HET IMAGO VAN I - NowOnline | Domeinnaam...

48
HET IMAGO VAN I Onderzoek naar de aantrekkingskracht van (hbo-)informatica als vervolgopleiding november 2001 Drs. M.W. Valkenburg HBO-I stichting Amsterdam

Transcript of HET IMAGO VAN I - NowOnline | Domeinnaam...

HET IMAGO VAN I

Onderzoek naar de aantrekkingskracht van(hbo-)informatica als vervolgopleiding

november 2001Drs. M.W. Valkenburg

HBO-I stichtingAmsterdam

Colofon

© 2001 HBO-I stichting

Het Imago van I is een uitgave van de HBO-I stichting, het samenwerkingsverband van hbo-informaticaopleidingen in Nederland.Het is toegestaan gegevens uit dit rapport over te nemen of te vermenigvuldigen, mitsvoorzien van een volledige bronvermelding.

HBO-I stichtingHerengracht 1381015 BW Amsterdamwww.HBO-I.nl

OmslagontwerpRoger Willems

Inhoudsopgave

Samenvatting ............................................................................................................ 5

Voorwoord................................................................................................................. 9

Hoofdstuk 1. Inleiding ............................................................................................ 11

Hoofdstuk 2. Opzet van het onderzoek................................................................. 13

Hoofdstuk 3. Resultaten kwalitatief onderzoek ................................................... 173.1 Beeldvorming......................................................................................................................................173.2 Voorlichtingsmateriaal........................................................................................................................18

Hoofdstuk 4. Resultaten kwantitatief onderzoek ................................................. 214.1 Oriëntatie ............................................................................................................................................214.2 Aantrekkelijkheid ................................................................................................................................254.3 Beeld...................................................................................................................................................28

Hoofdstuk 5. Conclusies en aanbevelingen......................................................... 335.1 Potentiële instroom ............................................................................................................................335.2 Beeldvorming hbo-informaticaopleidingen........................................................................................345.3 Beeldvorming beroepsmogelijkheden met een informaticaopleiding ..............................................355.4 Aanbevelingen....................................................................................................................................35

Literatuur................................................................................................................. 38

Bijlage 1. Deelnemende scholen ........................................................................... 39Bijlage 2. Uitnodigingsbrief ................................................................................... 40Bijlage 3. Enquête................................................................................................... 41

Het Imago van I – november 2001 - 5 -

Samenvatting

AchtergrondEén van de doelstellingen van het HBO-I, de stichting waarin de hbo-informaticaopleidingen in Nederland samenwerken, is het hbo-informaticaonderwijsdusdanig profileren dat toekomstige studenten een correct, helder en herkenbaar beeldverkrijgen van hbo-informaticaonderwijs.

In 1994 heeft het HBO-I een onderzoek laten uitvoeren onder scholieren uit hetmiddelbaar onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs en onder studenten uit het hogerberoepsonderwijs. Aanleiding voor dat onderzoek was de dalende instroom vaninformaticastudenten aan hogescholen en de lage instroom van vrouwelijke studenten.Het onderzoek had als doel:• inzicht verwerven in de beeldvorming omtrent hbo-informaticaopleidingen bij de

potentiële instroom• aanknopingspunten bieden voor het beleids- en activiteitenplan teneinde de

potentiële instroom zo effectief mogelijk te bereiken.Op basis van de resultaten zijn in het onderzoeksrapport aanbevelingen gedaan tenaanzien van de voorlichting. Mede op basis hiervan heeft het HBO-Ivoorlichtingsmateriaal ontwikkeld.

Het laatste jaar stabiliseert de instroom van informaticastudenten aan de hogescholen,terwijl de instroom van vrouwelijke kandidaten al jaren laag is. Correcte en effectievevoorlichting blijft dus van belang. De vraag hoe het HBO-I de potentiële instroom zogoed mogelijk kan informeren en zo effectief mogelijk kan bereiken, vormde deaanleiding voor een tweeledig onderzoek dat het HBO-I dit voorjaar heeft gehouden: eenkwalitatief en een kwantitatief onderzoek. Het kwalitatieve onderzoek bestond uit diepte-interviews met scholieren en de beoordeling van het huidige voorlichtingsmateriaal. Hetkwantitatieve onderzoek bestond uit het enquêteren van de doelgroep in mei en juni2001. Hiervoor is dezelfde vragenlijst verspreid als in 1994. De onderzoeken zijnuitgevoerd in vijf provincies op respectievelijk zes en dertien verschillende scholen(havo, vwo en mbo). Beide deelonderzoeken geven onder meer inzicht in debeeldvorming omtrent informatica en (hbo-)informaticaopleidingen en keuzefactoren bijde oriëntatie op vervolgopleidingen in het algemeen.

ResultatenUit het onderzoek blijkt dat ruim de helft van de geënquêteerde scholieren bezig is zichte oriënteren op een vervolgopleiding. Ruim één op de vijf scholieren heeft al een keuzegemaakt. Het percentage scholieren dat zich aan het oriënteren is, is aanzienlijk hogerdan in 1994. Ook het moment waarop ze beginnen met deze oriëntatie ligt vroeger: 56%al in de derde klas havo/vwo. Blijkbaar gaan scholieren zich tegenwoordig eerderoriënteren op een vervolgopleiding.

De meest gebruikte informatiebron vormen de brochures van vervolgopleidingen;bijna driekwart van de scholieren heeft hiervan gebruik gemaakt. Verder zijn vrienden enkennissen belangrijke leveranciers van informatie (63%). Ruim de helft van de scholierenheeft informatie ingewonnen bij ouders en familie en tijdens open dagen vanvervolgopleidingen. De respons op vragen met betrekking tot geraadpleegde

- 6 - Het Imago van I – november 2001

informatiebronnen was veel hoger dan in 1994; scholieren laten zich tegenwoordig beterinformeren.

De meest aantrekkelijke vervolgopleiding is, net als in 1994, het economisch-administratieve onderwijs. Opvallend zijn de verschillen tussen meisjes en jongens:meisjes vinden sociaal-agogisch onderwijs het aantrekkelijkst, en jongens vindentechnisch onderwijs het aantrekkelijkst.

Bijna 20% van de respondenten is geïnteresseerd in een informaticaopleiding. Bijnaéén op de tien scholieren geeft aan niet geïnteresseerd te zijn, maar er wel meerinformatie over te willen ontvangen. Gemiddeld is dus ruim een kwart van de scholierenmin of meer geïnteresseerd in informaticaopleidingen; ook in 1994 was dit zo. Ook hierzijn de verschillen tussen meisjes en jongens opvallend: meisjes zijn nauwelijksgeïnteresseerd (2%), terwijl eenderde van de jongens wel interesse heeft. Van descholieren die op dit moment een mbo-informaticaopleiding volgen, wil 71% gaandoorstuderen aan het hbo.

Het vakgebied en het toekomstige beroep zijn de belangrijkste redenen waaropscholieren hun keuze voor een vervolgopleiding baseren. Inhoud en organisatie van deopleiding zijn ook belangrijk.

Dat een informaticaopleiding een garantie is voor een baan met perspectief, is bij dedoelgroep zonder meer bekend. Dat was in 1994 overigens ook al zo.

In 1994 heerste er nog een duidelijk clichébeeld van informaticastudenten: echte β-types, computerliefhebbers, individualisten. Dat beeld is bijgesteld. De scholieren zijn hetduidelijk niet eens met het beeld van de saaie, ongezellige nerd (m) zonder vrienden.Hbo-informaticastudenten hebben het imago van slimme studenten die het leuk vindenom met computers te werken en daar goed in zijn; ook kunnen ze volgens de scholierengoed problemen oplossen.

In 1994 had de groep potentiële studenten een negatief (mbo’ers) of helemaal geen(havo- en vwo-scholieren) beeld van informaticaopleidingen. Anno nu blijkt dat de helftvan de scholieren een beeld heeft dat aardig overeenkomt met de werkelijkheid. Demeeste scholieren weten dat informaticaopleidingen breed en praktijkgericht zijn, en datinformatica ook betekent dat je probleemoplossend bezig bent. In tegenstelling tot 1994vinden de huidige scholieren informaticaopleidingen niet moeilijker dan andereopleidingen. Wel blijkt uit het onderzoek dat scholieren informaticaopleidingen alstechnisch beschouwen.

Bij het grootste deel van de doelgroep is niet bekend dat je met ieder profielinformatica kunt gaan studeren.

ConclusieUit het onderzoek blijkt dat de groep potentiële studenten een redelijk realistisch beeldheeft van informaticaopleidingen, en een positief beeld van hbo-opleidingen in hetalgemeen. Met name de economisch-administratieve richting is populair. Door hettechnische imago van informaticaopleidingen komt informatica niet in aanmerking bijmeisjes. Bij de doelgroep is niet bekend dat ieder profiel toegang biedt tot een hbo-informaticaopleiding. De doelgroep is van mening dat er voldoende werkgelegenheid inde informaticasector is, met goede mogelijkheden op goede banen in vele soortenbedrijven en organisaties. De groep potentiële studenten kan zich echter geen concretevoorstelling maken van de mogelijke beroepen na afronding van eeninformaticaopleiding.

Het Imago van I – november 2001 - 7 -

AanbevelingenGezien het grote aantal potentiële studenten is goede voorlichting van belang. Dezevoorlichting dient zich in eerste instantie te richten op het bieden van informatie over debreedte van het vakgebied informatica. Duidelijk gemaakt moet worden dat informaticaméér is dan techniek. Het technische imago van informaticaopleidingen is een drempelvoor meisjes. In de beleidsdoelstellingen van het HBO-I staat dat de stichting streeft naareen substantiële vergroting van de instroom van meisjes. Voorlichtingsactiviteiten diezich specifiek richten op deze doelgroep hebben weinig effect, wanneerinformaticaopleidingen hun huidige technische invulling handhaven. De voorlichting moetexpliciet duidelijk maken dat scholieren met ieder profiel informatica kunnen studeren. Eris ook goede voorlichting over concrete beroepsmogelijkheden nodig. Omdat dedoelgroep zich al op jonge leeftijd gaat oriënteren, moet de voorlichting zich ook richtenop de onderbouw in het voortgezet onderwijs. Gezien de positieve houding van dedoelgroep jegens informaticastudenten, kunnen juist zij een belangrijke bijdrage leverenin de voorlichtingsactiviteiten. Binnen de groep mbo-informaticascholieren is de interessevoor informatica groot; het verdient aanbeveling om ook de nodigevoorlichtingsinspanningen op deze groep te richten.

- 8 - Het Imago van I – november 2001

Het Imago van I – november 2001 - 9 -

Voorwoord

Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de HBO-I stichting (HBO-I). Het HBO-I is hetsamenwerkingsverband van hbo-informaticaopleidingen in Nederland. Hieronder vallende opleidingen Bedrijfskundige Informatica, Informatica en Informatiekunde, HogereInformatica en Computertechniek. Door intensief samen te werken wil het HBO-I dekwaliteit van de hbo-informaticaopleidingen bevorderen en behouden. Dit gebeurt door:- het onderwijsaanbod onderling af te stemmen en up-to-date te houden- kennis en kunde tussen de leden uit te wisselen in de vorm van collegiale scholing- in overleg gezichtspunten te bepalen over informaticaonderwijs, nationaal en

internationaal.Ook heeft het HBO-I als doel de herkenbaarheid van de opleidingen voor instroom enuitstroom te bevorderen. Daarbij fungeert het HBO-I als aanspreekpunt voor onder meerberoepsorganisaties en overheid.

Het HBO-I realiseert deze doelen door projecten op verschillende terreinen uit te voeren.Gericht op de instroom van studenten heeft het HBO-I een gezamenlijke folder enwebsite ontwikkeld; ook brengt de stichting elk jaar de Informatica Voorlichtingskrant uit.Doel van deze activiteiten is het hbo-informaticaonderwijs dusdanig profileren dattoekomstige studenten een correct, helder en herkenbaar beeld verkrijgen van hbo-informaticaonderwijs. In dit kader past ook dit onderzoek onder scholieren naar deaantrekkingskracht en beeldvorming ten aanzien van informatica(opleidingen).

DankDit onderzoek is tot stand gekomen dankzij de inzet en medewerking van velen. Eenaantal van hen verdient speciale vermelding:- de scholieren die aan de interviews hebben deelgenomen en die de enquêtes

hebben ingevuld, en de scholen en decanen die hun medewerking hebben verleend.- Diana van Dongen, Anouk Ilic, Linda Jansen, Marianne de Kuiper en Daphne

Verscharen, studenten Fontys Hogeschool Communicatie, Eindhoven, die hetkwalitatieve onderzoek hebben uitgevoerd. Speciale dank ook aan Daphne voorhaar ondersteuning bij het kwantitatieve onderzoek.

- Ilja Forster, student Bedrijfskundige Informatica, Fontys Hogeschool Informatica:voor het invoeren van alle enquêtegegevens in SPSS en het maken vankruistabellen.

- Mieke Collette, hogeschooldocent Wiskunde / Kwantitatieve methoden, FontysHogeschool Informatica: voor haar deskundige beoordeling van de statistische enmethodologische verwerking van de gegevens.

- Hugo Koole (Hogeschool Rotterdam e.o.), Marlies Schellekens (HaagseHogeschool) en Kees van der Vos (Florijn College Breda): voor hun hulp bij hetbenaderen van scholen en verzamelen van enquêtes.

- Maaike Beck, Sandra van Puffelen, Corrie Sinia en de leden van het HBO-I.

- 10 - Het Imago van I – november 2001

ContactInformatie over het HBO-I en dit onderzoek is verkrijgbaar bij mw. M. Beck van de HBO-Istichting, Postbus 15051, 1001 MB Amsterdam, tel. 020-6261782 of [email protected]. Dewebsite van het HBO-I: www.hbo-i.nl

Tot slotDe enquêtegegevens (SPSS) en kruistabellen zijn vanwege hun omvang niet als bijlagein dit rapport opgenomen. Wie interesse heeft in het volledige gegevensbestand, kan ditbij het HBO-I opvragen. Het is toegestaan gegevens uit dit rapport over te nemen of tevermenigvuldigen, mits voorzien van een volledige bronvermelding.

november 2001

Drs. Miranda W. ValkenburgProjectleider Public Relations & VoorlichtingHBO-I stichting

Het Imago van I – november 2001 - 11 -

Hoofdstuk 1. Inleiding

In dit hoofdstuk komen de achtergrond en aanleiding van het onderzoek naaraantrekkingskracht van (hbo-)informaticaopleidingen aan bod. Ook staan deonderzoeksdoelstellingen beschreven.

AchtergrondDe HBO-I stichting (HBO-I) is het samenwerkingsverband van hbo-informaticaopleidingen in Nederland. Eén van de doelstellingen van het HBO-I is hethbo-informaticaonderwijs dusdanig profileren dat toekomstige studenten alsmede dearbeidsmarkt een helder en herkenbaar beeld verkrijgen van hbo-informaticaonderwijs.

In 1994 heeft het HBO-I een onderzoek laten uitvoeren onder scholieren uit hetmiddelbaar onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs en onder studenten uit het hogerberoepsonderwijs (Albers e.a. 1994). Aanleiding voor dat onderzoek was de dalendeinstroom van informaticastudenten aan hogescholen en de lage instroom van vrouwelijkestudenten. Het onderzoek had als doel:- inzicht verwerven in de beeldvorming omtrent hbo-informaticaopleidingen bij de

potentiële instroom;- aanknopingspunten bieden voor het beleids- en activiteitenplan teneinde de

potentiële instroom zo effectief mogelijk te bereiken.Op basis van de resultaten zijn in het onderzoeksrapport aanbevelingen gedaan tenaanzien van de voorlichting. Mede op basis hiervan heeft het HBO-Ivoorlichtingsmateriaal ontwikkeld.

AanleidingDe laatste jaren stabiliseert de instroom van informaticastudenten aan de hogescholen,terwijl de instroom vrouwelijke kandidaten al die tijd laag is gebleven. Correcte eneffectieve voorlichting blijft dus van belang. De vraag hoe het HBO-I de potentiëleinstroom zo goed mogelijk kan informeren en zo effectief mogelijk kan bereiken, vormdede aanleiding voor een tweeledig onderzoek dat het HBO-I dit voorjaar heeft gehouden.

Om het huidige voorlichtingsmateriaal te evalueren en optimaal af te stemmen op devraag van de doelgroep heeft het HBO-I in het voorjaar van 2001 opdracht gegeven omhet effect te meten van het bestaande voorlichtingsmateriaal. Wat het directe effect isvan voorlichtingsmateriaal is lastig aan te geven; het effect is immers niet af te leiden uitdalende of stijgende instroomcijfers. Wat wel onderzocht kan worden, is de vraag of hetvoorlichtingsmateriaal de doelgroep bereikt, de doelgroep aanspreekt en de gewensteinformatie geeft.

Het materiaal dat het HBO-I verspreidt, is bedoeld om de beeldvorming tebeïnvloeden. Dat gebeurt door een helder en herkenbaar beeld te geven van hbo-informaticaonderwijs en het vakgebied informatica. Op deze wijze tracht het HBO-Ihardnekkige vooroordelen jegens informatica(onderwijs) weg te nemen en scholieren testimuleren zich te oriënteren op een informaticaopleiding.

- 12 - Het Imago van I – november 2001

Effectmeting van voorlichtingsmateriaal kan daarom niet losstaan van eenonderzoek naar het huidige beeld dat scholieren van informatica(onderwijs) hebben. Omdeze reden heeft het HBO-I, tegelijk met het (kwalitatieve) onderzoek naar effectmetingvan het voorlichtingsmateriaal, het (kwantitatieve) onderzoek naar beeldvorming uit 1994herhaald.

OnderzoeksdoelstellingenDe onderzoeksdoelstellingen zijn als volgt:• inzicht verwerven in de beeldvorming omtrent hbo-informaticaopleidingen bij de

potentiële instroom;• aanknopingspunten bieden voor het beleids- en activiteitenplan teneinde de

potentiële instroom zo effectief mogelijk te bereiken;• effect meten van bestaand voorlichtingsmateriaal.Op basis van de onderzoeksresultaten kan het HBO-I bepalen hoe scholieren betergeïnformeerd kunnen worden, en hoe ze gestimuleerd kunnen worden om informatie inte winnen over hbo-informaticaopleidingen. Het is namelijk van belang om bij potentiëlestudenten een zo realistisch en volledig mogelijk beeld te creëren, zodat ze op basisdaarvan een weloverwogen en gemotiveerde keuze kunnen maken voor eenvervolgopleiding.

SamenvattingHet HBO-I heeft als doel het hbo-informaticaonderwijs dusdanig te profileren dattoekomstige studenten alsmede de arbeidsmarkt een helder en herkenbaar beeldverkrijgen van hbo-informaticaonderwijs. Op basis van een onderzoek uit 1994 naar deaantrekkingskracht van (hbo-)informaticaopleidingen heeft het HBO-Ivoorlichtingsmateriaal ontwikkeld. Dit onderzoek is in het voorjaar van 2001 herhaald,uitgebreid met een onderzoek naar het effect van het huidige voorlichtingsmateriaal. Deresultaten moeten leiden tot aanbevelingen omtrent de wijze waarop scholierengeïnformeerd en gestimuleerd kunnen worden om te kiezen voor eeninformaticaopleiding.

Het Imago van I – november 2001 - 13 -

Hoofdstuk 2. Opzet van het onderzoek

Het onderzoek bestaat uit twee delen: een kwalitatief en een kwantitatief onderzoek. Dithoofdstuk beschrijft de opzet van beide deelonderzoeken afzonderlijk. Perdeelonderzoek komen de methodes van onderzoek en de aantallen respondenten perprovincie en per school aan bod. Tot slot worden de redenen toegelicht waaromvergelijking van de huidige resultaten met die uit 1994 niet altijd mogelijk is.

Zowel voor het kwalitatieve als voor het kwantitatieve onderzoek was medewerking vanscholen nodig. Niet alle scholen die zijn benaderd, hebben medewerking verleend. Hetverkrijgen van deze medewerking stuitte op enkele problemen. Factoren dieverantwoordelijk waren voor non-respons betreffen:- De periode van veldwerk: de interviews en enquêtes zijn afgenomen in mei en juni

2001. Veel scholen gaven aan zo laat in het schooljaar weinig tijd over te hebbenvoor het meewerken aan onderzoeken.

- Het aantal onderzoeken waaraan scholen per jaar meedoen: scholen wordenfrequent benaderd voor onderzoeken en stellen zichzelf een maximum. Het lijkt eropdat aan het eind van het schooljaar dit maximum al behaald is.

Opzet van het kwalitatieve onderzoekVan februari tot en met juni 2001 heeft een onderzoeksgroep die bestond uit vijfvierdejaarsstudenten Communicatie (Fontys Hogeschool Communicatie, Eindhoven)onderzoek gedaan naar de beeldvorming van hbo-informaticaonderwijs (Van Dongene.a., 2001). De onderzoeksgroep heeft diepte-interviews gehouden met havo-, vwo- enmbo-scholieren om te achterhalen welk beeld zij hebben van informaticaonderwijs enwaar zij dat beeld op baseren. Daarnaast heeft de groep het huidigevoorlichtingsmateriaal van het HBO-I beoordeeld aan de hand van de resultaten uit dediepte-interviews, deskresearch en interviews met decanen.

Diepte-interviewsDe interviews zijn afgenomen in voorexamenklassen havo, vwo en mbo op scholen dieverspreid over Nederland liggen, zodat eventueel regionale verschillen kunnen wordengeconcludeerd. In totaal zijn 58 scholieren geïnterviewd: 41 jongens en 17 meisjes. Inverhouding is dat ongeveer 70 procent jongens en 30 procent meisjes. De respondentenhebben vrijwillig deelgenomen aan het onderzoek en ontvingen na afloop als attentie deICT-video van het HBO-I.

Tijdens de interviews zijn twee onderzoeksmethodes gehanteerd. De eerste methodebestond uit een lijst met negen onafgemaakte zinnen die de respondenten afmaakten.Daarnaast heeft de onderzoeksgroep een vragenlijst gebruikt met zeven vragen die deonderzoekers aan de respondenten stelden met behulp van de ladderingmethode.

De scholieren hebben individueel aan het onderzoek deelgenomen om mogelijkebeïnvloeding door klasgenoten te voorkomen. Eerst werd hun gevraagd de zinnen af temaken. Hierbij konden zij geen foute antwoorden geven. Als ze geen antwoord wisten te

- 14 - Het Imago van I – november 2001

geven, mocht dat ook; ook dit levert namelijk waardevolle informatie op. Om debeweegredenen en achterliggende gedachten te achterhalen is vervolgens een diepte-interview afgenomen met behulp van de ladderingmethode waarbij op elke vraag werddoorgevraagd. Deze methode is toegepast op zeven vragen. De interviews duurden perscholier ongeveer een half uur. De gesprekken zijn met behulp van een bandrecorderopgenomen.

Naam, type en plaats school Aantaljongens:

Aantalmeisjes:

Piterjelles College, havo/vwo, Leeuwarden 8 2Haagland, mts, Den Haag 10 0Bonifatius College, havo/vwo, Utrecht 5 4ROC, mbo, Utrecht 4 3Bouwens van de Boye College, havo/vwo, Helden-Panningen 6 4Kempenpoort, havo, Eindhoven 8 4Totaal 41 17

Tabel 1. Respondenten diepte-interviews

VoorlichtingsmateriaalOp basis van het onderzoek uit 1994 heeft het HBO-I voorlichtingsmateriaal ontwikkeld.De informaticaopleidingen hebben gezamenlijk een folder uitgebracht en geven elk jaarde Informatica Voorlichtingskrant uit. De onderzoeksgroep heeft beide middelsdeskresearch onderzocht op basis van theoretische naslagwerken; daarin staan decriteria waaraan schriftelijk voorlichtingsmateriaal moet voldoen. Bij de InformaticaVoorlichtingskrant is bij de analyse onderscheid gemaakt tussen tekst en vormgeving.Met de decanen van de scholen waar de diepte-interviews met scholieren zijn gehouden,is een gesprek gevoerd over het voorlichtingsmateriaal.

Opzet van het kwantitatieve onderzoekHet kwantitatieve onderzoek bestond uit het enquêteren van de doelgroep in mei en juni2001. Hiervoor is dezelfde vragenlijst verspreid als in 1994 (bijlage 3). Dit maakt eenvergelijking met de resultaten uit 1994 mogelijk. De gegevens uit de enquêtes gevenantwoord op de vragen:• Welke redenen hebben scholieren om voor een bepaalde vervolgopleiding te

kiezen?• Wanneer zijn ze begonnen met oriëntatie op vervolgopleiding?• Welke bronnen hanteren ze bij hun keuze en oriëntatie?• Hoe aantrekkelijk vinden ze bepaalde vervolgopleidingen?• Wat maakt een vervolgopleiding aantrekkelijk voor scholieren?• Wat is de hoogste opleiding die ze willen afronden?• Welk beeld hebben ze van informatica(studenten)?• Hebben ze interesse in een informaticaopleiding?

• Zo ja, waarom vinden ze een informaticaopleiding aantrekkelijk?• Welke informatiebronnen hebben ze gebruikt bij hun keuze?

Het Imago van I – november 2001 - 15 -

Bij de vragen over informatiebronnen is bovendien gevraagd hoe belangrijk descholieren de bronnen vinden en hoe ze deze waarderen met een rapportcijfer.

In totaal hebben 515 havo-, vwo- en mbo-scholieren een enquête ingevuld. Depercentages meisjes en jongens zijn respectievelijk 44,6% en 55,4%. Ten behoeve vande representativiteit zijn de enquêtes afgenomen in vijf provincies op dertienverschillende scholen. Een lijst van scholen die aan het onderzoek hebben meegewerktis als bijlage opgenomen (bijlage 1). Het HBO-I heeft de scholen geselecteerd enbenaderd. Vooraf hebben de scholen een brief namens het HBO-I ontvangen waarin zijgevraagd werden mee te werken (bijlage 2).

De enquêtes zijn als volgt afgenomen en verzameld:- scholen waar diepte-interviews zijn gehouden met scholieren, gaven aan de

onderzoeksgroep meestal ook toestemming om een aantal klassen te enquêteren.- een medewerker van het HBO-I heeft enquêtes afgenomen in een aantal klassen op

een school.- met de overige havo-, vwo en mbo-scholen is met behulp van contactpersonen op

hogescholen (decanen, studievoorlichters) contact gelegd. Zij hebben de enquêtesvia e-mail of post ontvangen, laten invullen door klassen die vooraf geselecteerdwaren, en de ingevulde enquêtes vervolgens naar het HBO-I gestuurd.

De enquêtegegevens zijn verwerkt met behulp van SPSS; het codeboek bevat 162variabelen. Samen leveren 162 variabelen en 515 enquêtes meer dan 80.000 gegevensop. Noodzakelijkerwijs is bij de verwerking en presentatie van deze gegevens eenselectie van de belangrijkste resultaten gemaakt.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de schooltypen en de provincies waar deenquêtes zijn afgenomen.

ProvinciesKlas Fries-

landLim-burg

Noord-Brabant

Gelder-land

Zuid-Holland

Anders Totaal

Havo 3 22 24 1 2 2 1 52Havo 4 35 6 1 24 100 166

Totaal havo218

Vwo 3 29 29 58Vwo 4 57 57Vwo 5 13 40 15 58 126

Totaal vwo241

Mbo 3 22 28 50Mbo 4 1 3 4

Totaal mbo54

Totaal 70 156 25 41 220 1 515(incl. 2

onbekend)Tabel 2. Respondenten schriftelijke enquêtes

- 16 - Het Imago van I – november 2001

Vergelijking onderzoeksresultaten 1994-2001Waar mogelijk zijn de resultaten vergeleken met die uit 1994. Een vergelijking is nietaltijd goed mogelijk.

Eén van de belangrijkste oorzaken hiervoor is een aantal verschillen inonderzoekspopulatie; in het huidige onderzoek is de onderzoekspopulatie homogenerdan in 1994. Zo bevindt zich in de steekproef in 1994 een aanzienlijk aantal hbo-propedeusestudenten en eindexamenscholieren; deze groep is in het huidige onderzoekniet geënquêteerd. In de steekproef in 1994 (totaal 978 enquêtes) bevinden zich 248hbo-studenten, waarvan 72 studenten gemeenschappelijke propedeuse. In totaalhebben in 1994 730 havo-, vwo- en mbo-scholieren meegewerkt aan het onderzoek,waarvan 165 havo- en vwo-eindexamenscholieren.

Een ander verschil vormt de regionale spreiding; in 1994 was deze evenwichtigerverdeeld dan dit jaar. Bij de interpretatie van de onderzoeksresultaten en de vergelijkingmet de gegevens uit 1994 is met deze verschillen rekening gehouden.

Een handicap vormde het feit dat van het onderzoek uit 1994 alleen het eindrapportter beschikking stond; de oorspronkelijke onderzoeksgegevens (tabellen enresultatenoverzichten) zijn daarin niet opgenomen. Bij de vergelijking moest daaromworden uitgegaan van de interpretaties en conclusies van de onderzoekers uit 1994. Omdeze reden is de vergelijking beperkt tot de relevante percentages en de resultaten metbetrekking tot subgroepen die met name genoemd worden.

SamenvattingHet kwalitatieve onderzoek is uitgevoerd door vijf vierdejaarsstudenten Communicatie; zijhebben diepte-interviews gehouden met 58 havo- en vwo-scholieren in devoorexamenklassen op zes scholen in vijf provincies. Daarnaast heeft deze groep hethuidige voorlichtingsmateriaal van het HBO-I beoordeeld aan de hand van de resultatenuit de diepte-interviews, deskresearch en interviews met decanen. Het kwantitatieveonderzoek bestond uit het enquêteren van 515 havo-, vwo- en mbo-scholieren op dertienscholen in vijf provincies. Om een vergelijking met de resultaten uit 1994 mogelijk temaken, is dezelfde vragenlijst gebruikt als destijds. Deze vergelijking kent een aantalbeperkingen; in de presentatie van de resultaten is hiermee rekening gehouden.

Het Imago van I – november 2001 - 17 -

Hoofdstuk 3. Resultaten kwalitatief onderzoek

Dit hoofdstuk geeft de resultaten van het kwalitatieve onderzoek weer. Allereerst komende resultaten uit de diepte-interviews naar beeldvorming aan bod. Vervolgens worden deresultaten besproken van de analyse van het huidige voorlichtingsmateriaal: de HBO-Ischolierenfolder ‘Waar blijf jij?’ en de Informatica Voorlichtingskrant. Als laatste volgende resultaten uit de gesprekken met decanen.

3.1 Beeldvorming

Er zijn geen significante verschillen te constateren in de antwoorden van jongens enmeisjes. Ook zijn er geen significante verschillen in de antwoorden van scholieren uit deverschillende regio’s. Wel is er verschil tussen mbo-scholieren enerzijds en havo- envwo-scholieren anderzijds: mbo-scholieren hebben een beter beeld van de hbo-informaticaopleidingen, terwijl havo- en vwo-scholieren weinig hierover weten.

Beeldvorming omtrent het begrip informaticaDe scholieren denken bij het woord informatica vooral aan computers en in minderemate ook aan programmeren. Ze beseffen dat ICT de toekomst is.

Beeldvorming omtrent hbo-informaticaopleidingenScholieren denken dat ze technisch en creatief moeten zijn om oplossingen te kunnenbedenken. Logisch kunnen nadenken speelt daarbij een grote rol. Ze verwachten veel temaken te krijgen met technische vakken en wiskunde. Ook verwachten ze dat zeverschillende talen krijgen. De scholieren denken dat ze aanleg, kennis en interessemoeten hebben op computergebied. Scholieren denken dat het profiel dat ze kiezen ofhebben gekozen, moet aansluiten op de hbo-informaticaopleidingen. Ze verwachten datze een goede toekomst kunnen hebben met een hbo-informaticaopleiding. Scholierendie geïnteresseerd zijn in informatica hebben een beter beeld van wat een hbo-informaticaopleiding inhoudt. Zij hebben zich bijvoorbeeld door middel van een open dagal georiënteerd. Een aantal scholieren denkt dat een hbo- informaticaopleiding hetzelfdeinhoudt als het vak informatica op hun huidige school. Scholieren weten niet precies watze met de opleiding kunnen gaan doen. Het beeld dat scholieren vaninformaticaopleidingen hebben is dat je met computers werkt en daar dan ook de heledag achter zit.

Beeldvorming omtrent hbo-informaticastudentenScholieren vinden hbo-informaticastudenten slimme studenten. De meerderheid zietgeen verschil met gewone studenten, een klein deel houdt vast aan vooroordelen watbetreft het uiterlijk. Ze denken dat een informaticastudent het leuk vindt om metcomputers te werken en daar goed in is; deze studenten kunnen volgens derespondenten goed problemen oplossen.

- 18 - Het Imago van I – november 2001

Beeldvorming omtrent het ICT-beroepenveldIn de interviews bleken de scholieren niet echt een concreet beeld van het beroepenveldte hebben; een aantal van hen kwam niet verder dan ‘de hele dag achter de computerzitten’ en ‘veel geld verdienen’.

3.2 Voorlichtingsmateriaal

Zowel de folder als de voorlichtingskrant zijn doel- en doelgroepgericht geschreven. Heteffect van het voorlichtingsmateriaal is echter beperkt, omdat het materiaal de scholierenminder bereikt dan verwacht. Met name op de scholen voor voortgezet onderwijs zelf isde distributie minimaal: decanen hebben een afwachtende houding en geven materiaalwanneer een scholier erom vraagt. Het materiaal is daarentegen juist bedoeld omscholieren te stimuleren actief op zoek te gaan naar informatie.

FolderHet taalgebruik in de folder is informeel en persoonlijk; de lezer wordt met ‘je’aangesproken. Er staan veel voorbeelden uit het beroepenveld in de folder; deopleidingen zelf krijgen weinig aandacht. De folder geeft een globaal beeld vaninformatica. Opbouw van de teksten en lay-out zijn consequent doorgevoerd; er is weinigvariatie in zinslengte. De informatieve teksten en praktijkvoorbeelden onderscheiden zichvan elkaar door een andere lay-out.

Informatica VoorlichtingskrantDe voorlichtingskrant tracht de doelgroep te interesseren door veel voorbeelden tegeven waarom ICT leuk en nuttig is. Hierin komt ook naar voren hoe breed en diep deopleidingen zijn en dat er voor mannen én vrouwen veel kansen liggen. De inhoud vande krant bestaat uit redactionele artikelen, interviews, feiten, ontwikkelingen in debranche, toepassingen met betrekking tot aan ICT gerelateerde onderwerpen en eenprijsvraag. De artikelen zijn makkelijk te lezen, met uitzondering van enkele langezinsconstructies. Verder staan er in enkele teksten fouten, waarbij zinnen abrupt wordenafgebroken of zinnen voorkomen waartussen geen samenhang te vinden is. Debegrijpelijkheid verschilt per artikel en is afhankelijk van het onderwerp, de schrijver of degeïnterviewde. De toon is ‘populair’ en is consequent doorgevoerd. Artikelen die minderjong en vlot zijn geschreven, bijvoorbeeld omdat het onderwerp zich daar niet voor leent,worden bijgestaan door jeugdige, vlotte illustraties. Het taalgebruik is populair met veelEngelse woorden. De schrijfstijl is actief en vlot, al worden moeilijke woorden zoalsvakjargon niet altijd gespecificeerd. Complexe zinnen en tangconstructies komensporadisch voor. De lezer wordt persoonlijk aangesproken met ‘je’ en ‘jullie’, maar op devoorkant staat niet duidelijk vermeld voor wie de krant bedoeld is. De krant bevat veelillustraties, kaders, kleur en onderstreepte en vet gedrukte tekst en doorleesstimulansen.Op enkele plaatsen zijn ongelukkige kleurencombinaties te vinden, waardoor de tekstwat moeilijker te lezen is.

Het Imago van I – november 2001 - 19 -

DecanenDecanen besteden over het algemeen vooral aandacht aan voorlichtingsmateriaal vanopleidingen in de regio. Ook bieden ze het materiaal niet uit zichzelf aan. Wanneer eenscholier vraagt om info over hbo-informaticaopleidingen, dan ontvangt deze pas hetmateriaal. Scholieren moeten de eerste stap dus zelf zetten, terwijl het materiaal er juistop gericht is om scholieren die eerste stap te laten nemen. Decanen vragen om meerinhoudelijke informatie over de opleidingen. De open dagen op opleidingen en dewebsite vinden decanen belangrijke voorlichtingsinstrumenten.

SamenvattingDe geïnterviewde scholieren zijn op de hoogte van de goede arbeidsmarktperspectievenna een hbo-informaticaopleiding, maar hebben geen duidelijk beeld van hetberoepenveld. Vooroordelen jegens informaticastudenten zijn er nauwelijks. Ze zijn vanmening dat ze voor een informaticaopleiding (technische) aanleg nodig hebben.Onbekend is het feit dat ze met ieder profiel informatica kunnen studeren. Hetvoorlichtingsmateriaal is doel- en doelgroepgericht geschreven. Het effect van hetvoorlichtingsmateriaal is echter beperkt, omdat het materiaal de scholieren minderbereikt dan verwacht. Met name op de scholen voor voortgezet onderwijs is de distributieminimaal: decanen hebben een afwachtende houding en geven materiaal wanneer eenscholier erom vraagt.

- 20 - Het Imago van I – november 2001

Het Imago van I – november 2001 - 21 -

Hoofdstuk 4. Resultaten kwantitatief onderzoek

Dit hoofdstuk geeft de resultaten van het kwantitatieve onderzoek. In paragraaf 4.1 staande resultaten van de enquêtevragen die betrekking hadden op de oriëntatie opvervolgopleidingen. In paragraaf 4.2 wordt besproken welke opleidingen aantrekkelijkzijn bij de doelgroep. Paragraaf 4.3 gaat in op de resultaten met betrekking totbeeldvorming.

4.1 Oriëntatie

In deze paragraaf komen allereerst de redenen aan bod waarom scholieren kiezen vooreen bepaald vakkenpakket (profiel) ten behoeve van een vervolgopleiding. Vervolgensgeeft deze paragraaf de antwoorden weer op de vragen of ze zich al bezighouden metde oriëntatie op een vervolgopleiding, welke bronnen ze gebruiken om informatie tevergaren over de opleidingen, hoe ze die waarderen en hoeveel belang ze eraanhechten.

Redenen keuze vakkenpakketAan de respondenten is gevraagd welke facetten een rol spelen bij de keuze van vakkenten behoeve van een vervolgopleiding. Onderstaande tabel geeft in volgorde van demate van belang aan welke redenen hierbij een rol spelen.

Nietbelangrijk

Een beetjebelangrijk

Tamelijkbelangrijk

Zeerbelangrijk

Weet niet

Aantrekkelijkheid v/dvakken

0,6 5,7 40,5 52,6 0,6

Belang/nut vakken 0,8 10,5 40,9 46,8 1,0

Haalbaarheid vakken 1,8 8,7 51,3 37,9 0,4Docent is aardig 60,0 30,0 6,5 1,2 2,4Populariteit vak 67,7 26,2 4,3 0 1,8Tabel 3. Redenen keuze vakkenpakket (%)

De aantrekkelijkheid van het vak voor de vervolgopleiding of voor de algemene vormingwordt als hoofdreden beschouwd bij de keuze van het vak.

In 1994 werd het belang van een vak als hoofdreden beschouwd; aantrekkelijkheidkwam op de tweede plaats. Beide zijn in mate van belangrijkheid ongeveer 10% gedaaldresp. gestegen ten opzichte van 1994. De volgorde van belangrijkheid is verder nietgewijzigd.

De haalbaarheid van een vak wordt nu iets belangrijker gevonden dan in 1994.Opvallend is verder dat in 1994 22% aangaf een aardige docent niet belangrijk te vinden,terwijl nu 60% van de scholieren aangeeft dat een aardige docent geen reden is om eenvak te kiezen. Dezelfde verandering is te zien in populariteit van het vak: in 1994 vond13% dit geen belangrijke reden om een vak te kiezen, in 2001 is dat 67,7%.

- 22 - Het Imago van I – november 2001

Nietbelangrijk

Een beetjebelangrijk

Tamelijkbelangrijk

Zeerbelangrijk

Weet niet

2001 1994 2001 1994 2001 1994 2001 1994 2001 1994

Aantrekkelijkheid v/dvakken

0,6 1 5,7 14 40,5 40 52,6 43 0,6 1

Belang/nut vakken 0,8 0,5 10,5 8 40,9 30 46,8 59 1 2,5

Haalbaarheid vakken 1,8 2,5 8,7 11,5 51,3 50 37,9 35 0,4 1Docent is aardig 60 22 30 22 6,5 5,5 1,2 1 2,4 2,5

Populariteit vak 67,7 13 26,2 13 4,3 2 0 0,5 1,8 1

Tabel 4. Vergelijking 2001/1994 redenen keuze vakkenpakket (%)

Oriëntatie op vervolgopleidingAan de scholieren is gevraagd of zij zich al bezig houden met de oriëntatie op eenvervolgopleiding. Onderstaande tabel geeft hiervan de resultaten.

2001 1994Ja, ik ben bezig met te oriënteren 54,4 44Ja, ik heb al een keuze gemaakt 21,8 36Nee, ik oriënteer me nog niet 23,7 18,5

Tabel 5. Oriëntatie vervolgopleiding (%)

Ruim de helft van de geënquêteerde scholieren is bezig zich te oriënteren op eenvervolgopleiding. Ruim één op de vijf scholieren heeft al een keuze gemaakt. Bijna eenkwart van de scholieren houdt zich nog niet bezig met oriëntatie. Opvallend is dat hetpercentage scholieren dat zich aan het oriënteren is, aanzienlijk hoger is dan in 1994.Hierbij moet opgemerkt worden dat in 1994 ook eindexamenscholieren geënquêteerdzijn. In de rapportage werd gemeld dat vooral zij aangeven al een keuze te hebbengemaakt. Dit verklaart het verschil in percentages scholieren die al een keuze gemaakthebben. Des te opvallender is het daarom dat het percentage scholieren dat zich aan hetoriënteren is, zo gestegen is. Blijkbaar gaan scholieren zich tegenwoordig eerderoriënteren op een vervolgopleiding.

Ook het moment waarop ze beginnen met deze oriëntatie ligt vroeger (tabel 6): 56% vande scholieren is in de derde klas al bezig met oriënteren en een vijfde deel van dezegroep heeft zelfs al een keuze gemaakt. Van de scholieren die in de vierde klas zitten, is39% bezig met oriënteren 16% heeft een keuze gemaakt. Van de scholieren in de vijfdeklas is tweederde bezig met oriënteren en heeft ruim een kwart al een keuze voor eenvervolgopleiding gemaakt.

3e klas 4e klas 5e klasBezig met oriënteren 56 % 39 % 62 %Keuze gemaakt 20 % 16 % 26 %Nog niet aan het oriënteren 24 % 45 % 12 %

Tabel 6. Oriëntatie per klas / leerjaar

Het Imago van I – november 2001 - 23 -

Meisjes beginnen iets eerder met een oriëntatie op een vervolgopleiding dan jongens.Iets meer dan de helft van de meisjes geeft aan in de eerste drie klassen al begonnen tezijn met oriënteren; bij de jongens is dit een derde.

De percentages meisjes en jongens die een keuze gemaakt hebben, zijn gelijk (tabel 7).

Meisjes JongensBezig met oriënteren 59 % 51 %Keuze gemaakt 21 % 22 %Nog niet aan het oriënteren 20 % 27 %

Tabel 7. Oriëntatie naar sekse

Opvallend zijn de verschillen tussen havo- en vwo-scholieren in de voorexamenklassen(havo 4 en vwo 5). Ruim een kwart van de havo 4-scholieren houdt zich nog niet bezigmet oriënteren, terwijl dat bij de vwo 5-scholieren nog maar 12% is. Een vijfde van dehavo 4-scholieren en een kwart van de vwo 5-scholieren heeft een keuze gemaakt. Dehelft van de havo 4-scholieren is bezig met oriënteren tegen 62% van de vwo 5-scholieren (tabel 8).

Havo 4 Vwo 5Bezig met oriënteren 51 % 62 %Keuze gemaakt 21 % 26 %Nog niet aan het oriënteren 28 % 12 %

Tabel 8. Oriëntatie voorexamenscholieren

Dat scholieren eerder beginnen met hun oriëntatie, betekent niet automatisch dat ze ookeerder hun keuze maken. Ter illustratie: uit de gegevens blijkt dat 26% van de scholierenin vwo-5 een keuze heeft gemaakt. Wanneer de groep eindexamenscholieren erbijbetrokken wordt, verschuift dit percentage niet, zo blijkt uit de Studie Keuze Monitor(2001); grofweg een kwart van de scholieren in vwo-5 én vwo-6 heeft de keuze voor eenbepaalde opleiding gemaakt.

Bronnen van informatieScholieren die zich oriënteren op een vervolgopleiding, hebben diverse bronnen tot hunbeschikking om informatie te vergaren over de opleidingen. Gevraagd is welke bronnenze gebruiken, hoe ze die waarderen en hoeveel belang ze eraan hechten.

De meest gebruikte informatiebron vormen de brochures van vervolgopleidingen; bijnadriekwart van de scholieren heeft hiervan gebruik gemaakt. Verder zijn vrienden enkennissen belangrijke leveranciers van informatie (63%). Ruim de helft van de scholierenheeft informatie ingewonnen bij ouders en familie en tijdens open dagen vanvervolgopleidingen. Iets minder dan de helft heeft een gesprek met een decaan of metstudenten op de vervolgopleiding gevoerd. Ruim eenderde van de scholieren heeft eenscholen- en beroepenmarkt bezocht, en iets minder dan eenderde heeft eenstudiealmanak geraadpleegd.

- 24 - Het Imago van I – november 2001

De waardering voor de diverse informatiebronnen wisselt enigszins. De open dagen vanvervolgopleidingen worden het hoogst gewaardeerd en krijgen als rapportcijfergemiddeld een 7,8. Op de tweede plaats met een 7,4 staan de studenten vanvervolgopleidingen, en op de derde plaats de brochures met een 7,2. De scholen- enberoepenmarkten worden het laagst gewaardeerd: gemiddeld een 6,4. Het belang datscholieren hechten aan de informatiebronnen laat dezelfde top drie zien: open dagenvan vervolgopleidingen zijn het belangrijkst, gevolgd door studenten vanvervolgopleidingen en brochures op een gedeelde tweede plaats.

Informatiebron Nietgebruikt (%)

Wel gebruikt(%)

Waardering(1-10)

Belang(1-4)

Brochures 27,3 72,2 7,2 3,0Vrienden en kennissen 35,6 63,3 7,0 2,7

Voorlichting op school vanvervolgopleiding

43,3 55,6 6,8 2,9

Ouders en / of familie 41,6 56,6 7,0 2,8Gesprekken met decaan 49,6 49,3 6,7 2,9Open dagen van vervolgopleidingen 42,4 56,8 7,8 3,5

Scholen en beroepenmarkt 60,8 37,4 6,4 2,7Studenten / scholieren opvervolgopleidingsinstituten

52,2 46,2 7,4 3,0

Studiealmanak en boeken overopleiding

66,4 31,5 6,7 2,7

Anders / anderen 76,1 17,2 6,7 2,6Tabel 9. Bronnen van informatie bij keuze vervolgopleiding

In 1994 was het aantal respondenten dat op deze vraag geen antwoord heeft gegeven,veel groter dan nu in 2001. Daarbij moet weer opgemerkt worden dat in 1994 ookexamenklassen bevraagd zijn; uit andere resultaten uit 1994 bleek dat deze scholierenzich veel meer aan het oriënteren waren op een vervolgopleiding dan scholieren uitlagere klassen. Daarom is het des te opvallender dat de respons nu zo hoog is.Conclusie is dat scholieren zich tegenwoordig beter laten informeren. Verschil inwaardering en belang is er ten opzichte van 1994 nagenoeg niet. Ook in 1994 hebbenscholieren vooral gebruik gemaakt van brochures, open dagen op vervolgopleidingen engesprekken met vrienden en kennissen.

Niet in dit onderzoek opgenomen, maar wel een belangrijk medium tegenwoordig isinternet. Uit een onderzoek naar mediagebruik (Maarschalkerweerd 2000) blijkt dat dedoelgroep tijdschriften over studie-en beroepskeuze (45%) het beste medium vindt ominformatie over studie- en beroepskeuze te krijgen. Beurzen en voorlichtingsmarkten(38%) staan op de tweede plaats en internet op de derde plaats (33%). Op de vierdeplaats, met 31%, staat televisie.

Het Imago van I – november 2001 - 25 -

4.2 Aantrekkelijkheid

De scholieren hebben rapportcijfers gegeven aan een aantal soorten vervolgonderwijs;deze cijfers geven aan hoe aantrekkelijk de scholieren de opleidingen vinden. Eentweede rubriek in deze paragraaf zijn de redenen waarom scholieren kiezen voor eenvervolgopleiding. Hierna volgt een overzicht van gewenste hoogste opleiding. Tot slotstaan in deze paragraaf de resultaten met betrekking tot interesse in informatica-opleidingen.

Aantrekkelijkheid vervolgopleidingenWelke soort vervolgonderwijs is bij de huidige doelgroep in trek? De scholieren hebbenrapportcijfers gegeven voor een aantal soorten (tabel 10). Net als in 1994 gevenscholieren aan het economische en administratieve onderwijs het hoogste rapportcijfer,respectievelijk een 6 in 1994 en een 5,6 nu. De minst aantrekkelijke opleiding was in1994 het gezondheidszorgonderwijs (3,7), anno 2001 is dat het pedagogisch onderwijs(4,2). Technische opleidingen vinden huidige scholieren even (on)aantrekkelijk als in1994; destijds kwam het technische onderwijs met een 4,5 op een duidelijke tweedeplaats, terwijl de sociaal-agogische opleidingen en het gezondheidszorgonderwijs nueven aantrekkelijk worden bevonden als het technisch onderwijs (alledrie een 4,6).

Het meest opvallend zijn de verschillen tussen meisjes en jongens. Opvallend, maar nietverrassend; de scores laten hetzelfde beeld zien als in 1994. Meisjes vinden sociaal-agogisch onderwijs het aantrekkelijkst, en jongens vinden technisch onderwijs hetaantrekkelijkst. Meisjes vinden technisch onderwijs juist het minst aantrekkelijk: ze gevener een 2,7 voor. Verder is opvallend dat de spreiding bij jongens meer uitgesproken isdan bij de meisjes; bij hen liggen de cijfers dichter bij elkaar.

2001 1994totaal meisjes jongens totaal

Economisch-adm. 5,6 5,3 5,9 6,0Technisch 4,5 2,7 6,2 4,5Sociaal-agogisch 4,7 5,7 3,7 4,1

Pedagogisch 4,3 5,3 3,3 3,8Gezondheidszorg 4,7 5,3 4,1 3,7

Tabel 10. Aantrekkelijkheid vervolgopleidingen (rapportcijfers)

- 26 - Het Imago van I – november 2001

Redenen voor keuze vervolgopleidingIn tabel 11 staan de redenen waarom scholieren een vervolgopleiding aantrekkelijk(kunnen) vinden. Deze rangorde is gebaseerd op de percentages per reden. Bovenaanstaat de reden waarvan 69% van de respondenten aangeeft deze zeer belangrijk tevinden, onderaan staat de reden die 62% niet belangrijk vindt.

Een vervolgopleiding is aantrekkelijk als: %

het vak me interesseert 69Zeer belangrijkik er later een interessante baan in kan krijgen 49het vak me goed ligt 52

de sfeer me aanspreekt 50ik er later zeker een baan in kan vinden 50ik de mogelijkheid heb binnen de studie bepaalde onderdelenzelf te combineren

50

mijn vakkenpakket voldoet aan de toelatingseisen 47

ik er later een goed salaris mee ga verdienen 45het me de mogelijkheid biedt tot interessantestages

45

de organisatie van de school goed is 45de variëteit aan werkvormen (colleges, groepswerk, projecten)me aanspreekt

44

ik de mogelijkheid krijg tijdens de studie nog te kiezen na eenbrede oriëntatie (propedeusejaar)

43

het modulaire systeem van de studie me aanspreekt 40

Tamelijk belangrijk

het onderwijs daar op de praktijk is gericht 39het aanbod van buitenschoolse activiteiten mij bevalt 46

de duur (lengte) van de opleiding niet te lang is 42het instituut in een voor mij aantrekkelijke stad ligt 42het onderwijs meer theoretisch/wetenschappelijk is 39

het klassikale systeem me aanspreekt 37

Beetje belangrijk

ik de mogelijkheid krijg om in het buitenland te leren en/ofwerken tijdens mijn studie

33

ik met deze opleiding voor de dag kan komen 30het dichtbij/niet ver van mijn huidige woonplaats is 36

de opleiding mij is aangeraden door vrienden, kennissen en/offamilieleden

41

Niet belangrijk

veel van mijn vrienden ervoor kiezen of hebben gekozen 62Tabel 11. Redenen aantrekkelijkheid vervolgopleiding

Het Imago van I – november 2001 - 27 -

Als redenen waarop ze hun keuze voor een vervolgopleiding baseren, geven derespondenten aan het vak(gebied) zelf en het werk dat ze er later mee gaan doen zeerbelangrijk te vinden. Inhoud en organisatie van de opleiding zijn ook belangrijk. Watscholieren niet mee laten tellen, is de mening van hun omgeving (ouders, vrienden). Ookgeven ze aan dat de regio niet doorslaggevend is in hun keuzeproces voor een bepaalderichting. Hebben ze hun richting eenmaal gekozen en moeten ze bepalen bij welkinstituut ze gaan studeren, dan speelt regio juist wel een belangrijke rol. Uit de StudieKeuze Monitor (2001) blijkt dat scholieren in het voortgezet onderwijs - wanneer zemoeten kiezen voor een bepaalde opleiding - hun keuze vooral laten afhangen van dereputatie van de instelling en de afstand tot hun woonplaats.

De redenen van jongens wijken niet veel af van die van meisjes. Meisjes hechten ietsmeer belang aan variatie in werkvormen, en jongens vinden salaris en status als redeniets belangrijker. Verschillen tussen havo- en vwo-scholieren zijn te verwaarlozen. Ook iser nauwelijks iets veranderd sinds 1994.

Niet / een beetje belangrijk Tamelijk / zeer belangrijkMeisjes Jongens Meisjes Jongens

Goed salaris 29 % 12 % 70 % 88 %

Met opleiding voor dedag kunnen komen

67 % 49 % 28 % 48 %

Variëteit aanwerkvormen

30 % 41 % 68 % 56 %

Tabel 12. Redenen vervolgopleiding meisjes/jongens

Gewenste hoogste opleidingDe scholieren hebben aangegeven wat de hoogste opleiding is die zij willen afronden.De helft van de respondenten ambieert een hbo-opleiding, net als in 1994. Van demeisjes wil drie van de vijf een hbo-opleiding afronden, tegen twee van de vijf jongens.Iets minder dan de helft wil naar de universiteit. In 1994 lag dit percentage lager: toenambieerde een derde van de onderzoekspopulatie een universitaire studie. De helft vande jongens wil naar het wo; van de meisjes wil ruim een derde naar het wo.

2001 1994Opleidingtotaal meisjes jongens totaal

Hbo 49,0 59 41 50Wo 43,9 37 49 32Huidigeopleiding

5,1 2,2 7,4 8

Anders 2,0 1,8 2,6 10Tabel 13. Percentages gewenste hoogste opleiding

- 28 - Het Imago van I – november 2001

De helft van de totale groep scholieren wil een hbo-opleiding gaan volgen: 77% van dehavo-scholieren en 22% van de vwo-scholieren. In 1994 waren deze percentagesrespectievelijk 54% en 29%.

2001 1994Havo-scholieren 77% 54%Vwo-scholieren 22% 29%

Tabel 14. Interesse in hbo-opleiding als vervolgopleiding

Interesse in informaticaopleidingGevraag naar hun interesse in een informaticaopleiding antwoordt bijna één op de vijfrespondenten met ‘ja, ik ben geïnteresseerd’(tabel 15). Bijna één op de tien scholierenantwoordt niet met ‘ja’, maar wil wel meer informatie erover ontvangen. Gemiddeld is dusruim een kwart van de scholieren min of meer geïnteresseerd in informaticaopleidingen;ook in 1994 was dit zo.

Meisjes en jongens verschillen veel van elkaar, ook wat hun interesse in informaticabetreft. Meisjes zijn nauwelijks geïnteresseerd (2%), terwijl eenderde van de jongens welinteresse heeft. Ook hierin is er weinig veranderd sinds 1994. De interesse van havo- envwo-scholieren is ten opzichte van 1994 licht gestegen. De belangstelling onder mbo’ersis groot. Van de scholieren die op dit moment een mbo-informaticaopleiding volgen, wil71% gaan doorstuderen aan het hbo.

2001 1994Percentages totaal meisjes jongens havo vwo totaal

Ja, interesse 19 2 32 11 15 15

Geen interesse 72 92 57 78 78 69Wil meer weten 9 5 11 11 7 14

Tabel 15. Interesse in informaticaopleiding

4.3 Beeld

Aan de respondenten is een lijst stellingen voorgelegd; per stelling konden zij aangevenin hoeverre zij het hiermee eens zijn (1 = volledig mee oneens, 2 = grotendeels meeoneens, 3 = neutraal, 4 = grotendeels mee eens, 5 = volledig mee eens, ? = weet niet).De scores geven inzicht in het beeld dat scholieren hebben van het beroepenveld enarbeidsmarktperspectief (tabel 16), het imago van informaticastudenten (tabel 18), enhet beeld van de informaticaopleidingen zelf (tabel 19). Doordat de percentages zijnafgerond, tellen ze niet altijd precies op tot 100.

Het Imago van I – november 2001 - 29 -

Imago van het beroepenveldDat een informaticaopleiding een garantie is voor een baan met perspectief, is bij dedoelgroep zonder meer bekend. Dat was in 1994 overigens ook al zo. Scholieren wetendat er een grote vraag is naar ICT’ers, ze weten dat ze in vele soorten bedrijven enorganisaties terecht kunnen komen, en ze vinden informatica het vak van de toekomst.Op de vraag of informatica betekent dat je veel moet programmeren, antwoordt bijnaeenderde van de respondenten ‘ja’; een kwart zegt ‘nee’ en 43% weet het niet of is nocheens noch oneens.

Stellingen 1 2 3 4 5 ?Als informaticus heb je te maken met alle aspecten van eenorganisatie (bijv. management, inkoop, verkoop)

6 19 34 22 7 13

Als je bent afgestudeerd in informatica krijg je een goedebaan

4 8 37 32 9 10

Als afgestudeerde in de informatica kun je in vele soortenbedrijven en organisaties terecht

1 6 19 48 15 12

Als informaticus kom je meestal terecht bij eensoftwarebedrijf

3 20 35 28 4 11

Informatica is het vak van de toekomst 5 12 31 32 11 9Als informaticus kom je uitsluitend in deautomatiseringsbranche te werken

11 30 29 11 1 19

Als bedrijfskundig informaticus bekleed je een belangrijkeadviesfunctie binnen je bedrijf

2 12 40 24 3 19

Als informaticus bestaat je werk vooral uit programmeren 6 20 31 27 4 14Het bedrijfsleven zit te wachten op mensen die informaticahebben gestudeerd

2 9 24 38 14 14

Ik ben liever adviseur over informaticatoepassingen, dan datik ze ontwikkel

17 14 28 13 8 19

Tabel 16. Beeld informaticaberoepenveld(%)

Verschillen tussen meisjes en jongens zijn er ook: 9% van de meisjes en 41% van dejongens vinden informatica boeiend (tabel 17).

‘Vind je informatica boeiend?’ Meisjes Jongens

Ja 9 % 41 %

Nee 59 % 22 %Tabel 17. Percentages ‘Vind je informatica boeiend?’

Imago van de informaticastudentenIn 1994 heerste er nog een duidelijk clichébeeld van informaticastudenten: echte β-types, computerliefhebbers, individualisten. Dat beeld is bijgesteld. De scholieren zijn hetduidelijk niet eens met het beeld van de saaie, ongezellige nerd (m) zonder vrienden.Hbo-informaticastudenten hebben het imago van slimme studenten die het leuk vindenom met computers te werken en daar goed in zijn. De meningen zijn verdeeld als hetgaat om ambitieniveau en creativiteit. Enigszins bekend is het feit dat ICT’ers en

- 30 - Het Imago van I – november 2001

informaticastudenten moeten kunnen samenwerken. Op veel vragen over kenmerkenvan informaticastudenten antwoordden de respondenten met ‘weet niet’. Dat ze hiergeen uitspraken over kunnen en willen doen, blijkt ook uit de diepte-interviews:informaticastudenten zijn gewone mensen, met alle mogelijke onderlinge verschillen.

Stellingen 1 2 3 4 5 ?Om informatica te kunnen studeren moet je een echtecomputerfreak zijn

11 31 27 22 7 4

Om informatica te kunnen studeren moet je, voordat je aande studie begint, veel van computers weten en er al meehebben gewerkt

4 17 26 38 12 4

Om informatica te gaan studeren moet je technischaangelegd zijn

4 14 31 37 10 4

Om informatica te kunnen studeren moet je goed alleenkunnen werken

6 18 33 25 5 12

Informatica is een studie voor jongens 44 23 17 8 3 5

Studenten informatica zijn saai en ongezellig 33 19 23 7 5 12Informatica studeren is moeilijk; alleen voor 'bollebozen' 15 34 27 11 3 10Iemand die informatica studeert is zeer carrièregericht 5 19 38 18 4 16

Om informatica te kunnen studeren moet je creatief vanaanleg zijn

6 18 33 25 5 13

Om informatica te kunnen studeren moet je goed kunnensamenwerken met je medestudenten

3 13 33 33 5 12

Iedereen kan informatica studeren 10 19 28 24 10 9Iemand die informatica studeert wil later veel geld verdienen 9 20 39 13 9 11

Een informaticastudent heeft weinig vrienden 39 21 17 6 4 13Iemand die informatica studeert doet graag aan teamsport 16 15 36 5 2 26Een informaticastudent gaat met de mode mee 13 12 35 13 4 23

Tabel 18. Beeld informaticastudenten (%)

Imago van de informaticaopleidingenIn 1994 had de groep potentiële studenten een negatief (mbo’ers) of helemaal geen(havo- en vwo-scholieren) beeld van informaticaopleidingen. Anno nu blijkt dat de helftvan de scholieren een beeld heeft dat aardig overeenkomt met de werkelijkheid. De

Het Imago van I – november 2001 - 31 -

meeste scholieren weten dat informaticaopleidingen breed en praktijkgericht zijn, en datinformatica ook betekent dat je probleemoplossend bezig bent.

Stellingen 1 2 3 4 5 ?Informatica is een praktijkgerichte studie 2 9 32 40 9 9

Informatica is een brede studie 2 10 31 32 15 11Informatica is een droge, wetenschappelijke studie 9 23 29 18 11 11Informatica is vooral goed kunnen omgaan mettekstverwerking(Word) en Databases(Access)

24 22 22 18 6 10

Met een universitaire studie kom je makkelijker aan eenbaan dan met en studie aan een hogeschool

15 17 27 20 8 14

Het vak informatica is vooral probleemoplossend bezig zijn 2 8 33 30 9 18De studie informatica sluit goed aan op mijn huidigeopleiding

26 18 21 17 9 10

Informatica is een boeiende opleiding 21 17 25 18 9 10

Om informatica te studeren moet je in ieder geval wiskundein je pakket hebben

4 8 18 35 26 10

Als informatica niet zo'n zware studie zou zijn, zou ik hetoverwegen

36 17 22 9 3 13

Tabel 19. Beeld informaticaopleiding(%)

In tegenstelling tot 1994 vinden de huidige scholieren informaticaopleidingen nietmoeilijker dan andere opleidingen; de helft antwoordt met een duidelijk ‘nee’ op de vraagof informatica een zware opleiding is. Ook de antwoorden op de vraag ‘zou je eeninformaticaopleiding overwegen als die niet zo zwaar zou zijn?’ ondersteunen dit: 65 %van de meisjes en 44 % van de jongens zegt hier ‘nee’ op (tabel 20).

‘Als informatica niet zo'n zware studie zou zijn, zou ik hetoverwegen’

Meisjes Jongens

Eens 9 % 15 %

Oneens 65 % 44 %Tabel 20. ‘Zou je informatica overwegen als het niet zo’n zware studie zou zijn?’

Het beeld is ten opzichte van 1994 duidelijk verbeterd, maar blijft eenzijdig. Zowel uit deinterviews als uit de enquêtes blijkt dat scholieren informaticaopleidingen als technischbeschouwen: je hebt wiskunde nodig, je moet al veel van computers weten en je hebttechnische aanleg nodig.

Bij het grootste deel van de doelgroep is niet bekend dat je met ieder profielinformatica kunt gaan studeren. Een kwart vindt dat een informaticaopleiding aansluit bijde vooropleiding, 44% van de scholieren denkt dat ze niet de juiste vooropleidinghebben.

- 32 - Het Imago van I – november 2001

SamenvattingRuim de helft van de geënquêteerde scholieren is bezig zich te oriënteren op eenvervolgopleiding. Ruim één op de vijf scholieren heeft al een keuze gemaakt. Hetpercentage scholieren dat zich aan het oriënteren is, is aanzienlijk hoger dan in 1994.Ook het moment waarop ze beginnen met deze oriëntatie ligt vroeger: 56% al in dederde klas havo/vwo. Blijkbaar gaan scholieren zich tegenwoordig eerder oriënteren opeen vervolgopleiding.

De meest gebruikte informatiebron vormen de brochures van vervolgopleidingen;bijna driekwart van de scholieren heeft hiervan gebruik gemaakt. Verder zijn vrienden enkennissen belangrijke leveranciers van informatie (63%). Ruim de helft van de scholierenheeft informatie ingewonnen bij ouders en familie en tijdens open dagen vanvervolgopleidingen. De respons op vragen met betrekking tot geraadpleegdeinformatiebronnen was veel hoger dan in 1994; scholieren laten zich tegenwoordig beterinformeren.

De meest aantrekkelijke vervolgopleiding is, net als in 1994, het economisch-administratieve onderwijs. Opvallend zijn de verschillen tussen meisjes en jongens:meisjes vinden sociaal-agogisch onderwijs het aantrekkelijkst, en jongens vindentechnisch onderwijs het aantrekkelijkst.

Bijna 20% van de respondenten is geïnteresseerd in een informaticaopleiding enbijna één op de tien scholieren geeft aan er meer informatie over te willen ontvangen.Gemiddeld is dus ruim een kwart van de scholieren min of meer geïnteresseerd ininformaticaopleidingen; ook in 1994 was dit zo. Ook hier zijn de verschillen tussenmeisjes en jongens opvallend: meisjes zijn nauwelijks geïnteresseerd (2%), terwijleenderde van de jongens wel interesse heeft. Van de scholieren die op dit moment eenmbo-informaticaopleiding volgen, wil 71% gaan doorstuderen aan het hbo.

Het vakgebied en het toekomstige beroep zijn de belangrijkste redenen waaropscholieren hun keuze voor een vervolgopleiding baseren. Inhoud en organisatie van deopleiding zijn ook belangrijk.

Dat een informaticaopleiding een garantie is voor een baan met perspectief, is bij dedoelgroep zonder meer bekend. Dat was in 1994 overigens ook al zo. Een concreetbeeld van het beroepenveld heeft de doelgroep echter nog steeds niet.

In 1994 heerste er nog een duidelijk clichébeeld van informaticastudenten: echte β-types, computerliefhebbers, individualisten. Dat beeld is bijgesteld. De scholieren zijn hetduidelijk niet eens met het beeld van de saaie, ongezellige nerd (m) zonder vrienden.Hbo-informaticastudenten hebben het imago van slimme studenten die het leuk vindenom met computers te werken en daar goed in zijn; ook kunnen ze volgens de scholierengoed problemen oplossen.

In 1994 had de groep potentiële studenten een negatief (mbo’ers) of helemaal geen(havo- en vwo-scholieren) beeld van informaticaopleidingen. Anno nu blijkt dat de helftvan de scholieren een beeld heeft dat aardig overeenkomt met de werkelijkheid. Demeeste scholieren weten dat informaticaopleidingen breed en praktijkgericht zijn, en datinformatica ook betekent dat je probleemoplossend bezig bent. In tegenstelling tot 1994vinden de huidige scholieren informaticaopleidingen niet moeilijker dan andereopleidingen. Wel blijkt uit het onderzoek dat scholieren informaticaopleidingen alstechnisch beschouwen.

Bij het grootste deel van de doelgroep is niet bekend dat je met ieder profielinformatica kunt gaan studeren.

Het Imago van I – november 2001 - 33 -

Hoofdstuk 5. Conclusies en aanbevelingen

De conclusies in dit hoofdstuk zijn uitgesplitst in conclusies met betrekking tot potentiëleinstroom, beeldvorming omtrent hbo-informaticaopleidingen en beeldvorming omtrent hetinformaticaberoepenveld. De aanbevelingen staan in de laatste paragraaf.

Het HBO-I heeft als doel het hbo-informaticaonderwijs dusdanig profileren dattoekomstige studenten alsmede de arbeidsmarkt een helder en herkenbaar beeldverkrijgen van hbo-informaticaonderwijs. Op basis van een onderzoek uit 1994 naar deaantrekkingskracht van (hbo-)informaticaopleidingen heeft het HBO-Ivoorlichtingsmateriaal ontwikkeld. Dit onderzoek is in het voorjaar van 2001 herhaald,uitgebreid met een onderzoek naar het effect van het huidige voorlichtingsmateriaal. Deresultaten moeten leiden tot aanbevelingen omtrent de wijze waarop scholierengeïnformeerd en gestimuleerd kunnen worden om te kiezen voor eeninformaticaopleiding.

Het onderzoek is in twee delen uitgevoerd. Het kwalitatieve onderzoek is uitgevoerd doorvijf vierdejaarsstudenten Communicatie; zij hebben diepte-interviews gehouden met 58havo- en vwo-scholieren in de voorexamenklassen op zes scholen in vijf provincies.Daarnaast heeft deze groep het huidige voorlichtingsmateriaal van het HBO-Ibeoordeeld aan de hand van de resultaten uit de diepte-interviews, deskresearch eninterviews met decanen. Het kwantitatieve onderzoek bestond uit het enquêteren van515 havo-, vwo- en mbo-scholieren op dertien scholen in vijf provincies. Om eenvergelijking met de resultaten uit 1994 mogelijk te maken, is dezelfde vragenlijst gebruiktals destijds. Deze vergelijking kent een aantal beperkingen; in de presentatie van deresultaten is hiermee rekening gehouden.

5.1 Potentiële instroom

Om de doelgroep te bepalen die het HBO-I via voorlichting dient te benaderen metinformatie over hbo-informaticaopleidingen, staat in onderstaande tabel 21 de potentiëleinstroom in percentages vermeld. De tabel geeft ook een vergelijking met depercentages uit 1994.

Potentiële instroom 2001 1994 +/-Totale groep scholieren die een hbo-opleiding willen gaan volgen 49 50 - 1Havo-scholieren die een hbo-opleiding willen gaan volgen 77 54 + 23

Vwo-scholieren die een hbo-opleiding willen gaan volgen 22 29 - 7

Scholieren die interesse hebben in een informaticaopleiding 19 14,5 + 4,5Havo- scholieren die interesse hebben in een informaticaopleiding 11 7 + 4Vwo-scholieren die interesse hebben in een informaticaopleiding 15 6 + 9

Scholieren die informatie over informaticaopleidingen wensen 9 14 - 5Havo-scholieren die informatie over informaticaopleidingen wensen 11 14 - 3Vwo-scholieren die informatie over informaticaopleidingen wensen 7 15 - 8

Tabel 21. Percentages potentiële instroom

- 34 - Het Imago van I – november 2001

Van de geënquêteerde mbo-scholieren die op dit moment een mbo-informaticaopleidingvolgen, wil 71% doorstuderen aan een hbo-informaticaopleiding.

OriëntatieScholieren gaan zich tegenwoordig eerder oriënteren op een vervolgopleiding. Ruim dehelft van de geënquêteerde scholieren is bezig zich te oriënteren op een vervolg-opleiding. Ruim één op de vijf scholieren heeft al een keuze gemaakt. Meer dan de helftvan de scholieren begint al in de derde klas van het voortgezet onderwijs met hunoriëntatie.

InformatiebronnenScholieren laten zich tegenwoordig beter informeren over vervolgopleidingen. De meestgebruikte informatiebron vormen de brochures van vervolgopleidingen; bijna driekwartvan de scholieren heeft hiervan gebruik gemaakt. Verder zijn vrienden en kennissenbelangrijke leveranciers van informatie (63%). Ruim de helft van de scholieren heeftinformatie ingewonnen bij ouders en familie en tijdens open dagen vanvervolgopleidingen.

5.2 Beeldvorming hbo-informaticaopleidingen

In de beeldvorming omtrent hbo-informaticaopleidingen aan de hogeschool spelen zowelpositieve als negatieve aspecten een rol.

Positieve aspecten in attitude ten aanzien van hbo-informaticaopleidingen- Een hbo-opleiding is voor de helft van de doelgroep de gewenste opleiding- De economisch-administratieve richting is de meest aantrekkelijke studierichting

onder de gehele doelgroep- Technisch onderwijs is de meest aantrekkelijke studierichting onder jongens- Ruim een kwart van de scholieren is min of meer geïnteresseerd in een

informaticaopleiding- Bij mbo-informaticascholieren is de interesse in een hbo-informaticaopleiding groot:

71% wil doorstuderen- Het beeld dat scholieren van informaticastudenten hebben is positief; de (negatieve)

vooroordelen die in 1994 nog leefden onder de doelgroep, zijn verdwenen- De helft van de scholieren heeft een beeld van informaticaopleidingen dat redelijk

overeenkomt met de werkelijkheid: de meeste scholieren weten dat informatica-opleidingen breed en praktijkgericht zijn, en dat informatica ook betekent dat jeprobleemoplossend bezig bent

- In tegenstelling tot 1994 vinden de huidige scholieren informaticaopleidingen nietmoeilijker dan andere opleidingen

Negatieve aspecten in attitude ten aanzien van hbo-informaticaopleidingen- De meeste scholieren weten niet dat ze met ieder profiel informatica kunnen

studeren- Scholieren beschouwen informaticaopleidingen als technisch- Technisch onderwijs is de minst gewenste studierichting onder meisjes- De interesse in informaticaopleidingen is onder meisjes laag

Het Imago van I – november 2001 - 35 -

Deze resultaten leiden tot de volgende conclusies ten aanzien van de beeldvormingomtrent informaticaopleidingen:• De groep potentiële studenten heeft een redelijk realistisch beeld van

informaticaopleidingen, en een positief beeld van hbo-opleidingen in het algemeen.Met name de economisch-administratieve richting is populair.

• Door het technische imago van informaticaopleidingen komt informatica niet inaanmerking bij meisjes

• De doelgroep weet niet dat ieder profiel toegang biedt tot een hbo-informaticaopleiding.

5.3 Beeldvorming beroepsmogelijkheden met een informaticaopleiding

Ook in de beeldvorming omtrent het informaticaberoepenveld spelen zowel positieve alsnegatieve aspecten een rol.

Positieve aspecten in attitude ten aanzien van beroepsmogelijkheden• De arbeidsmarktperspectieven voor afgestudeerde ICT’ers zijn goed; dit is bij de

doelgroep bekend• De doelgroep weet dat iemand met een informaticaopleiding in vele soorten

bedrijven en organisaties terecht kan komen• Het toekomstige beroep is een belangrijke reden voor scholieren om te kiezen voor

een vervolgopleiding

Negatieve aspecten in attitude ten aanzien van beroepsmogelijkheden• De doelgroep heeft geen concreet beeld van het beroepenveld• Een derde van de doelgroep denkt dat een ICT’er veel moet programmeren

Deze resultaten leiden tot de volgende conclusie ten aanzien van de beeldvormingomtrent beroepsmogelijkheden:• De doelgroep is van mening dat er voldoende werkgelegenheid in de

informaticasector is, met goede mogelijkheden op goede banen in vele soortenbedrijven en organisaties.

• De groep potentiële studenten kan zich geen concrete voorstelling maken van demogelijke beroepen na afronding van een informaticaopleiding.

5.4 Aanbevelingen

Gezien het grote aantal potentiële studenten is goede voorlichting van belang. Alhoeweluit het onderzoek duidelijk naar voren komt dat het beeld omtrent informaticaopleidingenverbeterd is ten opzichte van 1994, kampen de opleidingen nog steeds met een beperktimago; de doelgroep associeert informatica namelijk met techniek. De voorlichting dientzich daarom in eerste instantie te richten op het bieden van informatie over de breedtevan het vakgebied informatica. Duidelijk gemaakt moet worden dat informatica méér isdan techniek.

- 36 - Het Imago van I – november 2001

Het technische imago van informaticaopleidingen is een drempel voor meisjes. In debeleidsdoelstellingen van het HBO-I staat dat de stichting streeft naar een substantiëlevergroting van de instroom van meisjes. Voorlichtingsactiviteiten die zich specifiekrichten op deze doelgroep hebben weinig effect, wanneer informaticaopleidingen hunhuidige technische invulling handhaven. Met andere woorden, om met name meisjes temotiveren informatica te gaan studeren is goede voorlichting alleen niet genoeg.Daarvoor zijn ingrijpendere aanpassingen nodig, zoals bijvoorbeeld het herontwerpenvan opleidingen. De grote interesse van scholieren (v/m) voor de economisch-administratieve richting en het beroepenveld dat vraagt om communicatief en sociaalvaardige generalisten, vormen hierbij aanknopingspunten. Dat geldt ook voor deaanmeldingscijfers van opleidingen die techniek met andere disciplines combineren(Hermanussen, 2001).

De voorlichting moet expliciet duidelijk maken dat scholieren met ieder profiel informaticakunnen studeren.

Er is goede voorlichting over concrete beroepsmogelijkheden nodig.

De doelgroep gaat zich al op jonge leeftijd oriënteren. Voorlichting moet zich daarom ookrichten op de onderbouw in het voortgezet onderwijs. Het huidige voorlichtingsmateriaalvan het HBO-I voldoet aan de eisen op het gebied van doelgerichtheid endoelgroepgerichtheid. In de samenstelling en distributie moet ook rekening gehoudenworden met de jongere potentiële studenten.

Scholieren laten zich tegenwoordig beter informeren. Deze behoefte aan informatie biedtruimte voor gerichte verspreiding van voorlichtingsmateriaal. Brochures vanvervolgopleidingen, vrienden en familie, open dagen van vervolgopleidingen, decanenen studenten op de vervolgopleiding zijn belangrijke leveranciers van informatie.Decanen leveren informatie echter niet op eigen initiatief, maar op aanvraag vanscholieren. Dit pleit voor actievere distributie van het eigen voorlichtingsmateriaal vanopleidingen (brochures) door bijvoorbeeld studenten. Gezien de positieve houding vande doelgroep jegens informaticastudenten, kunnen juist zij een belangrijke bijdrageleveren in de voorlichtingsactiviteiten.

Gezien de hoge mate van interesse voor informatica binnen de groep mbo-informaticascholieren verdient het aanbeveling ook de nodige voorlichtingsinspanningenop deze groep te richten.

Tot slot, dit onderzoek biedt inzicht in de (veranderde) beeldvorming bij scholieren.Effectieve voorlichting vereist regelmatige evaluatie en bijstelling. Het verdient daaromaanbeveling om het onderzoek naar beeldvorming over vier jaar te herhalen. Op basisvan de ervaringen tijdens het traject dat nu doorlopen is, kan dit onderzoek gerichter endus efficiënter uitgevoerd worden.

Het Imago van I – november 2001 - 37 -

SamenvattingDe potentiële studenten hebben een redelijk realistisch beeld vaninformaticaopleidingen, maar door het technische imago van informaticaopleidingenkomt informatica niet in aanmerking bij meisjes. Voorlichtingsactiviteiten die zichspecifiek op hen richten hebben weinig effect, wanneer informaticaopleidingen hunhuidige technische invulling handhaven.

Gezien het grote aantal potentiële studenten is goede voorlichting van belang. Hierinmoet de breedte van het vakgebied duidelijk naar voren komen. Ook moet devoorlichting expliciet duidelijk maken dat scholieren met ieder profiel informatica kunnenstuderen. Verder is er goede voorlichting over concrete beroepsmogelijkheden nodig.

Omdat de doelgroep zich al op jonge leeftijd gaat oriënteren, moet de voorlichtingzich ook richten op de onderbouw in het voortgezet onderwijs. Hierbij wordt de inzet vaninformaticastudenten aanbevolen.

Tot slot verdient het aanbeveling om ook de nodige voorlichtingsinspanningen opmbo-informaticascholieren te richten.

- 38 - Het Imago van I – november 2001

Literatuur

Albers, I., S.H. Mulder en R. Schoemaker (1994), De aantrekkingskracht van HBO-I.Rapport van een kwalitatief en kwantitatief onderzoek in opdracht van het HBO-IPlatform, rapport van Motivaction, bureau voor onderzoek en strategieontwikkeling,Amsterdam.

Buuren, H. van en H. Hummel (1997), Onderzoek de basis, Groningen.

Dongen, D. van e.a. (2001), Het Beeld Over Informatica, Eindhoven (adviesrapport inopdracht van de HBO-I stichting, studierichting Communicatie, Fontys HogeschoolCommunicatie Eindhoven).

Hermanussen, R. (2001), ‘Herontwerp opleidingen als sleutel tot bredere instroom’.TINFON, 2, p.51-53.

Huizingh, E. (1999), Inleiding SPSS voor Windows, 5e dr., Schoonhoven.

Maarschalkerweerd, J.W.H.M. (2000), Onderzoek mediagebruik. Een onderzoek naarhet gebruik van media door scholieren bij de studie- en beroepskeuze, rapport van OKUOnderzoek & Advies i.o.v. Fontys Hogescholen, Hogeschool van Amsterdam enHogeschool van Utrecht, Utrecht.

Pieterse, P. (2000), ICT & Imago. Verkenningen rondom het imago van ICT, verslag vande werkconferentie ‘ICT & Imago’ 16 maart 2000, Amsterdam.

Studie Keuze Monitor 2001, onderzoek door de Stichting voor Economisch Onderzoek,Universiteit van Amsterdam, en Aromedia, www.aromedia.nl/html/skmonitor/alg.html(16 oktober 2001) en www.fontys.nl/nieuws (16 oktober 2001)

Het Imago van I – november 2001 - 39 -

Bijlage 1. Deelnemende scholen

De scholen die hebben meegewerkt aan het onderzoek:

Havo/vwo:• Piterjelles College, Leeuwarden• CSG Anna Maria van Schurman, Franeker• Bonifatius College, Utrecht• Kempenpoort, Eindhoven• Bouwens van de Boye College, Helden-Panningen• Trevianum, Sittard• Rijnlands Lyceum, Wassenaar• IJsselcollege, Capelle a.d. Ijssel• Staring College, Lochem• Schravenlant, Schiedam

Mbo• Haagland mts, Voorburg• ROC, Utrecht• Florijn College, Breda

- 40 - Het Imago van I – november 2001

Bijlage 2. Uitnodigingsbrief

Eindhoven, __ april 2001Geachte______,

Landelijk werken de hbo-informaticaopleidingen samen in de HBO-I stichting. Dezestichting heeft onder meer als doel- de kwaliteit van het hbo-informaticaonderwijs bewaken en verbeteren;- het hbo-informaticaonderwijs dusdanig te profileren dat toekomstige studenten

alsmede de arbeidsmarkt een helder en herkenbaar beeld verkrijgen van hbo-informaticaonderwijs.

Het HBO-I is gestart met een onderzoek om inzicht te verkrijgen in de huidigebeeldvorming van de informaticaopleidingen binnen het hoger beroepsonderwijs. Opbasis van de resultaten kan beoordeeld worden of het huidige voorlichtingsmateriaal vanhet HBO-I voldoende aansluit op de wensen en behoeften van potentiële scholieren enhun studieadviseurs (decanen). Het onderzoek wordt uitgevoerd door vijf vierdejaarsstudenten Communicatie van Fontys Hogeschool Communicatie.

Het onderzoek bestaat uit een kwalitatief en een kwantitatief deel onder respectievelijk75 en 600 scholieren van middelbare scholen (4 havo en 5 vwo) en middelbareberoepsopleidingen in verschillende regio’s. Op deze wijze kunnen ook verschillen inkaart gebracht worden die te maken hebben met opleiding en regio.

Om de uitvoering van dit onderzoek mogelijk te maken, vragen wij om de medewerkingvan uw school. Om op efficiënte en betrouwbare wijze onderzoek te kunnen doen, willenwij namelijk graag met vijf havo-4 scholieren, waarvan drie jongens en twee meisjes, envijf vwo-5 scholieren, waarvan drie jongens en twee meisjes, van uw school een gesprekhouden en in enkele klassen onder de betreffende scholieren een schriftelijke vragenlijstafnemen. Hiertoe zullen twee onderzoekers bij uw school langskomen, op een nader metu te bepalen dag en tijd in de week van 30 april. Het gesprek zal per scholier ongeveer30 minuten in beslag nemen. Het invullen van de vragenlijst zal niet langer dan 15minuten per klas kosten. Ook zouden de onderzoekers graag met de deca(a)n(en) eenafrondend gesprek willen voeren. Wij verzekeren u ervan dat er verder geen beroep zalworden gedaan op de tijd van uw medewerkers en scholieren. Wel kunt u – indien u ditwenst – over de resultaten geïnformeerd worden.

In de week van 23 april zal een van onze onderzoekers contact met u opnemen om hetonderzoek verder toe te lichten en om hopelijk te komen tot een afspraak. Wij hopen temogen rekenen op uw steun om het onderzoek succesvol te kunnen uitvoeren.

Met vriendelijke groeten,Namens de HBO-I stichting

Drs. Miranda W. ValkenburgProjectleider PR&V

Het Imago van I – november 2001 - 41 -

Bijlage 3. Enquête

Vragenlijst voor scholieren havo, vwo en mbo (gecomprimeerde versie)

INSTRUCTIE

Voor jullie ligt een vragenlijst die ongeveer 15 minuten kost om in te vullen. Met behulp van dezevragenlijst proberen hbo-opleidingen inzicht te krijgen in de wijze waarop leerlingen in het voortgezetonderwijs zich oriënteren op een vervolgopleiding. Deze vragenlijst wordt in heel Nederland aan meerdan 500 scholieren voorgelegd. Voordat je begint met de vragenlijst in te vullen, verzoeken wij jevriendelijk het volgende aandachtig te lezen.

- Het is de bedoeling dat je per vraag slechts één antwoord geeft, tenzij apart vermeld staat dat ermeerdere antwoorden mogelijk zijn.

- Veel vragen dienen beantwoord te worden met het invullen van een cijfer. W geven eenvoorbeeld:

VoorbeeldvraagGeef met een cijfer van 1 tot 5 aan in hoeverre je het met de volgende stelling eens bent.De cijfers staan voor de volgende antwoordmogelijkheden:

1. daar ben ik het volledig mee oneens2. daar ben ik het grotendeels mee oneens3. neutraal4. daar ben ik het grotendeels mee eens5. daar ben ik het volledig mee eens

Stelling:- Een decaan kan mij veel vertellen over vervolgopleidingen [ ]

We nemen even aan dat jij, als invuller, het volledig eens bent met deze stelling. Dan vul jedus een 5 in binnen de haakjes ([ 5 ]).

Het kan ook voorkomen dat er bij een voorgecodeerd antwoord wordt verwezen naar een anderevraag. Dit wordt meestal als volgt aangegeven ‘GA VERDER NAAR VRAAG..’. We geven weer eenvoorbeeld:

Voorbeeldvraag:Ben je een jongen?- ja GA NAAR VRAAG 8- nee GA NAAR VRAAG 9

Dit betekent dat als de invuller van een vragenlijst een meisje is, zij vraag 8 niet hoeft tebeantwoorden en meteen door kan gaan met vraag 9.

Bij voorbaat willen wij je alvast hartelijk bedanken voor je medewerking.

- 42 - Het Imago van I – november 2001

Algemene gegevens

1. In welke provincie is jouw school/opleidingsinstituut gevestigd? (KRUIS AAN)- Noord-Holland �- Zuid-Holland �- Gelderland �- Noord-Brabant �- Limburg �- Friesland �- anders �

2. Welk soort onderwijs volg je op dit moment?- HAVO �- VWO �- MBO informatica �- MBO elektrotechniek �- MBO administratief �- MBO commercieel �- Anders �

3. In welke klas/jaar van die opleiding zit je momenteel?- 1e klas /jaar �- 2e klas/jaar �- 3e klas/jaar �- 4e klas/jaar �- 5e klas/jaar �- 6e klas/jaar �

4. Geslacht:- Man �- Vrouw �

5. Leeftijd: ….. jaar

6. Zodra je in de bovenbouw komt, kies je voor een vervolgopleiding. In het schema op de volgende pagina is een aantalredenen genoemd die je mogelijk in gedacht hebt (gehad) bij de keuze van je vervolgopleiding. Geef bij iedere reden meteen cijfer van 1 tot en met 4 aan hoe belangrijk deze reden voor je is (geweest) door een cijfer te omcirkelen. De cijfersstaan voor de volgende antwoordmogelijkheden:

1. niet belangrijk2. een beetje belangrijk3. tamelijk belangrijk4. zeer belangrijk

Indien je niet weet hoe belangrijk een bepaalde reden voor je is, omcirkel dan de ‘0’ onder de kolom ‘weet niet’.

Vraag 6: Redenen om voor een bepaalde vervolgopleiding te kiezen(omcirkelen hoe belangrijk de reden om een vak te kiezen is of was)

Redenen 1. nietbelangrijk

2. een beetjebelangrijk

3. tamelijkbelangrijk

4. zeerbelangrijk

Weetniet

Aantrekkelijkheid van de vakken(omdat je het leuk vindt) 1 2 3 4 0Haalbaarheid van de vakken(omdat je er waarschijnlijk goed genoeg in bent om erhet eindexamen in te halen)

1 2 3 4 0

Belang/nut van de vakken (voor je vervolgstudie en/ofvoor je algemene vorming) 1 2 3 4 0Omdat de docent van het vak aardig is 1 2 3 4 0Populariteit van het vak(omdat je medeleerlingen het ook kiezen) 1 2 3 4 0

7. Ben je je nu aan het oriënteren op een vervolgopleiding / afstudeerrichting? (KRUIS AAN)

- Ja, ik ben bezig me te oriënteren � GA VERDER MET VRAAG 8

- Ja, ik heb al een keuze gemaakt � GA VERDER MET VRAAG 8

- Nee, ik oriënteer me nog niet � GA VERDER MET VRAAG 12

Het Imago van I – november 2001 - 43 -

8. Wanneer ben je je gaan oriënteren op een vervolgopleiding? (KRUIS AAN)- al tijdens de opleiding die ik hiervoor volgde �

- tijdens mijn huidige opleiding:- 1e klas /jaar �- 2e klas/jaar �- 3e klas/jaar �- 4e klas/jaar �- 5e klas/jaar �- 6e klas/jaar �

LET OP! Hierna vragen we om je antwoorden op drie vragen in de volgende tabel in te vullen.

9. Bij het oriënteren op een vervolgopleiding probeer je je doorgaans zo goed mogelijk te informeren. In het schema wordenenkele mogelijke informatiebronnen genoemd. Geef bij iedere informatiebron aan of je er gebruik van maakt / hebtgemaakt of niet (OMCIRKELEN).

10. Het is interessant om te weten hoe je de informatiebronnen waar je gebruik van maakt / hebt gemaakt, waardeert. Dus:als je bij vraag 9 hebt aangegeven dat je van een informatiebron géén gebruik hebt gemaakt, moet je deze vraag en devolgende niet invullen. Als je wél van een bepaalde informatiebron gebruik hebt gemaakt, kun je in het schema hierna dewaardering aangeven door een rapportcijfer te geven aan de informatiebronnen waarbij je in vraag 9 een ja hebt ingevuld.Vul het rapportcijfer in onder de kolom waardering. Voor alle duidelijkheid: een cijfer 1 staat voor een zeer lagewaardering en een cijfer 10 voor een zeer hoge waardering.

11. Ook willen we weten hoe belangrijk je de door jou gebruikte informatiebronnen vindt. Je kunt dit aangeven door een cijfervan 1 – 4 in te vullen in het schema onder de kolom belangrijk bij vraag 9. De cijfers staan voor de volgendeantwoordmogelijkheden:

1. niet belangrijk2. een beetje belangrijk3. tamelijk belangrijk4. zeer belangrijk

Als je niet weet hoe belangrijk een bepaalde reden voor je is, omcirkel dan de ‘0’ onder de kolom ‘weet niet’.

Bronnen van informatie bij de keuze van een vervolgopleiding

Informatiebron Vraag 9:Geengebruik vangemaakt

Vraag 9:Wel gebruikvan gemaakt

Vraag 10:WaarderingRapportcijfer1-10

Vraag 11:Belangrijk voorkeuze (cijfer 1-4)

Weetniet

Gesprekken met je decaan 1 2 → 0Voorlichting op je school van devervolgopleiding

1 2 → 0

Scholen-/beroepenmarkt op je school 1 2 → 0Brochures vanvervolgopleidingsinstituten

1 2 → 0

Studiealmanak en boeken overopleiding

1 2 → 0

Open dagen van vervolgopleidingen 1 2 → 0Vrienden en kennissen 1 2 → 0Ouders en/of familie 1 2 → 0Studenten/leerlingen op devervolgopleidingsinstituten

1 2 →

Anders/anderen 1 2 → 0

- 44 - Het Imago van I – november 2001

12. Hieronder volgt een overzicht van studierichtingen die mogelijkerwijs aantrekkelijk voor je zijn als vervolgstudie. Kun jemet een rapportcijfer aangeven hoe aantrekkelijk de volgende vervolgopleidingen voor je zijn?(1. = absoluut niet aantrekkelijk tot 10. = zeer aantrekkelijk)

LET OP: De opleidingen die tussen haakjes staan, zijn voorbeelden om je te helpen de specifieke opleiding die jein je gedachte had te kunnen indelen.

Studierichting Rapportcijfer (1-10)- technisch onderwijs (HTS, TU, Wis- en Natuurkunde)- gezondheidszorgonderwijs (HBO-V, Geneeskunde)- economisch en administratief onderwijs (HEAO, Bedrijfskunde)- pedagogisch onderwijs (PABO, CIOS, lerarenopleiding)- sociaal-agogisch onderwijs (Sociale Academie, Sociologie, Psychologie)

13. In het volgende schema is een aantal redenen genoemd waarom bepaalde vervolgopleidingen mogelijkerwijsaantrekkelijk voor je zijn. Geef bij iedere reden aan hoe belangrijk deze voor je is door een cijfer van 1 – 4 te omcirkelen.Ieder cijfer staat voor een antwoordmogelijkheid:

1. niet belangrijk2. een beetje belangrijk3. tamelijk belangrijk4. zeer belangrijk

Indien je niet weet hoe belangrijk een bepaalde reden voor je is, omcirkel dan de ‘0’ onder de kolom ‘weet niet’.

Vraag 13: Redenen waarom je een bepaalde vervolgopleiding aantrekkelijk vindt(omcirkelen hoe belangrijk de reden is of was)

Een vervolgopleiding is aantrekkelijk als: 1. nietbelangrijk

2. een beetjebelangrijk

3. tamelijkbelangrijk

4. zeerbelangrijk

Weet niet

het vak me interesseert 1 2 3 4 0het vak me goed ligt 1 2 3 4 0ik er later zeker een baan in kan vinden 1 2 3 4 0ik er later een interessante baan in kan krijgen 1 2 3 4 0ik er later een goed salaris mee ga verdienen 1 2 3 4 0Het modulaire systeem van de studie me aanspreekt 1 2 3 4 0de organisatie van de school goed is 1 2 3 4 0het aanbod van buitenschoolse activiteiten mij bevalt 1 2 3 4 0het dichtbij/niet ver van mijn huidige woonplaats is 1 2 3 4 0het instituut in een voor mij aantrekkelijke stad ligt 1 2 3 4 0het onderwijs daar op de praktijk is gericht 1 2 3 4 0het onderwijs meer theoretisch/wetenschappelijk is 1 2 3 4 0het me de mogelijkheid biedt tot interessante stages 1 2 3 4 0ik de mogelijkheid krijg om in het buitenland te lerenen/of werken tijdens mijn studie

1 2 3 4 0

de duur (lengte) van de opleiding niet te lang is 1 2 3 4 0ik de mogelijkheid krijg tijdens de studie nog te kiezenna een brede oriëntatie (propedeusejaar)

1 2 3 4 0

ik de mogelijkheid heb binnen de studie bepaaldeonderdelen zelf te combineren

1 2 3 4 0

mijn vakkenpakket voldoet aan de toelatingseisen 1 2 3 4 0veel van mijn vrienden ervoor kiezen of hebben gekozen 1 2 3 4 0de opleiding mij is aangeraden door vrienden, kennissenen/of familieleden

1 2 3 4 0

ik met deze opleiding voor de dag kan komen 1 2 3 4 0de variëteit aan werkvormen (colleges, groepswerk,projecten) me aanspreekt

1 2 3 4 0

het klassikale systeem me aanspreekt 1 2 3 4 0de sfeer me aanspreekt 1 2 3 4 0anders 1 2 3 4 0

14. Wat is, denk je, de hoogste opleiding die je wilt gaan afronden (KRUIS AAN)?

- HBO-studierichting �- Universitaire studierichting �- Huidige opleiding �- Anders, nl ..................... �

Het Imago van I – november 2001 - 45 -

15. We willen graag van je weten welk beeld jij hebt van een informaticaopleiding en van de mensen die informatica studerenof gestudeerd hebben. In het volgende schema staat een groot aantal stellingen. Geef bij iedere stelling aan in hoeverre jijhet met een stelling eens bent door een cijfer van 1 - 5 te omcirkelen. De cijfers staan voor de volgendeantwoordmogelijkheden:

1. daar ben ik het volledig mee oneens2. daar ben ik het grotendeels mee oneens3. neutraal4. daar ben ik het grotendeels mee eens5. daar ben ik het volledig mee eens

Voor alle duidelijkheid: het gaat om het beeld dat je hebt van informatica. Vul alleen 'weet niet' in als je echt niet bij eenstelling aan kunt geven of je het er mee eens bent of niet.

Vraag 15: Welk beeld heb jij van een studie informatica en van de studenten informatica?(omcirkelen in welke mate je het met de stelling eens bent)

Stellingen 1: volledigmee oneens

2: grotendeelsmee oneens

3:neutraal

4: grotendeelsmee eens

5: volledigmee eens

Weet niet

Informatica is een praktijkgerichte studie 1 2 3 4 5 0Informatica is een brede studie 1 2 3 4 5 0Om informatica te kunnen studeren moetje een echte computerfreak zijn

1 2 3 4 5 0

Om informatica te kunnen studeren moetje, voordat je aan de studie begint, veelvan computers weten en er al mee hebbengewerkt

1 2 3 4 5 0

Om informatica te gaan studeren moet jetechnisch aangelegd zijn

1 2 3 4 5 0

Als informaticus heb je te maken met alleaspecten van een organisatie (bijv.management, inkoop, verkoop)

1 2 3 4 5 0

Als je bent afgestudeerd in informaticakrijg je een goede baan 1 2 3 4 5 0Informatica is een droge,wetenschappelijke studie 1 2 3 4 5 0Om informatica te kunnen studeren moetje goed alleen kunnen werken 1 2 3 4 5 0Informatica is vooral goed kunnen omgaanmet tekstverwerking(Word) enDatabases(Access)

1 2 3 4 5 0

Informatica is een studie voor jongens 1 2 3 4 5 0Studenten informatica zijn saai enongezellig

1 2 3 4 5 0

Met een universitaire studie kom jemakkelijker aan een baan dan met enstudie aan een hogeschool

1 2 3 4 5 0

Het vak informatica is vooralprobleemoplossend bezig zijn

1 2 3 4 5 0

Als afgestudeerde in de informatica kun jein vele soorten bedrijven en organisatiesterecht

1 2 3 4 5 0

Als informaticus kom je meestal terecht bijeen softwarebedrijf

1 2 3 4 5 0

Informatica is het vak van de toekomst 1 2 3 4 5 0Informatica studeren is moeilijk; alleenvoor 'bollebozen'

1 2 3 4 5 0

Als informaticus kom je uitsluitend in deautomatiseringsbranche te werken

1 2 3 4 5 0

Als bedrijfskundig informaticus bekleed jeeen belangrijke adviesfunctie binnen jebedrijf

1 2 3 4 5 0

Als informaticus bestaat je werk vooral uitprogrammeren

1 2 3 4 5 0

Iemand die informatica studeert is zeercarrièregericht

1 2 3 4 5 0

Om informatica te kunnen studeren moetje creatief van aanleg zijn

1 2 3 4 5 0

- 46 - Het Imago van I – november 2001

Vervolg vraag 15: Welk beeld heb jij van een studie informatica en van de studenten informatica?(omcirkelen in welke mate je het met de stelling eens bent)

Stellingen 1: volledigmee oneens

2: grotendeelsmee oneens

3: neutraal 4: grotendeelsmee eens

5: volledigmee eens

Weet niet

Om informatica te kunnen studeren moetje goed kunnen samenwerken met jemedestudenten

1 2 3 4 5 0

De studie informatica sluit goed aan opmijn huidige opleiding

1 2 3 4 5 0

Informatica is een boeiende opleiding 1 2 3 4 5 0Het bedrijfsleven zit te wachten opmensen die informatica hebbengestudeerd

1 2 3 4 5 0

Iedereen kan informatica studeren 1 2 3 4 5 0Iemand die informatica studeert wil laterveel geld verdienen

1 2 3 4 5 0

Een informaticastudent heeft weinigvrienden

1 2 3 4 5 0

Iemand die informatica studeert doetgraag aan teamsport

1 2 3 4 5 0

Om informatica te studeren moet je inieder geval wiskunde in je pakket hebben

1 2 3 4 5 0

Als informatica niet zo'n zware studie zouzijn, zou ik het overwegen

1 2 3 4 5 0

Ik ben liever adviseur overinformaticatoepassingen, dan dat ik zeontwikkel

1 2 3 4 5 0

Een informaticastudent gaat met de modemee

1 2 3 4 5 0

16. Denk je eraan eventueel een informaticaopleiding als vervolgopleiding te kiezen?

- Ja � GA NAAR VRAAG 17

- Nee, geen interesse � EINDE ENQUÊTE, zie voor aanvullende informatie delaatste pagina. Dank voor je medewerking!

- Nee, maar ik zou er wel meer over willen weten � GA NAAR VRAAG 23

17. Aan wat voor een soort opleidingsinstituut denk je een informaticaopleiding te gaan volgen?

- HBO �- Universiteit �- Anders �

18. In het schema op de volgende pagina wordt een aantal redenen genoemd waarom je er de voorkeur aan geeft eeninformaticaopleiding te gaan volgen aan een hbo-opleiding of aan een universiteit. Geef bij iedere reden aan hoebelangrijk deze voor je is door een cijfer van 1 - 4 te omcirkelen. Ieder cijfer staat voor een antwoordmogelijkheid:

1. niet belangrijk2. een beetje belangrijk3. tamelijk belangrijk4. zeer belangrijk

Indien je niet weet hoe belangrijk een bepaalde reden voor je is, omcirkel dan de ‘0’ onder de kolom ‘weet niet’.

Het Imago van I – november 2001 - 47 -

Vraag 18: Redenen waarom je een informaticavervolgopleiding aantrekkelijk vindt(omcirkelen hoe belangrijk de reden is of was)

Een informaticavervolgopleiding is aantrekkelijk als: 1. nietbelangrijk

2. een beetjebelangrijk

3. tamelijkbelangrijk

4. zeerbelangrijk

Weet niet

het vak me interesseert 1 2 3 4 0het vak me goed ligt 1 2 3 4 0ik er later zeker een baan in kan vinden 1 2 3 4 0ik er later een interessante baan in kan krijgen 1 2 3 4 0ik er later een goed salaris mee ga verdienen 1 2 3 4 0Het modulaire systeem van de studie me aanspreekt 1 2 3 4 0de organisatie van de school goed is 1 2 3 4 0het aanbod van buitenschoolse activiteiten mij bevalt 1 2 3 4 0het dichtbij/niet ver van mijn huidige woonplaats is 1 2 3 4 0het instituut in een voor mij aantrekkelijke stad ligt 1 2 3 4 0het onderwijs daar op de praktijk is gericht 1 2 3 4 0het onderwijs meer theoretisch/wetenschappelijk is 1 2 3 4 0het me de mogelijkheid biedt tot interessante stages 1 2 3 4 0ik de mogelijkheid krijg om in het buitenland te lerenen/of werken tijdens mijn studie

1 2 3 4 0

de duur (lengte) van de opleiding niet te lang is 1 2 3 4 0ik de mogelijkheid krijg tijdens de studie nog te kiezenna een brede oriëntatie (propedeusejaar)

1 2 3 4 0

ik de mogelijkheid heb binnen de studie bepaaldeonderdelen zelf te combineren

1 2 3 4 0

mijn vakkenpakket voldoet aan de toelatingseisen 1 2 3 4 0veel van mijn vrienden ervoor kiezen of hebben gekozen 1 2 3 4 0de opleiding mij is aangeraden door vrienden, kennissenen/of familieleden

1 2 3 4 0

ik met deze opleiding voor de dag kan komen 1 2 3 4 0de variëteit aan werkvormen (colleges, groepswerk,projecten) me aanspreekt

1 2 3 4 0

het klassikale systeem me aanspreekt 1 2 3 4 0de sfeer me aanspreekt 1 2 3 4 0anders 1 2 3 4 0

19. Heb je wel eens informatie/voorlichting gekregen of aangevraagd over een informaticascholing?- ja GA NAAR VRAAG 20- nee GA NAAR VRAAG 23

LETOP! Hierna vragen we je weer drie vragen te beantwoorden in de tabel op de volgende bladzijde.

20. In het schema wordt een overzicht gegeven van informatiebronnen over een informaticaopleiding.Geef bij iedere informatiebron aan of je daar gebruik van hebt gemaakt of niet.

21. Geef vervolgens aan bij deze informatiebronnen waar je gebruik van maakt/hebt gemaakt, hoe je deze waardeert doorhet invullen van een rapportcijfer in het schema onder de kolom waardering. Wederom geldt: een cijfer 1 staat voor eenzeer lage waardering en een cijfer 10 voor een zeer hoge waardering.

22. Geef vervolgens met een cijfer van 1 - 4 aan, hoe belangrijk je de door jouw gebruikte informatiebronnen vindt. Vul hetcijfer in het schema in onder de kolom belangrijk. De cijfers staan voor de volgende antwoordmogelijkheden:

1. niet belangrijk2. een beetje belangrijk3. tamelijk belangrijk4. zeer belangrijk

Indien je niet weet hoe belangrijk een bepaalde reden voor je is, omcirkel dan de ‘0’ onder de kolom 'weet niet'

- 48 - Het Imago van I – november 2001

Bronnen van informatie bij de keuze van een vervolgopleiding

InformatiebronVraag 20:Geen gebruikvan gemaakt

Vraag 20:Wel gebruikvan gemaakt

Vraag 21:WaarderingRapportcijfer1-10

Vraag 22:Belangrijk voorkeuze(cijfer 1-4)

Weet niet

Gesprekken met je decaan 1 2 → 0Voorlichting op je school van devervolgopleiding

1 2 → 0

Scholen-/beroepenmarkt op je school 1 2 → 0Brochures vanvervolgopleidingsinstituten

1 2 → 0

Studiealmanak en boeken over opleiding 1 2 → 0Open dagen van vervolgopleidingen 1 2 → 0Vrienden en kennissen 1 2 → 0Ouders en/of familie 1 2 → 0Studenten/leerlingen op devervolgopleidingsinstituten

1 2 → 0

Anders/anderen 1 2 → 0

LET OP: Vraag 23 en 24 alleen beantwoorden als je bij vraag 16 'nee, maar wel interesse ofbij vraag 19 'nee' hebt ingevuld.

LET OP! Ook hier vragen we weer of je de antwoorden op de vragen 23 en 24 in de volgende tabel wilt invullen

23. Via welke bronnen of kanalen zou je graag informatie willen ontvangen over een informaticaopleiding? In hetonderstaande schema is een aantal bronnen van informatie genoemd. Zou je willen aangeven of je via deze bronneninformatie wilt ontvangen?

24. Geef bij de informatiebronnen over een informaticaopleiding waar je gebruik van maakt/hebt gemaakt met een cijfer 1-4aan, hoe belangrijk jij deze informatiebron vindt. Vul het cijfer in het schema in onder de kolom belangrijk. De cijfersstaan voor de volgende antwoordmogelijkheden:

1. niet belangrijk2. een beetje belangrijk3. tamelijk belangrijk4. zeer belangrijk

Indien je niet weet hoe belangrijk een bepaalde reden voor je is, omcirkel dan de ‘0’ onder de kolom 'weet niet'.

Bronnen van informatie bij de keuze van een vervolgopleiding

InformatiebronVraag 23:Wil hiervan geeninformatie

Vraag 23:Wil hiervan welinformatie

Vraag 24:Belangrijk voorkeuze (cijfer 1-4)

Weet niet

Gesprekken met je decaan 1 2 → 0Voorlichting op je school van devervolgopleiding

1 2 → 0

Scholen-/beroepenmarkt op je school 1 2 → 0Brochures vanvervolgopleidingsinstituten

1 2 → 0

Studiealmanak en boeken over opleiding 1 2 → 0Open dagen van vervolgopleidingen 1 2 → 0Vrienden en kennissen 1 2 → 0Ouders en/of familie 1 2 → 0Studenten/leerlingen op devervolgopleidingsinstituten

1 2 → 0

Anders/anderen 1 2 → 0

Je bent nu aan het einde gekomen van de vragenlijst. Waarschijnlijk vraag je je af waarom je al deze vragen hebt moetenbeantwoorden. Daarom volgt hier een beknopte uitleg van het waarom van het onderzoek.

Het HBO-I is een stichting waarin 39 hogere beroepsopleidingen voor informatica-onderwijs samenwerken. Deze samenwerkingis ontstaan, omdat er bij leerlingen en studenten nog geen helder en herkenbaar beeld bestaat van de informatica-opleidingenin het hoger beroepsonderwijs. Je zult gemerkt hebben dat veel vragen over de informatievoorziening aan studenten gaan. Metdit onderzoek wil het HBO-I dan ook inzicht krijgen in de beste manier om jullie, als potentiële informatica-studenten, vaninformatie te voorzien over informatica-opleidingen in het hoger beroepsonderwijs.

Vind je deze informatie te beknopt en wil je meer weten? Kijk dan eens op de website van het HBO-I (www.hbo-i.nl).Lever nu je formulier in bij de onderzoeker. Hartelijk dank voor je medewerking!