Habitattype bijlage 1 EU-Habitatrichtlijn) Resultaten ......PowerPoint-presentatie Author: LEYSSEN,...

1
S… iiiiiiiiiiiiiiiiii Habitattype 3260 (bijlage 1 EU-Habitatrichtlijn) ‘submontane en laaglandrivieren met vegetaties behorende tot het Ranunculion fluitantis en het Callitricho-Batrachion’: watervegetaties met waterranonkels of bepaalde sterrenkrozen en fonteinkruiden verspreiding: Kempen, leemstreek, zandig Vlaanderen Threshold Indicator Taxa ANalysis (Baker & King 2010) berekent de respons van de soortensamenstelling op een gradiënt en geeft de drempelwaarde waarop gevoelige soorten het sterkst afnemen (z-) of toenemen (z+) -4 6 -4 4 EGVp90 O2verz TP helling as 1 (eigenwaarde 0,28, 15,2% soorten, 71,0% soort.-omg.) as 2 (eigenw. 0,12, 6,3% soorten, 29,0% soort.-omg.) -0.4 1.0 -1.0 1.0 alism-sp apiumnod berulere biden-sp calliham ceratdem enter-sp filamalg fontiant galiupal glyceflu groenden hydrcran lemnamis ludwigra luronnat lycopeur menthaqu myosol-c myososco myrioaqu myriover phalaaru phragaus persihyd potamber potamcri potamnat potamobt stuckpec potamper potamtri ranunaqu ranunbat ranunpel roripamp nastumic nastuoff sagitsag spargeme spargere stelluli veronana veronbec Cl EGV NO3p90 pHp90 breedte afstand bron IL as 1 (eigenwaarde 2,1, 3,5% soorten, 33,9% soort.-omg.) as 2 (eigenwaarde 0,13, 2,3% soorten, 21,7% soort.-omg.) TP ranunflu " 1 groep 1 Gegevens vegetatieopnames; 3 groepen abiotische gegevens: fysisch-chemische kwaliteit (VMM) morfologie (INBO, VMM) aangrenzend landgebruik 500 m stroomopwaarts (meerdere bufferbreedtes; INBO, Gobin et al. 2009) Leyssen An & Denys Luc [email protected] Standplaatsvereisten voor het rivierhabitattype 3260 in Vlaanderen echte waterplanten afwezig met echte waterplanten maar geen habitattype 3260 met kenmerkende soorten van habitattype 3260 kenmerkende soorten van het habitattype overige soorten drempel- waarde normen voor goede ecologische toestand (Kaderrichtlijn Water) ≤ grote beek kleine rivier ≥ grote rivier EGV (μS/cm; 90%) 465 600 600 1000 nitraat-N (mg/L; 90%) 3,85 10 5,65 5,65 oPO 4 (mg P/L; gem) 0,111 0,07 (Kempen) 0,10 (niet-Kempen) 0,12 0,14 Doel onderzoek -- Welke omgevingskenmerken bepalen het voorkomen van habitattype 3260 t.o.v. andere vegetaties? inzicht in de voorwaarden voor een goede staat van instandhouding & herstel, potentiële verspreiding Besluit fysische kenmerken van de waterloop bepalen vooral soortensamenstelling habitat 3260 geassocieerd met eerder beperkte mate van nutriëntenbelasting geen verband met aangrenzend landgebruik: relaties zijn ruimtelijk complex met uitzondering van nitraat laat het behalen van de milieukwaliteitsnormen de aanwezigheid van HT 3260 in kleinere waterlopen toe voor nitraat zijn lagere waarden vereist Kennislacunes invloed van beheer (ruimingen) en ruimtelijke connectiviteit: analyse vergt geïntegreerde data goed ontwikkelde habitatlocaties zijn schaars; hoeveel strenger zijn grenswaarden voor een goede staat van instandhouding ? analyse van langere tijdreeksen kan betere inzichten geven; monitoring voor Kaderrichtlijn Water + Habitatrichtlijn afstemmen! Resultaten Relatie soortensamenstelling - omgeving (Canonical Correspondence Analysis) Onderscheid tussen habitattype 3260 en andere waterloopvegetaties (Canonical Variate Analysis) Grenswaarden voor habitattype 3260? Baker & King 2010. A new method for detecting and interpreting biodiversity and ecological community thresholds. Methods in Ecology and Evolution 1: 25-37. Gobin et al. 2009. Landgebruik in Vlaanderen: wetenschappelijk rapport - MIRA 2009 en NARA 2009. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2009(20). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel. schaduw → kenmerkende soorten van het habitattype zijn geassocieerd met lagere ionenconcentraties en minder nutriënten → soortensamenstelling van habitat hangt af van beddingbreedte en afstand tot bron → habitatlocaties niet scherp abiotisch afgelijnd → habitattype geassocieerd met lagere fosforconcentraties → geen verband met aangrenzend landgebruik stroomopwaarts IL: intensiteit landgebruik (passief) N=122 grote symbolen tonen zwaartepunt N=122 Voornaamste abiotische verschillen beduidende afname gevoelige soorten in een smal bereik → EGV- en nitraatnormen voor goede ecologische toestand: onvoldoende →orthofosfaatnormen kleinere waterlopen: voldoende; normen grotere waterlopen min of meer voldoende

Transcript of Habitattype bijlage 1 EU-Habitatrichtlijn) Resultaten ......PowerPoint-presentatie Author: LEYSSEN,...

Page 1: Habitattype bijlage 1 EU-Habitatrichtlijn) Resultaten ......PowerPoint-presentatie Author: LEYSSEN, An Created Date: 9/19/2013 2:39:05 PM ...

S… iiiiiiiiiiiiiiiiii

Habitattype 3260 (bijlage 1 EU-Habitatrichtlijn)

• ‘submontane en laaglandrivieren met vegetaties

behorende tot het Ranunculion fluitantis en het

Callitricho-Batrachion’: watervegetaties met

waterranonkels of bepaalde sterrenkrozen en

fonteinkruiden

• verspreiding:

Kempen,

leemstreek,

zandig Vlaanderen

Threshold Indicator Taxa ANalysis (Baker & King 2010) berekent de

respons van de soortensamenstelling op een gradiënt en geeft de

drempelwaarde waarop gevoelige soorten het sterkst afnemen (z-) of

toenemen (z+)

-4 6

-44

EGVp90

O2verz

TP

helling

as 1 (eigenwaarde 0,28, 15,2% soorten, 71,0% soort.-omg.)

as 2

(e

igenw

. 0,1

2, 6

,3%

so

ort

en,

29,0

% s

oo

rt.-

om

g.)

-0.4 1.0

-1.0

1.0

alism-sp

apiumnod

berulere

biden-sp

calliham

ceratdem

enter-sp

filamalgfontiant

galiupal

glyceflu

groenden

hydrcran

lemnamis

ludwigra

luronnat

lycopeur

menthaqu

myosol-c

myososco

myrioaqu

myriover

phalaaru

phragauspersihyd

potamber

potamcri

potamnat

potamobt

stuckpec

potamper

potamtri

ranunaqu

ranunbat

ranunpel

roripamp

nastumic

nastuoff

sagitsag

spargeme

spargere

stelluli

veronana

veronbec

Cl

EGV

NO3p90

pHp90

breedte

afstand bron

IL

as 1 (eigenwaarde 2,1, 3,5% soorten, 33,9% soort.-omg.)

as 2

(eig

enw

aard

e 0

,13

, 2,3

% s

oo

rte

n, 2

1,7

% s

oort

.-om

g.)

TP

ranunflu

"

1

groep 1

Gegevens

vegetatieopnames; 3 groepen

abiotische gegevens:

• fysisch-chemische kwaliteit (VMM)

• morfologie (INBO, VMM)

• aangrenzend landgebruik 500 m stroomopwaarts (meerdere

bufferbreedtes; INBO, Gobin et al. 2009)

Leyssen An & Denys Luc

[email protected]

Standplaatsvereisten

voor het rivierhabitattype 3260 in Vlaanderen

echte waterplanten afwezig

met echte waterplanten maar

geen habitattype 3260

met kenmerkende soorten van

habitattype 3260

kenmerkende soorten van het habitattype

overige soorten

drempel-waarde

normen voor goede ecologische toestand (Kaderrichtlijn Water)

≤ grote beek kleine rivier ≥ grote rivier

EGV (µS/cm; 90%)

465 600 600 1000

nitraat-N (mg/L; 90%)

3,85 10 5,65 5,65

oPO4

(mg P/L; gem) 0,111

0,07 (Kempen)

0,10 (niet-Kempen) 0,12 0,14

Doel onderzoek -- Welke omgevingskenmerken bepalen het voorkomen van habitattype 3260 t.o.v. andere vegetaties? inzicht in de voorwaarden voor een goede staat van instandhouding & herstel, potentiële verspreiding

Besluit

• fysische kenmerken van de waterloop bepalen vooral soortensamenstelling

• habitat 3260 geassocieerd met eerder beperkte mate van nutriëntenbelasting

• geen verband met aangrenzend landgebruik: relaties zijn ruimtelijk complex

• met uitzondering van nitraat laat het behalen van de milieukwaliteitsnormen de aanwezigheid van HT 3260 in kleinere waterlopen toe

• voor nitraat zijn lagere waarden vereist

Kennislacunes

• invloed van beheer (ruimingen) en ruimtelijke connectiviteit: analyse

vergt geïntegreerde data

• goed ontwikkelde habitatlocaties zijn schaars; hoeveel strenger zijn

grenswaarden voor een goede staat van instandhouding ?

• analyse van langere tijdreeksen kan betere inzichten geven;

monitoring voor Kaderrichtlijn Water + Habitatrichtlijn afstemmen!

Resultaten

Relatie soortensamenstelling - omgeving (Canonical Correspondence Analysis)

Onderscheid tussen habitattype 3260 en andere

waterloopvegetaties (Canonical Variate Analysis)

Grenswaarden voor habitattype 3260?

Baker & King 2010. A new method for detecting and interpreting biodiversity and ecological community thresholds. Methods in Ecology and Evolution 1: 25-37.

Gobin et al. 2009. Landgebruik in Vlaanderen: wetenschappelijk rapport - MIRA 2009 en NARA 2009. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2009(20). Instituut voor Natuur- en

Bosonderzoek, Brussel.

schaduw

→kenmerkende soorten van

het habitattype zijn

geassocieerd met lagere

ionenconcentraties en

minder nutriënten

→soortensamenstelling van

habitat hangt af van

beddingbreedte en afstand

tot bron

→habitatlocaties niet scherp

abiotisch afgelijnd

→habitattype geassocieerd met

lagere fosforconcentraties

→geen verband met aangrenzend

landgebruik stroomopwaarts

IL: intensiteit landgebruik (passief) N=122

grote symbolen tonen zwaartepunt N=122

Voornaamste abiotische verschillen

beduidende afname gevoelige soorten in een smal bereik

→EGV- en nitraatnormen voor goede ecologische toestand:

onvoldoende

→orthofosfaatnormen kleinere waterlopen: voldoende; normen grotere

waterlopen min of meer voldoende