Human Resources Management en Performance...
Transcript of Human Resources Management en Performance...
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT ECONOMIE EN
BEDRIJFSKUNDE
ACADEMIEJAAR 2013 – 2014
Human Resources Management en
Performance Management binnen Vlaamse
woon- en zorgcentra
Het verband tussen Social Characteristics van Job
Design en Psychological Empowerment
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van
Master of Science in de Handelswetenschappen
Maxence Seeuws
onder leiding van
Prof. Dr. Greet Van Hoye
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT ECONOMIE EN
BEDRIJFSKUNDE
ACADEMIEJAAR 2013 – 2014
Human Resources Management en
Performance Management binnen Vlaamse
woon- en zorgcentra
Het verband tussen Social Characteristics van Job
Design en Psychological Empowerment
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van
Master of Science in de Handelswetenschappen
Maxence Seeuws
onder leiding van
Prof. Dr. Greet Van Hoye
PERMISSION
Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of
gereproduceerd worden, mits bronvermelding.
Maxence Seeuws
The only place success comes before work is in the dictionary.
- Vince Lombardi -
1
ABSTRACT
This research examines – in the context of a large-scale research project of the University of
Ghent – the relations between the social characteristics of job design and the four dimensions
of psychological empowerment. To this purpose, four hypotheses were tested in a randomized
sample of 251 respondents (nurses/carers) from a total population of 1.095 respondents
surveyed in writing, spread over 69 Flemish residential- and care centres. The results
confirmed that social support had a significant and positive impact on all four dimensions of
psychological empowerment. Feedback from others appeared to be positively related to the
meaning, the self-determination and the impact dimension as well. No other influence was
noticed between interdependence and the four dimensions of psychological empowerment. In
general, the higher experience of all social characteristics was associated with an increased
perception of psychological empowerment. These results indicate that the optimization of the
social characteristics of job design (especially the optimization of social support and
feedback from others) may be considered as an effective HR management technique within the
health sector. This technique can be used to raise the level of employee empowerment in
order to achieve a better future organisational performance. Limitations and future research
opportunities are discussed.
Keywords: job design, social characteristics, psychological empowerment.
2
3
SAMENVATTING
Dit onderzoek bestudeert – in het kader van een grootschalig onderzoeksproject van de
Universiteit Gent – de relaties tussen de social characteristics van job design en de vier
dimensies van psychological empowerment. Hiervoor werden vier hypotheses onderzocht in
een ad-random steekproef van 251 respondenten (verplegenden/verzorgenden) uit een totale
populatie van 1.095 schriftelijk bevraagde respondenten, verspreid over 69 Vlaamse woon- en
zorgcentra. De resultaten bevestigden dat social support een significante- en positieve invloed
had op elk van de vier de dimensies van psychological empowerment. Ook feedback from
others bleek positief gerelateerd te zijn aan de meaning, de self-determination en de impact-
dimensie. Tussen interdependence en de vier dimensies van psychological empowerment
werd geen enkele invloed geconstateerd. Tenslotte werd meer ervaring van alle social
characteristics geassocieerd met een toenemende perceptie van psychological empowerment
bij de medewerker. Deze resultaten tonen aan dat de optimalisering van social characteristics
van job design (vooral de optimalisatie van social support en feedback from others) kan
beschouwd worden als een effectieve HR-managementtechniek binnen de zorgsector. Deze
techniek kan gebruikt worden om het empowermentgehalte bij de medewerker te verhogen,
met het oog op een betere organisatieprestatie in de toekomst. Beperkingen en verdere
onderzoeksmogelijkheden worden besproken in de discussie.
Sleutelwoorden: job design, sociale karakteristieken, psychologisch empowerment.
4
5
VOORWOORD
Deze masterproef betreft het eindwerk voorgedragen tot het bekomen van de graad Master of
Science in de Handelswetenschappen.
Het schrijven van deze masterproef was een uitdagende en leerrijke ervaring, die uiteraard
veel tijd en energie opgeëist heeft. Dit zou niet gelukt zijn zonder de hulp van enkele personen
die een grote bijdrage geleverd hebben aan het eindresultaat. Graag zou ik met dit woord
vooraf gebruik willen maken van de gelegenheid om deze personen te bedanken:
Ten eerste mijn promotor, Prof. Dr. Greet Van Hoye, voor haar vriendelijke, en professionele
begeleiding. Haar aanwijzingen en kritische opmerkingen hebben mij in staat gesteld deze
masterproef verder te optimaliseren. Ook mijn initiële promotor, de heer Evert Teerlinck, voor
zijn waardevolle begeleiding in de beginfase van deze masterproef.
Vervolgens het woon- en zorg centrum Sint-Andries te Tielt, en meer in het bijzonder
directeur nursing Bieke De Neve en teamcoördinators Christophe Van Neste en Christ
Deryckere, voor de toelating om dit onderzoek uit te voeren en voor de verkregen
ondersteuning. Ook het verplegend en verzorgend personeel voor hun waardevolle deelname
om dit onderzoek tot een goed einde te brengen.
Daarnaast alle docenten die mij de nodige kennis bijgebracht hebben doorheen deze boeiende
opleiding.
Verder ook mijn ouders, voor alle kansen die ze mij geboden hebben. Hun zorg en
onvoorwaardelijke vertrouwen in mijn kunnen maakten het mogelijk om mijn studies
succesvol af te ronden.
Tenslotte mijn vriendin, Romina D’Astolfo, en alle andere vrienden die mij te allen tijde
onvoorwaardelijk gesteund en gemotiveerd hebben.
Gavere, mei 2014
6
7
INHOUDSTABEL
ABSTRACT 1
SAMENVATTING 3
VOORWOORD 5
INHOUDSTABEL 7
INLEIDING 9
LITERATUUR 11
1. EMPOWERMENT 11 1.1. INTERACTERENDE NIVEAUS EN PERSPECTIEVEN 11 1.2. FOCUS OP PSYCHOLOGISCH EMPOWERMENT 13 1.2.1. Enkele assumpties 14 1.2.2. Antecedenten en outcomes van psychological empowerment 14 1.3. PSYCHOLOGISCH EMPOWERMENT IN DE ZORGSECTOR 16 2. JOB DESIGN 17 2.1. HISTORIEK EN THEORIEËN 17 2.1.1. Work Design Questionnaire & expanded work design model 18 2.2. FOCUS OP SOCIAL CHARACTERISTICS 19 2.3. SOCIAL CHARACTERISTICS IN DE ZORGSECTOR 21 3. RELATIE TUSSEN JOB DESIGN EN EMPOWERMENT 23 3.1. RELATIES TUSSEN VARIABELEN VAN BEIDE KERNCONSTRUCTEN 23 3.2. PROBLEEMSTELLING EN ONDERZOEK 24
METHODOLOGIE 27
4. RESPONDENTEN EN PROCEDURE 27 5. MEETINSTRUMENTEN 31 5.1. ONAFHANKELIJKE VARIABELEN 31 5.2. AFHANKELIJKE VARIABELEN 31 5.3. CONTROLEVARIABELEN 32
RESULTATEN 33
DISCUSSIE 43
BEPERKINGEN EN VERDERE ONDERZOEKSRICHTINGEN 44
CONCLUSIE 47
REFERENTIELIJST XLIX
WETENSCHAPPELIJKE ARTIKELS XLIX PAPERS LIII INTERNETBRONNEN LIII
LIJST VAN ADDENDA LV
ADDENDA I: AANGEPASTE VRAGENLIJST LV ADDENDA II: EXTRA RESULTATENTABEL LXIII
8
9
INLEIDING
In de huidige economische recessie is het meer dan ooit tevoren belangrijk om zich als bedrijf
of organisatie goed te kunnen positioneren op de markt. Köksal en Özgül (2007) stellen
bijvoorbeeld betere prestaties vast bij organisaties die hun bedrijfsstrategie in deze tijden
adequaat kunnen aanpassen. Daarnaast speelt ook de toenemende vergrijzing – een
hedendaags hot-topic – een belangrijke rol. De volgende (grote) generaties vijftigplussers
zullen het aanbod van producten en diensten binnen de zorgsector sterk gaan bepalen, waarbij
klantgerichtheid, service en dergelijke meer, essentiële karakteristieken zullen zijn om zich als
organisatie te gaan profileren ten opzichte van de concurrenten (PriceWaterhouseCoopers,
2009).
Vanzelfsprekend wordt deze veranderlijke omgeving gekenmerkt door invloeden van
verschillende factoren, waaronder de invloed van het personeel. Daarom is het prioritair om
als (HR-)manager van de desbetreffende organisatie een kwalitatief en toekomstgericht
personeelsbestand uit te bouwen, dat optimaal afgestemd dient te zijn met de bedrijfsstrategie.
Hiermee wordt gedoeld op initiatieven en HR-practices om medewerkers – in de context van
deze masterproef namelijk verplegenden en verzorgenden – te stimuleren zodat zij zich
gerespecteerd voelen door – en geïdentificeerd voelen met – de organisatie. Kortweg gezegd,
zodat zij zich empowered voelen. De internationale wetenschappelijke literatuur heeft reeds
voldoende bewijs aangebracht over het feit dat medewerkers die empowered zijn beter zullen
presteren (Liden et al., 2000; Seibert et al., 2011; Spreitzer, 2008), wat uiteindelijk positieve
gevolgen zal hebben voor zowel het individu als de gehele organisatie op zich (Alblas, 2006).
De nadruk van deze masterproef ligt bijgevolg niet op de uiteindelijke employee of
organizational performance outcomes van empowerment, maar wel op een HR-practice die
zou kunnen bijdragen tot empowerment, namelijk het design van de job. Met andere woorden,
er zal in dit onderzoek nagegaan worden of het design van de job een effect heeft op de mate
waarin een medewerker in Vlaamse woon- en zorgcentra zich empowered voelt. Echter,
hierbij moet worden opgemerkt dat er specifiek gefocust zal worden op de social
characteristics van job design, en dat empowerment vanuit een individueel psychologisch
perspectief als een outcome variable bekeken zal worden. Er wordt dus ultiem getracht om
een bepaalde variantie in psychological empowerment te verklaren via de social
characteristics van job design.
Een theoretisch kader hieromtrent zal uitgebouwd worden aan de hand van een verkenning
van de academische literatuur. Het structureel vormgeven van deze literatuur kan zéér
waardevol zijn om een juister inzicht te kunnen verwerven inzake een betere aanpak van het
personeelsbeleid, met het oog op een sterkere algemene bedrijfsprestatie en positionering in
de toekomst. Met andere woorden, als uit dit onderzoek blijkt dat de variantie in
psychologisch empowerment deels te wijten is aan de social characteristics van job design,
10
kan dit aanzienlijk bewijs opleveren voor de effectiviteit van deze HR-managementtechniek.
Daarnaast zou deze studie evenzeer een verklaring kunnen geven aan mogelijke
inconsistenties uit voorgaande onderzoeken.
Aansluitend wordt in hoofdstuk één tot en met drie de huidige stand van zaken bestudeerd
door in eerste instantie uitgebreid, doch met een zekere relevantie, in te gaan op de
kernconcepten empowerment en job design, alsook op hun belang binnen de zorgsector. Deze
begrippen worden daarna aan elkaar gekoppeld waarbij potentiële verbanden die relevant zijn
in het kader van deze masterproef besproken zullen worden.
Verder wordt er uitgegaan van het feit dat de literatuurstudie zal leiden tot een
probleemstelling. Daarom zal een onderzoeksvraag geformuleerd worden die maatschappelijk
en theoretisch relevant is. In hoofdstuk vier en vijf zal vervolgens een
onderzoeksmethodologie beschreven en uitgewerkt worden. Dit zal aanzet geven tot een
discussie met waardevolle antwoorden op – en verklaringen voor – de onderzoeksvraag.
Eveneens zullen binnen deze secties de implicaties, de beperkingen en de verdere
onderzoeksmogelijkheden van dit onderzoek aangekaart worden. Tenslotte worden de lijst
met geraadpleegde werken en de addenda toegevoegd.
11
LITERATUUR
Om een eventuele relatie tussen job design en empowerment concreet te kunnen onderzoeken
bij de individuele medewerker binnen Vlaamse woon- en zorgcentra, is het noodzakelijk om
deze twee concepten afzonderlijk en voldoende uiteen te zetten, richting te geven en te
definiëren. Dit zal duidelijk maken wat de concepten allebei beduiden in de context van deze
masterproef, welk belang ze hebben en waar er ultiem op gefocust zal worden.
1. Empowerment
Het eerste algemeen concept dat geëxpliqueerd zal worden betreft de term empowerment.
Deze term werd geïntroduceerd in de jaren ’80, en Rappaport (1984) definieerde het
toentertijd als: het beheersen van het eigen leven. Door deze vage en ruime betekenis werd
empowerment al snel een buzz-word (Abrahamson, 1996; Strawn, 1994 in: Liden et al., 2000).
Dit is een woord met een uitgebreide, inconsistente betekenis omwille van de verschillende
meningen, definities en interpretaties die eraan gegeven werden door verscheidene
disciplines, gaande van psychologie tot sociologie en filosofie. Een logisch gevolg hiervan
was dat er heel wat variërende interpretaties ontstonden omtrent het management gedreven
concept (Wilkinson, 1998).
In de huidige academische literatuur is men dus tot nu toe nog altijd niet tot een unanimiteit
gekomen wat dit begrip exact inhoudt, waar men het concept concreet moet afbakenen, en hoe
het precies gedefinieerd kan worden (Thomas & Velthouse, 1990; Spreitzer, 1995).
Daarentegen gaat de literatuur er wel vanuit dat empowerment voordeel oplevert voor zowel
het individu als voor de gehele organisatie (Alblas, 2006). Fundamenteel is men het ook eens
dat wanneer men over empowerment binnen een organisatie spreekt, gedoeld wordt op een
stijgende productiviteit en commitment van de medewerker om de organisatiedoelstelling(en)
na te streven (Kuokkanen, 2002).
Uit bovenstaande informatie kan er geconcludeerd worden dat de verscheidene interpretaties
van empowerment beter geanalyseerd worden in een groter, organisatorisch perspectief om tot
juiste, pragmatische inzichten te komen wat empowerment precies betekent in een bepaalde
context of situatie (Wilkinson, 1998).
1.1. Interacterende niveaus en perspectieven
Zimmerman (1995; 2000) stelt dat empowerment bestaat uit drie verschillende analyseniveaus
die allemaal in interactie staan met – en afhankelijk zijn van – elkaar. Er wordt onderscheid
gemaakt in het individuele of psychologische niveau: het geloof in zichzelf om zijn eigen
12
omgeving vorm te geven, het organisatieniveau: het vergroten van inspraak en macht van de
medewerkers binnen een organisatie (Jacobs et. Al, 2005 in: Boumans, 2012), en het
gemeenschapsniveau: de sociale inclusie van iedereen in de maatschappij. Hierbij stelt
Zimmerman (1995) dat het psychologische niveau de fundamentele basis vormt om de andere
niveaus beter te begrijpen of te kunnen analyseren. Dit wordt visueel weergegeven in figuur 1.
Figuur 1. Interacterende niveaus van empowerment.
Eigen verwerking van gegevens, ontleend aan Zimmerman (1995; 2000).
Daarnaast maken onderzoekers ook een onderscheid tussen een structurele en een
psychologische benadering van empowerment. De structurele benadering focust zich op
empowering management practices, zoals het delegeren van besluitvorming naar lagere
organisatieniveaus en een betere toegang tot informatie voor medewerkers (Heller et al., 1998
en Rothstein, 1995 in: Dewettinck et al., 2003). Kortweg gezegd gaat het hier over een vorm
van machtsverdeling door meer betrokkenheid van alle niveaus binnen de organisatie (Casey
et al., 2010). Daarbij is het ook belangrijk om de medewerker groeimogelijkheden,
ontwikkelingsmogelijkheden en uitdagingen aan te bieden (Kanter, 1993 in: Li et al., 2013).
Tegenwoordig wordt er meer gefocust op de psychologische benadering, dat overeenkomt
met het individuele niveau van Zimmerman (1995), omdat de consensus rond de
psychologische conceptualisatie van empowerment aanzienlijker wordt. Dit is mede dankzij
Spreitzer (1995; 1996), die een gevalideerd meetinstrument ontwikkeld had voor
psychological empowerment waardoor completer onderzoek mogelijk was (Dewettinck et al.,
2003).
13
1.2. Focus op psychologisch empowerment
Omdat in deze literatuurstudie de meeste aandacht uitgaat naar de individuele medewerker
binnen Vlaamse woon- en zorgcentra, zal er gefocust worden op de individuele of
psychologische benadering van empowerment.
Wanneer men over psychological empowerment spreekt kan er eenvoudig gesteld worden dat
dit voornamelijk het versterken van de motivatie van de medewerker betreft. Conger &
Kanungo (1988) in Spreitzer (1995) beschrijven deze vorm van empowerment als het geloof
in eigen kunnen (self-efficacy). In tegenstelling tot Conger en Kanungo (1988)
beargumenteren Thomas & Velthouse (1990) dat psychologisch empowerment praktisch
onmogelijk kan weergegeven worden in louter één idee. Daarom definiëren Thomas en
Velthouse (1990) psychological empowerment als de intrinsieke motivatie van het individu,
die de organisatiedoelstellingen nastreeft in overeenstemming met zijn persoonlijke waarden.
Dit kan gedemonstreerd worden in vier dimensies die de gedachten reflecteren van de
medewerker met een actieve betrekking tot zijn job (Spreitzer, 1995):
1. Meaning: de waarde die door het individu persoonlijk gehecht wordt aan de zin en het
doel van de job (Thomas & Velthouse, 1990). Hebben de medewerkers zelf een gevoel
dat hun job zin heeft? Er moet dus als het ware een fit zijn tussen de job vereisten en
de medewerker zijn overtuigingen, waarden en gedragingen (Spreitzer, 1995).
2. Competence: het geloof in eigen kunnen (self-efficacy) om professioneel een taak uit
te voeren en tot een goed einde te brengen (Bandura, 1982; Gist et al., 1992 in: Liden
et al., 2000). Het gaat hierbij meer over het bekwaam vinden van zichzelf.
3. Self-determination: de perceptie van het individu in welke mate hij/zij zelf werk
gerelateerde beslissingen en acties kan ondernemen, en verantwoordelijk is voor de
uitvoering ervan (Thomas & Velthouse, 1990). Ervaart de medewerker dus een gevoel
van autonomie?
4. Impact: het gevoel dat men inspraak en invloed ondervindt inzake strategische,
administratieve en operationele uitkomsten binnen de directe werkomgeving
(Ashforth, 1989 in: Spreitzer, 1995). Met andere woorden, het gevoel bij de
medewerker dat hij impact heeft op de organisatie door het uitoefenen van de job.
Deze vier bovenstaande dimensies geven samen vorm aan het totaalbeeld van psychological
empowerment. Zo zal het ontbreken van een dimensie de mate waarin men zich empowered
voelt verminderen, maar niet doen verdwijnen (Spreitzer, 1995; Thomas & Velthouse, 1990).
Dit wordt gedemonstreerd in figuur 2.
14
Figuur 2. De vier dimensies van psychological empowerment.
Eigen verwerking van gegevens, ontleend aan Spreitzer (1995) en Thomas en Velthouse (1990).
In het verdere verloop van deze masterproef zal het concept empowerment gehanteerd worden
volgens het zonet beschreven psychologische perspectief.
1.2.1. Enkele assumpties
Met betrekking tot bovenstaande definitie van psychological empowerment kunnen ook een
paar assumpties gemaakt worden (Spreitzer, 1995). Enerzijds worden de dimensies van
psychological empowerment beïnvloed door de organisatorische werkomgeving (cfr.
organisatieniveau uit model van Zimmerman), waardoor het dus niet enkel een
persoonlijkheidstrek is (Thomas & Velthouse, 1990). Anderzijds is empowerment een
continue variabele waarbij mensen eerder gezien kunnen worden als meer of minder
empowered, in plaats van wel of niet empowered (Spreitzer, 1995).
1.2.2. Antecedenten en outcomes van psychological empowerment
Spreitzer (1995) heeft in haar onderzoek naar psychologisch empowerment in een
werkomgeving initieel een nomologisch raamwerk geconstrueerd. De werkomgeving van het
individu samen met de persoonlijkheidskenmerken geven vorm aan de vier dimensies, die op
hun beurt individueel gedrag motiveren. Gerelateerde antecedenten voor empowerment
waren: locus of control, self-esteem, information accessibility en rewards. Daarnaast werden
twee positief gerelateerde outcomes van psychologisch empowerment vastgesteld, namelijk
managerial effectiveness en innovative behavior.
15
Verder onderzoek heeft ondertussen aangetoond dat andere variabelen zoals job
characteristics en role of leadership ook antecedenten zijn van psychological empowerment
(Kark et al., 2003; Kraimer et al., 1999 in: Spreitzer, 2008). Tevens werd vastgesteld dat
psychological empowerment allerlei andere (positieve) outcomes heeft zoals een hogere job
satisfaction (Aryee & Chen, 2006), meer commitment (Liden et al., 2000), een lagere turnover
rate en employee productivity (Koberg et al., 1999).
Bijgevolg werd in de meta-analyse van Seibert et al. (2011) een recenter en geïntegreerd
raamwerk ontwikkeld met de antecedenten en outcomes (consequences) van psychological
empowerment. Deze worden weergegeven in figuur 3.
Figuur 3: antecedenten en outcomes van psychological empowerment.
Bron: Seibert, S. E., Wang, G., & Courtright, S. H. (2011). Antecedents and consequences of
psychological and team empowerment in organizations: a meta-analytic review. Journal of applied
psychology, 96(5), 981.
Uit deze meta-analyse van Seibert et al. (2011) blijkt dat er twee grote groepen zijn met elk
een aantal antecedenten van psychological empowerment. De eerste groep, namelijk de
contextual antecedents, bestaan uit:
1. High-performance managerial practices: een verzameling van best HR-practices zoals
informatie delen, decentraliseren, participeren bij besluitvorming, etc. (Combs et al.,
2006; Liao et al., 2009 in: Seibert et al., 2011).
2. Socio-political support: de mate waarin een medewerker in zijn job ondersteund wordt
op vlak van zowel materiële, sociale, als psychologische hulpmiddelen (Spreitzer,
1996).
3. Leadership: de relatie van een medewerker met zijn/haar leidinggevende.
4. Job design characteristics: de karakteristieken van de job (zie sectie 2.2.).
16
De tweede groep antecedenten betreffen de individual characteristics. Zij bestaan uit: positive
self-evaluation traits (de mate waarin men zichzelf positief evalueert), human capital
(scholingsgraad, leeftijd, etc.) en gender (Judge et al., 1997 in: Seibert et al., 2011).
Naast deze antecedenten werden ook twee groepen outcomes vastgesteld. Enerzijds heeft men
de attitudinal outcomes. Zij bestaan uit: job satisfaction, organisational commitment, strain
en turnover intentions (Seibert et al., 2011). Anderzijds heeft men de behavioural outcomes:
task perfomance, organisational citizenship behaviour en innovation. (Seibert et al., 2011).
1.3. Psychologisch empowerment in de zorgsector
De positieve outcomes van psychological empowerment leidden de laatste decennia mede tot
een groeiende belangstelling voor empowerment, waardoor het concept ook binnen de
zorgsector tot de prioriteiten kan gerekend worden (Oyeleye et al., 2013).
Over empowerment binnen de zorgsector is dus logischerwijs al heel wat specifiek onderzoek
verricht. Verpleging is namelijk één van de meest stresserende en uitdagende beroepen omdat
men over enkele niet te onderschatten vaardigheden moet beschikken zoals specialisering,
kunnen omgaan met complexe situaties en kunnen omgaan met noodsituaties. Ook een gebrek
aan acceptatie door professionals (Brawley & Schindler, 1988) en dubbelzinnige functies
(Wong, 1995) zijn een vaak voorkomend fenomeen. Bijgevolg kunnen deze typerende job
characteristics ook negatieve effecten overbrengen op de medewerker, en zodoende leiden tot
een hogere turnover rate, burnouts en dergelijke meer (Chen et al., 2009 in Oyeleye et al.,
2013). Aansluitend is ook bewijs gevonden welke negatieve implicaties dit kan
teweegbrengen voor de organisatie zelf. Zo kunnen er bijvoorbeeld immense kosten gepaard
gaan met het verloop van personeel in de zorgsector (Jones et al., 2007 in: Oyeleye, 2013).
Het belang van empowerment in dit kader wordt dan ook zéér snel duidelijk. Medewerkers die
empowered zijn zouden bijvoorbeeld minder turnover intentions vertonen (Koberg et al.,
1999), meer committed zijn tot de organisatie, meer tevreden zijn over hun job (Spence
Laschinger et al., 2009) en productiever zijn (Koberg et al., 1999). Psychological
empowerment in de zorgsector levert uiteindelijk niet alleen een enorm voordeel op voor het
individu, maar ook voor de organisatie zelf. Daarom is het belangrijk om nu te kijken naar de
manier waarop men een groter gevoel van psychological empowerment bij de medewerker
kan teweegbrengen. Volgens de meta-analyse van Seibert et al. (2011) blijken job design
characteristics hiervoor zéér relevant te zijn aangezien zij een sterke, positieve en significante
invloed vertonen op psychological empowerment.
17
2. Job Design
Het construct job design kan men zien als een vorm van werkkarakterisering waarbij bepaalde
jobs ontwikkeld worden met de bedoeling om deze door de ideale kandidaten – met de nodige
en exacte kennis, attitudes en vaardigheden – te laten invullen zodat deze optimaal aansluiten
bij de behoeften van de organisatie (Boxall & Purcell, 2003). Men tracht hierdoor job
ontevredenheid en dergelijke zaken bij de medewerkers te voorkomen. Buchanan (1979) in
Bailey (1997) definieerde job design bijgevolg als het specifiëren van de inhoud van de job
om aan zowel organisatorische vereisten als aan sociale en persoonlijke vereisten van de
medewerker te voldoen.
Door een bepaalde vorm of karakter te geven aan een job, probeert men ook de prestaties van
de medewerkers binnenin de organisatie te verhogen en zodoende een snelle, flexibele en
kwaliteitsvolle work output te realiseren (Slack et al., 2007). Dit doet men door bijvoorbeeld
de job uitdagender te maken en door meer verantwoordelijkheid te delegeren aan de
medewerkers. Deze krijgen op hun beurt een gevoel van voldoening en tevredenheid nadat ze
hun taken volbracht hebben. Er bestaan verschillende HR-practices om dit te doen zoals job
enrichment (medewerkers binnen hun functie meer variatie en verschillende uitdagingen
aanbieden), job enlargement (meer taken van hetzelfde kaliber aan de medewerkers
delegeren), job rotation (medewerkers kennis laten maken met verschillende takenpakketten
binnen verschillende afdelingen om hun interesses en vaardigheden te laten ontdekken) en
dergelijke meer (Zareen & Razzaq, 2013).
2.1. Historiek en theorieën
Job design vindt zijn fundamenten terug in de 18e eeuw, waarbij Adam Smith met de
arbeidsverdeling theorie aan de basis lag. Doorheen de jaren zijn verschillende, verder
opbouwende theorieën rond het construct job design ontwikkeld (Parker et al., 2001). Zo
beschrijft de academische literatuur ons de twee-factorentheorie van Herzberg et al. (1975),
de job karakteristiekentheorie van Hackman en Oldham (1976), de Job Diagnostic Survey
(Hackman & Oldham, 1980), de Multimethod Job Design Questionnaire (Campion, 1988) en
de Work Design Questionnaire (WDQ) van Morgeson en Humphrey (2006). Parker et al.
(2001) stellen dat binnen deze snel veranderende maatschappij de oudere theorieën
ondertussen ietwat achterhaald zijn door het gebruik van een te gering aantal job
karakteristieken. Daarom zal de meest recente theorie gehanteerd worden binnen deze
masterproef, namelijk de WDQ, omdat ze het meest compleet en geoptimaliseerd is, en
bovendien rekening houdt met verscheidene invalshoeken op job design (Morgeson &
Humphrey, 2006).
18
2.1.1. Work Design Questionnaire & expanded work design model
De Work Design Questionnaire (WDQ) (Morgeson en Humphrey, 2006) – dat decennia lang
onderzoek bevat – werd opgesteld met de intentie een adequaat meetinstrument te
ontwikkelen om job design zo concreet mogelijk te kunnen analyseren. In tegenstelling tot het
meetinstrument van Hackman en Oldham (1976; 1980), bevat de WDQ dus niet enkel de
karakteristieken van de taak of job, maar ook significante karakteristieken van de sociale en
organisatorische job omgeving (Morgeson & Humphrey, 2006; Humphrey et al., 2007).
De algemene hypothesen die hierbij gesteld werden waren dat elke soort job characteristics
een invloed zou hebben op work outcomes omdat ze de drie psychologische staten van het
individu zouden beïnvloeden (Morgeson & Humphrey, 2006). Het hypothetische model dat
ontwikkeld werd in de meta-analyse van Humphrey et al. (2007) – die gebaseerd is op de
WDQ – verschaft een duidelijkere inkijk hierop (zie figuur 4).
Figuur 4: expanded work design model.
Bron: Humphrey, S.E., Nahrgang, J. D., & Morgeson, F. P. (2007). Integrating motivational, social,
and contextual work design features: a meta-analytic summary and theoretical extension of the work
design literature. Journal of applied psychology, 92(5), 1332.
19
De WDQ en het expanded work design model stellen dat job karakteristieken, die refereren
naar job design (Tyler et al., 2006), onderverdeeld kunnen worden in drie subcategorieën
(Morgeson & Humphrey, 2006; Humphrey et al., 2007), namelijk:
1. Motivational characteristics: deze bestaan uit task characteristics (hoe het werk zelf
wordt uitgevoerd en de aard en reikwijdte van taken gerelateerd aan een bepaalde job
(cfr. job karakteristiekentheorie (Hackman & Oldham, 1976)) en knowledge
characteristics (het soort kennis en bekwaamheid dat gevraagd wordt van een individu
in functie van wat hij/zij in die job moet doen (Campion et al., 1993 in: Morgeson et
al., 2006)), die elk op hun beurt nog eens verder onderverdeeld kunnen worden. Het
basisprincipe dat achter deze benadering schuilgaat duidt op het feit dat jobs meer
motiverend zullen zijn en meer voldoening zullen geven bij een hogere aanwezigheid
van deze karakteristieken (Morgeson & Humphrey, 2006).
2. Work context characteristics: deze bestaan uit ergonomics (de mate waarin de job
omgeving fysisch aangepast is aan de medewerker (Campion et al., 1985; Edwards et
al., 1999 in: Morgeson & Humphrey, 2006)), physical demands (de hoeveelheid
lichamelijke activiteit die nodig is in de job), work conditions (de omstandigheden
waarin men de job uitvoert) en equipment use (de diversiteit en complexiteit van
technologie die toegepast wordt in een job) (Morgeson & Humphrey, 2006). De
redenering hierachter is dat de omgeving waarin men de job uitvoert ook best
geanalyseerd zou worden.
3. Social characteristics: zie infra.
Volgens Humphrey et al. (2007) zouden de drie bovenstaande soorten job characteristics
invloed hebben op vier soorten work outcomes (zie figuur 4). Uit de resultaten bleek dit ook
het geval te zijn. Alle job characteristics bleken een aandeel te hebben in de verklaring van de
work outcomes. Zo hadden de social characteristics zelfs meer invloed op bijvoorbeeld
organisational commitment dan de motivational characteristics (Humphrey et al., 2006).
Deze bevindingen maken het frappant om in het kader van deze masterproef verder te
focussen op de social characteristics van job design.
2.2. Focus op social characteristics
Social characteristics van job design weerspiegelen de volledige sociale omgeving waarin de
job uitgeoefend wordt. Zoals in hoofdstuk 1 toegelicht werd, wordt psychological
empowerment beïnvloed door de organisatorische werkomgeving (Spreitzer, 1995;
Zimmerman, 2000). De social characteristics van job design zijn dan ook uiterst relevant om
te onderzoeken bij de medewerkers in de zorgsector omdat men in dergelijke werkomgeving
20
continu met andere mensen in contact staat, zoals met de eigen teamleden, de leidinggevenden
en de bewoners van het woon- en zorgcentrum zelf (Shatell, 2004). Oldham en Hackman
(2010) suggereren dat de focus op de sociale aspecten van de job tegenwoordig alleen maar
toeneemt, waardoor men de social characteristics van job design zeker niet kan verwaarlozen
in het totaalconcept job design (Trist & Bamforth, 1951; Stone & Gueutal, 1985 in: Morgeson
& Humphrey, 2006). Ilgen (1999) stelt hiermee consistent vast dat er ook een stijgende
aandacht bestaat voor social characteristics door het toenemende gebruik van teams, wat
binnen de zorgsector zeker het geval is (Taplin et al., 2013).
Het feit dat de social characteristics minder bestudeerd geweest zijn omdat de aandacht van
onderzoekers voornamelijk uitging naar de motivational characteristics van job design (cfr.
job karakteristiekentheorie van Hackman en Oldham (1976)) (Morgeson & Campion, 2003;
Seers & Graen, 1984 in: Morgeson & Humphrey, 2006), maakt het juist nog interessanter om
ze uitvoerig te analyseren in deze context. Social characteristics van job design bestaan als
volgt uit:
1. Social support: de mate waarin een bepaalde job de mogelijkheid heeft voor advies en
bijstand van anderen. Hierbij doelt men op de sociale ondersteuning van collega’s en
de leidinggevenden alsook op mogelijke vriendschappen met hen (Karasek, 1979;
Sims et al., 1976 in: Morgeson & Humphrey, 2006). Ryan en Deci (2001) besluiten
daarnaast dat social support essentieel is voor het welzijn van de medewerker, vooral
bij jobs die stresserend zijn.
2. Interdependence: de mate waarin jobs onderling afhankelijk zijn van elkaar bij de
uitvoering ervan. Hierbij kan er nog het onderscheid gemaakt worden tussen initiated
interdependence (de mate waarin het werk overgaat van de ene job naar de andere) en
received interdependence (de mate waarin een job beïnvloed wordt door werk van
andere jobs) (Kiggundu, 1981).
3. Feedback from others: de mate waarin een medewerker niet enkel voorzien wordt van
informatie over zijn prestatie door de job zelf, maar ook door andere personen in de
organisatie zoals collega’s en leidinggevenden (Hackman & Lawyer, 1971 in:
Morgeson & Humphrey, 2006).
4. Interaction outside the organisation: de mate waarin de job interactie vereist met
individuen uit een andere organisatie, zoals met leveranciers en dergelijke meer
(Morgeson & Humphrey, 2006).
Er werd besloten om deze laatste variabele, interaction outside the organisation, niet op te
nemen aangezien de doelgroep in dit onderzoek uit medewerkers bestaat die vooral actief zijn
binnen de eigen organisatie. Zij hebben dus weinig of geen contact met individuen uit andere
organisaties waardoor op deze variabele stelselmatig laag gescoord zou worden.
21
Figuur 5 illustreert kort nog eens waarop de focus gelegd wordt in deze masterproef inzake
job design.
Figuur 5. Situering binnen job design.
Eigen verwerking van gegevens, ontleend aan Morgeson & Humphrey (2006).
De meta-analyse van Humphrey et al. (2007) concludeerde dat de social characteristics van
job design gunstige invloeden hadden op enkele work outcomes. Interdependence, feedback
from others en social support bleken alle drie positief gerelateerd te zijn met subjective
performance, job satisfaction, internal work motivation, etc. Daarnaast waren ze alle drie
negatief gerelateerd aan turnover intentions en stress. Interdependence en social support
waren positief gerelateerd aan organisational commitment, terwijl feedback from others en
social support negatief gerelateerd waren aan burnouts. Daarnaast was social support ook nog
negatief gerelateerd aan absenteeism (Humphrey et al., 2007).
2.3. Social characteristics in de zorgsector
Het belang van de social characteristics van job design binnen de zorgsector werd reeds
aangetoond in de voorgaande sectie. Een onderzoek dat dit nogmaals staaft is bijvoorbeeld dat
van Tonges (1998). In haar onderzoek binnen de zorgsector werd vastgesteld dat enkele
sociale aspecten zoals feedback van de leidinggevende en de relaties met patiënten belangrijk
zijn voor de mate waarin een medewerker (verplegende/verzorgende) voldoening haalt uit zijn
job (cfr. outcomes Humphrey et al., 2007).
Aansluitend concludeerde Simpson (2009) dat algemene interactie (sociaal aspect) de relatie
tussen turnover intentions en work engagement medieerde bij verplegenden. Verder
benadrukte deze studie ook het belang van interactie in deze sectorspecifieke werkomgeving.
22
Tenslotte voegen Tyler et al. (2006) hier nog aan toe dat alle job characteristics die aansluiten
bij een functie in de zorgsector eigenlijk bepalen hoe motiverend een job kan zijn. Vandaar
dat het ook vanzelfsprekend wordt om aandacht te besteden aan een link tussen de social
characteristics van job design en psychological empowerment.
23
3. Relatie tussen job design en empowerment
De relatie tussen job design en empowerment is niet ver te zoeken. Verschillende onderzoeken
staven dat er een positief verband bestaat tussen beide constructen (Bowen & Lawler, 1992;
Gagné et al., 1997; Griffin, 1987; Hackman & Oldman, 1976; Kraimer et al., 1999; Liden et
al.,1996 in: Liden et al., 2000). Ook het model van Morgeson en Humphrey (2006) toont aan
dat de job characteristics invloed hebben op drie psychologische staten van het individu, die
quasi volledig overeenkomen met de vier dimensies van psychological empowerment. De
besproken meta-analyse van Seibert et al. (2011) leverde het ultieme bewijs door job
characteristics (job characteristics, job enrichment, job-related context factors, role
ambiguity, role overload, role clarity, routineness of tasks, task feedback en work
characteristics) te identificeren als antecedenten van psychological empowerment.
Echter, er moet in het achterhoofd gehouden worden dat de job characteristics die
geïdentificeerd werden als antecedenten van psychological empowerment in het model van
Seibert et al. (2011) (zie supra), niet overeenkomen met de social characteristics die
geïdentificeerd werden in het model van Morgeson en Humphrey (2006) (social support,
feedback from others, interaction outside the organisation en interdependence).
Bijgevolg kan er niet zomaar geconcludeerd worden dat de social characteristics ook een
invloed zullen uitoefenen op psychological empowerment. Er kan daarentegen wel een
assumptie gemaakt worden. Deze assumptie – die reeds gesuggereerd werd in sectie 2.3. –
wordt enerzijds versterkt door het feit dat de job characteristics uit het model van Seibert et
al. (2011) en de social characteristics (Humphrey et al., 2006) impact hebben op
gelijkaardige work outcomes zoals performance, job satisfaction en organisational
commitment. Anderzijds stellen Corsun en Enz (1999) dat de steun van klanten en andere
mensen binnen de organisatie – dat gelinkt kan worden aan de social characteristics van job
design – kan zorgen voor een groter gevoel van empowerment bij de medewerker.
3.1. Relaties tussen variabelen van beide kernconstructen
Als men de focus – in het kader van dit onderzoek – meer specifiek wil leggen op het
onderzoek naar hypothetische verbanden tussen de variabelen van social characteristics
(social support, interdependence en feedback from others) en de dimensies van psychological
empowerment (meaning, competence, impact en self-determination), dient men ook hier eerst
de internationale wetenschappelijke literatuur grondig door te lichten.
Het onderzoek van Gagné et al. (1997) – dat zich richtte op de relaties tussen enkele job
characteristics en psychological empowerment in de telemarketingsector – stelde een zwak
24
maar positief en significant verband vast tussen feedback from agents en de meaning en
impact dimensie van psychological empowerment. Met de competence en self-determination
dimensies werd geen significant verband teruggevonden. Echter, er moet opgemerkt worden
dat feedback from agents door een ouder instrument gemeten werd (Job Diagnostic Survey –
Hackman & Oldham, 1980), waardoor in deze variabele enkele waardevolle aspecten
ontbraken die bij feedback from others (WDQ – Morgeson & Humphrey, 2006) wel in kaart
werden gebracht. Zo bevat feedback from others ook verkregen feedback van andere mensen
uit de organisatie, in tegenstelling tot feedback from agents, dat enkel verkregen feedback van
leidinggevenden en collega’s bevat (Gagné et al., 1997; Morgeson & Humphrey, 2006).
Verder bracht het onderzoek van Wallach et al. (2006) – dat zich ook in de zorgsector
situeerde – kennis aan over een zwak maar bestaand significant verband tussen peer support
en de dimensies van psychological empowerment. Er moet wel opgemerkt worden dat peer
support in dat onderzoek enkel betrekking had op de steun van collega’s, terwijl bij social
support in dit onderzoek ook gefocust wordt op steun van de leidinggevenden, andere mensen
en op de mogelijke vriendschappen met hen. Bovendien gebruikten Wallach et al. (2006) een
ander en ouder meetinstrument, namelijk dat van Abbey et al. (1985). Er kan dus ook
gesuggereerd worden dat de “ruimere” vorm van support in dit onderzoek een grotere
significante impact zal hebben op de dimensies van psychological empowerment.
Tenslotte stellen Chen et al. (2007) in hun onderzoek vast dat individual empowerment de
relatie tussen leader-member exchange (LMX) en individual performance in interdependent
teams deels medieert. Een rechtstreekse relatie tussen interdependence en psychological
empowerment werd hier dus niet onderzocht. Humphrey et al. (2007) vonden wel een
significante invloed van interdependence op de work outcomes performance, wat tevens een
work outcome van psychological empowerment blijkt te zijn (Seibert et al., 2011). Dit wordt
kracht bijgezet door het onderzoek van Sims en Szilagyi (1976) binnen de zorgsector, die ook
significante verbanden vonden tussen dealing with others – een alternatieve naam voor
interdependence (Humprey et al. 2007) – en de work outcomes performance en satisfaction
(Tonges, 1998). Hierdoor groeit het vermoeden van een bestaand verband tussen
interdependence en psychological empowerment.
3.2. Probleemstelling en onderzoek
Er kan besloten worden dat de internationale wetenschappelijke literatuur niet compleet is
betreffende het onderzoek naar positief gerelateerde verbanden tussen de concrete variabelen
feedback from others, social support en interdependence, en de verschillende dimensies van
psychologisch empowerment. Bovendien zou de situering van dit grootschalig onderzoek
binnen de Vlaamse publieke en private woon- en zorgcentra – waarin geen van bovenstaande
25
specifieke en prospectieve verbanden ooit onderzocht geweest zijn – wel eens tot interessante
en innovatieve inzichten kunnen leiden. Vandaar de volgende kernhypothesen:
H1: Social support is positief gerelateerd aan (één of meerdere dimensies van) psychologisch
empowerment.
H2: Interdependence is positief gerelateerd aan (één of meerdere dimensies van)
psychologisch empowerment.
H3: Feedback from others is positief gerelateerd aan (één of meerdere dimensies van)
psychologisch empowerment.
Indien social support, interdependence en feedback from others positief gerelateerd blijken te
zijn aan enkele of alle dimensies van psychologisch empowerment, dan zouden ze eventueel
ook eens samengenomen kunnen worden op slechts één schaal om een verband in het
algemeen na te gaan tussen de social characteristics van job design en psychological
empowerment. Hieruit zou voor de eerste maal geconcludeerd kunnen worden dat er een
(positief) verband bestaat tussen de social characteristics van job design en psychological
empowerment binnen Vlaamse publieke en private woon- en zorgcentra. Vandaar een laatste,
meer algemene hypothese:
H4: Social characteristics van job design zijn positief gerelateerd aan psychologisch
empowerment.
Figuur 6 visualiseert de vooropgestelde hypotheses ter verduidelijking.
Figuur 6. Overzicht onderzoeksmodel.
26
27
METHODOLOGIE
Deze masterproef is tot stand gekomen in het kader van een grootschalig onderzoeksproject
binnen de Master Handelswetenschappen, optie Strategisch Management en de Master
Bestuurskunde en Publiek Management binnen de faculteit Economie en Bedrijfskunde aan
de Universiteit Gent.
Het onderzoeksproject heeft de intentie een gedegen onderzoek uit te voeren naar de
ervaringen van medewerkers (verplegenden/verzorgenden) en leidinggevenden binnen
Vlaamse woon- en zorgcentra betreffende het werken in team, HRM, de prestaties en het
welbevinden van de medewerker in deze organisaties. Vijfendertig studenten van beide
masteropleidingen tekenden vrijwillig in op dit project en kregen van het onderzoeksteam een
unieke en interessante onderzoeksvraag aangeboden (Decramer et al., 2014).
4. Respondenten en procedure
De dataverzameling van het project vond plaats gedurende de periode oktober 2013 – februari
2014 en gebeurde aan de hand van papieren vragenlijsten, die afgenomen werden bij
medewerkers en hun leidinggevenden binnen Vlaamse woon- en zorgcentra. Hierbij moet wel
opgemerkt worden dat deze vragenlijsten vooraf getest werden. Daarna werden de
testresultaten gebruikt om de finale vragenlijst op te stellen.
Elke deelnemer aan dit onderzoek (d.w.z. elke student) kreeg de opdracht om minimum drie
teams te bevragen van minstens tien medewerkers in een Vlaams woon- en zorgcentrum. Dit
betekende dat iedere student minstens drie leidinggevenden en dertig medewerkers zou
bevragen. Uiteindelijk kreeg iedere student vijf organisaties (WZC’s) toegewezen op basis
van hun eigen aangegeven voorkeursregio.
In Vlaanderen zijn er verschillende soorten organisaties actief inzake dienst- en zorgverlening
aan ouderen in woon- en zorgcentra. Dergelijke organisaties kunnen in handen zijn van een
VZW (private non-profit organisaties), een privébestuur met commerciële inslag (private
commerciële organisaties) of een OCMW (publieke organisaties) (Zorgnet Vlaanderen, 2009;
FOD Economie, 2010). Er werden binnen dit grootschalig project geen private commerciële
organisaties bevraagd (Decramer et al., 2014).
Verder koos iedere deelnemende student zelf uit de toegewezen organisaties welke hij of zij
dan ging aanspreken om data te verzamelen. Deze bevraging resulteerde in data van 1095
medewerkers (verplegenden/verzorgenden) en 116 leidinggevenden, verspreid over 116 teams
binnen 69 Vlaamse woon- en zorgcentra. Hierbij werd IBM SPSS software gebruikt om deze
data statistisch te verwerken.
28
Finaal kreeg iedere student een uniek databestand met kernvariabelen en controlevariabelen
toegewezen van een uitsnede van het grote bestand (ad-random steekproef van 251
respondenten binnen het grote bestand van 1095 respondenten), dat pragmatisch afgestemd
was op de student zijn/haar unieke onderzoeksvraag. Binnen dit kleinere databestand werden
de vooropgestelde hypotheses uit het literatuuronderzoek getest. Ook hier werd opnieuw
gebruik gemaakt van IBM SPSS software.
In tabel 1 worden de demografische kenmerken van de 251 respondenten uit de ad-random
steekproef weergegeven. Hieruit kan afgeleid worden dat een ruime 90% van de respondenten
vrouwen waren (92,4%), waarbij ongeveer de helft afkomstig was uit West-Vlaanderen
(48,6%). Daarnaast situeerden de meeste respondenten zich in de categorie 21 – 30 jaar
(33,1%). De gemiddelde leeftijd was 37 jaar ( = 37.71; Sd = 11.27). Meer dan de helft van
deze personen bekleedden een verzorgende functie (56,5%). Verder was ongeveer één derde
actief in een OCMW (37,8%) en twee derde in een VZW (62,2%). Praktisch drie vierde van
alle respondenten beschikten over een diploma “7e
specialisatiejaar” of “hoger niet-
universitair” onderwijs, respectievelijk 37,8% en 33,9%. Slechts weinigen hadden enkel een
diploma lager onderwijs (0,8%) of een hoger universitair diploma (1,2%). Verder werd er
geïnformeerd naar de anciënniteit en de team anciënniteit. Daaruit bleek dat ruim de helft van
de respondenten minder dan tien jaar bij zijn/haar organisatie werkte (gemiddeld twaalf jaar),
en meer dan drie vierde minder dan tien jaar in zijn/haar actueel team (gemiddeld zes jaar).
Tenslotte werd er ook nog gepeild naar het aantal medewerkers binnen het team van de
respondent. Hieruit bleek een team gemiddeld uit vijftien medewerkers te bestaan ( = 15.76;
Sd = 6.631).
X
X
29
Tabel 1. Beschrijvende informatie over de respondenten.
Frequentie
(N=251)
Percentage
Geslacht
( = 0.92; Sd = 0.265)
Man
Vrouw
19
232
7,6%
92,4%
Leeftijd
( = 37.71; Sd = 11.27)
18 – 20 jaar
21 – 30 jaar
31 – 40 jaar
41 – 50 jaar
51 – 60 jaar
1
83
68
52
47
0,4%
33,1%
27,1%
20,7%
18,7%
Functie
( = 0.55; Sd = 0.699)
Verzorgende
Verplegende
Andere
142
79
30
56,5%
31,5%
12,0%
Type organisatie
( = 1.62; Sd = 0.486)
OCMW
VZW
95
156
37,8%
62,2%
Provincie
( = 1.58; Sd = 0.643)
West-Vlaanderen
Oost-Vlaanderen
Antwerpen
Vlaams-Brabant
122
118
6
5
48,6%
47%
2,4%
2%
Hoogst behaalde diploma
( = 3.11; Sd = 0.815)
Lager onderwijs
Secundair onderwijs
7e specialisatiejaar
Hoger niet-universitair
Hoger universitair
Niet beschikbaar
2
60
95
85
3
6
0,8%
24,5%
38,8%
34,7%
1,2%
-
Anciënniteit
( = 12.18; Sd = 10.548)
2 jaar
3 – 10 jaar
11 – 20 jaar
21 – 30 jaar
> 30 jaar
Niet beschikbaar
53
81
50
47
17
3
21,4%
32,6%
20,2%
18,9%
6,9%
-
Team anciënniteit
( = 6.52; Sd = 7.219)
2 jaar
3 – 10 jaar
11 – 20 jaar
21 – 30 jaar
> 30 jaar
Niet beschikbaar
95
96
37
11
4
8
39,1%
39,5%
15,2%
4,6%
1,6%
-
Aantal teamleden
( = 15.76; Sd = 6.631)
10
11 – 20
21 – 30
> 30
Niet beschikbaar
64
115
37
2
33
29,4%
52,7%
17%
0,9%
-
X
X
X
X
X
X
X
£
X
£
X
£
30
31
5. Meetinstrumenten
Om dit onderzoek effectief uit te voeren werd uitsluitend gebruik gemaakt van gevalideerde
meetinstrumenten. Alle items van elk construct werden gemeten op een zevenpunten
Likertschaal, gaande van één (helemaal mee oneens) tot zeven (helemaal eens). Een
aangepaste vragenlijst – waarin de niet relevante variabelen voor dit specifiek onderzoek
achterwege gelaten zijn – is terug te vinden in de addenda (Addenda I).
5.1. Onafhankelijke variabelen
De onafhankelijke variabele in dit onderzoek betreft de social characteristics van job design,
bestaande uit de subvariabelen: interdependency, feedback from others en social support
(exclusief interaction outside the organisation). Om deze (sub)variabelen binnen de
desbetreffende organisatie in kaart te brengen, werd zoals eerder vermeld beroep gedaan op
de schalen die gebruikt werden in de Work Design Questionnaire (WDQ) van Morgeson en
Humphrey (2006). De meetschalen uit de WDQ genieten zowel excellente betrouwbaarheid
als constructvaliditeit doordat zij gevalideerd werden binnen 540 gevestigde bedrijven met
een gezamenlijk aantal van 243 verschillende soorten jobs (Morgeson & Humphrey, 2006).
Een item om de subvariabele interdependency te meten was bijvoorbeeld: “de job van anderen
hangt af van hoe ik mijn werk uitvoer”. Alle andere items bij elke onafhankelijke variabele
kunnen geraadpleegd worden in de aangepaste vragenlijst in de addenda (Addenda I).
Eerst en vooral werd een betrouwbaarheidsanalyse toegepast op elk van deze subvariabelen
om de Cronbach’s Alphas te kunnen afleiden. Deze analyse bracht volgende vaststellingen
aan het licht: interdependency (α = .860), feedback from others (α = .859) en social support (α
= .780). Een betrouwbaarheidsanalyse op de onafhankelijke variabele in zijn geheel
constateerde als volgt: social characteristics van job design (α = .797). Hieruit blijkt dat alle
gebruikte schalen intern consistent zijn (α > .7).
5.2. Afhankelijke variabelen
Psychological empowerment vormt in dit onderzoek de afhankelijke variabele. Om deze
variabele te onderzoeken werd gebruik gemaakt van de Psychological Empowerment Scale
(Spreitzer, 1995). Deze – meest gebruikte – betrouwbare en gevalideerde schaal tracht aan de
hand van twaalf items de vier dimensies van psychological empowerment te reflecteren
(Spreitzer, 2008). De dimensie meaning werd bijvoorbeeld gemeten aan de hand van volgend
item: “het werk dat ik doe is zeer belangrijk voor mij”. Ook deze items zijn allemaal terug te
vinden in de vragenlijst in de addenda (Addenda I).
32
Een afzonderlijke betrouwbaarheidsanalyse van de dimensies van empowerment resulteerde in
volgende Cronbach’s Alphas: meaning (α = .848), competence (α = .879), self-determination
(α = .801) en impact (α = .917). De Cronbach’s Alpha van de Psychological Empowerment
Scale in zijn geheel bedroeg (α = .845). Ook hier kan dus geconcludeerd worden dat alle
gebruikte schalen intern consistent waren (α > .7).
5.3. Controlevariabelen
Aan het einde van de papieren vragenlijsten werden enkele algemene vragen gesteld die
eventueel als controlevariabelen zouden kunnen fungeren. Deze kunnen ook in de
bijgevoegde vragenlijst teruggevonden worden. Zo werd er, zoals tabel 1 aangaf, gepeild naar:
het geslacht van de respondenten (0 = man; 1 = vrouw); de geboortedatum om de actuele
leeftijd te kunnen bepalen; de anciënniteit van de respondenten, zowel bij de organisatie als
binnen het huidige team; en het aantal medewerkers binnen hun team. Daarnaast werden nog
enkele nieuwe en relevante dummy’s aangemaakt op basis van tabel 1, zoals voor de functie
(0 = verzorgende; 1 = verplegende en andere), het hoogst behaalde diploma (0 = lager
geschoold; 1 = hoger geschoold) en het type organisatie (0 = OCMW; 1 = VZW).
33
RESULTATEN
Tabel 2 betreft de correlatiematrix waarin alle variabelen die in dit onderzoek gebruikt werden
terug te vinden zijn. Hier worden onder meer de gemiddelden, de standaardafwijkingen en de
Pearson Correlatiecoëfficienten – die de samenhang tussen de verschillende variabelen
aangeeft – weergegeven. Tevens worden de Cronbach’s Alphas nogmaals vermeld.
Uit deze tabel kan afgeleid worden dat er heel wat positieve en significante correlaties
optreden tussen feedback from others en social support, en (de dimensies van) psychological
empowerment. Daarnaast blijken er ook significante correlaties te bestaan tussen de
onafhankelijke, afhankelijke en controlevariabelen onderling. Van Bavel (2006) merkt op dat
deze vaststelling aanleiding kan geven tot multicollineariteit. Dit is een situatie waarin
meerdere (verklarende) variabelen onderling sterk samenhangen, waardoor een
regressieanalyse belemmerd zou kunnen worden. Daarom werd bij elk model (die verder
besproken worden) tijdens de regressieanalyse ook een collinearity diagnostic- test
uitgevoerd, waaruit bleek dat er geen gevaar was voor multicollineariteit omdat geen enkele
VIF-waarde groter was dan tien en geen enkele tolerantiewaarde kleiner dan 0.20 (Gujarati,
1995; O’brien, 2007).
In de tabellen 3 – 6 kan men de β- waarden terugvinden van alle lineaire regressies die
uitgevoerd werden inzake de vier verschillende dimensies van psychological empowerment,
die elk op zich als een afhankelijke variabele beschouwd werden. Hierbij werd telkens
gebruik gemaakt van vijf modellen. In het eerste model werd er gekeken of de opgenomen
controlevariabelen een significante invloed hadden op de desbetreffende afhankelijke
variabele (dimensie van psychological empowerment). Daarna werd er bij elk model, naast de
controlevariabelen, telkens één onafhankelijke variabele afzonderlijk toegevoegd, louter ter
informatie. In het vijfde model werden de onafhankelijke variabelen gezamenlijk toegevoegd.
Vervolgens werd bij alle modellen onderaan de tabel de determinatiecoëfficient (R²) en de
gecorrigeerde determinatiecoëfficient (Adj. R²) weergegeven, die aangeven hoeveel percent
van de variantie bij de afhankelijke variabele verklaard kan worden door de predictoren.
Tenslotte werd de F-waarde bijgevoegd om al dan niet de significantie van het model te
kunnen achterhalen.
De eerste vijf modellen uit tabel 7 zijn simultaan opgebouwd met de modellen uit de vorige
tabellen. Echter, hier werden de vier dimensies van psychological empowerment bij elkaar
genomen en weergegeven in één afhankelijke variabele. In model zes werden de drie
onafhankelijke variabelen samengenomen in één onafhankelijke variabele (social
characteristics), om de algemene impact van de social characteristics van job design op
psychological empowerment te bekijken.
34
Tabel 2. Gemiddelden, standaardafwijkingen, correlaties en Cronbach’s Alphas.
Variabele M. Sd. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17.
1. Empowerment 5.48 0.63 (.845)
2. Meaning 6.10 0.74 .586** (.848)
3. Competence 6.17 0.65 .647** .418** (.879)
4. Self-determination 5.54 0.99 .753** .271** .286** (.801)
5. Impact 4.13 1.15 .771** .153* .327** .442** (.917)
6. Type organisatie (*) 0.62 0.49 .014 .102 .041 -.058 -.008 -
7. Scholingsgraad (*) 0.36 0.48 .020 -.070 -.065 .012 .116 .001 -
8. Functie (*) 0.43 0.50 .045 -.101 -.044 .059 .140* -.095 .840** -
9. Geslacht (*) 0.92 0.26 -.005 .237** -.042 -.022 -.122 .087 -.037 -.023 -
10. Anciënniteit 12.18 10.55 .073 .066 .031 .021 .070 -.157* .136* .099 .098 -
11. Team anciënniteit 6.52 7.22 .027 .113 .000 -.037 .019 -.066 -.028 -.055 .112 .636** -
12. ♯ Teamleden 15.76 6.63 -.014 .046 -.046 -.001 -.043 -.309** -.057 -.108 -.010 .145* .087 -
13. Leeftijd 37.71 11.27 .030 .093 -.003 -.024 .017 -.141** .273** .248** .129* .758** .460** .095 -
14. Social characteristics 4.33 0.67 .333** .175** .150* .187** .388** .047 .032 .019 -.063 -.092 -.057 -.053 -.122 (.797)
15. Interdependency 3.44 1.13 .037 -.065 -.045 -.003 .159* -.014 .105 .102 -.117 -.091 -.098 -.091 -.050 .706** (.860)
16. Feedback from others 3.98 1.19 .321** .194** .131* .194** .340** .079 .035 -.007 .060 -.008 -.038 .033 -.015 .716** .223** (.859)
17. Social support 5.45 0.78 .373** .292** .264** .232** .295** .039 -.106 -.095 -.037 -.076 .048 -.022 -.196** .533** -.055 .291** (.780)
Note: N = 251. * p < .05 (2-tailed); ** p < .01 (2-tailed). Cronbach’s Alphas worden tussen haakjes weergegeven op de hoofddiagonaal.
(*) Zijn dummy variabelen, gecodeerd als: type organisatie (0 = OCMW; 1 = VZW); scholingsgraad (0 = lager geschoold; 1 = hoger geschoold); functie (0 = verzorgende; 1 =
verplegende en andere); en geslacht (0 = man; 1 = vrouw).
35
Tabel 3. Lineaire regressieanalyses.
Meaning
Model 1 Model 2 Model 3 Model 4 Model 5
Controlevariabelen β β β β β
Type organisatie 0.07
0.07 0.06 0.07 0.07
Scholingsgraad 0.03
0.03
-0.01
0.06
0.03
Functie -0.13
-0.12
-0.08
-0.15
-0.11
Geslacht 0.24**
0.23**
0.22**
0.23***
0.22**
Anciënniteit -0.11
-0.11
-0.15
-0.10
-0.12
Team anciënniteit 0.08
0.08
0.10
0.03
0.05
♯ Teamleden 0.07
0.07
0.07
0.07
0.07
Leeftijd 0.14
0.14
0.17
0.22*
0.22*
Onafhankelijke variabelen
Interdependency -0.03
-0.06
Feedback from others 0.23**
0.15*
Social support 0.32***
0.26***
R² 0.098 0.099 0.148 0.193 0.211
Adj. R² 0.062 0.058 0.109 0.157 0.167
F-waarde 2.709** 2.427* 3.837*** 5.304*** 4.803***
* p < .05; ** p < .01; *** p < .001.
36
Tabel 4. Lineaire regressieanalyses.
Competence
Model 1 Model 2 Model 3 Model 4 Model 5
Controlevariabelen β β β β β
Type organisatie 0.02
0.02
0.02
0.02
0.02
Scholingsgraad -0.08
-0.08
-0.11
-0.06
-0.07
Functie 0.04
0.05
0.07
0.02
0.05
Geslacht -0.03
-0.04
-0.04
-0.03
-0.05
Anciënniteit 0.12
0.12
0.10
0.14
0.12
Team anciënniteit -0.02
-0.02
-0.01
-0.07
-0.05
♯ Teamleden -0.05
-0.05
-0.05
-0.05
-0.05
Leeftijd -0.07
-0.08
-0.05
-0.01
-0.01
Onafhankelijke variabelen
Interdependency -0.07
-0.09
Feedback from others 0.15*
0.08
Social support 0.28***
0.24**
R² 0.011 0.016 0.032 0.083 0.092
Adj. R² -0.029 -0.029 -0.012 0.041 0.042
F-waarde 0.265 0.358 0.732 1.992* 1.822
* p < .05; ** p < .01; *** p < .001.
37
Tabel 5. Lineaire regressieanalyses.
Self-determination
Model 1 Model 2 Model 3 Model 4 Model 5
Controlevariabelen β β β β β
Type organisatie 0.03
0.03
0.02
0.03
0.03
Scholingsgraad -0.17
-0.17
-0.22
-0.15
-0.19
Functie 0.21
0.21
0.26*
0.19
0.24
Geslacht 0.01
0.01
-0.01
0.01
-0.01
Anciënniteit 0.18
0.18
0.14
0.19
0.16
Team anciënniteit -0.09
-0.09
-0.07
-0.13
-0.10
♯ Teamleden 0.02
0.02
0.02
0.02
0.02
Leeftijd -0.14
-0.14
-0.10
-0.08
-0.07
Onafhankelijke variabelen
Interdependency 0.00
-0.04
Feedback from others 0.26***
0.21**
Social support 0.25***
0.18*
R² 0.025 0.025 0.092 0.086 0.120
Adj. R² -0.014 -0.019 0.051 0.044 0.071
F-waarde 0.642 0.568 2.234* 2.068* 2.448**
* p < .05; ** p < .01; *** p < .001.
38
Tabel 6. Lineaire regressieanalyses.
Impact
Model 1 Model 2 Model 3 Model 4 Model 5
Controlevariabelen β β β β β
Type organisatie 0.00
-0.00
-0.00
0.01
0.01
Scholingsgraad -0.08
-0.09
-0.16
-0.05
-0.11
Functie 0.22
0.21
0.30*
0.20
0.25*
Geslacht -0.09
-0.08
-0.12
-0.09
-0.11
Anciënniteit 0.15
0.14
0.07
0.16
0.10
Team anciënniteit 0.00
0.00
0.03
-0.05
-0.02
♯ Teamleden -0.04
-0.03
-0.04
-0.04
-0.03
Leeftijd -0.10
-0.08
-0.05
-0.02
0.01
Onafhankelijke variabelen
Interdependency 0.15*
0.10
Feedback from others 0.38***
0.27***
Social support 0.36***
0.27***
R² 0.044 0.065 0.184 0.164 0.248
Adj. R² 0.005 0.023 0.147 0.126 0.206
F-waarde 1.133 1.537 4.950*** 4.309*** 5.876***
* p < .05; ** p < .01; *** p < .001.
39
Tabel 7. Lineaire regressieanalyses.
Empowerment
Model 1 Model 2 Model 3 Model 4 Model 5 Model 6
Controlevariabelen β β β β β β
Type organisatie 0.03
0.03
0.02
0.04
0.03
0.03
Scholingsgraad -0.12
-0.12
-0.19
-0.08
-0.14
-0.14
Functie 0.16
0.15
0.23
0.13
0.19
0.15
Geslacht 0.03
0.03
-0.00
0.02
0.00
0.03
Anciënniteit 0.14
0.14
0.08
0.17
0.12
0.12
Team anciënniteit -0.02
-0.02
0.00
-0.09
-0.06
-0.04
♯ Teamleden 0.00
0.01
0.00
0.00
0.00
0.02
Leeftijd -0.08
-0.07
-0.02
0.02
0.03
0.01
Onafhankelijke variabelen
Interdependency 0.04
-0.02
Feedback from others 0.37***
0.26***
Social support 0.41***
0.32***
Social characteristics 0.36***
R² 0.015 0.016 0.148 0.175 0.231 0.141
Adj. R² -0.024 -0.028 0.109 0.137 0.188 0.102
F-waarde 0.386 0.370 3.833*** 4.679*** 5.376*** 3.628***
* p < .05; ** p < .01; *** p < .001.
40
De eerste hypothese stelde dat social support positief gerelateerd was aan (één of meerdere
dimensies van) psychological empowerment. De resultaten van de regressieanalyse tonen aan
dat social support een positieve en significante invloed heeft op alle vier de dimensies van
psychological empowerment, waardoor de hypothese dus bevestigd wordt. Dit betekent dat
hoe meer social support iemand in de organisatie ondervindt, hoe meer hij/zij alle vier de
dimensies van psychological empowerment ervaart (tabel 3, model 4: β = 0.32, p < .001 en
model 5: β = 0.26, p < .001; tabel 4, model 4: β = 0.28, p < .001; tabel 5, model 4: β = 0.25,
p < .001 en model 5: β = 0.18, p < 0.05; tabel 6, model 4: β = 0.36, p < .001 en model 5: β =
0.27, p < .001). Model 4 en 5 in tabel 7 tonen verder ook een positieve en significante impact
van social support op psychological empowerment als algehele afhankelijke (tabel 7, model 4:
β = 0.41, p < .001 en model 5: β = 0.32, p < .001).
In de tweede hypothese werd een positief verband geïnsinueerd tussen interdependence en
(één of meerdere dimensies van) psychological empowerment. Deze hypothese wordt in dit
onderzoek nergens bevestigd, aangezien geen enkel model een positieve significante impact
aantoont van interdependence op (één of meerdere dimensie van) psychological
empowerment.
Hypothese 3 wordt dan weer wel bevestigd. Uit de onderzoeksbevindingen blijkt dat feedback
from others een positieve invloed heeft op drie dimensies van psychological empowerment,
namelijk: meaning, self-determination en impact (tabel 3, model 3: β = 0.23, p < .01 en model
5: β = 0.15, p < .05; tabel 5, model 3: β = 0.26, p < .001 en model 5: β = 0.21, p < .01; tabel
6, model 3; β = 0.38, p < .001 en model 5: β = 0.27, p < .001 ). Dit betekent dat wanneer men
meer feedback van anderen krijgt binnen de organisatie, men deze drie dimensies van
psychological empowerment meer zal ervaren. Tevens wordt in model 3 en 5 van tabel 7 nog
eens het significante positieve effect gedemonstreerd van feedback from others op
psychological empowerment in het algemeen (tabel 7, model 3: β = 0.37, p < .001 en model 5:
β = 0.26, p < .001).
Tenslotte blijkt uit de toetsing van hypothese 4 dat de social characteristics van job design in
het algemeen een positieve en significante invloed uitoefenen op psychological
empowerment, waarbij deze laatste hypothese dus ook bevestigd wordt (tabel 7, model 6: β =
0.36, p < .001). Dus, wanneer men meer social characteristics van job design ervaart, zal men
zich meer empowered voelen. Model 5 in tabel 7 heeft voor de mate van psychological
empowerment een verklarende waarde van 18,8% (Adj. R² = .188).
Na de toetsing van de vooropgestelde hypotheses kunnen nog enkele andere vaststellingen
gedaan worden. Model 1 – 5 in tabel 3 tonen aan dat er een positief significant verband
bestaat tussen geslacht en de meaning- dimensie. Dit wil zeggen dat vrouwen meer betekenis
percipiëren over hun job. Tevens toont model 4 – 5 in tabel 3 een positief en significant
41
verband tussen leeftijd en de meaning- dimensie. Hieruit kan afgeleid worden dat hoe ouder
men is, hoe meer zinvolheid men ervaart bij het uitoefenen van de job. Tenslotte werd een
positief significant verband gevonden tussen de functie en de dimensies self-determination en
impact (cfr. tabel 5 en tabel 6). Verpleegkundigen en anderen ervaren dus meer – in
vergelijking met verzorgenden – het gevoel dat ze impact hebben op de organisatie, alsook
een gevoel van autonomie.
In onderstaande figuren worden de concrete vaststellingen uit dit onderzoek nogmaals
gevisualiseerd:
Figuur 7. Primaire onderzoeksbevindingen.
Tenslotte is het belangrijk om te vermelden dat alle regressieanalyses achteraf nogmaals
uitgevoerd werden met de exclusie van de controlevariabelen. Ook deze analyses bevestigden
alle primaire onderzoeksbevindingen. Dit wordt aangetoond met een extra resultatentabel, te
vinden in de addenda (Addenda II).
Figuur 8. Secundaire onderzoeksbevindingen.
42
43
DISCUSSIE
Het effect van job design characteristics op verschillende work outcome variabelen zoals
performance, satisfaction en commitment werd in voorgaande onderzoeken reeds meerdere
malen bestudeerd (Hackman & Oldham, 1976; Fried & Ferris, 1987 in: Humphrey et al.,
2007). Ook de relatie tussen job characteristics en empowerment werd grondig nagegaan in
de literatuur (Liden et al., 1996; Gagné et al., 1997, Seibert et al., 2011). Uit deze
onderzoeken bleek dat de job characteristics een significante en positieve impact hadden op
bovenstaande work outcome variabelen en empowerment, die op hun beurt dan ook een
positieve invloed uitoefenden op de effectiviteit van de organisatie (Johari & Yahya, 2009).
Dit onderzoek had als doel een verband te analyseren tussen de social characteristics van job
design en de dimensies van psychological empowerment. Daarvoor werden de hypothesen uit
dit onderzoek gebaseerd op informatie uit de internationale wetenschappelijke literatuur. Zo
werd er nagegaan of interdependence, social support en feedback from others een positieve
impact hadden op meaning, competence, self-determination en impact, die samen de vier
dimensies van psychological empowerment vormen (Spreitzer, 1995; Thomas & Velthouse,
1990). De relaties tussen deze specifieke variabelen werden nog niet bestudeerd – en zeker
niet binnen de Vlaamse woon- en zorgcentra – waardoor er een nieuwe bijdrage geleverd
wordt aan de literatuur.
De resultaten van dit onderzoek bevestigden de verwachtingen uit hypothese 1 volledig.
Social support bleek positief en significant gerelateerd te zijn aan elk van de vier dimensies
van psychological empowerment. Deze bevindingen zijn consistent met het gelijkaardige
onderzoek van Wallach et al. (2006), dat reeds besproken werd in sectie 3.1. van de
literatuurstudie. Het vermoeden van een grotere significante impact op empowerment – door
het gebruik van social support in dit onderzoek in plaats van peer support in het onderzoek
van Wallach et al. (2006) – wordt uit de resultatenanalyse van beide onderzoeken dan ook
geconfirmeerd.
De verwachtingen uit hypothese 2 werden daarentegen niet ingewilligd. Interdependence
bleek aan geen enkele dimensie van psychological empowerment gerelateerd te zijn. Seibert et
al. (2011) bevestigden reeds een relatief gebrek van onderzoek naar deze betrekking, wat een
belemmering vormt als men wilt terugkoppelen naar de literatuur. Het is wel opmerkelijk dat
het gemiddelde van de interdependence schaal noch naar de positieve, noch naar de negatieve
zijde helt (3,2). Dit kan eventueel toegeschreven worden aan het gebruik van een niet
relevante meetschaal. Daarom kan het in verder onderzoek aangeraden zijn om binnen de
zorgsector te opteren voor een andere meetschaal voor interdependence dan deze van
Morgeson & Humphrey (2006).
44
Hypothese 3 werd wel bevestigd. Feedback from others werd positief geassocieerd met de
meaning, impact- en self-determination dimensie van psychological empowerment. Gagné et
al. (1997) kunnen deze bevindingen met hun gelijkaardig onderzoek (zie sectie 3.1.) enkel
staven voor de relatie tussen feedback from agents en de meaning en impact dimensie van
empowerment. Het feit dat dit onderzoek een extra relatie tussen feedback from others en self-
determination constateert kan dus enerzijds te wijten zijn aan het gebruik van de “ruimere”
variabele feedback from others (zie sectie 3.1.). Anderzijds kan dit ook te wijten zijn aan het
feit dat dit onderzoek zich afspeelt in de zorgsector waardoor deze relatie dus zorgsector
specifiek zou kunnen zijn.
Tenslotte voldeed hypothese 4 ook aan de verwachtingen. De social characteristics van job
design werden in het algemeen geassocieerd met een toenemende perceptie van psychological
empowerment. Er moet wel opgemerkt worden dat het model waarin de social characteristics
van job design samengenomen werden, een minder verklarende kracht had in de variantie van
psychological empowerment dan wanneer men de social characteristics elk afzonderlijk
toevoegde (zie model 5 – 6 in tabel 7). Hieruit kan besloten worden dat het voor toekomstig
onderzoek aangeraden is om de social characteristics afzonderlijk te bekijken.
Beperkingen en verdere onderzoeksrichtingen
Een eerste tekortkoming betreft het feit dat dit een cross-sectioneel onderzoek is. De
respondenten werden slechts éénmalig schriftelijk bevraagd waardoor wijzigingen niet
konden worden geregistreerd. Dit gegeven zorgt ervoor dat er geen causale verbanden kunnen
gelegd worden (Bowen & Wiersema, 1999). Een longitudinaal onderzoek is bijgevolg sterk
aangewezen.
De generaliseerbaarheid van dit onderzoek kan een andere tekortkoming zijn. 92% van de
respondenten waren vrouwen. Dit probleem werd mogelijks wel verholpen door het feit dat er
een redelijk grote sample gebruikt werd met respondenten van 69 verschillende Vlaamse
woon- en zorgcentra, wat aantont dat de zorgsector een vrouwelijke sector is (Bureau of
Labor Statistics, 2007; Rombouts, 2012. Daardoor kan er gesteld worden dat de bevindingen
uit dit onderzoek te veralgemenen zijn naar alle Vlaamse publieke en private woon- en
zorgcentra. Echter, dit moet met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden aangezien de
zorgsector een zéér complexe en specifieke omgeving is (Wisegeek, 2014).
Door het gebruik van één methode om data te verzamelen in dit onderzoek is er mogelijks
ook monomethodevariantie opgetreden, waardoor de interne- en constructvaliditeit aangetast
zou kunnen zijn. Monomethodevariantie treedt op wanneer bijvoorbeeld sociale wenselijkheid
invloed heeft op de constructen (Spector, 2006), of wanneer er meerdere constructen bevraagd
45
worden op hetzelfde moment in dezelfde vragenlijst. Het gebruik van meerdere
controlevragen en meerdere methodes voor dataverzameling of het uitvoeren van een
longitudinaal onderzoek zijn mogelijke manieren om dit te verhelpen in toekomstig
onderzoek.
De drie social characteristics van job design uit de WDQ van Morgeson & Humphrey (2006)
waren in dit onderzoek echter de enige onafhankelijke variabelen. De internationale
wetenschappelijke literatuur toont ook andere job characteristics (motivational- en work
context characteristics) die invloed hebben op psychological empowerment (Humphrey et al.,
2007; Seibert et al., 2011). Deze werden in het kader van dit onderzoek niet besproken. Het
includeren van deze variabelen bij verder onderzoek binnen de zorgsector zou misschien nog
een grotere variantie in psychological empowerment kunnen verklaren.
Tenslotte heeft de literatuur omtrent dit thema ook notie over een soort omgekeerd verband.
Medewerkers die al empowered zijn zouden hun werkomgeving kunnen uitzoeken en
vormgeven om nog een hoger empowermentgehalte te bereiken. Met betrekking tot deze
relatie is tot op de dag van vandaag wel nog maar weinig gekend (Spreitzer & Quinn, 1996 in:
Spreitzer, 2008), en zou onderzoek hiernaar ook interessante- en nieuwe inzichten kunnen
bijbrengen aan de literatuur.
46
47
CONCLUSIE
De resultaten van dit onderzoek tonen aan dat vooral de optimalisering van social support en
feedback from others belangrijk zijn om een hogere perceptie van psychological
empowerment na te streven bij medewerkers in de zorgsector. Het is dan ook belangrijk dat
(HR-)managers of andere leidinggevenden hiermee rekening zullen houden, en deze
effectieve HR-managementtechniek ook daadwerkelijk zullen toepassen. Dit zal uiteindelijk
positieve gevolgen met zich meebrengen voor de gehele organisatie op zich. Verder wordt
hiermee dus ook de algemene kennis inzake de social characteriscs van job design en hun
invloed op psychological empowerment binnen de zorgsector uitgebreid.
48
XLIX
REFERENTIELIJST
Wetenschappelijke artikels
Aryee, S., & Chen, Z. X. (2006). Leader–member exchange in a Chinese context:
antecedents, the mediating role of psychological empowerment and outcomes. Journal of
business research, 59(7), 793-801.
Boxall, P., & Purcell, J. (2003). Strategy and human resource management. Industrial
& labor relations review, 57(1), 84.
Bowen, H. P., & Wiersema, M. F. (1999). Matching method to paradigm in strategy
research: Limitations of cross-sectional analysis and some methodological alternatives.
Strategic management journal, 20(7), 625-636.
Casey, M., Saunders, J. en O’Hara T., (2010). Impact of critical social empowerment
on psychological empowerment and job satisfaction in nursing and midwifery settings.
Journal of nursing management, 18, 24-34.
Chen, G., Kirkman, B. L., Kanfer, R., Allen, D., & Rosen, B. (2007). A multilevel
study of leadership, empowerment, and performance in teams. Journal of applied psychology,
92(2), 331.
Corsun, D. L., & Enz, C. A. (1999). Predicting psychological empowerment among
service workers: The effect of support-based relationships. Human relations, 52(2), 205-224.
Dewettinck, K., Singh, J., & Buyens, D. (2003). Psychological empowerment in the
workplace: Reviewing the empowerment effects on critical work outcomes. Europe-asia
studies, 16(1), 241-264.
Gagné, M., Senécal, C. B., & Koestner, R. (1997). Proximal job characteristics,
feelings of empowerment, and intrinsic motivation: A multidimensional model. Journal of
applied social psychology, 27(14), 1222-1240.
Gibson, C. H. (1991). A concept analysis of empowerment. Journal of advanced
nursing, 16(3), 354-361.
Gujarati, D. N. (1995). Basic econometrics. Tata McGraw-Hill Education.
L
Humphrey, S. E., Nahrgang, J. D., & Morgeson, F. P. (2007). Integrating motivational,
social, and contextual work design features: a meta-analytic summary and theoretical
extension of the work design literature. Journal of applied psychology, 92(5), 1332.
Johari, J., & Yahya, K. K. (2009). Linking organizational structure, job characteristics,
and job performance Constructs: a proposed framework. International journal of business and
management, 4(3), P145.
Joiner, T. A., & Bartram, T. (2004). How empowerment and social support affect
Australian nurses' work stressors. Australian health review, 28(1), 56-64.
Kiggundu, M. N. (1983). Task interdependence and job design: Test of a theory.
Organizational behavior and human performance, 31(2), 145-172.
Koberg, C. S., Boss, R. W., Senjem, J. C., & Goodman, E. A. (1999). Antecedents and
outcomes of empowerment empirical evidence from the healthcare industry. Group &
organization management, 24(1), 71-91.
Köksal, M. H., & Özgül, E. (2007). The relationship between marketing strategies and
performance in an economic crisis. Marketing intelligence & planning, 25(4), 326-342.
Kuokkanen, L., Leino-Kilpi, H., & Katajisto, J. (2002). Do nurses feel empowered?
Nurses' assessments of their own qualities and performance with regard to nurse
empowerment. Journal of professional nursing, 18(6), 328-335.
Li, I. C., Kuo, H. T., Huang, H. C., Lo, H. L., & Wang, H. C. (2013). The mediating
effects of structural empowerment on job satisfaction for nurses in long‐ term care facilities.
Journal of nursing management, 21(3), 440-448.
Liden, R. C., Wayne, S. J., & Sparrowe, R. T. (2000). An examination of the
mediating role of psychological empowerment on the relations between the job, interpersonal
relationships, and work outcomes. Journal of applied psychology, 85(3), 407.
Morgeson, F. P., & Humphrey, S. E. (2006). The Work Design Questionnaire (WDQ):
Developing and validating a comprehensive measure for assessing job design and the nature
of work. Journal of applied psychology, 91(6), 1321-1339.
O’brien, R. M. (2007). A caution regarding rules of thumb for variance inflation
factors. Quality & quantity, 41(5), 673-690.
LI
Oyeleye, O., Hanson, P., O’Connor, N., & Dunn, D. (2013). Relationship of
workplace incivility, stress, and burnout on nurses’ turnover intentions and psychological
empowerment. Journal of nursing administration, 43(10), 536-542.
Parker, S. K., Wall, T. D., & Cordery, J. L. (2001). Future work design research and
practice: Towards an elaborated model of work design. Journal of occupational and
organizational psychology, 74(4), 413-440.
Rappaport, J. (1984). Studies in empowerment: introduction to the issue. Prevention in
human services, 3, 1–7.
Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2001). On happiness and human potentials: A review of
research on hedonic and eudaimonic well-being. Annual review of psychology, 52(1), 141-
166.
Shattell, M. (2004). Nurse–patient interaction: a review of the literature. Journal of
clinical nursing, 13(6), 714-722.
Simpson, M. R. (2009). Predictors of work engagement among medical-surgical
registered nurses. Western journal of nursing research, 31(1), 44-65.
Seibert, S. E., Wang, G., & Courtright, S. H. (2011). Antecedents and consequences of
psychological and team empowerment in organizations: a meta-analytic review. Journal of
applied psychology, 96(5), 981.
Slack, N., Chambers, S., & Johnston, R. (2007). Operations management. Pearson
Education.
Spence Laschinger, H. K., Leiter, M., Day, A., & Gilin, D. (2009). Workplace
empowerment, incivility, and burnout: Impact on staff nurse recruitment and retention
outcomes. Journal of nursing management, 17(3), 302-311.
Spreitzer, G. M. (1995). Psychological empowerment in the workplace: Dimensions,
measurement, and validation. The academy of management journal, 38, 1442-1465.
Spreitzer, G. M. (2008). Taking stock: A review of more than twenty years of research
on empowerment at work. Handbook of organizational behavior, 54-73.
LII
Spreitzer, G. M., Kizilos, M. A., & Nason, S. W. (1997). A dimensional analysis of
the relationship between psychological empowerment and effectiveness satisfaction, and
strain. Journal of management, 23(5), 679-704.
Taplin, S. H., Foster, M. K., & Shortell, S. M. (2013). Organizational leadership for
building effective health care teams. The Annals of Family Medicine, 11(3), 279-281.
Thomas, K. W., & Velthouse, B. A. (1990). Cognitive elements of empowerment: An
"interpretive" model of intrinsic task motivation. Academy of management review, 666-681.
Tonges, M. C., Rothstein, H., & Carter, H. K. (1998). Sources of satisfaction in
hospital nursing practice: a guide to effective job design. Journal of nursing administration,
28(5), 47-61.
Tyler, D. A., Parker, V. A., Engle, R. L., Brandeis, G. H., Hickey, E. C., Rosen, A. K.,
... & Berlowitz, D. R. (2006). An exploration of job design in long-term care facilities and its
effect on nursing employee satisfaction. Health care management review, 31(2), 137-144.
Van Bavel, J. (2006). Multicausaliteit en multicollineariteit bij meervoudige regressie.
Tijdschrift voor sociologie, 27(4), 351-375.
Van Regenmortel, T. (2003). Empowerment in de praktijk van het OCMW.
Wallach, V. A., & Mueller, C. W. (2006). Job characteristics and organizational
predictors of psychological empowerment among paraprofessionals within human service
organizations: An exploratory study. Administration in social work, 30(1), 95-115.
Wilkinson, A. (1998). Empowerment: theory and practice. Personnel review, 27(1),
40-56.
Zimmerman, M. A. (2000). Empowerment theory. In handbook of community
psychology (pp. 43-63). Springer US.
Zimmerman, M. A. (1995). Psychological empowerment: issues and illustrations.
American journal of community psychology, 23(5), 581-599.
LIII
Papers
Alblas, K. (2006). Empowerment door management development, URL:
<thesis.eur.nl/pub/4054/7925_ddb8d328107d06b8869c23fbfc28c673.pdf>. (07/12/2013).
Bailey, M. L. (1997). Performance technology and training, URL:
<http://www.cedu.niu.edu/~bailey/ftf564/jobdes.pdf>. (15/12/2013).
Boumans, J. (2012). Naar het hart van empowerment. Een onderzoek naar de
grondslagen van empowerment van kwetsbare groepen, URL: <www.socius.be/tiki-
download_item_attachment.php?attId=222>. (10/02/2014).
Decramer, A. (2014). Human Resource Management binnen Vlaamse woon- en
zorgcentra.
Seeuws, M. (2013). Een geïntegreerde literatuurstudie van het onderzoek naar de
mediërende rol van empowerment in de relatie tussen LMX en prestaties. (02/12/2013).
Internetbronnen
Bureau of Labor Statistics (2007). Women and employment by industry, URL: <
http://www.bls.gov/opub/ted/2009/jan/wk1/art03.htm>. (21/05/2014).
PriceWaterhouseCoopers (2009). Vergrijzing van morgen, innovatie vandaag.
Visiedocument gezondheidszorg, URL: <http://www.pwc.nl/nl_NL/nl/assets/documents/pwc-
vergrijzing-gz.pdf>. (20/05/2014).
Rombouts, M. (2012). Feminisering: welke impact op de gezondheidszorg, URL: <
http://www.rosadoc.be/pdf/verslagen/Symposiumfeminiseringgezondheidszorg_brussel18092
012.pdf>. (21/05/2014).
Wisegeek (2014). What are the typical organizational structures in healthcare?, URL
<http://www.wisegeek.com/what-are-the-typical-organizational-structures-in-
healthcare.htm>. (21/05/2014).
LIV
LV
LIJST VAN ADDENDA
Addenda I: aangepaste vragenlijst
LVI
LVII
LVIII
Bevraging van de afhankelijke variabele: psychological empowerment.
Opmerking: de eerste drie items bevragen de meaning- dimensie, de volgende drie de competence-
dimensie, de daaropvolgende drie de self-determination- dimensie en de laatste drie de impact- dimensie.
Bevraging van de onafhankelijke variabele: interdependency.
LIX
Bevraging van de onafhankelijke variabele: feedback from others.
Bevraging van de onafhankelijke variabele: social support.
LX
Bevraging van de verschillende controlevariabelen.
LXI
LXII
LXIII
Addenda II: extra resultatentabel
Tabel 8. Extra resultatentabel.
Meaning Competence Self-determination Impact Empowerment
Controlevariabelen β β β β β
Type organisatie
Scholingsgraad
Functie
Geslacht
Anciënniteit
Team anciënniteit
♯ Teamleden
Leeftijd
Onafhankelijke variabelen
Interdependency -0.08 -0.05 -0.02 0.12 0.01
Feedback from others 0.14* 0.07 0.14* 0.25*** 0.23***
Social support 0.25*** 0.24*** 0.19** 0.24*** 0.31***
R² 0.105 0.075 0.072 0.174 0.188
Adj. R² 0.094 0.064 0.061 0.164 0.178
F-waarde 9.660*** 6.686*** 6.372*** 17.278*** 19.106***
* p < .05; ** p < .01; *** p < .001.