H180 binnen GEO FIN

68
Deel 1 van Eurocode 7 gereed voor gebruik Kunstmatige eilanden in de Kaspische zee onder ijsbelasting De intrinsieke tijd in het Isotachenmodel Statistiek bij regionale proeven- verzamelingen Europese uitvoeringsnorm grondankers (NEN-EN 1537) nader belicht Dossier Water: VNK-2 brengt overstromings- risico in kaart 12 E JAARGANG NUMMER 1 JANUARI 2008 inclusief GEO kunst pag. 53 – 63

Transcript of H180 binnen GEO FIN

Page 1: H180 binnen GEO FIN

Deel 1 van Eurocode 7 gereed voor gebruik

Kunstmatige eilanden in de Kaspische zee onder ijsbelasting �

De intrinsieke tijd in het Isotachenmodel

Statistiek bij regionale proeven-verzamelingen

Europese uitvoeringsnorm grondankers (NEN-EN1537) nader belicht

Dossier Water: VNK-2brengt overstromings-risico in kaart

12 E J A A R G A N GN U M M E R 1J A N U A R I 2 0 0 8

inclusief

G E Okunstpag. 53 – 63

Page 2: H180 binnen GEO FIN
Page 3: H180 binnen GEO FIN

Het nummer dat voor u ligt is het eerstenummer van 2008. Dit kan met recht eenspeciaal nummer genoemd worden.

Na 11 jaar heeft ir. G. Hannink afscheidgenomen als hoofdredacteur van ons vakblad.Geerhard is vanaf het prilste begin betrokkenbij ons vakblad. Vanaf dit begin heeft het vak-blad Geotechniek zich een belangrijke plaatsverworven in Nederland en Vlaanderen, en isgeworden tot een medium waarin project-ervaring wordt uitgewisseld, noviteiten onderde aandacht worden gebracht, en aanzettentot discussies worden gegeven. Dit zijnimpulsen die hebben bijdragen aan dekwaliteit en het aanzien van ons vakgebied.Hier kunnen wij met z’n allen trots op zijn.

Namens de redactieraad en lezers wil ikGeerhard bedanken voor zijn enorme inzet enverdienste voor de Nederlandse en Vlaamsegeotechniek. Vanaf deze plaats wil ik ook zijnvrouw bedanken. Zij heeft haar man de afgelopen11 jaar heel wat avondjes moeten missen,omdat hij zich voor ons inspande!

Ons blad zal zich moeten blijven ontwikkelen,om zijn plaats te behouden én verder uit tebouwen. Zoals u ziet is de lay-out aangepast.Het goed is om het blad een moderne enherkenbare uitstraling te laten behouden.

Samen met een digitaal medium kunnen webeter inspringen op maatschappelijk relevantethema’s. Er wordt daarom gedacht over eenmogelijke koppeling van het blad met de website www.geonet.nl. Door het papierenmedium te koppelen aan het digitale mediumontstaan mogelijkheden, die anders buitenons bereik zouden blijven. Te denken valt aande mogelijkheid van het downloaden van artikelen, achtergronden bij artikelen en software.

Geotechnische onderwerpen zijn vaak in hetnieuws, vaker dan we soms denken. Bijvoor-beeld met een file door een ondergelopenweg. Of met een groots idee van tulpvormigeeilanden in de Noordzee.Het zou prachtig zijn wanneer we hierover op de website wat meer informatie zoudenkunnen vinden, waarna we in ons blad watdieper op de materie ingaan. Zo kan hetaantrekkelijk worden voor onze nationale pers om ook bij ons informatie in te winnen.

Daarnaast biedt koppeling met een digitaalmedium mogelijkheden tot discussie. Zo zouden opiniërende stukken in het vakbladkunnen leiden tot discussie via de website.

Zo ver als hier geschetst zijn we uiteraard nogniet. En er zitten ongetwijfeld nog veel haken en ogen aan de bovenstaande ideeën. Maar het is goed om te dagdromen, want alleen op dezemanier kunnen we verder komen.

Met ingang van dit nummer treed ik op als voor-zitter van de redactieraad. Daarom wil ik mezelfkort voorstellen. Ik ben in 1996 afgestuurd alsciviel ingenieur aan de TU Delft. Hierna ben ikgepromoveerd op de implementatie van geavan-ceerde grondmodellen in een eindige elementenomgeving. Vervolgens ben ik de adviespraktijkingegaan. Ik benwerkzaam bij hetIngenieursbureauvan Gemeente-werken Rotterdam,van waaruit ik bengedetacheerd aande TU Delft. Ik geef daar tweemastervakken bin-nen de vakgroepGeo-Engineering,over eindigeelementen en deeindige elemen-tenmodellering van geotechnische problemen.Deze tweepoot, enerzijds de adviespraktijk enanderzijds onderzoek/ onderwijs, brengt voor-delen met zich mee. Deze kunnen de kwaliteitvan ons blad ten goede komen.

Ik wens u veel leesplezier met dit eerste nummervan 2008. Door omstandigheden heeft dit nummer een relatief hoog theoretisch gehalte.Wij doen echter ons best u in de toekomst eengoede mix van ervaring, praktijk en theorie voorte schotelen.Zoals altijd zijn uw initiatief en input hierbijnodig. Wij hopen daarom op uw betrokkenheid te mogen blijven rekenen.

Dr. ir. O.M. HeeresVoorzitter van de redactieraad

R.P.H. DiederiksUitgever

Colofon

Geotechniek is een informatief/promotioneel onafhankelijk vaktijdschrift dat beoogt kennis en ervaring uit te wisselen, inzicht te bevorderen en belangstelling voor het gehele geotechnischevakgebied te kweken.

Geotechniek, jaargang 12Nummer 1 – januari 2008

UitgaveUitgeverij Educom BVMathenesserlaan 3473023 GB RotterdamTel. 010 - 425 6544Fax 010 - 425 7225E-mail [email protected]

Uitgever/bladmanagerRobert Diederiks

RedactieraadAlboom, ir. G. vanBarends, prof. dr. ir. F.B.J.Berg, dr. ir. P. van denBrinkgreve, dr. ir. R.B.J.Brok, ing. C.A.J.M.Brouwer, ir. J.W.R.Calster, ir. P. vanDalen, ir. J.H. vanDeen, dr. J.K. vanDiederiks, R.P.H.Eijgenraam, ir. A.A.Graaf, ing. H.C. van de Heeres, dr. ir. O.M.Jonker, ing. A.

RedactieBerg, dr. ir. P. van denBrouwer, ir. J.W.R.Diederiks, R.P.H.

LezersserviceAdresmutaties doorgeven via ons e-mailadres:[email protected]

© Copyrights Uitgeverij Educom BV - januari 2008

Niets uit deze uitgave mag worden geproduceerd

door middel van boekdruk, foto-offset, fotokopie,

microfilm of welke andere methode dan ook,

zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.

© ISSN 1386 - 2758

GEOtechniek – januari 2008 1

Van de redactieraad

Kant, ing. M. deKooistra, mw. ir. A.Lange, drs. G. deMathijssen, ir. F.A.J.M.Schippers, ing. R.J.Schouten, ir. C.P.Seters, ir. A.J. vanSmienk, ing. E.Stam, ir. J.L.Thooft, dr. ir. K.Tigchelaar, ir. J.Veenstra, ing. R.Vos, mw. ir. M. deWibbens, G.

Heeres, dr. ir. O.M.Kant, ing. M. deThooft, dr. ir. K.

Page 4: H180 binnen GEO FIN

vaca

ture

s

Page 5: H180 binnen GEO FIN

Fugro verzamelt en interpreteert gegevens over het aardoppervlak en de (zee)bodem en geefthierop gebaseerde adviezen voornamelijk voor de olie en gas industrie, mijnbouw en bouw. In hetverlengde hiervan levert Fugro aanverwante diensten, waaronder nauwkeurige plaatsbepaling, hettesten van bouwmaterialen, reservoir engineering en datamanagement. De groep is vertegen-woordigd in meer dan 50 landen en heeft circa 11.000 werknemers.

Fugro Ingenieursbureau B.V.Houdt zich binnen de Fugro groep bezig met onderzoek en advies op het gebied van geotechniek, civiele techniek,geohydrologie en materiaalkunde. De activiteiten in Nederland worden door ca. 270 medewerkers vanuit diverseregionale kantoren uitgevoerd. Enerzijds kent het ingenieursbureau een regiostructuur waarbij kennis van de specifiekelocale bodemgesteldheid wordt gekoppeld aan directe contacten met onze opdrachtgevers. Anderzijds kennen wij eenaantal gespecialiseerde centrale afdelingen op het gebied van infrastructuur, waterbouw, geohydrologie en geomoni-toring. Vanuit deze afdelingen wordt vooral landelijk gewerkt en worden ook de regionale kantoren ondersteund.

Ons Materiaalkundig Laboratorium in Arnhem is op zoek naar een:

Projectleider / Kwaliteitsmanager (m/v)Functie:In deze functie stel je offertes en onderzoeksplannen op en adviseer je op basis van laboratoriumresultaten. Het werk-gebied varieert tussen kwaliteitscontrole in de GWW Sector, controles van afdichtingsconstructies en geotechnischonderzoek. Daarnaast wordt een bijdrage verwacht aan het kwaliteitssysteem. Door 'learning on the job' en 'state ofthe art' projecten verdiep je je in het vakgebied. De Fugro adviseur begeleidt het hele traject van een project, vanaf deofferte, aansturing van veld- en laboratoriumwerk, advisering, rapportage tot en met de financiële afhandeling. Veelvuldigcontact met de opdrachtgever staat daarbij centraal.

Informatie over de afdeling:Het laboratorium is sinds juli 1992 geaccrediteerd voor een groot aantal proeven op (wegen)bouwmaterialen engrond en beschikt over moderne en uitstekend geoutilleerde laboratoria te Arnhem en Leidschendam.

De kernactiviteiten van het laboratorium zijn: • geotechnisch laboratoriumonderzoek; • asfalt- en funderingsonderzoek op het gebied van de weg- en waterbouw; • projectbegeleiding en kwaliteitsborging ten behoeve van G.W.W.-sector en afdichtingsconstructies; • kwaliteitscontrole van primaire en secundaire bouwstoffen; • advisering m.b.t. kwaliteitsborging, toepassing van bouwstoffen en dimensioneren van verhardingen.

Functie eisen:Wij zijn op zoek naar een enthousiaste collega op HBO niveau, met een civieltechnische achtergrond en interesse in enaffiniteit met kwaliteit en kwaliteitssystemen. Je bent communicatief vaardig, service gericht en in staat om een goedeinhoudelijke bijdrage te leveren aan onze projecten. Je bent in het bezit van een rijbewijs B en woonachtig in de directeomgeving van Arnhem of bereid tot verhuizen.

Wij bieden:Naast een marktconform salaris en goede secundaire arbeidsvoorwaarden, bieden wij een uitdagende en afwisselendefunctie, een prettige en collegiale werksfeer, ruimte voor eigen initiatieven en mogelijkheden om door te groeien binnende Fugro-organisatie. Fugro biedt je de mogelijkheid om veel kennis op te doen op het gebied van geo-disciplines.En je wordt snel zelfstandig verantwoordelijk voor projecten.

Sollicitatie en procedure:Wij verzoeken je binnen 14 dagen na plaatsing van deze advertentie schriftelijk te reageren. Stuur een sollicitatie-brief met CV naar: Fugro Ingenieursbureau B.V., Postbus 63, 2260 AB Leidschendam, t.a.v. afdeling personeels-zaken. Via e-mail kunt u ook solliciteren: [email protected]. Voor meer informatie over deze functie kunt u contact opnemen met de heer S. O’Hagan, tel. 026 - 3643 643.

Page 6: H180 binnen GEO FIN

Een betrokken ingenieur ! T&E Consult bv Adres : Postbus 1025 PC : 3600 BA Maarssen Tel. : 030 248 6233 Fax : 030 248 6666 Web : www.teconsult.nl E-mail : [email protected]

BBeenn JJIIJJ ddee pprraakkttiijjkkggeerriicchhttee GGeeootteecchhnniiccuuss?? En spreekt onderstaande jou aan? Functie-inhoud: Functie-eisen:

- HBO Civiele Techniek (constructieve afstudeerrichting met - het in multidisciplinaire teams bijdragen aan het ontwerp van diverse geotechnische constructies w.o. kerende geo- en funderingstechnische vakken) of TU (Masteropleiding

constructies, funderingen en grondlichamen Civil Engineering, variant Hydraulic and Geotechnical Engineering) - het (zelfstandig) uitvoeren van diverse geotechnische - enkele jaren ervaring in het vakgebied is een pré. Pas berekeningen t.b.v. het aanbiedings- en uitvoeringsproces, afgestudeerden worden ook uitgenodigd te reageren o.a. met de M-Serie programmatuur en met Plaxis - naast geotechnisch ook constructief inzicht hebben - bij voldoende ervaring als projectverantwoordelijke leiding - kennis van de voor het vakgebied relevante normen en geven aan kleine ontwerpteams richtlijnen - standplaats Utrecht en mogelijk ook elders op - gevolgde cursussen op het vakgebied is een pré projectbasis

Dan zien wij graag jouw reactie tegemoet via de post of e-mail !

Page 7: H180 binnen GEO FIN

www.uitgeverijeducom.nl

EDUCOM COMMUNICATIE

T 010 - 425 65 44

E [email protected]

Uitgeverij Educom

Bladen met inhoud

Page 8: H180 binnen GEO FIN

6 GEOtechniek – januari 2008

Veurse Achterweg 102264 SG LeidschendamTel. 070 - 311 13 33www.fugro.com

Kleidijk 353161 EK RhoonTel. 010 - 503 02 00 www.mosgeo.com

Galvanistraat 153029 AD RotterdamTel. 010 - 489 69 22www.gw.rotterdam.nl

Rijksstraatweg 22F2171 AL SassenheimTel. 071 - 301 92 51 www.geo-explorer.nl

Son: 0499 - 47 17 92Sliedrecht: 0184 - 61 80 10Hoofddorp: 023 - 565 58 78www.inpijn-blokpoel.com

Klipperweg 146222 PC MaastrichtTel. 043 - 352 76 09www.huesker.com

Gemeenschappenlaan 100B-1200 BrusselTel. 0032 2 402 62 11www.besix.be

Vlasweg 94782 PW Moerdijk Tel. 0168 - 38 58 85www.arcelorprojects.com

IJzerweg 48445 PK HeerenveenTel. 0513 - 63 13 55www.apvdberg.nl

De Holle Bilt 223732 HM De BiltTel. 030 - 220 78 02Fax 030 - 220 50 84

Mede-ondersteuners--------------------------

Plaxis BVPostbus 572, 2600 AN DelftTel. 015 - 251 77 20Fax 015 - 257 31 07www.plaxis.nl

Geomet BVPostbus 670, 2400 AR Alphen aan den RijnTel. 0172 - 44 98 22Fax 0172 - 44 98 23www.geomet.nl

Arcadis Infra BVPostbus 220, 3800 AE AmersfoortTel. 033 - 477 10 00Fax 033 - 477 20 00www.arcadis.nl

IFCO Funderingsexpertise BVLimaweg 17, 2743 CB WaddinxveenTel. 0182 - 646 646E-mail: [email protected] Vlinderweg 11, 1521 PS WormerveerTel. 075 - 6476300www.ifco.nl

Jetmix BVOudsas 11, 4251 AW WerkendamPostbus 25, 4250 DA WerkendamTel. 0183 - 50 56 66Fax 0183 - 50 05 25www.jetmix.nl

Vroom Funderingstechnieken B.V.Postbus 7, 1474 ZG OosthuizenTel. 0299 - 40 95 00Fax 0299 - 40 95 55www.vroom.nl

Arthe Civil & Structure BVPostbus 291, 3400 AG IJsselsteinTel. 030 - 638 45 54Fax 030 - 638 04 52www.arthecs.nl

Boskalis bv Natte en droge infrastructuur‘s-Gravenweg 399-405, 3065 SB RotterdamPostbus 4234, 3006 AE RotterdamTel. 010 - 28 88 777Fax 010 - 28 88 766www. boskalis.nl

SBRPostbus 1819, 3000 BV RotterdamKruisplein 25Q, 3014 DB RotterdamTel. 010-206 59 59Fax 010-413 01 75www.sbr.nl

INFRA Consult + Engineeringingenieursbureau van Ballast NedamPostbus 15553430 BN Nieuwegein Tel. 030 - 285 40 00www.icpluse.nl

Korenmolenlaan 23447 GG WoerdenTel. 0348 - 43 52 54www.vwsgeotechniek.nl

Postbus 55690 AA Son Ekkersrijt 33015692 CJ SonTel. 0499-486 486Fax 0499-486 666E-mail [email protected]

Zuidoostbeemster, Tel. 0299 - 433 316 Almelo: 0546 - 532 074 Oirschot: 0499 - 578 520www.lankelma.nl

Dywidag Systems InternationalIndustrieweg 25B-3190 BoortmeerbeekTel. +32 16 60 77 60Veilingweg 2NL-5301 KM Zaltbommel Tel. +31 418 578922www.dywidag-systems.com

Röntgenweg 222408 AB Alphen a/d RijnTel. 0172 - 427 800 Fax 0172 - 427 801www.geomil.nl

Postbus 10253600 BA MaarssenTel. 030-248 6233 Fax 030-248 6666E-mail [email protected]

Hoofdsponsor-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Sub-sponsors-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Stieltjesweg 22628 CK DelftTel. 015 - 269 35 00www.deltares.nl

Uitgeverij Educom BVMathenesserlaan 3473023 GB RotterdamTel. 010 - 425 65 44

Postbus 252963001 HG RotterdamE-mail: [email protected]

Geotechniek is een uitgave van

Page 9: H180 binnen GEO FIN

GEOtechniek – januari 2008 7

Geotechniek------------------------------------------------------------––––---------

1 Van de Redactieraad / Colofon8 Actueel

14 Agenda15 SBR Info17 CUR Info19 Technische Commissies

22 Deel 1 van Eurocode 7 gereed voor gebruikIr. G. Hannink / Ir. Drs. L.J. Buth / Ir. A.J. van Seters

28 Kunstmatige eilanden in de Kaspische zee onder ijsbelastingir. A.Lengkeek

34 De intrinsieke tijd in het Isotachenmodel dr.ir. E.J. den Haan

40 Statistiek bij regionale proevenverzamelingenE. Calle

46 Europese uitvoeringsnorm grondankers (NEN-EN 1537) nader belichting. R. J. Schippers

50 Dossier WaterIr. H. Stefess / ir. A.F. Kooij

52 Plaxis Info

53 Geokunst----------------------------------------------------------------------------------------55 Van de redactie

56 Toerit Overtoom met blokkenwand gefundeerd op een paalmatras constructie te PapendrechtIng. P. Liebregts / Ing. C. Pfleiderer / Ing. C. Brok

60 Infotorial Trisoplast

62 Markant: Wim Voskamp

inhoud

Distributie van Geotechniek in België wordt mede mogelijk gemaakt door:

ABEF vzwBelgische Vereniging Aannemers FunderingswerkenPriester Cuypersstraat 31040 BrusselSecretariaat: [email protected]

C.V.R. nvLochtemanweg 52B-3580 BeringenTel. 0032 11/45.64.00Fax 0032 11/45.64.10www.cvr.be

Page 10: H180 binnen GEO FIN

� Geo-Oscars 2007�Op de Geotechniekdag 2007 in Breda zijn don-derdag 4 oktober voor de tweede maal de Geo-Oscars uitgereikt. De Geo-Oscars worden uit-gereikt voor publicaties in welke vorm dan ookdie bijdragen aan de ontwikkeling van het vak-gebied binnen en buiten de sector. De prijskent drie categorieën:

� Wetenschappelijke publicatie,� Geo-engineering voor een breed publiek,� Jong talent.

Juryvoorzitter dr.ir.P. van den Berg vanGeoDelft reikte de prijzen uit.

Beste wetenschappelijke publicatieIn de categorie: ‘wetenschappelijke publica-

ties' waren de criteria:

� wetenschappelijk vernieuwend,� maatschappelijke impact,� helderheid van de presentatie.

De winnaar van de Geo-Oscar 2007 in dezecategorie was het artikel van Torild van Ecken medewerkers van het KNMI (foto) over hetfenomeen van de lichte aardbevingen tengevolge van de gaswinning, die van tijd tot tijdoptreden in het noorden van het land. Hetartikel is ook voor minder ingewijden uiterstlezenswaardig en compleet.

Breed publiekDe tweede categorie: ‘geo-engineering vooreen breed publiek’ had als focus de landelijkedagbladen. Criteria waren:� een duidelijke uitleg voor een breed

publiek,� technisch correcte weergave,� een positieve bijdrage aan het imago

van het vakgebied.

Hier waren eervolle vermeldingen voor het

Volkskrant-katern ‘stand van het land, hetwater komt’ onder gasthoofdredacteurschapvan Dirk Sijmonds en voor hetBouwputtenfestival, dat jaarlijks in Rotterdamwordt georganiseerd. De Geo-Oscar zelf gingnaar een artikel van Joost van Kasteren met eenillustratie van Suzanne van Eekelen in de NRCover de fundering van de N210 tussen Krimpenaan den IJssel en Bergambacht: een granulaat-matras op palen.

Jong TalentDe laatste categorie: jong talent is door dejury ingekaderd door te kijken naar afstudeer-verslagen bij universiteiten en hogescholen.Criteria waren:� originaliteit en creativiteit,� ervan blijk geven te onderkennen waartoe

het onderzoek dient� helderheid in rapportage.

De winnaar van deze Geo-Oscar was ir. RensServais die afgestudeerd is aan de TU Delft. In zijn werk wordt een grondige studie gedaannaar modellen, die ontwikkeld zijn om horizontaleen verticale vervormingen in de slappe onder-grond te berekenen. Het onderzoek heeft duidelijk gemaakt waarom verschillendemodellen verschillende uitkomsten geven, vangroot belang om de bruikbaarheid van model-len in de praktijk te vergroten.

� Intreerede prof. dr. ir. � Almer van der StoelDeeltijd hoogleraar Civiele Techniek, prof. dr.ir. Almer van der Stoel hield dinsdag 11 sep-tember zijn intreerede getiteld Wetenschap vanBouwen; Civiele Techniek voor een snelle, flexibe-le en inventieve genie. Van der Stoel is sindsnovember 2005 verbonden aan de FaculteitMilitaire Wetenschappen van de NederlandseDefensie Academie. De plechtigheid vondplaats in de aula van het Kasteel van Breda.

De hoogleraar Civiele Techniek beschreef deveranderende taak van de genie door de eeu-wen heen, waarbij continue accentverschuivin-gen plaatsvonden tussen degelijkheid en duur-zaamheid, snelheid en improvisatie. Kennis dieop bepaalde momenten noodzakelijkerwijswerd vergaard, werd op later tijdstip vergeten.Van der Stoel benadrukte het belang van hetzorgvuldig documenteren en behouden van

opgedane kennis en ervaring met het oog op deveranderende en zeer diverse geologischeomstandigheden waaronder de huidigeKrijgsmacht opereert.Met betrekking tot het wetenschappelijkonderwijs benadrukt Van der Stoel het belangvan het behoud van practica ter verkrijging vanvoldoende inzicht. Van der Stoel: ‘Het is cruci-aal dat steeds de koppeling wordt gelegdtussen de theorie en de praktijk. Niet alleenwetenschappelijke, theoretische basiskennis,want gevoel voor de materie ontstaat niet uitboeken’. Daarnaast wil de hoogleraar blijventoezien op de juiste balans tussen manage-ment- en techniekvakken in het civieltechni-sche onderwijsprogramma.

Verschillen tussen militaire en ‘burgerlijke' civiele techniek (bron: intreerede prof. dr. ir. A. van der Stoel)

Het onderzoeksprogramma van de sectieCiviele techniek zal zich onder leiding van Vander Stoel richten op massa-evacuaties in dij-kringgebieden, bescherming tegen explosies,onderzoek naar de ontwikkeling van (eenvoudige)hulpmiddelen om de mobiliteit tijdens expedi-tionair optreden te verhogen en het ontwikke-len van een kennis- en managementsysteem omopgedane ervaringen structureel vast te leggenen snel toegankelijk te maken.

� Nieuwe versie NEN 6702� verkrijgbaar!NEN 6702, de norm die voor bouwconstructiesbepaalt welke belastingen moeten worden aan-gehouden en welke vervormingen toelaatbaarzijn, is in een vernieuwde versie gepubliceerd.NEN 6702 is één van de meest gebruikte nor-men en wordt ook gebruikt door hetBouwbesluit om het niveau van veiligheid vanconstructies voor te schrijven.

De belangrijkste wijzigingen ten opzichte vande vorige versie zijn:� de belastingen op afscheidingen bij een

hoogteverschil;

actueel

8 GEOtechniek – januari 2008

Page 11: H180 binnen GEO FIN

� naar aanleiding van (bijna) ongelukken metafgevallen gevelelementen zijn de mogelijk-heden om kleinere constructieonderdelen,op basis van hun gewicht, in een andereveiligheidsklasse in te delen dan die vanhet gebouw aangepast;

� de norm is verduidelijkt naar aanleiding vanopmerkingen van gebruikers.

De wijzigingen zijn als ontwerp gepubliceerd inwijzigingsblad NEN 6702:2001/Ontw.A2:2005. Omdat het wijzigingsblad ergomvangrijk is, heeft de commissie besloten denorm opnieuw uit te brengen. NEN 6702:2007wordt tegelijk gepubliceerd met correctiebladNEN 6702: 2007/C1:2007 om de toepassingvan glazen balkonhekken mogelijk te makenzonder sterkteberekening van het glas belastdoor een puntlast. Zodra de nieuwe norm voorsterkteberekeningen van glas (NEN 2608)beschikbaar is, wordt het correctieblad inge-trokken.De nieuwe versie van NEN 6702 telt 145 pagi-na’s en kost € 70,- excl. BTW, eventuele hande-lingkosten en onder voorbehoud.

Voor inhoudelijke informatie: Mevr. GiselaBlokland, 015-2 690 411, of [email protected].

� Huizinga opent � intelligente' dijkStaatssecretaris Huizinga (Verkeer enWaterstaat) heeft vrijdag 2 november 2007 inNieuweschans een ‘intelligente' dijk geopend,waarmee onderzoekers nieuwe kennis over desterkte van dijken en waterkeringen kunnenverzamelen.

Het project IJkdijk in een polder in Oost-Groningen bestaat uit een aantal dijken waarinverschillende sensoren en meetinstrumentenzijn verwerkt. Onderzoekers willen hiermee ineen vroegtijdig stadium zwakke plekken in eendijk lokaliseren.

Met het project IJkdijk kunnen echte dijkdoor-braken worden nagebootst. Op het onder-zoeksterrein van 1000 x 140 meter worden dekomende jaren zand-, veen- en kleidijken aan-gelegd. Het onderzoek moet leiden tot eengoedkoper en efficiënter dijkbeheer.In het project werken de NoordelijkeOntwikkelings Maatschappij (NOM), diverse

onderzoeks- en kennisinstellingen en bedrijvensamen. De kosten zijn begroot op 20 miljoeneuro. De helft hiervan zou uit subsidies van hetFonds Economische Structuurversterking (FES)moeten komen. Zodra dit geld binnen is, dra-gen de bedrijven en kennisinstellingen deandere helft bij.

Opening van de IJkdijk

Staatssecretaris Huizinga verrichtte vrijdag deopeningshandeling door een enorme hoeveel-heid water over een dijk uit te storten. Volgenshaar is IJkdijk een ‘buitengewoon kansrijk’project. Nederland kan de opgedane kennisgebruiken om landen te helpen die ook wordengeconfronteerd met de zeespiegelstijging, aldus Huizinga.

Vanuit het buitenland is al belangstelling voorhet project getoond. G. R. Choudhury van deBangladesh-Nederlandse Kamer vanKoophandel zei vrijdag dat hij het project bij deregering in Bangladesh gaat presenteren.‘Nederland doet onderzoek naar overstro-mingsrisico’s die zich vrijwel nooit voordoen.Wij kampen elk jaar met forse overstromingen.’Het afgelopen jaar is het Aziatische landgetroffen door drie grote overstromingen.Ook de Amerikaanse rijkswaterstaat wil eenproef uit New Orleans laten testen inGroningen.

� Directie nieuw instituut� voor deltavraagstukken

‘Deltares’ benoemd!Medio 2006 is gestart met de oprichting vanDeltares, een nieuw Nederlands instituut voorwereldwijde deltavraagstukken. Deltares wordthét instituut voor strategisch en toegepastonderzoek alsmede specialistisch advies voornationale en internationale deltavraagstukken.Inmiddels zijn in de voorbereidings- en oprich-tingsfase belangrijke stappen gezet. De direc-tie die vanaf de start van Deltares, begin 2008,de leiding geeft aan het instituut bestaat uit:� ir. Harry Baayen, Algemeen Directeur

� prof.dr.ir. Huib de Vriend, Directeur Kennis en Kwaliteit

� ir. Erik Janse, Directeur Operatie en Markt.

DeltaresDeltares zal zich ontwikkelen tot een instituutvan wereldfaam dat in Nederland en daarbuitentopkwaliteit levert. Het instituut zal de funda-menteel wetenschappelijke kennis die inNederland en daarbuiten beschikbaar is, effec-tief omzetten in toepassingsgerichte kennis,innovaties en adviezen voor overheden enbedrijfsleven. Het instituut zal zich richten opvraagstukken als: de natuurlijke fluctuaties inwaterstanden, mogelijke gevolgen van dewereldwijde klimaatverandering op het gebiedvan waterbeheersing en de bruikbaarheid vande ondergrond.

Betrokken organisatiesBij de vorming van Deltares zijn het huidige WL| Delft Hydraulics, GeoDelft, alsmede delen vanTNO Bouw & Ondergrond en de SpecialistischeDiensten van Rijkswaterstaat (RIZA, RIKZ,DWW) betrokken.

� XIV ECSMGE Madrid � in september 2007

In september 2007 is in Madrid de 14eEuropese Conference on Soil Mechanics andGeotechnical Engineering gehouden.Onderstaand enkele verslagen van interessantelezingen en discussiesessies. Meer informatiehierover is te vinden op www.ecsmge2007.orgen www.geonet.nl. Tot slot zij nog vermeld datde volgende ECSMGE in 2011 in Athene zalplaatsvinden.

Deep excavations and slopes in urban areasIn de eerste presentatie spreekt Prof. Kuntsche

GEOtechniek – januari 2008 9

actueel

Page 12: H180 binnen GEO FIN

10 GEOtechniek – januari 2008

actueel

aan de hand van enkele case studies over stabi-liteit van hellingen en ontgravingen. Bij afgravin-gen (open mijnen) is naast het maken van stabi-liteitsberekeningen vooraf ook monitoring vanbelang. Bij ontgravingen laat hij enkele situa-ties zien die zijn misgegaan (Dubai, Singapore)en wijst op mogelijke uitvoeringsrisico’s.

Naast stabiliteit spelen deformaties hier eenbelangrijke rol. Ook hier is monitoring (theobservational method) van belang om tijdensde uitvoering tijdig te kunnen bijsturen. Hijbeschouwt diverse technieken om deformatieste beperken en de stabiliteit te verhogen. Hetoptimale ontwerp is hetgeen tegen de gering-ste kosten aan de gestelde eisen voldoet.Echter, zijn advies is om niet met de goedkoop-ste aanbieder in zee te gaan, want die wil waar-schijnlijk extra geld verdienen aan meerwerk.Wat dat betreft zouden opdrachtgever enopdrachtnemer een gezamenlijk doel moetenhebben en meer als een team moeten opereren.

In de tweede presentatie spreekt Dr. Karlsrudover het ontwerp van ontgravingen in slappegrond. Aan de hand van een parameter studielaat hij zien hoe deformaties en stempelkrach-ten samenhangen met de stabiliteitsfactor (hoegeringer de stabiliteit, hoe hoger de deforma-ties en stempelkrachten). Hij laat zien welkemaatregelen kunnen worden getroffen om destabiliteit te verbeteren. Vervolgens laat hijnog een drietal case studies zien waarbij de ein-dige-elementenmethode (EEM) een belangrijkhulpmiddel is geweest bij het maken van ont-werpkeuzes. Tenslotte staat ook hij stil bij deingestorte bouwput in Singapore. Een van dezaken die hier zijn misgegaan is een ondeskun-dig gebruik van het Mohr-Coulomb modelwaardoor met een veel te hoge schuifsterkte isgerekend.

In zijn conclusie pleit Karlsrud ervoor dat inontwerpberekeningen vooral wordt gekekenvanuit de gebruikstoestand (SLS), waarbij de

EEM een belangrijk hulpmiddel is.

Ground improvement in urban areasIn zijn introductie schetst Prof. van Impe alssessievoorzitter een mogelijk scenario van en op den duur kleiner wordende de kloof tussenwetenschap en praktijk. Wetenschappers wor-den door de bril van de praktijkmensen nog teveel gezien als mensen die geen idee hebbenvan wat er zich in de praktijk afspeelt, terwijlpraktijkmensen in de ogen van wetenschappersmensen zouden zijn die geen interesse hebbenin onderzoek. Aan de hand van vier presenta-ties door mensen van verschillende ‘afkomst'wordt aan deze discussie invulling aan gegeven.

Dr. Essler gaat als praktijkman in op het princi-pe van jetgrouting. Met name het verschijnsel‘hydrofracture' en de waarneming dat daarbijhet terugstromen van vloeistof (spoil) tot stil-stand komt, is volgens hem nog onvoldoendewetenschappelijk onderbouwd.

Prof. Güler, die zichzelf behalve wetenschapperook praktijkman noemt, gaat in op de toepas-sing van geokunststoffen om een steile hellingte kunnen maken ten behoeve van de aanlegvan een snelweg. Deze oplossing kent een aan-tal voordelen ten opzichte van een klassiekeverticale wand, waaronder de lage kostprijs.

Prof. Schlosser, zowel wetenschapper als prak-tijkman, laat twee case studies zien waarbij eenmeervoudig verankerde wand is toegepast. Hij pleit ook voor de observational method omtijdens de uitvoering tijdig te kunnen bijsturen.Wat hem betreft zou verder onderzoek zichmoeten richten op de actieve/passieve zonerondom de wand en de verhouding ankerlengtet.o.v. kerende hoogte.

Prof. Soriano gaat vanuit zijn dubbelrol (weten-schapper en praktijkman) in op de mogelijk-heden van soil mixing in slappe rond. Hijbeschrijft een test embankment waarin voor de

helft kolommen zijn opgenomen. In tegenstel-ling tot wat werd voorspeld blijft de zettings-reductie beperkt tot 20% ten opzichte van hetniet-versterkte ophoogdeel. Uit de daarop-volgende discussie, waarbij per onderdeel wordt stilgestaan, zijn een aantal algemeen-heden te distilleren:

� Bij grondverbeteringen en grondconstruc-ties gaat het erom met de grond samen tewerken en niet de grond tegen te werken.

� Bij geokunststoffen is wellicht nog veelrestveiligheid aanwezig. Onderzoek is nodigom dit verder te kunnen uitnutten.

� Duurzaamheid en kwaliteit van grondcon-structies (verankeringen) zouden op denduur kunnen afnemen. Dit is een aandachts-punt.

� Onderzoek wordt gedreven door datgenewaar universiteiten mee kunnen scoren ofwaarvoor middelen beschikbaar wordengesteld. Er zou meer geld beschikbaarmoeten komen voor experimentele onder-bouwing van theoretisch onderzoek.

� Vooralsnog ziet het er niet naar uit dat dekloof tussen wetenschap en praktijk isgedicht.

Underground works in urban areasIn de eerste bijdrage gaat Prof. Kastner in opde gevoeligheid van de omgeving voor defor-maties ten gevolge van tunnelaanleg. Het in dehand houden van dergelijke deformaties isessentieel, waarbij de observational methodeen belangrijk instrument kan zijn om tijdig tekunnen bijsturen. Hij beschrijft verschillendetunnelling technieken en de bijbehorendeaspecten die een rol spelen bij stabiliteit endeformaties. Hij gaat ook in op de modelleringvan deze aspecten middels analytische ennumerieke methoden. Tenslotte gaat hij in op risico analyse rondomtunnelprojecten. Er is een verband tussen deuitgaven aan geotechnisch onderzoek en demeerkosten van de uitvoering van het project

Page 13: H180 binnen GEO FIN

waaruit blijkt dat investeren in geotechnischonderzoek loont.

In de tweede bijdrage laat Prof. Alonso aan dehand van de case studie van de Lilla tunnel eeninteressant fenomeen zien: Het is bekend datverzadiging met water een kalkhoudendeondergrond kan doen zwellen, waardoor scha-de aan tunnelvloeren kan ontstaan. Wat nogniet bekend was, is dat ook verdroging kan lei-den tot schade doordat in uitdrogend sulfaat-houdend fijn gesteente kristalvormingoptreedt die de dichte structuur van hetgesteente doet verbreken waardoor enormevolumevergroting (zwelling) kan optreden. Op grond van de resultaten van tests op grond-monsters die zijn natgemaakt en gedroogd, iseen constitutief model ontwikkeld en geïmple-menteerd in een eindige elementenprogramma.Daarmee is een back-analysis gemaakt van de beschreven tunnel, die daarmee goed konworden nagerekend.

Ground deformations associatedwith urban tunnellingDeze discussiesessie werd voorgezeten doorprof. J. Roberts uit Frankrijk. In de openings-presentatie van discussieleider prof. J.M.Rodriques werd een overzicht gegeven van destate of the art en de uitdagingen voor de toe-komst. Hij geeft aan dat het door toepassingvan bijv. compensation grouting mogelijk moetzijn om de zettingen nog verder te beheersenen wellicht richting nul te brengen. De vraagdie hij het gehoor voorhield is of het in de toe-komst mogelijk is om gronddeformaties tevoorkomen alleen door de beheersing van detunnelmachine.

Dr. G. Viggiani gaf vervolgens in haar presenta-tie de resultaten van de numerieke analyses diegedaan zijn voor de nieuwe metrolijn in Rome.De resultaten van de FLAC3D FEM berekenin-gen zijn vergeleken met de empirische metho-des. Zij concludeerde dat er enkele eenvoudigeaanpassingen in de empirische bednaderingen

nodig zijn om de resultaten in overeenstem-ming met elkaar te brengen. Ze hanteert hier-mee impliciet het uitgangspunt dat de numerie-ke resultaten de waarheid het beste benade-ren. Tevens demonstreert ze dat het modelle-ren van de constructie (fundatie van gebouw)en met name de stijfheid hiervan, een aanzien-lijke invloed heeft op de voorspelde deforma-ties.

Dr. M. Fernandez geeft in zijn presentatie 8gouden regels om de deformatie van vervor-mingen van wanden bij Cut&Cover bouwputten te beheersen, die samen het woord RELIABLEvormen� Reinforced stiff concrete wall� Early installation of 1st support� Local connection of struts and wall

well detailed� Impermeable wall� Apply grouting treatment at the bottom� Bedrock holding wall tip� Local prestressing of struts� Excavation limited to the minimum at

each stage.

Hoewel zeker waar is de praktische invullingvan enkele van bovenstaande maatregelenmoeilijk te realiseren. De presentaties van dezesessie werd afgesloten door Dr. Z. Cabarkapauit de UK. Hij gaf een overzicht van enkelecases waar compensation grouting succesvol istoegepast bij het uitbreiden van de Londenmetro. Vanuit de zaal werd toegevoegd dat hetImperial Collage al lange tijd bezig is met hetonderzoek naar het modelleren van de effectenvan compensation grouting met numeriekemodellen. Naar eigen zeggen worden ze hiersteeds succesvoller in.

Observational Method in Urban AreasDe sessie werd ingeleid door Prof. Szavits-Nossan uit Kroatië en voorgezeten door Tony‘O Brien uit het Verenigd Koninkrijk. Prof.Svazits-Nossan streefde naar het geven vanenige provocatieve commentaren op de 19 arti-

kelen die hij heeft gelezen onder de noemerObservational Method (OM). De inleider vindt eigenlijk dat slechts 5 artike-len de noemer OM zouden kunnen dragen.Daarom vindt hij ook dat de OM eigenlijk nietveel gebruikt wordt, ondanks dat deze metho-de nu een formele ontwerpmethode is conformEurocode 7. Volgens de inleider zijn er sommi-gen die vinden dat er een meer op risico’s geba-seerde methode zou moeten worden gekozen,in plaats van een methode die is gebaseerd opkarakteristieke waarden. Ondanks dat vindt hijdat er in potentie veel te doen is met de OM,maar dat de methode gewoon vaak slechtbegrepen wordt. Daarom geeft hij een korteuiteenzettingen wat de OM niet is:De observational method is volgens hem niet � een vervanger voor deugdelijk onderzoek,� een monitoringstechniek,� hetzelfde als kwaliteitscontrole,� een vorm van meer risico nemen,� een routinematige manier van ontwerpen.

Verder vindt de inleider dat acceptabale risico-niveaus van de OM niet duidelijk zijn vastge-legd in EC-7, en dat er in weinig detail isbeschreven hoe de OM werkt. En dat zou welhelpen bij het beter geaccepteerd raken van demethode. De inleider heeft er voor gekozen omeen paar definities te geven die volgens hempassen bij het onderwerp:’Ontwerp = eenbouwplan’, ‘de OM is een doorgezet ontwerptijdens de bouw’.

Static and Dynamic methods for soil improvement in urban areasDe discussieleider J.M. Debats uit Frankrijkgeeft in sneltreinvaart een samenvatting van de12 voor dit onderwerp geselecteerde artikelenen voorziet allen van enkele kritische opmerkin-gen. Hij verwijst onder andere naar een artikelvan Karlsrud waarin de in Noorwegen toege-paste vacuum consolidatie van de zeebodem 10meter onder water wordt beschreven. Een arti-kel van Stapelfeldt beschrijft een labtest om dehorizontale permeabiliteit te meten.

GEOtechniek – januari 2008 11

actueel

Page 14: H180 binnen GEO FIN

M. Burgos uit Spanje beschreef de grondverbe-teringstechniek zoals toegepast bij het verbe-teren van de ondergrond van een sediment bas-sin in de haven van Valencia. De techniek betrofeen bekende techniek bestaande uit het instal-leren van verticale drains en het toepassen vaneen voorbelasting door grond. Het afwijkendebetrof de eerste stap in het proces. Om het ter-rein toegankelijk te maken is eerst de bovenste4 meter verbeterd door een grond-cement mix.In de discussie werd de vraag gesteld ofvacuüm consolidatie niet een goedkoper alter-natief zou zijn geweest, maar het werd nietgeheel duidelijk of die afweging is gemaakt.

De laatste spreker Dr. R. Duzceer gaf een over-zicht van de succesvolle toepassingen van jetgrouting in Turkije, waar het veelvuldig wordttoegepast om de zettingen van constructies tebeheersen en om de effecten van liquefactionten gevolge van aardbeving te verminderen. Hijgeeft een overzicht van de in zijn ogen beno-digde QC/QA testen voor jet grouting columns.

Tijdens de discussie geeft B.Obladen uitNederland aan dat in zijn ogen (en gebaseerdop onder andere ervaring bij de Noord-Zuid lijnin Amsterdam) de integriteitstest zoals dezevoor prefab betonpalen wordt toegepast nietgeschikt is voor jet grouting columns. Dit gezien de grote variatie in voortplantings-snelheid in de jet grouting columns.

Soil reinforcement in urban areasIn de eerste presentatie geeft ProfessorGhionna een overzicht van de bijdragen aan het congres. Onderwerp van algemeneinteresse is de Eurocode in relatie tot grond-verstevigingstechnieken. Hij destilleert eenaantal discussie-onderwerpen:� Compressibele t.o.v. starre verstevigingen,� Spanningstoestand in de grond en in de

verstevigingskolommen onder normale belasting

� Geokunststof versterkingen (zettingen en

stabiliteit),� Jet grouting: Verdichting van de grond

rondom de kolom.

Hij concludeert dat, hoewel grondverstevi-gingstechnieken tegenwoordig veel wordentoegepast, er nog veel aspecten zijn die onder-zocht moeten worden, vooral m.b.t. debetrouwbaarheid van de betreffende techniek.

In de tweede presentatie gaat Prof.Dimitrievski in op de creatieve mogelijkhedendie geokunststoffen een geotechnischingenieur bieden. De eindige-elementenmethode en de limit equilibrium method kunnen helpen bij het berekenen van dergelijke constructies. Hij laat een aantal toepassingsvoorbeelden zien:� als grondversteviging,� als waterbouwkundige toepassing,� bij herstel na een aardverschuiving,� als kerende wand als helling of met

betonnen panelen,� als erosiebescherming,� bij opslag van grond of afval,� als asfaltversterking.Geokunststoffen hebben als voordeel dat zeduurzaam zijn, sterk en veel toepassings-mogelijkheden hebben. De geotechnischingenieur kan door creativiteit de mogelijk-heden volop benutten.

In de derde presentatie behandelt Prof. Gässlereen analytische oplossing voor de stabiliteitvan een meervoudig verankerde wand onderaardbevingsbelasting. Voor een standaardsituatie gaat hij uit van een viertal mogelijkemechanismen: Een enkelvoudig afschuifvlak,een enkele glijcirkel, een dubbel mechanismemet rechte glijvlakken en een dubbel mechanis-me met cirkelvormige glijvlakken. Aan de handvan een numerieke parametervariatiestudie(pseudo-statisch) komt hij tot de conclusiedat de laatste twee mechanismen altijd maat-gevend zijn, en bij grote aardbevingen eigenlijk

altijd het laatste mechaninsme (dubbel mecha-nisme met cirkelvormige glijvlakken). In de laatstepresentatie gaat Dr. Love in op een aantalaspecten en aandachtspunten m.b.t. versterktegrondconstructies en meervoudige verankerdewanden en hellingen, waaronder de verant-woordelijkheid voor globale stabiliteit, hetontwerp van de voorpanelen en verankering,het testen van zelf-installerende ankers,deformaties van de voorpanelen, flexibiliteitvan de voorzijde en het ontwerp van dergelijkeconstructies volgens de Eurocode. In de algemene discussie wordt er o.a. gespro-ken over de toepassing van de Eurocodevoor grondverstevigingsconstructies in de verschillende landen. �

12 GEOtechniek – januari 2008

actueel

Page 15: H180 binnen GEO FIN
Page 16: H180 binnen GEO FIN

14 GEOtechniek – januari 2008

Studiedagen--------------------------------------------------------

Symposium Van Sondering tot grondmodellering24 januari � Delft Geoacademy

1e Geotechniek Lezingenavond ‘0814 mei / Gouda� Afdeling voor Geotechniek van KIVI NIRIA

CUR Bouw & Infra dag15 mei � CUR

Workshop Horizontale vervormingen door ophogingen April � Delft Geoacademy

Funderingsdag9 oktober (voorlopige datum)� Betonvereniging i.s.m. KIVI/NIRIA, afdeling voor geotechniek en CUR

2e Geotechniek Lezingenavond '0813 november / Utrecht� Afd. voor Geotechniek van KIVI NIRIA

Cursussen-----------------------------------------------------------------

Grondmechanica en Funderings-techniek 2 (basis) (CGF2)Startdata: Regio Utrecht: 8 januari Delft: 10 januari Regio Zwolle: 30 januari � Elsevier opleidingen i.s.m. KIVI/NIRIA,afdeling voor geotechniek

Grondmechanica en Funderingstechniek 1 (vervolg) (CGF1)Startdata: Delft: 15 januari Regio Utrecht: 17 januari Regio Zwolle: 6 februari � Elsevier opleidingen i.s.m. KIVI/NIRIA, afdeling voor geotechniek

Computational Geotechnics21, 22, 23 januari � Delft Geoacademy

Basiscursus Ontwerpen van grondlichamen29 januari � Delft Geoacademy

Eurocode 720, 31 januari � PAO

Basiscursus Damwanden ontwerpen met MSheet volgens CUR-1665 en 29 februari � Delft Geoacademy

Shield tunnelling in soft soil(international course)3-5 maart � Delft Geoacademy

Aan de grond zitten13 maart � Delft Geoacademy

Computational Geotechnics for experienced users10, 11 en 12 maart � PAO

Damwanden ontwerpen met MSheet volgens CUR-166 (Gevorderden)11 maart � Delft Geoacademy

Praktische Geotechniek voor wegenbouwers12,19, 26 maart en 2 april � KOAC NPC

Computational Geotechnics Special Subjects13 maart � PAO

3D modelleren van paalgroepen18 maart � Delft Geoacademy

Inleiding GeoQ - Risicomanagement van de ondergrond27 en 28 maart � Delft Geoacademy

Binnenstedelijke infrastructuur op slappe bodem3 en 4 april � PAO

Application of soil improvements for infrastructure on soft soils (international course)8 - 9 april � Delft Geoacademy

Paalfunderingen ontwerpen entoetsen volgens NEN en CUR8 april en 6 juni � Delft Geoacademy

Beter bouw- en woonrijp maken9, 10 april � PAO

Aan de grond zitten17 en 24 april � Delft Geoacademy

Ingenieursgeologie in het buitenland15, 16, 22 en 29 mei � PAO

Geotechniek in het toetsen van dijken voor dijkbeheerder19 en 20 mei � Delft Geoacademy

Isotchen zettingsberekeningen21, 28 mei en 4 juni , drie middagen� Delft Geoacademy

Modelleren van moderne consolidatietechnieken bij ophogingen27 mei � Delft Geoacademy

Setting up a geotechnical soil investigation program (international course)10-12 June � Delft Geoacademy

Modelleren van bronbemalingen23 september � Delft Geoacademy

Basiscursus damwanden ontwerpenmet MSheet volgens CUR-16630 september � Delft Geoacademy

Basiscursus ontwerpen van grondlichamen7 oktober � Delft Geoacademy

Risicobeheersing van gemeentelijke bouwprojecten7 oktober � Delft Geoacademy

Grondonderzoek en parameterkeuze30 oktober � PAO

Damwanden ontwerpen met MSheet volgens CUR166 (Gevorderden)18 november � Delft Geoacademy

Geotechniek in het toetsen van dijken voor dijkbeheerders20 en 21 november � PAO

Paalfunderingen ontwerpen en toetsen volgens NEN en CUR25 november � Delft Geoacademy

Grondonderzoek en parameterkeuze28 november � PAO

Beurzen / Congressen---------------------------

Week van het ondergronds bouwen Thinkdeep28 januari - 1 februari / Amsterdam� Centrum Ondergronds Bouwenwww.thinkdeep.nl

3rd International Conference on SiteCharacterization1 - 4 april / Taipei, Taiwanwww.elitepco.com.tw/ISC3/

VI International Symposium Geotechnical Aspects of Underground Construction in Soft Ground - IS-Shanghai 10 - 12 april / Shanghai, Chinawww.tc28-shanghai.org

Development of urban areas and geotechnical engineering16-19 juni / St. Petersburg RuslandInfo http://content.geoinstitute.org/files/pdf/BulletinStPetersburg2008.pdf

Informatie en aanmeldingBetonvereniging www.betonvereniging.nl

+31-(0)182-539233COB www.cob.nl +31-(0)182-540660CROW www.crow.nl +31-(0)318-695300CUR www.cur.nl +31-(0)182-540600Delft GeoAcademy www.delftgeoacademy.nl

+31-(0)15-2693752Elsevier Opleidingen www.elsevieropleidingen.nl

+31-(0)78-6253888GeoDelft www.geodelft.nl +31-(0)15-2693500KIVI NIRIA www.kiviniria.nl +31-(0)70-3919890KOAC-NPC www.koac-npc.nl +31-(0)55-5433100NGO www.ngo.nl +31-(0)30-6056399NSTT www.nstt.nl +31-(0)182-567380PAO www.pao.tudelft.nl +31-(0)15-2784618Plaxis b.v. www.plaxis.nl +31-(0)15-2517720TI-KVIV www.ti.kviv.be +32-(0)3-2600840

� = Organisatie

agenda 2008

Page 17: H180 binnen GEO FIN

sbr-info

Column Jack de Leeuw

Weet u nog, die schoolbanken?Voor mij is het alweer langgeleden. Ik herinner me de lagere

school met mooie dunne boekjes als lesmateriaalen vooral het schoolbord, met de meester ervoor.Op 'de middelbare' zeulden we met overvolleboekentassen, met daarin de zoveelste herdrukvan een of ander lesboek (ik ben van de 41stedruk van de bosatlas). Toen dachten we dat al het materiaal met de praktijk te maken had.

Op de TU werd dit langzaam anders: veel minderboeken en meer goedkope dictaten. Bovendienbood de faculteit het genot van een goed gevuldebibliotheek, waar veel historie was opgeslagen. En toen de praktijk. Het gevoel dat je niks meerhad aan al dat studiemateriaal. Verouderd,theoretisch en niet compleet. Waar kon je delaatste stand van de techniek vinden? Boekenwaren prijzig en het duurde nog steeds lang omze te produceren.

In de praktijk kreeg je behoefte aan actueleinformatie, kennis over uitvoeringsaspecten enproductspecificaties. Eigenlijk moest je je vakopnieuw leren. Maar toonde de moeizaamgevonden kennis wel de laatste stand van zaken?Uitzoeken, nabellen, met collega's overleggen,kortom een hoop gedoe. Dat is gelukkig allemaal verleden tijd. Het digitaletijdperk biedt de oplossing. Even voor alle duide-lijkheid: blijf wel met collega's en vakbroederspraten! Innovaties komen niet van het internet,maar uit een stoeipartij tussen gepassioneerdevakmensen, die naar nieuwe oplossingen zoeken.

Informatie is nog nooit zo toegankelijk geweest.Bovendien is actualiseren makkelijker en gaatsneller dan ooit. We maken daar bij het ‘hand-boek’ Funderingen dankbaar gebruik van en u lijkt dat te waarderen. En wat die schoolbankenbetreft: studenten profiteren uiteraard mee vanhet gemak van digitale kennis.We bieden het onderwijs zelfs iets extra's: in deloop van 2008 verschijnt er een paperbackversievan Funderingen. Daarin staat de belangrijkste en meest gebruikte vakinformatie. Trouwens ook handig als je de schoolbanken al lang hebtverlaten!

‘Hebt u een abonnement op het nieuwe digitalehandboek Funderingen, dan beschikt u voort-aan niet alleen over de meest complete, maarook over de nieuwste informatie. Doordat wepubliceren via het internet, kunnen we deinformatie veel vaker actualiseren. De komendetijd voegen we onder andere uitbreidingen toeop het vlak van paalplaatfunderingen’, verteltprofessor ir. Louis de Quelerij, voorzitter vande redactiecommissie.

Als voormalig algemeen directeur van Fugroen nu als decaan Civiele Techniek en Geo-wetenschappen aan de TU in Delft, weetDe Quelerij als geen ander wat er speelt in deGeotechniek. ‘Een heel belangrijke ontwikke-ling is het in werking treden van de Eurocodes,met ingang van 2009. Als redactiecommissiebetekent dit dat we het handboek eind 2008in zijn geheel hierop moeten aanpassen. Wieeen abonnement heeft op de digitale versie,beschikt dus tijdig over actuele gegevensom een fundering volgens de nieuwe codes teontwerpen.’

Akoestisch doormeten en houten palenDe redactiecommissie wil het standaardwerkvoor funderingen niet alleen zo actueel moge-lijk maken, maar ook zo compleet mogelijk. Dekomende jaren krijgen abonnees diverse inte-ressante uitbreidingen aangeboden, onderandere over paalplaatfunderingen. ‘Ook voe-gen we in 2008 een samenvatting toe van deNederlandse praktijkrichtlijn voor het akoes-tisch doormeten van palen. De meest essentiële

informatie komt in het handboek.’Een andere aanvulling die het komend jaar op de agenda van de redactie staat, heeft temaken met het beoordelen van bestaande houten paalfunderingen. ‘Paalrot vormt een groeiend probleem in heel veel steden. We gaan de komende maanden concrete rekenvoorbeelden toevoegen op basis vannieuwe informatie.’

Portaal met hyperlinksHet publiceren via internet biedt naast demogelijkheid van het snel kunnen updaten nogmeer voordelen. Zo komen er hyperlinks in hetleveranciersoverzicht. ‘Een hele ronde om allepaalsystemen te actualiseren, waarbij we alleleveranciers actief benaderen, blijven we eensin de paar jaar doen. Maar het grote voordeelvan een digitale, open opzet is dat fabrikantenzich zelf bij ons kunnen melden, als ze vindendat hun paalsysteem in het overzicht moetworden opgenomen. Natuurlijk toetsen wealle ingediende systemen. We kijken naarde praktijkervaring en willen bewijsmateriaaldat een systeem goed functioneert.’

Geef uw mening!De redactiecommissie wil een zo bruikbaarmogelijk product aanbieden. ‘Dus hebt ucommentaar, ontbreekt er iets in het handboekof is iets niet duidelijk, koppel dat dan alstu-blieft terug. We bespreken elk commentaar!’

Noteer alvast in uw agenda: 8 april 2008 SBR bijeenkomst over geotechniek.

GEOtechniek – januari 2008 15

ir. Jack de LeeuwAlgemeen directeur SBR

‘Digitaal Handboek Funderingen is completer en actueler dan ooit!’

Professor De Quelerij namens redactiecommissie

‘Digitaal Handboek Funderingen is completer en actueler dan ooit!’

Page 18: H180 binnen GEO FIN
Page 19: H180 binnen GEO FIN

GEOtechniek – januari 2008 17

RISNET op de Dag van MaarssenOp 1 november 2007 werd in DeFabrique in Maarssen de 2de dagvan Maarssen georganiseerd.Onder de hoede van hetInnovatieberaad Mobiliteit enWater werden diverse innovatie-doorbraken in de bouw, de logis-

tiek, de luchtvaart, het verkeer enop het gebied van water gepresen-teerd. Hoewel risicomanagementallang geen innovatief onderwerpmeer is, blijkt het toepassen daar-van en vooral het met elkaar pratenover risico’s nog geen dagelijksepraktijk te zijn. Sterker nog: trans-parantie in het (bouw)proces enover de risico’s blijkt een voorwaar-de te zijn voor innovatie.

Om deze redenen was RISNET aan-wezig op de Dag van Maarssen en ishet convenant ‘Risicobeheersing:versterking van vertrouwen,openheid en communicatie’ onder-tekend door topstukken vanRijkswaterstaat (Ministerie vanV&W), de Rijksgebouwendienst(Ministerie van VROM), DienstVastgoed Defensie (Ministerie vanDefensie), Bouwend Nederland, de ONRI, ProRail, de VerenigingStadswerk Nederland, ProRail ende G4-gemeenten. Al deze partijenhebben zitting in de Stuur-commissie van het KennisnetwerkRISNET dat zich inzet voor deimplementatie van risicomanage-ment in de dagelijkse bouwpraktijk.

Met het tekenen van het convenanthebben de genoemde partijen zich

uitgesproken over het nut en denoodzaak van risicobeheersing enhebben zij zich gecommitteerd aande volgende afspraken:– dat ze de invoering en implemen-tatie van risicobeheersing in deeigen organisatie en/of achterbanzullen stimuleren;– dat communicatie tussenopdrachtnemer en opdrachtgeverover risico’s en risicobeheersingeen vast onderdeel zal vormen vande voorbereiding en de uitvoeringvan hun projecten;– dat ze mee zullen werken aaninitiatieven ter bevordering vande kennisontwikkeling en kennis-borging op het gebied van risico-beheersing;– dat ze zich ervoor in zullen zettenom risicobeheersing breed in debouwsector te implementeren.Dit alles moet er toe leiden dat:– vertrouwen, openheid en communicatie vaste waardenworden in de hele bouwketen;– faalkosten, vertraging engeschillen in bouwprojecten alsgevolg van onduidelijkheden in deverdeling van de verantwoordelijk-heden en miscommunicatie wordenteruggedrongen;– in 2012 risicomanagement in 80% van alle bouwprojectenexpliciet wordt toegepast.Meer informatie:[email protected]@[email protected] kijk op www.risnet.nl

Van onzekerheid naar betrouwbaarheid:tussen Norm enPraktijkIn de vorige uitgave van Geo-techniek is aangekondigd, datonder deze titel een gezamenlijkeCUR B&I / Delft Cluster publicatiereeds beschikbaar zou zijn. Depraktijk blijkt helaas ietsje weer-barstiger: de publicatie is bijnabeschikbaar op het moment van

schrijven van deze kopij. Dat heeftalles te maken met het feit dat het onderwerp lastig is en we er in elk geval voor willen zorgen datde publicatie zo goed mogelijktoegankelijk wordt. En dat is geen geringe opgave.

Maar binnenkort is die publicatie erdus en we willen u dan graag verderhelpen in het gebruik ervan. Degedachte is om een Community ofPractise te starten rond dit onder-werp. Een CoP ‘Tussen norm enpraktijk’, waarin de deelnemerselkaar van tijd tot tijd ontmoetenen ervaringen uitwisselen. Elkaarverder op weg helpen en zo zorgendat we, vanuit ons vakgebied, wer-kelijk verder komen in het optimaalbenutten van de ruimte die degeotechnische normering biedt bijhet optimaliseren van het ontwerpvan (complexe) constructies. Deelnemen aan deze CoP of geïnte-resseerd in verdere [email protected]

HeitoezichtHet heiproces ligt letterlijk aan debasis van veel bouwwerken. Eenbasis waar echter in de praktijk nogsteeds veel over is te doen. En datheeft weer alles te maken met dekwaliteit van de paalfundering.Maar al te vaak komt het voor dathet heitoezicht zich beperkt toteen stagiair die als ‘klappenteller’

functioneert. Dat dat weinig heeft te maken met kwaliteit moge duidelijk zijn.

Over deze en andere aanpalendevragen is inmiddels door een groepdeskundigen uit de sector nage-dacht. Wat daar precies uit komt isop het moment van schrijven vandeze kopij nog niet bekend, maardat we met de sector iets willenontwikkelen om de kwaliteit vanhet heiproces te ondersteunen is nu al wel duidelijk.Geïnteresseerd? [email protected]

PlaxisAls ondersteuning bij het ontwerpvan geotechnische constructieswordt het programma Plaxis

inmiddels wereldwijd toegepast.Dat is mede te danken aan deinzet van de Plaxis DevelopmentCommunity (PDC), die tot doelheeft om te zorgen dat het pro-gramma steeds beter inspeelt opde dagelijkse uitdagingen van degeotechnische adviseur/ontwerper.Inmiddels mag de PDC zich verheu-gen in een nieuw 2-jarig ontwikkel-traject (2008 / 2009), waarinopnieuw een aantal interessantepraktische verbeteringen wordendoorgevoerd. PDC-leden mogen als eersten profiteren van dit soortverbeteringen. Nog geen lid van dePDC, maar wel geïnteresseerd? Kijk op www.plaxisdevelopment.orgof mail naar [email protected]

cur-info

Page 20: H180 binnen GEO FIN
Page 21: H180 binnen GEO FIN

In september 2007 is in Madrid de14e Europese Conference on SoilMechanics and GeotechnicalEngineering gehouden. Tijdens deze conferentie hebben een aantalworkshops van Technical Committeesplaatgevonden. Van twee hiervanvindt u hieronder een kort verslag.

ERTC7 Workshop:Numerical methods as anaid to geotechnical design

Deze workshop bestond uit tweekey-note lezingen en een viertalkorte presentaties.

In de eerste key-note lezing gaatProf. Potts in op de mogelijkheid inEurocode 3 om het damwanden tebelasten tot het plastischemoment. Hij waarschuwt hierbij opde gevaren die dat met zich mee-brengt. Aan de hand van een para-meter studie, een ontgraving inBerlin Sand, laat hij zien dat hetbereiken van het plastisch momentin droge grond bijna onmogelijk is,omdat door herverdeling van despanning in de grond achter dedamwand vrijwel altijd eerst grond-breuk optreedt. Bij damwanden dieeen verschil in waterdruk moetenkeren is herverdeling van spanningminder mogelijk, en kan een plas-tisch moment in het algemeen weloptreden. In zijn conclusies pleit hij om welgebruik te maken van de mogelijk-heid om tot aan het plastischmoment te rekenen, maar dringt hijerop aan om voorzichtig om te gaanmet de plastische rotatie. Hij wijsttevens op de beperkingen van hetrekenen met eenvoudige elastischperfect-plastische modellen voorde damwand.

In de tweede key-note lecture laatProf. Schweiger resultaten zien vaneen eerder uitgevoerde benchmarkwaarbij een dertien tal onafhanke-lijke ontwerpen zijn gemaakt vooreen kerende wand. In de ontwer-pen is uitgegaan van de verschillen-de benaderingen van Eurocode 7 envan andere ontwerpnormen. Hetresultaat geeft een beperkte enverklaarbare spreiding in inbed-dingslengte, maximaal buigendmoment en stempelkracht. Hij gaatvervolgens in op de verschillendeontwerpbenaderingen (DA’s) in deEurocode. DA1 en DA3 zijn met deEEM goed te doen. DA2 niet, maardaarvoor geldt dat er ook mag wordengewerkt met een partiële factorop de resulterende damwand- enankerkrachten (de zogenoemde‘action effects’). Dit wordt ook welaangeduid met DA2*. Het is nieteenduidig te zeggen welke DA leidttot hogere of lagere ontwerpkrachten.Dat hangt o.a. af van de relatievestijfheid van de wand ten opzichtevan de grond. Verder speelt bij hetgebruik van de EEM ook de keuzevan het grondmodel een belangrijkerol. Bij de invoering van de Euro-

code laat een aantal landen die inprincipe DA2 voorstaan overigensde mogelijkheid open om bijgebruik van de EEM voor DA3 te kiezen.

In de eerste korte presentatie laatProf. Pastor zien hoe SPH metho-den kunnen worden gebruikt omlandslides te modelleren en zelfs

tsunami’s te voorspellen.In de tweede korte presentatie laatDr. Brinkgreve enkele trends zien inEEM onderzoek en geotechnichetoepassingen. Vervolgens toonthij de mogelijkheden van de zoge-noemde 'embedded piles' voorpaalfunderingen, en van deMaterial Point Method voor grote deformaties en penetratie-problemen.

In de derde korte presentatie laatProf. Cividini een case study zienvan een ontgraving voor de metroin Milaan. Zij pleit voor EEM bere-keningen op basis van de zoge-noemde ‘Neutral pressure' aanpak.

In de vierde korte presentatiebrengt Prof. Herle een web siteonder de aandacht waar informatiem.b.t. beschikbare constitutievemodellen kan worden gezocht engeplaatst (www.soilmodels.info).Deze informatie vooral van belangvoor potentiële gebruikers van zelfgedefinieerde modellen voorAbaqus (UMAT) en Plaxis (user-defined soil models).

In de afsluitende discussie bena-drukt Prof. Frank dat de Eurocodeniet moet worden gezien als eenstarre methodiek waar anderemethoden per se op moeten aan-sluiten, maar vooral als hulpmiddeldat de steeds verder ontwikkelde(numerieke) methoden toepasbaarmaakt voor geotechnisch ontwerp.

Workshop TC16 Ground Properties Characterization from In-Situ Tests

De workshop over het karakterise-ren van grondeigenschappen begonmet een korte introductie van Prof.Paul Mayne (VS). De hele workshopstond in het teken van de pressio-meter wat een vervolg was op debijeenkomst van de TC16 tijdens devorige conferentie (Parijs, 2005).Toentertijd is er een gedetailleerde

status betreffende de praktijk-toepassingen over de hele wereldgerapporteerd. Nu was de functievan de workshop om antwoord tekrijen op de volgende vragen:� Is de perceptie dat het gebruikvan de pressiometer stagneertcorrect, en wat zou hier aan gedaankunnen worden?� Zou de TC16 zich pro-actiefmoeten opstellen in het promotenvan de pressiometer?� Welk specifiek evenement zouer georganiseerd moeten wordenvoor de ISC3 in Taiwan om depressiometer te adresseren?� Hoe kijken verschillende landennaar het gebruik en promotie vande pressiometer?

Na de inleiding volgden er tweepresentaties; de eerste van RogerFrank en Nick O'Riordan, waarin zijhun eigen kijk gaven op de kwes-ties. Roger Frank, auteur van het'kookboek' van de pressiometergaf een voornamelijk inhoudelijkelezing over de techniek en NickO’Riordan over de toepassing.

Met deze lezingen en de doelenvan de workshop werd een discus-sie aangewakkerd. Er werd vaakmeer over de techniek en hetkarakteriseren van grond gediscus-sieerd dan de doelen van de work-shop waardoor er aan het eindegeen duidelijke conclusies ontston-den betreffende de functie van deTC16 voor de promotie van de pres-siometer. Wel werd er een duidelijkbeeld geschetst over de pressio-meter zelf en werd vooral duidelijkgemaakt dat het zeer landsafhan-kelijk is hoe belangrijk men depressiometer acht, en op welkeschaal deze wordt toegepast. �

Technische commissies

GEOtechniek – januari 2008 19

Page 22: H180 binnen GEO FIN
Page 23: H180 binnen GEO FIN
Page 24: H180 binnen GEO FIN

InleidingIn de afgelopen maanden zijn 25 delen van deEurocode in de Nederlandse taal gepubliceerden voorzien van Nederlandstalige nationale bijlagen (NB). Daardoor kunnen ze thans voor het ontwerpen van gebouwen worden gebruikt.In totaal worden er 58 Eurocode-delen uitge-bracht die ook in de Nederlandse bouwsectorhun weg moeten vinden, zie tabel 1.

In een volgende fase volgen de delen die nodigzijn voor het ontwerpen van bruggen en voor het ontwerpen van de overige constructies.De formele basis voor het gebruik van dezeEurocodes is geregeld door een verklaring vanNEN dat de veiligheid en betrouwbaarheid vanhet Eurocode-stelsel even goed (of gelijkwaar-dig) is als van het huidige TGB-stelsel, zodatgemeenten aanvragen voor een bouwvergun-ning niet op juridische gronden mogen weige-ren. In een later stadium zullen de Eurocodesvanuit het Bouwbesluit worden aangestuurd.

De Eurocodes 0 en 1 zullen voor alle soortenconstructies moeten worden gebruikt. De

Eurocodes 2 t/m 6 en 9 zijn materiaalgebondennormen en zullen dus alleen worden gebruikt alsbij een constructie het betreffende materiaalwordt toegepast. De Eurocodes 7 en 8 zullen incombinatie met de materiaalgebonden normenworden gebruikt, waarbij Eurocode 8 inNederland vooralsnog geen belangrijke rol istoebedacht. Het Bouwbesluit zal hierop geentoetsing gaan vragen. De samenhang tussen deEurocodes is weergegeven in figuur 1. NEN-EN 1997-1 ‘Eurocode 7, Geotechnischontwerp – Deel 1: Algemene regels’ is één vande 25 delen die nu in de Nederlandse taal isgepubliceerd. In dit artikel wordt de wijzewaarop Eurocode 7, deel 1 in Nederland moetworden gebruikt, toegelicht en vergeleken met de huidige aanpak.

De inhoud van Eurocode 7Eurocode 7 bestaat uit de volgende twee delen:� NEN-EN 1997-1 ‘Eurocode 7, Geotechnisch

ontwerp – Deel 1: Algemene regels’ � NEN-EN 1997-2 ‘Eurocode 7, Geotechnisch

ontwerp – Deel 2: Grondonderzoek en beproeving’

Eurocode 7, deel 2 richt zich op het gebruik vande resultaten van terrein- en laboratoriumon-derzoek voor het geotechnisch ontwerp. Op ditmoment is er alleen een Engelstalige versiebeschikbaar. Er wordt gewerkt aan een verta-ling in het Nederlands en aan het opstellen vande Nationale Bijlage. Het zal echter nog weleven duren totdat deze beschikbaar komen. Indit artikel wordt verder niet op Deel 2 ingegaan.Eurocode 7, deel 1 is gewijd aan de algemene

Hfdst. Inhoud

1 Algemeen2 Grondslagen van het geotechnisch

ontwerp3 Geotechnische gegevens4 Toezicht tijdens de uitvoering,

monitoring en onderhoud5 Aanvullingen, bemalingen, grond-

verbetering en -wapening6 Funderingen op staal7 Paalfunderingen8 Verankeringen9 Grondkerende constructies10 Bezwijken door hydraulische

invloeden11 Algehele stabiliteit12 Ophogingen

Tabel 2 Hoofdstukken in Eurocode 7, deel 1

Deel 1 vanEurocode 7 gereed voor gebruik

Samenvatting

Norm no. Eurocode- Onderwerp Aantaldeel delen

EN 1990 (0) Grondslagen voor het constructief ontwerp 1

EN 1991 1 Belastingen op constructies 10

EN 1992 2 Ontwerp en berekening van betonconstructies 4

EN 1993 3 Ontwerp en berekening van staalconstructies 20

EN 1994 4 Ontwerp en berekening van staal-betonconstructies 3

EN 1995 5 Ontwerp en berekening van houtconstructies 3

EN 1996 6 Ontwerp en berekening van constructies van metselwerk 4

EN 1997 7 Geotechnisch ontwerp 2

EN 1998 8 Ontwerp en berekening van aardbevingsbestendige constructies 6

EN 1999 9 Ontwerp en berekening van aluminiumconstructies 5

Tabel 1 De Eurocode-delen

Samenvatting

Ir. G. Hannink Ingenieursbureau Gemeentewerken Rotterdam,voorzitter NEN-commissie Geotechniek algemeen en funderingstechniek

Ir. Drs. L.J. Buth Nederlands Normalisatie-instituut NENIr. A.J. van Seters Fugro Ingenieursbureau

22 GEOtechniek – januari 2008

Sinds kort kunnen in Nederland de Eurocodesworden gebruikt voor het ontwerpen vangebouwen. Voor het geotechnische deelvan het ontwerp is de Nederlandsevertaling van Eurocode 7, deel 1 beschik-baar tezamen met de nationale bijlagewaarin de in Nederland toe te passenpartiële factoren zijn opgenomen.Momenteel verwijst deze nationale bijlagevoor de toe te passen rekenmodellen nogdoor naar Nederlandse normen. Binnenkort is dat niet meer nodig en zijnalle in Nederland benodigde rekenmodel-len samen gebracht in een aparte norm metaanvullende bepalingen. Omdat daarin ooktekstgedeelten uit enkele CUR-publicatiesworden opgenomen, verschijnen deze aanvullende bepalingen eerst in eenzogenaamde groene versie.

Page 25: H180 binnen GEO FIN

regels voor het geotechnisch ontwerp. Het beschrijft de algemene principes en de eisen die aan het geotechnisch ontwerp wordengesteld, primair ten behoeve van het verzekerenvan de constructieve veiligheid (sterkte enstabiliteit), bruikbaarheid en duurzaamheid vande ondersteunde bouwwerken, d.w.z. gebou-wen en civieltechnische werken, gefundeerd inde grond of op rots.

Deel 1 moet worden gebruikt in samenhang metNEN-EN 1990 ‘Eurocode: Grondslagen voor hetconstructief ontwerp’, dat het basisdocument isvan het pakket Eurocodes en dat dus de grond-slagen en eisen vaststelt voor de veiligheid,bruikbaarheid en duurzaamheid van bouwwer-ken. Daarnaast is NEN-EN-1991 ‘Eurocode 1 –Belastingen op constructies‘ van belang.Deel 1 kan tevens dienen als naslagwerk voorandere aspecten van het geotechnisch ontwerp,zoals het ontwerpen van dammen, tunnels en het stabiliseren van taluds, of het ontwerp vanfunderingen van bijzondere constructies, zoalskerncentrales en offshore constructies dievoorzieningen vereisen, aanvullend aan die, die in de Eurocodes zijn opgenomen.Voor het geotechnisch ontwerp in aardbevings-

gebieden kunnen de ontwerpbepalingen vanEurocode 7, deel 1 worden aangevuld met dievan NEN-EN 1998-5 ‘Eurocode 8, deel 5:Ontwerp en berekening van aardbevingsbesten-dige constructies. Funderingen, grondkerendeconstructies en geotechnische aspecten’. Van dit deel zal een vertaling beschikbaar komen.

De onderwerpen die in de diverse hoofdstukkenvan Eurocode 7, deel 1 aan de orde komen, zijnweergegeven in tabel 2.

Opvallend is dat ondanks het streven naarharmonisatie, Eurocode 7, deel 1 de mogelijk-heid aan de lidstaten biedt om drie verschillen-de ontwerpbenaderingen te hanteren. De drieontwerpmethoden kenmerken zich door eenverschillende veiligheidsfilosofie en daarmeedoor verschillende sets van partiële factoren. De belangrijkste redenen voor het verschiltussen de ontwerpbenaderingen zijn:� Verschillen in veiligheidsbeschouwing: in

Nederland zijn we al weer vele jaren gewendaan partiële factoren op de belasting en demateriaalparameters. In het buitenland werktmen vaak met ‘overall’ veiligheidsfactoren.

� Bij grondconstructies (damwanden, taluds) is

het eigen gewicht van de grond aanwezig alsaandrijvende belasting en wordt ook de (pas-sieve) weerstand door het eigen gewichtbepaald. In de diverse Europese landen wordtvoor deze constructies verschillend met het inrekening brengen van partiële factoren omge-gaan.

� De grondgesteldheid kan van land tot land inEuropa sterk verschillen. Dit heeft geleid totaanzienlijke verschillen in methoden voorgrondonderzoek, in berekeningsmethoden en in ontwerpmethoden.

In Nederland wordt de huidige praktijk, metpartiële belasting- en materiaalfactoren, in hetnieuwe Eurocode-stelsel voortgezet (ontwerp-benadering 3). Ervaringen met het gebruik vande Eurocode leiden er hopelijk toe, dat in detoekomst de drie ontwerpbenaderingen kunnenworden samengevoegd. In de praktijk blijkt ech-ter overeenstemming over de keuze van het tegebruiken grondmodel c.q. rekenmodel eengrotere prioriteit te hebben (GeoTechNet,2005).

Een uitgebreid toelichtend Engelstalig docu-ment is gepubliceerd door de opstellers van

Figuur 1 De samenhang tussen de Eurocodes

GEOtechniek – januari 2008 23

Page 26: H180 binnen GEO FIN

Eurocode 7, deel 1 (Frank et al., 2004). Hierinwordt tevens ingegaan op de achtergronden van deze code. In Nederland is één achtergrond-document gepubliceerd (CUR, 2007) en één inbewerking (Fugro, 2007).

Destijds is na aanvaarding van de definitieveversie van EN 1997-1 ‘Eurocode 7: Geotechnicaldesign – Part 1: General rules’ door de verte-genwoordigers van de diverse Europese landeneen kalibratiestudie uitgevoerd voor het opstel-len van de nationale bijlage. In Nederland isdaarbij in eerste instantie een kwalitatieve ver-gelijking gemaakt tussen Eurocode 7, deel 1 ende Nederlandse regelgeving (Fugro, 2005a; VanSeters en Jansen, 2006). Vervolgens is aan dehand van een set rekenvoorbeelden een kwanti-tatieve vergelijking gemaakt voor de uiterstegrenstoestand. Tenslotte is Eurocode 7, deel 1gekalibreerd aan de op dat moment vigerendeNederlandse normen, d.w.z. dat op basis van een beperkt aantal berekeningen de veilig-heidsfactoren zijn vergeleken.Tijdens een workshop in september 2005 zijnbelangstellenden over de uitkomsten van dekalibratiestudie geïnformeerd en zijn samen met de deelnemers aanbevelingen gedaan vooreen voorstel voor de Nationale Bijlage (Fugro,2005b; Van Seters en Jansen, 2006). E.e.a. isdoor de Nederlandse normcommissie over-genomen.

Nationale Bijlage Het bepalen van het vereiste veiligheidsniveauvoor constructies en gedeelten daarvan,inclusief aspecten als duurzaamheid eneconomie, is en blijft de verantwoordelijkheidvan de afzonderlijke lidstaten van de EuropeseUnie. Hierbij wordt aangetekend, dat de veilig-heidsniveaus voor verschillende constructies zijn vastgelegd in Eurocode 0.

Mogelijke verschillen in geografische, geologischeof klimatologische omstandigheden, alsookmogelijk verschillende beschermingsniveaus dievan toepassing zijn op nationaal, regionaal oflokaal niveau, kunnen tot uitdrukking wordengebracht doordat in de Eurocodes een keuze-mogelijkheid is gegeven voor bepaalde waarden,klassen, of alternatieve methoden, die nationaalkunnen worden vastgesteld en ingevuld.

Figuur 2 Toepassingsgebieden van Eurocode 7, deel 1 en NEN 6740 in Nederland

No. Titel document Datum Taal Status

NEN-EN 1997-1 Eurocode 7: Geotechnical design – Part 1: General rules Maart 2005 Engels Vastgesteld

NEN-EN 1997-2 Eurocode 7: Geotechnical design – Part 2: Ground investigation and testing Augustus 2007 Engels Vastgesteld

NEN-EN 1997-1 Eurocode 7: Geotechnisch ontwerp – Deel 1: Algemene regels November 2007 Nederlands Vastgesteld

NEN-EN 1997-1/NB Nationale Bijlage van Eurocode 7: Geotechnisch ontwerp – Deel 1: Alg. regels November 2007 Nederlands Vastgesteld

NEN-EN 1997-1/NB National Annex of Eurocode 7: Geotechnical design – Part 1: General rules (vertaalde Nederlandse versie) November 2007 Engels Vastgesteld

NEN 9097-1 Aanvullende bepalingen voor het geotechnisch ontwerp (groene versieMaart 2008) Nederlands Concept

NEN-EN 1997-2 Eurocode 7: Geotechnisch ontwerp – Deel 2: Grondonderzoek en beproeving Nog niet bekend Nederlands

NEN-EN 1997-2/NB Nationale Bijlage van Eurocode 7: Geotechnisch ontwerp – Deel 2: Grond-zoek en beproeving Nog niet bekend Nederlands

NEN-EN 1997-2/NB National Annex of Eurocode 7: Geotechnical design – Part 2: Ground and testing (vertaalde Nederlandse versie) Nog niet bekend Engels

NEN 9097-2 Aanvullende bepalingen voor grondonderzoek en beproeving Nog niet bekend Nederlands

Normen voor de uitvoering van bijzonder geotechnisch werk (zie tabel 4) p.m.

Normen voor terreinproeven p.m.

Normen voor laboratoriumonderzoek p.m.

Tabel 3 Het binnen enkele jaren in Nederland beschikbare pakket Europese normen voor de geotechniek

24 GEOtechniek – januari 2008

Page 27: H180 binnen GEO FIN

Die keuzes hebben vooral betrekking op dekeuze van één of meer van de drie alternatieveontwerpbenaderingen en de keuze van denumerieke waarden van de partiële en denationaal te bepalen parameterwaarden(National Determined Parameters, NDP).

Met deze NDP’s kan elk land de aansluiting aan zijn huidige ontwerppraktijk verzorgen.Een nationale bijlage kan dus niet de inhoud vande bepalingen in Eurocode 7, deel 1 veranderenof aanpassen op enige andere manier dan waarhet is aangegeven dat nationale keuzes mogenworden gemaakt door middel van de NDP’s.

De Nationale Bijlage mag o.a. het volgendebevatten:� besluiten of de informatieve bijlagen norma-

tief, informatief, of niet van toepassing zijn;� een referentie naar niet-tegenstrijdige

aanvullende informatie om de gebruiker bijte staan in het toepassen van de Eurocode.

� aangepaste NDP’s, meestal gaat het hierom partiële factoren, die voor elk landverschillend kunnen zijn.

Eurocode 7, deel 1 bevat 1 normatieve (A) en 8informatieve bijlagen (B t/m J). In de Neder-landse nationale bijlage van Eurocode 7, deel 1

is de informatieve status van alle 8 bijlagen (B t/m J) bevestigd. Deze bijlagen zijn dus inNederland geen normtekst.Wanneer de Eurocodes worden gebruikt voorhet ontwerp van gebouwen, of delen daarvan,dan moeten de NDP’s van de lidstaat binnenwiens landsgrenzen het werk zich bevindt,worden gebruikt.

Aanvullende geotechnische normZoals al eerder opgemerkt, heeft het verschil ingrondgesteldheid in de diverse Europese landenin het verleden geleid tot aanzienlijke verschil-len in grondonderzoek- en berekeningsmetho-den. Na een lange discussie werd in 1996 om diereden de volgende resolutie aangenomen:CEN/TC 250 aanvaardt het principe dat EN 1997-1 uitsluitend aan de grondbeginselen van hetgeotechnisch ontwerp mag worden gewijd en mag worden aangevuld met nationale normen.

Deze resolutie biedt op nationaal niveau demogelijkheid dat, in het geval dat enigeverduidelijking over een bepaald onderwerp inEurocode 7 nodig wordt geacht, een documentlos van de nationale bijlage kan worden gepubli-ceerd, waarnaar in de nationale bijlage als eenaanvullend niet-tegenstrijdig document moetworden verwezen. De Nederlandse nationalebijlage bij Eurocode 7, deel 1 bevat in datverband de volgende passage:In gevallen, waarin NEN-EN 1997-1 niet voorziet,moeten het ontwerp, de uitvoering en demonitoring van een geotechnische constructie zijnuitgevoerd volgens NEN 9097-1.

In de voetnoot bij deze bepaling staat:NEN 9097-1 is in voorbereiding. Tot het momentvan verschijnen moet met de relevante delen vanNEN 6740, NEN 6743-1 en NEN 6744 wordengewerkt.

Aanvullende documentatie, zoals NEN 9097-1die nu in ontwikkeling is, moet natuurlijk wel inovereenstemming zijn met de principes vanEurocode 7, deel 1. De eerdergenoemde resolu-tie is destijds met de nodige tegenzin aanvaard.In feite is toen geaccepteerd dat harmonisatievan het geotechnisch ontwerp in Europa op datmoment alleen tot op zekere hoogte mogelijk is.Van NEN 9097-1 bestaat op dit moment eenconceptversie. Daarin zijn bepalingen opgeno-men die afkomstig zijn uit NEN 6740, NEN6743-1, NEN 6744 en NEN 6745-1 en -2. Ook iseen gedeelte opgenomen uit CUR-publicatie2001-4 ‘Trekpalen’ en uit CUR-publicatie 166‘Damwandconstructies’.

Deel 1 van Eurocode 7 gereed voor gebruik

GEOtechniek – januari 2008 25

Figuur 4 Thans te gebruiken geotechnische ontwerpnormen in Nederland

Figuur 3 Tijdschema voor de invoering van Eurocode 7, deel 1 in Nederland

Page 28: H180 binnen GEO FIN

Vanwege dat laatste zal NEN 9097-1 eerst alsgroene versie worden uitgebracht. Er wordtnaar gestreefd deze in het eerste kwartaal van2008 gereed te hebben. Op termijn wordt eenpublicatie voorzien, waarin Eurocode 7, deel 1,de bijbehorende nationale bijlage en de aanvul-lende bepalingen tezamen in één goed leesbaardocument zijn opgenomen.

Verschillen met de TGB – GeotechniekMet de publicatie van Eurocode 7, deel 1 en de nationale bijlage in de Nederlandse taal, kan in een overgangsperiode zowel met deNederlandse als met de Europese normenworden ontworpen. En deze passen niet preciesop elkaar. Het grootste gedeelte is identiek,maar een deel van Eurocode 7, deel 1, waaron-der twee van de drie ontwerpbenaderingen, zalin Nederland niet worden gebruikt. Voorts waser in Nederland, net als in andere Europese lan-den, behoefte aan aanvullende bepalingenwaaraan zowel de binnen- als buitenlandse ont-werpers zich zullen moeten houden. E.e.a. isweergegeven in figuur 2. Indien Eurocode 7, deel 1 en de Nederlandsenormen meer in detail inhoudelijk wordenvergeleken, dan komt er een aantal verschillennaar voren (CUR, 2007):

� Eurocode 7 kent niet de strakke verwijsstruc-tuur die de Nederlandse normen kenmerkt.Voorts zijn de diverse bepalingen minder con-creet. Eurocode 7 heeft meer het karakter vaneen checklist: er staat in wat voor een ont-werp moet worden onderzocht, maar meestalniet hoe.

� Eurocode 7 onderscheidt drie ontwerpbena-deringen met elk een verschillende combina-tie van getalwaarden voor partiële factorenvoor belastingen en/of belastingseffecten envoor materiaaleigenschappen en/of weer-stand. Eurocode 7 vormt hiermee een uitzon-dering binnen de Eurocodes.

� Met betrekking tot de bepaling van de repre-sentatieve grondparameters bevat Eurocode7 veel algemene informatie. Echter ook hier-voor is de Eurocode minder concreet danNEN 6740. Zo ontbreekt een tabel met aan-bevolen waarden als tabel 1 in NEN 6740,evenals de methode voor het schatten van dekarakteristieke waarde uit een beperkt aantalsteekproeven (NEN 6740: 8.7.1 en tabel 2).Deze tabellen worden daarom in de aanvullen-de norm NEN 9097-1 opgenomen.

� De veiligheidsbeschouwing voor de uiterstegrenstoestand is in Eurocode 7 dus duidelijkomschreven. Over de rekenmodellen bestondgeen overeenstemming. Deze zijn dan ookalleen in informatieve bijlagen opgenomen.Deze rekenmodellen zijn voor Nederland normatief vastgelegd in NEN 9097-1.

� Beschouwen we als voorbeeld een funderingop staal, waarvoor in Nederland NEN 6744geldt in aansluiting op NEN 6700, 6702 en6740. Hoofdstuk 6 in Eurocode 7‘Funderingen op staal’ beschrijft hetzelfdeconstructietype iets uitgebreider dan in NEN6740 met enkele elementaire formules.Verwezen wordt naar de informatieve

bijlagen D, E en F voor aanvullende informatieen formules. In totaal omvat Eurocode 7 ech-ter minder concrete en zeker minder norma-tieve aanwijzingen dan NEN 6740 met NEN6744. De betreffende bepalingen uit NEN6744 worden eveneens in NEN 9097-1 opgenomen.

� Ongeveer hetzelfde geldt voor de funderingop palen. De diepgang en concreetheid vanNEN 6743-1 is in hoofdstuk 7 van Eurocode 7niet aanwezig ondanks dat de omvang aan-zienlijk is. Wel is soms het toepassingsgebiedin Eurocode 7 breder. Zo is een ontwerp vaneen paalfundering op basis van lokale dynami-sche proefbelastingen toegestaan. Ook indit geval worden de Nederlandse reken-methodiek en de paalfactoren in NEN 9097-1opgenomen.

Invoering van Eurocode 7 in Nederland Het tijdschema voor de invoering van Eurocode7, deel 1 is weergegeven in figuur 3. Momenteel wordt in Nederland voor het geo-technisch ontwerp gebruik gemaakt van NEN6740 ‘Geotechniek – TGB 1990 – Basiseisen enbelastingen’, van waaruit wordt doorverwezennaar andere normen. Deze situatie zal voort-duren tot 2010. Vanaf 2010 mag naar verwach-ting alleen nog maar gebruik worden gemaaktvan Europese normen. Alle Nederlandse normenworden in dat jaar ingetrokken. Tot 2010 magzowel met de Nederlandse als de Europesenormen worden ontworpen.

Het Eurocode 7 pakket in NederlandHet te gebruiken pakket Europese normen is weergegeven in figuur 4. Het betreft:� de Nederlandse vertaling van Eurocode 7;� de bij Eurocode 7 behorende nationale bijla-

ge, waarin de in Nederland van toepassingzijnde partiële factoren staan vermeld;

� aanvullende bepalingen in het verlengde vanEurocode 7 die specifiek in Nederland vooreen ieder van toepassing zijn (op dit momentnog concept, binnenkort als groene versie).

Binnen enkele jaren kan van een groter pakketEuropese normen op het gebied van de geo-techniek gebruik worden gemaakt. In tabel 3is daarvan een overzicht gegeven, inclusief dehuidige status. Uit het overzicht blijkt dat deNederlandse nationale bijlagen ook in deEngelse taal worden uitgebracht.

Uitvoerings- en beproevingsnormenIn de afgelopen 10 jaar is een serie Europesenormen op het gebied van de uitvoering vanbijzonder geotechnisch werk uitgebracht. Deze

Norm no. Onderwerp Jaar van Vertalingpublicatie in voorbereiding

NEN-EN 1536 Boorpalen 1999 Ja

NEN-EN 1537 Grondankers 1999 Ja

NEN-EN 1538 Diepwanden 2000 Ja

NEN-EN 12063 Damwanden 1999 Ja

NEN-EN 12699 Verdringingspalen 2001 Ja

NEN-EN 12715 Grouten 2000 Ja

NEN-EN 12716 Jet grouting 2001 Ja

NEN-EN 14199 Micropalen 2005 Ja

NEN-EN 14475 Gewapende grond constructies 2006 Nee

NEN-EN 14679 Diep mengen 2005 Nee

NEN-EN 14731 Grondverbetering door dieptrillen 2005 Nee

Tabel 4 In Nederland gepubliceerde normen voor de uitvoering van bijzonder geotechnisch werk

26 GEOtechniek – januari 2008

Page 29: H180 binnen GEO FIN

GEOtechniek – januari 2008 27

Deel 1 van Eurocode 7 gereed voor gebruik

normen zijn in Nederland in de Engelse taaldoor NEN gepubliceerd, zie tabel 4. Een aantaldaarvan verschijnt binnenkort in de Neder-landse taal. Aan enkele andere normen, zoalsontwNEN-EN 15237 ‘Verticale drainage’, wordtnog gewerkt. De uitvoeringsnormen zullen nietdoor het Bouwbesluit worden aangewezen.Indien opdrachtgevers willen dat ze van toepas-sing zijn, dat moet dat in de contracten wordengeregeld. Overigens kennen de Europese uit-voeringseisen minder strenge eisen dan inNederland gebruikelijk is. Om in de toekomsthet niveau van de Nederlandse uitvoeringseisente kunnen handhaven, zullen zo nodig aan-vullende eisen door de opdrachtgever moetenworden geformuleerd.Voorts houdt technische commissie CEN/TC 341zich bezig met het opstellen van Europesenormen op het gebied van de uitvoering vanterrein- en laboratoriumproeven. Tot op hedenzijn er nog geen normen gepubliceerd. Een aan-tal normen bevindt zich in een afrondend stadium.

VervolgtrajectDe wijze waarop Eurocode 7, deel 1 in de diverselidstaten van de Europese Unie wordt inge-voerd, welke ontwerpbenadering en welkepartiële factoren door de diverse landen zijngekozen, is recent geïnventariseerd (Schup-pener, 2007). Dit biedt de mogelijkheid dekomende jaren de harmonisatie verder doorte zetten. Belangrijker is echter dat eerst deinvoering van de Eurocodes in de lidstatenserieus ter hand wordt genomen.

Het in de komende periode onderhouden van deEurocodes is essentieel om hun geloofwaardig-heid, integriteit en relevantie te verzekeren, als-ook om na te gaan dat ze geen fouten bevatten.Nu de Eurocodes in de diverse landen wordeningevoerd, is het waarschijnlijk dat ze aanlei-ding geven tot technische, tekstuele en moge-lijk juridische vragen. Commentaren op de Euro-codes zullen door de nationale normcommissiesworden verzameld en worden ingebracht bij debetreffende Europese werkgroep.

ConclusieEurocode 7, deel 1, waarvan de tekst en denationale bijlage in de Nederlandse taalbeschikbaar zijn, is een breed opgezette norm,waarin veel algemene zaken en de veiligheids-beschouwing uitgebreid worden behandeld. Derekenmodellen zijn in deel 1 van Eurocode 7 ininformatieve bijlagen opgenomen in plaats vanin de normatieve hoofdtekst. Bovendien bevatEurocode 7, deel 1 voor de nationale norm-commissies een aantal keuzemogelijkheden,zoals drie ontwerpbenaderingen voor detoetsing van geotechnische grenstoestandenen de grootte van de partiële factoren (National Determined Parameters).

De keuze van de ontwerpbenadering en deNDP’s is per land vastgelegd in de Nationale Bij-lage, waardoor een aanpassing aan de gewoon-ten, veiligheidsbenadering en rekenmodellenvan de verschillende lidstaten mogelijk is. Daarnaast zijn de Nederlandse rekenmodellenvastgelegd in de aanvullende norm NEN 9097-1,zodat onze huidige ontwerpmethodiek in detoekomst gewaarborgd blijft.

Het feit, dat er op nationaal niveau toch eenen ander moest worden vastgelegd is natuurlijkeen tekortkoming van Eurocode 7, deel 1, maaraan de andere kant bood dit nu eenmaal meermogelijkheden voor de acceptatie en invoeringvan deze norm in Europa. Een verdergaandeharmonisatie op basis van een geleidelijke evo-lutie van nationale ontwerpmethoden is dekomende jaren daarom het meest waarschijnlijk.

Toch is de invoering van de Eurocodes een grotestap voorwaarts naar een Europa, waar overalvolgens dezelfde regels en normen constructieskunnen worden ontworpen en gebouwd. �

Reacties op dit artikel kunnen tot 1 april 2008 naar de uitgever worden gestuurd.

Literatuur

� CUR (2007). Van onzekerheid naar betrouwbaarheid: tussen norm en praktijk.Eindrapport.

� Frank, R., Bauduin, C., Driscoll, R.,Kavvadas, M., Krebs Ovesen, N., Orr, T. and Schuppener, B. (2004). Designers’ Guide to EN 1997: Geotechnical Design – Part 1: General rules.

Thomas Telford Publishing, London.� Fugro Ingenieursbureau (2005a).

Calibratiestudie opstellen nationale bijlageEurocode 7 – Geotechnical Design.

� Fugro Ingenieursbureau (2005b). Verslag Workshop 23-9-2005 Introductie Eurocode 7 in Nederland.

� Fugro Ingenieursbureau (2007). Eurocode 7; Achtergronden en voorbeeldberekeningen (concept).

� GeoTechNet (2005). HarmonisingGeotechnical design in Europe;Implementation of Eurocode 7.Final Report.

� Schuppener, B. (2007). Eurocode 7: Geotechnical design – Part 1: General rules –its implementation in the European Memberstates. Proc. 16th Eur. Conf. on Soil Mech. and Geotechn. Engineering, 24-27 September 2007, Madrid.

� Seters, A.J. van en Jansen, H.L. (2006). Kalibratiestudie en opstellen NationaleBijlagebij Eurocode 7. Geotechniek 10,2006, 1, blz. 24-32.

Page 30: H180 binnen GEO FIN

28 GEOtechniek – januari 2008

Kunstmatige eilanden in de Kaspische zee onder ijsbelasting

Samenvatting

ir. A. Lengkeek Witteveen+Bos

In het ondiepe water van de KaspischeZee ontstaan in de winter door opwaaiingen waterstroming enorme bewegendeijsmassa's. Het bewegende ijs vormt eenserieuze bedreiging voor de constructiesdie nodig zijn voor de exploratie enproductie van het enorme Kashagan-olie-veld. Dammen beschermen de productie-eilanden tegen de ijsgang. Het bepalenvan de belasting door ijsgang is een vakapart. Voor de meeste constructies geldtdat de sterkte van het ijs de maximalebelasting bepaalt. Afschuiven van hettalud en integraal wegschuiven van eendam over de ondergrond zijn de belang-rijke bezwijkmechanismen. De uiteindenvan de dammen bestaan uit kistdammenmet combiwanden waarvoor een nieuwtype slotconstructie is ontwikkeld

Figuur 1 Exploitatie in de winter

InleidingIn het ondiepe water van de Kaspische Zee (drietot acht meter) ontstaan in de winter dooropwaaiing en waterstroming enorme bewegendeijsmassa’s. Deze gevaarlijke combinatie vanondiep water en kruiend ijs is uniek in de wereld.Het bewegende ijs vormt dan ook een serieuzebedreiging voor de constructies die nodig zijnvoor de exploratie en productie van het enorme‘Kashagan’ olieveld. Een aanvaring met de ijspla-ten, met afmetingen van enkele honderdenmeters tot kilometers, zou voor extreme belas-tingen zorgen op civiele constructies, in de ordevan 1 MN per strekkende meter.

Ingenieursbureau Witteveen+Bos is sinds 1997actief in Kazachstan en ontwerpt de infrastruc-tuur die de oliewinningsconstructies moetbeschermen tegen het kruiende ijs en in dezomer tegen hoge golven.

ProjectbeschrijvingSinds het begin van het oliewinningsproject zijnmeerdere exploratieboringen uitgevoerd. Dezeboringen zijn uitgevoerd met behulp van eenmobiel drijvend platform dat kan worden afge-zonken op ondiepe onderwater bermen. Deze tij-delijke constructies zijn ook toegepast tijdens dewinter in combinatie met een actief monitorings-systeem. Als bescherming zijn stalen ijsbescher-mingsconstructies (afgekort als IPS) toegepast.

Dit zijn speciaal gefabriceerde afzinkbare bakken(barges) met een schuine zijkant (zie figuur 1).Door de schuine zijkant zal het ijs sneller brekenen zijn de ijsbelastingen lager.Op basis van het exploratie programma zijn delocaties van de productie-eilanden vastgesteld.De productie-eilanden in Kazachstan maar ook inde Arctische gebieden onderscheiden zich vannormale eilanden en overige offshore construc-ties op onderstaande aspecten:

� Eilanden worden toegepast in ondiep water,met als gevolg dat ijs relatief snel accumu-leert rondom het eiland. Dit heeft invloed opde bereikbaarheid en evacuatie, en kan leidentot kruiend ijs op het eiland. Bij het ontwerpvan de bekleding en taludstabiliteit dient hierrekening mee te worden gehouden.

� Eilanden hebben een relatief lage hoogteboven water (free board), waardoor ze kunnenworden blootgesteld aan golfoverslag en ijs(ride-up en pile-up). De eilanden wordendaarom ontworpen met een ijsmanagementzone, kwetsbare faciliteiten wordenbeschermd en buiten deze zone geplaatst.

De eilanden zijn opgebouwd uit fijne fractiebreuksteen van kalksteen (limestone quarry run).Dit materiaal is ruim voorradig en kan wordenaangevoerd met duwbakken. De kalksteen wordt

eerst aangebracht tot 1 meter boven zeeniveau.Daarna worden de damwanden vanaf het eilandmet behulp van een trilblok geïnstalleerd. Dedamwanden zijn circa 17 meter lang en wordenop 20 meter afstand verankerd door een 5 meterhoge ankerwand. Tenslotte wordt de rest vanhet eiland in laagjes aangevuld en verdicht totgewenst niveau.Huidig gemiddeld waterniveau is circa 1,0 m CDen huidige waterdiepte varieert tussen de 3 en 8meter. De meeste eilanden worden gebouwd tot5,2 m CD. Het niveau van het eiland is bepaaldaan de hand van toekomstige scenario’s voorwaterspiegelstijging, upsurges die significantzijn vanwege de beperkte waterdiepte, golvenen bodemdaling als gevolg van oliewinning.Voor alle semi-permanente eilanden geldt datdeze bestendig moeten zijn tegen ijsbelastingengedurende de gehele levensduur. Hiervoorbestaan in feite twee opties:

� Optie 1: Toepassen van dammen als bescher-mingsconstructies rondom het eiland. Dezedammen moeten de volledige ijsbelastingenkunnen opnemen zodat kwetsbare construc-ties daarachter niet worden belast door ijs.

� Optie 2: Versterken van de keerconstructievan het eiland in combinatie met een veilig-heidszone aan de periferie van het eiland.De keerconstructie moet de volledigeijsbelasting kunnen opnemen.

Kunstmatige eilanden in de Kaspische zee onder ijsbelasting

Page 31: H180 binnen GEO FIN

De keuze voor 1 van deze opties is afhankelijkvan de geometrie en functionele eisen, zoalsgebruiksduur, bemand c.q. onbemand, de pro-cessen en installaties op het eiland e.d. In over-leg met Agip KCO is gekozen voor twee kunst-matige productie-eilanden die wordenbeschermd door een stelsel van dammen (optie1). De overige eilanden zijn niet voorzien vanbeschermingsconstructies (optie 2). De tweeeilanden worden omringd door dammen. Detotale lengte van de dammen bedraagt meer dan4 km. De dammen zijn circa 60 meter breed en 8meter hoog. Deze aanzienlijke afmetingen zijnnodig om voldoende sterkte en stabiliteit te krijgen.

IJsbelastingHet ontwerp van de infrastructuur voor de olie-winning in de Noord Kaspische zee vereist nieu-we technische oplossingen. IJsbelasting is hetprimaire ontwerpcriterium voor de constructies.

Goede kennis van mogelijke ijsbelasting enscenario’s is onontbeerlijk. Witteveen+Bosheeft, samen met Canadese ijsspecialisten, hetunieke gedrag van het ijs op de Kaspische Zee inkaart gebracht. In de winter van 2005 is geparti-cipeerd in een uitgebreid veldonderzoekbestaande uit monitoring met ijsbewegingen,meting van ijsdikte met behulp van ground pene-trating radar vanuit de lucht (helikopter), metingvan ijsdikte en sterkte en onderzoek naar scou-ring van de zeebodem door stamukhi (ijsbergenvan kruiend ijs). Figuur 3 is een foto van eenproef waarmee de druksterkte (crushing) vanhet ijs is onderzocht. De proef is uitgevoerd meteen omgebouwde boorunit, van origine bedoeldvoor geotechnisch onderzoek.

Het bepalen van de belastingen door ijsgangis een vak apart. De belasting is afhankelijkvan veel aspecten waaronder de interactie

met de constructie. In theorie zijn drie benaderingen mogelijk:� Limit Force, op basis van de aandrijvende

kracht;� Limit Energy, op basis van de kinetische

energie;� Limit Stress, op basis van locaal bezwijken

van het ijs tegen de constructie.

De eerste twee benaderingen kunnen wordentoegepast onder specifieke omstandigheden.Voor de meeste constructies geldt dat voldaanmoet worden aan de Limit Stress benadering(bovengrens).In de berekening van de ijsbelasting zit een‘sterkte-parameter’. De sterkte is afhankelijk vanhet bezwijkmechanisme van het ijs, in interactiemet de constructie. In hoofdzaak worden driebezwijkmechanismen onderscheiden: crushing(compression), bending (flexure) en rubbling

Figuur 2 Productie-eiland met beschermende dammen in de winter

GEOtechniek – januari 2008 29

Page 32: H180 binnen GEO FIN

(mix van voorgaande aspecten en o.a. shearing,splitting, buckling, creeping). Welk bezwijkme-chanisme optreedt hangt af van de interactiemet de constructie: vertikaal en smal of juistschuin en breed? Typische waarden voor desterkte liggen in de orde van 0,1 tot 1,0 MN/m3

voor bending en 1,0 tot 10 MN/m3 voor crus-hing. De totale kracht volgt uit vermenig-vuldiging van de ijssterkte met de ijsdikte enconstructiebreedte. De limit stress benaderinggeeft een bovengrens, hoger kan de uitgeoefendekracht op een constructie niet zijn omdat het ijsbezwijkt.

Bij de toetsing van de stabiliteit gaat het om debelasting en weerstand. Voor eisen met betrek-king tot betrouwbaarheid, veiligheidsklassen,herhalingsperioden en partiële factoren is deCanadese norm voor ijsbelaste constructies(CSA, Ref.1) gehanteerd. Zowel de CSA als deAmerikaanse API en Russische SNIP en VSN gaanin op de eisen ten aanzien van constructies enbepaling van ijsbelastingen en scenario’s.Daarnaast wordt er momenteel gewerkt aan eennieuwe ISO norm (19906) op het gebied van doorijs belaste offshore constructies.

Geotechnische aspectenDe ondergrond bestaat uit een toplaag van sedi-ment bestaande uit schelpen, silt en slappe klei-lagen, los fijn zand en gecementeerd zand. Delaagopbouw is sterk wisselend, de totale dikte iscirca 3 meter. De sedimentlagen zijn normaal

geconsolideerd. De silt- en kleilagen zijn te her-kennen aan een lage conusweerstand (qc<0,3MPa) en hebben een lage ongedraineerde schuif-sterkte (Cu<25 kPa). De zandlagen hebben een

hoek van inwendige wrijving van 30 tot 40 gra-den afhankelijk van de pakking. Deze sediment-lagen zijn zeer bepalend voor de stabiliteit vande dammen omdat die een ondiep glijvlak heb-ben en gebruik maken van de slapste laag.Onder deze sedimentlagen ligt een kleilaagvan tientallen meters dik. De vaste kleilagen zijnte herkennen aan de hogere conusweerstand(Qc>2 MPa) en hebben een hoge ongedraineerdeschuifsterkte (Cu=50-150 kPa) en zijn overgecon-solideerd. De punt van de damwanden staat indeze vaste kleilaag; ook alle overige diepe paal-funderingen worden volledig op schachtwrijvingin deze kleilagen gefundeerd.

De eilanden en dammen zijn opgebouwd uitkalksteen (limestone quarry run en rock). Dedroge dichtheid van een proefstuk limestonerock is circa 1,85 ton/m3 als gevolg van de inter-ne poriën. De bulk dichtheid van limestone rockis nog lager door de poriën tussen de rock. Dedroge dichtheid van verdicht limestone quarryrun (bulk) is aanzienlijk hoger dan dat van rock,zelfs tot 2,0 ton/m3. Daarnaast heeft het materi-aal goede sterkte eigenschappen (wrijving encohesie ten gevolge van verkitting).

Onderstaand wordt een aantal geotechnischeconstructies belicht, te weten dammen, combi-wanden en versterkte damwandconstructies.

Figuur 3 Onderzoek op het ijs.

30 GEOtechniek – januari 2008

Figuur 5 EEM berekening van een dam met kruiend ijs en een integraal bezwijkmechanisme.

Figuur 4 EEM berekening van een dam met ijsbelasting op het talud en een actief glijvlak.

Page 33: H180 binnen GEO FIN

DammenDe dammen bestaan in de kern uit breuksteunvan kalksteen. De kern is afgedekt met tenmin-ste twee lagen stortsteen (armour rock) waarvande buitenste bestaat uit hoge dichtheid stort-steen in verband met de gewenste duurzaamheiden 40 jaar levensduur.Witteveen+Bos heeft aan de hand van vier ’ijsbe-lastingscenario’s’ een methode ontwikkeld omhet ontwerp van een dam te toetsen op ijsbelas-tingen (Ref.2). De analyses worden uitgevoerdmet het eindige-elementenprogramma (EEM)PLAXIS, dat normaal wordt gebruikt om de inter-actie tussen grond en constructies te analyseren.Met de modellen is de stabiliteit van de dam tecontroleren en kunnen de benodigde dimensiesworden bepaald.

Zoals beschreven is één van de opties hetbeschermen van de eilanden, dit kan met dam-men die tevens dienen als golfbreker. Hetgedrag van de dammen onder invloed van ijsbe-lasting is uitvoerig onderzocht. Er worden vierbezwijkmechanismen getoetst:� Edge failure: dit wordt gecontroleerd door de

horizontale ijsbelasting te toetsen aan de pas-sieve weerstand bij een hoogte gelijk aan D50van de armour layer. Edge failure is eenonderhoudsprobleem en mag niet frequentoptreden onder normale omstandigheden.

Edge failure mag optreden bij grotere ijsdik-tes omdat hiermee het ijs in buiging bezwijkten daarmee de belasting sterk afneemt.

� Afschuiven talud: net als bij dijken kan eenactief glijvlak ontstaan, maar nu als gevolgvan de horizontale en verticale ijsbelasting(zie figuur 4). De horizontale kracht kan indeze fase niet groter zijn dan de verticalebelasting (gewicht van kruiend ijs op hettalud) omdat anders het ijs van het taludwordt gedrukt. Aangezien de belasting zichzeer snel kan opbouwen (enkele minuten)moet rekening gehouden worden met onge-draineerd gedrag in de overwegend kleiigesedimentlagen onder de dammen.

� Integraal afschuiven dam: dit kan zich voor-doen wanneer het talud volledig bedekt ismet kruiend ijs (zie figuur 5). hierdoor kan deijsbelasting toenemen, schuift de dam overhet funderingsoppervlak af en blijft de dammogelijk zelfs intact. In dit scenario wordt uit-gegaan van de ongunstige situatie met ijs totaan de teen van het talud; ijs op de zeebodemzou op een gegeven moment gunstig kunnengaan werken.

� Decapitation, oftewel het onthoofden van dedam. Uit onderzoek is gebleken dat de hier-

voor vermelde mechanismen eerder optreden.Dit mechanisme kan wel optreden wanneer detop van de dam bevroren is en zodoende alseen schijf kan worden weggedrukt.

De ontwerpaanbevelingen en berekeningsme-thodieken volgend uit dit onderzoek zijn tevensopgenomen in de nieuwe Rock Manual (Ref.3).

CombiwandenDe uiteinden van de dammen bestaan vanwegenautische aspecten uit kistdammen met verticalewanden. Deze kopconstructies worden door hungeprononceerde positie blootgesteld aan hogeijskrachten. Deze kopconstructie bestaat uit eensymmetrische achthoekige kistdam die opge-bouwd is uit combiwand-elementen. De combi-wanden bestaan uit (primaire) buisprofielen mettussengelegen (secundaire) damwanden.

Vanwege de hoge belastingen zijn de buispalenen damwanden uitgevoerd in hoogwaardig staal,dat ook bij lage temperaturen voldoende sterktebehoudt. De eisen, die worden gesteld aan toe-passing van staal in koude gebieden, zijn geregu-leerd in de normen (bijvoorbeeld J2 kwaliteitconform Eurocode voor staalproducten) en wor-den onderzocht met behulp van kerfslagwaarde-testen. Het damwandprofiel is met extra diktegewalst (zie kopje ‘Onbeschermde keerconstruc-ties’). De buispalen zijn gevuld met beton om deweerstand tegen lokale ijsdruk te vergroten.De grond achter de wand wordt extra goedverdicht. Ook het verbindingsslot moet wordenaangepast aan de extreme belastingen. Vanuitdeze achtergrond is een nieuw type verbindings-slot ontwikkeld, het K101 slot. Een robuusteverbinding voor combiwanden, die bestand istegen grote ijsbelasting.De standaard verbindingssloten voor combiwandenhebben zich in de afgelopen jaren bewezen doormiddel van toepassing bij verschillende kade-muren en bouwputten. Echter, bij het ontwerpvan constructies in de Noord Kaspische zee isonderkend, dat deze verbinding een kwetsbaaronderdeel is van het geheel. De normale verbin-dingssloten van het type Larssen hebben alsbasis gediend voor het ontwerp van een nieuwtype verbindingsslot. De in aanvulling gesteldeeisen zijn onderstaand verwoord. Deze eisen kunnen evengoed gelden voor eencombiwand van een kademuur, maar zijn in dezesituatie expliciet gemaakt:� Het verbindingsslot moet uit één stuk

bestaan.� De lasverbindingen van het verbindingsslot

moeten praktisch uitvoerbaar en controleer-baar zijn.

Kunstmatige eilanden in de Kaspische zee onder ijsbelasting

Figuur 6 Foto van de bouw van een kopconstructie.

GEOtechniek – januari 2008 31

Page 34: H180 binnen GEO FIN

� Het verbindingsslot moet de belasting vanuitde damwand (trek, druk, afschuiving ofverdraaiing) kunnen opnemen. Aan de handvan geavanceerde driedimensionale bereke-ningen zijn de krachten in het verbindingsslotbepaald, waaruit de dimensies van hetverbindingsslot zijn afgeleid.

� Het verbindingsslot moet functionerengedurende de hele levensduur. Het zoutekarakter van de Kaspische zee kan tot aan-zienlijke corrosie leiden. Voor alle profielenwordt in het ontwerp rekening gehouden met6 mm corrosie en coating in een speciale zone.Dit heeft geleidt tot een dikker verbindings-slot (14 mm).

In 2005 zijn de eerste kopconstructies metsucces gebouwd (zie figuur 6). De combiwandenzijn geïnstalleerd met behulp van een dubbelheiframe (Engels systeem), waarmee een goedeuitvoeringsnauwkeurigheid is bereikt. Vanwegede vormvastheid en stijfheid van het K101 slot is ook de verbinding in een rechte lijn aan debuispaal gelast, ongeacht afwijkingstolerantiesvan de buispalen. Beide aspecten hebben ertoegeleid dat aan de uitvoeringstoleranties isvoldaan.

Onbeschermde keerconstructiesEen aantal eilanden is niet beschermd doordammen. Voor de keerconstructies zijnverschillende opties bekeken, zoals versterktedamwandconstructies, combiwanden bestaandeuit buispalen en damwanden of combiwandenbestaande uit H-profielen met damwanden. Voor de ondiepe locaties is gekozen voorversterkte damwandconstructies.

De damwanden zijn ontworpen op zeer grotelocale belastingen en hoge globale belastingen.Voor locale belastingen wordt uitgegaan van delocale ijsdikte die kan oplopen tot 2,5 meter.Voor de globale ijsbelasting wordt uitgegaan vaneen nominale ijsdikte van circa 1 meter. Om der-gelijke grote ijsbelastingen te kunnen opnemenzijn onderstaande aanpassingen doorgevoerd:

� Toepassen van een speciaal aangepastdamwand profiel met extra dik lijf en flens(Larssen 606-modified, flens 19 mm, lijf 12,5mm). In tegenstelling tot de tendens in demarkt van steeds dunnere profielen methogere weerstandsmomenten is hier gekozenvoor een robuuster profiel dat ook na 40 jaarlevensduur en corrosie nog voldoet.

� Verhogen van het eilandniveau ter plaatsevan de kades tot 6,7 m CD om zodoende meer

passieve weerstand te mobiliseren. Zonderdeze aanpassingen zou de vervorming tegroot worden en grondmechanisch bezwijkenoptreden vergelijkbaar met een passieve wig voor een ankerwand.

� Storten van beton achter de damwand bij dezwaarst belaste secties. Het beton geeft eengunstige spreiding van de ijsbelasting in hori-zontale en verticale richting. Dit is met nameeffectief voor hoge locale ijsbelastingen overcirca 5 tot 25 meter breedte. De mate vanspreiding is onderzocht aan de hand van ver-gelijkende PLAXIS 2D en 3D berekeningen,zie figuren 7 en 8 (kistdam constructie).Daarnaast voorkomt het beton dat het profielvan de damwand samengedrukt kan wordenwaarmee het weerstandmoment zou afne-men.

ConclusiesGeotechniek is grenzeloos, in de zin dat het verdergaat dan de dagelijkse praktijk in Nederland.Het is ook grenzeloos in de zin van grensverleg-gend. Het bovenstaande project is daar een

voorbeeld van. Geotechniek wordt toegepast incombinatie met ‘ice-engineering’; daarnaastworden nieuwe ontwerpmethoden en productenontwikkeld en bestaande verbeterd. �

Reacties op dit artikel kunnen tot 1 april 2008 naar de uitgever worden gestuurd.

LiteratuurRef.1: CSA-S471-04, General requirements,Design criteria, The environment and loads.Code for the design, Construction andInstallation of Fixed Offshore Structures.Canadian Standards Association, 2004

Ref.2: H.J. Lengkeek en K.R. Croasdale,Design of Ice Protection Barrier in CaspianSea, 2003: 22ND International Conferenceon Offshore Mechanics and ArcticEngineering, June 2003, Cancun, Mexico.

Ref.3: CUR, CIRIA, CETMEF, The RockManual, The use of rock in hydraulic engineering, 2007.

32 GEOtechniek – januari 2008

Figuur 8 3D-EEM berekening van versterkte damwandconstructie locaal belast door ijs, bovenaanzicht.

Figuur 7 EEM berekening van versterkte damwandconstructie belast door ijs.

Page 35: H180 binnen GEO FIN
Page 36: H180 binnen GEO FIN

InleidingDit artikel beschrijft het a,b,c-isotachenmodel intermen van de intrinsieke tijd τ in plaats van metde kruipsnelheid. Daardoor zijn de isotachenanaloog aan de Buisman-Koppejanformules teschrijven. Uit de relatie tussen intrinsieke tijd en‘gewone’ tijd zijn verschillende vormen van hettijd-zettingsverloop eenvoudig te verklaren.Bovendien wordt het mogelijk een handbereke-ning met het isotachenmodel te maken. Nietonbelangrijk is dat de initiële intrinsieke tijd deinitiële toestand bepaalt, die een sterke invloedheeft op de berekende zettingen. Diverse voet-angels en klemmen bij de bepaling van de initiëletoestand worden benoemd, en oplossingen enaanbevelingen worden aangedragen.

Intrinsieke tijd Het isotachenmodel beschrijft het samendruk-kingsgedrag van slappe grond met een Maxwell-element (figuur 1). De veer daarvan beschrijft dedirecte (elastische) rek εH

d ten gevolge van ver-andering van de korrelspanning tijdens consoli-datie, en de demper beschrijft de seculaire(visco-plastische) rek εH

s. Zowel de rek als dereksnelheden van beide componenten kunnenopgeteld worden. Omdat de demper het gemak-kelijkst te beschrijven is in termen van reksnel-

heid, wordt ook van de veer de reksnelheidbepaald. In een incrementele oplossing vanhet consolidatieprobleem wordt de momentanesom van beide reksnelheden gelijkgesteld aan de momentane afstromingssnelheid vanoverspannen poriënwater. Hiervoor wordt de wet van Darcy gebruikt.

De directe samendrukking is evenredig met de logaritme van de korrelspanning:

(1)

en de parameter a bepaalt dit verband. Het secu-laire deel wordt losjes als kruip aangeduid, hoewelhet ook tegelijk met directe samendrukkingoptreedt. De kruipreksnelheid wordt bepaaldmet het isotachenprincipe, dat een unieke rela-tie legt met de korrelspanning en de opgetredenrek. De isotachen zijn rechte lijnen als de natuur-lijke (Hencky-)rek εH wordt uitgezet tegen denatuurlijke logaritme van de korrelspanning lnσ’

v(figuur 2a). Elke isotach geeft één bepaaldekruipreksnelheid weer, lager naarmate deisotach lager ligt. De helling van de isotachen isb; de onderlinge (rek)afstand is c ln(10) voor eenfactor 10 verschil in snelheid.

Als alternatief voor de kruipreksnelheid kan deintrinsieke tijd worden genomen:

(2)

De eenheden blijven hierbij gelijk: rek gedeelddoor tijd. De isotachen kunnen nu dus met τworden aangegeven in plaats van de kruip-reksnelheid. Lagere isotachen met lagerekruipreksnelheid hebben een hogere τ, en ze lijken nu weer op de tijdlijnen van ouderezettingsmodellen. Alleen moet de relatie tussenτ en de tijd t na belasten worden bepaald.

De isotachen worden beschreven met

(3)

waar de initiële toestand als referentie wordtgenomen. Deze beschrijving is enigszins analoogaan de beschrijving van de tijdlijnen in bijv.

00lnln

ττ

σσε cb

v

vH +′′

=

τε ct

Hs =

∂∂( )

ta

t

a

v

v

Hd

vvHd

∂′∂

′=

∂∂

′′=

σσ

ε

σσε 0/ln

34 GEOtechniek – januari 2008

De intrinsieke tijd in het Isotachenmodel

Samenvatting

dr.ir. E.J. den Haan Deltares

Het isotachenmodel vindt momenteel breedingang in de Nederlandse geotechniek. Dit weer-spiegelt het vertrouwen in de bruikbaarheid enbetrouwbaarheid ervan, des te meer omdat hetvoor velen een moeilijk te doorgronden model isgebleken. Tot nu toe is in artikelen en model-beschrijvingen de rol van de intrinsieke tijd nieterg expliciet aan de orde geweest. Dit begrip kanevenwel een centrale rol vervullen in het prak-tisch omgaan met het model. Uit de relatie metde “gewone” tijd zijn verschillende vormen vanhet tijd-zettingsverloop eenvoudig te verklaren.Bovendien wordt het mogelijk een handbereke-ning met het isotachenmodel te maken.

Figuur 1 Het Isotachen-model weergegeven alsMaxwell-element

ln 'v

tA

'A

0

1 = 1 dag

pg

10 0

100 0

c ln(10)

'v0

A

b

1

c ln(10)

1a

0.1 0

1

2

Figuur 2a Isotachen weergegeven met intrinsieke tijd

12

0.00

0.02

0.04

0.06

0.1 10 1000 100000

t, [dagen]

a=0.01c=0.01c/b=0.05

0=103 d

A=0.1 dtA=5 dtr=+4.9 d

c=0.01

0=103 d

tr = -103 d

intrinsieke tijd,

directe rektijd t na initiële toestand

c

ln(10)

c

ln(10)

tr

tr

Figuur 2b Ontwikkeling van de kruip als (geval 1) niet wordt doorbelast, en (geval 2) na het aanbrengen van een relatief grote belasting.

Page 37: H180 binnen GEO FIN

GEOtechniek – januari 2008 35

het Buisman-Koppejanmodel. Omdat hier detijdlijnen niet divergeren zoals bij Buisman-Koppejan maar evenwijdig zijn, wordt debeschrijving eenvoudiger.

De intrinsieke tijd volgt dan uit

(4)

als de initiële toestand als referentie wordtgenomen, of uit

(5)

waar de isotach met τ1 = 1 dag en met afsnijdingpg op de horizontale as de referentie is.

TijdverschuivingAls niet wordt belast (geval 1 in Figuur 2) danwordt de verticale as omlaag gevolgd langsisotachen met steeds lagere kruipreksnelheid en hogere intrinsieke tijd. Er geldt

(6)

waarin τ0 de initiële intrinsieke tijd is1. De intrinsieke tijd neemt hierbij toe met

τ = τ0 + t (7)

zodat

(8)

Waar de kruip een mooie rechte oplevert als lnτwordt uitgezet (figuur 2b), versteilt het als ln(t)wordt uitgezet. Dit is het gevolg van hetschuiven met de tijdas. Keverling Buisman’srek- log(tijd) wet gaat wel op, als we maar dejuiste tijd kiezen. En dat is de intrinsieke tijd.Keverling Buisman wist dat al – zie bijvoorbeeldde toelichting bij figuur 71 in zijn boek ‘Grond-mechanica’ uit 1940.

De tijdsverschuiving wordt naar Janbugeschreven als

tr = t - τ (9)

In dit voorbeeld is dus tr = -τ0 en dus negatief.

We kunnen ook kijken naar het effect van eenbelastingsverhoging naar σ’A (geval 2 in figuur2). Gemakshalve scheiden we de directe en deseculaire bijdragen in de tijd. Stel dat de directerek lineair met de tijd toeneemt, en na tA

voltooid is. Dan is het gelijk aan

(10)

en kan het als totale rek worden ingevuld in (4):

(11)

De kruiprek volgt dan uit

(12)

Zie figuur 2b. Nog steeds levert lnτ een rechteop, maar ln(t) verflauwt. De tijdverschuiving is nuvan teken veranderd ten opzichte van de kruiponder de initiële spanning. Was het eerst -τ0,nu is het (tA - τA). De eerste is altijd negatief,de laatste is positief als de consolidatie langerduurt dan de intrinsieke tijd in A groot is. Bij grote belasting is dat al gauw het geval doorde enorm sterke invloed van de spanning op deisotachen: de macht b/c heeft waarden tussen12.5 en 25. Grote belasting => hoge kruiprek-snelheid => geringe intrinsieke tijd.

Let wel dat in figuur 2b geval 2 de kruip begintdirect na de knik. Door de tijdwaarnemingen meteen constante tijdverschuiving tr te verminde-ren, kan de helling c worden teruggevonden. Ditbiedt een praktische methode voor de interpre-tatie van samendrukkingsproeven. Schat eenwaarde van tr, trek dat af van de gemeten tijd,voer een regressieanalyse uit van de kruipstaart

εH = constante + c ln(t-tr) (13)

en varieer tr net zolang tot de regressie-coëfficiënt wordt gemaximaliseerd.

Tenslotte nog een korte samenvatting van hetvoorgaande:Intrinsieke tijd τ is de omkering van de kruip-reksnelheid, keer c. Bij constante effectievespanning is de rek - logτ lijn recht. De tijdver-schuiving tr is het verschil tussen intrinsieke tijdτ en gekozen tijd t. Het is constant als de effec-tieve spanning constant is. Op de lange duurwordt het verwaarloosbaar ten opzichte van de alsmaar toenemende τ en t. Dan is τ≈t, en isook de rek - log(t) lijn recht.

Gewiste geheugenAls de nieuwe spanning σ’A in figuur 2a groot is,

en dus τA klein, en bovendien de tijdverschuivingklein is, dan is τ≈t, en lijkt het al gauw alsof σ’A altijd op de grond heeft gewerkt. Hetgeheugen is voor wat betreft de oude belasting,uitgewist!

Dit gaat ook op in de samendrukkingsproef. Debelastingsverhoging is in het algemeen groot ende consolidatie verloopt snel zodat geval 2 infiguur 2 redelijk opgaat. Het verloop in figuur 2bis dan ook kenmerkend voor de samendrukkings-proef (al is het verloop vloeiender doordat erook vóór de knik seculaire rek ontstaat). Omdatzowel τA als tA klein zijn, is de tijdverschuiving(tr = tA - τA) dat ook. Na één dag is dan t ≈ τ, endit verklaart waarom de ééndags spanning-reklijn bruikbaar is als referentie-isotach. Het is dan niet strikt noodzakelijk om deisotachen te tekenen.Bij kleinere belastingsverhoging hoeft dit nietop te gaan. Dan kan het weleens voorkomen datna één dag, de intrinsieke tijd beduidend groteris dan één dag, en geval 1 in figuur 2 is hiervaneen extreem voorbeeld (belastingverhoging isnul; na één dag is de intrinsieke tijd 1001dagen). Als in dat geval echter de echte kruipiso-tachen worden bepaald, zal blijken dat deze nietafhankelijk zijn van de grootte van de belasting.De σ’v - εH - τ relatie is namelijk uniek, zolanghet maar om maagdelijke belasting gaat. Deligging van de ééndagsisotach is dan doorterugextrapolatie te bepalen.

HandberekeningGeval 2 in figuur 2 met de drie bijbehorendeformules 10 t/m 12 voor de directe en seculairerek en τA levert een simpele handberekening opvan de zetting. De directe rek wordt veronder-steld onmiddellijk te ontstaan (tA = 0), gevolgddoor de seculaire rek, waarbij τA volgt uit dedirecte rek. Dit levert net als bij de Buisman-Koppejanmethode, een asymptoot van de rekop, maar anders dan bij Buisman-Koppejan,kunnen de asymptoten versteilen of verflauwen,afhankelijk van de tijdverschuiving. De asymp-toot kan vervolgens op de gebruikelijke wijzegereduceerd worden met de aanpassingsfactorU van de Terzaghi-consolidatietheorie. Na enigrekenwerk ontstaat dan

(14)

waarin de natuurlijke rek al is omgerekend naarlineaire rek: ε = 1-exp(-εH). Bij belasting in fasenheeft elke belasting een eigen asymptoot, enzijn aannamen nodig voor het verloop van U. Bij een meer-laagse geometrie zijn verdere

⎟⎟⎟

⎜⎜⎜

⎟⎟

⎞⎜⎜

⎛⎟⎟⎠

⎞⎜⎜⎝

⎛′′

+⎟⎟⎠

⎞⎜⎜⎝

⎛′′

−=

−cca

v

Acb

v

A tU/

00

/

0/1

σστ

σσε

)/1ln(lnln AA

AA

A

Hs tc

ttcc τ

ττ

ττε ∆ +=−+==

( )cab

v

AHd

cb

v

AA c

/)(

00

/

00 /exp

−−−

⎟⎟⎠

⎞⎜⎜⎝

⎛′′

=⎟⎟⎠

⎞⎜⎜⎝

⎛′′

=σστε

σσττ

0ln

v

AHd a

σσε

′′

=

0

0lnτ

τε tcH +

=

)/ln( 0ττε cH =

( )cp

H

cb

g

v /exp

/

1 εσττ−

⎟⎟⎠

⎞⎜⎜⎝

⎛ ′=

( )cHcb

v

v /exp/

00 ε

σσττ

⎟⎟⎠

⎞⎜⎜⎝

⎛′′

=

1 De tijdsafgeleide hiervan is

en omdat de toename van t gelijk is aan dievan τ, is inderdaad zoals al werd aangenomen,

Page 38: H180 binnen GEO FIN

aannamen nodig om de U van het lagenstelsel te bepalen.Een dergelijke berekening is eenvoudig in eenspreadsheet op te zetten. Het is redelijk bruik-baar: de Terzaghi optie in MSettle werkt ook opdeze wijze. Wel moet worden opgemerkt dat detijdverschuiving tr gelijk wordt aan -τA en dusgeen relatie meer heeft met de consolidatie-duur. De Darcy optie in MSettle daarentegen iswél wiskundig correct. Het stelt per tijdsincre-ment de vervormingssnelheid van het skeletgelijk aan de afstromingssnelheid, en is nietgevoelig voor aannamen met betrekking tot U.Het houdt rekening met de effecten van grotevervorming en initiële kruipsnelheid. Het is teverkiezen als het consolidatieverloop niet-Terzaghiaans is, bijvoorbeeld door grote vervor-ming of als de initiële kruipsnelheid hoog is. Indit laatste geval kan de wateroverspanning eerstnog toenemen doordat de afstromingssnelheidonvoldoende groot is. Deze rigoureuze aanpak isechter niet geschikt voor handberekening.

Initiële toestandElke zettingsberekening begint bij een initiëletoestand in termen van rek (=0), korrelspanningσ’v0 en kruipreksnelheid of intrinsieke tijd τ0.De laatste kan worden afgeleid uit de afstandtussen σ’v0 en de referentie-isotach:

(15)

met τ in dagen. De initiële intrinsieke tijd τ0, degrensspanning pg, de overconsolidatieratio OCRen de ‘past overburden pressure’ POP zijn dusconcurrerende parameters voor de vastleggingvan de initiële toestand. τ0 en OCR zijn uitwissel-baar. Ze worden constant in een laag na langdu-rige belasting met een grote spanning. Dat is tebegrijpen met het bi-lineaire pad van geval 2 infiguur 2. De intrinsieke tijd na aanpassing τA isklein door de grote belasting, en na lange tijd isdus overal in de laag, τ ≈ t. Stel nu dat van eenveertig jaar oude wegophoging moet worden

voorspeld welke zetting nog binnen tien jaar teverwachten is. Dan kan (12) worden toegepast:

(16)

Met extensometers is gemakkelijk na te gaanof deze benadering juist is. Als onder grotereophogingen van bekende ouderdom gedurendeenkele maanden in enkele kenmerkende lagende reksnelheid wordt gemeten, en dit wordtvergeleken met het laboratorium-isotachen-beeld van de laag, kan worden vastgesteld of de extrapolatie van proef naar praktijk juist is.

Autonome zettingIn maagdelijke grond heeft kruip plaatsgevondenonder het eigengewicht gedurende de bestaans-tijd van de laag. Dat wordt wel ’ageing’ genoemd,maar die term geeft verwarring omdat het lijktte duiden op aftakeling en verslechtering. Hetomgekeerde is het geval, en daarom is kruip-versteviging (creep hardening) een betere term.Ook hier ontstaat op den duur een constante τ0over de laag, die dan min of meer gelijk is aan deouderdom van de laag. In Tabel 1 wordt voor driekenmerkende grondsoorten de relatie gegeventussen τ0, OCR en de kruipsnelheid, ook wel deautonome zetting genoemd. Honderd jaar lijktvoor τ0 toch wel een minimum, en de bijbeho-rende kruipsnelheden liggen in de orde van 10-11

à 10-13 1/sec, oftewel (veel) minder dan 1mm/jaar voor een 5m dikke laag. OCR is in veenin de orde van 2.3 - 2.8, en in (humeuze) klei 1.5 -2.5. Deze waarden zijn veel hoger dan gebruike-lijk is in elasto-plastische modellen. Gebruik vanOCR = 1 staat gelijk aan τ0 = 1 dag, en dat levertdus de initiële kruipsnelheid op van de samen-drukkingsproef na 1 dag. Die is circa 10-7 1/secen vertaald naar de praktijksituatie, is dat veelte hoog.

Ook hier geldt dat met extensometers zou zijnna te gaan welke waarden van τ0 reëel zijn.Met dergelijke metingen kan bovendien het

isotachenmodel gevalideerd worden. De sprongvan τ ≈ 1 dag in de samendrukkingsproef naar τ≈ 105 dagen en meer voor maagdelijke grond, cq.τ ≈ 104 dagen voor ophogingen en dergelijke, isgroot, en praktijkvalidatie is daarom wenselijk.Ook hiervoor zijn extensometers geschikt. Met nauwkeurige extensometers zijn weleensvervormingssnelheden tot 10-12 1/sec vastge-steld, en in Tabel 1 is te zien dat dit overeenkomtmet τ0 waarden tot enkele honderden jaren.

De autonome maaivelddaling is in grote delenvan Nederland in de orde van 1 cm/jaar. Dat isveel hoger dan de 0.01 - 1 mm/jaar van Tabel 1en heeft zijn oorzaak vooral in verwering vanveen boven het grondwaterniveau, en in minderemate in periodieke verlaging van polderpeilen.Een polderpeilverlaging is als belasting op tevatten, maar kan ook verrekend worden meteen verlaagde τ0.

POPVoorbelaste grond zou een constante POPbezitten, dus een constante afstand tussenterreinspanning en grensspanning (ter groottevan de ontlasting). Dat is in principe wel juist inelasto-plastische modellen, maar niet in elasto-viscoplastische modellen, omdat er dan kruip-versteviging optreedt. Bovendien gaan de maag-delijke isotachen niet op tijdens en na ontlasten– ze raken verstoord door de optredende zwel.De juiste initiële toestand van voorbelaste grondis daarom niet gemakkelijk te bepalen. In zeerstijve, zwaar voorbelaste grond is het isotachen-model minder bruikbaar.

Soortelijk volumeAls de rek op de verticale as wordt vervangendoor het soortelijk volume v (totale volume /volume vaste stof), krijgen de isotachen eenvaste plaats. De referentie-isotach kan dan wordenvastgelegd met v1, het soortelijk volume op de

( )40/101ln +≈ cε

( )/1 /0

/

/

010

cbv

cbcb

g

v POPOCRp

σσττ ′+==⎟⎟⎠

⎞⎜⎜⎝

⎛ ′=

grondsoort veen humeuze klei siltige klei

aanduiding Vm Kh3 Ks

γnat [kN/m3] 10.0 12.5 15

c 0.025 0.015 0.006

b/c 12.5 14 25dikte laag [m] 5 5 5

τ0 [jaren] 100 1000 10000 100 1000 10000 100 1000 10000dεH

s/dt [sec-1] 7.9E-12 7.9E-13 7.9E-14 4.8E-12 4.8E-13 4.8E-14 1.9E-12 1.9E-13 1.9E-14

OCR 2.32 2.79 3.35 2.12 2.50 2.94 1.52 1.67 1.83dz/dt [mm/jaar] 1.25 0.125 0.0125 0.75 0.075 0.0075 0.3 0.03 0.003

Tabel 1 Autonome zettingssnelheid voor diverse grondsoorten als functie van de initiële intrinsieke tijd ττ0, uitgaande van een 5 m dikke laag.

ln v

v0

b

1

'v0

'v=1 kPa, v=v1

ln 'vpg

Figuur 3a Definitie van v1

36 GEOtechniek – januari 2008

Page 39: H180 binnen GEO FIN

isotach bij een korrelspanning van 1 kPa, figuur3a. Er is een strak verband tussen v1 en b vooreen groot aantal grondsoorten, figuur 3b.Grotere samendrukbaarheid hoort dus bij eengroter poriënvolume, en v1 en b zijn fundamen-tele grondparameters. De relatie tussen beidenis voorspelbaar, en de grensspanning en τ0 volgtdaaruit:

(17)

waarbij gebruik is gemaakt van

εH = -ln(v/v0) (18)

Een lager initieel soortelijk volume v0 resulteertin hogere pg en τ0, maar de v1,b-relatie blijftbestaan. Op deze wijze krijgt de dichtheidinvloed op de grensspanning, bijvoorbeeld ook binnen één laag waarin de dichtheid naaronderen toe afneemt. Bepaling van het soortelijkvolume vergt alleen een pycnometerproef op het monstermateriaal na afloop van de samen-drukkingsproef.

Ook tussen v1 en v0 zijn mooie correlatiesgevonden, figuur 3c. Dat is onverwacht omdatv1 een echte grondparameter is en v0 eentoestandsparameter. De nauwkeurigheid enbruikbaarheid van de v1 - b - v0 relaties moet nogworden vastgesteld, maar verwacht mag wordendat opslag ervan in databases op den duur waar-devolle correlaties zal opleveren.

MeetfoutenDe referentie-isotach in de samendrukkingsproefis gevoelig voor meetfouten en interpretatie-fouten. Het gaat o.a. om apparaatwrijving waar-door de aangebrachte belasting niet geheel ophet monster komt, ringwrijving met hetzelfdegevolg en de invloed van monsterverstoring. Deapparaatwrijving ontstaat in de hefboom en kan

oplopen tot meer dan 10%. Het levert een over-schatting van pg op, en als het afneemt met despanning, een overschatting van b. De ringwrij-ving wordt in het K0-C.R.S. apparaat gemeten.Daaruit is gebleken dat in het algemeen, ookdaardoor pg en b wordt overschat. De monster-verstoring heeft echter het effect dat beidenonderschat worden. De grafische methode vanSchmertmann wordt wel te hulp geroepen omvoor monsterverstoring te corrigeren. Wellichtvalt in de huidige procedures monsterverstoringtegen de meetfouten weg. Het zou dan onjuistzijn om eenzijdig de meetfouten te verhelpen.

MaagdelijkheidFiguur 4 is het resultaat van een samendrukkings-proef op veen, waarvan de laatste tak nog ver-steilt ten opzichte van de een-na-laatste tak.Het is dus niet zeker of het maagdelijke gebiedis bereikt. De parameter b is dan mogelijk telaag, en de grensspanning eveneens. Deze proefis representatief voor de huidige uitvoering vande samendrukkingsproef, en de maagdelijkheidvan b is dus in het geding. Alleen met maagdelijkewaarden kunnen betrouwbare correlaties voor ben pg worden opgebouwd.

De eerste paar stappen van een samendrukkings-proef zijn meestal snel uitgeconsolideerd. Er isdan niets op tegen om na één uur door te belas-ten. De tijdwinst kan worden benut voor een oftwee extra stappen bij hoge belasting. Ook kanvan het weekeinde gebruik worden gemaakt ombij de meest waarschijnlijke gebruiksbelastingeen langere stap van 72 uur uit te voeren, meteen navenant betrouwbaardere bepaling van deparameter c. Bijvoorbeeld:0.25σ’v0 (1u) - 0.5σ’v0 (1u) - σ’v0 (22u) - 2σ’v0(24u) - 4σ’v0 (72u) - 8σ’v0 (24u) - 16σ’v0(24u)Bij een terreinspanning van 25 kPa gaat de proefdus tot 400 kPa. Naar verwachting is dat vol-doende om in de laatste tak het maagdelijke

gebied te bereiken. Als 16σ’v0 te hoog wordtgeacht, kunnen kleinere belastingsstappen inhet maagdelijke gebied worden gekozen. De isotachen zijn immers niet gevoelig voor de grootte van de belastingsstap.

Figuur 5 is een correlatie van maagdelijke b-waarden met γnat, van proeven waarvan de laatsteen een-na-laatste tak redelijk op één lijn lagen.Deze figuur kan gebruikt worden om van demaagdelijkheid van b een indicatie te krijgen.Valt een waarde duidelijk beneden de band vande punten in de grafiek, dan is waarschijnlijk niet tot in het maagdelijke gebied doorbelast.

Een oudere correlatie tussen b en γnat was geba-seerd op een deelverzameling van figuur 5: b =0.326(γnat/γw)-2.11. Het valt plaatselijk buiten deaangegeven band en is daarom minder betrouw-baar gebleken. Een vloeiende benadering van deband is lastig, vooral omdat er rond γnat = 15kN/m3 sprake lijkt van een trendbreuk. Afgeziendaarvan is de band zelf als correlatie te gebruiken,met een nauwkeurigheid van ∆b ≈ ± 0.04.

cbv

c

bg

g

vv

vvp

vvpb

/0

/1010

/101

01

)/(

)/(

)/ln(ln

−′=

=

=

στ

De intrinsieke tijd in het Isotachenmodel

0

5

10

15

20

25

30

0.0 0.1 0.2 0.3

b

v1

11.7

16.7

v1 = 1.336 exp(9.26 b )

b = 0.0622(v1 - 1.54)0.605

(remoulded clay,Den Haan 1992)

Sliedrecht

Figuur 3b Correlatie van v1 en b

v1 = 1.04v01.37

0

5

10

15

20

25

30

0 5 10

vo

v1

11.7

16.7

Sliedrecht

Figuur 3c Correlatie van v1 en v0

0.0

0.1

0.2

0.3

0.4

nat [kN/m3]

]-[ b

Figuur 5 Update van b - γnat correlatie

0.0

0.1

0.2

1 10 100v [kPa]

]-[

b?

ln(10)

Figuur 4 Te kleine hoogste belasting levert onbetrouwbare b

GEOtechniek – januari 2008 37

Page 40: H180 binnen GEO FIN

38 GEOtechniek – januari 2008

ln 'v

b

1

1a

b-a

1

1 = 1 dag

pg'v0 pg2

H Hs

Figuur 6 Verdraaiing isotachen en verandering grensspanning door aftrek van directe rek in de "b-a"-beschrijving

0.0

0.2

0.4

0.6

0.8

1.0

1.2

1.4

1 10 100 1000 10000

tijd na belasten [dagen]

]m[ gnittez

a = 0.015a = 0.075a = 0.075 zonder aanpassing van OCR2

H = 5 mb = 0.15c = 0.006k = 2 10-4 m/d

nat = 15 kN/m3

0 = 100 jaar (OCR = 1.52)belasting = 50 kPa

Figuur 7 Een factor 5 verhoging van de parameter a heeft nauwelijksinvloed op de zetting.Als daarbij echter OCR2niet wordt veranderd, is de invloed groot. (Bij τ0 = 100 jaar en a = 0.015 resp. 0.075 is OCR2 = 1.60 resp. 2.32. In beide gevallen is echter OCR = 1.52.)

b of b-aIn formule 4 wordt τ afhankelijk gesteld van detotale rek. Dat is fysisch gezien correct omdat hetseculaire verschijnsel afhangt van de dichtheid,c.q. de afstand tussen de vastestofdeeltjes, enhet aantal contacten daartussen. In zowelMSettle als het Plaxis Soft Soil Creep-modelwordt τ (en via formule 2 dus ook dεHs/dt) afhan-kelijk gesteld van de seculaire rek εHs. Dan wordenook de isotachen in termen van εHs geschreven.Door aftrek van de directe rek verdraaien de iso-tachen naar de helling b-a, en de grensspanningverplaatst zich naar pg2 (figuur 6). Hiervoor geldtde aangepaste vergelijking

(19)

met τ1 = 1 dag. De relatie tussen pg en pg2 is alsvolgt:

(20)

Het bepalen van pg2 vereist, anders dan pg, een keuze vooraf voor de initiële korrelspanningen voor de parameter a. Uiteraard wordt metbeide schrijfwijzen dezelfde initiële intrinsieketijd berekend:

(21)

Een nadeel van de (b-a, pg2)-schrijfwijze is echterdat als a wél, maar pg2 of OCR2 niet wordt veran-derd, er wel degelijk een andere initiële intrin-sieke tijd wordt berekend. De juiste waarde vana is moeilijk te bepalen, maar speelt in het isota-chenmodel bij juist gebruik een ondergeschikterol. Keuze voor een grotere a vergroot de directerek, maar brengt de spanning-rektoestand bijeen lagere isotach waardoor de seculaire rekafneemt (zie punt A in figuur 2a). Netto is het

verschil gering. In figuur 7 wordt dit geïllustreerdvoor een factor 5 verschil in a. Verandering van alleen a in de (b-a, pg2)-formu-lering levert echter grote verschillen in initiëlekruipsnelheid op. De factor 5 toename van a infiguur 7 resulteert dan in een afname van de ini-tiële intrinsieke tijd τ0 met de macht (b-5a)/(b-a)= 5/9. Dit resulteert in een aanzienlijke toenamevan de berekende zetting. De (b,pg)-schrijfwijzeis daarom te verkiezen. Een goed alternatief isom, ongeacht de formulering, de initiële toe-stand met de intrinsieke tijd te beschrijven.

AfsluitingEen goed begrip van de betekenis van intrinsieketijd maakt het isotachenmodel toegankelijk. De uitleg hierover in dit artikel zal het modelhopelijk (ondanks het hoge theoretische gehalte)voor velen tot leven brengen.

Hieronder volgt een overzicht van de conclusiesvan dit artikel. 1. De tijd in Keverling Buisman’s logaritmische

kruipwet betreft feitelijk de intrinsieke tijd.2. De intrinsieke tijd vereenvoudigt de

beschrijving van het isotachenmodel.3. De intrinsieke tijd maakt duidelijk dat kruip

niet altijd direct een semi-logaritmisch ver-band volgt, namelijk door de tijdverschuivingten opzichte van de gebruikte tijdmaat. Hetis behulpzaam bij het maken van eenvoudigehandberekeningen, en de initiële toestandkan ermee vastgelegd worden.

4. De hoge waarde van de intrinsieke tijd in-situten opzichte van de samendrukkingsproefvergt een grote extrapolatie. Validatie van hetisotachenmodel is mogelijk door in-situ metextensometers de kruipsnelheid te meten,en dit te relateren aan met samendrukkings-proeven bepaalde isotachen.

5. Een dergelijke validatie is ook mogelijk voorgrote ophogingen met een ouderdom vanenkele tientallen jaren. De nauwkeurigheid

van de validatie neemt toe omdat de kruip-snelheden hoger zijn.

6. De isotachen hebben een unieke ligging alsde rek door het soortelijk volume wordtvervangen. Dit is van waarde bij de bepalingvan de initiële intrinsieke tijd in een laag,en het is daarom zinvol om hiervan correlatiesop te bouwen.

7. Meetfouten door apparaat- en ringwrijvingwerken de effecten van monsterverstoringtegen. Correcties op de meetfouten moetendaarom samengaan met correcties voormonsterverstoring.

8. Omdat het isotachenmodel uitgaat vanmaagdelijk gedrag, moeten samendrukkings-proeven tot voldoende hoge spanningenworden doorgezet. Aanbevolen wordt omvoor slappe grond tot minstens 16 maal deterreinspanning te belasten.

9. De manuals van MSettle en Plaxis Soft SoilCreep zouden expliciet moeten wijzen op deafhankelijkheid van de grensspanning en deoverconsolidatieratio van de grootte van deelasticiteitsparameter (a c.q. CR c.q. κ*). Een vergroting van de laatste moet leiden toteen vergroting van beide eerste, wil niet dekruipsnelheid drastisch toenemen. Dit is eengevolg van het relateren van de kruipsnelheidaan de seculaire rek en het kiezen van degrensspanning op het snijpunt van de a-lijnen de ééndags b-lijn. De in dit artikel gehan-teerde schrijfwijze voorkomt dit probleemdoor de kruipsnelheid te relateren aan detotale rek en de grensspanning te nemenals de afsnijding van de ééndags b-lijn. Hetprobleem kan ook worden voorkomen doorde initiële toestand te beschrijven metintrinsieke tijd. �

Dit artikel is tot stand gekomen in het kader vanhet Delft Cluster project ‘Blijvend Vlakke Wegen’.Reacties op dit artikel kunnen tot 1 april 2008 naar de uitgever worden gestuurd.

( ) ( ) cabcb OCROCR /)(21

/10

−== τττ

)/(2

02

202

)(

)/ln()/ln(

abb

av

bg

abg

ggvg

OCROCR

pp

ppbpa

−−

=

′=

=′

σ

σ

( )/exp/)(

21 ⎟

⎟⎠

⎞⎜⎜⎝

⎛ ′=

−−

εσττ cp

Hs

cab

g

v

Page 41: H180 binnen GEO FIN
Page 42: H180 binnen GEO FIN

Regionale proevenverzamelingen lenen zich bijuitstek om de ruimtelijke structuur van variatiesvan een grondeigenschap binnen een uitgestrektegrondlaag te analyseren. Een veel voorkomendetoepassing is het schatten van de karakteristiekewaarde van locale laaggemiddelden van eengrondeigenschap voor grondmechanische ont-werpanalyses voor lijninfrastructuurprojecten.In een voorgaand artikel [1] is, aan de hand vaneen praktijkvoorbeeld, een ruimtelijk variatiemodel afgeleid voor de statistische beschrijvingvan een proevenverzameling. In dit artikel gaanwe nader in op de toepassing.

Resumé van het ruimtelijk statistisch modelDe proevenverzameling, aan de hand waarvaneen ruimtelijk statistisch model werd geconstru-eerd, is weergegeven in figuur 1. Het gaat omwaarnemingen van de samendrukkingsparameterC, bepaald uit laboratoriumproeven op grond-monsters die zijn ingewonnen uit 11 boringenlangs een dijk, over een afstand van ongeveer6 kilometer. Bij de analyse in het voorgaande

artikel zijn vooralsnog hoge ‘uitbijters’ in dereeks waarnemingen (in boring 75-2 en boring77-2) buiten beschouwing gelaten. Verderop indit artikel zullen we het effect van het al dan nietmeenemen nader onderzoeken.

In het model onderscheiden we het ‘locale laag-gemiddelde’, de ‘locale variantie’, het ‘regionalelaaggemiddelde’ en de “regionale variantie’.Het locale laaggemiddelde is het laaggemiddeldevan de grondeigenschap op een locatie. Om degedachten te bepalen: het gemiddelde van degrondeigenschap in één boring in figuur 1 is eenlocaal laaggemiddelde. Dit laaggemiddelde isrepresentatief voor een gebied rondom deboring van enige tientallen meters. De localevariantie is de variantie van afwijkingen van de‘puntwaarden’ van de grondeigenschap op eenlocatie ten opzichte van het locale laaggemiddel-de. Het regionale laaggemiddelde is het laagge-middelde over de gehele grondlaag (dus over alleboringen in figuur 1). En de regionale variantie isde variantie van afwijkingen van puntwaarden inhet gehele gebied, ten opzichte van het regionale

laaggemiddelde. ‘Puntwaarden’ zijn in dit ver-band waarden die gemeten worden aan kleinegrondvolumes, met behulp van in situ terrein-proeven of in het laboratorium. De verhoudingα tussen locale variantie en regionale variantieis een belangrijke parameter van het ruimtelijkemodel. Deze verhouding kenmerkt de ruimtelijkecorrelatiestructuur van de proevenverzameling.In [1] is afgeleid dat bij dit model binnen eenboring de waarnemingen van de grondeigen-schap gecorreleerd zijn met correlatiecoëfficiëntρ=(1-α), terwijl waarnemingen in verschillendeboringen (die ver genoeg uit elkaar liggen)onderling ongecorreleerd zijn. Dit leidt totformules voor de schatting van regionale ver-wachtingswaarde, regionale standaardafwijkingen karakteristieke waarde van locale laaggemid-

40 GEOtechniek – januari 2008

Statistiek bij regionale proevenverzamelingen

Samenvatting

E. Calle Deltares [email protected]

Regionale proevenverzamelingen lenen zich bijuitstek om de ruimtelijke structuur van variatiesvan een grondeigenschap binnen een uitgestrektegrondlaag te analyseren. Een toepassing is hetschatten van de karakteristieke waarde van lokalelaaggemiddelden van een grondeigenschap bijlijninfrastructuurprojecten. In het stochastischemodel is het gebruik van de lognormale verdelingvoor de grondeigenschappen te prefereren bovende normale verdeling. Bij de opzet van een regio-nale proevenverzameling moet er altijd voorgezorgd worden dat er voldoende waarnemingenzijn om de verhouding tussen regionale en lokalevariatie te bepalen. Aanbevolen wordt hetstochastisch model uit de Leidraad Rivierdijkente vervangen door het hier voorgestelde model.

Figuur 1 Grafische representatie van de waarnemingen; de boringen zijn van links naar rechts in de juiste volgorde binnen de strekking uitgezet. De streepstippellijn geeft de karakteristieke waarde van het gemiddelde van de grondlaag, volgens de ‘klassieke’ formules in [1].

Figuur 2 Berekening van regionaal gemiddelde, regionale standaard-afwijking en karakteristieke waarde voor locale laaggemiddelden van C,gebaseerd op de proevenverzameling in figuur 1, als functie van de correla-tie tussen waarden van C binnen een boring ρ=(1-α). De waarden voorρ=0 geven berekeningsresultaten met de klassieke statistische formulesvoor ongecorreleerde waarnemingen weer.

Page 43: H180 binnen GEO FIN

delden die afwijken van de doorgaans gebruikteklassieke statistische formules voor ongecorre-leerde waarnemingen. Resultaten van berekenin-gen met deze nieuwe formules, op basis van dewaarnemingen in figuur 1, zijn weergegeven infiguur 2. Het regionale gemiddelde, de regionalestandaardafwijking en de karakteristieke waardevan het locale laaggemiddelde zijn functies vande aangenomen waarde voor de variantieverhou-ding α en dus de correlatie binnen een boring,ρ=(1-α). Voor een nadere uitleg en de wiskundigeonderbouwing wordt verwezen naar [1].

Schatting van α; een Bayesiaanse benaderingDe grootte van de variantieverhouding α is inbeginsel voor elke proevenverzameling verschil-lend en moet aan de hand van de waarnemingenzelf geschat worden. In figuur 2 is het verloopvan de likelihood-functie weergegeven. Dit is eenfunctie die de waarde de gezamenlijke kans-dichtheid van de waarnemingen weergeeft,uitgaande van een aangenomen waarde van decorrelatie ρ=(1-α) van waarnemingen binnen eenboring. We interpreteren deze functie als volgt:de likelihood-functie geeft aan wat de waar-schijnlijkheid is van de waarde van de correlatie(1- α) op basis van de waarnemingen zelf. Dit noemen we een Bayesiaanse interpretatie.De ‘genormaliseerde’ likelihood-functie noemenwe de à posteriori kansdichtheidsfunctie van (1-α). Voor de geïnteresseerde lezer is dewiskundige achtergrond en verdere uitwerkingweergegeven in het kader ‘Bayesiaanse benade-ring’ (zie ook [2]).

Aan de likelihood-functie in figuur 2 zien we datcorrelaties van 0,3 tot 0,6 de hoogste scoreshebben. Dat betekent dat op grond van de waar-nemingen een waarde van ρ van 0,4 tot 0,7 veelwaarschijnlijker is dan de waarde α=1 (corres-ponderend met ρ=0), waarbij de klassieke statis-tische formules (zie [1]) gelden om verwach-tingswaarde, standaardafwijking en karakteris-tieke waarde van locale gemiddelden te schat-ten.

De likelihood-functie is echter zodanig dat er nietecht één specifieke waarde voor α uitspringt. Ditkomt onder andere doordat het aantal waarne-mingen (20 stuks) niet erg groot is, waardoor hetonderscheidend vermogen van een statistischeberekeningsmethode beperkt is. Ook zal dit hetgevolg zijn van het feit dat de fysische werkelijk-heid grilliger is dan het ideaalmodel dat we voorde beschrijving ervan hanteren. Om die reden,en omdat dit vanuit een Bayesiaanse optiek ooklogischer is, nemen we de hele à posteriori kans-verdeling mee in de bepaling van de karakteris-tieke waarde van locale laaggemiddelden. Ditdoen we via integratie van het product van dekarakteristieke waarde bij een bepaalde (1-α)en de hiermee corresponderende à posteriorikansdichtheid. In het kader is de wiskundigeuitwerking gegeven.

Berekeningsresultaten, effect van meenemen van de uitbijtersDe uitkomst van deze integratie levert eenkarakteristieke waarde voor locale gemiddeldenvan 12,5. De schatting van de karakteristiekewaarde, berekend volgens de ‘klassieke’

berekening was 16,4 (zie figuur 1). We herinnerener aan dat bij deze berekeningen de ‘hoge’ uit-bijters (boringen 75-2 en 77-2) zijn weggelaten.Wanneer we die wel in de analyse meenemenblijkt dat ze een grote invloed op de berekendekarakteristieke waarde hebben. In tabel 1 zijn deberekende karakteristieke waarden van localegemiddelden weergegeven voor het geval dehoge uitbijters wel worden meegenomen.Daarbij is uit gegaan van de aanname dat degrondeigenschap normaal verdeeld is. __________________Tabel 1: Berekende karakteristieke waarden voor locale laaggemiddelden met al dan nietmeenemen van uitbijters, op basis van aanname van een normale verdeling

Selectie van waarnemingenKarakteristiek locale laaggemiddelde

Alle, uitgezonderd boring 75-2 en 77-2 12,8

Alle, uitgezonderdboring 77-2 11,0

Alle 5,9__________________Het is opvallend dat het toevoegen van ‘gunsti-ger’ waarnemingen tot een ongunstiger schat-ting van de karakteristieke waarde leidt. Vooralhet effect van de extreem hoge waarneming inboring 77-2 is desastreus voor de schatting vande karakteristieke waarde van het locale laag-gemiddelde. Daar zijn verschillende oorzakenvoor. Ten eerste wordt door het meenemen vanuitbijters de regionale variantie groter. Maarook neemt hierdoor de verhouding α tussen delocale en de regionale variantie af en neemt dusde correlatie ρ=(1-α) binnen de boringen toe.In figuur 3 zien we dat aan een verschuiving naarrechts van de grote scores van de likelihood-functie, ten opzichte van figuur 2. Daardoorkrijgen de ongunstige waarden van de karakte-ristieke locale laaggemiddelden een groteinvloed in de integratie.

Zoals in het voorgaande artikel [1] al is gesteldmoeten uitbijters altijd nader onderzocht wor-den. Als niet aannemelijk te maken is waaromeen uitbijter niet tot de te karakteriseren popu-latie behoort, is er ook geen reden om die uit tesluiten bij de statistische analyse van de proeven-verzameling. Veronderstel dat dit laatste in onsvoorbeeld het geval is. In figuur 3 zien we dat hetmeenemen van de uitbijters, in combinatie metde aanname van een normale verdeling, bij hogecorrelaties tot negatieve en dus fysisch onmoge-lijke karakteristieke locale gemiddelden leidt.Omdat bij deze correlaties de likelihood-scores

GEOtechniek – januari 2008 41

Figuur 3 Als figuur 2,maar dan met mee-nemen van de hogeuitbijters in de reekswaarnemingen. Opmerkelijk is dat detop van de likelihood-functie naar rechts isverschoven. Dit komtomdat het meenemenvan de hoge uitbijterservoor zorgt dat deverhouding α van localeen regionale variantieafneemt. Immers, devariatie binnen eenboring wijzigt niet,terwijl de regionalevariatie wel toeneemt.

Page 44: H180 binnen GEO FIN

42 GEOtechniek – januari 2008

Figuur 4 Als figuur 3, maar dan met aanname van de lognormale kansverdeling voor de grondeigenschap C

Figuur 5 Als figuur 4, maar met weglaten van de waarnemingen in boring 79-3 en 80-2

groot zijn, hebben deze negatieve waarden weleen grote invloed op de ‘uitgeïntegreerde’karakteristieke waarde (berekend volgens verge-lijking 1.2 in het kader ‘Bayesiaanse benade-ring”). De statistische analyse wordt daardoor,in tegenstelling tot in figuur 2, sterk beïnvloeddoor fysisch inconsistente uitkomsten. Om diereden wordt nu de aanname van een normaleverdeling voor de waarnemingen verworpen

Aanname lognormale kansverdeling voor waarnemingenWanneer we uit gaan van een lognormale verde-ling wordt in elk geval vermeden dat fysischonmogelijke karakteristieke waarden wordenberekend. In het voorgaande artikel [1] is al aan-getoond dat de lognormale verdeling, net als denormale verdeling, vanuit statistisch oogpuntniet kan worden verworpen. We gaan daarom nuna wat het resultaat van de statistische analysewordt als we een lognormale verdeling voor dewaarnemingen aannemen.

De analyse onder aanname van een lognormaleverdeling voor de waarnemingen verlooptgeheel analoog aan de analyse bij aanname vaneen normale verdeling. Alleen worden de statis-tische bewerkingen niet uitgevoerd op de waar-nemingen zelf, maar op de logaritmen van dewaarnemingen. We vinden dan de karakteristiekewaarde van locale laaggemiddelden van delogaritme van de grondparameter. Door vervol-gens hiervan de exponent te nemen vinden we

de gezochte karakteristieke waarde.In tabel 2 zijn de berekende karakteristieke waar-den voor locale laaggemiddelden weergegevenvoor zowel de aanname van normale als log-normale verdeling. Het effect, dat hogeuitbijters leiden tot lagere karakteristiekewaarden is er ook bij aanname van de lognormaleverdeling, maar veel minder desastreus.

__________________ Tabel 2: Berekende karakteristieke waarden voor locale laaggemiddelden, al dan niet met mee-nemen van hoge uitbijters, op basis van aannamevan de normale en de lognormale verdeling

Aangenomen kansverdelingtype

Selectie van Normaal LognormaalwaarnemingenAlle, uitgezonderd

75-2 en 77-2 12,8 12,4Alle, uitgezonderd 77-2 11,0 12,3Alle 5,9 11,6__________________

In figuur 4 is het verloop van de schatters voorregionaal gemiddelde, de regionale standaard-afwijking en de karakteristieke ondergrens alsfunctie van de aangenomen correlatie binneneen boring. Bij deze berekening zijn alle waar-nemingen, dus ook de uitbijters, meegenomen.

Deze analyse rechtvaardigt de conclusie dat voorgrondeigenschappen die per definitie een posi-

tieve waarde hebben de aanname van een log-normale kansverdeling de voorkeur geniet bovende aanname van een normale verdeling. Hetblijft natuurlijk zaak om zo’n aanname te toetsenop aannemelijkheid, maar dit geldt eigenlijk ookvoor de aanname van normaliteit. In de praktijkwordt er doorgaans van uit gegaan dat vooraanname van normaliteit die toets niet nodig is.Uit bovenstaande analyse blijkt dat dit eenonterecht gebruik is.

In tabel II zien we dat door aanname van de log-normale verdeling de invloed van enkele hogeuitbijters op de berekende karakteristieke (5%-ondergrens) waarden van locale laaggemiddel-den nogal beperkt is. Door de oogharen heenkijkend zou je dit ook verwachten. Hoge uit-schieters geven immers weinig informatie overstatistische ondergrenzen van een aan deonderkant fysisch begrensde populatie. Hetzou dus ook onlogisch zijn om te verwachtendat het meenemen van een beperkt aantal hogeuitbijters zou leiden tot substantieel lagere (ofhogere) ondergrenswaarden.

Opzet van onderzoek voor een regionale proevenverzamelingDe regionale proevenverzameling van figuur 1heeft ons op het spoor gezet van het ruimtelijkevariatiemodel, waarbij de spreiding binnen eenlocatie, ten opzichte van het locale laaggemid-delde, kleiner is dan de totale spreiding in dehele regionale verzameling. Dat kwam omdat er

Page 45: H180 binnen GEO FIN

een aantal boringen is waarin meerdere waar-nemingen aanwezig zijn, die in feite de informa-tie moeten verschaffen over de verhoudingtussen locale en regionale variatie van de waar-nemingen. Zou bij geen van de boringen meerdan één waarnemingen aanwezig zijn, dan bevatde proevenverzameling uiteraard ook geen infor-matie over locale variatie. Hebben we slechtsenkele boringen met twee waarnemingen, danbevat de verzameling wel wat informatie overlocale spreiding, maar die wordt dan erg vaag.We kunnen dit demonstreren door in de statisti-sche bewerking van de proevenverzameling deboringen 79-3 en 80-2 weg te laten. Dit zijn deboringen met een wat groter aantal waarnemin-gen, die derhalve de meeste informatie over delocale variatie bevatten. Figuur 5 geeft de bere-keningsresultaten weer zoals in figuur 4, maardan met weglaten van deze twee boringen. Wezien dat als gevolg hiervan de likelihood-scoresmeer uniform verdeeld zijn in de correlatierangevan 0 - 0,8. Dat wil zeggen dat waarnemingenweinig informatie bevatten over de variantiever-houding α. De bijbehorende schatting van dekarakteristieke waarde is nu 14,76. Deze schat-ting is gunstiger dan de schatting waarbij allewaarnemingen zijn meegenomen (namelijk 11,5, zie tabel 2), en laat dus zien dat het nietinwinnen van informatie over de verhouding vanlocale en regionale kan leiden tot onveiligeschattingen van de karakteristieke waarde vanlocale laaggemiddelden.

Een belangrijke conclusie die we hier uit trekkenis dat bij het opzetten van grondonderzoek, omeen regionale proevenverzameling op te stellen,er altijd voor gezorgd moet worden dat er vol-doende waarnemingen zijn om de verhoudingtussen locale en regionale variantie, te bepalen.Een proevenverzameling waarin boringen metmeerdere grondmonsters per boring ontbrekenis een onbetrouwbare proevenverzameling omkarakteristieke schattingen van locale laag-gemiddelden te bepalen. In beginsel is dus eenopzet voor het grondonderzoek met relatiefweinig boringen, maar met relatief veel, bijvoorbeeld vier tot zes, waarnemingen perboring veruit te prefereren boven een opzet met veel boringen, maar met slechts één ofhooguit twee waarnemingen per boring.

Regionale proevenverzameling volgens de TAW-Leiraad RivierdijkenHet gebruik van regionale proevenverzamelingenvoor de schuifsterkte in grondlagen is in deLeidraad voor het Ontwerpen van Rivierdijken(deel 2) geïntroduceerd [3]. Bij het berekenenvan statistische kenmerken van de proevenverza-

melingen wordt geen ruimtelijk correlatiemodelgebruikt. Het berekenen van regionale gemid-delden en varianties van de proevenverzamelinggebeurt met de klassieke formules. Het ruimte-lijke model wordt echter wel gebruikt om karak-teristieke waarden voor locale gemiddelden teberekenen. Daarbij wordt de volgende formulegebruikt:

(1)

Hierin is Γ 2 de factor waarmee het effect vanspreiding van locale gemiddelden in rekeninggebracht wordt. Hiervoor wordt in de TAW-leidraad Γ 2= 0,25 aangehouden. Deze keuzekomt overeen met α =0,75 (vergelijk formule 1met formule 1.11 van bijlage 1 van het voorgaan-de artikel [1]). Dit betekent dat in de TAW-leidraad (impliciet) uitgegaan is van het idee datbinnen één locatie de variantie van schuifsterktevan proefmonsters zo’n 75% van de regionalevariantie in de proevenverzameling bedraagt.Kijken we naar de figuren 2 t/m 5, dan zien wedat α -waarden waarden van 0,2-0,5 voor dein figuur 1 beschouwde proevenverzamelingwaarschijnlijk zijn.

De keuze in de Leidraad, zo’n twintig jaar gele-den, was een educated guess, die niet gebaseerdis op een statistische analyse. Mogelijk zou eenruimtelijke analyse, zoals hierboven beschreven,van de destijds beschikbare proevenverzamelin-gen van schuifsterkteparameters tot anderekeuzen hebben geleid; hierover kunnen wevooralsnog slechts speculeren. Het lijkt welzinvol dit alsnog te doen.

Gebruiken we formule (1) (met t=1,65 ) voor deproevenverzameling in figuur 1 dan vinden wekarakteristieke waarden voor locale gemiddel-den van 11,2 (waarbij alle waarnemingen zijnmeegenomen). We zien dat de berekende karak-teristieke waarde van locale laaggemiddeldenniet eens zo veel afwijkt van die in tabel 2 (alsdaarbij uitgegaan wordt van een lognormalekansverdeling). Omdat de onderliggendemodellen nogal verschillen houdt de vergelijkinghiermee op. Verdergaande conclusies zijnspeculatief.

De formule (1) uit de Leidraad voor Rivierdijkenis, als best practice, in de loop der jaren ook weltoegepast op regionale proevenverzamelingenvan grondeigenschappen bij grote infrastruc-tuurprojecten. De analyse in bovenstaandealinea’s laat zien dat dit praktisch misschien zogek nog niet was, maar roept tegelijkertijd de

vraag op of dit vanuit statistisch oogpunt welcorrect was. Aanbevolen wordt om in nieuwvoorkomende gevallen gebruik te maken van hetin dit en het voorgaande artikel voorgesteldestatistische model.

Karakteristieke waarden voor locale laaggemiddelden in tabel 1 vanNEN6740In tabel I van de geotechnische norm NEN 6740worden indicaties voor aan te houden karakteris-tieke (onder- en bovengrens-) waarden van laag-gemiddelden op een locatie aangegeven. Dezeindicaties zijn ontstaan op basis van deskundi-genoordeel bij het opstellen van de norm.Hierbij zijn weliswaar niet expliciet proeven-verzamelingen gebruikt, maar de ervaring vande bij het opstellen van de norm betrokkendeskundigen kan niettemin opgevat wordenals (langjarige) cumulatie van praktijkervaringenen in die zin, als het ware, gebaseerd op land-dekkende regionale proevenverzamelingen.

In de norm worden ook variatiecoëfficiënten vande in tabel 1 benoemde grondeigenschappengenoemd, overigens zonder dat precies is aange-geven waar deze spreidingen precies betrekkingop hebben. Verschillende interpretaties zijnmogelijk. Door de CUR-commissie C135 is eennadere duiding van tabel 1 en de interpretatievan de bijbehorende variatiecoëfficiënten, en dehieruit voorvloeiende gebruiksmogelijkheid vantabel, bestudeerd [4]. In een afzonderlijk artikelin dit blad wordt hier nader op ingegaan [5].

Conclusies en aanbevelingenAan de hand van een regionale proevenverzame-ling is een ruimtelijk stochastisch model voor dekarakterisering van ruimtelijke variatie vangrondeigenschappen beschreven. Daarbij zijnstatistische formules afgeleid, voor het schattenvan karakteristieke waarden van locale laagge-middelden van de grondeigenschap op een wille-keurige locatie, rekening houdend met de hierinaanwezige ruimtelijke correlatiestructuur. Dehiermee berekende karakteristieke waarde vanlocale laaggemiddelden sluit, in tegenstellingtot berekende karakteristieke waarden met deklassieke formules, goed aan bij de waarnemingenvan de regionale proevenverzameling in figuur 1.Dit ruimtelijke model is beschreven in [1] en isingegeven door stochastische modellering diegebruikelijk wordt toegepast in de geostatistiek.

Bij een stochastisch model moet een aannameworden gedaan over het type kansverdeling vande populatie en dus ook van waarnemingen in deproevenverzameling. Bij modellering van grond-

Statistiek bij regionale proevenverzamelingen

GEOtechniek – januari 2008 43

Page 46: H180 binnen GEO FIN

eigenschappen die per definitie een positievewaarde hebben, is de aanname van een log-normale verdeling veruit te prefereren bovende doorgaans gebruikelijke aanname van eennormale kansverdeling. Uit het rekenvoorbeeldblijkt ook dat de lognormale kansverdeling,beter dan een normale kansverdeling, in staatis om hoge uitbijters in een aan de onderkantfysisch begrensde populatie te ‘accommoderen’.Karakteristieke ondergrensschattingen werdenin het rekenvoorbeeld nauwelijks beïnvloeddoor (extreem) hoge uitbijters.

In het ruimtelijke model is de verhouding tussende locale variantie en de regionale variantie eenuiterst belangrijke parameter. Het grondonder-zoek, om een regionale proevenverzameling opte bouwen, moet dan ook zodanig opgezetworden dat voldoende informatie over dieverhouding ingewonnen wordt. Concreetbetekent dit dat proevenverzamelingen voldoendeclusters van locale waarnemingen moeten bevat-ten. Als stelregel geldt dat een opzet waarbijvier of vijf monsters per boring wordenbeproefd, te prefereren is boven een opzet metveel meer veel boringen, maar waarbij slechtséén of twee monsters per boring wordenbeproefd. Omdat de laatste inherent weiniginformatie bevatten over de verhouding vanlocale en regionale varianties zal, om toch totveilige schattingen van karakteristieke localelaaggemiddelden te komen, een ‘veilige’ waarde van de variantieverhouding moeten

worden aangenomen, zoals bijvoorbeeld in deLeidraad voor het Ontwerpen van Rivierdijkenwordt aangegeven.

Het gebruik van regionale proevenverzamelingenvoor schuifsterkteparameters van grondlagen iszo’n twintig jaar geleden geïntroduceerd in deLeidraad voor het Ontwerpen van Rivierdijken.Het onderliggende ruimtelijke stochastischemodel, met bijbehorende statistische formules,was naar de kennis van toen best practice. Dit model is ook wel toegepast bij latereinfrastructuurprojecten. Aanbevolen wordtom bij nieuw in te winnen proevenverzamelingende in dit artikel voorgestelde statistischeberekeningsmethode te gebruiken.

Statistische berekeningen op basis van het hiervoorgestelde ruimtelijke stochastische modelzijn rekentechnisch aanzienlijk complexer danberekeningen volgens de klassieke statistischesteekproeftheorie. Om de berekeningsmethodetoegankelijk te maken is een Excel spreadsheet-applicatie ontwikkeld. Dit is op aanvraag(kosteloos) verkrijgbaar bij de auteur. �

Reacties op dit artikel kunnen tot 1 april 2008 naar de uitgever worden gestuurd.

Referenties

[1] Calle E.O.F. (2007) Statistiek bijProevenverzamelingen, Geotechniek, juli 2007.

[2] Vrouwenvelder A. & E. Calle (2003)Measuring Spatial Correlation of SoilProperties. Heron, vol. 48 (2003) Nr. 4, pp 297-31.

[3] TAW (1989) Leidraad voor het ontwerpenvan Rivierdijken (deel 2). TechnischeAdviescommissie voor de Waterkering

[4] CUR (2007) Van onzekerheid naar veiligheid. Rapportage CUR commissie C135 (te verschijnen in 2007)

[5] Ed Calle, Ton Vrouwenvelder, Jaap Lindenberg, Geerhard Hannink en Edward Bruijn (2008) Representatieve waarden voor grondparameters in de geotechniek (beoogd te verschijnen in Geotechniek , april 2008)

Een Bayesiaanse benadering

We willen de correlatie ρ (= 1-α) schatten aande hand van de waarnemingen zelf. Daartoeveronderstellen we een a priori kansdichtheids-verdeling voor ρ namelijk f’ρ (ξ) (0 < ξ < 1),die we straks nader zullen specificeren.Voor het gemak noteren we de waarnemingenmet de vector cc (zie ook kader in [1] en wenoteren de samengestelde kansdichtheid vande waarnemingen, gegeven een correlatie,als fc( cc;ξ). Volgens het theorema van Bayeskunnen we de zogenaamde à posteriorikansdichtheidsverdeling van ρ berekenen,gegeven de waarnemingen, met:

(1.1)

Hierin is J een normaliserende constante, die

ervoor moet zorgen dat het linkerlid van verge-lijking (1.1) ook een echte kansdichtheidsfuctieis, dat wil zeggen met een geïntegreerd opper-vlak onder de curve gelijk is aan 1. De functie fc (c ;ξ) wordt de likelihood-functie van dewaarnemingen genoemd bij een willekeurig aan-genomen waarde ρ = ξ. Het is de waarde vande samengestelde normaal verdeelde kansdicht-heidsfunctie van de waarnemingen, waarbij deonderlinge correlaties volgen uit het ruimtelijkstatistische model, waarbij ρ= (1-α) =ξ.

We kiezen we nu voor de a priori verdeling fρ (ξ) een zogenaamde ‘vage’ à priori verdeling,namelijk f’ρ (ξ)=1 (0 <ξ < 1). We veronderstellenimmers dat we geen andere voorinformatiehebben dan dat ρ tussen 1 en nul moet liggen.Dan is de à posteriori schatter f”ρ (ξ | c) van de

kansdichtheidsfunctie van ρ gelijk aan degenormaliseerde likelihood-functie.

Omdat er niet één unieke waarde van ρ is die er echt uitspringt (zie figuren 2…5 in dehoofdtekst) wordt bij het bepalen van dekarakteristieke schatting van de localelaaggemiddelden de gehele à posterioriverdeling van ρ meegenomen:

(1.2)

De karakteristieke waarde van locale gemiddel-den kan dus worden berekend door sommatievan de producten van de karakteristieke waar-den, bij alle aangenomen waarden van ρ en debijbehorende likelihood-scores.

44 GEOtechniek – januari 2008

Page 47: H180 binnen GEO FIN
Page 48: H180 binnen GEO FIN

InleidingRecent is Eurocode 7 (NEN-EN 1997: ‘Geotech-nisch Ontwerp’ [1] officieel van kracht gewor-den. Naast nieuwe normering met betrekking tothet geotechnisch ontwerp voorziet de Eurocodein kwaliteitsborging door middel van zogenaamdeuitvoeringsnormen. Deze uitvoeringsnormen,waarvan nog lang niet iedereen het bestaan, laat staan de inhoud kent, zijn in de afgelopen 10 jaar opgesteld door de Europese TechnischeCommissie 288, waarin overheid en bedrijfslevenvertegenwoordigd zijn. In dit artikel wordtingegaan op de Europese uitvoeringsnorm voorgrondankers NEN-EN 1537 [2]. Het blijkt name-lijk nog niet zo eenvoudig om een grondkerendeconstructie met verankering compleet volgensde Eurocode te ontwerpen en uit te voeren.

Positionering van NEN-EN 1537binnen de Eurocode-reeksIn EC 7 wordt o.a. het geotechnisch ontwerp vangrondkerende constructies beschreven. Incombinatie met de uitgangspunten van EC 0(NEN-EN 1990: ‘Basiseisen’ [3]) en EC 1 (NEN-EN 1991: ‘Belastingen’ [4]) kan een constructie-ve berekening worden uitgevoerd volgens éénvan de drie ontwerp benaderingen. Hiermee kande krachtsverdeling in een grondkerende wandop eenduidige wijze worden bepaald. De beno-digde constructieafmetingen worden vervolgensmet behulp van de materiaal gebonden ontwerp-

normen bepaald. Voor de materiaaltechnischetoetsing van stalen damwanden dient bijvoor-beeld EC 3 deel 5 (NEN-EN 1993-5: ‘Dam-wanden’ [5]) te worden gebruikt, voor eendiepwand Eurocode 2 deel 3 (NEN-EN 1992-3:‘Betonfunderingen’ [6]). Voor het ontwerp en de uitvoering van een verankering wordtverwezen naar de uitvoeringsnorm NEN-EN 1537 ‘Grondankers’.

Toepassingsgebied van NEN-EN 1537De uitvoeringsnorm voor grondankers is vantoepassing voor permanente en tijdelijke grond-ankers waarvan de draagkracht wordt beproefd.De norm definieert een anker als een elementdat bestaat uit een ankerkop, een vrij ankerdeelen een ankerlichaam dat door middel van groutmet de grond is verbonden.

Gesteld wordt letterlijk dat de norm niet vantoepassing is op alternatieve verankeringssyste-men zoals trekpalen, schroefankers, mechani-sche ankers, grondvernageling, en expansie-ankers. Gezien de huidige stand van zaken in debranche wordt echter verwacht dat de norm inNederland wel degelijk gebruikt gaat wordenvoor dergelijke systemen. Aangezien er behoor-lijke verschillen zijn in de wijze van aanbrengenen functioneren is het echter wel noodzakelijkom aanvullende eisen op te stellen voor deankertypes waarvoor NEN-EN 1537 officieel niet

van toepassing is. Hierbij kan worden gedacht aan zaken als corrosietoeslagen voor onbeschermde ankertypes, aangepastecriteria voor kruip en fictief ankerpunt,uitvoeringsrichtlijnen, etc.

Stand van zaken ankertechniekDe ankertechniek kan op dit moment inNederland worden onderverdeeld in vier hoofdgroepen.

1. Traditionele groutankers (Figuur 1)Dit betreft alle traditionele ankers die volledig

grondverdringend worden aangebracht metbehulp van een boorbuis (ca. 100 mm diameter),waarin na het inboren een hoogwaardig stalenelement (Dywidag- / Gewistaven of voorspan-strengen) wordt geplaatst en waarbij tijdens het trekken van de boorbuis onder hoge druk(ca. 10 à 15 bar) grout geïnjecteerd wordt.

2. Schroefinjectieankers (Figuur 2)Dit betreft ankers die zijn opgebouwd uit holle

stalen secties die door middel van moffen aanelkaar worden gekoppeld. De voorste sectie isvoorzien van een schroefblad (ca. 250 mm). Deze ankers worden vooruitborend onder hetinjecteren van grout onder lage druk (2 à 5 bar)ingebracht. Eenmaal op diepte wordt getrachtde groutdruk te verhogen (afpersen) om betereaanhechteigenschappen te krijgen.

3. Zelfborende ankers (Figuur 3)Dit betreft eveneens ankers die zijn opgebouwd

uit holle stalen secties. In plaats van een schroef-blad is de voorste sectie voorzien van een spoel/

46 GEOtechniek – januari 2008

Europese uitvoeringsnormgrondankers (NEN-EN 1537)nader belicht

Samenvatting

ing. R. J. Schippers Mos Grondmechanica b.v.

Figuur 1 Traditionele groutankers

Eurocode 7 'Geotechnisch Ontwerp' voorzietonder meer in kwaliteitsborging doormiddel van uitvoeringsnormen. Voorgrondankers bestaat er een Europeseuitvoeringsnorm NEN-EN 1537, maar het blijkt nog niet zo eenvoudig om eengrondkerende constructie met verankeringop basis hiervan compleet te ontwerpenen uit te voeren. Met name de beschrijvingvan de beproevingsprocedure en de inter-pretatie van de resultaten daarvan komenniet uit de verf. Vooralsnog wordt in denationale aanvullende bepalingen NEN9097 verwezen naar CUR 166. In de Europese TC 288 is een trajectopgestart voor revisie van NEN-EN 1537,ofwel door de beproevingsprocedures te laten vervallen ofwel door ze adequaat te beschrijven.

Page 49: H180 binnen GEO FIN

GEOtechniek – januari 2008 47

boorkop. Ook deze ankers worden vooruit-borend onder het injecteren van grout onderlage druk ingebracht. Eenmaal op diepte wordtgetracht de groutdruk te verhogen (afpersen) om betere aanhechteigenschappen te krijgen.

4. Mechanische (klap)ankers (Figuur 4)Dit betreft een recente ontwikkeling waarbij eenGewi-staaf, waarop een uitklapbaar element isgemonteerd, statisch de grond in wordt gedrukt.Wanneer de gewenste diepte is bereikt, wordtaan de staaf getrokken en zet het uitklapbare element zich vast in de grond.Het principe bestaat al langer, maar de toe-passing als damwandverankering is nieuw.

De huidige ontwerpmethode in NederlandIn de huidige ontwerpmethode volgens CUR 166[7] volgt, nadat het stappenplan is doorlopen,uit de berekening van de uiterste grenstoestand(voor de van toepassing zijnde veiligheidsklasse)een maximale ankerkracht F A;max. In dezebelasting zit impliciet een deel partiële veilig-heid verwerkt. Naarmate de veiligheidsklassehoger is zit er in het resultaat meer veiligheid

door een groter verschil tussen de uitkomst in de bruikbaarheids grenstoestand (BGT) en de uiterste grenstoestand (UGT).Om voor een damwandconstructie op hetgewenste betrouwbaarheidsniveau uit te komenis destijds met behulp van calibratie-berekeningenbepaald dat voor de geotechnische toetsing derekenwaarde voor de ankerkracht met een belas-tingfactor van 1,10 dient te worden verhoogd envoor de toetsing van het stalen trekelement meteen belastingfactor van 1,25. Deze rekenwaardevan de belasting dient te worden getoetst aande rekenwaarde van de geotechnische draag-kracht van de grond en de rekenwaarde van desterkte van de ankerstaaf. De rekenwaarde vande sterkte tenslotte wordt gevonden door dekarakteristieke sterkte te verlagen met eenmateriaalfactor van 1,25 voor de geotechnischedraagkracht en 1,40 voor de sterkte van de staaf.Door deze werkwijze te volgen is het gewenstebetrouwbaarheidsniveau voor de gekozenveiligheidsklasse (I,II of III) gewaarborgd. In figuur 5 is in een stroomschema de huidigewerkwijze samengevat. Het bepalen van de geotechnische draagkrachtbehelst in de praktijk feitelijk de bepaling van

Figuur 2

Schroefinjectie-ankers

Figuur 4 Klapanker

Figuur 3 Zelfborende ankers

Figuur 5 Stroomschema ankerontwerp volgens CUR 166

Page 50: H180 binnen GEO FIN

de benodigde verankeringslengte in de bodem,wat in Nederland wordt gedaan op basis vanempirische relaties met de gemiddelde conus-weerstand. In de berekeningswijze volgens CUR166 moet de geotechnische draagkracht vanieder individueel anker worden aangetoonddoor middel van een controleproef (duur ca. 15 minuten), waarbij in stappen belast moet wordentot 1,0 x F A;max;gr;d. Voor deze proeven zijncriteria gesteld aan de toelaatbare kruip tijdensde proef. Ook moet op basis van het gemetenelastisch gedrag tijdens de proef wordenaangetoond dat het anker op de juiste diepte in de ondergrond zijn belasting afdraagt (bepaling fictief ankerpunt).

Op een aantal ankers in het werk wordt aanvul-lend vaak voorgesteld om een geschiktheids-proef (duur ca. 5 uur) uit te voeren, waarmee opniet-destructieve wijze meer informatie wordtverkregen over de bezwijkdraagkracht van hetanker. Volgens CUR 166 dient hierbij in stappente worden belast tot 1,2 x F A;max;gr;d. In figuur 6 is een voorbeeld weergegeven vaneen proefopstelling.

Inhoud van de uitvoeringsnorm NEN-EN 1537Alle uitvoeringsnormen zijn opgesteld volgenseen standaard hoofdstukindeling. Er wordt eenonderscheid gemaakt in een normatief deel (hfs. 1 t/m 11) en een informatief deel (bijlagen).Met normatief wordt bedoeld dat een norm-artikel een verplichting inhoudt. Met informatiefwordt bedoeld dat het een advies betreft.

Ankers worden in de praktijk voor veel verschil-lende doeleinden gebruikt. Als horizontaleverankering van een damwandconstructie, maarook als verticale verankering tegen opdrijven.Het ankerontwerp maakt hierbij een wezenlijkonderdeel uit van het constructief ontwerp.Hierbij kan sprake zijn van een constructie diebestaat uit beton, staal, hout of grond.

De uitvoeringsnorm kent dan ook een grootaantal normatieve vertakkingen naar algemeneen materiaalspecifieke normen en blinkt hier-door niet uit in duidelijkheid en eenduidigheid.Toch bevat deze norm wel degelijk veel nuttigeregels en informatie met betrekking tot hetontwerp en de uitvoering van verankeringen.Zo worden zaken als de benodigde informatieover het terrein, aanbrengmethodes, corrosie-beschermingssystemen, kopafwerking enmateriaalspecificaties zeer uitgebreid beschreven.De beschrijving van de beproevingsproceduresen de interpretatie van de resultaten hiervan

komen helaas minder goed uit de verf.

Uitwerking van een verankerings-ontwerp volgens EurocodeWanneer de Eurocode wordt gebruikt, dan volgtuit een willekeurige damwandberekening voorde gekozen veiligheidsklasse een rekenwaardevoor de ankerkracht (P d). Eurocode 7 geeft ver-volgens geen belastingfactoren voor de bepalingvan de rekenwaarde van de ankerkracht, zoalswel in de CUR 166 systematiek gebeurt (factorenvan respectievelijk 1,10 en 1,25). Dit is nogalvreemd, omdat voor de verschillende ontwerp-benaderingen verschillende partiële factorengelden ( in ontwerp benadering 2 zijn de partiëlefactoren voor een damwandberekening bijvoor-beeld allemaal gelijk aan 1,0 en de factorenvoor ontwerpbenadering 1 en 3 verschillensignificant).

In de praktijk betekent dit dat wanneer dezelfdeconstructie in dezelfde veiligheidsklasse, maarvolgens drie verschillende ontwerp benaderingenwordt uitgerekend, de rekenwaarde van deankerkracht P d drie verschillende waarden heeft.De betrouwbaarheidsindex β van de verankerdedamwandconstructie zal hierdoor per ontwerpbenadering verschillend uitkomen.Ieder Europees land is verplicht om een keuze temaken in de ontwerpbenadering die nationaalwordt gehanteerd.

Voor Nederland is ontwerpbenadering 3gekozen. De bijbehorende partiële factoren zijngegeven in de Nationale Bijlage van NEN-EN1990 en NEN-EN 1997. De hoogte van departiële veiligheden voor een damwandbereke-ning binnen de gekozen ontwerpbenadering

mogen echter nationaal worden vastgelegd enkunnen dus per land verschillen! Ieder land dientin feite zelf te bepalen hoe hoog de belasting-factoren op de geotechnische draagkracht ende constructieve sterkte van het stalen anker-element moeten zijn om de gewenste betrouw-baarheidsindex β te garanderen.Wanneer we ervan uitgaan dat het door aan-passing van de normen op termijn mogelijkwordt om voor iedere ontwerpbenadering derekenwaarde van de belasting voor toetsing vande geotechnische draagkracht (P d;OB X;gr;d) en desterkte van het stalen element (P d;OB X;st;d) tebepalen, dan moet hiermee volgens EN 1997-1,hfs. 8 worden voldaan aan de bekende tweevoorwaarden, namelijk dat de rekenwaarde vande geotechnische draagkracht (R a;d) niet wordtoverschreden en dat de rekenwaarde van desterkte van de ankerstaaf (R t;d) niet wordt over-schreden. In figuur 7 is in een stroomschema dete volgen werkwijze volgens Eurocode samengevat.

ToelichtingVoor de bepaling van R t;d wordt verwezen naarNEN-EN 1993-5, ontwerp van damwanden.Volgens paragraaf 6.2.3 van NEN-EN 1993-5bedraagt de rekenwaarde van de sterkte vande staaf:

R t,d = 0,80 x f ua x A s / γMb

Waarin:f ua = breuksterkte ankermateriaalA s = maatgevend oppervlakγMb = 1,25

Voor de bepaling van R a;d wordt verwezen naarNEN-EN 1537. Het is echter niet mogelijk omdeze op eenduidige wijze te bepalen. In een

48 GEOtechniek – januari 2008

Figuur 6 Meetopstelling t.b.v. beproevingvertikaal anker

Page 51: H180 binnen GEO FIN

Figuur 7 Stroomschema ankerontwerp volgens Eurocode

normatieve annex (D5), wat op zichzelf in eenuitvoeringsnorm zeer ongebruikelijk is, wordtgesteld dat R a;d kan worden bepaald uit:

R a;d = R a;k / γ R

Waarin:R a;d = laagste waarde van de karakteristieke

ankerweerstand (op basis van proeven of empirie)

γ R = partiële factor voor ankerweerstand (1,35 voor permanent, 1,25 voor tijdelijk)

Voor de verificatie van R a;k is het noodzakelijkom controleproeven uit te voeren. In NEN-EN1997, noch in NEN-EN 1537 is echter vastgelegdop welk belastingniveau deze proeven moetenworden uitgevoerd. Een koppeling tussen derekenwaarde van de ankerkracht (P d) en dehoogte van de testbelasting (P d) ontbreekt (inde CUR 166 systematiek is vastgelegd dat eencontroleproef op 100 % en een geschiktheids-proef op 120 % van de rekenwaarde van anker-kracht (F S;max;gr;d) moet worden uitgevoerd).Hierdoor kan de benodigde verankeringslengtein de grond dus eigenlijk niet worden bepaald.Het ligt voor de hand om de hoogte van de test-belasting te relateren aan de rekenwaarde vande belasting voor toetsing van de geotechnischedraagkracht P d;OB X;gr;d. Dit is in de Eurocodeechter niet geregeld.

In NEN-EN 1537 worden in een informatieveannex weliswaar eisen gesteld aan de maximaaltoelaatbare kruip voor verschillende proeven(onderzoeks-, geschiktheids- of controleproef)en verschillende toepassingen (tijdelijke ankers< 2 jaar of permanente ankers > 2 jaar), maarzolang er geen koppeling tussen rekenwaardevan de ankerkracht en de hoogte van de test-

belasting is, zijn de eisen niet compleet.

BesluitGeconcludeerd wordt dat het momenteel nietmogelijk is om op basis van de Eurocode eengedetailleerd ankerontwerp te maken. In NEN9097 ‘aanvullende bepalingen voor het geo-technisch ontwerp [8]’ hoofdstuk 8.5, diebegin 2008 als groene versie verschijnt, wordtdan ook verwezen naar de methode volgens CUR166. Voorlopig kan voor het ontwerp van eenverankering in Nederland deze methode nogworden gebruikt.Omdat de beproevingsmethode voor ankersin NEN-EN 1537 nogal slecht uit de verf isgekomen, is eerder in een andere EuropeseTechnische Commissie (TC 341, Werkgroep 4‘Uitvoering van testen op geotechnischeconstructies’) al getracht om door middel vanhet uitbrengen van EN(V) 22477-5 ‘Uitvoeringvan testen op geotechnische constructies,Groutankers’ [9]) meer eenduidigheid enduidelijkheid te scheppen. Zonder aanpassingvan de tekst van NEN-EN 1537 is de status van EN(V) 22477-5 echter onduidelijk.De belangrijkste zaken die getracht zijn teverbeteren zijn:� Een concrete definitie van de hoogte van

de testbelasting door deze uit te drukkenals percentage van de rekenwaarde van deankerkracht uit het ontwerp, nl:- Geschiktheidsproef: 1,25 P d voor permanente

ankers, 1,15 P d voor tijdelijke ankers;- Controleproef: 1,00 P d voor tijdelijke en

permanente ankers.� Een duidelijker definitie van de door te

voeren belastingtrappen voor de verschillendesoorten beproevingen en de bijbehorendebeoordelingscriteria van het bezwijkgedrag.

� Het duidelijk definiëren dat tijdens de

beproeving de spanning in het ankerstaalonder de 95 % van de vloeigrens (of 0,1 %rekgrens) van het materiaal blijft omongevallen tijdens de beproevingsprocedurete voorkomen.

Recent is besloten om binnen TC 288 een trajectop te starten om NEN-EN 1537 te reviseren.Besloten moet nog worden of de beproevings-procedures uit de uitvoeringsnorm verdwijnen,of dat deze procedures sterk zullen wordenverbeterd. In het laatste geval komt EN(V)22477-5 te vervallen. Naar alle waarschijnlijk-heid zal ook (de normatieve) bijlage D ‘Ontwerpen berekening van grondankers’ uit NEN-EN1537 worden verwijderd. �

Reacties op dit artikel kunnen tot 1 april 2008 naar de uitgever worden gestuurd.

Literatuurlijst

[ 1 ] NEN-EN 1997 Geotechnisch Ontwerp

[ 2 ] NEN-EN 1537 Grondankers

[ 3 ] NEN-EN 1990 Basiseisen

[ 4 ] NEN-EN 1991 Belastingen

[ 5 ] NEN-EN 1993-5 Damwanden

[ 6 ] NEN-EN 1992-3 Betonfunderingen

[ 7 ] CUR Richtlijn 166 Damwandconstructies,4e druk

[ 8 ] NEN 9097 Aanvullende bepalingen voor het geotechnisch ontwerp

[ 9 ] EN(V) 22477-5 Uitvoering van testenop geotechnische constructies – Groutankers

Europese uitvoeringsnorm grondankers (NEN-EN 1537) nader belicht

GEOtechniek – januari 2008 49

Page 52: H180 binnen GEO FIN

Dossier Water

50 GEOtechniek – januari 2008

Het project ‘Veiligheid van Nederlandin Kaart’, VNK-2, brengt tussen 2006en 2010 het ‘overstromingsrisico’ inkaart van alle primaire dijkringgebie-den. Dit overstromingsrisico wordtbepaald door de kans op eenoverstroming te vermenigvuldigenmet de gevolgen van deze over-stroming (risico = kans x gevolg).Hierbij wordt gebruik gemaakt van een nieuwe methode, actuelegegevens en de meest recente inzich-ten in de eigenschappenvan de waterkeringen.

Het project is een voorzetting vanVNK-1 dat tussen 2001 en 2005 eeneerste versie van de overstromings-risicomethode heeft ontwikkeld dietoegepast is op een 16-tal dijkringen.VNK-2 ontwikkelt de methode verderen gaat deze toepassen op alleprimaire dijkringen, inclusief eendrietal ‘kaderingen’ langs de Maas.De opdrachtgevers zijn het ministerievan Verkeer en Waterstaat (DGW enRWS), de Unie van Waterschappen enhet Interprovinciaal Overlegorgaan(IPO).

OverstromingskansDe methode die het project hanteert,wijkt af van de systematiek van toet-sen in de Wet op de waterkering van1996, die per dijkvak nagaat of aande norm voor de overschrijdingskansvan de belasting wordt voldaan. Met

de VNK-2-methode wordt het ‘over-stromingsrisico’ van een heel dijk-ringgebied bepaald. Daartoe wordtdeze opgeknipt in dijkringdelen, dievervolgens weer worden onderver-deeld in dijkvakken. Per dijkvakwordt de ‘overstromingskans’bepaald. Deze is voor dijken opge-bouwd uit de bijdragen van de faal-mechanismen ‘overlopen’, ‘overslag’,‘stabiliteit binnentalud’, ‘opbarstenen piping’, en ‘falen van de bekledingvan het buitentalud’. Ook voor ‘dijk-vakken’ die bestaan uit duinen ofciviele kunstwerken wordt de over-stromingskans vastgesteld.

De onzekerheden in sterkte en belas-tingen worden volwaardig in de bere-keningen meegenomen. Elke variabele,of het nu gaat om zogeheten dwars-profielinformatie of de diameter vaneen zandkorrel in of onder de water-kering of de belasting op de water-kering, wordt als een stochastischeparameter ingevoerd (een variabelewaarbij de spreiding in de eigen-schappen wordt meegenomen). Hetvolledige spectrum mogelijke belas-tingen en sterkten (bijvoorbeeld ookde lagere waterstanden) levert eenbijdrage aan de overstromingskans endaarmee aan het overstromingsrisico.Om de overstromingskans van meer-dere (aansluitende) dijkvakken tekunnen berekenen, worden de afzon-derlijke overstromingskansen tot één

gezamenlijke gecombineerd. Daartoestaat de zogeheten oprolprocedureter beschikking. Zo kan tevens deoverstromingskans van dijkringdelenen de gehele dijkring wordenbepaald.

OverstromingsrisicoDe stap van overstromingskans naaroverstromingsrisico’s wordt gemaaktdoor het doorrekenen van de zogehe-ten overstromingsscenario’s. Dezebeschrijven de wijze waarop eendijkringgebied kan overstromen doorhet bezwijken van één of meerderedijkringdelen. Een dijkring is, zoals gezegd, daartoeopgedeeld in dijkringdelen. Het inde-lingspalet hangt samen met signifi-cante wijzigingen in het overstro-mingspatroon in het dijkringgebiedof bij de overgang van de ene ‘bedrei-ging’ naar de andere (rivier naar zee,etc). Een dijkringdeel bestaat in hetalgemeen uit meerdere dijkvakken.

Aangenomen wordt dat de gevolgenvan een doorbraak niet afhankelijkzijn van de exacte plaats binnen hetdijkringdeel. Het overstromingsrisicodat behoort bij een scenario wordtbepaald door vermenigvuldiging vande overstromingskans van het dijk-ringdeel(en) met de gevolgen (schade).Sommatie van de risico’s van allescenario’s genereert het totale risicovan het gebied binnen de dijkring.

InstrumentariumDe evaluatie van VNK-1 leverdeverschillende verbeterpunten op.De belangrijkste daaruit en die daad-werkelijk zijn opgepakt, zijn, piping,civiele kunstwerken, databeheer,scenario- en risicotools, en ringteams.Naar aanleiding van de grote faalkan-sen voor het faalmechanisme pipingin VNK-1, is nader bekeken hoe dithet beste kan worden meegenomen.Dat heeft geresulteerd in de ontwik-keling van een twee laags piping-model en de schematische weergavevan de ondergrond voor heel Neder-land. Anders dan bij VNK-1 waarbijde resultaten van de bezwijkkansenvan de kunstwerken met benaderen-de berekeningen werden bepaald envervolgens in PC-Ring ingevoerd,worden de berekeningen van debezwijkkansen van civiele kunst-werken nu direct uitgevoerd door het rekeninstrument ‘PC-Ring’. De betrouwbaarheid en kwaliteit vande berekeningen verbetert hierdooraanzienlijk.Bij de evaluatie van VNK-1 bleek hetdatabeheer een aandachtspunt. Deontwikkeling van een invoermodule(PC-ViNK genaamd) levert een visueleondersteuning bij het opknippen vande dijkring in dijkvakken. Hierbijwordt gebruik gemaakt van GIS en istevens de informatie van dewaterkeringbeheerder beschikbaar.Het gebruik van een centrale data-

Opbouw overstromingsrisico

A Schematische voorstelling dijkringgebied

Nieuwe methode maakt foto van bescherming

B Voor één enkel scenario wat de verdeling is van het overstromingsrisico vaneen overstroming van het rood gearceerde dijkringdeel. Hoe hoger de staaf, hoegroter het risico. De bijdrage van de verschillende faalmechanismen per dijkvak(kans) als van de gevolgen in dit dijkringdeel is af te lezen uit de vullingsgraadvan de bakjes in de uitgetrokken lade.

DijkvakDijkringdeel

Page 53: H180 binnen GEO FIN

base vermindert de foutgevoeligheiden vergroot het inzicht in de gegevens-stroom (van ruwe sterktegegevenstot faalkans). Een dijkring kan volgens verschillendescenario’s overstromen. Hierbij kanvan enkelvoudige én meervoudigedoorbraken sprake zijn. De overstro-mingskans van een scenario wordtbepaald door de overstromingskansvan het betreffende dijkringdeel of ingeval van meervoudige doorbraken,dijkringdelen.

De zogeheten risicotool van het projectkoppelt de overstromingskans aan debest bijpassende resultaten in debeschikbare database met overstro-mingsscenario’s. Tenslotte is ook de werkwijze aan-gepast. Anders dan bij VNK-1 houdtVNK-2 het schematiseren van dedijkring én het berekenen van defaalkansen in één en dezelfde hand. Dit vergroot de efficiëntie en dekwaliteit van het eindresultaat.Vanwege de verschillende expertisesdie nodig zijn om tot een breedgedragen eindresultaat te komen,wordt per dijkring een zogehetenringteam samengesteld. Hierin neemthet ingenieursbureau dat een bepaaldedijkring gegund heeft gekregen deschematisering van de keringen en deberekening en analyse van faalkansenen overstromingsrisico’s ter hand.Afhankelijk van de voorliggende

werkzaamheden schuift de water-keringbeheerder of de provincie aantafel om de aanvullende gebieds-kennis in te brengen.

Wat levert het opDe resultaten van de eerder genoemde‘methode’ moeten het inzicht in desterke en zwakke punten van hethoogwaterbeschermingssyteemverdiepen. Op dijkring niveau wordtduidelijk waar de grootste risico’sliggen en welke delen binnen de dijk-ring het meest kwetsbaar zijn. Door

af te dalen naar het niveau vandijkringdelen, kan dat stuk wordengevonden dat de grootste bijdragelevert aan het risico. Verder ‘uitrol-lend’ kunnen het dijkvak en hetfaalmechanisme worden vastgestelddie het meest bepalend is.

Dit vormt een krachtig diagnose-instrument bij het beoordelen vaneen dijkringgebied op veiligheid.

Doordat de resultaten gedetailleerdzijn, wordt het mogelijk om verbeter-maatregelen te selecteren die hetrisico het meest reduceren. Hierdoorkan op die plaatsen worden geïnves-teerd waar het nut het grootst is ookwel bewust beschermen genoemd). Ook binnen de huidige systematiekvolgens de Wet op de waterkeringheeft deze informatie zijn waarde.Hierbij wordt gedacht aan prioriteitenin verbetermaatregelen, die volgenuit de vijfjaarlijkse toetsing van alleprimaire waterkeringen.

Het project levert een ‘foto’ op vanhet actuele veiligheidsniveau van debescherming tegen hoogwater. Metfoto wordt aangegeven dat gebruikwordt gemaakt van de meest recentegegevens van belasting, sterkte en deoverige ontwikkelingen per dijkring-gebied (aantal bewoners, onroerendgoed) De resultaten vormen de basisvoor de discussie rond de noodzaak tot actualisering van de huidige

normering.De verbeterslag op datagebied zorgtervoor dat de beheerders de beschik-king krijgen over een uniform basis-bestand dat goed toegankelijk is.Daarmee kunnen toekomstige vragenover de waterkeringen effectieverworden beantwoord.

In het kader van VNK-2 is samen metde provincies een kader opgesteldwaaraan de berekeningen dienen tevoldoen. Dit is in een ‘kookboek’vastgelegd. Dankzij deze afstemmingis er nu voor alle dijkringgebieden eengelijkwaardige set overstromings-berekeningen beschikbaar. De pro-vincies beschikken hiermee over eenactuele en onderling vergelijkbareset basisgegevens.

TijdpadHet project heeft onlangs de ontwik-kelingsfase afgerond. Het instrumen-tarium is gereed, de analyses enberekeningen van de dijkringgebiedenkunnen worden opgepakt.Deze werkzaamheden zijn Europeesaanbesteed. Het werk zal door 4Nederlandse combinaties wordenuitgevoerd. De combinatiesDHV/Tauw/Oranjewoud; Alkyon,Lievense/BCC/Iv-Infra; Grontmij/Witteveen en Bos, en RoyalHaskoning/Arcadis/Fugro hebbenéén of meerdere van de in totaaltwaalf werkpakketten gegund gekregen.

In januari 2008 zijn de werkzaam-heden gestart met de zogehetensysteemtoets, die gebruikt wordtom de opdrachtnemers vertrouwd telaten raken met het instrumentariumen waar nodig samen de werkwijzeverder te ontwikkelen. Deze kennis-making wordt toegepast op dedijkringen 10 (Mastenbroek), 25 (Goeree-Overflakkee) en 48 (Rijn en IJssel)De rapportage hiervan wordt in het voorjaar van 2008 verwacht.Vervolgens zal de rest van de dijk-ringen in Nederland ter hand wordengenomen. En het voorjaar van 2010zal het project naar verwachtingworden afgerond.

GEOtechniek – januari 2008 51

Ir. H. Stefess Projectmanager VNK-2ir. A.F. Kooij Coördinator gegevens-inwinning project VNK-2

tegen hoogwater

Bron: Rijkswaterstaat

C Totaalrisico van alle mogelijke scenario’s. Elke staaf is opgebouwduit de bijdrage van de scenario’s A t/m G. Ter verduidelijking is éénstaaf uitgelicht en geeft ook de mate waarin de lades van de risicokastzijn uitgetrokken aan wat de bijdrage van elk scenario aan het totaleoverstromingsrisico is.

De VNK-methode levert hiermee een krachtig diagnose-instrument

waarmee de elementen die de grootste bijdrage leveren aan het overstromingsrisico

kunnen worden geïdentificeerd.

Page 54: H180 binnen GEO FIN

Plaxis-info

In navolging van het Aprilnummer vanGeotechniek volgt hier weer een samenvattingvan de artikelen die in oktober in het PlaxisBulletin zijn verschenen. Het volledige Bulletin iste vinden op www.plaxis.nl > services > magazine.

In de tweeëntwintigste editie van het Bulletinstaan wederom toepassingen die met Plaxis zijnberekend. Steeds meer gebruikers van dit com-puterprogramma sturen Plaxis bv interessantebijdragen die in het Bulletin worden gepubli-ceerd. Echter, velen hebben niet de tijd om vol-ledige artikelen te schrijven, maar zijn wel dege-lijk trots op de projecten die ze hebben gemo-delleerd; in het bijzonder 3D modellen. Voordeze gebruikers biedt Plaxis bv de mogelijkheidom interessante 3D resultaten met een kortebeschrijving van het project en de getoondeafbeeldingen in te sturen, welke zullen wordenverzameld en toegankelijk gemaakt voor anderePlaxis gebruikers. Bijdragen kunnen wordengestuurd aan [email protected].

Het eerste artikel in het Bulletin beschrijft deresultaten van een parameterstudie naar de sta-bilisatie van een vertikale ingraving door middeleen meervoudige verankerde wand. Het onder-zoek is uitgevoerd door het Indian Institute ofScience. De veiligheidsfaktor en de maximalehorizontale verplaatsing worden getoond voorverschillende ontgravingsdiepten en verschillen-de schuifsterkten, voor een situatie met enzonder ankers. De onderzoeksresultaten geveneen waardevol inzicht in de bruikbaarheid vanmeervoudig verankerde wanden om ontgravin-gen te stabiliseren.

Het tweede artikel beschrijft een toepassingdie erg ongebruikelijk is voor Plaxis: Een onder-steuningsbrug ter voorkoming van excessievedeformaties van een hogesnelheidslijn alsgevolge van de aanleg van twee boortunnels.Het artikel toont de deformaties en buigendemomenten in de ondersteuningsbrug enbeschrijft hoe die uit Plaxis zijn verkregen. Met enige handmatige verwerking van deresultaten blijkt Plaxis zeer geschikt om hetgedrag van deze constructie te bepalen.

Het derde artikel beschrijft een project genaamd“Tangiers - Mediterranean harbor”, waarvooreen enorme golfbreker is ontworpen en bere-kend met Plaxis. Naast tijdsafhankelijke zettin-gen ten gevolge van het constructieproces zijnook dynamische berekeningen uitgevoerd omde effecten van seismische belasting te onder-zoeken. De stabiliteit en bruikbaarheid van degolfbreker blijken aan de ontwerpeisen tevoldoen.

Behalve deze hoofdartikelen van Plaxis gebrui-kers over praktische toepassingen bevat hetBulletin ook de standaard bijdragen over NieuweOntwikkelingen en Recente Activiteiten. Aan heteinde van het Bulletin is de Agenda wederomgevuld met interessante evenementen.

Tot zover de samenvatting van het PlaxisBulletin. Ik wens u veel leesplezier.

De redaktie van het Plaxis Bulletin

52 GEOtechniek – januari 2008

Page 55: H180 binnen GEO FIN

Toerit Overtoom met blokkenwand gefundeerd op een paalmatras constructie te Papendrecht

10 E J A A R G A N GN U M M E R 1J A N U A R I 2 0 0 8

Interview Wim Voskamp: wereldspeler in geokunststoffen Trisoplast: ‘de perfecte jas’

NGO: 25 jaar

Page 56: H180 binnen GEO FIN

Subsponsors

Colbond BVPostbus 96006800 TC ArnhemTel. 026 - 366 46 00Fax 026 - 366 58 12E-mail: [email protected]

Ten Cate Geosynthetics Netherlands BVPostbus 2367600 AE AlmeloTel. 0546 - 54 48 11Fax 0546 - 54 44 90www.tencate.com

Trisoplast® Mineral LinersPostbus 185330 AA KerkdrielTel. +31 (0)418 - 63 60 30Fax +31 (0)418 - 63 37 90www.trisoplast.nl

De collectieve leden van de NGO zijn:

1. Bonar Technical Fabrics NV, Zele2. Bouwdienst Rijkswaterstaat, Utrecht3. Colbond BV, Arnhem4. CUR, Stichting, Gouda5. Enviro Advice BV, Nieuwegein6. Fugro Ingenieursbureau BV,

Leischendam7. Genap BV, ‘s-Heerenberg8. Geodelft, Delft9. Geotechnics Holland BV, Amsterdam10. GeoTipptex Kft, Koudekerk a/d Rijn11. Geopex Product (Europe) BV,

Gouderak12. Holcim Grondstoffen BV,

Krimpen a/d IJssel13. Movares Nederland BV, Utrecht14. Intercodam Infra BV, Amsterdam15. InfraDelft BV, Delft16. Joosten Kunststoffen, Gendt17. Kem Products NV,

Heist op den Berg (B)18. Kiwa NV, Rijswijk19. Naue Benelux BV, Dongen20. Ooms Nederland Holding,

Scharwoude21. Pelt & Hooykaas BV, Rotterdam

22. Prosé Kunststoffen BV, Britsum23. Quality Services BV, Bennekom24. Robusta BV, Genemuiden25. Rijkswaterstaat DWW, Delft26. Schmitz Foam Products BV,

Roermond27. Stybenex, Zaltbommel28. Ten Cate Geosynthetics

Netherlands BV, Almelo29. Tensar International BV,

Oostvoorne30. Terre Armee BV, Waddinxveen31. TNO Ind. Div. Prod Onderzoek,

Eindhoven32. T&F Handelsonderneming BV,

Oosteinde33. Trisoplast® Mineral Liners,

Kerkdriel34. Unidek BV, Gemert35. Van Oord Dredging and Marine

Contractors, Rotterdam36. Van Oord Nederland BV, Gorinchem37. Voorbij Groep BV, Amsterdam38. Zinkcon Boskalis Baggermij.,

Papendrecht39. Ceco BV, Maastricht

54 GEOkunst – januari 2008

Colbond biedt met de geogrids Enkagrid PRO, MAX en TRC een compleet pakket aan effectieve oplossingen voor grondwapening en stabilisatie voor o.a. steile taluds, (on-)verharde wegen, blokkenwanden, parkeerhavens, platforms, dijklichamen en funderingen.

Enkagrid PRO is als gecertificeerd polyester geogrid gebruikt in vele gewapende hellingen. Enkagrid TRC heeft zich bewezen als grondstabilisatie op zeer slappe onder-grond. Hierin hebben het aramide geogrid en het vlies zowel een wapenings- als een scheidingsfunctie. Enkagrid MAX biedt door de stijve knooppunten een goede haak-weerstand en een hogere verdichtingsgraad voor het granulaat in een wegfundering.

Ruim 30 jaar ervaring in onderzoek, ontwik-keling, productie en levering van producten voor grondwapening en stabilisatie maakt Colbond uw juiste partner voor ontwerp, levering en begeleiding.

Colbond bvPostbus 96006800 TC ArnhemTel.: 026 366 4600Fax: 026 366 [email protected]

Enkagrid®

Steil talud, Noorder Dierenpark Emmen,

gewapend met Enkagrid PRO

Enkagrid PRO, Enkagrid MAX en Enkagrid TRC Big Spotters’ Hill op de Floriade, gewapend met

Enkagrid PRO

Geokunst wordt mede mogelijk gemaakt door:

Page 57: H180 binnen GEO FIN

Van de redactie,De Nederlandse Geotextielerganisatie (NGO) is in 1983 opgericht tijdens een inter-nationale Geokunststoffen congres in Las Vegas. Geokunststoffen waren ‘hot’. Dat goldook voor de enthousiaste Nederlandse delegatie, die volle zalen trok met lezingen overhet gebruik van deze nieuwe materialen in de Deltawerken. Vanuit de hele wereld werdende innovatieve grootschalige toepassingen van geokunststoffen in de Nederlandsewaterbouw gevolgd. Vooruitlopend op het congres was de beslissing al genomen om een internationalegeokunstoffen organisatie op te richten, dit zou later de IGS (International GeosyntheticsSociety) worden. Tijdens het congres werd door de Nederlandse deelnemers besloten omook een Nederlandse organisatie op te zetten. Dat dit geen borrelpraat was, zoals zo vaakbij congressen, blijkt uit het feit dat nog in dat zelfde jaar de NGO is opgericht en albestond vòòrdat de IGS zover was.

Dat was bijna 25 jaar geleden. 2008 is dus een jubileumjaar voor de NGO. Wij zijn trots opons 25 jarig bestaan en zullen dit jubileum dan ook op gepaste wijze vieren. Op hetmoment van schrijven van dit voorwoord was nog niet bekend wat er georganiseerdgaat worden. Of het een lezingendag wordt, een bezoek aan een internationaal geokunst-stoffencongres of iets geheel anders. Ideeën worden door een commissie voorbereid enzullen worden voorgelegd aan de leden tijdens de Algemene Ledenvergadering.

De doelstellingen van de NGO zijn sinds het begin af onveranderd: het vergroten enverbreden van de kennis over geokunststoffen en de verantwoorde toepassing ervan.Om dit te bereiken worden met veel enthousiasme activiteiten georganiseerd vanuit decommissies: PR en Geokunst, Innovatie en Kennisoverdracht en Bijeenkomsten. Dezecommissies zorgen ervoor dat u en de markt geïnformeerd blijven over geokunststoffen,door het organiseren van bijeenkomsten, de NGO-Info, dit blad en de vernieuwde web-site www.ngo.nl. De NGO stimuleert innovatie en onderzoek en ondersteunt onderwijs-

instellingen door gastcolleges te verzorgen. De NGO biedt ookmini lectures aan voor het HBO en de Master Class bij de TU Delft.

In deze Geokunst vervolgen wij onze serie over markante figurenin de Nederlandse geokunststoffen wereld met iemand, die inNederland, maar vooral internationaal, gedurende zijn 30 jaarspannende carrière, zijn stempel heeft gedrukt op de ontwikkelingen – geheel in lijn met de doelstellingen van de NGO – verant-woorde toepassing van geokunststoffen: Wim Voskamp. Hetinterview valt samen met het einde van zijn loopbaan in actievedienst bij Colbond. Vanaf 2008 zal Wim het wat rustiger aangaan doen en zich beperken tot consultancy, althans dat zegt hij.Wij kennen Wim als een wereldspeler op het gebied van

geokunststoffen. In een openhartig interview laat hij zich uit over de andere passies inzijn leven. Er is ook een artikel over de aanleg van een steile wand constructie in eenophoging in Papendrecht. De functie van de ophoging is een oprit naar de dijk Bosch.In de steile wand is ook de toerit geïntegreerd naar de nieuw te bouwen hoogbouwbestaande uit een parkeergarage, winkels en appartementen. De constructie wordtuitgevoerd als blokkenwand en is gefundeerd op een paalmatrassysteem. Hoge sterkte /lage rek geogrids spelen zowel in de fundering als in de opbouw van de blokkenwandeneen cruciale rol.

Namens het bestuur van de NGO en de redactie van Geokunst wens ik u een voorspoedigen jubilerend 2008.

Shaun O’HaganEindredacteur Geokunst

Colofon

Geokunst wordt uitgegeven door deNederlandse Geotextielorganisatie. Het is bedoeld voor beleidsmakers,opdrachtgevers, ontwerpers, aannemers en uitvoerders van werken in de grond-,weg- en waterbouw en de milieutechniek.Geokunst verschijnt vier maal per jaar enwordt op aanvraag toegezonden.

TekstredactieC. SlootsEindredactieS. O’HaganRedactieraadC. Brok, M. Broens, A. Bezuijen, M. Duskov, W. Kragten, R. de NietProductieUitgeverij Educom BV, Rotterdam

Een abonnement kan worden aangevraagd bij:Nederlandse Geotextielorganisatie (NGO)Postbus 70533430 JB NieuwegeinTel. 030 - 605 63 99Fax 030 - 605 52 49www.ngo.nl

GEOkunst – januari 2008 55

Page 58: H180 binnen GEO FIN

InleidingIn het project Overtoom te Papendrecht wordthoogbouw gerealiseerd langs de dijk Bosch.Deze hoogbouw bestaat uit een parkeergaragemet winkels en appartementen. Langs deparkeergarage komt een oprit naar de dijk envoor de toegang van de garage en bevoorradingvan de winkels is halverwege de oprit eentunneltje voorzien. Figuur 1 toont de langs-doorsnede van deze constructie.De ondergrond van de locatie bestaat uit

samendrukbare klei- en veenlagen met een diktevariërende tussen de 10 en 13 m. Vanwege debeperkte realisatietijd van de toerit en de nade-lige effecten van een traditionele ophoging naarde omgeving toe wordt de toerit uitgevoerd ingewapende grond op een paalmatras constructie.In een latere fase wordt de hoogbouw metparkeergarage gebouwd.

OntwerpIn figuur 2 wordt een principe doorsnede

weergegeven van de constructie bestaande uit 3 verschillende onderdelen, namelijk:� De paalmatras constructie waarop de toerit

zettingsvrij gefundeerd is;� De definitieve blokkenwand met Allan-Block,

gewapend met geogrids;� De tijdelijk gewapende grondconstructie die

later, wanneer de belendende nieuwbouw isgerealiseerd, wordt aangevuld en komt te ver-vallen.

Paalmatras constructie Paalmatras constructies kunnen berekend wor-den door diverse methoden, bijvoorbeeld deDuitse EBGEO en de Britse BS8006. Momenteelwordt binnen CUR-verband gekeken naar dediverse methoden met als doel het formulerenvan één richtlijn voor de berekening van dit type constructie voor de Nederlandse markt. De paalmatras constructie in dit project isberekend volgens de Britse methode BS8006.Berekend is de gebruikstoestand en de uiterstegrenstoestand uitgaande van maximaal 5% rek inde geogrids. De palen in de constructie hebbeneen schachtafmeting van 220x220 mm en staanhart op hart 2,0 m in vierkant en hebben eenvariërende lengte van 12,5 m tot maximaal 17 m.Op de paalkoppen worden paalkappen geplaatstmet een afmeting van 0,8 x 0,8 m. De paalkap-pen kunnen vrij roteren zodat er geen extrakopmomenten kunnen ontstaan wanneer deze door de ophoging worden belast. Uit deberekening volgde voor zowel de dwars- alslangswapening een Fortrac R200/30-30 MP,

56 GEOkunst – januari 2008

Toerit Overtoom met blokkenwand gefundeerd op een paalmatras constructie te Papendrecht

Samenvatting

Ing. P. Liebregts Allan Block Europe BVIng. C. Pfleiderer MOS GrondmechanicaIng. C. Brok Huesker Synthetic GmbH

Figuur 1 langsdoorsnede constructie

Figuur 2 Principe dwarsdoorsnede

Een traditionele opbouw van een toerit naar dedijk binnen de bebouwde kom van Papendrechtzou de nodige problemen opleveren naar deomgeving toe. Doordat de bouwtijd enbeschikbare ruimte ook krap bleek te zijn heeftde gemeente gekozen voor een alternatievebouwwijze; een paalmatras constructie metdaarboven een niet alledaagse oplossing vantwee verschillende typen gewapende grondconstructies.

Page 59: H180 binnen GEO FIN

GEOtechniek – januari 2008 57

oftewel 200 kN trekkracht in beide richtingen.Als vulmateriaal wordt puingranulaat gebruiktvanwege de betere draagkracht en haakweer-stand in vergelijking met zand.

Aan de tijdelijke zijde wordt het geogrid terugverankerd tot en met de tweede palenrij. Aande zijde van de blokkenwand wordt het geogridingestort in de balkconstructie waarop de blok-kenwand wordt gebouwd. In figuur 3 is hiervaneen detail weergegeven.

De reden voor de inzet van Fortrac MP is nietalleen de maximale rek van 5 % maar ook datdeze resistent is tegen de chemische werking vanbeton wat voor de verbinding in de balk vanwezenlijk belang is. Foto1 laat het palenveld metpaalkappen zien. Foto 2 geeft het uitleggen vande geogrids voor de overbruggingsconstructieweer.Vanwege de aansluiting op de bestaande wegen de minimaal vereiste dikte van de paalmatrasconstructie zijn de laatste 6 palenrijen steedsdieper weggezet, circa 10 cm per rij. Hierdoorwas een redelijk vloeiende overgang mogelijk.Het geogrid in langsrichting is dan nog circa 10 mverder doorgelegd in de bestaande gereconstru-eerde traditionele wegconstructie om zettings-verschillen gelijkmatiger te laten verlopen.

Definitieve blokkenwandDe definitieve wand is een blokkenwand systeembestaande uit Allan-Block blokken, een beton-nen stapelement waarmee in combinatie metgeogrids snel een steile wand gebouwd kanworden. De wand is hier uitgevoerd onder eenhoek van 87° met een oplopende kerende hoogtevan 1 naar 4 m. De wanden zijn laagsgewijsmortelloos (droogstapelsysteem) opgebouwd.Het aanvulzand en de splitlaag (drainage) zijnook laagsgewijd aangebracht en verdicht. Het

Foto 1 Palenveld Foto 2 Uitleggen geogrids paalmatras

Figuur 3 Principe koppelingen

Foto 3 Wand in opbouw

Page 60: H180 binnen GEO FIN

principe is weergegeven in figuur 3. De toe-gepaste geogrids zijn van het type Fortrac35/20-20/30 MP, hebben een lengte van 2,75 men worden om de 2 blokken (0,40 m) gekoppeldmet de blokkenwand. Tot circa 0,5 m uit deachterzijde van de blokkenwand wordt splitaangebracht zodat er een goede afvoer vanwater ontstaat. Het split en het daarachtertoegepaste zand zijn van elkaar gescheiden dooreen vlies. Foto 3 toont de wand in opbouw. Blokkenwanden zijn semi-flexibele constructiesdie geen te grote zettingsverschillen kunnenoverbruggen. Daarom is de wand gefundeerd opeen doorlopende funderingsbalk, die op de bui-tenste paalkappenrij wordt gebouwd. Zoals aleerder aangegeven vindt de inklemming van degeogrids ook in deze balk plaats. De blokken-wand kan eigenlijk grofweg opgedeeld wordenin twee wanden namelijk de wand van de toerittot de eerste tunnel en de wand tussen de tweetunnels in. Daarboven is een strook van circa 1 mdie doorloopt van het begin tot het einde.

Voor dit project is door architect en gemeentegekozen voor een zwart kleurige betonsteen.Door het vroegtijdig betrokken zijn bij hetproject zijn de verschillende vraagstukkenpragmatisch en kosteneffectief opgelost.Bijvoorbeeld de wijze van aansluiting op dekruisende tunnel, afwerking bovenzijde metkopplaat en railing en de wijze van inpassingvan de straatkolken aan de zijkant. Een en ander is omgezet naar het bestek.

Tijdelijke wand van gewapende grondOmdat de toerit eerder gerealiseerd wordtdan de aansluitende nieuwbouw en doordat debouwruimte vrij beperkt is, moet het tijdelijketalud onder 70° worden opzet. De meest econo-mische oplossing was om deze uit te voeren ingewapende grond. Toegepast is de terugslag-methode met geogrids met een verankerings-lengte van 2,5 m. Vanwege het gelijkmatigopbouwen van de toerit is een laagdikte vande gewapende grond aangehouden van 0,4 m.Dit komt overeen met die van de blokkenwand. In de kopsekant is over de eerste 0,5 m puin-granulaat toegepast, zodat er enige vormvast-heid behouden blijft. Zand heeft namelijk deneiging om later wat uit te zakken waardoor de beëindiging bol gaat staan. De gewapendegrond is trapsgewijs opgebouwd met eentijdelijke bekisting (zie foto 4) die steeds nagereedkomen wordt verplaatst naar boven toe.Later, als de nieuwbouw is gerealiseerd, wordtde ruimte tussen de betonwand en de toeritopgevuld met zand waardoor de functie van degewapende grond komt te vervallen. Foto 5 Huidige staat toerit

Foto 4 Opbouw tijdelijke wand

58 GEOkunst – januari 2008

Page 61: H180 binnen GEO FIN

Controle berekening met PLAXISOm een beter inzicht in het zettinggedrag,de stabiliteit van de grondconstructie en depaalbelastingen van de opritconstructie teverkrijgen, heeft MOS Grondmechanica inopdracht van de gemeente Papendrecht onderandere een berekening met het EEM-programmaPlaxis (versie V8) uitgevoerd. Met Plaxis is de benodigde sterkte en de veran-keringslengte van de geotextielen berekend.De onderste laag geotextiel moet een deel vande ophoogconstructie tussen de palen opvangenen naar de palen overbrengen. Door gewelfwerking wordt het gewicht van debovenlagen direct naar de palen geleid. Een enander is goed te zien in figuur 4.

De kopplaat is los op de paal opgelegd en kanvrij roteren. Uit de berekening bleek dat deontstane momenten in de paalkop te verwaar-lozen zijn.

Doordat de paalkop onder de blokkenwandexcentrisch wordt belast, gaat deze paalkoproteren waardoor de geogrids in de onderstetwee lagen tussen de paal onder de blokken-wand en de volgende palenrij meer gaandoorbuigen en meer gaan rekken. Dit leidt totgrotere krachten in de geogrids zodat voor dezetwee lagen een sterker geogrid is toegepast. In figuur 5 zijn de berekende trekkrachten in de geogrids weergegeven.De Plaxis berekeningen zijn gebruikt voor devalidatie van het ontwerp.

UitvoeringIn augustus 2006 is begonnen met de heiwerk-zaamheden. Daarna is eerst de ruwbouw van detunnels uitgevoerd. Nadat de ruwbouw van detunnels gereed was, kon eind november 2006gestart worden met de paalmatras met opbouw.Geleidelijk is de toerit opgebouwd en eindfebruari 2007 was de toerit zover gereed datverkeer er gebruik van kon maken. De afbouw kan pas plaats vinden na gereedkomen van de belendende nieuwbouw. Foto 5 toont de schone zijde van de toerit zoalsdeze nu te zien is. Aan de andere zijde heeft men de gewapende grond met spuitbeton afgespoten zodat deze beschermd is tegen vandalisme. �

Toerit Overtoom met blokkenwand gefundeerd op een paalmatras constructie

GEOtechniek – januari 2008 59

Figuur 5 Berekende trekkrachten in geogrids met PLAXIS

Figuur 4 Gewelfwerking verkregen met PLAXIS

300

0

-30

-200

16

14

12

10

8

6

4

2

0

Page 62: H180 binnen GEO FIN

60 GEOtechniek – januari 2008

De Trisoplast®, een mineraal bodemafdichtingsmateriaalmet eindeloze toepassingen in infrastructuur, industrieen landscaping. Eugène Timmermans, commercieelmanager van Trisoplast Mineral Liners over een bewezentechniek, de nieuwe norm voor bodembescherming.

Eugène Timmermans is net terug van een buitenlandse reis diehem dit keer langs Suriname, de Oekraïne, Roemenie en Spanjevoerde. Ook in het buitenland raakt men overtuigd van hetbelang van een milieuvriendelijk mineraal isolatiemateriaal voorbodemafdichting. Op het kantoor in Velddriel legt Timmermansgepassioneerd uit wat Trisoplast is. ‘Trisoplast is een milieu-vriendelijk bodemafdichtingsmateriaal met onuitputtelijk veeltoepassingsmogelijkheden,’ lacht de commercieel managertrots. Op de gang hangen posters met afbeeldingen van vuil-stortplaatsen, tankputten van raffinaderijen, wegen, kanalen,ecoducten, vijverpartijen op kantoorparken, golfbanen en privé-vijvers.

Hoogste kwaliteitseisenTrisoplast is een geokunststof dat bestaat uit een mengsel vankleimineralen (bentoniet) en polymeren vermengd met vulmate-riaal (bijvoorbeeld zand). Driftig begint Timmermans een sche-ma te tekenen van zandkorrels, bentonietplaatjes en ragfijn webvan polymeren. ‘Wanneer water in de aangebrachte laag door-dringt, ontstaat – door het netwerk van chemische verbindingentussen bentoniet en polymeer – een zeer dichte gelstructuur diede laag Trisoplast waterondoorlatend maakt’, legt Eugène uit.Trisoplast is een gepatenteerde techniek die ontwikkeld is doorGID Milieutechniek.

De afgelopen tien jaar heeft Trisoplast zichzelf bewezen als duur-zaam product. Trisoplast kent zijn oorsprong in de stortwerelden is daarmee meteen een kwaliteitskeurmerk rijker. Voor hetafdichten van vuilstortplaatsen moet het afdichtingsmateriaalnamelijk voldoen aan de hoogste normering milieueisen in deNederlandse wetgeving. Nederland staat op haar beurt wereld-wijd bekend om haar zeer strenge regelgeving. Uitgebreidonderzoek naar chemische invloeden, uitrekken en deformeren,mechanische invloeden, thermische invloeden en biologischeinvloeden, heeft aangetoond dat Trisoplast significant beter pres-

teert dan traditionele afdichtingen van klei en zand/ bentoniet.Zowel in Nederland alsook in het buitenland gaat men inzien datTrisoplast niet alleen milieutechnisch maar ook praktisch de goedeoplossing is, voor grote en kleine projecten.

ZwelvermogenTrisoplast is voor veel verschillende toepassingsgebiedengeschikt vanwege de specifieke eigenschappen en eenvoudigeverwerking. Het droge materiaal wordt ter plaatse aangemaaktin een mobiele menginstallatie en wordt op eenvoudige wijzeaangebracht met een hydraulisch kraan. De verdichting wordtuitgevoerd met een wals of trilplaat. Trisoplast is in alle vormenboetseerbaar en sluit door het zwelvermogen naadloos aan rondbijvoorbeeld betonnen constructies. Het zwelvermogen van dekleigel geeft Trisoplast een groot zelfherstellend vermogen bijbeschadiging zonder dat de kleimineralen kunnen uitspoelen.Wanneer de materialen elkaar raken, worden nieuwe chemischeverbindingen gelegd in de kleigel, zodat er weer een geslotenmateriaal ontstaat. Buiten het feit dat de kwaliteit van Trisoplastin het laboratorium wordt getest en er doorlopend onderzoekgedaan wordt naar nieuwe technieken, worden controlewerk-zaamheden ter plaatse uitgevoerd. De dikte van de laag wordtgemeten evenals verdichting en samenstelling. Door de ondoor-latende eigenschap van Trisoplast is het slechts nodig een dunnelaag van soms zeven of negen centimeter aan te brengen, watruimtebesparend werkt.

Inkapselen‘Eindgebruikers zijn vol lof over het product’, vertelt Timmer-mans enthousiast. ‘Neem een aantal voorbeelden in de infra-structuur. Trisoplast wordt in de wegenbouw gebruikt om afval-producten als afvalverbrandingsslakken (AVI) in te kapselen.Wanneer een wegtracé door een waterbeschermingsgebiedwordt aangelegd kan Trisoplast perfect functioneren als een

Trisoplast®

: de beste jas

– Voordelen van Trisoplast– Waterondoorlatend– Zelfherstellend vermogen– Hoge plastische eigenschappen– Ruimtewinst door dunnere lagen– Geen uitspoeling– UV bestendig– Eenvoudig aan te brengen– Naadloze aansluiting op constructies– Natuurlijke uitstraling– Duurzaam– Optimale prijs-kwaliteitverhouding

Page 63: H180 binnen GEO FIN

GEOtechniek – januari 2008 61

bodembeschermende laag. Een voorbeeld is de A59 waar meerdan 15.000 m2 met Trisoplast bedekt is. Olieraffinaderijen in binnen- en buitenland gebruiken het afdichtings-systeem preventief in tankputten. Ook voor ondergrondse parkeer-garages is Trisoplast een ideale oplossing. Trisoplast is tevenstoepasbaar bij saneringsprojecten. Timmermans verwijst naarde – voor de technici onder ons – IBC projecten zoals het huidigeproject Drocourt bij Lille in Frankrijk (70.000 m2). Ook wordt inFrankrijk op dit moment de bodem van een kanaal bedekt metTrisoplast. Voordeel is dat bentoniet en polymeer ter plaatsegemengd worden met het zand dat afgegraven is. Dit levert directeen besparing op. Timmermans benadrukt dat je bij de aanschafvan Trisoplast van te voren duidelijk weet wat het kostenplaatje isen garandeert geen onvoorziene kosten op korte of lange ter-mijn.

VijverbodemsTrisoplast wordt ook voor esthetische doeleinden gebruikt.Kantoorparken worden projectmatig ontworpen met prachtigevijverpartijen, modern of landelijk vormgegeven. In de moderneversie heeft Trisoplast het grote voordeel dat de bodemafdich-ting naadloos aansluit op beton- of glasconstructies. De rustiekuitgevoerde vijver heeft een natuurlijke oeverrand omdatTrisoplast boetseerbaar is in iedere vorm. In het nieuweBusiness Parc in BRNO, Tsjechië zijn de vijverpartijen (18.500 m2)

uitgevoerd met Trisoplast. In Nederland heeft Natuurmonumenten de opdracht gegevenom de onderafdichting van twee drinkwaterpoelen nabij eenecoduct uit te voeren met Trisoplast. Lyrisch is Timmermansover het project Fort Asperen dat deel uitmaakt van de NieuweHollandse Waterlinie. ‘Ik ben half oktober gaan kijken. Er is eendeklaag van zes meter grond afgegraven die dienst deed alsextra bescherming tegen bommen op het dak van het fort.Hierbij kwamen ventilatiekanalen en schoorstenen vrij. Onlangsis begonnen met het aanbrengen van Trisoplast als afdichtings-laag die daarbij naadloos aansluit op de vele schoorstenen enventilatiekanalen. Trisoplast bleek ‘de beste jas’ te zijn voor FortAsperen. Timmermans kan nog volop andere voorbeelden geven. Maarde toepassing van Trisoplast blijft projectafhankelijk, dynamischof statisch. Trisoplast Mineral Liners is een dynamisch bedrijfdat al meer dan tien jaar een bewezen techniek levert.

Trisoplast Mineral Liners Oude Weistraat 17, 5334 LK VelddrielPostbus 18, 5330 AA KerkdrielT 0418 – 63 60 30F 0418 – 63 37 90E [email protected] www.trisoplast.com

Aanleg waterpartij Drocourt Ecoduct te Borkeld

Private vijver Kanaal Orleans te Frankrijk

Page 64: H180 binnen GEO FIN

In deze Geokunst het derde deel in de serieinterviews met markante personen uit deGeokunststoffenwereld. In tegenstelling tot devorige markante personen is Wim Voskamp nogniet gepensioneerd. Hij is werkzaam bij Colbonden was tot voor kort de Nederlandse afgevaar-digde naar de International GeosyntheticsSociety (IGS). Winnaar van een award en eenplaque van dezelfde organisatie. De uitnodiging voor het interview kwam op eenprima tijdstip, Wim Voskamp gaat het namelijkrustiger aan doen. Hij is bezig om zijn werkzaam-heden bij Colbond af te bouwen. Maar, er komtiets anders voor in de plaats…

JongHet eerste wat opvalt aan Wim Voskamp is zijnverzorgde, jonge en energieke voorkomen. Quauitstraling heeft hij wat weg van André Rouvoet,maar dan ietsje frivoler. Wim over zijn jongeuiterlijk: ‘Ik heb wel eens mijn paspoort op tafelmoeten leggen om te bewijzen dat ik ouder bendan dat men denkt. Ik doe er niets bijzondersvoor. Het is nu eenmaal zo’. Zijn kantoor is zakelijk en netjes en op de plekwaar je zijn plaque en award zou verwachtenhangen geboetseerde kunstwerken. Verrassend.

Wim Voskamp is bijna zestig, getrouwd, heefteen dochter, twee zoons en een kleinkind.Hij studeerde Civiele Techniek in Delft. In hetlaatste jaar van zijn studie is hij getrouwd metAlien, die in Delft in het onderwijs werkte. Nazijn afstuderen werkte hij drie jaar voor eenAmerikaans ingenieursbureau. Wim: ‘Ik gingervan uit dat ik uiteindelijk in de aannemerijterecht zou komen. Tegen de tijd dat ik afstu-deerde besloot ik dat ik eerst ervaring wildeopdoen in projectmanagement. De bestemethode om die ervaring te krijgen, was te gaanwerken voor een Amerikaans bedrijf. Voor ditbedrijf heb ik samen met mijn vrouw twee jaar inDuitsland gewoond en werkte ik als project-engineer bij de bouw van een raffinaderij’. Terug in Nederland werkte hij nog drie jaar voor Nederhorst voordat hij begon bij ENKA, het toenmalige AKZO.

BamboemattenVooral de beginjaren waren erg interessant voorWim. ENKA maakte vooral garens voor auto-banden. Die groep besteedde veel geld aandiversificatie; zij onderzochten of de garensook voor andere toepassingen geschikt waren.Een bekend voorbeeld zijn sterke kunststof-matten voor de Deltawerken, hoewel deze pas in

een laat stadium zijn gebruikt. Wim: ENKA bleekin staat sterke weefsels te maken die gebruiktkonden worden in de geotechniek en civieletechniek. Het was mijn taak om wensen en eisenvanuit de civiele techniek te vertalen naar onzeproducten. Een paar jaar later zijn we begonnenmet toepassingen in Azië’.De markt in Azië bleek goed aan te sluiten op deproducten. Wim: ‘De Aziaten waren van oudshergewend om wegen te bouwen op bamboemattenals een soort grondwapening. Zij keken dus nietzo gek op van onze ‘matten’. Ons eerste projectdaar was de wapening van een ophoging voor derijksweg tussen de, toenmalige, nieuwe lucht-haven en de stad Jakarta. De toepassing werdlangzaam maar zeker bekend over de helewereld. Ik werd toentertijd verantwoordelijkvoor deze productgroep’.

Wim legt graag uit hoe de welbekende ENKA-matten ontstonden in 1975, eigenlijk bij toeval:’Als bij het spinnen van garen het proces stoptkun je het materiaal niet zomaar op de grondlaten vallen. Dus liet men het in een bak metwater lopen, waarin het materiaal afgekoeldwerd. Hierdoor ontstond de specifieke struc-tuur. Jaren later ontdekte men dat er erosie-matten van gemaakt konden worden. Deze mat-

Knappe kop...

markant

62 GEOtechniek – januari 2008

Page 65: H180 binnen GEO FIN

GEOtechniek – januari 2008 63

ten waren er al toen ik er mijn loopbaan begon’.

DuurzaamheidWim heeft diverse functies bekleed bij ENKA,later Colbond. Hij had verkoop en marketingfuncties, research & development functies, hadeen tijd lang de leiding over de verkooporganisatiein Duitsland. Colbond heeft op dit moment rondde zeshonderd personeelsleden. Ongeveer dehelft is in Nederland, de andere helft in hetbuitenland werkzaam. In principe wordt bijna dehele wereld bediend. ‘Behalve Zuid Amerika’,zegt Wim, ‘daar hebben we ons uit teruggetrok-ken omdat het moeilijk is om naar te exporterenen je geld te krijgen in valuta waar je ook nogwat aan hebt. Vanuit Arnhem doen we dus dewereld, uitgezonderd Noord Amerika, daarhebben we een eigen fabriek en kantoor.’

Doordat Wim is meegegroeid met het bedrijf opcruciale afdelingen en de ontwikkingen heeftmedebepaald, heeft hij vele interna-tionale contacten en een enorme ken-nis van de toepassingen. Wim: ‘Hetleuke aan het werk is dat technischgezien een vertaling gemaakt wordtvan wat nodig is, naar iets wat wij zou-den kunnen produceren. Het bedrijfheeft al vroeg onderkend dat hetbelangrijk was de levensduur van onzeproducten te bepalen. Voor gebruik ineen permanente constructie, zoals eenweg of een keermuur is dat belangrijk. Daarvoorhebben we een 15 jaar durend onderzoekgedaan, waardoor we nu in staat zijn de levens-duur te voorspellen. Hierover hebben we ookgepubliceerd op internationale congressen ’.Wim vermeldt trots dat de eerste voorzet voorformules die nu gebruikt worden om de langeduur sterkte te berekenen zo’n 20 jaar geledendoor hem in Hong Kong is gedaan; ‘Het grappigeis dat deze nu in normen en tekstboeken staan,die mijn zoon heeft moeten bestuderen bij zijnstudie in Delft’.

FlexibelDe laatste jaren is Wim vooral bezig geweestmet de ontwikkeling van ‘specialty’ producten,hij heeft veel projecten opgezet en geleid.Hiernaast analyseerde hij de marktmogelijk-heden, die dan vertaald werden in specificatiesvoor producten en ging na of het zin had deze testarten. Hij heeft naast het bedrijfseconomischeaspect en de technische toepassingen een goedeneus voor het beoordelen van wat de marktnodig heeft. Een combinatie van ervaring diemen niet graag kwijt wil, lijkt me. Gevraagd naar het afbouwen van zijn werk bij

Colbond relativeert Wim: ‘Niemand is onmis-baar. Het is een kwestie van goed overdragen. Ikblijf nog enkele projecten doen en als Colbondmijn kennis en ervaring nog nodig heeft ben ikbeschikbaar. Ik denk dat een beter woord voormijn toekomstige werk ‘flexibel’ is. Niet alleenmeer geokunststoffen maar ook heel anderwerk’.

IGS en NGOZijn functie als secretaris en later penningmees-ter van de IGS heeft hij al neergelegd. Wim: ‘Nadrie termijnen vond ik het wel nuttig om er weerafstand van te nemen. Het kost behoorlijk wattijd om deze functie goed te vervullen en, afge-zien van het reizen, doe je dat toch grotendeelsin je eigen tijd’. Door zijn werk bij IGS en alsbestuurslid bij NGO is het hem opgevallen datNederlanders erg in hun eigen straatje denken.Wim: ‘Ik heb hier vaak gezegd ‘De wereld isgroter dan alleen Nederland’. Ik heb het gelukgehad te kunnen zien hoe de ontwikkelingen in

de rest van de wereld liepen op dit vakgebied.Typisch van dit land is dat we het idee hebbenalles te weten, maar in feite weten we maar eendeel van wat er in de wereld gebeurt op geosyn-thetica gebied. Qua ontwerpen en berekeningenwordt vaak het wiel weer opnieuw uitgevonden.Internationaal bestaan er goede berekeningsme-thoden en normen, maar toch is er de neiging,omdat hier de omstandigheden net even anderszijn, alles maar weer opnieuw te ontwikkelen.Dat vind ik jammer en zonde van de tijd. Met wat aanpassingen zijn de internationaleontwerpmethoden en normen heel goedbruikbaar. Het is wel begrijpelijk hoor, alsontwerper wil je er honderd procent zeker vanzijn dat je ontwerp klopt’. Wim is blij met het feit dat er steeds vakersprake is van design & construct contracten. Hij ergerde zich, net als de voorgaande‘markante personen’ aan het gebrek aanvernieuwing in de civiele techniek. Wim: ‘Jemoet net die paar mensen hebben die hun hoofd boven het maaiveld willen uitsteken. Ik zie gelukkig wel een verandering bij de jongere generatie. Nog even en geokunststoffenzijn een standaard bouwmateriaal.’

WebsitesWim vertelt dat zijn oudste zoon websites heeftgebouwd waarop je eenvoudig vliegtickets enreizen kunt boeken. Wim: ‘ Zijn zaak loopt alseen trein. Een tijdje geleden vroeg hij mij of ikniet een paar dagen in de week bij hem wildekomen werken en helpen bij het uitbouwen vanzijn bedrijf. De sites moeten onderhoudenworden en er moeten nieuwe ontworpenworden, daar ligt zijn interesse, maar de uit-breiding brengt ook meer commerciële aspectenmet zich mee. Onderhandelen over contracten,prijzen enzovoort. Daar ga ik hem bij helpen.’Wim verheugt zich er op dat hij niet meer iederedag zo vroeg op hoeft. Hoewel het ook voorde-len heeft, een wat langere reistijd:’Het voordeelervan is dat je de tijd hebt om het werk van je afte zetten. Als ik thuis kom ben ik mijn werk ver-geten. Gelukkig kan ik de keren dat ik ‘s avondsthuis over het werk gebeld ben op één handtellen. Zo kan je werk en privé goed gescheiden

houden’.

KerkrentmeesterWim deed al vrijwilligerswerk in allerleifuncties in de Hervormde kerk inWoerden. Hij is nu voorzitter van hetcollege van kerkrentmeesters. Dat is degroep mensen die verantwoordelijk isvoor het beheer van de kerken en ande-re gebouwen, zoals een zalencentrum,waar recepties en bijeenkomsten gehou-

den worden. Wim: ‘Hier zit behoorlijk wat werkin en nu kan ik daar dan ook de tijd in steken diehet nodig heeft’.

KoppenDoor zijn drukke baan, bestuursfuncties in IGSen NGO en het reizen heeft Wim niet zo veel tijdbesteed aan zijn hobby’s als hij had gewild. Hijzal zeker de draad weer oppakken. Een, letter-lijk, in het oog springende hobby van hem isboetseren. De markante Aziatische koppen inzijn kantoor zijn door hem gemaakt. Wim: ‘Ikben daar mee begonnen toen onze jongste zoonnog een baby was. Ik heb koppen gemaakt vanons gezin en van modellen. De koppen op devlakke achtergrond die hier hangen heb ikgemaakt op basis van foto’s die ik maakte vankarakteristieke hoofden in Azië. Het boetserenis een mooi proces, vooral als het je lukt hetkarakter tot uitdrukking te brengen. Je kijktdoor het boetseren van koppen heel anders naarmensen’. Een aardig contrast met de techniekdie het werkzame leven van Wim beheerst. �

Colette Sloots CS Advies & Ondersteuning

‘In Nederland is de neiging, omdat hier de omstandigheden net anders zijn, alles maar weer

opnieuw te ontwikkelen. ‘

Page 66: H180 binnen GEO FIN
Page 67: H180 binnen GEO FIN

fundament voor groeiFlanders Expo Gent

Dinsdag 12/02: 10-18u

Woensdag 13/02: 10-18u

Donderdag 14/02: 10-20u

Vrijdag 15/02: 10-17u

Flanders Expo, Maaltekouter 1 – 9051 Gent (België)

Tel. +32 (0)9 241 92 11 – Fax +32 (0)9 241 94 55

[email protected]

Gratis toegang (waarde 10 €) ? Reserveer nu op www.infratechbelgium.be

INPIJN-BLOKPOEL ingenieursbureau

Postbus 94 - 5690 AB Son Postbus 253 - 3360 AS Sliedrecht Postbus 752 - 2130 AT Hoofddorp

Telefoon: (0499) 47 17 92 Telefoon: (0184) 61 80 10 Telefoon: (023) 565 58 78

Telefax: (0499) 47 72 02 Telefax: (0184) 61 87 82 Telefax: (023) 565 02 00

E-mail: [email protected] E-mail: [email protected] E-mail: [email protected]

EN-273ISO 9001:2000

V GMC HECKLISTA ANNEMERS

- bouwputontwerp- bemaling / drainage- bouwrijp maken- funderingen- gestuurde boringen- schade expertise- trillings- en geluidsmetingen- akoestisch doormeten palen- heibegeleiding- bouwkundige expertise- milieu-onderzoek en advisering- asbest inventarisatie www.inpijn-blokpoel.com

Page 68: H180 binnen GEO FIN

Deltagebieden zijn aantrekkelijk vanwege de strategische ligging aan zee en

waterwegen. Daarom leeft 50% van de wereldbevolking in een delta. Maar

deltagebieden zijn ook kwetsbaar. De slappe bodem daalt, de zee-spiegel stijgt,

rivierpeilen zijn onberekenbaar en de druk op de ruimte en het milieu groeit.

Om het leven in de delta duurzaam mogelijk te maken is het nodig water en grond

in onderlinge samenhang te bekijken

GeoDelft heet nu Deltares

www.deltares.nl

DLTRS_3820 d051 225x285_NL_2.indd 1 20-11-2007 12:11:08

Vanaf 1 januari 2008 heeft GeoDelft daarom zijn krachten gebundeld

met WL | Delft Hydraulics en delen van TNO Bouw en Ondergrond en

Rijkswaterstaat in een nieuw instituut: Deltares. De krachtenbundeling

maakt een integrale aanpak mogelijk van de ontwikkeling van

Deltatechnologie.

DLTRS_3820 d051 225x285_NL_2.indd 1 20-11-2007 12:11:08

U blijft bij Deltares, net als bij GeoDelft nu, aan het goede adres voor

specialistisch advies en toegepast onderzoek op het gebied van de geo-

engineering: Als vanouds kunt u bij ons terecht voor de software van Delft

GeoSystems, de scholingsfaciliteit Delft GeoAcademy, second opinions

met GeoCheck, het kennissysteem GeoBrain, Risicoanalyse met GeoQ,

modelonderzoek in GeoLab, en maakbare grond met SmartSoils®.

DLTRS_3820 d051 225x285_NL_2.indd 1 20-11-2007 12:11:08DLTRS_3820 d051 225x285_NL_2.indd 1 20-11-2007 12:11:08DLTRS_3820 d051 225x285_NL_2.indd 1 20-11-2007 12:11:08DLTRS_3820 d051 225x285_NL_2.indd 1 20-11-2007 12:11:08DLTRS_3820 d051 225x285_NL_2.indd 1 20-11-2007 12:11:08

DLTRS_3820 d051 225x285_NL_2.indd 1 20-11-2007 12:11:08