Handelings Analyse

100
Handelingsanalyse Index onderwerpen Instappen 3 Uitstappen 4 Zithouding/stuurhouding 6 Spiegels stellen/gebruik gordel 7 Starten van de motor 8 Afzetten van de motor 9 Wegrijden 10 Stoppen 11 Opschakelen 12 Terugschakelen 13 Sturen/stuurtechniek 14 Remmen/remtechniek verkeersstop 15 Stoppen op een helling 16 Stoppen op een helling (afwaarts) 17 Wegrijden op een helling/met handrem 18 Wegrijden op een helling (afwaarts) 20 Recht achteruit rijden (bijzondere manoeuvre) 22 Bocht achteruit naar rechts 24 Keren op een niet te brede rijbaan 26 Keren door middel van een halve draai 30 Vooruit in fileparkeren en weer wegrijden 34 Achteruit in file parkeren 40 Wegrijden uit file 46 Achteruit een garage inrijden 48 Vooruit een garage uitrijden 50 Vooruit parkeren in een haaks of schuin parkeervak 52 ^ Verlaten van een parkeervak 58 ^ Achteruit parkeren in een parkeervak 60

description

Handelingsanalyse CBR

Transcript of Handelings Analyse

  • Handelingsanalyse

    Index onderwerpen

    Instappen 3

    Uitstappen 4

    Zithouding/stuurhouding 6

    Spiegels stellen/gebruik gordel 7

    Starten van de motor 8

    Afzetten van de motor 9

    Wegrijden 10

    Stoppen 11

    Opschakelen 12

    Terugschakelen 13

    Sturen/stuurtechniek 14

    Remmen/remtechniek verkeersstop 15

    Stoppen op een helling 16

    Stoppen op een helling (afwaarts) 17

    Wegrijden op een helling/met handrem 18

    Wegrijden op een helling (afwaarts) 20

    Recht achteruit rijden (bijzondere manoeuvre) 22

    Bocht achteruit naar rechts 24

    Keren op een niet te brede rijbaan 26

    Keren door middel van een halve draai 30

    Vooruit in fileparkeren en weer wegrijden 34

    Achteruit in file parkeren 40

    Wegrijden uit file 46

    Achteruit een garage inrijden 48

    Vooruit een garage uitrijden 50

    Vooruit parkeren in een haaks of schuin parkeervak 52

    ^ Verlaten van een parkeervak 58

    ^ Achteruit parkeren in een parkeervak 60

  • Wegrijden uit een parkeervak 64

    Berijden kruispunten van gelijke orde 66

    Berijden van voorrangskruispunten 70

    Rechts afslaan 74

    Links afslaan 80

    Invoegen op een auto(snel)weg 86

    Berijden van een auto(snel)weg 87

    Uitvoegen van auto(snel)weg 88

    inhalen 89

    ingehaald worden 90

    Voorbijgaan 91

    Tegennoetkomen 92

    Rotondes (algemeen) + gedrag 1/4 rond 94

    Rotondes 1/2 rond 96

    Rotondes 3/4 rond 98

  • ^ Onderwerpen handelingsanalyse (H.A.)

    Instappen

    W a t (belangrijke stap)

    1 Naar auto begeven.

    2 Wacht bij de linkerkoplamp en kijk.

    3 Portier openen.

    Hoe (kritiek punt)

    Loop voor de auto langs.

    Links en rechts.

    Met linkerhand, niet verder dan noodzakelijk is.

    Motivatie (waarom)

    Als je voor de auto langs loopt, heb je goed zicht op het verkeer dat op jouw weghelft nadert.

    Controleer of je zonder gevaar naar het portier van de auto kunt lopen en controleer alvast of je zo direct het portier kunt openen.

    Hoe korter het instappen duurt, hoe minder kans je hebt om het overige verkeer in gevaar te brengen of te hinderen (art. 5 WNAA/)

    Instappen. Vlot.

    Portier sluiten en controleer of de andere portieren goed gesloten zijn/worden.

    Met linkerhand je eigen portier slui-ten. Visuele controle over de andere portieren.

    Portieren van de auto dienen zo snel mogelijk gesloten te worden; als ze open blijven wordt de auto tweemaal zo breed, wat onnodige hinder of gevaar kan veroorzaken (art. 5 WVW).

    Edu 'Actief

  • Uitstappen

    Wat (belangrijke stap)

    1 Handgreep van het portier vast-pakken.

    2 Kijken.

    3 Ontgrendel het portier.

    Hoe (kritiek punt)

    Met linkerhand.

    Voor, binnenspiegel, linkerbuitenspie-gel, over de linkerschouder.

    Met rechterhand.

    4 Uitstappen. Vlot, achterom lopen.

    5 Auto veilig achterlaten. Sleutel uit contact, portieren vergren-delen.

    Motivatie (waarom)

    Vasthouden van de deur voorkomt dat de wind deze losrukt.

    Controleer of je kunt uitstappen zon-der gevaar, hinder of schade voor andere weggebruikers te veroorza-ken.

    Het is belangrijk om dit altijd met de rechterhand te doen, het bevordert namelijk het kijken omdat je lichaam al een kwart naar links is gedraaid. Met name het kijken over de linker-schouder

    Hoe korter het uitstappen duurt,' te minder kans je hebt om de andere weggebruikers in gevaar te brengen of te hinderen (art. 5 WVW).

    Als je achter om de auto loopt heb je goed zicht op het verkeer dat je van achteren nadert.

    De auto kan nu niet meer zomaar gebruikt worden door derden. Denk hierbij aan nieuwsgierige kinderen of aan joyriding.

    [bri Edu 'Actief

  • Zithouding/stuurhouding

    Wat (belangrijke stap)

    1 Stoel stellen.

    Hoe (kritiek punt)

    Zodanig dat de rug geheel steun heeft aan de rugleuning.

    Motivatie (waarom)

    Dit bevordert het goed aanvoelen van de auto en je raakt minder snel vermoeid.

    Bovenkant hoofd gelijk met boven-kant hoofdsteun

    2 Stuurhouding.

    Bovenbeen over zo groot mogelijke afstand op zitting laten rusten

    Linkerbeen licht gebogen met inge-trapte koppeling.

    Handen losjes op het stuur. Handen op kwart voor drie. Duimen op het stuur laten rusten. Armen licht gebo-gen.

    Je zit dan niet te dicht bij het stuur, dit stuurt namelijk-zeer-ongemakke-lijk en ook weer niet te veraf want dan kun je de koppeling niet opt i -maal bedienen. (

    Deze stuurhouding is de meest ideale houding om snel te kunnen reageren bij onverwachte situaties. Denk daarbij aan: glad wegdek, auto in de slip, klapband, uitwijkmanoeu-vre enzovoort.

    Corrigeren van de stuurhouding doe je via het afstellen met de rugleuning van de stoel.

  • Spiegels stellen/gebruik gordel

    W a t (belangrijke stap) Hoe (kritiek punt)

    Spiegels stellen: 1 Linkerbuitenspiegel. 2 Rechterbuitenspiegel. 3 Binnenspiegel.

    Horizon moet voor driekwart in de spiegel te zien zijn en de zijkant van de auto mag nog net iets te zien zijn.

    Het verticale midden van de spiegel moet gelijk liggen met het verticale midden van de achterruit.

    Stel je spiegels in voor het rijden en probeer daarbij het glas niet aan te raken.

    Motivatie (waarom)

    De linkerbuitenspiegel geeft in deze stand het meeste uitzicht schuin links en gedeeltelijk achter de auto.

    De rechterbuitenspiegel geeft in deze stand het meeste uitzicht rechts naast en gedeeltelijk achter de auto.

    De binnenspiegel geeft in deze stand het meeste uitzicht op datgene wat zich achter de auto afspeelt.

    Gebru ik van de gordel:

    ' j rdel aantrekken. (Art. 59 RW) Met rechterhand, geleidelijk.

    2 Tongplaat van de gordel in gesp Klik moet hoorbaar zijn. steken.

    3 Controle gordel.

    4 Gordel ontgrendelen.

    5 Gordel begeleiden.

    Met rechterhand even wat kracht uit-oefenen op gordel.

    Rode knop indrukken met de rech-terhand.

    Met linkerhand.

    Denk hierbij aan het vergrendelings-mechanisme.

    Pas dan weet je of de gordel is ver-grendeld.

    Nacontrole voor het vastzetten van de gordel, hiermee voorkom je dat de gordel zomaar losschiet tijdens de rit.

    Je zorgt er hierbij voor dat de gordel goed opgerold op z'n plaats komt, zodat hij niet verdraait of in de knoop komt en niet tegen de zijruit schiet.

  • Starten van de motor

    Wat (belangrijke stap)

    1 Controle handrem ingeschakeld.

    2 Controle versnellingspook.

    3 Controle stroomverbruikers uit.

    4 Koppelingspedaal intrappen.

    Hoe (kritiek punt)

    Met rechterhand.

    Neutraal; is tussen drie en vier.

    Visueel.

    Denk aan verlichting en aanjager.

    Met linkervoet vlot en geheel.

    Motivatie (waarom)

    Auto kan nu niet wegrollen als je t i j -dens het starten de koppeling zou vergeten.

    Auto moet neutraal staan alvorens te starten; dit in verband met wegri jden van de auto tijdens het starten.

    De motor heeft zeer veel stroom nodig om te starten, er mogen daar-om geen verbruikers aanstaan op het moment van starten.

    Met het intrappen van de koppel ing onderbreek je de aandrijving v ^ motor naar de wielen. Hiermee' zeker je je ervan dat de auto nooi t kan wegrollen op het moment van starten.

    5 Contact aan. met rechterhand Controleer nu de werking van contro- sleutel in de stand 'contact' draai- le lampen en meters,

    en bij diesel: let op! eventueel voor-

    gloeien auto met automatische choke:

    vaak het contact iets langer vast-houden om de choke te bekrach-t igen.

    6 Contactsleutel doordraaien.

    7 Controle dashboard.

    8 Controle remdruk.

    9 Koppelingspedaal op laten komen, tenzij direct wordt inge-schakeld.

    10 Bediening van de bedieningsor-ganen.

    to t motor aanspringt zodra de motor aanspringt sleutel

    loslaten.

    Kijk naar aanwijzingen van de meters en lampjes.

    Met rechtervoet pedaal intrappen.

    Linkervoet geleidelijk omhoog laten komen.

    Direct na het starten.

    Luister goed naar het geluld van de motor, dan kun je het juiste mcpment bepalen om de sleutel los te la ten.

    Hierdoor kun je controleren of er sto-ringen zijn in bepaalde circuits ( auto

    Je controleert nu of je vo ldoende remdruk hebt.

    Als je wat langer moet wachten voor je wegri jdt, is het onnodig om het koppelingspedaal ingetrapt te hou-den. Om twee redenen: slijtage koppel ingsonderdelen vermoeidheid aan je been.

    Verlichting, blower achterruitverwar-ming en dergelijke inschakeleri alvo-rens te gaan rijden en niet t i j dens het rijden want dan heb je je aand acht nodig op de weg.

    [bri F ^ ^

  • Afzetten van de motor

    W a t (belangrijke stap)

    1 Trek de handrem aan.

    2 Controleer of de versnellingspook neutraal staat.

    3 Koppelingspedaal en rempedaal loslaten.

    je de verbruikers uit.

    Hoe (kritiek punt)

    Knopje indrukken, handrem omhoog, knopje loslaten.

    Met rechterhand, tussen drie en vier

    Linker- en rechtervoet geleidelijk omhoog laten komen.

    Door middel van desbetreffende schakelaars. Denk aan verlichting en aanjager.

    Motivatie (waarom)

    De auto kan niet meer wegrollen nadat je hem hebt verlaten.

    Het is overigens verstandig om in de winter de auto in de versnelling weg te zetten met de handrem eraf van-wege bevriezen van de remschoe-nen.

    De auto wordt geheel neutraal weg-gezet.

    Hiermee controleer je de volledige neutraalstand van de auto.

    De accu van de auto wordt tijdens stilstand van de auto niet bijgeladen en zal dus alleen maar leeglopen als je een stroomverbruiker aan laat staan.

    5 Motor afzetten. Contactsleutel geheel linksom draaien.

    Als de auto verder nlet meer gebruikt wordt, zetten we uit zowel milieu-oogpunt als veiligheid de motor af.

    6 Bij verlaten van de auto sleutel uit het contactslot auto afsluiten sleutels meenemen.

    Ter voorkoming van gebruik door derden en veiligheid.

    Edu 'Actief

  • Wegrijden

    Wat

    1 Kijken.

    2 Koppelingspedaal intrappen.

    3 Hand naar de versnellingspook.

    4 Inschakelen.

    5 Hand naar de handrem.

    6 Handrem eraf.

    7 Hand naar het stuur

    8 Kijken

    9 Richtingaanwijzer aan.

    10 Koppelingspedaal naar het aan-grijpingspunt laten komen.

    11 Iets gas geven.

    12 Koppelingspedaal geheel op laten komen.

    13 Kijken.

    14 Snelheid aanpassen.

    Hoe

    Rondom de auto

    Geheel en vlot met de bal van de lin-kervoet.

    Rechterhand.

    In de eerste versnelling.

    Rechterhand, vlot.

    Knopje indrukken, handrem iets omhoog en dan naar beneden laten zakken.

    Rechterhand, vlot.

    Binnenspiegel, voor, linkerspiegel, links naast.

    Naar links.

    Met linkervoet, geleidelijk.

    Met rechtervoet, geleidelijk.

    Geleidelijk en direct de linkervoet naast het koppelingspedaal plaatsen.

    Binnenspiegel. Linkerbuitenspiegel.

    Aan overige verkeer.

    Motivatie

    Informatie opdoen over zaken zoals: - de snelheid waarmee andere

    bestuurders naderen - soort verkeersdeelnemers - drukte

    Deze handeling maakt het schakelen mogelijk doorda t je een onderbre-king maakt tussen de motor en de versnellingsbak.

    Om op het juiste moment in te kun-nen schakelen.

    Hiermee maak je mogelijk dat d motor straks zijn aandrijfkracht \ kan op de wielen.

    Je neemt weer de ideale positie in met je handen op het stuur.

    Controleer of je overig verkeer voor moet laten gaan. (art. 54 RW)

    Je maakt hiermee kenbaar aan de overige weggebruikers da t j e gaat wegrijden.

    Alt i jd geleidelijk werken met de kop-peling want de koppelingsplate moeten geleidelijk aangrijpen ai.^tio slaat de motor af.

    Om het aangrijpen van de koppe-lingsplaten op te vangen.

    Het koppelingspedaal even vasthou-den op het aangrijpingspunt en dan rustig omhoog laten komen o m de motor de gelegenheid te geven zijn kracht over te brengen op de wielen. Je plaatst je voet ernaast om over-matige slijtage aan de onderdelen van de koppeling te voorkomen.

    Nacontrole.

    Probeer vlot mee te rijden m e t het verkeer Daarbij natuurlijk wel de maximumsnelheid hanteren e n ^"'es een goed anticiperende bestud

    [byf pil ll'lf! llll P l i

  • Stoppen

    W a t (beiangrijke stap)

    1 Kijken.

    2 Gas los.

    3 Geef een remsignaal.

    4 Kijken.

    5 "^oorremnnen.

    6 Tijdens vertraging regeinnatig blij-ven kijken.

    7 Koppelingspedaal intrappen.

    8 Net voor stilstand ietwat renndruk verminderen.

    9 Bij korte stop direct in 1 schake-len.

    10 Bij langere stop neutraal.

    11 Eventueel motor afzetten.

    Hoe (kritiek punt)

    Voor de auto.

    Binnenspiegel.( zie noot)

    Rechtervoet.

    Rempedaal even licht aantikken.

    Binnenspiegel.

    Remdruk geleidelijk opvoeren.

    Binnenspiegel. Vlot en geheel met de bal van de lin-kervoet.

    Rempedaal geleidelijk omhoog laten komen.

    Zoals reeds besproken (H.A. wegrij-den).

    Zoals reeds besproken (H.A. motor afzetten).

    Motivatie (waarom)

    Plaats bepalen om te stoppen Mag ik hier wel stoppen?

    Informatie opdoen omtrent de situ-atie achter je.

    Je maakt je voornemen to t stoppen op deze manier kenbaar aan het ach-teropkomend verkeer

    Hoe reageert het verkeer achter je?

    Hoe is de situatie achter je?

    Om te voorkomen dat de motor afslaat.

    Voorkom dat de auto bij iedere stop stuitert Dit is ook wat comfortabeler voor jezelf en je passagiers.

    Noot : Bij het stoppen langs de kant van de rijbaan dient ook in de rechtersplegel en over de rechterschouder gekeken te " orden en een signaal met de richtingaanwijzer te worden gegeven.

    Edu 'Actief

  • Opschakelen

    Wat (belangrijke stap)

    1 Kijken.

    2 Gas los/koppeling in.

    3 Hand naar de pook.

    4 Schakelen.

    5 Hand terug naar stuur

    6 Koppeling naar het aangrijpings-punt.

    7 Iets gas geven.

    8 Koppelingspedaal geheel op laten komen en voet van de koppeling.

    9 Kijken.

    Hoe (kritiek punt)

    Binnenspiegel en linkerbuitenspiegel.

    Vlot en nagenoeg gelijk.

    Rechterhand, vlot.

    Naar de gewenste versnelling.

    Rechterhand, vlot.

    Linkervoet, geleidelijk.

    IVlet de rechtervoet geleidelijk.

    Met de linkervoet, geleidelijk. Zodra het pedaal geheel op is, plaats je je voet ernaast.

    Binnenspiegel en linkerbuitenspiegel.

    Motivatie (waarom)

    Controle overig verkeer

    Je maakt het nu mogelijk om over te schakelen.

    Met je rechterhand ga je schakelen.

    Om in plaats van kracht langzaam snelheid terug te krijgen.

    Je neemt weer zo snel mogelijk de ideale stuurpositie in.

    Ter voorkoming van het afslaan van de motor.

    Om de aangrijping van de koppeling op te vangen.

    Te lang met de voet op of boven het koppelingspedaal rijden geeft onno-dige slijtage.

    Controle of je je snelheid kunt ver-meerderen zonder het overige ver-keer te hinderen.

    Edu 'Actief

  • Terugschakelen

    W a t (belangrijke stap)

    1 Kijken.

    2 Gas loslaten.

    3 Eventueel remmen.

    4 Koppelingspedaal intrappen.

    5 Hand naar de versnellingspook.

    6 Schakelen.

    7 Hand terug naar het stuur

    8 Koppelingspedaal naar het aan-grijpingspunt laten komen.

    9 Iets gas geven.

    10 Koppelingspedaal geheel op laten komen.

    11 Kijken.

    Hoe (kritiek punt)

    Binnenspiegel, linkerbuitenspiegel.

    Vlot, met rechtervoet.

    Geleidelijk met rechtervoet.

    Vlot en geheel met de bal van de lin-kervoet.

    Rechterhand, vlot.

    Naar de gewenste versnelling.

    Rechterhand, vlot.

    Met linkervoet, geleidelijk.

    Met rechtervoet, geleidelijk.

    Linkervoet, geleidelijk. Voet naast pedaal plaatsen.

    Binnenspiegel, linkerbuitenspiegel.

    Motivatie (waarom)

    Informatie opdoen over de situatie achter je.

    Om te kunnen vertragen.

    Om vlot te kunnen vertragen.

    Je maakt het met deze handeling mogelijk om straks te schakelen.

    Om straks op het juiste tijdstip in te kunnen schakelen.

    Om de juiste versnelling bij een bepaalde snelheid te verkrijgen.

    Je neemt weer de ideale stuurpositie in met beide handen op het stuur

    Koppelingsplaten moeten geleidelijk naar elkaar toe worden gebracht anders kan de motor z'n kracht niet geleidelijk kwijt op de wielen en slaat de motor af.

    Om het aangrijpen van de koppe-lingsplaten op te vangen.

    Denk aan de overmatige slijtage van de koppelingsonderdelen.

    Informatie opdoen over de situatie achter je. Controle of je je snelheid kunt meerderen zonder te hinderen.

    Edu 'Actief [byi

  • Sturen/stuurtechniek

    Wat (belangrijke stap)

    1 Piaats van de handen op het stuur.

    Hoe (kritiek punt)

    Kwart voor 3, waarbij de duimen op het stuur liggen.

    Motivatie (waarom)

    Dit is de meest ideale positie om snel in te kunnen grijpen bij onver-wachte situaties:

    plotselinge gladheid auto in de slip klapband uitwijkmanoeuvre enzovoort.

    2 Methodes om te sturen,

    a Doorgeefmethode.

    b Overgreepmethode.

    c Terugsturen.

    3 Kijken.

    rechts: linkerhand duwt het stuur naar rechts (=boven). Rechterhand schuift naar boven. Rechterhand trekt het stuur naar rechts (=onder). Linkerhand schuift naar onder.

    links: Rechterhand duwt het stuur naar links (=boven). Linkerhand schuift naar boven. Linkerhand trekt het stuur naar links (=onder). Rechterhand schuift naar onden

    Eventueel herhalen naar gelang de hoeveelheid die gestuurd moet wor-den.

    Rechtsaf: Linkerhand stuurt naar rechts. Rechterhand gaat over de linkerhand naar linkerzijde van het stuur en trekt het stuur naar rechts, terwijl de lin-kerhand dan weer teruggaat onder de rechterhand door Linkerhand stuurt weer naar rechts en rechter-hand pakt weer over enzovoort.

    Linksaf: Rechterhand stuurt naar links. Linkerhand gaat over de rechterhand naar rechterzijde van het stuur en trekt het stuur naar links, terwijl de rechterhand dan weer teruggaat onder de linkerhand door enzovoort.

    Eventueel herhalen al naar gelang de hoeveelheid die gestuurd moet wor-den.

    Stuur door de handen laten glijden.

    Naar links/naar rechts.

    Beste methode om nauwkeurig te kunnen sturen.

    Bij het normale bochtenwerk kunnen we het stuur rustig door de handen laten glijden, wel contact met het stuur houden.

    Voor je gaat sturen overtuig je e^ 'an of dit kan zonder hinderen of g( Kijk ook naar de kant waar je heen wilt, want waar je naar kijkt, daar ga je naartoe.

    [bri

  • Motivatie (waarom)

    Remmen/remtechniek verkeersstop

    W a t (belangrijke stap) Hoe (kritiek punt)

    Verkeersstop: uit noodzaak.

    Bi jvoorbeeld: stoppen voor VOF stoppen voor verkeerslicht stoppen voor overgang stoppen om voorrang te verle-

    nen.

    D e noodzaak van het verkeer brengt d i t met zich mee.

    1 Kijken. Voor:

    2 Remsignaal.

    3 Kijken.

    4 Doorremmen.

    5 Koppelingspedaal intrappen.

    6 Ne t voor stilstand iets remdruk verminderen.

    Binnenspiegel:

    Rempedaal licht aantikken.

    Binnenspiegel.

    Geleidelijk remdruk opvoeren.

    Vlot en geheel met linkervoet.

    Rechtervoet laat de rem geleidelijk iets los.

    Kan ik mijn auto op t i jd tot stilstand brengen (art. 19 RW)?

    Informatie opdoen over de situatie achter je.

    Hiermee maak je kenbaar da t j e moet gaan stoppen.

    Reageren de weggebruikers achter mij op mijn teken?

    Begin op t i jd te remmen, zodat de auto vloeiend tot stilstand komt.

    Hiermee voorkom je dat de auto afslaat.

    Auto komt vloeiend to t stilstand. Niet alleen comfortabeler voor jezelf maar ook voor je passagiers.

    ibYi

  • I

    Stoppen op een helling

    Wat (belangrijke stap)

    Stoppen op een helling is gelijk aan stoppen op de vlakke weg met dien verstande dat:

    1 Koppelingspedaal ingetrapt hou-den (tenzij voor langere ti jd wordt gestopt).

    2 De voetrem blijft ingetrapt.

    3 Handrem erop (afhankelijk van hoe steil de helling is, kan ook str-aks weer weggereden worden zonder handrem).

    4 Voetrem los.

    Parkeren de helling op.

    Parkeren de helling af.

    Hoe (kritiek punt)

    Linkervoet.

    Rechtervoet, geheel.

    Met rechterhand. knopje induwen handrem omhoog knopje loslaten.

    Geleidelijk en controleer of de auto blijft staan.

    Voorwielen naar links insturen (van trottoir af)

    Voorwielen naar rechts insturen (naar trottoir toe).

    Motivatie (waarom)

    Stoppen helling op: Eerder intrappen vanwege snel snel-heid verlies. Stoppen helling af: Later intrappen vanwege hogere snelheid dan helling op.

    Dit voorkomt dat de auto achteruit rolt voordat de handrem is aange-trokken.

    Je zorgt ervoor dat de auto op ! plaats blijft als de voetrem losgelaten wordt.

    De handrem heeft de taak van de voetrem overgenomen. Le twe l : de handrem beremt twee wielen, de voetrem vier Geef de auto even de ti jd om die kracht te verdelen, daar-om geleidelijk de rem los.

    Voorkomt dat de auto naar achteren rolt.

    Voorkomt dat de auto naar voren rolt.

  • Stoppen op een helling (afwaarts)

    Wat (belangrijke stap) Hoe (kritiek punt)

    Stoppen op een helling (afwaarts) is gel i jk aan stoppen op een vlakke w e g , met dien verstande dat:

    1 Steviger remmen.

    2 Koppeling intrappen.

    ? ' 'andrem erop.

    4 Voetrem los.

    Rechtervoet.

    Linkervoet, kan iets later dan op de vlakke weg.

    Zoals reeds besproken.

    Geleidelijk, controleer of de auto stil blijft staan.

    IVIotivatie (waarom)

    Omdat de auto schuin naar beneden rolt speelt niet alleen de aandrijf-kracht een rol, maar ook moet je rekening houden met de schuinte van de helling.

    Om zo veel mogelijk gebruik te maken van het remmend vermogen van de motor

    De handrem heeft de taak van de voetrem overgenomen. Let wel: de handrem beremt twee wielen, de voetrem beremt vier wie-len, geef de auto even de t i jd om die kracht te verdelen, daarom geleide-lijk de rem los.

  • Wegrijden op een helling met handrem

    Wat (belangrijke stap) Hoe (kritiek punt)

    1 Kijken. Zoals reeds besproken bij wegrijden.

    Motivatie (waarom)

    2 Koppelingspedaal intrappen.

    3 Hand naar versnellingspook.

    4 Inschakelen.

    5 Hand naar de handrem.

    6 Koppelingspedaal naar aangrij-pingspunt.

    7 Iets gas geven.

    8 Kijken.

    9 Geef richting aan.

    10 Handrem eraf.

    11 Hand terug naar het stuur.

    12 Koppelingspedaal geheel op laten komen.

    13 Kijken.

    14 Snelheid aanpassen.

    Vlot en geheel met linkervoet.

    Rechterhand, vlot.

    In gewenste versnelling.

    Rechterhand.

    Geleidelijk.

    Geleidelijk met rechtervoet.

    Binnenspiegel, voor, linkerbuitenspie-gel en links naast.

    Naar links.

    Handrem iets omhoog, dan springt hij van de vergrendeling.

    Vlot.

    met linken/oet geleidelijk en als koppelingspe-

    daal geheel is opgekomen de voet ernaast plaatsen.

    Binnenspiegel en linkerbuitenspiegel.

    Je maakt de verbinding mogelijk in de versnellingsbak. Je kunt nu dus schakelen.

    Om op het juiste moment in te scha-kelen.

    1'= versnelling.

    Direct na het inschakelen gaat je rechterhand naar de handrem. /

    ( Bij het helling rijden is het belangrijk dat het koppelingspedaal iets langer op ' t aangrijppunt blijft om de extra kracht die de motor nodig heeft, op te vangen.

    Voor het opvangen van het aangrij-pen van de koppelingsplaten.

    Controleren of je weg kunt ri jden zonder het overige verkeer te hinde-ren.

    Kenbaar maken dat je gaat wegr i j -den.

    Je neemt weer de ideale positi', met beide handen op het s tuur

    Denk aan slijtage van de koppelings-onderdelen.

    Nacontrole.

    Edu 'Actief

  • Edu 'Actief

  • Wegrijden op een helling (afwaarts)

    Wat (belangrijke stap)

    1 Stoppen.

    2 Wegrijden.

    Een tweede mogelijkheid van wegrij-den:

    Handrem eraf.

    Koppeling naar aangrijppunt.

    Iets gas.

    Koppeling geheel op.

    Kijken.

    Versnellen.

    Hoe (kritiek punt)

    Zoals reeds besproken (H.A. stoppen op een helling afwaarts)

    Zoals reeds besproken (H.A. wegrijden vlakke weg).

    Zoals reeds besproken.

    Zoals reeds besproken.

    Zoals reeds besproken.

    Zoals reeds besproken.

    Zoals reeds besproken.

    Zoals reeds besproken.

    IVIotivatie (waarom)

    Noot: Doordat je op een helling staat wil de auto vanzelf al gaan rijden; dit vergemakkelijkt het wegri jden.

    De handelingen blijven hetzelfde, alleen de volgorde van handelen is net anders.

  • Ruimte voor notities:

    Edu 'Actief

  • Recht achteruit rijden (bijzondere manoeuvre)

    Wat (beiangrijl

  • Bocht achteruit naar rechts

    Wat (belangrijke stap)

    Algemeen

    1 Stoppen.

    2 Recht achteruit rijden.

    3 Kijken.

    4 Kijken voor het insturen.

    5 Insturen.

    6 Kijken.

    7 Terugsturen.

    8 Rustig recht achteruit rijden.

    Hoe (kritiek punt)

    Zoals reeds besproken (H.A.Stoppen) 10 m na de bocht op 50 cm van de rijbaankant.

    Zoals reeds besproken (H.A.Recht achteruitrijden).

    Achter de auto.

    Voor, linker buitenspiegel en links naast.

    Motivatie (waarom)

    Mag en kan ik hier achteruitrijden?

    Stoppen zo ruim na de bocht dat via achterruit een herkenningspunt zicht-baar is met trottoirrand.

    Herkenningspunt vasthouden to t het verdwijnt.

    De neus van je auto zal uitbreken bij het insturen van de bocht, dus con-troleer eerst nogmaals of dit kar

    Naar rechts. . Als trottoirrand in de rechterzijruit (achter) verschijnt.

    Rondom. Je bent nu op het gevaarlijkste punt van de oefening want je rijdt achter-uit naar rechts een kruising op. Controleer dus je omgeving goed.

    Naar links. Als je herkenningspunt (trottoirrand) weer bijna op z'n plaats is.

    Tot 5 m voorbij de bocht.

    BELANGRIJK: tijdens de oefening regelmatig voor, binnenspiegel, lin-kerbuitenspiegel en over de schou-ders kijken.

  • Edu 'Actief

  • Keren op een niet te brede rijbaan

    Wat (belangrijke stap) Hoe

    Algemeen

    1 Stoppen.

    2 Kijken.

    3 Wegrijden.

    4 Insturen.

    5 Kijken

    6 Terugsturen.

    7 Auto tegen trottoirrand laten rollen.

    8 Kijken.

    9 Inschakelen.

    10 Stapvoets rijden en vlot sturen.

    11 Terugsturen.

    (kritiek punt)

    Naar verkeerstekens op borden of wegdek.

    Naar breedte van de weg en obstakels langs de rijbaan. Bij obstakels die aan de rechterzijde van de rijbaan staan, zoals lan-taarnpalen, kun je het best het obstakel bij de rechterraamstijl houden, dan heb je van het obstakel geen last.

    Zoals reeds besproken (H.A. Stoppen).

    Binnenspiegel, voor, linkerbuitenspie-gel, rechterbuitenspiegel en over beide schouders.

    Zoals reeds besproken, met dien ver-stande dat de koppeling slippend moet worden gehouden.

    Vlot, zodra je rijdt geheel naar links insturen.

    Links en rechts de rijbaan in plus bin-nenspiegel en beide buitenspiegels.

    Naar rechts als de wielen ca. 0,5'm van de linkertrottoirrand zijn verwij-derd.

    Zeer geleidelijk!!

    Binnenspiegel, voor, linkerbuitenspie-gel, linkerschouder, rechterbuiten-spiegel en rechterschouder

    Achteruit.

    Vlot en geheel naar rechts sturen.

    Naar links, vlot en zo veel mogelijk. Als auto haaks op trottoir staat.

    Motivatie (waarom)

    Mag ik hier keren?

    Kan ik hier keren? + 1,5 maal de wielbasis.

    Op 15 cm van de rijbaankant.

    Controleer of je overig verkeer v ^ r moet laten gaan. '

    Stapvoets rijden kan alleen op deze wijze worden verkregen.

    Nooit "droogsturen dat wil zeggen sturen als je stilstaat in verband met overmatige slijtage aan banden/-stuurinrichting.

    Controle overige verkeer

    Je treft hiermee alvast een voorberei-ding voor het sturen als je straks ach-teruit gaat rijden; voordeel is dat je nu nog minder ruimte nodig hebt om te keren.

    ( We mogen niet met de auto ,^

    het trottoir komen. Denk aan slijtage aan stuurinrich-

    t ing, wielophanging, banden en dergelijke.

    Je gaat straks achteruitrijden, dus controleer goed of je overig verkeer voor moet laten gaan.

    Pas wanneer je daadwerkelijk achter-uit kunt rijden.

    Je treft hiermee alvast een voorbere i -ding voor het sturen als je straks ach-teruit gaat rijden; voordeel is dat je nu nog minder ruimte nodig heb t om te keren.

    Edu 'Actief

  • 12 Auto tegen de trottoirrand laten Zeer geleidelijkll rollen.

    13 Kijken.

    14 Inschakelen.

    15 Stapvoets rijden en vlot sturen.

    16 Kijken.

    17 "nelheid aanpassen.

    BLANGRIJK: je bent bezig met een b i jzondere manoeuvre (art. 54 RW).

    Binnenspiegel, voor, linkerbuitenspie-gel, linkerschouder, rechterbuiten-spiegel, rechterschouder

    In 1^ versnelling.

    Vlot en geheel naar links sturen.

    Binnenspiegel, voor, linkerbuitenspie-gel en over de linkerschouder

    Aan overig verkeer

    De handeling moet vlot en vloeiend verlopen, niet hortend en stotend.

    We mogen niet met de auto op het trottoir komen.

    Denk aan slijtage aan wielophan-ging, banden en dergelijke.

    Zie punt 8. Alleen ga je nu vooruit, maar je bent nog steeds bezig met de bijzondere manoeuvre.

  • Edu 'Actief

  • ~~ I ' I Keren op een niet te brede rijbaan

  • Keren door middel van een ha

    Wat (belangrijke stap)

    1 Kijken.

    2 Stoppen.

    3 Kijken.

    4 Inschakelen.

    5 Kijken.

    6 Wegrijden.

    7 Kijken.

    8 Sturen.

    9 Kijken.

    10 Terugsturen.

    11 Kijken.

    12 Snelheid aanpassen.

    Ive draai

    Hoe (kritiek punt)

    - Naar b.v. verkeersborden of tekens op het wegdek.

    - Naar de breedte van de weg en eventuele obstakels op en langs de rijbaan.

    Zoals reeds besproken (H.A. stop-pen). Op 15 cm van de rechter-trottoirrand.

    Binnenspiegel, voor, linkerbuitenspie-gel en over beide schouders.

    In de eerste versnelling.

    Binnenspiegel, voor, linkerbuitenspie-gel en over de linkerschouder

    Eerst een paar meter recht vooruit. Verder zoals reeds besproken met dien verstande dat de koppeling slip-pend moet worden gehouden.

    Binnenspiegel, voor, linkerbuitenspie-gel en over de linkerschouder

    Vlot, naar links en maximaal.

    Links en rechts de rijbaan in.

    Vlot, naar rechts. Als de draai bijna voltooid is.

    Binnenspiegel, voor, linkerbuitenspie-gel en over de linkerschouder

    Aan het overige verkeer

    Motivatie (waarom)

    Kan en mag ik hier keren?

    Ongeveer 1,5 maal de wielbasis.

    Zo gebruik je de maximale rijbaan (evt. met inbegrip van parkeerha-vensZ-stroken).

    Controleer of je ander verkeer voor moet laten gaan.

    Zo kan je wegrijden.

    Controleer nog een keer of je ander verkeer voor moet laten gaan.

    Zo kan je stapvoets rijden.

    Controle overig verkeer

    Het voertuig moet in een draai gekeerd worden. Nooit droogsturen.

    Controle overig verkeer

    De auto is bijna in de rechtuitstand.

    Controle overig verkeer (

    Edu 'Actief

  • Halve draai

  • Ruimte voor notities

    Edu 'Actief [bri

  • Vooruit in fileparkeren en weer wegrijden

    Wat (belangrijke stap)

    Algenneen.

    1 Stoppen

    2 Kijken.

    3 Inschakelen.

    4 Kijken.

    5 Recht vooruit rijden.

    6 Kijken.

    7 Insturen.

    8 Kijken.

    9 Terugsturen.

    10 Kijken.

    11 Sturen.

    12 Stoppen.

    13 Wegrijden.

    Hoe (kritiek punt)

    Zoals reeds besproken. Houd hierbij 50 enn tussenruimte, de voorzijde van beide auto's gelijk en de wielen in de rechtuitstand.

    Binnenspiegel, voor, rechtersplegel, linkerbuitenspiegel, links over de schouder, rechts over de schouder

    In de eerste versnelling.

    Binnenspiegel, voor, rechtersplegel, linkerbuitenspiegel, links over de schouder, rechts over de schouder

    Zoals reeds besproken.

    Voor, binnenspiegel, rechtersplegel en rechts naast je.

    Vlot, maximaal naar rechts.

    Rondom.

    Naar links, vlot. Als de auto onder een hoek van 45 graden staat.

    Rondom.

    Kleine stuurcorrecties.

    Zoals reeds besproken.

    Bij voidoende ruimte: Zoals geleerd. Bij onvoldoende ruimte: Eerst achter-uit rijden (zoals geleerd) en daarna wegrijden (zoals geleerd).

    Motivatie (waarom)

    Kan en mag ik fileparkeren? (2,5 maal de voertuiglengte)

    Dit is een voorbereiding op het file-parkeren. Deze basis maakt de oefe-ning eenvoudiger uit te voeren.

    Je gaat aan een bijzondere verrich-t ing beginnen, dus controleer o f je iemand voor moet laten gaan.

    Controleer nogmaals of iemand moet laten gaan.

    Controleer of er niemand naast je zit.

    Als de auto een halve voertuiglengte voorbij de geparkeerde auto is.

    Informatie opdoen over de situatie rond het voertuig. Niet fixeren op de ruimte voor de auto.

    Zo voorkom je dat je de t rot to i rband raakt.

    Het verkeer blijven observeren.

    De auto mag niet te ver de trott; band staan (20 a 30 cm).

    Als de auto evenwijdig aan de t ro t -toirrand rijdt.

    [bri E I I W l

  • File parkeren vooruit rechts

    Edu 'Actief

  • Rie parl
  • File parkeren vooruit links

    mmamibfi

  • Achteruit in file parkeren

    Wat (belangrijke stap)

    Algemeen: kijken

    1 Stoppen.

    2 Kijken.

    3 Recht achteruit rijden.

    4 Kijken.

    5 Insturen.

    6 Kijken.

    7 Terugsturen.

    8 Stoppen.

    Hoe (kritiek punt)

    Zoals reeds besproken, met dien ver-stande da t j e nu stopt naast een geparkeerde auto.

    Houd hierbij 50 cm tussenruimte en de achterzijde van de auto gelijk met de achterzijde van de auto waarach-ter je gaat parkeren, (wielen in de rechtuitstand).

    Binnenspiegel, voor, linkerbuitenspie-gel, links naast en rechtersplegel rechts naast.

    Zoals reeds besproken. (H.A. Recht achteruit rijden).

    Voor, binnenspiegel, linkerbuitenspie-gel en links naast.

    Naar rechts. De snelheid van het stu-ren is volledig afhankelijk van de rij-snelheid.

    Achter in het vak.

    Naar links, geheel. Snelheid van het sturen is ook hier weer afhankelijk van de snelheid waarmee je rijdt.

    1 Als de lijn rechterkoplamp midden stuur evenwijdig loopt aan de wegas.

    2 Als de rechterbuitenspiegel gelijk is aan de achterzijde van de reeds geparkeerde auto waar je achter komt te staan.

    Als je auto recht achter de reeds geparkeerde auto staat. ( 0.1 to t 0.3 m van de trottoirrand)

    Als de auto recht staat, wielen uitge-stuurd laten staan.

    Motivatie (waarom)

    Kan en mag ik fileparkeren?

    Informatie opdoen over de situatie achter je.

    Dit alles is een voorbereiding op het uiteindelijke fileparkeren. Deze basis maakt de oefening eenvoudiger uit te voeren.

    Je gaat aan een bijzondere manoeu-vre beginnen, dus controleer o f je niemand voor moet laten gaan., ' ^ 54 RW)

    De neus van de auto zwaait straks uit naar links. Je controleert nu o f di t veilig kan.

    Als midden achterwiel (bovenzijde leuning achterbank) gelijk is met ach-terzijde geparkeerde auto.

    Vanwege kinderen of obstakels.

    Niet te ver doorrijden, anders sta je weer met de achterzijde van d e au to op de weg.

  • Edu 'Actief

  • Edu 'Actief

  • Edu 'Actief

  • Ruimte voor notities:

    Edu 'Actief

  • Wegrijden uit file

    Wat (belangrijke stap)

    1 Wegrijden.

    2 Sturen.

    3 Kijken.

    Hoe (kritiek punt)

    Zoals reeds besproken.

    Naar rechts, vlot.

    Binnenspiegel, voor, linkerbuitenspie-gel en links naast.

    IVIotivatie (waarom)

    De wielen staan nog ingestuurd, dus hou dat goed in de gaten.

    Als de rechterkoplamp gelijk is met de linkerlamp van de geparkeerde auto voor je.

    Controleer of je je snelheid kunt ver-meerderen.

    4 Snelheid aanpassen. Aan overig verkeer

    [bri

  • Achteruit een garage inrijden

    Wat (belangrijke stap)

    1 Stoppen.

    2 Kijken.

    3 Achteruitrijden.

    4 Kijken. Voor het sturen.

    5 Insturen naar rechts.

    6 Kijken.

    7 Terugsturen.

    8 Recht achteruit inrijden.

    Hoe (kritiek punt)

    Zoals besproken. 1 van de trottoirrand en 7 nn voorbij de garage.

    Binnenspiegel, voor, linkerbuitenspie-gel, rechterbuitenspiegel en over de beide schouders.

    Zoals besproken bij H.A. Recht ach-teruitri jden.

    Voor, linkerbuitenspiegel en links naast.

    Vlot, bijv. als de 1 deurstijl van de garage verschijnt in de zijruit van het achterportien

    Voor, links naast, rechts naast en ach-ter je.

    Als de auto bijna recht in de garage/ inrit staat.

    Stapvoets.

    IVIotivatie (waarom)

    Kijk of je met je manoeuvre het ove-rige verkeer niet langer dan noodza-kelijk hindert of in gevaar brengt.

    Kijk om je heen of je verkeer voor moet laten gaan.

    De neus van de auto zwaait stra' 'it naar links, controleer of dlt kan ^ der gevaar of hinderen.

    Moment van sturen aanpassen aan de snelheid van rijden en de snelheid van sturen.

    Je bent nu het breedst met je auto, dus controleer het overige verkeer maar ook het trottoir dat je over-steekt.

    Eventueel te herkennen als de voor-zijde van de auto evenwijdig loopt met trottoirrand.

    Controleer links en rechts naast je.

    (

    (

    Edu 'Actief

  • Vooruit een garage uitrijden

    Wat (belangrijke stap)

    1 Kijken.

    2 Richting aangeven.

    3 Wegrijden.

    4 Kijken.

    5 Insturen.

    6 Terugsturen.

    7 Kijken.

    8 Snelheid aanpassen.

    Hoe (kritiek punt)

    Voor

    Naar links of rechts.

    Zoals reeds besproken. Stapvoets.

    Links, voor en rechts.

    Rechts/links.

    Als de auto bijna recht op de weg is.

    Binnenspiegel, linkerbuitenspiegel.

    Aan overig verkeer

    Motivatie (waarom)

    Controleer of je het overige verkeer voor moet laten gaan.

    Alleen stapvoets kan deze handeling gecontroleerd uitgevoerd worden.

    Laatste nacontrole alvorens je de weg op rijdt.

    Nooit direct insturen maar altijd wachten to t de auto bijna de garage uit is vanwege het inlopen van de achterzijde van je auto.

    ( Op ti jd sturen voorkomt een slinge rend weggedrag.

    Controleer of je snelheid kunt ver-meerderen.

    BELANGRIJK: Je bent bezig met een bijzondere manoeuvre, dus bli jf regelmatig controleren of je iemand voor moet laten gaan.

    \hY7 B l ^ ^ " ~ l

  • Vooruit parkeren in een haaks of schuin parkeervak

    Wat (belangrijke stap) Hoe (kritiek punt)

    Algemeen: kijken

    1 Stoppen. Zoals reeds besproken. Aan de rech-terzijde van de rijbaan. Voorkant van de auto op 3 vakken voor het in te parkeren vak.

    2 Kijken.

    3 Inschakelen.

    4 Kijken.

    5 Wegrijden.

    6 Kijken.

    7 Sturen.

    8 Kijken.

    9 Sturen.

    10 Kijken.

    11 Terugsturen.

    Voor, binnenspiegels, rechtersplegel en rechterschouder Linkerbuiten-spiegel en over linkerschouder

    In de eerste versnelling.

    Voor, binnenspiegels, rechtersplegel en rechterschouder Linkerbuiten-spiegel en over linkerschouder

    Zoals reeds besproken.

    Voor, binnenspiegels, rechtersplegel en rechterschouder Linkerbuiten-spiegel en over linkerschouder

    Vlot, helemaal naar links. Als de deurstijl aan het einde van vak drie is.

    Blijf het verkeer observeren. Voordat je naar rechts gaat sturen k i jk je bin-nenspiegel, voor, rechtersplegel en over de rechterschouder

    Naar rechts. Als de voorkant van de auto bi j het begin van vak 1 is.

    Rondom het voertuig.

    Naar links. Als de auto nagenoeg recht in het vak staat.

    12 Stoppen. Zoals reeds besproken. Als de auto geheel in het vak staat.

    IVIotivatie (waarom)

    Kan en mag ik in dit vak parkeren? Je maakt geen of zo min mogelijk gebruik van de naast gelegen par-keervakken, die vrij moeten zijn van geparkeerde voertuigen.

    Je creert nu voldoende ruimte om de oefening aan te vangen.

    Controleer of je het overig verkeer voor moet laten gaan.

    Controleer nog een keer of je kunt wegri jden.

    Controleer of je naar de linkerzijde van de rijbaan kunt.

    Zo maakt je ruimte om in te gaan sturen.

    Controleer of er iemand rechts naast je zit.

    Zo maak je de draai niet te krap.

    Blijf het verkeer observeren en fixeer je niet op het parkeervak.

    Zowel de auto als de wielen moeten recht staan. Dat is veiliger bij het ver-laten van het vak.

  • j 1

    Parkeren haaks vooruit rechts ibrz S H H I

  • Ruimte voor notities:

  • Verlaten van het parkeervak

    Wat (belangrijke stap)

    1 . Kijken.

    2 . Schakelen.

    3. Kijken.

    4 . Achteruit rijden.

    5. Kijken.

    6. Sturen.

    7. Kijken.

    8. Stoppen.

    9. Wegrijden.

    Hoe (kritiek punt)

    Binnenspiegei, voor, rechtersplegel, linker buitenspiegel, links over de schouder en over de rechterschou-der

    In de achteruitversnelling. (Zoals reeds besproken).

    Binnenspiegel, voor, rechtersplegel, linker buitenspiegel, links over de schouder en over de rechterschou-der

    Met slippende koppeling.

    Rondom de auto.

    Naar links of naar rechts. Als de bui-tenspiegels aan begin van het par-keervak zijn.

    Rondom de auto.

    Als de auto recht staat.

    Zoals reeds besproken.

    Motivatie

    Controleer of je het vak uit kunt en of je iemand voor moet laten gaan.

    Je gaat zometeen het vak achteruit verlaten.

    Controleer nogmaals of je weg kunt rijden.

    Zo kun je stapvoets rijden.

    Blijf het verkeer observeren. '

    Zo voorkom je dat je te korte draai maakt.

    Blijf het verkeer observeren.

  • Achteruit parkeren in een parkeervak

    Wat (belangrijke stap)

    Aigemeen

    1 Stoppen.

    2 Kijken.

    3 Acinteruit wegrijden.

    4 Kijken voor Inet insturen.

    5 Insturen.

    6 Kijken.

    7 Terugsturen.

    8 Recht achteruit het vak.

    Hoe (kritiek punt)

    Kan en mag ik in dit vak parkeren?

    Zoals besproken Aan rechterzijde van de rijbaan 1 m van de trottoirrand en twee vakken voorbij het vak.

    Voor, binnenspiegel, linkerbuitenspie-gel, rechtersplegel en de beide schouders.

    Zoals reeds besproken. (H.A. recht achteruit rijden).

    Voor, linkerbuitenspiegel en links naast.

    Vlot, naar rechts. Bijvoorbeeld: Als l*" lamp verschijnt in het zijruitje van het achter portier

    Voor, binnenspiegel links naast, rechts naast en achter je.

    Als de auto bijna recht staat.

    Stapvoets.

    Motivatie (waarom)

    Je creert nu voldoende ruimte om de oefening aan te vangen.

    Controleer of je overig verkeer voor moet laten gaan.

    De neus van de auto gaat straks i''*-zwenken, controleer of dit kan. f alleen vanwege het overige verkeer, maar ook vanwege de rijbaanbreed-te.

    Pas het moment van sturen aan de rijsnelheid en de snelheid van sturen aan.

    De auto is nu op zijn breedst, dus controleer je nu goed het overige verkeer Ook in het vakje kijken in verband met kinderen of obstakels. Ook in verband met de auto die links naast je staat.

    Eventueel te herkennen aan de neus evenwijdig aan de goot of trottoir-rand.

    Blijf toch regelmatig links en ree, naast je kijken in verband met breed-te van de ruimte.

  • Achteruit in een parkeervak met auto

    1 m

  • Achteruit in een leeg parkeervak

    1 m

    [bri mm^M

  • Achteruit in een parkeerval< zonder auto en zonder vraagteken

    1 m

  • Wegrijden uit een parkeervak

    Wat (belangrijke stap)

    1 Kijken.

    2 Richting aangeven.

    3 Wegrijden.

    4 Kijken.

    5 Insturen.

    6 Terugsturen.

    7 Kijken.

    8 Snelheid aanpassen.

    Hoe (kritiek punt)

    Links, voor en rechts.

    Naar links/rechts.

    Stapvoets uit het vak rijden.

    Links, voor en rechts.

    Naar links/rechts. bijvoorbeeld als spiegel gelijk is met de voor/achterzijde van de auto waar je naast staat of als de spiegel net buiten het p-vak is.

    Als de auto bijna recht is.

    Binnenspiegel, linkerbuitenspiegel.

    Aan overig verkeer

    Motivatie (waarom)

    Controleer of je weg kunt rijden. Probeer ook door ruiten van auto's heen te kijken, dan weet je nog eer-der of het vrij is.

    Nacontrole voor je de rijbaan oprijdt.

    Nooit direct beginnen te sturen in verband met het inlopen van de ach-terzijde van de auto.

    Op ti jd sturen voorkomt slingerend weggedrag.

    Controleer of je je snelheid aan kunt passen.

  • Berijden kruispunten van gelijke orde

    Wat (belangrijke stap)

    1 Herkennen.

    2 Beoordelen.

    3 Kijken.

    4 Snelheid aanpassen.

    5 Kijken.

    6 Doorgaan/voorrang verlenen.

    7 Eventueel stoppen.

    Hoe (kritiek punt)

    Aan de hand van punten die duidelijk maken d a t j e een kruispunt nadert maar ook of het een kruising of split-sing is: kruisend verkeer straatnaambordjes. Let op: zijstraten zijn ook kruispunten!

    Aan de hand van zicht en/of drukte.

    Binnenspiegel.

    Links, voor, rechts, ook net voor het oprijden nog eens links, voor en rechts kijken.

    Vlot en het kruispunt in een keer vrij-maken, of tussen de kruisende ver-keersstromen opstellen.

    Voor het kruispunt of eventueel opstellen tussen de kruisende ver-keersstromen.

    Nacontrole. Binnenspiegel en linkerbuitenspiegel.

    Motivatie (waarom)

    Het ti jdig bedacht zijn op nadering van het kruispunt is van vitaal belang. Pas dan kun je de handelingen ver-richten die vereist zijn bij nadering van een kruispunt.

    Hoe overzichtelijk is het kruispunt. Als het druk is op het kruispunt

    nader je sowieso met bijzondere voorzichtigheid.

    Denk hierbij ook aan de gevaarlij-ke kruising (J8).

    Ter controle van het verkeer ach( je.

    De naderingssnelheid moet steeds zodanig zijn dat je kunt voldoen aan voorrangsverplichtingen.

    Controleer of men jou voorrang verleent.

    Controleer of er aan de overzijde van het kruispunt geen obstakels staan waardoor je op het kruis-punt stil komt te staan (art. 14 RVV).of bijvoorbeeld bord C l , C2 of C l 2 die je verbieden rechtdoor te rijden.

    Controleer of je voorrang moet verlenen.

    Zorg en/oor dat je niet aarzelt of twi j -felt. Als het vrij is aan beide zi jd^ vlot doorgaan.

    Als de middenberm breed genoeg is, kun je natuurlijk de weg in twee etappes oversteken.

    Je mag een kruispunt niet blokkeren, vandaar dat je ervoor stopt.

    Ook een VOP dat net voor de krui-sing ligt moe t j e ontzien.

    Stoppen doe je natuurlijk in de eer-ste plaats om voorrang te verlenen aan bestuurders van voertuigen die de kruising van rechts naderen.

    Denk bij het stoppen ook aan de draaicirkel van vrachtauto's en bus-sen.

    ( Controleer nu hoe de situatie ac.'f je is voor je snelheid vermeerdert.

  • Berijden van voorrangskruispunten

    Wat (belangrijke stap)

    Algemeen

    Nadering van kruispunt aangege-ven met bord B I .

    Hoe (kritiek punt)

    Kijktechniek en volgorde van hande-len is als bij kruispunten van gelijke orde.

    Snelheid vasthouden, indien nodig aanpassen

    Als je een kruispunt nadert met bord BI geldt dat voor de gehele weg totdat je bord B2 tegenkomt.

    Motivatie (waarom)

    Mocht het verkeer op de zijwegen te hard komen aanrijden of wanneer men de indruk geeft geen voorrang te verlenen.

    Nadering van kruispunt aangege-ven met bord B3, B4 of B5.

    Het bord wordt overigens wel voor ieder kruispunt herhaald.

    Nadering van kruispunt aangege-ven met bord B6, meestal in com-binatie met haaientanden.

    Nadering van kruispunt met bord B7.

    Houd tevens goed in de gaten dat de voorrangsweg niet altijd recht-door loopt. Dit wordt op een onder-bord bij bord B1 aangegeven.

    Hiervoor geldt voor wat betreft de wetgeving hetzelfde als bord B I . Denk hier dus ook weer aan een goede kijktechniek.

    In de tweede versnelling (in principe)

    Haaientanden op het wegdek zonder bord B6 erbij hebben dezelfde bete-kenis als bord B6. Blijf goed kijken.

    In de tweede versnelling en stoppen voor de stopstreep of zodanig dat je een goede doorgang vrijhoudt voor bestuurders op de kruisende weg.

    [bfi msMmmM

  • Evt. stoppen, kijken

    Kijken

    Snelheid

    Beoordelen

    Herkennen

    Edu 'Aclief [bri

  • [bri

  • Rechts afslaan

    Wat (belangrijke stap)

    1 Kijken.

    2 Richting aangeven.

    3 Voorsorteren.

    4 Snelheid verminderen.

    5 Kijken.

    Hoe (kritiek punt)

    Voor: verkeerstekens/obstakels

    Binnenspiegel, voor, rechtersplegel en over de rechterschouder

    Naar rechts.

    Mag, het is geen verplichting. Als je voorsorteert, houd dan het navolgende in de gaten:

    Zo veel mogelijk naar rechts voor-sorteren.

    Voorsorteren op de fietsstrook met onderbroken streep.

    Voorsorteren tegen de fietsstrook met doorgetrokken streep.

    In voorsorteervakken.

    Kijken binnenspiegel, remmen, even-tueel terugschakelen naar de tweede versnelling.

    Links, voor, rechts, rechtersplegel rechts over je rechterschouder rechts de weg in.

    6 Insturen. Naar rechts.

    Motivatie (waarom)

    Mag/kan ik wel rechts afslaan?

    Kan ik rechts afslaan zonder gevaar of hinder voor het overige verkeer?

    Het voornemen om rechts af te slaan moet je t i jdig laten zien aan het ove-rige verkeer

    Als je voorsorteert, geef je het ver-keer achter je de gelegenheid om je wat makkelijker in te halen; je sluit tevens de mogelijkheid voor fietsers en bromfietsers om je rechts in te halen uit. ,

    Zorg ervoor dat je de fietsers, brom-fietsers en aan hen gelijkgestelde bestuurders niet hindert.

    Om de fietsers en dergelijke.de gele-genheid te geven kruisingen en splitsingen in alle vrijheid te naderen; meestal op de wat drukkere kruis-punten.

    Zorg ervoor dat je niet op het laatste moment moet kiezen waar je moet gaan staan. Wees op t i jd.

    De tweede versnelling is de ideale versnelling voor het nemen van de bochten, je voorkomt nu dat je de bocht te hard neemt en daardoor gevaar of hinder op het kruispunt veroorzaakt. (

    Moet ik voorrang verlenen? Verleent men mij voorrang? Staan er obstakels op de weg die

    ik insla (anders sta je op het kruis-punt stil)?

    Controleer of je het rechtdoor-gaande verkeer voor moet laten gaan (art. 18 RW).

    Kijk ook naar een eventueel f iets-Dad dat niet direct tegen de rij-baan aan ligt.

    Kijk goed de weg in die je inr i jdt in verband met inhaalmanoeuvres.

    Als de voorzijde van de auto geli jk is met het kruisingsvlak.

    Bocht zodanig nemen d a t j e o p eigen weghelft blijft.

    [bri

  • 7 lets gas geven.

    8 Terugsturen.

    Met rechtervoet, geleidelijk.

    Naar links, vlot to t de wielen recht zijn.

    Je gaat dan met een trekkende motor door de bocht.

    Zorg ervoor dat je op tijd terug-stuurt, anders vertoon je een zeer slingerend weggedrag.

    9 Kijken.

    10 Snelheid aanpassen.

    Voor, binnenspiegel, linkerbuitenspie-gel.

    Aan overige verkeer

    Je bent een nieuwe weg ingeslagen dus controleer je voor en achter

    BELANGRIJK: Bij het afslaan, zowel naar rechts als naar links, staat het voor laten gaan van het rechtdoorgaande verkeer op dezelfde weg voorop. Blijf dit dan ook voortdurend en bewust controle-ren.

    Bij rechtsaf gaan via voorsorteervak met pijl rechtsaf, houd rekening met fietsers en bromfietsers die in dit vak rechtdoor dan wel linksaf kunnen gaan.

  • A Nacontrole

    [bfi

  • XL I 1.1,1 I,

    Nacontrole

    Snelheid

    Voorsorteren

    Richting aangeven

    Soieaeien

    fi

    Edu 'Actief [bri

  • i I I

    Snelheid

    Voorsorteren

    Richting aangeven

    Nacontrole

    Spiegelen !

  • Ruimte voor notities:

    Edu 'Actief

  • Links afslaan

    Wat (belangrijke stap)

    1 Kijken.

    Hoe (kritiek punt)

    Voor verkeerstekens/obstakels.

    Binnenspiegel, voor, linkerbuitenspie-gel en links naast.

    2 Richting aangeven. Naar links.

    3 Voorsorteren. Mag, het is geen verplichting.

    Als je voorsorteert, houd dan het navolgende in de gaten.

    voorsorteren tegen de wegas op een volledige eenrichtingsweg geheel naar links opschuiven op een gedeeltelijke eenrichtings-weg tegen de wegas.

    in voorsorteer- vakken.

    4 Snelheid verminderen. Kijken binnenspiegel, remmen, even-tueel terugschakelen naar tweede versnelling.

    5 Kijken. Links, voor, rechts, in de linkerspiegel Over je linkerschouder Links de weg in.

    Motivatie (waarom)

    Mag/kan ik linksaf slaan?

    Kan ik linksaf slaan zonder gevaar of hinder voor het overige verkeer?

    Het voornemen om linksaf te slaan moe t j e ti jdig laten zien aan het ove-rige verkeer

    Als je voorsorteert, geef je het ver-keer achter je de gelegenheid om je wat makkelijker in te halen.

    Je krijgt hier weer te maken met -tegenliggers in de vorm van fieti bromfietsers en aan hen gelijkgestel-de bestuurders.

    Er wordt nu een scheiding gemaakt voor verkeer in verschillende richtin-gen. Hiermee verkrijgt men een vlot-tere doorstroming van het verkeer

    Zorg ervoor d a t j e niet op het laatste moment moet kiezen waar je moet gaan staan. Wees op t i jd.

    De tweede versnelling is de ideale versnelling voor het nemen van bochten. Je voorkomt nu dat je de bocht te hard neemt en daardoor gevaar of hinder op het kruispunt veroorzaakt.

    Moet ik voorrang verlenen? Verleent men mij voorrang? Controleer of je rechtdoorgaand

    verkeer voor moet laten gaan (art 18 RW) + art 18 lid 2 kortste bocht voor langste bocht, ook bij fietsers! voor laten gaan.

    Bij het links afslaan steekje het lin-kerweggedeelte over Het is van het grootste belang dat je goed d e snel-heid van je tegenliggers inschat, zodat je niet voor problemen komt te staan.

    Bestuurders die op het kruispunt rechtsaf slaan moe t j e ook voor laten gaan.

    Kijk links de weg in of er geen obstakels zijn waardoor je op het kruispunt stil komt te staan, i goed de weg in die je inslaat ... verband met inhaalmanoeuvres.

  • 6 Insturen.

    7 lets gas geven.

    8 Terugsturen.

    9 Kijken.

    10 Snelheid aanpassen

    Naar links.

    Met rechtervoet, geleidelijk.

    Naar rechts, to t de wielen recht zijn.

    Voor, binnenspiegel, linkerbuitenspie-gel.

    Aan overige verkeer

    Op een dusdanig tijdstip d a t j e weer zo veel mogelijk rechts op de inge-slagen weg uitkomt.

    Je gaat dan met een trekkende motor door de bocht.

    Als je niet op tijd terugstuurt, geeft dat een slingerig weggedrag.

    Je bent een nieuwe weg ingeslagen, dus controleer goed de situatie voor en achter je.

  • Edu 'Actief

  • Edu 'Actief

  • I i MiJTTTTI,

    I I

    gele n

    r

    Snelheid

    Voorsorteren

    Richting aangeven

    uITia^NutKU

  • Invoegen op een auto(snel)weg

    Wat (belangrijke stap) Hoe (kritiek punt)

    1 Herkennen autoweg autosnelweg.

    A.h.v. verkeerstekens kun je het ver-schil maken tussen de autoweg en de autosnelweg.

    2 Snelheid maken.

    3 Kijken.

    Probeer met een zodanige snelheid in te voegen da t j e de bestuurders op de hoofdrijbaan niet hindert.

    Binnenspiegel, linkerbuitenspiegel, links naast.

    4 Richting aangeven. Naar links.

    Invoegen. Vlot invoegen, maar geleidelijk naar links.

    Motivatie (waarom)

    De maximumsnelheid verschilt.

    Tevens kom je op een autosnelweg geen kruispunten op gelijk niveau tegen, dus het verkeersbeeld zal wat rustiger zijn.

    Als je invoegt met dezelfde snelheid die de bestuurders op de hoofdrij-baan op dat moment hebben, kun je zonder probleem naar links opschui-ven.

    Wees ervan doordrongen dat ' bestuurders die al op de auto(snel)weg rijden, voorrang genie-ten. Controleer ook zeer goed je dode hoek, zodat je niet voor verras-singen komt te staan.

    Je moe t je voornemen to t invoegen kenbaar maken aan de bestuurders die al op de auto(snel)weg rijden, maar ook aan bestuurders die even-tueel achter je rijden.

    Vlot invoegen. De bestuurders achter je willen ook invoegen. Zorg ervoor d a t j e vlot invoegt, want voor je het weet rijdt men naast je.

    Zorg ervoor dat je geleidelijk opschuift naar links. Overhaastige stuurbewegingen brengen schn| ties met zich mee bij de overige bestuurders.

    Ibrf

  • Berijden van een auto(snel)weg

    Wat (belangrijke stap) Hoe (kritiek punt)

    1 Maximumsnelheid. Geleidelijk te regelen.

    2 Kijktechniek. Afwisselend ver voor je uit en circa vier auto's voor je. Niet alleen datge-ne wat op de rijbaan gebeurt maar ook de omgeving daarvan zoals: vluchtstrook deel van de berm omgeving in-/uitvoegstroken.

    3 Afstand houden. De afstand die je houdt moet je combineren met de snelheid die je rijdt. Denk aan de twee-secondenregel.

    4 Inhalen. Deze handeling voor wat betreft de techniek hetzelfde aanhouden als het links afslaan. Alleen geleidelijk opschuiven naar links.

    5 Terugkomen naar rechts. Als dit veilig kan: eerst kijken binnenspiegel, rech-

    tersplegel, rechterschouder richting aangeven naar rechts. Rustig naar rechts opschuiven.

    Motivatie (waarom)

    Rijdt met een constante snelheid en houd je aan de maximum snelheid die ter plaatse geldt; dat doen de overige bestuurders ook. Je werkt hierdoor mee aan verkrijgen van een rustig verkeersbeeld.

    Alleen met deze manier van kijken kun je ten alle tijde alert zijn en snel reageren bij onverwachte gebeurte-nissen zoals: plotseling remmen voor je mist regen gladheid werk aan de weg.

    Houd voldoende afstand om de auto to t stilstand te kunnen brengen over een afstand waarover de weg vrij en te overzien is.

    De kijktechniek en richting aangeven moeten ti jdig geschieden. Bij het kij-ken moe t j e goed de snelheid van de reeds inhalende bestuurders inschat-ten.

    Je komt pas terug naar rechts als de door jou ingehaalde auto niet meer te dichtbij is. Hiermee voorkom je dat de bestuurder schrikt omdat je in een keer voor z'n neus zit.

    Edu 'Actief [bri

  • Uitvoegen van auto(snel)weg

    Wat (belangrijke stap)

    1 Kijken.

    2 Richting aangeven.

    Hoe (kritiek punt)

    Binnenspiegel, voor, rechtersplegel, rechterschouder

    Naar rechts circa 300 m voor de uit-voegstrook begint.

    Motivatie (waarom)

    Informatie opdoen over de situatie achter je.

    Kijk voor je naar de borden die rich-ting aangeven, zodat je op t i jd kunt gaan rijden waar je moet rijden.

    Je maakt je voornemen tot uitvoegen ti jdig kenbaar aan de achteropko-mende bestuurders.

    3 Uitvoegen.

    4 Gedrag op gecombineerde in- en uitvoegstrook.

    Zodra de uitvoegstrook begint, gelei-delijk doch vlot opschuiven en de uit-voegstrook volgen.

    Als je deze strook blijft volgen, geef je richting aan naar rechts.

    Je geeft hiermee de bestuurders op de auto(snel)weg de gelegenheid om je gemakkelijker in te halen. Je mag nu op de uitvoegstrook rustig je ' " ^ ' l -heid gaan verminderen. Daar hii je nu niemand meer mee.

    Om duidelijkheid te verschaffen welke richting je gaat volgen.

    Als je invoegt geef je ti jdig richting Idem. aan naar links.

    Je laat de bestuurders die uitvoegen voorgaan en sluit achter hen aan.

    De gedragingen op de in-/uitvoeg-strook moeten ondergeschikt geplaatst worden aan gedrag op de auto(snel)weg.

    [bri Edu 'Actief

  • Inhalen

    Wat (belangrijke stap)

    1 Kijken.

    Hoe (kritiek punt)

    Voor, binnenspiegel, linkerbuitenspie-gel, links naast.

    Motivatie (waarom)

    Voor: om te kijken of de weg over voldoende afstand vrij is. Binnenspiegel: om te kijken of be-stuurders achter je niet zijn begon-nen om jou in te halen. Linker buitenspiegel: om te kijken of bestuurders jou niet aan het inhalen zijn. Links naast: om de dode hoek schuin links achter de auto te controleren.

    2 Richting aangeven.

    .laalmanoeuvre beginnen.

    Naar links.

    vlot naar links opschuiven het in te halen voertuig zo snel

    mogelijk inhalen.

    Hiermee geef je te kennen d a t j e straks gaat opschuiven naar links.

    Hoe korter de inhaalmanoeuvre duurt des te minder gevaar kan hij opleveren voor de medeweggebrui-ker

    4 Kijken.

    5 Richting aangeven.

    6 Terugkomen naar rechts.

    Binnenspiegel, rechtersplegel en over rechterschouder

    Naar rechts.

    Vlot doch vloeiend.

    Controleer of je je veilig naar rechts kunt verplaatsen.

    Hiermee geef je te kennen da t j e straks gaat opschuiven naar rechts.

    Om de juiste plaats op de rijbaan in te nemen.

    Edu 'Actief [bri

  • Ingehaald worden

    Wat (belangrijke stap)

    Ook als we ingehaald worden is het opletten geblazen!

    1 Kijken.

    Hoe (kritiek punt)

    Rondom de auto blijven controleren.

    2 Eventueel dreigend gevaar opheffen.

    3 Snelheid vasthouden.

    Snelheid verminderen, uitwijken, stoppen.

    IVIotivatie (waarom)

    Een inhaalmanoeuvre van iemand anders kan gevaar opleveren voor het tegemoetkomende verkeer Als je wordt ingehaald, moet je in zo'n geval reageren om de gevaarlijke situatie op te heffen.

    Ondanks dat deze handelingen niet meer in de wet beschreven zijn, blijft het natuurlijk van het grootste belang dat we ons defensief blijven opstellen.

    ( Wanneer we als we ingehaald wor-den snelheid gaan vermeerderen, duurt de inhaalmanoeuvre nog lan-ger, met nog meer kans op gevaar of hinder voor andere weggebruikers.

    Edu 'Actief

  • Voorbijgaan

    W a t (belangrijke stap)

    W e spreken van voorbijgaan als we e e n geparkeerd voertuig, een op de w e g geplaatste container, een op de w e g geplaatst hek in verband met w e g reparaties of een ander voor-w e r p dat zich op de rijbaan bevindt en d a t niet dee neemt aan het nor-m a l e wegverkeer passeren.

    R ich t ing aangeven.

    Hoe (kritiek punt)

    Zoals reeds besproken. (H.A. inhalen)

    Motivatie (waarom)

    NOOT: als in bepaalde situaties de beschikbare ruimte beperkt is, zal gekozen moeten worden voor een lage to t zeer lage snelheid. Houd bij het voorbijgaan ook zeer goed een eventueel aan de linkerzij-de van de rijbaan gelegen fiets-strook, fietspad, voetpad of trottoir in de gaten, want bij het voorbijgaan kom je misschien op een van die weggedeeltes terecht.

    Als het voorbijgaan een belangrijke zijdelingse verplaatsing met zich meebrengt.

    LET OP: het voorbijgaan lijkt zo gemakkelijk, maar toch worden er veel fouten mee gemaakt. Met name het kijken is zeer belang-rijk, want meestal kom je bijna to t stilstand en dat betekent dat het langzame verkeer je aan alle kanten voorbijkomt, vaak zowel links als rechts.

    Ook het gebruik van de richtingaan-wijzer is belangrijk, niet alleen voor jezelf, maar ook om duidelijkheid te verschaffen voor de bestuurders ach-ter je.

    Edu 'Actief

  • Tegemoetkomen

    Wat (belangrijke stap)

    1 Ruimte tussen jouw auto en die van de tegenligger moet voldoen-de zijn om elkaar zonder gevaar of hinder te passeren.

    Hoe (kritiek punt)

    Door t i jdig snelheid te verminderen en eventueel op te schuiven naar rechts. Het kan zelfs voorkomen dat we door ruimtegebrek zullen moeten stoppen.

    2 Uitwijken. Indien nodig zo veel mogelijk naar rechts.

    Motivatie (waarom)

    Het is van het grootste belang dat deze handelingen op t i jd geschie-den. Kijk dus altijd zo ver mogelijk vooruit om een tegenligger zo snel mogeli jk te onderkennen en te reageren.

    Een belangrijk punt is dat we bij het uitwijken altijd goed rekening hou-den met eventuele fietsers, bromfiet-sers en voetgangers en dergelijke Als je uitwijkt naar rechts kan namelijk op dat moment een van deze wegge-bruikers naast je aanwezig zijn.

    ibri Edu 'Actief

  • Ruimte voor notities:

    Edu 'Actief

  • Rotondes (algemeen) + gedrag 1/4 rond

    Bij nadering van rotondes moet Fiet handelen en kijken overeenkomen met die van nadering van kruisingen en split-singen van wegen.

    Let wel: Een rotonde ligt er meestal niet voor niets, dit is meestal een druk punt. Tijdig informatie opdoen over de vorm en inrichting van de rotonde is alleen maar makkelijker voor het goed en veilig berijden van de rotonde.

    1 Gedrag bij nadering en berijden voor 1/4 rond. Zowel kijken als handelen zijn gelijk aan het rechts afslaan (zie H.A. rechts afslaan).

    Noot: verkeer dat de rotonde blijft volgen, wordt beschouwd als rechtdoorgaand verkeer op dezelfde weg en moet voorrang krijgen!

    Zie tekst '!et o p ' pagina's; opgenomen vr het hoofdstuk RW.

    ibri Edu 'Actief

  • Rotondes 1/2 rond

    Wat (belangrijke stap)

    1 Naderen.

    2 Berijden.

    3 Afrijden.

    Hoe (kritiek punt)

    Rechter-, middelste rijstrook.

    Na 1/4 rond richting aangeven en naar de rechter rijstrook gaan. Goede kijktechniek toepassen.

    Tijdig meesturen en zeer goed kijken.

    IVIotivatie (waarom)

    Plaats op de weg nu vast kiezen als voorbereiding bij het verlaten van de rotonde.

    Deze handelingen als voorbereiding voor het verlaten van de rotonde. Denk aan het rechts inhalen (art. 48 RW).

    Voorkom dat je een te ruime bocht maakt, schat je bocht dus goed in want die is vaak verrader-lijk scherp.

    Denk aan het verkeer dat de rotonde blijft volgen.

  • Rotondes 3/4 rond

    Wat (belangrijke stap)

    1 Naderen.

    2 Berijden.

    3 Afri jden.

    Hoe (kritiek punt)

    De voor jou geldende rijstrook kie-zen.

    Richtingaanwijzer uit zodra je op de rotonde rijdt. Na 1/2 rond doorgaan naar rechter-rijstrook.

    idem 1/4 en 1/2 rond.

    Motivatie (waarom)

    Meest ideale positie om de rotonde op te rijden. Je hebt nu geen hinder van bestuurders die 1/4 of 1/2 rond rijden.

    Denk aan goede kijktechniek in ver-band met rechts inhalen op de roton-de. Ook ervoor zorgen dat de rich-tingaanwijzer op t i jd aangaat. Let op: twee keer verplaatsen is twee keer kijken.

    i

    [bri fffIfMf

  • [bri Edu 'Actief