Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen: Een exploratief...

30
Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen: Een exploratief onderzoek naar de invloed van kunstmatige voortplantingstechnieken op het gebruik van zorg en incidentie van astma Manuelle Dania 18545550 Februari-Juni 2014 Prof. Dr. M. Hadders-Algra Ontwikkelingsneurologie Beatrix Kinderziekenhuis Universitair Medisch Centrum Groningen

Transcript of Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen: Een exploratief...

Page 1: Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen: Een exploratief …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/... · 2014-11-18 · Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen:

Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen:

Een exploratief onderzoek naar de invloed van kunstmatige

voortplantingstechnieken op het gebruik van zorg en incidentie

van astma

Manuelle Dania

18545550

Februari-Juni 2014

Prof. Dr. M. Hadders-Algra

Ontwikkelingsneurologie

Beatrix Kinderziekenhuis

Universitair Medisch Centrum Groningen

Page 2: Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen: Een exploratief …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/... · 2014-11-18 · Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen:

1

Samenvatting

Achtergrond: Sinds de introductie van in vitro fertilisatie (IVF) worden er steeds meer

kinderen geboren door deze techniek, maar wat de effecten hiervan en van subfertiliteit zijn

op de ontwikkeling en gezondheid van deze kinderen is niet geheel bekend. Het doel van deze

studie was om de invloed van IVF met of zonder ovariële hyperstimulatie op het risico op

hospitalisatie, gebruik van medische zorg en astma gedurende de eerste 4 levensjaren te

bestuderen.

Methoden: Prospectief cohort onderzoek bestaande uit 63 kinderen geboren na gecontroleerde

ovariële hyperstimulatie-IVF (COH-IVF), 53 kinderen geboren na gemodificeerde natuurlijke

cyclus-IVF (MNC-IVF) en 79 kinderen geboren na spontane conceptie bij subfertiele paren

(Sub-NC). Vragenlijsten over de gezondheid van het kind ingevuld door de ouders op de

verschillende follow-up momenten tot en met de leeftijd van 4 jaar werden gebruikt.

Resultaten: De incidentie van hospitalisatie, verschillende vormen van medische zorg, astma

en astma-gerelateerde klachten verschilden niet tussen de drie groepen, met uitzondering van

een hogere incidentie van bezoek aan de huisarts in de COH-IVF groep vergeleken met de

MNC-IVF groep (geadjusteerde odds ratio (OR)=7.36 (95% confidence intervals (CI): 1.19-

45.63)). Tijd tot zwangerschap (gebruikt als proxy voor subfertiliteit) beïnvloedde het risico

op de bovengenoemde parameters niet, met uitzondering van orchidopexie (geadjusteerde

OR=1.43 (CI: 1.01-2.03); adjustering voor borstvoeding, lage geboortegewicht en

vroeggeboorte).

Conclusie: Uit deze studie blijkt dat ovariële hyperstimulatie, de in vitro procedure en

subfertiliteit in zijn algemeenheid geen verhoogde kans geven op hospitalisatie, het gebruik

van medische zorg, astma en astma-gerelateerde klachten tot en met de leeftijd van 4 jaar.

Abstract

Background: Since the introduction of in vitro fertilization (IVF), more and more children are

being born by these techniques, but the effect of IVF and the underlying subfertility on the

development and health of these children are not fully known. The purpose of this study was

to analyze the influence of IVF with or without ovarian stimulation on the risk in offspring for

hospitalization, use of medical care and asthma during the first 4 years of life.

Methods: Prospective cohort study consisting of 63 children born after controlled ovarian

hyperstimulation-IVF (COH-IVF), 53 children born after modified natural cycle-IVF (MNC-

IVF) and 79 children born after spontaneous conception of subfertile couples (Sub-NC).

Questionnaires about the health of the child filled out by the parents at the various follow-up

moments, including the age of 4 years, were used.

Results: The incidence of hospitalization, various forms of medical care, asthma and asthma-

related symptoms did not differ between the three groups, with the exception of a higher

incidence of visits to the general practitioner in the COH-IVF group compared with the MNC-

IVF group (adjusted odds ratio (OR): 7.36 (95% confidence intervals (CI): 1.19-45.63)). Time

to pregnancy (used as a proxy for subfertility) also did not affect the risk of the above

mentioned parameters except orchidopexy (adjusted OR= 1.43 (CI: 1:01 to 2:03); adjustment

for breastfeeding, low birth weight and preterm birth).

Conclusion: This study showed that the in vitro procedure and ovarian hyperstimulation in

general do not increase the risk of hospitalization, use of medical care, asthma and asthma-

related symptoms up until 4 years of age.

Page 3: Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen: Een exploratief …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/... · 2014-11-18 · Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen:

2

Voorwoord

Dit is mijn scriptie voor de opleiding geneeskunde. Tijdens deze stage wetenschap heb ik de

mogelijke effecten van IVF/ICSI op de gezondheid van het kind op 4 jaar geanalyseerd,

waarbij ik kritischer heb leren lezen en schrijven. Daarnaast heb ik gedurende deze periode

ook deze kinderen op 9/10 jarige leeftijd onderzocht en hoewel ik deze data niet heb gebruikt,

was dit een zeer leerzame ervaring. Na het aanpassen van mijn onderzoeksvraag, moest ik wat

harder werken om deze scriptie tijdig af te ronden. Maar gelukkig heb ik kunnen rekenen op

een paar mensen die ik hier wil bedanken.

Ten eerste wil ik prof. dr. Mijna Hadders-Algra voor haar snelle en kritische feedback,

begeleiding en geduld. Voor de praktische begeleiding wil ik Pamela Schendelaar en vooral

Jorien Seggers bedanken, van wie ik ook veel hulp heb ontvangen met de statistiek en het

schrijven. Ik wil ook Susanne van Kessel bedanken voor de fijne samenwerking. Tot slot wil

ik alle andere medewerkers en studenten op de afdeling bedanken voor hun gezelligheid en

vriendelijkheid.

Manuelle Dania

26 juni 2014

Op het voorblad staat een foto van een audiovisuele simulatie van de oerknal (The Void: A

simulation of the Big Bang by Tundra), waarbij de video stopt als er te veel bewogen of

gepraat wordt. Bij het gebruik IVF, grijpt men in op de oerknal van een nieuw leven. Er wordt

geschat dat het volwassen lichaam van de mens ongeveer net zoveel cellen bevat als er sterren

zijn in het grootste sterrenstelsel van het universum. Er zijn dus bijna oneindig mogelijke

effecten van IVF op de mens en een oneindig aantal onderzoeken hierover mogelijk.

Page 4: Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen: Een exploratief …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/... · 2014-11-18 · Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen:

3

Inhoudsopgave

Voorblad .................................................................................................................................... 0

Samenvatting ............................................................................................................................ 2

Inhoudsopgave .......................................................................................................................... 3

Introductie ................................................................................................................................. 4

IVF/ICSI ................................................................................................................................. 4

De gezondheid en ontwikkeling van het kind geboren na IVF/ICSI ...................................... 4

Gebruik van medische zorg door IVF-kinderen ..................................................................... 5

Vraagstelling ............................................................................................................................. 7

Materiaal en Methoden ............................................................................................................ 9

Studiepopulatie ....................................................................................................................... 9

Methoden ................................................................................................................................ 9

Statistische analyse ............................................................................................................... 10

Resultaten ................................................................................................................................ 12

Participatie ............................................................................................................................ 12

Achtergrondkenmerken ........................................................................................................ 13

Primaire vraagstelling ........................................................................................................... 14

Secundaire vraagstelling ....................................................................................................... 19

Discussie .................................................................................................................................. 21

Sterke punten ........................................................................................................................ 22

Zwakke punten ...................................................................................................................... 23

Aanbevelingen voor vervolgonderzoek ................................................................................ 24

Voorlichting in de spreekkamer ............................................................................................ 24

Conclusie ................................................................................................................................. 25

Referenties ............................................................................................................................... 26

Page 5: Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen: Een exploratief …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/... · 2014-11-18 · Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen:

4

Introductie

In vitro fertilisatie (IVF) en intracytoplasmatische sperma injectie (ICSI) zijn inmiddels veel

gebruikte opties voor kinderloze paren. In 2012 zijn er in Nederland maar liefst 4723 kinderen

geboren dankzij deze techniek(1). Uit onderzoek is gebleken dat IVF/ICSI op lange termijn

een negatieve invloed kan hebben op bepaalde aspecten van de gezondheid van het kind, maar

er zijn nog veel vragen rondom dit thema. In deze scriptie wordt het gebruik van medische

zorg geanalyseerd als mate van welzijn van 4-jarige kinderen geboren na IVF/ICSI.

IVF/ICSI

De IVF procedure begint met ovariële hyperstimulatie met behulp van een combinatie van

hormoontoediening namelijk FSH-injecties (follikel stimulerend hormoon) om de

ontwikkeling van meerdere follikels te stimuleren en GnRH-agonist (gonadotropin-releasing

hormone) of GnRH-antagonist om vroegtijdige ovulatie te voorkomen; wanneer de eicellen

voldoende gerijpt zijn, wordt eenmalig het hormoon HCG (Humaan choriongonadotrofine)

toegediend zodat de ovulatie plaatsvindt. Na 34-36 uur vindt met behulp van echogeleiding

transvaginale follikelaspiratie plaats. Vervolgens worden in een petrischaaltje de eicellen met

zaadcellen gemengd of in het geval van ICSI wordt de eicel met een zaadcel geïnjecteerd.

Vervolgens wordt het embryo in de met progesteron behandelde baarmoeder teruggeplaatst op

de 3e of 4

e dag van de ontwikkeling van het embryo. De kans op een daaropvolgende

doorgaande zwangerschap is 20%(2).

De gezondheid en ontwikkeling van het kind geboren na IVF/ICSI

Perinatale gevolgen

IVF/ICSI zwangerschappen brengen vaker risico’s met zich mee dan spontane

zwangerschappen. IVF/ICSI is namelijk geassocieerd met verschillende

zwangerschapscomplicaties zoals placentaire stoornissen, vroegtijdig gebroken vliezen(3-5),

bloedverlies tijdens de zwangerschap(5,6) en tijdens en na de baring(5), hypertensieve

aandoeningen(3,5,6), ovariatorsie, trombo-embolische events, maternale hospitalisatie(4)

en

zwangerschapsdiabetes(6). Deze factoren verhogen ook de kans op perinatale moeilijkheden.

De belangrijkste risicofactor voor neonatale morbiditeit en mortaliteit geassocieerd met

IVF/ICSI is meerlingzwangerschap(7,8). Meerlingzwangerschap is op zijn beurt geassocieerd

met vroeggeboorte, foetale groeiachterstand en chromosomale afwijkingen(9); echter ook

IVF-eenlingen hebben een verhoogd risico op (zeer) laag geboorte gewicht(6,10),

vroeggeboorte, groeivertraging (‘small for gestational age’; SGA) en perinatale

sterfte(6,8,10). Door deze perinatale complicaties bestaat er ook een hogere incidentie van

ziekenhuisopname in de neonatale periode(11,12). De maternale leeftijd(13), de oorzaak en

ernst van infertiliteit(10) spelen een grote rol bij perinatale complicaties, waardoor het niet

altijd even duidelijk is of IVF/ICSI zelf wel of niet van invloed is. Deze complicaties kunnen

ook op lange termijn een negatieve rol spelen in de gezondheid en ontwikkeling van het kind.

Page 6: Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen: Een exploratief …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/... · 2014-11-18 · Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen:

5

IVF/ICSI en aangeboren afwijkingen

Meerdere studies laten zien dat kinderen geboren na IVF/ICSI een verhoogd risico hebben op

congenitale afwijkingen door ouderlijke factoren (zoals de mate van subfertiliteit en oudere

leeftijd)(5,8-10,14). Inprentingsziekten en chromosomale afwijkingen (die verantwoordelijk

kunnen zijn voor aangeboren defecten) komen bovendien vaker voor bij ouders die IVF/ICSI

ondergaan(13,15,16). Echter er zijn ook studies die aangeven dat IVF/ICSI zelf als

risicofactor een rol speelt(4). Ook werd gerapporteerd dat bepaalde urogenitale afwijkingen

vaker voorkomen bij ICSI(15). Hoe dan ook, congenitale afwijkingen zorgen voor meer

ziektelast en gebruik van medische zorg.

Algemene gezondheid van het kind

Onderzoek heeft getoond dat op het gebied van algemene gezondheid IVF-kinderen over het

algemeen geen dramatische verschillen vertonen vergeleken met kinderen geboren na

spontane conceptie. Maar er zijn ook bevindingen die dit ten dele tegenspreken. Men heeft

namelijk aanwijzingen gevonden dat kinderen geboren na IVF een verhoogd nuchtere glucose

hebben, een verhoogde lichaamsvetcompositie, versnelde botmaturatie en groei, en vaker

schildklierstoornissen(17). Er zijn ook studies die laten zien dat IVF-kinderen een hogere kans

hebben op kinderziekten(10,14) en op cardiovasculaire ziekten in de toekomst: IVF-kinderen

hebben namelijk een hogere bloeddruk(17-19) en vasculaire dysfunctie(10). Daarnaast blijken

meisjes geboren na IVF/ICSI een hoger waarde van dehydroepiandrosteron sulfaat (pre-

geslachtshormoon) en luteïniserend hormoon (geslachtshormoon) in het bloed te hebben, wel

zonder klinische effecten(20).

Gebruik van medische zorg door IVF-kinderen

Hospitalisatie

Er zijn studies die laten zien dat IVF/ICSI kinderen vaker in het ziekenhuis worden

opgenomen(3,5,11,14) hoewel Belva et al(12) dit verschil niet hebben kunnen aantonen.

Daarnaast zijn er andere factoren zoals meerlingenzwangerschap, laag geboortegewicht en de

ernst van de subfertiliteit, die geassocieerd zijn met meer opnames op de neonatale intensive

care unit (NICU)(21-24).

Paramedische behandelingen

Uit het onderzoek van Bonduelle et al(14) blijkt dat kinderen geboren na IVF/ICSI vaker

fysiotherapie nodig hebben. Pinborg et al(25) konden dit verschil niet aantonen, maar wel dat

IVF/ICSI tweelingen dit vaker nodig hebben dan IVF/ICSI eenlingen. Daarnaast toonden

Bonduelle et al(14) aan dat IVF/ICSI-kinderen vaker gebruik maken van logopedische

behandelingen, terwijl Middelburg et al(26) in een review van kinderen geboren na IVF/ICSI

geen verschil in spraak en taal ontwikkeling zagen. Maar ook hier heeft

meerlingenzwangerschap een negatieve invloed(25).

Page 7: Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen: Een exploratief …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/... · 2014-11-18 · Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen:

6

Astma en IVF/ICSI

Hoewel er weinig studies zijn die dit hebben onderzocht, zijn er wel aanwijzingen dat er een

associatie bestaat tussen IVF/ICSI en astma(3,11,27,28), maar er zijn ook studies die dit niet

hebben kunnen aantonen(14,29,30). Maar ook hierbij spelen perinatale factoren, die de kans

op het ontwikkelen van astma beïnvloeden, zoals vroeggeboorte(31), laag geboortegewicht en

keizersnede, een rol(27,28,31). Dit zijn allemaal factoren die geassocieerd zijn met IVF/ICSI

(zie voorgaande paragraaf perinatale gevolgen en obstetrische complicaties). Daarnaast blijkt

subfertiliteit ook een rol te spelen in het ontwikkelen van astma(32,33) en moeders met astma

lopen meer risico op het ondergaan van IVF/ICSI en een kind met intra-uteriene

groeivertraging(34).

Page 8: Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen: Een exploratief …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/... · 2014-11-18 · Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen:

7

Vraagstelling

Het doel van dit onderzoek is om de invloed te bestuderen van de verschillende aspecten van

kunstmatige voortplantingstechnieken op het gebruik van medische zorg en de ontwikkeling

van astma. Er wordt gekeken naar de effecten van hormonale hyperstimulatie door kinderen

geboren na IVF met gecontroleerde

ovariële hyperstimulatie (Controlled

Ovarian Hyperstimulation: COH-IVF) te

vergelijken met kinderen geboren na IVF

met gemodificeerd natuurlijke cyclus

(Modified Natural Cycle: MNC-IVF), de

IVF-procedure door MNC-IVF-kinderen

te vergelijken met kinderen geboren na

natuurlijke conceptie maar waarbij de

ouders subfertiel waren (Subfertile

couples with Natural Conception: Sub-

NC) en de combinatie van hormonale

stimulatie en IVF door COH-IVF-

kinderen met Sub-NC-kinderen te

vergelijken (zie Figuur 1).

Primaire onderzoeksvragen

Het primaire doel van dit exploratieve onderzoek is om de volgende hoofdvragen te

beantwoorden:

- Is er een verschil in de incidentie van hospitalisatie in de eerste vier levensjaren tussen

COH-IVF, MNC-IVF en Sub-NC kinderen?

- Is er een verschil in de incidentie van astma in de eerste vier levensjaren tussen COH-

IVF, MNC-IVF en Sub-NC kinderen?

De hoofdvragen worden aangevuld door diverse sub vragen:

Is er in de eerste vier levensjaren verschil in de incidentie van

- bezoek aan de huisarts,

- bezoek aan een medisch specialist,

- chirurgische ingrepen,

- bezoek aan een paramedicus

- medicatiegebruik in zijn algemeenheid

- astmamedicatiegebruik,

- allergie

- eczeem

- atopische klachten

tussen de COH-IVF groep versus MNC-IVF groep, MNC groep versus Sub-NC groep en

COH-IVF groep versus Sub-NC groep?

Secundaire onderzoeksvraag

COH-IVF

Sub-NC MNC-IVF

Figuur 1

Weergave van de effecten van ovariële

hyperstimulatie en de in vitro procedure

tussen de groepen

Page 9: Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen: Een exploratief …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/... · 2014-11-18 · Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen:

8

Het secundaire doel van dit exploratieve onderzoek is om de volgende vraag te beantwoorden:

- Is er een relatie tussen de tijd tot zwangerschap en de incidentie van hospitalisatie,

astma en de overige sub uitkomsten in de eerste vier levensjaren?

De tijd tot zwangerschap is een proxy voor de ernst van de subfertiliteit. Immers, hoe langer

paren er over doen om zwanger te worden, hoe groter de vruchtbaarheidsproblemen waar zij

mee kampen zijn.

Page 10: Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen: Een exploratief …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/... · 2014-11-18 · Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen:

9

Materiaal en Methoden

Studiepopulatie

De studiepopulatie bestond uit 4-jarige eenlingen van subfertiele ouders geboren tussen maart

2005 en december 2006. De ouders zijn tijdens de zwangerschap geworven voor een

longitudinale, prospectieve follow-up studie -het Groningen ART cohort- via de afdeling

Verloskunde en Gynaecologie van het Universitaire Medisch Centrum Groningen. Deze

kinderen werden op de leeftijd van 2 weken, 3 maanden, 4 maanden, 10 maanden, 18

maanden, 2 jaar en 4 jaar onderzocht, waarbij er gekeken werd naar de neurologische,

cognitieve, gedragsmatige en lichamelijke ontwikkeling.

IVF/ICSI-groepen:

- COH-IVF, n=63: conceptie na behandeling met IVF/ICSI met gecontroleerde

ovariële hyperstimulatie (Controlled Ovarian Hyperstimulation: COH);

- MNC-IVF, n=53: conceptie na behandeling met IVF/ICSI met gemodificeerde

natuurlijke cyclus (Modified Natural Cycle: MNC);

Controle groep:

- Sub-NC, n=79: spontane conceptie terwijl op de wachtlijst voor IVF/ICSI, waarbij

al meer dan één jaar geprobeerd is om spontaan zwanger te worden (Subfertile

couples with Natural Conception: Sub-NC).

Exclusiecriteria:

- Meerlingen, in verband met verhoogd risico voor ontwikkelingsproblematiek(7).

- Kinderen geboren na eiceldonatie, embryodonatie en cryopreservatie.

Methoden

Toen de kinderen 2 weken oud waren werden gegevens over de prenatale, perinatale en

neonatale periode verzameld. Tevens werden ouderlijke karakteristieken en socio-

economische factoren verzamend door middel van vragenlijsten. Ten tijde van het onderzoek

op 4 jaar hebben de ouders ook een vragenlijst ingevuld over de gezondheid van hun kind. De

variabelen voor dit onderzoek zijn op deze vragenlijsten gebaseerd (zie Tabel 1).

Tabel 1 Overzicht vragen die voor de variabelen zijn gebruikt

Gebruikte vragen

Bezoek aan arts “Is uw kind tot nu toe wel eens onder behandeling

geweest van een medisch specialist?” (ja/nee)

“Zo ja, welke specialisme?” (kinderarts / KNO-arts /

oogarts / anders, namelijk..)

“Wat was de reden van de behandeling, hoe oud was

uw kind en in welk ziekenhuis is uw kind

behandeld?”

Bezoek aan huisarts

Bezoek aan specialist - Kinderarts

- KNO-arts

- Oogarts

Chirurgische interventies “Is uw kind tot heden wel eens opgenomen geweest

in het ziekenhuis (bijvoorbeeld voor een operatie)?”

(ja/nee)

“Wat was de reden, hoe oud was uw kind toen en in

welk ziekenhuis is uw kind opgenomen?”

Operatie gehad

- trommelvliesbuisje(s)

- adeno- en/of

tonsillectomie

- KNO-operatie gehad

Page 11: Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen: Een exploratief …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/... · 2014-11-18 · Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen:

10

Niet-ingedaalde testes

(cryptorchisme) die operatief

behandeld werd (orchidopexie)

m.b.t. testesindaling: “gebeurde dit spontaan of met

een operatie?” (spontaan / operatief)

Hospitalisatie “Is uw kind tot heden wel eens opgenomen geweest

in het ziekenhuis (bijvoorbeeld voor een operatie)?”

(ja/nee)

“Wat was de reden, hoe oud was uw kind toen en in

welk ziekenhuis is uw kind opgenomen?”

Ziekenhuisopname

- NICUa-opname

- Anderszins

Paramedische zorg “Is uw kind onder behandeling(geweest) van een

logopedist, fysiotherapeut of ergotherapeut?” (nee /

ja, logopedist, vanwege.. / ja, fysiotherapeut,

vanwege.. / ja, ergotherapeut vanwege..)

Behandeld door paramedicus

- Fysiotherapie

- Logopedie

- Ergotherapie

Aandoeningen “Wat was de reden van de behandeling, hoe oud was

uw kind en in welk ziekenhuis is uw kind

behandeld?”

“Wat was de reden, hoe oud was uw kind toen en in

welk ziekenhuis is uw kind opgenomen?”

“Zo ja, wat voor soort medicijnen?”

“Heeft uw kind wel eens stuipen bij koorts gehad?”

Is uw kind bekend met epilepsie?”

“Heeft uw kind wel een

blaasontsteking/urineweginfectie gehad waarvoor de

huisarts medicijnen (antibiotica) heeft

voorgeschreven?”

“Heeft uw kind nog klachten of aandoeningen waar

in deze lijst niet naar is gevraagd?”

Epilepsie

Koortsstuipen

UWI behandeld met Abb

Astma

Atopische klachten

Allergieën

Eczeem

Medicatie “Gebruikte uw kind de afgelopen 2 jaar medicijnen

die zijn voorgeschreven door huisarts of specialist?”

(nee, nooit / ja, wel eens / ja, regelmatig)

“Zo ja, wat voor medicijnen?”

“Heeft uw kind wel een

blaasontsteking/urineweginfectie gehad waarvoor de

huisarts medicijnen (antibiotica) heeft

voorgeschreven?”

“Heeft uw kind nog klachten of aandoeningen waar

in deze lijst niet naar is gevraagd?”

Gebruik van medicatie

- antibiotica

- laxantia

- astmamedicatie

a Neonatal intensive care unit.

b Urineweginfectie behandeld met antibioticum.

Statistische analyse

De power van het Groningen ART cohort is gebaseerd op de neurologische uitkomst van de

kinderen op de leeftijd van 18 maanden. Het neurologisch onderzoek volgens Hempel werd

daartoe gebruikt. Een van de uitkomstmaten is de ‘fluency score’, een maat voor de

vloeiendheid van de bewegingen van het kind. Omdat vooral de vlotheid van bewegingen

verminderd is bij subtiele dysfuncties van het zenuwstelsel werd deze uitkomstmaat gebruikt

voor de power. Om ten minste een halve standaard deviatie verschil tussen de groepen aan te

Page 12: Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen: Een exploratief …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/... · 2014-11-18 · Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen:

11

tonen, moesten er 64 kinderen per groep geïncludeerd worden om een power van 80% te

behalen. Bij deze berekening werd uitgegaan van een gemiddelde fluency score van 9.5 en

een standaard deviatie van 1.7(35).

Omdat de huidige uitkomstvariabelen allemaal dichotoom zijn worden de verschillen tussen

de groepen getoetst met behulp van de Chi-kwadraat of Fisher exacte toets en door middel

van logistische regressie. In de multivariate logistische regressie analyse werd voor de

volgende confounders gecorrigeerd, die enerzijds geselecteerd zijn op basis van vergelijkbare

studies in de literatuur (3,14,18,22,25,27,28) en anderzijds op basis van significante

verschillen in de achtergrondkenmerken (zie hoofdstuk Resultaten):

1. geboortegewicht in grammen (continu)

2. TTP in jaren (time to pregnancy; continu)

3. vanishing twin (dichotoom)

4. gebruik van foliumzuur tijdens de zwangerschap (dichotoom)

5. minstens één ouder die ouder is dan 35 jaar (dichotooom)

6. minstens één ouder die nu rookt en/of een moeder die tijdens zwangerschap rookte

(dichotoom)

7. borstvoeding gedurende minstens 6 weken (dichotoom)

8. ICSI (dichotoom)

9. medicatiegebruik tijdens zwangerschap (dichotoom)

10. minstens één hoogopgeleide ouder (dichotoom) als mate van sociaal economische

status

11. crècheverblijf (dichotoom) in verband met verhoogde kans op infecties

12. geslacht (dichotoom)

13. astma bij de ouders (wordt alleen bij astma-gerelateerde klachten gebruikt;

dichotoom)

Om onze secundaire onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden werd tevens gebruik gemaakt

van logistische regressie analyses. Indien er tussen de groepen geen verschil in de prevalentie

van hospitalisatie, astma en de overige sub-uitkomstmaten gevonden wordt zullen de drie

groepen van het Groningen ART cohort tot één grotere subfertiele groep gecombineerd

worden ter vergroting van de power. In de multivariate analyses van het effect van tijd tot

zwangerschap (als proxy voor ernst van subfertiliteit) op onze uitkomstmaten werd tevens

voor de hierboven genoemde confounders gecorrigeerd.

De statistische analyses werden uitgevoerd met behulp van IBM SPSS versie 20. Een P-

waarde kleiner dan 5% werd als statistisch significant beschouwd.

Page 13: Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen: Een exploratief …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/... · 2014-11-18 · Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen:

12

Resultaten

Participatie

In Figuur 2 staat participatie per follow-upmoment. In de prenatale inclusie periode waren 89

COH-IVF-eenlingen, 79 MNC-IVF-eenlingen en 143 Sub-NC-eenlingen geschikt voor de

studie; de ouders van respectievelijk 68 (76%), 57 (72%) en 90 (63%) eenlingen waren bereid

om mee te doen. De kenmerken van de deelnemers en de niet-participanten waren grotendeels

gelijk behalve dat maternale leeftijd bij conceptie in de Sub-NC-groep lager was voor niet-

participanten vergeleken met deelnemers (31 vs. 33 jaar, p=0.031) en zwangerschaps-

hypertensie in de MNC-groep vaker voorkwam bij niet-participanten dan deelnemers (24%

vs. 6%, p=0.029)(36). Bij het onderzoek op 4 jaar hebben 5 COH-IVF(7%), 5 MNC (9%) en

11 Sub-NC kinderen (12%) niet meegedaan. Eén MNC kind was overleden aan een

aangeboren hartafwijkingen en de rest van de uitval kwam door logistieke redenen of

onderzoekslast(18).

Levend geboren kinderen tussen 1 maart 2005 en 31 december

2006 die aan de inclusiecriteria voldeden

Follow-up 48 maanden n (% van geïncludeerd)

Follow-up 24 maanden n (% van geïncludeerd)

Follow-up 18 maanden n (% van geïncludeerd)

Follow-up 10 maanden n (% van geïncludeerd)

Follow-up 4 maanden n (% van geïncludeerd)

Follow-up 3 maanden n (% van geïncludeerd)

Follow-up 2 weken n (% van geïncludeerd)

Geïncludeerde kinderen n (% van geschikt)

Geschikte kinderen

n=311

COH-IVF

n=89

68 (76%)

67 (99%)

66 (97%)

66 (97%)

66 (97%)

66 (97%)

66 (97%)

63 (93%)

MNC-IVF

n=79

57 (72%)

57 (100%)

56 (98%)

56 (98%)

56 (98%)

56 (98%)

56 (98%)

53 (93%)

Sub-NC

n=143

90 (63%)

90 (100%)

90 (100%)

88 (98%)

90 (100%)

89 (99%)

87 (97%)

79 (88%)

Figuur 2 Stroomdiagram participatie van de Groningen ART cohort

Page 14: Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen: Een exploratief …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/... · 2014-11-18 · Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen:

13

Achtergrondkenmerken

De kenmerken van kind en ouders staan in Tabel 2. De tijd tot zwangerschap was in de Sub-

NC-groep lager dan in de COH-IVF-groep en MNC-IVF-groep; het vanishing twin fenomeen

kwam vaker voor in de COH-IVF-groep dan in de MNC-IVF-groep en Sub-NC-groep; meer

moeders hadden foliumzuur gedurende de zwangerschap gebruikt in de MNC-IVF-groep dan

in de Sub-NC-groep; de gestatieduur in de Sub-NC-groep was langer dan in de COH-IVF-

groep; geboortegewicht in de Sub-NC-groep was hoger dan in de COH-IVF-groep en MNC-

IVF-groep en de leeftijd van de vader was hoger in de COH-IVF-groep dan de MNC-IVG-

groep.

Tabel 2 Kenmerken van kind, vruchtbaarheid, zwangerschap, geboorte, neonatale

periode en ouders.

COH-IVF

(n = 63)

MNC-IVF

(n = 53)

Sub-NC

(n = 79)

Persoonlijke kenmerken

Mannelijk geslacht, n (%) 34 (54) 26 (49) 41 (52)

Eerst geboren kind, n (%) 43 (68) 37 (70) 49 (62)

Vruchtbaarheidsparameters

ICSI, n (%) 41 (65) 26 (49) N.v.t.

Tijd tot zwangerschap (jaren)a,

mediaan (range) 4 (0-13,5)# 4 (0,5-13)

~ 2,5 (0,5-11)

~/#

Zwangerschapskenmerken

Vanishing twin, n (%) 8 (13)~/*

1 (2)* 0 (0)

~

Foliumzuura, n (%) 56 (93) 52 (98)

* 69 (87)

*

PIHb, n (%) 3 (5) 3 (6) 9 (11)

PEb, n (%) 3 (5) 0 (0) 5 (6)

HELLPb, n (%) 0 (0) 0 (0) 0 (0)

Zwangerschapsdiabetes, n (%) 0 (0) 1 (2) 2 (3)

Geboortekenmerken

Gestatie duur (weken),

mediaan (range) 39,4 (33,4-42,3)* 40,1 (34,6-42,6) 40 (30,1-42,7)

*

Geboortegewicht, mean (σ) 3393 (563)* 3384 (586)

* 3578 (519)

*/*

Groeivertraging (SGA)d, n (%) 0 (0) 3 (6) 1 (1)

Vroeggeboorte (<37 weken),

n (%) 7 (11) 6 (11) 5 (6)

Spontaan vaginale bevalling,

n (%) 38 (60) 33 (62) 48 (61)

Ingeleide bevalling, n (%) 10 (16) 12 (23) 10 (13)

Keizersnede, n (%) 15 (24) 8 (15) 21 (27)

Neonatale kenmerken

Apgar score bij 5 minuten

< 7a, n (%) 0 (0) 0 (0) 1 (1)

Borstvoeding > 6 wekena/e

,

n (%) 28 (47) 24 (45) 39 (50)

Kenmerken van de ouders

Page 15: Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen: Een exploratief …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/... · 2014-11-18 · Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen:

14

Rokenc, n (%) 15 (24) 21 (40) 25 (32)

Leeftijd moeder bij conceptie,

gemiddelde (σ) 33 (3) 32 (3) 33 (4)

Leeftijd vader bij conceptiea,

gemiddelde (σ) 37 (6)* 35 (4)

* 35 (5)

Hoge opleiding moederf, n (%) 20 (32) 20 (38) 37 (47)

Hoge opleiding vadera/f

, n (%) 28 (47) 17 (33) 29 (37)

Astma bij de ouders, n (%) 4 (6) 3 (6) 6 (8)

Waarden zijn aantallen (percentages), medianen (range) en gemiddelden

(standaarddeviatie). Continue variabelen werden door middel van Q-Q plots beoordeeld

als (niet) normaal.

Fisher's exacte toets, onafhankelijke t-toets en Mann Whitney U toets werden gebruikt.

*p<0,05; ~p<0,01; #p<0,001.

COH-IVF: kinderen geboren na gecontroleerde ovariële hyperstimulatie-IVF; MNC-IVF:

kinderen geboren na gemodificeerde natuurlijke cyclus-IVF; Sub-NC: kinderen geboren

na natuurlijke conceptie van subfertiele ouders. a Ontbrekende waarden in 3 groepen: tijd tot zwangerschap n=1, foliumzuurgebruik n=3,

Apgar n=4, borstvoeding n=4, opleiding vader n=4, leeftijd vader bij conceptie n=3. De

percentages zijn gecorrigeerd voor ontbrekende waarden. b

Hypertensieve aandoeningen tijdens de zwangerschap: PIH=pregnancy induced

hypertension; PE=preeclampsie; HELLP=Hemolysis Elevated Liver enzymes and Low

Platelets syndroom.

c Roken werd gedefinieerd als tenminste één van de ouders rookt en/of de moeder heeft

tijdens de zwangerschap gerookt.

d SGA=small for gestational age. Geboortegewicht voor gestatieduur is < - 2 SD scores

vergeleken met een Nederlandse referentie populatie (Nederlandse referentie tabellen,

Perinatale Registratie Nederland).

e Borstvoeding cijfers zijn vergelijkbaar met die van de algemene Nederlandse populatie:

48% van de Nederlandse moeders geeft borstvoeding > 6 weeks.

f WO of HBO.

Primaire vraagstelling

Univariate analyse

De uitkomsten van de univariate analyse staan in Tabel 3. Er zijn voor de hoofdvariabelen

hospitalisatie, astma en atopische klachten geen significante verschillen tussen de drie

groepen gevonden. Ook voor parameters van de subvragen werden geen statistisch

significante verschillen tussen de groepen gevonden.

Tabel 3

Univariate analyse - Invloed van ovariële hyperstimulatie en in vitro

procedure - gebruik van medische zorg, astma en astma-gerelateerde

klachten

COH-IVF

(n = 63)

MNC-IVF

(n = 53)

Sub-NC

(n = 79)

Bezoek aan arts

Bezoek aan huisarts, n (%) 8 (12,7) 2 (3,8) 7 (8,9)

Page 16: Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen: Een exploratief …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/... · 2014-11-18 · Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen:

15

Bezoek aan specialista/b

, n (%) 31 (49,2) 24 (46,2) 36 (46,2)

Bezoek aan kinderarts, n (%) 20 (31,7) 11 (20,8) 16 (20,3)

Bezoek aan KNO-arts, n(%) 12 (19,0) 8 (15,1) 10 (12,7)

Bezoek aan oogarts, n (%) 5 (7,9) 7 (13,2) 7 (8,9)

Chirurgische interventies

Operatie gehad, n (%) 15 (23,8) 11 (20,8) 13 (16,5)

Trommelvliesbuisje(s), n (%) 4 (6,3) 4 (7,5) 4 (5,1)

Adeno- en/of tonsillectomie,

n (%) 10 (15,9) 8 (15,1) 6 (7,6)

KNO-operatie gehadc, n (%) 12 (19,0) 9 (17,0) 9 (11,4)

Orchidopexied, n (%) 2 (5,9) 0 (0) 1 (2,4)

Hospitalisatie

Ziekenhuisopnamea, n (%) 17 (27,0) 18 (36) 21 (26,9)

NICU-opnamee, n (%) 1 (1,6) 2 (3,8) 5 (6,3)

Paramedische zorg

Behandeld door paramedicusa, n (%) 16 (25,4) 7 (13,5) 10 (12,8)

Fysiotherapiea, n (%) 8 (12,7) 2 (3,8) 5 (6,4)

Logopediea, n (%) 9 (14,3) 5 (9,6) 7 (9,0)

Ergotherapie, n (%) 0 (0) 0 (0) 2 (2,5)

Aandoeningen

Epilepsiea, n (%) 0 (0) 0 (0) 1 (1,3)

Koortsstuipena, n (%) 3 (4,8) 2 (3,8) 2 (2,6)

UWI behandeld met Aba/f

, n (%) 6 (9,5) 2 (3,8) 8 (10,3)

Astmag, n (%) 9 (14,3) 6 (11,3) 6 (7,6)

Atopische klachtenh, n (%) 12 (19,0) 7 (13,2) 16 (20,3)

Allergieëni, n (%) 4 (6,3) 2 (3,8) 5 (6,3)

Eczeemj, n (%) 4 (6,3) 1 (1,9) 9 (11,4)

Medicatie

Gebruik van medicatiea, n (%) 29 (46,0) 25 (48,1) 35 (44,9)

Antibiotica, n (%) 19 (30,2) 16 (30,2) 26 (32,9)

Astmamedicatie, n (%) 9 (14,3) 5 (9,4) 4 (5,1)

Laxantia, n (%) 2 (3,2) 4 (7,5) 3 (3,8)

Waarden zijn aantallen (percentages).

Fisher's exacte toets werd gebruikt.

COH-IVF: kinderen geboren na gecontroleerde ovariële hyperstimulatie-IVF; MNC-IVF:

kinderen geboren na gemodificeerde natuurlijke cyclus-IVF; Sub-NC: kinderen geboren na

natuurlijke conceptie bij subfertiele ouders. a Ontbrekende waarden in 3 groepen: bezoek aan specialist n=2; ziekenhuisopname n= 4;

behandeld door paramedicus n=2; fysiotherapie n=2; logopedie n=1; epilepsie n=3;

koortsstuipen n=3; UWI behandeld met AB n=2; gebruik van medicatie n=2. De

percentages zijn gecorrigeerd voor ontbrekende waarden. b

Enkel bezoek aan huisarts werd geëxcludeerd.

c Trommelvliesbuisjes en adeno/tonsillectomie.

d Percentages zijn gebaseerd op aantal jongens.

Page 17: Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen: Een exploratief …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/... · 2014-11-18 · Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen:

16

e NICU=neonatal intensive care unit.

f Urineweginfectie behandeld met antibiotica.

g Astma werd gedefinieerd als diagnose astma en/of gebruik van astmamedicatie. Enkel

benauwdheidsklachten of bronchitis werd geëxcludeerd.

h Atopische klachten werden gedefinieerd als astma

f, allergieën

h en/of eczeem

i.

i Inclusief hooikoorts (pollenallergie), huisstofmijtallergie en gebruik van antihistaminica.

j Inclusief gebruik van corticosteroïdenzalf.

Multivariate analyse – Gebruik van zorg

De uitkomsten van de multivariate analyse van gebruik van zorg staan in Tabel 4. Door de

geringe aantallen was het niet mogelijk om betrouwbare multivariate analyses uit te voeren

voor de uitkomstmaten ergotherapie, epilepsie, orchidopexie en NICU-opname. De

multivariabele analyses gaven aan dat er geen verschil tussen de groepen bestond in het

gebruik van zorg, met uitzondering van bezoek aan de huisarts: meer COH-IVF-kinderen

bezochten de huisarts dan MNC-IVF-kinderen (OR=7,36 (1,19-45,63), p=0.03).

Tabel 4 Multivariate analyse (logistische regressie) - Invloed van ovariële

hyperstimulatie en in vitro procedure - gebruik van medische zorg

Verklarende

variabele

Referentie

variabele

Ongecorrigeerde Odds

Ratio (95% CIa)

Gecorrigeerde Odds Ratio

(95% CI)

Bezoek aan huisarts

MNC-IVF Sub-NC 0,40 (0,08-2,02) p=0,27 0,65 (0,06-7,18) p=0,73

COH-IVF MNC-IVF 3,71 (0,75-18,29) p=0,11 7,36 (1,19-45,63) p=0,03

COH-IVF Sub-NC 1,50 (0,51-4,38) p=0,46 2,50 (0,62-10,18) p=0,2

Bezoek aan specialist

MNC-IVF Sub-NC 1,00 (0,50-2,02) p=1,00 0,41 (0,14-1,21) p=0,11

COH-IVF MNC-IVF 1,06 (0,51-2,21) p=0,88 1,10 (0,44-2,72) p=0,84

COH-IVF Sub-NC 1,06 (0,55-2,06) p=0,86 0,60 (0,24-1,15) p=0,28

Bezoek aan kinderarts

MNC-IVF Sub-NC 1,03 (0,44-2,44) p=0,94 0,60 (0,16-2,33) p=0,46

COH-IVF MNC-IVF 1,78 (0,76-4,15) p=0,19 2,11 (0,76-5,88) p=0,16

COH-IVF Sub-NC 1,83 (0,85-3,93) p=1,83 1,23 (0,43-3,52) p=0,70

Bezoek aan KNO-arts

MNC-IVF Sub-NC 1,23 (0,45-3,34) p=0,69 1,82 (0,39-8,47) p=0,44

COH-IVF MNC-IVF 1,32 (0,50-3,53) p=0,58 0,83 (0,24-2,89) p=0,77

COH-IVF Sub-NC 1,62 (0,65-4,05) p=0,30 1,65 (0,49-5,55) p=0,42

Bezoek aan oogarts

MNC-IVF Sub-NC 1,57 (0,52-4,75) p=0,43 0,50 (0,08-3,09) p=0,46

COH-IVF MNC-IVF 0,57 (0,17-1,90) p=0,36 0,50 (0,11-2,23) p=0,37

COH-IVF Sub-NC 0,89 (0,27-2,94) p=0,84 0,84 (0,11-6,27) p=0,86

Operatie gehad

MNC-IVF Sub-NC 1,33 (0,55-3,24) p=0,53 1,82 (0,42-7,84) p=0,42

COH-IVF MNC-IVF 1,19 (0,49-2,88) p=0,69 0,94 (0,33-2,69) p=0,91

COH-IVF Sub-NC 1,59 (0,69-3,64) p=0,28 1,60 (0,52-4,99) p=0,42

Page 18: Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen: Een exploratief …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/... · 2014-11-18 · Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen:

17

Trommelvliesbuisjes

MNC-IVF Sub-NC 1,53 (0,37-6,41) p=0,56 10,81 (0,77-152,02) p=0,08

COH-IVF MNC-IVF 0,83 (0,20-3,49) p=0,80 0,89 (0,13-6,06) p=0,91

COH-IVF Sub-NC 1,27 (0,31-5,30) p=0,74 0,74 (0,09-6,05) p=0,78

Adeno en/of tonsillectomie

MNC-IVF Sub-NC 2,16 (0,70-6,64) p=0,18 2,57 (0,41-16,22) p=0,31

COH-IVF MNC-IVF 1,06 (0,39-2,92) p=0,91 0,67 (0,09-1,52) p=0,17

COH-IVF Sub-NC 2,30 (0,79-6,71) p=0,13 3,87 (0,93-16,11) p=0,06

KNO-operatie gehad

MNC-IVF Sub-NC 1,59 (0,59-4,32) p=0,36 3,40 (0,66-17,70) p=0,15

COH-IVF MNC-IVF 1,15 (0,44-2,99) p=0,77 0,60 (0,18-2,00) p=0,40

COH-IVF Sub-NC 1,83 (0,72-4,67) p=0,21 2,26 (0,65-7,86) p=0,20

Ziekenhuisopname

MNC-IVF Sub-NC 1,53 (0,71-3,28) p=0,28 0,72 (0,21-2,52) p=0,61

COH-IVF MNC-IVF 0,66 (0,30-1,47) p=0,31 0,60 (0,23-1,58) p=0,30

COH-IVF Sub-NC 1,00 (0,48-2,12) p=0,99 0,89 (0,32-2,47) p=0,82

Paramedicus

MNC-IVF Sub-NC 1,06 (0,38-2,98) p=0,92 0,89 (0,19-4,15) p=0,88

COH-IVF MNC-IVF 2,19 (0,82-5,82) p=0,12 1,60 (0,51-4,98) p=0,42

COH-IVF Sub-NC 2,32 (0,97-5,54) p=0,06 1,77 (0,46-6,73) p=0,41

Fysiotherapie

MNC-IVF Sub-NC 0,58 (0,11-3,13) p=0,53 1,51 (0,12-19,01) p=0,75

COH-IVF MNC-IVF 3,64 (0,74-17,94) p=0,11 2,29 (0,35-14,081) p=0,39

COH-IVF Sub-NC 2,12 (0,66-6,85) p=0,21 1,67 (0,32-8,56) p=0,54

Logopedie

MNC-IVF Sub-NC 1,08 (0,23-3,60) p=0,90 0,75 (0,12-4,83) p=0,76

COH-IVF MNC-IVF 1,57 (0,49-5,00) p=0,45 1,31 (0,32-5,38) p=0,71

COH-IVF Sub-NC 1,69 (0,59-4,83) p=0,33 1,18 (0,22-6,29) p=0,85

Koortsstuipen

MNC-IVF Sub-NC 1,52 (0,21-11,14) p=0,68 1,44 (0,08-26,31) p=0,81

COH-IVF MNC-IVF 1,27 (0,20-7,91) p=0,80 0,32 (0,01-10,84) p=0,52

COH-IVF Sub-NC 1,93 (0,31-11,94) p=0,48 4,42 (0,22-90,16) p=0,33

UWI behandeld met Antibiotica

MNC-IVF Sub-NC 0,35 (0,07-1,72) p=0,20 0,60 (0,09-4,06) p=0,60

COH-IVF MNC-IVF 2,63 (0,51-13,63) p=0,25 4,45 (0,60-34,09) p=0,14

COH-IVF Sub-NC 0,92 (0,30-2,81) p=0,89 0,37(0,05-2,88) p=0,34

Gebruik van medicatie

MNC-IVF Sub-NC 1,14 (0,56-2,30) p=0,72 0,79 (0,29-2,19) p=0,65

COH-IVF MNC-IVF 0,92 (0,44-1,92) p=0,83 1,07 (0,45-2,54) p=0,88

COH-IVF Sub-NC 1,05 (0,54-2,04) p=0,89 0,78 (0,31-1,96) p=0,60

Gebruik van antibiotica

MNC-IVF Sub-NC 0,88 (0,42-1,87) p=0,74 0,39 (0,12-1,26) p=0,11

Page 19: Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen: Een exploratief …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/... · 2014-11-18 · Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen:

18

COH-IVF MNC-IVF 1,00 (0,45-2,21) p=1,00 0,97 (0,35-2,68) p=0,95

COH-IVF Sub-NC 0,88 (0,43-1,80) p=0,73 0,47 (0,17-1,34) p=0,16

Gebruik van laxantia

MNC-IVF Sub-NC 2,07 (0,44-9,64) p=0,36 3,08 (0,25-38,07) p=0,38

COH-IVF MNC-IVF 0,40 (0,07-2,29) p=0,30 0,68 (0,07-6,92) p=0,75

COH-IVF Sub-NC 0,83 (0,13-5,13) p=0,84 3,57 (0,25-50,78) p=0,35

Gecorrigeerd voor geboortegewicht, TTP, vanishing twin, gebruik van foliumzuur tijdens de

zwangerschap, minstens één ouder die ouder is dan 35 jaar, minstens één ouder die rookt

en/of moeder heeft tijdens zwangerschap gerookt, borstvoeding gedurende minstens 6 weken,

ICSI, medicatiegebruik tijdens zwangerschap, minstens één hoogopgeleide ouder,

crècheverblijf en geslacht. a CI=confidence interval

Multivariate analyse – Astma

De uitkomsten van de multivariate analyse van astma en astma-gerelateerde klachten staan in

Tabel 5. Er zijn geen significante verschillen gevonden tussen de groepen, dus ovariële

hyperstimulatie en/of de in vitro procedure waren niet geassocieerd met astma–gerelateerde

klachten.

Tabel 5

Multivariate analyse (logistische regressie) - Invloed van ovariële

hyperstimulatie en in vitro procedure - astma en astma-gerelateerde

klachten

Verklarende

variabele

Referentie

variabele

Ongecorrigeerde Odds

Ratio (95% CI)

Gecorrigeerde Odds Ratio

(95% CI)

Astma

MNC-IVF Sub-NC 1,55 (0,47-5,10) p=0,47 2,70 (0,56-12,88) p=0,21

COH-IVF MNC-IVF 1,31 (0,43-3,94) p=0,64 0,87 (0,23-3,31) p=0,84

COH-IVF Sub-NC 2,03 (0,68-6,04) p=0,20 2,58 (0,62-10,77) p=0,20

Allergieën

MNC-IVF Sub-NC 0,58 (0,11-3,11) p=0,53 0,16 (0,01-2,88) p=0,21

COH-IVF MNC-IVF 1,73 (0,30-9,83) p=0,54 2,01 (0,24-17,10) p=0,52

COH-IVF Sub-NC 1,00 (0,26-3,90) p=1,00 2,26 (0,27-18,93) p=0,45

Eczeem

MNC-IVF Sub-NC 0,15 (0,02-1,22) p=0,08 - -

COH-IVF MNC-IVF 3,53 (0,38-32,55) p=0,27 14,05 (0,38-526,48) p=0,15

COH-IVF Sub-NC 0,53 (0,15-1,80) p=0,31 0,44 (0,07-2,83) p=0,39

Gebruik van astmamedicatie

MNC-IVF Sub-NC 1,95 (0,50-7,64) p=0,34 4,76 (0,82-27,83) p=0,08

COH-IVF MNC-IVF 1,60 (0,50-5,11) p=0,43 1,11 (0,28-4,36) p=0,89

COH-IVF Sub-NC 3,13 (0,92-10,68) p=0,07 4,70 (0,92-23,99) p=0,06

Atopische klachten

MNC-IVF Sub-NC 0,60 (0,22-3,52) p=0,87 0,89 (0,22-3,52) p=0,87

COH-IVF MNC-IVF 1,55 (0,56-4,26) p=0,40 1,15 (0,33-3,99) p=0,83

Page 20: Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen: Een exploratief …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/... · 2014-11-18 · Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen:

19

COH-IVF Sub-NC 0,93 (0,40-2,13) p=0,86 1,10 (0,35-3,47) p=0,87

Gecorrigeerd voor geboortegewicht, TTP, vanishing twin, gebruik van foliumzuur tijdens de

zwangerschap, minstens één ouder die ouder is dan 35 jaar, minstens één ouder die rookt

en/of moeder heeft tijdens zwangerschap gerookt, borstvoeding gedurende minstens 6

weken, ICSI, medicatiegebruik tijdens zwangerschap, minstens één hoogopgeleide ouder,

crècheverblijf, geslacht en astma bij de ouders.

Secundaire vraagstelling – Invloed van subfertiliteit

De invloed van TTP op de uitkomsten staan in Tabel 6. Een langere TTP bleek

ongecorrigeerd statisch significant geassocieerd met een hogere kans op orchidopexie

(OR=1,43 (1,01-2,03), p=0.04). Wanneer er voor de vaste set van confounders gecorrigeerd

werd, kon geen betrouwbare analyse uitgevoerd worden door de geringe aantallen. Ter extra

inzicht van de invloed van subfertiliteit op de incidentie van orchidopexie, is er een

aanvullend multivariate analyse uitgevoerd met een aangepaste set van confounders, die in de

literatuur als belangrijkste risico- of beschermende factoren voor cryptorchisme zijn

beschreven(37): borstvoeding gedurende minstens 6 weken, lage geboortegewicht (<2500

gram) en vroeggeboorte (<37 weken). Als op deze manier werd gecorrigeerd, werd een

significante odds ratio van 1.96 (CI: 1.05-3.67; p=0.04) gevonden. Dus des te langer de TTP,

des te hoger de kans op orchidopexie.

Tabel 6 Logistische regressie - Invloed van TTP op gebruik van zorg en astma en

astma-gerelateerde klachten

Ongecorrigeerde Odds

Ratio (95% CI)

Gecorrigeerde Odds Ratio

(95% CI)

Bezoek aan arts

Bezoek aan specialist 1,07 (0,94-1,22) p=0,30 1.11 (0.96-1.27) p=0.16

Bezoek aan kinderarts 0,99 (0,85-1,15) p=0,86 0.97 (0.81-1.16) p=0.72

Bezoek aan KNO-arts 0,98 (0,82-1,17) p=0,81 1.05 (0.86-1.29) p=0.64

Bezoek aan oogarts 1,04 (0,85-1,27) p=0,70 1.10 (0.87-1.39) p=0.44

Chirurgische interventies

Operatie gehad 1,07 (0,92-1,24) p=0,37 1.12 (0.94-1.33) p=0.20

Trommelvliesbuisje(s) 0,99 (0,76-1,29) p=0,93 0.93 (0.67-1.29) p=0.66

Adeno- en/of tonsillectomie 1,02 (0,85-1,23) p=0,81 1.06 (0.85-1.32) p=0.58

KNO-operatie gehad 1,04 (0,88-1,23) p=0,65 1.07 (0.88-1.31) p=0.50

Orchidopexiea 1,43 (1,01-2,03) p=0,04 - p=0.99

Hospitalisatie

Ziekenhuisopname 1,05 (0,91-1,20) p=0,51 1.09 (0.93-1.27) p=0.29

NICU-opname 0,98 (0,71-1,35) p=0,89 0.75 (0.40-1.40) p=0.36

Paramedische zorg

Behandeld door paramedicus 1,01 (0,86-1,20) p=0,89 1.01 (0.82-1.23) p=0.96

Fysiotherapie 0,98 (0,77-1,24) p=0,84 0.90 (0.65-1.24) p=0.52

Logopedie 1,01 (0,83-1,24) p=0,91 1.02 (0.81-1.28) p=0.89

Ergotherapie 0,43 (0,11-1,65) p=0,22 - p=1.00

Page 21: Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen: Een exploratief …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/... · 2014-11-18 · Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen:

20

Aandoeningen

Epilepsie 0,35 (0,04-3,19) p=0,35 - p=1.00

Koortsstuipen 1,11 (0,83-1,48) p=0,50 0.99 (0.67-1.47) p=0.96

UWI behandeld met Ab

0,84 (0,64-1,10) p=0,21 0.79 (0.57-1.09) p=0.16

Astmab

1,06 (0,88-1,28) p=0,56 1.08 (0.88-1.33) p=0.46

Atopische klachtenb

0,98 (0,83-1,15) p=0,78 1.01 (0.85-1.20) p=0.92

Allergieënb

1,09 (0,85-1,39) p=0,50 1.16 (0.89-1.52) p=0.28

Eczeemb

1,05 (0,83-1,32) p=0,68 1.06 (0.83-1.35) p=0.62

Medicatie

Gebruik van medicatie 0,97 (0,86-1,11) p=0,69 0.98 (0.85-1.12) p=0.75

Antibiotica 1,04 (0,91-1,18) p=0,61 1.05 (0.91-1.22) p=0.51

Astmamedicatieb

1,08 (0,88-1,32) p=0,46 1.10 (0.89-1.37) p=0.39

Laxantia 0,78 (0,53-1,15) p=0,21 0.59 (0.34-1.01) p=0.05

Gecorrigeerd voor geboortegewicht, vanishing twin, gebruik van foliumzuur tijdens de

zwangerschap, minstens één ouder die ouder is dan 35 jaar, minstens één ouder die rookt

en/of moeder heeft tijdens zwangerschap gerookt, borstvoeding gedurende minstens 6 weken,

ICSI, medicatiegebruik tijdens zwangerschap, minstens één hoogopgeleide ouder,

crècheverblijf en geslacht. aAlleen jongens zijn in de berekening meegenomen.

b Tevens gecorrigeerd voor astma bij de ouders.

Page 22: Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen: Een exploratief …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/... · 2014-11-18 · Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen:

21

Discussie

Deze studie toonde geen verschillen in het voorkomen van hospitalisatie, gebruik van zorg en

astma en astma-gerelateerde klachten aan tussen COH-IVF-kinderen, MNC-IVF-kinderen en

Sub-NC-kinderen. Dit suggereert dat ovariële hyperstimulatie en de in vitro procedure geen

nadelig effecten hebben op de gezondheid op 4-jarige leeftijd. In de huidige studie blijkt enkel

de incidentie van bezoek aan de huisarts hoger te zijn in de COH-IVF-groep dan de MNC-

IVF-groep. Er zijn veel analyses uitgevoerd in deze studie, waardoor de kans op

toevalsbevindingen groot is. Gezien het feit dat de COH-IVF groep niet in huisartsen bezoek

verschilde van de Sub-NC groep, is de kans groot dat het significante verschil van bezoek aan

de huisarts (COH-IVF > MNC-IVF) een toevalsbevinding is.

IVF/ICSI en Hospitalisatie

Onze bevindingen zijn in lijn met de studie van Pinborg et al 2003(25) en waarbij 32.1% van

de IVF-eenlingen opgenomen is geweest in het ziekenhuis wat overeenkomt met de 30.2% uit

onze onderzoek (COH-IVF- en MNC-IVF-kinderen samen). Pinborg et al 2004(21) hebben

ook geen invloed van IVF/ICSI op de prevalentie van hospitalisatie kunnen aantonen; wel

waren er maar liefst 69.8% van de IVF/ICSI-kinderen ooit opgenomen geweest in het

ziekenhuis, echter in deze studie van Pinborg et al. zijn alleen tweelingen bestudeerd en dit

kan de hogere prevalentie verklaren gezien tweelingen een hogere kans hebben op

gezondheidsklachten doordat ze vaker vroeggeboren worden en met een lager

geboortegewicht(7).

Er zijn ook studies die in, tegenstelling tot de huidige studie, wel een hoger risico voor

hospitalisatie hebben kunnen aantonen bij IVF-kinderen, namelijk Chambers et al(38),

Bonduelle et al(14), Ericson et al(11) en Koivurova et al(23). Echter deze studies hebben geen

subfertiele maar fertiele controlegroep gebruikt waardoor het effect van subfertiliteit niet is

uitgesloten (zie kopje Sterke punten). Ericson et al(11) hebben wel gecorrigeerd voor de duur

van ongewenste kinderloosheid, wat als een proxy voor ernst van subfertiliteit gezien kan

worden. Echter in hun studie in -tegenstelling tot onze studie- werden de meerlingen niet

geëxcludeerd van de studiepopulatie en er werd ook niet daarvoor gecorrigeerd.

IVF/ICSI en Astma

Er zijn een beperkt aantal studies die een mogelijk verband tussen IVF/ICSI en astmatische

klachten hebben onderzocht.

De resultaten van het huidige onderzoek, waarbij 12.9% van de IVF-kinderen astma had

(COH-IVF- en MNC-IVF-kinderen samen), komen overeen met drie voorgaande studies. De

studies van Cetinkaya et al(29), Karakis et al(39) en Jaderberg et al(30) hebben een

vergelijkbare prevalentie van astma gevonden namelijk respectievelijk 15.8%, 15.79% en

11.2%. Harju et al(33) vonden een lagere prevalentie van astma vergeleken met onze studie

namelijk 7.6%. In deze studie hebben ze gebruik gemaakt van registratie van declaratie van

kosten van de astmamedicatie en hiermee het voorkomen van astma gedefinieerd, waardoor

de prevalentie van astma onderschat werd omdat er astmapatiënten kunnen zijn die geen

medicatie gebruiken of de kosten van de medicatie niet declareren. Harju et al (33) vonden

Page 23: Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen: Een exploratief …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/... · 2014-11-18 · Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen:

22

geen verband tussen IVF/ICSI en astma. Ook Pinborg et al. 2003(25) rapporteerden een iets

lagere prevalentie vergeleken met onze studie (8.31%), maar dit zou verklaard worden door

dat de kinderen in onze cohort iets ouder waren namelijk 4.1 jaar en de kinderen uit de andere

studie waren tussen 3 en 4 jaar oud (gemiddelde leeftijd was niet vermeld).

Er zijn ook studies die wel een hogere incidentie van astma rapporteerden bij IVF-kinderen,

namelijk de studies van Carson et al(27) en Guibas et al(28). Guibas et al(28) hadden geen

subfertiele groep gebruikt en hebben ook niet voor mate van subfertiliteit gecorrigeerd,

waardoor er niet geconcludeerd worden dat IVF zelf de kans op astma verhoogd. Carson et

al(27) hadden daarentegen een wel een subfertiele groep gebruikt. Samengevat, er zijn niet

genoeg studies over de mogelijke relatie tussen IVF/ICSI en astma en de resultaten uit deze

studies produceerden tegenstrijdige resultaten.

Effect van subfertiliteit

Er is in de huidige studie geen duidelijke verband aangetoond tussen TTP en hospitalisatie,

gebruik van medische zorg, astma en astma-gerelateerde klachten. Dit suggereert dat

subfertiliteit niet de gezondheid tot en met de leeftijd van 4 jaar negatief beïnvloedt. De

literatuur beschrijft daarentegen dat subfertiliteit wel een negatief invloed heeft op de

gezondheid van het kind(4,6,9,10,14,21-23,32,33), vooral in de neonatale periode. Deze

inconsistentie kan verklaard worden door het feit dat in de huidige studie geen gebruik is

gemaakt van een fertiele controlegroep.

Orchidopexie is in de huidige studie wel geassocieerd met subfertiliteit: hoe langer ouders er

over deden om zwanger te worden hoe groter het risico op orchidopexie bij het kind. Dit

suggereert dat de kans op cryptorchisme (niet-ingedaalde testes) groter wordt naarmate de tijd

tot zwangerschap langer duurt. Echter hierover kunnen er geen sterke conclusie getrokken

worden omdat niet-ingedaalde testes niet altijd operatief wordt behandeld: uit een Deense

populatie studie onderging 54% van cryptorchisme patiënten orchidopexie(40). In de huidige

studie is geen informatie is verzameld over hoeveel kinderen operatief behandeld werd;

daarnaast is het resultaat van deze analyse minder betrouwbaar omdat er een aangepaste set

van confounders is gebruikt, er in totaal maar 3 kinderen waren die een orchidopexie hebben

ondergaan en er was geen fertiele controlegroep (zie kopje zwakke punten). In de literatuur is

beschreven dat IVF/ICSI indirect gecorreleerd is aan cryptorchisme: vroeggeboorte en lage

geboortegewicht risicofactoren zijn voor cryptorchisme en deze factoren komen vaker voor

bij IVF-kinderen(41,42). Deze studies hebben niet gecontroleerd voor het effect van

subfertiliteit en daarbovenop is subfertiliteit geassocieerd met vroeggeboorte en lage

geboortegewicht(10). Het is mogelijk dat subfertiliteit een risicofactor is voor orchidopexie,

maar dit dient uitgebreider onderzocht worden met correctie voor vroeggeboorte en lage

geboortegewicht.

Sterke punten

Eén van de belangrijkste sterktes van deze studie is de controlegroep, die bestaat uit kinderen

geboren na spontane zwangerschap bij ouders die op de wachtlijst stonden voor IVF. Doordat

alle ouders in deze studie moeite hadden om zwanger te worden, wordt het effect van

subfertiliteit op de gezondheid uitgesloten bij de beoordeling van het effect van aspecten van

Page 24: Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen: Een exploratief …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/... · 2014-11-18 · Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen:

23

IVF, dit in tegenstelling tot studies die kinderen van fertiele ouders als controlegroep

gebruiken. Een ander sterk punt is dat de ouders zijn gerekruteerd tijdens het derde trimester

van de zwangerschap, wanneer er nog niks bekend was van de gezondheid van het kind.

Hierdoor is selectiebias tot een minimum beperkt. Ook de geringe uitval in de loop van de 4

studiejaren maakt de kans op bias klein. Er waren geringe verschillen tussen deelnemende en

niet deelnemende ouders namelijk dat de maternale leeftijd bij conceptie in de Sub-NC-groep

lager was voor niet deelnemers vergeleken met deelnemers en zwangerschapshypertensie in

de MNC-groep vaker voorkwam bij niet deelnemers dan bij deelnemers.

Dankzij vragenlijsten afgenomen bij het eerste follow-up meetmoment op de leeftijd van 2

weken, waren er uitgebreide data beschikbaar over mogelijke confounders die ook

geanalyseerd werden. De groepen verschilden qua achtergrond kenmerken in de tijd tot

zwangerschap, het vanishing twin fenomeen, het periconceptionele gebruik van foliumzuur,

de gestatieduur, geboortegewicht en paternale leeftijd (zie tabel 2). Voor deze factoren is er

dan ook gecorrigeerd in de multivariate analyse met uitzondering van de paternale leeftijd:

hoge maternale en/of hoge paternale leeftijd is als confounder meegenomen.

Zwakke punten

Hoewel de onderzoekers geblindeerd waren voor de conceptiemethode, is er gebruik gemaakt

van vragenlijsten ingevuld door de ouders die wel op de hoogte zijn van de manier waarop het

kind verwekt is. In theorie zouden ouders van een IVF/ICSI kind meer bezorgd kunnen zijn

over de ontwikkeling en gezondheid van hun kind en dit kan de manier van het invullen van

de vragenlijst beïnvloeden. Echter, in het Groningen ART cohort is aangetoond dat ouders die

na COH-IVF of MNC-IVF een kind kregen op 1 jaar na de geboorte een vergelijkbare

‘welzijns-score’ hadden als ouders in de Sub-NC groep(43).

De studie is gepowerd op het detecteren van een verschil van 0.85 punten in de fluency score

van het neurologisch onderzoek volgens Hempel (zie hoofdstuk Materiaal en methoden, kopje

Statistische analyse). Daartoe moesten er 64 kinderen per groep geïncludeerd worden. De

huidige studie had een ander doel en onderzoeksmethode, namelijk het bestuderen medische

zorggebruik en astma-gerelateerde klachten door middel van vragenlijsten. Het is mogelijk

dat de power voor het aantonen van een verschil in de prevalentie van de desbetreffende

gegevens ontoereikend was. Een posthoc power analyse was niet mogelijk omdat gegevens

over het voorkomen van hospitalisatie gedurende de eerste vier levensjaren in de normale

populatie niet beschikbaar zijn.

Een ander belangrijke zwaktepunt is de aspecifieke vragenlijst: sommige variabelen zijn

namelijk afgeleid van open vragen van de vragenlijsten. De vraag “Heeft uw kind nog

klachten of aandoeningen waar in deze lijst niet naar is gevraagd?” moet ervoor zorgen dat

ouders zo compleet mogelijk zijn. Echter, het is denkbaar dat wanneer er niet specifiek naar

een ziekte of het gebruik van een medicament gevraagd wordt, ouders dit vergeten te

vermelden. Daarnaast is er mogelijk sprake van classificatie bias. Astma werd namelijk

gedefinieerd als astma diagnose of gebruik van astmamedicatie en deze informatie is o.a.

afgeleid uit de vraag “Zo ja, wat voor soort medicijnen?”; alle soorten luchtwegverwijdende

middelen werden als astmamedicatie beoordeeld, maar het is mogelijk dat de medicatie voor

een andere reden dan astma werd gebruikt. De kans op gebruik van astma medicatie op

Page 25: Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen: Een exploratief …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/... · 2014-11-18 · Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen:

24

kinderleeftijd voor andere aandoeningen zoals chronische obstructieve longziekte (COPD) is

echter klein.

Om de rol van de subfertiliteit op hospitalisatie, het gebruik van medische zorg en het

voorkomen van astma te onderzoeken is er gebruik gemaakt van de ‘tijd tot zwangerschap’ als

proxy voor de ernst van de subfertiliteit. Omdat er geen verschillen tussen de groepen waren

was het mogelijk om de drie groepen van het Groningen ART cohort te combineren ter

vergroting van de power. Omdat geen prospectief gerekruteerde fertiele controlegroep in het

Groningen ART cohort beschikbaar is, kunnen geen sterke uitspraken gedaan worden over het

effect van subfertiliteit an sich op hospitalisatie, gebruik van medische zorg en het voorkomen

van astma(-gerelateerde klachten). Het retrospectief rekruteren van een fertiele controle groep

kent vele nadelen: ouders kunnen gebiased zijn door de gezondheid van hun kind en de

onderzoekers niet geblindeerd(44). De analyse wees uit dat ernstigere subfertiliteit (langere

tijd tot zwangerschap) niet gecorreleerd is met een verhoogd risico op hospitalisatie, gebruik

medische zorg (met uitzondering van een mogelijke associatie tussen langere tijd tot

zwangerschap en orchidopexie) en astma. Dit is geruststellend, maar voorzichtigheid is

geboden bij het uitsluiten van een rol van de subfertiliteit omdat geen kinderen van fertiele

paren bestudeerd zijn.

Aanbevelingen voor vervolgonderzoek

Gezien de negatieve invloed van het vanishing twin fenomeen op de groei van het kind in

utero (die de ontwikkeling en gezondheid van het kind op latere leeftijd kan beïnvloeden), is

een studie waarin kinderen vervolgd worden die geboren zijn na het terugplaatsen van één

embryo (elective single embryo transfer: eSET) geschikter. Follow-up in de INES studie(45)

zou hier uitermate geschikt voor zijn. Het liefst zijn de kinderen van een dergelijk onderzoek

ook geboren na een gerandomiseerde toewijzing van MNC-IVF of COH-IVF. Uiteraard is

randomisatie tussen Sub-NC en de twee IVF groepen niet mogelijk en onethisch.

Omdat er in de literatuur aanwijzingen zijn voor een verhoogde prevalentie van astma onder

IVF kinderen is er meer onderzoek op dit gebied nodig. Ook is er nog weinig bekend over

hospitalisatie en het gebruik van medische zorg ten tijden van en na de adolescentie.

Voorlichting in de spreekkamer

Subfertiele paren die bij de fertiliteitsarts komen met vragen over de mogelijke effecten van

IVF/ICSI op de gezondheid van hun toekomstige kind verdienen goede voorlichting. Deze

studie heeft geen nadelige effecten van ovariële hyperstimulatie of de IVF-procedure op de

kans op hospitalisatie, gebruik van zorg, astma en astma-gerelateerde klachten aangetoond.

Ook in de literatuur worden er geen dramatische effecten van IVF/ICSI op de gezondheid van

het nageslacht gevonden en dit is geruststellend. Wel is de kans op vroeggeboorte hoger voor

kinderen van ouders die IVF/ICSI ondergaan, maar ook bij subfertiele ouders die spontaan

zwanger worden. Daarnaast is het in de literatuur beschreven risico op astma bij IVF kinderen

is klein maar verdient nader onderzoek in de toekomst.

Page 26: Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen: Een exploratief …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/... · 2014-11-18 · Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen:

25

Conclusie

Deze scriptie heeft geen duidelijk effect kunnen aantonen van hormoonstimulatie en/of de in

vitro procedure op het gebruik van zorg, wat een aanwijzing is voor normale gezondheid van

IVF-kinderen. Dit is een geruststellende bevinding, gezien er veel kinderen geboren worden

dankzij IVF/ICSI. Daarnaast is de ernst van subfertiliteit mogelijk geassocieerd met een hoger

incidentie van orchidopexie. Echter deze parameter dient met een grotere studiepopulatie

bestudeerd te worden.

Uit dit onderzoek blijkt zeker dat er behoefte is aan meer studies die de incidentie van astma

en atopische klachten bij IVF-kinderen analyseren. Tevens is er behoefte aan onderzoek dat

de effecten van de onderliggende subfertiliteit op deze gezondheidsuitkomsten van kinderen

analyseert.

Page 27: Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen: Een exploratief …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/... · 2014-11-18 · Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen:

26

Referenties

(1) Cijfers van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie.

http://www.nvog.nl/voorlichting/Nieuws-+en+persberichten/IVF-

cijfers+2012+slaagkans+stabiel%2c+minder+meerlingen.aspx.

(2) Informatie over IVF en ICSI van het UMCG.

https://www.umcg.nl/NL/Zorg/Volwassenen/zob2/IVF%20en%20ICSI/Pages/default.asp

x.

(3) Finnstrom O, Kallen B, Lindam A, Nilsson E, Nygren KG, Olausson PO. Maternal

and child outcome after in vitro fertilization--a review of 25 years of population-based

data from Sweden. Acta Obstet Gynecol Scand 2011 May;90(5):494-500.

(4) Halliday J. Outcomes of IVF conceptions: are they different? Best Practice &

Research Clinical Obstetrics and Gynaecology 2007;21(1):67-81.

(5) Nygren KG, Finnstrom O, Kallen B, Olausson PO. Population-based Swedish studies

of outcomes after in vitro fertilisation. Acta Obstet Gynecol Scand 2007;86(7):774-782.

(6) Pandey S, Shetty A, Hamilton M, Bhattacharya S, Maheshwari A. Obstetric and

perinatal outcomes in singleton pregnancies resulting from IVF/ICSI: a systematic

review and meta-analysis. Hum Reprod Update 2012 Sep-Oct;18(5):485-503.

(7) Pinborg A. IVF/ICSI twin pregnancies: risks and prevention. Hum Reprod Update

2005 Nov-Dec;11(6):575-593.

(8) Kalra SK, Molinaro TA. The association of in vitro fertilization and perinatal

morbidity. Semin Reprod Med 2008 Sep;26(5):423-435.

(9) Savage T, Peek J, Hofman PL, Cutfield WS. Childhood outcomes of assisted

reproductive technology. Hum Reprod 2011 Sep;26(9):2392-2400.

(10) Lu YH, Wang N, Jin F. Long-term follow-up of children conceived through assisted

reproductive technology. J Zhejiang Univ Sci B 2013 May;14(5):359-371.

(11) Ericson A, Nygren KG, Olausson PO, Kallen B. Hospital care utilization of infants

born after IVF. Hum Reprod 2002 Apr;17(4):929-932.

(12) Belva F, Henriet S, Liebaers I, Van Steirteghem A, Celestin-Westreich S, Bonduelle

M. Medical outcome of 8-year-old singleton ICSI children (born >or=32 weeks'

gestation) and a spontaneously conceived comparison group. Hum Reprod 2007

Feb;22(2):506-515.

(13) Johnson JA, Tough S, Society of Obstetricians and Gynaecologists of Canada.

Delayed child-bearing. J Obstet Gynaecol Can 2012 Jan;34(1):80-93.

(14) Bonduelle M, Wennerholm UB, Loft A, Tarlatzis BC, Peters C, Henriet S, et al. A

multi-centre cohort study of the physical health of 5-year-old children conceived after

Page 28: Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen: Een exploratief …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/... · 2014-11-18 · Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen:

27

intracytoplasmic sperm injection, in vitro fertilization and natural conception. Hum

Reprod 2005 Feb;20(2):413-419.

(15) Fortunato A, Tosti E. The impact of in vitro fertilization on health of the children:

an update. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol 2011 Feb;154(2):125-129.

(16) Zollner U, Dietl J. Perinatal risks after IVF and ICSI. J Perinat Med 2013

Jan;41(1):17-22.

(17) Hart R, Norman RJ. The longer-term health outcomes for children born as a result

of IVF treatment: Part I--General health outcomes. Hum Reprod Update 2013 May-

Jun;19(3):232-243.

(18) Seggers J, Haadsma ML, La Bastide-Van Gemert S, Heineman MJ, Middelburg

KJ, Roseboom TJ, et al. Is ovarian hyperstimulation associated with higher blood

pressure in 4-year-old IVF offspring? Part I: multivariable regression analysis. Hum

Reprod 2014 Mar;29(3):502-509.

(19) La Bastide-Van Gemert S, Seggers J, Haadsma ML, Heineman MJ, Middelburg

KJ, Roseboom TJ, et al. Is ovarian hyperstimulation associated with higher blood

pressure in 4-year-old IVF offspring? Part II: an explorative causal inference approach.

Hum Reprod 2014 Mar;29(3):510-517.

(20) Ceelen M, van Weissenbruch MM, Vermeiden JP, van Leeuwen FE, Delemarre-van

de Waal HA. Growth and development of children born after in vitro fertilization.

Fertility and sterility 2008;90(5):1662-73.

(21) Pinborg A, Loft A, Rasmussen S, Nyboe Andersen A. Hospital care utilization of

IVF/ICSI twins followed until 2-7 years of age: a controlled Danish national cohort

study. Hum Reprod 2004 Nov;19(11):2529-2536.

(22) Kallen B, Finnstrom O, Nygren KG, Olausson PO. In vitro fertilization in Sweden:

child morbidity including cancer risk. Fertil Steril 2005 Sep;84(3):605-610.

(23) Koivurova S, Hartikainen AL, Gissler M, Hemminki E, Jarvelin MR. Post-neonatal

hospitalization and health care costs among IVF children: a 7-year follow-up study.

Hum Reprod 2007 Aug;22(8):2136-2141.

(24) Steel AJ, Sutcliffe A. Long-term health implications for children conceived by

IVF/ICSI. Hum Fertil (Camb) 2009 Mar;12(1):21-27.

(25) Pinborg A, Loft A, Schmidt L, Andersen AN. Morbidity in a Danish national cohort

of 472 IVF/ICSI twins, 1132 non-IVF/ICSI twins and 634 IVF/ICSI singletons: health-

related and social implications for the children and their families. Hum Reprod 2003

Jun;18(6):1234-1243.

(26) Middelburg KJ, Heineman MJ, Bos AF, Hadders-Algra M. Neuromotor, cognitive,

language and behavioural outcome in children born following IVF or ICSI-a systematic

review. Hum Reprod Update 2008 May-Jun;14(3):219-231.

Page 29: Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen: Een exploratief …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/... · 2014-11-18 · Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen:

28

(27) Carson C, Sacker A, Kelly Y, Redshaw M, Kurinczuk JJ, Quigley MA. Asthma in

children born after infertility treatment: findings from the UK Millennium Cohort

Study. Hum Reprod 2013 Feb;28(2):471-479.

(28) Guibas GV, Moschonis G, Xepapadaki P, Roumpedaki E, Androutsos O, Manios Y,

et al. Conception via in vitro fertilization and delivery by Caesarean section are

associated with paediatric asthma incidence. Clin Exp Allergy 2013 Sep;43(9):1058-

1066.

(29) Cetinkaya F, Gelen SA, Kervancioglu E, Oral E. Prevalence of asthma and other

allergic diseases in children born after in vitro fertilisation. Allergol Immunopathol

(Madr) 2009 Jan-Feb;37(1):11-13.

(30) Jaderberg I, Thomsen SF, Kyvik KO, Skytthe A, Backer V. Atopic diseases in twins

born after assisted reproduction. Paediatr Perinat Epidemiol 2012 Mar;26(2):140-145.

(31) Harju M, Keski-Nisula L, Georgiadis L, Raisanen S, Gissler M, Heinonen S. The

burden of childhood asthma and late preterm and early term births. J Pediatr 2014

Feb;164(2):295-9.e1.

(32) Kallen B, Finnstrom O, Nygren KG, Otterblad Olausson P. Asthma in Swedish

children conceived by in vitro fertilisation. Arch Dis Child 2013 Feb;98(2):92-96.

(33) Harju M, Keski-Nisula L, Raatikainen K, Pekkanen J, Heinonen S. Maternal

fecundity and asthma among offspring-is the risk programmed preconceptionally?

Retrospective observational study. Fertil Steril 2013 Mar 1;99(3):761-767.e1.

(34) Sheiner E, Mazor M, Levy A, Wiznitzer A, Bashiri A. Pregnancy outcome of

asthmatic patients: a population-based study. J Matern Fetal Neonatal Med 2005

Oct;18(4):237-240.

(35) Huisman M, Koopman-Esseboom C, Lanting CI, van der Paauw CG, Tuinstra LG,

Fidler V, et al. Neurological condition in 18-month-old children perinatally exposed to

polychlorinated biphenyls and dioxins. Early Hum Dev 1995 Oct 2;43(2):165-176.

(36) Middelburg KJ, Heineman MJ, Bos AF, Pereboom M, Fidler V, Hadders-Algra M.

The Groningen ART cohort study: ovarian hyperstimulation and the in vitro procedure

do not affect neurological outcome in infancy. Hum Reprod 2009 Dec;24(12):3119-3126.

(37) Lee PA, Houk CP. Cryptorchidism. Curr Opin Endocrinol Diabetes Obes 2013

Jun;20(3):210-216.

(38) Chambers GM, Lee E, Hoang VP, Hansen M, Bower C, Sullivan EA. Hospital

utilization, costs and mortality rates during the first 5 years of life: a population study of

ART and non-ART singletons. Hum Reprod 2014 Mar;29(3):601-610.

(39) Karakis I, Kordysh E, Lahav T, Bolotin A, Glazer Y, Vardi H, et al. Life prevalence

of upper respiratory tract diseases and asthma among children residing in rural area

near a regional industrial park: cross-sectional study. Rural Remote Health 2009 Jul-

Sep;9(3):1092.

Page 30: Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen: Een exploratief …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/... · 2014-11-18 · Hospitalisatie en astma bij IVF-kinderen:

29

(40) Jensen MS, Olsen LH, Thulstrup AM, Bonde JP, Olsen J, Henriksen TB. Age at

cryptorchidism diagnosis and orchiopexy in Denmark: a population based study of

508,964 boys born from 1995 to 2009. J Urol 2011 Oct;186(4 Suppl):1595-1600.

(41) Bang JK, Lyu SW, Choi J, Lee DR, Yoon TK, Song SH. Does infertility treatment

increase male reproductive tract disorder? Urology 2013 Mar;81(3):644-648.

(42) Funke S, Flach E, Kiss I, Sandor J, Vida G, Bodis J, et al. Male reproductive tract

abnormalities: more common after assisted reproduction? Early Hum Dev 2010

Sep;86(9):547-550.

(43) Jongbloed-Pereboom M, Middelburg KJ, Heineman MJ, Bos AF, Haadsma ML,

Hadders-Algra M. The impact of IVF/ICSI on parental well-being and anxiety 1 year

after childbirth. Hum Reprod 2012 Aug;27(8):2389-2395.

(44) Schendelaar P, Middelburg KJ, Bos AF, Heineman MJ, Jongbloed-Pereboom M,

Hadders-Algra M. The Groningen ART cohort study: the effects of ovarian

hyperstimulation and the IVF laboratory procedures on neurological condition at 2

years. Hum Reprod 2011 Mar;26(3):703-712.

(45) Bensdorp AJ, Slappendel E, Koks C, Oosterhuis J, Hoek A, Hompes P, et al. The

INeS study: prevention of multiple pregnancies: a randomised controlled trial

comparing IUI COH versus IVF e SET versus MNC IVF in couples with unexplained or

mild male subfertility. BMC Womens Health 2009 Dec 18;9:35-6874-9-35.