HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n...

72
.i.f•••••.• •f\\M/...\/\HN•••.•.• ./.../.!!!.Nl.Nr na/l....l..a......R.\. !./f.!\NfIfN\_ LANSELOET VAN DENEMERKEN t ^ a n 1 UITGEGEVEN DOOR i= n Dr. P. LEENDERTZr. 1 DERDE DRUK HERZIEN DOOR Dr. C. C. DE BRUIN Nederlandse Schrijvers N. 31 UITGEGEVEN DOOR W. E. J. TJEEIYK WILLINK - ZWOLLE M r#•Nf N NMRf•• H M iM••Mi•NMii •i•MMRi iN!\i NffNif. M.i.N \ S.•••••• HM•M• M•

Transcript of HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n...

Page 1: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

.i.f•••••.• •f\\M/...\/\HN•••.•.• ./.../.!!!.Nl.Nr na/l....l..a......R.\.►!./f.!\NfIfN\_

LANSELOETVAN DENEMERKEN

t ^a n

1

UITGEGEVEN DOOR i=n

Dr. P. LEENDERTZr.1 DERDE DRUK

HERZIEN DOOR

Dr. C. C. DE BRUIN

Nederlandse SchrijversN. 31

UITGEGEVEN DOOR

W. E. J. TJEEIYK WILLINK - ZWOLLEM r#•Nf N NMRf•• H M iM••Mi•NMii •i•MMRi iN!\i NffNif. M.i.N \S.•••••• HM•M• M•

Page 2: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

UITGAVEN VAN W. E. J. TJEENK WILLINK TE ZWOLLE

27 Vers en Lied. Een bundel poezie voor de eerste klassenvan H.B.S., Lyceum en Gymnasium, samengesteld doorDrs. J. Pollmann. ledeel 1.-. Zie oak no. 30.

28 Vit Vondel's Hekeldicbten met inleiding, aantekenin­gen en toelichtingen van H. Middendorp 1.-

29 Inleydinghe tot het ontwerp van een Batavische Arcadiadoor lohan van Heemskerck. Uitgegeven en toegelichtdoor Dr. D. H. Smit 1,25

30 Vers en Lied. Een bundeI poezie voor de tweecle klassevan H.B.S., Lyceum en Gymnasium. Same»- -.: doorDrs.]. Pollmann. 2e deel 1.-. Zie oc' ._.~. ..«,

31 Lanseloet van Denemerken. Uitgegeven door Dr. P.Leendertz Jr. 3e druk herzien door Dr. r. f:. de Br~! ~ .

Gebonden exemplar'-· ~_' cents hoger

Page 3: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

LANSELOETVAN DENEMERKEN

UITGEGEVEN DOOR

Dr. P. LEENDERTZ Jr.

DERDE DRUK

HERZIEN DOOR

Dr. C. C. DE BRUIN

Sep

N.V. UITGEVERS -MAATSCHAPPIJW. E. J. TJEENK WILLINK, ZWOLLE, 1938

Page 4: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt
Page 5: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

INLEIDING.

Wie er zich eens toe zette, de oorzaken na te gaan, waardoorhet middeleeuwse toneel in de laatste jaren zo de algemene be-langstelling trekt, zou zeker verbaasd staan over de veelheid enverscheidenheid dier oorzaken. Natuurlijk moet ook een goeddeel van die sympathie op rekening van de mode gesteld worden,die in zaken van kunst een veel grotere rol speelt dan de meestenmenen. Maar al trekt men daarvoor ook ruimschoots af, dan

blijft er nog genoeg oprechte belangstelling over, ook bij hen,die overigens weinig met de Middeleeuwen bekend zijn, om onsdaarover van harte te verheugen.

Het middeleeuwse drama was, hoezeer het ook onder de in-vloed van vreemde literatuur stond, nationaal. De verhoogdebelangstelling daarin en de herhaalde opvoeringen daarvan, algeschieden die ook naar moderne opvattingen, kunnen nietanders dan een echt nationaal gevoel bevorderen en medewerkenom onze letterkunde te zuiveren van uit den vreemde aange-waaide ziekelijkheid.

Te betreuren is het, dat van de talrijke drama's, die er blijk-baar geweest zijn, slechts zo weinig bewaard is gebleven. Maaronder dat weinige zijn uit de tweede helft der 14e of het beginder 15e eeuw drie romantische drama's over, die in kunstwaardealles overtreffen, wat wij in die tijd op het gebied van het dramain andere landen vinden. Het zijn EsMOREIT, GI40RIANT enLANSELORT VAN DENEMERKEN.

Alleen over het laatstgenoemde, dat hier wordt uitgegeven,spreken wij iets uitvoeriger.

Page 6: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

INHOUD VAN HET SPEL.

Lanseloet, prins van Denemarken, is bekoord door de schoon-heid en lieftalligheid van Sanderijn, een jonkvrouw in dienstzijner moeder. De laatste, voor wie dit niet verborgen bleef,verweet hem dikwijls, dat hij beneden zijn stand liefhad, maartevergeefs. Ook nu weer wacht hij Sanderijn op in de hof, waarhij weet, dat zij komen zal. Hij spreekt haar weer over zijn liefdeen zegt, dat hij zonder haar niet leven kan. Sanderijn wijst erop, dat van een huwelijk tussen hen nooit iets komen kan, en alheeft ook zij hem lief, zij wil nooit iemands bijzit worden.

Tevergeefs biedt Lanseloet haar grote schatten en spreektzelfs van de mogelijkheid, dat hij haar later toch huwen zal.Tevergeefs ook zoekt hij haar over te halen tot een wandelingin het groen. Zij gaat heen en Lanseloet beklaagt er zich over,dat zij niet van gelijke stand is; want dan zou hij haar welwillen trouwen, al is zij niet rijk.

Zijn moeder, die zijn klacht gehoord heeft, verwijt hem op-nieuw zijn liefde beneden zijn stand. Hierdoor geprikkeld ver

-klaart hij, dat hij haar wil trouwen. Dat verschrikt zijn moeder,die nu belooft hem Sanderijn in zijn kamer te brengen, waar zijde gehele nacht zal blijven, opdat hij zijn wil met haar doenkan. Op deze wijze hoopt zij, dat zijn onnatuurlijke liefde uit-geblust zal worden. Maar dan moet hij ook beloven te doen,wat zijn moeder van hem verlangt.

Door zijn hartstocht verblind, doet Lanseloet de onvoorzich-tige belofte. En nu eist zijn moeder, dat hij na het mingenotSanderijn met harde woorden van zich stoten zal. Na een kortverzet geeft Lanseloet toe, in de zwakke hoop, dat Sanderijnhet hem wel vergeven zal.

Nog dezelfde dag 's avonds roept zij Sanderijn en zegt, datLanseloet zwaar ziek is, dat zij zelfs voor zijn leven vreest. Daar-om verzoekt zij Sanderijn om Lanseloets leven te redden. San-derijn begrijpt daaruit, dat de moeder zich niet meer tegen hunliefde verzet en gaat gaarne naar haar minnaar.

Page 7: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

De volgende morgen komt Sanderijn wanhopig uit Lanseloetskamer. Zij doorziet nu het plan van de moeder en beklaagt haarval. Maar het meest deert haar, dat Lanseloet haar zo ruw heefttoegesproken. Die smaad is haar onverdraaglijk en zij besluithet land te verlaten.

Zij dwaalt het bos in en wordt daar, als zij eindelijk aan eenbeekje uitrust, gevonden door een ridder, die op de jacht is.Haar schoonheid en beschaafde taal behagen hem zozeer, dathij haar dadelijk zijn bijzit maken wil. Doch haar ontsteltenisop dit voorstel en haar zedigheid maken zoveel indruk op hem,dat hij van besluit verandert en haar voorstelt zijn vrouw teworden.

Sanderijn stemt toe, maar vertelt hem eerst in een schonegelijkenis haar ongeluk. De ridder gevoelt, dat haar kuisheiddaaronder niet geleden heeft, blijft bij zijn voornemen en voerthaar als zijn vrouw zijn kasteel binnen.

Lanseloets moeder is niet geslaagd in haar plan. Integendeel.Het gevoel van zijn schuld doet Lanseloet Sanderijns deugden tehoger waarderen. De felle hartstocht is geblust en de reine liefde,die reeds in kiem aanwezig was, overheerst nu alles. Geen stands-verschil zal hem meer weerhouden. Hij vloekt zijn moeder, diehem Sanderijn deed verliezen en wil haar trouwen, al zou zijngehele familie zich daartegen verzetten. Hij draagt nu zijnkamerling Reinout op haar te gaan zoeken.

Nu de ridder een zo schone vrouw in het bos gevonden heeft,krijgt zijn boswachter hoop, dat hem ook wel eens zulk een gelukte beurt kan vallen. Dagelijks gaat hij naar de beek en verbergtzich achter het kreupelhout om rond te zien. Doch tevergeefs.

Bijna een jaar later echter ziet hij wel geen jonkvrouw, maareen ridder, nl. Reinout. Deze vraagt hem, of daar geen jonk

-vrouw langs gekomen is en verneemt nu, dat werkelijk Sanderijndaar is en door allen hoog geëerd wordt om haar deugden. Opzijn verzoek gaat de boswachter haar roepen.

Welke moeite hij echter ook aanwendt, hij kan Sanderijn niet

Page 8: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

overhalen hem te volgen. Lanseloet is haar onverschillig ge-worden en zij heeft haar man oprecht lief gekregen.

Reinout gaat ongetroost heen, maar besluit Lanseloet niet dewaarheid te zeggen. Wist deze toch, dat Sanderijn nog leeft,dan zou hij in staat zijn een oorlog te beginnen om haar terugte krijgen. Daarom zal Reinout zeggen, dat zij dood is.

Eerst wil Lanseloet het bericht van Sanderijns dood niet ge-loven, maar nadat Reinout hem bewezen heeft, dat hij haar zelfgezien heeft, moet hij het wel geloven. Hij jammert over hetverlies van zijn geliefde, vloekt zijn moeder en sterft van smart.

OPMERKINGEN OVER INHOUD EN SAMEN-STELLING.

Het is een eigenaardig verschijnsel, dat zo dikwijls, wanneerer over een middeleeuws drama geschreven wordt, de opmerkingwordt gemaakt, dat het stuk eigenlijk een andere hoofdpersoonheeft dan die in het spel zelf als zodanig wordt aangeduid. Datkomt, doordat de beschouwers van hun moderne opvattingenuitgaan en niet genoeg zich in de middeleeuwse denkwijze trach-ten in te denken. En toch is zonder dat niet alleen een recht -vaardige beoordeling, maar ook een volkomen genieten — waar-aan toch zeker een goed begrijpen moet voorafgaan — nietmogelijk.

Voor den dichter was Lanseloet, en niet Sanderijn, de hoofd-persoon. Dat blijkt niet alleen uit de titel, maar nog veel meeruit de bouw van het stuk. De meerderheid der personen kunnenwij groeperen om hem: Lanseloet, zijn geliefde, zijn moeder,zijn kamerling. Proberen wij datzelfde voor Sanderijn, dankrijgen wij: Sanderijn, haar minnaar, haar echtgenoot, waarbijwij niet uit het oog moeten verliezen, dat de laatste een veel min-der belangrijke rol speelt, dan b.v. de moeder.

Maar nog meer is Lanseloet de hoofdpersoon, wanneer wij opde handeling letten. De moeder handelt niet uit haat tegen

Page 9: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

Sanderijn, maar uit liefde voor haar zoon. Reinout heeft alleenhet oog op het belang van Lanseloet. De ridder handelt nietten behoeve van Sanderijn, maar van zichzelf. Terwijl erdus veel gebeurt om Lanseloet, gebeurt er zo goed als niets omhaar.

Het stuk begint met ons Lanseloet's liefde te laten zien enwordt ook nadat Sanderijn's lot beslist is, voortgezet tot zijnondergang.

Dat bij oppervlakkige lezing de figuur van Sanderijn meeronze deelneming opwekt dan die van Lanseloet, kan tegenoverde genoemde opmerkingen, toch geen reden voor ons zijn, om tebeweren, dat de dichter zelf niet begrepen heeft, wie zijn hoofd

-persoon was.Voor wij de karakters der personen nader beschouwen, moet

eerst de vraag beantwoord, of Sanderijn verkracht of verleid is.Is Lanseloet een laffe woesteling of het tragisch slachtoffer vaneen vergefelijke menselijke zwakheid in moeilijke omstandig-heden?

Het denkbeeld van verkrachting is reeds bij den bewerker vande oude druk van het spel opgekomen, die daarbij misschienaan de geschiedenis van Thamar 1 dacht. Maar behalve dat wijvan den dichter niet kunnen verwachten, dat hij een Lanseloet-Amnon als hoofdpersoon voor zijn spel zou kiezen, geeft de tekstook in het geheel geen aanleiding tot een dergelijke opvatting.

's Morgens vroeg (in de Middeleeuwen de gewone tijd, waaropgeliefden elkaar ontmoetten) had Sanderijn den verliefdenLanseloet afgewezen. Maar 's avonds komt zijn moeder haar ver

-tellen, dat haar zoon die morgen zwaar ziek geworden is. Uitzijn zuchten bleek, dat het van liefde was. Nu verzoekt zij San-derijn, of deze tot hem wil gaan, want zij vreest, dat hij anderssterven zal.

Dit verhaal klinkt Sanderijn volstrekt niet ongelofelijk; erwaren haar toch genoeg verhalen bekend van mensen, die vanteleurgestelde liefde sterven. En zij zou zijn dood op haar ge-

1 Zie II Samuel, 13.

Page 10: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

8

weten hebben, wanneer zij, die hem deze liefde had ingeboe-zemd, weigerde hem te redden. En waarom zou zij ook aarzelen?Zijn moeder zelf vraagt het haar immers en geeft daardoor tekennen, dat zij voortaan aan hun liefde niets meer in de weg zalleggen.

Zo zien wij Sanderij n, die niet met Lanseloet alleen durfdewandelen, onbeschroomd zijn slaapkamer binnengaan. Zij zalhem genezen, zij zal hem haar liefde tonen. Hoever dat gaan zal,weet zij niet, maar dat het tot het uiterste komen kan, daarvanis zij zich wel bewust. Maar zij zal daarmede zijn leven reddenen bovendien kan zij met grond verwachten, dat er een huwelijkop volgen zal.

Van een middeleeuws standpunt beschouwd, zou het eenbelachelijke preutsheid geweest zijn, als zij geweigerd had.

,,Bi lichte gheloven es die meneghe bedroghen", maar de strikwas hier zo listig gespannen, dat zij daar wel in vallen moest.Daarom heeft dan ook haar eer, haar kuisheid daaronder nietgeleden.

De figuur van Lanseloet is echt tragisch. Voor de middel-eeuwers was zij dat reeds, doordien een zo hooggeboren edel-man, voor wien alle aards geluk scheen te zijn weggelegd, vansmart komt te sterven. Maar ook voor ons is zij dat, omdat wijhier een man met een edel karakter in een ogenblik van be-grijpelijke zwakte zien bezwijken voor een echt menselijke harts-tocht en daardoor onherroepelijk te gronde gaan. Wij gevoelensympathie voor hem, omdat wij gevoelen, dat in dezelfde om-standigheden wij dezelfde fout zouden kunnen begaan.

Terwijl hij door de weigering van Sanderijn de wanhoop nabijis, komt zijn moeder met verlokkende voorstellingen tot hem.

Een ogenblik verliest hij zijn bezonnenheid en legt een roeke-loze belofte af (evenals Jeptha, Herodes enz.) . En nu komt hijvoor de keuze van twee handelingen, die beide met de eer instrijd zijn. Komt hij zijn belofte niet na, dan handelt hij tegende conventionele riddereer, wat hem altijd verweten zal worden.Doet hij zijn belofte gestand, dan beledigt hij de heiligste ge-voelens van de vrouw, die hij liefheeft, maar met de hoop van

Page 11: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

het kwaad te kunnen herstellen. Sanderijn immers is zo goed enzo verstandig: zij zal niet dadelijk boos worden, maar eerst eennadere verklaring afwachten, zij zal dadelijk begrijpen, dat hijdit niet menen kan, dat daar iets achter zitten moet. En hij heeftimmers alleen beloofd, dat hij „al den nacht" zal zwijgen. Morgenzal hij haar alles verklaren en haar tonen, hoe oprecht lief hijhaar heeft.

Het is haast onvermijdelijk, dat hij een verkeerde keuze doet.Maar even noodzakelijk volgt daarop de gruwelijkste straf: hijgaat onder door gewetenswroeging.

Dat niet al deze overwegingen in het stuk zijn uitgedrukt, isnog geen bewijs, dat ze er niet waren. De dichter wilde alleengebeurtenissen doen zien, geen karaktertekening geven. Wat demotieven der handelende personen waren, moesten de toe-schouwers zelve overdenken en bepraten.

Karakterontwikkeling te schetsen lag geheel buiten het planvan den middeleeuwsen dramaschrijver. De personen blijven dussteeds in hun karakter; het zijn eigenlijk meer typen. Lanseloetwordt dan ook niet bekeerd. Evenals zijn moeder is hij er vanovertuigd, dat ware liefde alleen tussen gelijken bestaan kan.Zijn gevoel voor Sanderij n houdt hij derhalve hoofdzakelijk voorhartstocht. Doch haar weigering en de tegenstand zijner moederdoen hem zichzelf kennen. Hij begrijpt, dat het liefde is, wat hijvoor Sanderijn gevoelt en dat de liefde gelijc van moede eist.Daarom wil hij haar trouwen. Maar tegelijk moet hij met zijnfamilie vrede houden. Daarom neemt hij het voorstel van zijnmoeder aan, waardoor Sanderijn voorgoed aan hem verbondenzal zijn. Later zal zij dan zijn vrouw worden, wanneer hij geheelzijn eigen baas zal zijn. Dit plan wordt verstoord door . haarvlucht. En nu moet hij kiezen tussen haar en zijn familie. Hiertoont hij zijn ridderlijkheid, want zonder aarzelen beslist hij,dat zij zijn vrouw zal worden „al waert alle sine maghen leet".En als het blijkt, dat het te laat is, bezwijkt hij van wroeging ensmart en sterft met een vloek op de lippen voor de moeder, dietoch alleen uit liefde voor haar zoon zo gehandeld heeft.

Ook de moeder verdient misschien meer medelijden dan af-

Page 12: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

10

schuw. Zwaar wordt zij gestraft voor de daad, waartoe stands-vooroordeel haar bracht. Overtuigd dat Lanseloet geen liefde,maar slechts hartstocht kon gevoelen voor een meisje benedenzijn stand, wilde zij ook hem dat doen inzien, door die hartstochtbevrediging te schenken. Dat zij daarvoor het meisje opoffert,is niet bepaald middeleeuws: zo iets zou ook nu nog kunnenvoorkomen. Maar het gevolg is, dat zij haar zoon verliest en doorhem gevloekt wordt.

Sanderijn is wat lichtgelovig en onvoorzichtig geweest, maardat was zo weinig, dat een straf voor haar ons rechtsgevoel zoubeledigd hebben. Daarom mag zij niet te gronde gaan, maarmoet beloond worden. Wel krijgt zij niet een zo aanzienlijkenechtgenoot, als zij eenmaal gehoopt had, maar doet toch eenbeter huwelijk, dan met het oog op haar nederige staat verwachthad kunnen worden.

Haar karakter is edel, haar liefde verheven. Dat Lanseloethaar door een list tot zijn wil gekregen heeft, vergeeft zij hemgaarne; dat was een bewijs van de heftigheid zijner liefde. Maardat hij haar daarna behandelt als een straatmeid, dat beledigthaar. Haar fierheid gedoogt niet, dat zij dien man ooit terug-ziet. Zij gaat dus heen, niet, zoals Lanseloet meent, om op deeerste oproep terug te keren, maar voorgoed.

Zij weet, welke gevaren een mooie jonge vrouw bedreigen, ensmeekt dus God haar eer te beschermen. Dat een huwelijk hetenige redmiddel is, ziet zij duidelijk. Daarom stemt zij dadelijktoe, als de ridder haar zijn hand aanbiedt, maar tegelijk verklaartzij hem, dat het van haar kant niets dan een verstandshuwelijkis. Dat zij hem na enige tijd leert achten en hem werkelijk liefkrijgt, maakt de afloop der geschiedenis te bevredigender.

Van de andere personen heeft alleen Reinout deel aan dehoof dhandc:ling. Zijn listig overleg in strijd met de waarheidstrekt om de tragische ontknoping, die hij wil verhinderen,slechts met te meer zekerheid te voorschijn te roepen.

Zeer juist getekend en zelfs vermakelijk is de boswachter, dieeen jaar lang op dezelfde plek in het bos blijft loeren, in de hoopook eens een mooie vrouw te vinden.

Page 13: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

11

De ridder is een bijfiguur, die alleen dient om aan de lotge-vallen van Sanderijn een bevredigende afloop te geven. Eeneigen karakter heeft hij dan ook niet; hij kan zelfs geen type ge-noemd worden.

Na al het voorafgaande behoeft over de bouw van het stukniet veel meer gezegd te worden. Alleen willen wij nog evenwijzen op de tijdsorde der verschillende tonelen. Het eerste ge-deelte, totdat Sanderijn Lanseloet's kamer binnengaat, heeftgeheel plaats op de eerste dag. De volgende morgen komt zijdaaruit en beklaagt haar ongeluk.

Hoelang zij door het woud heeft rondgedwaald, eer zij aan def onteine komt te rusten, wordt niet medegedeeld. Eigenlijk zouhet een geruime tijd moeten zijn, omdat het in een vrij ver ver

-wijderd land was. Maar om nauwkeurigheid hierin bekommerdenvele middeleeuwse schrijvers zich niet veel, en het is dus nietonmogelijk, dat onze dichter zich hier de volgende dag,misschien zelfs dezelfde dag heeft voorgesteld.

Dezelfde dag nog, dat Sanderijn gevlucht is, zendt Lanseloetzijn kamerling uit om haar te zoeken. Zelf heeft hij in de naasteomtrek overal tevergeefs gezocht. Nu moet Reinout de gehelewereld doortrekken, tot hij haar gevonden heeft.

De dag nadat de ridder Sanderijn in zijn kasteel gehaald heeft,gaat de boswachter in het bos loeren.

Een jaar later komt Reinout in het bos en hebben de overigegebeurtenissen plaats.

Zoals men ziet, zijn de verschillende tonelen niet zuiverchronologisch gerangschikt. Had de dichter dat gewild, dan hadhij vs. 342-517 na vs. 579 moeten plaatsen. De reden, waaromhij dit niet gedaan heeft, zal wel zijn, dat hij de toeschouwersniet in onrust wilde laten omtrent het lot van de beklagens-waardige Sanderijn, maar haar zo spoedig mogelijk vergoedingvoor het onverdiende leed wilde schenken, tot bevrediging dertoeschouwers. Bovendien kan hij gevoeld hebben, dat het ver-plaatsen der handeling de levendigheid van het stuk verhoogde,terwijl ook op deze wijze door de kleine pauzes het verschil intijd der opeenvolgende tonelen duidelijker werd aangewezen.

Page 14: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

12

KUNSTWAARDE.

Dat de dichter van dit spel een waarachtig kunstenaar was,zal zeker door niemand worden tegengesproken.

Hoe degelijk zijn mensenkennis was, hoe hij in een zeker vrijalledaagse gebeurtenis als het verleiden van een meisje door eenjongen man van hogere stand, het treffende, het echt menselijke,maar ook al het tragische wist op te merken, hebben wij gezien.In dit stuk, zeker wel het jongste van de drie romantischedrama's, die wij van hem hebben, zijn de mensen voor hem nietmeer eenvoudig goed of slecht. Hij zag dieper. Evenals de Kerkzelfs den ergsten zondaar nog niet reddeloos verloren achtte,wist ook hij in den boosdoener nog het goede te zien, en wistsympathie te wekken voor den bedrijver van de felste ,,dorper

-nie" .En die mensenkennis dat fijne gevoel heeft hij geuit, niet in

de vorm van een statig betoog, maar in die van een los, levendigtoneelspel, waarin wij de feiten zo voor ons zien, dat de rede-nering achterwege blijven kan.

Realistisch is deze kunst in hoge mate. Geen scheppingen vanzijn verbeelding geeft ons de dichter, maar zijn waarneming vande werkelijkheid, zo gegroepeerd, dat het een aantrekkelijk,boeiend geheel wordt, en zo aanschouwelijk voorgesteld, dat wijdaardoor de werkelijkheid beter leren zien, dan wij zonder zijnhulp in staat zouden geweest zijn. Maar het is een beschaafdrealisme. Nergens vermeit hij zich in grofheid of platheid. Ter-wijl hij de volle werkelijkheid onder de ogen durft zien en nietsverzwijgt, wat nodig is om het beeld volkomen te maken, ishij te zeer een man van smaak om daarvoor ruwe woorden tegebruiken. Juist doordat hij de volte werkelijkheid ziet, is hijniet eenzijdig en gevoelt al het schone, het edele en verhevene,dat het leven nog in zo rijke overvloed aanbiedt.

Daardoor heeft hij het aandoenlijk tedere en tegelijk toch zokrachtige van Sanderijn zo diep gevoeld en zo meesterlijk wetenweer te geven. De tekening trouwens der vrouw, wier reine ziel

Page 15: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

13

ondanks haar val onbesmet gebleven is, heeft te allen tijde voorde beste kunstenaars grote aantrekkelijkheid gehad.

De taal is geheel in overeenstemming met dit realisme. Zoeenvoudig en waar is zij, dat wij het zelfs niet onnatuurlijkvinden, dat alle personen in verzen spreken. Het is ons, alsofzij niet anders hadden kunnen spreken. En nergens krijgen wijde indruk, dat de dichter het nu eens heel mooi heeft willen doen.In deze bescheidenheid openbaart zich de ware kunstenaar, dieminder zijn eigen roem dan de schoonheid wil dienen.

Dezelfde ongekunsteldheid — daarom nog geen kunstloos-heid — vinden wij in de versbouw. De natuurlijke rusten enklemtonen in de zin vallen steeds samen met die van het vers.Geen enjambementen, die in een zangerig lierdicht soms zeerschoon, maar in een beschrijvend of dramatisch gedicht steedshinderlijk zijn, komen hier de losse, gemakkelijke gang derverzen storen.

Voor ons, nieuwenen, ligt er bij dat alles nog een eigenaardigebekoring in de uit het karakter van onze eigen taal voortge-komen versbouw met de korte regels en de vrije maat, in tegen-stelling met de stijve vormen, waarin men later onze taal wrong.

Misschien zal ook de welluidendheid en liefelijkheid van dezetaal, waarin toch de kracht niet ontbreekt, menigeen het ooropenen voor de schoonheid van onze taal ook nu nog, wanneerzij slechts zuiver gesproken wordt, zonder vreemde bijmengsels,maar vooral zonder platheid.

VERSBOUW EN VOORDRACHT.

Het grootste verschil van Middelnederlandse verzen met detegenwoordige is wel, dat niet de lettergrepen in een versregelgeteld werden, maar de heffingen.

Een heffing is een woord of woorddeel met zwaar accent, waar-tegenover de lettergrepen zonder of met zwakke klemtoon dedaling vormen. In de regel had een vers vier heffingen; regels

Page 16: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

14

met drie of vijf heffingen komen voor, maar zijn zeldzaam, al-thans in dit stuk.

Het aantal onbeklemtoonde lettergrepen tussen twee heffingenwas onbepaald, maar een natuurlijk gevoel voor welluidendheidvoorkwam een opeenstapeling van toonloze lettergrepen.

Om zoveel mogelijk de middeleeuwse voordracht nabij tekomen, beginne men deze verzen zo natuurlijk mogelijk te lezenmet het woord-, het zins- en het rhetorisch accent, zoals men datin tegenwoordig proza zou doen. De vier zwaarste accenten diealdus gehoord worden, neme men voor het versaccent, dat bijde voordracht duidelijk moet uitkomen.

Samengestelde woorden worden dikwijls als twee gevoeld enkunnen dan twee heffingen bevatten. Vreemde eigennamen, be-nevens enkele andere overgenomen woorden, kunnen tegelijk deGermaanse klemtoon op de eerste en de Franse op de laatstelettergreep hebben, dus voor twee heffingen gelden. B.v.:

vs. 51. Onder désen néghelentiér.vs. 86. Uut vercóren Sánderijn.vs. 178. Van Deénmérken Lánseloet.

Daarentegen:

vs. 146. Bi ridderscape, ic en mesdáde u niet.

vs. 296. Hier és mijn lieve sóne Lánseloet.

vs. 330. Ende bráchte mi in I,ánseloets gewélt.

Het spel is geheel in gepaarde rijmen gedicht, terwijl steedshet laatste vers van elken spreker rijmt met het eerste van denvolgenden.

Enkele minder zuivere rijmen komen voor, nl. vs. ioi haven:maghen, vs. 363 dorst : lost, vs. 503 sept : sprect. Alle drie warentrouwens in de uitspraak waarschijnlijk minder onzuiver danin het schrift.

Met ij wordt de lange i-klank afgebeeld. Dat de ie een enigs-zins andere klank, waarschijnlijk de tweeklank, voorstelde, blijkt

uit vss. 135-138, waar men anders vier rij mende regels zouhebben.

Page 17: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

15

HET TONEEL EN DE OPVOERING.

In het algemeen gold voor de middeleeuwse toneelinrichtingzeker wel dezelfde regel als thans en trachtte men de werkelijk-heid zo nauwkeurig na te bootsen als de kunst van den regisseurdat vermocht en de kas het toeliet. Wij zullen dus hier nietvragen, hoe men zich wël eens beholpen heeft, maar hoe de in-richting kan geweest zijn, waar alle omstandigheden gunstigwaren. Op grond van hetgeen van de opvoeringen van anderestukken bekend geworden is, komen wij tot het volgende.

Het toneel voor de Lanseloet moest vrij groot zijn: de riddertoch verscheen te paard.

Op de achtergrond zag men aan de ene kant het kasteel vanLanseloet met een bogaert (vs. 53) er bij, waarin o. a. een eghelen-tier stond. Er was een deur, misschien met een gordijn afgesloten,waardoor de spelers opkwamen en heengingen. Misschien wasdaardoor Lanseloet's kamer te zien.

Het middengedeelte van het achterdoek (hiervoor werdenmisschien ook geschilderde planken genomen) stelde het f oreestvoor. Bij vs. 347 gaat Sanderijn aan de kant van Denemarkendit bos in en komt na een korte tijd aan de andere kant weer ophet toneel.

Hier zag men een beekje in het bos en verder het kasteel vanden ridder.

De spelers kwamen op en gingen heen door deuren of gor-dijnen in de achterwand. Wanneer zij van de ene plaats naar deandere moesten gaan, liepen zij niet dwars over het toneel, maargingen door de ene deur weg en kwamen door de andere weer op.

Tussen de bedrijven en bij verandering van de plaats derhandeling waren er kortere of langere pauzen. De lange pauzenwerden meermalen met muziek aangevuld, soms ook met eenpantomime of tableau vivant. Dit laatste is echter niet waar

-schijnlijk voor een stuk van beperkte omvang als de Lanse-loet.

Van de kleding der spelers werd veel werk gemaakt.

Page 18: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

16

De rollen werden niet eenvoudig opgezegd, maar daarbij werddruk geacteerd; want de middeleeuwers wilden op een toneelvóór alles iets te zien krijgen. l

De vrouwenrollen werden in de oudste tijd vrij zeker doorvrouwen gespeeld. Eerst later maakte men daartegen bezwaaren nam daarvoor jonge mannen.

Voor de toeschouwers op de duurdere rangen werd soms eenamphitheater gebouwd, terwijl zij, die minder betaalden, vóórhet toneel op de straat stonden of zaten. Bij een eenvoudigerinrichting werden er waarschijnlijk voor de aanzienlijker toe-schouwers banken neergezet, terwijl de anderen op de grondzaten.

DR. P. LEENDERTZ JR.

WIJZE VAN UITGAVE.

Het behoeft wel geen omstandige verklaring, waarom in dezeherziene uitgave gebroken is met de in beide vorige drukkengenormaliseerde spelling. De oorspronkelijke opzet van deZwolsche herdrukken was immers, oude teksten uit te geven ineen tekstvorm die zo weinig mogelijk afwijkt van het oudste be-waarde origineel. De practische bedoeling van mijn hoogge-schatten voorganger, voor een breder lezerspubliek de lectuurvan de Lanseloet ook door het brengen van eenvormigheid in de

1 Meermalen, b.v. door Dr. P. H. van Moerkerken in deXXe Eeuw, 1907, blz. 222 vlgg. , is geëist, dat men de middel-eeuwse drama's zal opvoeren met „wat men de „ideale voor-dracht" zou kunnen noemen, waarbij het gezicht het gehoorniet afleidt, maar waar het weinige dat wij zien in schoonheidvolkomen medewerkt ". Daarbij moet dus het decoratief zo een

-voudig mogelijk zijn en moeten de verzen met zo min mogelijkactie worden voorgedragen of liever opgezegd.

Er is natuurlijk niets tegen een dergelijke opvoering, mits men

g waarbij geest geheelmaar goed bedenke, dat dit een ee moerne wijze van o -zeer moderne

waarbij de eest der Midde leeuwers ehee afwezig s.

Page 19: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

17

schrijfwijze te vergemakkelijken, brengt een gering voordeel,dat niet opweegt tegen de opoffering van de oorspronkelijketekst. De ontwikkelde of zich ontwikkelende lezers, tot wie delezing van een abel spel hoofdzakelijk beperkt blijft, stappenwel heen over de iets grotere moeilijkheden die een ,,conser-vatieve" spelling in de weg legt.

Een hernieuwde confrontatie met het Hulthemse handschriftleek mij derhalve noodzakelijk. Het aantal wijzigingen dat aan-gebracht moest worden, was uiteraard vrij groot. Wie de moeitewil nemen deze druk met de voorgaande te vergelijken, kan zichdaarvan overtuigen. In de volgende verzen heb ik mij een af -wijking van de handschriftelijke lezing veroorloofd:

vs. io ene hs. enen„ 50 vrouwe „ wrouwe

97 Dusent „ Dusant 119 groene „ groenen 134 Gincic „ Ginic 137 weel „ wel 271 sprekict „ spreict33 8 nu „ mi387 sijn „ sijt

4 1 5 alleine „ allene538 En ,, Ende623 maectse „ mcse636 aen „ an 713 vermach „ vermacht

» 744 blijf „ blijft8oi valke „ walke 810 Dies „ Die823 ghehout „ ghehut828 ane gaen „ anen gaen 833 en „ ende864 Een „ En883 en „ ende

Page 20: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

1.8

Overigens is het werk van Dr. Leendertz zoveel mogelijk in-tact gelaten. Voor een aanvullende beschouwing van het alge

-meen-menselijke in de Lanseloet zij verwezen naar het opstelOnze abele spelen van Dr. J. B. Manger Jr. in Groot Nederlandvan Mei 1931, blz. 541-555. In de tekstverklaring, indeling inbedrijven en tonelen, toneelaanwijzingen en interpunctie zijnenige veranderingen van minder ingrijpende aard gemaakt.

C. C. DE BRUIN.

Page 21: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

19

(PERSONEN.

LA NSELOET

SINE MOEDER

SA NDERI JN

EEN RIDDER

DES RIDDERS WARANDE HUEDERE

REINO UT.)

Page 22: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt
Page 23: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

21

EEN ABRI, SPUI,VAN

LANSELOET VAN DENEMERKEN,HOE HI WART MINNENDE ENE JONCFROU, DIS

MET SIJNDER MOEDER DIENDE.

[Prologhe.]

Ic bidde Gode Vanden troneEn Maria, die maghet scone,Dat si ons allen wille bewarenEnde in doghden alsoe ghesparen,

5 Dat wi hemelrike ghewinnen.Dies biddic der maget Mariën, der coninghinnen,Die een vrouwe es boven al.Nu hoert, wat men u spelen sal.Hets van enen ridder prinsipael,

10 Die minde ene jonefrou noyael,Hovesch van herten ende reine,Maer si was hem te cleine

T I T E L. Abel spel is niet de naam voor een bepaald soortdrama: abel = ,,schoon". Het is dus een „schoon spel ", zoalsmen ook sprak van een ghenouchelicke clute.

Met sijnder moeder = „bij zijn moeder".Vs. i. Trone „hemel".Vs. 4. Doght = „geluk, voorspoed". Ook in vss. 59 en 273.Vs. 7. Boven al = „boven alle vrouwen ".Vs. 9. Prinsipael = „vorstelijk, edel". In vss. 791 en 863

is het ,,uitstekend".Vs. io. Noyael = „edel, voortreffelijk".Vs. i i. Hovesch = ,,zedig"; in vs. 23 „welgemanierd."Vs. 12. Hem = „voor hem", niet „in zijn ogen". Zo ook vs. 27.

— Cleine = „gering" .

Page 24: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

Van goede ende oec van gheboert.Dies was sij n moeder op hem ghestoert,

15 Dat hi sine minne soe neder droech.Sijn herte altoes in vrouden loech,Als hi ane sack haer edel lijf.Maer sij n moeder, dat felle wijf,Hats altoes toren ende nij t

20 Ende verweet hem te meneger tijt,Dat hi hem soe neder daelde.Maer hi altoes hem vertaeldeMet hovesche woorden, als hi wel conste.Maer altoes droech hi vriendelij c onste

25

Der scoender joncfrouwen, heet Sanderij n.Si en mochte niet noyaelder sij n,Maer si was hem te neder gheboren.Dies hadde sijn moeder soe groten toren,Dat slit namaels brachte te werke.

30

Nu biddic u, dat ghi uwen merkeDaer an wilt legghen ende versinnen.Ic wane, dat ghi noit gheen van minnenEn hebt ghehoert dies ghelike.Nu biddic u allen, arme ende rike,

35

Dat ghi wilt swighen over al,Ende merct, hoet beghinnen sal.

Vs. i . Dat hi sine minne soe neder droech = „dat hij , liefde hadopgevat voor eenjonkvrouw, zo ver beneden zijn stand."

Vs. i6. V ronde = ,,vreugde". — Loech = „lachte" .Vs. i8. Felle = ,,boosaardige".Vs. 19. Hats = hadde des = „had daarover".Vs. 22. Hem vertalen = „zich verdedigen".Vs. 24. Onste = „gunst, vriendschap, liefde".Vs. 25. Heet S. _ „die S. heette".Vs. 29. Te werke brenghen = „ in het werk stellen, uiting geven

aan", nl. haar toren.Vs. 30-31. Uwen merke ... legghen = „opletten".Vs. 31. Versinnen = „overdenken".Vs. 35. Over al = „aan alle kanten", nl. van de markt, waar

de toeschouwers om het toneel zaten of stonden.

Page 25: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

23

(EERSTE BEDRIJF.)

(In Denemarken.)

(EERSTE TONEEL.)

Lanseloet.Ay God here, hoe mach dit sij n,Dat ic die scone SanderijnAl dus met herten hebbe beseten.

40 Nochtan wert mi verwetenVan mij nder moeder alle daghe,Dat ic mine minne soe neder draghe.Dies horic menich spitich woort.Maer haer minne heeft mi soe doer boert,

45 Dat icse ghelaten niet en can,Ic en moet haer altoes spreken an,Als icse metten oghen ane scouwe.Dies heeft mijn moeder groten rouwe,Daer omme soe moet verborghen sijn.

50

Nu willic hier wachten die vrouwe mijn,Onder desen neghelentier,

Vs. 39. Beseten hebben = „bezitten", dus „dat ik haar zo inmijn hart heb".

Vs. 45. Dat icse ghelaten niet en can = „dat ik van haar geenafstand kan doen."

Vs. 46. De ontkenning en in de tweede zin heeft zeer dikwijlsdezelfde kracht als ons of, zonder dat, dat niet.

Vs. 49. Moet = „moet het". Talloze malen wordt aldus hetvoornaamwoord het met het voorafgaande woordsamengetrokken.

Vs. 50. Vrouwe = „geliefde".Vs. 51. Eghelentier = „wilde roos".

Page 26: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

24

Want si sal hier comen scier,Dat veetic wel, in desen bogaert.

Sanderijn (komt op).

O edel ridder van hogher aert,55 God, die alle dine vermach,

Die moet u gheven goeden dach,Edel ridder van herten vri.

Lanseloet.

O scone maghet, God die si ons biEnde moet u ende mi in doghden sparen,

60 - Ende van allen quaden bewaren,Ende sonderlinghe van niders tonghen,Alsoe dat niet en werde gesonghenVan ons beiden enich quaet.O S anderij n, nu gheeft mi raet.

65 Mijn herte dat es te male onsteltEnde van uwer minnen ghequelt,Dat mi costen sal mijn lijf,O Sanderij n, wel scone wijf,En machic us niet gheweldich sij n, t°

70 Dat sal mi costen dieven mijn,Ende ewelij c benic verloren.

Vs. 52. Scier = ,,spoedig"; vgl. schielijk, dat ontstaan is uitschierlijk.

Vs. 56. Goeden dach = „geluk".Vs. 57. Van herten vn = „van edele aard".Vs. 6i. Sondeylinghe = „ in het bijzonder"..Vs. 6i. Nidens = „benijders" .Vs. 62. Singhen = „overluid zeggen, vertellen".Vs. 64. Raet gheven = „helpen, vertroosten".Vs. 67. Lijf = „leven" .Vs. 69. „Kan ik u niet bezitten".

Page 27: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

25

anderen.

Och edel ridder hoghe gheboren,Dat en mach nemmermeer gescien.Al eest, dat ic u gerne mach sien,

75 Ic en ben niet uus ghelij ke,Ghi sij t mi te mechtich ende te rike,Edel ridder, te sine u wijf.Daer omme soe moet sij n een blijf,Al eest, dat ic u met herten minne.

80

Ende oec en willic gheens mans vriendinneSij n, die leeft onder des hemels trone.Al waer hi een coninc ende spien crone,Soe en dadic mi niet te cleine.

Lanseloet.

0 scone maghet van herten reine,85 Al dadi den wille mijn,

Uut vercoren Sanderijn,En bleve u onvergouden niet.Want messelike dinge sij n ghesciet.Ghi mocht noch werden wel mijn vrouwe.

90

Slitt mijns ghenadich ende blijft getrouwe,Ende comt met mi in dit casteel,Ic sal u gheven een juweel,Ic wane, ghi noit des ghelike en saeght.

Vs. 74. Al eest dat = ,,ofschoon".Vs. 78. „Daarom moet het achterwege blijven".Vs. 80. Vriendinne = „bijzit".Vs. 8i. Trone = ,,uitspansel"; vs. 95 = ,,hemel".Vs. 82. Spien, verl. tijd van spannen.Vs. 83. Hem te cleine doen = „zich verlagen".Vs. 85. A l = „als, indien".Vs. 87. Onvergouden = ,,onvergolden".Vs. 88. Messelijc = ,,verschillend, vreemd". In vs. 941 is het

,,schandelijk".

Page 28: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

26

Sanderij n.

Neen, edel here, noch benic maeght,95 Dies dancic Gode vanden trone.

Al woudi mi gheven te loneDusent merct van goude roet,Hoghe baroen, edel ghenoet,Nochtan woudic behouden emmermeer,

100 Lanseloet, hoghe geboren heer,Mijn suverheit al en benic niet rike van havenNoch gheboren van groten maghen.Nochtan meinic mi soe te houden,Dat ic niet en sal werden gescouden,

105 Her Lanseloet, enich mans vriendinne,Maer ic wille gerne gherechte minneDraghen sonder dorpernie.

Lanseloet.

Sanderijn, bider maghet Marie,Dorperheit en leggic u niet te voren.

310

En es nu gheen wijf gheborenOp eerde onder des hemels troneSoe rike, soe mechtich no soe scone,Die mi verhoghen mach dan ghi.Och Sanderij n, en seldi mi

Vs. 96. Woudi d. i. woudji = ,woudt gij ".Vs. 97. Merc of marc is eigenlijk een gewicht voor edele me-

talen, maar evenals pond is het ook de naam voor eenmunteenheid geworden.

Vs. i oo. Deze regel moet als aangesproken persoon zowel metde voorgaande als met de volgende verbonden worden.

Vs. 104. Gescouden = ,,gescholden".Vs. i o6. Gherechte = ,,waarachtige".Vs. 107. Dorpernie = ,,oneerbaarheid".Vs. 109. T e voren leggen = ,,voorstellen".Vs. 113. Verhoghen = „verheugen".

Page 29: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

27

115 Laten dan in dit verdriet?En sal uus mijns ontfermen niet,Dat ic troest van u mochte ontfaenEnde ghi met mi wout spelen gaenHier neder in dit groene dal,

120 Daer die voghelkine maken gescalEnde die bloemen staen int groen,Scone maghet, sonder mesdoenEnde al sonder dorperheit?

Sander l*j* n.

Her Lanseloet, hets dicke gheseit:125

„Bi lichte geloven es die menege bedrogen."Dats seker waer ende niet gheloghen,Want hets menech weerf ghesien,Dat vrouwen oneerlijcheit ghescien,Om dat si mans te verre betrouwen,

130

Dat hem namaels sere berouwen,Als die saken waren ghesciet.Ic en weten op eerde geboren niet,Dien ic soe verre betrouwen soude,Gincic met hem spelen te woude,

135 Hi en soude met mi doen sij n gherief. .

Vs. 119. Hier neder = „ginds".Vs. 122. Sondes mesdoen = „zonder zonde".Vs. 124. Hels dicke gheseit = „het is een bekende spreek-

. .

wijze" .Vs. 128. Het meervoud ghescien staat hier i. pl. v. het enkel-

voud ghesciet, doordat de dichter vrouwen als heteigenlijke onderwerp gevoelde.

Vs. 130. Het onderwerp van berouwen is die saken. Wij zoudenconstrueren: „dat haar later die dingen zeer berouw-den, als zij geschied waren".

Vs. 132. Weten = „weet hem". Het voornaamwoord ene, enwerd meermalen aldus met het voorafgaande woordverbonden; vgl. de aant. op vs. 49.

Vs. 135. Gherie f = „lust, begeerte". — Voor en vgl. vs. 46.

Page 30: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

28

Lanseloet.

Daer toe hebbic u te lief,Sanderijn, wel scone wijf,Dat ic onteren soude u lijf,Scone maghet, al hadicx die macht.

140 Alsoe en was ic nie bedacht,Dat ic u doen soude enege scande.Al haddic u in vremden lande,Sanderijn uut vercoren,Ic soude u dbroet bidden te voren,

145 Eer ic u hongher hebben liet.Bi ridderscape, ic en mesdade u niet,Sanderijn, jeghen uwen danc.

S anderij n.

Her Lanseloet, wi sijn hier te lanc,Ons mochte iement horen ofte sien.

150

Want nyders sijn altoes uut om spien,Hoe si iement mochte te scanden bringen.Een verrader hadde liever quaet te singhenDan goet, want hets sijn nature.Nu willen wi scheden in corter ure,

155

Dat hem niercent ane ons en stoet.Hoghe baroen, edel ghenoet,God ons here moet u bewaren,Ende altoes in doghden sparen,Waerweert dat ghi u bekeert. (Af.)

Vs. z 39. Haddics = „had ik daartoe".Vs. 144. Ic soude u dbroet bidden te voren = „ik zou voor u uit

bedelen gaan".Vs. 147. Danc = „goedvinden, wil".Vs. 159. Hem bekeren = „zich begeven"

Page 31: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

29

Lanseloet.

160 Ay noch soe blijft mijn herte verseertVander scoender Sanderijne.Sine wilt niet doen den wille mine,Dies moetic droeven alle mijn dage.Wat ic kerme of wat ic claghe,

165

Sine wilt niet gaen met mi int wont.Si mint ere voer enich gout,Dat horic wel an haer ghelaet.Si leidt enen reinen staet,Ende haer herte es soe noyael,

1)9 Bi ridderscape, ic woede wael,Dat si gheboren ware mijns gelij c.Al en waer si niet van haven rij c,Ic souder maken af mijn wijf,Want si heeft een reine lijf,,

175 Ende haer herte es al vol eren.Si en wilt haer niet te mi waert keren,Dies lijdt mijn herte rouwe groet.

(TWEEDE TONEEL.)

Sine moeder.

Van Deenmerken Lanseloet,Ic hebbe u herde wel horen vriën.

180 Lanseloet, bider maghet Mariën,

Vs. i 6o. Verseert = „bedroefd" .Vs. 167. Ghelaet = „houding, gedrag".Vs. 173. Wijf = „echtgenoot", werd ook van de voornaamste

vrouwen gezegd.Vs. 179. Heyde = ,,zeer".

Page 32: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

30

Dat en can mi verwonderen niet,Dat ghi u selven niet bat en besiet,Dat ghi u minne soe neder draeght.Ghi staet soe weeldelij c en claeght

185 Om ene die luttel om u gheeft.Tfi der scanden dat ghi leeft,Dat ghi soot minnen soe nederen wijf!

Lanseloet.

Ach moeder, si heeft soe reine lijf,Ende haer herte es alsoe proys,

190

Ende van live soe gratioys,Dat icse emmer minnen moet.Mijn herte, dat bert al een geloet,Als icse metten oghen an scouwe.Lieve moeder, edel vrouwe,

195 Ic moetse minnen, wat ghesciet.

Sine moeder.

Lanseloet, ic wille, ghi u bat besiet,U scone lijf, u hoghe gheboert,Ende werct na minen rade voert,Ende wilt minnen uus ghelijc.

Vs. 181. „Daarover kan ik mij niet genoeg verwonderen ". Hetwoord genoech werd bij verwonderen meermalen uitge-laten.

Vs. 182. Hem besien = „op zichzelf letten, zijn waardigheid inhet oog houden".

Vs. 184. „Gij staat zo verwekelijkt te klagen".Vs. i86. Tfi = „foei".Vs. 187. Soe nederen = „zo laag een".Vs. 189. Proys = „fier", fra. preux.Vs. 192. Berren of bennen = ,,branden". -- Al = ,,als". -- Geloet

= ,,gloed".

Page 33: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

31

Lanseloet.200 Sone wetic wijf int kersten rijc,

Die ic woude hebben voer Sanderijn.Ic woude, si mochte mijn eygen sijn,Lieve moeder, bi uwen dane.Al ware al die werelt an mi belanc,

205 Ic woude wel, dat si ware mijn wijf.

Sine moeder.

Scaemt u der scanden, vul keytijf,Dat ghi soe neder mint,Ende men soe sconen jonefrouwen vintVan hogher geboert, van groten geslacht.

Lanseloet.

210 0 lieve moeder, der minnen crachtAn siet hoghe gebort no rij cheit van goede,Maer si soect haers gelijc van moede,Die beide sijn van enen wesen.Ic hebbe dicke wel horen lesen,

215 Dat die minne soect haers ghelike.Al es leen aerm ende die ander rike,Die edel minne doet haer were.Gherechte minne en ledt gheen mereAen rij cheit noch an groetheit van maghen,

Vs. 200. Sone wetic wijt = „ ik weet geen vrouw".Vs. 203. Bi uwen danc = „met uw goedvinden".Vs. 204. Belanc sijn an = „afhangen van".Vs. 206. Keytijf = „ongelukkige, ellendeling".Vs. 208. Na ende werd dikwijls het voegwoord uitgelaten,

waarvan ende dan de betekenis overnam. Hier zoumen het dus met „terwijl" moeten vertalen.

Vs. 214. Lesen, hetzelfde als singhen (zie de aant. bij vs. 62),dus „overluid zeggen, vertellen".

Vs. 218. En ledt gheen mere = „slaat geen acht".

Page 34: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

32

220 Noch nie en dede te ghenen daghen,Maer het comt al bi gheluc.Gheeft die edel minne haer stuc, kt,,tSi ane slet ghene hoghe ghebort.

Sine moeder.O Lanseloet, ende hoe versmort

225 Soe es u herte ane Sanderijn !Wildi doen den wille mijn,Ic salse u doen hebben tuwen wille,Al desen nacht heimelijc, al stille,Op u camere, her ridder weerdt,

230

Ende doet daermede dat ghi begheert,Wildi mi ene ghelofte doen.

Lanseloet.Vrouwe moeder, bi sente Symoen,Dat ghi begheert willic u gheloven,Op dat ic metter maghet mach hoven

235 Op mine camere, ic ende si.

Vs. 220.. „Fn deed het ook nooit te genen tijde".Vs. 221 en 222. De verklaring van deze regels staat niet vast.

Gheluc kan hier moeilijk iets anders betekenen dan„toeval", wat eigenlijk in het verband niet past. Enwat is stuc? Is het ,,gave"? of „wat iemand toekomt,wat hem past", dus ,,zijn gelijke"? In het laatste gevalis Gheelt gebiedende wijs en minne datief.

Misschien ook is de tekst verkeerd overgeleverd enmoet er gelezen worden:

Maer het comt al bi ghelijcheit.Gheeft die edel minne haesticheit, enz.

Haesticheit moet dan betekenen „voortvarendheid,doortastendheid".

Vs. 224. Versmort = „bedwelmd, verslingerd op".Vs. 233. Gheloven = „beloven".Vs. 234. Opdat = „op voorwaarde dat ". -- Hoven = „omgang

hebben".

Page 35: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

33

Sine moeder.

Lanseloet, gheloef dij t miBi ridderscape ende bi trouwen?Als ghi met Sanderij n der jonefrouwenHebt ghedaen al u ghevoech,

240

Dan seldi segghen: „ic hebbe uus genoech,S anderij n, ic ben uus nu satEnde van herten alsoe mat,Al haddic seven baken gheten".Dies en seldi niet vergheten,

245 Ghi selt spreken dese woortEnde dan seldi rechte voertU van hare keren al den nacht,Ende ligghen en slapen soete ende sacht,Sonder spreken, ende swighen al stille.

Lanseloet.

250 0 lieve moeder, es dat u wille,Dat ic spreke dese dorper woort?Des ghelike en hebbic niet ghehoert.Wat mach u hier met gheholpen sij n,Dat ic dit tot Sanderijn

255 Spreken soude met minen mont,Ende ligghen voert ane als een hontSonder spreken, als een keytij f ?Wat soude peinsen dat reine wijf,Dat ic die dorperheit begonste,

260

Ende ic haer draghe soe vriendelike onste?Dat soude mi doer mijn herte deren.

Vs. 239. Ghevoech = „begeerte".Vs. 243. Al = „als". — Bake = „zijde spek".Vs. 246. Rechte voert = „terstond daarna".Vs. 251. Dorper = ,,laag, gemeen".Vs. 253. Hier met = „hiermede".Vs. 256. Voert ane = „vervolgens".Vs. 260. Ende = „terwijl".

Ned. Schrijvers n°. 31, 3e dr.

Page 36: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

34

Sine moeder.Lanseloet, dits mijn begheren,Seldise hebben in uwer ghewelt,Dat ghi mi dit gheloven selt,

265 Ende vol bringhen als goet man.

Lanseloet.

Vrouwe moeder, doetse mi comen dan.Ic sal doen, dat ghi begheert,Al eest dat mire herten deert.

(Ter zijde.)

,,Die meneghe sprect, hi en meines niet".270 Al dier ghelike es mi ghesciet,

Want al sprekict metten mont,Ic en saels niet meinee in minen gront,Want ic an hare alder doecht.Ic bidde Gode den overste voeght,

275

Dat sijt niet qualijc nemen en moet.Si es soe eersam ende soe goet,Eest dat sijt qualike nemtSoe wert haer herte van mi ontvremt,Dan soe blijft mijn herte in pinen staen. (Al.)

Vs. 263. Ghewelt = ,,macht".Vs. 268. Dat = ,dat't" .Vs. 269. Niet = „niets", dus „hij meent er niets van".Vs. 270. Mi es ghesciet = „ik heb gedaan".Vs. 272. Gront = „binnenste" .Vs. 273. An— „gun".Vs. 274. Overste voeght = „opperste Heer".Vs. 276. Wij zouden de volgorde der adjectieven in deze regel

omkeren. Lanseloet toch hoopt van haar goedheid,dat zij het hem vergeven zal, terwijl hij van haareerbaarheid vreest, dat zij haar hart van hem afwen-den zal.

Vs. 2 78 . Ontvvemt = ,,vervreemd".

Page 37: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

35

(DERDE TONEEL.)

Sine moeder.280 Daer omme soe eest mi al ghedaen,

Dat ic u beiden sal doen scheden.En sierli niet, hoe hi hem soude beleden,Ende es die hoechste vanden lande,Ende doet hem selven die grote scande,

285

Dat hi mint soe nederen wijf?lIi soudse trouwen, die keytij f ,Dat hork wel, woudix hem ghestaden,Maer ic salt al anders begaden,Dat dat nemmermeer en sal sijn.

290 Waer sidi scone maghet Sanderijn?Ic moet u spreken, comt te mi.

Sand erij n.Hoghe gheboren vrouwe, dat si.Nu segt mi, wats u begheert?

Sine moeder.S anderij n, dat mijn herte sere deert,

295 Moetic u claghen minen voet.Hier es mijn lieve sone Lanseloet,Es met siecheden sere bevaen.Hi wert ghister navont alsoe bestaen,Dat hi noit sint woort en sprac.

Vs. 280. Tes mi ghedaen = „ik heb gedaan".Vs. 282. Hem beleden = „zich gedragen".Vs. 287. Ghestaden = ,,toestaan".Vs. 288. Begaden = „beschikken, in orde maken".Vs. 296. Hier es dient hier eenvoudig ter inleiding van de zin,

zoals het Franse c'est que.Vs. 297. Bevaen = „bevangen, aangegrepen". Hetzelfde be

tekent bestaen in de volgende regel.

Page 38: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

36

300 Ic en weet niet wat hem ghebrac,Ochte wat dat hem deren mach.Maer heden merghen, doent was dach,Gaf hi enen swaren sucht.Sanderijn, ic hebbe sij ns levens ducht,

305 Dies doeght mijn herte grote pijn.Nu biddic u, scone maghet Sanderijn,Dat ghi wilt gaen te Lanseloet,Want hi leghet in groter noet.Dies doeght mijn herte swaer verdriet.

Sanderijn.310 Edel vrouwe, dat ghi ghebiet,

Wert tierde gherne van mi ghedaen.Ic wille vriendelike met u gaen,Want mi ware leet, mesquame hem iet.

(Gaat naar binnen.)

Sine moeder.Die hem in tijts wel besiet,

315 Die mach in eren staende bliven.Aldus soude men een dinxken bedriven,Om een wijf te bringhen inden stric.Wie soude dit bat gedaen hebben dan ic?Want als die wille es ghedaen,

320 Soe es die minne al vergaen,Dit es menichweerf ghesciet.

Vs. 303. De zucht bewees, dat hij ziek was van liefde.Vs. 304. Ducht = ,,vrees".Vs. 305. Doeght = „lijdt".Vs. 313. Mesquame hem iet = ,,overkwam hem een ongeluk".Vs. 314. Hem besien is hier „op zijn hoede zijn".

Page 39: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

37

(TWEEDE BEDRIJF.)

(EERSTE TONEEL.)

(In Denemarken.)

Nu heeft si gheweest met hem in die camere.

[Sanderlin.]

Ay God, die hem crucen liet,Wat valscher wijf es Lanseloets moeder!Dies benic nu vele vroeder,

325 Dan ic gister navont was.Si stopt mi ene sterke logene en las,Dat hi niet siecheiden ware bestaen,Ende bracht mi inden stric ghevaen,Ende heeft mi loghene voer waer getelt,

330 Ende brachte mi in Lanseloets gewelt,Dat mi ewelijc rouwen sal.Nochtan deert mi boven alDie woorde, die hi sprac die ridder vri,Ende keerde sij n anschij n omme van mi,

335 Al haddic gheweest een stinckende hont.Dat hebbic soe vaste in minen grout,

Vs. 322. In de middeleeuwen werd de eenheid van God denVader en God den Zoon ook in de spreektaal veelmeer op de voorgrond gesteld. Zo kon men b.v. zeg-en, dat God zich liet kruisigen

pen en dat Christus de

wereld geschapen had. gVs. 326. „Zip stond mij krasse leugens te vertellen".Vs. 329. Tellen = „vertellen".Vs. 332. Hier staat een enkelvoudig gezegde bij een meer

-voudig onderwerp. Zo ook b.v. vs. 417.Vs. 336. Gront, vlg. vs. 272.

Page 40: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

38

Ende doet mij nder herten alsoe seer,Ic meine, dat hi nu nemmermeerVan mi en weet goet noch quaet.

340

Ic salt al laten ende gaen mij nder straetDolen in vremden lande.Ic bidde Gode, dat hi mine scandeWille decken, die ic nu Nebbe ontfaenWant ic hebt sonder danc ghedaen -

345 Dies es mi te moede wee.Lanseloet, ghi en siet mi nemmermee,Ic wille gaen dolen in dit foreest. (Al.)

(TWEEDE TONEEL.)

(In een ver land. In het bos.)

[Sanderijn.]

0 vader, sone, heilich gheest,Ic bidde u dat ghi bewaert mijn lijf,

350 Dat ic nemmermeer mans wijfWerden en moet te minen scanden,Waer ic come in eneghen lande,Dat ic moet bliven dat ic Si.

Dies biddic u, moeder ende maghet vri,355 Fontein alder suverheit,

Dat mi nemmeer dorperheit

Vs. 338. Meinen = „van plan zijn".Vs. 340. Mijndes straet = „mijns weegs".Vs. 344. Dane = „wil, toestemming".Vs. 350. Wijf is hier niet „gehuwde vrouw", maar nadert in

betekenis aan „bijzit".Vs. 354. Vri = „edel".Vs. 356. Nemmeer = „nooit meer".

Page 41: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

39

Gheen man te voren legghen en moet.Dies biddic u, fonteine, der doghden vloet,Werde moeder ende maget reine.

360 Ic sie ginder ene scone fonteine,Daer op willic gaen nemen rast.Ic hebbe soe langhen tijt ghevast,Dat ic hebbe hongher ende dorst,Ic hebbe te drinckene soe groten lost,

365 Dat icx niet langher en can gedragen.

(DERDE TONEEL.)

Een ridder. (Komt op.)Nu, wouts God, ic wille varen jaghen.Ic bidde Gode vanden trone,Ende Mariën, der maghet scoene,Dat si mi heden bewaren moet, 4 Ç

370 Ende gratie wil gheven ende spoet,Dat ic moet jaghen ende vangen.Want seker, ic en vinc in langhen,Dies ic mi van rechte scofiere.Ic hebbe ghejaghet der dagen viere,

375 Nochtan en vinc ic noit conij n.Ic scaems mi inder herten mijn,Dat minen aerbeit dus blijft verloren.

Vs. 357. Moeten= „mogen". Zo ook vs. 369.Vs. 360. Fonteine = „beek" ; vgl. vs. 585.Vs. 361. Rast = „rust". — Daer op = „daarbij".Vs. 366. Wouts God = „gave God, bij God".Vs. 370. Spoet = „voorspoed, geluk,"Vs. 373. Hem scofieren = „zich schamen".Vs. 374. Der daghen viere = ,,gedurende vier dagen".

Page 42: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

40

Nu willic steken minen horenBesien, of mi God beraden mochte.

Nu stect hi den horen.

Biden here, die mi ghewrochte,Ic sie ginder porren een wilt,Daer mijn herte op es ghestilt.Ic wane noit man op ghenen dachAlsoe sconen wilt en sach

385 Als ghinder staet op ghene fonteine.Ene scone maghet, ende ene reineDunct si mi sij n an haer ghedaen.Ay God hoe mochtic die ghevaen,Soe en ware minen aerbeit niet verloren!

390

Noch willic steken minen horenEnde besien, hoe si haer stellen sal.

Noch stect hi den horen.

Ay God, die here es boven al,Die moet mi gheven avonture,Dat ic die scone creature

395 Ghecrighen moet te minen wille.0 scone maget, nu staet al stille,Ghi moet mijn ghevanghen sij n.Ic hebbe u liever dan een everswij n,Al waert van finen goude gewracht.

400

Ic dance Gode der scoender jacht,Dat ic heden merghen vroech op stoet.

Vs. 379. Beraden = genadig zijnVs. 380. Ghewrochte:

,helpen,verleden tijd van ghewerken = ,,scheppen".J ^ pp

Vs. 381. Porren = „zich bewegen ".Vs. 385. Op = „bij, aan de kant van". Ook vs. 416.Vs. 386. Dat zij schoon was, zag hij dadelijk. Dat zij ook kuis

was, maakte hij uit haar houding op.Vs. 390. Noch = „nog eens".Vs. 391. Hem stellen = „zich houden, gedragen".Vs. 399. Gewracht = „gemaakt".

Page 43: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

41

S anderij n.

O edel ridder van prise goet,Nu en doet mi ghene dorperheit.Dies biddic u doer uwe edelheit,

405

Dat ghi mi ghene dorperheit en bewijst,Want het worde u sere mesprij st,Waer ghi quaemt tot eneghen hove.Ghi dunct mi een ridder van groten love,Daer omme biddic u, hoghe baroen,

410 Dat ghi mi niet en wilt mesdoenEnde laet mi over dat ic si.

Die ridder.

O scone wijf, nu segt mi,Wanen comdi in dit foreest?Dat wondert mi in minen geest,

415 Dat ic u vinde al dus alleineIn dit foreest op dese fonteine.Wat sij n die saken die u let?Heeft u hier iement dach gheset,Daer ghi, scone wijf, na wacht?

420

Hi mochte sij n van sulker macht,Ic soude u te noder spreken an.

Vs. 404. Doer = „bij ".Vs. 405. Dorperheit bewisen = „een laagheid aandoen" .Vs. 406. Mesprisen = ,,laken".Vs. 411. Over dat ic si = „voor wat ik ben".Vs. 413. Wanen = „van waar".Vs. 418. Dach setten = „een afspraak maken".Vs. 420. „Hij zou zo machtig kunnen zijn, dat ik u niet zou

durven aanspreken". Het zou nl. onbetamelijk ge-weest zijn, wanneer hij zich de geliefde van zijn meer

-dere had toegeëigend.

Page 44: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

42

S ande rij n.

Och edel ridder, om ghenen manEn staic hier, hoghe baroen.Het sijn ander saken, diet mi doen.

425 Ic ben verdoelt; uut mij nder stat,Daer ic in eren ende in vrouden sat,Benic verdoelt, ic en weet waer,Ende sta hier in groten vaer,Ende ic en weet niet waer ic henen sal.

430

Dies clagic Gode mijn mesval,Dat ic dese werelt moet besueren.

Die ridder.

Noch danc ic Gode der avonturen,Dat ic heden merghen op stoet,Ende dat ic soe edelen scone ghemoet

435 Vonden hebbe te mire jacht.God heeft ons te gader bracht.Dat wetic seker wel te voren.Ghi sijt te minen behoef gheboren,Want ghi ghenoecht mi alte wale.

440 U scone lijf, u hovesche tale,Dat ghenoecht mi algader wel.Wi selen te gader maken spel!Nu comt met mi in mijn casteel,Ghi en saeght noit soe scone juweel,

445 Dat sal wesen u ende mijn.

Vs. 426. Vroude = „vreugde".Vs. 428. Vaer = „vrees".Vs. 430. Mesval = „ongeluk".Vs. 431. Dese werelt besueren = „de rampen dezer wereld onder-

vinden" .Vs. 434 • Ghemoet = ,,ontmoeting".Vs. 437. Te voren weten = „zeker weten".Vs. 439. Ghenoeghen = ,,behagen".

Page 45: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

43

Sanderijn.Her ridder, nu laet uwe tale sij n.Dies biddic u om den riken God,Dat ghi met mi niet en rnaect u spot,Al benic dus Verdoelt al hier.

Die ridder.450 0 scone wijf, inder minnen vier

Leght mijn herte te mael en blaect.Ghi sift hovesch ende wel gheraect,Ghi selt bi ridderscape sij n mijn wijf,Ghi hebt soe edelen scoene lijf,

455

Op dat u wille es ende bequame.Ic bidde u, segt mi uwen name,Ghi selt seker sij n mijn vrouwe!

Sanderijn.O edel ridder, eest dan trouwe,Minen name doe ic u weten.

460 Sanderijn benic gheheten,Ende mijn vader hiet Robberecht,Ende was een wael geboren scilt knecht,Ende diende metten coninc van Averne.

Die ridder.O scoene maghet, dat hoeric gerne,

465 Dat ghi van wapene geboren sift.Noch dancic Gode der salegher tij t,

Vs. 446. „Spreek niet verder."Vs. 447. Rike = „machtig".Vs. 451. Te mael = „geheel en al".Vs. 452. Wel gheraect = „schoon".Vs. 455. Op dat = „indien". — Bequame = „aangenaam"Vs. 458. Trouwe = „oprechtheid".Vs. 462. Wael geboren = ,vrijboortich".Vs. 465. „Dat gij van edele geboorte zijt".

Page 46: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

44

Dat ic heden menghen niet vaste en sliep.Het was een ingel, die mi riep,Dat ic te woude sonde varen jaghen!

470 Mijn oghen nie liever wijf en saghen,Ghi selt seker werden mijn!

S anderij n.

Her ridder, saelt alsoe moeten sij n,Soe willic mi gerne tuwaert keren,Ende dancken Gode ende u der eren,

475 Dat ghi u selven soe neder daelt.Ghi hebt mi soe vriendelij c ane getaeltMet hoveschen woorden ende met sconen,Ic bidde Gode, dat hij t u moet lonen,Dat ghi soe hovesch van herten sijt,

480 Dat ghi mi nu te deser tijtSoe vriendelijc hebt ghesproken an.

Die ridder.

O scone maghet, nu ga wi dan,Ic sette u mijn trouwe te pande.

Sanderijn.

Nu ga wi dan in dese warande,485

Her ridder, spreken alluttelkij n,Ende verstaet die redene mijn,Dies biddic u, hoghe geboren baroen.Ane slet desen boem scone ende groen,Hoe wel dat hi ghebloyet staet.

490 Sinen edelen roke hi doer gaet

Vs. 476. A ne talen = ,,toespreken".Vs. 482. Ga wi = „gaan wij".Vs. 484. Warande = „tuin, lusthof".Vs. 485. A lluttelkijn = „een weinig".Vs. 489. Ghebloyet = „ in bloei".Vs. 490. Roke = „reuk".

Page 47: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

45

Al omme desen bogaert al.Hi staet in soe soeten dal,Dat hi van rechte bloyen moet.Hi es soe edel ende soe soet,

495

Dat hi versiert al desen bogaert.Quame nu een valcke van hogher aertGhevloghen op desen boem, ende daelde,Ende ene bloeme daer af haelde,Ende daer na nemmermeer neghene

500 Noch noit en haelde meer dan ene,Soudi den boem daer omme hatenEnde te copene daer omme laten?Dat biddic u, dat ghi mi segt,Ende die rechte waerheit sprect,

505 Edel ridder, in hovescher tale.

Die ridder.Scone wijf, ic versta u wale.Ene bloeme, dat en es niet,En esser nemmeer toe ghesciet.Daer omme en salic den boem niet haten

51 o Noch te copene daer omme laten,Want hi es soe scone ghedaen.Ic sie daerop soe meneghe bloeme staenMet groten hopen sonder ghetal,Daer edel vrucht af comen sal,

515

Op dat God ghedoghen wille.Nu ewelij c hier af een ghestille,Ende comt met mi, wel scone wijf.

Vs. 493. Van rechte = „uit den aard der zaak".Vs. 496. Van hogher aert = „edel, van hoge geboorte".Vs. 499. Neghene = „geen" .Vs. 507. Dat en es niet = „dat betekent niets".Vs. 508. „Wanneer het daarbij gebleven is".Vs. 511. Scone ghedaen = „schoon van uiterlijk".Vs. 515. Ghedoghen = „toestaan, verlenen". --- Op dat =

dien".

Page 48: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

46

(DERDE BEDRIJF.)

(EERSTE TONEEL.)

(In Denemarken.)

Lanseloet.

Ay mi, nu es al mijn vroude een blijf,Die ic op eerde ie ghewan,

520 Dat icse nieroer vinden en canDie over scone Sanderij n.Ondanc hebbe die moeder mijn,Dat ic die woorde nie ghesprac.Mi dochte, dat mi mijn herte brac,

525 Doen ic sprac die felle woort.Daer omme es si op mi ghestoert,Ende es mi heimelij e ontgaen.Dat heeft mijn moeder al ghedaen,Die mi die woorde spreken dede.

530 Nemmermeer en hebbic vrede,Voer dat ic ane scouwe dat edel wijf.Ay, ic minne haer reine lijfSoe sere, mi dunct dat ic verdwine.Hets een leven bi haer te sine,

535 Want si es te male noyael.

Vs. 518. Een blijf sijn — „achterwege blijven, gedaan zijn".Vs. 519. Ie = ooit". — Ghewan = „verkreeg".Vs. 520. Niewer = ,,nergens".Vs. 522. Ondanc = „vloek".Vs. 523. Nie moet hier door ons met „ooit" weergegeven

worden.Vs. 530. Vrede = „rust, tevredenheid".Vs. 533• Verdwinen = „verkwijnen".

Page 49: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

47

Si es een vrouwe princepaelEnde keyserinne van mine vijf sinnen.En mochte gheen man een wijf meer minnenDan icse minne noch dier ghelike.

540

Ic salse doen soeken al omme int kerstenrike,Of ic sal weten waer dat si si. -Waer sidi, Reinout? Comt te mi,Mijn alder liefste camerlinc.

Reinout. (Komt op.)

O edel here, wat sij n die dine,545 Daer ghi al dus omme staet en claght?

Lanseloet.Och, mi en was nie soe leide verdachtAlst nu es te deser uren,Dat ic die scone creatureSanderijn dus hebbe verloren.

550 Mi dunct, dat mi mijn herte sal scorenVan groten rouwe die ic drive.Dat ic in mine sinne blive,Dat es wonder alte groet.Ic ware mi vele liever doot

555 Dan icse nemmermeer en soude sien.Reinout, ghi moetter omme gaen spien,Of ghise iewerrine vinden moghet,Want nemmermeer en werdic verhoghet,

Vs. 543. Camerlinc = „kamerling, page".Vs. 546. Verdaghen = „overkomen". „Nooit overkwam mij zo

iets droevigs" .Vs. 550. Scoren = „scheuren".Vs. 553. Alte = „zeer".Vs. 554. Mi liever = ,,liever"; eigenlijk „het was mij veel aan

-gena mer, dat ik dood was".Vs. 556. Spien = „zoeken".Vs. 557. I ewerrinc = ,,ergens".

Page 50: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

48

Voer dat icse metten oghen ane scouwe .560 Reinout, nu sift mi ghetrouwe,

Ende vaerse soeken oest ende sut,Ende segt hare, ic salse maken brutOndanc alle minen maghen.

Reinout.Here, ic wilder gerne om waghen

565 Mijn lijf/ende ghenen aerbeit sparen.Maer het ware beter, liettij t varen,Hets messelij c, hoe si haer sal bekeren.

Lanseloet.Ay, haer herte es al vol eren,Ende van haren live soe reine,

570

Ic weet wel, si en dade haer niet te cleineOm al dat goet van eertrike,Dat wetic wel waerlike,Si es soe edel van ghedacht.Reinout, haest u al u macht,

575 Ende vaerse soeken oest ende noert,Ende sut, west, alsoe voertTot ter tij t, dat ghise vint,Wantse mijn herte met trouwen mint.Mijn oghen nie liever wijf en saghen.

Vs. 561. Sut = ,,zuiden".Vs. 562. Brut= ,,bruid".Vs. 5 63 . Ondanc = ,,ondanks".Vs. 566. Liettijt = „liet gij het".Vs. 567. ,,Het is onzeker, hoe zij zich zal gedragen", d. i. of

zip niet soms een ontuchtig leven leidt, als gevallenvrouw.

Vs. 569. „Fn zij is zo rein van levenswandel".Vs. 570. Hem te cleine doen = „zich verlagen".

Page 51: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

49

(TWEEDE TONEEL.)

(In het verve land, in het bos.)

Des ridders warande huedere.580 Met rechte machic mi beclaghen,

Dat ic alsoe menich j aerHebbe ghewandelt hier ende daer,Ende mijns heren bosch huedere gheweest,Ende ghehoet sij n foreest

585 Ende dese fonteine in dese boschalie,Ende dicke ghegaen op dese rivalie,Ende meneghen Bach ende menech ure,Maer noit en viel mi die avonture,Dat ic hier noit wijf ghesach,

590 Dies ic mi met rechte beclaghen mach,Noch noit en quam in mijn ghemoet.Maer ghisteren, doen mijn here op stoetEnde soude te woede varen jaghen,Ic wane mijn oghen noit en saghen

595

Scoender wijf dan hi hier vant.Hi namse vriendelij c metter hantEnde brachtse te hove met bliden sinne, —Al waer si ene keyserinne,Soe en mochse niet noyaelder sijn,

600 Gheheten es si Sanderijn, -Ende heef ter af ghemaect sij n vrouwe.Met rechte machic dies hebben rouwe,Dat mi dat noit en mochte ghescien.Bi Gode, ic sal daer omme gaen spien

Vs. 579-580. Warande huedere = „boswachter".Vs. 585. Boschalie = „bos".Vs. 586. Rivalie = „oever".Vs. 591. Het onderwerp van quam is wijf uit vs. 589.Vs. 604. Spien = „loeren, zoeken".

Page 52: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

50

605Vroech ende spade in alder stont.Mochtic alsoe sconen roeden montGhevanghen, ic souts te blider sij nEnde met alder herten mijnGode daer af dancken alle mijn dage.

610 Nu willic mi berghen achter dese hageEnde verbeiden der avonture.

Page 53: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

51

(VIERDE BEDRIJF.)

(Een jaar later. In het verge land.)

(EERSTE TONEEL.)

Reinout (komt op.)

O Maria, moeder ende maghet pure,Ic bidde u om een goet beleytEnde om een goet claer bescheyt

615 Te vernemene van Sanderijn.Want Lanseloet, die here mijn,Es van herten sere ontsteltEnde van hare minnen sere ghequelt,Soe dat hi niet ghedueren en mach.

620

Want al sij n herte ende sun gheclachEs, dat hise dus heeft verloren.Nu heeft hi bi ridderscape gesworen,Canicse vinden, hi maectse vrouwe.Want hi heeft soe groten rouwe,

625 Dat hise dus verloren heeft,Dat hi in groter pinen leeftEnde al nut rechter minnen.Ay God here, mochticse ghewinnen,Soe waric blide in minen moet. -

630 Deus God, wie sal mi maken vroet,

Vs. 613. Beleyt = „leiding" .

Vs. 614. Bescheyt = „bericht, nanicht" .Vs. 619. Ghedueren = „rust hebben, het uithouden".Vs. 620. Herte = ,,gedachte".Vs. 629. Moet = „gemoed" .

Vs. 630. Deus= ,,God".

Page 54: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

52

Wat die man ment, die ghinder staet?Hi dunct mi hebben soe fellen ghelaetEnde ene colve groet ende swaer.Hets seker een moerdenaer,

635 Ofte mi bedriecht mijn waen.Nochtan sallic hem riden aen,Want en dunct mi maer een.Ic en sach noit man alleen,Dat icker mi af ontsach. Lt JA

640 Vrient, God gheve u goeden dach,Ende een vriendelijc morghenstontWil u God gheven, ende ghesontMoetti bliven in alder tijt !

Warande huedere.Vrient, God lone u wie ghi sift,

645 Dat ghi mi vriendelij c sprect an.

Reinout.Nu berecht mi als goet man:Hebdi hier in langhen tidenEne joncfrou sien liden,Die scone was en wel ghedaen?

Warande huedere.650 Vrient, ghi selt mi verstaen.

Ic hebbe hier ghewandelt menegen dach,

Vs. 633. Colve = „knots".Vs. 636. Aenriden = „naar iem. toe rijden".Vs. 637. In zinnen met maer = „slechts" werd gewoonlijk de

ontkenning en gebruikt.Vs. 639. Hem ontsien = ,,vrezen".Vs. 640. Goeden dach = ,,geluk".Vs. 648. Liden = „voorbijgaan".Vs. 649. Wel ghedaen = „welgevormd".

Page 55: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

53

Dat ic hier noit wijf en sachJonc noch out, dats emmer waer.Maer dies es bi na een j aer,

655 Dat mijn here, die ridder goet,Op enen morghen stont op stoetEnde voer jaghen op dese fonteine.Daer vant hi van herten reineEne jonefrou verborghen staen.

660 Hi brachse met bliden moede ghevaenEnde riep, hi hadde wel ghejaecht,Want hi brachte ghevaen een maecht,Die scone was ende wel gheboren.

Reinout.

Vrient, daer moetic meer af horen.665 Ic bits u, hoe was si gheheten?

Warande huedere.

Vrient, die waerheit seldi weten:Si es gheheten Sanderijn.Si en mochte niet noyaelder sijnNoch bat ghemaect van haren live.

670 Si en ghelijct ghenen wive,Die hier inden lande gheseten si,Want si es scone ende goet daer bi.Hi heef ter af ghemaect sij n vrouwe,Want si es hem soe ghetrouwe

675

Ende ghehoersam ende onder daen,Ende alle die minen here bestaen,

Vs. 653. Emmer = „zeker".Vs. 657. O j _ „langs" .Vs. 66o. Ghevaen = ,,gevangen".Vs. 671. Gheseten = ,,woonachtig" .

Vs. 676. Bestaen = „verwant zijn".

Page 56: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

54

Minnense om hare groter doeght,Si sij nder al gader bi verhoeght,Die den hove toe behoert.

Reinout.

680 Nu moet mi God beraden voert,Dats die jonefrou, die ic mene.Ic Nebbe ghesocht die vrouwe reneMeneghe mile ende menich lant,Maer noit en quamic daer ic vant

685 Soe sconen bescheet als ghi mi doet.Och lieve vrient, nu maect mi vroet:Hoe salicse moghen spreken?

Warande huedere.

Vrient, dat moet u ghebreken,Te sprekene jeghen die vrouwe mijn.

690 Het moeste bi mij nder hulpen sij n,Want ic bens met haer gheloeft.Ic ben van alden knechten thoeft,Die mijn here onthouden heeft.Eest dat sake, dat 'ghi mi gheeft,

695 Enen drincpenninc in mijn hant,Ic salse u doen spreken, coen wigant,Also vele als u herte begheert.

Vs. 680. Beraden = „helpen". — Voert = „verder".Vs. 682. Rene = „rein, schoon".Vs. 683. Evenals in vs. 845 is de accusativus hier zonder voor-

zetsel als plaatsbepaling gebruikt.Vs. 687. Moghen = „kunnen" .Vs. 688. Ghebrehen = „missen, ontgaan".Vs. 691. „Want mij is dat bij haar opgedragen".Vs. 693. Onthouden = „in dienst hebben".Vs. 696. Wigant = „held" .

Page 57: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

55

Reinout.Enen penninc es saen verteertEnde oec qualij c over bracht.

700

Loept ende haest u al u macht,Ende doet mi spreken Sanderijn.Daer sij n twee penninghen roet guldij n,Ende segt hare met woorden sterke,Dat hier ene bode es uut Deenmerke,

p os Diese met haesten spreken moet.

Warande huedere.Nu willic lopen metter spoet,Ende sal bringhen die vrouwe met mi. -

O edel vrouwe van herten vri,Ic bidde u vriendelike, comt tot hier.

71 o

Hier buten hout een deghen fier,Die u met haesten spreken moet.

(Sanderfij n komt o, de boswachter at.)

(TWEEDE TONEEL.)

Reinout.O edel vrouwe, ghetrouwe ende goet,God, die alle dinc vermach,Die moet u gheven goeden dach,

715 Scone maghet Sanderijn.

Vs. 698. Saen = ,,spoedig".Vs. 699. Qualijc over bracht = „in armoede verteerd".Vs. 702. Guldijn = „van goud".Vs. 710. Hout = „staat te wachten". — Deghen = ,,ridder".

Page 58: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

56

Sanderijn.Reinout, wille come moetti sij n.Nu segt mi, wats u begheert?

Reinout.Dat salic u segghen, vrouwe weert,Dat ghi varen moet met mi,

720 Want Lanseloet, die ridder vri,Heeft u doen soeken over al.Want tachterst dat hi mi beval,Dat was, of ic u vinden mochte,Edel vrouwe, dat ic u brochte.

725 Hi sal u seker maken brut.

Sanderijn.Reinout, orient, dat spel es uut.Segt hem dat hi een ander beghinne,Ic en gave niet om Lanseloets minneEen gers, dat uut ter eerden gaet.

Reinout.730 0 scone wijf, ghi selt sinen staet

Ane sien ende sij n swaer mesval.Het en was noit sint, hine qual,

Vs. 719. Varen = „reizen, trekken".Vs. 722. Tachterst = „het laatste".Vs. 723. 01=

„indien".Vs. 724. Brenghen = ,medenemen".Vs. 729. Gers = „gras, grasspriet".Vs. 731. Mesval = „ongeluk".Vs. 732. Qual, verleden tijd van quelen = „lijden". Sint dat

hi u verloes is tijdsbepaling zowel bij Het en was noit,hine qual als bij Soe heeft hi ghequolen altoes. De zinis dus: „Hid is geen ogenblik zonder verdriet ge-weest, sinds hij u verloor; sinds hij u verloor, heefthij altijd geleden". Deze herhaling is opzettelijk omzoveel te sterker te bevestigen. Vgl. vs. 899.

Page 59: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

57

Edel wijf, dat hi u verloes,Soe heeft hi ghequolen altoes

735 Ende gheleeft in pinen groet.Het sal hem seker gheven die doot,Eest dat hi u niet en ghewint,Want ic weet wel, dat hi u mintBoven alle die nu sijn gheboren.

740 Hi heeft bi ridderscape ghesworen,Als hi van u vernemt ende weet,Al waert alle sine maghen leet,Dat ghi werden selt sij n wijf.

Sanderijn.

Reinout, dit moet sij n een blijf,745 Want ic ben eerlij c ende wale ghehout,

Ende hebbe enen edelen man ghetrout,Dien ic minne boven alle die leven.Hem en willic niet begheven.Al ware Lanseloet alsoe rike,

750 Dat hi ware Hectors van Troyen gelike,Ende dat hi hadde van Gode te lone,Dat hi droeghe die selve crone,Die die coninc Alexander droech,Soe en ware hi nochtan niet mijn ghevoech,

755 Ic en hebbe liever minen man,Die mi alder doeghden an.Dien salie ewelij c sij n ghetrouwe.

Vs. 744. Vgl. VSS. 78 en 518.Vs. 745. Ghehout = „gehuwd" .Vs. 751. Te lone ; rijkdom en geluk immers waren beloningen

voor deugd.Vs. 754. Ghevoech = „begeerte", eigenlijk „wat iemand past".Vs. 755. Ic en hebbe = of ik heb". Vgl, vss. 46, 732 enz.Vs. 756. Doeghden an = „voorspoed gunt".

Page 60: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

58

Reinout.O Sanderijn, wel scone vrouwe,En mach hi u dan ghewinnen niet,

760 Soe moet hi ewelijc int verdrietBliven ende in pinen staen.Dat ghi desen huwelijc hebt ghedaen,Dat mach u rouwen emmermeere,Want Lanseloet, die edel here,

765 Hadde u sekerlijc ghetrout.

S anderij n.Dats een dinc, dat mi niet en routNoch nemmermeer rouwen en mach,Want ic nie man op eerde en sach,Dien ic meer doeghden an,

770 Dan ic doe menen lieven man,Hets recht, want hi eest wel weert,Hi es een ridder wide vermeert,Ende een vaelyant ridder van hogen moede,Wael gheboren ende rijc van goede,

775 Ende gheradich ende vroet,Oec es hi te wapene goetEnde van groten doene bekint,Want hem mijn herte met trouwen mintBoven alle creaturen.

780 Nu en willic hier niet langer duren,Reinout, vaert met haesten sere,Ende segt Lanseloet uwen here,Dat hi nemmermeer en peinse om mi.

Vs. 767. Moghen = „kunnen" .

Vs. 769. Doeghden = „geluk, goeds".Vs. 772. Verweert = „vermaard, beroemd".Vs. 773. Vaelyant = „dapper".Vs. 775. Gheradich = „verstandig".Vs. 780. Duren = „blijven".

Page 61: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

59

Reinout.

O edel vrouwe, van herten vri,Na dien dat al dus wesen moet,Soe biddic u, edel vrouwe goet,Om een licteken, dat ic machMetter waerheit seggen, dat ic u sachEnde ghesproken hebbe ende ghesien.

Sande rlj* n.

Reinout, dat sal u ghescien.Ic sal u gheven prinsepaelEen licteken proper ende noyael.Ghi selt segghen den ridder vrii,Dat wi stonden, ic ende hi,

795 In enen sconen groenen bogaert,Ende dat daer quam van hogher aertEen edel valcke van hogher weerde,Ende beete neder op ene gheerde,Die scone met haren bloemen stoet.

800 Dat seldi segghen -den ridder goet,Ende dat die valke, die daer quam,Ene bloeme van dier gheerden nam,Ende alle die andere liet hi staen.Sine vlerken ghinc hi van hem slaen

805

Ende vloech wech met haesten groet.Dit seldi seggen den edelen genoet.Ende cort soe quam die valke daer wederEnde sochte die geerde op ende neder,

Vs. 787. Licteken = „kenteken, bewijs".Vs. 791. Prinsepael = „uitstekend, afdoend".Vs. 792. Noyael = „deugdelijk, betrouwbaar".Vs. 798. Nederbeten = ,,neerdalen". -- Gheerde = ,,tak".Vs. 8o6. Genoet = „ridder".Vs. 8o8. Op ende neder = „aan alle kanten".

Page 62: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

60

Maer hi en mochse vinden niet.810 Dies doeghde die valke wel swaer verdriet,

Dat hi die gheerde dus niet en vant.Dit seldi segghen den coenen wigant.Hi sal wel gheloven van dien,Dat ghi mi ghesproken hebt ende gesien,

815 Als ghi hem dese tale ontbint.Nu hebbic mine woorde gheïnt,Reinout, God moet u bewaren. (Al.)

Reinout.

Ay God here, nu moetic varenEnde die scone vrouwe achter laten!

820 Nu benic beraest utter maten,Hoe ic mine boetscap seggen sal.Seggic hem die waerheit al,Dat si noch leeft ende es ghehout,Ic weet wel, dat ons allen rout.

825

Hi sal willen hebben dat scone wijf.Ic weet wel, het cost hem dlijf,Ende al den ghenen, die hem bestaenEnde ten tienden lede ane gaen,Sal hi daer omme avonturen.

830 Daer sal die meneghe om besuerenDie bitter doot, dat wetic wel te voren.

Vs. 81o. Doeghde = ,,leed".Vs. 813. Van dien = „daaruit, daardoor".Vs. 815. Ontbinden = „nauwkeurig mededelen".Vs. 8i6. Inden = ,,eindigen".Vs. 820. Beraest = „buiten zijn zinnen", hier van verlegenheid.Vs. 822. Al= ,,geheel".Vs. 827. Al den ghenen is tegelijk belanghebbend voorwerp bij

cost en lijdend voores. bij avonturen.Vs. 828. A ne gaen = „verwant zijn".Vs. 829. Avonturen = „in gevaar brengen".

Page 63: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

61

Nochtan bleve die aerbeyt al verloren,Want hi en mochse ghewinnen niet.Hi soude hem selven int verdriet

835

Bringhen ende oec groten heren.Ic sal mine tale wel kerenEnde sal segghen, dat si es doot.

Vs. 836. Keren = „wenden, inrichten, inkleden".

Page 64: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

62

(VIJFDE BEDRIJF.)

(In Denemarken.)

(EERSTE TONEEL.)

[Reinout.]Waer sidi, hoghe gheboren ghenoet,Van Deenmerken her ridder stout?

Lanseloet.840 Slit willecome, lieve vrient Reinout,

Groet willecome soe moetti sij n.Hebdi van SanderijnIet vernomen, dat segt mi.

Reinout.Och edel here van herten vri,

845 Ic hebse ghesocht menich lant,Soe langhe dat ic die scone vantIn ene stat, die heet Rawast.Daer was die scone vrouwe ghepast,Ende es in Af rij ka gheleghen,

850 Lanseloet, vri edel deghen.

Vs. 847. Rawast. Een plaats van deze naam heb ik nergenskunnen vinden, ook niet in enige ridderroman. Tochis de naam zeker wel niet door den dichter verzonnen.

Vs. 848. Ghepast = „braaf, zedig".Vs. 849. Reinout noemt maar een veraf gelegen land. Daaruit

volgt echter niet, dat volgens den dichter Sanderij nwerkelijk in Afrika was.

Page 65: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

63

Daer vandic dat scone wijf,Dat haer coste haer edel lijf,Doen si van u hoerde spreken.Haer edel herte dat moest haer breken,

855 Doen si van u hoerde ghewaghen.

Lanseloet.Reinout, dit sij n al saghen.Ic hore wel, dat ghi mi hecht,Ic wille, dat ghi mi niet en bedriecht,Ghi en segt mi die waerheit claer.

860

Brachti mi goet licteken van haer,Te bat soudix gheloven dan.

Reinout.Lanseloet, hoghe gheboren man,Ic sal u segghen principaelEen licteken proper ende noyael,

865 Dat mi gaf die vrouwe reen.Si seide mi, dat ghi onder u tweenStont in enen sconen groenen bogaert,Ende dat daer quam van hogher aertEen edel valke van groter weerde

870

Ende beete neder op ene gheerde,Die scone met haren bloemen stoet.Dit hiet si mi segghen, her ridder goet,Ende dat die valke, die daer quam,Ene bloeme van dier gheerden nam,

875 Ende alle die andere liet hi staen.

Vs. 852. Het is moeilijk uit te maken, of de dichter hier onderlijf, het „lichaam" of het „leven" verstaan heeft.

Vs. 856. Saghen = „praatjes".Vs. 866. Onder u tween = „met u tweeën".Vs. 871. Stoet = ,,stond".Vs. 872. Hiet, verleden tijd van he eten = bevelen".

Page 66: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

64

Sine vlerke ginc hi doe van hem slaenEnde vloch weech met haesten groet.Dat seise mi, hoghe gheboren genoet.Ende daer na quam die valke weder

880

Ende sochte die gheerde op ende neder,Maer hi en mochse vinden niet.Dies doghede die valke wel swaer verdriet,Dat hi die gheerde niet en vant.Dit licteken, coene wigant

885 Gaf mi die vrouwe vri,Ende doen keerdese haer anschij n van miEnde sprac daer na nemmermere.

Lanseloet.

Ay hemelsche coninc, gheweldich here,Dats een licteken proper ende goet,

890 Daer bi dat icx gheloven moet.Nu segt mi, Reinout, es si dan doot?

Reinout.

Ja si, hoghe gheboren ghenoet,Ende begraven in die eerde.

Lanseloet beclaecht hier Sanderijn ende blijft hier doot.

Lanseloet.

O Sanderijn, ghi waert die gheerde,895 Die scone met haren bloemen stoet,

Vs. 886. Anschijn = „gelaat".Vs. 887. Reinout tracht zich hier eerst nog met een halve

waarheid te helpen, maar door Lanseloet's vraagwordt hij wel gedwongen te liegen.

Vs. 888. Gheweldich = „machtig".

Page 67: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

65

Ende ic die valke, dies benic vroet,Die ene bloeme daer af nam.Want mi nie sint vroude en bequam,Dat ic die edele gheerde verloes,

900 Soe hebbic ghequolen altoes,Uut vercoren vrouwe mijn.Alle vroude es mi nu een pijn,Die ic op der eerden mach bescouwen,Spieghel boven alle vrouwen,

905 Die ic op eerde nie ghesach!Met rechten roepie : „o wi, o wach!"Over die moeder, die mi droech,Want haer herte in vrouden loech,Doen si mi gaf den valschen raet.

910 0 wi der bitterliker daetEnde der jammerliker moert,Dat si mi spreken dede die woort,Daer ic bi verloes dat scone wijf,Dat haer ende mi sal costen dlijf,

915 Want mijn herte es al door beten.Ic woede wel, dat mi ware gespleten,Ende ic des levens hadde ene ende,Want soe waerweert ic mi bewende,Ic blive ewelij c vroude loes.

920 Die ic met goeder herten coesHebbic bi valsehen rade verloren.Dies heeft mijn herte soe groten toren,Dat mi scoren sal van rouwen.

Vs. 896. Vroet sijn = „weten".Vs. 898. Becomen = „overkomen, te beurt vallen."Vs. 898. Vergelijk voor de constructie vs.. 732.Vs. 904. Spieghel = ,,voorbeeld".Vs. 911. Moert = ,,schanddaad".Vs. 915. Door beten = ,doorknaagd" van verdriet.Vs. 916. Dat = „dat 't". — Gespleten = ,,gebarsten"Vs. 918. Hem bewenden = „zich wenden, richten".Vs. 922. Toren = ,,verdriet".

Page 68: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

66

Ic hoepse in hemelrike te scouwen,925 Daer omme willic nu sterven bl delike.

Ay oetmoedich God van hemelrike,Nu wilt haer ziele ende die mine ontfaen,Want dleven es met mi ghedaen.

(Hij ster/t.)

Reinout.

Ghi heren, vrouwen, wijf ende man,930 Nu neemt hier exempel an.

Soe wie dat in trouwen mint,Als hi sij n lief te wille ghewint,Spreke hoveschelike daer van.Want van Deenmerken die edel man

935

Bi qualike spreken, bi valsehen rade,Es hi bleven in die scade,Dat hem coste sij n edel lijf,Nochtan dat hi dat scone wijfMinde boven alle die leven.

940 Bi valschen rade, die hem wert gegeven,Dat hi sprac messelike woort,Wert gherechte minne ghestoert,Alsoe dat si hem ontginc.

Vs. 926. Oetmoedich = ,,genadig".Vs. 928. Lanseloet doorsteekt zich niet; zelfmoordenaars toch

komen niet in de hemel. Dat zelfs sterke mannen vanverdriet stierven, kwam trouwens vroeger herhaal-delijk voor.

Vs. 931. Trouwe = ,,oprechtheid".Vs. 933. Hoveschelike = „welgemanierd, hoffelijk ".Vs. 938. Nochtan dat = ,,hoewel".Vs. 941. Messelijc = „ongepast, schandelijk ".Vs. 942. Ghestoert .= „verstoord, toornig ".

Page 69: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

67

Daer omme radic boven alle dine945 Hoveschelike te sprekene elken man,

Waer hi mach ende waer hi can,Ende sonderlinghe van allen vrouwenSprect hoveschelike ende mint met trouwen,Soe moeghdi troest van vrouwen vercrighen.

950

Nu biddic u allen, dat ghi wilt swigen:Ons voerspel dat es ghedaen,Men sal u ene sotheit spelen gaen.

Vs. 947. Sonderlinghe = „in het bijzonder, bovenal".Vs. 952. Sot heit = „klucht".

Page 70: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt
Page 71: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

UITGAVEN VAN W.E.J.TJEENK WILLINK N.V. TEZWOLLE

14 Verzen II voor de tweede en derde klassen van Gymnasia,Lycea en Middelbare Scholen, verzameld door G. G.v • d. Bosch-Pinke en Dr. G. E. Opstelten, 3e druk ver­zorgd door Dr. A. J. Luyt ] .25

15 De lee Gedichten en Prozafragmenten verzameld doorJ. C. de Joode 1.25

16 Beatrijs. Een middelnederlandse Marialegende, inge..luid en toegelicht door M.· F. J. Wolters 1.-

17 Middelnederlandsche verhalen van Wonderen en Heili­gen, uitgegeven en bewerkt door Dr. A. J. de jong ] .25

18 Floris ende Blancefloer, een Oosterse roman, voorschoolgebruik met inleiding en aantekeningen, .uitgege..yen door H. de Waard ] .25

19 Rooft's Geeraerdtvan Velzen bewerkt door Dr. W. L. D.van den Brink].-

20 Ferguut. Verkorte uitgaaf voor schoolgebruik, ingeleiden toegelicht door Dr. W. van den Ent 1.25

21 Karel ende Elegast. Ingeleid en verklaard door Dr. W.van den Ent, tweede druk 0.75

22 Van Vondels dood tot Bilderdijk, Letterkundige Bloem...lezing door Dr. A. J. de Jong ] .25

23 Gedichten III voor de hogere klassen van H. B. S. enGymnasium, verzameld door J. H. van den Bosch 1.25

24 Vit vee) bewogen jaren, Bloemlezing uit het werk vanNederlandse Schrijvers van het laatst der achttiendeen begin der negentiende eeuw door Dr. A.J.de Jong 1.25

25 Dichter. na '80. Een bundel modeme gedichten, voor..namelijk ten behoeve van het Middelbaar en Gymnasiaalonderwijs door Dr. D. C. Tinbergen en Herman Midden..dorp. Tweede druk 2.75

26 Vit de Ideen van Multatuli, uitgegeven door 'Dr. J.Prinsen J.Lzn., tweede druk 0.75

Page 72: HN•••.•.• Nl.Nr t ^ a LNLT n VN DNRN...NHD VN HT PL. Lnlt, prn vn Dnrn, brd dr d hn hd n lftllhd vn ndrjn, n jnvr n dnt zjnr dr. D ltt, vr dt nt vrbrn blf, vrt h djl, dt

UITGAVENVAN W.E.J.TJEENK WILLINK N.V. TEZWOLLE-~-----~-------_.------.-------------_. ---------

NEDERLANDSE SCHRIJVERS

Gedichten voor de Ie en 2e klasse van H. B. S. en Gymn.verzameld door J. H. van den Bosch 5e druk 1.25

2 Roman der vier Heemskinderen uitgegeven door Dr. A.J.de Jong 2e druk 1.25

3 Humoristen in de 1ge eeuw door Dr. B. 1.25

4 J. V. Vondels Leeuwendalers, verkorte uitgaa], metinleiding en aantekeningen door J. M. Acket 1.-

; Landleven, Gedichten en Prozafragmenten voor school.gebruik verzameld door J. C. de Joode 1.25

6 J. V. Vondels Gysbreght van Aemstel door Dr. Hendr,C. Diferee 2e druk 1.25

7 Vondels Joseph in Dothan bewerkt door B. H. Molken­boer O..... P., 4e druk 1.25

8 Uit Potgieters Werk verzameld door Dr. G. Engels 1.25

9 Fragmenten van den Roman van Walewein verklaard...1nn r Or.. G.. S.. Overdiep 1..25

13 J. van Vondels Adam in Ballingschap bewencr uuu~B. H. Molkenboer D.... P.. , 2e druk 1.25