Hoofdstuk 7 Kasstroomanalyse. Kasstroomoverzicht •Belangrijker dan het bedrijfsresultaat is de...

7
Hoofdstuk 7 Kasstroomanalyse

Transcript of Hoofdstuk 7 Kasstroomanalyse. Kasstroomoverzicht •Belangrijker dan het bedrijfsresultaat is de...

Page 1: Hoofdstuk 7 Kasstroomanalyse. Kasstroomoverzicht •Belangrijker dan het bedrijfsresultaat is de vraag of de onderneming in staat is om een positieve kasstroom.

Hoofdstuk 7

Kasstroomanalyse

Page 2: Hoofdstuk 7 Kasstroomanalyse. Kasstroomoverzicht •Belangrijker dan het bedrijfsresultaat is de vraag of de onderneming in staat is om een positieve kasstroom.

Kasstroomoverzicht

• Belangrijker dan het bedrijfsresultaat is de vraag of de onderneming in staat is om een positieve kasstroom te hebben (‘Cash is King’)

• De meeste ondernemingen gaan failliet door een negatieve kasstroom; zij kunnen dan hun rekeningen niet meer betalen

• Als je als buitenstaander de kasstroom van een onderneming wil bepalen, ben je aangewezen op de externe rapportages (het jaarverslag)

• In het jaarverslag staat het resultaat

• De kasstroom wijkt altijd af van het resultaat

• Om de omvang van de kasstroom te bepalen, nemen we als uitgangspunt het resultaat en passen we daar een aantal correcties op toe

Page 3: Hoofdstuk 7 Kasstroomanalyse. Kasstroomoverzicht •Belangrijker dan het bedrijfsresultaat is de vraag of de onderneming in staat is om een positieve kasstroom.

Kasstroomoverzicht

1. Operationele kasstroom: kasstroom uit bedrijfsactiviteiten– Bruto: Bedrijfsresultaat gecompenseerd voor kosten die geen uitgaande kasstroom zijn of

omgekeerd

– Netto: Extra correctie voor mutaties werkkapitaal

2. Investeringskasstroom: kasstroom uit hoofde van investeringen (meestal negatief)

3. Financieringskasstroom: kasstroom uit hoofde van per saldo aantrekken of aflossen van vermogen en van betalingen van vergoedingen aan vermogensverschaffers

• Vrije kasstroom = 1 + 2• Netto kasstroom = 1 + 2 + 3

Page 4: Hoofdstuk 7 Kasstroomanalyse. Kasstroomoverzicht •Belangrijker dan het bedrijfsresultaat is de vraag of de onderneming in staat is om een positieve kasstroom.

Bruto operationele kasstroom (BOK)

• Bedrijfsresultaat ≠ Kasstroom

• Sommige posten in het bedrijfsresultaat leiden namelijk niet tot inkomende of uitgaande kasstromen

• In BOK wordt het bedrijfsresultaat gecorrigeerd voor:

1. Afschrijvingen (wel kosten geen uitgaande kasstroom)

2. Amortisaties (wel kosten geen uitgaande kasstroom)

3. Toevoeging aan voorzieningen (wel kosten geen uitgaande kasstroom)

4. Onttrekking aan voorzieningen (geen kosten, wel uitgaande kasstroom)

Page 5: Hoofdstuk 7 Kasstroomanalyse. Kasstroomoverzicht •Belangrijker dan het bedrijfsresultaat is de vraag of de onderneming in staat is om een positieve kasstroom.

Netto operationele kasstroom (NOK)

• In NOK wordt Bruto operationele kasstroom gecorrigeerd voor:

1. Toename debiteuren: er is wel omzet maar de factuur wordt later betaald (wel opbrengst maar geen inkomende kasstroom)

2. Toename voorraden: extra voorraad wordt pas als kosten geboekt bij de verkoop (geen kosten, maar wel een uitgaande kasstroom)

3. Afname crediteuren: geen extra opbrengst, maar de crediteuren worden eerder betaald(geen opbrengst, maar wel een uitgaande kasstroom)

Page 6: Hoofdstuk 7 Kasstroomanalyse. Kasstroomoverzicht •Belangrijker dan het bedrijfsresultaat is de vraag of de onderneming in staat is om een positieve kasstroom.

Investeringskasstroom

• Hoeveel geld is er in de investeringen gaan zitten?

1. Bepaal de startwaarde van de vaste activa

2. Trek daar de afschrijvingen van af

3. Corrigeer voor de herwaarderingen

Dit is de waarde van de vaste activa als de onderneming niet zou hebben geïnvesteerd

4. Vergelijk deze waarde met de eindwaarde van de vaste activa

Het verschil zijn de (netto) investeringen van de onderneming

Page 7: Hoofdstuk 7 Kasstroomanalyse. Kasstroomoverzicht •Belangrijker dan het bedrijfsresultaat is de vraag of de onderneming in staat is om een positieve kasstroom.

Financieringskasstroom

• Hoeveel geld heeft de onderneming per saldo van vermogensverschaffers gekregen?

1. Bepaal het verschil tussen de waarde van de leningen op de beginbalans en op de eindbalans: het verschil is het per saldo verkregen bedrag van verschaffers van vreemd vermogen (aantrekking – aflossing)

2. Bepaal het verschil tussen het eigen vermogen (aandelenkapitaal + agioreserve + winstreserve) op de beginbalans en op de eindbalans: het verschil is het per saldo verkregen bedrag van verschaffers van eigen vermogen

3. Bepaal het bedrag dat aan rente is uitgekeerd

4. Bepaal het bedrag dat aan dividend is uitgekeerd1. Saldo te betalen dividend op beginbalans (dividend van vorig jaar dat dit jaar leidt tot een negatieve

kasstroom)2. Dividend van dit jaar minus saldo dividend op eindbalans (dividend van dit jaar dat dit jaar leidt tot een

negatieve kasstroom – de rest van het dividend wordt volgend jaar uitgekeerd)