Hollandblad #4 - zomer 2008 | Vereniging Deltametropool
-
Upload
vereniging-deltametropool -
Category
Documents
-
view
217 -
download
2
description
Transcript of Hollandblad #4 - zomer 2008 | Vereniging Deltametropool
UITGAVE ZOMER2008
NUMMER 3
JAARGANG 3
VERSCHIJNT ONREGELMATIG
’Aansturen op een gezamenlijkgevoeld belang‘
Sinds 1 april 2008 beschikt de
Vereniging Deltametropool weer over
een agent: de architect Paul Gerret-
sen. Met zijn benoeming is de functie
vervuld die na het vertrek van
Donald van Dansik bijna anderhalf
jaar vacant is geweest. Gerretsen
hoopt de vereniging weer tot ideeën-
platform te maken en aan bovensec-
torale oplossingen voor de Randstad
te werken.
Voor Gerretsen (1972), die voor één
jaar is benoemd, is de Deltametro-
pool geen onbekend terrein. Van 2005
tot eind 2007 gaf hij leiding aan het
Atelier Zuidvleugel. In dit atelier, dat
was opgezet door de provincie Zuid-
Holland, het ministerie van VROM en
de gemeenten Rotterdam en Den
Haag, hield een groep ontwerpers
zich intensief bezig met de ruimte-
lijke planning op de schaal van de
Zuidvleugel van de Randstad.
Daarnaast was Gerretsen tot voor
kort verbonden aan het Rotterdamse
bureau Maxwan Architects and
Urbanists. Hij werkt ook als gast-
docent aan de Technische Universiteit
in München.
Gerretsen ziet overeenkomsten tus-
sen het Atelier Zuidvleugel en de
Vereniging Deltametropool. ‘Allebei
brengen ze partijen bij elkaar en
voegen ze nieuwe kennis toe. Het
Atelier Zuidvleugel was vooral inhou-
delijk bezig met ruimtelijke, econo-
mische en sociale toekomstverken-
ningen, bijvoorbeeld de 9 scenario’s
voor de steden van de Zuidvleugel.
De Vereniging Deltametropool is er
als netwerkorganisatie ook op uit een
breed draagvlak te organiseren.
Overigens vind ik voor veel inhoude-
lijke opgaven het schaalniveau van de
Randstad relevanter dan dat van de
Zuid- of Noordvleugel.’
Als opdracht kreeg Gerretsen mee,
een nieuwe inhoudelijke basis voor de
Vereniging Deltametropool te ont-
wikkelen en de leden actiever bij de
vereniging te betrekken. “En er moe-
ten ook leden bij komen. De Delta-
> vervolg artikel op pagina 2
De vierde aflevering van het
Hollandblad, ons onregelmatig ver-
schijnende periodiek, heeft als
thema: tussen Randstad Urgent en
Randstad 2040. Voorjaar 2007 waren
we gematigd optimistisch over het
regeerakkoord, vooral over het aan-
gekondigde Urgentieprogramma en
de mogelijkheid van een structuur-
visie voor de hele Randstad. En zie,
het afgelopen jaar is door de
ministers en ministeries oprecht
geprobeerd tot afstemming, samen-
hang en nuttige programma’s te
komen. Nadat we vier jaar hebben
geroepen voor een dichte deur, is in
den Haag het tij gekeerd. Dat geldt
echter ook voor een deel van de
achterban: in de boeggolf van de
Nota Ruimte zijn in de Noord- en
Zuid-vleugel en het Groene Hart
programma’s tot stand gekomen die
niet zomaar tot relevante plannen op
grotere schaal zijn om te bouwen.
Rotterdam heeft zich teruggetrokken
als lid van de vereniging, Utrecht
kijkt de kat uit de boom. Gelukkig
hebben Den Haag en Amsterdam
nog steeds gepassioneerde wethou-
ders, die ook op de grotere schaal
denken dan hun vleugels. Dat geldt
ook voor de provincies en voor vele
nieuwe leden.
In zijn voorlaatste column voor de
Volkskrant schreef Kees Fens:
‘Regeren is hier stenen op de weg
leggen en dan praten over wie ze
moet weghalen. Niemand wil, het
probleem blijft. Er zal nooit iets
gebeuren in dit land, waar de oplos-
sing van de ene groep het probleem
van de andere is.’
Het programma Randstad Urgent
haalt al die groepen bij elkaar, met
een duidelijk opdracht: weg met die
stenen. Deze werkwijze lijkt succes-
vol. Alleen: de samenhang tussen
projecten en het vervolg van de aan-
pak, daar maken we ons zorgen over.
U kunt dit blad lezen als een pleidooi
om meer samenhang aan te brengen
en de grotere schaal en langere ter-
mijn te bewaken. Veel auteurs beplei-
ten een structuurvisie voor de
Randstad als richtinggevend kader,
zoals de Nota Toekomst van het
Westen des Lands dat jarenlang
geweest is. Ondanks het verminderde
belang van de ruimtelijke ordening
als integratiekader en de meer
economisch gedreven ruimtelijke
sturing snakt iedereen naar ruimte-
lijke visies en grotere verhalen. De
nieuwe generatie bestuurders en
planners benadrukt het belang van
zorgvuldige processen, maar is ook
gefrustreerd over het gebrek aan
gezaghebbend nee. U maakt kennis
met onze nieuwe agent, Paul
Gerretsen. Dat kan ook live bij de
volgende oploop van de vereniging,
op 7 juli of de nieuwe ledenvergade-
ring in het najaar.
In dit blad geven we een overzicht
van de projecten van Randstad
Urgent. Die hebben vooral het karak-
ter van achterstallig onderhoud en
ingrepen in de infrastructuur;
programma’s voor landschapsbe-
houd, recreatie of waterberging
ontbreken nog. Deze vragen om een
Urgentieprogramma II, met meer
lange termijnperspectief dan de
goedbedoelde inhaalslag die nu
wordt gemaakt. De scenario’s voor
2040 leveren daarvoor al een keur
aan nuttige en noodzakelijke
perspectieven op, zoals ook zichtbaar
wordt in dit Hollandblad.
Het is een spannend jaar voor de
Randstad en voor de Vereniging
Deltametropool!
Paul Gerretsen nieuwe agent Vereniging Deltametropool
Redactioneel Annemiek Rijckenberg
P2 Nieuwe leden: Roel Vollebregt (BAM Vastgoed) Vereniging versterkt met Algemeen Bestuur
P3 Plannen voor de RandstadRandstad Urgent tussenstand in kaart
P4 Schaalniveau Randstad opnieuw belangrijk Commissie voor de Milieu-effectrapportage ‘Randstad 2040’
P5 Geert Teisman – Gestapelde uitdagingen vragen om een gestapelde aanpakToekomstig Rijksadviseur voor het Landschap Yttje Feddes
P6 Christiaan van de Kamp – Een rendabel platteland is een stedelijk vraagstukP7 Deltanet opnieuw onderzocht
Pieter Tordoir – HSL-Zuid geeft Rotterdam sterke economische impulsTNO Benchmark Randstad
P8 De stad als netwerk van activiteiten – tweegesprek Verena Balz en Renée Hoogendoorn over ‘De 9 steden’
Randstad na UrgentConferentie over het tijdperk ná Randstad Urgent en vóór 2040
Gemeentemuseum Den Haag, 7 juli 2008, 13:00 – 18:00 uur
Onder leiding van minister Eurlings wordt hard gewerkt aan Randstad Urgent –
het urgentieprogramma van drieëndertig prioritaire projecten dat van de
Randstad een topregio moet maken. Minister Cramer richt zich met Randstad
2040 juist nadrukkelijk op het maken van een visie voor de verre toekomst.
Onlangs hebben de SER en de VROM-raad in hun advies aan minister Cramer
gepleit voor een samenhangende innovatie- en investeringsstrategie voor de
Randstad als vervolg op Randstad Urgent. Kortom, een aansporing voor meer
ambitie en samenhang.
Tussen het Randstad Urgent en Randstad 2040 dreigt een hiaat te ontstaan.
De Randstad heeft behoefte aan een vervolg op Randstad Urgent, dat fungeert
als brug tussen de huidige projecten en de langetermijnvisie voor 2040, een
programma met strategische projecten die zorgen voor meer kwaliteit en
samenhang in de Randstad!
De Vereniging Deltametropool neemt met de conferentie Randstad na Urgent
het initiatief de discussie hierover op gang te brengen.
De coördinerend minister voor de Randstad, Camiel Eurlings, en verantwoorde-
lijk minister voor Randstad 2040, Jacqueline Cramer, geven hun perspectief.
Voor meer informatie over programma en inschrijven: www.deltametropool.nl
14 PROJECT MAINPORTONTWIKKELING ROTTERDAM / ONTSLUITING MAINPORT
Olof Koekebakker
opzet_def5_3006:schets a 01-07-2008 15:17 Pagina 1
> vervolg artikel van pagina 1
metropool is tien jaar geleden begon-
nen met de vier grote steden, de
waterschappen, de ANWB en de
Kamers van Koophandel. Later heb-
ben zich naast vele maatschappelijke
organisaties ook middelgrote steden
en de Provincies aangesloten.
Maar er is bijvoorbeeld nog geen
enkel ministerie lid, terwijl VROM,
LNV en Verkeer en Waterstaat er wat
mij betreft echt bij horen.”
Het verbreden van de basis van de
Vereniging Deltametropool heeft te
maken met een veranderde kijk op de
ruimtelijke planning. Paul
Gerretsen: ‘Vanaf de Tweede
Wereldoorlog heeft de ruimtelijke
ordening jarenlang gediend als het
kader waarbinnen uiteenlopende
belangen – wonen, bedrijvigheid,
landbouw, infrastructuur – werden
geïntegreerd. Tegenwoordig voltrekt
die integratie zich veel meer in
economische zin, de ruimtelijke
configuratie is dan een resultante.
Dat roept de vraag op hoe je, onder
deze veranderde omstandigheden,
nog richting kunt geven aan de ruim-
telijke ontwikkeling. Alleen op
bepaalde segmenten, zoals grote
infrastructuurprojecten, is die nog
sterk in handen van de overheid. In
de meeste andere gevallen kan ze
niet meer met regelgeving worden
afgedwongen. Het komt er dan op
aan dat je toewerkt naar een geza-
menlijk gevoeld belang.’
‘Je ziet de laatste jaren ook dat de
overheden er onderling niet uitko-
men wat het beste programma is
voor de Randstad. Zo ontstaat er
maar geen helderheid over het
bestuur van het gebied; die ene
Randstadprovincie wil maar niet
lukken. Dat is jammer, want de over-
heid zou veel meer slagkracht heb-
ben als het bestuur eenvoudiger zou
zijn georganiseerd. Het advies van de
commissie Elverding over de infra-
structuur wijst hier natuurlijk ook al
op: te veel ineffectieve bestuurslagen,
de juiste schaal ontbreekt. Het inte-
ressante is wel dat daardoor ook
andere partijen zich met het proces
gaan bemoeien.’ Zijn er al voorbeel-
den van zo’n breed gedragen benade-
ring? ‘Bij de recente planontwikke-
ling rond het IJmeer waren alle be-
langhebbende partijen van het begin
af aan betrokken, inclusief de milieu-
beweging. Zulke ontwikkelingen
voltrekken zich nog niet op het
schaalniveau van de Randstad. Dat is
jammer’.
Gerretsen wijst op de Stedenbaan –
een plan voor het beter functioneren
van het spoor in de Zuidvleugel. ‘Nu
de hogesnelheidslijn gaat rijden,
komt op het bestaande spoor ruimte
voor een frequentere treindienst. Dat
is een aanleiding om na te denken
over meer dan alleen het vervoer. Er
ligt nu een prachtig plan voor hoe je
woningbouw en bedrijvenprogram-
ma’s over de stations kunt verdelen.
Waarom zouden we dat dan niet
meteen op het niveau van de
Randstad doen? Ook op het grotere
schaalniveau zie je dat zich verschil-
lende belangen manifesteren.
Mensen maken steeds meer gebruik
van de hele Randstad, daar zou je
nog veel sterker op kunnen sturen.’
Volgens Gerretsen kunnen we ons
laten inspireren door de manier
waarop de regionale planning in New
York is opgezet. ‘De Regional
Planning Association is een onafhan-
kelijke organisatie onder leiding van
Robert Yaro, waarin ook bedrijven en
maatschappelijke organisaties zijn
vertegenwoordigd. Juist omdat ze
zo’n breed draagvlak hebben, zijn ze
erg succesvol met hun regionale
plannen.’
Gerretsen beschouwt het als zijn
belangrijkste taak om voor de
Vereniging Deltametropool een
nieuw programma en een nieuwe
agenda te ontwikkelen. ‘Eerst moet
er een inhoud zijn. Partijen krijgen
de ruimte, ik wil ze uitdagen en
inspireren tot eigen initiatief in de
vereniging’.
Over de positie van de vereniging
zegt hij: ‘We zouden meer vanaf de
zijlijn kunnen opereren en van daar-
uit vooral de discussies aanvoeren.
Het andere uiterste zou zijn dat we
zelf aan de slag gaan om een struc-
tuurplan voor de Randstad te maken.
Ik ben en blijf een ontwerper en ik
zou graag in die laatste richting wer-
ken. Het zou onder de huidige
omstandigheden misschien een slim-
mer plan met veel duidelijker keuzes
kunnen opleveren om zo’n structuur-
visie te laten maken door de
Vereniging Deltametropool dan door
een ministerie. Maar de realiteit is
dat daarvoor op dit moment de
vereniging nog te klein is. Ik hoop dat
we een tussenweg kunnen vinden, en
dat we vervolgens kijken hoe ver we
kunnen komen.’
Wat de concrete thema’s betreft, zijn
er als het aan Gerretsen ligt, een
paar onvermijdelijke onderwerpen
voor de vereniging. ‘Het zal in ieder
geval moeten gaan over mobiliteit en
bereikbaarheid. Binnen de Randstad
zullen we veel gedifferentieerder over
mobiliteit moeten nadenken – in
ieder geval niet meer uitsluitend
vanuit de knelpunten, zoals zo vaak
nog gebeurt. We weten, dat bij ver-
schillende plekken verschillende
typen bereikbaarheid horen.
Vervolgens zou je moeten nadenken
over welke programma’s daarbij ho-
ren. Een tweede daarmee verbonden
thema is de sociaal-economische
samenhang in de Randstad, het
gebrek aan kennis over de structuur
van de werkgelegenheid en de kansen
voor de verschillende regio’s. Waar
wonen de mensen, waar werken ze?’
Een van de nieuwe leden is BAM Vastgoed. Het bedrijf is eenzelfstandig onderdeel vanKoninklijke BAM Groep, gespeci-aliseerd in projectontwikkelingen heeft veel projecten in deRandstad. Een kennismaking.
Roel Vollebregt, sinds enkele jaren
voorzitter van de directie, licht de
beslissing om lid te worden toe.
‘De Randstad stagneert en komt
onvoldoende uit de verf als economi-
sche motor. Het grootste probleem
voor ontwikkelaars zijn de vele proce-
dures en vooral de manier waarop de
verschillende overheden ermee
omgaan.’ Vollebregt zelf heeft die
problematiek in een werkgroep
onderzocht en stelde vast dat het pro-
bleem niet de regelgeving zelf is,
maar vooral de manier waarop deze
wordt toegepast. De service en het
management van het lokale bestuur
laten te wensen over, vindt hij. ‘Je ziet
in de professionaliteit van de omgang
met regelgeving ook gigantische ver-
schillen tussen gemeenten. Enkele
goede voorbeelden bewijzen dat het
wel efficiënt kan. Maar die verschil-
len hebben veel invloed op de ontwik-
keling van het totale gebied.’
Ook de afnemende bereikbaarheid
van en in de Randstad baart hem
zorgen. ‘Het is een natuurlijk
probleem van alle grote stedelijke
regio’s’, stelt hij. ‘Ik weet niet zeker
of het in de Randstad nu zo bijzonder
slecht is ten opzichte van andere
metropolen, maar het is wel slechter
dan in andere delen van Nederland.
Dat heeft tot gevolg dat de woningen
in de Randstad nog méér in trek
raken. Door het grote potentieel aan
arbeidsplaatsen worden mensen die
in eerste instantie de Randstad heb-
ben verlaten voor een betere woon-
omgeving, gedwongen om terug te
keren om op tijd op hun werk te kun-
nen zijn. Prijzen van vastgoed blijven
daardoor hoog. Maar dat is puur uit
schaarste en niet vanwege de kwa-
liteit.’
Ontwikkelaars, zo vervolgt Vollebregt,
hebben daar op korte termijn voor-
deel bij maar de productie blijft ach-
ter en er is weinig aansporing vanuit
de markt om betere woningen te bou-
wen of de kwaliteit van de leefomge-
ving te verhogen. ‘Dat is niet alleen
voor de Randstad een probleem,
maar uiteindelijk ook voor de pro-
jectontwikkelaars. Ook economisch
gezien heeft verslechtering van
bereikbaarheid een negatieve invloed.
Dat is bijvoorbeeld te zien aan het
stagneren van de kantorenmarkt.’
Voor BAM Vastgoed is de vereniging
met name als platform van belang.
‘We zijn dan misschien een belangrij-
ke ontwikkelaar, maar op het schaal-
niveau van de Randstad hebben we
weinig invloed terwijl het gebied voor
ons wel belangrijk is. De vereniging is
voor ons een mogelijkheid om geza-
menlijk op te trekken en invloed uit te
oefenen op de ontwikkeling van de
Randstad.’
Een laatste oproep? ‘Minder overheid
en een grotere kwaliteit van beleid
en bestuur!’ Maar zijn de ontwikke-
laars wel bereid om te investeren in
kwaliteit, bijvoorbeeld als het gaat om
de samenhang in een groter gebied?
‘Bij voldoende invloed wel. Hét voor-
beeld daarvan is wat mij betreft de
Blauwe Stad in Groningen: daar is
ook door de ontwikkelaars geïn-
vesteerd in de kwaliteit van een heel
groot gebied.’
Roel Vollebregt is gevraagd zitting
te nemen in het Algemeen Bestuur
van de Vereniging Deltametropool
en heeft daarop enthousiast gerea-
geerd.
J. de Bondt
dijkgraaf HHRS Amstel, Gooi en
Vecht
drs G.J. Cerfontaine
president-directeur Schiphol Group
drs Sjarel Ex
directeur Boijmans van Beuningen
ir J.J. de Graeff
algemeen directeur
Vereniging Natuurmonumenten
R. Klawer *
voorzitter VNO-NCW West
J.F. Koen *
burgemeester Zederik
dr S.J. Noorda
voorzitter college van bestuur VSNU
drs J.M. Norder
wethouder Den Haag
drs E.Th.P. Staal
algemeen directeur Vestia
mr J.H. Oosters
dijkgraaf HHRS Schieland en
Krimpenerwaard
M. van Poelgeest
wethouder Amsterdam
drs C.P. van Oostrom *
directeur OVG Projectontwikkeling
mr J.P.R.M. Steegh
wethouder Leiden
drs ing. R. Vollebregt *
directievoorzitter BAM Vastgoed
ing. D. van Well
voorzitter raad van bestuur Dura
Vermeer
mr G.H.N.L. van Woerkom
directeur ANWB
De Vereniging Deltametropool heeft zich vernieuwd. Het lidmaatschapstaat sinds begin dit jaar niet alleen open voor overheden en maatschap-pelijke organisaties maar ook voor personen en bedrijven die zichbetrokken voelen bij de ambitie om de Randstad tot samenhangendemetropool te ontwikkelen.De vereniging is daarmee niet alleen meer een ideeënfabriek en lobby-groep, maar vooral ook een netwerk van mensen en organisaties met eengezamenlijke ambitie. Naast het Dagelijks Bestuur is er nu ook een Algemeen Bestuur om de vereniging te steunen en te versterken.
Algemeen Bestuur
PAGINA 2 HB! ZOMER 2008
Op het schaalniveau van de Randstad heeft niemand invloed
Vereniging versterkt metAlgemeen Bestuur
Redactie
4 DISCONTINUÏTEITEN A4 EN A12 (ZOETERWOUDE-BURGERVEEN)
Tot vorig jaar konden alleen overhe-
den en maatschappelijke organisaties
lid worden van de vereniging. Voor
bedrijven was er de stichting
Vrienden van de Deltametropool.
In een tijd waarin het bedrijfsleven
een belangrijke actor in de ruimtelijke
ontwikkeling is, is die situatie achter-
haald. Daarom zijn eind 2007 vereni-
ging en stichting samengevoegd tot
één vereniging. In oktober moet het
werk-programma klaar zijn waarin
inhoudelijk en organisatorisch de
grote lijnen voor de vernieuwing van
de vereniging zijn vastgelegd. Dit
wordt besproken in het nieuwe
Algemene Bestuur. In april volgend
jaar zal het ter vaststelling aan de
leden worden voorgelegd.
*) Worden voorgedragen op de ledenvergadering van 7 juli 2008
opzet_def5_3006:schets a 01-07-2008 15:17 Pagina 2
In 1958 wordt door de rijksoverheideen eerste Randstadplan gepresen-teerd. Dit plan erkent het economi-sche belang van de Randstad en wilbewoners, diensten en bedrijvenzoveel mogelijk spreiden. Delen vande Randstad krijgen een agrarischefunctie, al staat dat platteland vanmeet af aan onder druk. De afge-lopen vijftig jaar vond een enormeverstedelijking plaats, in geplandeen niet-geplande patronen.Inmiddels verplaatsen deRandstadbewoners zich dagelijksmassaal over een groot gebied. Hetplan uit 1958 voldoet niet meer. Indit licht ontstaat Randstad Urgent.Het voegt urgente, lopende projec-ten samen in een uitvoeringspro-gramma en richt zich met Randstad2040 op de lange termijn. Daarbijfocust het rijk op een goede, inter-nationale concurrentiepositie, terwijlde Randstad als metropool nog veelmeer te bieden heeft.
Een metropool past niet
bij Nederland
In 2008 is het vijftig jaar geleden dat
er voor het eerst een grootschalig
ontwikkelingsplan voor de Randstad
werd gepresenteerd. De nota
Ontwikkeling van het westen des
lands kwam onder druk tot stand en
werd vrijwel direct vastgesteld door
de Tweede Kamer. Het was een com-
pact plan, waaraan zeven jaar was
gewerkt door verschillende departe-
menten, provincies en steden.
Binnen Nederland werd de Randstad
aangemerkt als economische groei-
pool, maar nadrukkelijk niet als
metropool. Het middengebied werd
vanwege de veengrond gereserveerd
voor landbouw. De woningbouw werd
verdeeld over grotere en kleinere
kernen, gegroepeerd in vleugels. De
inrichting was gebaseerd op de
behoeftes van het gezin. Het
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
nam een minderheidsstandpunt in
door één functionele eenheid te pre-
fereren. Vleugels zouden kosten ople-
veren door woon-werkverkeer en de
spreiding zou de economische kracht
van de Randstad ondermijnen. Het
Ministerie van Landbouw meende
dat de agrarische behoefte veel klei-
ner was dan het plan suggereerde,
maar ging wel akkoord.
De urgentie voor een aanpak op deze
schaal was destijds groot, al bleek dit
achteraf bezien overschat. Bijna de
helft van de totale bevolking woonde
in een vijfde van het land en er werd
een bevolkingsgroei verwacht van
dertig procent door de babyboom en
binnenlandse migratie. Er werd
bezorgdheid uitgesproken over de
sociale ontworteling en het morele
verval van de jonge migranten, die
onervaren waren met het stadsleven.
Zonder planning kon de Randstad
wel eens een on-Nederlandse signa-
tuur krijgen en gaan lijken op
Londen of Parijs. Dit werd opgevat
als een bedreiging van de Neder-
landse cultuur. Nederlanders zouden
liever verspreid over kleine kernen
wonen dan opeengepakt in een stede-
lijk centrum. In de Ontwikkeling van
het westen des lands zorgen open
steden in een open land dan ook voor
spreiding van de welvaart, een eer-
lijke verdeling van kansen en bereik-
bare voorzieningen. Het resulteerde
in een gedecentraliseerde Randstad,
waarin alles middelgroot is en de
samenhang ontbreekt.
Het Groene Hart is geen
Central Park
De groengebieden waarover de
Randstad nu nog beschikt kunnen
worden gezien als een verdienste van
de Ontwikkeling van het westen des
lands. Maar zoals het Ministerie van
Landbouw in 1958 al voorspelde, is
de landbouw steeds meer terugge-
drongen, waardoor het landschap
verrommelde. Mede daardoor is er
dringend behoefte aan een nieuwe
langetermijnvisie, waarin de groen-
gebieden integraal worden meegeno-
men en waarin wordt ingezet op
meerdere functies tegelijk. Het
Groene Hart is geen Central Park,
maar een gebied waar ook wordt
gewoond en gewerkt. De opgaven
voor het landelijk gebied zijn evident.
De ecologische hoofdstructuur is nog
maar voor de helft gerealiseerd. Er is
dringend behoefte aan recreatiege-
bied. De grote landschappen moeten
worden beheerd als Nationaal Land-
schap – al is de betekenis daarvan
nog onduidelijk – en het water-
systeem moet door de klimaatveran-
deringen nodig worden aangepast.
Dit vraagt om een grondig onderzoek
naar de toekomst van de grondge-
bonden landbouw in het gebied. De
plannen voor de agrarische sector
waren vooralsnog niet grootschalig
en niet realistisch genoeg. Het nieu-
we elan in de landbouwsector schept
nieuwe mogelijkheden. Het lage land
van de Randstad is uniek, ook op
mondiale schaal. Dit blijft teveel een
verborgen identiteit. Een gedeelde
identiteit zou kunnen bijdragen aan
een eenduidige visie over de ruimte-
lijke ontwikkeling van de Randstad.
Er zijn de laatste tijd wel mooie
kaarten gemaakt, maar een samen-
hangend beeld van de ontwikkeling
van stad en land, woningbouw en
infrastructuur, natuur en landschap,
op hoofdlijnen en in één richting,
ontbreekt nog steeds. Bovendien is de
bestuurlijke constellatie zwak. Er zijn
teveel bestuurders, die te langzaam
beslissen en geen aansturing van
boven dulden.
De langetermijnvisie voor de
Randstad zou geen blauwdruk moe-
ten zijn, maar richting moeten
geven. De landbouwvisie moet wor-
den gekoppeld aan stedelijke ontwik-
kelingen. Het landschap heeft baat
bij compacte woningbouw. De droog-
makerijen vlakbij de steden kunnen
worden benut voor de waterberging.
De grondgebonden landbouw heeft
geen behoefte aan romantiek, de
boeren zouden juist flexibel moeten
ondernemen. De schaarse natuur-
subsidies zouden moeten ingezet
voor de bijzondere natuur van het
veenweidegebied en het herstellen
van de ecologische hoofdstructuur.
Wanneer de opgave goed is gedefini-
eerd, zouden regionale en lokale par-
tijen vervolgens alle vrijheid kunnen
krijgen. Een dergelijke aanpak vraagt
om zelfbeheersing. We zijn het ver-
plicht aan de Randstad en de unieke
Nederlandse natuur om niet alleen
een visie op te stellen, maar die,
ondanks de typisch Nederlandse nei-
ging om dat niet te doen, ook tot uit-
voering te brengen.
Meer dan een topregio
Ieder verstedelijkt gebied heeft een
eigen, intrinsieke waarde. Dit uit-
gangspunt zou het debat over de
Randstad en de verstedelijkingsopga-
ve kunnen ondersteunen. De focus op
het ontwikkelen van een duurzame,
concurrerende, internationale topre-
gio is te eenzijdig. Het is belangrijker
om een intrinsieke dynamiek te
bewerkstelligen. Daarbij spelen
omvang, diversiteit, specialisatie,
breedte, kruisbestuiving en innova-
tieklimaat een rol en zijn schaal- of
locatievoordelen van ondergeschikt
belang. Randstad 2040 zou niet alleen
een economisch en ruimtelijk, maar
ook een sociaal-maatschappelijk
vraagstuk moeten zijn. De ingrediën-
ten zijn al aanwezig en mogen niet
verloren gaan tengevolge van het
concurrentiedebat.
Al in 1990 werd geconstateerd dat de
Randstad weinig samenhang ver-
toont. Toch groeit de mobiliteit in het
gebied nog aldoor. Toevoerwegen zijn
doorlopend overvol en treinen zitten
in beide richtingen eveneens vol.
Mensen die in de Randstad werken,
komen overal vandaan. De grenzen
van de verstedelijking houden zelfs
niet op bij de Randstad – er is sprake
van een Eurodelta. De Europese en
mondiale industrie is zich, sinds de
grenzen in 1990 open zijn gesteld,
ruimtelijk aan het herconfigureren
en het is niet te overzien welke
krachten dat los zal maken. Er
komen steeds meer Europese richt-
lijnen waardoor het schaalniveau als-
maar groeit. De dynamiek betreft
dus verschillende schaalniveaus tege-
lijk. Een langetermijnvisie zou reke-
ning moeten houden met de dyna-
miek per schaalniveau.
Randstad 2040 heeft behoefte aan een
ruimtelijk raamwerk, dat alle stro-
men aankan en buffers heeft – voor
water, goederen, mensen, flora en
fauna. De stedelijke opgave bestaat
uit het creëren van aantrekkelijke
woonwerkmilieus en een goed onder-
wijssysteem. De Randstad moet
schoon, heel, veilig en zuinig worden.
De Randstad moet respect uitstralen.
Ten behoeve van recreatiedoeleinden
is een aantrekkelijke groen-blauwe
structuur gewenst. Daarnaast zijn er
betere verkeers- en vervoersnetwer-
ken nodig: in infrastructureel opzicht
kan de Randstad veel efficiënter wor-
den georganiseerd. Woongebieden
kunnen beter worden ontsloten en de
kwaliteit van het openbaar vervoer
kan omhoog.
De ruimtelijke specificatie van ver-
keers- en vervoersnetwerken heeft
prioriteit, want deze bepaalt wáár
mensen kunnen komen. Dit wordt al
toegepast in het project Stedenbaan
en ook rond de andere grote steden
wordt gewerkt aan metropolitane
vervoerssysteem van hoge kwaliteit.
Ontwikkelingen worden gepland op
de knooppunten, het ruimtegebruik
is hoogintensief en multifunctioneel
en de gebieden worden mooi vorm-
gegeven. Het wegennet zou verdeeld
moeten worden in een hoofdwegen-
net en een onderliggende structuur.
Het autoverkeer kan teruggedrongen
worden met maatregelingen als de
kilometerheffing en een ander par-
keerbeleid. Er zouden investerings-
budgetten kunnen komen voor
beheerders van de weg, projectont-
wikkelaars of corporaties, waarin de
VROM-raad zou kunnen adviseren.
Kortom, de lange termijn zou zich
moeten richten op een robuust ruim-
telijk raamwerk, met ruimte voor
flexibele arrangementen.
1 februari 2008 organiseerde de Vereniging
Deltametropool de werkconferentie
‘Holland: hotspot of hutspot?’ samengesteld
door Dirk Frieling. De probleemstelling op
deze dag werd geschetst door Hans van der
Cammen (zelfstandig adviseur RO, hoogle-
raar ruimtelijke planning UvA), Jan Jaap de
Graeff (directeur Vereniging Natuurmonu-
menten) en Wim Hafkamp (wetenschappe-
lijk directeur Nicis Institute). Het boven-
staand artikel is hierop gebaseerd.
GEFINANCIERD
NIET GESTART
BESLUIT GENOMEN
GESTART
GEWIJZIGD
Bron: Vereniging Deltametropool (op basis van kaart Randstad Urgent)
VOORTGANG PROGRAMMA RANDSTAD URGENT
3 A4 SCHIPHOL
12 DRAAISCHIJF NEDERLAND
13 HOEKSCHE WAARD OF ALTERNATIEVE LOCATIE
34 ONTSLUITING MAINPORT ROTTERDAM (A15 MAVA)
31 AANPAK ZWAKKE SCHAKELS
31 AANPAK ZWAKKE SCHAKELS
9 KORTE TERMIJN MAATREGELEN OV10 ÉÉN OV-AUTORITEIT
22 CULTUUR EN KENNIS
33 STARTNOTITIE RANDSTAD 2040
2 WEGUITBREIDING SCHIPHOL-AMSTERDAM-ALMERE1 A4 DELFT-SCHIEDAM
5 MAINPORTCORRIDOR ZUID (PMZ)
6 A13/A16
7 OV SCHIPHOL-AMSTERDAM-ALMERE-LELYSTAD
8 UITBREIDING SPOOR DEN HAAG-ROTTERDAM
4 FLESSENHALZEN A4 EN A12
21 VERKENNING 2E ONTSLUITING HAVEN ROTTERDAM
11 MOGELIJKHEDEN SCHIPHOL-LUCHTHAVEN LELYSTAD14 MAINPORTONTWIKKELING ROTTERDAM (PMR)16 TRANSITIE GREENPORTS
15 CONTAINER TRANSFERIUM
19 STADSHAVENS ROTTERDAM
17 DEN HAAG INTERNATIONALE STAD18 WERKSTAD A4
20 LEIDEN BIOSCIENCE PARK
23 DUURZAAM BOUWEN UTRECHTSE REGIO
26 TOEKOMSTAGENDA IJMEER/MARKERMEER27 SCHAALSPRONG ALMERE 2030
35 OUDE RIJNZONE (VENSTER BODEGRAVEN-WOERDEN)
28 RUGGENGRAAT NATUUR EN RECREATIE (NATTE AS)29 MOOI EN VITAAL DELFLAND
30 GROOT MIJDRECHT NOORD32 COMPARTIMENTERING ‘CENTRAAL HOLLAND’
24 HAARLEMMERMEER25 ZUIDPLASPOLDER
PAGINA 3 HB! ZOMER 2008
Plannen voor de Randstad Martine Bakker
Randstad Urgent tussenstand ‘Met Randstad Urgent zetten kabinet,
provincies, gemeenten en stadsregio's
samen de schouders eronder om de
problemen in de Randstad aan te
pakken. Knopen doorhakken en
besluiten nemen, daar gaat het om.
Zo moet de Randstad weer internatio-
naal een economisch sterke regio
worden. Wat goed is voor de Rand-
stad, is goed voor Nederland stelt het
ministerie van V&W. In de Randstad
Urgent kaart is gekeken naar:
financiering, besluitvorming en start
uitvoering. Het levert een sterk wisse-
lend beeld: met projecten die al con-
crete successen hebben geboekt en
projecten die nog nauwelijks in de
startblokken staan.
4 DISCONTINUÏTEITEN A4 EN A12 (ZOETERWOUDE-BURGERVEEN)
opzet_def5_3006:schets a 01-07-2008 15:17 Pagina 3
Vooruitlopend op de VerkenningRandstad 2040 hebben dePlanbureaus en adviesraden hetkabinet geadviseerd. Eensamenvatting en bespreking.
‘Wát er met de Randstad moet gebeuren
is nu zo ongeveer wel bekend’, zei VNO-
NCW-voorzitter Elco Brinkman op
18 april bij de bespreking door de
Sociaal-Economische Raad (SER) van
het advies over de toekomstige Randstad-
strategie. ‘Het gaat erom dát er wat
gebeurt.’ Over dat laatste is iedereen het
eens, maar over het wát verschillen de
adviezen nogal. VROM-raad en de raden
voor Verkeer en Waterstaat en het
Landelijk Gebied tonen zich enthousiaste
pleitbezorgers voor een integrale strategie
voor het gebied. Maar het Ruimtelijk-,
Milieu- en Natuur- en Centraal
Planbureau zijn gereserveerder en de
SER benadrukt vooral de noodzaak voor
arbeidsmarktmaatregelen. Ook op de
inrichting van het landelijk gebied heeft
elk advies een andere kijk.
Die adviezen, die tussen half maart en
half mei verschenen, betreffen de strate-
gische Randstadvisie van het kabinet die
deze zomer wordt verwacht.
Uitgangspunt vormt de Startnotitie
Randstad 2040 die minister Cramer
(VROM) vorig jaar juni uitbracht. Inzet
daarvan is de negatieve spiraal om te bui-
gen tot een positieve ontwikkeling. Van
een regio die al jaren daalt op de ranglijst
van meest concurrerende regio’s en waar
wonen, werken, recreatie en groen elkaar
toenemend in de weg zitten, moet de
Randstad een ‘duurzame en concurreren-
de toplocatie’ worden.
Opvallend positief zijn VROM-raad c.s.
over de totaalbenadering. Ze adviseren
het kabinet in hun advies ‘Verbinden en
verknopen’, om het gebied als ‘open net-
werk’ te beschouwen, met knopen waarin
innovatie plaatsvindt en meerwaarde
wordt gegenereerd. In die knopen onder-
scheiden ze internationale (Schiphol,
congrescentra), nationale (Stopera,
musea) en dagelijkse stedelijke (woon-,
werk-) functies. De netwerkgedachte
moet tot uiting komen in een elkaar
aanvullen van de centra die ‘onderling
uitstekend zijn verbonden’. De langeter-
mijnvisie moet niet alleen problemen
oplossen maar vooral ook unique selling
points uitbuiten. Zo dienen verbrede
waterboezems niet alleen het extra water
te bergen dat door de klimaatverandering
binnenstroomt, maar zijn ze ook nieuwe
watersportgebieden en versterken de
identiteit van de Randstad.
Food and Nutrition Delta
Dat juist de VROM-raad zich in de
Startnotitie herkent, is verklaarbaar; de
notitie is vooral vanuit ruimtelijke orde-
ningsperspectief gedacht. Het SER-
advies voegt daaraan de arbeidsmarktdi-
mensie toe. Het pleit voor ‘urgente actie’
op twee hoofdpunten. Het eerste: het
verder ontwikkelen van de relatief weinig
ruimte vragende kennisindustrie door het
aantrekken van meer hoog opgeleiden en
het versterken van al aanwezige speciali-
saties. Zo zou volgens de SER de sector
Flowers & Food Nederland tot ‘food and
nutrition’ delta van de wereld kunnen
maken. Het tweede actiepunt: aanzien-
lijke extra inspanningen op onderwijs en
toeleiding arbeidsmarkt, zodat ook ‘het
groeiende aantal lager geschoolden’ weer
kan meedoen. Dat is niet alleen noodza-
kelijk voor sociale cohesie en leefbaar-
heid, stelt de SER, maar ook vanwege de
groeiende behoefte aan handen in dienst-
verlening en zorg.
Zowel de SER als de Planbureaus
plaatsen kanttekeningen bij het kabinets-
streven om de Randstad een internatio-
nale toppositie te geven. De SER vindt
zo’n positie een middel in dienst van een
welvaartsverhoging die ook ‘niet reprodu-
ceerbare waarden’ zoals natuur omvat.
De planbureaus stellen het Randstad-
concept zelf ter discussie: verschilt de
problematiek wel genoeg van die van de
rest van Nederland om een afzonderlijke
visie te rechtvaardigen? Ze zijn sceptisch
over het door de VROM-raad c.s.
bepleite netwerkmodel: de steden van de
Randstad fungeren nu niet op die
manier. De stadsgewesten zijn het afge-
lopen decennium eerder méér op elkaar
gaan lijken dan minder, in soorten
bedrijven, samenstelling van beroepsbe-
volking en in winkelaanbod. En voor
zover steden zich specialiseren, stellen ze,
gaat dat niet gepaard met een sterke inte-
gratie in het Randstadgeheel.
In hun advies voor het plannen van
verdere verstedelijking verbinden de
planbureaus daar overigens weinig conse-
quenties aan. Extra ruimte kan, vinden
ze mét SER en VROM-raad, goed wor-
den gevonden binnen het kader van de
Randstad, met name door verdichting
van het nu al bebouwde gebied.
Planbureaus en SER denken daarbij
vooral aan concentratie rond vervoers-
knooppunten, de VROM-raad c.s. aan
concentratie rond de dubbelsteden
Amsterdam-Almere en Den Haag-
Rotterdam. De planbureaus willen vooral
niet te veel vastleggen. Met het aanpas-
sen van de natuur aan de gevolgen van
klimaatverandering kun je nu al begin-
nen, stellen ze, omdat die redelijk voor-
spelbaar zijn. Maar in de woningmarkt
verschillen de hoogste en laagste ramin-
gen niet minder dan een miljoen wonin-
gen van elkaar.
Wereld-erfgoedlijst
Op bereikbaarheid en mobiliteit lopen de
adviezen uiteen. SER en VROM-raad
dringen aan op drastische maatregelen,
zoals een veel betere aansluiting tussen
weg-, spoor, lucht- en watervervoer, snelle
invoering van een gedifferentieerd kilome-
tertarief en frequentere treinen (SER) en
zelfs het ‘opnieuw doordenken van het
hele systeem’ vanuit een vraaggerichte
optiek (VROM-raad c.s.). De planbureaus
zien voor nieuwe inspanningen minder
aanleiding. De Startnotitie, stellen ze, gaat
er vanuit dat de mobiliteit ook op de
lange termijn toeneemt, maar dat beeld
wordt in lange termijn verkenningen over
weg- en spoorvervoer niet bevestigd. De
1,5 tot 2,4 procent groei die tot 2020
wordt verwacht, kan ruimschoots worden
opgevangen met het huidige investerings-
pakket. En voor ná 2020 is een duidelijke
afvlakking voorzien.
Ook de visies op het landelijk gebied
verschillen. De VROM-raad c.s. neigen
tot het ‘metropolitane park’ uit de
Startnotitie. Een sterke groen-blauwe
structuur die zich doorzet in het IJmeer
en een ‘integraal ontwikkelde kust’,
dempt, stellen ze, ‘het gevoel van volte en
geeft ruimte aan nieuwe verstedelijking’.
SER en Planbureaus zien niets in zo’n
park. Dat maakt, stellen de planbureaus,
het landelijk gebied te veel tot uitvloeisel
van verstedelijking. De SER pleit voor
behoud van de veehouderij en een betere
ontsluiting voor recreatie, de Planbureaus
voor meer ruimte voor de natuur. Wil
Nederland voldoen aan het Europese
habitatbeleid, dan moet een aantal
natuurgebieden uitgebreid worden en de
milieudruk rondom die gebieden omlaag.
Recreatie kan dan plaatsvinden langs
stadsranden en, in de vorm van groene
diensten, in het landbouwgebied.
Minister Cramer had in haar advies-
aanvraag om keuzesuggesties verzocht.
Keuzes zijn inderdaad nodig, vinden de
adviesorganen. Een gebied dat zowel een
van de grootste stedelijke agglomeraties
van Europa herbergt als de grootste
haven, de vijfde luchthaven, een wereld-
wijd exporterende landbouwsector, het
merendeel van de buitenlandse bedrijven
van het land en landschappen die op de
werelderfgoed lijst staan (SER) komt
anders onvermijdelijk zichzelf tegen. Ze
wijzen daarbij vooral op het groene hart.
Maar hun suggesties zijn verschillend. De
VROM-raad vraagt om een studie naar
de vitaliteit van het groene hart als lever-
ancier van voedsel en landschappelijke
kwaliteit en suggereert een concentratie
van de glastuinbouw onder de aanvlieg-
routes voor Schiphol die toch niet voor
andere doelen bruikbaar zijn. De planbu-
reaus daarentegen willen, om overdruk
op het gebied te voorkomen, de glastuin-
bouw zonodig verplaatsen naar elders in
het land.
Bestuurlijke verbouwing
Welke Randstadstrategie er ook komt,
het welslagen achten de adviesorganen
afhankelijk van een degelijke financiering
en een sterke regie. Wat financiering
betreft pleiten SER en VROM-raad c.s.
voor een investeringsstrategie die voor
een lange reeks van jaren is veiliggesteld.
De nu nog vooral papieren samenwer-
king moet veranderen in ‘geïntegreerde
ruimtelijke actie’ (planbureaus), opdat
‘nieuwe coalities’ ontstaan tussen
ministeries en overheden en tussen over-
heid en markt (VROM-raad c.s.).
Maar hoe komt die vereende actie tot
stand? De antwoorden zijn opvallend
eensluidend: de structuurvisie uit de
nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening
die op 1 juli inging, biedt goede moge-
lijkheden, met instrumenten als bestuur-
lijk overleg en convenanten tussen ver-
schillende overheden. De planbureaus
willen op rijksniveau een ‘afrekenbare
uitvoeringsagenda’, de SER ziet voor met
name de ministeries een coördinerende
taak. Het ‘regionale gat’ denkt de SER te
dichten door niet-vrijblijvende samen-
werking tussen gemeenten en provincies
die zonodig gebruik moeten maken van
hun ‘doorzetmacht’.
Of dat volstaat, moet blijken - geen van
de adviezen rept over een nieuwe
bestuurlijke structuur. SER-kroonlid
Marco Wilke zei het tijdens de bespre-
king van het advies in april expliciet:
“Een ‘grote bestuurlijke verbouwing’ zou
alle energie vergen die juist voor actie
nodig is. Bovendien ‘is de Randstad ook
heel veel NIET, zoals een economisch,
sociaal en cultureel geheel. En tot slot
spelen de meeste maatregelen op
arbeidsmarkt- en onderwijsgebied waar-
om de raad vraagt, niet op Randstedelijk
maar op wijk- en stedelijk of juist lande-
lijk niveau.”
Besproken: SER: Zuinig op de Randstad,
18 april (advies 08/04).
VROM-raad, Raad voor het Landelijk
Gebied en de Raad voor Verkeer en
Waterstaat: Verbinden en verknopen,
14 maart 2008.
Ruimtelijk Planbureau, Milieu en
Natuurplanbureau, Centraal Planbureau:
Ex ante toets Startnotitie Randstad 2040.
8 mei 2008
PAGINA 4 HB! ZOMER 2008
Schaalniveau Randstad opnieuw belangrijk3 adviezen over toekomst Randstand vergeleken
Lin Tabak
Nauwelijks méér dan een voortzetting van het lopendbeleid
Dat is het oordeel van de Commissie
voor de Milieu-Effectrapportage over
de kabinetsplannen met de Randstad
zoals die in de Startnotitie van 2007
beschreven staan. Die weinig vleien-
de mening – die de hiernaast
genoemde planbureaus overigens
delen – velt de commissie slechts ter-
loops; haar was gevraagd om voor-
waarden te formuleren op basis
waarvan een goed milieueffectrap-
port mogelijk is.
Behalve het ‘business-as-usual’ sce-
nario, zou het kabinet op zijn minst
enkele alternatieven moeten uitwer-
ken zodat een afweging te maken
valt. Bovendien zou het concretere
doelen moeten aangeven dan de
‘duurzame en concurrerende top-
regio’ waarop de Startnotitie mikt.
Om het denken op gang te helpen,
doet de commissie twee suggesties.
Is klimaatbestendigheid tot het jaar
2100 het doel, dan dient veel ruimte
voor water en natte natuur te worden
gereserveerd en moet de woonbebou-
wing sterk worden verdicht. Is con-
currentie door een stedelijk agglome-
ratievoordeel het streven, dan komt
alleen de noordflank in aanmerking
en moeten Amsterdam, Almere,
Haarlem en Hilversum aaneengroei-
en tot een agglomeratie van 4 miljoen
inwoners, vergelijkbaar met groot
Milaan en het gebied rond Berlijn –
wat heel veel nieuwbouw vergt en
Rotterdam tot een additionele rol
degradeert.
Verder zou de commissie voor een
gedegen oordeel graag mondiale en
Europese scenario’s zien die van
invloed kunnen zijn. Kortom: de
betrokken ministers kunnen nog even
vooruit.
Commissie voor de M.E.R. :
‘Randstad 2040. Advies over de reik-
wijdte en het detailniveau van het
milieueffectrapport’ 24 april 2008 /
rapportnummer 2028-53
Commissie voor de Milieu-effectrapportage ‘Randstad 2040’
2 PROJECT WEGUITBREIDING SCHIPHOL-AMSTERDAM-ALMERE
Lin Tabak
opzet_def5_3006:schets a 01-07-2008 15:17 Pagina 4
PAGINA 5 HB! ZOMER 2008
Randstad Urgent is een poging om een
samengestelde aanpak te ontwikkelen
voor de grote opgaven die spelen in het
gebied. Maar voor sommigen is Randstad
Urgent vooral ‘een truc’ om projecten die
er al zijn er sneller ‘doorheen te douwen’.
Als Randstad Urgent niet meer wordt
dan dat, zou mij dat om twee redenen
teleurstellen.
Ten eerste betwijfel ik of de voorliggen-
de projecten een voldoende antwoord
zijn op de ambities van concurrerend
vermogen, leefbaarheid en
klimaatbestendigheid. Veel projecten zijn
bedacht vanuit een deeloplossing. Ze
pakken een probleem aan, zonder recht
te doen aan andere ambities. Sterk geldt
dat voor wegenprojecten. Natuurlijk is
het fileprobleem nijpend, ook voor mij
als verstokte automobilist. Maar de aan-
leg van spitsstroken heeft negatieve effec-
ten op de leefbaarheid. De bewoners van
Diemen of Amsterdam dragen de lasten
van het faciliteren van de bewoners van
Almere. Dat brengt een klassieke spiraal
op gang, waarbij Randstedelingen die
langs spitsstroken wonen, gaan overwe-
gen om naar Almere te verhuizen.
Ten tweede veronderstel ik dat geen
project in Randstad Urgent is bedacht
vanuit het Randstadbelang: de ambitie
om de Randstad economisch vitaal, leef-
baar en klimaatbestendig te maken.
Zulke projecten, die van een veel hogere
en gecombineerde kwaliteit dienen te
zijn, moeten nog worden bedacht.
Waarom zijn ze dan nog niet bedacht?
Het antwoord daarop is even logisch als
onthutsend: geen enkele organisatie in de
Randstad ziet het formuleren van pro-
gramma’s van eisen vanuit het
Randstadbelang als kernopdracht.
Sterker nog, projecten die zo’n gecombi-
neerde kwaliteit in zich dragen en
gezichtbepalende potenties hebben,
krijgen in de huidige gefragmenteerde
overheidsburelen geen kans. Een aanbie-
der van zulk een project zal door de
verkokerde overheden van het kastje naar
de muur gestuurd worden en zich uitein-
delijk bij de feiten neerleggen: de overhe-
den in de Randstad zijn niet op zoek
naar echte kwaliteit, ze houden zich lie-
ver bij het bevredigen van hun deelbe-
lang.
Het spannende aan Randstad Urgent
vind ik, dat het een projectenportefeuille
zou kunnen ontwikkelen die de gestapel-
de problemen van de Randstad op pas-
sende wijze aanpakt. De programmati-
sche aanpak onderscheidt zich van het
traditionele lijnmanagement en het iets
jongere projectmanagement².
Bij een lijnaanpak geldt als uitgangs-
punt dat een organisatie een doel heeft
en dat daaruit taken zijn af te leiden. Als
deze taken worden uitgevoerd wordt het
doel bereikt. Bij projectmanagement
wordt erkend dat lijnorganisaties te ver-
kokerd zijn om de neteligere problemen
te kunnen oplossen. Daarom is een team
nodig dat bestaat uit mensen van ver-
schillende organisaties die als gezamen-
lijk doel hebben het realiseren van een
project. Een project is dan een gefixeerde
combinatie van een probleem (file) en
een oplossing (spitsstrook). De opdracht
is, de oplossing binnen budget en tijd te
realiseren.
Uit implementatiestudies blijkt nu dat
lijnorganisaties alleen hun eigen deelpro-
blemen oplossen en integrale oplossingen
bemoeilijken en dat in één fysieke ruimte
zoveel projecten tegelijkertijd spelen dat
ze elkaar in de weg zitten. Een program-
matische aanpak kan een uitweg zijn uit
deze malaise. Uitgangspunt is, dat geen
enkele organisatie voldoende kennis en
kunde heeft om op eigen kracht en gezag
tot hoogwaardige investeringen in de
Randstad te komen en dat geen enkel
project voldoende kwaliteit heeft om als
doorslaggevende kwaliteitsimpuls de
geschiedenis in te gaan.
De essentie van een programmatische
aanpak is drieledig:
• De opvattingen over wat de Randstad
concurrerend, leefbaar en klimaatbesten-
dig maakt, wordt voortdurend verder
ontwikkeld in interactie met potentiële
projecten die daarop zeggen een ant-
woord te hebben.³
• De synergie tussen projecten wordt
een cruciaal aangrijpingspunt voor de
sturing. Vooral projecten die positief op
elkaar ingrijpen, verdienen de support
van de programmaminister van de
Randstad. Daarop moet dus geselecteerd
worden.
• Een vitale programma-aanpak durft
projecten af te wijzen die de test van toe-
gevoegde waarde aan de Randstad niet
doorstaan en is ontvankelijk voor voor-
stellen van gecombineerde kwaliteit, ook
als ze niet voldoen aan de eisen van ver-
kokerde afweging.
Ik hoop dat dit hoopvolle aspect van
Randstad Urgent, als echt antwoord op
de uitdagingen waarvoor de Randstad
staat, de komende tijd nog beter uit de
verf komt.
Geert Teisman is hoogleraar bestuurs-
kunde, i.h.b. complexe besluitvorming en
procesmanagement, aan de EUR
1) Titel mede ontleend aan lezing van
Winsemius op congres over grotesteden-
beleid van 12 juni 2008, waarin hij aan-
gaf dat het in de steden gaat om gesta-
pelde problemen, die volgens hem om
een aanpak vragen die zich daartoe ver-
houdt.
2) Zie voor een uitgebreid betoog
Teisman (2005) Publiek Management op
de Grens van Chaos en Orde, Den Haag:
Academic Service
3) Zie voor een uitgebreid betoog mijn
Nijmeegse oratie uit 1997 over Creatieve
Concurrentie.
Yttje Feddes volgt binnenkort Dirk
Sijmons op als Rijksadviseur voor
het Landschap. Zij was met haar
bureau Feddes/Olthof betrokken bij
de ateliers 2040 van het ministerie
van VROM. Wat ziet haar bureau als
belangrijkste ruimtelijke ontwikke-
ling voor 2040?
Het water, in al zijn aspecten. Tegen de
zeespiegelrijzing in de huidige voorziene
omvang kunnen we ons goed verdedigen,
met zandsuppleties, misschien zandeilan-
den voor de kust en doorgaan met dijk-
verhoging. De zorgen liggen áchter die
kust: opvang regenwater, versterken
dijkring 14 (die de zuidvleugel van de
Randstad beschermt), opvangcapaciteit
rivieren, reserveren van gebieden voor
noodberging. In de winter moet meer
water geborgen worden voor droogtes
tijdens de zomer en het IJsselmeer is
daarvoor niet voldoende op termijn. En
natuurlijk de verzilting: de zoetwaterin-
laat bij Gouda wordt zout!
Wat hebben de ateliers aan nieuwe
inzichten opgeleverd?
De gedeelde analyse dat een aantal ingre-
pen volstrekt nuttig, logisch en nood-
zakelijk is. Verschillende scenario’s zijn
op de kaart gezet. Wereldstad, kuststad
en buitenstad, en ons bureau mocht ze
uitwerken voor de groene en blauwe
functies. Twee andere bureaus werkten
aan infrastructuur en verstedelijking. Het
inspirerende is dan, dat er voor bovenge-
noemde problemen heel veel oplossingen
zijn die nog alle ruimte open laten voor
de verschillende verstedelijkingsopties.
Een nieuwe dijkring op afstand van
dijkring 14 kan via de Diefdijk het tracé
van de Hollandse Waterlinie ten zuiden
van Utrecht volgen. De diepe droogma-
kerijen lenen zich het beste voor de
waterberging. De landbouw kan door-
gaan in de veenweidegebieden met een
dik veenpakket. Met een meer natuurlijk
waterpeil kunnen de meest kwetsbare
dunne veengebieden een prachtige natte
as vormen. Meer plassen geeft meer
ruimte voorrecreatie. Rondom
Amsterdam en ten noorden van
Rotterdam kunnen ringen van nieuwe
Hollandse meren ontstaan, met kansen
voor bebouwing en recreatie.
Veel van deze ideeën zijn natuurlijk niet
nieuw en werden ook al door jullie vere-
niging uitgewerkt. Maar dat er zoveel
draagvlak voor was in de verschillende
bijeenkomsten, was wel heel prettig.
Wat vind je van het gecombineerde
eindresultaat van de ateliers 2040?
De afgelopen drie maanden hebben we
in integratieateliers gewerkt aan het com-
bineren van de scenario’s voor infrastruc-
tuur, verstedelijkingsmodellen en groen
en blauw.
In alle mogelijke scenario’s (wereldstad,
kuststad en buitenstad) bleek het verhaal
van water en landschap nuttig en nood-
zakelijk. Maar ook werd duidelijk, dat
ingrepen op een hogere schaal dan de
vleugels of het Groene Hart noodzakelijk
zijn. Stel dat je de kassen zou verplaatsen
naar de hinderzones rond Schiphol, zoals
de VROM-raad suggereert, dan kun je
een kuststad maken én aantrekkelijke
woongebieden voor de Zuidvleugel. Een
ontdekking was ook, hoeveel parken en
parkranden je zou kunnen aanleggen,
ook bij e meer uitwaaierende modellen
van buitenstad. Wezenlijk in alle sce-
nario’s is de kwaliteit van de openbaar-
vervoerverbindingen. Jammer genoeg
wordt nog steeds te veel gedacht vanuit
de verknoping van regionale netwerken,
in plaats van het maken van echte verbin-
dingen en het werken aan één systeem.
Wat heeft volgens jou prioriteit en
hoe borg je de resultaten?
Morgen al moet begonnen worden met
het verbeteren van de boezemcapaciteit
en het vergroten van de ruimte voor
waterberging. Daarmee staat ook het
maken van meer recreatieve verbindingen
op de agenda, voor wandelaars over de
polderkades, voor fietsers en voor vaar-
tuigen. De ontwikkelingsbeelden uit de
ateliers zijn denkrichtingen. Maar ze
laten wel zien waar de grote schaal nog
aanwezig is en waar die moet worden
versterkt. Het mooiste zou zijn, die grote
schaal te bewaken en te verbeteren
binnen een structuurvisie voor de
Randstad.
Gestapelde uitdagingen vragen om een gestapelde aanpak1
Randstad Urgent als rijksaanpak van metropolitaanse ontwikkeling
Toekomstig Rijksadviseurvoor het Landschap Feddes: Klimaatontwikkeling vraagt om grote ingrepen
Geert Teisman
Annemiek Rijckenberg
2 PROJECT WEGUITBREIDING SCHIPHOL-AMSTERDAM-ALMERE
opzet_def5_3006:schets a 01-07-2008 15:17 Pagina 5
Mooi en Vitaal Delfland is een van de weinige projecten vanRandstad Urgent die zich richtenop de langere termijn. Met hetaankopen van gebieden, het stimuleren van de veehouderij enhet verplaatsen van losse kassenwillen de betrokken overhedensamen met ‘boeren, burgers enbuitenlui’ het landschap rondSchipluiden, de Oude Leede ende Ackerdijkse plassen zijn histo-rische agrarische kracht terugge-ven en beter toegankelijk makenvoor recreatie. Christiaan van derKamp, wethouder van Midden-Delfland en initiator van het project, over het belang van heturgentieprogramma daarbij.
Omvat Randstad Urgent projecten
die werkelijk vooruitlopen op de toe-
komst?
Randstad Urgent legt vooral de
bestuurlijke onmacht van de twintig-
ste eeuw bloot. Het maakt duidelijk
zichtbaar dat we niet hebben gedaan
wat we met zijn allen hadden moeten
doen en is tegelijk een onorthodoxe
manier om dat toch nog voor elkaar
krijgen. Alleen de projecten die een
integrale gebiedsontwikkeling nastre-
ven, passen bij de eenentwintigste
eeuw.
Is Mooi en Vitaal Delfland
daar één van?
Het kan het worden, we zijn pas net
begonnen. Het project in de
Haarlemmermeer, dat zich op
water, natuur, woningbouw en
Schiphol richt, is ook leuk en ver-
nieuwend en heeft ook de potentie te
laten zien dat we met ruimtelijke
ordening meer kunnen dan we de
afgelopen jaren hebben gedaan.
Hangt vernieuwing samen met
de keuze voor een bepaald schaal-
niveau?
Nederland is een complex land
geworden, of je het nou leuk vindt of
niet. Laten we rekening houden met
die complexiteit en er realistisch mee
omgaan. Laten we nu maar eens
doen wat we met zijn allen hebben
afgesproken.
Dus we hebben Randstad Urgent
eigenlijk helemaal niet nodig?
De inhoud lijkt verdraaid veel op het
regeringsbeleid uit de jaren tachtig.
Toen is precies hetzelfde advies
gevraagd en kwam men met exact
dezelfde analyse. L’ histoire se
répète.
Hoe komt dat?
Kennelijk zijn we niet bij machte om
de ontwikkeling van de Randstad op
te pakken. Dat is treurig. Ander
leiderschap is echt dringend nood-
zakelijk. En we moeten ophouden
met de middelmatigheidcultuur die
nu de boventoon voert. Omdat er
geen kracht in het openbaar bestuur
zit, hebben we tot nu toe alles maar
zo’n beetje verdeeld, waardoor nooit
ergens echt kwaliteit en controle
kwam. Dat maakt dat het allemaal
van die middelmatige gebieden
worden.
Reageert Randstad Urgent niet juist
op die cultuur van middelmatigheid?
Ik vind het een moedige poging om
die te doorbreken, Dat het kabinet
heeft besloten om alle ingewikkelde
vraagstukken van de Randstad in
drieëndertig projecten te bundelen
en zich op de uitvoering daarvan te
richten, vind ik echt vooruitstrevend.
Het programma neemt de achterlig-
gende problemen niet weg, we heb-
ben nog steeds te maken met dezelf-
de besturen in dezelfde structuren,
met dezelfde middelen. Maar dat we
erkennen dat er stappen nodig zijn
en dat gevraagd wordt om duidelijk-
heid en slagvaardigheid, maakt een
groot verschil.
Mooi en Vitaal Delfland beslaat een
gebied dat veel groter is dan je eigen
gemeente.
Terecht! We hebben het niet over een
stedelijk park van een paar honderd
vierkante meter, maar over een pro-
blematiek die op Randstadschaal
speelt. Je moet dus op Randstad-
schaal opereren en scherpe keuzes
maken. Omdat er geen kracht in het
openbaar bestuur zit op die schaal,
gaan we alles maar zo’n beetje ver-
delen. Waardoor er nooit ergens echt
kwaliteit zit, nooit ergens echte
controle zit, niemand ooit echt
ergens door gegrepen wordt.
Wat zijn de vernieuwende elementen
in het project?
De manier waarop we naar de rol
van het groen kijken en met zijn
allen de verantwoordelijkheid
nemen. Overheid, boeren, burgers en
buitenlui kunnen zo’n landschap
gezamenlijk ontwikkelen. Het gaat
om kwaliteitsplanning - slow plan-
ning vind ik daar een mooie term
voor, als pendant van de slow food-
beweging. Het mag even duren, maar
het moet wel doelgericht gebeuren.
Wat is de stand van zaken?
Als je je beweegt tussen Rijk, provin-
cie en een hele berg gemeentes schiet
het allemaal niet echt op. Iedereen
denkt vanuit de eigen posities, daar
moeten we even doorheen.
Heeft Randstad Urgent niet
bijgedragen aan gezamenlijkheid?
De focus is er, mensen werken mee
en er ontstaan nieuwe samenwer-
kingsverbanden. En op hele concrete
dossiers lukt het de betrokken over-
heden opeens om als eenduidig
apparaat samen met burgers op te
trekken. Er zit absoluut ambitie.
Maar we moeten die nog omzetten in
oplossingen.
Is het wat de instrumenten betreft
ook nieuwer en daardoor lastiger?
Het is lastig omdat het gaat over het
aansturen van het platteland, wat we
in geen jaren meer hebben gedaan.
Het platteland van de Randstad gaat
achteruit omdat het niet zelf meer de
kwaliteit in stand kan houden; een
rendabel platteland in de Randstad is
een stedelijk vraagstuk.
Zien de omringende steden voldoen-
de in dat zij in het omringende land
moeten investeren?
Den Haag en Rotterdam zien abso-
luut in dat het over de Randstad
gaat. Dat zijn twee gemeentes met
grote ambities: een internationale
stad van recht, vrede en veiligheid en
een internationale haven, top of the
world. Het kan toch niet bestaan dat
daartussen één grote rommel ligt?
Nederland heeft ongelooflijk veel te
bieden, maar je moet het wel laten
zien, benutten, in stand houden en
verbeteren.
Hoe gebeurt dat concreet?
De uitvoering concentreert zich op
twee hoofdopgaven. De ene betreft de
bijna binnenstedelijke, groene ver-
bindingspoten, die zijn verrommeld.
Het gebruikelijke ruimtelijke-orde-
ningsinstrumentarium is hier
onbruikbaar, want daarmee kun je
alleen maar duurder gaan bouwen.
Dus moet je die gebieden opkopen,
slopen en inrichten voor een recrea-
tieve functie. De andere hoofdopgave
betreft de grote landschappen. Als de
betrokken bestuurders het eens zijn,
kun je vervolgens boeren, burgers en
buitenlui betrekken in een integraal
plan. Dat landschap hoef je dus niet
aan te kopen. Geef die gebieden sta-
tus als landschap, dan ben je al een
heel eind.
Wie gaat ze beheren?
Je moet beheer en ontwikkeling niet
uit elkaar halen, zoals vroeger
gebeurde. De recreatieschappen zijn
ideaal voor het beheer van de groene
verbindingszones. Of andere direct
belanghebbenden, zoals een stadsre-
gio of de betreffende gemeentes.
Maar maak dan wel afspraken over
de gezamenlijke verantwoordelijk-
heid voor de kwaliteit en het in stand
houden van dat stedelijk groen.
Is de Delflandraad ingesteld om de
uitvoering van Mooi en Vitaal
Delfland te waarborgen?
Dan heb je het over de structuur en
ik ben een beetje benauwd om een
structuurdiscussie te voeren.
Commitment is veel belangrijker.
Vervolgens moet je het eens worden
over de inhoudsopgave en van daar-
uit verder praten over de organisatie.
Maar dat is toch juist waar het
urgentieprogramma op aanstuurt:
ruimte maken voor commitment
door de structuur te veranderen?
Inderdaad kan de structuur de
opgave versterken. Met de recon-
structiewet (die Midden-Delfland
aanwees als groene bufferzone, MB)
is dat ook gebeurd. Het gebied dat
zich Midden-Delfland noemt en
waarvan velen denken dat het van
eeuwen her is, bestond veertig jaar
geleden helemaal niet.
Helpt het dat je rechtstreeks contact
hebt met het ministerie van LNV?
Dat is echt winst. Zonder het alle-
maal over te nemen, wat ook weer
niet de bedoeling is, laat het Rijk zien
dat daar een opgave ligt die we als
regio moeten invullen.
Kan Mooi en Vitaal Delfland een
voorbeeld zijn voor andere grote
landschappen met stedelijke verbin-
dingen en functies?
Als het slaagt, is het project kopieer-
baar. En dan vind ik dat we niet voor
een zesje moeten gaan, voor een
gebied dat wel functioneert maar
veel mooier had kunnen zijn, maar
voor een acht of negen.
De vaandeldragers van Mooi en
Vitaal Delfland zijn de lokale over-
heid en het Rijk. Ligt dat voor de
hand?
Het hangt vooral van de mensen af.
Als we als betrokkenen het collectief
bezit in ons hoofd hebben, komen
commitment en aanpak vanzelf. Wat
mij betreft had ook de provincie de
vaandeldrager mogen zijn. Maar de
Provincie Zuid-Holland vindt deze
taak ingewikkeld.
Is het commitment al afleesbaar van
de financiering?
Nog niet echt. Dat we in een jaar
tijd heel veel moeten doen, is voor
iedereen wennen. De denkomslag bij
gemeentes is ook al winst. De
komende weken moet het rijk beslis-
sen over de financiering. Het
Investeringsbudget Landelijk Gebied
(ILG) zou geschikt zijn, maar ik
ervaar dat dit overal anders wordt
ingezet. Ik ben benieuwd hoe we dat
gaan oplossen en of we echt bereid
zijn met zijn allen door te pakken...
Het urgentieprogramma is een kans,
maar iedereen moet die wel grijpen.
PAGINA 6 HB! ZOMER 2008
Christiaan van der Kamp, wethouder Midden-Delfland:
‘Een rendabel platteland is een stedelijk vraagstuk’ Martine Bakker
In de ontwikkeling van hetEmscher Landschaftspark ismen erin geslaagd in grotedelen van het zwaar vervuildeRuhrgebied een landschapsparkaan te leggen. Dit parksysteemheeft zowel een lokaal gedragen
component met losse projectenals een overkoepelende visiewaar uiteenlopende partijen zichachter hebben geschaard. Deze gelijktijdige aanpak wasgebaseerd op de langzame ontwikkeling van gezamenlijk
gevoelde algemene waarden enhet waarborgen en versterkenvan kwaliteit in losse projecten.In Frankrijk zijn de ParcsNaturels Régionaux gebaseerdop een sterke status die vanoverheidswege aan gebieden
wordt toegekend. Het plaatstgebieden op een voetstuk maar dwingt ook duurzame ont-wikkeling en samenwerking afvan de in de gebieden aanwezi-ge belanghebbenden.
www.rvr-online.de/elp2010www.parcs-naturels-regionaux.fr
Voorbeelden uit het buitenland: het Emscher Landschaftspark en Parcs Naturels Régionaux.
1 PROJECT A4 DELFT SCHIEDAM (MIDDEN DELFLAND)
opzet_def5_3006:schets a 01-07-2008 15:17 Pagina 6
PAGINA 7 HB! ZOMER 2008
HSL-Zuid geeft Rotterdam sterke economische impuls
Pieter Tordoir
Honderdduizenden vierkante meters
kantoorruimte en duizenden extra
banen: met de komst van de
HogeSnelheidsLijn-Zuid kan het
centrum van Rotterdam eindelijk
aanhaken bij de economische boom
van de noordelijke Randstad, stelt
onderzoeker Pieter Tordoir in onder-
staande bijdrage. Deze impuls wordt
volgens Tordoir nog aanzienlijk ver-
sterkt bij het aanleggen van een
HSL-Oost.
Hopelijk wordt de HSL-Zuid binnenkort
eindelijk operationeel. De nieuwe lijn is
gefinancierd uit aardgasbaten en dus
nadrukkelijk bedoeld voor het versterken
van de economische structuur. Maar
over wat deze lijn kan bijdragen aan de
economische structuur en concurrentie-
positie van de Randstad is verbazingwek-
kend weinig bekend.
In opdracht van het Ontwikkelingsbedrijf
Rotterdam heeft Ruimtelijk Economisch
Atelier Tordoir in samenwerking met
Jones Lang LaSalle Research &
Consultancy onlangs de ontwikkelings-
mogelijkheden en gebruikersmarkten in
kaart gebracht voor het Rotterdamse
Central District, het gebied rondom
Rotterdam Centraal Station. Beide bure-
aus onderzochten, welke impuls de
komst van de HSL kan geven aan de
lokale, stedelijke en regionale economie.
Zij maakten daarbij gebruik van het uit-
stekende proefschrift van Jasper Willigers
(Universiteit Utrecht, 2006), een van de
weinige bruikbare bronnen voor basisge-
gevens voor zo’n bepaling.
Berekend werden de effecten op basis
van te verwachten veranderingen in vesti-
gingsvoorkeuren binnen relevante
bedrijfssectoren bij het tot stand komen
van een supersnelle (meer dan 200 km
per uur) spoorverbinding, aan de hand
van een enquête onder 400 grotere
bedrijven.
Noodzakelijk kannibalisme
Uit het onderzoek blijkt dat de komst
van de HSL-Zuid een fors effect zal heb-
ben op de economische ontwikkeling van
Rotterdam. Mede vanwege de hogesnel-
heidslijn kan in het Central District van
de stad in tien jaar tijd tussen 200.000
en 350.000 m2 aan hoogwaardige kan-
toorruimte worden ontwikkeld, waardoor
de werkgelegenheid een netto impuls
krijgt van 7.000 tot 15.000 fulltime
banen. De grote bandbreedte is een
gevolg van verschillende macro-economi-
sche groeiscenario’s en verschillen in
flankerend overheidsbeleid. Zo maakt het
veel uit of de Stedenbaan, een belangrij-
ke feeder voor het gebied en voor de
HSL, een succes wordt of niet.
Een gedeelte van de ontwikkeling betreft
geografische verschuivingen binnen de
stad en binnen de Zuidvleugel Ook de
komst van de Zuidas in Amsterdam leidt
tot zulke intraregionale verschuivingen.
We kunnen dit zien als ‘kannibalisme’
maar ook als een noodzakelijke concen-
tratie met die uit het oogpunt van duur-
zaamheid en bereikbaarheid meerwaarde
heeft. De aantrekkingskracht van de HSL
reikt echter verder dan de Zuidvleugel.
De lijn gaat jaarlijks gemiddeld enkele
honderden arbeidsplaatsen uit andere
delen van de Randstad en vooral uit
Utrecht en omstreken wegzuigen naar
het Central District. Dergelijke effecten
spelen ook in Amsterdam, op Schiphol
en in Breda. We zullen daarom gaande-
weg een steeds grotere concentratie van
met name internationaal georiënteerde
kantooractiviteiten zien rond de HSL-
stations. Door de geringe reistijd tussen
de stations gaan de betreffende locaties
min of meer als één Central Business
District functioneren en worden ze, wat
betreft karakter van activiteiten en huur-
prijzen, onderling complementair. Is nu
nog sprake van forse concurrentie, met
de Zuidas als winnaar, straks wordt
synergie tussen de stationslocaties
belangrijker.
Netwerk geeft meeropbrengsten
Het belangrijkste vanuit het belang van
de Randstad is uiteraard de internationa-
le aantrekkingskracht. Het Central
District kan naar verwachting rekenen op
een gemiddelde instroom van 100 tot
200 extra directe arbeidsplaatsen per jaar
in hoogwaardige buitenlandse bedrijfs-
vestigingen die zonder de HSL niet naar
Nederland zouden zijn gekomen. Voor
Schiphol, Amsterdam en ook Breda spe-
len naar verwachting vergelijkbare of gro-
tere directe effecten. Maar doordat de
HSL-Zuid met name Rotterdam een
extra impuls geeft, kan de groei zich wat
evenwichtiger verdelen over de Randstad.
De HSL en vooral de synergie tussen
HSL-stations versterken de internationa-
le aantrekkingskracht. Maar het zelfstan-
dige effect van de lijn is op zich niet dra-
matisch; de ontwikkeling van Schiphol,
de arbeidsmarkt en de kennisinfrastruc-
tuur doen meer voor die positie dan de
HSL alleen. Het effect van de HSL zal
echter fors kunnen toenemen als ook een
HSL-Oost operationeel wordt: dan ont-
staat een netwerk met toenemende meer-
opbrengsten. Twee lijnen in netwerkver-
band tellen bij wijze van spreken voor
vier losse lijnen. De HSL-Oost zal ook
aan Utrecht een impuls geven maar dit
stelt wel hoge eisen aan het regionale
transportsysteem, met name aan het
regionale openbaar vervoer.
Katalysator
Het versterken van de economische
structuur is niet alleen een kwestie van
meer internationale aantrekkingskracht.
Duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit
vertegenwoordigen ieder voor zich ook
een groot belang. De HSL vormt één
van de mogelijke katalysatoren voor een
duurzamere ruimtelijke organisatie van
de economie in de Randstad. Die kataly-
sator verlangt echter ook een goede
structuur van het onderliggende open-
baar vervoer net en een afgestemde ont-
wikkeling van werkgelegenheidscentra in
stadsregionaal en Randstedelijk verband.
Met andere woorden: de HSL werkt
alleen goed als onderdeel van een breed
pakket. Bij de besluitvorming indertijd
was nog geen sprake van zo’n pakket.
Verder dan enkele sleutelprojecten kwa-
men we niet. Laten we hopen dat de
nieuwe visie Randstad 2040 wel gaat lei-
den tot zo’n integraal pakket, een HSL-
Oost incluis.
Pieter Tordoir is zelfstandig onderzoeker
en hoogleraar economische geografie en
planografie aan de UvA.
Bereikbaarheidsproblemen komensteeds terug als belangrijke oor-zaak van een verzwakkende inter-nationale concurrentiepositie vande Randstad. Met Deltanet heeft deVereniging Deltametropool eenlange traditie in het ontwikkelenvan concepten voor het verbeterenvan de bereikbaarheid in deRandstad. Het doel is genoegzaambekend: een oplossing vinden voorde groeiende bereikbaarheidspro-blemen door het vervoerssysteemvan de Randstad op een toekomst-gerichte, integrale en internationaalgeoriënteerde wijze te onderzoe-ken, en bijdragen aan de ontwikke-ling van de Randstad in econo-misch, ruimtelijk en internationaalperspectief.
Al in 2003 is met een werkweekDeltanet een begin gemaakt methet project dat uiteindelijk in hetvoorjaar van 2006 leidde tot het uit-brengen van het rapport 'DeltaplanBereikbaarheid'. Daarin zijn de prin-cipes voor het Deltanet benoemd:• De infrastructuur van spoor
en weg als één systeembeschouwen
• Het hoofdwegennet en het onder-liggend netwerk in onderling verband bezien
• Het naar elkaar toebrengen vanmetropolitane functies doorreistijden te verkleinen
• Verschil maken tussen stedelijkecentra en hun vervoersbehoefteheeft gevolgen voor het gewen-ste niveau van bereikbaarheid
• Niet alleen de infrastructuur,maar ook de vervoersdienstenzijn belangrijk
• En het versterken van de interna-tionale bereikbaarheid
Met het voorstel tot het sluiten vangrote aantallen afslagen op hethoofdwegennet en het propagerenvan een nieuwe laag in de hierar-chie van wegsystemen door deintroductie van ‘super-highways’ isin het verleden met Deltanet het
nieuws gehaald. De uitwerkingenwaren echter vooral verkennend en inspirerend, het vertalen naarconcrete voorstellen ontbrak. Dehernieuwde aandacht voor deRandstad is een uitgelezen moge-lijkheid ook meer oplossingsgerich-te studies aan te pakken als bij-drage van de partijen die specifiekin de vereniging vertegenwoordigdzijn: bedrijfsleven, belangenorgani-saties en lokale en regionale over-heden.
De rijksoverheid lijkt inmiddels opverschillende fronten met debereikbaarheid van de Randstadbezig. En het besef dat de oplos-sing van bereikbaarheidsproble-men niet alleen daar, maar ook bijde mede-overheden van deRandstad, het bedrijfsleven en dewetenschappelijke wereld ligtwordt steeds sterker. Om de ambi-tieuze doelstellingen die voor deRandstad worden geformuleerd tekunnen bereiken zijn juist de kennisen ervaring van direct belangheb-benden onontbeerlijk. Zo wordenbij universiteiten een veelheid van initiatieven genomen om tot betereanalyses en prognoses te komenen van daaruit tot meer effectieveinterventies.
Voor Deltanet breekt een nieuwefase aan met een werkvorm die hetmogelijk maakt de ambitieuze doel-stellingen voor het aanpakken vande bereikbaarheid in de Randstadte vertalen naar uitvoerbare strate-gieën, als aanvulling, versterking ofalternatief voor het rijksbeleid. Deorganisatie van vraagstelling (van-uit bijvoorbeeld de steden) en ant-woorden (bijvoorbeeld uit weten-schappelijk onderzoek) staat daar-bij centraal. Begonnen is daaromde contacten aan te halen met partijen die actief willen participe-ren in het verder uitwerken vanDeltanet.
Deltanet opnieuwonderzocht
6 PROJECTPLAN A13/A16
Een concurrerende topregio wil het
kabinet van de Randstad maken. Maar
concurrerend met wie en wat?
-Internationaal heeft de regio nogal wat in
te halen, vooral in bereikbaarheid en
woningaanbod, blijkt uit een vergelijking
van TNO.
TNO onderzocht in opdracht van de
ministeries van VROM en V&W vier regio-
’s die voor soortgelijke opgaven staan,
Groot Milaan, de Rijn-Roermetropool,
San Francisco Bay en de Zweedse en
Deense steden rond de Sont. Allemaal
kampen ze met de overgang van een
industriële naar een diensteneconomie en
met spanningen op de woningmarkt.
Overal is het omliggende landschap een
handelsmerk, al hoeven de Scandinaviërs
en Amerikanen daarvoor weinig moeite te
doen.
Opvallend hoogt scoort de Randstad op
klimaatvraagstukken: elke regio erkent het
risico van zware stormen, overstroming,
droogte of zeespiegelstijging, maar in de
Randstad spelen ze allemaal. De Randstad
scoort het laagst op bereikbaarheid: werk-
nemers wonen het verst – gemiddeld 17,1
kilometer – van hun werk en verplaatsen
zich door het beperkte aantal kilometers
wegbaan en rails nog het langzaamst ook.
Genieten van hoogwaardig landschap is er
relatief moeilijk omdat het natuurgebied
slechts beperkt en het boerenland niet toe-
gankelijk is. Het gebied heeft weinig lusten
van een grootstedelijk gebied: de interne
samenhang is laag en voorzieningen zijn
niet complementair, maar wel de lasten:
ook vanwege de centrale ligging in Europa
is de luchtvervuiling er hoog.
Volgens TNO is dat minder een probleem
voor werknemers – zij zijn relatief honk-
vast - dan voor internationale bedrijven.
Toch is het vestigingsklimaat van de
Randstad niet slecht, vanwege het inko-
mensniveau en de arbeidsproductiviteit
die alleen in San Francisco hoger zijn, en
het ruime dienstenaanbod. Maar er zijn
knelpunten: toplocaties voor wonen liggen
vanwege een restrictief overheidsbeleid
zelden dichtbij goede bedrijfslocaties en in
het aanbod aan werknemers gaapt tussen
hoog- en laag opgeleiden een gat. Omdat
veel problemen vooral in de Zuidvleugel
spelen, adviseert TNO daar een verschui-
ving van industrie naar hoogwaardige
zakelijke dienstverlening. Andere aanbeve-
lingen zijn de aanleg van meer wegen en
een geringere overheidsbemoeienis met de
woningmarkt. De veelheid van klimaat-
problemen ziet TNO als een plus: vindt de
Randstad daar oplossingen voor, dan heeft
ze er een waardevol exportartikel bij.
TNO: Benchmark Randstad. Leefomgeving, eco-
nomie en bereikbaarheid internationaal
vergeleken.
Redactie
Concurrerend, maar met wie? Lin Tabak
opzet_def5_3006:schets a 01-07-2008 15:17 Pagina 7
Reageren?
Vereniging Deltametropool
t.a.v. redactie Hollandblad
Postbus 2885
2601 CW Delft
e-mail: [email protected]
Colofon
Hollandblad is een uitgave van
Vereniging Deltametropool.
Redactie
Joop de Boer, Paul Gerretsen,
Annemiek Rijckenberg, Lin Tabak,
Jeffrey The
Aan dit nummer werkten mee:
Verena Balz, Martine Bakker,
Yttje Feddes, Renée Hoogendoorn,
Christiaan van der Kamp, Olof
Koekebakker, Marita Meeuwes,
Geert Teisman, Pieter Tordoir,
Roel Vollebregt
Foto’s
Asta Biezeman, Bert Nienhuis
Vormgeving
m/vg-ontwerpers Den Haag, Breda
Druk
Drukkerij Modern
Oplage
1.500 ex.
Vereniging
Vereniging Deltametropool stelt zich
ten doel om, gegeven het ontstaan
van de Europese Unie, in West-
Nederland de in beginsel reeds aan-
wezige metropool tot ontwikkeling te
brengen.
Agentschap
Joop de Boer, onderzoeker
Paul Gerretsen, agent
Marita Meeuwes, communicatie-/
secretariaatsmedewerker
Jeffrey The, coördinator
Dagelijks Bestuur
ir. B. Emmens (secretaris-
penningmeester)
drs. H.J. Hamer
ir. P.H.R. Langeweg
drs. H.S.H. Mooren
mw. drs. A.M.J. Rijckenberg
drs. D.B. Stadig (voorzitter)
mw. ing. P.J.H.D. Verkoelen
PAGINA 8 HB! ZOMER 2008
‘De Zuidvleugel van de Randstad
heeft behoefte aan een nieuw sociaal
en economisch perspectief (….)
Hooggeschoold personeel trekt weg
en het vestigingsbeleid van bedrijven
kent geen onderlinge afstemming.’
Dit is een van de conclusies uit
‘De 9 steden’, een publicatie van het
Atelier Zuidvleugel, waarin de net-
werkstad Zuidvleugel wordt ontrafeld
in negen sociaal-economische
thema’s, ‘De 9 steden’.
Hieronder ir. Verena Balz, architect
en medeauteur van ‘De 9 steden’, en
ir. Renée Hoogendoorn, directeur
gebiedsontwikkeling bij AM, in een
tweegesprek over de sociaal-econo-
mische samenhang in de netwerk-
stad. Inzet van het gesprek is een
koppeling te maken tussen de prak-
tijk van gebiedsontwikkeling en het
onderzoek op regionale schaal.
De titel ‘De 9 steden’ doet vermoe-
den dat de steden in Zuid-Holland
centraal staan. Dat is niet zo. In feite
laat deze publicatie juist de ruimte-
lijke configuratie van ‘de stad’ los.
De studie geeft negen perspectieven
op de Zuidvleugel, vanuit sociaal-
economische ‘belangenclusters’ als
Havenstad, waarin alle activiteiten
die samenhangen met de haveneco-
nomie zijn vertegenwoordigd;
Kennisstad, waarin kennisnetwerken
centraal staan; en Stad als Land, met
groene en recreatieve belangen. Het
doen en laten van de mensen in de
regio staat daarbij centraal. Van
daaruit ontstaan nieuwe ideeën over
inrichting, vestiging en bereikbaar-
heid. Deze methode maakt het af-
wegingskader tussen de verschillende
belangen in de Zuidvleugel inzichte-
lijk.
Netwerk van activiteiten
Waarom is er behoefte aan een nieu-
we manier van kijken naar de net-
werkstad?
Volgens Verena Balz ontstaat zo een
ander zicht op de stad. De stad is
niet meer in eerste instantie een
geografische eenheid maar eerder
een netwerk van activiteiten. ‘We zijn
in ons onderzoek uitgegaan van de
verschillende netwerken van acti-
viteiten in de Zuidvleugel. Dat geeft
inzicht in de verschillende belangen
die in de Zuidvleugel spelen, maar
ook in de samenhang die ontstaat.
Niet het fysieke netwerk zelf staat
centraal, zoals meestal, maar de
sociaal-economische patronen. Het
gaat er toch uiteindelijk om wat
mensen doen en willen. Dit is een
confrontatie met de traditionele
manier van kijken naar de stad, waar
alles vaak draait om de vorm.
Mensen in de Zuidvleugel willen alle-
maal iets. Daarbij houden ze zich
echt niet meer aan de grenzen van de
stad. Alleen bestuurders geloven daar
nog in. Wij hebben deze wensen in
beeld gebracht en gekoppeld aan
locaties die daardoor kansrijk of juist
ongeschikt zijn voor bepaalde typen
woon- of werkmilieus.’
Roept dit ook nieuwe inzichten op?
Voor Renée Hoogendoorn is onder-
zoek naar het inzichtelijk maken van
agglomeratievorming heel relevant.
‘Zelf roep ik altijd dat de groei van
de stedelijke agglomeratie zal blijven
doorgaan. Dan kunnen nóg zoveel
mensen zeggen dat dit in ons kleine
Nederland niet zal gebeuren en dat
alles kleinschalig blijft, maar dat is
gewoon niet zo. Je ziet het overal, dus
ook bij ons. De kracht van de netwer-
ken is groot. Nieuwe ontwikkelings-
locaties met potentie ontstaan daar
waar netwerken verknoopt zijn. Het
is goed om in beeld te hebben wat de
krachten achter deze bestaande
regionale patronen zijn, waar de
kansen liggen en wat de opgave is.
Dat is voor ontwikkelaars natuurlijk
ook erg interessant.
De regio en de markt
In ‘De 9 steden’ wordt de regio be-
keken vanuit clusters van sociaal-
economische patronen. Daaruit ont-
staan kansen en opgaven voor woon-
en werkmilieus. Hoe kijkt een pro-
jectontwikkelaar naar de regio?
Renée Hoogendoorn: ‘Als AM doen
wij zelf – net als alle grote ontwikke-
laars trouwens - natuurlijk ook veel
onderzoek naar nieuwe structurele
ontwikkelingen. Dat is om gevoel te
krijgen voor de ontwikkeling van de
stedelijke omgeving in het algemeen
en op lange termijn. Concrete
investeringsbeslissingen nemen we
uiteraard niet alléén op basis van
sociaal-economische patronen die in
de regio spelen. We zijn immers
altijd afhankelijk van de beleidscon-
text die de overheid schetst; de struc-
tuurplannen en de bestemmings
plannen die er voor een gebied lig-
gen. Zowel Rijk, provincie als
gemeenten bepalen uiteindelijk wat
feitelijk onze speelruimte is. Wij hel-
pen, sturen en bepalen uiteraard
graag méé. Maar wij zijn als ontwik-
kelaars gewone bedrijven. Dat bete-
kent dat de marktkansen voorop
staan. We moeten om te overleven
gewoon winst maken. Inlichtingen
vanuit een betrouwbaar netwerk
leveren goede informatie op voor
investeringsbeslissingen, maar alleen
daarop kan je niet sturen. Het ruim-
telijke ordeningskader moet
uiteraard wel perspectief bieden voor
feitelijke ontwikkelingen.’
Ontwikkelaars zetten hun producten
(bv. woningen) af op basis van de op
het moment van oplevering geldende
markwaarden. Sociaal-economische
perspectieven op langere termijn die
ontstaan voor eigenaren c.q. bewo-
ners en die waardecreatie zullen
opleveren, zijn natuurlijk belangrijk;
zij helpen het product goed neer te
zetten. Maar de maatschappelijke
spin-off van investeringen die bijdra-
ge aan die sociaal-economische per-
spectieven komt niet bij de ontwikke-
laars terecht. Daarom is het in het
bijzonder een taak voor de overheid,
en eventueel voor beleggers en
corporaties (die hun bezit veel langer
aanhouden), om de sociaal-economi-
sche mogelijkheden in de regio tot
realisatie te brengen. En ontwikke-
laars kunnen daar dan een passende
bijdrage aan leveren.”
De provincie aan zet
De provincie is aan zet. Daar zijn
beiden het over eens. De provincie
Zuid-Holland, die vanuit het
bestuurlijk platform Zuidvleugel de
hoofdopdrachtgever was voor dit
onderzoek, zou er in eerste instantie
iets mee moeten doen. Aan de andere
kant kan de overheid het allemaal
niet alleen. ‘En dat moeten ze vooral
ook zèlf beseffen’, aldus Renée
Hoogendoorn. ‘Juist met betrekking
tot sociaal-economische relaties in
de regio wordt telkens duidelijk dat
verschillende ‘werelden’ onlosmake-
lijk met elkaar verbonden raken.
Meer en meer beseffen we dat
‘publiek’ en ‘privaat’, maar ook ‘soft-
ware’ (ondernemingen en instellin-
gen) en ‘hardware’ (gebouwen) meer
met elkaar moeten ondernemen.
Vaker ‘voorpraten’ is goed om brug-
gen te slaan en de gezamenlijke pro-
blemen en kansen goed in zicht te
krijgen.’
Zou de overheid - in dit geval de
provincie - onderwijsinstellingen,
corporaties, ontwikkelaars, werkge-
vers, vervoersbedrijven en andere
regionale partijen moeten uitdagen
om in een vroeg stadium samen over
deze regionale verbanden na te den-
ken en op basis daarvan een plan te
maken? ‘Dat zou een zeer positieve
ontwikkeling zijn’, antwoorden
beiden enthousiast.
De stad als netwerk van activiteitenVerena Balz en Renée Hoogendoorn over ‘De 9 steden’ in de Zuidvleugel
Renée Hoogendoorn:
‘De overheid kan het allemaal niet alleen.
En dat moet ze vooral ook zèlf beseffen’
Verena Balz:
‘Mensen houden zich echt niet meer aan de grenzen van de stad;
alleen bestuurders geloven daar nog in’
6 PROJECTPLAN A13/A16
Joop de Boer
Verena Balz Renée Hoogendoorn
opzet_def5_3006:schets a 01-07-2008 15:17 Pagina 8