyanet dat alle grote Turkse

moskeeën groepeert. Ten tweede is er het netwerk van Milli Görüs, onder

de noemer Belgische Islamitische Federatie (BIF), dat een aantal kleine-

re moskeeën groepeert die zich onafhankelijk van de Turkse overheid

opstellen. Verder zijn er een reeks kleinere religieuze organisaties zoals

de Suleymancilar, Nurcular en de soefie-broederschappen.

Tussen deze Turkse netwerken zijn er weinig echte schotten, de grenzen

worden voortdurend overschreden: veel leden van de Milli Görüs en zeker

ook de kleinere netwerken beschouwen de Diyanetmoskee in hun wijk of

gemeente als hun moskee en gaan er elke vrijdag bidden. De kleinere net-

werken zien zich als aanvullend. Met hun activiteiten geven ze moslims de

kans hun religieuze identiteit te verdiepen en te vervolledigen.

Bij de Marokkaanse moslims is er geen input van de eigen overheid.

Marokkaanse moskeeën zijn vooral op zichzelf en de plaatselijke

geloofsgemeenschap aangewezen. De Marokkaanse moskeeën in

Limburg zijn verenigd in UMIVEL, de Unie van Moskeeën en

Islamitische Verenigingen in Limburg. Netwerken buiten de mos-

keeën krijgen niet de vorm van aparte verenigingen. Het gaat hier om

groepjes predikers die naar moskeeën en wijken met veel moslims

trekken en daar jonge moslims aanspreken over een hernieuwing of

verdieping van hun geloof.

De sikhgemeenschap in Limburg

Een nieuw geloof in Limburg is het sikhisme. In en rond Sint-Truiden

wonen een 1300-tal sikhs, afkomstig uit de Punjab in India. Er is een

sikhtempel in Sint-Truiden en een in Borgloon. Sinds begin jaren ’90

stijgt het aantal sikhs in onze provincie. Na de aanval op de gouden

tempel (1984) vluchten veel sikhs uit India en komen als politiek

vluchteling terecht over de hele wereld. Veel van hen blijven rond de

luchthaven in Frankfurt. Door de hoge nood aan arbeidskrachten in

de Zuid-Limburgse fruitsector komt de golf van arbeidsmigratie naar

Limburg op gang. De meeste sikhs, laaggeschoold en met ervaring in

de landbouw, worden ingeschakeld als seizoensarbeiders. Tot van-

daag blijft dit hun belangrijkste economische niche, al krijgen ze con-

currentie van arbeidskrachten uit Oost-Europa. Omdat de fruitpluk

erkend is als knelpuntberoep verloopt de procedure om werknemers

uit de nieuwe EU-lidstaten in te schakelen, sneller en eenvoudiger.

Daarom stappen meer en meer sikhs uit de fruitpluk. Ze werken in

andere sectoren of zetten een eigen zaak op, een nachtwinkel of een

marktkraam met confectie.

De eerste sikhs in Limburg zijn politieke vluchtelingen. Dan volgt de

migratie om economische redenen. Jonge ondernemende mannen

hebben in de eigen regio geen perspectief en trekken naar het buiten-

land. De eerste migranten waren vaak alleenstaande mannen. Nu vol-

gen ook veel vrouwen en kinderen. Veel sikhs hebben papieren gekre-

Page 48: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200848gen omdat ze erkend werden als vluchteling of, wat veel vaker het

geval was, ze geregulariseerd werden.

29 moskeeën in Limburg

Limburg telt momenteel zestien Turkse en dertien Marokkaanse mos-

keeën, aangesloten bij een koepel.

Twaalf Turkse moskeeën zijn aangesloten bij Diyanet. Vier hiervan lig-

gen op het grondgebied van Genk (Winterslag, Waterschei, Kolderbos

en Sledderlo) en telkens één in Beringen, Leopoldsburg, Houthalen-

Helchteren, Hasselt, Lommel, Heusden-Zolder, Bilzen en

Maasmechelen. Verder zijn er nog Turkse Milli Görüs moskeeën in

Beringen, Genk, Heusden-Zolder en Leopoldsburg. Hiernaast zijn er

nog verschillende Turkse gebedshuizen van mystieke islamitische net-

werken: de tekke (Naksibendi), de kultuurhuizen (Suleymanli) en de

studiecentra (Nurcu).

Limburg telt ook dertien Marokkaanse moskeeën, waarvan drie in

Genk en twee in Maasmechelen. Verder hebben de gelovigen in

Bilzen, Hasselt, Heusden-Zolder, Houthalen-Helchteren, Sint-

Truiden, Maaseik, Overpelt en Beringen elk hun eigen moskee.

Momenteel telt Limburg zeven erkende moskeeën. Vijf ervan zijn

Turks: de Selimiye-moskee (Heusden-Zolder), de Yunus Emre-mos-

kee (Genk), de Yesil-moskee (Houthalen-Helchteren), de Sultan

Ahmet-moskee (Heusden-Zolder) en de Fatih-moskee (Beringen). De

twee erkende Marokkaanse moskeeën zijn de Badr-moskee (Hasselt)

en de Hassan Ebno Tabit-moskee (Genk).

Om erkend te worden moet de moskee ingebed zijn in de lokale

gemeenschap, de Nederlandse taal moet gebruikt worden in bestuurs-

zaken, de imam moet een inburgeringscursus volgen en extreme of

fundamentalistische elementen moeten geweerd worden. Op basis van

deze voorwaarden kan de Moslimexecutieve een dossier samenstellen

met de moskeeën. De Moslimexecutieve dient een aanvraag in tot

erkenning bij de bevoegde minister. Na indiening vraagt de minister

advies aan de gemeente, de provincie en justitie.

Naast het grote symbolische belang van de erkenning als lokale isla-

mitische geloofsgemeenschap, zijn er ook verschillende overheden

die de moskee na erkenning financieel bijspringen. Zo betaalt het

ministerie van Justitie de lonen van de imams. De Vlaamse overheid

kan tussenkomen in bouwkosten voor de infrastructuur van de mos-

kee. Het provinciebestuur kan op haar beurt tekorten in de werkings-

kosten bijpassen, grote herstellingen aan de moskee subsidiëren en

kan instaan voor de huisvesting van de imams. Allemaal kosten die

vroeger gedragen werden door de moskeegangers.

Het offerfeest

Het offerfeest is één van de belangrijkste islamitische feesten. Veel

moslims willen daarvoor op rituele wijze een schaap slachten. Het

vlees wordt door hen gegeten en verdeeld onder buren, familieleden

en armen. Maar de wetgeving verbiedt het ritueel thuis slachten. Voor

het offerfeest voorziet de Belgische overheid de erkenning van tijdelij-

ke slachtinrichtingen. Een tijdelijke slachtinrichting kan opgezet wor-

den door gemeentebesturen, door verenigingen of door particulieren.

De regels van dierenwelzijn, voedselveiligheid, leefmilieu en openba-

re orde blijven voor deze inrichtingen van kracht.

Eind 2008 telde onze provincie vijftien erkende tijdelijke slachtinrich-

tingen in tien verschillende gemeenten. In Maasmechelen, Heusden-

Zolder, Leopoldsburg, Houthalen-Helchteren, Dilsen-Stokkem,

Genk, Beringen, Hasselt en Maaseik was dit een initiatief van de

gemeente. Daarnaast hadden Genk en Bilzen elk drie tijdelijke slacht-

inrichtingen op initiatief van particulieren.

Tijdens het offerfeest werden 2.496 schapen geslacht in erkende tijde-

lijke slachtinrichtingen, een 450-tal meer dan in 2007.

Islamitische begraafplaatsen

De islam vereist dat moslims bij elkaar en in de richting van Mekka

begraven worden. Dit kan legaal geregeld worden door op een offici-

ële gemeentelijke begraafplaats een apart perceel te voorzien voor

moslims. In zeven Limburgse gemeenten is er een aangepast regle-

ment om het begraven van moslims mogelijk te maken. Dit is het

geval in Beringen, Dilsen-Stokkem, Houthalen-Helchteren, Maaseik,

Lommel, Neerpelt en Maasmechelen. Ook in Genk en Heusden-

Zolder worden moslims begraven, al bestaat er daar nog (nog) geen

officiële reglementering over.

Meer info? www.limburg.be/integratiecentrum, [email protected] of

011 30 57 00.

Marokkaanse mannen volgen een gebedsdienst

in de moskee van Winterslag.

Page 49: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

49“Als we niet dansen, leven we niet”

In Marokko rukt de islamitische identiteit op, ten koste van de cultu-

rele. Daan Bouwens trok in opdracht van de Koning Boudewijn-

stichting naar Marokko. En als het regent in Marokko, druppelt het

in Limburg?

Schotelantenne

Op talloze Marokkaanse plekken wordt het verhaal bevestigd:

Marokkanen dansen niet meer door de islam. Waarom deze verande-

ring? “Het is de schotelantenne”, zegt Abdelftah Aït Argane uit

Tarama, een klein Berberdorp in de Zuidelijke vallei van Taroudant.

“Mensen kijken enkel naar Islamitische kanalen, vooral uit Egypte.

Als je huizen in mijn dorp binnenwandelt, staat bijna altijd de televisie

aan op een islamitische zender. In de meeste huizen wordt zelfs geen

muziek meer gespeeld.”

Volgens Abdelftah is dit een positieve ontwikkeling: “Mensen dansen

op religieuze feestdagen en tijdens huwelijken. Dat is niets minder

dan heiligschennis. Elk mens heeft een duivel op de ene schouder en

een engel op de andere schouder. Wanneer man en vrouw met elkaar

dansen, wordt de duivel het sterkst. Het is dankzij de schotelantenne

dat mensen dit nu weten, ze leren de echte islam kennen. De satelliet

heeft hun een stap dichter gebracht bij de waarheid. We zien dat

gebeuren in de hele Arabische wereld, ook in Europa, nietwaar?”

De grootste Marokkaanse gemeenschappen van Limburg zijn in

Genk, Maaseik en Houthalen te vinden. Meer dan tachtig procent van

hen is Berber uit het Zuiden van Marokko. Maar ook in Limburg is het

lied van de A-Hidouz of Soussia bijna definitief uitgezongen. Ook hier

spelen schotelantennes en religie de hoofdrol.

Het was Houssein Bouharras, geboren in België, die meer dan tien

jaar geleden het initiatief nam om in Limburg dansfeesten te organi-

seren voor de Marokkaanse gemeenschap: “Limburg was de place to

be voor Marokkaanse dans en cultuur, maar dat is nu voorbij. Na een

boom van dansfeesten van 1993 tot 2003 is de Marokkaanse muziek-

cultuur nu op sterven na dood. Als er nog iets georganiseerd wordt,

worden groepen van buiten de provincie uitgenodigd.

Arabisch

Volgens Houssein is ook in Limburg de focus op religie één van de

belangrijkste oorzaken van het verdwijnen van de danscultuur: “De

Marokkaanse gemeenschap zoekt een houvast in religie, maar het is

ook een modeverschijnsel. Maar wat in Marokko gebeurt, is hier ook

gaande: religieuze organisaties overleven, culturele initiatieven ster-

ven uit. En muziek en dans horen niet thuis in religie.”

“Het is iets waar ik mee worstel,” geeft Houssein toe. “Er moet plaats

zijn voor cultuur, maar cultuur moet gedragen worden door mensen.”

Volgens Houssein valt de opgang van religie, net als in Marokko,

samen met het verdwijnen van de Berberse identiteit. “Er zijn steeds

meer ouders die ervoor kiezen hun kinderen in het Arabisch op te voe-

den, want dat is de taal van de religie. Ik zeg altijd: God heeft ons

geschapen in de Berbercultuur, dus waarom zo nodig Arabisch wor-

den? De schotelantennes en islamitische kanalen, ook hier in Genk,

versterken die evolutie. Ze zijn niet de hoofdoorzaak, maar de bevesti-

ging van de terugkeer naar de religie en het aannemen van de

Arabische identiteit.”

Marokkaanse Berbervrouwen in de vallei

van Taroudant voeren

een traditionele dans op.

Page 50: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200950

Van brugfiguur naar procesbegeleider

Een integratiemedewerker van vroeger was een brug tussen organisa-

tie en doelgroepen. Een integratiemedewerker van nu is een procesbe-

geleider: een organisatieadviseur en veranderingsdeskundige. Dat

vindt Hans Bellaart, zaakvoerder van Tamam Training en Advies, een

Nederlands adviesbureau gespecialiseerd in diversiteit.

Tijdens een driedaagse training leerden een twintigtal Limburgse

integratiemedewerkers aan de slag gaan als procesbegeleiders inter-

culturalisering. Bellaart: “Procesbegeleider interculturalisering is een

pittige functie. Voor procesbegeleiders wordt de rode loper niet uitge-

rold. Maar het gaat hier wel over het belangrijkste maatschappelijk

proces dat zich momenteel afspeelt. Kijk maar in de krant.”

‘We doen toch voor iedereen hetzelfde’ of ‘als ze niet komen, ligt het

aan hun’ zijn vaak gehoorde opmerkingen voor procesbegeleiders

interculturalisering. Bellaart heeft één belangrijke waarschuwing:

“Maak er geen ideologisch verhaal van. Begin niet over rechtvaardig-

heid of anti-discriminatie. Interculturalisering is geen doel op zich.

Het gaat niet om het nastreven van een utopie. Het gaat er over dat de

organisatie met interculturalisering een beter resultaat kan neerzet-

ten. Je moet een ‘sense of urgency’ vinden. Zo kan je bijvoorbeeld met

cijfers aantonen dat je bepaalde doelgroepen over het hoofd ziet.”

Bellaart geeft maar liefst veertien gouden tips voor succesvolle proces-

begeleiders. Hebben we dan een superman of –vrouw nodig? Bellaart:

“Nee. Wel iemand die op een goede manier het gesprek aangaat. De

goede strategische aanpak is zelf veel vragen te stellen, en niet voortdu-

rend met argumenten te komen. Het is daarbij een kunst de eigen com-

municatie af te stemmen op de organisatie. De gesprekspartners moe-

ten uiteindelijk op één golflengte komen. Samenvatten is daarbij

belangrijk: je gesprekspartner voelt zich begrepen en komt in dialoog.”

De voorwaarden voor interculturalisering van organisaties zijn legio.

Het kan alleen als het management wil aansturen, als er een blijvend

draagvlak is, als er een besef is wat het uiteindelijk zal opleveren,…

Maar wat als niet alle voorwaarden zijn vervuld? Hans Bellaart is niet

te vinden voor aanmodderen: “Het heeft geen zin te blijven trekken

aan een dood paard.” Deze pragmatische aanpak blijkt ook uit zijn

stelling dat het geen schande is eerst het laaghangend fruit te plukken.

“Snel succes geeft zin in meer.”

Toch is een doordachte aanpak nodig. Dit blijkt uit volgende mislukte

interculturaliseringspoging. Een cultureel centrum wilde ook de

Turken uit de buurt betrekken en zette een Koerdische zangeres op het

podium. Dat is ook een allochtoon, was de redenering. De Turken

kwamen niet opdagen. Ze voelden geen binding met de zangeres.

Waarom wisten de cultuurmedewerkers dat niet op voorhand?

Interculturalisering

Page 51: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

51

Interculturalisering in de praktijk

• Mantelzorg

Met de brochure ‘Steun aan allochtone mantelzorgers’ wil het

Provinciaal Integratiecentrum de zorg- en welzijnssector ver-

trouwd maken met mantelzorg bij allochtonen. De brochure geeft

ook aan hoe de sector allochtone mantelzorgers kan ondersteu-

nen. Bij de brochure hoort het infopakket ‘Goed zorgen voor je

ouders’. Zorgverleners kunnen het gebruiken om in een groeps-

sessie de noden van allochtone mantelzorgers in kaart te brengen.

Het infopakket kan je gratis ontlenen bij het Provinciaal Integra-

tiecentrum.

• Taal leef je in je jeugdbeweging

Managers van diversiteit, een subsidieprogramma van de Vlaamse

overheid, geeft Chiro de kans om te werken aan diversiteit van de

leden. Chiro focust op betere samenwerking met het professione-

le jeugd- en welzijnswerk, want zij slagen er wel in allochtonen te

bereiken. Ook leert Chiro haar leiding om op een speelse manier

met taal te werken. Chiro krijgt voor dit project ‘Taal leef je in je

jeugdbeweging’ 83.000 euro om zes Limburgse chirogroepen

diverser te maken. Het Provinciaal Integratiecentrum biedt exper-

tise aan en is brugfiguur tussen de jeugdbewegingen en de min-

derhedenorganisaties.

• Vrouwensportdag

De Vrouwensportdag, een initiatief van het Provinciaal

Integratiecentrum en de provinciale Sportdienst, lokt jaarlijks

meer dan 700 allochtone en autochtone sportievelingen om

samen te sporten.

• Week van de Smaak

De provinciemedewerkers genieten in het personeelsrestaurant

van multiculturele gerechten en maken kennis met verschillende

culturen. De Week van de Smaak is een organisatie van de

Provinciale dienst Gezondheid en het Provinciaal Integratie-

centrum.

Meer info? www.limburg.be/integratiecentrum, [email protected]

of 011 30 57 00

Integratie in de gemeenten

Er zijn tien lokale integratiediensten (LID’s) in Limburg. Zij voeren

het minderhedenbeleid uit op het gemeentelijke niveau en worden

gesubsidieerd door het Vlaamse niveau. Er is een LID in elk van de

vijf mijngemeenten: Beringen, Heusden-Zolder, Houthalen-

Helchteren, Genk en Maasmechelen. De vijf andere LID’s vind je in

Hasselt, Lommel, Dilsen-Stokkem, Leopoldsburg en Sint-Truiden.

Maaseik besluit in 2008, na 20 jaar, te stoppen met de lokale inte-

gratiedienst en geen nieuwe aanvraag in te dienen. De gemeente

Ham gaat momenteel na of de oprichting van een LID een meer-

waarde kan betekenen.

Een LID wil als gemeentelijke dienst de positie van minderheden

verbeteren en dit ook verankeren in het gemeentelijk beleid. Een

LID focust op vijf domeinen:

• het samenleven van minderheden en autochtonen bevorderen,

stimuleren en ondersteunen;

• diensten en voorzieningen toegankelijker maken voor minder-

heden;

• de deelname van minderheden aan het beleid bevorderen, stimu-

leren en ondersteunen;

• het maatschappelijk draagvlak voor een interculturaliseringsbe-

leid verhogen;

• minderheden stimuleren om deel te nemen aan trajecten rond

inburgering.

Ook in gemeenten zonder lokale integratiedienst zijn er minderhe-

den aanwezig. Het Provinciaal Integratiecentrum ondersteunt deze

gemeenten bij hun integratiebeleid.

Meer info? www.limburg.be/integratiecentrum - [email protected]

Bijna 800 sportievelingen leven zich uit op de 17de Limburgse vrouwensport-

dag in Sint-Truiden.

Page 52: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200952Discriminatie en racisme

Discriminatiegevoelens en ervaringen

Dat er ook in Limburg wel degelijk gevoelens van discriminatie leven

blijkt uit het onderzoek ‘Voorbij wij en zij? De sociaal-culturele

afstand tussen autochtonen en allochtonen tegen de meetlat’ (2007).

Voor dit onderzoek ondervraagt de Universiteit Hasselt in opdracht

van het Limburgs provinciebestuur vijfhonderd allochtonen en drie-

honderd autochtonen uit Houthalen-Helchteren en Genk. Eén luik uit

het onderzoek handelt over discriminatie.

De helft van de Marokkaanse allochtonen geeft aan in het jaar vooraf-

gaand aan het interview minstens één keer het gevoel gehad te hebben

gediscrimineerd te worden. Voor de Turkse allochtonen ligt dit cijfer

lager (36%). Ook het percentage dat aangeeft meerdere keren tot zeer

dikwijls het slachtoffer geweest te zijn van discriminatie ligt hoger bij

de Marokkaanse dan bij de Turkse allochtonen (15% versus 10%).

Het meest aangehaalde domein waarop discriminatie wordt ervaren,

is de arbeidsmarkt. Een kleine 6% van de Marokkaanse allochtonen en

een goede 4% van de Turkse allochtonen geven aan in het voorbije jaar

een discriminatie-ervaring meegemaakt te hebben op het werk. 9%

van de werkende allochtonen is onder de indruk van een discrimina-

tie-ervaring op het werk. Een kleine 7% van de werkloze allochtonen

zegt het voorbije jaar benadeeld te zijn bij het zoeken naar een baan.

Andere voorvallen van discriminatie die zowel bij de Turkse als de

Marokkaanse allochtonen sporen nalaten, houden verband met erva-

ringen op school of met de hoofddoek.

Weinig discriminatieklachten in Limburg

Ruim de helft van de Marokkaanse allochtonen en één op drie Turkse

allochtonen geeft aan het voorbije jaar minstens één keer het gevoel

gehad te hebben gediscrimineerd te zijn. Toch bereiken weinig klach-

ten het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding. Niet

iedereen die discriminatie en racisme ervaart, zet echter de stap naar

het CGKR. Daarom is het aantal racismeklachten geen goede graad-

meter voor racisme.

Personen die een klacht over discriminatie en racisme willen indienen

kunnen terecht bij het Centrum voor Gelijke Kansen en Racisme-

bestrijding. Het Centrum probeert tot een oplossing te komen door te

onderhandelen en te bemiddelen. Lukt dit niet, kan een procedure

voor de rechtbank ingeleid worden.

In 2008 ontving het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en

Racismebestrijding 2.207 dossiers naar aanleiding van racisme, dis-

criminatie of andere haatmisdrijven. Voor 1.754 van de meldingen

(80%) was het centrum bevoegd. Slechts 3,7% van de klachten (38

dossiers) zijn afkomstig uit Limburg.

In 57% van de dossiers (1.005) wordt er gediscrimineerd op basis van

ras, huidskleur, herkomst of nationale en etnische afstamming. De

meeste klachten hebben te maken met internet (24,6%), werkgelegen-

heid (17,2%) en meldingen die te maken hebben met samenleven in

de ruime zin (13,9%). Het CGKR merkt een toenemend aantal haat-

campagnes op internet. Zo ontving het Centrum hierover 430 meldin-

gen in 2008. Voor het tweede jaar op rij gaat het om een stijging.

Dit alles blijkt uit het jaarverslag van het CGKR.

Meldpunten Discriminatie in Genk en Hasselt

De Vlaamse regering richt in 2008 in alle dertien Vlaamse centrumste-

den een Meldpunt Discriminatie in. Voor Limburg gaat het om Hasselt

en Genk.

De meldpunten moeten de drempel verlagen voor mensen met klach-

ten over discriminatie. De stap naar het Centrum voor Gelijkheid van

Kansen en Racismebestrijding (CGKR) in Brussel is voor veel mensen

te groot. De meldpunten zullen in de eerste plaats bemiddelen tussen

slachtoffers en vermeende daders om de stap naar de rechtbank te ver-

mijden.

Discriminatie wordt ruim opgevat. Niet enkel met klachten over ras

kan je terecht in een Meldpunt. Ook wordt er naar een oplossing

Page 53: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

53Discriminatie makkelijker bewijsbaar

De nieuwe discriminatiewet van 2003, daarna nog eens grondig aan-

gepast in 2007, maakt discriminatie makkelijker bewijsbaar. De oude

antiracismewet uit 1981 zat volledig in het strafrecht en dat betekent

dat de beschuldigde het voordeel van de twijfel krijgt. In het straf-

recht is men immers onschuldig tot het tegendeel bewezen is. Dit

maakte het in de praktijk erg moeilijk om discriminatie te bewijzen.

De nieuwe wet maakt het mogelijk discriminatie aan te pakken via

burgerrechterlijke procedures en daar geldt een gedeelde bewijslast:

als het slachtoffer aan de hand van objectieve factoren aantoont dat er

een vermoeden is van discriminatie kan de rechter de bewijslast ver-

schuiven naar de tegenpartij die dan het tegendeel moet bewijzen.

De nieuwe wet werkt ook in de praktijk. Het bekendste voorbeeld is

dat van een installateur van kantelpoorten uit Kapelle-op-den-Bos

(Vlaams-Brabant) die in de krant had gezegd dat hij geen allochtonen

in dienst nam omdat zijn klanten dat niet willen. Die publieke verkla-

ring bleek uiteindelijk voldoende voor het Arbeidshof van Brussel om

hem in augustus van dit jaar te veroordelen. Hij kreeg geen boete of

andere straf, dat kan alleen de strafrechter, wel moest hij van de rech-

ter stoppen met deze discriminerende praktijk en het arrest publice-

ren in een aantal kranten.

Vacature

Een ander voorbeeld is dat van een beveiligingsfirma uit Gent die eer-

der al, in 2007, veroordeeld werd door de arbeidsrechtbank van die

stad. Een persoon van Turkse herkomst had gereageerd op een vaca-

ture bij dat bedrijf en kreeg de volgende dag al een mailtje terug. Hij

werd afgewezen wegens “niet de geschikte persoon voor de vacante

betrekking”. Aan de mail hing echter nog een interne mail vast met

daarin de tekst: “Kan jij die persoon afwimpelen? Een vreemdeling die

beveiliging zal verkopen, dat heb ik nog niet gezien.” Ook hier was dit

voor de arbeidsrechter voldoende bewijs om het bedrijf te sommeren

te stoppen met deze discriminerende praktijk, indien het toch nog zou

voorvallen dreigde een dwangsom.

Bart Mondelaers van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor

Racismebestrijding denkt dat het niet zo evident is dat deze veroorde-

lingen het ook zouden gehaald hebben voor de strafrechter. “Dan

moet je allereerst het volledige bewijs leveren dat er niet de minste

twijfel is dat er een discriminatie gebeurde op basis van een wettelijk

beschermd criterium, zoals in deze gevallen huidskleur of herkomst.

Daarbovenop moet je ook nog eens bewijzen dat die discriminatie

opzettelijk gebeurde vanuit een xenofobe of racistische ingesteldheid.

Daarvoor moet je eigenlijk in het hoofd van de dader kunnen kijken.

Voor de burgerlijke rechter speelt het geen enkele rol of je opzettelijk

of onbewust discrimineerde. Daar waar strafrechtelijk de minste twij-

fel tot de vrijspraak leidt, moet je in een burgerrechtelijke procedure

enkel aan de hand van voldoende betrouwbare objectieve aanwijzin-

gen een vermoeden van discriminatie op basis van een wettelijk

beschermd criterium kunnen aantonen, waarna het de beurt is aan de

aansprakelijke om heel overtuigend te bewijzen dat er zeker geen

sprake is van een verboden discriminatie.”

Donker

Deze twee voorbeelden gaan over discriminatie op de arbeidsmarkt.

Bart Mondelaers signaleert daar nog twee belangrijke ontwikkelin-

gen. We werken reeds enige jaren nauwer samen met de vakbonden,

zodat zij de antiracisme- en antidiscriminatiewetgeving meer gaan

gebruiken in het kader van hun bijstand aan hun leden die zich gedis-

crimineerd voelen op het werk. Daarnaast werkt het Centrum sinds

vorig jaar ook nauw samen met de sociale inspectiediensten. Zij moe-

ten toezicht uitoefenen op de naleving van de antiracisme- en antidis-

criminatiewetgeving en kunnen hiertoe ter plaatse een onderzoek voe-

ren naar discriminatie.

Een voorbeeld om dit te verduidelijken: we kregen het signaal dat een

uitzendkantoor de kwalificatie ‘donker’ zou hanteren op de fiches van

uitzendkrachten, waarschijnlijk om beter te kunnen inspelen op vra-

gen van bedrijven die geen allochtone uitzendkrachten wensen. Om

dit ook hard te kunnen maken, vragen we dan aan de sociale inspec-

tiediensten om ter plaatse de nodige vaststellingen te verrichten en tij-

dens hun onderzoek na te gaan of allochtonen ook effectief minder

jobs aangeboden krijgen. Deze samenwerking is belangrijk om objec-

tieve aanwijzingen van discriminatie te verzamelen, waardoor de

benadeelde of het Centrum een stuk sterker in zijn schoenen staat bij

een verzoeningspoging met de aansprakelijke werkgever of, uitzon-

derlijk, in het kader van een procedure voor de arbeidsrechtbank.”

Hij gaat verder: “Alhoewel het Centrum actief werkt aan deze nieuwe

pistes zijn gerechtelijke procedures niet onze eerste strategie. Nadat

de bewijzen ingezameld zijn, probeert het Centrum bedrijven te over-

tuigen van het bedrijfseconomische belang om zoveel mogelijk (indi-

recte en zelf onbewuste) discriminaties bij de bedrijfsvoering weg te

werken en meer oog te hebben voor diversiteit, zodat deze onderne-

mingen op termijn sterker staan in onze veranderende samenleving.

Als een werkgever manifest weigert mee te werken aan structurele

maatregelen of weigert om de geleden schade te vergoeden, kan de

benadeelde, zijn vakbond of het Centrum nadien nog steeds naar de

rechter stappen.”

Page 54: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200954gezocht in geval van discriminatie op grond van geslacht (inclusief

transseksualiteit), huidskleur, afkomst, nationale of etnische afstam-

ming, leeftijd, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, geboorte, ver-

mogen, geloof of levensbeschouwing, politieke overtuiging, taal,

gezondheidstoestand, handicap, fysieke of genetische eigenschap,

sociale positie en nationaliteit. Het nieuwe decreet ‘gelijke kansen en

gelijke behandelingsbeleid’, dat de Meldpunten oprichtte, verduide-

lijkt ook de domeinen waarbinnen discriminatie niet kan. Het gaat om

werk, gezondheidszorg, onderwijs, huisvesting, mobiliteit, cultuur,

jeugd, sociale voordelen en toegang tot en deelname aan economi-

sche, sociale, culturele of politieke activiteit buiten de privé-sfeer.

Het Genks Meldpunt Discriminatie startte, als proefproject, al in 2008.

De werking breidde in 2009 uit naar acht omliggende gemeenten, zoals

bepaald door het decreet. Mensen uit de andere Limburgse gemeenten

en uit Diest, Zoutleeuw, Geetbets en Landen kunnen vanaf medio 2010

terecht in het Meldpunt van Hasselt. Tot dan behandelt het CGKR de

klachten uit deze gemeenten.

InburgeringEen derde meer inburgeringsattesten in 2008

1.112 Limburgse inburgeraars behaalden in 2008 een inburgeringsat-

test en voltooien een traject bij het Limburgse Onthaalbureau. In ver-

gelijking met 2007 (825 inburgeringsattesten) is dit een stijging met

een derde. Dit is een traject dat je als nieuw- of oudkomer op weg helpt

in de Vlaamse samenleving. Het traject bevat Nederlandse taallessen,

maatschappelijke oriëntatie en trajectbegeleiding.

In totaal waren er in de loop van 2008 2.949 personen die zich aan-

melden bij het Onthaalbureau. Een meerderheid hiervan waren

nieuwkomers (2.021).

In 2008 voltooiden meer dan 1.200 personen een cursus maatschap-

pelijke oriëntatie, 791 personen voltooiden een taalcursus NT2.

Daarnaast gingen 225 personen langs bij de VDAB voor loopbaan-

oriëntatie.

Het Onthaalbureau heeft antennes in de hele provincie. De hoofdves-

tiging van het Onthaalbureau is in Hasselt.

In de Genkse vestiging van het Onthaalbureau volgen nieuwkomers maat-

schappelijke oriëntatie.

Page 55: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

“Interactief moet, anders sukkelen de cur-sisten in slaap”

Vanaf begin 2009 is er één handboek maatschappelijke oriëntatie

voor alle inburgeraars. Maar dat handboek is geen keurslijf: docenten

moeten flexibel inspelen op de groep.

Handboek

Maatschappelijke oriëntatie (MO) is, samen met Nederlandse taalles

en trajectbegeleiding, één van de drie pijlers van inburgering. De

Vlaamse regering wil MO nu anders aanpakken. Doelstelling blijft dat

inburgeraars zelfstandig functioneren in onze maatschappij. Maar

MO wordt wel gestroomlijnd: vanaf januari moeten alle Vlaamse ont-

haalbureaus het nieuwe handboek, inclusief DVD en website, gebrui-

ken. De nieuwe MO houdt ook rekening met Vlaamse waarden en nor-

men, weliswaar met respect voor ieders eigenheid en diversiteit.

Nieuwe onderwijsvisie

Stephanie Vanpoucke van de Karel de Grote Hogeschool bood onder-

steuning bij het schrijven van het nieuwe handboek. Ze legt de nieuwe,

constructivistische onderwijsvisie uit: “Leervragen van de mensen zelf

staan nu centraal en de cursist zelf is ook actief in het leerproces. Als

inburgeraars het hebben over wonen, start het ermee dat ze zich afvra-

gen of wonen voor hen een probleem is of niet. Stel, je zit met drie

kleine kinderen op een piepkleine studio. Absoluut niet ideaal. Stap

twee is informatie zoeken om daar iets aan te kunnen doen. Hoeveel

kost een ruimer appartement? Kom ik in aanmerking voor een sociale

woning? Daarvoor kunnen ze de website gebruiken die bij het hand-

boek hoort, met links naar echte sites, zoals immoweb. Inburgeraars

gaan ook op bezoek bij de plaatselijke woonwinkel, als die er is.

Volgende stap is dat ze die informatie verwerken. Vervolgens maken

ze een stappenplan. Dat plan proberen ze te realiseren en dat wordt

dan weer geëvalueerd en bijgestuurd.”

Naast wonen komen er nog tien contexten aan bod in het nieuwe

handboek: gezin, vrije tijd, werk, gezondheid, stad en land, mobili-

teit, publieke dienstverlening, volwassenenonderwijs, consumptie en

verblijfssituatie.

Lesbisch echtpaar

En hoe zit het met die Vlaamse waarden en normen? Stephanie: “Die

komen impliciet aan bod. Bij het handboek hoort een DVD met film-

pjes, een soapverhaal over Vlamingen en Vlaanderen. Daarin zit bij-

voorbeeld een scène van iemand die een bezoek brengt aan het

gemeentehuis op het moment dat daar een pasgetrouwd lesbisch

echtpaar buitenkomt. Zo’n scène kan aanleiding zijn voor een gesprek

hierover in de groep. Je kan niemand dwingen akkoord te gaan met

huwelijken tussen personen van hetzelfde geslacht. Maar inburge-

raars moeten wel weten dat het hier kan en dat ze die hier tegen kun-

nen komen. En je kunt er over in dialoog gaan en ernaar streven dat ze

er ook respect voor hebben. Dat werkt beter dan met het opgeheven

vingertje staan zwaaien.”

Andere scènes in de DVD zijn van een man aan de afwas, een vrouw die

solliciteert voor een job als automecanicien, een baby die vastgeriemd

wordt in een autostoeltje. Stephanie Vanpoucke: “Die beelden zijn er

bewust in gestoken. Als cursisten ze opmerken en er op reageren is

het aan de docent om dat als thema op te pakken.“

Solidariteit

Yurdagül Zevne is vaste docent MO Turks. “We werken nu al volgens

de visie van het nieuwe handboek. We zijn flexibel, bij elke nieuwe

groep kijken we eerst naar hun noden en behoeften.” Haar collega

Wahb Bazmad, docent MO Arabisch, sluit daarbij aan: “We moeten

het wel interactief houden. Anders sukkelen ze in slaap en heeft het

geen zin. We zijn blij met dit nieuwe handboek, zo krijgen we extra

materiaal om mee te werken.”

Ook met waarden en normen, de tweede vernieuwing, zit

Onthaalbureau Limburg op de golflengte van de ontwikkelaars.

Yurdagül: “Dat komt er spontaan in. We brengen dat op natuurlijke

wijze ter sprake.” Eén waarde die zij en Wahb erg benadrukken is soli-

dariteit. Met name dat in onze sociale zekerheid de uitkeringen

betaald worden met de bijdragen van mensen die werken.

Info:

Karel De Grote Hogeschool: [email protected]

Onthaalbureau Limburg: [email protected]

Page 56: Jaarboek 2009 - Migratie en integratie in Limburg

Een initiatief van de provincie LimburgUniversiteitslaan 1B-3500 HASSELT

limburg.be/integratiecentrum