Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van...

40
1 Het internet: wat en hoe? Bertel de Groote

Transcript of Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van...

Page 1: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

1

Het internet: wat en hoe?

Bertel de Groote

Page 2: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

2

HOOFDSTUK I. Inleiding

1. Het onderzoek betreft de invloed van informatietechnologische ontwikkelingen, in het bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad bevoegde gerecht aanduiden. Een heldere omschrijving van het internet is hierbij een must1. Voor een goed begrip van de problematiek is inzicht in het medium noodzakelijk. Antwoorden op vragen over de juridische gevolgen van het gebruik van het internet geven vaak blijk van een gebrekkige kennis van het medium. Indien informatietechnologische ontwikkelingen – zoals de ontwikkeling van het netwerkencomplex – nieuwe juridische uitdagingen vormen, mag bij het zoeken naar een antwoord hierop niet aan hun technische en functionele bijzonderheden worden voorbij gegaan 2. ROSENTHAL formuleert het als volgt: “Bei eingehender Auseinandersetzung mit der Materie wird rasch deutlich, dass sich auf viele der juristischen Fragen rund um das Netz mit dem bestehenden Recht durchaus vernünftige und befriedigende Antworden finden lassen. Der Schlüssel dazu liegt allerdings weniger im juristischen Wissen, als vielmehr im technischen und praktischen Verständnis für die neue Welt der Datennetze”2. Aangezien het onderzoek de juridische impact van informatietechnologische ontwikkelingen van het internet wil illustreren, moet de technische toelichting niet uitputtend zijn. Juridische vragen staan centraal. Deze bijlage legt bijgevolg de nadruk op die aspecten van de technische onderbouw en op die toepassingen van het internet, aan de hand waarvan de jurist de voor hem relevante – lees: problematische – eigenschappen van informatietechnologische ontwikkelingen beter kan begrijpen. Er moet niet enkel bij het formuleren van voorstellen rekening mee worden gehouden. Zij helpen ook de voor de verantwoording van het onderzoek essentiële impact van het medium te illustreren. 3. De bespreking van het internet streeft geen volledigheid na. Bovendien is iedere schets, zodra hij is gemaakt reeds verouderd. Van die aard is de snelheid waarmee het internet zich ontwikkelt. Belangrijker dan de accuraatheid van de schets is de mate waarin hij een kader creëert waarbinnen de aard en het (juridisch) belang van technologische en functionele nieuwigheden correct kunnen worden ingeschat.

HOOFDSTUK II. Ontleding van het internet

Afdeling 1. Technische beschrijving van het internet

§ 1. Ontstaan van het internet

4. Hieronder volgt een omschrijving van het internet, waarin zowel de technische kenmerken als toepassingsmogelijkheden van het internet aan bod komen. Het netwerkencomplex staat in het brandpunt van de informatietechnologische ontwikkelingen en zal hierbij in de toekomst een sleutelrol blijven spelen. De ontstaansgeschiedenis van het internet gaat de beschrijving van de technische werking vooraf. Hier vindt men de verklaring voor een aantal essentiële eigenschappen van het internet3. Een toelichting bij het ontstaan van het netwerkenconglomeraat verduidelijkt de werking en ontwikkeling ervan. 5. In essentie is het internet een netwerk van onderling verbonden netwerken. Dit uitgangspunt is even eenvoudig als geniaal. De Koude oorlog, en meer in het bijzonder de nasleep van de

Page 3: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

3

Koreaanse oorlog, bracht het idee om computernetwerken tot stand te brengen in een stroomversnelling4. Als antwoord op de lancering van de Sovjetsatelliet Sputnik richtte het Amerikaanse Defensieministerie de Advanced Research Projects Agency op5. LICKLIDER kreeg in 1962 de leiding over de onderzoeksinspanningen van het ARPA. Zij beoogden de optimalisering van het militair gebruik van computertechnologie. Onder zijn impuls groeide de aandacht voor netwerkvorming. Communicatie was volgens LICKLIDER de sleutel tot de beoogde optimalisatie6. Door computers met elkaar te laten praten zou gedeeld gebruik van hun potentieel (resource sharing) en onderlinge uitwisseling van informatie tot de mogelijkheden behoren7. De stap van communicatie tussen computers naar de ontwikkeling van netwerken lag vervolgens voor de hand. 6. Het militaire aspect van het ARPA-project heeft de netwerkenverzameling haar robuuste8, niet-hiërarchische karakter verleend9. Het, in de context van de Koude Oorlog weinig verrassende, uitgangspunt was immers dat het ARPANET een nucleaire aanval moest kunnen weerstaan10. Het opzet luidde dat indien een schakel in het netwerk zou uitvallen de berichten via de andere schakels werden verzonden11. Deze doelstellingen leidden tot de ontwikkeling van een systeem van packet switching12. Men koos er daarenboven voor de aangesloten computers en/of netwerken een gelijke waarde toe te kennen. In dit decentrale netwerkbeheer, waarbij niet één machine als centrale computer (hoofdcomputer) functioneerde, konden de aangesloten computers en/of netwerken hun autonomie behouden. Hierdoor was het netwerk niet afhankelijk van een – kwetsbaar – hart. ARPA beoogde evenmin uniformiteit in de fysieke verbindingen en de verbonden computers. Het opteerde integendeel voor de vastlegging van een aantal communicatieafspraken die de aangesloten machines en netwerken moeten volgen. Hierbij werd het gebruik van deze protocollen de belangrijkste toetredingsvoorwaarde tot het netwerk(encomplex). Door de afspraken vrij te geven is een open netwerk kunnen ontstaan. Het uitgangspunt liet toe de gekozen standaarden los te koppelen van het hardwareplatform13. In het verlengde van deze voorwaarden is TCP/IP14 ontwikkeld. 7. De basisopties van het ARPA-project zijn niet onbelangrijk. Zij verklaren het bijzondere karakter van het uit het ARPANET gegroeide internet. Het internet is namelijk niet één netwerk. Het is integendeel een open geheel van heterogene, lokaal beheerde, systemen15, dat voortdurend in beweging is. 8. Het internet is reeds in 1967 geconcipieerd. Het duurde nochtans tot het midden van de jaren tachtig eer het netwerkencomplex aan zijn echte groei begon. Stilaan ontgroeide het internet tegelijk het hoofdzakelijk wetenschappelijk en militair16 kader waarin het was ontstaan. Oorspronkelijk (1969) verbond het ARPANET, mede ontwikkeld door BBN (Bolt, Beranek en Newman), 4 machines van evenveel onderzoekscentra. Niets wees er toen op dat het ARPANET/internet zou uitgroeien tot een netwerk voor de gewone gebruiker17. Het oorspronkelijke netwerk omvatte een computer op de universiteiten van Los Angeles, Stanford, Santa Barbara en Utah. In 1981 waren reeds 213 machines aangesloten. 9. De opgang van het netwerkennetwerk ging gepaard met de in de Verenigde Staten groeiende behoefte om ‘lokale’ netwerken (LAN = Local Area Network), die zich onafhankelijk van het ARPANET hadden ontwikkeld18, met elkaar te verbinden19. Het ARPANET deed hierbij dienst als verbindend netwerk of backbone. Door in 1982, via TCP/IP, het CS-Net (Computer Science Research Network)20 als eerste netwerk met het ARPANET te verbinden, kreeg “internetverkeer” gestalte. Het was het resultaat van het in 1973, door het inmiddels tot DARPA omgedoopte, aangevatte onderzoeksprogramma Internetting Project. Het had, zoals de naam verraadt, immers tot doel niet louter computers met elkaar te verbinden, maar netwerken21. Hierbij wou men niet raken aan de eigenheid van de verbonden netwerken. Zij behielden voor het intern verkeer hun specifieke protocollen. Men diende enkel een gemeenschappelijk platform te vinden waarop de netwerken met elkaar konden leren communiceren.

Page 4: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

4

10. Het ARPANET bleef niet de enige backbone22. In Europa ontstond EUNet en in de Verenigde Staten zette de National Science Foundation het NSFNet23 op om supercomputercentra met elkaar te verbinden. Ook rond deze, reeds snel met elkaar gekoppelde backbones, vormden zich netwerkclusters. Met de andere backbones stonden zij in voor de verwerking van het overgroot deel van het gegevensverkeer. Stilaan vervaagde dan ook de grens tussen het oorspronkelijke ARPANET en de daarop aangesloten netwerken. Het internet kreeg door de toenemende integratie uiteindelijk het uitzicht van een eenheid, één geheel. Bijgevolg weet de eindgebruiker niet – hij hoeft het trouwens niet te weten om het internet te kunnen gebruiken – welke specifieke deelnetwerken de gegevensstroom afwikkelen. 11. De historische schetst illustreert hoe het internet een wereldwijde verzameling van netwerken is geworden. Hierdoor lijkt het een overkoepelend netwerk. In werkelijkheid betreft het een veelheid van aan elkaar geknoopte netwerken. De TCP/IP-techniek verbindt hen24. Inmiddels zochten ook netwerkverzamelingen die de TCP/IP-protocollen niet gebruiken, aansluiting bij het internet. Dankzij verbindingsmachines die als vertaler fungeren (gateways) kunnen machines uit een internetomgeving communiceren met computers die zijn aangesloten op BITNET, EARN, CompuServe, FidoNet, enz…en omgekeerd25. Het spreekt voor zich dat de rechtsmachtproblematiek ook te maken heeft met de communicatie met deze netwerken26. De ontstane grotere netwerkenverzameling, waarvan de integratie in het internet steeds duidelijker vorm krijgt, vertoont dezelfde, voor rechtsmachtbepaling problematische, eigenschappen als het internet sensu stricto.

§ 2. Werking van het internet

I. Algemeen

12. Voor de aanduiding van het netwerk van onderling verbonden netwerken gebruikt het onderzoek voornamelijk de term internet27. Metaforen, zoals digitale of elektronische snelweg, zijn minstens even aantrekkelijk. Zij zijn echter minder neutraal28. Dergelijke termen geven meer informatie over het gevoel dat het gebruik van het internet teweegbrengt. Zij dragen minder bij tot een, vanuit juridisch oogpunt relevant, begrip van het technisch kader van het onderzoek. Bovendien geniet een eerder technische definitie van het internet de voorkeur boven een sterk functionele omschrijving. Verwarring tussen het internet en de toepassingen waarvoor het als platform fungeert, worden zodoende vermeden. De wisselwerking tussen een krachtig platform en gebruiksvriendelijke toepassingen verklaart het succes van het internet. Daarom is het internet vaak vereenzelvigd met een gigantische bron van informatie en een revolutionair communicatiemiddel. Hierbij dreigt men uit het oog te verliezen dat niet in het minst de talrijke internettoepassingen en hun populariteit hebben bijgedragen tot deze perceptie. 13. Het internet is in essentie een mondiale verzameling van heterogene29 netwerken30. Strikt genomen betreft het enkel de via de TCP/IP-protocollen verbonden netwerken31. Het internet moet worden onderscheiden van een LAN. De transmissie in een Local Area Network kan nochtans dezelfde protocollen respecteren. Het gebruik van een LAN situeert zich vaak in de meer beperkte omgeving van, bijvoorbeeld, een kantoor. Men kan hierbij denken aan het netwerk van de boekhoudafdeling van een onderneming. Het internet is evenmin een gesloten netwerk, bijvoorbeeld binnen een universiteit of bedrijf, van met elkaar verbonden lokale netwerken. Het gesloten karakter onderscheidt een Intranet32 van het internet. Het internet heeft precies een open structuur33. Het vormt een netwerk van alle, rechtstreeks of onrechtstreeks, met elkaar verbonden computers en netwerken. Een LAN of een Intranet kan dus probleemloos deel uitmaken van het internet.

Page 5: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

5

II. Internet versus telefoonnet: gelijkenissen ondanks verschillen

14. Een vergelijking met de wijze waarop telefoonverkeer wordt afgehandeld schept duidelijkheid over de manier waarop datatransmissie over het internet verloopt. De werking van het internetverkeer verschilt grondig van het telefoonverkeer34. Circuit switching staat tegenover packet switching. Beide platformen vertonen desondanks belangrijke gelijkenissen. Zij dragen eveneens bij tot een goed begrip van de werking van het internet. 15. Een vergelijking met het wereldomspannend telefoonnet maakt duidelijk dat het internet geen monoliet is35. Directe of indirecte onderlinge verbondenheid laat abonnees van telefoonmaatschappij X toe een abonnee aangesloten op net Y te bereiken36. Analoog aan de opbouw van het netwerk van telefoonnetten valt ook het internet uiteen in een ontelbaar aantal kleinere groepen (clusters) gelinkte computernetwerken37. 16. Om het netwerk van computers en netwerken zin te geven, is het van belang dat iedere computer die deel uitmaakt van een aangesloten netwerk kan communiceren met eender welke andere computer die deel uitmaakt van een ander tot het systeem behorend netwerk. Het geheel krijgt immers pas zin volle belang indien vervlochten netwerken van de overheid, universiteiten, ondernemingen, verenigingen en particulieren met elkaar kunnen communiceren. Het internet laat computers van de aangesloten netwerken toe onderling boodschappen te versturen, elkaar op afstand taken te laten uitvoeren of informatie te delen. 17. Telefooncentrales staan in voor de verbindingen tussen telefonienetwerken. Met schakelingen brengen zij een verbinding tussen het oproepende toestel en het doeltoestel tot stand. Waar beide toestellen zich geografisch bevinden is niet van essentieel belang38. Telefooncentrales volgen bij de doorschakeling van het telefoonverkeer technische afspraken. Die bepalen hoe de koppeling van de diverse telefoonnetten moet plaatsvinden. Aan de hand van de afspraken weten de centrales waar beide toestellen zich binnen het complex van telefoonnetten bevinden en langs welke weg tussen beiden een verbinding tot stand kan worden gebracht. Ook het internet maakt gebruik van technische afspraken, protocollen geheten. Zij laten computernetwerken toe met elkaar te communiceren39.

III. De werking van een netwerk

18. Om de werking van het ‘netwerkennetwerk’ te begrijpen is het nuttig de structuur van één bestanddeel ervan toe te lichten. Zodra een kabel twee computers met elkaar verbindt ontstaat een netwerk. Een diskette is niet langer nodig om de gegevens van de ene computer, waarop bijvoorbeeld een tekst is bewerkt, over te brengen naar het andere toestel dat kan worden gebruikt om de tekst af te drukken40. Door de kabel zijn de machines immers fysiek verbonden. Het nut van deze verbinding spreekt voor zich. De efficiëntie van het gebruik van schijfjes voor de uitwisseling van data tussen toestellen verkleint naarmate de communicatiefrequentie, de afstand tussen de machines en de omvang van de te transfereren data toenemen. Netwerken vinden hier hun oorsprong. 19. Het succes van lokale netwerken ligt voor de hand. Met slechts een kabel als ‘materiële drager’ zijn de gegevens op de computer van een collega toegankelijk alsof zij zich op de eigen machine zouden bevinden. Voor communicatie over lange afstanden is een LAN (Local Area Network), zoals de naam laat vermoeden, minder geschikt. Alle in het netwerk opgenomen computers moeten immers fysiek met elkaar worden verbonden. De kostprijs en de praktische moeilijkheden die hiermee gepaard gaan laten zich, vooral bij het naast elkaar ontstaan van transnationale ‘lokale’ netwerken, raden. Het lijkt efficiënter het verkeer over grote afstanden te bundelen in plaats van het in diverse LANs te laten plaatsvinden. Dergelijke concentratie van

Page 6: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

6

het lange-afstandsverkeer laat het internet toe. Het is geschikt voor transnationale communicatie. Verbindingen met hoge capaciteit reduceren de kostprijs van het verkeer over grote afstand tussen kleinere netwerken. 20. Voor een goed begrip volstaat het te denken aan de troeven van openbaar vervoer. Door wereldwijd verspreide netwerken, van de meest diverse pluimage, te verbinden, werkt het internet, hoe paradoxaal het ook mag klinken, op zijn beurt als mondiaal Local Area Network. Het internet, met alle erbij aangesloten computers, is zodoende slechts een extensie van de harde schijf van iedere machine die er toegang toe heeft41. Het is alsof bestanden op andere machines zich op de eigen computer bevinden. Omgekeerd zijn beschikbaar gestelde eigen bestanden wereldwijd toegankelijk.

IV. Protocollen zijn onmisbaar

21. Het basispatroon van een netwerk volstaat niet voor een goed begrip van de juridische vragen waartoe het internet aanleiding geeft. Het is een te rudimentaire benadering. Zij doet de onderliggende techniek weinig eer aan. Om een netwerk tot stand de brengen is de materiële verbinding tussen de computers niet toereikend. Kabels en satellietverbindingen zijn noodzakelijk. Zij zijn niet voldoende. 22. Indien twee computers elkaar moeten kunnen begrijpen is het nodig de uit te wisselen informatie te coderen met een voor beiden bekende sleutel. Hetzelfde geldt bij de verbinding van netwerken. Opdat netwerk X (bijvoorbeeld een Novell-netwerk) op nuttige wijze zou kunnen communiceren met netwerk Y (bijvoorbeeld een Appletalk-netwerk) moeten zij dezelfde taal gebruiken. Voor de gegevensuitwisseling dringen zich gemeenschappelijke standaarden op. 23. De netwerken moeten niet identiek zijn. Het volstaat dat zij voor gegevensuitwisseling aan dezelfde standaarden voldoen. De voorwaarde voor een zinvol gesprek tussen twee personen is trouwens ook dat zij voor hun onderlinge conversatie een gemeenschappelijke taal gebruiken. De gemeenschappelijke standaarden zijn ook voor de bestelling van de berichten van belang. Zij zorgen ervoor dat de berichten tussen de machines en netwerken, over de diverse materiële dragers, volgens een gemeenschappelijke methode op de juiste plaats kunnen worden afgeleverd.

V. Circuit Switching – Packet Switching

24. Het gebruik van protocollen vormt een punt van overeenkomst tussen het internet en de werking van het internationaal telefoonverkeer. Bij internationale telefoonverbindingen doorkruist het gesprek diverse netten. Overeenkomsten tussen de beheerders van de telefoonnetten bepalen de technische organisatie van het transitverkeer. Op analoge wijze bepalen protocollen hoe datapakketten over talrijke verschillende netwerken van de versturende naar de ontvangende machine reizen. 25. Ondanks deze schijnbare gelijkenissen verschilt de werking van het internet sterk van de organisatie van het internationaal telefoonverkeer. De vergelijking is nochtans krachtig in zoverre zij toelaat zich een beeld te vormen van het beginsel van de onderlinge verbondenheid van computernetwerken. Om een volledig inzicht te verwerven in de architectuur van het internet schiet het beeld echter tekort. Een vergelijking met de behandeling van klassieke post biedt, de snelheid buiten beschouwing gelaten, hiervoor de beste uitgangspositie.

Page 7: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

7

26. Het internet is immers een packet switched network42. Een telefoonnet daarentegen is een circuit switched network43. Wie een telefonische verbinding tot stand brengt, krijgt een deel van het telefoonnet, een lijn, toegewezen. Aangezien de lijn is voorbehouden voor het betreffende gesprek duidt men haar aan als een dedicated line44. Het aaneenschakelen van diverse telefoonlijnen uit diverse subnetten – circuits – brengt als het ware een rechtstreekse lijn tussen het oproepende toestel en de opgeroepen telefoon tot stand. Anderen kunnen het toegewezen deel van het netwerk voor de duur van het gesprek niet meer gebruiken. Dit draagt bij tot de schaarste en de kostprijs van het goed, of preciezer, van het gebruik van de telefoonlijn. Zodra alle beschikbare lijnen zijn toegewezen, wordt het verkeer geblokkeerd tot één van de lijnen opnieuw vrijkomt. Om zich hiervan een beeld te vormen volstaat het te denken aan de bezettoon als de lijn van de opgeroepen abonnee in gebruik is. Indien hij slechts over één lijn beschikt, is ander inkomend of uitgaand telefoonverkeer uitgesloten voor de duur van het gesprek. 27. Klassieke postbezorging lijdt niet onder dit suboptimaal gebruik van de infrastructuur. Post wordt, zoals datapakketten in het internet, over een packet switched network verdeeld. Indien ik een brief verstuur van plaats X naar plaats Y kan ik de brief niet in het postkantoor van X afgeven aan één postbode, die het transport en de bestelling van deze ene brief in plaats Y voor zijn rekening neemt. Mocht dit wel het geval zijn dan zou postbedeling gebruik maken van dedicated lines. De brief komt daarentegen tussen een hele stapel zendingen terecht. Daarop worden de brieven gesorteerd. Dit gebeurt volgens hun bestemming. In een postzak terechtgekomen wordt de brief, eventueel samen met andere postzakken, op zijn weg naar Y vervoerd naar een ander postkantoor. Zonodig zal de postdienst de inhoud van deze postzak opnieuw sorteren en bundelen met het oog op de bestemming. Op die manier komt de bewuste brief bij iedere tussenschakel die hij doorkruist een stap dichter bij zijn eindbestemming. 28. Bij vergelijking van het postvervoer tussen postkantoren met netwerkverbindingen wordt onmiddellijk duidelijk dat de brief uit het aangehaalde voorbeeld niet over het exclusief gebruik beschikt van de verbindingen die hij doorkruist. Hij reist met een hele groep brieven die dezelfde richting uitmoeten. Zoals datapakketten op het internet deelt hij de netwerkinfrastructuur met andere zendingen. 29. Naar analogie van de regels die sorteermachines gebruiken, geven netwerkprotocollen de data van het ene netwerk door aan het andere tot zij hun bestemming bereikt hebben. Anders dan bij postverkeer worden de te transporteren gegevens door de protocollen in gelijke pakketjes opgedeeld die onafhankelijk van elkaar worden vervoerd. Zij volgen hierbij niet steeds dezelfde weg. Bij telefonie daarentegen wordt door aaneenschakeling van diverse lijnen een spraakkanaal tussen de gesprekspartners tot stand wordt gebracht45. Hierna wordt toegelicht hoe de netwerkprotocollen de gegevensstroom opdelen en -afhankelijk van de densiteit van het netwerkverkeer, de bestemming, enz.- vervoeren. 30. Circuit-switched en packet-switched networks hebben elke hun eigen troeven en gebreken. Op toegewezen lijnen kan de communicatie weliswaar een hogere snelheid vertonen. Zolang de verbinding open is kunnen anderen het toegewezen kanaal echter niet gebruiken. Aangezien de gegevensstroom tussen oproeper en opgeroepene de lijn niet hoeft te delen met andere data kan de verzending met maximale snelheid plaatsvinden. Het gebruik van de lijn is anderzijds exclusief. Dit kan bij druk verkeer makkelijk tot verzadiging leiden. Anderzijds sluit druk verkeer over alle kanalen de transmissie over het internet niet uit. De protocollen kunnen andere wegen kiezen om in te spelen op de densiteit. Bij verzadigde bandbreedte zal alle communicatie wel trager verlopen.

VI. Werking van de internetprotocollen

Page 8: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

8

A. Netwerkprotocollen: algemeen

31. Het internet draait om afspraken. De afspraken betreffen diverse aspecten van gegevensuitwisseling. Eén van de kenmerkende eigenschappen van het internet is het gebruik van de TCP/IP-protocollen. Een toelichting bij dit resultaat van de onderzoeksinspanning van ARPA dringt zich bijgevolg op. TCP en IP, het Tranport Control Protocol en het Internet Protocol zijn slechts de twee kernprotocollen uit een als de Internet protocol suite46 omschreven waaier. Als basisprotocollen genieten zij echter zo’n bekendheid dat de term TCP/IP kan worden gebruikt om er de hele protocolfamilie mee aan te duiden47. 32. Voor een optimale beheersbaarheid en overzichtelijkheid van netwerksoftware zijn de netwerkprotocollen uit een aantal lagen opgebouwd. Men heeft het in het Engels dan ook over a layered set of protocols48. Elk van deze lagen heeft een eigen, specifieke functie49. TCP/IP is dus een protocol-suite, of protocol-stack, die uit vier functioneel onderscheiden lagen bestaat. Het betreft: een fysieke laag, een netwerklaag, een transportlaag en een applicatielaag. Aan de hand van een beschrijving van de processen die een elektronische brief moet doorlopen50, worden hierna de verschillende lagen van de protocolstructuur toegelicht.

B. Applicatielaag

33. De toepassingsprotocollen bevinden zich bovenaan de protocolstructuur. De applicatieprotocollen vormen de sleutel tot de hierna te bespreken internettoepassingen. De taken die zij vervullen geven het internet een gezicht. De internettoepassingen doen voortdurend een beroep op de functies waarvoor de onderliggende geledingen instaan. Het Transmission Control Protocol en het Internet Protocol ondersteunen de applicatielaag en vormen bijgevolg een platform51. 34. Applicatieprotocollen vormen de kern van, bijvoorbeeld, een mailprogramma. Het mailprotocol beschrijft de commando’s en boodschappen die de ene machine naar een andere kan zenden. Dit is de klassieke taak van een toepassingsprotocol. Bij elektronische post betreft het commando’s die bepalen wie de afzender/bestemmeling van het bericht is, commando’s die de tekst van het bericht afbakenen, … Het File Transfer Protocol (FTP), dat de procedure voor gegevensuitwisseling tussen computers omschrijft, is een ander voorbeeld van een applicatieprotocol. Het laat toe een verbinding tussen client en host te openen, het bepaalt de inlogprocedure, maakt het mogelijk aan te geven welke bestanden de transmissie zal betreffen en controleert de bestandsoverdracht.

C. Transportlaag

1. Algemeen

35. Betrouwbare communicatie is essentieel voor netwerktoepassingen. Hiervoor staan de onderliggende lagen van de protocoltoren in52. Het heeft weinig baat dat de toepassingen elkaar begrijpen indien het doorsturen van gegevens problemen oplevert. Wie e-mail gebruikt, schrijft met het mailprogramma een elektronische brief. Het programma bakent het bericht af, markeert wie de afzender en de bestemmeling is, enz. Het transportprotocol is verantwoordelijk voor de verzending van het bericht. Meer in het bijzonder staat het in voor de communicatie tussen de processen53. Berichten van de mail-client moeten de mail-server bereiken en omgekeerd. Een deel van zijn opdracht besteedt het transportprotocol uit aan de netwerkprotocollen. IP is het

Page 9: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

9

belangrijkste netwerkprotocol. Het waakt op zijn beurt over de communicatie tussen de machines. Dankzij de netwerklaag reizen de data over de meest uiteenlopende netwerken naar de machine van bestemming, waarop het overeenkomstige proces zich afspeelt. Toepassings- en transportprotocollen moeten zich dus niet inlaten met de problematiek van de netwerkverbinding. 36. De protocollen zijn een verzameling routines. Door hen te doorlopen kunnen zij hun taken tot een goed einde brengen. Voor de uitvoering van zijn opdracht kan een protocol, bijvoorbeeld een e-mailprotocol, een beroep doen op andere protocollen, waaronder TCP. Het regelt de bezorging van de post en doet hiervoor op zijn beurt een beroep op IP, dat de reisweg van de uit te dragen gegevenspakketjes bepaalt en hen aan de netwerklaag doorgeeft. Deze laatste regelt het concrete transport. Op die manier ontstaat een gelaagde protocoltoren54. 37. In de transportlaag bevinden zich meerdere protocollen. Naast TCP, dat hier wordt toegelicht, is het User Datagram Protocol (UDP)55 van groot belang. Door hun verschillende eigenschappen hebben beide protocollen een andere functionaliteit. UDP waarborgt de aflevering van het verstuurde datapakket niet. Het staat tijdens de transmissie trouwens niet in verbinding met de bestemmeling. Het verstuurt gewoon uitgaande datagrammen en ontvangt inkomende datagrammen. Het houdt geen rekening met verlies van gegevens onderweg. De verminderde betrouwbaarheid wordt gecompenseerd door een hogere transmissiesnelheid. TCP moet, in tegenstelling tot UDP, vaak overgaan tot het opnieuw verzenden van gegevens indien die tijdens het transport verloren gingen. Daarenboven staan bij TCP-transmissie client en server gedurende het hele verzendingsproces met elkaar in verbinding. Deze controlemechanismen vergen tijd en bijgevolg ook snelheid. Terwijl TCP geschikt is indien foutcontroles essentieel zijn, dringt UDP zich op bij toepassingen waarvoor snelheid essentieel is, zoals de overdracht van spraak en video56.

2. Transmission Control Protocol

38. Het elektronisch postbericht waarmee de werking van het applicatieprotocol is geïllustreerd is in beginsel te omvangrijk om als één geheel te worden vervoerd. Men kan de situatie vergelijken met de verzending van een boek indien hierbij alleen gebruik kan worden gemaakt van gewone enveloppen. Er zit desgevallend niets anders op dan de naad van het boek los te maken en de bladen van het boek over verschillende enveloppen te verdelen. De afzender moet de omslagen afzonderlijk op de bus doen57. 39. In de transportlaag doet TCP precies hetzelfde met de elektronische informatie die men wil versturen. Het hakt het gegevensverkeer in stukjes. Deze worden daarop, samen met gegevens van andere internetgebruikers, langs de meest geschikte weg over het internet verzonden58. Het Transport Control Protocol zorgt er tevens voor dat alle subpakketten aankomen. Indien gegevens verloren zijn gegaan, volgt een tweede verzending. TCP houdt dus in het oog wat is verzonden, wat is aangekomen en wat niet kon worden besteld. Daarenboven voegt het bij ontvangst alle pakketten opnieuw samen. Door hen in de juiste volgorde aan elkaar te lijmen wordt het oorspronkelijke bericht bij aankomst perfect gereconstrueerd. De taak van TCP kan worden vergeleken met die van de bestemmeling bij de verzending van het boek via de klassieke postdiensten in enveloppen. Hij moet erover waken dat hij alle bladzijden heeft ontvangen, hun volgorde bepalen en er opnieuw een inhoudelijk coherent geheel, een boek, van maken. 40. De reconstructie is essentieel. Het protocol verzendt de diverse pakketjes individueel59. Er ontstaan dus geen gegevensclusters. Bij het verknippen van de gegevens houden de transportprotocollen geen rekening met eventuele interne verbanden. Het boek wordt als het ware niet gesplitst op de plaats waar een nieuw hoofdstuk begint. Aangezien de datapakketjes

Page 10: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

10

onafhankelijk van elkaar worden verstuurd, is het niet zeker dat het eerste deel van het bericht vóór het laatste zal aankomen. Het kan verloren gaan, waardoor de verzending ervan moet worden overgedaan, of op de hem door de routers aangewezen weg vertraging hebben opgelopen. Geen van de pakketjes hoeft immers dezelfde weg te volgen. Pas als de verzonden boodschap opnieuw volledig is samengesteld, kan het bij de ontvangende machine in handen komen van het toepassingsprogramma in opdracht waarvan het vanuit de machine van de afzender is verzonden. 41. TCP breekt de gegevensstroom op in beheersbare pakketjes. Zij gaan als het ware in afzonderlijke omslagen. De informatie op deze TCP-enveloppe is de header. De inlichtingen in de header laten TCP toe zijn opdracht uit te voeren. Het poortnummer in de header bepaalt voor welke applicatie de data bestemd zijn. Het maakt gelijktijdige verzending in opdracht van meerdere toepassingen mogelijk zonder dat de controle hierbij verloren hoeft te gaan. Bovendien krijgt ieder datapakket een volgnummer mee. Indien TCP aan de zijde van de ontvanger een bepaald volgnummer terugstuurt naar de verzender betekent dit dat alle pakketten tot en met degene die dat volgnummer dragen zijn aangekomen. Indien dit bericht niet binnen een bepaalde tijd komt, gaat TCP aan de zijde van de verzender er van uit dat berichten verloren gingen. Hierop verzendt het de betreffende gegevens opnieuw. Tenslotte bevat de header een controlegetal. Het laat zich berekenen door een optelling van de gegevens die een pakket bevat. Als de gegevens zijn aangekomen volgt een vergelijking van het door optelling verkregen getal met het initiële controlegetal. Verschillen wijzen op het verlies van gegevens. Het leidt tot vernietiging van het pakket en retransmissie60. Om de gegevensoverdracht te stroomlijnen zorgt het protocol ervoor dat de communicerende machines elkaar voortdurend op de hoogte houden. Zo geeft de ontvangende machine voortdurend door hoeveel gegevens het kan opnemen. De versturende machine hoeft dus niet te wachten met de verzending van een nieuw gegevenspakket tot het een ontvangstmelding kreeg.

D. Netwerklaag

1. Algemeen

42. Van de transportlaag komen de gegevens in de netwerklaag terecht61. Hier bevindt zich het Internet Protocol. Het brengt het datapakket bij de juiste machine. Dit protocol heeft immers tot taak in het netwerkennetwerk voor de gegevens een, zo efficiënt mogelijke, route te vinden van afzender naar bestemmeling. Het werkt zoals de luchtverkeersleiding die een vliegtuig door het luchtruim gidst. Op de netwerklaag worden gegevenpakketten gegidst naar de machine waarvoor zij zijn bestemd62.

2. Internet Protocol: werking

43. Het Internet Protocol werkt in het internet op het niveau van de netwerklaag. De netwerklaag ontvangt gegevens van de transportlaag met de opdracht deze ter bestemming te brengen. Bij de machine van ontvangst speelt het Internet Protocol de data op zijn beurt opnieuw door aan het protocol op het niveau van de transportlaag. Dit protocol kan dan ontvangstmelding doen en de gegevens naar de gewenste toepassing doorschuiven. 44. IP bekommert zich niet om de header die TCP aanbracht. Het schuift het van TCP ontvangen pakket daarentegen onmiddellijk in een nieuwe enveloppe63. Samen met de te verzenden gegevens ontvangt IP van TCP ook het internetadres van de machine waar het de

Page 11: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

11

gegevens moet afleveren. Deze komt in de nieuwe IP-header en laat toe op de diverse knooppunten in het netwerkencomplex een juiste route voor de gegevens uit te stippelen. Deze gegevens zijn onmisbaar voor het gebruik van een protocol dat bepaalt hoe op de splitsingen tussen verschillende netwerken een juiste routeringsbeslissing moet worden genomen om het pakket dichter bij zijn bestemming te brengen. 45. TCP is niet het enige transportprotocol dat van IP gebruik maakt. Daarom neemt IP in zijn header ook het nummer op van het protocol dat hem de verzendingsopdracht heeft gegeven. Zo kan IP het gegevenspakket bij de ontvangende machine aan het juiste protocol in de transportlaag afleveren64. Het protocolnummer valt te vergelijken met de vermelding “ter attentie van” op een enveloppe. 46. De hoofding van het IP-pakket is van cruciaal belang voor de routering. Enkel indien de hoofding of enveloppe tijdens het transport niet beschadigd wordt kan IP er zeker van zijn dat de gegevens naar de juiste machine werden verstuurd. Een controlegetal doet hier dienst als zegel65. 47. IP beperkt ook de levensduur van de pakketten die het ter bestemming brengt. Het vermijdt dat een boodschap, door een foute routering, in een rondje zou blijven draaien. De levensduur valt af te lezen van een in de tijd afnemend getal. Indien het getal vóór aankomst 0 is mag met het gegevenspakket geen rekening meer worden gehouden66. Het transportprotocol zal bijgevolg een nieuwe verzendingsopdracht moeten geven67.

3. Internet Protocol: opdracht

48. Het Internet Protocol staat in voor het ter bestemming brengen van gegevens. IP houdt hierbij rekening met de actuele netwerkstatus. Op basis daarvan kiest het, op het ogenblik van de verzending van het datapakket, de route. Er is bijgevolg sprake van dynamic routing68. Het internet kan zodoende ook bij gedeeltelijke uitval in de lucht blijven69. Voor verzending van X naar Y maakt het protocol geen gebruik van een vastgelegde route. Bij uitval een onderdeel zou de route immers onbruikbaar worden. Indien de voorkeurroute niet beschikbaar is, moet het protocol vrij makkelijk een nieuwe weg kunnen vinden naar de vooropgestelde bestemming. Het pad dat datapakketten volgen, is bijgevolg onvoorspelbaar70. 49. Om het netwerk minder gevoelig te maken voor een gedeeltelijke uitval werkt IP ook niet hiërarchisch. De transmissies passeren geen centrale routingmachine71. Vanuit de verzendende machine leidt IP het pakket naar het eerstvolgende netwerkknooppunt, waar opnieuw en onafhankelijk over de te volgen weg wordt beslist, enz72. 50. Voor het uitstippelen van de meest geschikte weg voor een datapakket is het onontbeerlijk het adres van de bestemmeling te kennen. Routing en IP-adressering, onlosmakelijk met elkaar verbonden, worden hier dan ook achtereenvolgens toegelicht.

a. Routering

51. Het routen73 van gegevenspakketten is belangrijk. Een netwerk bestaat zelden uit slechts twee computers. Indien één kabel machine A en B verbindt, is het geen kunst een bericht van A voor B ter bestemming te brengen. De te volgen weg ligt voor de hand en keuzes dringen zich niet op74. Het verbinden van de computers wordt moeilijker naarmate meer computers deel gaan uitmaken van het netwerk75. Nog complexer is de koppeling van verscheidene netwerken76. Rechtstreekse koppelingen tussen machines op de diverse deelnemende netwerken zijn dan

Page 12: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

12

immers uitgesloten. Desondanks kan er slechts communicatie zijn als computers elkaar kunnen bereiken. Iedere machine moet dus weten hoe dit, rechtstreeks of onrechtstreeks, voor elkaar te krijgen. Het belang van het Internet Protocol bestaat erin datapakketten, door voortdurende bewegwijzering, over diverse netwerken van A naar B te loodsen. 52. Om het routeringsproces toe te lichten, biedt het klassieke postverkeer opnieuw een dankbaar referentiepunt. Het is weinig waarschijnlijk dat voor een brief met bestemming Australië de postdienst een vliegtuig zal inleggen om de brief bij de afzender in Gent op te halen en hem rechtstreeks naar de bestemmeling te vliegen. De luchtbrug tussen afzender en bestemmeling zou veel gelijkenissen vertonen met een rechtstreekse kabel tussen twee machines. 53. Het bestellen van de brief gebeurt door samenwerking van talrijke, nationale, postdiensten. Een postdienst is te vergelijken met een netwerkenverzameling. Het lokale postkantoor verstuurt de brief naar een sorteercentrum. Daar wordt beslist welk het volgende kantoor op zijn weg wordt, tot het postkantoor is bereikt van waaruit een postbode hem kan bestellen. Hetzelfde gebeurt met datapakketten op het internet. 54. Om de brief ‘richting’ te kunnen geven, is het nodig dat ieder postkantoor weet welke de beschikbare verbindingen zijn en welke stap, op grond van deze informatie, de beste is om de brief dichter bij zijn eindbestemming te brengen77. Zodra deze beslissing is genomen kan het postkantoor de brieven in vliegtuig, trein of vrachtwagen laten laden. In internetcontext geeft IP de gegevens ná de routeringsbeslissing door aan de overeenkomstige fysieke laag. Zij voert het concrete transport uit. In deze infrastructuurlaag bevinden zich de telefoonlijnen, satellietverbindingen enz., met behulp waarvan in het internet data worden vervoerd. 55. Het Internet Protocol is voornamelijk gecreëerd voor verkeer tussen netwerken. Routen is immers vooral belangrijk indien een toepassing gegevens wenst te versturen naar een machine in een ander netwerk. Het routen gebeurt dus voornamelijk door de computers die bruggen tussen netwerken slaan, de gateways78. Op deze kruispunten komt het er immers op aan te beslissen wat de volgende stap in de richting van de eindbestemming is. Indien op een gateway de netwerken X, Y en Z samenkomen en enkel Z op zijn beurt verbonden is met netwerk A zal IP de router ertoe aanzetten het bericht voor A naar Z te dirigeren79. 56. Routers bevatten ingebouwde tabellen80. Zij vermelden welk netwerk, direct of indirect, naar het netwerk van bestemming voert81. Om de tabellen up to date te houden staan de routers voortdurend met elkaar in contact. Een protocol zorgt ervoor dat zij elkaar opsporen en elkaar voortdurend op de hoogte houden van de beste weg naar een netwerk. Het protocol waarborgt zodoende een voortdurende aanpassing van de tabellen.

b. Adressering

57. Het Internet Protocol bevat afspraken over de wijze waarop gegevenspakketten ter bestemming kunnen komen. Deze zijn waardeloos indien niet tegelijk afspraken over adressering zijn gemaakt. Het is ook voor een postbode uitgesloten een brief te bestellen die niet correct is geadresseerd. Conform het Internet Protocol krijgt iedere op het internet aangesloten computer een adres, het IP-adres. Het vergezelt ieder verzonden datapakket en laat toe de bestemmeling te lokaliseren82. 58. Internetadressen bestaan uit 32 bits. 4, door punten gescheiden cijfers, tussen 0 en 255 geven het IP-adres weer. De getallen die het adres vormen hebben onderscheiden taken83. Het IP-adres moet immers toelaten zowel het netwerk als de machine in het netwerk te identificeren. Het nummer van het netwerk is als een postcode of een zonenummer. Het machinenummer

Page 13: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

13

bevat het abonneenummer of de verdere adresgegevens84. Het bepaalt de binnen het netwerk aan te spreken machine. Ook hier vertoont het internet gelijkenissen met de gewone postbedeling85. 59. IP-adressen zijn cijferkettingen. Voor communicerende computers zijn zij zeer geschikt. Een gewone gebruiker kan hen echter moeilijk onthouden. Om dit euvel te verhelpen hebben de meeste host-machines ook een unieke, symbolische naam. Voor communicatie over de netwerken wordt deze geconverteerd86 in het numerieke IP-adres. 60. Voor het toekennen van de “gebruiksvriendelijke” machinenamen is een hiërarchisch systeem ontwikkeld, het Domain Name System. Het garandeert het unieke karakter van de toegekende domeinnamen87. Afspraken bij de naamgeving zorgen er tevens voor dat de namen makkelijker onthouden kunnen worden. De hiërarchische opbouw houdt in dat een machinenaam, zoals een telefoonnummer, uit meerdere niveaus bestaat. Bij het lezen van de adrescomponenten, of domeinen, van rechts naar links zoemt men steeds verder in. Allserv.rug.ac.be laat toe dit te illustreren. “be” is het domein België88. Binnen dit domein is “ac” het domein van de academische instellingen. “rug” is het domein van de Gentse universiteit binnen deze domeinen. “Allserv” is de naam van de machine zelf. De domeinnaam is dus het door de machinenaam voorafgegane deel van het adres. 61. Domeinnamen kunnen informatie geven over de geografische lokalisatie van de machine die zij identificeren. Nochtans kunnen zij een correcte traceerbaarheid niet waarborgen. Een domeinnaam moet enkel uniek zijn om te kunnen worden geregistreerd89. Aangezien domeinnamen een groot commercieel belang vertonen – een goed klinkende naam verkleint de drempel tot een site – heeft de registratie en het gebruik ervan reeds aanleiding gegeven tot heel wat juridische disputen.

E. Fysieke laag

62. De door IP gegidste pakketten reizen over de fysieke laag. Hier vindt het echte transport over het netwerkmedium plaats. Satellietverbindingen, telefoonlijnen, seriële lijnen, enz. vormen de fysieke laag. De verzonden gegevens reizen ook vaak over lokale netwerken. Het betreft vaak Ethernet-netwerken. Een toelichting van de wisselwerking tussen de netwerklaag en de fysieke laag houdt hier rekening mee. 63. Nadat het Internet Protocol heeft bepaald welke de eerstvolgende tussenstap op de weg van het gegevenspakket is, overhandigt het de gegevens aan de fysieke laag. Niet zelden behandelt Ethernet er de data. De moeilijkheid bestaat erin dat IP-adressering verschilt van Ethernet-naamgeving. Ieder Ethernet-component heeft een MAC address als unieke mondiale identificatie. IP-adressen zijn voor het Ethernet vreemd. Om hieraan te verhelpen zijn met het Address Resolution Protocol (ARP)90 tabellen aangelegd. Daarin laat zich het voor het IP-adres overeenkomstige Ethernet-adres vinden. 64. Onderstel dat IP een datapakket naar het eerstvolgende netwerkknooppunt (gateway) wil sturen. Het fysieke platform zal in de ARP-tabel het betreffende Ethernet-adres opzoeken en tussentijds het pakket opslaan91. Zodra het Ethernet-adres is gevonden kan het pakket naar het knooppunt worden gestuurd92. Komt het adres niet voor in de tabel dan roept ARP de Ethernet-machine met het overeenkomstige IP-adres op haar Ethernet-gegevens bekend te maken. Volgt hierop geen reactie dan vindt de verzending naar het betreffende IP-adres niet plaats.

Page 14: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

14

Afdeling 2. Toepassingen van het internet

§ 1. Situering

I. Kader voor de bespreking

65. Het internet krijgt pas gestalte in de toepassingen die van het netwerkencomplex gebruik maken. Bijgevolg wordt de toelichting van de technische grondslagen van het internet aangevuld met de bespreking van een aantal courante toepassingen. De nadruk ligt, anders dan bij de analyse van de protocoltoren, op de gebruiksmogelijkheden van het netwerkencomplex. Niet de toepassingsprotocollen maar de toepassingen komen op de voorgrond. De keuze moet toelaten inzicht te verwerven in de wijze waarop schadeverwekkende handelingen en hun gevolgen in een internetomgeving vorm krijgen. Minder aandacht voor de toepassingsprotocollen brengt de basis voor het onderzoek niet in gevaar. De toepassingsprotocollen bouwen immers allen voort op TCP/IP. Precies deze protocolsuite verleent het netwerkencomplex zijn specifieke kenmerken93 ... die de goede werking van de onderzochte rechtsmachtregeling onder druk zou kunnen zetten. 66. De internettoepassingen situeren zich op drie grote terreinen. ��Zij laten op een eenvoudige manier communicatie tussen internet-gebruikers toe. Dit

veronderstelt gebruiksvriendelijke uitwisseling van data tussen de aangesloten computers. Elektronische postbedeling, elektronische babbelboxen en discussiefora, in de vorm van nieuwsgroepen en mailinglijsten, stimuleren een uitwisseling van ideeën.

��Via het internet kan informatie permanent en goedkoop aan een breed publiek ter

beschikking worden gesteld. Het opvragen van deze informatie is daarenboven een koud kunstje. Bijgevolg ervaart de gebruiker het internet als een immense virtuele en interactieve bibliotheek. Zoek- en indexeringssystemen vereenvoudigen daarenboven de consultatie van de beschikbare data.

��Dankzij het internet is het bovendien mogelijk op afstand te werken met de eigen of een

vreemde computer94. Dergelijk gedeeld gebruik komt de optimalisatie van de beschikbare infrastructuur ten goede.

67. De toelichting betreft slechts de toepassingen die deze functies op de meest duidelijke wijze concretiseren. Door de snelheid waarmee de technologie zich ontwikkelt, dreigt de keuze van deze toepassingen voortdurend te zijn achterhaald. Ook actuele technische finesses zullen ontbreken. Informatici zullen er bijgevolg geen vrede mee kunnen nemen. Sommige hier besproken toepassingen hebben inmiddels aan belang verloren. Zij verklaren echter vaak andere toepassingen waartoe zij de aanloop vormen. De bespreking zal rudimentair zijn. Vooral de beginselen van een aantal internettoepassingen verdienen aandacht. De aanpak laat, niettegenstaande de technologische ontwikkelingen, het behoud van de waarde van de schets toe. Een bespreking van elementaire kenmerken van basistoepassingen vormt een kader waarbinnen de draagwijdte van evoluties zich makkelijk laat begrijpen. Varianten op basistoepassingen of toepassingen die TCP/IP als platform hebben, zullen de juridische gevolgen van het gebruik van het internet niet dramatisch wijzigen.

II. Client-Server model

Page 15: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

15

68. Het client-server softwaremodel kenmerkt alle toepassingen op het internet95. De begrippen client en server verwijzen hier niet naar machines, maar wel naar processen. Op één machine kunnen dus gelijktijdig meerdere (client- en server)processen actief zijn96. In het model is de client het programma dat gebruik wil maken van een bepaalde dienst. De browser bijvoorbeeld is een web-client, waarmee bij de web-server een webpagina kan worden opgevraagd. De server is immers het programma dat de door de client gevraagde dienst verleent. 69. Het concept is waardevol in een netwerkenomgeving waar client en server zich niet op dezelfde machine hoeven te bevinden. Vanaf verschillende machines kan de web-browser bijvoorbeeld, als client, de server-software bevragen. Het model laat toe informaticabronnen over computernetwerken gedeeld aan te wenden97. Hierin schuilt zijn kracht. De geheugenbelasting die uitgaat van een bepaalde toepassing kan immers worden gedeeld tussen de machine waarop de client draait en de computer die de server herbergt98. Bovendien kunnen meerdere clients de server bevragen. Bij een grote investering op het niveau vaan de client kunnen de kosten als het ware worden uitgesmeerd. Client en server klikken naadloos in elkaar. De gebruiker heeft er dan ook meestal geen weet van welke machine welke opdracht vervult.

§ 2. Overzicht van de toepassingen

I. Elektronische post

70. Electronic mail (E-mail) bestaat sinds de begindagen van het internet99. Het is nog steeds de meest populaire toepassing van het internet100. Het is een met de gewone post vergelijkbare vorm van asynchrone101 communicatie. Het grote verschil zit echter in de snelheid van de elektronische postbedeling. Klassieke post wordt niet voor niets smalend snail mail genoemd. Daarenboven is e-mail, voornamelijk bij internationaal berichtenverkeer, beduidend goedkoper102. 71. Ondanks zijn snelheid biedt e-mail geen rechtstreekse online communicatie103. Het chatten vult deze lacune op. Het vertoont zodoende meer gelijkenissen met het voeren van een telefoongesprek. De bestemmeling leest en beantwoordt zijn elektronische brief pas bij het verwerken van zijn elektronische correspondentie. Hiervoor moet hij zijn mailbox openen. Een mailbox lijkt dus op een brievenbus of op een automatisch antwoordapparaat104. 72. E-mail is minder direct dan een telefoontje. Het heeft daarentegen het voordeel dat het mogelijk is een elektronische brief te versturen bij afwezigheid van de bestemmeling105. Zoals de bestemmeling kiest wanneer hij de mail raadpleegt, kan de afzender het bericht de klok rond versturen106. Beide processen staan los van elkaar. Vooral bij communicatie over verschillende tijdzones is dit nuttig. E-mail heeft dit met faxverkeer gemeen. Anderzijds moet het ontvangende faxtoestel het bericht afdrukken voordat het kan worden gelezen en opnieuw verwerkt. Elektronische post is daarentegen rechtstreeks integreerbaar in andere toepassingen. Bovendien laat e-mail toe allerlei data, bestemd voor andere toepassingen (tekstbestanden, geluidsfragmenten, videobeelden enz.) met de elektronische brief mee te sturen. E-mail blijft dus niet noodzakelijk beperkt tot het versturen van tekstboodschappen107. Bovendien zijn gefaxte documenten meestal reeds een afdruk … van een elektronisch document. 73. Elektronische post werkt bijzonder snel. Dit belet niet dat factoren als de hoeveelheid gebruikers op het ogenblik van verzending, de omvang van het bericht en het aantal netwerken die het moet doorkruisen, de communicatiesnelheid negatief kunnen beïnvloeden. Afstand lijkt desondanks een verwaarloosbare factor voor de snelheid van de communicatie108. Aangezien elektronische post geschikt is voor transnationale communicatie zal het niet verbazen dat

Page 16: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

16

geschillen die er verband mee houden dikwijls grensoverschrijdende eigenschappen vertonen. E-mail heeft bovendien een informeel karakter. Een elektronische brieft nodigt, hoewel geschreven, uit tot spreektaal. Dit kan het ontstaan van geschillen bevorderen. 74. Elektronische briefwisseling is slechts mogelijk indien de machines van de geadresseerde en de afzender toegang hebben tot het internet. Dit is inherent aan internetwerkverkeer. Hetzelfde geldt voor klassiek post- en telefoonverkeer. De bij de communicatie betrokken partijen moeten aangesloten zijn op een telefoonnetwerk of beroep kunnen doen op postdiensten. 75. Klassieke post en elektronische post werken volgens dezelfde principes. Een brief schrijven is analoog aan het intikken van een elektronische boodschap. De mail-client ondersteunt de redactie van de elektronische brief en voorziet hem van een elektronische enveloppe (met de coördinaten van de afzender, geadresseerde, …). Met behulp van de mail-client gaat de boodschap naar de mail-server. Het programma is een elektronisch postkantoor. Het beheert in- en uitgaande post. Bij het klaarmaken en verwerken van het bericht respecteren de mailprogramma’s het Simple Mail Transfer Protocol. SMTP ondersteunt de verzending van elektronische briefwisseling en doet hiervoor op zijn beurt een beroep op TCP en IP109. 76. Eindgebruikers kunnen zelden met hun eigen computer post versturen en ontvangen. Zij doen meestal beroep op de mail-server van het netwerksysteem waar zij toegang toe hebben. Zij huren een postbus waarin de mail-server de voor hen bestemde boodschappen aflevert. Meerdere eindgebruikers doen immers beroep op een mail-server op dezelfde machine110. Om post te verzenden of de brievenbus te controleren zal het mailprogramma (mail-client) van de eindgebruiker, met behulp van communicatiesoftware, contact leggen met de mail-server. Het zal de mail-server de te verzenden berichten afgeven en de inhoud van de postbus nakijken111. 77. Elektronische post omspant niet enkel het internet. Dit helpt het succes van de toepassing verklaren112. Tussen TCP/IP-netwerken en andere netwerken bestaan immers overeenkomsten die toelaten elektronische berichten uit te wisselen. Een elektronisch postadres op een parallel netwerk is voor een op het internet aangesloten machine bereikbaar, en omgekeerd113. Het contact met het parallelle netwerk verloopt via gateways. Zij fungeren als vertaler. TCP zet in het knooppunt de van IP ontvangen pakketjes om in het oorspronkelijk bericht. Vervolgens wordt het in een formaat gegoten waarmee de protocollen van het andere netwerk114 overweg kunnen … en omgekeerd. Tegelijk vertaalt de gateway het IP-adres in een adres dat voor het andere netwerk bruikbaar is115. 78. Het gebruik van elektronische post op kleinere schaal, binnen lokale netwerken bijvoorbeeld, is evenmin verwaarloosbaar. Tot de aantrekkingskracht van e-mail draagt ook bij dat wie geen rechtstreekse toegang heeft tot het internet toch bepaalde Nettoepassingen kan aansturen116. 79. E-mail laat een handig beheer van de briefwisseling toe. Ook deze factor is doorslaggevend voor het succes van de toepassing. Elektronische postmappen maken het gemakkelijk om ontvangen en verzonden post te sorteren. De beantwoording van een bericht gaat moeiteloos, evenals het doorsturen van berichten naar andere personen, na ze eventueel van opmerkingen te hebben voorzien. Het is bovendien eenvoudig een boodschap tegelijk aan een groep personen te richten of een duplicaat ervan aan een derde te bezorgen. 80. Elektronische briefwisseling mag dan een eerder informeel karakter hebben, de naleving van een aantal beleefdheids- of gedragsregels is onontbeerlijk117. Men duidt deze gedragsregels aan als Netiquette118. Het belang van de gedragsregels neemt toe naarmate het bericht een grotere verspreiding geniet119 en de geadresseerde een minder vertrouwelijke band heeft met de afzender. Wie de beleefdheidsregels niet respecteert, begaat niet per se een onrechtmatige handeling. Niettemin is het verantwoord de nood aan Netiquette hier te onderstrepen. In de realiteit noopt het ongeoorloofd gebruik van het internet tot het formuleren van dergelijke

Page 17: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

17

gedragsregels. Hun belang wordt nog versterkt door de potentiële impact van het internet. Het medium kan de gevolgen van onrechtmatig internetgebruik immers ingrijpender maken dan bij het aanwenden van klassieke communicatietechnieken. Vanuit deze werkelijkheid vormt het bestaan van gedragscodes in het internetverkeer een verantwoording van onderzoek.

II. Mailinglijsten

81. Elektronische mailinglijsten120 en nieuwsgroepen zijn varianten van elektronische post121. Deze toepassingen hebben een niet te onderschatten belang voor de uitbouw van het internet als communicatiemiddel. Het gebruik van elektronische post hoeft zich niet te beperken tot one-to-one communicatie122. Het is mogelijk berichten, die meerdere personen aanbelangen, naar allen tegelijk te versturen. Het is overbodig aan elk van de geadresseerden afzonderlijk een brief te sturen. Bovendien is het eenvoudiger hun adressen te groeperen. Een bericht aan groep X123 zal de computer dan automatisch posten in de bussen van al degenen waarvan het mailadres tot de groep behoort. Een gebruiker kan alle personen waarvan hij weet dat berichten over netwerkprotocollen hen boeien, door een mail naar de groep “Protocol” makkelijk informeren over technologische evoluties. 82. Het gebruik van adresgroepen vergemakkelijkt groepsdiscussies124. Zonder moeilijkheden creëert het een forum voor geïnteresseerden die elkaars adressen in een elektronische adreslijst hebben opgenomen. Met behulp van elektronische post ontstaat een forum waarop binnen een groep informatie over een bepaald thema kan worden uitgewisseld125. Naarmate de groep zich uitbreidt, is het moeilijker erop toe te zien dat elke gebruiker het bestand zorgvuldig onderhoudt. Deze taak wordt trouwens moeilijker: leden verlaten de groep, krijgen een nieuw elektronisch adres, …126 Om hieraan te verhelpen zijn afspraken gemaakt die de ontwikkeling van een eenvoudig en onderhoudsvriendelijk systeem voor het opzetten van elektronische groepsdiscussies mogelijk maken. De aanleg van gecentraliseerde adresbestanden of mailinglijsten staat hierbij centraal. De adreslijsten bevinden zich op de mailing-list-computer waarvan de betrokken discussiegroep gebruik maakt. 83. Met iedere mailinglijst komen twee adressen overeen. Eén adres ontvangt alle berichten in verband met de administratie van de lijst. Men meldt zich er bijvoorbeeld aan of af. Het tweede adres ontvangt de berichten bestemd voor de discussiegroep. In tegenstelling tot een mail aan het eerste adres zal de computer de aan het laatste adres gerichte bijdragen automatisch doorsturen naar allen die in de adreslijst werden opgenomen127. Het laatste adres staat voor de mail-reflector128. 84. Op sommige lijsten filtert een moderator de bijdragen129. Er is geen automatische doorzending. Om de toevloed aan berichten en de vervuilingsgraad te beperken controleert hij bijvoorbeeld de relevantie van de gesuggereerde berichten130. Is de lijst daarentegen niet gemodereerd dan is zij volledig interactief131. 85. Allerlei softwarepakketten132 laten toe het beheer van de mailinglijsten verregaand te automatiseren. Dergelijke software biedt vaak nuttige bijkomende mogelijkheden, zoals het archiveren en vervolgens opvraagbaar maken van verstuurde berichten133.

III. Nieuwsgroepen

86. Ook mailinglijsten hebben een schaduwzijde. Alle berichten worden naar de individuele brievenbussen van alle deelnemende eindgebruikers gestuurd134. Terwijl het belang van de informatie hem ervan weerhoudt het abonnement op te zeggen, is de abonnee vaak bedolven onder een vloedgolf berichten die hij moet verwerken. Bovendien zijn lang niet alle berichten

Page 18: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

18

even waardevol. Om aan deze inefficiëntie te verhelpen is een nieuw systeem bedacht. Zijn belangrijkste kenmerk bestaat erin de informatie niet naar de abonnees door te sturen. De nieuws-servers, die de eindgebruikers kunnen raadplegen, herbergen de berichten135. Als her en der verspreide verzamelplaatsen voor in- en uitgaande boodschappen vormen ook nieuws-servers, naar analogie van mailinglijsten, een geschikt raamwerk voor groepsdiscussies. Beide technieken moedigen discussie en uitwisseling van informatie tussen geïnteresseerden in een bepaald onderwerp aan136. 87. Hun werking maakt duidelijk dat nieuwsgroepen het internet de allures van communicatiemedium en informatiekanaal geven. Zo ontstaan een soort interactieve elektronische kranten. De eindgebruiker kan er zowel berichten raadplegen als posten137. 88. Nieuwsgroepen in lokale netwerken vormden de kiem voor de ontwikkeling van het Usenet-protocol138. Voor de aangeslotenen is de nieuwsgroep zowel een elektronisch prikbord als een mededelingenblad of een discussiegroep. Om het informatiepotentieel te vergroten en de ontsluiting van de informatie te vergemakkelijken zijn lokale prikborden gaandeweg met elkaar verbonden. Voor de koppeling is een platform gecreëerd. Het laat toe boodschappen die zich op diverse elektronische prikborden bevinden te klasseren volgens hun onderwerp en uit te wisselen. Op die manier is een wereldomspannend virtueel discussieforum kunnen ontstaan. 89. Het begrip Usenet duidt technische afspraken aan die voormeld concept vorm geven. Het staat tevens voor de verzameling machines die, overeenkomstig dit systeem, onderling verbonden nieuwsgroepen herbergen139. 90. Usenet maakt gebruik van een hiërarchisch systeem van rubricering. Het vertoont gelijkenissen met de opbouw van domeinnamen140. Het zoomt immers steeds verder in op het behandelde onderwerp141. Zo vereenvoudigt het, het zoeken naar de gewenste nieuwsgroep142. Usenet heeft, anders dan een mailinglijst, niet tot gevolg dat de diverse berichten ongeordend in de ene postbus van de eindgebruiker vallen. De eindgebruiker raadpleegt slechts de berichten die hem, na lectuur van hun hoofding, interessant lijken. 91. Tot de kracht van Usenet draagt tevens bij dat een boodschap, gericht aan een nieuwsgroep op een bepaalde machine, door deze laatste op gezette tijden wordt doorgegeven aan de meest nabije andere machines die de nieuwsgroep herbergen143. Deze zijn op hun beurt leverancier voor weer andere servers144. Dit waarborgt een snelle, wereldwijde distributie van nieuwe berichten over alle aangesloten machines145. Bij het doorgeven van de berichten zullen de elkaar contacterende machines de berichten die zij in bezit hebben vergelijken en elkaar slechts de ontbrekende doorgeven146. 92. Usenet lijkt op een medelingenblad. Om de leesbaarheid te verhogen brengt de redactie de berichten, die de lezers zelf kunnen aanleveren, onder in diverse rubrieken (bijvoorbeeld: “Te koop”, “Te huur”,…)147. Door de bij de diverse regionale redacties binnengelopen mededelingen te vergelijken, is het mogelijk er alle boodschappen, zonder doublures, in op te nemen. 93. De eindgebruiker krijgt met een news-reader toegang tot een news-server. Het eerste programma laat hem toe boodschappen te selecteren, te lezen, te beantwoorden en te redigeren. Het tweede beheert de nieuwsgroep148. De server doet, zoals bij e-mail, op zijn beurt beroep op een aangepast transportmechanisme. Hiermee gaat het bericht van en naar de eindgebruikers die erom verzoeken en naar de naburige machines waarmee uitwisseling plaatsvindt. Om de beheersbaarheid van de informatie te handhaven roteren de berichten op het elektronisch prikbord voortdurend. De schijfruimte van de news-server bepaalt wanneer een bericht uit de buffer moet om plaats te maken voor nieuwe boodschappen149.

Page 19: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

19

IV. Synchrone communicatie

94. Elektronische post laat geen rechtstreekse communicatie over het internet toe150. Het is een a-synchroon communicatiemiddel. Om hieraan tegemoet te komen is talk ontwikkeld151. Dit programma ondersteunt rechtstreekse one-to-one communicatie152. De interactie vindt hierbij plaats in real time153. Communiceren met talk lijkt op het voeren van een telefoongesprek154. Beide partijen moeten bijgevolg toegang hebben tot deze functie en daarenboven tegelijkertijd online zijn155. Gebruiker X op netwerk Y, die een gesprek wil starten met A op netwerk B zal laatstgenoemde met een eenvoudig commando oproepen. De machine die op netwerk B de oproep voor A ontvangt, verwittigt A met een boodschap op zijn scherm. A kan hierop met een analoog commando het gesprek aannemen. De talk daemon op Y zal X informeren over deze bevestiging. Het gesprek kan daarna op een tussen beiden opgezet communicatiekanaal plaatsvinden156. Logisch verloopt het gesprek hierbij over een dedicated line. Het gebruik van het internetplatform ondersteunt deze functionele kwalificatie technisch niet. 95. Schriftelijke157 real time groepscommunicatie gebruikt een ander toepassingsprotocol. Het betreft Internet Relay Chat (IRC). Het creëert een babbelbox158. De eindgebruiker die aan een chat-sessie wil deelnemen dient, met een IRC-client, contact op te nemen met een IRC-server159. De client is de interface van de eindgebruiker met de babbelbox-centrale. De server beheert de centrale. Toetreden tot één van de, aan diverse onderwerpen gewijde, IRC-channels gebeurt via de server. De IRC-server brengt de boodschappen naar het gekozen gesprekskanaal. Tevens stuurt hij de inbreng van alle deelnemers aan het betrokken kanaal naar de deelnemende eindgebruikers. Wat de gebruiker, die meeleest wat de andere deelnemers schreven, intikt verschijnt hierdoor vervolgens op het scherm van alle gesprekspartners. Groepsgesprekken kunnen over meerdere IRC-servers worden gevoerd. De IRC-servers zijn immers, zoals bij Usenet, onderling verbonden. 96. Bij IRC is het aantal gesprekskanalen dynamisch. Gebruikers kunnen, zelfs voorbehouden, IRC-channels in het leven roepen. IRC laat dus gesprekken voor een beperkte groep toe. Hierdoor ontstaan elektronische vergaderruimten160. IRC lijkt dus op een virtueel seminariecentrum, waarbij de afstand tussen degene die er aan de bijeenkomsten deelnemen van geen tel is. Meerdere conferenties vinden er tegelijk plaats161. Sommige zijn publiek. Andere hebben een privaat karakter. Wie zich voor een conferentie inschrijft kan passief of actief deelnemen aan de debatten. Terwijl de publieke conferenties permanent een zaal ter beschikking kunnen hebben, komt de ruimte voor een private meeting in de zijlijn weer vrij zodra de laatste deelnemer de betreffende zaal heeft verlaten. 97. Chatten hoeft niet beperkt te blijven tot het uitwisselen van tekstberichten. Het digitaliseren van beeld en spraak behoort in beginsel tot de mogelijkheden. Audio- en videoconferenties gaan echter gepaard met hoge capaciteitseisen162. Bijgevolg konden zij zich vooralsnog niet ontwikkelen tot standaard internettoepassingen.

V. Telnet

98. Telnet is het belangrijkste toepassingsprotocol om een verbinding tot stand te brengen met eender welke machine die tot het internet behoort163. Het protocol bevat de nodige afspraken voor de communicatie en uitwisseling van data tussen de local host en de remote host. Telnet laat iemand toe, middels het computersysteem dat hij gebruikt, tegelijkertijd op en ander systeem te werken. Hierbij is het van geen belang of het laatste systeem, dat gastheer is, zich in een aangrenzende kamer dan wel aan het andere eind van de wereld bevindt164. Communicatie met andere gebruikers verandert hierbij in Net-communicatie met andere computers165.

Page 20: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

20

99. Telnet bouwt, zonder afstandsbeperking, voort op het principe waarmee, reeds in de beginjaren van de computer, computerterminals inlogden op mainframes. De gebruiker beschikte enkel over een beeldscherm en een toetsenbord. Met andere aangeslotenen deelde hij de rekenkracht van één centrale computer. Volgens dezelfde principes laat Telnet een internetgebruiker toe een beroep te doen op een andere computer, waarvan zijn eigen machine als het ware een terminal is166. 100. Telnet heeft twee peilers: remote login en terminal-emulatie167. Remote login betekent dat vanaf een bepaalde computer in het lokale systeem, een verbinding kan worden opgebouwd met een machine in het remote system. Het lokale systeem gedraagt zich alsof het een terminal is van het remote systeem. Dit is terminalemulatie. De eindgebruiker geeft commando’s in via het toetsenbord van zijn computer en leest resultaten op zijn scherm. Niettemin bestuurt hij een computer op een ander netwerk. De computer van de eindgebruiker is een doorgeefluik van in- en outputs. Aangezien hij opdrachten geeft aan een ander toestel, dat hem na berekening via het internet resultaten bezorgt, kan hij op het eigen systeem niet-beschikbare gegevens en diensten gebruiken168. 101. Software realiseert de, voor de opening van een Telnet-sessie noodzakelijke, verbinding met een ander systeem. De Telnet-client software op de local host en een Telnet-server op het remote system openen de verbinding en ondersteunen de sessie169. 102. Met Telnet benadert een internetgebruiker vaak, al dan niet publieke, informatiediensten170, zoals de online catalogus van een bibliotheek171. Om de catalogus te kunnen raadplegen moet hij beschikken over het IP-adres van de machine die de catalogus herbergt172. Aangezien het een internettoepassing betreft, spreekt dit voor zich. Zoniet kan het transportprotocol de gegevens, in opdracht van de client en server, niet ter bestemming brengen. Meestal zal de gebruiker zich ook moeten identificeren met een login-naam. Een wachtwoord moet zijn identiteit staven. Om te vermijden dat aan iedere telnet-sessie een registratie bij het remote system moet voorafgaan, laten veel publiek toegankelijke informatiediensten hun computers benaderen met een afgesproken algemene login-naam (bijvoorbeeld: anonymous). Een wachtwoord is dan niet vereist. Bibliotheken gebruiken dergelijk systeem om hun catalogus voor internetgebruikers te ontsluiten. Anderzijds is het toekennen van een login-naam, ná registratie, ideaal voor het opzetten van een betalende dienst.

VI. FTP

103. Telnet laat een computer toe een andere computer op het Net te benaderen. De eerste machine kan er een gegevensbank inkijken of een programma bepaalde opdrachten laten uitvoeren. Telnet biedt daarentegen niet de mogelijkheid gegevens van een computer af te halen en naar de eigen computer te brengen (downloaden) of gegevens uit het lokale systeem naar het remote system te transporteren (uploaden173)174. Het technisch raamwerk voor de overdracht van gegevens, in eender welk formaat175, heeft het file transfer protocol (FTP) als uitgangspunt176. Zoals de naam verraadt, omvat het noodzakelijke afspraken voor de overdracht van bestanden tussen computers via het internet noodzakelijke afspraken177. FTP is een veelgebruikte toepassing voor het afhalen van software of documenten van publiek toegankelijke file servers, waar deze data zich bevinden. 104. Zowel bij Telnet als bij FTP maakt het lokale systeem een verbinding met een remote system. Bij FTP heeft de verbinding uitsluitend de onderlinge uitwisseling van bestanden tot doel. Bij Telnet staat niet het gegevenstransport, maar de verbinding zelf centraal178. Zij moet van de eigen machine een extensie van de gecontacteerde host maken. 105. FTP is een internettoepassing en werkt dus eveneens volgens het client-server model179. Een FTP-client benadert de FTP-server. De server is een programma op de machine die de

Page 21: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

21

bestanden ter beschikking stelt (file-server). De FTP-server beheert de bestanden op het remote system en stuurt deze naar de client. De client is de software die de server benadert. Het formuleert de vraag om data en ontvangt de gegevens. Voor de gebruikers is het de interface. Een sessie kan niet zonder client op het eigen systeem en serversoftware op het remote system. FTP is een internettoepassing. De betrokken computers moeten dus via het Net bereikbaar zijn. Indien aan deze voorwaarden is voldaan kan in beginsel noch de afstand tussen de uitwisselende machines, noch hun configuratie de transmissie verhinderen180. 106. Zoals bij een Telnet-sessie moet de FTP-gebruiker de computer waarmee hij bestanden wil uitwisselen, kunnen bereiken. Hij moet het adres van de machine kennen. Ook hier is in beginsel registratie vereist. Voor aanmelding is een identificatienaam en een wachtwoord vereist181. Publieke informatiediensten die FTP gebruiken slaan de gebruikersregistratie over. Zoals bij Telnet volstaat een afgesproken algemene login-naam en laat men het wachtwoord achterwege182. 107. Bij het zoeken naar het gewenste bestand kan de FTP-gebruiker zich laten bijstaan door Archie. Archie-servers houden een lijst bij van de bestanden die zich op de publieke FTP-machines bevinden. Om een bepaald computerprogramma te vinden kan de gebruiker deze lijst doorzoeken. Met delen van de vermoedelijke bestandsnaam van het gezochte bestand of elementen uit de omschrijving ervan, kan de zoekactie een aanvang nemen. Opdat de lijsten accuraat zouden blijven nemen de Archie-servers op vaste tijdstippen contact op met de machines die via FTP bestanden ter beschikking stellen. Zij verzoeken er om een bijgewerkte lijst van het beschikbare materiaal183. Ook onderling contacteren de Archie-servers elkaar. Zo kunnen zij, met een minimale netwerkbelasting, hun lijsten door vergelijking aanvullen184. 108. Door de integratie van FTP en het World Wide Web verloopt het zoeken inmiddels web-georiënteerd185. Dit heeft als voordeel dat de gevonden bestandsnaam tegelijk een hyperlink vormt. Met een muisklik wordt het opgehaald. Archie kent deze integratie niet. Het biedt louter de informatie die de gebruiker moet toelaten een FTP-sessie te starten186.

VII. WAIS

109. Het Wide Area Information System (WAIS) is ontstaan om de vele gegevensbanken op het internet te ontsluiten. Een WAIS-databank is als een privé-bibliotheek over een specifiek onderwerp187. Met behulp van de WAIS-client geeft de eindgebruiker trefwoord-georiënteerde zoekopdrachten door aan de WAIS-server, die één of meerdere databanken beheert. De gegevensbanken zijn opgebouwd rond een WAIS-index, waardoor de eindgebruiker kan wandelen. De index bevat trefwoorden die de diverse, in de databank opgenomen, items betreffen. Wanneer een zoekterm aan de databank wordt overgemaakt doorloopt deze de index. De gebruiker krijgt een overzicht van de op het Net beschikbare documenten die met de zoekterm overeenkomen, in volgorde van hun relatieve relevantie188. Nadat de gebruiker een item heeft geselecteerd zal de server de betreffende data aan de client doorgeven. 110. Voor de eindgebruiker is het onontbeerlijk te weten welke WAIS-gegevensbanken bestaan. Zodoende kan hij de databank die meest met zijn concrete vraag overeenstemt, aanspreken. Een gouden gids van WAIS-databanken helpt hem hierbij. De directory-of-servers189, zelf ook een trefwoordgeoriënteerde WAIS-gegevensbank, kan een lijst opleveren van potentieel nuttige WAIS-databanken.

VIII. GOPHER

111. Wie om informatie in te winnen Telnet of FTP gebruikt, ervaart twee moeilijkheden. De gebruiker moet vertrouwd zijn met de commandostructuur van deze toepassingen en de machine

Page 22: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

22

die hij wil aanspreken kunnen thuisbrengen190. Gopher en het World Wide Web (WWW) proberen aan deze problemen tegemoet te komen. Zij dragen bijgevolg sterk bij tot de populariteit van het internet. De toepassingen zijn immers zeer gebruiksvriendelijk. Zij laten toe het netwerk van netwerken op een meer intuïtieve wijze te verkennen en te doorzoeken. Om toe te lichten hoe de toepassingen de toegankelijkheid van het internet vergroten, is het nuttig stil te staan bij hun werking191. Gopher verdient als oudere broer van WWW aandacht, omdat het er als het ware de springplank toe vormt. 112. Gopher en WWW werken, zoals alle internettoepassingen, volgens het client-server-systeem192. De eindgebruiker benadert de Gopher-server met een Gopher-client. Het Gopher-protocol bevat de afspraken die deze software naleeft. WAIS inspireerde het protocol. Gopher is menugestuurd. Indien de gebruiker een Gopher-server – op eender welke andere machine op het internet – contacteert stuurt het programma zijn Gopher-menu naar de client193. De gebruiker kan er één van de aangeboden items selecteren. Indien het een submenu bevat kan hij hierin verder bladeren194. Een boomstructuur beheerst het wandelen door het menu (browsen). Het is vergelijkbaar met het verkennen van de mappen (directory’s) en submappen (subdirectory’s) van een bestandensysteem. Een item in het menu hoeft niet noodzakelijk de deur naar een nieuw, gedetailleerder, menu te zijn. Er kan zich ook een Gophertext aanbieden. Door het item te selecteren kan het worden geopend. Precies zoals men een bestand inkijkt. 113. Wie door de diverse items, de Gopherspace195, dwaalt kan een breed gamma aan bestandstypen en toepassingen aantreffen. Daarom start de Gopher-client bij selectie van een item het vereiste externe programma om het item te activeren. Bij een menu-item in beeldformaat zal de client er het externe programma bij halen dat toelaat de afbeelding op het scherm te projecteren. Indien het een Telnet-server betreft zal de software worden gestart die de Telnet-sessie opent196. Hetzelfde gebeurt bij FTP197 enz. Aangezien Gopher en WWW het geselecteerde item onmiddellijk activeren is minder technische voorkennis vereist in hoofde van de gebruiker198. Gopher en WWW dragen dus sterk bij tot de integratie van de beschikbare bronnen op het internet. Belangrijker is dat de gebruiker zich niet langer bewust hoeft te zijn van het complexe geheel aan verbindingen tussen de items. De gebruiker ziet enkel de menu’s en hoeft geen weet te hebben van de verschillende machines waarop de items zich meestal bevinden. De gebruiker hoeft geen IP-adressen meer in te geven en te onthouden199. Hij krijgt integendeel de indruk dat zijn computer hem toegang verschaft tot één grote gegevensbank200. 114. Eén van de menuonderdelen in Gopher kan verwijzen naar een item dat door een andere Gopher-server – waarschijnlijk op een andere machine – wordt beheerd. Bij selectie ervan zal de client de gekozen server benaderen. Deze laatste stuurt vervolgens zijn hoofdmenu naar de eindgebruiker201. Bladerend in de Gopher-menu’s kan de eindgebruiker de Gopher-client steeds weer andere servers laten benaderen. Bij een traditionele toepassing als Telnet of FTP daarentegen heeft de client van het begin tot het einde van de sessie met dezelfde server verbinding. Bij Gopher kan door menuselecties, van machine naar machine worden gesprongen. De client vormt de interface met de diverse servers en werkt als doorgeefluik. Werken met Gopher lijkt sterk op het raadplegen van een geïntegreerde catalogus van bibliotheken waartussen een samenwerkingsverband bestaat. Sommige boeken zijn aanwezig in de bezochte bibliotheek. Zij kunnen onmiddellijk worden uitgeleend. Voor andere titels vindt men een verwijzing naar de collectie van een naburige bibliotheek. Het is alsof de betrokken fiche vermeldt dat het gevraagde boek niet aanwezig is maar tegelijk zijn vindplaats in de catalogus van een andere bibliotheek opzoekt. Zoals bij interbibliothecaire leen laat Gopher de gebruiker toe de gezochte titels desgevallend aan te vragen. Hij kan hen dan raadplegen zonder zich te hoeven verplaatsen202. 115. De Very Easy Rodent-Oriented Netwide Index to Computerized Archives (Veronica) moet gebruikers wegwijs maken in de door Gopher ontsloten informatie. Veronica-servers speuren regelmatig de Gopher-servers af. Zij doorzoeken de informatie waarover deze laatste beschikken. De Veronica-server bundelt en indexeert deze informatie. Dit laat de eindgebruiker

Page 23: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

23

toe de geïndexeerde informatie aan de hand van (combinaties van) trefwoorden te doorzoeken203. Via Gopher bereikt men Veronica. De gebruiker kan zich vanuit Veronica onmiddellijk laten doorverbinden met het item dat hij uit de lijst Veronica-resultaten heeft gekozen204. 116. Gopher-clients laten, zoals WWW-clients, de eindgebruiker toe interessante items te bookmarken. De Gopher-client zal hen dan onthouden205. Het bookmarken is als het tussenvoegen van een bladwijzer206. Ook catalogi met, hiërarchische en op onderwerp gesorteerde overzichten van Gopher-servers en Web-servers kunnen de opzoekingen vergemakkelijken. Hetzelfde geldt voor trefwoordgeoriënteerde zoekmachines (search-engines) of combinaties van beide207. Wegens de steeds groeiende informatievloed208 op het internet zijn deze hulpmiddelen geen overbodige luxe.

IX. WWW

117. De populariteit van het World Wide Web heeft het succes van Gopher inmiddels in grote mate overtroffen209. Daarenboven hielp het gebruiksgemak van deze toepassing het grote publiek over de drempel van het internet. Het succes van de toepassing rust op twee concepten: hypertext en de Universal Resource Locators (URLs). Deze concepten maken het mogelijk informatie op het internet te presenteren als een geheel van onderling verbonden documenten. Sleutelwoorden verbinden de diverse items en laten de gebruiker toe er op eenvoudige wijze tussen te navigeren210. 118. Niet enkel het navigatiegemak verklaart het succes van deze in 1990 aan het CERN te Genève onder impuls van TIM BERNERS LEE ontwikkelde toepassing. WWW is de publiekslieveling geworden omdat sinds 1994 behalve tekst ook andere gegevens in een Webpagina kunnen worden opgenomen. Afbeeldingen, geluid en bewegende beelden in een pagina kunnen, door er hyperlinks in te integreren, daarenboven op hun beurt een koppeling naar andere, eveneens niet noodzakelijk tekstuele, informatie bevatten211. 119. Het World Wide Web werkt, zoals de overige internettoepassingen212, volgens het client-server-systeem213. Via client-software benadert de eindgebruiker door WWW-servers beheerde gegevens214. Bij een succesvolle verbinding met een WWW-server stuurt deze de client een hypertext-document. Het Hypertext Transfer Protocol (HTTP) regelt deze transmissie215. Kenmerkend voor een hypertext-document is dat het verwijzingen, de zogeheten hypertext-links, kan bevatten naar andere objecten. Het systeem werkt als de inhoudstafel van een boek, met transparante titels. Dit zou toelaten door de titels heen naar de achterliggende tekst van het betrokken hoofdstuk te kijken. In een elektronische inhoudstafel in de vorm van een hypertext-document, waarbij de hoofdstuktitels hypertext-links zijn, zou door eenvoudige selectie van een titel naar de achterliggende tekst kunnen worden gesprongen216. De Windows-helpmenu’s vormen een eenvoudige toepassing van het gebruikte principe217. Door het aanklikken van een onderstreept/gekleurd trefwoord, activeert de gebruiker de eraan gekoppelde verwijzing. Dit laat hem toe de overeenkomstige uitleg te consulteren. 120. Links leggen bruggen. Zij laten toe makkelijk van het ene naar het andere object te springen. Hyperlinks kunnen documenten op eender welke computer op het internet met elkaar koppelen. Bijgevolg kan in een mondiale netwerkomgeving een net van verbonden objecten ontstaan: een World Wide Web218. Onderling verbonden Web-documenten, door Web-servers beschikbaar gesteld, kunnen zich bijgevolg op over heel de wereld verspreide machines bevinden219. Bovendien is het systeem dynamisch. Door de toename van Web-servers op het internet, wijzigingen in hun aanbod en de veranderende links kan het WWW zich organisch ontwikkelen220. Het verlaat het keurslijf van de helpmenu’s. Het resultaat van een verwijzing hangt, zoals bij het bladeren in Gopher-menu’s, af van de bruggen die het object waarheen men is, geleid op zijn beurt slaat.

Page 24: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

24

121. Het grote verschil tussen WWW en Gopher ligt in het feit dat deze laatste toepassing een boomstructuur volgt221. Bij iedere stap kan de gebruiker hierin slechts een niveau stijgen of afdalen. WWW is niet hiërarchisch. Het laat toe van hot naar her te springen. WWW maakt nog intuïtiever gebruik mogelijk. Betreffende gebruiksgemak en flexibiliteit haalt het World Wide Web het dan ook met glans op Gopher. Zonder te hoeven weten waar de computers zijn opgesteld, surft de internaut zodoende van computer naar computer – van web-server naar web-server – de wereld rond. 122. Hyperlinks vormen de connecties tussen Web-pagina’s. HTML, de HyperText Markup Language, is een veelgebruikte taal voor het maken van webpagina’s. HTML bevat afspraken over de weergave van webpagina’s … met inbegrip van de voor het web essentiële links. Een WWW-client werkt daarom tegelijk als hypertext-browser. De client verwerkt in HyperText Markup Language geschreven documenten, die hyperlinks kunnen bevatten. Hij haalt hen van het Net, decodeert hen en plaatst hen op het scherm van de gebruiker222. Daarenboven herkent hij ook de links en weet hoe er mee om te springen. HTML is grafisch sterk. Het laat toe informatie op het Web aantrekkelijk te presenteren. Dit heeft bijgedragen tot de mediatisering en populariteit van het WWW223. Dat het internet vaak, ten onrechte, met het Web wordt verward is hieraan niet vreemd. 123. De WWW-client herkent ook gegevens in andere formaten. Zo kan de eindgebruiker plaatjes of audio- en videofragmenten ophalen. Indien nodig weet de client het voor de behandeling van deze bestanden vereiste externe programma, de viewer, te starten. WWW-clients bevatten ook informatie over protocollen voor de reeds toegelichte internettoepassingen. Er kunnen dan ook nuttige links worden gemaakt naar toepassingen als FTP, Gopher, enz.224 Via WWW is dus zowat alles op het internet toegankelijk225. Deze vaststelling en de ermee verbonden populariteit van het internet verklaren de centrale rol van het WWW in het juridisch debat. 124. Achter iedere hyperlink zit een URL. Zoniet is doorverwijzing uitgesloten. Een URL bevat het adres van een specifieke informatiebron op het Web226. Dit verklaart de naam Universal Resource Locator. Zodoende weet de browser hoe de link te behandelen227. Een URL bestaat uit een typeveld en een padnaam228. Het typeveld catalogeert het benaderde object. Het laat de client desgewenst bepalen van welk toepassingsprotocol hij de hulp moet inroepen. De padnaam geeft aan waar het geselecteerde object zich bevindt op het internet. Het bevat het adres van de host-computer en lokaliseert er het betrokken bestand. In de URL FTP://FTP.ripe.net/rfc/rfc1179.txt duidt het typeveld (cursief) aan dat via de link een FTP-object wordt benaderd. De padnaam (vetgedrukt) maakt duidelijk dat het tekstbestand rfc1179.txt moet worden gezocht in bestandenmap rfc op de FTP-server die draait op de machine FTP.ripe.net229. De reeds besproken domeinnamen spelen dus een essentiële rol bij de opbouw van een URL230. Bertel de Groote Universiteit Gent Juni 2002

Page 25: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

25

Page 26: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

26

BIJLAGE 1. FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD.

HET INTERNET: WAT EN HOE? 1

HOOFDSTUK I. INLEIDING 2

HOOFDSTUK II. ONTLEDING VAN HET INTERNET 2

Afdeling 1. Technische beschrijving van het internet 2

§ 1. Ontstaan van het internet 2

§ 2. Werking van het internet 4

I. Algemeen 4

II. Internet versus telefoonnet: gelijkenissen ondanks verschillen 5

III. De werking van een netwerk 5

IV. Protocollen zijn onmisbaar 6

V. Circuit Switching – Packet Switching 6

VI. Werking van de internetprotocollen 7

Afdeling 2. Toepassingen van het internet 14

§ 1. Situering 14

I. Kader voor de bespreking 14

II. Client-Server model 14

§ 2. Overzicht van de toepassingen 15

I. Elektronische post 15

II. Mailinglijsten 17

III. Nieuwsgroepen 17

IV. Synchrone communicatie 19

V. Telnet 19

VI. FTP 20

VII. WAIS 21

VIII. GOPHER 21

IX. WWW 23

1 Voor een meer gedetailleerde beschrijving van het internet wordt onder meer verwezen naar: G. FLEISHMAN, “Hey, I’m Talking to You” (Part 2), NetBITS 02-10-1997, elektronische versie verkrijgbaar op de website van NetBITS via http://db.netbits.net/ (05-04-1999); H. GILBERT, Introduction to TCP/IP (02-02-1995) elektronische versie verkrijgbaar via, http://pclt.cis.yale.edu/pclt/COMM/TCIP.HTM (21-05-1999); C.L. HEDRICK, Introduction to the Internet Protocols (Cursus, Computer Science Facilities Group, Rutgers University, State University of New Jersey) (03-07-1987), elektronische versie verkrijgbaar op de website van S.E. NEWTON via http://oac3.hsc.uth.tmc.edu/staff/snewton/tcp-tutorial (03-04-1999); G.C. KESSLER, An Overview of TCP/IP Protocols

Page 27: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

27

and the Internet (bijgewerkte versie van een op 05-08-1994 op de Gopher-site van InterNIC verschenen nota) (23-04-1999), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.hill.com/library/ tcpip.html (21-05-1999); E. KROL, The Hitchhikers Guide to the Internet (Request for Comments 1118 – Network Working Group (09-1989)), elektronische versie verkrijgbaar via http://pine.shu.ac.uk/~sysrmd/mscft/ internet/rfc1118.txt (15-07-1999); E. KROL, E. HOFFMANN, What is the Internet (Request for Comments 1462 – Network Working Group (05-1993)), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.cis.ohio-state.edu/htbin/ rfc/rfc1462.html (25-07-2000); J. POSTEL (ed.), Internet Protocol – DARPA Internet Program Protocol Specification (Request for Comments 791 – Network Working Group (09-1981)), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.cis.ohio-state.edu/htbin/rfc/rfc791.html (04-04-1999); H. SCHULZRINNE, Internet Technical Resources (06-07-2000), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.cs.columbia.edu/~hgs/ internet/ (16-08-2000); T. SOCOLOFSKY, C., KALE, A TCP/IP Tutorial (Request for Comments 1180 – Network Working Group (01-1991)), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.cis.ohio-state.edu/htbin/rfc/ rfc1180.html (04-04-1999); R. WENNING, “Das Internet ein rechtsfreier Raum?”, JurPC Web-Dok 1997, afl. 16, nrs. 1-26 (De bijdrage bevat een beknopt overzicht van internettoepassingen en de juridische problemen waartoe zij aanleiding kunnen geven); X., TCP/IP and IPX routing Tutorial (26-04-1999), elektronische veresie verkrijgbaar via http://www.sangoma.com/fguide.html (21-05-1999); E. ZEGWAART, P. JURG, “Het Internet in meer detail”, I&I 1994, afl. 4, elektronische versie verkrijgbaar via http://www.cram.nl/cram/ieni/940401.htm (04-06-1999). 2 D. ROSENTHAL, “Rechtliche Probleme des Internet aus der Sicht von Technik und Realität”, in B. DUTOIT (ed.), Le droit au défi d’internet: actes du colloque de Lausanne, Genève, Librairie Droz, 1997, 13. 3 De geschiedenis van het internet en de toepassingen die er gebruik van maken is veel complexer dan hier toegelicht. Voor de voor het onderzoeksdomein minder essentiële gegevens kan worden verwezen naar: G. BASQUE, Introduction à l’internet (08-03-1994), elektronische versie verkrijgbaar op de website van de Université de Montréal – Centre de recherche en droit public, via http://www.droit.umontrreal.ca/ (02-06-1999); R. CAILLAU, A Short History of the Web (Text of a speech delivered at the launching of the European branch of the W3 Consortium, Paris, 02-11-1995), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.inria.fr/Actualites/ Cailliau-fra.html (31-03-1999); V. CERF, “How the Internet Came to Be”, in ABOBA, B. (ed.), The Online User’s Encyclopedia, Reading – Massachusetts, Addison-Wesley, 1993, elektronische versie verkrijgbaar via http://www.bell-labs.com/user/zhwang/vcerf.html (02-04-1999); V. CERF, A Brief History of the Internet and Related Networks, elektronische versie verkrijgbaar op de site van de Internet Society via http://www.isoc.org/ internet-history/cerf.html (31-03-1999); K.W. GREWLICH, Governance in ‘Cyberspace’, Den Haag, Kluwer Law International, 1999, 34-35; G. GROMOV, History of Internet and WWW: The Roads and Crossroads of Internet History, elektronische versie verkrijgbaar via http://FTP.sunet.se/wmirror/www.internetvalley.com/ intval.html (31-03-1999); K. HAFNER, M. LYON, Where Wizards Stay Up Late – The Origins of the Internet, New York, Touchstone, 1996, 1; M. HAUBEN, History of ARPANET: Behind the Net – The untold history of the ARPANET Or – The “Open” History of the ARPANET/Internet (30 oktober 1995), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.dei.isep.ipp.pt/docs/arpa.html (01-04-1999); H.E. HARDY, The History of the Net (28-09-1993), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.ocean.ic.net/ftp/doc/nethist.html (14-07-1999); I.R. HARDY, The Evolution of ARPANET email (Spring 1996 History Thesis Paper, verdedigd aan de University of California at Berkeley o.l.v. D. ENGERMAN (laatst bijgewerkt op 13-05-1996)), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.ifla.org/documents/internet/hari1.txt (14-07-1999); D. KRISTULA, The History of the Internet (03-1997), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.davesite. com/webstatop/net-history.html (31-03-1999); M. MEREDITH, Discovering the Internet (versie 2.3 – 03-06-1999), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.iso.port.ac.uk/~mike/docs/internet/internet/internet.html (23-03-2002); P.H. SALUS, Casting the Net – From ARPANET to INTERNET and beyond…, Reading – Massachusetts, Addison-Wesley Publishing Company, 1995, 1; B. SEGAL, A Short History of Internet Protocols at CERN (04-1995), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.info.cern.ch/pdp/ns/ben/TCPHIST.html (31-03-1999); R.H. ZAKON, Hobbes’ Internet Timeline v. 5.1 (laatste bijwerking op 01-07-2000), elektronische versie verkrijgbaar via de website van de Internet Society op http://info.isoc.org/guest/zakon/Internet/ History/HIT.html (22-09-2000). 4 P.H. SALUS, Casting the Net – From ARPANET to INTERNET and beyond…, Reading – Massachusetts, Addison-Wesley Publishing Company, 1995, 1 e.v. De verbinding van computers was nochtans reeds langer een uitdaging. Reeds in 1940 gaf G. SITBITZ hiertoe de aanzet. Voor een demonstratie van de Complex Calculator ter gelegenheid van een bijeenkomst van de American Mathematical Society slaagde hij erin de Calculor te New York te laten bedienen via een terminal te Hannover in New Hampshire. Een computer kon op afstand (370 km) worden bediend. 5 G. GROMOV, History of Internet and WWW: The Roads and Crossroads of Internet History, elektronische versie verkrijgbaar via http://FTP.sunet.se/wmirror/www.internetvalley.com/intval.html (31-03-1999); M. HAUBEN, History of ARPANET: Behind the Net – The untold history of the ARPANET Or – The “Open” History of the ARPANET/Internet (30-10-1995), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.dei.isep.ipp.pt /docs/arpa.html (01-04-1999); M. MEREDITH, Discovering the Internet (versie 2.3 – 03-06-1999), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.iso.port.ac.uk/~mike/docs/internet/internet/internet.html (23-03-2002). 6 Voor LICKLIDER kwam het er niet zozeer op aan middels netwerken computers te verbinden. Hij legde daarentegen nadruk op de computer als communicatiemiddel. Netwerken moesten met behulp van computers communicerende mensen bij elkaar brengen. Netwerken maken het mogelijk inspanningen te bundelen. Wetenschappelijke vooruitgang kan zodoende een niveau bereiken dat door individuele inspanningen niet bereikbaar is.

Page 28: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

28

Voor achtergrondinformatie: J.C.R. LICKLIDER, “The Computer as a Communication Device”, Science and Technology 04-1968, elektronische versie verkrijgbaar via http://memex.org/licklider.pdf (15-04-2002) en J.C.R. LICKLIDER, “Man-Computer Symbiosis”, IRE Transactions on Human Factors in Electronics 03-1960, volume HFE-1, 4-11, elektronische versie verkrijgbaar via http://memex.org/licklider.pdf (15-04-2002). Vergelijk: K.W. GREWLICH, Governance in ‘Cyberspace’, Den Haag, Kluwer Law International, 1999, 24. 7 “Networking” ontstond als “A notion of researchers using facilities that were not local. Surely, networking would prove more cost-effective than installing multi-million dollar machinery on each site; the benefits of a given system would accrue without duplication of the computers”. Zie: K.W. GREWLICH, Governance in ‘Cyberspace’, Den Haag, Kluwer Law International, 1999, 24. 8 H. GILBERT, Introduction to TCP/IP (02-02-1995), elektronische versie verkrijgbaar via http://pclt.cis.yale.edu/ pclt/COMM/TCIP.HTM (21-05-1999). 9 In die zin: W.G. LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison Wesley, 1998, 31. 10 P. GILSTER, De Internet Navigator – De onmisbare gids voor het verkennen van Internet, Amsterdam, Addison-Wesley, 1994, 14. 11 C. KESSEDJIAN, Rapport de synthèse”, in K. BOELE-WOELKI, C. KESSEDJIAN (eds.), Internet – Quel tribunal décide? Quel droit s’applique?, Den Haag, Kluwer Law International, 1998, 143; J.G.L. VAN DER WEES, “Internut voor Juristen”, NJB 1996, 1700. Een mysterieuze ontploffing van drie computerknooppunten te Utah droeg bij tot de Amerikaanse bezorgdheid. De New York Times berichtte hierover op 29-05-1961. 12 V.G. CERF, Computer Networking: Global Infrastructure for the 21st Century, elektronische versie verkrijgbaar op de website van de University of Washington via http://www.cs.washington.edu/homes/lazowska/ cra/networks.html (03-08-2000). 13 H. GILBERT, Introduction to TCP/IP (02-02-1995), elektronische versie verkrijgbaar via http://pclt.cis.yale. edu/pclt/COMM/TCIP.HTM (21-05-1999); P. GILSTER, De Internet Navigator – De onmisbare gids voor het verkennen van Internet, Amsterdam, Addison-Wesley, 1994, 14. 14 De rol van V. CERF en R. KAHN is hierbij moeilijk te overschatten. Vergelijk: W.G. LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison Wesley, 1998, 35. Deze auteurs omschrijven de rol van de protocollen als bindmiddel als volgt: “These smaller networks are managed by corporations, universities and government agencies and are often incompatible in the sense that they employ different hardware platforms and different network technologies. The glue that holds it all together at the technical level is TCP/IP”. Het belang hiervan bleek reeds binnen het Amerikaanse Ministerie van Defensie. De diverse diensten beschikten over verschillende computersystemen. De keuze was afhankelijk van de resultaten van openbare aanbestedingen. Men spreekt dan ook van internet als “network of the lowest bidders”. De aanpak heeft het grote voordeel te hebben geleid tot protocollen die ruimte laten voor technologische diversiteit en groei (H. GILBERT, Introduction to TCP/IP (02-02-1995), elektronische versie verkrijgbaar via http://pclt.cis.yale.edu/pclt/COMM/TCIP.HTM (21-05-1999)). 15 J.G.L. VAN DER WEES, “Internut voor Juristen”, NJB 1996, 1700. 16 In 1983 is het ARPANET opgedeeld in enerzijds MILNET, dat zich toespitste op militaire communicatie, en anderzijds ARPANET, dat zich volledige inschreef in het onderzoek naar de ontwikkeling van netwerken. 17 P. GILSTER, De Internet Navigator – De onmisbare gids voor het verkennen van Internet, Amsterdam, Addison-Wesley, 1994, 14. 18 De National Science Foundation ontwikkelde CS-Net in samenwerking met ARPA. Ook computerwetenschappers die niet door ARPA waren gefinancierd en geen toegang hadden tot het ARPANET kregen zodoende netwerktoegang. Voor meer informatie: W.G. LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison Wesley, 1998, 37. 19 Veel van de lokale netwerken gebruikten UNIX. De TCP/IP-protocollen, waarmee het ARPANET werkte, waren hierin geïmplementeerd. De opgang van respectievelijk het internet, TCP/IP en UNIX vertoont dan ook nauwe samenhang (W.G. LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison Wesley, 1998, 37). Nochtans zouden ook PC’s met MS-Dos of Windows, Macintosh-machines of IBM-mainframes deze netwerkprotocollen kunnen ondersteunen. 20 Het CS-Net koppelde verschillende wetenschappelijke netwerken in verscheidene staten. 21 P. GILSTER, De Internet Navigator – De onmisbare gids voor het verkennen van Internet, Amsterdam, Addison-Wesley, 1994, 14. 22 TCP/IP werd, ondanks zijn militaire achtergrond, niet als staatsgeheim behandeld. De protocollen werden integendeel volledig en gratis vrijgegeven. Hier ligt de verklaring voor het succes van het protocol. Mits zij gebruik maakten van TCP/IP konden andere computers en netwerken aanhaken. Zodoende kende het ARPANET een niet louter militaire ontwikkeling. 23 W.G.LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison Wesley, 1998, 37. 24 W.G. LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison Wesley, 1998, 35; J. VANHESTE, Het Internet Handboek, Amsterdam, Addison Wesley, 1995, 4.

Page 29: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

29

De beslissing van het Amerikaanse Defence Communications Agency om op alle ARPANET-computers TCP/IP te gebruiken is van doorslaggevend belang geweest voor de groei van het internet. Het bepaalde de standaard aan de hand waarvan het netwerkverkeer zich kon ontwikkelen. 25 Zie hierover: P. GILSTER, De Internet Navigator – De onmisbare gids voor het verkennen van Internet, Amsterdam, Addison-Wesley, 1994, 15. Sinds 1990 heeft de Federal Networking Council de toegang tot het internet opengesteld voor iedereen. Commercieel gebruik van het Net was niet langer uitgesloten. Hierdoor verloren veel parallelle netwerken een belangrijk deel van hun bestaansreden: het aanbieden van een commercieel netwerk. Daarom zochten zij aansluiting bij het internet, waarin zij zich deels integreerden. Meer en meer vormden zij zich om tot aanbieders van internetdiensten (bijv. CompuServe, American Online). De gewijzigde beleidslijn van de Federal Networking Council heeft ook het definitieve startschot gegeven voor de ontwikkeling van het internet bij het grote publiek. De kring van de gebruikerspioniers (militaire instanties, onderzoeks- en onderwijsinstellingen,..) werd opengebroken. Door ook de interesse van het bedrijfsleven te wekken kon het internet uitgroeien tot de dimensies die het vandaag heeft. De beleidskeuze van de Federal Networking Council is even doorslaggevend gebleken als de ARPA-beslissing om de netwerkprotocollen vrij te geven. Ook het ANSNet heeft bijgedragen tot de commercialisering van het Net. IBM, MCI en Merict kregen in 1987 de opdracht een nieuwe NSF-backbone te bouwen. Zij stichtten in 1992 ANS (Advanced Networks and Services). Aangezien de overheid niet langer financieel kon bijdragen tot de uitbouw van het internet nam dit privaat, industrieel, initiatief de bouw van een nieuwe, zeer krachtige, backbone op zich. Zie ook: W.G. LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison Wesley, 1998, 38. 26 Terwijl het gebruik van TCP/IP-protocollen een essentieel bestanddeel van het internet is, betreft de matrix ook de andere netwerken waarmee communicatie mogelijk is. De term matrix is, in navolging van Science Fiction-auteur W. GIBSON, geïntroduceerd door J.S. QUARTERMAN in het boek The Matrix: Computer Networks and Conferencing Systems Worldwide (Digital Press, 1990). Aangezien deze netwerken, zoals CompuServe en American Online, niet tot een bepaalde categorie gebruikers beperkt zijn, vormen zij eveneens open netwerken. Iedereen kan zich door een abonnement te onderschrijven toegang tot deze netwerken verschaffen. Oorspronkelijk hadden de gebruikers van deze netwerken slechts toegang tot de door deze netwerken beheerde diensten. Nu leveren zij hun gebruikers ook toegang tot het internet. Het belang van deze dienstverlening overstijgt inmiddels dat van hun oorspronkelijke kernactiviteit overstijgt. Inmiddels zijn zij verregaand in het internet geïntegreerd en laten zij zich er als het ware mee vereenzelvigen. 27 Het internet is een soort metanetwerk. HET internet bestaat niet. Niettemin geeft de standaardisatie, betreffende de gebruikte protocollen, de gebruiker de indruk dat het om één enkel netwerk gaat. (W.G. LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison Wesley, 1998, 14 en 34-35). 28 A.W. KOERS, “Internet in kort bestek”, in X (ed.), Recht en Internet – Verkenningen op het gebied van het Internationaal Privaatrecht, het Strafrecht en het Auteursrecht, Deventer, W.E.J. Tjeenk Willink, 1998, 6-7. 29 ASSOCIATION DES UTILISATEURS D’INTERNET, Pour une intégration sereine et un développement harmonieux d’Internet dans la société française, 3, elektronische versie verkrijgbaar via de website van de Association des Utilisateurs d’Internet via http://www.aui.fr/Documents/integration-internet-070696.html. Over het niet-monolitisch karakter van het internet, zie ook: D. ROSENTHAL, “Rechtliche Probleme des Internet aus der Sicht von Technik und Realität”, in B. DUTOIT (ed.), Le droit au défi d’Internet, Genève, Librairie Droz, 1997, 14. 30 M.R. BURNSTEIN, “A Global Network in a Compartmentalised Legal Environment” in K. BOELE-WOELKI, C. KESSEDJIAN (eds.), Internet: Quel tribunal décide? Quel droit s’applique? (Proceedings of the international colloquium in honour of Michel Pelichet organized by the Molengraaff Institute of Private Law, University of Utrecht and the Hague Conference on Private International Law), Den Haag, Kluwer Law International, 1998, 23; J. EDDINGS, How the Internet works, Emeryville – California, Ziff-Davis Press, 1994, 13; P. GILSTER, De Internet Navigator – De onmisbare gids voor het verkennen van het internet, Amsterdam, Addison-Wesley, 1994, 14. O. HANCE, Business et Droit d’Internet, Brussel, Best Of Editions, 1996, 39; P. KENT, Beginnen met het World Wide Web, Schoonhoven, Academic Service, 1995, 8; A.W. KOERS, “Internet in kort bestek”, in X. (ed.), Recht en Internet – Verkenningen op het gebied van het Internationaal Privaatrecht, het Strafrecht en het Auteursrecht, Deventer, W.E.J. Tjeenk Willink, 1998, 11; A. TERRETT, “A Lawyer’s Introduction to the Internet” in L. EDWARDS, C. WAELDE (eds.), Law and the Internet – Regulating Cyberspace, Oxford, Hart Publishing, 1997, 14; P. VAN DE WATER, Internet, Amsterdam, Wilson Publishers, 1994, 7; J. VANHESTE, Het Internet Handboek, Amsterdam, Addison-Wesley, 1995, 5. 31 J. VANHESTE, Het Internet Handboek, Amsterdam, Addison-Wesley, 1995, 4. 32 A.W. KOERS, “Internet in kort bestek”, in X (ed.), Recht en Internet – Verkenningen op het gebied van het Internationaal Privaatrecht, het Strafrecht en het Auteursrecht, Deventer, W.E.J. Tjeenk Willink, 1998, 18. 33 Een intranet daarentegen is een gesloten netwerk. De toegang ervan is beperkt tot een bepaalde groep gebruikers. Zo kan een intranet toegang verlenen aan de vertegenwoordigers van een bepaalde firma die het gebruiken voor het versturen van bestelbons. Dit betekent echter niet dat een intranet geen deel zou kunnen gaan uitmaken van het internet.

Page 30: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

30

34 In beide soorten netwerken vindt de fysieke verbinding op gelijkaardige manier plaats. De infrastructuur voor de verbinding van de verschillende hosts tot een netwerk of de links tussen netwerken is in beginsel dezelfde als degene die telefoondiensten ondersteunt. Op zichzelf vormen de transmissiefaciliteiten geen netwerk in de hier gebruikte zin van het woord. Tot de netwerkinfrastructuur behoren ook de hosts, aangesloten computers waarop data zijn opgeslagen of waarmee data worden opgevraagd, en routers. Deze laatste machines hebben tot taak datapakketten te ontvangen en verder door te sturen. 35 D. ROSENTHAL, “Rechtliche Probleme des Internet aus der Sicht von Technik und Realität” in B. DUTOIT (ed.), Le droit au défi d’Internet, Genève, Librairie Droz, 1997, 15. 36 D. ROSENTHAL, “Rechtliche Probleme des Internet aus der Sicht von Technik und Realität” in B. DUTOIT (ed.), Le droit au défi d’Internet, Genève, Librairie Droz, 1997, 14. 37 American Civil Liberties Union v. Reno, 929 F. Supp. 824 (E.D. Pa. 1996), nr. 7, elektronische versie verkrijgbaar via http://www.bna.com/e-law/cases/aclureno.html (12-02-200). 38 Dit komt het best tot uiting bij draadloze telefonie. 39 P. DE HERT, K. BODARD, “Internetmisdaad: een uitdaging? – Situering van de problematiek aan de hand van (kinder)pornografie”, AJT-Dossier 1996-97, 98 en referenties aldaar. 40 Deze eerste vorm van ‘netwerkvorming’ wordt het Sneakersnet geheten (E. KROL, P. FERGUSON, The Whole Internet for Windows 95 – User’s Guide & Catalog, Sebastopol – California, O’Reilly & Associates, 1995, 13). 41 E. KROL, P. FERGUSON, The Whole Internet for Windows 95 – User’s Guide & Catalog, Sebastopol – California, O’Reilly & Associates, 1995, 13-14. 42 E. KROL, P. FERGUSON, The Whole Internet for Windows 95 – User’s Guide & Catalog, Sebastopol – California, O’Reilly & Associates, 1995, 26. 43 E. KROL, P. FERGUSON, The Whole Internet for Windows 95 – User’s Guide & Catalog, Sebastopol – California, O’Reilly & Associates, 1995, 26. 44 W.G. LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison-Wesley, 1998, 34-35. 45 Vergelijk: D. ROSENTHAL, “Rechtliche Probleme des Internet aus der Sicht von Technik und Realität” in B. DUTOIT (ed.), Le droit au défi d’Internet, Genève, Librairie Droz, 1997, 14. 46 J. EDDINGS, How the Internet works, Emeryville – California, Ziff-Davis Press, 1994, 25. 47 Zie ook T. SOCOLOFSKY, C. KALE, C., A TCP/IP Tutorial (Request for Comments 1180 – Network Working Group (01-1991)) elektronische versie verkrijgbaar via http://www.cis.ohio-state.edu/htbin/rfc/rfc1180.html (04-04-1999). Deze auteurs stellen er de term “internettechnologie” voor. 48 J. VANHESTE, Het Internet Handboek, Amsterdam, Addison-Wesley, 1995, 24. Men vindt er een goede schematische voorstelling van deze gelaagde structuur (Vergelijk: T. SOCOLOFSKY, C. KALE, A TCP/IP Tutorial (Request for Comments 1180 – Network Working Group (01-1991), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.cis.ohio-state.edu/htbin/rfc/rfc1180.html (04-04-1999))). 49C.L. HEDRICK, Introduction to the Internet Protocols (Cursus, Computer Science Facilities Group, Rutgers University, State University of New Jersey, 03-07-1987), elektronische versie verkrijgbaar op de website van S.E. NEWTON via http://oac3.hsc.uth.tmc.edu/staff/snewton/tcp-tutorial (03-04-1999); J. VANHESTE, Het Internet Handboek, Amsterdam, Addison-Wesley, 1995, 23. 50C.L. HEDRICK, Introduction to the Internet Protocols (Cursus, Computer Science Facilities Group, Rutgers University, State University of New Jersey, 03-07-1987), nr. 2, elektronische versie verkrijgbaar op de website van S.E. NEWTON via http://oac3.hsc.uth.tmc.edu/staff/snewton/tcp-tutorial (03-04-1999). 51 W.G. LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison-Wesley, 1998, 26. 52 Protocollen waarop diverse toepassingen een beroep moeten doen, vervullen low-level functies, in tegenstelling tot specifieke protocollen voor specifieke toepassingen. Voorbeelden hiervan zijn TCP en IP (C.L. HEDRICK, Introduction to the Internet Protocols (Cursus, Computer Science Facilities Group, Rutgers University, State University of New Jersey, 03-07-1987), nr. 1, elektronische versie verkrijgbaar op de website van S.E. NEWTON via http://oac3.hsc.uth.tmc.edu/staff/snewton/tcp-tutorial (03-04-1999). 53 J. VANHESTE, Het Internet Handboek, Amsterdam, Addison-Wesley, 1995, 33 en 35. 54 Een concrete en schematische voorstelling van de wijze waarop de protocoltoren wordt doorlopen kan worden gevonden bij J. VANHESTE, Het Internet Handboek, Amsterdam, Addison-Wesley, 1995, 33-35. 55 Zie hierover: T. SOCOLOFSKY, C. KALE, A TCP/IP Tutorial (Request for Comments 1180 – Network Working Group (01-1991)), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.cis.ohio-state.edu/htbin/rfc/rfc1180.html (04-04-1999). 56 G. FLEISHMAN, “Hey, I’m Talking to You” (Part 2), NetBITS 02-10-1997, elektronische versie verkrijgbaar op de website van NetBITS via http://db.netbits.net/ (05-04-1999). 57 Zie voor dit beeld: E. KROL, P. FERGUSON, The Whole Internet for Windows 95 – User’s Guide & Catalog, Sebastopol – California, O’Reilly & Associates, 1995, 29. 58 J. POSTEL (ed.), Internet Protocol – DARPA Internet Program Protocol Specification (Request for Comments 791 – Internet Working Group (09-1981)), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.cis.ohio-state.edu/ htbin/rfc/rfc791.html (04-04-1999)). 59 In het Engels spreekt men van “connectionless” transmission.

Page 31: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

31

60 Voor een duidelijke afbeelding van een door TCP gehanteerde datagram, met inbegrip van de TCP-header: G.C. KESSLER, An overview of TCP/IP Protocols and the Internet, figure 4, elektronische versie verkrijgbaar via http://www.hill.com/library/tcpip.html (12-04-2000). 61 Voor een eenvoudige beschrijving van de wijze waarop het gecombineerd gebruik van TCP en IP voor het transport van informatie zorgt: F.J. PANSIER, E. JEZ, Initiation à l’Internet juridique, Paris, Litec, 1998, 4-5, nr. 7. 62 TCP lijkt een zwaardere taak te hebben. Dit is echter slechts het geval voor verkeer binnen kleine netwerken. Op het internet kan routering, vooral indien diverse netwerken doorlopen moeten worden, een behoorlijk ingewikkelde opdracht zijn. Zie: C.L. HEDRICK, Introduction to the Internet Protocols (Cursus, Computer Science Facilities Group, Rutgers University, State University of New Jersey, 03-07-1987), nr. 2, elektronische versie verkrijgbaar op de website van S.E. NEWTON via http://oac3.hsc.uth.tmc.edu/staff/snewton/tcp-tutorial (03-04-1999). 63 Naarmate een bericht de protocoltoren verder doorloopt, worden aan de zijde van de verzender in de diverse lagen omslagen om de verzonden gegevens gewikkeld. Bij de bestemmeling worden deze er door de protocollen in omgekeerde volgorde opnieuw afgescheurd. 64 Van de transportlaag gaat het daarop naar de toepassing in opdracht waarvan de verzending is uitgevoerd. Hetgeen namens het e-mailprogramma bij de ene machine is verstuurd, komt ook terecht bij het e-mailprogramma op de machine van de bestemmeling. 65 Het controlegetal verschilt van het door TCP gebruikt controlegetal. Het Internet Protocol schuift alle door het Transmission Control Protocol aangeleverde pakketten, met inbegrip van hun hoofding, in een IP-enveloppe. 66 J. POSTEL (ed.), Internet Protocol – DARPA Internet Program Protocol Specification (Request for Comments 791– Internet Working Group (09-1981), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.cis.ohio-state.edu/ htbin/rfc/rfc791.html (04-04-1999). 67 De opdracht van het Internet Protocol beperkt zich tot het gidsen van de informatie. Het waarborgt geen betrouwbare transmissie. Dat is precies de taak van TCP. IP waarborgt bijvoorbeeld geen ontvangstmelding (noch end-to-end noch hop-by-hop). Vergelijk: G.C. KESSLER, An overview of TCP/IP Protocols and the Internet, nr. 3.2, elektronische versie verkrijgbaar via http://www.hill.com/library/tcpip.html (12-04-2000). 68 W.G. LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison Wesley, 1998, 31. 69 Zie, met betrekking tot Automatic Recovery: H. GILBERT, Introduction to TCP/IP (02-02-1995), elektronische versie verkrijgbaar via http://pclt.cis.yale.edu/pclt/COMM/TCIP.HTM (21-05-1999). Het systeem heeft als nadeel dat bij gebrek aan centraal management netwerkproblemen lange tijd verborgen kunnen blijven. Bijgevolg wordt er gedurende die tijd ook niet aan verholpen. 70 H. GILBERT, Introduction to TCP/IP (02-02-1995), elektronische versie verkrijgbaar via http://pclt.cis.yale. edu/pclt/COMM/TCIP.HTM (21-05-1999). 71 In het internet ontbreekt een centrale knoop. Bijgevolg kan het met een visnet worden vergeleken (C. KESSEDJIAN, “Rapport de synthèse”, in K. BOELE-WOELKI, C. KESSEDJIAN (eds.), Internet – Quel tribunal décide? Quel droit s’applique?, Den Haag, Kluwer Law International, 1998, 143). 72T. SOCOLOFSKY, C. KALE, A TCP/IP Tutorial (Request for Comments 1180 – Network Working Group (01-1991), nr. 5.11, elektronische versie verkrijgbaar via http://www.cis.ohio-state.edu/htbin/rfc/rfc1180.html (04-04-1999). 73 Voor technische informatie betreffende het routeringsproces: T. SOCOLOFSKY, C. KALE, A TCP/IP Tutorial, (Request for Comments 1180 – Network Working Group (01-1991)), nrs. 5.1, 5.2 en 5.3, elektronische versie verkrijgbaar via http://www.cis.ohio-state.edu/htbin/rfc/rfc1180.html (04-04-1999). 74 Ook adressering van de machines is overbodig. Naarmate het ter bestemming brengen van berichten echter minder evident wordt, neemt ook de nood aan een degelijke adressering van de machines toe. 75 Bij een netwerk met vier computers zijn reeds zes kabels nodig om elk van hen rechtstreeks met alle andere te verbinden. Naamgeving van de machines dringt zich reeds op. Zoniet kan een machine niet weten welke verbinding zij moet kiezen om een andere machine te bereiken. De routering levert minder problemen op. Dankzij de rechtstreekse verbindingen tussen de deelnemende computers is het relatief makkelijk de pakketjes ter bestemming te brengen. Het spreekt voor zich dat bij koppeling van meerdere computers het leggen van rechtstreekse lijnen tussen alle aangesloten machines uitgesloten is. Er is integendeel een systeem ontwikkeld waarbij, met minimale bekabeling, elk van de computers in het netwerk eender welke andere machine binnen het circuit kan bereiken. Door het aantal daartoe vereiste tussenstappen buiten beschouwing te laten, wordt het zoeken van de weg van afzender naar bestemmeling ingewikkelder. Dit leidde bijvoorbeeld tot de ontwikkeling van systemen waarbij één machine als het centrum van een ster wordt aangeduid. Vanuit dit centrum kunnen alle andere machines rechtstreeks worden bereikt. Het centrum doet hierbij dus dienst als draaischijf. Een andere oplossing bestaat erin iedere computer te verbinden met zijn naaste buur. Een machine geeft in deze opstelling het datapakket door aan zijn buur, die het vervolgens weer doorgeeft aan zijn buur. Dit proces herhaalt zich tot het pakket de bestemmeling bereikt. 76 Het Internet Protocol is, zoals zijn naam laat vermoeden, precies toegesneden op het begeleiden van verkeer tussen diverse netwerken. 77 Terwijl het beslissingsmodel bij klassiek postverkeer een eerder vast patroon heeft, zijn de routeringsbeslissingen in het internet zeer variabel. Daarom heeft men het over dynamic routing.

Page 32: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

32

78 Het wekt geen verbazing dat deze machines grote gegevensstromen moeten verwerken en er bijgevolg bottle-necks kunnen ontstaan. 79 Uitzonderingen zijn niet uitgesloten. Zo is het mogelijk dat Y, via D, E en F op zijn beurt met A verbonden is. Bij overbelasting of uitval van Z kan die weg een alternatief bieden. 80 De tabellen zijn opgebouwd rond de netwerknummers. Zij maken deel uit van het IP-adres van een machine. Netwerknummers vormen, zoals postcodes bij een klassiek adres, een dienstig element bij het routen. 81 Om, ondanks de groei van het aantal aangesloten netwerken, de routeringstabellen beheersbaar te houden wordt gebruik gemaakt van standaardbewegwijzering. 82 Tevens bevat de header het IP-adres van de afzender. Het laat, zoals het adres van de afzender van een brief op de keerzijde van een enveloppe, toe een antwoord te sturen en de verzending op te volgen. 83 Voor toelichting bij de logica van de opbouw van netwerknummers: C.L. HEDRICK, Introduction to the Internet Protocols (Cursus, Computer Science Facilities Group, Rutgers University, State University of New Jersey, 03-07-1987), section 7, elektronische versie verkrijgbaar op de website van S.E. NEWTON via http://oac3.hsc.uth.tmc.edu/staff/snewton/tcp-tutorial (03-04-1999). Om het aantal combinatiemogelijkheden met deze vier getallen te vergroten is overeengekomen respectievelijk het eerste, de eerste twee of drie cijfers te gebruiken voor de identificatie van het netwerk. Het vierde cijfer is exclusief aan de aanduiding van de specifieke machine toegewezen. Bijgevolg blijft voor een klein aantal zeer grote netwerken een combinatie van 3 getallen beschikbaar voor de aanduiding van de hosts. Eén cijfer wijst het netwerk aan. Voor de aanduiding van een iets groter aantal, kleinere netwerken zouden twee getallen beschikbaar zijn. Twee cijfers zouden de aangesloten machines kenmerken. Voor de omvangrijkste klasse kleine netwerken zou nog slechts één getal beschikbaar zijn voor de aanduiding van de aangesloten machines. Drie getallen zouden immers het netwerk identificeren. Respectievelijk heeft men het over klasse “A”, “B” en “C” netwerken. Deze werkwijze verleent het adresseringssysteem flexibiliteit. Voor grote netwerken, waartoe talrijke machines behoren, volstaat voor de netwerkaanduiding een 8 bitsnummer. Voor de adressering van minder grote, maar frequenter voorkomende netwerken, is het nuttig over een groter scala netwerk- en een kleiner assortiment machinenummers te beschikken. De omschrijving van het IP-adres toont aan dat het een schaars goed betreft. Het steekt fel af tegen de enorme ontwikkeling van het internet. Hoewel IP-adressen steeds zuiniger worden toegekend, zoekt de internetgemeenschap naar een nieuw adresseringssysteem. Het betreft Ipv6 en beschikt over een adresseringsruimte van 128 bits. Enkel hierin kan een structurele oplossing voor de explosie van het aantal op het internet aangesloten machines worden gevonden (.J.G.L. VAN DER WEES, W.G. RENDEN, Internet voor Juristen – Jaarboek 1998, Deventer, Kluwer, 1998, 31). Intussen brengt subnetting soelaas. Hierbij maken meerdere netwerken gebruik van één IP-netwerknummer. Een deel van het machinegedeelte van het IP-adres fungeert als subnetwerknummer (J. VANHESTE, Het Internet Handboek, Amsterdam, Addison-Wesley, 1995, 30). 84 J. VANHESTE, Het Internet Handboek, Amsterdam, Addison-Wesley, 1995, 28. 85 Bij elektronische post is behalve de machinenaam ook meestal de gebruikersnaam van belang. Meerdere gebruikers kunnen immers inloggen op een mailserver op een centrale computer (bijv. [email protected]). Zij krijgen toegang door een gebruikersnaam en een wachtwoord. In het adresveld van de elektronische brief gaat de gebruikersnaam de machinenaam (volgens de DNS-benaming) vooraf. De gebruikersnaam is het equivalent van het busnummer bij een adres in een flatgebouw. De aflevering van de brief vindt plaats op machine Y, aangeduid door het IP-adres, ter attentie van gebruiker X. Zie hierover: W.G. LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison-Wesley, 1998, 28; J.G.L. VAN DER WEES, W.G. RENDEN, Internet voor Juristen – Jaarboek 1998, Deventer, Kluwer, 1998, 31. 86 Hiervoor staan name-servers, die voor het betrokken domein de koppeling tussen het IP-adres en de ‘symbolische’ naam bijhouden, in (J. VANHESTE, Het Internet Handboek, Amsterdam, Addison-Wesley, 1995, 42). 87 Een domeinnaam kan slechts eenmaal worden toegekend. Aangezien de naam in verschillende domeinen is opgedeeld, wordt een gelijke naam slechts onmogelijk als hij in hetzelfde domein ligt. Het is zoals met abonneenummers. Indien zij in een andere zone liggen, mogen zij identiek zijn. Anderzijds kan een IP-adres met meerdere domeinnamen overeenkomen (W.G. LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison-Wesley, 1998, 30). 88 Het betreft het top-level domain. Het hoeft niet noodzakelijk een landcode te zijn. 89 De beperkingen op de registratie van merknamen worden hier buiten beschouwing gelaten. 90 De lezer vindt meer diepgaande informatie betreffende de werking van het protocol bij: G. FLEISHMAN, “Hey, I’m Talking to You” (Part 2), NetBITS 02-10-1997, elektronische versie verkrijgbaar op de website van NetBITS via http://db.netbits.net/ (05-04-1999) en T. SOCOLOFSKY, C. KALE, A TCP/IP Tutorial (Request for Comments 1180 – Network Working Group (01-1991), nr. 4, elektronische versie verkrijgbaar via http://www.cis.ohio-state.edu/htbin/rfc/rfc1180.html (04-04-1999). 91 Het concept wordt als store and forward omschreven (G. FLEISHMAN, “Hey, I’m Talking to You” (Part 2), NetBITS 02-10-1997, elektronische versie verkrijgbaar op de website van NetBITS via http://db.netbits.net/ (05-04-1999)). Ook de verwerking van elektronische post gebruikt het systeem vaak (J. EDDINGS, How the Internet Works, Emeryville – California, Ziff-Davis Press, 1994, 85-86; E. KROL, P. FERGUSON, The whole Internet for Windows ’95: User’s Guide and Catalog, Sebastopol – California, O’Reilly & Associates, 1995, 60). De mail-host, waarop de mail-server draait, bewaart het bericht tot de bestemmeling het er komt ophalen (P. GILSTER, De Internet Navigator – De onmisbare gids voor het verkennen van Inernet, Amsterdam, Addison-Wesley, 1994, 117; S. GUINCHARD, M.

Page 33: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

33

HARICHAUX, R. DE TOURDONNET, Internet pour le droit: connexion – recherche – droit, Paris, Montchrestien, 1999, 51). 92 In dit knooppunt ontvangt de netwerklaag het pakket opnieuw en kan het volgende tussenstation worden bepaald. 93 Desondanks zijn het toepassingsprotocollen, zoals het populaire WWW, die de internet-eigenschappen in de verf zetten. Door hun gebruiksgemak hebben toepassingsprotocollen precies de populariteit van het internet vergroot en zodoende bijgedragen tot het praktisch belang van de juridische vragen die het internet oproept. 94 M.J. MÜNZER, Was bietet das INTERNET? (Version 2.0 – Bayreuth – 1994, bijgewerkt op 02-08-1997), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.uni-bayreuth.de/students/elsa/jura/elcom/elcom-intro.html (15-03-2002). 95 Zie hierover ook: D. ROSENTHAL, “Rechtliche Probleme des Internet aus der Sicht von Technik und Realität”, in DUTOIT, B. (ed.), Le droit au défi d’Internet: actes du colloque de Lausanne, Genève, Librairie Droz, 1997, 15-16. 96 J. VANHESTE, Het Internet Handboek, Addison-Wesley, Amsterdam, 1995, 38. 97 Het client-server model laat duizenden gebruikers bijvoorbeeld toe tegelijk een zoekrobot te gebruiken zonder de toepassing zelf te moeten installeren. 98W.G. LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison-Wesley, 1998, 42. 99 Voor een meer uitgebreide technische analyse: R. WESTERVELD, “E-mail, de techniek”, in H.W.K. KASPERSEN, C. STUURMAN (eds.), Juridische aspecten van e-mail, Deventer, Kluwer, 2001, 1-28. 100 W.G. LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison-Wesley, 1998, 55; J.G.L. VAN DER WEES, “Internut voor Juristen”, NJB 1996, 1701. Informatief is ook de Inleiding Internet voor Juristen van LEGAL NET SERVICES. In functie van de noden van juristen wordt er een beknopte toelichting gegeven bij de meest courante toepassingen van het internet, elektronische versie verkrijgbaar via http://www.lns.nl/lns/intro.html (15-02-2002). 101 P. GILSTER, De Internet Navigator – De onmisbare gids voor het verkennen van Internet, Amsterdam, Addison-Wesley, 1994, 120. 102 B.N. WESTERBRINK, Juridische aspecten van het Internet, Amsterdam, Otto Cramwinckel, 1996, 23-24. Bij de vergelijking tussen gewone post en e-post schenkt de auteur ook aandacht aan de ogenblikken waarop e-post kan worden verstuurd en ontvangen. Hij bespreekt hoe elektronische briefwisseling kan worden beheerd en staat stil bij het aantal personen waartussen elektronische briefwisseling mogelijk is. Voor een vergelijkende tabel tussen telefoon, klassieke post en elektronische post: E. KROL, P. FERGUSON, The whole Internet for Windows ’95 – User’s Guide & Catalog, Sebastopol – California, O’Reilly & Associates, 1995, 56-58. 103 Over de diverse kenmerken van elektronische post, zie ook: H.H. DE VRIES, “Vertrouwelijkheid van e-mail in Arbeidsverhoudingen”, in H.W.K. KASPERSEN, C. STUURMAN (eds.), Juridische aspecten van e-mail, Deventer, Kluwer, 2001, 111-139 (111-112). 104 J. EDDINGS, How the Internet Works, Emeryville – California, Ziff-Davis Press, 1994, 80. 105 J.G.L. VAN DER WEES, “Internut voor juristen”, NJB 1996, 1701. 106 A. GAFFIN, EFF’s Guide to the Internet (version 3.21, 11-12-1996), nr. 2.1, elektronische versie verkrijgbaar via http://www.eff.org/pub/Net_info/EFF_Net_Guide/netguide.eff (01-02-2001). 107 M.J. MÜNZER, Was bietet das INTERNET? (Version 2.0 – Bayreuth – 1994, bijgewerkt op 02-08-1997), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.uni-bayreuth.de/students/elsa/jura/elcom/elcom-intro.html (15-03-2002); J.G.L. VAN DER WEES, “Internut voor juristen”, NJB 1996, 1701. 108 P. GILSTER, De Internet Navigator – De onmisbare gids voor het verkennen van Internet, Amsterdam, Addison-Wesley, 1994, 119. 109 Voor technische achtergrondinformatie bij de protocol: J. VANHESTE, Het Internet Handboek, Amsterdam, Addison-Wesley, 1995, 136-139. 110 Omdat meerdere eindgebruikers over een account beschikken en een beroep doen op de postdiensten van één host bestaat een mail-adres niet enkel uit het internetadres van deze machine. Het is uitgebreid met de username, de naam waaronder de eindgebruiker een postbus huurt bij de host. Voor bijkomende informatie: J. EDDINGS, How the Internet Works, Emeryville – California, Ziff-Davis Press, 1994, 91-92; S. GUINCHARD, M. HARICHAUX, R. DE TOURDONNET, Internet pour le droit: connexion – recherche – droit, Paris, Montchrestien, 1999, 46-47; F.J. PANSIER, E. JEZ, Initiation à l’Internet juridique, Paris, Litec, 1998, 28-29; D. POULIN, Un point de vue nord-américain sur Internet et ses enjeux (04-1996), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.droit.umontreal.ca/crdp/technologie/textes.sgml/vue.html (15-02-2002). Een bericht dat een buitenlandse correspondent naar [email protected] stuurt, wordt eerst naar de op het internet aangesloten machine “rug.ac.be” verstuurd. Het bericht bevat als het ware de vraag het in de mailbox van x te leggen. Bij gebruik van een verkeerd e-mail-adres wordt het bericht terug naar de afzender gekaatst (bouncing) (B.P. KEHOE, Zen and the Art of the Internet – A Beginner’s Guide to the Internet (1st ed. 1992), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.cs.indiana.edu/docproject/zen/zen-1.0_3.html (15-01-2001)). 111 Voor een verduidelijkende visualisering: W.G. LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison-Wesley, 1998, 80. De lokalisatie van de machine waarop de mail-server draait, biedt niet noodzakelijk informatie over de plaats waar de gebruiker het bericht leest of schrijft. Deze bijzonderheid kenmerkt vooral webgebaseerde maildiensten. 112 P. GILSTER, De Internet Navigator – De onmisbare gids voor het verkennen van Internet, Amsterdam, Addison-Wesley, 1994, 118.

Page 34: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

34

113 Over de verschillende technieken om iemands elektronisch adres terug te vinden: J. EDDINGS, How the Internet Works, Emeryville – California, Ziff-Davis Press, 1994, 105-107; J. VANHESTE, Het Internet Handboek, Amsterdam, Addison-Wesley, 1995, 319-329 114 Bijvoorbeeld: BITNET of UNIX to UNIX Copy Protocol (UUCP). 115 Zo wordt op de gateway tussen het internet en een commerciële on-line dienst als Prodigy, American Online, Delphi, enz. een internetadres als [email protected] omgezet in 82257,4143. Zo weet de centrale Compuserve-machine, waaraan IP het bericht bestelt en waar het bericht moet worden ondergebracht tot op het ogenblik dat de bestemmeling inbelt. Zie hierover, evenals over Bulletin Board Systems (bijv. FidoNet) en hun connectie met het internet: J. EDDINGS, How the Internet Works, Emeryville – California, Ziff-Davis Press, 1994, 109-115; P. GILSTER, De Internet Navigator – De onmisbare gids voor het verkennen van Internet, Amsterdam, Addison-Wesley, 1994, 118. 116 Zij kunnen zuivere internettoepassingen als FTP en Telnet aansturen door besturingsopdrachten naar een andere machine te mailen. Deze speelt de opdrachten aan FTP en Telnet door. Deze stuurt op zijn beurt de ontvangen output terug naar de afzender (J. EDDINGS, How the Internet Works, Emeryville – California, Ziff-Davis Press, 1994, 83; P. GILSTER, De Internet Navigator – De onmisbare gids voor het verkennen van Internet, Amsterdam, Addison-Wesley, 1994, 147 en volgende). 117 P. GILSTER, De Internet Navigator – De onmisbare gids voor het verkennen van Internet, Amsterdam, Addison-Wesley, 1994, 143-146; W.G. LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison-Wesley, 1998, 77-79. 118 Hiertegen druist bijvoorbeeld het oververhit discussiëren over het Net (flaming) en het ongevraagd toesturen van – vaak publicitaire – bulk-post (spam), in (M. MEREDITH, Discovering the Internet (versie 2.3, 03-06-1999), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.iso.port.ac.uk/~mike/docs/internet/internet/internet.html (15-02-2001), waar ook emoticons of smileys, als middelen om bepaalde gevoelens tot uitdrukking te brengen, worden toegelicht). Beide misbruiken doen zich ook vaak op mailing-lijsten voor . Vergelijk: A. GAFFIN, EFF’s Guide to the Internet (version 3.21, 11-12-1996), nr. 2.4, elektronische versie verkrijgbaar via http://www.eff.or/pub/Net_info/EFF_Net_Guide/netguide.eff (05-08-1999), en W.G. LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison-Wesley, 1998, 136-139, waar tevens de mogelijkheden en tekortkomingen van filters om zich tegen deze misbruiken te wapenen, worden besproken. Van belang voor een ordelijk verkeer op het internet zijn ook de acceptable use policies die gebruikers moeten onderschrijven (J.G.L. VAN DER WEES, “Internut voor Juristen”, NJB 1996, 1700). Vaak zijn zij echter niet dwingend. Tevens verschillen zij als het ware per deel van het internet. Over de juridische moeilijkheden bij publicitair gebruik van e-mail, zie bijvoorbeeld: M.J.T. ARTZ, “E-mail als marketing-instrument”, in H.W.K. KASPERSEN, C. STUURMAN (eds.), Juridische aspecten van e-mail, Deventer, Kluwer, 2001, 141-169. 119 J. EDDINGS, How the Internet Works, Emeryville – California, Ziff-Davis Press, 1994, 123-125. 120 Indien mailinglijsten te omvangrijk worden, dreigen de aangeslotenen niet enkel onder berichten bedolven te worden maar wordt ook het beheer van de adreslijst een zware dobber. In dit geval zal men vaak een website die makkelijk duizenden bezoekers per dag kan beheersen, als communicatiemiddel verkiezen. Er is nochtans een belangrijk verschil tussen mailinglijsten en websites. Eerstgenoemde zijn een voorbeeld van de push technology, terwijl laatstgenoemde de pull technology illustreren. Bij mailing-lists worden de berichten immers naar de aangeslotenen toegeschoven … zonder dat zij er hoeven om te vragen. Bij websites daarentegen moet de eindgebruiker naar de informatie surfen en haar als het ware naar zijn eigen machine toetrekken. Push technology versterkt de invloed van de informatieaanbieder, terwijl pull technology de informatiegebruiker meer controle biedt (W.G. LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison-Wesley, 1998, 108-109). 121 J.G.L. VAN DER WEES, W.G. RENDEN, Internet voor Juristen – Jaarboek 1998, Deventer, Kluwer, 1998, 43. 122 Mailinglijsten geven one-to-many communicatie gestalte (vergelijk: radio en televisie). 123 X is de aan de groep gegeven alias of roepnaam (nickname): E. KROL, P. FERGUSON, The whole Internet for Windows 95 – User’s Guide & Catalog, Sebastopol – California, O’Reilly & Associates, 1995, 84. 124 J. VANHESTE, Het Internet Handboek, Amsterdam, Addison-Wesley, 1995, 136 en 170. 125: J. EDDINGS, How the Internet Works, Emeryville – California, Ziff-Davis Press, 1994, 101. 126 E. KROL, P. FERGUSON, The whole Internet for Windows 95 – User’s Guide & Catalog, Sebastopol – California, O’Reilly & Associates, 1995, 100-101. 127 B.P. KEHOE, Zen and the Art of the Internet – A Beginner’s Guide to the Internet (1st ed., 1992), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.cs.indiana.edu/docproject/zen/zen-1.0_4.html (15-02-2001). Sommige mailinglijsten laten enkel de verdeling van berichten door de beheerder toe. Zij voorzien niet in uitwisseling tussen de abonnees (D. POULIN, Un point de vue nord-américain sur Internet et ses enjeux (04-1996), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.droit.umontreal. ca/crdp/ technologie/ textes.sgml/vue.html (15-02-2001)). 128 J. EDDINGS, How the Internet Works, Emeryville – California, Ziff-Davis Press, 1994, 101; E. KROL, P. FERGUSON, The whole Internet for Windows 95 – User’s Guide & Catalog, Sebastopol – California, O’Reilly & Associates, 1995, 101 en 104, waar tevens het concept local mail reflector wordt geïntroduceerd.

Page 35: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

35

Indien meerdere personen aangesloten op netwerk X inschrijven op mailing-list Y, moeten berichten aan Y aan elk van hen worden toegestuurd. Een local mail reflector moet het verkeer tussen X en Y binnen de perken houden. Hij zorgt voor de verdeling van de berichten die lijst Y hem toestuurt onder de in X ingeschreven aangeslotenen. 129 Dit kan flame-wars helpen vermijden. Deze doen zich voor wanneer een bericht aanleiding geeft tot bijzonder hevige reacties tussen de deelnemers aan de nieuwsgroep. Bovendien kan het optreden van een moderator ook helpen om de signal to noise ratio te verkleinen. 130 J. EDDINGS, How the Internet Works, Emeryville – California, Ziff-Davis Press, 1994, 101; W.G. LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison-Wesley, 1998, 107-108; A.W. KOERS, “Internet in kort bestek”, in X (ed.), Recht en Internet – Verkenningen op het gebied van het Internationaal Privaatrecht, het Strafrecht en het Auteursrecht, Deventer, W.E.J. Tjeenk Willink, 1998, 26. 131 W.G. LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison-Wesley, 1998, 107-108. 132 Bijvoorbeeld: listserv, majordomo en almanac. 133 E. KROL, P. FERGUSON, The whole Internet for Windows 95 – User’s Guide & Catalog, Sebastopol – California, O’Reilly & Associates, 1995, 106-108. 134 Voor een overzicht van de overige verschillen tussen mailinglijsten en nieuwsgroepen: E. KROL, P. FERGUSON, The whole Internet for Windows 95 –: User’s Guide & Catalog, Sebastopol – California, O’Reilly & Associates, 1995, 173; J.G.L. VAN DER WEES, W.G. RENDEN, Internet voor Juristen – Jaarboek 1998, Deventer, Kluwer, 1998, 50. 135 A.W. KOERS, “Internet in kort bestek”, in X (ed.), Recht en Internet – Verkenningen op het gebied van het Internationaal Privaatrecht, het Strafrecht en het Auteursrecht, Deventer, W.E.J. Tjeenk Willink, 1998, 26; J.G.L. VAN DER WEES, W.G. RENDEN, Internet voor Juristen – Jaarboek 1998, Deventer, Kluwer, 1998, 50 en de Inleiding Internet voor Juristen van LEGAL NET SERVICES, die kan worden geraadpleegd via http://www.lns.nl/ lns/nwsgroep.html (15-02-2001). Sommige nieuwsgroepen zijn het resultaat van de conversie van de output van mailinglijsten. Zij zijn gatewayed. Zie: E. KROL, P. FERGUSON, The whole Internet for Windows 95 – User’s Guide & Catalog, Sebastopol – California, O’Reilly & Associates, 1995, 178-179. 136 J.G.L. VAN DER WEES, “Internut voor juristen”, NJB 1996, 1702. 137 J. VANHESTE, Het Internet Handboek, Amsterdam, Addison-Wesley, 1995, 189. Bij de redactie van artikelen bestemd voor een nieuwsgroep zal de netiquette worden nageleefd. Voor een nuttig overzicht van de hierbij na te leven gedragsregels: P. GILSTER, De Internet Navigator – De onmisbare gids voor het verkennen van Internet, Amsterdam, Addison-Wesley, 1994, 260-263; B.P. KEHOE, Zen and the Art of the Internet – A Beginner’s Guide to the Internet (1st ed., 1992), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.cs. indiana.edu/docproject/zen/zen-1.0_6.html (15-02-2001). Het interactieve en niet-lineaire karakter van internettoepassingen draagt bij tot de kracht van het medium. Het medium maakt massacommunicatie mogelijk. Tegelijk laat het de gebruiker toe controle uit te oefenen op de informatie die hij ontvangt. De informatieleverancier van zijn kant kan op maat van bepaalde doelgroepen werken. Het medium is bijgevolg, hoewel het massacommunicatie toelaat, toch “de-massifying”. Zodoende kan het internet de vervlakking, waartoe klassieke massamedia kunnen leiden, helpen vermijden (Zie: S.B. BARNES, “Ethical Issues for a Virtual Self”, in S.J. DRUCKER, G. GUMPERT (eds.), Real Law @Virtual Space – Communication Regulation in Cyberspace, Cresskill – New Jersey, Hampton Press, 1999, 389, verwijzend naar P. ELMER-DEWITT, “Welcome to Cyberspace”, Literacy, Technology, and Society: Confronting the Issues 1997, 4-9 (8), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.cod.edu/people/faculty/fitchf/fran/elmer8.htm (15-02-2001), waar als volgt wordt overwogen: “The usenet newsgroups are, in their way, the perfect antidote to modern massamedia. Rather than catering to the lowest common denominator with programming packaged by a few people in New York, Atlanta and Hollywood and broadcast for the masses in the heartland, the newsgroups allow news, commentary and humour to bubble up from the grass roots. They represent narrow casting in the extreme: content created by consumers for consumers. While cable TV executives still dream of hundreds of channels, Usenet already has thousands. The network is so fragmented, in fact, that some fear it will ultimately serve to further divide a society already splintered by race, politics and sexual prejudice. That would be an ironic fate for a system designed to enhance communications” – Bij de rechtsmachtafbakening zal deze bedenking niet uit het oog moeten worden verloren. Sommigen zijn immers van oordeel dat erover moet worden gewaakt dat de rechtsmachtregeling vervlakking in het Internet niet opnieuw in de hand werkt). Het medium laat massacommunicatie toe, maar sluit one-to-one communication niet uit. De gebruiker kan ook bepalen wanneer en met welke frequentie hij bepaalde gegevens raadpleegt en of hij zelf informatie aanlevert. Het medium blijkt zeer flexibel en laat zich makkelijk inpassen in de noden van de individuele gebruikers. Zie hierover: S.J. DRUCKER, G. GUMPERT, “Legal Geography: The Borders of Cyberlaw – Introduction”, in S.J. DRUCKER, G. GUMPERT (eds.), Real Law @Virtual Space – Communication Regulation in Cyberspace, Cresskill – New Jersey, Hampton Press, 1999, 4. 138 Het betreft Bulletin Board Systems (BBS). Zij verschaffen regionale gebruikers een directe dial-up-toegang (W.G. LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison-Wesley, 1998, 276).

Page 36: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

36

Analoog aan Usenet bestaan ook internationale netwerken van Bulletin Board Systems op lokale computers. Iedere machine zendt hierbij op regelmatige tijdstippen nieuwe berichten naar haar naaste buren. Laatstgenoemde zendt de boodschappen weer verder ... tot zij wereldwijd op alle aangesloten elektronische prikborden zijn geplaatst. Het meest bekende onder deze netwerken is Fidonet (J. EDDINGS, How the Internet Works, Emeryville – California, Ziff-Davis Press, 1994, 115). 139 Usenet omspant niet enkel het Internet. Het doet ook beroep op transport- en netwerkprotocollen die niet tot de TCP/IP-familie behoren. Oorspronkelijk begon Usenet trouwens als een implementatie van het Unix-to-Unix Copy Protocol (UUCP). A. GAFFIN, EFF’s Guide to the Internet (version 3.21, 11-12-1996), nr. 3.1, elektronische versie verkrijgbaar via http://www.eff.org/pub/Net_info/EFF_Net_Guide/netguide.eff (01-02-2001). P. GILSTER, De Internet Navigator – De onmisbare gids voor het verkennen van Internet, Amsterdam, Addison-Wesley, 1994, 143-146; J. VANHESTE, Het Internet Handboek, Amsterdam, Addison-Wesley, 1995, 190; B.P. KEHOE, Zen and the Art of the Internet – A Beginner’s Guide to the Internet (1st ed., 1992), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.cs.indiana.edu/docproject/zen/zen-1.0_6html (15-02-2001). 140 J. EDDINGS, How the Internet Works, Emeryville – California, Ziff-Davis Press, 1994, 120. 141 W.G. LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison-Wesley, 1998, 276-277; D. POULIN, Un point de vue nord-américain sur Internet et ses enjeux (04-1996), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.droit.umontreal.ca/crdp/technologie/ textes.sgml/vue.html (15-02-2001). 142 E. KROL, P. FERGUSON, The whole Internet for Windows ’95: User’s Guide and Catalog, Sebastopol – California, O’Reilly & Associates, 1995, 176; J. VANHESTE, Het Internet Handboek, Addison-Wesley, Amsterdam, 1995, 191-192. Op de pagina’s 194-195 licht VANHESTE toe hoe nieuwe nieuwsgroepen in het leven kunnen worden geroepen. Enkel voor het oprichten van alternatieve discussiegroepen, waarvan de naam dan ook met alt aanvangt, bestaan geen vaste regels. Deze nieuwsgroepen worden, omwille van hun inhoud, niet zelden met argwaan bekeken. Ook lokale nieuwsgroepen kunnen naar eigen inzicht worden gestart. 143 De beheerder van de server bepaalt tot welke subset van het Usenet-gamma de server toegang zal verlenen (W.G. LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison-Wesley, 1998, 281). 144 J. EDDINGS, How the Internet Works, Emeryville – California, Ziff-Davis Press, 1994, 117. Men zou hierbij kunnen spreken van het “men zegge het voort”-mechanisme: J. VANHESTE, Het Internet Handboek, Amsterdam, Addison-Wesley, 1995, 190. 145 Men kan dit vergelijken met de uitdeinende cirkels die worden gevormd door een in een waterplas gegooide kei. 146 A. GAFFIN, EFF’s Guide to the Internet (version 3.21, 11-12-1996), nr. 3.1, elektronische versie verkrijgbaar via http://www.eff.org/pub/Net_info/EFF_Net_Guide/netguide.eff (01-02-2001). 147 Dit is voornamelijk het geval bij een gemodereerde nieuwsgroep. Hier onderzoekt men vooraf of de aangeboden bijdrage/reactie in de nieuwsgroep thuishoort (W.G. LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison-Wesley, 1998, 275; F.J. PANSIER, E. JEZ, Initiation à l’Internet juridique, Paris, Litec, 1998, 31-32). 148 W.G. LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison-Wesley, 1998, 276. 149 W.G. LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison-Wesley, 1998, 280; J.G.L. VAN DER WEES, W.G. RENDEN, Internet voor Juristen – Jaarboek 1998, Deventer, Kluwer, 1998, 50. 150 J. VANHESTE, Het Internet Handboek, Amsterdam, Addison-Wesley, 1995, 179. 151 H. SCHULZRINNE, Internet Technical Resources (06-07-2000), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.cs.columbia.edu/~hgs/internet/ (16-08-2000). 152 B.P. KEHOE, Zen and the Art of the Internet – A Beginner’s Guide to the Internet (1st ed., 1992), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.cs.indiana.edu/docproject/zen/zen-1.0_8.html (15-02-2001); B.N. WESTERBRINK, Juridische aspecten van het Internet, Amsterdam, Otto Cramwinckel, 1996, 24. 153 Het synchrone karakter van de communicatie impliceert dat de communicanten de signalen voor het begin en het einde van het gesprek delen. Dit vergemakkelijkt tweewegs-communicatie. Zoals bij een babbeltje kunnen antwoorden en opmerkingen onmiddellijk worden gegeven. Daarenboven filtert het tijdsinterval bij asynchrone communicatie de reacties. Communicatie off-line heeft vooralsnog dikwijls het voordeel over een grotere bandbreedte te beschikken. Beeld en klank maken het mogelijk via lichaamstaal, oogcontact en intonatie een schat aan informatie mee te geven. Zie voor meer gedetailleerde uitleg over deze verschillen: W.G. LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison-Wesley, 1998, 49-50. 153 P. VAN DE WATER, Internet, Amsterdam, Wilson Publishers, 1994, 70 154 M.J. MÜNZER, Was bietet das INTERNET? (Version 2.0 – Bayreuth – 1994), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.uni-bayreuth.de/students/elsa/jura/elcom/elcom-intro.html (15-02-2001). 155 A. GAFFIN, EFF’s Guide to the Internet (version 3.21, 11-12-1996), nr. 12.1, elektronische versie verkrijgbaar via http://www.eff.org/pub/Net_info/EFF_Net_Guide/netguide.eff (01-02-2001). 156 Voor een meer uitvoerige toelichting: J. VANHESTE, Het Internet Handboek, Amsterdam, Addison-Wesley, 1995, 180-181.

Page 37: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

37

157 CU-SeeMe is een toepassing die een eerste stap zet in de richting van videoconferenties via het internet. (E. KROL, P. FERGUSON, The Whole Internet for Windows 95 – User’s Guide & Catalog, Sebastopol – California, O’Reilly & Associates, 1995, 382-383). Hoewel de principes dezelfde blijven bemoeilijkt de vereiste bandbreedte de stap van schriftelijke teleconferenties via het internet naar videoconferenties. 158 J. VANHESTE, Het Internet Handboek, Amsterdam, Addison-Wesley, 1995, 181-186. 159 S. GUINCHARD, M. HARICHAUX, R. DE TOURDONNET, Internet pour le droit: connexion – recherche – droit, Paris, Montchrestien, 1999, 78. 160 In dezelfde zin: J. VANHESTE, Het Internet Handboek, Amsterdam, Addison-Wesley, 1995, 182; B.N. WESTERBRINK, Juridische aspecten van het Internet, Amsterdam, Otto Cramwinckel, 1996, 25. 161 P. VAN DE WATER, Internet, Amsterdam, Wilson Publishers, 1994, 68-69. 162 De eisen zijn hoger dan bij digitale radio of televisie waar data niet gelijktijdig heen en weer moeten worden verstuurd. 163 B.P. KEHOE, Zen and the Art of the Internet – A Beginner’s Guide to the Internet (1st ed., 1992), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.cs.indiana.edu/docproject/zen/zen-1.0_7.html (15-02-2001); E. KROL, P. FERGUSON, The Whole Internet for Windows 95 – User’s Guide & Catalog, Sebastopol – California, O’Reilly & Associates, 1995, 209; J. VANHESTE, Het Internet Handboek, Amsterdam, Addison-Wesley, 1995, 49. 164 B.P. KEHOE, Zen and the Art of the Internet – A Beginner’s Guide to the Internet (1st Ed., 1992), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.cs.indiana.edu/docproject/zen/zen-1.0_7.html (15-02-2001); W.G. LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison-Wesley, 1998, 341-342. 165 P. VAN DE WATER, Internet, Amsterdam, Wilson Publishers, 1994, 70. 166 A.W. A.W. KOERS, “Internet in kort bestek”, in X (ed.), Recht en Internet – Verkenningen op het gebied van het Internationaal Privaatrecht, het Strafrecht en het Auteursrecht, Deventer, W.E.J. Tjeenk Willink, 1998, 25. 167 J. VANHESTE, Het Internet Handboek, Amsterdam, Addison-Wesley, 1995, 50. 168 M.J. MÜNZER, Was bietet das INTERNET? (Version 2.0 – Bayreuth – 1994, bijgewerkt op 02-08-1997), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.uni-bayreuth.de/students/elsa/jura/elcom/elcom-intro.html (15-03-2002). 169 P. VAN DE WATER, Internet, Amsterdam, Wilson Publishers, 1994, 70. 170 Vergelijk: E. KROL, P. FERGUSON, The Whole Internet for Windows 95 – User’s Guide & Catalog, Sebastopol – California, O’Reilly & Associates, 1995,209. Het boek bevat eveneens een overzicht van andere gebruiksmogelijkheden van deze toepassing. 171 Vermeldenswaard is Hytelnet. Het kan worden benaderd door middel van Telnet. Het herbergt een databank waarin de computers die via Telnet publieke diensten aanbieden, in kaart worden gebracht (W.G. LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison-Wesley, 1998, 353-354). 172 Gelijkluidend: J.G.L. VAN DER WEES, W.G. RENDEN, Internet voor Juristen – Jaarboek 1998, Deventer, Kluwer, 1998, 40. 173 S. GUINCHARD, M. HARICHAUX, R. DE TOURDONNET, Internet pour le droit: connexion – recherche – droit, Paris, Montchrestien, 1999, 70. 174 Inmiddels speelt ook HTTP een centrale rol bij downloaden van data die op websites ter beschikking gesteld zijn. Dit betekent niet dat FTP zijn nut zou hebben verloren. Soms biedt de site de bezoeker een link aan naar een FTP-server, waar bepaalde informatie kan worden afgehaald. In de meeste web-browsers is trouwens FTP-client-software ingebouwd. Deze heeft echter niet dezelfde mogelijkheden als een standaard client. Bovendien heeft het Web de ontsluiting van FTP-servers vereenvoudigd. FTP wordt bovendien vaak gebruikt voor het uploaden van informatie naar de plaats waar de website wordt gehost. 175 M.J. MÜNZER, Was bietet das INTERNET? (Version 2.0 – Bayreuth – 1994, bijgewerkt op 02-08-1997), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.uni-bayreuth.de/students/elsa/jura/elcom/elcom-intro.html (15-03-2002). 176 J. EDDINGS, How the Internet Works, Ermeryville – California, Ziff-Davis Press, 1994, 69-73; J. VANHESTE, Het Internet Handboek, Amsterdam, Addison-Wesley, 1995, 75. 177 E. KROL, P. FERGUSON, The Whole Internet for Windows 95 – User’s Guide & Catalog, Sebastopol – California, O’Reilly & Associates, 1995, 223. Om de belasting van het internet te reduceren worden de over te dragen data vaak gecomprimeerd. Het wordt vertaald in een plaatsbesparend bestandsformaat. Nadat het zo klein mogelijk gemaakte bestand werd getransporteerd, kan het weer worden opengevouwen. Voor meer informatie hierover: J. EDDINGS, How the Internet Works, Emeryville – California, Ziff-Davis Press, 1994, 65-67. 178 J. EDDINGS, How the Internet Works, Emeryville – California, Ziff-Davis Press, 1994, 69; D. POULIN, Un point de vue nord-américain sur Internet et ses enjeux (04-1996), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.droit.umontreal.ca/crdp/technologie/textes.sgml/vue.html (15-02-2001); P. VAN DE WATER, Internet, Amsterdam, Wilson Publishers, 1994, 76. 179 J. EDDINGS, How the Internet Works, Emeryville – California, Ziff-Davis Press, 1994, 69. 180 E. Krol, P. Ferguson, The Whole Internet for Windows 95 – User’s Guide & Catalog, Sebastopol – California, O’Reilly & Associates, 1995, 223.

Page 38: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

38

181 Vergelijk: J. VANHESTE, Het Internet Handboek, Amsterdam, Addison-Wesley, 1995, 85. 182 Veel van dergelijke FTP-servers bieden toegang via het populaire anonymous FTP. Dit betekent dat iedere gebruiker zich kan aanmelden als anonymous. Hij moet geen wachtwoord opgeven (P. VAN DE WATER, Internet, Amsterdam, Wilson Publishers, 1994, 76; J.G.L. VAN DER WEES, W.G. RENDEN, Internet voor Juristen – Jaarboek 1998, Deventer, Kluwer, 1998, 39). De netiquette zou de gebruiker niettemin gebieden zijn e-mail adres als wachtwoord op te geven. Dit laat toe om, indien blijkt dat een groot deel van de gebruikers een te grote afstand moet afleggen om de informatie op te halen, op een andere machine een kopie van de oorspronkelijk informatie, een zogeheten mirror-site, in gebruik te nemen (J. EDDINGS, How the Internet Works, Emeryville – California, Ziff-Davis Press, 1994, 69; E. KROL, P. FERGUSON, The Whole Internet for Windows 95 – User’s Guide & Catalog, Sebastopol – California, O’Reilly & Associates, 1995, 226 en de Inleiding Internet voor Juristen van LEGAL NET SERVICES, elektronische versie verkrijgbaar via http://www.lns.nl/lns/intro.html (15-02-2001). Dit heeft tot gevolg dat, zoals het gebruik van caches, de fysieke lokalisatie van een site – waarop zich bijvoorbeeld betwiste informatie bevindt – complexer wordt (S. BARIATTI, “Internet: aspects relatifs aux conflits de lois”, in B. DUTOIT, (ed.), Le droit au défi d’Internet, Genève, Librairie Droz, 1997, 62). 183 Voor bijkomende toelichting: J. EDDINGS, How the Internet Works, Emeryville – California, Ziff-Davis Press, 1994, 55-57; P. VAN DE WATER, Internet, Amsterdam, Wilson Publishers, 1994, 85-91. 184 E. KROL, P. FERGUSON, The Whole Internet for Windows 95 – User’s Guide & Catalog, Sebastopol – California, O’Reilly & Associates, 1995, 263. 185FTP-search is hiervan een voorbeeld (J.G.L. VAN DER WEES, W.G. RENDEN, Internet voor Juristen – Jaarboek 1998, Deventer, Kluwer, 1998, 58). 186 P. GILSTER, De Internet Navigator – De onmisbare gids voor het verkennen van Internet, Amsterdam, Addison-Wesley, 1994, 282. 187 J. EDDINGS, How the Internet Works, Emeryville – California, Ziff-Davis Press, 1994, 137; E. KROL, P. FERGUSON, The Whole Internet for Windows 95 – User’s Guide & Catalog, Sebastopol – California, O’Reilly & Associates, 1995, 345. 188 Wat de gebruiker zoekt krijgt WAIS als opdracht mee. Bij Gopher wandelt de gebruiker daarentegen door menu’s met beknopte beschrijvingen van de beschikbare informatie tot hij zijn gading vindt (P. VAN DE WATER, Internet, Amsterdam, Wilson Publishers, 1994, 101). 189 J. EDDINGS, How the Internet Works, Emeryville – California, Ziff-Davis Press, 1994, 139. 190 E. KROL, P. FERGUSON, The Whole Internet for Windows 95 – User’s Guide & Catalog, Sebastopol – California, O’Reilly & Associates, 1995, 315; P. GILSTER, De Internet Navigator – De onmisbare gids voor het verkennen van Internet, Amsterdam, Addison-Wesley, 1994, 265-266. 191 Voor een gedetailleerde bespreking van deze toepassingsprotocollen: J. VANHESTE, Het Internet Handboek, Amsterdam, Addison-Wesley, 1995, 217 en volgende. 192 J. EDDINGS, How the Internet Works, Emeryville – California, Ziff-Davis Press, 1994, 131. 193 W.G. LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison-Wesley, 1998, 194. 194 J. EDDINGS, How the Internet Works, Emeryville – California, Ziff-Davis Press, 1994, 134-135; E. KROL, P. FERGUSON, The Whole Internet for Windows 95 – User’s Guide & Catalog, Sebastopol – California, O’Reilly & Associates, 1995, 316. 195 J. VANHESTE, Het Internet Handboek, Amsterdam, Addison-Wesley, 1995, 218. 196 Vergelijk: J. EDDINGS, How the Internet Works, Emeryville – California, Ziff-Davis Press, 1994, 131; P. GILSTER, De Internet Navigator – De onmisbare gids voor het verkennen van Internet, Amsterdam, Addison-Wesley, 1994, 266. 197 De verschillende toepassingen op het internet maken gebruik van hun eigen conventies, protocollen voor het uitwisselen van opdrachten en resultaten. Indien de Gopher-server de brug slaat naar een FTP-server moeten de opdrachten van de Gopher-client worden omgezet in commando’s die FTP kan begrijpen. Vervolgens moeten ook de door FTP aangereikte resultaten worden vertaald. Zoniet kan de Gopher-client er niet mee overweg. De Gopher-server doet voor het vertaalwerk een beroep op een, al dan niet ingebouwde, Gopher-gateway (Voor een visuele voorstelling: J. VANHESTE, Het Internet Handboek, Addison-Wesley, Amsterdam, 1995, 220-221). Gopher en het World Wide Web vertonen trouwens analogieën met FTP. Ook deze toepassingen transfereren bestanden die overeenkomen met de geselecteerde items van de server (niet noodzakelijke een FTP-server) naar de client (D. POULIN, Un point de vue nord-américain sur Internet et ses enjeux (04-1996), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.droit.umontreal.ca/crdp/technologie/textes.sgml/vue.html (15-02-2001)). Gopher en WWW nemen voor bestandsoverdracht trouwens steeds vaker de plaats in van FTP (A. GAFFIN, EFF’s Guide to the Internet (version 3.21, 11-12-1996), nr. 7.1, elektronische versie verkrijgbaar via http://www.eff.org/pub/Net_info/EFF_Net_Guide/netguide.eff (01-02-2001). 198 In dezelfde zin: E. KROL, P. FERGUSON, The Whole Internet for Windows 95 – User’s Guide & Catalog, Sebastopol – California, O’Reilly & Associates, 1995, 316. 199 A. GAFFIN, EFF’s Guide to the Internet (version 3.21, 11-12-1996), nr. 8.1, elektronische versie verkrijgbaar via http://www.eff.org/pub/Net_info/EFF_Net_Guide/netguide.eff (01-02-2001). 200 P. VAN DE WATER, Internet, Amsterdam, Wilson Publishers, 1994, 92. 201 J. VANHESTE, Het Internet Handboek, Amsterdam, Addison-Wesley, 1995, 219-220.

Page 39: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

39

202 De vergelijking is afkomstig van E. KROL, P. FERGUSON, The Whole Internet for Windows 95 – User’s Guide & Catalog, Sebastopol – California, O’Reilly & Associates, 1995, 315 en 317. 203 P. VAN DE WATER, Internet, Amsterdam, Wilson Publishers, 1994, 98-100. De gebruiker kan ook een server die toegang heeft tot Gopher Jewels aanspreken. Gopher Jewels zijn verzamelingen van interessante Gopher-servers die zich in een bepaald onderwerp hebben gespecialiseerd. 204 P. GILSTER, De Internet Navigator – De onmisbare gids voor het verkennen van Internet, Amsterdam, Addison-Wesley, 1994, 282 en 285-286. 205 Zie hierover: J. VANHESTE, Het Internet Handboek, Amsterdam, Addison-Wesley, 1995, respectievelijk op 249-253 en 237-238. Volgens dezelfde principes kunnen WWW-clients gebookmarkte weblocaties onthouden. 206 P. KENT, Beginnen met het World Wide Web, Schoonhoven, Academic Service, 1995, 27. 207 W.G. LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison-Wesley, 1998, 210-212; F.J. PANSIER, E. JEZ, Initiation à l’Internet juridique, Paris, Litec, 1998, 42-44; J. VANHESTE, Het Internet Handboek, Amsterdam, Addison-Wesley, 1995, 311-318. Voor meer informatie over en een beknopt overzicht van de diverse zoekmachines: J.G.L. VAN DER WEES, W.G. RENDEN, Internet voor Juristen – Jaarboek 1998, Deventer, Kluwer, 1998, 53-58. Inmiddels bestaan ook talrijke zoekmachines die de zoekopdracht aan diverse search-engines voorleggen en de resultaten bundelen voor de eindgebruiker (bijv. http://www.metacrawler.com). 208 Over de waarde en geloofwaardigheid van het internetaanbod: W.G. LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison-Wesley, 1998, 145-147 en 1725-175. Eén en ander is niet onbelangrijk aangezien het internet een inhoudsneutraal medium is. 209 W.G. LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison-Wesley, 1998, 141-142; J.G.L. VAN DER WEES, W.G. RENDEN, Internet voor Juristen – Jaarboek 1998, Deventer, Kluwer, 1998, 35. Het succes is zelfs van die aard dat deze ene functie van het ‘internet’ vaak wordt geacht synoniem te zijn met ‘internet’. 210 P. VAN DE WATER, Internet, Amsterdam, Wilson Publishers, 1994, 101. 211 A.W. KOERS, “Internet in kort bestek”, in X (ed.), Recht en Internet – Verkenningen op het gebied van het Internationaal Privaatrecht, het Strafrecht en het Auteursrecht, Deventer, W.E.J. Tjeenk Willink, 1998, 28. 212 Het ‘Web’ en het ‘Internet' mogen bijgevolg niet met elkaar worden geassimileerd (M. MEREDITH, Discovering the Internet (version 2.3, 03-06-1999), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.iso.port.ac.uk/~mike/docs/internet/ internet/internet/node47.html (15-02-2001); P. KENT, Beginnen met het World Wide Web, Schoonhoven, Academic Service, 1995, 3). 213 J. EDDINGS, How the Internet Works, Emeryville – California, Ziff-Davis Press, 1994, 141. 214 P. KENT, Beginnen met het World Wide Web, Schoonhoven, Academic Service, 1995, 16; J. VANHESTE, Het Internet Handboek, Amsterdam, Addison-Wesley, 1995, 255-256. 215 P. KENT, Beginnen met het World Wide Web, Schoonhoven, Academic Service, 1995, 23. 216 Een Web-document vertoont eveneens gelijkenissen met een tekst vol voetnoten. De voetnoten zijn de hypertext-links naar bijkomende informatie. Deze bijkomende informatie, bijvoorbeeld een artikel dat een aspect van de oorspronkelijk behandelde thematiek in detail toelicht, kan vervolgens opnieuw verwijzingen bevatten. Zodoende kan de lezer steeds verder in de materie afdalen. 217 W.G. LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison-Wesley, 1998, 143; J.G.L. VAN DER WEES, W.G. RENDEN, Internet voor Juristen – Jaarboek 1998, Deventer, Kluwer, 1998, 36. 218 In dezelde zin: J.G.L. VAN DER WEES, W.G. RENDEN, Internet voor Juristen – Jaarboek 1998, Deventer, Kluwer, 1998, 37. 219 P. KENT, Beginnen met het World Wide Web, Schoonhoven, Academic Service, 1995, 20. WWW is dus, zoals WAIS en Gopher, een systeem waarbij de beschikbare gegevens verspreid liggen over diverse machines (distributed system) en dat zijn kracht ontleent aan de eenvoudige, niet-lineaire, verbindingen tussen de gegevens (J. EDDINGS, How the Internet Works, Emeryville – California, Ziff-Davis Press, 1994, 80). 220 W.G. LEHNERT, Internet 101 – A Beginner’s Guide to the Internet and the World Wide Web, Reading – Massachusetts, Addison-Wesley, 1998, 144-145. Het is bijgevolg uitgesloten op een gegeven ogenblik de precieze omvang van het Web te bepalen. 221 J.G.L. VAN DER WEES, W.G. RENDEN, Internet voor Juristen – Jaarboek 1998, Deventer, Kluwer, 1998, 35. 222 P. KENT, Beginnen met het World Wide Web, Schoonhoven, Academic Service, 1995, 20; A.W. KOERS, “Internet in kort bestek”, in X (ed.), Recht en Internet – Verkenningen op het gebied van het Internationaal Privaatrecht, het Strafrecht en het Auteursrecht, Deventer, W.E.J. Tjeenk Willink, 1998, 28. 223 D. POULIN, Un point de vue nord-américain sur Internet et ses enjeux (04-1996), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.droit.umontreal.ca/crdp/technologie/textes.sgml/vue.html (15-02-2001). De grafische kracht van HTML komt natuurlijk pas tot uiting indien de browser een soortgelijk grafisch potentieel heeft. 224 De WWW-client kan voor toepassingen waaromtrent hij niet de vereiste protocolkennis ingebouwd kreeg de hulp van een gateway inroepen. Deze werkt als vertaler van commando’s en resultaten ( J. VANHESTE, Het Internet Handboek, Addison-Wesley, Amsterdam, 1995, 258-259). 225 P. KENT, Beginnen met het World Wide Web, Schoonhoven, Academic Service, 1995, 16.

Page 40: Het internet: wat en hoe?rdecorte/documenten/... · bijzonder van het internet, op de werking van de regels die het voor vorderingen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad

40

226 P. KENT, Beginnen met het World Wide Web, Schoonhoven, Academic Service, 1995, 24. 227 M. MEREDITH, Discovering the Internet (version 2.3, 03-06-1999), elektronische versie verkrijgbaar via http://www.iso.port.ac.uk/~mike/docs/internet/internet/internet.html (23-03-2002). 228 Het typeveld bevindt zich links van het dubbelpunt, de padnaam rechts. 229 J. VANHESTE, Het Internet Handboek, Amsterdam, Addison-Wesley, 1995, 260-261. De extensie .txt duidt aan dat een tekstbestand moet worden opgehaald. De extensie .html typeert hypertext-documenten. Ook deze informatie is belangrijk voor de browser. Het licht hem in over de aard van de gegevens waarnaar is verwezen. Zo kan hij bepalen hoe de data te behandelen, of een viewer moet worden opgestart, enz. Bij het ophalen van een pdf-document zal de browser de voor het lezen ervan noodzakelijke reader starten. 230 J.G.L. VAN DER WEES, W.G. RENDEN, Internet voor Juristen – Jaarboek 1998, Deventer, Kluwer, 1998, 38.