Hollandblad #4 - zomer 2008 | Vereniging Deltametropool

8
UITGAVE ZOMER 2008 NUMMER 3 JAARGANG 3 VERSCHIJNT ONREGELMATIG ’Aansturen op een gezamenlijk gevoeld belang‘ Sinds 1 april 2008 beschikt de Vereniging Deltametropool weer over een agent: de architect Paul Gerret- sen. Met zijn benoeming is de functie vervuld die na het vertrek van Donald van Dansik bijna anderhalf jaar vacant is geweest. Gerretsen hoopt de vereniging weer tot ideeën- platform te maken en aan bovensec- torale oplossingen voor de Randstad te werken. Voor Gerretsen (1972), die voor één jaar is benoemd, is de Deltametro- pool geen onbekend terrein. Van 2005 tot eind 2007 gaf hij leiding aan het Atelier Zuidvleugel. In dit atelier, dat was opgezet door de provincie Zuid- Holland, het ministerie van VROM en de gemeenten Rotterdam en Den Haag, hield een groep ontwerpers zich intensief bezig met de ruimte- lijke planning op de schaal van de Zuidvleugel van de Randstad. Daarnaast was Gerretsen tot voor kort verbonden aan het Rotterdamse bureau Maxwan Architects and Urbanists. Hij werkt ook als gast- docent aan de Technische Universiteit in München. Gerretsen ziet overeenkomsten tus- sen het Atelier Zuidvleugel en de Vereniging Deltametropool. ‘Allebei brengen ze partijen bij elkaar en voegen ze nieuwe kennis toe. Het Atelier Zuidvleugel was vooral inhou- delijk bezig met ruimtelijke, econo- mische en sociale toekomstverken- ningen, bijvoorbeeld de 9 scenario’s voor de steden van de Zuidvleugel. De Vereniging Deltametropool is er als netwerkorganisatie ook op uit een breed draagvlak te organiseren. Overigens vind ik voor veel inhoude- lijke opgaven het schaalniveau van de Randstad relevanter dan dat van de Zuid- of Noordvleugel.’ Als opdracht kreeg Gerretsen mee, een nieuwe inhoudelijke basis voor de Vereniging Deltametropool te ont- wikkelen en de leden actiever bij de vereniging te betrekken. “En er moe- ten ook leden bij komen. De Delta- > vervolg artikel op pagina 2 De vierde aflevering van het Hollandblad, ons onregelmatig ver- schijnende periodiek, heeft als thema: tussen Randstad Urgent en Randstad 2040. Voorjaar 2007 waren we gematigd optimistisch over het regeerakkoord, vooral over het aan- gekondigde Urgentieprogramma en de mogelijkheid van een structuur- visie voor de hele Randstad. En zie, het afgelopen jaar is door de ministers en ministeries oprecht geprobeerd tot afstemming, samen- hang en nuttige programma’s te komen. Nadat we vier jaar hebben geroepen voor een dichte deur, is in den Haag het tij gekeerd. Dat geldt echter ook voor een deel van de achterban: in de boeggolf van de Nota Ruimte zijn in de Noord- en Zuid-vleugel en het Groene Hart programma’s tot stand gekomen die niet zomaar tot relevante plannen op grotere schaal zijn om te bouwen. Rotterdam heeft zich teruggetrokken als lid van de vereniging, Utrecht kijkt de kat uit de boom. Gelukkig hebben Den Haag en Amsterdam nog steeds gepassioneerde wethou- ders, die ook op de grotere schaal denken dan hun vleugels. Dat geldt ook voor de provincies en voor vele nieuwe leden. In zijn voorlaatste column voor de Volkskrant schreef Kees Fens: ‘Regeren is hier stenen op de weg leggen en dan praten over wie ze moet weghalen. Niemand wil, het probleem blijft. Er zal nooit iets gebeuren in dit land, waar de oplos- sing van de ene groep het probleem van de andere is.’ Het programma Randstad Urgent haalt al die groepen bij elkaar, met een duidelijk opdracht: weg met die stenen. Deze werkwijze lijkt succes- vol. Alleen: de samenhang tussen projecten en het vervolg van de aan- pak, daar maken we ons zorgen over. U kunt dit blad lezen als een pleidooi om meer samenhang aan te brengen en de grotere schaal en langere ter- mijn te bewaken. Veel auteurs beplei- ten een structuurvisie voor de Randstad als richtinggevend kader, zoals de Nota Toekomst van het Westen des Lands dat jarenlang geweest is. Ondanks het verminderde belang van de ruimtelijke ordening als integratiekader en de meer economisch gedreven ruimtelijke sturing snakt iedereen naar ruimte- lijke visies en grotere verhalen. De nieuwe generatie bestuurders en planners benadrukt het belang van zorgvuldige processen, maar is ook gefrustreerd over het gebrek aan gezaghebbend nee. U maakt kennis met onze nieuwe agent, Paul Gerretsen. Dat kan ook live bij de volgende oploop van de vereniging, op 7 juli of de nieuwe ledenvergade- ring in het najaar. In dit blad geven we een overzicht van de projecten van Randstad Urgent. Die hebben vooral het karak- ter van achterstallig onderhoud en ingrepen in de infrastructuur; programma’s voor landschapsbe- houd, recreatie of waterberging ontbreken nog. Deze vragen om een Urgentieprogramma II, met meer lange termijnperspectief dan de goedbedoelde inhaalslag die nu wordt gemaakt. De scenario’s voor 2040 leveren daarvoor al een keur aan nuttige en noodzakelijke perspectieven op, zoals ook zichtbaar wordt in dit Hollandblad. Het is een spannend jaar voor de Randstad en voor de Vereniging Deltametropool! Paul Gerretsen nieuwe agent Vereniging Deltametropool Redactioneel Annemiek Rijckenberg P2 Nieuwe leden: Roel Vollebregt (BAM Vastgoed) Vereniging versterkt met Algemeen Bestuur P3 Plannen voor de Randstad Randstad Urgent tussenstand in kaart P4 Schaalniveau Randstad opnieuw belangrijk Commissie voor de Milieu-effectrapportage ‘Randstad 2040’ P5 Geert Teisman – Gestapelde uitdagingen vragen om een gestapelde aanpak Toekomstig Rijksadviseur voor het Landschap Yttje Feddes P6 Christiaan van de Kamp – Een rendabel platteland is een stedelijk vraagstuk P7 Deltanet opnieuw onderzocht Pieter Tordoir – HSL-Zuid geeft Rotterdam sterke economische impuls TNO Benchmark Randstad P8 De stad als netwerk van activiteiten – tweegesprek Verena Balz en Renée Hoogendoorn over ‘De 9 steden’ Randstad na Urgent Conferentie over het tijdperk ná Randstad Urgent en vóór 2040 Gemeentemuseum Den Haag, 7 juli 2008, 13:00 – 18:00 uur Onder leiding van minister Eurlings wordt hard gewerkt aan Randstad Urgent – het urgentieprogramma van drieëndertig prioritaire projecten dat van de Randstad een topregio moet maken. Minister Cramer richt zich met Randstad 2040 juist nadrukkelijk op het maken van een visie voor de verre toekomst. Onlangs hebben de SER en de VROM-raad in hun advies aan minister Cramer gepleit voor een samenhangende innovatie- en investeringsstrategie voor de Randstad als vervolg op Randstad Urgent. Kortom, een aansporing voor meer ambitie en samenhang. Tussen het Randstad Urgent en Randstad 2040 dreigt een hiaat te ontstaan. De Randstad heeft behoefte aan een vervolg op Randstad Urgent, dat fungeert als brug tussen de huidige projecten en de langetermijnvisie voor 2040, een programma met strategische projecten die zorgen voor meer kwaliteit en samenhang in de Randstad! De Vereniging Deltametropool neemt met de conferentie Randstad na Urgent het initiatief de discussie hierover op gang te brengen. De coördinerend minister voor de Randstad, Camiel Eurlings, en verantwoorde- lijk minister voor Randstad 2040, Jacqueline Cramer, geven hun perspectief. Voor meer informatie over programma en inschrijven: www.deltametropool.nl 14 PROJECT MAINPORTONTWIKKELING ROTTERDAM / ONTSLUITING MAINPORT Olof Koekebakker

description

De vierde aflevering van het Hollandblad heeft als thema: tussen Randstad Urgent en Randstad 2040. Voorjaar 2007 waren we gematigd nog optimistisch over het regeerakkoord, vooral over het aangekondigde Urgentieprogramma en de mogelijkheid van een structuurvisie voor de hele Randstad. En zie, het afgelopen jaar is door de ministers en ministeries oprecht geprobeerd tot afstemming, samenhang en nuttige programma’s te komen. Nadat we vier jaar hebben geroepen voor een dichte deur, is in den Haag het tij gekeerd. Dat geldt echter ook voor een deel van de achterban: in de boeggolf van de Nota Ruimte zijn in de Noord- en Zuid-vleugel en het Groene Hart programma’s tot stand gekomen die niet zomaar tot relevante plannen op grotere schaal zijn om te bouwen.

Transcript of Hollandblad #4 - zomer 2008 | Vereniging Deltametropool

Page 1: Hollandblad #4 - zomer 2008  |  Vereniging Deltametropool

UITGAVE ZOMER2008

NUMMER 3

JAARGANG 3

VERSCHIJNT ONREGELMATIG

’Aansturen op een gezamenlijkgevoeld belang‘

Sinds 1 april 2008 beschikt de

Vereniging Deltametropool weer over

een agent: de architect Paul Gerret-

sen. Met zijn benoeming is de functie

vervuld die na het vertrek van

Donald van Dansik bijna anderhalf

jaar vacant is geweest. Gerretsen

hoopt de vereniging weer tot ideeën-

platform te maken en aan bovensec-

torale oplossingen voor de Randstad

te werken.

Voor Gerretsen (1972), die voor één

jaar is benoemd, is de Deltametro-

pool geen onbekend terrein. Van 2005

tot eind 2007 gaf hij leiding aan het

Atelier Zuidvleugel. In dit atelier, dat

was opgezet door de provincie Zuid-

Holland, het ministerie van VROM en

de gemeenten Rotterdam en Den

Haag, hield een groep ontwerpers

zich intensief bezig met de ruimte-

lijke planning op de schaal van de

Zuidvleugel van de Randstad.

Daarnaast was Gerretsen tot voor

kort verbonden aan het Rotterdamse

bureau Maxwan Architects and

Urbanists. Hij werkt ook als gast-

docent aan de Technische Universiteit

in München.

Gerretsen ziet overeenkomsten tus-

sen het Atelier Zuidvleugel en de

Vereniging Deltametropool. ‘Allebei

brengen ze partijen bij elkaar en

voegen ze nieuwe kennis toe. Het

Atelier Zuidvleugel was vooral inhou-

delijk bezig met ruimtelijke, econo-

mische en sociale toekomstverken-

ningen, bijvoorbeeld de 9 scenario’s

voor de steden van de Zuidvleugel.

De Vereniging Deltametropool is er

als netwerkorganisatie ook op uit een

breed draagvlak te organiseren.

Overigens vind ik voor veel inhoude-

lijke opgaven het schaalniveau van de

Randstad relevanter dan dat van de

Zuid- of Noordvleugel.’

Als opdracht kreeg Gerretsen mee,

een nieuwe inhoudelijke basis voor de

Vereniging Deltametropool te ont-

wikkelen en de leden actiever bij de

vereniging te betrekken. “En er moe-

ten ook leden bij komen. De Delta-

> vervolg artikel op pagina 2

De vierde aflevering van het

Hollandblad, ons onregelmatig ver-

schijnende periodiek, heeft als

thema: tussen Randstad Urgent en

Randstad 2040. Voorjaar 2007 waren

we gematigd optimistisch over het

regeerakkoord, vooral over het aan-

gekondigde Urgentieprogramma en

de mogelijkheid van een structuur-

visie voor de hele Randstad. En zie,

het afgelopen jaar is door de

ministers en ministeries oprecht

geprobeerd tot afstemming, samen-

hang en nuttige programma’s te

komen. Nadat we vier jaar hebben

geroepen voor een dichte deur, is in

den Haag het tij gekeerd. Dat geldt

echter ook voor een deel van de

achterban: in de boeggolf van de

Nota Ruimte zijn in de Noord- en

Zuid-vleugel en het Groene Hart

programma’s tot stand gekomen die

niet zomaar tot relevante plannen op

grotere schaal zijn om te bouwen.

Rotterdam heeft zich teruggetrokken

als lid van de vereniging, Utrecht

kijkt de kat uit de boom. Gelukkig

hebben Den Haag en Amsterdam

nog steeds gepassioneerde wethou-

ders, die ook op de grotere schaal

denken dan hun vleugels. Dat geldt

ook voor de provincies en voor vele

nieuwe leden.

In zijn voorlaatste column voor de

Volkskrant schreef Kees Fens:

‘Regeren is hier stenen op de weg

leggen en dan praten over wie ze

moet weghalen. Niemand wil, het

probleem blijft. Er zal nooit iets

gebeuren in dit land, waar de oplos-

sing van de ene groep het probleem

van de andere is.’

Het programma Randstad Urgent

haalt al die groepen bij elkaar, met

een duidelijk opdracht: weg met die

stenen. Deze werkwijze lijkt succes-

vol. Alleen: de samenhang tussen

projecten en het vervolg van de aan-

pak, daar maken we ons zorgen over.

U kunt dit blad lezen als een pleidooi

om meer samenhang aan te brengen

en de grotere schaal en langere ter-

mijn te bewaken. Veel auteurs beplei-

ten een structuurvisie voor de

Randstad als richtinggevend kader,

zoals de Nota Toekomst van het

Westen des Lands dat jarenlang

geweest is. Ondanks het verminderde

belang van de ruimtelijke ordening

als integratiekader en de meer

economisch gedreven ruimtelijke

sturing snakt iedereen naar ruimte-

lijke visies en grotere verhalen. De

nieuwe generatie bestuurders en

planners benadrukt het belang van

zorgvuldige processen, maar is ook

gefrustreerd over het gebrek aan

gezaghebbend nee. U maakt kennis

met onze nieuwe agent, Paul

Gerretsen. Dat kan ook live bij de

volgende oploop van de vereniging,

op 7 juli of de nieuwe ledenvergade-

ring in het najaar.

In dit blad geven we een overzicht

van de projecten van Randstad

Urgent. Die hebben vooral het karak-

ter van achterstallig onderhoud en

ingrepen in de infrastructuur;

programma’s voor landschapsbe-

houd, recreatie of waterberging

ontbreken nog. Deze vragen om een

Urgentieprogramma II, met meer

lange termijnperspectief dan de

goedbedoelde inhaalslag die nu

wordt gemaakt. De scenario’s voor

2040 leveren daarvoor al een keur

aan nuttige en noodzakelijke

perspectieven op, zoals ook zichtbaar

wordt in dit Hollandblad.

Het is een spannend jaar voor de

Randstad en voor de Vereniging

Deltametropool!

Paul Gerretsen nieuwe agent Vereniging Deltametropool

Redactioneel Annemiek Rijckenberg

P2 Nieuwe leden: Roel Vollebregt (BAM Vastgoed) Vereniging versterkt met Algemeen Bestuur

P3 Plannen voor de RandstadRandstad Urgent tussenstand in kaart

P4 Schaalniveau Randstad opnieuw belangrijk Commissie voor de Milieu-effectrapportage ‘Randstad 2040’

P5 Geert Teisman – Gestapelde uitdagingen vragen om een gestapelde aanpakToekomstig Rijksadviseur voor het Landschap Yttje Feddes

P6 Christiaan van de Kamp – Een rendabel platteland is een stedelijk vraagstukP7 Deltanet opnieuw onderzocht

Pieter Tordoir – HSL-Zuid geeft Rotterdam sterke economische impulsTNO Benchmark Randstad

P8 De stad als netwerk van activiteiten – tweegesprek Verena Balz en Renée Hoogendoorn over ‘De 9 steden’

Randstad na UrgentConferentie over het tijdperk ná Randstad Urgent en vóór 2040

Gemeentemuseum Den Haag, 7 juli 2008, 13:00 – 18:00 uur

Onder leiding van minister Eurlings wordt hard gewerkt aan Randstad Urgent –

het urgentieprogramma van drieëndertig prioritaire projecten dat van de

Randstad een topregio moet maken. Minister Cramer richt zich met Randstad

2040 juist nadrukkelijk op het maken van een visie voor de verre toekomst.

Onlangs hebben de SER en de VROM-raad in hun advies aan minister Cramer

gepleit voor een samenhangende innovatie- en investeringsstrategie voor de

Randstad als vervolg op Randstad Urgent. Kortom, een aansporing voor meer

ambitie en samenhang.

Tussen het Randstad Urgent en Randstad 2040 dreigt een hiaat te ontstaan.

De Randstad heeft behoefte aan een vervolg op Randstad Urgent, dat fungeert

als brug tussen de huidige projecten en de langetermijnvisie voor 2040, een

programma met strategische projecten die zorgen voor meer kwaliteit en

samenhang in de Randstad!

De Vereniging Deltametropool neemt met de conferentie Randstad na Urgent

het initiatief de discussie hierover op gang te brengen.

De coördinerend minister voor de Randstad, Camiel Eurlings, en verantwoorde-

lijk minister voor Randstad 2040, Jacqueline Cramer, geven hun perspectief.

Voor meer informatie over programma en inschrijven: www.deltametropool.nl

14 PROJECT MAINPORTONTWIKKELING ROTTERDAM / ONTSLUITING MAINPORT

Olof Koekebakker

opzet_def5_3006:schets a 01-07-2008 15:17 Pagina 1

Page 2: Hollandblad #4 - zomer 2008  |  Vereniging Deltametropool

> vervolg artikel van pagina 1

metropool is tien jaar geleden begon-

nen met de vier grote steden, de

waterschappen, de ANWB en de

Kamers van Koophandel. Later heb-

ben zich naast vele maatschappelijke

organisaties ook middelgrote steden

en de Provincies aangesloten.

Maar er is bijvoorbeeld nog geen

enkel ministerie lid, terwijl VROM,

LNV en Verkeer en Waterstaat er wat

mij betreft echt bij horen.”

Het verbreden van de basis van de

Vereniging Deltametropool heeft te

maken met een veranderde kijk op de

ruimtelijke planning. Paul

Gerretsen: ‘Vanaf de Tweede

Wereldoorlog heeft de ruimtelijke

ordening jarenlang gediend als het

kader waarbinnen uiteenlopende

belangen – wonen, bedrijvigheid,

landbouw, infrastructuur – werden

geïntegreerd. Tegenwoordig voltrekt

die integratie zich veel meer in

economische zin, de ruimtelijke

configuratie is dan een resultante.

Dat roept de vraag op hoe je, onder

deze veranderde omstandigheden,

nog richting kunt geven aan de ruim-

telijke ontwikkeling. Alleen op

bepaalde segmenten, zoals grote

infrastructuurprojecten, is die nog

sterk in handen van de overheid. In

de meeste andere gevallen kan ze

niet meer met regelgeving worden

afgedwongen. Het komt er dan op

aan dat je toewerkt naar een geza-

menlijk gevoeld belang.’

‘Je ziet de laatste jaren ook dat de

overheden er onderling niet uitko-

men wat het beste programma is

voor de Randstad. Zo ontstaat er

maar geen helderheid over het

bestuur van het gebied; die ene

Randstadprovincie wil maar niet

lukken. Dat is jammer, want de over-

heid zou veel meer slagkracht heb-

ben als het bestuur eenvoudiger zou

zijn georganiseerd. Het advies van de

commissie Elverding over de infra-

structuur wijst hier natuurlijk ook al

op: te veel ineffectieve bestuurslagen,

de juiste schaal ontbreekt. Het inte-

ressante is wel dat daardoor ook

andere partijen zich met het proces

gaan bemoeien.’ Zijn er al voorbeel-

den van zo’n breed gedragen benade-

ring? ‘Bij de recente planontwikke-

ling rond het IJmeer waren alle be-

langhebbende partijen van het begin

af aan betrokken, inclusief de milieu-

beweging. Zulke ontwikkelingen

voltrekken zich nog niet op het

schaalniveau van de Randstad. Dat is

jammer’.

Gerretsen wijst op de Stedenbaan –

een plan voor het beter functioneren

van het spoor in de Zuidvleugel. ‘Nu

de hogesnelheidslijn gaat rijden,

komt op het bestaande spoor ruimte

voor een frequentere treindienst. Dat

is een aanleiding om na te denken

over meer dan alleen het vervoer. Er

ligt nu een prachtig plan voor hoe je

woningbouw en bedrijvenprogram-

ma’s over de stations kunt verdelen.

Waarom zouden we dat dan niet

meteen op het niveau van de

Randstad doen? Ook op het grotere

schaalniveau zie je dat zich verschil-

lende belangen manifesteren.

Mensen maken steeds meer gebruik

van de hele Randstad, daar zou je

nog veel sterker op kunnen sturen.’

Volgens Gerretsen kunnen we ons

laten inspireren door de manier

waarop de regionale planning in New

York is opgezet. ‘De Regional

Planning Association is een onafhan-

kelijke organisatie onder leiding van

Robert Yaro, waarin ook bedrijven en

maatschappelijke organisaties zijn

vertegenwoordigd. Juist omdat ze

zo’n breed draagvlak hebben, zijn ze

erg succesvol met hun regionale

plannen.’

Gerretsen beschouwt het als zijn

belangrijkste taak om voor de

Vereniging Deltametropool een

nieuw programma en een nieuwe

agenda te ontwikkelen. ‘Eerst moet

er een inhoud zijn. Partijen krijgen

de ruimte, ik wil ze uitdagen en

inspireren tot eigen initiatief in de

vereniging’.

Over de positie van de vereniging

zegt hij: ‘We zouden meer vanaf de

zijlijn kunnen opereren en van daar-

uit vooral de discussies aanvoeren.

Het andere uiterste zou zijn dat we

zelf aan de slag gaan om een struc-

tuurplan voor de Randstad te maken.

Ik ben en blijf een ontwerper en ik

zou graag in die laatste richting wer-

ken. Het zou onder de huidige

omstandigheden misschien een slim-

mer plan met veel duidelijker keuzes

kunnen opleveren om zo’n structuur-

visie te laten maken door de

Vereniging Deltametropool dan door

een ministerie. Maar de realiteit is

dat daarvoor op dit moment de

vereniging nog te klein is. Ik hoop dat

we een tussenweg kunnen vinden, en

dat we vervolgens kijken hoe ver we

kunnen komen.’

Wat de concrete thema’s betreft, zijn

er als het aan Gerretsen ligt, een

paar onvermijdelijke onderwerpen

voor de vereniging. ‘Het zal in ieder

geval moeten gaan over mobiliteit en

bereikbaarheid. Binnen de Randstad

zullen we veel gedifferentieerder over

mobiliteit moeten nadenken – in

ieder geval niet meer uitsluitend

vanuit de knelpunten, zoals zo vaak

nog gebeurt. We weten, dat bij ver-

schillende plekken verschillende

typen bereikbaarheid horen.

Vervolgens zou je moeten nadenken

over welke programma’s daarbij ho-

ren. Een tweede daarmee verbonden

thema is de sociaal-economische

samenhang in de Randstad, het

gebrek aan kennis over de structuur

van de werkgelegenheid en de kansen

voor de verschillende regio’s. Waar

wonen de mensen, waar werken ze?’

Een van de nieuwe leden is BAM Vastgoed. Het bedrijf is eenzelfstandig onderdeel vanKoninklijke BAM Groep, gespeci-aliseerd in projectontwikkelingen heeft veel projecten in deRandstad. Een kennismaking.

Roel Vollebregt, sinds enkele jaren

voorzitter van de directie, licht de

beslissing om lid te worden toe.

‘De Randstad stagneert en komt

onvoldoende uit de verf als economi-

sche motor. Het grootste probleem

voor ontwikkelaars zijn de vele proce-

dures en vooral de manier waarop de

verschillende overheden ermee

omgaan.’ Vollebregt zelf heeft die

problematiek in een werkgroep

onderzocht en stelde vast dat het pro-

bleem niet de regelgeving zelf is,

maar vooral de manier waarop deze

wordt toegepast. De service en het

management van het lokale bestuur

laten te wensen over, vindt hij. ‘Je ziet

in de professionaliteit van de omgang

met regelgeving ook gigantische ver-

schillen tussen gemeenten. Enkele

goede voorbeelden bewijzen dat het

wel efficiënt kan. Maar die verschil-

len hebben veel invloed op de ontwik-

keling van het totale gebied.’

Ook de afnemende bereikbaarheid

van en in de Randstad baart hem

zorgen. ‘Het is een natuurlijk

probleem van alle grote stedelijke

regio’s’, stelt hij. ‘Ik weet niet zeker

of het in de Randstad nu zo bijzonder

slecht is ten opzichte van andere

metropolen, maar het is wel slechter

dan in andere delen van Nederland.

Dat heeft tot gevolg dat de woningen

in de Randstad nog méér in trek

raken. Door het grote potentieel aan

arbeidsplaatsen worden mensen die

in eerste instantie de Randstad heb-

ben verlaten voor een betere woon-

omgeving, gedwongen om terug te

keren om op tijd op hun werk te kun-

nen zijn. Prijzen van vastgoed blijven

daardoor hoog. Maar dat is puur uit

schaarste en niet vanwege de kwa-

liteit.’

Ontwikkelaars, zo vervolgt Vollebregt,

hebben daar op korte termijn voor-

deel bij maar de productie blijft ach-

ter en er is weinig aansporing vanuit

de markt om betere woningen te bou-

wen of de kwaliteit van de leefomge-

ving te verhogen. ‘Dat is niet alleen

voor de Randstad een probleem,

maar uiteindelijk ook voor de pro-

jectontwikkelaars. Ook economisch

gezien heeft verslechtering van

bereikbaarheid een negatieve invloed.

Dat is bijvoorbeeld te zien aan het

stagneren van de kantorenmarkt.’

Voor BAM Vastgoed is de vereniging

met name als platform van belang.

‘We zijn dan misschien een belangrij-

ke ontwikkelaar, maar op het schaal-

niveau van de Randstad hebben we

weinig invloed terwijl het gebied voor

ons wel belangrijk is. De vereniging is

voor ons een mogelijkheid om geza-

menlijk op te trekken en invloed uit te

oefenen op de ontwikkeling van de

Randstad.’

Een laatste oproep? ‘Minder overheid

en een grotere kwaliteit van beleid

en bestuur!’ Maar zijn de ontwikke-

laars wel bereid om te investeren in

kwaliteit, bijvoorbeeld als het gaat om

de samenhang in een groter gebied?

‘Bij voldoende invloed wel. Hét voor-

beeld daarvan is wat mij betreft de

Blauwe Stad in Groningen: daar is

ook door de ontwikkelaars geïn-

vesteerd in de kwaliteit van een heel

groot gebied.’

Roel Vollebregt is gevraagd zitting

te nemen in het Algemeen Bestuur

van de Vereniging Deltametropool

en heeft daarop enthousiast gerea-

geerd.

J. de Bondt

dijkgraaf HHRS Amstel, Gooi en

Vecht

drs G.J. Cerfontaine

president-directeur Schiphol Group

drs Sjarel Ex

directeur Boijmans van Beuningen

ir J.J. de Graeff

algemeen directeur

Vereniging Natuurmonumenten

R. Klawer *

voorzitter VNO-NCW West

J.F. Koen *

burgemeester Zederik

dr S.J. Noorda

voorzitter college van bestuur VSNU

drs J.M. Norder

wethouder Den Haag

drs E.Th.P. Staal

algemeen directeur Vestia

mr J.H. Oosters

dijkgraaf HHRS Schieland en

Krimpenerwaard

M. van Poelgeest

wethouder Amsterdam

drs C.P. van Oostrom *

directeur OVG Projectontwikkeling

mr J.P.R.M. Steegh

wethouder Leiden

drs ing. R. Vollebregt *

directievoorzitter BAM Vastgoed

ing. D. van Well

voorzitter raad van bestuur Dura

Vermeer

mr G.H.N.L. van Woerkom

directeur ANWB

De Vereniging Deltametropool heeft zich vernieuwd. Het lidmaatschapstaat sinds begin dit jaar niet alleen open voor overheden en maatschap-pelijke organisaties maar ook voor personen en bedrijven die zichbetrokken voelen bij de ambitie om de Randstad tot samenhangendemetropool te ontwikkelen.De vereniging is daarmee niet alleen meer een ideeënfabriek en lobby-groep, maar vooral ook een netwerk van mensen en organisaties met eengezamenlijke ambitie. Naast het Dagelijks Bestuur is er nu ook een Algemeen Bestuur om de vereniging te steunen en te versterken.

Algemeen Bestuur

PAGINA 2 HB! ZOMER 2008

Op het schaalniveau van de Randstad heeft niemand invloed

Vereniging versterkt metAlgemeen Bestuur

Redactie

4 DISCONTINUÏTEITEN A4 EN A12 (ZOETERWOUDE-BURGERVEEN)

Tot vorig jaar konden alleen overhe-

den en maatschappelijke organisaties

lid worden van de vereniging. Voor

bedrijven was er de stichting

Vrienden van de Deltametropool.

In een tijd waarin het bedrijfsleven

een belangrijke actor in de ruimtelijke

ontwikkeling is, is die situatie achter-

haald. Daarom zijn eind 2007 vereni-

ging en stichting samengevoegd tot

één vereniging. In oktober moet het

werk-programma klaar zijn waarin

inhoudelijk en organisatorisch de

grote lijnen voor de vernieuwing van

de vereniging zijn vastgelegd. Dit

wordt besproken in het nieuwe

Algemene Bestuur. In april volgend

jaar zal het ter vaststelling aan de

leden worden voorgelegd.

*) Worden voorgedragen op de ledenvergadering van 7 juli 2008

opzet_def5_3006:schets a 01-07-2008 15:17 Pagina 2

Page 3: Hollandblad #4 - zomer 2008  |  Vereniging Deltametropool

In 1958 wordt door de rijksoverheideen eerste Randstadplan gepresen-teerd. Dit plan erkent het economi-sche belang van de Randstad en wilbewoners, diensten en bedrijvenzoveel mogelijk spreiden. Delen vande Randstad krijgen een agrarischefunctie, al staat dat platteland vanmeet af aan onder druk. De afge-lopen vijftig jaar vond een enormeverstedelijking plaats, in geplandeen niet-geplande patronen.Inmiddels verplaatsen deRandstadbewoners zich dagelijksmassaal over een groot gebied. Hetplan uit 1958 voldoet niet meer. Indit licht ontstaat Randstad Urgent.Het voegt urgente, lopende projec-ten samen in een uitvoeringspro-gramma en richt zich met Randstad2040 op de lange termijn. Daarbijfocust het rijk op een goede, inter-nationale concurrentiepositie, terwijlde Randstad als metropool nog veelmeer te bieden heeft.

Een metropool past niet

bij Nederland

In 2008 is het vijftig jaar geleden dat

er voor het eerst een grootschalig

ontwikkelingsplan voor de Randstad

werd gepresenteerd. De nota

Ontwikkeling van het westen des

lands kwam onder druk tot stand en

werd vrijwel direct vastgesteld door

de Tweede Kamer. Het was een com-

pact plan, waaraan zeven jaar was

gewerkt door verschillende departe-

menten, provincies en steden.

Binnen Nederland werd de Randstad

aangemerkt als economische groei-

pool, maar nadrukkelijk niet als

metropool. Het middengebied werd

vanwege de veengrond gereserveerd

voor landbouw. De woningbouw werd

verdeeld over grotere en kleinere

kernen, gegroepeerd in vleugels. De

inrichting was gebaseerd op de

behoeftes van het gezin. Het

Ministerie van Verkeer en Waterstaat

nam een minderheidsstandpunt in

door één functionele eenheid te pre-

fereren. Vleugels zouden kosten ople-

veren door woon-werkverkeer en de

spreiding zou de economische kracht

van de Randstad ondermijnen. Het

Ministerie van Landbouw meende

dat de agrarische behoefte veel klei-

ner was dan het plan suggereerde,

maar ging wel akkoord.

De urgentie voor een aanpak op deze

schaal was destijds groot, al bleek dit

achteraf bezien overschat. Bijna de

helft van de totale bevolking woonde

in een vijfde van het land en er werd

een bevolkingsgroei verwacht van

dertig procent door de babyboom en

binnenlandse migratie. Er werd

bezorgdheid uitgesproken over de

sociale ontworteling en het morele

verval van de jonge migranten, die

onervaren waren met het stadsleven.

Zonder planning kon de Randstad

wel eens een on-Nederlandse signa-

tuur krijgen en gaan lijken op

Londen of Parijs. Dit werd opgevat

als een bedreiging van de Neder-

landse cultuur. Nederlanders zouden

liever verspreid over kleine kernen

wonen dan opeengepakt in een stede-

lijk centrum. In de Ontwikkeling van

het westen des lands zorgen open

steden in een open land dan ook voor

spreiding van de welvaart, een eer-

lijke verdeling van kansen en bereik-

bare voorzieningen. Het resulteerde

in een gedecentraliseerde Randstad,

waarin alles middelgroot is en de

samenhang ontbreekt.

Het Groene Hart is geen

Central Park

De groengebieden waarover de

Randstad nu nog beschikt kunnen

worden gezien als een verdienste van

de Ontwikkeling van het westen des

lands. Maar zoals het Ministerie van

Landbouw in 1958 al voorspelde, is

de landbouw steeds meer terugge-

drongen, waardoor het landschap

verrommelde. Mede daardoor is er

dringend behoefte aan een nieuwe

langetermijnvisie, waarin de groen-

gebieden integraal worden meegeno-

men en waarin wordt ingezet op

meerdere functies tegelijk. Het

Groene Hart is geen Central Park,

maar een gebied waar ook wordt

gewoond en gewerkt. De opgaven

voor het landelijk gebied zijn evident.

De ecologische hoofdstructuur is nog

maar voor de helft gerealiseerd. Er is

dringend behoefte aan recreatiege-

bied. De grote landschappen moeten

worden beheerd als Nationaal Land-

schap – al is de betekenis daarvan

nog onduidelijk – en het water-

systeem moet door de klimaatveran-

deringen nodig worden aangepast.

Dit vraagt om een grondig onderzoek

naar de toekomst van de grondge-

bonden landbouw in het gebied. De

plannen voor de agrarische sector

waren vooralsnog niet grootschalig

en niet realistisch genoeg. Het nieu-

we elan in de landbouwsector schept

nieuwe mogelijkheden. Het lage land

van de Randstad is uniek, ook op

mondiale schaal. Dit blijft teveel een

verborgen identiteit. Een gedeelde

identiteit zou kunnen bijdragen aan

een eenduidige visie over de ruimte-

lijke ontwikkeling van de Randstad.

Er zijn de laatste tijd wel mooie

kaarten gemaakt, maar een samen-

hangend beeld van de ontwikkeling

van stad en land, woningbouw en

infrastructuur, natuur en landschap,

op hoofdlijnen en in één richting,

ontbreekt nog steeds. Bovendien is de

bestuurlijke constellatie zwak. Er zijn

teveel bestuurders, die te langzaam

beslissen en geen aansturing van

boven dulden.

De langetermijnvisie voor de

Randstad zou geen blauwdruk moe-

ten zijn, maar richting moeten

geven. De landbouwvisie moet wor-

den gekoppeld aan stedelijke ontwik-

kelingen. Het landschap heeft baat

bij compacte woningbouw. De droog-

makerijen vlakbij de steden kunnen

worden benut voor de waterberging.

De grondgebonden landbouw heeft

geen behoefte aan romantiek, de

boeren zouden juist flexibel moeten

ondernemen. De schaarse natuur-

subsidies zouden moeten ingezet

voor de bijzondere natuur van het

veenweidegebied en het herstellen

van de ecologische hoofdstructuur.

Wanneer de opgave goed is gedefini-

eerd, zouden regionale en lokale par-

tijen vervolgens alle vrijheid kunnen

krijgen. Een dergelijke aanpak vraagt

om zelfbeheersing. We zijn het ver-

plicht aan de Randstad en de unieke

Nederlandse natuur om niet alleen

een visie op te stellen, maar die,

ondanks de typisch Nederlandse nei-

ging om dat niet te doen, ook tot uit-

voering te brengen.

Meer dan een topregio

Ieder verstedelijkt gebied heeft een

eigen, intrinsieke waarde. Dit uit-

gangspunt zou het debat over de

Randstad en de verstedelijkingsopga-

ve kunnen ondersteunen. De focus op

het ontwikkelen van een duurzame,

concurrerende, internationale topre-

gio is te eenzijdig. Het is belangrijker

om een intrinsieke dynamiek te

bewerkstelligen. Daarbij spelen

omvang, diversiteit, specialisatie,

breedte, kruisbestuiving en innova-

tieklimaat een rol en zijn schaal- of

locatievoordelen van ondergeschikt

belang. Randstad 2040 zou niet alleen

een economisch en ruimtelijk, maar

ook een sociaal-maatschappelijk

vraagstuk moeten zijn. De ingrediën-

ten zijn al aanwezig en mogen niet

verloren gaan tengevolge van het

concurrentiedebat.

Al in 1990 werd geconstateerd dat de

Randstad weinig samenhang ver-

toont. Toch groeit de mobiliteit in het

gebied nog aldoor. Toevoerwegen zijn

doorlopend overvol en treinen zitten

in beide richtingen eveneens vol.

Mensen die in de Randstad werken,

komen overal vandaan. De grenzen

van de verstedelijking houden zelfs

niet op bij de Randstad – er is sprake

van een Eurodelta. De Europese en

mondiale industrie is zich, sinds de

grenzen in 1990 open zijn gesteld,

ruimtelijk aan het herconfigureren

en het is niet te overzien welke

krachten dat los zal maken. Er

komen steeds meer Europese richt-

lijnen waardoor het schaalniveau als-

maar groeit. De dynamiek betreft

dus verschillende schaalniveaus tege-

lijk. Een langetermijnvisie zou reke-

ning moeten houden met de dyna-

miek per schaalniveau.

Randstad 2040 heeft behoefte aan een

ruimtelijk raamwerk, dat alle stro-

men aankan en buffers heeft – voor

water, goederen, mensen, flora en

fauna. De stedelijke opgave bestaat

uit het creëren van aantrekkelijke

woonwerkmilieus en een goed onder-

wijssysteem. De Randstad moet

schoon, heel, veilig en zuinig worden.

De Randstad moet respect uitstralen.

Ten behoeve van recreatiedoeleinden

is een aantrekkelijke groen-blauwe

structuur gewenst. Daarnaast zijn er

betere verkeers- en vervoersnetwer-

ken nodig: in infrastructureel opzicht

kan de Randstad veel efficiënter wor-

den georganiseerd. Woongebieden

kunnen beter worden ontsloten en de

kwaliteit van het openbaar vervoer

kan omhoog.

De ruimtelijke specificatie van ver-

keers- en vervoersnetwerken heeft

prioriteit, want deze bepaalt wáár

mensen kunnen komen. Dit wordt al

toegepast in het project Stedenbaan

en ook rond de andere grote steden

wordt gewerkt aan metropolitane

vervoerssysteem van hoge kwaliteit.

Ontwikkelingen worden gepland op

de knooppunten, het ruimtegebruik

is hoogintensief en multifunctioneel

en de gebieden worden mooi vorm-

gegeven. Het wegennet zou verdeeld

moeten worden in een hoofdwegen-

net en een onderliggende structuur.

Het autoverkeer kan teruggedrongen

worden met maatregelingen als de

kilometerheffing en een ander par-

keerbeleid. Er zouden investerings-

budgetten kunnen komen voor

beheerders van de weg, projectont-

wikkelaars of corporaties, waarin de

VROM-raad zou kunnen adviseren.

Kortom, de lange termijn zou zich

moeten richten op een robuust ruim-

telijk raamwerk, met ruimte voor

flexibele arrangementen.

1 februari 2008 organiseerde de Vereniging

Deltametropool de werkconferentie

‘Holland: hotspot of hutspot?’ samengesteld

door Dirk Frieling. De probleemstelling op

deze dag werd geschetst door Hans van der

Cammen (zelfstandig adviseur RO, hoogle-

raar ruimtelijke planning UvA), Jan Jaap de

Graeff (directeur Vereniging Natuurmonu-

menten) en Wim Hafkamp (wetenschappe-

lijk directeur Nicis Institute). Het boven-

staand artikel is hierop gebaseerd.

GEFINANCIERD

NIET GESTART

BESLUIT GENOMEN

GESTART

GEWIJZIGD

Bron: Vereniging Deltametropool (op basis van kaart Randstad Urgent)

VOORTGANG PROGRAMMA RANDSTAD URGENT

3 A4 SCHIPHOL

12 DRAAISCHIJF NEDERLAND

13 HOEKSCHE WAARD OF ALTERNATIEVE LOCATIE

34 ONTSLUITING MAINPORT ROTTERDAM (A15 MAVA)

31 AANPAK ZWAKKE SCHAKELS

31 AANPAK ZWAKKE SCHAKELS

9 KORTE TERMIJN MAATREGELEN OV10 ÉÉN OV-AUTORITEIT

22 CULTUUR EN KENNIS

33 STARTNOTITIE RANDSTAD 2040

2 WEGUITBREIDING SCHIPHOL-AMSTERDAM-ALMERE1 A4 DELFT-SCHIEDAM

5 MAINPORTCORRIDOR ZUID (PMZ)

6 A13/A16

7 OV SCHIPHOL-AMSTERDAM-ALMERE-LELYSTAD

8 UITBREIDING SPOOR DEN HAAG-ROTTERDAM

4 FLESSENHALZEN A4 EN A12

21 VERKENNING 2E ONTSLUITING HAVEN ROTTERDAM

11 MOGELIJKHEDEN SCHIPHOL-LUCHTHAVEN LELYSTAD14 MAINPORTONTWIKKELING ROTTERDAM (PMR)16 TRANSITIE GREENPORTS

15 CONTAINER TRANSFERIUM

19 STADSHAVENS ROTTERDAM

17 DEN HAAG INTERNATIONALE STAD18 WERKSTAD A4

20 LEIDEN BIOSCIENCE PARK

23 DUURZAAM BOUWEN UTRECHTSE REGIO

26 TOEKOMSTAGENDA IJMEER/MARKERMEER27 SCHAALSPRONG ALMERE 2030

35 OUDE RIJNZONE (VENSTER BODEGRAVEN-WOERDEN)

28 RUGGENGRAAT NATUUR EN RECREATIE (NATTE AS)29 MOOI EN VITAAL DELFLAND

30 GROOT MIJDRECHT NOORD32 COMPARTIMENTERING ‘CENTRAAL HOLLAND’

24 HAARLEMMERMEER25 ZUIDPLASPOLDER

PAGINA 3 HB! ZOMER 2008

Plannen voor de Randstad Martine Bakker

Randstad Urgent tussenstand ‘Met Randstad Urgent zetten kabinet,

provincies, gemeenten en stadsregio's

samen de schouders eronder om de

problemen in de Randstad aan te

pakken. Knopen doorhakken en

besluiten nemen, daar gaat het om.

Zo moet de Randstad weer internatio-

naal een economisch sterke regio

worden. Wat goed is voor de Rand-

stad, is goed voor Nederland stelt het

ministerie van V&W. In de Randstad

Urgent kaart is gekeken naar:

financiering, besluitvorming en start

uitvoering. Het levert een sterk wisse-

lend beeld: met projecten die al con-

crete successen hebben geboekt en

projecten die nog nauwelijks in de

startblokken staan.

4 DISCONTINUÏTEITEN A4 EN A12 (ZOETERWOUDE-BURGERVEEN)

opzet_def5_3006:schets a 01-07-2008 15:17 Pagina 3

Page 4: Hollandblad #4 - zomer 2008  |  Vereniging Deltametropool

Vooruitlopend op de VerkenningRandstad 2040 hebben dePlanbureaus en adviesraden hetkabinet geadviseerd. Eensamenvatting en bespreking.

‘Wát er met de Randstad moet gebeuren

is nu zo ongeveer wel bekend’, zei VNO-

NCW-voorzitter Elco Brinkman op

18 april bij de bespreking door de

Sociaal-Economische Raad (SER) van

het advies over de toekomstige Randstad-

strategie. ‘Het gaat erom dát er wat

gebeurt.’ Over dat laatste is iedereen het

eens, maar over het wát verschillen de

adviezen nogal. VROM-raad en de raden

voor Verkeer en Waterstaat en het

Landelijk Gebied tonen zich enthousiaste

pleitbezorgers voor een integrale strategie

voor het gebied. Maar het Ruimtelijk-,

Milieu- en Natuur- en Centraal

Planbureau zijn gereserveerder en de

SER benadrukt vooral de noodzaak voor

arbeidsmarktmaatregelen. Ook op de

inrichting van het landelijk gebied heeft

elk advies een andere kijk.

Die adviezen, die tussen half maart en

half mei verschenen, betreffen de strate-

gische Randstadvisie van het kabinet die

deze zomer wordt verwacht.

Uitgangspunt vormt de Startnotitie

Randstad 2040 die minister Cramer

(VROM) vorig jaar juni uitbracht. Inzet

daarvan is de negatieve spiraal om te bui-

gen tot een positieve ontwikkeling. Van

een regio die al jaren daalt op de ranglijst

van meest concurrerende regio’s en waar

wonen, werken, recreatie en groen elkaar

toenemend in de weg zitten, moet de

Randstad een ‘duurzame en concurreren-

de toplocatie’ worden.

Opvallend positief zijn VROM-raad c.s.

over de totaalbenadering. Ze adviseren

het kabinet in hun advies ‘Verbinden en

verknopen’, om het gebied als ‘open net-

werk’ te beschouwen, met knopen waarin

innovatie plaatsvindt en meerwaarde

wordt gegenereerd. In die knopen onder-

scheiden ze internationale (Schiphol,

congrescentra), nationale (Stopera,

musea) en dagelijkse stedelijke (woon-,

werk-) functies. De netwerkgedachte

moet tot uiting komen in een elkaar

aanvullen van de centra die ‘onderling

uitstekend zijn verbonden’. De langeter-

mijnvisie moet niet alleen problemen

oplossen maar vooral ook unique selling

points uitbuiten. Zo dienen verbrede

waterboezems niet alleen het extra water

te bergen dat door de klimaatverandering

binnenstroomt, maar zijn ze ook nieuwe

watersportgebieden en versterken de

identiteit van de Randstad.

Food and Nutrition Delta

Dat juist de VROM-raad zich in de

Startnotitie herkent, is verklaarbaar; de

notitie is vooral vanuit ruimtelijke orde-

ningsperspectief gedacht. Het SER-

advies voegt daaraan de arbeidsmarktdi-

mensie toe. Het pleit voor ‘urgente actie’

op twee hoofdpunten. Het eerste: het

verder ontwikkelen van de relatief weinig

ruimte vragende kennisindustrie door het

aantrekken van meer hoog opgeleiden en

het versterken van al aanwezige speciali-

saties. Zo zou volgens de SER de sector

Flowers & Food Nederland tot ‘food and

nutrition’ delta van de wereld kunnen

maken. Het tweede actiepunt: aanzien-

lijke extra inspanningen op onderwijs en

toeleiding arbeidsmarkt, zodat ook ‘het

groeiende aantal lager geschoolden’ weer

kan meedoen. Dat is niet alleen noodza-

kelijk voor sociale cohesie en leefbaar-

heid, stelt de SER, maar ook vanwege de

groeiende behoefte aan handen in dienst-

verlening en zorg.

Zowel de SER als de Planbureaus

plaatsen kanttekeningen bij het kabinets-

streven om de Randstad een internatio-

nale toppositie te geven. De SER vindt

zo’n positie een middel in dienst van een

welvaartsverhoging die ook ‘niet reprodu-

ceerbare waarden’ zoals natuur omvat.

De planbureaus stellen het Randstad-

concept zelf ter discussie: verschilt de

problematiek wel genoeg van die van de

rest van Nederland om een afzonderlijke

visie te rechtvaardigen? Ze zijn sceptisch

over het door de VROM-raad c.s.

bepleite netwerkmodel: de steden van de

Randstad fungeren nu niet op die

manier. De stadsgewesten zijn het afge-

lopen decennium eerder méér op elkaar

gaan lijken dan minder, in soorten

bedrijven, samenstelling van beroepsbe-

volking en in winkelaanbod. En voor

zover steden zich specialiseren, stellen ze,

gaat dat niet gepaard met een sterke inte-

gratie in het Randstadgeheel.

In hun advies voor het plannen van

verdere verstedelijking verbinden de

planbureaus daar overigens weinig conse-

quenties aan. Extra ruimte kan, vinden

ze mét SER en VROM-raad, goed wor-

den gevonden binnen het kader van de

Randstad, met name door verdichting

van het nu al bebouwde gebied.

Planbureaus en SER denken daarbij

vooral aan concentratie rond vervoers-

knooppunten, de VROM-raad c.s. aan

concentratie rond de dubbelsteden

Amsterdam-Almere en Den Haag-

Rotterdam. De planbureaus willen vooral

niet te veel vastleggen. Met het aanpas-

sen van de natuur aan de gevolgen van

klimaatverandering kun je nu al begin-

nen, stellen ze, omdat die redelijk voor-

spelbaar zijn. Maar in de woningmarkt

verschillen de hoogste en laagste ramin-

gen niet minder dan een miljoen wonin-

gen van elkaar.

Wereld-erfgoedlijst

Op bereikbaarheid en mobiliteit lopen de

adviezen uiteen. SER en VROM-raad

dringen aan op drastische maatregelen,

zoals een veel betere aansluiting tussen

weg-, spoor, lucht- en watervervoer, snelle

invoering van een gedifferentieerd kilome-

tertarief en frequentere treinen (SER) en

zelfs het ‘opnieuw doordenken van het

hele systeem’ vanuit een vraaggerichte

optiek (VROM-raad c.s.). De planbureaus

zien voor nieuwe inspanningen minder

aanleiding. De Startnotitie, stellen ze, gaat

er vanuit dat de mobiliteit ook op de

lange termijn toeneemt, maar dat beeld

wordt in lange termijn verkenningen over

weg- en spoorvervoer niet bevestigd. De

1,5 tot 2,4 procent groei die tot 2020

wordt verwacht, kan ruimschoots worden

opgevangen met het huidige investerings-

pakket. En voor ná 2020 is een duidelijke

afvlakking voorzien.

Ook de visies op het landelijk gebied

verschillen. De VROM-raad c.s. neigen

tot het ‘metropolitane park’ uit de

Startnotitie. Een sterke groen-blauwe

structuur die zich doorzet in het IJmeer

en een ‘integraal ontwikkelde kust’,

dempt, stellen ze, ‘het gevoel van volte en

geeft ruimte aan nieuwe verstedelijking’.

SER en Planbureaus zien niets in zo’n

park. Dat maakt, stellen de planbureaus,

het landelijk gebied te veel tot uitvloeisel

van verstedelijking. De SER pleit voor

behoud van de veehouderij en een betere

ontsluiting voor recreatie, de Planbureaus

voor meer ruimte voor de natuur. Wil

Nederland voldoen aan het Europese

habitatbeleid, dan moet een aantal

natuurgebieden uitgebreid worden en de

milieudruk rondom die gebieden omlaag.

Recreatie kan dan plaatsvinden langs

stadsranden en, in de vorm van groene

diensten, in het landbouwgebied.

Minister Cramer had in haar advies-

aanvraag om keuzesuggesties verzocht.

Keuzes zijn inderdaad nodig, vinden de

adviesorganen. Een gebied dat zowel een

van de grootste stedelijke agglomeraties

van Europa herbergt als de grootste

haven, de vijfde luchthaven, een wereld-

wijd exporterende landbouwsector, het

merendeel van de buitenlandse bedrijven

van het land en landschappen die op de

werelderfgoed lijst staan (SER) komt

anders onvermijdelijk zichzelf tegen. Ze

wijzen daarbij vooral op het groene hart.

Maar hun suggesties zijn verschillend. De

VROM-raad vraagt om een studie naar

de vitaliteit van het groene hart als lever-

ancier van voedsel en landschappelijke

kwaliteit en suggereert een concentratie

van de glastuinbouw onder de aanvlieg-

routes voor Schiphol die toch niet voor

andere doelen bruikbaar zijn. De planbu-

reaus daarentegen willen, om overdruk

op het gebied te voorkomen, de glastuin-

bouw zonodig verplaatsen naar elders in

het land.

Bestuurlijke verbouwing

Welke Randstadstrategie er ook komt,

het welslagen achten de adviesorganen

afhankelijk van een degelijke financiering

en een sterke regie. Wat financiering

betreft pleiten SER en VROM-raad c.s.

voor een investeringsstrategie die voor

een lange reeks van jaren is veiliggesteld.

De nu nog vooral papieren samenwer-

king moet veranderen in ‘geïntegreerde

ruimtelijke actie’ (planbureaus), opdat

‘nieuwe coalities’ ontstaan tussen

ministeries en overheden en tussen over-

heid en markt (VROM-raad c.s.).

Maar hoe komt die vereende actie tot

stand? De antwoorden zijn opvallend

eensluidend: de structuurvisie uit de

nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening

die op 1 juli inging, biedt goede moge-

lijkheden, met instrumenten als bestuur-

lijk overleg en convenanten tussen ver-

schillende overheden. De planbureaus

willen op rijksniveau een ‘afrekenbare

uitvoeringsagenda’, de SER ziet voor met

name de ministeries een coördinerende

taak. Het ‘regionale gat’ denkt de SER te

dichten door niet-vrijblijvende samen-

werking tussen gemeenten en provincies

die zonodig gebruik moeten maken van

hun ‘doorzetmacht’.

Of dat volstaat, moet blijken - geen van

de adviezen rept over een nieuwe

bestuurlijke structuur. SER-kroonlid

Marco Wilke zei het tijdens de bespre-

king van het advies in april expliciet:

“Een ‘grote bestuurlijke verbouwing’ zou

alle energie vergen die juist voor actie

nodig is. Bovendien ‘is de Randstad ook

heel veel NIET, zoals een economisch,

sociaal en cultureel geheel. En tot slot

spelen de meeste maatregelen op

arbeidsmarkt- en onderwijsgebied waar-

om de raad vraagt, niet op Randstedelijk

maar op wijk- en stedelijk of juist lande-

lijk niveau.”

Besproken: SER: Zuinig op de Randstad,

18 april (advies 08/04).

VROM-raad, Raad voor het Landelijk

Gebied en de Raad voor Verkeer en

Waterstaat: Verbinden en verknopen,

14 maart 2008.

Ruimtelijk Planbureau, Milieu en

Natuurplanbureau, Centraal Planbureau:

Ex ante toets Startnotitie Randstad 2040.

8 mei 2008

PAGINA 4 HB! ZOMER 2008

Schaalniveau Randstad opnieuw belangrijk3 adviezen over toekomst Randstand vergeleken

Lin Tabak

Nauwelijks méér dan een voortzetting van het lopendbeleid

Dat is het oordeel van de Commissie

voor de Milieu-Effectrapportage over

de kabinetsplannen met de Randstad

zoals die in de Startnotitie van 2007

beschreven staan. Die weinig vleien-

de mening – die de hiernaast

genoemde planbureaus overigens

delen – velt de commissie slechts ter-

loops; haar was gevraagd om voor-

waarden te formuleren op basis

waarvan een goed milieueffectrap-

port mogelijk is.

Behalve het ‘business-as-usual’ sce-

nario, zou het kabinet op zijn minst

enkele alternatieven moeten uitwer-

ken zodat een afweging te maken

valt. Bovendien zou het concretere

doelen moeten aangeven dan de

‘duurzame en concurrerende top-

regio’ waarop de Startnotitie mikt.

Om het denken op gang te helpen,

doet de commissie twee suggesties.

Is klimaatbestendigheid tot het jaar

2100 het doel, dan dient veel ruimte

voor water en natte natuur te worden

gereserveerd en moet de woonbebou-

wing sterk worden verdicht. Is con-

currentie door een stedelijk agglome-

ratievoordeel het streven, dan komt

alleen de noordflank in aanmerking

en moeten Amsterdam, Almere,

Haarlem en Hilversum aaneengroei-

en tot een agglomeratie van 4 miljoen

inwoners, vergelijkbaar met groot

Milaan en het gebied rond Berlijn –

wat heel veel nieuwbouw vergt en

Rotterdam tot een additionele rol

degradeert.

Verder zou de commissie voor een

gedegen oordeel graag mondiale en

Europese scenario’s zien die van

invloed kunnen zijn. Kortom: de

betrokken ministers kunnen nog even

vooruit.

Commissie voor de M.E.R. :

‘Randstad 2040. Advies over de reik-

wijdte en het detailniveau van het

milieueffectrapport’ 24 april 2008 /

rapportnummer 2028-53

Commissie voor de Milieu-effectrapportage ‘Randstad 2040’

2 PROJECT WEGUITBREIDING SCHIPHOL-AMSTERDAM-ALMERE

Lin Tabak

opzet_def5_3006:schets a 01-07-2008 15:17 Pagina 4

Page 5: Hollandblad #4 - zomer 2008  |  Vereniging Deltametropool

PAGINA 5 HB! ZOMER 2008

Randstad Urgent is een poging om een

samengestelde aanpak te ontwikkelen

voor de grote opgaven die spelen in het

gebied. Maar voor sommigen is Randstad

Urgent vooral ‘een truc’ om projecten die

er al zijn er sneller ‘doorheen te douwen’.

Als Randstad Urgent niet meer wordt

dan dat, zou mij dat om twee redenen

teleurstellen.

Ten eerste betwijfel ik of de voorliggen-

de projecten een voldoende antwoord

zijn op de ambities van concurrerend

vermogen, leefbaarheid en

klimaatbestendigheid. Veel projecten zijn

bedacht vanuit een deeloplossing. Ze

pakken een probleem aan, zonder recht

te doen aan andere ambities. Sterk geldt

dat voor wegenprojecten. Natuurlijk is

het fileprobleem nijpend, ook voor mij

als verstokte automobilist. Maar de aan-

leg van spitsstroken heeft negatieve effec-

ten op de leefbaarheid. De bewoners van

Diemen of Amsterdam dragen de lasten

van het faciliteren van de bewoners van

Almere. Dat brengt een klassieke spiraal

op gang, waarbij Randstedelingen die

langs spitsstroken wonen, gaan overwe-

gen om naar Almere te verhuizen.

Ten tweede veronderstel ik dat geen

project in Randstad Urgent is bedacht

vanuit het Randstadbelang: de ambitie

om de Randstad economisch vitaal, leef-

baar en klimaatbestendig te maken.

Zulke projecten, die van een veel hogere

en gecombineerde kwaliteit dienen te

zijn, moeten nog worden bedacht.

Waarom zijn ze dan nog niet bedacht?

Het antwoord daarop is even logisch als

onthutsend: geen enkele organisatie in de

Randstad ziet het formuleren van pro-

gramma’s van eisen vanuit het

Randstadbelang als kernopdracht.

Sterker nog, projecten die zo’n gecombi-

neerde kwaliteit in zich dragen en

gezichtbepalende potenties hebben,

krijgen in de huidige gefragmenteerde

overheidsburelen geen kans. Een aanbie-

der van zulk een project zal door de

verkokerde overheden van het kastje naar

de muur gestuurd worden en zich uitein-

delijk bij de feiten neerleggen: de overhe-

den in de Randstad zijn niet op zoek

naar echte kwaliteit, ze houden zich lie-

ver bij het bevredigen van hun deelbe-

lang.

Het spannende aan Randstad Urgent

vind ik, dat het een projectenportefeuille

zou kunnen ontwikkelen die de gestapel-

de problemen van de Randstad op pas-

sende wijze aanpakt. De programmati-

sche aanpak onderscheidt zich van het

traditionele lijnmanagement en het iets

jongere projectmanagement².

Bij een lijnaanpak geldt als uitgangs-

punt dat een organisatie een doel heeft

en dat daaruit taken zijn af te leiden. Als

deze taken worden uitgevoerd wordt het

doel bereikt. Bij projectmanagement

wordt erkend dat lijnorganisaties te ver-

kokerd zijn om de neteligere problemen

te kunnen oplossen. Daarom is een team

nodig dat bestaat uit mensen van ver-

schillende organisaties die als gezamen-

lijk doel hebben het realiseren van een

project. Een project is dan een gefixeerde

combinatie van een probleem (file) en

een oplossing (spitsstrook). De opdracht

is, de oplossing binnen budget en tijd te

realiseren.

Uit implementatiestudies blijkt nu dat

lijnorganisaties alleen hun eigen deelpro-

blemen oplossen en integrale oplossingen

bemoeilijken en dat in één fysieke ruimte

zoveel projecten tegelijkertijd spelen dat

ze elkaar in de weg zitten. Een program-

matische aanpak kan een uitweg zijn uit

deze malaise. Uitgangspunt is, dat geen

enkele organisatie voldoende kennis en

kunde heeft om op eigen kracht en gezag

tot hoogwaardige investeringen in de

Randstad te komen en dat geen enkel

project voldoende kwaliteit heeft om als

doorslaggevende kwaliteitsimpuls de

geschiedenis in te gaan.

De essentie van een programmatische

aanpak is drieledig:

• De opvattingen over wat de Randstad

concurrerend, leefbaar en klimaatbesten-

dig maakt, wordt voortdurend verder

ontwikkeld in interactie met potentiële

projecten die daarop zeggen een ant-

woord te hebben.³

• De synergie tussen projecten wordt

een cruciaal aangrijpingspunt voor de

sturing. Vooral projecten die positief op

elkaar ingrijpen, verdienen de support

van de programmaminister van de

Randstad. Daarop moet dus geselecteerd

worden.

• Een vitale programma-aanpak durft

projecten af te wijzen die de test van toe-

gevoegde waarde aan de Randstad niet

doorstaan en is ontvankelijk voor voor-

stellen van gecombineerde kwaliteit, ook

als ze niet voldoen aan de eisen van ver-

kokerde afweging.

Ik hoop dat dit hoopvolle aspect van

Randstad Urgent, als echt antwoord op

de uitdagingen waarvoor de Randstad

staat, de komende tijd nog beter uit de

verf komt.

Geert Teisman is hoogleraar bestuurs-

kunde, i.h.b. complexe besluitvorming en

procesmanagement, aan de EUR

1) Titel mede ontleend aan lezing van

Winsemius op congres over grotesteden-

beleid van 12 juni 2008, waarin hij aan-

gaf dat het in de steden gaat om gesta-

pelde problemen, die volgens hem om

een aanpak vragen die zich daartoe ver-

houdt.

2) Zie voor een uitgebreid betoog

Teisman (2005) Publiek Management op

de Grens van Chaos en Orde, Den Haag:

Academic Service

3) Zie voor een uitgebreid betoog mijn

Nijmeegse oratie uit 1997 over Creatieve

Concurrentie.

Yttje Feddes volgt binnenkort Dirk

Sijmons op als Rijksadviseur voor

het Landschap. Zij was met haar

bureau Feddes/Olthof betrokken bij

de ateliers 2040 van het ministerie

van VROM. Wat ziet haar bureau als

belangrijkste ruimtelijke ontwikke-

ling voor 2040?

Het water, in al zijn aspecten. Tegen de

zeespiegelrijzing in de huidige voorziene

omvang kunnen we ons goed verdedigen,

met zandsuppleties, misschien zandeilan-

den voor de kust en doorgaan met dijk-

verhoging. De zorgen liggen áchter die

kust: opvang regenwater, versterken

dijkring 14 (die de zuidvleugel van de

Randstad beschermt), opvangcapaciteit

rivieren, reserveren van gebieden voor

noodberging. In de winter moet meer

water geborgen worden voor droogtes

tijdens de zomer en het IJsselmeer is

daarvoor niet voldoende op termijn. En

natuurlijk de verzilting: de zoetwaterin-

laat bij Gouda wordt zout!

Wat hebben de ateliers aan nieuwe

inzichten opgeleverd?

De gedeelde analyse dat een aantal ingre-

pen volstrekt nuttig, logisch en nood-

zakelijk is. Verschillende scenario’s zijn

op de kaart gezet. Wereldstad, kuststad

en buitenstad, en ons bureau mocht ze

uitwerken voor de groene en blauwe

functies. Twee andere bureaus werkten

aan infrastructuur en verstedelijking. Het

inspirerende is dan, dat er voor bovenge-

noemde problemen heel veel oplossingen

zijn die nog alle ruimte open laten voor

de verschillende verstedelijkingsopties.

Een nieuwe dijkring op afstand van

dijkring 14 kan via de Diefdijk het tracé

van de Hollandse Waterlinie ten zuiden

van Utrecht volgen. De diepe droogma-

kerijen lenen zich het beste voor de

waterberging. De landbouw kan door-

gaan in de veenweidegebieden met een

dik veenpakket. Met een meer natuurlijk

waterpeil kunnen de meest kwetsbare

dunne veengebieden een prachtige natte

as vormen. Meer plassen geeft meer

ruimte voorrecreatie. Rondom

Amsterdam en ten noorden van

Rotterdam kunnen ringen van nieuwe

Hollandse meren ontstaan, met kansen

voor bebouwing en recreatie.

Veel van deze ideeën zijn natuurlijk niet

nieuw en werden ook al door jullie vere-

niging uitgewerkt. Maar dat er zoveel

draagvlak voor was in de verschillende

bijeenkomsten, was wel heel prettig.

Wat vind je van het gecombineerde

eindresultaat van de ateliers 2040?

De afgelopen drie maanden hebben we

in integratieateliers gewerkt aan het com-

bineren van de scenario’s voor infrastruc-

tuur, verstedelijkingsmodellen en groen

en blauw.

In alle mogelijke scenario’s (wereldstad,

kuststad en buitenstad) bleek het verhaal

van water en landschap nuttig en nood-

zakelijk. Maar ook werd duidelijk, dat

ingrepen op een hogere schaal dan de

vleugels of het Groene Hart noodzakelijk

zijn. Stel dat je de kassen zou verplaatsen

naar de hinderzones rond Schiphol, zoals

de VROM-raad suggereert, dan kun je

een kuststad maken én aantrekkelijke

woongebieden voor de Zuidvleugel. Een

ontdekking was ook, hoeveel parken en

parkranden je zou kunnen aanleggen,

ook bij e meer uitwaaierende modellen

van buitenstad. Wezenlijk in alle sce-

nario’s is de kwaliteit van de openbaar-

vervoerverbindingen. Jammer genoeg

wordt nog steeds te veel gedacht vanuit

de verknoping van regionale netwerken,

in plaats van het maken van echte verbin-

dingen en het werken aan één systeem.

Wat heeft volgens jou prioriteit en

hoe borg je de resultaten?

Morgen al moet begonnen worden met

het verbeteren van de boezemcapaciteit

en het vergroten van de ruimte voor

waterberging. Daarmee staat ook het

maken van meer recreatieve verbindingen

op de agenda, voor wandelaars over de

polderkades, voor fietsers en voor vaar-

tuigen. De ontwikkelingsbeelden uit de

ateliers zijn denkrichtingen. Maar ze

laten wel zien waar de grote schaal nog

aanwezig is en waar die moet worden

versterkt. Het mooiste zou zijn, die grote

schaal te bewaken en te verbeteren

binnen een structuurvisie voor de

Randstad.

Gestapelde uitdagingen vragen om een gestapelde aanpak1

Randstad Urgent als rijksaanpak van metropolitaanse ontwikkeling

Toekomstig Rijksadviseurvoor het Landschap Feddes: Klimaatontwikkeling vraagt om grote ingrepen

Geert Teisman

Annemiek Rijckenberg

2 PROJECT WEGUITBREIDING SCHIPHOL-AMSTERDAM-ALMERE

opzet_def5_3006:schets a 01-07-2008 15:17 Pagina 5

Page 6: Hollandblad #4 - zomer 2008  |  Vereniging Deltametropool

Mooi en Vitaal Delfland is een van de weinige projecten vanRandstad Urgent die zich richtenop de langere termijn. Met hetaankopen van gebieden, het stimuleren van de veehouderij enhet verplaatsen van losse kassenwillen de betrokken overhedensamen met ‘boeren, burgers enbuitenlui’ het landschap rondSchipluiden, de Oude Leede ende Ackerdijkse plassen zijn histo-rische agrarische kracht terugge-ven en beter toegankelijk makenvoor recreatie. Christiaan van derKamp, wethouder van Midden-Delfland en initiator van het project, over het belang van heturgentieprogramma daarbij.

Omvat Randstad Urgent projecten

die werkelijk vooruitlopen op de toe-

komst?

Randstad Urgent legt vooral de

bestuurlijke onmacht van de twintig-

ste eeuw bloot. Het maakt duidelijk

zichtbaar dat we niet hebben gedaan

wat we met zijn allen hadden moeten

doen en is tegelijk een onorthodoxe

manier om dat toch nog voor elkaar

krijgen. Alleen de projecten die een

integrale gebiedsontwikkeling nastre-

ven, passen bij de eenentwintigste

eeuw.

Is Mooi en Vitaal Delfland

daar één van?

Het kan het worden, we zijn pas net

begonnen. Het project in de

Haarlemmermeer, dat zich op

water, natuur, woningbouw en

Schiphol richt, is ook leuk en ver-

nieuwend en heeft ook de potentie te

laten zien dat we met ruimtelijke

ordening meer kunnen dan we de

afgelopen jaren hebben gedaan.

Hangt vernieuwing samen met

de keuze voor een bepaald schaal-

niveau?

Nederland is een complex land

geworden, of je het nou leuk vindt of

niet. Laten we rekening houden met

die complexiteit en er realistisch mee

omgaan. Laten we nu maar eens

doen wat we met zijn allen hebben

afgesproken.

Dus we hebben Randstad Urgent

eigenlijk helemaal niet nodig?

De inhoud lijkt verdraaid veel op het

regeringsbeleid uit de jaren tachtig.

Toen is precies hetzelfde advies

gevraagd en kwam men met exact

dezelfde analyse. L’ histoire se

répète.

Hoe komt dat?

Kennelijk zijn we niet bij machte om

de ontwikkeling van de Randstad op

te pakken. Dat is treurig. Ander

leiderschap is echt dringend nood-

zakelijk. En we moeten ophouden

met de middelmatigheidcultuur die

nu de boventoon voert. Omdat er

geen kracht in het openbaar bestuur

zit, hebben we tot nu toe alles maar

zo’n beetje verdeeld, waardoor nooit

ergens echt kwaliteit en controle

kwam. Dat maakt dat het allemaal

van die middelmatige gebieden

worden.

Reageert Randstad Urgent niet juist

op die cultuur van middelmatigheid?

Ik vind het een moedige poging om

die te doorbreken, Dat het kabinet

heeft besloten om alle ingewikkelde

vraagstukken van de Randstad in

drieëndertig projecten te bundelen

en zich op de uitvoering daarvan te

richten, vind ik echt vooruitstrevend.

Het programma neemt de achterlig-

gende problemen niet weg, we heb-

ben nog steeds te maken met dezelf-

de besturen in dezelfde structuren,

met dezelfde middelen. Maar dat we

erkennen dat er stappen nodig zijn

en dat gevraagd wordt om duidelijk-

heid en slagvaardigheid, maakt een

groot verschil.

Mooi en Vitaal Delfland beslaat een

gebied dat veel groter is dan je eigen

gemeente.

Terecht! We hebben het niet over een

stedelijk park van een paar honderd

vierkante meter, maar over een pro-

blematiek die op Randstadschaal

speelt. Je moet dus op Randstad-

schaal opereren en scherpe keuzes

maken. Omdat er geen kracht in het

openbaar bestuur zit op die schaal,

gaan we alles maar zo’n beetje ver-

delen. Waardoor er nooit ergens echt

kwaliteit zit, nooit ergens echte

controle zit, niemand ooit echt

ergens door gegrepen wordt.

Wat zijn de vernieuwende elementen

in het project?

De manier waarop we naar de rol

van het groen kijken en met zijn

allen de verantwoordelijkheid

nemen. Overheid, boeren, burgers en

buitenlui kunnen zo’n landschap

gezamenlijk ontwikkelen. Het gaat

om kwaliteitsplanning - slow plan-

ning vind ik daar een mooie term

voor, als pendant van de slow food-

beweging. Het mag even duren, maar

het moet wel doelgericht gebeuren.

Wat is de stand van zaken?

Als je je beweegt tussen Rijk, provin-

cie en een hele berg gemeentes schiet

het allemaal niet echt op. Iedereen

denkt vanuit de eigen posities, daar

moeten we even doorheen.

Heeft Randstad Urgent niet

bijgedragen aan gezamenlijkheid?

De focus is er, mensen werken mee

en er ontstaan nieuwe samenwer-

kingsverbanden. En op hele concrete

dossiers lukt het de betrokken over-

heden opeens om als eenduidig

apparaat samen met burgers op te

trekken. Er zit absoluut ambitie.

Maar we moeten die nog omzetten in

oplossingen.

Is het wat de instrumenten betreft

ook nieuwer en daardoor lastiger?

Het is lastig omdat het gaat over het

aansturen van het platteland, wat we

in geen jaren meer hebben gedaan.

Het platteland van de Randstad gaat

achteruit omdat het niet zelf meer de

kwaliteit in stand kan houden; een

rendabel platteland in de Randstad is

een stedelijk vraagstuk.

Zien de omringende steden voldoen-

de in dat zij in het omringende land

moeten investeren?

Den Haag en Rotterdam zien abso-

luut in dat het over de Randstad

gaat. Dat zijn twee gemeentes met

grote ambities: een internationale

stad van recht, vrede en veiligheid en

een internationale haven, top of the

world. Het kan toch niet bestaan dat

daartussen één grote rommel ligt?

Nederland heeft ongelooflijk veel te

bieden, maar je moet het wel laten

zien, benutten, in stand houden en

verbeteren.

Hoe gebeurt dat concreet?

De uitvoering concentreert zich op

twee hoofdopgaven. De ene betreft de

bijna binnenstedelijke, groene ver-

bindingspoten, die zijn verrommeld.

Het gebruikelijke ruimtelijke-orde-

ningsinstrumentarium is hier

onbruikbaar, want daarmee kun je

alleen maar duurder gaan bouwen.

Dus moet je die gebieden opkopen,

slopen en inrichten voor een recrea-

tieve functie. De andere hoofdopgave

betreft de grote landschappen. Als de

betrokken bestuurders het eens zijn,

kun je vervolgens boeren, burgers en

buitenlui betrekken in een integraal

plan. Dat landschap hoef je dus niet

aan te kopen. Geef die gebieden sta-

tus als landschap, dan ben je al een

heel eind.

Wie gaat ze beheren?

Je moet beheer en ontwikkeling niet

uit elkaar halen, zoals vroeger

gebeurde. De recreatieschappen zijn

ideaal voor het beheer van de groene

verbindingszones. Of andere direct

belanghebbenden, zoals een stadsre-

gio of de betreffende gemeentes.

Maar maak dan wel afspraken over

de gezamenlijke verantwoordelijk-

heid voor de kwaliteit en het in stand

houden van dat stedelijk groen.

Is de Delflandraad ingesteld om de

uitvoering van Mooi en Vitaal

Delfland te waarborgen?

Dan heb je het over de structuur en

ik ben een beetje benauwd om een

structuurdiscussie te voeren.

Commitment is veel belangrijker.

Vervolgens moet je het eens worden

over de inhoudsopgave en van daar-

uit verder praten over de organisatie.

Maar dat is toch juist waar het

urgentieprogramma op aanstuurt:

ruimte maken voor commitment

door de structuur te veranderen?

Inderdaad kan de structuur de

opgave versterken. Met de recon-

structiewet (die Midden-Delfland

aanwees als groene bufferzone, MB)

is dat ook gebeurd. Het gebied dat

zich Midden-Delfland noemt en

waarvan velen denken dat het van

eeuwen her is, bestond veertig jaar

geleden helemaal niet.

Helpt het dat je rechtstreeks contact

hebt met het ministerie van LNV?

Dat is echt winst. Zonder het alle-

maal over te nemen, wat ook weer

niet de bedoeling is, laat het Rijk zien

dat daar een opgave ligt die we als

regio moeten invullen.

Kan Mooi en Vitaal Delfland een

voorbeeld zijn voor andere grote

landschappen met stedelijke verbin-

dingen en functies?

Als het slaagt, is het project kopieer-

baar. En dan vind ik dat we niet voor

een zesje moeten gaan, voor een

gebied dat wel functioneert maar

veel mooier had kunnen zijn, maar

voor een acht of negen.

De vaandeldragers van Mooi en

Vitaal Delfland zijn de lokale over-

heid en het Rijk. Ligt dat voor de

hand?

Het hangt vooral van de mensen af.

Als we als betrokkenen het collectief

bezit in ons hoofd hebben, komen

commitment en aanpak vanzelf. Wat

mij betreft had ook de provincie de

vaandeldrager mogen zijn. Maar de

Provincie Zuid-Holland vindt deze

taak ingewikkeld.

Is het commitment al afleesbaar van

de financiering?

Nog niet echt. Dat we in een jaar

tijd heel veel moeten doen, is voor

iedereen wennen. De denkomslag bij

gemeentes is ook al winst. De

komende weken moet het rijk beslis-

sen over de financiering. Het

Investeringsbudget Landelijk Gebied

(ILG) zou geschikt zijn, maar ik

ervaar dat dit overal anders wordt

ingezet. Ik ben benieuwd hoe we dat

gaan oplossen en of we echt bereid

zijn met zijn allen door te pakken...

Het urgentieprogramma is een kans,

maar iedereen moet die wel grijpen.

PAGINA 6 HB! ZOMER 2008

Christiaan van der Kamp, wethouder Midden-Delfland:

‘Een rendabel platteland is een stedelijk vraagstuk’ Martine Bakker

In de ontwikkeling van hetEmscher Landschaftspark ismen erin geslaagd in grotedelen van het zwaar vervuildeRuhrgebied een landschapsparkaan te leggen. Dit parksysteemheeft zowel een lokaal gedragen

component met losse projectenals een overkoepelende visiewaar uiteenlopende partijen zichachter hebben geschaard. Deze gelijktijdige aanpak wasgebaseerd op de langzame ontwikkeling van gezamenlijk

gevoelde algemene waarden enhet waarborgen en versterkenvan kwaliteit in losse projecten.In Frankrijk zijn de ParcsNaturels Régionaux gebaseerdop een sterke status die vanoverheidswege aan gebieden

wordt toegekend. Het plaatstgebieden op een voetstuk maar dwingt ook duurzame ont-wikkeling en samenwerking afvan de in de gebieden aanwezi-ge belanghebbenden.

www.rvr-online.de/elp2010www.parcs-naturels-regionaux.fr

Voorbeelden uit het buitenland: het Emscher Landschaftspark en Parcs Naturels Régionaux.

1 PROJECT A4 DELFT SCHIEDAM (MIDDEN DELFLAND)

opzet_def5_3006:schets a 01-07-2008 15:17 Pagina 6

Page 7: Hollandblad #4 - zomer 2008  |  Vereniging Deltametropool

PAGINA 7 HB! ZOMER 2008

HSL-Zuid geeft Rotterdam sterke economische impuls

Pieter Tordoir

Honderdduizenden vierkante meters

kantoorruimte en duizenden extra

banen: met de komst van de

HogeSnelheidsLijn-Zuid kan het

centrum van Rotterdam eindelijk

aanhaken bij de economische boom

van de noordelijke Randstad, stelt

onderzoeker Pieter Tordoir in onder-

staande bijdrage. Deze impuls wordt

volgens Tordoir nog aanzienlijk ver-

sterkt bij het aanleggen van een

HSL-Oost.

Hopelijk wordt de HSL-Zuid binnenkort

eindelijk operationeel. De nieuwe lijn is

gefinancierd uit aardgasbaten en dus

nadrukkelijk bedoeld voor het versterken

van de economische structuur. Maar

over wat deze lijn kan bijdragen aan de

economische structuur en concurrentie-

positie van de Randstad is verbazingwek-

kend weinig bekend.

In opdracht van het Ontwikkelingsbedrijf

Rotterdam heeft Ruimtelijk Economisch

Atelier Tordoir in samenwerking met

Jones Lang LaSalle Research &

Consultancy onlangs de ontwikkelings-

mogelijkheden en gebruikersmarkten in

kaart gebracht voor het Rotterdamse

Central District, het gebied rondom

Rotterdam Centraal Station. Beide bure-

aus onderzochten, welke impuls de

komst van de HSL kan geven aan de

lokale, stedelijke en regionale economie.

Zij maakten daarbij gebruik van het uit-

stekende proefschrift van Jasper Willigers

(Universiteit Utrecht, 2006), een van de

weinige bruikbare bronnen voor basisge-

gevens voor zo’n bepaling.

Berekend werden de effecten op basis

van te verwachten veranderingen in vesti-

gingsvoorkeuren binnen relevante

bedrijfssectoren bij het tot stand komen

van een supersnelle (meer dan 200 km

per uur) spoorverbinding, aan de hand

van een enquête onder 400 grotere

bedrijven.

Noodzakelijk kannibalisme

Uit het onderzoek blijkt dat de komst

van de HSL-Zuid een fors effect zal heb-

ben op de economische ontwikkeling van

Rotterdam. Mede vanwege de hogesnel-

heidslijn kan in het Central District van

de stad in tien jaar tijd tussen 200.000

en 350.000 m2 aan hoogwaardige kan-

toorruimte worden ontwikkeld, waardoor

de werkgelegenheid een netto impuls

krijgt van 7.000 tot 15.000 fulltime

banen. De grote bandbreedte is een

gevolg van verschillende macro-economi-

sche groeiscenario’s en verschillen in

flankerend overheidsbeleid. Zo maakt het

veel uit of de Stedenbaan, een belangrij-

ke feeder voor het gebied en voor de

HSL, een succes wordt of niet.

Een gedeelte van de ontwikkeling betreft

geografische verschuivingen binnen de

stad en binnen de Zuidvleugel Ook de

komst van de Zuidas in Amsterdam leidt

tot zulke intraregionale verschuivingen.

We kunnen dit zien als ‘kannibalisme’

maar ook als een noodzakelijke concen-

tratie met die uit het oogpunt van duur-

zaamheid en bereikbaarheid meerwaarde

heeft. De aantrekkingskracht van de HSL

reikt echter verder dan de Zuidvleugel.

De lijn gaat jaarlijks gemiddeld enkele

honderden arbeidsplaatsen uit andere

delen van de Randstad en vooral uit

Utrecht en omstreken wegzuigen naar

het Central District. Dergelijke effecten

spelen ook in Amsterdam, op Schiphol

en in Breda. We zullen daarom gaande-

weg een steeds grotere concentratie van

met name internationaal georiënteerde

kantooractiviteiten zien rond de HSL-

stations. Door de geringe reistijd tussen

de stations gaan de betreffende locaties

min of meer als één Central Business

District functioneren en worden ze, wat

betreft karakter van activiteiten en huur-

prijzen, onderling complementair. Is nu

nog sprake van forse concurrentie, met

de Zuidas als winnaar, straks wordt

synergie tussen de stationslocaties

belangrijker.

Netwerk geeft meeropbrengsten

Het belangrijkste vanuit het belang van

de Randstad is uiteraard de internationa-

le aantrekkingskracht. Het Central

District kan naar verwachting rekenen op

een gemiddelde instroom van 100 tot

200 extra directe arbeidsplaatsen per jaar

in hoogwaardige buitenlandse bedrijfs-

vestigingen die zonder de HSL niet naar

Nederland zouden zijn gekomen. Voor

Schiphol, Amsterdam en ook Breda spe-

len naar verwachting vergelijkbare of gro-

tere directe effecten. Maar doordat de

HSL-Zuid met name Rotterdam een

extra impuls geeft, kan de groei zich wat

evenwichtiger verdelen over de Randstad.

De HSL en vooral de synergie tussen

HSL-stations versterken de internationa-

le aantrekkingskracht. Maar het zelfstan-

dige effect van de lijn is op zich niet dra-

matisch; de ontwikkeling van Schiphol,

de arbeidsmarkt en de kennisinfrastruc-

tuur doen meer voor die positie dan de

HSL alleen. Het effect van de HSL zal

echter fors kunnen toenemen als ook een

HSL-Oost operationeel wordt: dan ont-

staat een netwerk met toenemende meer-

opbrengsten. Twee lijnen in netwerkver-

band tellen bij wijze van spreken voor

vier losse lijnen. De HSL-Oost zal ook

aan Utrecht een impuls geven maar dit

stelt wel hoge eisen aan het regionale

transportsysteem, met name aan het

regionale openbaar vervoer.

Katalysator

Het versterken van de economische

structuur is niet alleen een kwestie van

meer internationale aantrekkingskracht.

Duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit

vertegenwoordigen ieder voor zich ook

een groot belang. De HSL vormt één

van de mogelijke katalysatoren voor een

duurzamere ruimtelijke organisatie van

de economie in de Randstad. Die kataly-

sator verlangt echter ook een goede

structuur van het onderliggende open-

baar vervoer net en een afgestemde ont-

wikkeling van werkgelegenheidscentra in

stadsregionaal en Randstedelijk verband.

Met andere woorden: de HSL werkt

alleen goed als onderdeel van een breed

pakket. Bij de besluitvorming indertijd

was nog geen sprake van zo’n pakket.

Verder dan enkele sleutelprojecten kwa-

men we niet. Laten we hopen dat de

nieuwe visie Randstad 2040 wel gaat lei-

den tot zo’n integraal pakket, een HSL-

Oost incluis.

Pieter Tordoir is zelfstandig onderzoeker

en hoogleraar economische geografie en

planografie aan de UvA.

Bereikbaarheidsproblemen komensteeds terug als belangrijke oor-zaak van een verzwakkende inter-nationale concurrentiepositie vande Randstad. Met Deltanet heeft deVereniging Deltametropool eenlange traditie in het ontwikkelenvan concepten voor het verbeterenvan de bereikbaarheid in deRandstad. Het doel is genoegzaambekend: een oplossing vinden voorde groeiende bereikbaarheidspro-blemen door het vervoerssysteemvan de Randstad op een toekomst-gerichte, integrale en internationaalgeoriënteerde wijze te onderzoe-ken, en bijdragen aan de ontwikke-ling van de Randstad in econo-misch, ruimtelijk en internationaalperspectief.

Al in 2003 is met een werkweekDeltanet een begin gemaakt methet project dat uiteindelijk in hetvoorjaar van 2006 leidde tot het uit-brengen van het rapport 'DeltaplanBereikbaarheid'. Daarin zijn de prin-cipes voor het Deltanet benoemd:• De infrastructuur van spoor

en weg als één systeembeschouwen

• Het hoofdwegennet en het onder-liggend netwerk in onderling verband bezien

• Het naar elkaar toebrengen vanmetropolitane functies doorreistijden te verkleinen

• Verschil maken tussen stedelijkecentra en hun vervoersbehoefteheeft gevolgen voor het gewen-ste niveau van bereikbaarheid

• Niet alleen de infrastructuur,maar ook de vervoersdienstenzijn belangrijk

• En het versterken van de interna-tionale bereikbaarheid

Met het voorstel tot het sluiten vangrote aantallen afslagen op hethoofdwegennet en het propagerenvan een nieuwe laag in de hierar-chie van wegsystemen door deintroductie van ‘super-highways’ isin het verleden met Deltanet het

nieuws gehaald. De uitwerkingenwaren echter vooral verkennend en inspirerend, het vertalen naarconcrete voorstellen ontbrak. Dehernieuwde aandacht voor deRandstad is een uitgelezen moge-lijkheid ook meer oplossingsgerich-te studies aan te pakken als bij-drage van de partijen die specifiekin de vereniging vertegenwoordigdzijn: bedrijfsleven, belangenorgani-saties en lokale en regionale over-heden.

De rijksoverheid lijkt inmiddels opverschillende fronten met debereikbaarheid van de Randstadbezig. En het besef dat de oplos-sing van bereikbaarheidsproble-men niet alleen daar, maar ook bijde mede-overheden van deRandstad, het bedrijfsleven en dewetenschappelijke wereld ligtwordt steeds sterker. Om de ambi-tieuze doelstellingen die voor deRandstad worden geformuleerd tekunnen bereiken zijn juist de kennisen ervaring van direct belangheb-benden onontbeerlijk. Zo wordenbij universiteiten een veelheid van initiatieven genomen om tot betereanalyses en prognoses te komenen van daaruit tot meer effectieveinterventies.

Voor Deltanet breekt een nieuwefase aan met een werkvorm die hetmogelijk maakt de ambitieuze doel-stellingen voor het aanpakken vande bereikbaarheid in de Randstadte vertalen naar uitvoerbare strate-gieën, als aanvulling, versterking ofalternatief voor het rijksbeleid. Deorganisatie van vraagstelling (van-uit bijvoorbeeld de steden) en ant-woorden (bijvoorbeeld uit weten-schappelijk onderzoek) staat daar-bij centraal. Begonnen is daaromde contacten aan te halen met partijen die actief willen participe-ren in het verder uitwerken vanDeltanet.

Deltanet opnieuwonderzocht

6 PROJECTPLAN A13/A16

Een concurrerende topregio wil het

kabinet van de Randstad maken. Maar

concurrerend met wie en wat?

-Internationaal heeft de regio nogal wat in

te halen, vooral in bereikbaarheid en

woningaanbod, blijkt uit een vergelijking

van TNO.

TNO onderzocht in opdracht van de

ministeries van VROM en V&W vier regio-

’s die voor soortgelijke opgaven staan,

Groot Milaan, de Rijn-Roermetropool,

San Francisco Bay en de Zweedse en

Deense steden rond de Sont. Allemaal

kampen ze met de overgang van een

industriële naar een diensteneconomie en

met spanningen op de woningmarkt.

Overal is het omliggende landschap een

handelsmerk, al hoeven de Scandinaviërs

en Amerikanen daarvoor weinig moeite te

doen.

Opvallend hoogt scoort de Randstad op

klimaatvraagstukken: elke regio erkent het

risico van zware stormen, overstroming,

droogte of zeespiegelstijging, maar in de

Randstad spelen ze allemaal. De Randstad

scoort het laagst op bereikbaarheid: werk-

nemers wonen het verst – gemiddeld 17,1

kilometer – van hun werk en verplaatsen

zich door het beperkte aantal kilometers

wegbaan en rails nog het langzaamst ook.

Genieten van hoogwaardig landschap is er

relatief moeilijk omdat het natuurgebied

slechts beperkt en het boerenland niet toe-

gankelijk is. Het gebied heeft weinig lusten

van een grootstedelijk gebied: de interne

samenhang is laag en voorzieningen zijn

niet complementair, maar wel de lasten:

ook vanwege de centrale ligging in Europa

is de luchtvervuiling er hoog.

Volgens TNO is dat minder een probleem

voor werknemers – zij zijn relatief honk-

vast - dan voor internationale bedrijven.

Toch is het vestigingsklimaat van de

Randstad niet slecht, vanwege het inko-

mensniveau en de arbeidsproductiviteit

die alleen in San Francisco hoger zijn, en

het ruime dienstenaanbod. Maar er zijn

knelpunten: toplocaties voor wonen liggen

vanwege een restrictief overheidsbeleid

zelden dichtbij goede bedrijfslocaties en in

het aanbod aan werknemers gaapt tussen

hoog- en laag opgeleiden een gat. Omdat

veel problemen vooral in de Zuidvleugel

spelen, adviseert TNO daar een verschui-

ving van industrie naar hoogwaardige

zakelijke dienstverlening. Andere aanbeve-

lingen zijn de aanleg van meer wegen en

een geringere overheidsbemoeienis met de

woningmarkt. De veelheid van klimaat-

problemen ziet TNO als een plus: vindt de

Randstad daar oplossingen voor, dan heeft

ze er een waardevol exportartikel bij.

TNO: Benchmark Randstad. Leefomgeving, eco-

nomie en bereikbaarheid internationaal

vergeleken.

Redactie

Concurrerend, maar met wie? Lin Tabak

opzet_def5_3006:schets a 01-07-2008 15:17 Pagina 7

Page 8: Hollandblad #4 - zomer 2008  |  Vereniging Deltametropool

Reageren?

Vereniging Deltametropool

t.a.v. redactie Hollandblad

Postbus 2885

2601 CW Delft

e-mail: [email protected]

Colofon

Hollandblad is een uitgave van

Vereniging Deltametropool.

Redactie

Joop de Boer, Paul Gerretsen,

Annemiek Rijckenberg, Lin Tabak,

Jeffrey The

Aan dit nummer werkten mee:

Verena Balz, Martine Bakker,

Yttje Feddes, Renée Hoogendoorn,

Christiaan van der Kamp, Olof

Koekebakker, Marita Meeuwes,

Geert Teisman, Pieter Tordoir,

Roel Vollebregt

Foto’s

Asta Biezeman, Bert Nienhuis

Vormgeving

m/vg-ontwerpers Den Haag, Breda

Druk

Drukkerij Modern

Oplage

1.500 ex.

Vereniging

Vereniging Deltametropool stelt zich

ten doel om, gegeven het ontstaan

van de Europese Unie, in West-

Nederland de in beginsel reeds aan-

wezige metropool tot ontwikkeling te

brengen.

Agentschap

Joop de Boer, onderzoeker

Paul Gerretsen, agent

Marita Meeuwes, communicatie-/

secretariaatsmedewerker

Jeffrey The, coördinator

Dagelijks Bestuur

ir. B. Emmens (secretaris-

penningmeester)

drs. H.J. Hamer

ir. P.H.R. Langeweg

drs. H.S.H. Mooren

mw. drs. A.M.J. Rijckenberg

drs. D.B. Stadig (voorzitter)

mw. ing. P.J.H.D. Verkoelen

PAGINA 8 HB! ZOMER 2008

‘De Zuidvleugel van de Randstad

heeft behoefte aan een nieuw sociaal

en economisch perspectief (….)

Hooggeschoold personeel trekt weg

en het vestigingsbeleid van bedrijven

kent geen onderlinge afstemming.’

Dit is een van de conclusies uit

‘De 9 steden’, een publicatie van het

Atelier Zuidvleugel, waarin de net-

werkstad Zuidvleugel wordt ontrafeld

in negen sociaal-economische

thema’s, ‘De 9 steden’.

Hieronder ir. Verena Balz, architect

en medeauteur van ‘De 9 steden’, en

ir. Renée Hoogendoorn, directeur

gebiedsontwikkeling bij AM, in een

tweegesprek over de sociaal-econo-

mische samenhang in de netwerk-

stad. Inzet van het gesprek is een

koppeling te maken tussen de prak-

tijk van gebiedsontwikkeling en het

onderzoek op regionale schaal.

De titel ‘De 9 steden’ doet vermoe-

den dat de steden in Zuid-Holland

centraal staan. Dat is niet zo. In feite

laat deze publicatie juist de ruimte-

lijke configuratie van ‘de stad’ los.

De studie geeft negen perspectieven

op de Zuidvleugel, vanuit sociaal-

economische ‘belangenclusters’ als

Havenstad, waarin alle activiteiten

die samenhangen met de haveneco-

nomie zijn vertegenwoordigd;

Kennisstad, waarin kennisnetwerken

centraal staan; en Stad als Land, met

groene en recreatieve belangen. Het

doen en laten van de mensen in de

regio staat daarbij centraal. Van

daaruit ontstaan nieuwe ideeën over

inrichting, vestiging en bereikbaar-

heid. Deze methode maakt het af-

wegingskader tussen de verschillende

belangen in de Zuidvleugel inzichte-

lijk.

Netwerk van activiteiten

Waarom is er behoefte aan een nieu-

we manier van kijken naar de net-

werkstad?

Volgens Verena Balz ontstaat zo een

ander zicht op de stad. De stad is

niet meer in eerste instantie een

geografische eenheid maar eerder

een netwerk van activiteiten. ‘We zijn

in ons onderzoek uitgegaan van de

verschillende netwerken van acti-

viteiten in de Zuidvleugel. Dat geeft

inzicht in de verschillende belangen

die in de Zuidvleugel spelen, maar

ook in de samenhang die ontstaat.

Niet het fysieke netwerk zelf staat

centraal, zoals meestal, maar de

sociaal-economische patronen. Het

gaat er toch uiteindelijk om wat

mensen doen en willen. Dit is een

confrontatie met de traditionele

manier van kijken naar de stad, waar

alles vaak draait om de vorm.

Mensen in de Zuidvleugel willen alle-

maal iets. Daarbij houden ze zich

echt niet meer aan de grenzen van de

stad. Alleen bestuurders geloven daar

nog in. Wij hebben deze wensen in

beeld gebracht en gekoppeld aan

locaties die daardoor kansrijk of juist

ongeschikt zijn voor bepaalde typen

woon- of werkmilieus.’

Roept dit ook nieuwe inzichten op?

Voor Renée Hoogendoorn is onder-

zoek naar het inzichtelijk maken van

agglomeratievorming heel relevant.

‘Zelf roep ik altijd dat de groei van

de stedelijke agglomeratie zal blijven

doorgaan. Dan kunnen nóg zoveel

mensen zeggen dat dit in ons kleine

Nederland niet zal gebeuren en dat

alles kleinschalig blijft, maar dat is

gewoon niet zo. Je ziet het overal, dus

ook bij ons. De kracht van de netwer-

ken is groot. Nieuwe ontwikkelings-

locaties met potentie ontstaan daar

waar netwerken verknoopt zijn. Het

is goed om in beeld te hebben wat de

krachten achter deze bestaande

regionale patronen zijn, waar de

kansen liggen en wat de opgave is.

Dat is voor ontwikkelaars natuurlijk

ook erg interessant.

De regio en de markt

In ‘De 9 steden’ wordt de regio be-

keken vanuit clusters van sociaal-

economische patronen. Daaruit ont-

staan kansen en opgaven voor woon-

en werkmilieus. Hoe kijkt een pro-

jectontwikkelaar naar de regio?

Renée Hoogendoorn: ‘Als AM doen

wij zelf – net als alle grote ontwikke-

laars trouwens - natuurlijk ook veel

onderzoek naar nieuwe structurele

ontwikkelingen. Dat is om gevoel te

krijgen voor de ontwikkeling van de

stedelijke omgeving in het algemeen

en op lange termijn. Concrete

investeringsbeslissingen nemen we

uiteraard niet alléén op basis van

sociaal-economische patronen die in

de regio spelen. We zijn immers

altijd afhankelijk van de beleidscon-

text die de overheid schetst; de struc-

tuurplannen en de bestemmings

plannen die er voor een gebied lig-

gen. Zowel Rijk, provincie als

gemeenten bepalen uiteindelijk wat

feitelijk onze speelruimte is. Wij hel-

pen, sturen en bepalen uiteraard

graag méé. Maar wij zijn als ontwik-

kelaars gewone bedrijven. Dat bete-

kent dat de marktkansen voorop

staan. We moeten om te overleven

gewoon winst maken. Inlichtingen

vanuit een betrouwbaar netwerk

leveren goede informatie op voor

investeringsbeslissingen, maar alleen

daarop kan je niet sturen. Het ruim-

telijke ordeningskader moet

uiteraard wel perspectief bieden voor

feitelijke ontwikkelingen.’

Ontwikkelaars zetten hun producten

(bv. woningen) af op basis van de op

het moment van oplevering geldende

markwaarden. Sociaal-economische

perspectieven op langere termijn die

ontstaan voor eigenaren c.q. bewo-

ners en die waardecreatie zullen

opleveren, zijn natuurlijk belangrijk;

zij helpen het product goed neer te

zetten. Maar de maatschappelijke

spin-off van investeringen die bijdra-

ge aan die sociaal-economische per-

spectieven komt niet bij de ontwikke-

laars terecht. Daarom is het in het

bijzonder een taak voor de overheid,

en eventueel voor beleggers en

corporaties (die hun bezit veel langer

aanhouden), om de sociaal-economi-

sche mogelijkheden in de regio tot

realisatie te brengen. En ontwikke-

laars kunnen daar dan een passende

bijdrage aan leveren.”

De provincie aan zet

De provincie is aan zet. Daar zijn

beiden het over eens. De provincie

Zuid-Holland, die vanuit het

bestuurlijk platform Zuidvleugel de

hoofdopdrachtgever was voor dit

onderzoek, zou er in eerste instantie

iets mee moeten doen. Aan de andere

kant kan de overheid het allemaal

niet alleen. ‘En dat moeten ze vooral

ook zèlf beseffen’, aldus Renée

Hoogendoorn. ‘Juist met betrekking

tot sociaal-economische relaties in

de regio wordt telkens duidelijk dat

verschillende ‘werelden’ onlosmake-

lijk met elkaar verbonden raken.

Meer en meer beseffen we dat

‘publiek’ en ‘privaat’, maar ook ‘soft-

ware’ (ondernemingen en instellin-

gen) en ‘hardware’ (gebouwen) meer

met elkaar moeten ondernemen.

Vaker ‘voorpraten’ is goed om brug-

gen te slaan en de gezamenlijke pro-

blemen en kansen goed in zicht te

krijgen.’

Zou de overheid - in dit geval de

provincie - onderwijsinstellingen,

corporaties, ontwikkelaars, werkge-

vers, vervoersbedrijven en andere

regionale partijen moeten uitdagen

om in een vroeg stadium samen over

deze regionale verbanden na te den-

ken en op basis daarvan een plan te

maken? ‘Dat zou een zeer positieve

ontwikkeling zijn’, antwoorden

beiden enthousiast.

De stad als netwerk van activiteitenVerena Balz en Renée Hoogendoorn over ‘De 9 steden’ in de Zuidvleugel

Renée Hoogendoorn:

‘De overheid kan het allemaal niet alleen.

En dat moet ze vooral ook zèlf beseffen’

Verena Balz:

‘Mensen houden zich echt niet meer aan de grenzen van de stad;

alleen bestuurders geloven daar nog in’

6 PROJECTPLAN A13/A16

Joop de Boer

Verena Balz Renée Hoogendoorn

opzet_def5_3006:schets a 01-07-2008 15:17 Pagina 8