Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

download Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

of 33

Transcript of Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

  • 8/8/2019 Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

    1/33

    Houtskoolschets Windstreek 2011

    De Friese visie op windenergie:Mear enerzjy mei minder wynmnen

    Behandeld door GS op 7 december 2010

  • 8/8/2019 Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

    2/33

    2

  • 8/8/2019 Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

    3/33

    3

    Inhoudsopgave:

    1. Inleiding 5

    1.1 Uitdaging 51.2 Houtskoolschets als voorzet vanuit de provincie 51.3 Kaders voor nieuw beleid 51.4 Op weg naar nieuw beleid 61.5 Leeswijzer 6

    Hoofdstuk:

    2. De Friese visie op windenergie: Mear enerzjy mei minder wynmnen 7

    3. Kaart 11

    4. Windenergie ten opzichte van andere vormen van duurzame energie 13

    4.1 Energiemix 134.2 Doelstelling windenergie 2020 144.3 Wind op zee 14

    4.3.1 Verkenning deelname in wind op zee 15

    5. Locaties voor windenergie in Frysln 17

    5.1 De gebieden uitgaande van de landschapstypen 175.1.1 Opstellingen binnen IJsselmeer 175.1.2 Opstellingen binnen het Kleigebied 185.1.3 Uitzondering klaverblad Heerenveen 18

    5.2 Gebieden met planologische beperkingen 195.2.1 Waddenzee 195.2.2 Defensie belangen 195.2.3 Nationale landschappen 195.2.4 Natura 2000 gebieden 195.2.5 Ecologische Hoofdstructuur 195.2.6 Stiltegebieden 20

    5.3 Saneren van bestaande molens 205.4 Uitvoering 20

    6. Relatie met omwonenden 21

    6.1 Relatie windturbine en omwonenden 216.1.1 Visuele aspecten 216.1.2.Geluid 216.1.3 Veiligheid 22

    7. Saneren en participeren 23

    7.1 Expertmeeting saneren windmolens 237.1.1 Sanering zonder de koppeling aan projecten 237.1.2 Sanering met koppeling aan projecten 23

    7.2 Organisatie van de sanering 247.3 Saneringspotentieel 247.4 Participatie door omwonenden 25

    7.4.1 Participatie in planning 25

  • 8/8/2019 Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

    4/33

    4

    7.4.2 Financile participatie 25

    8. Bestaande initiatieven 27

    8.1 Bestaande initiatieven in relatie tot nieuw beleid 278.2 Duidelijkheid voor lopende initiatieven voor windclusters 27

    Bijlagen:

    1. Kaders Provinciale Staten2. Managementsamenvatting rapport KNN

  • 8/8/2019 Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

    5/33

    5

    Hoofdstuk 1. Inleiding

    In de wereld van windenergie is veel veranderd sinds de vaststelling van het huidige ruimte-lijke beleid voor windmolens in Frysln Windstreek 2000. De urgentie om energie duurzaamop te wekken is toegenomen en de provinciale doelen om duurzaam te handelen zijn daar opafgestemd. De techniek van de windmolens is verder ontwikkeld. De molens leveren meerenergie, maar zijn ook hoger geworden. Daarnaast is de aandacht voor de kwaliteit van deleefomgeving in Frysln toegenomen.

    In 2008 hebben Provinciale Staten bij de bespreking van de evaluatie van Windstreek 2000gevraagd om nieuw beleid voor windenergie.

    1.1 UitdagingDe provinciale ambities voor het opwekken en toepassen van duurzame energie in even-wicht brengen met de kwaliteit van het Friese landschap. Dat is de uitdaging bij het opstellenvan nieuw beleid voor windenergie. In deze houtskoolschets hebben wij onze visie hieropbeschreven. De keuze voor windenergie staat voor ons niet ter discussie. We zien windener-

    gie als n van de meest haalbare en zekere vormen van duurzame energie van dit moment.Wat wel ter discussie staat is waar we windmolens willen toestaan, hoeveel en onder welkevoorwaarden.

    1.2 Houtskoolschets als voorzet vanuit de provincieOm de discussie over dit nieuwe windbeleid goed te kunnen voeren, is deze houtskoolschetsopgesteld. In de houtskoolschets hebben wij onze visie op windenergie ruimtelijk vertaald.Wij bespreken onze visie met gemeenten en belangengroepen. Vervolgens werken we dezevisie uit in een structuurvisie tot een nieuw beleid.De houtskoolschets is bedoeld als voorzet vanuit de provincie om dit gesprek aan te gaan.

    1.3 Kaders voor nieuw beleid

    In 2007 is Windstreek 2000 gevalueerd. Bij de behandeling van deze evaluatie in 2008hebben Provinciale Staten twee moties aangenomen. Deze vormen kaders voor het nieuwewindenergiebeleid.

    PS heeft Gedeputeerde Staten verzocht de aanbevelingen uit het evaluatierapport vanGrontmij als bouwstenen uit te werken en te gebruiken bij het ontwikkelen van nieuw beleid.Een van de aanbevelingen was nader te onderzoeken op welke wijze de beoordeling vanwindmolens vanuit ruimtelijke kwaliteit kan plaatsvinden. Hieraan hebben wij uitvoering ge-geven door Atelier Frysln in 2008 om een advies te vragen over de plaatsing van windmo-lens (vanaf 80 meter) in Frysln vanuit het oogpunt van ruimtelijke kwaliteit.

    PS heeft ons college daarnaast gevraagd nieuw beleid uit te werken dat uitgaat van meer

    ambitie en verdere opschaling en regionalisering. Verder is gevraagd om criteria voor deplaatsing van windmolens uit te werken en eisen ten aanzien van het uiterlijk van windmo-lens te beschrijven.

    Als vervolg daarop is in september 2009 de startnotitie Windstreek 2011 in de Statencom-missie Ln, Loft en Wetter besproken. Daarbij werd duidelijk dat Provinciale Staten de be-sluitvorming voor nieuw beleid willen baseren op een realistische uitwerking uitgaande vande volgende principes:

    zoveel mogelijk vermogen met zo weinig mogelijk molens;

    opschaling in combinatie met sanering.

  • 8/8/2019 Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

    6/33

    6

    De startnotitie is vervolgens ingetrokken en we zijn gestart met de uitwerking van de visievoor het nieuwe windbeleid. De resultaten uit de bespreking van de startnotitie in de com-missie Ln, Loft en Wetter, hebben wij gehanteerd als kaderstellend en meegenomen bij deontwikkeling van onze visie in deze houtskoolschets. In bijlage 1 vindt u een overzicht van dekaders.

    Het evaluatierapport van Grontmij, de moties van Provinciale Staten en het advies van hetAtelier Frysln zijn gebruikt voor het opstellen van deze visie.

    1.4 Op weg naar nieuw beleidDeze houtskoolschets bespreken wij met gemeenten en belangenorganisaties.Tegelijkertijd is deze visie aan Provinciale Staten gezonden met de vraag of Provinciale Sta-ten de uitgangspunten van deze visie kunnen onderschrijven.De resultaten van de discussie met gemeenten en belangenorganisaties worden zodra dezebeschikbaar zijn aan Provinciale Staten toegezonden.

    Op basis van de uitkomsten van deze discussies stellen wij een ontwerp structuurvisie (in-

    clusief een milieueffectenrapportage) op. Deze structuurvisie wordt ter vaststelling aan Pro-vinciale Staten voorgelegd.

    1.5 LeeswijzerHoofdstuk 2: Onze visie op de toekomst van windenergie in Frysln.Hoofdstuk 3: De visie op de kaart.

    Vanaf hoofdstuk 3 lichten wij deze visie toe vanuit verschillende invalshoeken.De toelichting is als volgt opgezet:Hoofdstuk 4: Windenergie op land wordt vergeleken met andere vormen van duurzame

    energie. De doelstelling voor windenergie en de mogelijkheden voor wind opzee komen aan de orde.

    Hoofdstuk 5: Hier wordt ingegaan op de gebieden die in aanmerking komen voor plaatsingvan windmolens uit oogpunt van ruimtelijke kwaliteit en aangegeven welkegebieden als vrijwaringszone moeten worden aangewezen.

    Hoofdstuk 6: De impact van het realiseren van windclusters op omwonenden komt hier aande orde.

    Hoofdstuk 7: Gaat in op de aspecten saneren en participeren.Hoofdstuk 8: Dit hoofdstuk geeft inzicht in bestaande initiatieven en welke pijplijnprojecten

    nog onder Windstreek 2000 vallen.

  • 8/8/2019 Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

    7/33

    7

    Hoofdstuk 2. De Friese visie op windenergie: Mear enerzjy mei minder wynmnen

    Onze visie op windenergie is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

    1. Windenergie is hard nodig

    Frysln heeft hoge ambities voor het opwekken en gebruiken van duurzame vormen vanenergie. Om op termijn energieneutraal te worden, zijn de opbrengsten uit windenergie nunog hard nodig. Fan de wyn allinnich kin min net libje, dat is al langer het gezegde. Tochwordt op dit moment ongeveer 56% van de huidige duurzame energieproductie in Fryslnopgewekt door windmolens.

    Nieuwe, innovatieve vormen van duurzame energie, zoals energie uit zoet en zout water(blue-energy) en zon leveren naar verwachting pas na 2020 een wezenlijke bijdrage aan deenergiebehoefte van Frysln. Tot die tijd hebben we de opbrengst van de windmolens hardnodig om onze ambities te realiseren. Energie uit wind is daarom de komende twintig jaarzeker nog nodig om op een verantwoorde manier stroom te maken voor Friese bedrijven en

    huishoudens.

    2. Duurzame energie en ruimtelijke kwaliteit

    We hebben de opbrengst van windmolens hard nodig om energieneutraal te worden. Tege-lijkertijd is de ruimtelijke kwaliteit van Frysln een belangrijk speerpunt voor ons. Wij zijn onser van bewust dat er een spanningsveld bestaat tussen het realiseren van zoveel mogelijkduurzame energie enerzijds en het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit anderzijds. De uit-daging is provinciale ambities voor het opwekken en toepassen van duurzame energie inevenwicht brengen met de kwaliteit van het Friese landschapOns streven is het opwekken van zoveel mogelijk windenergie zonder afbreuk te doen aande ruimtelijke kwaliteit van Frysln. Dit betekent dat wij niet overal in Frysln nieuwe windmo-

    lens willen toestaan. Dit kan gevolgen hebben voor de realisatie van de duurzaamheidsdoe-len van gemeenten, bijvoorbeeld voor gemeenten die zelfvoorzienend willen worden zoalseen aantal Waddeneilanden. Wij willen er aan bijdragen dat die gemeenten op andere ma-nieren hun doelstellingen kunnen halen.

    3. Meer energie met minder molens

    Meer energie met minder windmolens is het uitgangspunt. Dit draagt bij aan onze doelenvoor duurzame energie en onze doelen voor ruimtelijke kwaliteit.Moderne windmolens zijn groter dan hun voorgangers en leveren in verhouding veel meerstroom op. Zodra nieuwe molens worden gebouwd, moeten oude windmolens worden afge-broken en opgeruimd. We gaan vooralsnog uit van een verhouding van 3 megawatt (MW)

    bouwen en 1 MW afbreken. We zoeken naar mogelijkheden om het opschalen en sanerenvan windmolens te begeleiden.Per saldo willen wij met minder molens meer energie opwekken. Hiervoor hebben wij demedewerking van huidige windmolen-eigenaren nodig. De Vereniging van Windturbine Eige-naren heeft samen met Noordenwind en de Feriening Fryske Doarpsmnen het PlatformDuurzame Energie Frysln (PDF) opgericht. Gezamenlijk hebben zij een aanbod gedaanvoor de opschaling en sanering van bestaande windmolens. Deze initiatieven juichen wij toe.

    4. Investeren in wind op zee onderzoeken

    In discussies over locaties voor windmolens komt vaak het argument aan de orde: zet demolens maar op zee. Het participeren in wind op zee kan een belangrijke bijdrage leverenaan onze duurzaamheidsdoelstelling en kan werkgelegenheid opleveren.

  • 8/8/2019 Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

    8/33

    8

    Wij zien wind op zee echter niet als vervanging van wind op land. Gezien onze ambities voorduurzame energie en de positie die windenergie daarbinnen vooralsnog inneemt, kunnen weer mee niet volstaan de verdere ontwikkeling van windenergie eenvoudigweg naar zee teverwijzen. We kiezen ervoor om windenergie op een verantwoorde wijze ook op het vaste-land een plek geven. Wij willen daarom ruimte blijven bieden voor windmolens op het vaste-land.Wij willen faciliteren dat inwoners van Frysln en gemeenten kunnen investeren in wind opzee. Hoe wij hier aan kunnen bijdragen werken we verder uit.

    5. Delen van Frysln vrij van windmolens

    Wij geven ruimte aan het opwekken van duurzame energie met windmolens, maar niet in dehele provincie. Windenergie is van groot belang voor het behalen van de duurzaamheids-doelstelling en heeft tevens een economische betekenis. Tegelijkertijd moeten we rekeninghouden met ruimtelijke kwaliteit en de impact die windmolens hebben op omwonenden.Daarnaast moeten we bepaalde gebieden in Frysln vrijhouden van windmolens omdat erbijvoorbeeld planologische beperkingen aanwezig zijn.

    Landschapstypen uitgangspunt voor zoekgebiedenUit het oogpunt van ruimtelijke kwaliteit willen wij bepaalde gebieden uitsluiten voor windmo-lens. Nieuwe generatie windmolens zijn niet meer inpasbaar in het landschap. De windmo-lens vormen een extra laag in het landschap. Dit is niet erg in gebieden die grootschalig ge-noeg zijn. De molens kunnen daar worden geplaatst zonder dat dit ten koste gaat van dekarakteristieke kenmerken van het gebied. De vraag is welke gebieden genoeg draagkrachthebben voor een nieuwe laag. De landschapstypen zoals uitgewerkt in de VerordeningRuimte gebruiken we hiervoor als uitgangspunt.

    Het kleigebied vinden wij in principe geschikt voor windmolens. Dit gebied is windrijk, openen grootschalig en daarmee geschikt voor grote molens met een ashoogte van 100 meter.

    Binnen het kleigebied maken wij een nuancering. Delen van de oude Middelzee en het Lau-wersmeergebied vinden wij vanwege de aanwezige landschapskenmerken niet geschikt voormolens.Verder zien wij mogelijkheden voor een markant cluster met grote windmolens in het IJssel-meer. De entree van Frysln, in de omgeving van de Afsluitdijk, leent zich hier goed voor.Daar zetten wij dan ook op in.Buiten de zoekgebieden willen wij meewerken aan een windcluster bij het klaverblad in He-erenveen. De bedrijventerreinen ten oosten van dit klaverblad hebben op termijn een forseschaal waardoor een functionele relatie aanwezig kan zijn tussen de industrile functies eneen windcluster.

    Wij willen selectief zijn met de gebieden waar windmolens geplaatst kunnen worden. Door

    een groot deel van Frysln vrij te maken dan wel te houden van windmolens willen we eenkwaliteitsslag maken.

    Gebieden met planologische beperkingenOp basis van de huidige wet- en regelgeving is het plaatsen van windmolens op en nabij hetvasteland niet overal mogelijk. Windmolens zijn uitgesloten in een zone rond de vliegbasisLeeuwarden en binnen laagvliegroute in het oosten van Frysln. Rond de vliegbasis en rondde defensieradar bij Wier gelden daarbij nog (hoogte)beperkingen.De 3e Planologische Kernbeslissing (PKB) Waddenzee sluit de plaatsing van windmolens inde Waddenzee uit. We gaan daarom niet uit van plaatsing van windmolens in de Wadden-zee.

    Er zijn gebieden op en nabij het vasteland waar de plaatsing van windmolens misschien welmogelijk is, maar waarvan wij dat niet wenselijk vinden. Het gaat dan om Natura 2000 gebie-

  • 8/8/2019 Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

    9/33

  • 8/8/2019 Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

    10/33

    10

  • 8/8/2019 Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

    11/33

    11

    Hoofdstuk 3. Kaart

  • 8/8/2019 Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

    12/33

    12

  • 8/8/2019 Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

    13/33

    13

    Hoofdstuk 4. Windenergie ten opzichte van andere vormen van duurzame energie

    Frysln heeft grote ambities voor het opwekken en het gebruiken van duurzame energie. Opde lange termijn willen we zelfs helemaal energieneutraal worden. Onze ambities wordenweergegeven in Friesland geeft energie, het programmaplan van het programma Duurza-me energie.Voor het opwekken van duurzame energie zetten we in op verschillende vormen van duur-zame energie. Windenergie maakt daar deel van uit.Op dit moment is windenergie de belangrijke bron voor duurzame energie in Frysln. Veruitde meeste duurzame energie in Frysln wordt opgewekt door windenergie (ongeveer 56 %).We verwachten dat nieuwe, innovatieve vormen van duurzame energie zoals Blue Energie,pas na 2020 een wezenlijke bijdrage aan de energievoorziening in Frysln kunnen leveren.Tot die tijd hebben we windenergie dan ook hard nodig om onze ambities te halen.

    Met windenergie wordt geld verdiend door eigenaren van molens, veelal agrarirs, en dooronderhoudsbedrijven. De economische kant van windenergie is dan ook van belang voorFrysln. Hoewel exacte cijfers hierover ontbreken, willen wij deze economische opbrengsten

    van windenergie benutten. We streven ernaar de revenuen van windenergie zoveel mogelijkten goede te laten komen aan de lokale economie.

    4.1 EnergiemixOnderzoeks- en adviesbureau KNN uit Groningen heeft voor ons onderzocht hoeveel ener-gie er in 2010 duurzaam wordt opgewekt en wat de verwachting is voor 2015. Voor de ver-wachting van 2015 wordt uitgegaan van de al gerealiseerde projecten voor het opwekkenvan duurzame energie en de projecten die nu in de pijplijn zitten.Om de verschillende vormen van duurzame energie te kunnen vergelijken, zijn de hoeveel-heden voor 2010, de verwachting voor 2015 en de gestelde doelen voor 2015, omgerekendnaar dezelfde eenheid, Peta Joule (PJ). Joule is de eenheid voor energie, Peta staat vooreen biljard, dat is een 1 met 15 nullen.

    De bevindingen van KNN worden weergegeven in de onderstaande tabel.

    in Peta Joule (PJ) 2010 verwachting 2015 doel 2015Groengas 1 1,8 4,2Windenergie 1,4 1,5 1,5Zonne-energie 0,004 0,01 0,14Duurzame warmte 0,1 2 1Bio warmtekracht - 0,6 -Totaal 2,5 5,9 6,8Tabel 1: bevindingen KNN

    Verruit de meeste duurzame energie in Frysln wordt op dit moment opgewekt met wind

    (ongeveer 56%). Windenergie is op dit moment dan ook de belangrijkste bron van duurzameenergie in Frysln. De opbrengst van windenergie in 2015 voldoet aan het gestelde minimumdoel uit Frysln geeft energie. De doelstelling van 1,5 tot 2 PJ windenergie komt overeenmet opgesteld vermogen van circa 157- 210 MW. Op dit moment staat er 156 MW in de pro-vincie opgesteld (1 juni 2010). De verwachting is dat dit de komende jaren nog licht zal stij-gen. De verwachting is dat in 2015 duurzame warmte en windenergie samen het leeuwen-deel van de duurzame energie in Frysln opwekken.De totale opbrengst voor duurzame energie wordt in 2015 geschat op circa 5,9 PJ. Om hetgestelde doel van 6,8 PJ te halen, is een extra inspanning nodig. KNN constateert dat op demiddellange termijn (tot 2020) nieuwe, innovatieve vormen van duurzame energie, zoalsBlue Energie en biobrandstof uit algen, nog geen wezenlijke bijdrage aan de energievoorzie-ning leveren. Een extra inspanning moet komen uit de nu succesvolle duurzame energie-

    bronnen. Windenergie is daarbij nodig. Om die reden zetten wij voor de komende jaren nogin op windenergie en zien wij windenergie als een onmisbare overgangstechnologie.

  • 8/8/2019 Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

    14/33

    14

    4.2 Ambitie windenergie 2020We maken onderscheid tussen onze ambitie voor duurzame energie en onze ambitie voorwindenergie tot 2020. Onze ambitie voor duurzame energie is om op termijn energie neutraalte worden. Windenergie moet daar in elk geval de komende jaren een bijdrage aan leveren.We stellen ons ten doel om meer energie op te wekken met minder windmolens.Over een concrete doelstelling in MWs voor 2020 bestaan verschillende ideen:

    de Nederlandse Windenergie Associatie (NWEA) ziet mogelijkheden voor 1000 MW.

    Het Platform Duurzame energie Frysln (PDF) denkt aan 600 MW Atelier Frysln stelt 440 MW voor.

    Gelet op de zoekgebieden binnen Frysln (zie hoofdstuk 5) en onze ambities gaan we voor-lopig uit van een opgesteld vermogen van 400 MW in 2020. Een groot windcluster bij de Af-sluitdijk is van groot belang om deze ambitie waar te kunnen maken.

    Deze ambitie brengen wij in in het overleg met het rijk over de verdeling van de taakstellingvoor windenergie over de provincies.

    Het Kabinet Balkenende IV had voor windenergie de volgende landelijke doelen gesteld: 4000 MW in 2011

    6000 MW in 2020 op land 6000 MW op zee

    De landelijke doelstelling is dat 20% van de energiebehoefte in 2020 duurzaam wordt opge-wekt, is in het regeerakkoord verlaagd naar 14%. Onbekend is nog wat voor gevolgen ditheeft voor de concrete doelstelling voor windenergie en, daarvan afgeleid, voor de verdelingover de provincies.

    4.3 Wind op zeeWij zien wind op zee niet als vervanging van wind op land. Gezien onze ambities voor duur-

    zame energie en de positie die windenergie daarbinnen vooralsnog inneemt, kunnen we erniet mee volstaan de verdere ontwikkeling van windenergie eenvoudigweg naar zee te ver-wijzen. We kunnen windenergie op een verantwoorde wijze op het vasteland een plek geven.Daarom willen wij ruimte blijven bieden voor windmolens op het vasteland.

    Het Rijk vraagt ons ook om ruimte te bieden voor windenergie op het land. Het Rijk heeftduidelijk gescheiden doelstellingen voor wind op zee en wind op land en houdt daar voor-alsnog aan vast. Ook vanuit de optiek van het Rijk kan de Friese deelname in wind op zeegeen vervanging zijn van de ontwikkeling van windenergie op land.

    Overigens kunnen wij voor de Noordzee geen ruimtelijke plannen vaststellen.Zelf investeren in wind op zee of faciliteren dat inwoners van Frysln en Friese gemeenteninvesteren in wind op zee, is wel mogelijk.

    Deelname in het eigen vermogen van een individueel project vinden wij te risicovol. Daarbijvinden wij de provincie niet de aangewezen partij om direct deel te nemen in een specifiekproject als risicodragend kapitaal verstrekker.Investeringen in vreemd vermogen van een project of het investeren in een financierings-fonds biedt in onze ogen wel mogelijkheden. De mogelijkheden en de risicos die dit met zichmeebrengt willen wij verder onderzoeken.Investeren in wind op zee kan bijvoorbeeld interessant zijn voor gemeenten die geen wind-molen kunnen plaatsen en daardoor hun doelen voor duurzame energie niet kunnen realise-ren. Bekend is bijvoorbeeld dat een aantal Waddeneilanden zelfvoorzienend wil worden. Wij

    bieden echter geen ruimte voor windmolens op de Waddeneilanden. Deelname aan wind-parken op zee kan voor deze eilanden een optie zijn.

  • 8/8/2019 Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

    15/33

    15

    Met een eigen investering in wind op zee en/of door particulieren en gemeenten te faciliterendit te doen, wordt bijgedragen aan de provinciale doelstellingen voor duurzame energie.

    4.3.1 Verkenning deelname in wind op zeeAdviesbureau Sequoia heeft een verkenning uitgevoerd naar de mogelijkheden en risicosvan eventuele participatie in wind op zee. Sequoia schetst drie scenarios:1. rechtstreeks investeren in het eigen vermogen van de BV die het park exploiteert (parti-

    cipatie);2. investeren in vreemd vermogen van de BV die het park exploiteert (projectfinanciering);3. investeren in een financieringsfonds die meerdere parken meefinanciert en daarmee risi-

    cos spreidt.

    Voor deelname in het eigen vermogen van een project is doorgaans een grote investeringnodig. Met deze constructie kan een hoger rendement (9-12%) worden behaald vergelekenmet de andere scenarios (6-7%). Daar staat tegenover dat de financile risicos groter zijn.

    Vanwege de financile risicos adviseert Sequoia niet meteen te opteren voor een deelne-

    ming in het eigen vermogen van een individueel project. Sequoia wijst er op dat een over-heidsinstantie in beginsel ook niet de aangewezen partij is om direct deel te nemen in eenspecifiek project als risicodragend kapitaal verstrekker. Sequoia ziet wel goede mogelijkhe-den voor investering in vreemd vermogen of het investeren in een financieringsfonds.

    Voor het bereiken van de duurzame energiedoelen biedt wind op zee echter wel mogelijk-heid. De (financile) drempel om deel te nemen aan de ontwikkeling van windparken op zeevoor individuele particulieren is weliswaar erg hoog maar wanneer individuele wensen ge-koppeld worden ontstaan er mogelijkheden om deel te nemen. Vanuit de doelen voor duur-zame energie kan dit proces worden ondersteund.

    Een positief neveneffect van het participeren in wind op zee kan zijn dat er extra werkgele-

    genheid wordt gecreerd in de haven van Harlingen. Ook kan de ontwikkeling van wind opzee wellicht mogelijkheden bieden om meer molens op het land te saneren. Dit zou dan alsaanvulling gezien kunnen worden op de saneringsmogelijkheden op het land, zie hoofdstuk7.

  • 8/8/2019 Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

    16/33

    16

  • 8/8/2019 Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

    17/33

    17

    Hoofdstuk 5. Locaties voor windenergie in Frysln

    Windmolens krijgen in Frysln ruimte om energie op te wekken, maar niet in de hele provin-cie. Het zijn nieuwe elementen die aan de omgeving worden toegevoegd. Dat moet zorgvul-dig gebeuren.

    In Windstreek 2000 werd nog uitgegaan van molens met een maximale maat van 60 metermasthoogte. Bij deze maat is inpassing op lokaal niveau en de koppeling aan elementen inhet landschap nog mogelijk. Voor het opstellen van nieuw beleid wordt uitgegaan van mo-derne molens van 80 meter (masthoogte) en hoger. Grote moderne windmolens zijn niet inhet landschap in te passen. Hierdoor kan niet meer worden gesproken over inpassing maarvan toevoeging van een nieuwe laag aan het landschap, die losstaat van de bestaande land-schapsstructuren.

    Grootschalige en open gebieden hebben genoeg draagkracht voor een nieuwe laag. Dekernkwaliteiten van de Friese landschapstypen zoals uitgewerkt in de Verordening Ruimte,zijn als uitgangspunt gebruikt om te bepalen waar windmolens geplaatst kunnen worden. De

    mogelijke opstellingen binnen de geschikte landschapstypen worden beschreven.

    5.1 De zoekgebieden uitgaande van de landschapstypenZowel in het evaluatierapport van Grontmij als in het advies van het Atelier Frysln vormende landschapstypen de basis voor het onderscheid tussen gebieden die zich wel en niet le-nen voor het plaatsen van windmolens.

    Grontmij is van mening dat het kleigebied zich vanwege haar grootschalige openheid relatiefgoed leent voor de plaatsing van windmolens. De plaatsing van windmolens in of nabij deWaddenzee en het IJsselmeer kan aantasting van de kernkwaliteiten van deze gebiedenbetekenen, tenzij de molens worden gekoppeld aan markante orintatiepunten langs de kust,bijvoorbeeld bij Harlingen, de IJsselmeerhavens of de Afsluitdijk.

    Atelier Frysln ziet vanwege de ruimte, de openheid, de windrijkdom, de landschappelijkeopbouw en de entreesituatie ook mogelijkheden in het kleigebied (het kwelderwallen gebied:Oostergo, Het Bildt, Westergo, en de Greidhoeke) en bij de Afsluitdijk.Zij adviseren de overige delen van de provincie vrij te houden van windmolens. Het Wad-dengebied, de Friese Meren en het Gaasterland zijn volgens het Atelier beeldbepalend voorFrysln en moeten om die reden vrij gehouden worden van windmolens. Ook de Noordelijkeen Zuidelijke Wouden moeten vanwege landschappelijke redenen vrij gehouden worden vanwindmolens.

    Wij vinden dat alleen grootschalige en open gebieden genoeg draagkracht hebben voor eennieuwe laag met windmolens. Uitgaande van de Friese landschapstypen zoals uitgewerkt in

    de Verordening Ruimte, komen daarom delen van het kleigebied en het IJsselmeer in aan-merking voor plaatsing van grote moderne windmolens. De overige landschapstypen zijn nietgeschikt voor windmolens.

    Op basis van de landschappelijke maat en schaal (openheid en grootschaligheid) in Fryslnkomen we tot een voorstel voor de volgende gebieden:

    1. IJsselmeer, omgeving Afsluitdijk;2. delen van het kleigebied: Oostergo en Westergo, Middelzee en Marne;

    5.1.1 Opstellingen binnen IJsselmeerHet IJsselmeer kenmerkt zich door openheid en grootschaligheid. Het IJsselmeer leent zichdaarom goed voor een grootschalige opstelling van hoge windmolens (masthoogte vanaf100 meter). Vooral de entree van Frysln, in de omgeving van de Afsluitdijk, leent zich hiergoed voor. Daar zetten wij dan ook op in.

  • 8/8/2019 Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

    18/33

    18

    5.1.2 Opstellingen binnen het KleigebiedHet kleigebied kenmerkt zich met name door de openheid en grootschaligheid. Het kleige-bied bestaat uit een aantal deelgebieden met elk weer andere specifieke kernkwaliteiten.Per deelgebied moet worden bekeken welke opstelling van windmolens wordt gekozen.

    Het kleigebied is onderverdeeld in:

    a) De Middelzee & Marne:De Middelzee & Marne bestaat uit jonge zeepolders en oude Zeepolders. De jonge zeepol-ders zijn open en zeer grootschalig en zijn daarmee geschikt voor grote opstellingen. Deoude Zeepolders zijn open en grootschalig maar hebben tevens een rijke historie. Het oudstedeel van de Middelzee loopt ver landinwaarts en eindigt tussen Sneek en Bolsward. Met na-me het noordelijke deel van dit gebied onderscheid zich door de relatief lage ligging, de zeerschaarse bebouwing en een regelmatige blokverkaveling. Dit maakt het gebied minder ge-schikt voor grote opstellingen.

    b) Westergo en Oostergo:Oostergo en Westergo zijn opgebouwd uit kwelders met kweldervlaktes en kwelderwallen,oude zeepolders, zomerpolders, kleiterpenlandschap en klei op veen gebieden. Aansluitendaan de Waddenzee liggen de zomerpolders en de kwelders. Deze gebieden zijn zeer groot-schalig en open. De kweldervlaktes, oude zeepolders en klei-op-veen gebieden zijn open engrootschalig. Deze gebieden zijn potentieel geschikt voor grote opstellingen.De kwelderwallen en het kleiterpenlandschap bestaan uit middenschalig tot grootschaligopen landschap. De kwelderwallen en het kleiterpenlandschap bestaan uit middenschalig totgrootschalig open landschap. Bij het zoeken naar opstellingen moet in deze deelgebiedenmeer rekening worden gehouden met de schaalgrootte. Kenmerkend voor het kleiterpen-landschap zijn de verspreid liggende terpdorpen. Deze structuur is een kernkwaliteit van ditgebied. Uit cultuurhistorisch oogpunt maakt dit het kleiterpenlandschap minder geschikt voor

    grote opstellingen.

    c) het Lauwersmeergebied:Het Lauwersmeergebied is niet geschikt voor clusters van windmolens omdat het hier gaatom een gebied dat vooral bestaat uit een combinatie van kleinschalig en grootschalig land-schap. Het plaatsen van een opstelling kan het contrast tussen de twee sublandschapstypenverstoren.

    In het kleigebied zetten we in op clusteropstellingen met molens met een ashoogte vanmaximaal 100 meter. De grootte van een cluster is sterk afhankelijk van de ruimte die ge-vonden kan worden. De verspreide bebouwing in het gebied kan de realisatie van windpar-ken beperken.

    De onderlinge afstand tussen de clusters moet zodanig zijn dat er geen verstoring ontstaat.Als indicatie gaan we uit van 7 8 kilometer.

    5.1.3 Uitzondering Klaverblad HeerenveenBuiten de landschapstypering om hebben wij overwogen of het plaatsen van windmolens opbedrijventerreinen mogelijk is.Het Atelier Frysln is van mening dat de bedrijventerreinen in Frysln, anders dan bijvoor-beeld in Groningen en Zeeland, relatief kleinschalig zijn. Het toestaan van grote windmolensop alle bedrijventerreinen in Frysln betekent dat er overal in de provincie verspreid windmo-lens komen te staan die af kunnen doen aan de ruimtelijke kwaliteit. Wij zijn met het Ateliervan mening dat dit ongewenst is. Een forse schaal van een bedrijventerrein is dus essenti-eel. Het Atelier Frysln ziet wel mogelijkheden voor windmolens bij het IBF.Het is ons bekend dat de gemeenten in de A7 zone al enige tijd de mogelijkheid voor eengezamenlijk windcluster onderzoeken.

  • 8/8/2019 Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

    19/33

    19

    Wij zijn van mening dat binnen de A7 zone met name de bedrijventerreinen ten oosten vanhet klaverblad bij Heerenveen geschikt zijn voor de plaatsing van windmolens. Deze bedrij-venterreinen hebben op termijn een forse schaal waardoor een functionele relatie aanwezigkan zijn tussen de industrile functies en een windcluster.

    Als uitzondering op de zoekgebieden voor windmolens willen wij windmolens bij het klaver-blad bij Heerenveen als gezamenlijk initiatief van de gemeenten in de A7 zone toestaan. Wijgaan hierbij uit van een maximale masthoogte van 100 meter.

    5.2 Gebieden met planologische beperkingenEr zijn gebieden in Frysln waar het plaatsen van windmolens onmogelijk is vanwege regel-geving van het Rijk of zwaarwegende technische voorwaarden. Daarnaast zijn er gebiedendie vanwege belangrijke natuur- en landschapskwaliteiten een nadere afweging vragen.

    5.2.1 WaddenzeeDoor regelgeving op rijksniveau is het plaatsen van windmolens in de Waddenzee op ditmoment niet mogelijk. De 3e PKB Waddenzee staat dit niet toe. Het plaatsen van windmo-

    lens in de nabijheid van de Waddenzee moet van geval tot geval worden beoordeeld. Datwordt getoetst door toepassing van de criteria zoals opgenomen in het nationaal ruimtelijkbeleid en het afwegingskader in de PKB. De aantasting van de kenmerkende open horizonen de effecten op de Natura 2000 gebieden zijn met name relevant.

    5.2.2 Defensie belangenOp luchthavens en binnen laagvliegroutes is het plaatsen van windmolens niet mogelijk.In het noorden van Frysln bevindt zich een radarpost van Defensie. Deze legt beperkingenop aan het plaatsen van windmolens.

    5.2.3 Nationale landschappenHet Rijk vindt de plaatsing van (hoge) windmolens in Nationale Landschappen onwenselijk.

    In het Streekplan Frysln 2007 is echter de keuze gemaakt geen onderscheid te maken tus-sen de Nationale Landschappen en de overige gebieden in Frysln. Uitgangspunt is datnieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in Frysln gecombineerd worden met behoud en verster-king van de aanwezige bijzondere landschappelijke kwaliteiten. VROM heeft ingestemd metdeze werkwijze in het Streekplan. Dit wil zeggen dat wij het plaatsen van windclusters in deNationale Landschappen niet op voorhand willen uitsluiten.

    5.2.4 Natura 2000 gebiedenHet Rijk wil alle Natura 2000 gebieden op het land, vanwege intrinsieke natuur- en land-schapskwaliteiten op nationaal niveau, vrijwaren van windmolens.Het Rijk heeft een andere mening over Natura 2000 gebieden voor zover deze zijn gelegenin grote open wateren. Het Rijk is van mening dat deze gebieden als geheel vanwege de

    maat en schaal voldoende ontwikkelruimte hebben voor landschappelijke en/of natuurlijkewaarden (systeemrobuustheid). Deze beleidskeuze heeft tot gevolg dat het IJsselmeer nietuitgesloten is voor windmolens.De toelaatbaarheid van windclusters in de nabijheid van Natura 2000 gebieden kan van ge-val tot geval worden beoordeeld. Een windcluster mag geen nadelige effecten hebben op deinstandhoudingsdoelstellingen van het betreffende gebied. Het aanhouden van een vastezone voor externe werking is niet noodzakelijk.De uitsluiting van Natura 2000 gebieden heeft o.a. gevolgen voor de mogelijkheden van deplaatsing van windmolens op de Waddeneilanden. De Waddeneilanden zijn voor het over-grote deel aangewezen als Natura 2000 gebied. De plaatsing van windmolens op de Wad-deneilanden is hierdoor nagenoeg niet mogelijk.

    5.2.5 Ecologische Hoofdstructuur

  • 8/8/2019 Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

    20/33

    20

    In het Streekplan Frysln wordt ingezet op de realisering, bescherming en ontwikkeling vaneen duurzame ecologische hoofdstructuur (EHS). Een windcluster heeft doorgaans een ne-gatief effect op de beleving van het gebied als natuurgebied. De EHS gebieden willen wijdaarom uitsluiten van windmolens. Ook hier met uitzondering van het IJsselmeergebied. Hetnegatieve effect op de beleving is hier minder aanwezig door de omvang van het gebied.

    5.2.6 StiltegebiedenDe stiltegebieden in Frysln zijn aangewezen in het Provinciaal Milieubeleidsplan. Dat beleidis er op gericht te voorkomen dat er in stiltegebieden nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden die(veel) lawaai met zich meebrengen. Windclusters kunnen alleen in een stiltegebied gereali-seerd worden als wordt voldaan aan de geluidsnormen in de provinciale milieuverordening.

    5.3 Saneren van bestaande molensOp plekken waar de ruimtelijke kwaliteit van landschaptypen nu al in het gedrang is, kan sa-nering van bestaande molens een oplossing bieden. Sanering kan verrommeling verminde-ren en ruimte maken voor nieuwe toekomstbestendige opstellingen in het landschap, dieandere opstellingen en functies in hetzelfde landschap niet hinderen.

    Verrommeling ontstaat door verschillende opstellingsvormen (lijnen, grid, solitair) die te dichtbij elkaar staan, door te veel molens op een klein oppervlak, door verschillende soorten mo-lens op een klein oppervlak, door molens met verschillende hoogtes in elkaars nabijheid endoor te grote molens nabij boerderijen of dorpen en bijvoorbeeld ook door alleenstaandeverdwaalde molens, die geen functionele relatie met het landschap aangaan en daardoorniet op hun plaats staan.

    5.4 UitvoeringVoor de realisatie van onze duurzaamheidsambities zoeken wij zoveel mogelijk aansluitingbij lokale initiatieven. Gezien de ervaringen met Windstreek 2000 en onze betrokkenheid bijde ruimtelijke kwaliteit van Frysln zijn wij echter van mening dat voor windenergie een pro-vinciale structuurvisie van belang is.

    De zoekgebieden voor windmolens worden dan ook opgenomen in een structuurvisie.Na vaststelling van deze structuurvisie gaan we in eerste instantie samen met gemeenten inhet zoekgebied de mogelijkheden inventariseren. Grondeigenaren en turbine-eigenaren wor-den daar ook bij betrokken. Wij willen daarnaast de contacten met het Rijk leggen in verbandmet de PKB Waddenzee en de beperkingen van de defensieradar.

    Waar mogelijk willen wij bij de ontwikkeling van regionale clusters samenwerken met lokalepartijen, zodat de opbrengsten van windenergie zoveel mogelijk ten goede komen aan delokale economie. Het proces van saneren en opschalen willen wij daarbij faciliteren.Wij willen zorgdragen voor de vereiste planvorming (inpassingsplan). De kosten hiervankunnen worden verhaald op het project.

  • 8/8/2019 Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

    21/33

    21

    Hoofdstuk 6. Relatie met omwonenden

    De aanwezigheid van windmolens heeft impact op bewoners in de directe omgeving. Bewo-ners kunnen hinder van windmolens ondervinden. Denk daarbij aan hinder in het uitzicht,door geluid, slagschaduw en een gevoel van onveiligheid. De normen voor hinderaspectenzijn verwerkt in wet en regelgeving. Wij hanteren deze wettelijke normen.We weten dat we niet kunnen voorkomen dat mensen hinder ervaren van windmolens in hundirecte leefomgeving. Daarom is het van belang dat omwonenden in een vroeg stadium wor-den genformeerd over de plannen en betrokken worden bij plannen voor nieuwe molens.

    6.1 Relatie windturbine en omwonendenPlannen tot het oprichten van windmolens leiden vaak tot hevige discussies en bezwarenvan omwonenden. De invloed van windmolens op de omwonenden is in drie aspecten teonderscheiden:

    visuele aspecten;

    geluid; veiligheid.

    6.1.1 Visuele aspectenOp het platteland voegen draaiende wieken, die op grote afstand zichtbaar zijn, een elementvan onrust toe aan het landschap. Daar staat tegenover dat de windmolens tegenwoordig,driebladig zijn en rustiger ogen. Tevens worden strengere eisen gesteld aan de landschap-pelijke inpassing van windmolens.Een ander visueel aspect is slagschaduw. Bekend is dat dit onder omstandigheden ge-zondheidsklachten kan veroorzaken. De hinder door slagschaduw wordt inmiddels onder-vangen door het tijdelijk stopzetten van de turbine. Ook de hinderlijke effecten van lichtschit-tering als gevolg van reflectie van zonnestralen op de rotorbladen zijn nagenoeg verdwenendoor de anti-reflectielaag die standaard op de rotorbladen moet worden aangebracht.

    6.1.2.GeluidDe geluidhinder is gekoppeld aan het visuele aspect. Mensen die de invloed van windmolensnegatief vinden en mensen die windmolens kunnen zien vanuit hun woning, ervaren meerhinder dan mensen die een positieve houding hebben tegenover windmolens of ze niet kun-nen zien. Mensen die economisch belang hebben bij een windturbine ervaren doorgaans inhet geheel geen hinder.De universiteit van Gronignen heeft onderzoek verricht naar de gezondheidsrisicos als ge-volg van geluidhinder van windmolens. Uit dit onderzoek blijkt dat er met name sprake kanzijn van de verstoring van de slaap. Alhoewel andere gezondheidsrisicos niet zijn bewezenheeft het ministerie van VROM naar aanleiding van het onderzoek besloten de geluidsnor-men te verscherpen. Dit omdat wel is gebleken dat de molens onder omstandigheden meeroverlast geven dan eerder verondersteld. De nieuwe regelgeving zorgt ervoor dat beter re-

    kening gehouden wordt met de extra harde wind op grotere hoogte .

    De windturbine moet op voldoende afstand van burgerwoningen staan om geluidsoverlast tevoorkomen. De vuistregel is dat ongeveer 4 x de masthoogte moet worden aangehouden, deexacte afstand wordt pas duidelijk nadat onderzoek heeft plaatsgevonden volgens de nieuwenorm. Een en ander betekent dat bij een turbine van 100 meter een afstand van 400 meteraangehouden moet worden. Bij een turbine van 120 meter is dit al 480 meter.

    Het Nationaal Kritisch Platform Windenergie verwijst op haar website overigens naar eenonderzoek van de Amerikaanse arts Nina Pierpont die tot de conclusie komt dat er windtur-bine syndroom kan ontstaan wanneer mensen in de buurt van een windturbine wonen. Pier-

    pont is van mening dat molens op minimaal 2 km afstand van woningen geplaatst moetenworden. Het onderzoek van Pierpont is nog erg omstreden.

  • 8/8/2019 Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

    22/33

    22

    Op dit moment is er nog geen aanleiding om een afstand van 2 km afstand aan te houden.Een dergelijke afstand zou overigens ook betekenen dat er in Frysln, met uitzondering wel-licht van het IJsselmeer, geen nieuwe windclusters gerealiseerd kunnen worden.

    We zijn ons ervan bewust dat een wettelijke norm iets anders is dan de ervaring van hinderdoor omwonenden. Wij vinden het daarom van belang dat omwonenden in een vroeg stadi-um worden genformeerd over de plannen en betrokken worden bij plannen voor nieuwe mo-lens.

    6.1.3 VeiligheidWindmolens moeten voldoen aan een aantal veiligheidseisen. Bij de plaatsing van windmo-lens moet hier op grond van het Activiteitenbesluit rekening mee worden gehouden.

  • 8/8/2019 Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

    23/33

    23

    Hoofdstuk 7. Saneren en participeren

    Om de ontstane verrommeling door met name de losse windmolens in het landschap, dezogenaamde solitaire windmolens, af te bouwen is sanering van bestaande molens gewenst.Provinciale Staten hebben ook aangeven de sanering van bestaande molens voor het nieu-we beleid van belang te vinden. De gedachte is om meer windenergie op te wekken metminder molens.

    De koppeling tussen opschalingsclusters en de sanering van solitaire molens is onder Wind-streek 2000 geen eenvoudige opgave gebleken. Om sanering echt van de grond te krijgenmoet dit in het nieuwe windbeleid beter gefaciliteerd en georganiseerd worden. Het gaat danom het begeleiden van het proces en het vinden van saneringsmolens bij projecten. We wil-len dit in samenwerking met de turbine-eigenaren verder onderzoeken.

    Om sanering te bekostigen koppelen we de mogelijkheden voor nieuw te bouwen windmo-lens aan de sanering van bestaande windmolens.Omdat het rendement per windproject kan verschillen is het moeilijk uit te gaan van een vas-

    te verhouding tussen saneren en opschalen. Toch willen we een indicatie geven van de ge-wenste sanering. Wij streven ernaar dat minimaal 1/3 van het te plaatsen vermogen wordtgesaneerd (3 MW plaatsen is 1 MW saneren). Vanuit de markt wordt deze verhouding realis-tisch geacht.

    Participatie, ofwel deelname aan windenergieprojecten, kan een effectieve methode zijn omhet draagvlak voor de realisering van windenergieprojecten te versterken. Daarnaast is hetgoed mogelijk dat participatie noodzakelijk is voor de uiteindelijke uitvoerbaarheid van hetproject. Van elk windproject verwachten wij dan ook dat er een realistisch aanbod aan dedirecte omgeving voor participatie wordt gedaan.

    7.1 Expertmeeting saneren windmolens

    Rondom het thema saneren is in februari 2010 een expertmeeting gehouden. In de bijeen-komst is onderscheid gemaakt in sanering zonder en met een koppeling aan projecten.

    7.1.1 Sanering zonder de koppeling aan projectenWindmolens vertegenwoordigen een economische waarde. De sanering van windmolenskost daarom geld. De schattingen van de kosten van het saneren van een turbine in de ex-pert meeting liepen uiteen van 10.000 tot 100.000 per turbine.Sanering van molens zonder een koppeling aan een project kan gestimuleerd worden dooreen sloopregeling in te stellen. Deze mogelijkheid werd door de deelnemers aan de expert-meeting om financile redenen als niet haalbaar gezien.

    7.1.2 Sanering met koppeling aan projecten

    De koppeling van sanering aan een nieuw project werd in de expertmeeting als realistischergezien. Wanneer er in een nieuw windproject voldoende rendement is kan de sanering vanmolens daar uit bekostigd worden.In Windstreek 2000 is de sanering van solitaire molens gekoppeld aan de vorming van op-schalingsclusters. Er wordt daarbij uitgegaan van een vaste verhouding tussen het aantal teplaatsen en te saneren molens. Voor een opschalingscluster van 10 windmolens moeten 5solitaire molens gesaneerd worden. Hierdoor kan onder Windstreek 2000 het aantal windmo-lens per saldo toenemen. Om in het nieuwe windbeleid meer windenergie op te wekken metminder molens komt die verhouding anders komen te liggen.Vanwege de koppeling met het rendement van projecten wordt er vanuit de markt niet uitge-gaan van een verhouding tussen het aantal te plaatsen en te saneren molens maar van eenverhouding tussen het te plaatsen en te saneren vermogen. Als vuistregel wordt er vanuitgegaan dat het rendabel is om 1 MW te saneren als er 3 MW geplaatst wordt.

  • 8/8/2019 Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

    24/33

    24

    Omdat het rendement per windproject kan verschillen is in de expertmeeting geadviseerd omniet uit te gaan van een vaste verhouding tussen saneren en opschalen maar dit meer indi-catief te maken.

    7.2 Organisatie van de saneringDe koppeling tussen opschalingsclusters en de sanering van solitaire molens is onder Wind-streek 2000 geen eenvoudige opgave gebleken. Om sanering echt van de grond te krijgenmoet dit in het nieuwe windbeleid beter gefaciliteerd en georganiseerd worden. Het gaat danom het begeleiden van het proces en het vinden van saneringsmolens bij projecten.

    Voor de koppeling van een te saneren turbine aan een project is een afspraak nodig tussende turbine-eigenaar en het project. Afgesproken moet worden dat de bestaande turbine tenbehoeve van het project gesaneerd wordt en onder welke voorwaarden (deelname in nieuwproject, tijd etc). Vervolgens moeten de planologische rechten van de te saneren molens uithet bestemmingsplan worden geschrapt.

    Een groot deel van de windturbine-eigenaren in Frysln is aangesloten bij de vereniging

    windturbine-eigenaren Frysln (VWF). Mogelijk kan deze vereniging een rol spelen bij deorganisatie van de sanering. Dit kan ook een rol zijn voor de provincie. Een derde optie is datde VWF en provincie gezamenlijk de sanering gaan organiseren.

    De Vereniging Windturbine-eigenaren Friesland heeft samen met Noordenwind en de Ferie-ning Fryske Doarpsmnen het Platform Duurzame energie Frysln (PDF) opgericht. Dit Plat-form heeft in juni 2010 het initiatief Aanbod 600 gepresenteerd. Onderdeel van dit aanbod ishet opzetten van een uitvoeringsorganisatie. De sanering van bestaande molens is daar on-derdeel van. PDF wil de mogelijkheden voor een uitvoeringsorganisatie samen met overhe-den en andere partijen verkennen.Om het proces van opschalen en saneren te ondersteunen denkt PDF aan het oprichten vaneen zogenaamde windbank. Turbine-eigenaren kunnen de hun windrechten inbrengen in de

    windbank en vervolgens meedoen in opschalingsprojecten. Mogelijk kan een windbank on-derdeel worden van het provinciale beleid.Wij staan positief ten opzichte van dit aanbod en gaan de mogelijkheden hiervan samen metPDF verkennen.

    Voor de ontwikkeling van grote windmolens in het kleigebied gaan we in eerste instantie sa-men met de gemeenten in het kleigebied de mogelijkheden onderzoeken. Grondeigenarenen turbine-eigenaren zullen daar ook bij betrokken worden.Daarnaast gaan we contact met het Rijk leggen in verband met mogelijke beperkingen vanuitde PKB Waddenzee en de beperkingen van de defensieradar.Wij willen ook samenwerken met lokale partijen, zodat de revenuen van windenergie zoveelmogelijk ten goede komen aan de locale economie.

    Wij willen eventueel zorgen voor de ruimtelijke procedure, middels een provinciaal inpas-singplan. De kosten hiervan worden verhaald op het project.

    Wij gaan de mogelijkheden voor een grootschalige cluster aan de Afsluitdijk samen met hetrijk en gemeenten nader bekijken. Afstemming met andere provincies met plannen in hetIJsselmeer is daarbij van belang. Wanneer er een locatie gevonden wordt, is het rijk welis-waar verantwoordelijk voor de procedure, wij willen daar een rol bij spelen.Sanering van bestaande molens vinden wij ook bij nationale clusters van belang.

    7.3 SaneringspotentieelIn 2021 (het eind van de looptijd van de nieuwe structuurvisie) zijn 288 van de huidige 317molens 15 jaar of ouder (peildatum 1-1-2010). Deze molens hebben samen een opgesteldvermogen van 122 MW.

  • 8/8/2019 Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

    25/33

    25

    Uitgaande van de saneringsverhouding van het plaatsen van 3 MW om 1 MW te saneren,kunnen met 366 MW aan nieuw vermogen al deze molens betrokken worden bij de opscha-ling en sanering.

    7.4 Participatie door omwonendenOnder participatie verstaan we de deelname van omwonenden en belangenpartijen in eenwindenergieproject. Deelname van omwonenden bij nieuwe windparken kan in bepaaldegevallen noodzakelijk zijn. Door participatie van direct omwonenden worden de betreffendewoningen niet meer gezien als burgerwoningen van derden. De aan te houden afstand tot dewoning wordt hierdoor kleiner. Hierdoor ontstaat beleidsmatig ruimte voor windparken.Daarnaast is participatie van belang in verband met draagvlak voor windparken. Daar waarhet draagvlak voor windparken vergroot kan worden door participatie moet een project hier-voor de mogelijkheden bieden.Wij stellen aan elk windproject de voorwaarde dat er een realistisch aanbod aan de directeomgeving voor participatie wordt gedaan.

    Er zijn hiervoor verschillende vormen van deelname in windprojecten denkbaar. SenterNo-

    vem heeft in 2009 onderzoek verricht naar participatie in windenergie projecten. De centralevraag was hoe participatie bijdraagt aan de ontwikkeling van draagvlak. Daarbij zijn tweevormen van participatie onder de loep genomen, namelijk de participatie in planning en fi-nancile participatie.

    7.4.1 Participatie in planningParticipatie in planning kan door middel van informatievoorziening, inspraak en medezeg-genschap. Het belangrijkste doel van deze vorm van participatie is het verkrijgen van steunof draagvlak en het voorkomen of verkorten van bezwaarprocedures. Dit is te bereiken doortijdig vooroverleg met belangenpartijen en omwonenden, waarbij er nog verschillende opties(locatie, windturbinetype, as-hoogte, en eventueel compensatie van omwonenen) uitgewerktkunnen worden. In een aantal gemeenten (Zeewolde, Haarlemmermeer, Wieringermeer) zijn

    al goede resultaten bereikt met deze wijze van participatie. De organisatie van participatiewerd in deze gevallen overigens door de gemeente verplicht gesteld.

    Op 18 februari 2010 is ter voorbereiding van het nieuw op te stellen windbeleid een expert-meeting georganiseerd over participatie. Deelnemers waren initiatiefnemers van windprojec-ten, gemeenten, Agentschap NL en provincie. In de expertmeeting werd kritiek gegeven opparticipatie bij de planvorming. Het in een vroegtijdig stadium voeren van vooroverleg leidt ervolgens initiatiefnemers vaak toe dat het plan moet worden aangepast. Dit heeft echter nietautomatisch tot gevolg dat er meer draagvlak voor het windproject ontstaat. Ook heeft deervaring geleerd dat problemen met draagvlak pas ontstaan in een later stadium, als de de-tails van een plan bekend zijn.

    Door alle betrokken partijen en alle bewoners in de omgeving direct te betrekken bij het ini-tiatief kunnen wel problemen verderop in de procedure worden voorkomen door tijdig wijzi-gingen aan te brengen in het project. Dit zal misschien niet altijd tot gevolg hebben dat erineens een groot draagvlak voor het project ontstaat maar kan er wel voor zorgen dat proce-dures uiteindelijk vlotter verlopen.Vanuit dit oogpunt kan participatie bij planvorming van groot belang kan zijn.

    7.4.2 Financile participatieOnder financile participatie wordt hier de deelname van omwonenden in het windprojectverstaan. Er bestaan echter ook vormen waarbij vanuit de exploitatie van het windpark ande-re activiteiten gesteund worden. Het doel van financile participatie is doorgaans het vergro-ten van draagvlak.

  • 8/8/2019 Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

    26/33

    26

    Het vergroten van draagvlak voor een windproject door middel van het verstrekken van fi-nancile middelen kan plaatsvinden op verschillende manieren en met verschillende doelen.Voorbeelden hiervan zijn:

    Het laten participeren van direct omwonenden die feitelijk overlast ondervinden vande windmolens omdat de molens bijvoorbeeld vanuit de woning zichtbaar of hoorbaarzijn. Bekend is dat omwonenden die financieel participeren in een windproject vaakgeen hinder ondervinden van de aanwezige windmolens.

    Participatie van de dorpsvereniging. De hele omgeving heeft dan indirect baat bij dewindmolens. Er komt dan geld beschikbaar voor plaatselijke voorzieningen zoals eenspeelplaats e.d. Participatie van de dorpsvereniging in een windcluster is een goedalternatief voor de dorpsmolen.

    Het verstrekken van een geldelijke bijdrage aan natuurorganisaties. Het draagvlakvoor windclusters kan worden vergroot als natuurorganisaties middelen ter beschik-king krijgen om natuurlijke waarden in de omgeving te realiseren.

    De ondersteuning van andere projecten op het gebied van duurzame energie. Hoe-wel veel mensen voorstanders zijn van duurzame energie is een windcluster in de di-recte nabijheid voor sommige mensen een stap te ver. De provincie kan in de omge-ving van windclusters projecten op het gebied van duurzame energie ondersteunenen stimuleren.

    Financile participatie is onontkoombaar als niet aan de milieunormen kan worden voldaanen het opkopen van burgerwoningen niet aan de orde is. Door de woningdichtheid van Frys-ln is slechts heel beperkt ruimte beschikbaar voor het realiseren van windclusters. Doorparticipatie van direct omwonenden worden de betreffende woningen niet meer gezien alsburgerwoningen van derden. Dit wil zeggen dat deze woningen niet aan de milieu-eisen hoe-

    ven te voldoen omdat de bewoner mede initiatiefnemer is. Vergelijkbaar is de situatie waarineen windturbine op een agrarisch bouwperceel wordt gebouwd. Ook hier hoeft niet aan deeisen te worden voldaan omdat de agrarir initiatiefnemer is.

  • 8/8/2019 Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

    27/33

    27

    Hoofdstuk 8. Bestaande initiatieven

    Windstreek 2000 is nu nog steeds het geldende beleidskader. We weten dat er in verschil-lende gemeente initiatieven voor windparken op basis van Windstreek 2000 zijn. Het gaatom opschalingsclusters en om projecten voor uitbreiding van bestaande clusters.We willen voorkomen dat het voor deze projecten onduidelijk onder wel beleid ze beoordeeldworden. Daarom willen we zo spoedig mogelijk een uitspraak doen over deze projecten.Van belang daarbij vinden wij dat de Friese gemeenten aangeven aan welke projecten zijzich bestuurlijk verbonden achten met toezeggingen of gewekte verwachtingen.Als deze projecten concreet genoeg zijn, dat wil zeggen dat de locatie, het aantal turbines,de masthoogte en de te saneren molens bekend zijn kunnen wij deze projecten beoordelenop grond van Windstreek 2000. De projecten waar wij op basis van Windstreek mee in kun-nen stemmen nemen we op als pijplijnproject in het nieuwe beleid.

    8.1 Bestaande initiatieven in relatie tot nieuw beleidIn Windstreek 2000 zijn de vasteland gemeenten gevraagd om een locatie aan te wijzen vooreen opschalingscluster. Maximaal kunnen er onder Windstreek 27 opschalingsclusters gere-

    aliseerd worden. In de praktijk zijn er nu twee opschalingsclusters gerealiseerd, een in degemeente Wnseradiel en een in de gemeente Harlingen. In theorie kunnen er dus nog in 25gemeenten opschalingsclusters gerealiseerd worden.De bestaande initiatieven zijn in 2009 al eens genventariseerd. Sindsdien zijn er projectenafgevallen maar ook weer nieuwe bijgekomen. Voor zover bij de provincie bekend zijn er in12 gemeenten initiatieven voor een opschalingscluster zoals bedoeld in Windstreek 2000.Daarnaast zijn er nog andere initiatieven, zoals de uitbreiding van bestaande parken. In to-taal zijn er in 17 gemeenten initiatieven bekend. Onbekend is voor welke van deze projectenbestuurlijk draagvlak is.Wij vinden dat de gemeenten als eerste aan zet zijn om aan te geven aan welke van de initi-atieven zij zich bestuurlijk verbonden achten. Wij gaan dit met gemeenten bespreken.

    8.2 Duidelijkheid voor lopende initiatieven voor windclustersHet ontwikkelen van een opschalingscluster is een complex en ingewikkeld proces dat veeltijd kost. Aan een aantal initiatieven wordt al jaren gewerkt en er is in sommige gevallen veelgeld genvesteerd in onderzoek. Provinciale Staten hebben daarom bij de evaluatie vanWindstreek in 2008 aandacht gevraagd voor de lopende projecten. De commissie Ln, Loften Wetter heeft dat in september 2009 nog eens gedaan.We willen voorkomen dat het voor deze projecten onduidelijk onder wel beleid ze beoordeeldworden. Voor projecten waar bij gemeenten bestuurlijk draagvlak is, we willen daarom zospoedig mogelijk een uitspraak doen over de wenselijkheid ervan.Voorwaarde is wel dat de projecten concreet genoeg zijn. Dat wil zeggen dat de locatie, hetaantal turbines, de masthoogte en de te saneren molens bekend zijn. Wanneer voor demasthoogte afgeweken moet worden van de maximale hoogte uit Windstreek, moet ook be-

    kend zijn waarom dat in dat geval nodig is (er moet sprake zijn van een bijzonder geval) enmoet deze afwijking gemotiveerd worden op grond van de gebruiks- en belevingsfuncties.De projecten waar wij op basis van Windstreek mee in kunnen stemmen nemen we op alspijplijnproject in het nieuwe beleid. Deze projecten kunnen dan uitgevoerd worden.

    Bestaande initiatieven hoeven niet op gespannen voet te staan met het te ontwikkelen nieu-we beleid. Het is zelfs denkbaar dat een deel van de ruimte die het nieuwe beleid biedt inge-vuld wordt met bestaande initiatieven.

  • 8/8/2019 Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

    28/33

    28

  • 8/8/2019 Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

    29/33

    29

    Bijlagen

  • 8/8/2019 Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

    30/33

    30

  • 8/8/2019 Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

    31/33

    31

    Bijlgage 1. Overzicht kaderstelling PS

    kaderMotie 1(febr 2008)

    PS verzoeken het college de aanbevelingen in het rapport van de Grontmijals bouwstenen uit te werken en mee te nemen bij het ontwikkelen van denieuwe nota Windstreek.Aanbevelingen evaluatierapport Grontmij:

    Tabel met indicatieve criteria voor de plaatsing van windturbines (hst 2)

    Differentiatie in beleid naar landschapstypen:nader te onderzoeken op welke wijze de beoordeling van ruimtelijkekwaliteit kan plaatsvinden (hst 3.2)

    Verhouding te saneren en te plaatsen turbines:

    Streef bij opschalingsclusters zo veel mogelijk naar sanering van tur-bines in de nabijheid van dat cluster.

    Overweging om op zoek te gaan naar ruimte voor een regionaal clus-

    ter voor meer dan 10 turbines. Regionale clustering kan een moge-lijkheid zijn om te komen tot betere ruimtelijke kwaliteit. (hst 3.3)

    Sta per dorp, en ruimtelijk gerelateerd aan het dorp, een solitaire op-schalingsturbine toe. (hst 3.4)

    Onderzoek de provinciale ambities op het gebied van windenergie (20 tot30 jaar) in relatie tot de gewenste landschappelijke kwaliteiten. (hst3.5.1)

    Vervul als provincie een meer regisserende rol bij de bepaling van loca-ties. (hst 3.5.2)

    Globale indicaties voor aan te houden afstanden tussen turbines en be-bouwing (hst 3.5.3)

    Verruim de maximale masthoogte, waar dat vanuit ruimtelijke kwaliteitkan (alleen in landschapstypen die daarvoor vanuit oogpunt van ruimte-lijke kwaliteit het meest geschikt voor zijn). (hst 5.5)

    Grontmij concludeert dat er juridische geen uitzondering gemaakt kanworden voor het opschalen van de solitaire dorpsmolens. (7.5)

    Grontmij heeft met Defensie nader overlegd gevoerd over de mogelijk-heid om tot indicatieve masthoogten in relatie tot de afstand tot radarpos-ten te komen. Dit heeft echter niets opgeleverd. (hst 8.5)

    Versnelling vergunningverlening:1. Zorg voor:

    a. afstemming vooraf over de goede ruimtelijke onderbouwing,

    b. voldoende expertise,c. afstemming op beslismomenten

    2. Zorg voor een adquaat gemeentelijk beleidskader3. een format voor de ruimtelijke onderbouwing te ontwikkelen.4. Stem tijdig met de gemeente af op welke wijze de planologische ze-

    kerstelling van te saneren turbines geregeld moet worden en stelhiervoor een instructie op. (10.5)

    Motie 2(febr 2008)

    PS verzoeken het college van GS in nieuw beleid voor windenergie meerambitie, verdere opschaling en regionalisering als uitgangspunt te nemen endaarnaast indicatieve criteria voor de plaatsing van windturbines uit te wer-ken, alsmede eisen ten aanzien van het uiterlijk van windturbines.

    Meer ambitie

    Verdere opschaling

    regionalisering

  • 8/8/2019 Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

    32/33

    32

    Uitwerking indicatieve criteria voor de plaatsing van windturbines en ei-sen ten aanzien van het uiterlijk van windturbines.

    Cie LLW(sept 09)

    Opmerkingen gemaakt bij de behandeling van de startnotitie Windstreek2011

    de positie van windenergie ten opzichte van andere duurzame energie(energie mix) de organisatie van participatie

    de gevolgen voor volksgezondheid de rol van de provincie de mogelijkheden voor wind op zee meer windenergie opwekken met minder masten hoe omgaan met bestaande initiatieven

  • 8/8/2019 Houtskoolschets Windstreek 2011 (Friesland)

    33/33

    Bijlage 2. Management samenvatting rapport KNN