Inzichten voor uw beloningsbeleid in 2019...41% gaat het om specifieke groepen medewerkers (zoals...
Transcript of Inzichten voor uw beloningsbeleid in 2019...41% gaat het om specifieke groepen medewerkers (zoals...
2
Voorwoord
Met veel plezier presenteren wij de nieuwe editie van het Nationaal
Beloningsonderzoek 2018. Dat doen we voor de 23e keer, en we doen dat
net als vorige edities in het format van een whitepaper.
Wij hebben ook dit jaar weer veel gegevens op belonings- en
arbeidsvoorwaardengebied in Nederland verzameld, geanalyseerd en
geïnterpreteerd. In deze whitepaper worden de resultaten kort en
krachtig gepresenteerd, met verschillende interessante uitstapjes naar
ontwikkelingen op de Nederlandse arbeidsmarkt en bijdragen van
verschillende professionals.
De whitepaper Nationaal Beloningsonderzoek 2018 is samengesteld door
belonings- en arbeidsvoorwaardenspecialisten van Human Capital Group.
We hebben onze uiterste zorg besteed aan de verwerking, analyse en
redactie van alle salaris- en arbeidsvoorwaardelijke data, zodat u kunt
vertrouwen op een correcte en betrouwbare weergave in dit
beloningsrapport.
De whitepaper is geschreven voor zowel managers als medewerkers die
geïnteresseerd zijn in het onderwerp belonen, als de HR-specialisten die
het rapport gaan gebruiken in hun werkveld. Wij vertrouwen erop dat het
rapport een bijdrage levert aan de effectiviteit van het beloningsbeleid
van uw organisatie.
Utrecht, Januari 2019
Human Capital Group
Radboud van Hal, Directeur
Luuk Schartman, HR Consultant
Jan Tjerk Boonstra, Principal Consultant
3
Wat verdien jij?
Scène 1: San Francisco
Twintig jaar geleden zat ik aan een grote ronde tafel in een restaurant in
San Francisco. Ik was er op uitnodiging van een groot IT-bedrijf en we
hadden de hele dag nogal saaie presentaties moeten doorstaan. In het
restaurant kwam weliswaar de wijn op tafel, maar de presentaties gingen
gewoon verder (alleen dan nu zonder powerpoint). Het maakte mij
enigszins baldadig, en na een paar glazen uitstekende Californische wijn
begon ik mijn tafelgenoten uit te horen over wat ze eigenlijk verdienden,
daar bij dat saaie IT-bedrijf. What do you earn? Ik was altijd in de
veronderstelling dat Amerikanen daar heel open in waren, maar niets
bleek minder waar. Hoe ik ook doorvroeg, ik kreeg geen antwoord. Maar
ik heb me wel vermaakt.
Scène 2: Den Bosch
Vijf jaar geleden gaf ik een presentatie voor studenten van een
hogeschool. Ik vertelde het verhaal van Finext, waar medewerkers hun
eigen salaris mogen bepalen. ‘Goh’, zei een stevige jongen met een
Brabantse tongval, ‘als ik dat mocht, dan zou ik een miljoen vragen.’
‘Nee’, zei ik, ‘dat zou je niet doen. Omdat je collega’s precies kunnen zien
wat jij verdient. En als jij een miljoen vraagt, dan krijgt de rest minder en
dan zou jij je niet prettig voelen. Sterker nog: mensen vragen eerder
minder dan meer, minder in elk geval dan wanneer ze zouden
onderhandelen met een medewerker van HR.’
Beloning is en blijft een interessant onderwerp, vooral voor de sociaal
wetenschapper die de mens en zijn culturele constructen tot
onderzoeksgebied heeft gemaakt. Toon mij uw beloning (of niet) en ik
vertel u hoe uw samenleving is ingericht. Daarbij vallen een aantal dingen
op:
- wat Ralph Hamers van ING en zijn collega-bestuurders bij andere grote
bedrijven verdienen (te veel), is algemeen bekend. Hetzelfde geldt voor
presentatoren bij de publieke omroep en bijvoorbeeld topvoetballers.
- wat een onderwijzer op een basisschool krijgt aan salaris (te weinig) is
ook geen geheim. De meeste professionals die Nederland draaiende
houden, van verpleegkundige en leraar tot schoonmaker en politieman,
worden netjes beloond volgens een algemeen geldende cao waar om de
zoveel jaar stevig over onderhandeld wordt.
- maar iedereen die daar tussenin zit, van manager en ict’er tot
reclamemaker en directeur, bevindt zich in een soort grijs gebied waar
geheimzinnigheid en opportunisme hoogtij vieren. Je collega of buurman
vragen wat hij iedere maand opstrijkt, is in deze kringen not done. Het is
er ieder voor zich, en als je er toch achter mocht komen dat je collega
meer verdient dan jij, is dat vaak aanleiding om naar je baas te stappen
om opnieuw over jouw salaris te onderhandelen. ‘Jan is echt niet beter
dan ik. Waarom verdient hij dan wel veel meer?’ Waarschijnlijk omdat Jan
beter kan onderhandelen. Oh, ik wist niet dat dat ook een functie-eis was.
En zo jagen we onszelf en elkaar op in een race to the top die vooral ten
koste lijkt te gaan van de mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt,
4
waar nul-urencontracten en gedwongen zzp’erschap troef zijn en waar
mensen inmiddels twee banen moeten hebben om de huur te kunnen
betalen. Is dat het soort samenleving dat wij met elkaar willen zijn, of mag
het allemaal wel wat gelijker en eerlijker? Het is bekend dat mensen niet
gelukkig worden van geld, althans niet boven een bepaald bedrag, zo’n
50.000 euro per jaar (anderhalf keer modaal). Andersom geldt trouwens
wel: als je te weinig geld hebt om de rekeningen te betalen, dan kun je
daar behoorlijk van in de stress raken en ongelukkig van worden.
Als het hoogste doel van een samenleving nou eens niet een zo hoog
mogelijk bruto nationaal product, maar een zo hoog mogelijk bruto
nationaal geluk zou zijn, wat zou je dan kunnen doen om dat te
realiseren? Ik denk dat het in elk geval enorm zou helpen als alle
salarissen van iedereen transparant zouden zijn. Dan zouden we in één
oogopslag kunnen zien dat de leraar en de verpleegkundige veel te weinig
verdienen, en de manager en ict’er te veel.
Tenzij het onze droom is om over twintig jaar perfect gemanagede en
volledig geautomatiseerde scholen en verpleeghuizen te hebben, waar
onze kinderen niets meer leren en onze ouderen liefdeloos door een
robot worden gevoerd en gewassen.
Dus: wat verdien jij?
Door: Ben Kuiken
Ben Kuiken is organisatiefilosoof, publicist, auteur van diverse boeken (als
‘De laatste manager’) en grondlegger van nieuw organiseren.
5
Het Nationaal Beloningsonderzoek Het Nationaal Beloningsonderzoek (NBO) is een jaarlijks onderzoek naar
salaris en arbeidsvoorwaarden dat onder Nederlandse werkgevers uit alle
sectoren (profit en non-profit) wordt gehouden. Het NBO bestaat uit:
• Een onderzoek naar arbeidsvoorwaardenregelingen en
beloningsbeleid.
• Een onderzoek naar de feitelijke beloning van specifieke functies.
Deelnemers aan het onderzoek ontvangen als tegenprestatie voor het
delen van hun gegevens een kosteloze persoonlijke
benchmarkrapportage.
Wie deden mee in 2018?
Aan het onderzoek wordt meegedaan door veel kleine tot middelgrote
organisaties met een omvang tussen 30 en 1500 medewerkers en een
jaaromzet van 5-500 miljoen euro.
Hieronder staat een tabel met de sectoren waaruit de deelnemers van
2018 afkomstig zijn.
Sector Aandeel 2018
Industrie 20%
Handel 18%
Techniek 16%
ICT 16%
Zakelijke advisering 8%
Overige sectoren 7%
Overige zakelijke diensten 4%
Personeelsdiensten 4%
Transport en logistiek 4%
Financiële diensten 3%
TOTAAL 100%
Tabel 1: deelnemende bedrijven verdeeld naar sector
6
Hoe beloont Nederland?
1. Salarisstijging We maken bij salarisstijging onderscheid tussen collectieve en individuele
stijging. Als iedere medewerker, ongeacht beoordeling of functie,
hetzelfde percentage salaris erbij krijgt, spreken we van een collectieve
stijging of salarisindexatie. Ook een aanpassing van de salarisstructuur,
zoals de ophoging van een minimum en maximum schaalsalaris, wordt als
collectieve stijging gezien.
Collectieve stijging
Van alle Nederlandse bedrijven in dit onderzoek kent 20% geen
collectieve stijging. De groep die wél een collectieve verhoging jaarlijks
doorvoert, is onder te verdelen in bedrijven die verplicht de cao- indexatie
volgen (39%) en bedrijven die zelfstandig een eigen keuze maken hoe zij
de collectieve verhoging doorvoeren (bijvoorbeeld omdat ze niet onder
een cao vallen). In de grafiek hiernaast worden de factoren die ten
grondslag liggen aan de collectieve salarisstijging getoond (zie grafiek 1).
Individuele stijging
De individuele stijging hangt vaak af van de beoordeling of het
functioneren van de medewerker, maar ook een automatische
periodiektoekenning is strikt genomen een individuele stijging. Deze
toekenning kan uitblijven bij een bepaalde performance en/of indien het
salaris het schaalmaximum heeft bereikt.
Ongeveer 6% van de Nederlandse bedrijven geeft aan geen individuele
stijging te kennen. Bij alle andere organisaties wordt de individuele
stijging bepaald aan de hand van onderstaande factoren (zie grafiek 2).
Grafiek 1: factoren die een rol spelen bij bepaling collectieve stijging (indien geen
cao).
Grafiek 2: factoren die een rol spelen bij bepaling individuele stijging.
36%
27%
11%
11%
0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40%
LOON/PRIJSINDEXATIE
BUDGET/WINSTONTWIKKELING
VRIJWILLIGE CAO INDEXATIE
BENCHMARKGEGEVENS
Factoren collectieve salarisstijging
87%
62%
60%
37%
35%
33%
19%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
BEOORDELING MEDEWERKER
OORDEEL LEIDINGGEVENDE
SAMENHANG ANDERE SALARISSEN
BENCHMARKGEGEVENS
FUNCTIE/SCHAAL
LEEFTIJD/ERVARING
BUDGET/WINSTONTWIKKELING
Factoren individuele salarisstijging
7
Grafiek 3: hoogte gemiddelde salarisstijging per medewerker en collectieve
component
Zoals de grafiek toont, is de laatste jaren de salarisstijging procentueel
toegenomen: voor 2018 komt deze zelfs op 3,6% uit. De collectieve
component vormt meestal minder dan de helft van de totale stijging, voor
2018 komt deze neer op 1,3%. Ook stijgt de collectieve component de
laatste jaren minder sterk dan de totale salarisstijging. De trend die wij
zien, is dat de individuele salarisstijging aan belang wint ten opzichte van
de collectieve stijging (individuele component: 1,7% in 2016, 2% in 2017
en 2,3% in 2018).
2. Variabele beloning
Naar eigen opgave kent ongeveer 5% van de Nederlandse bedrijven geen
variabele beloning. Bedrijven met variabele beloning kennen
verschillende vormen, namelijk een individuele bonus (in 80% van de
gevallen), winstdeling/collectieve bonus (37%), team- of groepsbonus
(25%) en aandelen of opties (2%).
Bij 59% van de Nederlandse bedrijven die variabele beloning kent, komen
alle medewerkers in aanmerking voor variabele beloning. Bij de overige
41% gaat het om specifieke groepen medewerkers (zoals sales, business
development, MT, directie).
Bij Nederlandse bedrijven spelen de volgende factoren mee bij de
bepaling van (de hoogte van) de variabele beloning.
Grafiek 4: bepalende factoren (hoogte) variabele beloning
22%
31%
67%
67%
71%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80%
DISCRETIONAIR
TEAMPRESTATIE
INDIVIDUELE BEOORDELING
INDIVIDUELE TARGETS/DOELEN
BEDRIJFSRESULTAAT
Bepalende factoren
0,0%
1,0%
2,0%
3,0%
4,0%
2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
Ge
mid
de
ld s
tijg
ing
spe
rce
nta
ge
Ontwikkeling loonstijgingscomponenten
gerealiseerd (totaal)
gerealiseerd (collectief)
voorspeld in voorgaande jaar (totaal)
voorspeld in voorgaande jaar (collectief)
8
3. Reiskostenregeling
Leaseautoregeling
Van de Nederlandse bedrijven hanteert 88% voor een bepaalde groep
medewerkers een leaseautoregeling. Een leaseauto wordt toegekend op
basis van bijvoorbeeld:
- functionele toekenning, als de aard van de werkzaamheden de
noodzaak van een leaseauto met zich meebrengt (38%);
- arbeidsvoorwaardelijke toekenning, als de leaseauto onderdeel is van
het beloningspakket (6%);
- een combinatie van bovenstaande grondslagen (56%).
Mobiliteitsbudget
Dit jaar geeft 8% van de bedrijven aan dat medewerkers kunnen
beschikken over een mobiliteitsbudget. Dat is ongeveer hetzelfde als vorig
jaar (9%). Een mobiliteitsbudget is een jaarlijks budget, dat qua volume
vergelijkbaar is met de werkgeverskosten van een leaseauto. De
achterliggende gedachte is dat de steeds langere reistijden een negatieve
invloed hebben op de werknemerstevredenheid en een mobiliteitsbudget
kan hier in positieve zin aan bijdragen. Bovendien biedt het een
verdergaande vorm van flexibiliteit voor de medewerker. Naar
verwachting zal de toekenning van een mobiliteitsbudget de komende
jaren fors gaan toenemen.
9
4. Opleiding
Ongeveer de helft (44%) van alle Nederlandse bedrijven reserveert een
specifiek budget voor opleiding en ontwikkeling, bijvoorbeeld in de vorm
van een totaalbudget (76% van voorkomende gevallen), in de vorm van
een percentage van de loonsom (16%) of een persoonlijk
opleidingsbudget (8%). De overige 56% van bedrijven biedt wel
opleidingen aan, maar zonder dat hiervoor specifiek begroot is.
Bedrijven die een deel van de loonsom reserveren, hanteren een
percentage dat gemiddeld uitkomt op 3%, terwijl bedrijven die een
totaalbudget hanteren, gemiddeld per medewerker uitkomen op een
bedrag van € 770. Bij een salaris rond € 25.667 zijn deze twee
gelijkwaardig.
De bedrijven die geen specifieke reservering voor opleiding kennen,
maken daarbij verschillende overwegingen (zie grafiek 5).
Grafiek 5: overwegingen bij het ontbreken van specifieke reservering voor
opleidingskosten.
- bij de afstemming van de opleidingsbehoefte en het budget, gaat het
vaak om competentieontwikkeling, waarbij de werknemer of werkgever
een training of opleiding voorstelt.
- bij verplichte cursussen gaat het bijvoorbeeld om Vapro opleidingen in
productie omgevingen of GMP (Good Manufacturing Practice) en
kwaliteitstrainingen in de farmaceutische sector.
5. Pensioen
De bekendste en meest voorkomende type pensioenregelingen zijn:
- beschikbare premieregeling (66%);
- middelloonregeling (34%);
Een tussenvorm is mogelijk: er zijn zogenaamde ‘collective defined
contribution’ regelingen. Ook hierbij is alleen de inleg gegarandeerd, maar
worden de beleggingsrisico’s collectief gedragen door alle aangesloten
medewerkers.
De ‘normale’ start van de pensioenuitkering ligt bij 21% van de bedrijven
op 67 jaar ligt en bij 43% is deze gelijk aan de AOW-leeftijd (33% op 68
jaar). In 2018 was de AOW-leeftijd 66 jaar, in 2019 is dit 66 jaar en 3
maanden en de leeftijd stijgt verder naar 67 jaar in 2021.
Bedrijven die niet onder een cao vallen, sluiten hun pensioenregeling
meestal af via een pensioenverzekeraar (in 90% van de gevallen), zoals
Delta Lloyd (inclusief BeFrank), Nationale Nederlanden en Zwitserleven.
Onder de deelnemers die wél onder een cao vallen, is de meerderheid
(67%) aangesloten bij een pensioenfonds, zoals het bedrijfspensioenfonds
voor Metaal en Techniek.
81%
56%
31%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%
DE OPLEIDINGSBEHOEFTE EN HET -BUDGET
WORDEN AD HOC TUSSEN MEDEWERKER
EN LEIDINGGEVENDE AFGESTEMD
VOOR VERPLICHTE
OPLEIDINGEN/CURSUSSEN WORDT ALTIJD
VOLDOENDE GELD VRIJGEMAAKT
GELD VOOR OPLEIDINGEN MOET UIT HET
ALGEMENE BUDGET/AFDELINGSBUDGET
KOMEN
10
Trend: Overgang van middelloon naar beschikbare premieregeling zet
door
De afgelopen jaren is er in het NBO een trend te zien met betrekking tot
het soort pensioenregeling dat werkgevers aanbieden. Gedurende de
afgelopen 10 jaar neemt het aantal middelloon pensioenregelingen af en
het aantal beschikbare premieregelingen toe. Van alle bedrijven met een
pensioenregeling die in 2009 aan het NBO deelnamen, had maar liefst
75% een regeling op basis van middelloon en maar 18% had een
beschikbare premieregeling. In 2018 heeft nog maar 34% van de
deelnemende bedrijven een middelloon regeling en heeft 66% een
beschikbare premieregeling.
Grafiek 6: verdeling middelloon en beschikbare premieregeling. Bron: NBO.
Verschillen tussen middelloon regelingen en beschikbare
premieregelingen
Het kenmerkende verschil tussen een pensioenregeling op basis van
middelloon en een pensioenregeling op basis van beschikbare premie zit
in de toezegging; de belofte die de werkgever aan de werknemer doet.
Bij een middelloon pensioenregeling belooft de werkgever aan de
werknemer een bepaalde pensioenuitkering. De hoogte van die
pensioenuitkering is afhankelijk van het salaris en de duur van de
diensttijd van de werknemer. Vandaar dat middelloon (en ook eindloon)
pensioenregelingen ook wel ‘salaris/diensttijd’ regelingen worden
genoemd. Op basis van salaris en het opbouwpercentage van de
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018
Pensioenregelingen
Middelloon regeling: Beschikbare premieregeling:
11
pensioenregeling bouwt een werknemer gedurende zijn diensttijd zijn
pensioenuitkering op. Die werknemer mag er dan op rekenen dat hij die
opgebouwde uitkering vanaf pensionering levenslang uitgekeerd krijgt,
ongeacht wat er verder in de markt gebeurt met beleggingen,
renteontwikkelingen en wijzigingen in de levensverwachting.
De hoogte van de uitkering is in de middelloon regeling een harde
afspraak.
Binnen de middelloon regeling wordt dus de hoogte van de uitkering
toegezegd. Bij een beschikbare premieregeling is dat anders. Daar wordt
niet de hoogte van de uitkering, maar de hoogte van de pensioenpremie
toegezegd.
Die pensioenpremie wordt toegevoegd aan het pensioenkapitaal van de
werknemer. Met dat pensioenkapitaal probeert de pensioenuitvoerder
vervolgens rendement te genereren, door het te beleggen in aandelen,
obligaties, vastgoed en andere beleggingen. Het rendement dat behaald
wordt, wordt toegevoegd aan het pensioenkapitaal van de werknemer.
Op pensioendatum wordt het pensioenkapitaal omgezet in een
pensioenuitkering.
De hoogte van de uiteindelijke pensioenuitkering is natuurlijk afhankelijk
van de ingelegde premies. Maar ook het rendement van het kapitaal is
heel belangrijk. En de ontwikkeling van de levensverwachting en de
hoogte van de marktrente op pensioendatum zijn factoren die de hoogte
van de uiteindelijke pensioenuitkering beïnvloeden.
Waar komt de trend naar beschikbare premieregelingen vandaan?
Over het algemeen zijn middelloon pensioenregelingen duurder dan
beschikbare premieregelingen.
De afgelopen 20 jaar zijn middelloon pensioenregelingen ook nog eens
duurder geworden omdat de marktrente jarenlang gedaald is.
Grafiek 7: 10-jaars rente. Bron: DNB.nl.
De marktrente is een belangrijke factor in de premiestelling van een
middelloon pensioenregeling. Uiteindelijk is de marktrente namelijk een
soort voorspelling voor de pensioenuitvoerder van het rendement dat
gemaakt wordt op de betaalde pensioenpremie. Hoe lager de marktrente,
hoe lager dit voorspelde rendement. Bij een lagere marktrente is er
daarom een hogere pensioenpremie nodig om eenzelfde uitkering te
kunnen doen.
0
1
2
3
4
5
6
1999 2001 2003 2005 2007 2009 2011 2013 2015 2017
10-JAARS RENTE
12
Bij een beschikbare premiepensioenregeling zijn de kosten voor de
werkgever ook nog eens beter vooraf in te schatten dan bij een
middelloon pensioenregeling. Bij een middelloon pensioenregeling kan de
premie fluctueren, wanneer omstandigheden als de eerdergenoemde
rentestand, maar ook de ontwikkeling van de levensverwachting, daar
aanleiding toe geven. Bij een beschikbare premieregeling hebben deze
factoren geen directe invloed op de premie.
De relatief sterke stijging van de prijs van middelloon pensioenregeling en
de betere voorspelbaarheid van de premies binnen beschikbare
premieregelingen zijn volgens ons de belangrijkste redenen achter de
trend.
Wat betekent dit voor de werknemers?
Een beschikbare premieregeling hoeft niet nadeliger te zijn voor een
werknemer. Het zou heel goed kunnen dat er binnen een beschikbare
premieregeling een heel mooi rendement op het kapitaal gemaakt wordt.
Alleen is dat op voorhand onzeker.
Dat is voor de werknemer het meest belangrijke verschil tussen een
middelloon regeling en een beschikbare premieregeling, de onzekerheid
over de hoogte van de uiteindelijke pensioenuitkering. Wanneer er op het
Uniform Pensioen Overzicht van de werknemer staat dat hij/zij mag
rekenen op een bepaalde pensioenuitkering, dan is de hoogte van die
uitkering ook zeker. Bij een beschikbare premieregeling is de hoogte van
de uitkering onzeker, omdat deze afhankelijk is van rendement op het
kapitaal, de ontwikkeling van de levensverwachting en de rentestand op
pensioendatum.
Overigens is een zekere uitkering ook niet altijd prettig voor de
werknemer. Wanneer die uitkering niet verhoogd (geïndexeerd) wordt op
basis van bijvoorbeeld de prijs of loonindex, dan wordt het al
opgebouwde pensioen jaar na jaar minder waard als gevolg van inflatie.
13
6. Aantrekkelijkheid van arbeidsvoorwaarden
Aantrekkelijk werkgeverschap
Medewerkers voelen zich aangetrokken tot een dynamische, innovatieve
omgeving waar zij veel eigen verantwoordelijkheid hebben en directe
invloed kunnen uitoefenen op het vormgeven van het bedrijf. Ze kunnen
hier dus veel leren en zichzelf ontwikkelen. Deze bedrijfscultuur is
kenmerkend voor MKB-bedrijven en startups. Maar ook bedrijven als
Google en Microsoft scoren al jaren erg hoog op de lijstjes van ’Great
Place to Work’ en ‘Beste werkgever’.
Een toekomstbestendige arbeidsmarktcommunicatiestrategie kan dus
zeker gebaseerd zijn op het bieden van betekenisvol werk. Zo zijn er
bedrijven die een coffeebar inrichten, massagediensten aanbieden of
(zeer) flexibele arbeidsvoorwaarden hebben.
We hebben aan de respondenten van het NBO - dit zijn vaak HR-managers
of HR-adviseurs - gevraagd de arbeidsvoorwaarden te benoemen die
volgens hen in de eigen organisatie aantrekkelijk zijn (zie grafiek 8). Het is
opvallend dat de top-3 volledig bestaat uit tertiaire arbeidsvoorwaarden
(sfeer/cultuur, uitdagend werk, vrijheid bij het inrichten van eigen werk).
De hoogte van het salaris komt pas op de vierde plaats: dit bevestigt dat
beloning een hygiënefactor is. Deze moet op orde zijn, maar is geen
doorslaggevende factor om als aantrekkelijke werkgever te boek te staan.
Grafiek 8: arbeidsvoorwaarden die werkgevers naar eigen zeggen aantrekkelijk
maken.
64%
44%
35%
33%
33%
25%
25%
20%
13%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70%
SFEER/CULTUUR BINNEN DE
ORGANISATIE
INHOUDELIJK UITDAGEND WERK
PERSOONLIJKE VRIJHEID BIJ HET
INRICHTEN VAN HET WERK
VAKANTIEDAGEN/VERLOFREGELING
FLEXIBELE WERKTIJDEN EN/OF
WERKPLEK(KEN)
HOOGTE VAST SALARIS
ONTWIKKELINGS- EN
LOOPBAANMOGELIJKHEDEN
GOEDE PENSIOENREGELING
GOEDE OPLEIDINGSFACILITEITEN
14
Verbeterpunten arbeidsvoorwaarden
Bedrijven gaven ook aan waar zij ruimte zien voor de verbetering van
arbeidsvoorwaarden. Van de Nederlandse bedrijven gaf 7% aan dat de
arbeidsvoorwaarden in de organisatie op dit moment al heel goed zijn,
zodat er geen nut of noodzaak is om deze nog te verbeteren. De overige
93% ziet nog ’ruimte voor verbetering’ (zie grafiek 9).
Grafiek 9: arbeidsvoorwaarden waarbij werkgevers nog ruimte voor verbetering
zien
Opvallend is dat het ophogen van vast salaris dit jaar het meest genoemd
wordt, wat waarschijnlijk te maken heeft met de toegenomen krapte op
de arbeidsmarkt. Het loongebouw heeft een tijdje stil gestaan en verdient
weer enige aanpassing. Twee jaar geleden werd het invoeren van een
keuzesysteem arbeidsvoorwaarden nog het meest genoemd als
verbeterpunt.
44%
35%
31%
27%
22%
18%
15%
15%
11%
0% 10% 20% 30% 40% 50%
OPHOGING VAST SALARIS
OPLEIDINGSFACILITEITEN
KEUZESYSTEEM
ONTWIKKELINGSMOGELIJKHEDEN
FLEXIBELE WERKTIJD EN -PLEK
OPHOGING VARIABELE BELONING
PENSIOENREGELING
SFEER/CULTUUR
VERLOFREGELING
15
7. Samen kom je verder. Vernieuwing in
arbeidsverhoudingen
Het tijdperk van collectieve afspraken met een ‘one size fits all’-karakter
komt ten einde. De diversiteit binnen organisaties en op de arbeidsmarkt
vraagt om ‘my size fits me’. Dat zien we al een aantal jaren terug in de
resultaten van het Nationaal Beloningsonderzoek. Individuele
keuzebudgetten, ontwikkelingsmogelijkheden en flexibele werktijden zijn
arbeidsvoorwaarden die wat dat betreft hoog worden gewaardeerd.
Werkgevers willen betrokken en bevlogen medewerkers, doen aan
employer-branding en organiseren employee experiences en -journeys.
De gedachte is dat medewerkers een grotere bijdrage aan het succes van
de onderneming leveren wanneer zij meer betrokken zijn bij de
bedrijfsvoering. Die betrokkenheid betreft alle aspecten van de
onderneming waaronder ook het arbeidsvoorwaardenbeleid.
Ontwikkelingen in arbeidsverhoudingen.
In 2018 verscheen een rapport van het Centraal Bureau voor de Statistiek
(CBS)1 over ontwikkelingen in het lidmaatschap van vakorganisaties (zoals
FNV, CNV en de Unie). Sinds 2011 neemt het aantal medewerkers dat lid
is van een vakorganisatie af. De grootste afname in ledenaantallen zien
1 Gielen, W. en Floris, J. (2018), Statistische Trends: Wie is er nog lid van een
vakbond?, Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek
we in de leeftijdscategorie 25 tot 45 jaar (zie grafiek 10). Vooral onder de
beroepsbevolking jonger dan 25 jaar is de organisatiegraad structureel
laag.
Grafiek 10: Vakbondsleden naar leeftijd.
Een verklaring voor de afnemende ledenaantallen geeft CBS niet. Deze
kan mogelijk worden gevonden in meer algemene trends van
individualisering, actief burgerschap en verschillen tussen generaties.
Uit onderzoek van Huiskamp & Smulders (2010) blijkt dat werknemers die
niet direct na de eerste toetreding op de arbeidsmarkt lid van een
vakorganisatie worden, dat later ook niet meer doen2. Vooral omdat de
2 Huiskamp, M.J. & Smulders, P.G.W. (2010), Vakbondslidmaatschap in
Nederland: nooit serieus over nagedacht! Tijdschrift voor arbeidsvraagstukken,
26, 2, p. 197-210.
16
organisatiegraad onder nieuwe toetreders op de arbeidsmarkt structureel
laag zal blijven, wordt zichtbaar dat traditionele arbeidsverhoudingen
veranderen en dat partijen meer door cocreatie tot collectieve regelingen
op hoofdlijnen komen en ruimte geven voor specifieke invullingen op
bedrijfs- en individueel niveau.
Betrokken medewerkers
Naar mate medewerkers meer betrokken zijn bij de vormgeving van
arbeidsvoorwaarden, is het draagvlak voor beslissingen daarover groter.
We zien in de praktijk steeds vaker dat werkgevers
medewerkersparticipatie organiseren om kennis te nemen van
voorkeuren en opvattingen over arbeidsvoorwaarden (bijvoorbeeld door
online enquêtes of bijeenkomsten). Hoe groter de betrokkenheid van
medewerkers, des te groter het draagvlak. Het spreekt voor zich dat de
resultaten van het onderzoek onder medewerkers transparant aan hen
wordt teruggekoppeld. Daarbij moeten medewerkers hun input
herkennen in het eindresultaat.
De mate waarin draagvlak bestaat, wordt allereerst bepaald door de
intensiteit van de medewerkersparticipatie. Echter, zonder tevredenheid
over het proces maar vooral over de inhoud, is er geen draagvlak (figuur
1).
3 Graaf, L., de (2007), Gedragen beleid, Delft: Eburon.
Figuur 1: variabelen voor draagvlak
Bron: Graaf (2007)3
Tevredenheid over het proces ontstaat vooral doordat medewerkers zien
dat participatie op een eerlijke manier georganiseerd wordt met
voldoende vertegenwoordiging van betrokkenen. Tevredenheid over de
inhoud zal er alleen zijn wanneer medewerkers constateren dat hun input
is meegenomen in de uiteindelijke beslissingen.
De uiteindelijke beslissing kan de vorm hebben van een of meerdere
arbeidsvoorwaardelijke regelingen. Werkgevers kunnen door
medewerkersparticipatie ook informatie verzamelen die behulpzaam is bij
het opstellen van een voorstellenbrief bij de start van een cao-ronde of
voor het overleg over een arbeidsvoorwaardenregeling met de OR.
17
Welk niveau past bij jou?
In oplopende mate van intensiteit, vallen er vijf niveaus van
medewerkersparticipatie te onderscheiden.
Grafiek 11: niveaus van participatie
Op het niveau van informeren is de medewerkersparticipatie laag. De
communicatie vindt eenzijdig en achteraf plaats aan medewerkers als
besluiten eenmaal genomen zijn. Dit is bij veel organisaties de bestaande
situatie, ondanks de aanwezigheid van een OR en vakorganisaties. Vanaf
dit niveau kan de organisatie gaan stijgen op de participatieladder: met
kleine stapjes of door treden over te slaan.
Bij raadplegen worden medewerkers in de gelegenheid gesteld om hun
mening te geven over voorgenomen besluitvorming. Er is een
wisselwerking tussen medewerkers en werkgever al vindt de
besluitvorming eenzijdig door de werkgever plaats.
Ook bij adviseren is sprake van een wisselwerking tussen medewerkers en
werkgever. De medewerkers geven gevraagd of ongevraagd advies en de
werkgever geeft daar een reactie op. Zo ontstaat een dialoog in de
organisatie.
Als -voorstellen en afspraken over arbeidsvoorwaarden in samenwerking
tussen medewerkers en werkgever tot stand komen, is sprake van co-
creatie. Werkgever en medewerkers gaan een partnership aan.
Kenmerkend voor dit niveau van participatie is de gelijkwaardigheid van
de relatie.
Op de hoogste trede is sprake van (mee)beslissen. Medewerkers hebben
meer ruimte dan de werkgever als het gaat om inhoud en proces van
besluitvorming over arbeidsvoorwaarden. De werkgever staat op
relatieve afstand.
Als betrokken werkgever ga je op zoek naar het niveau van
medewerkersparticipatie dat past bij de organisatie en de bestaande
arbeidsverhoudingen. Het is een goede start om medewerkers te
betrekken bij het bepalen van het gewenste niveau. Sterker nog, je mist
een kans als dat niet gebeurt. Vervolgens beoordeel je samen hoe je het
gewenste niveau bereikt: trede voor trede of met een grotere sprong.
18
8. Wat is de toekomst van Reward
Communicatie in 2019
Gelukkig krijgt HR op alle gebieden steeds meer aandacht voor
communicatie. In navolging van marketing wordt ook de
communicatieketen van HR steeds volwassener.
Van Employer Branding, Recruitment, Onboarding, Talent Management
naar Offboarding: door de hele keten krijgt de Employee Value
Proposition steeds meer de aandacht die het verdient. In de beleving van
de medewerker is de totale waarde van reward de sleutel. Maar hoe kan
je medewerker helpen om dit inzicht te verkrijgen rond beloning?
Reward Communicatie: De sleutel tot betrokken medewerkers
Reward verdient dan ook primaire aandacht in de communicatie: het
tonen van deze waardering is de sleutel tot meer betrokken
medewerkers. En waardering is natuurlijk veel meer dan je als werkgever
kunt uitdrukken in geld. Toch zijn de financiële beloningsaspecten de
meetbare, en vaak de primair leidende in die waardering.
“Reward communicatie wordt een volwassen
vakgebied”
_______________________ 4 Reward communication a starter
X Baeten – 2018 - Vlerick Buisiness University
De afgelopen jaren is Reward Communicatie steeds meer gemeengoed
geworden. Dat het communiceren met de medewerker over zijn
arbeidsvoorwaarden uitgebreider is geworden, heeft een aantal mogelijk
aanwijsbare redenen die we in dit artikel aan de orde brengen.
Onderzoek uit oktober 2018 van Vlerick4 Business University toont deze
trend aan.
Deze enquête onder Compensation en Benefitsspecialisten geeft aan dat
meer dan 60% van hen verwacht dat Reward Communicatie van groot
belang wordt in de toekomst. Tegelijk laat het onderzoek zien hoe
belangrijk het is om de Reward Communicatie te verbinden aan de
bedrijfsstrategie. Wanneer aan die voorwaarde wordt voldaan, draagt het
communiceren over het arbeidsvoorwaardenpakket écht bij aan de
bedrijfsdoelen. Maar waarom wordt het belang van Reward
Communicatie steeds hoger ingeschat? We laten dat in de onderstaande
onderwerpen graag aan bod komen.
19
Flexbenefits
“The customization of rewards for employee segments
or for individual employees, can easily create
perceptions of injustice across the organization - if not
effectively managed and communicated.”
De opkomst van flexbenefits heeft het arbeidsvoorwaardenpakket
dynamischer gemaakt. Een prettig resultaat voor de medewerker, die met
flexibele arbeidsvoorwaarden meer keuze heeft, en zijn totale pakket dus
kan personaliseren. Voor werkgevers brengt dit wel een uitdaging met
zich mee: het inzicht in de totale waarde van dit pakket wordt lastiger.
Hoe Reward Communicatie helpt met verhelderen
Reward Communicatie biedt hierin een oplossing: het kan dit inzicht juist
verstrekken, óók bij verschillende arbeidsvoorwaarden keuzes van de
medewerker. Dus dat de medewerker snapt wat er gebeurt als hij of zij
voor meer pensioen of meer vakantiedagen kiest? Deze meerwaarde op
communicatie blijkt ook wetenschappelijk onderzoek5.
________________ 5Forward Thinking From the C-Suite and Total Rewards Leaders
D Scott - 2017 - Loyola University Chicago
Als dit soort inzicht organisatie breed ontbreekt, brengt dat het risico met
zich mee dat medewerkers gevoelens van oneerlijkheid ervaren. Stel je
collega gaat wel 30 dagen op vakantie en jij niet? Weet de medewerker
dat dat dan komt door de mogelijkheden binnen het flexibele
arbeidsvoorwaardenpakket?
Total Rewards
Arbeidsvoorwaardenpakketten bevatten steeds meer zaken dan alleen
arbeidsvoorwaarden van geldelijke waarde. Ook zaken die de
medewerker ontzorgen, fitter en blijer moeten maken op het werk,
worden deel van het arbeidsvoorwaardenpakket. Denk aan
verzekeringen, opleidingen en sporten, maar ook aan extra regelingen die
de werk-privé-balans versterken.
Ook het onderzoek in de Benefits Quarterly6 geeft dezelfde richting aan.
Dit soort uitgebreidere pakketten die meerdere aspecten rond
medewerker waardering bevatten worden ook wel ‘total rewards’
genoemd. En juist uit onderzoek blijkt dat hier communicatie nog meer
van belang is.
6Employee benefits in a total rewards framework
J Kwon, P Hein - 2013 - Benefits Quarterly
20
Het opzetten van een beloningspakket - en zeker met een ‘total rewards
principe’ - is dus veel effectiever en succesvoller met de juiste
communicatie. Denk echter niet dat je als organisatie alleen moet
communiceren bij een volledige omslag van het beloningsbeleid. Ook het
bestaande pakket moet gedeeld worden met medewerkers om begrepen
en gewaardeerd te worden. Reward Communicatie is een doorlopend
proces.
Reward Communicatie start in de recruitmentfase
Al lange tijd blijft het vinden en behouden van het juiste personeel een
uitdaging voor organisaties. Deze trend zet zich nog steeds voort. Goede
arbeidsvoorwaarden zijn hierin essentieel. Maar ook de communicatie
hiervan. Dit begint al zodra medewerkers de eerste stap zetten in de
organisatie: de werving en selectie.
Vage communicatie over de beloning in de recruitmentfase, leidt al tot
minder succes bij het verkrijgen van de juiste talenten. Dat blijkt uit
onderzoek gepubliceerd in The International Journal of Human Resource
Management7.
_____________________ 7Getting bang for your buck: The specificity of compensation
and benefits information in job advertisements
B Verwaeren, G Van Hoye, X Baeten - 2017 - The International Journal of Human
Resources Management
Uiteraard dien je als werkgever niet alleen in de recruitmentfase helder te
zijn over de beloning van de medewerker, maar gedurende het hele
opvolgende dienstverband. En zéker bij significante momenten zoals
promotie, een wijziging in de arbeidsvoorwaarden of
prestatiebeoordeling. Een simpel percentage voor salarisverhoging of
periodiek in de jaarlijkse beoordeling geeft de medewerker niet een
helder inzicht.
De juiste mix
Niet alleen de mate waarin werkgevers communiceren over de beloning is
aan verandering onderhevig, maar ook de vorm. Waar organisaties
vroeger alleen de beschikking hadden over papieren
communicatiemiddelen en face-to-face-gesprekken of –bijeenkomsten, is
er met de digitale wereld een legio aan mogelijkheden bijgekomen. De
afgelopen jaren zijn deze in ons dagelijkse bestaan gemeengoed
geworden via digitale applicaties en tools voor tal van devices.
Die zijn ook van toepassing op Reward Communicatie, zo blijkt uit
onderzoek van AON in de Benefits Quarterly6.
“Employers that deliver communication through
multiple vehicles are more successful at reaching their
people and thereby creating greater perceived value.
Using a variety of channels—social media, direct mail,
electronic solutions—signals that total rewards
messages are important and require attention/action.”
21
Afsluitend
Al met al blijken trends rondom beloning - zoals flexibele
arbeidsvoorwaarden – met Reward Communicatie beter tot hun recht
komen. Maar bovenal is het communiceren van de arbeidsvoorwaarden
een sterk middel om medewerkers in staat te stellen hun totale
beloningspakket meer te begrijpen en te waarderen zonder dat dit extra
‘salariskosten’ met zich mee brengt.
De verwachting is dus dat in de toekomst veel meer organisaties Reward
Communicatie zullen gaan inzetten om hun medewerkers te waarderen
en motiveren. Dit sluit aan bij de algehele versterkte communicatietrend
richting medewerkers.
Een integrale communicatie naar de medewerker wordt steeds meer van
belang om zaken als Employer Branding, Employee Journey en dergelijke
gestalte te doen geven. Reward Communicatie voor het communiceren
van de beloning als onderdeel van de waardering vervult daarin een
sleutelpositie.
Door: Bas Ossewaarde & Steven Hölscher – Pointlogic HR – Data-based HR
22
9. Het is afgelopen met HRM
Er wonen meer dan 7 miljard mensen op aarde en niemand daarvan is
gelijk aan één ander iemand. Ons mens zijn is complex omdat we dan wel
allemaal beschikken over (5 of meer, daarover is discussie) zintuigen,
drijfveren, competenties, emoties en emotionele en cognitieve
intelligentie, maar de verhouding daartussen is bij ieder anders.
Wat betekent dat voor het vak Human Resources Management? Is het
niet dringend tijd om met elkaar die vraag eens hardop te stellen? Lang
en wellicht té lang is er naar mensen gekeken niet als ‘mens’ met alle
bovengenoemde eigenschappen maar als ‘arbeidsfactor’. Het is nog maar
kort geleden dat we spraken over arbeidskrachten en dat begrip hebben
we makkelijk ingeruild voor Human Resources dat al in de jaren 60 werd
geïntroduceerd. Mensen als ‘hulpbronnen’ die als productiefactor een
waarde op de balans vertegenwoordigen.
De goede kant op(?)
Hoe kunnen mensen in organisaties succesvol zijn of andersom; hoe
kunnen organisaties succesvol zijn door mensen? Laten we om te
beginnen dat begrip HRM nog eens ‘fileren’. Er zitten twee woorden in die
schuren met moderne opvattingen over succesvol organiseren. Naast
‘resources’ dat ik al noemde, is dat het woord ‘management’. Het komt
dicht in de buurt van jeukwoord en uitdrukking ‘zal ik jou eens in je kracht
zetten!?84Het past in HRM omdat je bij het beschouwen van mensen als
8 Japke-d. Bouma; kantoortaal en jeukwoorden
‘krachten en hulpbronnen’ (denkt dat je) ze ook kunt managen. Het past
echter niet bij ‘mens zijn’ en dus als mens worden gezien en behandeld.
Onlangs was ik in de gelukkige omstandigheid om in korte tijd tweemaal
met Henry Mintzberg te spreken. Met 19 toonaangevende boeken op zijn
naam en bekend als een van de meest vooraanstaande
managementdenkers ter wereld, was hij zo ver het geloof in HRM op te
zeggen, althans zoals dat nu wordt ingevuld. Het moet om Human
Being(s) draaien. Om mensen als individu en hoe je weer mens kunt zijn in
organisaties.
Het is duidelijk. We doen het woord HRM in de ban en dan? We streven
ook naar een zekere eenduidigheid in ons vak. Ik stel voorlopig als
werktitel ‘mensenwerk’ voor. Een goed Nederlands woord dat iedereen
kent en al in de context staat van ‘het blijft mensenwerk’. Alleen
gebruiken we dat vooral als iets fout is gegaan, dus die connotatie
moeten we veranderen. Mensenwerk betekent dat we vinden dat
mensen hun werk moeten kunnen doen (wellicht dat werken ook goed is
voor mensen) en dat we werk zo moeten organiseren voor en door
mensen dat het ‘werkt’. En daarmee zijn we op een goed moment in de
ontwikkeling van maatschappij en samenleving beland want de tijd is rijp
voor verandering met te veel niet-bevlogen mensen en te hoge
percentages verzuim en burn-out.
23
Afdeling mensenwerk
Werk vindt plaats door mensen en het maakt een wereld van verschil of
we worden gezien als arbeidskracht of als unieke persoonlijkheid die door
de organisatie wordt gezien en gewaardeerd. Iemand die het gevoel heeft
hulpbron of productiefactor te zijn, is niet betrokken of bevlogen. Dat is
geen wonder en dus zijn de organisaties met managers ontstaan die
‘managen’ of in normaal Nederlands ‘aansturen’. En een jammerlijke
paradox van al dat kostbare en inefficiënte aansturen, is dat het juist ten
koste gaat van betrokkenheid en bevlogenheid. Dus hoe meer
geldverslindende aansturing en overhead, hoe meer dat ten koste gaat
van de productiviteit van de organisatie. Want hoe hoger het
geluksgevoel en de bevlogenheid van medewerkers, hoe hoger de
productiviteit is9.
9 Effectory schat in dat bevlogen medewerkers 21% productiever zijn en 27%
minder verzuimen.
Dus laten we als afdelingen Human Resources – we waren net zo trots dat
we onszelf business partner durfden noemen – ons omdopen tot de
afdeling mensenwerk. De afdeling met en voor mensen die juist
bijdraagt aan productiviteit, kwaliteit en winstgevendheid. Niet meer die
hindermacht in de organisatie die met regelingen vooral voor vertraging
en ergernis zorgt.
De afdeling mensenwerk omarmt de speerpunten van de broodnodige
visie op mensen en organisaties. Nadat veel tijd en gedoe is gaan zitten in
het invoeren van de AVG gaan we ons nu sterk maken om de AVV in te
voeren.
Autonomie voor mensen in onze organisaties om hun werk goed te
kunnen doen, hen vertrouwen geven dat we in ze geloven en dat we hen
waarderen en verantwoordelijkheid geven voor wat zij denken dat er
moet worden gedaan om tot de beste resultaten te komen. Dan houden
we meteen op met gezeur over (niet)betrokken medewerkers die we al
die jaren ontmoedigd hebben om betrokken te zijn. Niemand is ooit aan
een baan begonnen met het idee om daar nu eens niet enthousiast over
te gaan zijn.
Waar deze tijd en onze hoopvolle toekomst om vraagt, is betrokken
werkgevers en daar zijn er tot nu toe veel te weinig van.
Door Jan Tjerk Boonstra – Principal Consultant Human Capital Group en lid
van de hoofdredactie van het blad HR Strategie
24
Voor meer informatie over deze whitepaper of aanverwante vragen,
neem contact op met
Luuk Schartman
HR consultant
Auteur: Luuk Schartman
© Human Capital Group 2019
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd,
opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in
enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën,
opnamen, of op enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke
toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van
art. 16b en 17 Auteurswet 1912 dient men de daarvoor verschuldigde
vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht, Postbus 882, 1180 AW
Amstelveen.
Voor het overnemen van een of enkele gedeelte(n) uit deze uitgave in
bloemlezingen, readers of andere compilatiewerken dient men zich tot Human
Capital Group te wenden.