Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7...

147
Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een onderzoek naar de prestaties van regionale netwerken, de rol van de Vlaamse overheid en de impact van lokale dynamiek Rapport Caroline Temmerman Prof. dr. Filip De Rynck Prof. dr. Ellen Wayenberg Prof. dr. Joris Voets

Transcript of Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7...

Page 1: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling

Een onderzoek naar de prestaties van regionale netwerken, de rol van de Vlaamse overheid en de impact van lokale dynamiek

Rapport

Caroline Temmerman Prof. dr. Filip De Rynck Prof. dr. Ellen Wayenberg Prof. dr. Joris Voets

Page 2: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ ii ׀

Page 3: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ i ׀

Inhoudstafel

Lijst van tabellen iv

Managementsamenvatting 7

HOOFDSTUK 1: SITUERING VAN HET ONDERZOEK 9

> 1.1. Inleiding 9

> 1.2. Theoretische uitgangspunten 10

> 1.3. Methodologische omkadering 11

> 1.4. Gevalstudie: Sociaaleconomische streekontwikkeling

via de RESOC-SERR structuur 12

> 1.4.1. Structuren voor sociaaleconomische

streekontwikkeling 12

> 1.4.2. Aansturing van het regionale netwerk RESOC-SERR

door de Vlaamse overheid 16

HOOFDSTUK 2: ANALYSE VAN DE RESOC WERKING 26

> 2.1. Single-case analyse: prestaties en lokale dynamiek 26

> 2.1.1. Prestaties en lokale dynamiek van RESOC Gent 27

> 2.1.2. Prestaties en lokale dynamiek van RESOC Kempen 37

> 2.1.3. Prestaties en lokale dynamiek van RESOC Zuid West-Vlaanderen 52

> 2.2. Cross-case analyse: prestaties en lokale dynamiek 66

> 2.2.1. Beoordeling van het streekpact als indicator voor de netwerprestaties 66

> 2.2.2. Beoordeling van lokale netwerkdynamiek aan de

hand van vier procesvariabelen 74

> 2.3. Aansturing van het netwerk door de Vlaamse overheid 83

> 2.3.1. Algemene appreciatie aan de hand van het analysekader van Bell & Hindmoor (2009) 83

> 2.3.2. Een metagovernance opstelling? 87

> 2.4. Invloed vanuit de netwerkomgeving 92

Page 4: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ ii ׀

> 2.4.1. Invloed op het lokale netwerk 92

> 2.4.2. Invloed op het central beleidsniveau 99

HOOFDSTUK 3: ANALYSE VAN DE SERR WERKING 100

> 3.1. Analyse van de netwerkprestaties 100

> 3.1.1. Het advies over het Jaarlijks Ondernemingsplan

van de VDAB 100

> 3.1.2. Het voeren van sociaal overleg 104

> 3.1.3. De uitvoerende opdracht EAD 104

> 3.1.4. Uitvoering van projecten door SERR Gent 108

> 3.2. Een beperkte lokale dynamiek in de SERR 109

> 3.2.1. Een gebrek aan netwerkprestaties als uitgangspunt 109

> 3.2.2. Positie van de SERR in het kader van lokaal en regionaal tewerkstellingsbeleid 109

> 3.3. Analyse van centrale sturingsrelaties 111

> 3.3.1. De interbestuurlijke rol: de rol van het

departement WSE 111

> 3.3.2. Positie van de VDAB als regisseur van het lokaal arbeidsmarktbeleid 116

> 3.3.3. Vertegenwoordigers van de sociale partners op het centrale beleidsniveau 122

> 3.4. Tussentijdse conclusie SERR 123

> 3.5. Algemeen besluit gevalstudie RESOC-SERR 124

> 3.5.1. Prestaties en lokale dynamiek van het RESOC 124

> 3.5.2. Prestaties en lokale dynamiek van de SERR 125

> 3.5.3. Verhoudingen tussen het regionale netwerk

en de Vlaamse overheid 126

Referenties 128

Literatuur 128

Online bronnen 129

Face-to-face interviews 129

Page 5: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ iii ׀

Bijlagen 131

Bijlage 1: lijst van geïnterviewde personen 131

Bijlage 2: Topiclist interview RESOC-SERR 133

Bijlage 3: Antwoordenverdeling RESOC-SERR partners 135

Page 6: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ iv ׀

Lijst van tabellen

Tabellen

Tabel 1 Maximale betoelaging RESOC-SERR volgens subsidiebesluit

Tabel 2 Adviesopdrachten SERR en RESOC

Tabel 3 Samenstelling bestuur RESOC-SERR Gent en Rondom Gent (2014)

Tabel 4 Vergelijking streekpacten RESOC Gent

Tabel 5 Illustratie van doelstellingen en acties Streekpact 2013-2018 RESOC Gent

Tabel 6 Samenstelling bestuur RESOC-SERR Kempen (2014)

Tabel 7 Vergelijking streekpacten RESOC Kempen

Tabel 8 Illustratie van acties en trekkers in het Streekpact Kempen 2013-2018

Tabel 9 Samenstelling bestuur RESOC – SERR Zuid-West-Vlaanderen

Tabel 10 Vergelijking streekpacten RESOC Zuid-West-Vlaanderen

Tabel 11 Thematische overlegplatformen RESOC Zuid-West-Vlaanderen

Tabel 12 Vergelijking van inhoudelijke klemtonen in de streekpacten van RESOC Gent, RESOC

Kempen en RESOC Zuid-West-Vlaanderen

Tabel 13 Managementrollen en –taken van het RESOC

Tabel 14 Verdeling van hulpbronnen in RESOC Gent, RESOC Kempen en RESOC Zuid-West-

Vlaanderen

Tabel 15 Kernelementen in de aansturing van netwerken afgezet tegenover de rol van de Vlaamse

overheid ten aanzien van RESOC

Tabel 16 Adviezen Provinciaal JOP VDAB 2015 (SERR Gent)

Tabel 17 Meningen van de sociale partners over de waarde van het JOP advies

Tabel 18 Regionale prioriteiten en quota voor de opdracht EAD per convenant (2013 – 2015)

Tabel 19 Kernelementen in de aansturing van netwerken afgezet tegenover de rol van de Vlaamse

overheid ten aanzien van SERR

Tabel 20 Metasturing van netwerken door de overheid (Sørensen en Torfing, 2009)

Kaarten

Kaart 1 RESOC gebieden in Vlaanderen

Kaart 2 Werkingsgebied RESOC – SERR Gent rondom Gent

Kaart 3 Werkingsgebied RESOC – SERR Kempen

Kaart 4 Werkingsgebied RESOC – SERR Zuid-West-Vlaanderen

Page 7: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ v ׀

Grafieken

Grafiek 1 Antwoordenverdeling op stelling 1 (Gedragenheid van het huidige streekpact)

Grafiek 2 Antwoordenverdeling op stelling 4 (RESOC als overbodige intermediaire structuur)

Grafiek 3 Antwoordenverdeling stelling 2 (dominante invloed van de stad)

Grafiek 4 Antwoordenverdeling op stelling 13 (onvoldoende financiële middelen)

Grafiek 5 Antwoordenverdeling op stelling 15 (afname engagement voor de RESOC werking)

Grafiek 6 Antwoordenverdeling op stelling 8 (Advies JOP als formaliteit)

Grafiek 7 Antwoordenverdeling stelling 7 (Onvoldoende flexibiliteit voor uitbouw regionaal

tewerkstellingsbeleid)

Page 8: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering
Page 9: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 7 ׀

Managementsamenvatting

Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering en Besluitvorming op regionale schalen: analyse van regionale arrangementen en regimes’. Het onderzoek heeft als doel om het functioneren en de prestaties van regionale netwerken in Vlaanderen in kaart te brengen en te verklaren. We focussen hierbij specifiek op de positie van gemandateerde netwerken en de manier waarop de Vlaamse overheid deze netwerken aanstuurt. We onderzoeken de impact van de sturingsverhoudingen op de lokale dynamiek die zich in het netwerk ontwikkelt en op de effectiviteit van het netwerk. In dit rapport presenteren we de resultaten van het empirisch onderzoek bij de gevalstudie RESOC-SERR. We analyseren het netwerk in drie regio’s: de regio Gent, de Kempen en Zuid-West-Vlaanderen. De analyseperiode van de RESOC-SERR werking loopt tot en met 2014. We maken gebruik van een mix van onderzoeksmethoden: documentenanalyse, semigestructureerde interviews en een gestandaardiseerde vragenlijst bij 28 respondenten. Hoofdstuk 1 geeft een algemene inleiding, een toelichting bij de theoretische uitgangspunten en de gevolgde onderzoeksstrategie. Tot slot geven we een algemene duiding bij de RESOC-SERR werking. Hoofdstuk 2 en 3 geven verslag van het empirisch onderzoek. In hoofdstuk 2 komt de RESOC werking aan bod. We bespreken eerst de prestaties en de lokale dynamiek in elk onderzocht netwerk (single-case analyse). Daarna volgt een vergelijkende analyse en gaan we in op de aansturing van het netwerk door de Vlaamse overheid. Tot slot hebben we ook oog voor invloeden uit de netwerkomgeving die een impact hebben op respectievelijk de lokale dynamiek en/of het centrale beleidsniveau. In hoofdstuk 3 hanteren we dezelfde aanpak voor de analyse van de SERR werking. Wanneer we het functioneren van beide structuren (RESOC en SERR) tegenover elkaar afzetten, stellen we vast dat het draagvlak voor de RESOC werking in elke regio hoger ligt dan het draagvlak voor de SERR werking. Dit geldt met name voor de motivatie van de sociale partners, die in beide structuren vertegenwoordigd zijn. De verklaring ligt in eerste instanties in de prestaties van het netwerk, die voor het RESOC ruimer ingevuld worden dan voor de SERR. Voor de meeste lokale actoren kent het regionale netwerk voor streekontwikkeling een duidelijke meerwaarde, in het bijzonder omdat het een platform biedt voor overleg tussen publieke en sociale partners, waardoor actoren elkaar beter leren kennen en er sneller contacten kunnen gelegd worden. We merken op dat de betrokkenheid van de partners en het engagement voor de uitvoering van het pact in RESOC

Page 10: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 8 ׀

Kempen en RESOC Zuid-West-Vlaanderen hoger is dan in RESOC Gent. De verklaring voor het verschil in prestaties tussen de drie onderzochte netwerken ligt grotendeels in de mate waarin de lokale dynamiek zich ontplooit. In de regio’s Kempen en Zuid-West-Vlaanderen is er sprake van een sterke streekidentiteit, waarbij regionale actoren elkaar vinden en bereid zijn om samen na te denken over de ontwikkeling van de streek. De doelstellingen van de SERR zijn scherper afgebakend dan die van het RESOC. De SERR is verantwoordelijk voor een aantal adviesopdrachten, organiseert het sociaal overleg in de regio en heeft een uitvoerende opdracht in kader van het beleid rond de Evenredige Arbeidsdeelname en Diversiteit (EAD). Een meerderheid van de lokale sociale partners is sceptisch over de meerwaarde van het netwerk en meer bepaald de impact die uitgaat op de ontwikkeling van het lokaal en regionaal arbeidsmarktbeleid. We stellen dit in elke onderzochte regio vast. De basisregels m.b.t. de aansturing van het netwerk door de Vlaamse overheid liggen vervat in het ERSV Decreet (2004). Het decreet bevat bepalingen aangaande de structuur, werking, taken en bevoegdheden van de opgelegde netwerken voor streekontwikkeling. Uit de analyse besluiten we dat de ‘sympathie’ van de Vlaamse overheid voor de regionale structuren voor streekontwikkeling afgenomen is doorheen de tijd. In de beginperiode van RESOC-SERR was er sprake van een goede verstandhouding. Doorheen de jaren heeft de Vlaamse overheid haar interesse voor het regionale netwerk echter verloren. We stellen daarnaast vast dat de uitvoering van de basisopdrachten niet meer opgevolgd wordt. Daarnaast en mede hierdoor, is het voor de lokale actoren niet steeds duidelijk wat er precies verwacht wordt van het netwerk en we merken in de praktijk dan ook grote verschillen in de manier waarop de decretale opdrachten ingevuld worden.

Page 11: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 9 ׀

1. Hoofdstuk 1: Situering van het onderzoek

> 1.1. Inleiding

Voorliggend rapport kadert binnen het meerjarig onderzoeksprogramma ‘Beleidsvoering en Besluitvorming op regionale schalen. Analyse van regionale arrangementen en regimes’ van het derde Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen (SBOV |||).1 Het onderzoek heeft als doel om het functioneren en de prestaties van regionale netwerken in Vlaanderen in kaart te brengen en te verklaren. We hebben hierbij aandacht voor netwerken die opgelegd worden door de Vlaamse overheid, gekaderd binnen Vlaamse regelgeving en met eenzelfde format voor elke regio. In totaal analyseren we drie lokale netwerken in het onderzoek: Samenwerkingsinitiatieven Eerstelijnsgezondheidszorg (SEL), RESOC-SERR en Bekkenwerking, en dit telkens in drie regio’s (het Gentse, de Kempen en Zuid-West-Vlaanderen). In dit rapport presenteren we de resultaten van het empirisch onderzoek bij de tweede gevalstudie, met name RESOC-SERR. De analyseperiode van de RESOC-SERR werking loopt tot en met 2014. Het onderzoek plaatst drie onderzoeksvragen centraal:

- Wat is de impact van centrale sturings- en beïnvloedingsrelaties op het functioneren en de prestaties van regionale netwerkverbanden?

o Hoe verhoudt centrale sturing zich tegenover lokale dynamiek en welke impact gaat hiervan uit op de prestaties?

- Hoe kunnen we gelijkenissen en verschillen in prestaties tussen regionale netwerkverbanden die opereren binnen gelijkaardige settings verklaren?

- Wat leren deze bevindingen over de regioproblematiek in Vlaanderen en met name over samenwerking op regionale schalen

en de bestuurlijke uitdagingen rond deze thematiek?

We bedanken alle betrokken actoren die het onderzoek mee vorm gegeven hebben: het Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen voor de financiering, de Universiteit Gent en de begeleiders voor de nodige omkadering en uiteraard de respondenten van de betrokken RESOC-SERR en de Vlaamse overheid voor hun waardevolle inzichten.

1 www.steunpuntbov.be

Page 12: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 10 ׀

> 1.2. Theoretische uitgangspunten

Het onderzoek wil de prestaties van opgelegde regionale netwerken in kaart brengen en verklaren en focust hierbij vooral op de impact van centrale aansturing en de wisselwerking met lokale dynamiek. We opteren ervoor om ons te richten op het netwerkniveau als analyseniveau voor het beoordelen van de netwerkprestaties (Provan en Kenis, 2008). We hebben hierbij zowel oog voor de prestaties die de Vlaamse overheid voor het netwerk bepaalt als de eigenlijke invulling ervan door het netwerk en de mening van de partners over de meerwaarde (de prestaties) van het netwerk. Netwerkprestaties vormen een uitkomst van de dynamiek die in het samenwerkingsverband tot stand komt. De lokale dynamiek wordt beïnvloed door een aantal proces- en structuurvariabelen (Bryson en Crosby, 2006). We beoordelen het netwerkproces aan de hand van vier variabelen, zijnde management, leiderschap, macht en vertrouwen. Voor het analyseren van de netwerkstructuur focussen we op de samenstelling van het netwerk, de financieringsstromen en de organisatiestructuur. De literatuur stelt tot slot dat het verleden kan doorwerken op het functioneren van het netwerk vandaag. We hebben daarom bij de analyse ook aandacht voor de evolutie van het netwerk en padafhankelijkheid. Het onderzoek vertrekt vanuit de premisse dat centrale sturingsmechanismen de verhoudingen tussen actoren in het netwerk beïnvloeden. Het onderzoek gaat na op welke manier de centrale aansturing doorwerkt op de lokale verhoudingen. We analyseren hiertoe de sturingsrollen en de ingezette instrumenten van de Vlaamse overheid. Tot slot hebben we aandacht voor de ruimere netwerkomgeving die zowel op het centrale beleidsniveau als op het lokale netwerkniveau kan inwerken. Op centraal niveau kan de socio-maatschappelijke omgeving een impact hebben op de beleidskeuzes die tot stand komen. Nieuwe beleidsprioriteiten kunnen bijvoorbeeld afgestemd worden op recente ontwikkelingen. Daarnaast kunnen ontwikkelingen in de omgeving een invloed hebben op de houding van actoren in het netwerk omdat bijvoorbeeld de motivatie voor de doelstellingen van het netwerk kan evolueren. Figuur 1 toont het ontwikkelde conceptueel model. Het model is opgebouwd rond vier centrale blokken: netwerkprestaties, lokale dynamiek (bestaande uit structuur en processen), centrale sturingsrelaties en de ruimere netwerkcontext. In navolging van Provan et.al. (2007) en Raab (2012) stellen we vast dat er nog weinig empirisch onderzoek verricht is naar de

Page 13: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 11 ׀

gecombineerde effecten van verschillende variabelen op de uitkomsten van het netwerk. In het onderzoek besteden we hier aandacht aan. Figuur 1: Het ontwikkelde conceptueel model

> 1.3. Methodologische omkadering

Het onderzoek naar het functioneren van regionale netwerkverbanden steunt op een meervoudige gevalstudie. We maken hiervoor een keuze van types van regio’s en van soorten netwerken in drie verschillende beleidsdomeinen. Eind 2012 werden de concrete cases geselecteerd. De inventaris van regionale samenwerkingsverbanden (Regioscreening, 2012) diende hierbij als uitgangspunt. Voor de selectie van de cases namen we volgende criteria in acht:

Netwerken gevat in Vlaamse regelgeving

Regionale platformen geïnstalleerd door de Vlaamse overheid.

Een regionaal werkingsgebied maar dekking over heel Vlaanderen.

Netwerken waarin we een verschillende combinatie van formele sturingsrollen door de Vlaamse overheid onderscheiden

Page 14: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 12 ׀

Netwerken waarin een mix van publieke en (semi-)private actoren betrokken is

Mix van maatschappelijk relevante beleidsthema’s

In het onderzoek maken we gebruik van verschillende onderzoekstechnieken:

Documentenanalyse: in een voorbereidende fase raadplegen we verschillende documenten, waaronder beleidsdocumenten (regelgeving, beleidsnota’s) en documenten die de werking van het netwerk kaderen (jaarverslagen, jaaractieplannen, verslagen van bestuursvergaderingen, …)

Semigestructureerde interviews: Voor deze gevalstudie namen we in totaal 28 interviews af. In elke RESOC-SERR werd in eerste instantie de regiocoördinator bevraagd. Daarnaast werden 6 à 7 lokale partners geïnterviewd. De respondenten vertegenwoordigen de verschillende organisaties die actief zijn in het netwerk (lokale besturen, provincie en sociale partners). De interviews met de lokale actoren werden afgenomen in het najaar van 2014. De interviews op Vlaams niveau vonden plaats in februari 2015. Bijlage 1 geeft een overzicht van de respondenten. Een topiclist die als leidraad diende voor de interviews met de lokale partners is opgenomen in bijlage 2. Doorheen het rapport hebben we illustratieve citaten opgenomen die een bepaald punt van de analyse illustreren.

Survey: Meteen na het interview kregen de RESOC-SERR partners een beknopte gestandaardiseerde vragenlijst voorgelegd. De vragenlijst bevat 15 stellingen over diverse aspecten van Vlaamse aansturing en de werking van het samenwerkingsverband. De stellingen werden ingevuld op een 5-puntenschaal, variërend van ‘helemaal niet akkoord’ tot ‘helemaal akkoord’.2 De vragenlijst dient als extra kwaliteitscheck voor de interviews.

> 1.4. Gevalstudie: Sociaaleconomische streekontwikkeling via de

RESOC-SERR structuur

> 1.4.1. Structuren voor sociaaleconomische streekontwikkeling

2 Bijlage 3 geeft een overzicht van de stellingen en de verdeling van de antwoorden per RESOC-

SERR

Page 15: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 13 ׀

1. Historiek: Streekplatformen en sociale tewerkstellingcomités

Vlaanderen kent reeds een lange traditie van structurele samenwerking inzake gebiedsgerichte streekontwikkeling. Op het vlak van werkgelegenheid zijn sinds 1973 Subregionale Tewerkstellingscomités (STC) actief. De STC fungeerden aanvankelijk als adviescomité van de federale Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA). Bij de staatshervorming van de jaren ’80 werden ze geregionaliseerd en overgeheveld naar de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling (VDAB).3 Vanaf 1998 werden hun bevoegdheden uitgebreid en traden ze op als actieve speler in het subregionaal arbeidsmarktbeleid. De regelgever spreekt over een ‘coördinerende en stimulerende rol op vlak van arbeidsbemiddeling.’4 De comités kregen op dat moment het statuut van een vzw. Dit gaf een STC de mogelijkheid eigen personeel aan te werven voor de uitvoering van haar opdrachten. Elke STC beschikte vanaf dat moment ook over eigen financiële middelen. Vlaanderen kende tot 2004 13 Sociale Tewerkstellingscomités. De sociale partners vormden de stemgerechtigde leden van het samenwerkingsverband. De sociale tewerkstellingscomités ressorteerden onder de administratie Werkgelegenheid van de Vlaamse overheid. Op het gebied van socio-economische streekontwikkeling werden sinds de jaren ’90 in verschillende regio’s streekplatformen opgericht als bottom-up samenwerkingsverband tussen publieke en semipublieke organisaties. Sinds 1994 voorzag de Vlaamse overheid een regelgevend kader voor de erkenning en subsidiëring van streekplatformen.5 De regelgeving bood hierin de mogelijkheid voor het afsluiten van een streekcharter met de Vlaamse regering. Het streekcharter bevatte een strategische visie m.b.t. de socio-economische ontwikkeling van de streek en formuleerde enkele hefboomprojecten voor de regio. Volgens artikel 10 van het besluit van 1994 vervulde het streekcharter ook een beleidsvoorbereidende functie ten aanzien van de Vlaamse regering. In 2004 telde Vlaanderen 17 werkende streekplatformen. De streekplatformen ressorteerden onder de administratie Economie van de Vlaamse overheid. Sociale tewerkstellingscomités en streekplatformen waren echter niet de enige initiatieven inzake streekontwikkelingsbeleid. Reeds in de jaren ’60 werden er in verschillende regio’s intercommunales voor streekontwikkeling

3 Besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende organisatie van de

arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding, Art. 6 4STC- Besluit van de Vlaamse regering van 7 juli 1998 5 Besluit van de Vlaamse regering van 20 juli 1994 houdende erkenning en betoelaging van

streekplatformen in het kader van het regionaal economisch beleid en het afsluiten van streekcharters.

Page 16: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 14 ׀

opgericht, een samenwerkingsverband tussen lokale besturen en sociale partners.6 Daarnaast bestaan er gewestelijke ontwikkelingsmaatschappijen (GOM). Tot slot is ook de gebiedsgerichte werking van de provincie actief op het domein. In het licht van de operatie Beter Bestuurlijk Beleid en het Kerntakendebat tussen het lokale, het provinciale en het Vlaamse bestuursniveau, leidde deze ontwikkeling tot de noodzaak om het Vlaams landschap inzake sociaaleconomische streekontwikkeling te hertekenen7 Er drong zich o.a. een duidelijke bevoegdheidsverdeling tussen de diverse structuren op. Daarnaast wierp de vraag zich op welk overheidsniveau bevoegd is inzake het streekbeleid (VVP nota, oktober 2006). Het resultaat van de onderhandelingen werd neergeschreven in het bestuursakkoord van 25 april 2003. Het bestuursakkoord stelt een herstructurering van het streekbeleid voorop, waarbij de STC’s en Streekplatformen plaats moesten maken voor een nieuwe structuur.

2. ERSV – SERR – RESOC structuur Het Decreet van 7 mei 2004 vormt de juridische grondslag voor een nieuwe organisatiestructuur inzake het streekontwikkelingsbeleid in Vlaanderen.8 De nieuwe organisatie is opgebouwd rond drie subregionale entiteiten, de zogenoemde ERSV – SERR – RESOC structuur.

De Sociaaleconomische Raad van de Regio (SERR)

De SERR verenigt werkgevers en werknemers binnen een bepaalde regio en heeft als kerntaak om advies te verlenen over aangelegenheden van economisch beleid en/of werkgelegenheidsbeleid (Art. 13). Het advies kan zowel verleend worden op vraag van een publiek bestuur (Vlaams, provinciaal of lokaal) als op eigen initiatief (Art. 15). Daarnaast kan de SERR overleg plegen over alle aangelegenheden van sociaaleconomisch belang in de regio (Art. 13). De entiteit is samengesteld uit 16 stemgerechtigde leden, waaronder 8 vertegenwoordigers van werkgevers en 8 vertegenwoordigers van werknemers (Art. 16). In de SERR zetelen dus geen publieke actoren. Er zijn in Vlaanderen 13 streekgebonden SERR’s aanwezig.

Regionaal Economisch Sociaal Overlegcomité (RESOC)

6 Sinds het IGS Decreet van 2001 mogen sociale partners geen deel meer uitmaken van een

intercommunale voor streekontwikkeling 8 Decreet betreffende het statuut, de werking, de taken en de bevoegdheden van de erkende

regionale samenwerkingsverbanden, de sociaal-economische raden van de regio en de regionale sociaal-economische overlegcomités, 7 mei 2004.

Page 17: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 15 ׀

Het toepassingsgebied van een Regionaal Economisch Sociaal Overlegcomité strekt zich uit over materies van sociaaleconomisch belang in de regio (de tweede pijler). Een RESOC organiseert hiertoe het tripartiete overleg tussen de sociale partners en provincies en gemeenten (Art. 19). Net zoals de SERR verstrekt het RESOC daarnaast een aantal beleidsvoorbereidende adviezen inzake sociaaleconomische streekontwikkeling (Art. 20 en 23). De belangrijkste taak van een RESOC bestaat uit de opmaak van een streekpact (Art. 22). Het streekpact bevat een probleemanalyse en een strategie voor de ontwikkeling van de regio. De strategie zoekt een evenwicht tussen economie en werkgelegenheid en heeft ook aandacht voor aanpalende beleidsdomeinen zoals ruimtelijke ordening, mobiliteit, leefmilieu, welzijn en onderwijs (Art. 22). Het RESOC ziet toe op de uitvoering en opvolging van het streekpact maar heeft zelf geen uitvoerende bevoegdheden m.b.t. de realisatie ervan. Naast de goedkeuring van het streekpact door het bestuur dienen ook de provincieraad en de betrokken gemeenteraden het streekpact te bekrachtigen. Het RESOC is samengesteld uit de sociale partners die lid zijn van de SERR in de regio en minstens acht vertegenwoordigers van de gemeenten en de provincie op het grondgebied (Art. 25). Daarnaast kan een RESOC ook toegevoegde leden tellen. Het voorzitterschap wordt opgenomen door een van de publieke partners. Kaart 1 situeert de 15 RESOC gebieden in Vlaanderen. Kaart 1: RESOC gebieden in Vlaanderen

Erkende Regionale Samenwerkingsverbanden (ERSV)

Een Erkend Regionaal Samenwerkingsverband heeft als doel een bijdrage te leveren aan de sociaaleconomische streekontwikkeling binnen een

Page 18: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 16 ׀

geografisch afgebakend gebied door het inrichten en ondersteunen van één of meerdere SERRs en één of meerdere RESOCs in hun regio (Art. 6). Het ERSV treedt hierbij op als juridische werkgever van de RESOC/SERR. Daarnaast heeft een ERSV nog een aantal kleinere opdrachten zoals het verrichten van studiewerk of het verzamelen en verwerken van socio-economische gegevens. Het samenwerkingsverband wordt opgericht van onderuit en is samengesteld uit vertegenwoordigers van de sociale partners, minstens twee gemeenten en één provincie (Art. 3). De regelgever stelt evenwel dat gemeenten die betrokken zijn bij eenzelfde ERSV, deel moeten uitmaken van het grondgebied van dezelfde provincie. Ook kunnen er maximum 15 Erkende Regionale Samenwerkingsverbanden aanwezig zijn op het grondgebied van het Vlaams gewest. De facto zijn er vijf regionale samenwerkingsverbanden aanwezig. Hun werkingsgebied stemt overeen met het geografische grondgebied van een provincie.

SERV en VESOC als erkende overlegstructuren op Vlaams niveau

De overleg- en adviesstructuren op regionaal niveau vormen een afspiegeling van het stelsel op Vlaams niveau. Een eerste overlegstructuur op Vlaams niveau is de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV).9 De SERV werd in 1965 opgericht en is samengesteld uit een representatieve vertegenwoordiging van de Vlaamse werkgevers– en werknemersorganisaties. Het orgaan kent 20 leden. De SERV pleegt overleg over sociaaleconomische thema’s en vormt tevens de strategische adviesraad van het beleidsdomein Werk en Sociale Economie van de Vlaamse overheid. Een tweede orgaan is het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité (VESOC), waarin de sociale partners overleg voeren met de Vlaamse regering. Met name de sociale partners toonden zich grote pleitbezorger van het spiegelmodel.

> 1.4.2. Aansturing van het regionale netwerk RESOC-SERR door de Vlaamse overheid

1. Institutioneel kader

Het Decreet van 7 mei 2004 bevat de basisregels betreffende het statuut, de werking, de taken en de bevoegdheden van ERSV’s, de SERR’s en de RESOC’s. De historische context maakt dat de bestuurlijke opvolging van de huidige netwerken voor socio-economische streekontwikkeling opgenomen wordt door twee verschillende entiteiten binnen de Vlaamse overheid. Een

9 SERV-Decreet 7 mei 2004

Page 19: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 17 ׀

eerste bevoegde entiteit is het Agentschap Ondernemen, dat ressorteert onder het beleidsdomein Economie. De begroting Economie voorziet via het provinciale ERSV in de basisfinanciering van de RESOC werking. De opvolging van de SERR werking gebeurt door het departement Werk en Sociale Economie van het beleidsdomein Werk. De memorie van toelichting bij het Decreet stelt dat de Vlaamse overheid een flankerend beleid wil voeren ten aanzien van de regionale structuren voor streekontwikkeling. Dit wil zeggen, ‘een voorwaardenscheppend beleid of het geheel van initiatieven, maatregelen en acties welke de lokale partners mogelijk maken hun opdracht inzake streekontwikkeling op te nemen’ (blz. 25). Een derde betrokken actor op Vlaams niveau is de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB). De VDAB werd opgericht in 1989 en is een extern verzelfstandigd agentschap van het beleidsdomein Werk en Sociale Economie van de Vlaamse overheid.10 De voornaamste opdracht van de VDAB bestaat uit de activatie van werkzoekenden. Daarnaast is de organisatie actief op het vlak van loopbaanbegeleiding, training en opleiding en arbeidsbemiddeling. Het agentschap treedt in dit kader op als regisseur van het lokaal arbeidsmarktbeleid en wil samen met haar lokale strategische partners het arbeidsmarktbeleid vormgeven (Yoeri Vanhullebusch, persoonlijke communicatie, 10 maart 2015). De opdracht van de VDAB krijgt vorm via een beheersovereenkomst met de Vlaamse regering. De beheersovereenkomst 2011-2015 formuleert vijf strategische organisatiedoelstellingen en koppelt hier 20 operationele objectieven aan. De beheersovereenkomst legt ook vast welke middelen de VDAB van de Vlaamse overheid ontvangt en welke prestaties hier tegenover staan. Strategische doelstelling vijf focust op het uitbreiden van partnerschappen. Operationele doelstelling 18 focust op het versterken van partnerschappen op het terrein van werk, onder meer op lokaal niveau (Beheersovereenkomst VDAB 2011-2015: 10). In 2012 onderging de VDAB een interne reorganisatie naar een provinciale VDAB-structuur. Naast de centrale diensten, kent de VDAB in de nieuwe organisatiestructuur per provincie een directeur arbeidsmarktbeheer, waaronder in totaal 13 regiomanagers ressorteren die elk een lokaal team aansturen. De schaalvergroting heeft als ambitie om een betere, meer uniforme en meer kwaliteitsvolle dienstverlening te kunnen verzekeren naar werkgevers, werknemers en werkzoekenden (Yoeri Vanhullebusch, persoonlijke communicatie, 10 maart 2015). Voor de VDAB is het hierbij belangrijk om georganiseerd te zijn op een schaalniveau waar

10 Decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern

verzelfstandigd agentschap “Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding”

Page 20: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 18 ׀

gesprekspartners zijn die haar beleid mee gestalte kunnen geven (Fons Leroy, persoonlijke communicatie, 23 maart 2015). “En dan ga je op zoek naar een niveau dat voldoende maturiteit heeft.” 2. Financiering

De beleidsdomeinen Werk en Economie staan in voor de basisfinanciering van de ERSV’s en de daaronder ressorterende RESOC en SERR-werkingen. Tijdens de eerste werkingsjaren werden de middelen vastgesteld op basis van de historische aanwezigheid van het aantal STC’s en Streekplatformen per provincie. Aangezien het aantal STC’s en Streekplatformen sterk verschilde per provincie, kregen de provincies Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen verhoudingsgewijs meer subsidies. Om deze scheeftrekking deels recht te zetten, wordt een deel van het budget vanaf 2006 verdeeld volgens de criteria van het Provinciefonds (Departement WSE, 2010b). Het uitvoeringsbesluit van 22 oktober 2004, gewijzigd op 6 oktober 2006, regelt de huidige subsidiëring van de regionale samenwerkingsverbanden.11 De regelgeving bepaalt dat het provinciale ERSV de aan haar toegekende middelen enkel mag aanwenden ter financiering van de personeel- en werkingskosten van de verschillende RESOC-SERR en niet ter uitvoering van projecten. De subsidies worden uitbetaald in twee schijven, een voorschot van 80% na indienen van het jaarplan en de begroting en een saldo van 20% na rapportage over de jaaractiviteiten (Art. 4 §2). Tabel 1 toont ter illustratie de subsidiecijfers vanuit de begroting Werk en de begroting Economie voor het werkingsjaar 2013. De middelen worden toegekend met een verhouding van 20/80. De ratio geeft blijk van een sterke concentratie van de werkzaamheden van de RESOC-SERR op het terrein van lokaal arbeidsmarktbeleid en meer specifiek voor de uitvoerende opdracht EAD (financiering van 43 PO’s). Sinds 2010 worden er besparingen doorgevoerd op de subsidies voor de ERSV’s (circa 5% lineaire besparing vanuit EWI in 2010 en 2011 en circa 5% vanuit WSE in 2011). Vanaf 2015 wordt het budget vanuit Economie volledig geschrapt. Vanuit Werk is er vanaf 2015 een lineaire besparing van 10% (Koen Vermoesen, persoonlijke communicatie, 6 februari 2015). De RESOC-SERR kunnen evenwel bijkomende financiële middelen verkrijgen van de lokale partners (provincie, lokale besturen, …).

11 Besluit van de Vlaamse Regering van 6 oktober 2006 tot wijziging van het besluit van de

Vlaamse Regering van 22 oktober 2004 betreffende de erkenning en subsidiëring van regionale samenwerkingsverbanden.

Page 21: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 19 ׀

Tabel 1: Maximale betoelaging werkingsjaar 2013 volgens subsidiebesluit

Bron: departement WSE

3. Verwachte prestaties

De Vlaamse overheid voorziet een coördinerende rol voor de regionale netwerken voor streekontwikkeling. Het ERSV Decreet bepaalt drie opdrachten voor het RESOC, met name het organiseren van overleg tussen de lokale partners (Art. 19 en Art. 21), het uitbrengen van advies (Art. 20) en de opmaak van een streekpact voor de sociaaleconomische streekontwikkeling (Art. 22). De SERR krijgt twee basisopdrachten toebedeeld, waaronder het verlenen van advies over aangelegenheden van economisch beleid en tewerkstellingsbeleid (Art. 13 § 3) en het organiseren van sociaal overleg (Art. 13 § 1). Tabel X geeft een overzicht van de adviesopdrachten die aan het RESOC en de SERR zijn toegekend in het kader van tewerkstellingsbeleid. De adviesvragen die enkel gericht zijn aan de sociale partners worden gesteld aan de SERR, de adviesvragen die van belang zijn voor een ruimer publiek worden gesteld aan het RESOC. Het overzicht is afkomstig van het departement WSE (2010) en werd aangevuld met een actuele stand van zaken over de adviesrol van RESOC-SERR,

Page 22: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 20 ׀

verkregen van het RESOC-SERR Kempen (Nevelsteen, 2014). De inventaris toont aan dat een aantal adviesopdrachten die voorzien waren bij de opstart, ondertussen zijn geschrapt of overgedragen naar het Vlaams niveau.

Page 23: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 21 ׀

Tabel 2: Adviesopdrachten SERR en RESOC

Adviesopdracht

Verstrekker Toelichting Wie?

VDAB ondernemingsplan

SERR Advies over het jaarlijks VDAB-ondernemingsplan (JOP)

VDAB

Ombudsfunctie werklozen

SERR Advies over transmissiedossiers van werkzoekenden naar de RVA. VDAB meldt de klacht en bezorgt de documenten. Doel SERR is om na te gaan of de juiste procedure gevolgd is.

VDAB

Startcentra sociale economie

RESOC Dit was een eenmalig advies bij de opstart. Ondertussen heeft de Vlaamse overheid dit ondersteuningsorgaan geschrapt.

/

Invoegbedrijven

RESOC Adviesfunctie is in de nieuwe regelgeving Maatwerk overgeheveld naar de Vlaamse adviescommissie in de schoot van het departement WSE

/

Sociale werkplaatsen

RESOC Adviesfunctie is in de nieuwe regelgeving Maatwerk overgeheveld naar de Vlaamse adviescommissie in de schoot van het departement WSE

/

Lokale Diensteneconomie

RESOC In de nieuwe LDE regelgeving organiseren de lokale besturen hierover zelf het advies

/

Page 24: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 22 ׀

van lokale stakeholders

Lokale werkwinkels

RESOC Gaat over de opstart van de werkwinkels. De laatste acht jaar zijn hierover geen adviezen meer gepasseerd in RESOC Kempen.

/

WEP-plus

RESOC Advies over toekenning, uitbreiding project, uitbesteding begeleidingsacties

Praktisch werken door beroepsopleiding

SERR Advies over een praktijkgerichte opleiding op de werkvloer van een non-profit organisatie voor een concreet en praktisch werk

School of VDAB

IBO

SERR VDAB heeft voor een aantal IBO’s het advies

van de SERR nodig:

- collectieve IBO’s

- ingeval meerdere laaggeschoolde

langdurige werkzoekenden een

opleiding in dezelfde onderneming

starten met dezelfde begindatum

en opleidingsinhoud;

- de IBO-aanvragen van bedrijven

waarbij er zich in het verleden een

betwiste verbreking van een

opleiding door de werkgever heeft

VDAB

Page 25: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 23 ׀

voorgedaan;

- IBO bij ondernemingen die vroeger

ingevolge artikel 127 van het Besluit

van 21.12.1988 een schorsing van

drie jaar tot gebruik van IBO kregen

omwille van vervroegde

afdanking(en) na de IBO;

- de IBO-aanvragen van bedrijven die

eerder bij de evaluatie a posteriori

een negatief advies kregen van het

STC/SERR;

- indien de werkzoekende voor de

aanvraag van de IBO meer dan 14

dagen tewerkgesteld was als

interimaris in het bedrijf;

- ingeval de IBO van een

laaggeschoolde langdurige

werkzoekende of uit deeltijds

onderwijs, omwille van

pedagogische noodzaak, meer dan 6

maanden duurt (maximum 12

maanden);

Page 26: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 24 ׀

VDAB Lokale Project Programmatie

SERR De lokale projectprogrammatie van VDAB is ondertussen provinciaal geworden. Hierover wordt geen advies van de RESOC/SERR ingewonnen.

/

Mandaat voor kosteloze arbeidsbemiddeling / trajectbegeleiding / competentieontwikkeling

SERR Organisaties waarmee VDAB samenwerkt in het kader van werkzoekenden begeleiding hebben dergelijk mandaat nodig.

VDAB

Diversiteitsplannen

SERR Advies over aanvraag en evaluatie loopbaan- en diversiteitsplannen in bedrijven

Buitenschoolse kinderopvang

SERR Advies aan VDAB over verlenging van individuele contracten in de buitenschoolse kinderopvang (van bepaalde naar onbepaalde duur)

Het Vlaams subsidieagentschap WSE stelt de adviesvraag

ESF SERR Bedrijven die geen ondernemingsraad hebben, maar een ESF project willen indienen, moeten een advies van de SERR toevoegen aan hun aanvraagdossier.

Bedrijven

PWA inschakelings- en opleidingsacties

SERR De vraag is hier of het initiatief past als inschakelings- of opleidingsactie ten voordele van de PWA-doelgroep.

PWA (wordt overgeheveld naar Vlaanderen)

Page 27: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 25 ׀

Naast de decretale basisopdrachten inzake overleg en advies heeft de SERR ook een uitvoerende opdracht, met name de projectontwikkelingsopdracht ter uitvoering en ondersteuning van het Vlaamse impulsbeleid inzake evenredige arbeidsdeelname en diversiteit (EAD). Het impulsbeleid EAD heeft een juridische grondslag in het Decreet van 8 mei 2002 houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt en kadert binnen de doelstellingen van het Pact 2020 en het actieplan Vlaanderen in Actie (VIA), waarin staat dat elke Vlaamse onderneming ‘structurele aandacht besteedt aan duurzame diversiteit die bijdraagt aan een inclusieve samenleving door te streven naar evenredige arbeidsdeelname en het uitbannen van discriminatie’ (REF). De opdracht krijgt vorm via een convenant tussen de Vlaams minister van Werk en het provinciale ERSV. De minister stelt per ERSV middelen beschikbaar voor de aanwerving van in totaal 43 projectontwikkelaars die instaan voor de procesbegeleiding en ontwikkeling van loopbaan- en diversiteitsplannen in bedrijven, organisaties en lokale besturen in de regio.12 Elke SERR organiseert hiertoe in haar schoot een Regionale Commissie Loopbaan- en Diversiteitsbeleid (RCLD). De RCLD bestaat naast de projectontwikkelaars ook uit de diversiteitsconsulenten van de vakbonden, de consulenten van Jobkanaal en een of meer vertegenwoordigers van de VDAB. Het convenant bepaalt daarnaast een quota m.b.t. het aantal organisaties die per jaar moeten instappen in een nieuw loopbaan- en diversiteitsplan (met een gemiddelde van 18 nieuwe begeleidingen per projectontwikkelaar per jaar). De administratie WSE controleert of de opgelegde quota gehaald worden. Op basis hiervan worden de financiële middelen voor de aanstelling van de projectontwikkelaars toegekend. Het convenant wordt afgesloten voor een periode van drie jaar. De huidige convenants periode loopt tot 31 december 2015.

12 Besluit van de Vlaamse regering van 19 juli 2007 tot vaststelling van de criteria, de

voorwaarden en de nadere regels voor het verlenen van subsidies ter ondersteuning en uitvoering van het beleid van evenredige arbeidsdeelname en diversiteit

Page 28: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 26 ׀

ANALYSE VAN DE GEVALSTUDIE In het volgende hoofdstukken nemen we de werking van drie regionale netwerken voor streekontwikkeling onder de loep. Hoewel de RESOC-SERR werking in de realiteit sterk verweven is, opteren we ervoor om elke structuur vanuit zijn eigenheid te bestuderen. Hoofdstuk 2 focust op het RESOC als bottom-up instrument om het socio-economisch streekbeleid vorm te geven (via het streekpact). In hoofdstuk 3 spitsen we ons toe op de positie van de SERR en haar opdrachten op het domein van arbeidsmarktbeleid.

2. Hoofdstuk 2: Analyse van de RESOC werking

Het eerste onderdeel bespreekt de prestaties en de lokale dynamiek van elk onderzocht Regionaal Sociaaleconomisch Overlegcomité. In deel 2 geven we een aantal vergelijkende bevindingen en conclusies over de positie van de streekpacten en de lokale dynamiek tussen de partners. Het derde punt analyseert de rol van de Vlaamse overheid. Tot slot bespreekt punt 4 een aantal omgevingsfactoren die inwerken op het lokale netwerk en op het centrale beleidsniveau.

> 2.1. Single-case analyse: prestaties en lokale dynamiek

We starten met een korte profielschets van de regio. Daarnaast stippen we voor elke regio een aantal relevante historische ontwikkelingen aan die doorwerken op de positie van het netwerk vandaag. Het is hierbij geenszins onze intentie een volledige schets te geven van alle chronologische gebeurtenissen. De focus van het onderzoek ligt immers op de prestaties en de verhoudingen tussen de partners vandaag, met evenwel aandacht voor het verleden en de ontwikkelingen sinds de oprichting van het netwerk in 2004. Voor het beoordelen van de prestaties richten we ons op de kerntaak van het netwerk, met name de opmaak en opvolging van een streekpact voor de regio (ERSV Decreet, artikel 22). We geven hierbij geen inhoudelijke detailanalyse – wel een algemeen overzicht – maar formuleren eerder een aantal algemene bevindingen over de waarde van het streekpact als mobiliserend instrument voor het streekbeleid en de rol van het RESOC hierbij.

Page 29: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 27 ׀

> 2.1.1. Prestaties en lokale dynamiek van RESOC Gent

1. Profielschets van de regio

Werkingsgebied: Het werkingsgebied van RESOC-SERR Gent en Rondom Gent (hierna RESOC-SERR Gent) strekt zich uit over het grondgebied van tien lokale besturen uit de provincie Oost-Vlaanderen. Negen gemeenten behoren tot het arrondissement Gent, de gemeente Zelzate maakt deel uit van het arrondissement Eeklo. De regio kenmerkt zich door de aanwezigheid van de grootstad Gent. Kaart 2: Werkingsgebied RESOC – SERR Gent

Bron: arvastat.vdab.be

Inwonersaantal op 1 januari 2013: 396.620

Page 30: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 28 ׀

Personele omkadering RESOC-SERR Gent: - 1 regiocoördinator (4/5) - 1 stafmedewerker RESOC - 2 projectontwikkelaars diversiteit - 1 projectontwikkelaar leeftijd en werk

- 1 secretariaatsverantwoordelijke

Bestuur RESOC-SERR Gent: Tabel 3 toont de samenstelling van de bestuursorganen van RESOC-SERR Gent. De SERR is samengesteld uit acht vertegenwoordigers van de werkgevers en acht vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties. In het RESOC bestuur zetelen naast de sociale partners vijf vertegenwoordigers van de stad Gent, één vertegenwoordiger van elke omliggende gemeente en vijf vertegenwoordigers van de provincie Oost-Vlaanderen. Tot slot worden een aantal partners als ervaringsdeskundige aan het bestuur toegevoegd met raadgevende stem. Het RESOC kent naast de algemene vergadering ook een dagelijks bestuur. In het RESOC DB zetelt van elke sociale partner één lid. Het DB bestaat daarnaast uit één vertegenwoordiger van de stad Gent (voorzitter) en twee vertegenwoordigers van de lokale besturen (in de huidige legislatuur zijn dit Oosterzele en Merelbeke). De bestuursorganen van de SERR worden onderverdeeld in een algemene vergadering en een vast bureau. In het SERR VB zetelt van elke partner één lid. Tabel 3: Samenstelling bestuur RESOC-SERR Gent en rondom Gent (2014)

Soort organisatie Naam organisatie (aantal vertegenwoordigers)

RESO

C

SER

R WN organisaties ACV (5), ABVV (2), ACLVB (1)

WG organisaties Voka (4), Unizo (3), Boerenbond (1)

Toegevoegde leden

Compaan vzw, Groep Intro vzw, Ateljee vzw, Gents Milieufront, Gent stad in Werking, VDAB, VeGHo, Welzijnsoverleg regio Gent

Lokale besturen Gemeenten (9), stad Gent (5), Provincie Oost-Vlaanderen (5)

Page 31: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 29 ׀

2. Historiek

Het RESOC-SERR Gent is één van de vier regionale netwerken voor streekontwikkeling in de provincie Oost-Vlaanderen en is de opvolger van het toenmalige STC Gent-Eeklo en het Strategisch Plan Gewest Gent (streekplatform). Volgens een sociale partner functioneerde het toenmalige streekplatform in de praktijk echter niet. “In Gent was dat virtueel failliet en bestond dat eigenlijk niet meer” (ACV). Het ontbreken van een identiteit voor de regio lag hierbij aan de basis, een praktijk die tot op vandaag zijn stempel drukt op de positie van het netwerk en de verhoudingen tussen de partners. De opstart van het RESOC-SERR in 2005 verliep dan ook niet zonder de nodige discussies. Het ACV geeft aan: “De voorgeschiedenis is een moeilijke geschiedenis.” Zo was het de bedoeling om drie RESOC-SERR gebieden te installeren in de provincie Oost-Vlaanderen, afgestemd op de arrondissementsgrenzen. De meeste lokale besturen rond Gent zagen het echter niet zitten om met de stad in één RESOC Gent-Eeklo te zetelen, waardoor er in de regio een splitsing gekomen is, waarbij de lokale besturen van het Meetjesland zich verenigd hebben in een aparte structuur (RESOC Meetjesland). “Wij willen het Meetjesland niet laten opslorpen door Gent. De politiek van het Meetjesland gaat niets te vertellen hebben als ze bij het RESOC van Gent-Eeklo komen.” Bij de sociale partners bestond de vraag tot splitsing niet maar aangezien de RESOC-SERR werking sterk met elkaar verweven is, werd de splitsing ook op het niveau van de SERR doorgetrokken. Een tweede heikel punt betrof de houding van de stad Gent. Een aantal partners geven aan dat de stad de voorzittersrol van het RESOC geclaimd heeft. “Eigenlijk heeft men daar zo een statement gemaakt door dat voorzitterschap op te eisen dat dat niet meer goed gekomen is” (ACV). Volgens n van de partners had de stad bovendien de intentie om van het reeds bestaande partnerschap Gent stad in Werking, het RESOC te maken. De oprichtingsperikelen ten tijde van de opstart van het RESOC-SERR Gent laten tot op vandaag hun sporen na. Aan RESOC Gent worden bijvoorbeeld maar de helft van de middelen toegekend die Vlaanderen (via het ERSV Oost-Vlaanderen) voorziet voor de RESOC werking in de provincie (45.000 € in plaats van 90.000 €). De Vlaamse overheid ging akkoord met de lokale keuze voor de splitsing van Gent-Eeklo maar gaf aan dat dit niet betekende dat er extra middelen zouden toegekend worden. Dit heeft implicaties voor de slagkracht van het RESOC. De coördinator geeft aan: “Het mankement is inderdaad geen middelen en dus ook geen mensen.” Sinds 2014 is er een fusie tussen SERR Gent en SERR Eeklo. De voornaamste reden hiervoor was het structureel verlies van beide SERR’s. Volgens een aantal sociale partners betreft het nog enkel een fusie op papier en is er in

Page 32: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 30 ׀

de praktijk nog weinig sprake van samenwerking. De meeste partners staan echter positief tegenover de samensmelting. “Wij denken dat het bedrijfsleven, de sectoren delen zich niet op in die opdeling” (ABVV). Op het niveau van de lokale besturen is er tot op heden geen draagkracht voor een mogelijke fusie van beide RESOC’s. Ook stad Gent is geen vragende partij gezien zij naar eigen zeggen geen banden hebben met het Meetjesland. 3. Analyse van het streekpact Het eerste streekpact van RESOC Gent (2007-2012) formuleert 7 uitdagingen voor de regio (zie tabel 4). Tabel 4: Vergeijking streekpacten RESOC Gent

Streekpact 2007 - 2012 Streekpact 2014 - 2019

7 uitdagingen voor de regio

Ruimte om te ondernemen

Talenten ontwikkelen

Sociale economie

Duurzame mobiliteit

Demografic change

Haven van Gent

Genieten in Gent rondom

Gent

RESOC werking steunt op drie

pijlers:

SERR Gent rondom Gent

(sociale partners)

Gent stad in Werking

(stad Gent)

Intergemeentelijk overleg

(gemeenten rondom Gent)

6 transversale thema’s

Duurzaamheid

Veerkracht

Innovatieve besluitvoering

Demografische verandering

Stad en platteland

versterken elkaar

Armoedebestrijding

3 hefbomen

Hefboom 1: ruimte voor

economische ontwikkeling

Hefboom 2: Gent en rondom

Gent als regionale

tewerkstellingspool

Hefboom 3: economische

oplossingen voor

maatschappelijke

uitdagingen

Page 33: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 31 ׀

Het streekpact 2007-2012 laat zich lezen in vrij algemene bewoordingen en koppelt geen concrete acties aan de vooropgestelde thema’s. Wel maakt het RESOC op vraag van het ERSV Oost-Vlaanderen sinds 2010 een jaarlijks actieplan op, waarin een aantal concrete taken van het netwerk worden opgenomen. Voor de uitvoering van het streekpact wordt verwezen naar drie pijlers: SERR Gent, het partnerschap Gent stad in Werking en het Intergemeentelijk Overleg. De opdracht van het RESOC bestaat er voornamelijk in om de afstemming tussen de drie autonome pijlers te coördineren (Jaaractieplan RESOC Gent, 2010). Respondenten zijn echter van mening dat het partnerschap Gsiw in de praktijk sterk op de stad georiënteerd is en minder op de regio. Het Intergemeentelijk Overleg werd voor de eerste keer georganiseerd in juni 2010 maar komt al enkele jaren niet meer bij elkaar wegens een gebrek aan engagement van de lokale besturen. Tot slot zijn de bevoegdheden van de SERR beperkt (zie infra). De coördinator van RESOC-SERR Gent bestempelt het eerste streekpact als ‘een vodje papier’ omwille van de beperkte uitvoering ervan. “We hebben een streekpact maar wat betekent dat, laat ons eerlijk zijn, niets. Dat zijn dertig bladzijden papier maar dit betekent niets.” Het gebrek aan engagement vanwege de partners en de beperkte slagkracht van het RESOC komen als belangrijkste verklaringen naar voor. De voornaamste verwezenlijkingen van het pact liggen in een aantal projecten, waaronder het project Talent Transfer (POM), het project DC Noise en het project Gent Bloemenregio en de ondersteuning van de regierol lokale besturen m.b.t. lokale diensteneconomie (Jaarverslag RESOC-SERR Gent, 2010, 2011 en 2012). De coördinator geeft aan dat er geen concrete parameters voorhanden waren om de realisatie van het pact te monitoren. Het huidige streekpact 2014-2019 formuleert zes transversale thema’s en legt de focus op de realisatie van drie hefbomen. De hefbomen kunnen gelezen worden als brede thema’s die belangrijk zijn voor de regio. De ruime formulering is niet toevallig. Het ACV geeft aan: “Dat werd algemeen geformuleerd zodanig dat er voor niemand potten mee gebroken werden.” De hefbomen worden verwoord in een aantal meer concrete doelstellingen en acties. In totaal lijst het nieuwe streekpact 38 acties op. De acties betreffen echter enkel het niveau van het RESOC. De coördinator geeft aan dat de sociale partners terughoudend waren voor het opnemen van duidelijke engagementen in het streekpact. Het ACV geeft aan: “Het was al een hele tour de force om dat op papier te krijgen.” Wel is het de bedoeling om via de opmaak van jaaractieplannen de uitvoering van het pact te concretiseren. De eerste hefboom focust op economische ontwikkeling. Hieronder vallen onder andere aandacht voor ondernemen, mobiliteit, de haven en

Page 34: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 32 ׀

bedrijventerreinen. Hefboom 2 sluit aan bij arbeidsmarktmateries en streeft o.a. naar het bevorderen van diversiteit op de werkvloer, het tegengaan van ongekwalificeerde uitstroom, het formuleren van advies over het JOP van de VDAB en de vertaling van arbeidsmarktindicatoren naar lokale besturen. Tot slot heeft hefboom 3 aandacht voor een aantal zachtere economische aspecten waaronder nieuwe economieën, klimaat en de zorgsector. Tabel 5 geeft ter illustratie een overzicht van de doelstellingen en acties voor hefboom 1.

Tabel 5: Illustratie van doelstellingen en acties Streekpact 2013-2018 RESOC Gent

Bron: Streekpact RESOC Gent 2014-2019: 36

Page 35: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 33 ׀

Het nieuwe streekpact wordt op een aantal punten positiever beoordeeld dan het vorige pact. Ten eerste geven de partners aan dat het streekpact meer gedragen is omdat het traject naar de opmaak van het pact grondiger werd voorbereid. Zo was er een brede bevraging onder de partners naar potentieel interessante thema’s en werden de partners betrokken via werkgroepen. Unizo geeft aan: “Het is zeker meer gedragen. Er is ook meer drive.” Daarnaast besteedt het nieuwe pact meer aandacht aan de stad-rand samenwerking. Volgens een aantal respondenten is er een grotere bereidheid merkbaar van de stad om met de randgemeenten samen te werken. Unizo vervolgt: “Wat we nu constateren is dat de spanningen tussen Gent en rand toch minder uitgesproken zijn dan een paar jaar geleden.” Naar de uitvoering van het pact is het volgens de coördinator met de huidige middelen echter onhaalbaar om alle 38 acties te realiseren. In de praktijk zal men daarom de focus leggen op de realisatie van een aantal concrete punten, waaronder het thema mobiliteit en de bereikbaarheid van bedrijventerreinen. Partners geven aan dat vooral rond items die de stad belangrijk vindt, zaken in beweging kunnen gezet worden (vb. rond mobiliteit). Hierin speelt de stad een trekkersrol om de partners samen te krijgen. RESOC heeft als taak om de uitvoering van het pact op te volgen. Dit houdt o.a. in dat het RESOC de partners activeert om zich voor de uitvoering van het pact te engageren. Het feit dat betrokkenheid van de partners niet verzekerd kan worden, vormt echter een heikel punt in de uitvoering van het streekpact. Daarnaast houdt het streekpact het potentieel in van een strategisch visiedocument voor de ontwikkeling van de streek. Ook dit vermogen wordt in het Gentse niet benut. [strategisch denken in het kader van streekontwikkeling, gebeurt dat hier in Gent?] “Veel te weinig. De meerwaarde bestaat er hier in dat we verplicht waren om daarover te spreken en dat er op een bepaald moment ergens een soort streekplan moest komen” (ACV). Het ABVV sluit hierbij aan: “Dat is eigenlijk een goede netwerkclub. Je leert de mensen kennen en je kan eens bellen naar elkaar maar om nu te zeggen dat wij samen de streek ontwikkelen, dat heb ik nog niet meegemaakt” (ABVV). Tot slot geven de partners aan dat belangrijke regionale dossiers niet via het RESOC behandeld worden. Het ACV geeft het voorbeeld van de Gentse haven. “Rond grote problemen zoals schipdonkkanaal en de havens. Dat zijn dossiers die volledig de regio ontsnappen omdat dat van groter belang is in Vlaanderen, RESOC zal dat wel pro forma opvolgen en er werden soms wel mensen uitgestuurd om info te geven enz. maar eigenlijk wegen op het beleid is daar nooit echt.”

Page 36: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 34 ׀

4. Lokale dynamiek De positie van het RESOC Gent en de verhoudingen tussen de partners worden sterk gekleurd door de aanwezigheid van stad Gent als Vlaamse grootstad. Zoals het streekpact 2007-2012 terecht opmerkt, kenmerkt de regio zich eerder door haar diversiteit dan haar homogeniteit.

Rollen en positie van het RESOC Een meerderheid van de bevraagde partners ziet een meerwaarde in de aanwezigheid van het RESOC in het Gentse. De meest aangehaalde voordelen zijn het samenbrengen van actoren in een vaste structuur, waarbinnen formele en informele contacten op een gestructureerde manier kunnen plaatsvinden en het bieden van een overlegtafel. De gemeente Wachtebeke stelt concreet dat het RESOC de mogelijkheid biedt om andere lokale besturen te leren kennen en te kijken wie met welke dossiers bezig is. Hier kan een eventuele samenwerking uit voortvloeien. De gemeente haalt het voorbeeld aan van de samenwerking met Destelbergen voor een project rond thuiswonende 80 plussers. Stad Gent haalt aan dat het RESOC de bedoeling heeft om bruggen te bouwen, gemeenschappelijke doelstellingen te formuleren en expertise te delen onder de partners. Het RESOC neemt hierbij de rol op van informatieverstrekker en zoekt naar afstemming. Daarnaast volgt het RESOC een aantal regionale dossiers op en informeert het de partners hierover. De coördinator geeft aan: “Ik denk dat het onze rol is om ons oor te luisteren te leggen en te kijken wat er in de regio leeft.” Een voorbeeld hiervan is het dossier rond de Spoorlijn 204. Vanuit deze positie legt het RESOC ook contacten met hogere overheden zoals de NMBS of De Lijn (zie Groeinota Speerpunt Mobiliteit, 2011: 8). De coördinator merkt echter op dat het RESOC vooral actoren samenbrengt rond concrete zaken en minder met strategische dossiers aan de gang gaat. We besluiten dat de rol van het RESOC zich hoofdzakelijk beperkt tot het coördinerende niveau, waarbij informeren, afstemmen en netwerken centraal staan. Dit is enerzijds het gevolg van de institutionele inperking van het RESOC tot overlegnetwerk. Het RESOC heeft zelf geen uitvoerende bevoegdheden. Daarnaast speelt de beperkte slagkracht van het RESOC (gebrek aan mensen en middelen) een rol. Het gevolg hiervan is dat de waarde van het netwerk voornamelijk gelinkt is aan het engagement van de partners. Het ABVV geeft aan: “Een gratuite groep van mensen die daar hun tijd insteken om iets te realiseren in de streek.” Ook de gemeente Wachtebeke merkt op: “Het ligt nog altijd bij de personen.” Het volgende

Page 37: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 35 ׀

onderdeel bespreekt de betrokkenheid van de verschillende partners in het netwerk.

Betrokkenheid van de partners

De aanwezigheid van de stad Gent is een bepalende factor voor de werking van RESOC Gent. VOKA geeft aan: “Binnen onze regio is gewoon de dominantie van Gent een struikelblok voor de andere, kleinere lokale besturen en het gebrek aan added value voor hen.” Het ACV merkt op dat de stad grotendeels haar eigen koers vaart en voor veel zaken het RESOC niet nodig heeft. Daarnaast stellen een aantal partners dat de stad ook binnen het RESOC een overheersende positie inneemt. Volgend citaat geeft hiervan een illustratie: “Want je kan je voorstellen als het streekpact niet door Gent wordt gedragen, als er vb. te weinig inzit voor Gent dan krijg je dat niet door de gemeenteraad.” Tot slot vinden de meeste partners het geen goede zaak dat de stad de voorzittersrol van het RESOC opneemt. Unizo geeft aan: “De stad Gent vond het normaal dat de grootste gemeente die ook in het centrum ligt van het gebied de leiding zou nemen. Dat heeft men dus eerder vanuit zichzelf bekeken.” Stad Gent is het er niet mee eens dat zij een dominante positie in het RESOC zou opnemen. Volgens de voorzitter reikt de stad een uitgestoken hand naar de randgemeenten, maar zijn deze gewoon niet aanwezig. De voorzitter geeft aan: “Om in een win-winsituatie en een wisselwerking terecht te komen moet je natuurlijk ook actief participeren en niet direct zeggen van Gent, dit en dat. Je moet het een kans geven.” De stad geeft aan dat zij vragende partij zijn om een aantal problemen gezamenlijk aan te pakken, bijvoorbeeld rond mobiliteitsbeheersing, economische groei in de rand, ouderenzorg e.d. Respondenten bevestigen een positieve evolutie in de houding van de stad en merken op dat de stad sinds de laatste jaren meer toenadering zoekt tot de rand. Een aantal partners plaatsen echter vraagtekens bij de motieven van de stad. Het engagement van de omliggende gemeenten is over het algemeen (zeer) beperkt, zij het dat ook hier volgens sommige partners stilaan een positieve evolutie in te merken is. Het ACV geeft aan: “de participatie van de randgemeenten is altijd ondermaats geweest.” Meerdere verklaringen komen tijdens de gesprekken aan bod. Een eerste verklaring, schrik van de stad Gent, werd reeds eerder vermeld. “Dat gebrek is er gekomen door het feit dat ze ervan overtuigd zijn dat ze toch ten aanzien van de stad niets kunnen inbrengen” (ACV). Een tweede reden is een gebrek aan interesse voor streekontwikkeling en dus zien de gemeenten de added value van het RESOC niet in. “De burgemeesters van de rand zijn daar niet mee bezig”

Page 38: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 36 ׀

(ACV). Tot slot beschikken de kleine gemeenten ook niet over voldoende bestuurskracht om actief te participeren. Wachtebeke geeft aan: “Er kruipt daar veel tijd in als je dat allemaal wilt doen, ik heb in alle werkgroepen gezeten en in het dagelijks bestuur maar dat is onbezoldigd en vrijwillig dus er zijn niet veel politiekers die dat doen.” Een derde publieke actor is de provincie Oost-Vlaanderen. Hoewel de provincie formeel vertegenwoordigd is in het RESOC, merken de partners op dat zij in de praktijk zelden aanwezig is op de vergaderingen en geen betrokkenheid toont bij de werking. Volgens een aantal partners heeft de provincie andere prioriteiten (zoals het EROV en de POM) en toont zij bijgevolg geen interesse voor het RESOC. Een aantal andere partners stellen dat de provincie Oost-Vlaanderen historisch nooit veel interesse getoond heeft in het uitbouwen van een toekomstgerichte visie voor de streek.13 Het ACV geeft aan: “De provincie Oost-Vlaanderen is n van de meest inerte en ouderwetse instellingen die er bestaat. Je hebt het gevoel dat de tijd daar stil is blijven staan.” Tot slot zijn ook de sociale partners en een aantal derden betrokken in het RESOC. Het engagement van de sociale partners varieert. VOKA ziet geen meerwaarde in het RESOC en stelt dat een heel aantal zaken die in het RESOC aan bod komen ook door andere actoren opgenomen worden. VOKA mist daadkracht in het RESOC en spreekt over het netwerk als praatbarak. VOKA is wel actief in Gent stad in Werking omdat daar naar eigen zeggen meer mogelijkheden zijn om zaken te realiseren. Ook het ACV is niet overtuigd over de toegevoegde waarde van het RESOC. “Meerwaarde heb ik daar nooit aan gehad omdat de dingen die er verteld werden, wist ik al en het beïnvloeden van het beleid was daar ook miniem.” Ook het ABVV verwijst voornamelijk naar de beperkte slagkracht van het RESOC. De coördinator stelt vast dat de betrokkenheid van de sociale partners afhankelijk is van concrete dossiers of projecten. Wanneer ze voor de eigen organisatie een meerwaarde zien, tonen ze zich betrokken. De coördinator geeft als voorbeeld het project Straffe Koppen, waar een sterk engagement vanwege de vakbonden merkbaar was.

13 de provincie Oost-Vlaanderen werd gecontacteerd voor een interview maar ging niet op de

vraag in. De verklaringen over de houding van de provincie steunen hiermee enkel op de input van andere partners.

Page 39: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 37 ׀

> 2.1.2. Prestaties en lokale dynamiek van RESOC Kempen

1. Profielschets van de regio

Werkingsgebied: Het werkingsgebied van RESOC-SERR Kempen valt samen met de administratieve grenzen van het arrondissement Turnhout. De regio telt 27 gemeenten. De gemeente Turnhout wordt in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen aangeduid als regionaalstedelijk gebied. De regio kent ook enkele economische knooppunten, waaronder Arendonk en de gemeenten langs het Albertkanaal (Streekpact Kempen 2006). Kaart 3: Werkingsgebied RESOC – SERR Kempen

Bron: arvastat.vdab.be

Inwonersaantal op 1 januari 2013: 442.50814

14 Bron: http://statbel.fgov.be/nl/statistieken/webinterface/beSTAT_home/#4

Page 40: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 38 ׀

Personele omkadering RESOC-SERR Kempen:

- Coördinator RESOC-SERR - Stafmedewerker Economie

- Stafmedewerker Werk en Organisatie

- Projectontwikkelaar Diversiteit en Leeftijd & Werk

- Projectontwikkelaar Diversiteit en Onderwijs-Arbeidsmarkt

- Medewerker Administratie en Organisatie (4/5)

Bestuur RESOC-SERR Kempen Tabel 6 toont de samenstelling van RESOC-SERR Kempen. Het bestuur van RESOC Kempen telt naast de decretaal verplichte leden ook een aantal toegevoegde partners, waaronder de intercommunale voor streekontwikkeling (IOK), een aantal kennisinstellingen en de VDAB.

Tabel 6: Samenstelling bestuur RESOC-SERR Kempen (2014)

Soort organisatie Naam organisatie (aantal vertegenwoordigers)

RESO

C

SER

R WN organisaties ACV (5), ABVV (2), ACLVB (1)

WG organisaties Voka (5), Unizo (2), Boerenbond (1)

Toegevoegde leden

IOK (2), Strategische Projectenorganisatie Kempen (1), Thomas More (1), VDAB (3), Ondernemersplatform VKW (2)

Lokale besturen Gemeenten (5), Provincie Antwerpen (3) Bron: RESOC Kempen (2014), Wie is SERR/RESOC Kempen?, geraadpleegd via:

http://www.resockempen.be/organisatie/bestuur-en-partners/

2. Historiek Visievorming en samenwerking op vlak van streekontwikkeling kent in de regio Kempen reeds een lange traditie met het Streekplatform Kempen en de Intercommunale Ontwikkelingsmaatschappij Kempen (IOK). Tot 2001 maakten zowel de lokale publieke partners als de regionale sociale partners deel uit van de intercommunale. Door het decreet op de IGS van 2001 konden de sociale partners echter niet langer in de IOK zetelen, wat ervoor zorgde dat een stuk van het draagvlak voor deze structuur wegviel. De werking van het Streekplatform Kempen steunde dan weer voornamelijk op de input van de partners, die elk beurtelings het voorzitterschap en het

Page 41: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 39 ׀

secretariaat van de vzw opnamen (sociale partners en lokale publieke partners). De Vlaamse overheid financierde de werking van de streekplatformen met een bijdrage van 50.000 euro per jaar, wat onvoldoende was om eigen personeel op de werking te plaatsen. Het roterend voorzitterschap maakte het echter moeilijk om de continuïteit van het samenwerkingsverband te garanderen. Bovendien kende het streekplatform een vrij lage vergaderfrequentie, wat de slagkracht van het streekplatform in het kader van concrete streekdossiers beperkte. Met het decreet van 2004 plaatst de Vlaamse overheid (opnieuw) een vaste structuur in het veld waar de lokale besturen en de sociale partners elkaar treffen in het kader van streekontwikkeling. De voorzitter van RESOC Kempen haalt dit expliciet aan als een meerwaarde van de structuur. “Voor de lokale besturen is het RESOC het enige verhaal waar we op een structurele manier de sociale partners zien”. Hierin schuilt volgens de voorzitter een specifieke rol voor het RESOC. Het RESOC kan bovendien rekenen op meer middelen van de Vlaamse overheid waardoor het eigen personeel kan aanwerven en zo de werking kan garanderen. Ook de samenstelling kent een formeler karakter. De historische traditie van samenwerking in de regio, heeft volgens de partners tot op vandaag een positieve impact op de positie van het RESOC en de verhoudingen tussen de partners. “Als ik dat evalueer voor de laatste 20 jaar tot zelfs de laatste jaren heeft dat een enorme meerwaarde gehad voor de streek.” (UNIZO)

3. Analyse van het streekpact

Het streekpact van RESOC Kempen is reeds aan zijn derde editie toe. In 2006 stelde RESOC Kempen een ‘mini-streekpact’ op, gebaseerd op reeds bestaande documenten en streekvisies (Streekpact Kempen, 2006: 3). Voor de nieuwe legislatuur van de gemeenten en provincies (2007-2013) werd een meerjarig pact opgesteld. Het huidige streekpact bestrijkt de periode 2014-2018. Tabel 7 geeft per streekpact een overzicht van de missie/visie en de strategische aandachtspunten.

Tabel 7: Vergelijking streekpacten RESOC Kempen

Page 42: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 40 ׀

‘Mini-

streekpact’ 2006

Streekpact 2007-2013 Streekpact 2014-2018

Missie/Visie Een attractieve

regio zijn, zowel

voor het

aantrekken van

(inter)nationale

economische

bedrijvigheid, als

voor de inwoners

en bezoekers van

de Kempen.

Een Vlaamse en

internationale

toppositie nastreven

om de welvaart en het

welzijn van de

inwoners te verhogen.

De Kempen laten excelleren

als een veerkrachtige,

duurzame en warme regio.

Strategie

Twaalf

hefbomen:

1. Economische

infrastructuur

2. Mobiliteit

3. Lokale

economie

4. KMO-

begeleiding

5. Innovatie

6. Onderwijs en

arbeidsmarkt

7. Lokale

tewerkstelling en

kansengroepen

8. Land- en

tuinbouw

9. Welzijn

10. Sociale

huisvesting

11. Toerisme

12. Cultuur

Uitgewerkt in

deelthema’s met

een visie,

kritische

succesfactoren en

acties mét

Drie verticale

activiteitenclusters:

1. Milieu- en

Energietechnologie

2. Logistiek

3. Welzijn, Zorg en

Life Sciences

Twee horizontale

basispijlers:

1. Talent

2. Economie

Uitgewerkt in

deelthema’s met

verschillende brede

doelstellingen, maar

zonder concrete

uitvoerende partijen

Vijf strategische

ontwikkelingsdomeinen:

1. Ondernemen, innoveren

en internationaliseren

2. Leren en werken in eigen

streek

3. Ruimte om te

ondernemen in een vlot

bereikbare regio

4. Welzijn en zorg voor elke

kempenaar

5. Groene en duurzame

Kempen

Uitgewerkt in deelthema’s

met concrete acties en

aangeduide trekkers,

opvolging via actieplannen

Page 43: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 41 ׀

aangeduide

trekkers

Bron: Streekpacten RESOC Kempen

Het huidige streekpact wil de regio Kempen ‘laten excelleren als een veerkrachtige, duurzame en warme regio’ en focust hierbij op vijf strategische ontwikkelingsdomeinen. Dit zijn vijf grote thema’s waar het RESOC de komende jaren samen met haar partners op wil inzetten. Op een aantal domeinen werd ook tijdens het vorige streekpact al sterk ingezet, vb. mobiliteit. Een meer recent thema is welzijn en zorg. Daarnaast positioneert RESOC Kempen zich de laatste jaren meer op het nucleaire verhaal. De coördinator merkt op dat de rol van het RESOC bij de opvolging van het streekpact verschilt van domein tot domein. Soms is het RESOC sterk actief (vb. het speerpunt rond mobiliteit). “Dat is een domein waarop wij altijd zeer sterk actief zijn geweest.” De taak van het RESOC bestaat er o.a. in om mobiliteitsknelpunten aan te kaarten, overleg te voeren met hogere overheden, de belangen van de regio te verdedigen, … Ook speerpunt 2 wordt sterk opgevolgd. “Dat gaat over de opvolging van de markt en aandacht hebben voor diversiteit, aandacht hebben voor de tewerkstelling van de kansengroepen. Dat gaat ook over de werking van VDAB, ook over lokaal tewerkstellingsbeleid en de rol van lokale besturen en daarin sociale economie.” Het thema ondernemen (speerpunt 1) wordt meer op afstand gevolgd. Dit omdat er volgens de coördinator ook heel wat andere organisaties in de regio op dit domein actief zijn. Zoals we verder zullen aantonen wordt de positie van het RESOC echter steeds ingeperkt door haar rol als overlegnetwerk. De coördinator merkt op dat het traject naar de opmaak van het huidige pact zeer grondig verlopen is. Reeds eind 2011 werd gestart met een uitgebreide evaluatie van het vorige pact (SWOT-analyse). Daarnaast waren er uitgebreide denkoefeningen met de partners voor het bepalen van de prioriteiten. De coördinator stelt hierover: “Dat was heel moeilijk maar wel goed omdat we daar dan die vijf speerpunten hebben uit gedestilleerd wat op zich geen revolutionaire speerpunten zijn maar wel globale thema’s waar de partners zich comfortabel over voelen om verder over te praten.” Elk speerpunt werd vervolgens verder uitgeschreven door n of meerdere trekkers die ook de vertaling maakten naar concrete doelstellingen en acties (zie infra). De methodiek van acties en aangeduide trekkers is vernieuwend ten opzichte van het vorige pact en vormt een belangrijk element om het engagement van de partners bij de uitvoering van het streekpact te verzekeren. De coördinator merkt op dat de uitvoering van het streekpact

Page 44: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 42 ׀

nu veel systematischer verloopt en beter op te volgen is. Tabel 8 geeft ter illustratie per speerpunt een overzicht van een aantal acties en trekkers.

Page 45: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 43 ׀

Tabel 8: Illustratie van acties en trekkers in het Streekpact Kempen 2013-2018

Speerpunt Actie (meetbare) stappen in de

realisatie

Voornaamste trekkers

1 -

Ondernemen

Versterken van het

ondernemerschap

Versterken van het

economisch weefsel en van

onze kenniseconomie

Meer scholen en opleidingscentra in

de Kempen aanmoedigen om deel te

nemen aan Vlajo-projecten en

initiatieven van

werkgeversorganisaties over

ondernemerschap.

Realisatie van het project ‘Campina:

op weg naar een innovatieregio’.

Unizo, VOKA

IOK

2 – Leren en

werken

Afstemming onderwijs –

arbeidsmarkt

Uitbouw van een talentencentrum

waar leerkrachten, jongeren en

ouders terecht kunnen voor advies

en begeleiding over hun

onderwijsloopbaan en het maken

Vakbonden. Daarnaast ook

werkgeversorganisaties, VDAB,

Jobkanaal, SERR Kempen, …

Gemeenten, IOK, RESOC-SERR

Page 46: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 44 ׀

Sociale economie stimuleren

van een onderbouwde studiekeuze.

Stimuleren van de sociale economie

ondernemers in het zoeken naar

nieuwe nichemarkten en bij de

opstart van nieuwe sociale

economie activiteiten.

Kempen

3 – Bereikbare

regio

Duurzaam woon-werk en

fietsverkeer

Ontwikkeling van

bedrijventerreinen

Aanleg fietsostrade Herentals–

Turnhout als prioriteit in de

provincie Antwerpen.

Inzetten op duurzaam

bedrijventerreinmanagement om zo

de leefbaarheid en het imago van de

Kempense terreinen te verbeteren.

Gemeenten, IOK, provincie, maar

ook samenwerking met hogere

overheden zoals AWV, De Lijn,

NMBS, Infrabel, …

IOK, VOKA

4 – Welzijn en

Zorg

Sterke buurten

Kwaliteitsvolle welzijn- en

gezondheidszorg

Opmaak van een visie- en actieplan

zorgzame buurten

Uitwisselen van goede praktijken en

resultaatgericht samenwerken aan

preventieprojecten rond af te

bakenen thema’s.

Lokale besturen, OCMW,

Kempens Welzijnsplatform, …

Page 47: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 45 ׀

5 – Groene en

duurzame

Kempen

Klimaatneutrale regio

Duurzame Kempen:

hefboomtrajecten

Verder inzetten op

sensibiliseringsacties m.b.t.

thuiscomposteren, klimaatscholen,

duurzame samenaankopen,

ecologisch tuinieren, zwerfvuil en

op ermee samenhangende

informatiekanalen (energie infotoer,

duurzaamheidskrant).

Uitwerken en realiseren van een

traject van de bioraffinage van gras,

met specifiek aandacht voor de

valorisatie van de in gras aanwezige

eiwitten.

IOK, provincie Antwerpen

SPK

Bron: Streekpact-actieplannen RESOC Kempen. Te consulteren via: http://www.resockempen.be/streekpact/streekpact-

2013-2018/streekpactactieplannen/

Page 48: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 46 ׀

Het overzicht toont aan dat elk speerpunt – en de acties die eruit voortvloeien - een eigen cluster van voornaamste trekkers kent. Bij speerpunt 1 zijn vooral de werkgeversorganisaties actief, voor speerpunt 2 zijn dit de werknemersorganisaties en de VDAB. We merken op dat speerpunt 2 deels overlapt met de SERR werking (zie infra). De publieke partners zijn sterk actief rond speerpunt 3, 4 en 5. Via streekpactactietabellen in Excel kunnen de trekkers aangeven hoe ver ze staan in de uitvoering van de aan hen toegewezen acties (gerealiseerd – op schema – met vertraging – niet oké – stopgezet). De medewerkers van het RESOC staan in voor de opvolging en monitoring. De coördinator geeft aan dat dit een zeer intensief proces is. In het kader hiervan vindt er om de twee maanden een opvolgingsvergadering plaats, waarbij telkens n van de speerpunten aan bod komt en waarbij de hoofdtrekker de stand van zaken in de uitvoering van de acties komt toelichten.

Een gedetailleerde lezing van de acties toont aan dat de reikwijdte van de acties verschilt. Er zijn voorbeelden van beperkte acties die snel te realiseren zijn, en grote acties waarvoor samenwerking tussen verschillende streekactoren – en eventueel met een hogere overheid – vereist is. Het IOK geeft aan: “Ik denk daar waar we het zelf kunnen beïnvloeden dat het wel vooruitgaat. Maar natuurlijk voor sommige zaken ben je afhankelijk van Vlaanderen. Dat is een kwestie dan van beleidsbeïnvloeding en blijven zagen en klagen. Maar goed streekwerking is een werk van lange adem en je moet erin blijven geloven” (IOK). Dit geldt in het bijzonder voor een aantal grotere acties op het vlak van mobiliteit, waar de beslissing tot uitvoering veelal op het Vlaamse of federale niveau moet genomen worden.

Daarnaast zitten heel wat acties reeds verweven in de dagdagelijkse werking van de partners. Zo is de realisatie van (duurzame) bedrijventerreinen een prioritaire opdracht van het IOK en is het stimuleren van ondernemerschap een kerntaak van VOKA en UNIZO. De RESOC voorzitter geeft aan: “Het is natuurlijk zo als je dat vanop een afstand bekijkt, dat er een pak acties zijn, maar als elke organisatie aanstipt wat voor hen belangrijk is dan denk ik dat je bij iedereen gaat vinden dat 80% van die acties eigenlijk in hun reguliere werking zouden moeten zitten.”

VOKA merkt op dat het soms een evenwichtsoefening is tussen de interne werking en aandacht voor de acties in het streekpact. “Eens dat het een groter project is, stellen wij ons de vraag, moeten wij als werkgeversorganisatie die andere kerntaken heeft, kunnen wij dat doen? Maar als we het niet doen, wordt de vraag onmiddellijk gesteld, wie dan wel?.” Het citaat wijst op het belang van persoonlijk engagement om het netwerk tot resultaten te leiden, in dit geval om uitvoering te geven aan de acties van het streekpact.

Page 49: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 47 ׀

Naast het streekpact kent RESOC Kempen ook een Dynamisch Actieplan Kempen (DYNAK). Het DYNAK kan beschouwd worden als een uitwerking van speerpunt 1 – het stimuleren van ondernemerschap. Het DYNAK is gekoppeld aan een oproep aan de Vlaamse regering in april 2013, waarin de Kempense actoren 10 investeringen vragen voor het stimuleren van de economie in de Kempen. Ook worden een aantal speerpuntsectoren geïdentificeerd die in de toekomst verder uitgebouwd moeten worden. Het doel hiervan is om te werken aan een transformatie van de Kempense economie, waaronder de aandacht voor geothermie. Aanleiding voor het urgentieprogramma is de economische crisis en het sluiten van een aantal bedrijven in de Kempen waardoor een heel aantal jobs verloren gaan. De Vlaamse regering geeft gehoor aan de oproep en maakt middelen vrij voor een studie om het economisch ontwikkelingspotentieel van de regio in kaart te brengen en op basis hiervan een strategie te bepalen voor de ontwikkeling van de Kempen, gekoppeld aan een aantal concrete actieprogramma’s. Daarnaast wordt er gekeken hoe Vlaamse en Europese beleidskaders en subsidieprogramma’s hierbij ondersteuning kunnen bieden (zie IDEA consult, juni 2014). Het DYNAK vormt hiermee naast een prestatie (uitvoering van het streekpact door de partners en coördinerende rol van het RESOC) ook een uiting van lokale dynamiek, waarbij lokale actoren elkaar vinden rond een regionaal probleem. Volgens VOKA is het DYNAK vooral gegroeid vanuit de werkgeversorganisaties. “Ik durf zeggen dat VOKA daar toch een leidinggevende actor in geweest is.” Daarna is dit pas opgepakt door het bestuur van RESOC Kempen, vanuit de idee dat DYNAK een verhaal moest worden van alle Kempense actoren en niet enkel van de werkgevers. Unizo plaatst een kritische kanttekening bij het plan en stelt dat er te weinig aandacht uitgaat naar het stimuleren van ondernemerschap en tewerkstelling op korte termijn. Daarnaast vindt Unizo het een gemis dat bij de opmaak van het plan wel de Kempense kennisinstellingen betrokken werden (Thomas More, SPK, KIR, .. ) maar niet de ondernemers zelf, terwijl volgens de organisatie net daar de kennis zit. Unizo stelt dat de kennisinstellingen teveel redeneren vanuit de eigen programma’s die ze ontwikkelen en dat zij deze trachten in te passen in (Europese) projecten die uitgeschreven worden. “[…] en dan gaat men zeggen binnen welk project pas ik en dan ga je dingen beginnen te ontwikkelen.”

4. Lokale dynamiek

De regio Kempen kenmerkt zich door een sterke streekidentiteit en er is een algemene drive onder de partners om het streekoverleg – ook in de toekomst - verder te zetten. “In de regio is er een zeer sterke drive om iets te maken van dat streekpact.” (coördinator). De relaties tussen de partners

Page 50: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 48 ׀

kenmerken zich door een consensuscultuur (wat niet wil zeggen dat er soms geen tegengestelde meningen zijn). Dit is deels te verklaren door de jarenlange samenwerking die de regio eigen is. De partners geven aan dat er uiteraard ook veel informele contacten zijn en dossiers die bilateraal behandeld worden, maar net omdat de partners elkaar in het RESOC ontmoeten worden deze contacten gemakkelijk gelegd. “Iedereen kent iedereen, je belt niet naar een vreemde” (ACW).

Betrokkenheid van de partners

De betrokkenheid van de lokale besturen wordt voornamelijk georganiseerd via de Intercommunale Ontwikkelingsmaatschappij van de Kempen. Dit is enerzijds een pragmatische keuze, gezien het grote aantal gemeenten in de regio. De coördinator ondervindt hierdoor echter te weinig betrokkenheid van de meeste lokale besturen. “Onze vaststelling is dat de lokale besturen vooral bezig zijn met hun lokale problemen en veel minder bezig willen zijn met bovenlokale thema’s en samenwerken.” Volgens de RESOC voorzitter hangt dit vooral af van persoonlijke interesse, gemeenten die dit wensen kunnen immers een afvaardiging sturen naar het RESOC. IOK spreekt over twee verschillende werelden, namelijk de specifieke lokale context versus streekvisievorming. Dit laatste is meer op de lange termijn gericht, meer conceptueel en het lokaal bestuur is meer dagdagelijks en werkt heel operationeel. “Je voelt dat die lokale bestuurders daar ook niet altijd prioriteit aan geven” (IOK). Daarnaast speelt ook de beperkte bestuurskracht van de gemeenten een rol. “Ze moeten teveel van hot naar her hollen en zijn benomen door het steeds complexer worden van het eigen gemeentebestuur” (IOK). IOK ziet dan ook geen meerwaarde in de decretale verplichting om lokale besturen bij het RESOC te betrekken. IOK stelt dat zij als verlengde van de gemeenten optreden en ook zorgen voor de nodige terugkoppeling. IOK tracht het regionale denken te onderstrepen bij de lokale besturen. “Het is door zelf vanuit die intercommunale met een regionale bril daar blijvend naar te kijken dat je dat thema gaande houdt op de lokale politieke agenda” (IOK). Daarnaast neemt het IOK het secretariaat waar van de conferentie van burgemeesters en koppelt ze via dit orgaan terug over streekdossiers die in het RESOC aan bod komen. Naast het optreden als spreekbuis van de lokale besturen is het IOK ook zelf een belangrijke partner in het RESOC. Dit is deels te verklaren door haar historisch verworven positie van de intercommunale. Tijdens de eerste legislatuurperiode leverde IOK ook de voorzitter van het RESOC. In de huidige legislatuur is dit veranderd. De voorzitter is wel nog steeds iemand uit het directiecomité van het IOK. De voorzitter vervult volgens de coördinator geen uitgesproken functie, in tegenstelling tot de rol die de

Page 51: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 49 ׀

intercommunale in de regio opneemt. Volgend citaat bevestigt de belangrijke rol van de intercommunale in de regio en in het RESOC. “Wat goed is omdat IOK heel belangrijk is voor het streekoverleg en ook een belangrijk trekker. Zonder het IOK zou dat hier zeker niet zo goed werken. Naar sterkte van uw voorzitter is het bij ons wel zo dat onze voorzitters niet zo’n sterke trekkersrol hebben. Ze leiden de vergaderingen en al het formalistische maar zij zijn geen spilfiguur”(coördinator). De provincie Antwerpen heeft een evolutie doorgemaakt voor wat haar betrokkenheid bij het streekoverleg betreft. De provincie is nu sterke voorstander van het streekoverleg, erkent drie streken in de provincie en wil in elke regio het streekoverleg verderzetten. In de vorige legislatuur was de provincie veel minder betrokken. IOK spreekt over “de wil om vandaag meer dan vroeger een provincie te willen zijn met verschillende streken in plaats van een centraal gestuurd model vanuit Antwerpen.” Volgens de coördinator heeft dit voornamelijk te maken met de visie van de toenmalige deputatie. De provincie beschouwde het RESOC vroeger als concurrentie. Daarnaast leeft bij sommige partners het aanvoelen dat de provincie zich via het RESOC wil profileren, zeker in het huidige besparingsklimaat waarbij de rol van de provincie onder druk staat. “Nu zie je in een keer dat de provincies zich beginnen te positioneren op allerlei domeinen waar ze nog nooit mee bezig geweest zijn” (UNIZO). De provincie Antwerpen geeft ook een beperkte financiële bijdrage: 100.000 euro voor het ERSV – hiervan vloeit 20.000 euro naar RESOC-SERR Kempen. De betrokkenheid van de sociale partners bij het streekoverleg varieert. Vanuit de werknemersorganisaties is er sprake van een grote betrokkenheid. De bevraagde vakbonden zijn overtuigd dat het RESOC en het streekoverleg een duidelijke meerwaarde kent voor de regio. Het ACV vat dit als volgt samen: “Door dat overleg kunnen wij samenwerken aan de streekontwikkeling […]en onze bezorgdheden kunnen daar ook aan bod komen en we kunnen constructief samenwerken en ik vind dat dit toch altijd een goede dynamiek teweeg brengt.” Vanuit werkgeverskant is VOKA naar eigen zeggen een actieve trekker van het streekoverleg. Dit wordt ook bevestigd door de coördinator. Unizo trekt zich daarentegen terug uit het RESOC en plaatst een aantal kanttekeningen bij de meerwaarde van het streekoverleg. Dit komt omdat Unizo de meerwaarde van het RESOC in de eerste plaats beoordeelt in termen van de meerwaarde voor de eigen organisatie. De respondent van Unizo stelt dat de toegevoegde waarde voor de eigen organisatie beperkt is. Het meest positieve element is het uitbouwen van een netwerk met partners die men anders trager zou bereiken. Daarnaast is het via deelname aan het RESOC eenvoudiger om op de hoogte te zijn van wat er in de regio speelt. Unizo geeft het voorbeeld

Page 52: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 50 ׀

van bedrijfsgronden. “Via het streekoverleg krijgen wij een heleboel inzichten hoe het IOK met zijn bedrijfsgronden in de Kempen omgaat.” Volgens Unizo stelt zich vaak een verschil tussen de RESOC doelstellingen en de eigen doelstellingen. Indien de eigen organisatiedoelen aansluiten bij de RESOC doelstellingen (vb. een gezamenlijk dossier zoals de noord-zuidverbinding tussen Turnhout en Geel) is deelname verantwoord, zo niet is de motivatie laag (vb. Dag van de Armoede). Hierover geeft Unizo aan:“Wij zijn ook met de problematiek bezig van de zelfstandige ondernemingen die op het OCMW terechtkomen maar om dat volledig te gaan koppelen aan de dag van de armoede dan zijn we wel heel ver bezig.” Daarnaast denkt Unizo in functie van zijn leden en wat de meerwaarde is voor de ondernemers die lid zijn van Unizo. De organisatie is van daaruit voornamelijk geïnteresseerd in het stimuleren van ondernemerschap op korte termijn. Unizo stelt dat het in het streekoverleg vaak gaat over de lange termijn, zodanig zelfs dat het vaak verzandt in ‘filosofische’ discussies. “Het type van ondernemingen die wij als lid hebben, die zoeken resultaten op iets kortere termijn, die zijn niet geïnteresseerd in stimuleren van ondernemerschap over 25 jaar.” Aan Heel wat zaken die in het RESOC behandeld worden, heeft Unizo als werkgevers(leden)organisatie geen boodschap , omdat ze de meerwaarde ervan niet vertaald krijgen naar de leden. De respondent geeft het voorbeeld van het nucleaire verhaal. “Je bent wel betrokken als partner en je krijgt dat verhaal te horen maar ik krijg dat niet vertaald voor een doorsnee lid.” Dit geldt bijvoorbeeld wel voor de nood-zuid verbinding, de ontwikkeling van waterwegen als oplossing voor het mobiliteitsprobleem, .. “Dan ben je bezig met iets te creëren.” Unizo ziet wel een meerwaarde in samenwerking voor streekontwikkeling maar wil vooral dat dit organisch groeit, met name door het samenbrengen van relevante partners naargelang het domein en niet via opgelegde structuren. De organisatie geeft het voorbeeld van de aanpak van criminaliteit in de regio. Via het RESOC is er volgens Unizo vaak sprake van een ‘vertragingsproces’.

Rollen en positie van het RESOC

Het RESOC vervult volgens de partners meerdere rollen. In eerste instantie biedt het RESOC een vast platform voor overleg en visievorming in het kader van streekontwikkeling. Het RESOC is hierbij het forum waar publieke én sociale partners elkaar op een structurele basis ontmoeten en waar thema’s kunnen aangekaart worden die voor alle streekactoren belangrijk zijn. Via het RESOC kan gezocht worden naar draagvlak voor bepaalde standpunten of beslissingen. Het RESOC neemt hierbij een coördinerende rol op zich, zorgt ervoor dat overleg mogelijk is en brengt een samenwerkingsdynamiek

Page 53: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 51 ׀

tot stand. Volgens de voorzitter schuilt hierin een specifieke rol voor het RESOC. Ook VOKA geeft aan: “Als het RESOC niet zou bestaan, wie pakt die rol dan over?” Daarnaast trachten de medewerkers van het RESOC de partners te activeren om de doelstellingen uit het streekpact uit te voeren. Dit doen ze via een intensief proces van opvolging en monitoring (zie supra). Het ACV stelt: “De drive van ons systeem zit in het feit dat we hele goede medewerkers hebben.” Tot slot neemt RESOC Kempen zeer sterk de rol op van belangenbehartiger naar de Vlaamse overheid en pleitbezorger voor de regio. Het RESOC brengt dan de partners samen rond beleidsmatige dossiers, zorgt ervoor dat er een eensgezind standpunt komt en gaat de regionale visie vervolgens verdedigen bij de hogere overheid. Partners geven aan dat het RESOC op die manier een doorbraak gerealiseerd heeft in een aantal concrete dossiers. “Omwille van het feit dat wij in de regio alle krachten verzamelen en dan aankloppen bij de Vlaamse overheid en blijven kloppen” (coördinator). Een concreet voorbeeld is het mobiliteitsdossier over de Noord-Zuid verbinding tussen Turnhout en Geel. Ook de realisatie van het DYNAK is mee de verdienste van het RESOC. “DYNAK is er ook maar gekomen omdat wij een paar keer naar de minister zijn gegaan”(coördinator). Partners geven aan dat dit een zeer belangrijke rol is van het RESOC, omdat je dan als streek kan spreken en hier meer kracht van uitgaat dan als actor afzonderlijk. “Dat heeft wel gewicht als je met alle partners samen naar een minister gaat”(coördinator). Ook VOKA onderstreept het belang hiervan. “Als we eendrachtig als streek ons kunnen voorstellen sta je veel sterker.”

Daarnaast zijn ook andere kanalen belangrijk voor het behartigen van streekbelangen bij de hogere overheid. Unizo stelt: “Er zijn heel wat andere kanalen die daarnaast zitten dat kan je niet vermijden.” De RESOC voorzitter geeft aan dat er een vast politiek overleg bestaat met de Kempense parlementairen en partijvoorzitters, zowel de meerderheidspartijen als de oppositie. Dit overleg vindt een drietal keer per jaar plaats en hierop worden dossiers die belangrijk zijn voor de streek aangekaart. “En we vragen natuurlijk aan diegenen die beleidsmatig wat meer kunnen sturen iets nadrukkelijker van kijk voor onze streek is dit van essentieel belang dat we dat kunnen behouden” (voorzitter). Ook de coördinator geeft dit aan: Parlementairen worden gebruikt om druk te zetten op bepaalde dossiers, om ministers daarover te bevragen in commissies en in de plenaire. Om ook meer inzicht te krijgen in bepaalde beleidsmateries. Maar om nu te zeggen dat zij tot initiatief gekomen zijn, dat is heel minimaal.” Volgens VOKA zijn er momenteel in de Kempen echter geen sterke parlementairen die opkomen voor de streek. “Als je op

Page 54: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 52 ׀

dat moment geen ministers of sterke politieke figuren in uw regio hebt, is dat toch moeilijker om aandacht voor de streek te krijgen” (VOKA). Daarnaast spreekt elke partner ook eigen interne kanalen aan. Het ACV geeft aan: “Het is niet omdat je een goed werkend RESOC hebt dat de leden geen eigen initiatieven ontwikkelen en daarmee naar Vlaanderen gaan.”

Volgens de partners zijn beide kanalen vaak belangrijk voor het behartigen van streekbelangen bij de centrale overheden, zowel het RESOC als de eigen kanalen van elke partner. Een concreet voorbeeld is de belangenbehartiging in het kader van de noord-zuid verbinding. “De noord-zuidverbinding, elke organisatie pleit daar afzonderlijk ook voor, maar het feit dat we samen naar de overheid gestapt zijn, was heel belangrijk. Je hebt de twee nodig.” (ACV).

> 2.1.3. Prestaties en lokale dynamiek van RESOC Zuid West-

Vlaanderen

1. Profielschets van de regio

Werkingsgebied RESOC-SERR: Het werkingsgebied van het RESOC-SERR Zuid-West-Vlaanderen strekt zich uit over het grondgebied van 13 lokale besturen. In de regio is een centrumstad aanwezig (Kortrijk). De regio kent daarnaast zowel een aantal geïndustrialiseerde gemeenten (vb. Waregem, Harelbeke of Menen) als ook een aantal landelijke gemeenten (vb. Deerlijk of Anzegem).

Page 55: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 53 ׀

Kaart 4: Werkingsgebied RESOC – SERR ZWV

Bron: arvastat.vdab.be

Inwonersaantal op 1 januari 2013: 302.13715 Personele omkadering:

- 1 FTE Coördinator

- 1 FTE Stafmedewerker

- 3 FTE Projectontwikkelaars EAD

- 1 FTE Medewerker Secretariaatsmedewerker

Bestuur RESOC-SERR: De partners van RESOC-SERR ZWV hebben de bewuste keuze gemaakt om enkel de decretaal verplichte partijen in het bestuur op te nemen (sociale partners, lokale besturen en provincie). Uitzondering hierop is de intercommunale Leiedal (zie infra). RESOC ZWV heeft geen

15 Bron: Bestat.economie.fgov.be

Page 56: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 54 ׀

gebruik gemaakt van artikel 25 uit het ERSV Decreet, dat toelaat om ook andere streekorganisaties als toegevoegd lid in het bestuur op te nemen. De RESOC voorzitter stelt: “Dan is de vraag van numeriek, als je met nog meer bent kan je dan nog wel vergaderen. Ten tweede, wie dan wel en wie niet?” 16 De RESOC voorzitter wordt in onderlinge samenspraak bepaald tussen de politieke partijen in de regio. De eerste RESOC voorzitter was Stefaan de Clercq (voormalig burgemeester van de stad Kortrijk). De huidige voorzitter is opnieuw van CD&V signatuur (Jan Seynhaeve, huidig burgemeester van de gemeente Wevelgem). Tabel 9: Samenstelling bestuur RESOC-SERR Zuid-West-Vlaanderen (2014)

Soort organisatie Naam organisatie (aantal vertegenwoordigers)

RESO

C

SER

R

WN organisaties ACV (5), ABVV (2), ACLVB (1)

WG organisaties Voka (5), Unizo (3), Boerenbond (1)

Toegevoegde leden Leiedal (2), streekparlementair (1), POM (1), gebiedswerking provincie W-Vl (1)

Lokale besturen Gemeenten (4), Provincie West-Vlaanderen (4)

Bron: http://www.ersv.be/nl/70

2. Historiek

Regionale samenwerking inzake streekontwikkeling neemt in Zuid-West-Vlaanderen een start met de oprichting van de intercommunale Leiedal in 1960. Tot 2001 verenigt de intercommunale zowel de sociale partners als de publieke actoren uit de regio. De werking van Leiedal spitst zich aanvankelijk voornamelijk toe op dienstverlening aan de 13 gemeenten in het arrondissement. Doorheen de jaren verbreedt de organisatie haar actieterrein van ruimtelijke ordening naar nieuwe domeinen als welzijn, ICT en energie (zie ook Verschuere en De Rynck, 2010). Het aanboren van nieuwe thema’s leidt in de schoot van Leiedal tot de oprichting van een aantal nieuwe structuren zoals het Welzijnsconsortium en het REBAK (Regionaal Beleidscomité Arrondissement Kortrijk). Het REBAK verenigt de sociale partners uit de regio en streeft naar samenwerking op het terrein van economische ontwikkeling. Haar oprichting is ingegeven vanuit een

16 Streekactoren worden wel actief betrokken bij de opmaak en de concrete uitvoering van het

streekpact.

Page 57: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 55 ׀

bekommernis voor de dalende economische groei in de regio en de sluiting van een aantal grote fabrieken in o.a. de vlas- en textielsector. Als een gevolg van het besluit van de Vlaamse regering van 20 juli 1994 inzake de streekplatformen, wordt het REBAK in 1995 omgevormd tot een zelfstandige vzw. Het REBAK fungeert tussen 1995 en 2004 als voorloper van het huidige RESOC. Het voorzitterschap en secretariaat ervan worden afwisselend opgenomen door n van de partners (sociale partners en Leiedal). De coördinator stelt: “Er zijn geen signalen van vroeger was het beter dan nu of omgekeerd.” Een voordeel van de huidige decretale structuur is volgens sommige partners evenwel dat er meer duidelijkheid is omtrent de verwachtingen en dat de werking nu meer geformaliseerd is, i.t.t. het REBAK dat meer ad hoc en feitelijk was (hoewel het REBAK ook een zekere structuur kende maar door het wisselend voorzitterschap was de continuïteit minder gewaarborgd). Lange tijd was Leiedal de enige organisatie in Zuid-West-Vlaanderen die zich bezig hield met streekontwikkelingsbeleid. Het decreet op de intergemeentelijke samenwerking leidde in 2001 tot het uittreden van de regionale sociale partners. De lokale partners vinden dit geen goede zaak. n van de respondenten geeft aan: “Ik denk dat dat niet goed was, het was goed dat die erbij waren om uw streek te ontwikkelen.” De intercommunale heeft de historische banden met de private sector echter behouden door het toevoegen van twee vertegenwoordigers van de sociale partners aan de raad van bestuur met raadgevende stem (dit zijn tevens de ondervoorzitters van het RESOC). Een respondent geeft aan: “Eigenlijk hebben we het decreet wat omzeild omdat er niemand van de privé daar eigenlijk mag zitten.” Ook binnen RESOC is Leiedal vertegenwoordigd in de bestuursorganen. “Zodanig dat er de laatste tien jaar altijd een afstemming geweest is tussen werkgevers, werknemers, gemeenten en provincie.” Tot op vandaag is er sprake van een intense wisselwerking tussen het RESOC en de intercommunale Leiedal, een praktijk die de identiteit van de regio kleurt en die mee de verklaring vormt voor de lokale dynamiek in het RESOC en tussen de partners uit de regio Zuid-West-Vlaanderen.

3. Analyse van het streekpact

RESOC Zuid-West-Vlaanderen is reeds aan zijn tweede streekpact toe. Het huidige streekpact 2013-2018 ‘samen grenzen verleggen’ bevat zeven hefboomprojecten voor de toekomstige ontwikkeling van de regio. Tabel 10

Page 58: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 56 ׀

geeft een overzicht en maakt de vergelijking met de inhoudelijke klemtonen die in het eerste streekpact (2007-2012) gelegd werden. Tabel 10: Vergelijking streekpacten RESOC Zuid-West-Vlaanderen

Streekpact 2007 - 2012 Streekpact 2013-2018

Zeven ambities van en voor de regio:

Een innovatief en duurzaam ondernemerschap

Reconversie van het economische weefsel

Een aangepast onderwijs- en opleidingsaanbod

Tewerkstellingskansen voor elke Zuid-West-Vlaming

Zuid-West-Vlaanderen als een performante zorgzame regio

Een ruim-denkende regio: de grensoverschrijdende metropool en Europa

Een attractieve regio met een kwaliteitsvolle woon- en leefomgeving

Zeven Hefboomprojecten:

Topregio voor creatieve maakindustrie

Zuid-West ontwikkelt en werft talent

Blauw-groen netwerk als drager van omgevingskwaliteit en identiteit voor de regio

Leven in een klimaatneutrale regio tegen 2050

Cultuur, sport en toerisme als bouwstenen voor streekontwikkeling

Zorg en innovatie

Warme buurten

De zeven hefboomprojecten willen een antwoord bieden op een aantal uitdagingen voor de regio en snijden doorheen drie transversale thema’s (armoede bestrijden – samenwerken over de grenzen – bevordering van het streekimago). De zeven thema’s zijn dan geselecteerd vanuit een integrale visie op streekontwikkeling, waarbij het volgens de partners belangrijk is om ruimer te kijken dan enkel economische ontwikkeling in de enge zin. “Het is een totaalconcept” stelt ABVV. n van de partners definieert het streekpact als volgt: “Het streekpact is een inventaris voor de problemen van de regio en de verwachtingen ervan.” Het nieuwe streekpact bouwt verder op het eerste streekpact (2007-2012) maar gaat op een aantal punten verder. Volgens de coördinator is het huidige streekpact in eerste instantie meer gedragen en is de betrokkenheid hoger. “Men wil er nu instaan, men wil er nu ook deel van uitmaken.” Aan de totstandkoming van het streekpact ging dan ook een uitgebreid traject vooraf. Er werd gestart met een grondige evaluatie van het vorige streekpact en een SWOT-analyse, waarbij de socio-economische behoeften van de regio in kaart werden gebracht. Daarnaast kregen alle streekactoren de mogelijkheid om input te geven aan de opmaak van het streekpact. Als

Page 59: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 57 ׀

onderdeel hiervan vond op 19 december 2012 in Kortrijk een Streekcongres plaats, waar ongeveer 350 vertegenwoordigers uit het maatschappelijk middenveld en de politiek aanwezig waren en waar een breed debat over de ontwerptekst van het nieuwe streekpact gevoerd werd. Daarnaast werd er een politieke consultatieronde gedaan bij alle lokale besturen uit de regio en de provincie West-Vlaanderen. Ook waren er veel bilaterale contacten met allerlei streekpartners (voor een volledig overzicht, zie streekpact 2013-2018: 150-154). De opvolging van het proces werd opgenomen door een representatieve stuurgroep. De sterke betrokkenheid van de streekactoren is voor het RESOC essentieel. De coördinator geeft aan: “Het streekpact is van de streek en niet van het RESOC.” Het nieuwe streekpact is daarnaast inhoudelijk breder omdat er een aantal nieuwe domeinen aangeboord worden, zoals zorg, warme buurten, cultuur of energie. Hiervan stellen sommige partners de vraag of deze domeinen wel op het RESOC moeten behandeld worden. n van de respondenten geeft aan: “Maar de vraag is of je niet meer terug moet gaan specifiëren op een duidelijk profiel van economische groei in de regio.” Een aantal andere partners merken op dat de ontwikkeling van de harde economie en de zachte sectoren in wisselwerking met elkaar staan. Leiedal stelt: “Het zou gek zijn als je het alleen maar zou hebben over ondernemen maar dat je het over de mensen die er achter zitten niet kunt hebben.” De voorzitter ziet ook een andere reden: “Iedereen wil er zijn themaatje nog wel bij.” Hij vervolgt: “Het is misschien ook de reden geweest waarom er zo’n groot draagvlak rond bestaat.” Dit wil echter niet zeggen dat er rond bepaalde dossiers geen meningsverschillen kunnen optreden tussen de partners. De vraag werpt zich op of het streekpact wel kan bestempeld worden als een strategisch visiedocument voor de regio.17 Wanneer we deze vraag stellen, geeft VOKA aan: “Ja je hebt voor een stuk gelijk, het is een compromistekst. Dit is altijd de discussie die gevoerd wordt, iedereen wil er altijd een stuk van zijn eigen werking in terug vinden.” Een andere respondent geeft aan: “Het is een vrij zacht document” (JL). De voorzitter merkt op dat er desondanks veel discussies gevoerd zijn over welke punten er wel en niet in het streekpact moesten opgenomen worden. Dit geldt in het bijzonder voor het Memorandum (2014), dat een destillatie is van twaalf kernpunten uit het pact. Het Memorandum werd door RESOC Zuid-West-Vlaanderen opgesteld naar aanloop van de Vlaamse verkiezingen in mei 2014.

17 Deze opmerking werd eerder gegeven door Verschuere en De Rynck (2010)

Page 60: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 58 ׀

De meeste partners beschouwen de inhoudelijke breedheid van het pact als een verrijking en niet als een probleem, mede omdat het niet de taak van het RESOC is om het pact uit te voeren. Het zijn de partners die instaan voor de verwezenlijking ervan. Het feit dat er zoveel thema’s in het streekpact opgenomen zijn, vormt daarnaast een meerwaarde omdat men dan duidelijk kan aangeven dat een welbepaald thema een brede gedragenheid kent in de streek. “Het is gevisualiseerd en eenduidig voor iedereen en het is ook gedragen” (Leiedal). Ook VOKA stelt: “Waardoor datgene wat wij willen voor de streek een groter draagvlak krijgt en meer kans krijgt om uitgevoerd te worden..” Dit gaat dan bijvoorbeeld over dossiers inzake ruimtelijke ordening of mobiliteit. Dit wil bovendien niet zeggen dat alles wat in het pact opgenomen staat, ook uitgevoerd wordt. VOKA vervolgt: “Het is niet omdat het erin staat dat het gerealiseerd wordt, wij moeten nog heel veel zelf doen.” Een concreet voorbeeld hiervan is de case over de luchthaven van Wevelgem. “RESOC staat daar wel achter en ondersteunt dat maar zij hebben niet de slagkracht.” Tot slot gaat het nieuwe streekpact dieper omdat het voor elke hefboom de vertaling maakt naar concrete deelacties en beoogde resultaten. Ook de gehanteerde methodiek voor uitvoering van het pact (aanduiden van trekkers en partners), is vernieuwend ten opzichte van het vorige pact. De coördinator geeft aan: “We hebben het ook op die manier zo concreet mogelijk opgesteld dat het niet puur blijft in de vorm van een visiedocument.” De trekkers hebben als taak om uitvoering te geven aan de aan hen toegewezen acties en hiertoe contacten te leggen met de partners, overleg te organiseren en het RESOC te informeren over de voortgang, via een rapporteringsformulier dat te raadplegen is op de website van het RESOC. “Die eigenheid overstijgen en samenwerken. Dat is net de rol van die trekkers” (ABVV). Het RESOC hanteert deze methodiek enerzijds omwille van de beperkte eigen capaciteit, anderzijds is het de bedoeling om de partners op deze manier sterker bij de uitvoering van het pact te betrekken. Ook de partners onderstrepen het belang hiervan. Het ACV geeft aan: “Het gevaar is dat we blijven hangen in algemene theoretische beschouwingen en dat moeten we vermijden. Daarom ben ik persoonlijk voorstander van de boordtabellen die nog altijd bestaan. Ik wil weten na drie maanden waar staan we nu.” Het RESOC treedt niet sturend op in de manier waarop de trekkers hun rol opnemen. “We willen niet nieuwe overlegstructuren of werkgroepen forceren of opleggen.” De coördinator voelt aan dat het soms nog niet altijd even vlot loopt in de uitvoering van de acties. “We hebben vastgesteld op vlak van dat contact en dat overleg, die samenwerking en afstemming tussen die partners en trekkers, dat we daar nog stappen vooruit kunnen zetten, het is nog wat zoeken.”

Page 61: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 59 ׀

Het RESOC organiseert op geregelde tijdstippen een zogenaamde hefboombijeenkomst. Doel van deze bijeenkomsten is om de actoren die betrokken zijn bij de uitvoering van een bepaalde hefboom, bij elkaar te brengen. De trekkers geven hierbij een stand van zaken. Naast het informerende luik, fungeren de ontmoetingen ook als netwerkmoment voor de partners. Daarnaast maken ze volgens de coördinator een belangrijk onderdeel uit van het opvolgingsproces voor de realisatie van het streekpact. De coördinator geeft aan: “Eigenlijk allemaal uit het idee van inhoudelijke vooruitgang en elkaar zoveel mogelijk leren kennen en weten van elkaar waarom men daar precies is.” In november 2014 vond een dergelijke bijeenkomst plaats voor de eerste hefboom (creatieve maakindustrie). Tot slot tracht RESOC-SERR ZWV de betrokkenheid van de partners en het ruimere middenveld bij de uitvoering van het pact te verhogen via de installatie van 10 thematische platformen. Volgens Leiedal is dit essentieel. “Ik ben ervan overtuigd dat je vandaag het middenveld ook op een andere manier moet betrekken dan puur via een soort herkenbaar raad van bestuur gegeven.” Een aantal platformen fungeren volgens de RESOC voorzitter eerder als ontmoetingsmoment, een aantal andere zijn ook meer inhoudelijk aan het werk. Tabel 11 lijst de thematische platformen en hun doel op. Tabel 11: Thematische overlegplatformen RESOC-SERR ZWV

Platform Omschrijving

Deeltijds leren en werken Het Regionaal Overlegplatform leren en werken brengt alle regionale stakeholders inzake het deeltijds leren bijeen. Doel is o.a. om ervaringen uit te wisselen, zorgen voor afstemming, acties kenbaar maken, …

Diversiteitscommissie Doel van de commissie is afstemming over regionale diversiteitsacties en loopbaan- en diversiteitsplannen bij bedrijven en organisaties. De structurele leden van de commissie diversiteit zijn de diversiteitsconsulenten van de vakbonden, Jobkanaalconsulenten, de projectontwikkelaars EAD en VDAB

Page 62: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 60 ׀

Kansengroepen De werkgroep kansengroepen biedt een forum aan alle organisaties die binnen de regio actief zijn als trajectbegeleider voor kansengroepen. Doel is het bevorderen van afstemming en samenwerking tussen de trajectbegeleiders.

Kinderopvang De werkgroep kinderopvang brengt alle regionale actoren binnen de kinderopvang samen om actuele informatie uit te wisselen en om regionale samenwerking of acties te stimuleren die leiden tot bijkomende plaatsen in de kinderopvang.

Levenslang leren Het platform Levenslang Leren wil het aanbod van ‘levenslang leren’ binnen Zuid-West-Vlaanderen op elkaar afstemmen. Om die afstemming te realiseren detecteert het platform de opleidingsnoden, bevordert het de samenwerking tussen organisaties en zet het in op ervaringsuitwisseling.

Ongekwalificeerde uitstroom De werkgroep heeft als doel om op streekniveau af te stemmen over de aanpak van de ongekwalificeerde uitgestroomde jongeren en wil ook concrete acties op gang brengen.

SERR-IN Op deze infomomenten worden actuele arbeidsmarkt gerelateerde thema’s of projecten in de kijker gezet. SERR-IN is een initiatief van SERR ZWV.

Sociale economie Het regionaal overleg sociale economie brengt lokale besturen, sociale partners en actoren uit het werkveld samen om een strategisch beleid op te zetten rond de regie sociale economie in de regio.

Streekforum Zorg Het Streekforum Zorg Zuid-West-Vlaanderen brengt alle publieke en private zorgactoren samen die actief

Page 63: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 61 ׀

zijn binnen de verschillende zorgdomeinen, het onderwijs of het bedrijfsleven. De doelstelling van het streekforum zorg is om actuele informatie en ervaringen uit te wisselen en om samenwerkingsverbanden of acties te stimuleren tussen alle regionale zorgactoren in het werkveld.

Warme buurten Het platform Warme Buurten brengt streekorganisaties, buurtwerkers en beleidsmakers uit Zuid-West-Vlaanderen samen, die aandacht hebben en mee willen werken aan buurtgerichte streekinitiatieven. Het platform staat in voor de opvolging van het hef-boomproject warme buurten binnen het streekpact.

Bron: http://www.resoczuidwest.be/platformen

De werking van de platformen wordt opgevolgd door n van de projectontwikkelaars EAD (zie deel 2, analyse SERR werking). Een aantal platformen sluiten inhoudelijk aan bij de RESOC werking, een aantal vallen inhoudelijk onder de werking van de SERR (vb. werkgroep diversiteit, kansengroepen, ongekwalificeerde uitstroom, SERR-IN).

4. Lokale dynamiek

We merken een sterke dynamiek onder de partners van het RESOC ZWV. Het RESOC wordt beschouwd als een belangrijk instrument voor de ontwikkeling van de streek. De verhoudingen tussen de partners kenmerken zich door een consensuscultuur (zie ook Verschuere en De Rynck, 2010). De voorzitter spreekt van een ‘coalition of the willing’. De partners willen vooruit en slagen er volgens de voorzitter meestal in om de eigen achterban te overstijgen. “Wij proberen voortdurend afstemming te vinden wat een grote kracht is in onze streek.” Een sociale partner stelt: “Cruciaal in de goede werking is dat er hier heel wat mensen tussen zitten die de eigen achterban overstijgen op het moment dat er keuzes moeten gemaakt worden” (ABVV). De provincie geeft aan: “Ik moet zeggen dat op het niveau van de streek vandaag een constructief gesprek echt mogelijk is.” Een mogelijke zwakte van dit systeem is dat er veel tijd gaat naar overleg waardoor zaken niet altijd even vlot vooruit gaan.

Page 64: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 62 ׀

Betrokkenheid van de partners

We stellen een hoge betrokkenheid vast van de partners. Dit is deels historisch te verklaren maar ook vandaag is de betrokkenheid groot. De voorzitter geeft aan: “De mensen komen met goesting naar de vergaderingen voor mij is dat het bewijs dat ze er iets aan hebben.” De medewerkers van RESOC ZWV trachten de betrokkenheid van de partners ook actief te stimuleren. Zo kent RESOC ZWV een hoge vergaderfrequentie, met een maandelijkse bijeenkomst van de raad van bestuur en een maandelijkse agendacommissie. “Deze frequentie van vergaderen is wel zeer intens maar het verhoogt de betrokkenheid bij de werking van alle actoren” (coördinator). De participatie van de lokale besturen wordt voornamelijk georganiseerd via de intercommunale Leiedal.18 Dit heeft als nadeel dat het soms moeilijk is om de lokale besturen mee te krijgen in het verhaal van streekontwikkeling. Wel hebben alle dertien lokale besturen het streekpact ondertekend. De voorzitter merkt op dat het engagement van de lokale besturen sterk verschilt. “We hebben gemeenten gehad die zeggen wij willen trekker zijn van n van die deelacties en er zijn andere die zeggen waar moeten we tekenen en laat ons nu maar zes jaar gerust.” Een aantal partners merk op dat de lokale besturen al eens durven proberen om particuliere bezorgdheden via het RESOC op te lossen. “Als het gaat om een probleem die hun gemeente raakt zijn ze sterk geïnteresseerd, maar als het gaat over een streekproject dan zijn ze afwezig in de debatten” (ACV). Daarnaast wordt de betrokkenheid van de lokale besturen beïnvloed door de beperkte bestuurskracht van een aantal gemeenten. Lokale besturen moeten steeds meer taken opnemen waardoor alle aandacht uitgaat naar de interne werking en er weinig tijd over blijft om met streekbelangen bezig te zijn. Volgens een aantal respondenten plooien de lokale besturen zich als gevolg hiervan vooral terug op hun eigen lokaal beleid. Dit geldt volgens een aantal partners ook voor de stad Kortrijk. Een aantal respondenten zijn van mening dat de stad Kortrijk een grotere rol zou kunnen opnemen als verdediger van het streekbeleid. “Eigenlijk zou Kortrijk daar als centrumstad moeten een natuurlijk leiderschap uitstralen en dat is minder” (voorzitter). Een positief punt is dat de stad volgens de partners nooit een dominante rol geclaimd heeft. “Ook omdat ze zich niet gepositioneerd heeft als de dictator die het eens ging zeggen” (provincie). Volgens een sociale partner vormt het feit dat er geen dominante speler in

18 Enkel de stad Kortrijk, de gemeente Wevelgem (RESOC voorzitter) en de stad Harelbeke zijn

rechtstreeks vertegenwoordigd in de bestuursorganen van het RESOC ZWV

Page 65: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 63 ׀

de regio aanwezig is, mee de verklaring voor de goede dynamiek in de streek. De rol van de stad Kortrijk is volgens een aantal partners recentelijk beïnvloed door de gemeenteraadsverkiezingen van 2012. Vroeger was CD&V de grootste politieke partij in het College en was er meer eenheid, nu is er sprake van een coalitie van drie partijen (NV.A, Open VLD en SPA) en dit maakt dat er voor bepaalde thema’s heel uiteenlopende standpunten zijn. De stad moet eerst nog intern het evenwicht opnieuw vinden alvorens ze zich meer regionaal opstelt, stellen een aantal partners vast. Ook de provincie West-Vlaanderen is een belangrijke partner van het RESOC. De provincie is historisch sterk betrokken bij de werking en wil zich engageren voor de streek.. Daarnaast geeft de provincie een structurele financiële bijdrage via het ERSV. “De provincie ziet het belang in van een sterke regiowerking en neemt hier een verantwoordelijkheid in op door dat te ondersteunen” (coördinator). Een aantal partners spreken evenwel van een moeilijk evenwicht met de provincie. Volgens sommigen zit de provincie in een defensieve beweging door de onduidelijkheid i.v.m. haar toekomstige rol. Hierdoor merkt men dat ze zich willen profileren. “Dat het echt voor hen bijna een voortdurend bewijzen is van we zijn er en we kunnen mee het verschil maken, we zijn nodig” (voorzitter). Tot slot merken we een sterk engagement van de sociale partners, zij het met een kleine kanttekening. De RESOC voorzitter geeft aan: “Uiteraard is de agenda soms wel hun eigen agenda maar dat geldt voor iedereen.” Daarnaast merkt de coördinator op dat het engagement van de sociale partners niet alleen afhangt van de eigen interesse, maar ook deels bepaald wordt door de nationale standpunten m.b.t. het streekoverleg. “Maar we moeten realistisch zijn, het finale standpunt van een sociale partner-organisatie wordt niet bepaald op regionaal niveau maar op nationaal niveau” (coördinator). Deze variabele speelt bij de ene partner sterker dan de andere en hangt af van de interne organisatie en de mate van autonomie voor de lokale afdelingen (zie infra). Ondanks de sterke betrokkenheid merken we bij alle partners een voortdurende evenwichtsoefening tussen de eigen belangen en die van de streek. De coördinator geeft aan: “Iedereen denkt in het belang van de streek maar ook in het belang van de eigen organisatie en dat is begrijpelijk en soms zijn de ideeën niet altijd op dezelfde golflengte. Dat heeft te maken met verschillende belangen en met de politiek en de mensen.” Een sociale partner stelt hierover: “Wij hebben met onze organisatie een duidelijke visie over de ontwikkeling van de streek en wij

Page 66: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 64 ׀

gebruiken het vehikel van RESOC om de zaken die wij willen realiseren, onze eigen punten via dat platform te gaan realiseren” (VOKA). Ook ABVV denkt in functie van zijn leden. “Als wij kunnen zorgen dat het economisch beter gaat in de streek en dat zorgt voor tewerkstelling, dan zijn onze leden daarmee gediend. Vanuit deze motivatie vindt ABVV het belangrijk om een actieve partner te zijn in het RESOC.”

Rollen en positie van het RESOC

Het RESOC vervult meerdere rollen. In de eerste plaats fungeert het als overlegplatform. De coördinator stelt: “Wij brengen mensen en partners samen rond een thematische agenda, met de bedoeling dat uit de gesprekken zaken ontstaan en dat de partners die we samenbrengen dat die daar dan verder mee aan de slag gaan. Op die manier proberen wij samenwerking te stimuleren. De provincie geeft aan: “Ik ben dus zeer grote voorstander van dat soort platformen omdat ik denk dat dat een plek is waar je een open en constructief gesprek rond streekdossiers kunt gaan voeren.” Een belangrijke meerwaarde van het RESOC is dat actoren elkaar op een structurele manier treffen. Het RESOC vervult hierbij naar eigen zeggen een belangrijke dwarsfunctie omdat ze actoren uit diverse sectoren en beleidsdomeinen samenbrengt. n van de partners stelt dat indien het RESOC er niet meer zijn, actoren elkaar ook wel zouden vinden maar meer in specifieke sectoren (vb. via sectorfederaties). Ook het ABVV stelt: “Je brengt mensen samen die anders niet zouden samenkomen.” Volgens de partners is het belangrijk dat het RESOC hierbij een neutrale positie inneemt. Vanuit deze bekommernis heeft het bestuur de duidelijke keuze gemaakt dat het RESOC niet intekent op projecten. Het RESOC kan vanuit haar hoedanigheid als overlegnetwerk partners naar subsidieprogramma’s (zoals ESF) toe leiden, maar mag er niet zelf op intekenen. Actoren geven aan dat het niet nodig is dat het RESOC als uitvoerende projectorganisatie zou fungeren aangezien er genoeg andere partners in de streek zijn die hiertoe initiatief nemen (zie infra, impact vanuit de netwerkomgeving). Er speelt dus een dubbel motief: enerzijds neemt het RESOC deze rol niet op omdat het netwerk daar de middelen (personeel) niet voor heeft, anderzijds willen de partners niet dat ze deze functie opneemt. “Als je als RESOC ook mee bepaalde calls indient dan zijn er calls van andere streekpartners die daar dan naast liggen en dat is niet bevorderlijk” (coördinator). n van de partners geeft aan: “Van het moment dat je de stap zet van overlegplatform naar een meer uitvoerende partner kan dat soms tot delicate situaties leiden.”

Page 67: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 65 ׀

In tweede instantie staat het RESOC in voor de opvolging van de uitvoering van het streekpact. Het RESOC vervult hier een coördinerende en stimulerende rol ten aanzien van de partners (zie supra). Daarnaast vult het RESOC tijdelijk de leemte op als geen andere organisatie zich opwerpt om een bepaalde regionale behoefte in te vullen. De coördinator geeft het voorbeeld van de regierol sociale economie. “Er dreigde daar een vacuüm te ontstaan en dan heeft RESOC het initiatief genomen om de opvolging van dat dossier over te nemen.” Het RESOC heeft hierbij alle actoren uit de streek samengebracht en begin 2014 werd het regionaal overleg sociale economie opgericht (ROSE). De Vlaamse overheid voorziet voor de regio Zuid-West-Vlaanderen 125.000 euro op jaarbasis ter financiering van concrete acties en projecten in het kader van sociale economie. Alle organisaties die in de regio actief zijn op vlak van sociale economie kunnen door middel van trekkingsrechten financiële ondersteuning aanvragen (zie ook platform sociale economie). Tot slot legt het RESOC contacten met het Vlaams beleid en werpt zich op als pleitbezorger voor de regio. “Dat we dan niet op een verspreide slagorde staan dat VOKA dat vraagt of die gemeente vraagt dat, neen ZWV allemaal samen dat zijn voor ons de prioriteiten” (voorzitter). ABVV stelt: “RESOC is voor een stuk een lobbymachine voor de streek.” Een recent voorbeeld hiervan is het bezoek van Vlaams minister-president Geert Bourgeois en minister Hilde Crevits in november 2014. Beide ministers kwamen op uitnodiging van het RESOC naar de regio om overleg te plegen rond een aantal thema’s. Volgens de partners was dit voor beide partijen een nuttig moment. “Voor haar had het zeker nut om de onderwijswereld van deze streek te zien, dat zij de mensen samen zag en ideeën hoorde” (VOKA). Een tweede punt is het effect dat hiervan uitgaat en de vraag in welke mate de streek kan wegen op het Vlaams beleid. Leiedal merkt hierover op: “Het zou wel zo moeten zijn dat men ook niet alleen even wil luisteren maar dat men ook oor heeft naar wat daar gezegd wordt en dat we in die zin ook beleidstukken maken.” Een andere partner stelt: “Luisteren ja en een beeld krijgen maar eigenlijk.. Bourgeois is hier geweest maar ze hebben geen enkele verbintenis aangegaan.” Naast het RESOC zijn er ook heel wat andere kanalen die ingezet worden voor het bepleiten van streekdossiers op het centrale beleidsniveau. Leiedal stelt: “Wij hebben ook constant contacten om die dossiers te realiseren.” Ook het ABVV geeft aan: “Ook proberen we direct vanuit onze voorzitter Caroline Kopers, in gesprek te gaan met minister Muyters.”

Page 68: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 66 ׀

Volgens de RESOC voorzitter zijn beide kanalen belangrijk. “Ik ben er wel van overtuigd dat een aantal dingen gerealiseerd zijn omdat het een stuk mee ondersteund is door gans de streek.” VOKA is van mening dat de interne kanalen effectiever werken. “Er worden nu en dan wel brieven gestuurd maar zij hebben natuurlijk niet de machine om op de kabinetten mensen te gaan overtuigen.” VOKA geeft het voorbeeld over het dossier van de ontsluiting van het kanaal Bossuyt-Kortrijk. VOKA is erin geslaagd om dit dossier in het Vlaams regeerakkoord te krijgen maar dit gebeurde volgens de organisatie zonder de steun van RESOC. “Dat was op eigen krachten maar het is leuk om te zien dat dat dossier ook in het streekpact staat tenminste. Dan kunnen wij zeggen dat wordt gedragen door de streek.” Het feit dat beide kanalen aangesproken worden, werkt niet altijd versterkend. “Je hebt dan ook dat elke gemeente zijn eigen weg zoekt naar de hogere overheid voor hun specifieke problemen. Dus je zit altijd met een dwarsstroming.” Sommige partners pleiten er dan ook voor om de belangenbehartiging via het RESOC te laten verlopen omdat er dan vanuit de streek één stem klinkt, waardoor het duidelijker is naar de overheid toe wat de verwachtingen zijn. Het is hierbij belangrijk om lokaal voortdurend af te stemmen zodat er geen tegenstrijdige signalen gegeven worden.

> 2.2. Cross-case analyse: prestaties en lokale dynamiek

> 2.2.1. Beoordeling van het streekpact als indicator voor de

netwerprestaties

We maken een analyse van het streekpact als indicator voor de prestaties van het netwerk. We beoordelen het streekpact op meerdere niveaus. In eerste instantie evalueren we de waarde van het pact als strategisch en mobiliserend instrument voor de socio-economische ontwikkeling van de regio. Op een tweede niveau analyseren we de uitvoering ervan door de RESOC partners. Een derde lijn bekijkt de prestaties van het RESOC in haar coördinerende rol m.b.t. de realisatie van het pact. 1. Waarde van het streekpact als instrument voor streekontwikkeling Artikel 22 van het ERSV Decreet bepaalt dat elk RESOC een streekpact opstelt inzake socio-economische streekontwikkeling. Het streekpact bevat minstens een gemeenschappelijke probleemanalyse op vlak van socio-economische streekontwikkeling, een lange termijn strategie, de verbintenissen van de leden m.b.t. de uitvoering van de strategieën, afspraken inzake de opvolgcriteria en de procedure die zal gehanteerd

Page 69: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 67 ׀

worden om een zo ruim mogelijk draagvlak te creëren bij de lokale besturen. § 3 stelt dat de Vlaamse overheid nadere regels kan bepalen inzake de concretisering van de inhoud, uitvoering en opvolging van het pact. Zoals reeds vermeld heeft de regelgever echter nooit gebruik gemaakt van de mogelijkheid zoals voorzien in art. 22 § 3. Dit maakt dat de inhoud en focus van het streekpact, alsook de verbintenissen voor de partners bij de uitvoering ervan, vrij bepaald kunnen worden door elk RESOC. Om de waarde van het streekpact te beoordelen, zetten we het traject naar opmaak van het pact, de inhoudelijke klemtonen en de gehanteerde methodiek voor uitvoering van het pact naast elkaar. Het traject naar opmaak van het streekpact wordt in elke regio positief geëvalueerd door de partners. In elke regio werden de partners actief in het proces betrokken en was er ruimte voor inbreng en overleg m.b.t. de inhoudelijke klemtonen. Zuid-West-Vlaanderen ging hierin het verst via de organisatie van een Streekcongres waarop meer dan 300 actoren en organisaties uit de regio , zowel uit (semi-)private als politieke hoek, vertegenwoordigd waren. De sterke betrokkenheid van de streekactoren is voor elk RESOC essentieel. Zowel in de regio Zuid-West-Vlaanderen als in de regio Kempen werden de leden ook actief betrokken bij het uitschrijven van een deel van het streekpact. Dit is niet het geval in RESOC Gent. De gevolgde methodiek voor opmaak van het huidige streekpact wordt in elke regio daarnaast positiever beoordeeld in vergelijking met de totstandkoming van het eerste pact. UNIZO Gent geeft aan: “Het is zeker meer gedragen. Er is ook meer drive.” Stelling 1 uit de vragenlijst peilt naar de gedragenheid van het streekpact. De stelling luidt: ‘Het huidige streekpact wordt door alle RESOC partners gedragen’. Grafiek 1 geeft de verdeling van de antwoorden weer. De grafiek toont aan dat de steun voor het streekpact het grootst is onder de partners van RESOC Kempen en RESOC Zuid-West-Vlaanderen. In Gent zijn de meningen verdeeld.

Page 70: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 68 ׀

Grafiek 1: Gedragenheid van het huidige streekpact (Stelling 1)

Wanneer we de streekpacten vergelijken naar hun inhoud stellen we vast dat elk pact dezelfde globale thema’s behandelt. We merken op dat elk streekpact zowel aandacht heeft voor harde als zachte aspecten van economische ontwikkeling en aanpalende beleidsdomeinen zoals onderwijs, leefmilieu en mobiliteit. Dit komt omdat het streekpact een inventaris geeft van alle behoeften van de regio op socio-economisch vlak. “Het is een totaalconcept” stelt het ABVV van Zuid-West-Vlaanderen. De RESOC-voorzitter van de regio ziet echter ook nog een andere reden: “Iedereen wil zijn themaatje er nog wel bij.” Ook het ACV in Gent geeft aan: “Dat werd algemeen geformuleerd zodanig dat er voor niemand potten mee gebroken werden.” Tot slot vinden we deze motivering ook in de Kempen terug. “Die vijf speerpunten wat op zich geen revolutionaire speerpunten zijn maar wel globale thema’s waar de partners zich comfortabel over voelen om verder over te praten” (coördinator RESOC Kempen). Daarnaast merken we in elk streekpact ook aandacht voor een aantal regionale thema’s, waaronder de aandacht voor stad-rand samenwerking in Gent, aandacht voor de ontwikkeling van nieuwe economieën in de Kempen en de inzet op grensoverschrijdende samenwerking en onderwijs in Zuid-West-Vlaanderen. Tabel 12 zet de inhoudelijke klemtonen van de drie bestudeerde streekpacten naast elkaar.

Page 71: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 69 ׀

Tabel 12: Vergelijking van inhoudelijke klemtonen in de streekpacten van RESOC Gent, RESOC Kempen en RESOC Zuid-West-Vlaanderen

RESOC Gent RESOC Kempen RESOC ZWV

6 transversale thema’s

Duurzaamheid

Veerkracht

Innovatieve besluitvoering

Demografische verandering

Stad en platteland versterken elkaar

Armoedebestrijding

3 hefbomen

Hefboom 1: ruimte voor economische ontwikkeling

Hefboom 2: Gent en rondom Gent als regionale tewerkstellingspool

Hefboom 3: economische oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen

Vijf strategische ontwikkelingsdomeinen: 1. Ondernemen, innoveren en internationaliseren 2. Leren en werken in eigen streek 3. Ruimte om te ondernemen in een vlot bereikbare regio 4. Welzijn en zorg voor elke kempenaar 5. Groene en duurzame Kempen

Uitgewerkt in deelthema’s met concrete acties en aangeduide trekkers, opvolging via actieplannen

Zeven hefboomprojecten:

Topregio voor creatieve maakindustrie

Zuid-West ontwikkelt en werft talent

Blauw-groen netwerk als drager van omgevingskwaliteit en identiteit voor de regio

Leven in een klimaatneutrale regio tegen 2050

Cultuur, sport en toerisme als bouwstenen voor streekontwikkeling

Zorg en innovatie

Warme buurten 3 transversale thema’s

Armoede bestrijden

Samenwerken over de grenzen

Bevordering van het streekimago

Page 72: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 70 ׀

Een meerderheid van de bevraagde partners beschouwt de inhoudelijke breedheid van het pact als een verrijking en niet als een probleem, mede omdat het niet de taak van het RESOC is om het pact uit te voeren. Het zijn de partners die instaan voor de verwezenlijking ervan. Het feit dat er zoveel thema’s in het streekpact opgenomen zijn, vormt daarnaast een meerwaarde omdat men dan duidelijk kan aangeven dat een welbepaald thema een brede gedragenheid kent in de streek. n van de partners geeft aan: “Je kan dat document goed gebruiken als je iets wilt bereiken, dat is hier een algemene consensus dat dat nodig is? want het staat in dat document.” De inhoudelijke breedheid van het streekpact en het ontbreken van duidelijke verwachtingen inzake de finaliteit ervan (zie infra, rol Vlaamse overheid) openen vragen naar de slagkracht van het streekpact. De vragen die zich hierbij stellen is op welke domeinen het streekpact vernieuwend is en hoe het streekpact doorwerkt in de concrete visie- en strategiebepaling voor de streek. De coördinatoren geven aan dat het streekpact op elke RESOC vergadering bij de hand genomen wordt en dat de lokale partners het pact als leidraad nemen om na te denken over de toekomstige ontwikkelingen in een bepaald domein. Toch stellen een aantal partners de toegevoegde waarde van het streekpact als strategisch instrument voor de ontwikkeling van de streek in vraag. [strategisch denken in kader van streekontwikkeling, gebeurt dat hier in Gent?] “Veel te weinig. De meerwaarde bestaat er hier in dat we verplicht waren om daarover te spreken en dat er op een bepaald moment ergens een soort streekplan moest komen” (ACV). Het ABVV sluit hierbij aan: “Dat is eigenlijk een goede netwerkclub. Je leert de mensen kennen en je kan eens bellen naar elkaar maar om nu te zeggen dat wij samen de streek ontwikkelen, dat heb ik nog niet meegemaakt.” Ook in Zuid-West-Vlaanderen is een van de sociale partners deze mening toegedaan.“RESOC doet pogingen om de krachten die in de regio iets betekenen samen te brengen, dat is het positieve van het verhaal. Maar de vraag is, wat is de follow up van zo’n verhaal? Wat is het effect?” Deze partner geeft ter illustratie het beperkte surplus van het streekpact op het domein van onderwijs in de regio. “Iedere sector is daar mee bezig. Men noemt hier dingen op die eigenlijk al bestaan… het is een beeld van zaken maar het is niet nieuw. Het is een inventaris. Bijvoorbeeld IBO bestaat, voltijdse dagopleiding bestaat. We zijn nu bezig met de verplichte stage die Crevits oplegt aan de scholen wat een zeer goede zaak is. Is dat onder onze impuls gebeudt? Neen onder de impuls van de federaties.” Tot slot bekijken we de gehanteerde methodiek van het RESOC voor de uitvoering van de doelstellingen uit het pact. Het streekpact van RESOC

Page 73: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 71 ׀

Kempen en het streekpact van RESOC Zuid-West-Vlaanderen vertaalt de ambities van het pact in concrete acties en meetbare stappen in de realisatie en wijst partners aan die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de acties (trekkers). We stellen vast dat de methodiek van acties en aangeduide trekkers een belangrijk element vormt om de betrokkenheid van de partners bij de uitvoering van het streekpact te verhogen. In Gent wordt deze aanpak niet toegepast. Het streekpact van RESOC Gent lijst alleen taken op voor het netwerk maar voorziet geen concrete opdrachten voor de partners in de realisatie van het pact. De coördinator geeft aan dat het de bedoeling is om via jaaractieplannen concrete engagementen van de partners op te nemen.

3. Prestaties van de partners in de uitvoering van het streekpact

Een tweede niveau voor het beoordelen van de netwerkprestaties zijn de acties van de partners in de uitvoering van het streekpact. Zoals reeds vermeld ligt de focus in RESOC Gent op de taken die het RESOC op zich neemt in de uitvoering van het pact. Het streekpact lijst hiertoe 38 acties op. De voorzitter en de coördinator geven aan dat het met de huidige omkadering van personeel en middelen (netwerkstructuur) onmogelijk is om alle acties te realiseren. Het RESOC zal zich dan ook toespitsen op enkele concrete en haalbare realisaties. Ook Unizo geeft aan: “We gaan ons focussen op iets wat haalbaar is.” RESOC Gent wil zich de komende legislatuur vooral focussen op het stimuleren van het ondernemersklimaat en de tewerkstelling in de regio en de ontsluiting van bedrijventerreinen. Het niet opnemen van concrete acties voor de partners wil uiteraard niet zeggen dat de leden zich in het geheel niet engageren voor de realisatie van het pact. Wel stellen we vast dat de betrokkenheid minder uitgesproken is dan in de regio’s Kempen en Zuid-West-Vlaanderen. RESOC Kempen en RESOC Zuid-West-Vlaanderen vertalen de ambities van het streekpact in concrete acties en meetbare realisaties en wijzen trekkers aan die verantwoordelijk zijn voor de realisatie. De trekkers hebben als taak om uitvoering te geven aan de aan hen toegewezen acties en hiertoe contacten te leggen met de partners, overleg te organiseren en het RESOC te informeren over de voortgang. Het RESOC hanteert deze methodiek enerzijds omwille van de beperkte eigen capaciteit, anderzijds is het de bedoeling om de partners op deze manier sterker bij de uitvoering van het pact te betrekken. Ook de partners onderstrepen het belang hiervan. Het ACV van Zuid-West-Vlaanderen geeft aan: “Het gevaar is dat we blijven hangen in algemene theoretische beschouwingen en dat moeten we vermijden. Daarom ben ik persoonlijk voorstander van de boordtabellen die nog altijd bestaan. Ik wil weten na drie maanden waar staan we nu.”

Page 74: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 72 ׀

Een diepere lezing van de streekpacten toont aan dat de reikwijdte van de acties verschilt. Een eerste groep zijn de acties die reeds verweven zitten in de reguliere werking van de partnerorganisaties. Zo vormt de realisatie van (duurzame) bedrijventerreinen een prioritaire opdracht van de intercommunales en is het stimuleren van ondernemerschap een kerntaak van de werkgeversorganisaties. Dit type acties vormt de grootste groep. De voorzitter van RESOC Kempen geeft aan: “Het is natuurlijk zo als je dat vanop een afstand bekijkt, dat er een pak acties zijn, maar als elke organisatie aanstipt wat voor hen belangrijk is dan denk ik dat je bij iedereen gaat vinden dat 80% van die acties eigenlijk in hun reguliere werking zouden moeten zitten.” Daarnaast zijn er acties die samenwerking tussen de partners vereisen en die op regionaal niveau uitvoering kunnen krijgen. Een voorbeeld hiervan is samenwerking in het kader van armoedebestrijding. n van de partners merkt op dat de armoedeproblematiek niet opgelost geraakt als elk OCMW of lokaal bestuur hier afzonderlijk op inzet. Er moet daarentegen samengewerkt worden, zowel intergemeentelijk als met de sociale partners, om dit probleem aan te pakken. Het RESOC kan hierbij de rol opnemen om een platform aan te bieden waar de verschillende partners elkaar kunnen treffen. Tot slot zijn er acties waar de beslissing van een hogere overheid nodig is om tot uitvoering over te kunnen gaan (vb. in het kader van mobiliteitsdossiers). Een regionaal akkoord is hierbij dus niet voldoende. In de uitvoering van dit soort acties loopt het volgens de provincie West-Vlaanderen soms mank. Volgens de provincie ontbreekt een wettelijk kader om tijdelijke en operationele (interbestuurlijke) samenwerkingsverbanden op te zetten voor de uitvoering van concrete dossiers. Volgens de provincie slaat de Vlaamse overheid hier de bal mis en is ze momenteel niet of veel te weinig bereid om hiertoe bevoegdheden en instrumenten op het niveau van de regio toe te kennen. “Dan moet men ook durven vanuit Brussel de middelen overhevelen naar de projectverantwoordelijke die dan uiteindelijk uitvoert. Dat gebeurt helemaal niet.” Ook IOK geeft aan: “Ik denk daar waar we het zelf kunnen beïnvloeden dat het wel vooruitgaat. Maar natuurlijk voor sommige zaken ben je afhankelijk van Vlaanderen. Dat is een kwestie dan van beleidsbeïnvloeding en blijven zagen en klagen. Maar goed streekwerking is een werk van lange adem en je moet erin blijven geloven”

Page 75: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 73 ׀

3. Coördinerende rol van het RESOC Het ERSV Decreet bepaalt dat het RESOC toeziet op de tenuitvoerlegging van het streekpact en de opvolging ervan (Artikel 22). Het RESOC heeft hierbij een coördinerende rol en neemt initiatief om partners samen te brengen en te zoeken naar afstemming. Het RESOC vervult hierbij volgens de partners een belangrijke dwarsfunctie, omdat ze actoren uit verschillende sectoren en beleidsdomeinen bij elkaar brengt. ABVV Zuid-West-Vlaanderen stelt: “Je brengt mensen samen die anders niet zouden samenkomen.” Meerdere respondenten vinden het positief dat publieke én private partners elkaar in het RESOC op een structurele manier treffen. Bij afwezigheid van het RESOC zou dit overleg minder frequent plaatsvinden, stellen zij. De provincie West-Vlaanderen geeft aan: “Ik ben dus zeer grote voorstander van dat soort platformen omdat ik denk dat dat een plek is waar je een open en constructief gesprek rond streekdossiers kunt gaan voeren.” Stelling 4 uit de vragenlijst peilt naar een algemene appreciatie over de meerwaarde van de RESOC werking. Grafiek 2 toont aan dat een meerderheid van de partners het netwerk niet beschouwt als overbodig . In Zuid-West-Vlaanderen is enkel Leiedal niet overtuigd. In Gent geldt dit voor VOKA en de stad. Grafiek 2: Antwoordenverdeling op stelling 4 (RESOC als overbodige intermediaire structuur)

Page 76: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 74 ׀

Voor de partners van RESOC Kempen en RESOC Zuid-West-Vlaanderen is het essentieel dat het RESOC een neutrale positie inneemt. Vanuit deze bekommernis heeft het bestuur van beide RESOC’s de keuze gemaakt dat het netwerk niet intekent op projectoproepen. Respondenten geven aan dat het niet nodig is dat het RESOC als uitvoerende projectorganisatie zou fungeren aangezien er genoeg andere actoren in de streek zijn die hiertoe initiatief nemen (zie infra, impact vanuit de netwerkomgeving). Er speelt echter een dubbel motief: enerzijds neemt het RESOC deze rol niet op om haar onafhankelijkheid te waarborgen en omdat het netwerk daar de middelen niet voor heeft, anderzijds willen de partners ook niet dat het netwerk een uitvoerende rol opneemt. “Als je als RESOC ook mee bepaalde calls indient dan zijn er calls van andere streekpartners die daar dan naast liggen en dat is niet bevorderlijk” (coördinator RESOC ZWV). Een sociale partners reageert: “Van het moment dat je de stap zet van overlegplatform naar een meer uitvoerende partner kan dat soms tot delicate situaties leiden.” De medewerkers van RESOC Zuid-West-Vlaanderen en RESOC Kempen trachten de trekkers te activeren in de uitvoering van de aan hen toegewezen acties. Ze stimuleren de trekkers om te rapporteren over de voortgang in de uitvoering (via actietabellen) en brengen de betrokken actoren op geregelde tijdstippen bij elkaar voor overleg. Ook RESOC Gent volgt de uitvoering van het streekpact maar gaat hierbij minder ver. Ook RESOC Gent betrekt de partners bij de uitvoering van het streekpact maar besteedt minder aandacht aan het monitoren van de activiteiten van de partners. > 2.2.2. Beoordeling van lokale netwerkdynamiek aan de hand van

vier procesvariabelen

De dynamiek die zich in het lokale netwerk ontwikkelt, wordt beoordeeld aan de hand van een analyse van vier procesvariabelen, met name management – leiderschap – vertrouwen – macht. In de volgende paragrafen bespreken we de invulling van elke variabele voor de drie bestudeerde regio’s en maken we de balans op naar de impact op de prestaties van het RESOC. 1. Management De procesvariabele management bespreekt de positie van het RESOC en met name de rollen en taken die de medewerkers opnemen. Tabel 13 geeft een overzicht van managementrollen en –taken in netwerken zoals die in de

Page 77: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 75 ׀

wetenschappelijke netwerkliteratuur worden onderscheiden (McGuire en Silvia, 2009). De tweede kolom geeft een overzicht van de taken die door het RESOC worden opgenomen. Tabel 13: Managementrollen en –taken van het RESOC

Managementrollen en -taken in netwerken (REF)

Managementtaken van het RESOC

Activeren Alle netwerkleden als

gelijken behandelen Middelen identificeren Stakeholders identificeren Ideeën omzetten in

handelingen

Samenbrengen van partners

in een neutrale omgeving; zoeken naar afstemming vanuit een onafhankelijke positie

Op zoek gaan naar externe projectfinanciering (Gent)

Contacten leggen met regionale spelers en de hogere overheid

Definiëren van acties die het RESOC en de partners moeten uitvoeren in realisatie van het streekpact

Kaderen Het ontwikkelen van een

gedeelde visie Het identificeren van

gedeelde waarden Zorgen voor een heldere

taakverdeling Het uitzetten van

netwerkprestaties Spelregels duidelijk maken Delen van de

leiderschapsrol met andere netwerkleden

Samenbrengen van partners,

zoeken naar afstemming en het bereiken van een consensus

In kaart brengen van behoeften van de regio op socio-economisch vlak

Taken van partners in de uitvoering van het streekpact (acties) duidelijk stellen (niet in streekpact Gent)

Mobiliseren Steun voor het netwerk

opbouwen bij stakeholders (overheidsactoren, gemeenschap, ..)

Rol van het RESOC als

pleitbezorger voor de regio naar de hogere overheid / lobby

Page 78: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 76 ׀

Leden aan het netwerk binden

Leden motiveren om zich voor de netwerkdoelen te engageren

Betrokkenheid van de partners actief stimuleren via geregelde bijeenkomsten, opvolgvergaderingen, werkgroepen, …

Partners stimuleren om de acties uit het streekpact uit te voeren via een intensief proces van opvolging en monitoring

Synthetiseren Zorgen voor een goede

informatiedeling tussen de leden

Stimuleren van onderlinge communicatie en interactie

Vertrouwen tussen de leden opbouwen

Conflicten oplossen Zorgen voor een goede

teamgeest Luisteren naar en respect

hebben voor de mening van alle leden

Partners informeren over

regionale dossiers Organiseren van

bijeenkomsten, vergaderingen, …

Zorgen voor dwarsverbindingen tussen publieke en private partners en tussen actoren van verschillende beleidsdomeinen

Het overzicht toont aan dat het RESOC verschillende managementtaken vervult die in de literatuur vooropgesteld worden. Uit de analyse per regio blijkt echter dat niet alle rollen en taken even intensief worden opgenomen door elke RESOC. RESOC Kempen en RESOC ZWV leveren bijvoorbeeld meer inspanning om de partners aan het netwerk te binden, o.a. door een actief proces van opvolging en monitoring van het streekpact. Over het algemeen stellen we vast dat de rol van het RESOC zich voornamelijk beperkt tot het coördinerende niveau, waarbij informeren, afstemmen en netwerken centraal staan. Dit is enerzijds een/het gevolg van de institutionele inperking van het RESOC tot overlegnetwerk. Hierdoor heeft het RESOC geen instrumenten in handen om sturend op te treden, ze heeft geen stok achter de deur om de partners tot actie te dwingen. We merken op dat het RESOC in haar rol als kadersteller niet over de capaciteiten beschikt om een leiderschapsrol op te nemen. Daarnaast heeft het RESOC geen uitvoerende bevoegdheden. Ook het gebrek aan personeel en middelen (elementen van de netwerkstructuur) vormt een belangrijke verklaring voor de begrensde slagkracht van het netwerk. De waarde van het netwerk hangt daarmee in

Page 79: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 77 ׀

de eerste plaats af van het engagement van de partners en de middelen (tijd, energie, expertise, e.d.) die zij aan het netwerk willen spenderen. Een sociale partner in Zuid-West-Vlaanderen merkt op: “Effectieve ingrepen heb je niet. RESOC is een orgaan voor overleg maar geen orgaan van actie.” 2. Leiderschap Een tweede procesvariabele is leiderschap. We bespreken hierbij de rol van de RESOC-voorzitter. Artikel 26, § 2, 3° van het ERSOC Decreet bepaalt dat het voorzitterschap van het RESOC opgenomen wordt door een van de publieke partners. Elk RESOC kan in zijn huishoudelijk reglement de nadere regels bepalen omtrent de aanstelling van de voorzitter. In RESOC Gent is beslist dat de voorzittersrol wordt opgenomen door de stad Gent. Niet elke partner is hier even gelukkig mee. Volgens een aantal sociale partners heeft de stad het voorzitterschap bij de oprichting ‘geclaimd’. Het ACV geeft aan: “Eigenlijk heeft men daar zo een statement gemaakt door dat voorzitterschap op te eisen dat dat niet meer goed gekomen is.” UNIZO Gent pleit voor een roterend voorzitterschap. “Het is niet slim dat de grootste entiteit het voorzitterschap op zich neemt in de constellatie zoals ze nu is. Ik vind het verstandiger dat men zou werken met een co-voorzitterschap om die betrokkenheid van de randgemeenten te vergroten.” RESOC Gent is momenteel reeds aan zijn vierde voorzitter toe. Het snel wisselend voorzitterschap vormt volgens de partners een negatief element om de continuïteit van de werking te bewaken. Het ACV geeft aan: “Door de vele wisselende verantwoordelijkheden vanuit politieke hoek in de RESOC is dat eigenlijk ook niet een continu verhaal geweest.” De huidige voorzitter toont volgens de partners meer betrokkenheid dan zijn voorgangers. De voorzitter geeft aan dat hij gelooft in het RESOC verhaal en dat hij een hand uitsteekt naar de randgemeenten om hen te betrekken om samen een aantal zaken te realiseren voor de regio. In de regio Kempen is bij het ontstaan van de RESOC-werking de afspraak gemaakt dat de IOK-voorzitter tevens de RESOC-voorzitter werd. Bij de gemeenteraadsverkiezingen in 2012 werd hierop teruggekomen en is afgesproken dat de voorzitter afkomstig moet zijn uit het directiecomité van het IOK. Het bestuur vond het belangrijk om de link met IOK te behouden gezien de intercommunale een belangrijke trekker is voor het streekoverleg in de Kempen. De coördinator geeft aan dat de voorzitter geen uitgesproken trekkersrol vervult. Ook in RESOC Zuid-West-Vlaanderen vormt de voorzitter volgens de partners geen spilfiguur in de werking. In Zuid-West-Vlaanderen bepalen de politieke partijen onderling wie welk mandaat opneemt, waaronder het voorzitterschap van het RESOC. De eerste voorzitter was voormalig burgemeester van Kortrijk Stefaan de Clercq. De

Page 80: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 78 ׀

huidige voorzitter is de burgemeester van Wevelgem, net zoals zijn voorganger van CD&V signatuur.

3. Macht Macht in netwerken hangt samen met de verdeling van hulpbronnen tussen de partners. Auteurs Klijn en Koppenjan (2004) onderscheiden vijf verschillende bronnen van macht in beleidsnetwerken: financiële capaciteit, productiecapaciteit, competenties, kennis en legitimiteit. Financiële capaciteit duidt zowel op de inbreng van financiële middelen in het netwerk. Productiecapaciteit omvat zowel personeel, producten als diensten die een partner in het netwerk ter beschikking stelt. Competenties duiden op de formele autoriteit om beslissingen in het netwerk te nemen, te reguleren of bepaalde activiteiten toe te staan of te verbieden. Klijn en Koppenjan stellen dat deze hulpbron in gemandateerde netwerken meestal toegewezen is aan overheidsactoren. De vierde hulpbron is kennis. Tot slot kan de legitimiteit van een actor (de vijfde hulpbron) meerdere oorzaken hebben. De analyse toont aan dat de hulpbronnen niet gelijk verdeeld zijn tussen de partners van het RESOC (zie het overzicht in tabel 14). De eerste hulpbron, Financiële capaciteit speelt in het RESOC een minder grote rol omdat de werking bijna volledig gesubsidieerd wordt door de Vlaamse overheid. Uitzondering hierop is de financiële inbreng van de provincies Antwerpen en Zuid-West-Vlaanderen. De bijdrage van de provincie Antwerpen voor RESOC Kempen is beperkt tot 20.000 € per jaar. De bijdrage van de provincie West-Vlaanderen is volgens de partners substantieel. Ondanks de financiële tegemoetkoming tracht de provincie volgens de partners niet om op deze manier haar stempel te drukken op de werking van het RESOC. In Zuid-West-Vlaanderen merken we ook een verkapte financiële bijdrage door de intercommunale Leiedal via het systeem van trekkingsrechten tussen RESOC en Leiedal. De inbreng van productiecapaciteit betreft in de eerste plaats de mogelijkheid van de partners om personeel vrij te stellen om de werking van het RESOC en de uitvoering van het streekpact op te volgen. We merken op dat dit het minst evident is voor de kleine lokale besturen. Ook bij een aantal sociale partners is dit minder vanzelfsprekend dan vroeger omwille van interne herstructureringen en de opschaling naar het provinciale niveau. Productiecapaciteit en de inbreng van producten en diensten speelt daarnaast een belangrijke rol in de regio Zuid-West-Vlaanderen, waar er sprake is van een intense wisselwerking tussen het RESOC en de

Page 81: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 79 ׀

intercommunale. Zo vinden de vergaderingen van RESOC ZWV steeds plaats in de kantoren van Leiedal en kan het RESOC beroep doen op het personeel van de intercommunale via een systeem van trekkingsrechten (vb. voor het uitvoeren van een studie, schrijven van rapporten e.d.). Ook in de regio Kempen is er veel samenwerking met de intercommunale maar het IOK biedt geen logistieke ondersteuning voor het RESOC. In Gent stelt de coördinator dat het RESOC beroep kan doen op de dienst Economie van de stad Gent, voornamelijk voor expertise-uitwisseling in concrete dossiers, vb. met betrekking tot de Gentse Haven. Binnen het RESOC heeft geen enkele partner de formele competentie om beslissingen aan andere leden op te leggen. Respondenten uit de regio Kempen en Zuid-West-Vlaanderen geven aan dat de werking van hun RESOC gekenmerkt wordt door een consensuscultuur. Het ABVV in Zuid-West-Vlaanderen geeft aan: “Cruciaal in de goede werking is dat er hier heel wat mensen tussen zitten die de eigen achterban overstijgen op het moment dat er keuzes moeten gemaakt worden.” Dit wil evenwel niet zeggen dat er geen tegengestelde meningen of discussies onder de partners kunnen optreden. In de regio’s Kempen en Zuid-West-Vlaanderen merken we een sterke bekwaamheid van de intercommunale voor streekontwikkeling. In beide regio’s wordt de intercommunale aangeduid als een belangrijke trekker van het streekoverleg. De werking van RESOC Gent wordt in de praktijk gekleurd door de aanwezigheid van de stad. Partners geven aan dat met name rond thema’s die de stad belangrijk vindt er zaken in beweging kunnen gezet worden. Dit geldt ook bij de opmaak van de streekpacten. “Want je kan je voorstellen als het streekpact niet door Gent wordt gedragen, als er vb. te weinig inzit voor Gent dan krijg je dat niet door de gemeenteraad.” Elke partner van het RESOC beschikt over kennis om het RESOC te voeden met de noden en behoeften van de streek. De kennis van de kleine lokale besturen is het meest beperkt en spitst zich vooral toe op de eigen werking. In de regio Kempen en Zuid-West-Vlaanderen beschikken met name de beide intercommunales over een uitgebreide knowhow. De sociale partners hebben een goed zicht op de aspecten rond arbeid en tewerkstelling. Tot slot genieten IOK en Leiedal een grote legitimiteit in de regio door hun verworven historische positie en de traditie van samenwerking met de sociale partners in de streek. In het Gentse is de stad een grote autoriteit omwille van haar omvang en invloed, maar dit weerspiegelt zich niet op haar positie in het RESOC.

Page 82: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 80 ׀

Tabel 14: Verdeling van hulpbronnen in RESOC Gent, RESOC Kempen en RESOC Zuid-West-Vlaanderen

RESOC Gent RESOC Kempen RESOC ZWV

Financiële capaciteit

/ Provincie Antwerpen

Provincie West-Vlaanderen Leiedal

Productiecapaciteit Stad Gent IOK Leiedal

Competentie Stad Gent IOK Leiedal

Kennis Stad Gent Sociale partners

IOK Sociale partners

Leiedal Sociale partners

Legitimiteit / IOK Leiedal

Tabel 14 toont een sterke concentratie van hulpbronnen bij de stad Gent, de intercommunale Leiedal in Zuid-West-Vlaanderen en het IOK in de Kempen. Ondanks de onevenwichtige verdeling van hulpbronnen, heeft de procesvariabele macht geen dominante impact op de prestaties. Dit is met name te wijten aan de positie van het RESOC als overlegplatform en het feit dat het RESOC geen uitvoerende bevoegdheden heeft. We merken daarnaast evenwel een impact van macht binnen de regio. We stellen vast dat de actor(en) die over het meeste hulpbronnen beschikken, hun stempel kunnen drukken op wat beweegt in de regio. 4. Vertrouwen Vertrouwen tussen partners vormt volgens de netwerkliteratuur een essentiële voorwaarde om het netwerk tot prestaties te leiden. Vertrouwen is nodig om betrokkenheid te stimuleren, engagement te verzekeren en onderlinge afhankelijkheidsrelaties tussen de leden van het netwerk uit te bouwen. We merken verschillende elementen van vertrouwen terug. Een eerste aspect van vertrouwen heeft te maken met de betrokkenheid van de partners in het RESOC. Vanuit deze invalshoek is vertrouwen gelinkt aan de gepercipieerde prestaties van het netwerk. We stellen hierbij vast dat het verleden doorwerkt op het vertrouwen vandaag. Het vertrouwen is het laagst in de regio Gent, waar een aantal partners de meerwaarde van het RESOC expliciet in vraag stellen. In de regio Kempen en Zuid-West-Vlaanderen is de steun van de partners voor het netwerk een stuk hoger. De sterke identiteit in beide regio’s heeft zijn grondslag in een lange traditie van samenwerking voor streekontwikkeling. Wel merken we in elke regio een afwezigheid van de lokale besturen (m.u.v. de stad Gent), die zich voornamelijk terugplooien op de eigen

Page 83: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 81 ׀

werking. De lokale besturen stellen zich vooral vragen bij de meerwaarde die het RESOC voor de eigen organisatie kan betekenen, eerder dan het redeneren vanuit de gezamenlijke behoeften van de streek. In de regio Kempen en Zuid-West-Vlaanderen worden de lokale besturen vertegenwoordigd door de intercommunale. In Gent merken we een duidelijk wantrouwen van de randgemeenten tegenover de stad. De betrokkenheid van het provinciebestuur varieert. In het Gentse is het engagement van de provincie voor de RESOC werking laag. De provincie Oost-Vlaanderen wil voornamelijk via haar eigen structuren (POM en EROV) actief zijn in de streek. In de Kempen is er een positieve omschakeling in de houding van de provincie sedert de lokale verkiezingen van 2012. Het provinciebestuur erkent de aanwezigheid van drie streken op haar grondgebied (Antwerpen, Kempen en Mechelen) en toont zich betrokken in de werking van het RESOC. In Zuid-West-Vlaanderen is de provincie steeds sterk betrokken geweest. De coördinator geeft aan: “De provincie ziet het belang in van een sterke regiowerking en neemt hier een verantwoordelijkheid in op door dat te ondersteunen.” Wel hebben een aantal partners uit de Kempen en Zuid-West-Vlaanderen het aanvoelen dat de provincie zich via het RESOC wil profileren. “Dat het echt voor hen bijna een voortdurend bewijzen is van we zijn er en we kunnen mee het verschil maken, we zijn nodig” (voorzitter RESOC ZWV). Ook Unizo Antwerpen geeft aan: “Nu zie je in n keer dat de provincies zich beginnen te positioneren op allerlei domeinen waar ze nog nooit mee bezig geweest zijn.” Dit heeft te maken met de opties in het huidige Regeerakkoord waarbij de positie van de provincies onder druk staat. Over het algemeen merken we in de drie onderzochte regio’s een vrij hoge betrokkenheid van zowel werkgevers- als werknemersorganisaties. Een aantal sociale partners is echter van mening dat de slagkracht van het netwerk te beperkt is. UNIZO Kempen stelt bijvoorbeeld dat het in het RESOC vaak gaat over de lange termijn, zodanig zelfs dat het soms verzandt in ‘filosofische’ discussies. “Het type van ondernemingen die wij als lid hebben, die zoeken resultaten op iets kortere termijn, die zijn niet geïnteresseerd in stimuleren van ondernemerschap over 25 jaar.” Ook VOKA Gent is van mening dat er in het RESOC te weinig concrete zaken gerealiseerd worden. Daarnaast willen een aantal sociale partners de samenwerking eerder organisch laten groeien i.p.v. via de opgelegde structuur van het RESOC, omdat ze vinden dat er per thema moet gezocht worden naar het bijeenbrengen van de relevante partners. Bij alle partners is er evenwel sprake van een voortdurende evenwichtsoefening tussen de eigen belangen en die van de streek. De

Page 84: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 82 ׀

coördinator van ZWV geeft aan: “Iedereen denkt in het belang van de streek maar ook in het belang van de eigen organisatie en dat is begrijpelijk en soms zijn de ideeën niet altijd op dezelfde golflengte. Dat heeft te maken met verschillende belangen en met de politiek en de mensen.” Ook de coördinator van RESOC Gent stelt dit vast: “Het is zo dat heel wat mensen die bij ons in het bestuur zitten daar met meerdere petten zitten. Er wordt niet altijd gekeken vanuit het RESOC-SERR verhaal maar met de UNIZO of VOKA pet…” Een sociale partner verklaart: “Wij hebben met onze organisatie een duidelijke visie over de ontwikkeling van de streek en wij gebruiken het vehikel van RESOC om de zaken die wij willen realiseren, onze eigen punten via dat platform te gaan realiseren” (VOKA). Ook het ABVV denkt in de eerste plaats in functie van zijn leden. “Als wij kunnen zorgen dat het economisch beter gaat in de streek en dat zorgt voor tewerkstelling, dan zijn onze leden daarmee gediend. Vanuit deze motivatie vindt ABVV het belangrijk om een actieve partner te zijn in het RESOC.”

Een tweede aspect van vertrouwen duidt op het onderling vertrouwen tussen de partners. De regio’s Kempen en Zuid-West-Vlaanderen kenmerken zich door een sterke streekidentiteit en partners slagen er vaak in om elkaar te vinden. We stellen vast dat het vertrouwen het hoogst is als de partners zich gezamenlijk opstellen naar de hogere overheid voor het bepleiten van een regionaal dossier. “Dat we dan niet op een verspreide slagorde staan dat VOKA dat vraagt of die gemeente vraagt dat, neen Zuid-West-Vlaanderen allemaal samen dat zijn voor ons de prioriteiten” (voorzitter RESOC ZWV). Het vertrouwen is het laagst wanneer het gaat over de uitvoering van projecten, waar er soms sprake is van onderlinge concurrentie voor het binnenhalen van projectmiddelen. De coördinator van RESOC Kempen geeft aan: “Dit is niet altijd evident, er zijn serieuze conflicten in de regio over wie wat kan doen.” In het Gentse heeft zich nooit een streekidentiteit ontwikkeld. Dit is met name te wijten aan de aanwezigheid van de grootstad. We merken een vrij hoog wantrouwen van de gemeenten tegenover de stad. Bij de sociale partners zijn de meningen over een dominante houding van de stad verdeeld. In de regio’s Kempen en Zuid-West-Vlaanderen zijn de onderlinge verhoudingen tussen de lokale besturen meer in evenwicht, waardoor dit element in beide regio’s niet speelt. Grafiek 3 geeft een overzicht van de antwoordenverdeling op stelling 2 (‘De stad heeft een dominante invloed op de werking van het RESOC’).

Page 85: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 83 ׀

Grafiek 3: Antwoordenverdeling stelling 2 (dominante invloed van de stad)

> 2.3. Aansturing van het netwerk door de Vlaamse overheid

In het volgende onderdeel analyseren we de rol van het Agentschap Ondernemen, als inhoudelijk bevoegde entiteit voor de opvolging van het subregionaal streekbeleid. De analyse laat zich samen lezen met de beschrijvende toelichting over de ERSV-RESOC-SERR structuur en de algemene duiding bij de rol van de Vlaamse overheid in hoofdstuk 1.

> 2.3.1. Algemene appreciatie aan de hand van het analysekader

van Bell & Hindmoor (2009)

Het analysekader van Bell en Hindmoor (2006) helpt ons om het optreden van de overheid in netwerken te concretiseren. De auteurs analyseren de aansturing van netwerken aan de hand van zes componenten. Tabel 15 geeft een overzicht van de elementen en hun betekenis. In kolom drie beschouwen we de rol van de Vlaamse overheid en waar van toepassing, van het Agentschap Ondernemen.

Page 86: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 84 ׀

Tabel 15: Zes kernelementen in de aansturing van netwerken afgezet tegenover het optreden van de Vlaamse overheid m.b.t. RESOC

COMPONENT TOELICHTING VLAAMSE OVERHEID

Aansturen Het uitzetten van de basisregels voor het netwerk (speelruimte, verwachtingen, samenstelling, …)

Het ERSV decreet van 7 mei 2004 bepaalt de krijtlijnen inzake het statuut, de werking, de taken en de bevoegdheden van de ERSV’s, de SERR’s en de RESOC’s. Het decreet voorziet in een aantal vrijheidsgraden voor de RESOC’s. Art. 26 stelt dat elke RESOC een huishoudelijk reglement opstelt. § 2 bepaalt welke aspecten van de interne werking hierin opgenomen kunnen worden (o.a. aanstelling van de voorzitter, wijze van vergaderen en besluitvorming, …) Het besluit van 22 oktober 2004 (gewijzigd op 6 oktober 2006) betreffende de erkenning en subsidiëring van regionale samenwerkingsverbanden bepaalt de regels m.b.t. de financiering van het netwerk door de Vlaamse overheid.

Effectiviteit Monitoren van de prestaties van het netwerk en zo nodig bijsturen

De Vlaamse overheid controleert niet in welke mate de doelstellingen uit de streekpacten gerealiseerd worden. Er is dus geen opvolging van de prestaties van het

Page 87: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 85 ׀

RESOC door de centrale overheid.

Financiering Het toewijzen van middelen aan het netwerk (subsidies, expertise, informatie, …)

De Vlaamse overheid voorziet subsidies via het provinciale ERSV. Vanuit de begroting Economie is er sprake van lineaire besparingen sinds 2010. Sinds 2015 zijn de subsidies vanuit de begroting Economie volledig geschrapt.

Democratisch gehalte

Bewaken van de democratische kwaliteit, o.a. door het toezien op de besluitvorming en de in- en uitsluiting van actoren

De samenstelling van het RESOC wordt opgelegd via het ERSV Decreet (Art. 16). Wel voorziet het decreet in de mogelijkheid om extra partners als toegevoegd lid in het bestuur op te nemen (Art. 25 § 5.). De wijze van besluitvorming kan lokaal bepaald worden en wordt vastgelegd in een huishoudelijk reglement (Art. 17).

Verantwoording De overheid blijft eindverantwoordelijke t.o.v. de burger en controleert het reilen en zeilen van het netwerk

Het verantwoordingsniveau betreft enkel het provinciale ERSV, via de jaarlijkse validering van het jaarprogramma en een inhoudelijke en financiële rapportering via het jaarrapport/werkingsverslag. In de praktijk wordt de inhoud van de verslagen niet ter discussie gesteld door het A.O. Er zijn geen rechtstreekse verantwoordingslijnen voorzien met het RESOC.

Page 88: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 86 ׀

Legitimiteit Toezien op de transparantie en verloop van

het proces

De interactie tussen de Vlaamse overheid en de

RESOC’s verloopt voornamelijk via de

provinciale tussenstructuur van het ERSV. Er is

geen rechtstreekse band (meer) met de RESOC’s

voor wat betreft de uitvoering van de

basisopdrachten.

Daarnaast is er weinig financiële transparantie op

niveau van de ERSV’s (zie evaluatienota inspectie

financiën, 2013).

Page 89: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 87 ׀

> 2.3.2. Een metagovernance opstelling?

De wetenschappelijke netwerkliteratuur stelt dat de overheid door het opnemen van een metagovernance rol netwerken kan ondersteunen in hun werking en dus het bereiken van de vooropgestelde prestaties (zie o.a. Sorensen en Torfing, 2009). Het optreden als metagovernor betekent dat de overheid de werking van het netwerk ondersteunt, zonder evenwel sterk in te grijpen op de lokale processen. Hierdoor geeft ze aan het netwerk de ruimte om zich te ontplooien. Sorensen en Torfing (2009) onderscheiden hierin vier mogelijke rollen. In de rol van kadersteller en ontwerper tracht de overheid vanop afstand om de samenwerking te stimuleren. Door het opnemen van een rol als manager of participant is ze ook zelf in het netwerk aanwezig. De analyse in de volgende paragrafen toont aan dat de Vlaamse overheid zich niet (meer) opstelt als metagovernor van de regionale structuren voor streekontwikkeling. De basisregels betreffende het statuut, de werking, de taken en de bevoegdheden van het RESOC worden uitgezet in het ERSV Decreet van 7 mei 2004. De meningen over de meerwaarde van de opgelegde structuur (inclusief haar samenstelling en de opgelegde schaal) lopen uiteen. Een meerderheid van de partners is positief en stelt dat de regionale sociale partners en de lokale publieke partners op deze manier structureel overleg plegen, wat bij afwezigheid van dergelijke structuur veel minder het geval zou zijn. Een aantal respondenten zijn echter van mening dat samenwerking organisch moet groeien, waarbij afhankelijk van het thema de relevante partners uit de streek bij elkaar gebracht worden. “Je zit direct in een keurslijf, men had moeten zeggen als regio organiseer je je zoals het best past” (ACV ZWV). De impact van de opgelegde schaal werkt enkel in RESOC Gent door, waar bij de opstart van het RESOC discussies leefden over de betrokkenheid van de lokale besturen uit het Meetjesland. De gemeenten zagen het niet zitten om samen met de stad Gent in één RESOC te zetelen en hebben zich daarom verenigd in een aparte RESOC (Meetjesland). In de regio’s Kempen en Zuid-West-Vlaanderen sluit het werkingsgebied van het RESOC aan bij de schaal van het voormalige Streekplatform, waardoor het RESOC naar eigen zeggen een stuk de verderzetting vormt van het Streekplatform. Het decreet bepaalt drie opdrachten voor het RESOC, met name het organiseren van overleg tussen de lokale partners (Art. 19 en Art. 21), het uitbrengen van advies (Art. 20) en de opmaak van een streekpact voor de sociaaleconomische streekontwikkeling (Art. 22). De overheid voorziet hiermee in een coördinerende rol voor het netwerk. Art. 22 § 3 stelt dat de

Page 90: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 88 ׀

Vlaamse regering nadere regels kan vastleggen inzake de concretisering van de inhoud, tenuitvoerlegging en opvolging van het streekpact. De overheid heeft in de praktijk echter nooit gebruik gemaakt van deze bepaling, waardoor er een zekere vaagheid bestaat omtrent de precieze verwachtingen die aan het RESOC gesteld worden. Als gevolg hiervan merken we grote verschillen tussen de RESOC’s voor wat betreft de inhoud, opvolging en realisatie van het streekpact. Het Agentschap Ondernemen merkt op dat de uitvoering van de pacten op centraal niveau niet (meer) geëvalueerd wordt. Ten tijde van de streekplatformen was dit wel het geval. “Dat was een document van honderd bladzijden, dat kwam bij ons toe, wij lazen dat en verdeelden dat naar alle mogelijke relevante organisaties.” Ook bij de eerste generatie streekpacten van de RESOC’ s werd de uitvoering getoetst. “De allereerste keer werd er nog gezegd ze moeten en streekpact maken, we gaan dat intern verdelen en lezen en een dialoogmoment organiseren.” Het dialoogmoment kadert in de doelstellingen van de Beleidsnota Werk (2009-2014) om een tweejaarlijks valorisatiemoment tussen de RESOC’s en de Vlaamse overheid te organiseren, waarin zowel de strategische lijnen uit de streekpacten als de uitvoering van de streekpacten aan bod zouden komen (blz. 55). De lokale partners geven aan dat dit overleg in de praktijk slechts eenmaal plaatsgevonden heeft. In 2009 kon elke RESOC een prioritaire vragenlijst opmaken en werd iedere RESOC uitgenodigd in Brussel voor een gedachtewisseling waarbij uit elke Vlaamse administratie een vertegenwoordiger aanwezig was. Per beleidsdomein werd een antwoord geboden op de door het RESOC gestelde vragen. De lokale partners beoordeelden dit overlegmoment als zeer positief en betreuren het dat dit initiatief geen opvolging gekend heeft. “Dat was nuttig en toen kregen we concrete antwoorden en dan kan je terugkoppelen” (coördinator RESOC Gent). De coördinator van RESOC Kempen ziet een verklaring voor het gebrek aan opvolging van de werking. “In de vorige legislatuur waren ze gestart met dialoog maar ik denk dat ze ook geschrokken zijn van de enorme hoeveelheid werk dat dit met zich meebrengt om dat op een goede manier te doen en dat ze daar niet mankracht voor hebben. Dat is ook wat wij aanvoelen.” Deze vaststelling wordt bevestigd door het Agentschap Ondernemen. “Men heeft dat één keer gedaan maar dat is zo gigantisch veel werk en een lastig proces.” Het Agentschap merkt op dat er momenteel geen personeel meer wordt vrijgesteld binnen de organisatie om de RESOC-werking op te volgen. In het kader van Art. 20 van het decreet kunnen de RESOC’s daarnaast ingeschakeld worden om een beleidsvoorbereidend advies te formuleren voor de Vlaamse overheid, en dit zowel op vraag van bovenaf als op eigen

Page 91: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 89 ׀

initiatief. M.b.t. het vragen van advies stelt de RESOC voorzitter van de Kempen: “Wij hebben dat meestal op een actieve manier gedaan, ik kan me niet direct dossiers herinneren waar het ons gevraagd is.” Het Agentschap Ondernemen geeft twee situaties waarbij input gevraagd werd (economische activiteiten in het buitengebied en ijzeren voorraad bedrijventerreinen) maar geeft aan dat ze meer belang hecht aan andere kanalen en regionale antennes om advies in te winnen. Lokale partners zijn van mening dat de Vlaamse overheid geen rekening houdt met de prioriteiten die in het streekpact worden geformuleerd (als vorm van bottom-up advies). Een sociale partner merkt op: “Denk je dat één beleidsbrief gemaakt wordt en dat ze al die boekjes van de RESOC’s gelezen hebben om hun beleidsbrief te maken?” Lokale partners spreken van een gemiste kans en stellen dat zij via de streekpacten de centrale overheid kunnen voeden bij het nemen van beleidsbeslissingen.“Dat is onwaarschijnlijk als je die verschillende streekpacten ziet, de rijkdom aan ideeën en initiatieven is enorm” (coördinator Kempen). Een aantal partners zijn is overtuigd dat de overheid wel oog heeft voor andere vormen van bottom-up advies. De coördinator van RESOC Kempen vervolgt: “Ze kijken daar naar, ze zijn altijd bereid om mee na te denken als je zelf vanuit het RESOC initiatief neemt rond bepaalde dossiers.” Ook een sociale partner geeft aan: “Als we vanuit onze regio met een probleem zitten en we gaan naar de kabinetten, heb ik de indruk dat we altijd welkom zijn” (ACV Kempen). Zo heeft de minister gehoor gegeven aan het Kempens Memorandum. Ook in Zuid-West-Vlaanderen is gevolg gegeven aan het Memorandum, o.a. via de visitatie van twee inhoudelijk betrokken ministers aan de regio in het najaar van 2014. Het gebrek aan monitoring van de streekpacten op het centrale niveau maakt dat de prestaties van het regionale netwerk in grote mate afhangen van de lokale dynamiek en de motivatie van de partners. Deze beweging wordt versterkt door een afnemend financieel engagement van de Vlaamse overheid sinds 2010 en het volledig wegvallen van de RESOC-middelen sinds 2015. Lokale partners kunnen zich niet vinden in deze beslissing. “Wat ons betreft zeggen wij naar Vlaanderen toe dit is onzinnig wat je gaat doen” (ACV ZWV). Volgens het Agentschap Ondernemen is de beslissing een onderdeel van een ruimere besparingsoperatie en is er geen visie over de toekomstige positie van de RESOC’s aan gekoppeld. De lokale partners pleiten echter voor het behoud van een minimale financiële ondersteuning. “Een streekpact uitvoeren en uitwerken is heel belangrijk maar er moet iets zijn van middelen om de tandwielen te smeren en als die smeermiddelen niet aanwezig zijn dan werkt het niet” (ABVV ZWV). Grafiek 4 toont de antwoordenverdeling op stelling 13 (‘De Vlaamse overheid voorziet onvoldoende financiële middelen om de RESOC werking te

Page 92: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 90 ׀

garanderen’). De grafiek toont aan dat een grote meerderheid van de respondenten akkoord tot helemaal akkoord is met de stelling. Grafiek 4: Antwoordenverdeling op stelling 13 (voorzien van onvoldoende financiële middelen door de Vlaamse overheid)

Wanneer we het optreden van de Vlaamse overheid over een langere periode beoordelen, merken we een afname van eigenaarschap doorheen de tijd. Ook de lokale actoren voelen dit aan. Stelling 15 peilt hiernaar. De stelling luidt als volgt: ‘Het engagement van de Vlaamse overheid voor de regionale streekwerking via de RESOC-SERR structuur is naar mijn aanvoelen sterk afgenomen doorheen de tijd’. Bijna alle bevraagde partners gaan akkoord tot helemaal akkoord met deze uitspraak.

Page 93: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 91 ׀

Grafiek 5: Antwoordenverdeling op stelling 15 (afname engagement voor de RESOC werking door de Vlaamse overheid)

Het Agentschap Ondernemen bevestigt dat de opvolging van het sociaaleconomische streekontwikkelingsbeleid geen prioriteit meer vormt binnen de organisatie. Er is daarnaast een gebrek aan inhoudelijke interesse voor de streekpacten en het RESOC fungeert niet als gesprekspartner van de centrale overheid. Nochtans voorziet de regelgeving in een rol voor het RESOC als regionale antenne en beleidsvoorbereidend instrument ten aanzien van het centrale beleidsniveau. Het gebrek aan engagement vanwege de Vlaamse overheid werd eerder vastgesteld, o.a. in een advies van de SERV (2012) over het toekomstig streekoverleg in Vlaanderen. De lokale partners pleiten ervoor dat de Vlaamse overheid opnieuw een ondersteunende rol ten aanzien van de door haar gecreëerde structuren voor streekoverleg zou opnemen (cfr. metagovernance). In beleidsdocumenten verantwoordt de Vlaamse overheid haar huidige rol door te stellen dat streekbeleid een verantwoordelijkheid van de streken zelf is. Uit de gesprekken met Vlaamse beleidsactoren blijkt echter dat de meerwaarde van het streekoverleg via de RESOC structuur voor de overheid niet altijd duidelijk is. Dit betekent volgens de geïnterviewde beleidsactoren echter niet dat de Vlaamse overheid geen interesse heeft in streekwerking of dat zij niet in dialoog zou willen treden met de lokale actoren. Zo geeft de overheid in het regeerakkoord 2014-2019 aan dat ze de dynamiek van regiovorming wil versterken (blz. 35). Volgens het Agentschap is het echter nog niet duidelijk wat hiermee bedoeld wordt. “Dat is een mooi zinneke maar wat wil dat zeggen.” Met betrekking tot de toekomstige

02468

1012

ZWV

Kempen

Gent

Page 94: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 92 ׀

positie van het streekoverleg liggen op dit ogenblik vier scenario’s op tafel (Departement WSE, 2015). Een eerste optie pleit ervoor het bestaande model te verfijnen of versterken. Dit model sluit aan bij het standpunt van de SERV (Departement WSE, 2015: Bijlage 12). De SERV pleit hierbij voor een groter engagement vanwege de Vlaamse overheid en een sterkere band tussen het Vlaams beleid en het streekontwikkelingsbeleid. Een tweede piste pleit voor een volledig provinciale inbedding van het streekoverleg, eventueel gekoppeld aan de POM. O.a. de VVP is pleitbezorger van deze optie (Departement WSE, 2015: Bijlage 13). Het asymmetrisch model wil het streekoverleg inbedden naar gelang de goed werkende praktijk in de regio. In Zuid-West-Vlaanderen is Leiedal een voorstander van dit scenario. Dit model sluit ook aan bij het standpunt van de VVSG (Departement WSE, 2015: Bijlage 14). De laatste mogelijkheid bestaat erin om het streekoverleg in te bedden in de regio’s van de in het regeerakkoord en de Beleidsnota Binnenlands Bestuur voorziene regiovorming en samenvallende gebiedsomschrijvingen. Het gebrek aan stabiliteit van het systeem heeft zijn impact op de lokale werking van de RESOC-SERR. De coördinator van RESOC-SERR Gent geeft aan dat de bestuursvergaderingen op dit moment overschaduwd worden door discussies over de onduidelijke toekomst van het RESOC, waardoor er minder tijd is voor de inhoudelijke werking. > 2.4. Invloed vanuit de netwerkomgeving

> 2.4.1. Invloed op het lokale netwerk

Naast de aansturing van het netwerk door de Vlaamse overheid en de impact van lokale procesvariabelen, onderscheiden we een aantal omgevingsfactoren die een invloed hebben op de positie van het regionale netwerk RESOC-SERR en de verhoudingen tussen de actoren. We bespreken achtereenvolgens het belang van economische factoren, schaalfactoren, politieke variabelen en de aanwezigheid van andere spelers in de regio. Een aantal variabelen werken zowel in op het RESOC als de SERR (deel 2). Andere factoren hebben vooral invloed op n van beide structuren. 1. Economische factoren De invloed van economische factoren betreft met name het engagement van ondernemingen die gevestigd zijn in de streek om mee te dragen aan de economische ontwikkeling van de regio. Het gaat hierbij om bedrijven met een zekere streekidentiteit, vaak familiebedrijven die begaan zijn met ‘hun’ regio. Historisch gezien uitte zich dit o.a. in een vorm van maatschappelijk verantwoord ondernemen, waarbij deze bedrijven aan ‘sociale economie’ deden, door mensen die niet in het reguliere

Page 95: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 93 ׀

arbeidscircuit terecht konden op te nemen in hun loonbestand. Het ACV in Zuid-West-Vlaanderen geeft aan: “Was dat een meerwaarde voor het bedrijf? Quasi nul maar zij vonden dat een sociale plicht om ook een deel van die groep aan de bak te laten komen.” Ook vandaag kunnen bedrijven die zich regionaal positioneren een grote impact uitoefenen. Zeker in tijden van economische crisis en faillissementen, is het belangrijk dat bedrijven de handen in elkaar slaan om de streek er economisch weer bovenop te helpen. Zowel in de regio Zuid-West-Vlaanderen als in de regio Kempen merken we de impact van bedrijven met streekidentiteit. Partners in ZWV geven het voorbeeld van ondernemingen als Bekaert en Barco. Partners merken een kantelmoment eind jaren ’90/begin jaren 2000, waarbij de interesse voor de streek als gevolg van globaliseringstendensen afnam. Bedrijven trokken weg uit de streek of verloren de voeling met de regio. n van de partners stelt: “De baas werd soms iemand die niets met de streek te maken had en hier nooit gewoond had.” Volgens de provincie is er sinds enige jaren weer een opwaartse beweging merkbaar. “In alle economische dossiers die echt belangrijk zijn zitten industriëlen.” Ook in de regio Kempen zijn er bedrijven met een streekidentiteit. Een voorbeeld is het bedrijf Janssen Pharmaceutica. Volgens Unizo komt de drive voor samenwerking inzake streekontwikkeling zelfs vooral uit deze hoek, waarbij bedrijven die zich verbonden voelen met de streek nadenken over hoe ze de regio kunnen ondersteunen en helpen ontwikkelen. Unizo geeft aan dat het Strategisch Plan Kempen uit dit gedachtegoed gegroeid is. In het Gentse zijn er geen voorbeelden van bedrijven die zich opwerpen voor de streek. Dit heeft voor een deel te maken met de aanwezigheid van de haven, waarin zich vooral multinationals vestigen die geen voeling hebben met de regio. De afwezigheid van een streekidentiteit die we vaststellen onder de lokale actoren, is dus ook merkbaar op economisch vlak. Het ACV geeft aan: “We hebben geen bedrijven die zich profileren als trekker voor de streek.”

2. Schaalfactoren

Het element schaal speelt op meerdere vlakken. In eerste instantie merken we de impact van de schaal van de lokale besturen en met name hun onderlinge verhoudingen. In het Gentse zijn de schaalverschillen groot en wordt de grote schaal van de stad door de andere lokale besturen in de regio als dominant ervaren. Het ACV geeft aan: “In Gent is het voor een stuk de mist ingegaan omdat de discrepantie te groot was.” Daarnaast is

Page 96: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 94 ׀

schaal gekoppeld aan bestuurskracht. Een voldoende schaalgrootte levert voldoende bestuurskracht. Hierdoor heeft de stad het RESOC vaak niet nodig, omdat ze zaken zelf kan of omdat ze voldoende eigen kanalen heeft om haar partners en de hogere overheid te bereiken. In de twee andere regio’s zijn de schaalverhoudingen meer in balans. Een tweede element betreft de recente opschaling bij een aantal sociale partners naar het provinciale niveau. Enerzijds heeft dit gevolgen voor de regionale betrokkenheid. Een mogelijk effect van de opschaling is dat er provinciale vertegenwoordigers naar de RESOC-SERR vergadering komen in plaats van regionale vertegenwoordigers. Deze personen worden ook afgevaardigd naar de andere RESOC-SERR in de provincie. Er zijn dus meer thema’s die zij liever provinciaal behandeld zien en er is minder voeling met de streek. De voorzitter van RESOC ZWV geeft aan: “Die spanning zit er meer op dan vroeger.” Daarnaast heeft de interne herstructurering volgens de coördinator van RESOC-SERR Kempen als gevolg dat de aandacht en energie van de medewerkers in de eerste plaats uitgaat naar de (veranderde) interne werking. “Wat wij ook vaststellen is dat de basiswerking van die verschillende organisaties al hun aandacht opslorpt.” Het is niet dat de partners geen belang hechten aan streekwerking, maar door een gebrek aan personeelscapaciteit kunnen zij het engagement niet altijd waarmaken, aldus de coördinator. Een derde aspect is wat we benoemen als de politieke schaal. Ook op politiek vlak is er een opschaling merkbaar, waarbij lokale mandatarissen zich minder identificeren met de regio en meer interesse tonen voor het centrale beleidsniveau. Vroeger waren er meer parlementairen in de streek die de bezorgdheden van de regio meenamen naar het centrale beleidsniveau, mede omdat ze zich via streekdossiers trachtten te profileren. Nu is dit veel minder het geval. Een laatste aspect van schaal is de ligging van de regio en haar ruimere inbedding. Dit element heeft een invloed in de regio Kempen met haar ligging t.o.v. de grootstad Antwerpen. De sterke streekidentiteit in de Kempen is naar eigen zeggen deels te verklaren door een defensieve houding tegenover Antwerpen. “Dat is misschien omdat wij altijd een gebied zijn geweest dat aan de rand van de ontwikkeling lag en we hebben altijd moeten vechten om een kruimel te krijgen” (ACV). Ook Unizo spreekt over het Kalimero-effect ten opzichte van de grootstad. “Als Kempen daar een beetje in een achtergestelde positie? dus is het wel heel goed dat je u samen begint te bundelen en een eigen visie begint te ontwikkelen.”

Page 97: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 95 ׀

3. Politieke factoren In de regio Gent vinden de verschillende politieke partijen elkaar niet en dit heeft een negatief effect op de streekdynamiek. Illustratie hiervan is onder andere de afwezigheid van het burgemeestersoverleg in het Gentse, daar waar de regio Kempen en de regio Zuid-West-Vlaanderen wel een goed functionerend burgemeestersoverleg kennen. Nochtans heeft de burgemeester van Gent (Daniël Termont, SP.A) volgens een aantal partners in het verleden meerdere pogingen ondernomen om dergelijk overleg op te starten. Het ACV stelt: “Ik denk dat Termont dat echt gemeend heeft. Het rare is ze komen gewoon niet die andere burgemeesters.” Hier spelen mogelijks ook andere verklaringen, met name de eerder besproken schaalverhoudingen en het wantrouwen van de kleinere gemeenten tegenover de grootstad. De coördinator van RESOC-SERR Gent merkt echter nog een andere reden voor de afwezigheid van het burgemeestersoverleg. “Hier zitten behoorlijk wat CD&V burgemeesters in de buurt en die zijn dan op een bepaald moment terug gefloten voor dat overleg. Dus ik weet dat daar inspanningen op de plank lagen en dat men een aantal stappen wou doen, maar daar speelt dan uiteraard dat soort dingen.” De afwezigheid van het burgemeestersoverleg is een gemis voor de regio, stelt de coördinator. “Dat zou een soort statement moeten maken naar het belang van regionaal overleg. Als dat gecoverd is door die burgemeesters, die twee keer op een jaar samenzitten meer moet dat niet zijn, dan heb je veel meer impact naar ambtenaren en schepenen om te zeggen ‘we zijn hier met iets bezig dat we in dat burgemeestersoverleg afgesproken hebben’.” Ook in de regio Zuid-West-Vlaanderen spelen partijpolitieke verhoudingen een rol. Waar lange tijd de CD&V de streek politiek domineerde, is er sinds de gemeente- en provincieraadsverkiezingen van 2012 sprake van een divers politiek landschap. “De krachtsverhoudingen zijn grondig herschikt na de gemeenteraadsverkiezingen” (ABVV). Volgens een aantal partners hebben de recente lokale verkiezingen een politieke aardbeving veroorzaakt in de streek. Het politiek moreel leiderschap dat de streek kenmerkte, via voormalig burgemeester van Kortrijk Stefaan De Clercq (CD&V), is volgens een aantal partners op dat moment weggevallen. “Hij was een beetje de leidersfiguur voor de regio en hij kon dat ook waarmaken voor de regio in Brussel” (VOKA). Ook ABVV stelt: “Hij kon dingen doen bewegen en voor een stuk zijn eigen agenda op de achtergrond plaatsen om de regionale belangen te gaan kaderen.” Volgens VOKA zit de regio momenteel in een fase waarbij de evenwichten opnieuw moeten gevonden worden. Dit betekent volgens de partners evenwel niet dat er geen goede contacten zijn tussen de verschillende politieke families.

Page 98: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 96 ׀

In de regio Kempen is er volgens de coördinator geen sterke invloed van overlegorganen zoals het overleg van Kempense parlementairen of het burgemeestersoverleg. Het burgemeestersoverleg wordt getrokken door IOK maar wordt door de intercommunale niet structureel gebruikt om terug te koppelen over zaken die in het RESOC behandeld worden of om op een systematische basis over thema’s inzake streekontwikkeling te overleggen. Er is dus sprake van een beperkte link met het RESOC. Uiteraard zijn er voor bepaalde thema’s wel inhoudelijke parallellen te merken tussen het RESOC overleg en het burgemeestersoverleg.

4. Aanwezigheid van andere streekactoren

Het onderzoek toont aan dat de positie van het RESOC en het gedrag van actoren binnen het netwerk, deels wordt verklaard door de aanwezigheid van andere bovenlokale organisaties in de regio. Deze contextfactor werkt in elke onderzochte regio op zijn eigen manier door. Kenmerkend voor de regio Zuid-West-Vlaanderen is de aanwezigheid van de intercommunale Leiedal. Tussen RESOC en Leiedal is sprake van een intense wisselwerking. Zo zetelen vertegenwoordigers van beide organisaties in elkaars bestuur, gaan de bestuursvergaderingen van het RESOC door in de kantoren van Leiedal en bestaat er een systeem van trekkingsrechten tussen RESOC en Leiedal.19 Dit laatste houdt in dat het RESOC voor een vastgelegd bedrag per jaar beroep kan doen op het personeel van Leiedal, vb. voor het laten uitvoeren van een studie. “Dan kan Leiedal dat sponsoren aan de hand van personeelsuren.” Over het algemeen is er sprake van een goede verstandhouding tussen RESOC en Leiedal. De historisch verworven positie van Leiedal als regionaal bestuur zorgt echter ook wel eens voor spanningen tussen beide organisaties. Volgens sommige partners wil de intercommunale zich ook op beleidsmatig vlak positioneren, terwijl haar kerntaak eigenlijk uitvoerend en dienstverlenend is. Een aantal sociale partners zijn het er niet mee eens dat Leiedal zich deze positie toe-eigent omdat zij niet meer volwaardig in de organisatie vertegenwoordigd zijn, zoals dit vroeger wel het geval was. Dit maakt volgens hen dat het draagvlak in Leiedal minder sterk is dan in het RESOC. De RESOC-voorzitter geeft aan: “Je voelt wel aan dat men op een aantal dossiers ons wel weet te vinden. […] het is niet zo dat Leiedal dat zomaar kan overnemen.” Volgens Leiedal is het echter noodzakelijk dat de intercommunale ook nieuwe thema’s gaat aanboren omdat een aantal zaken die vroeger lokaal te behandelen waren, dit

19 Vanaf 2015 hebben de RESOC –SERR medewerkers hun kantoor bovendien niet langer in het

Streekhuis van de provincie maar in de burelen van Leiedal.

Page 99: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 97 ׀

vandaag niet meer zijn, “zonder dat je met je buur en met de streek gaat praten.” Volgens een aantal actoren zorgt de brede inhoudelijke werking van Leiedal soms voor overlap tussen beide organisaties. De RESOC-voorzitter geeft aan: “Met de ambetantigheid dat sommige dossiers zowel op Leiedal als op RESOC komen omdat de twee structuren naast elkaar bestaan. Daarom zijn we nu op zoek naar afstemming omdat je sommige dingen dubbel doet.” Leiedal is het hier echter niet mee eens aangezien het RESOC geen uitvoerend orgaan is. De intercommunale is wel van mening dat er meer eenheid moet zijn in de aansturing van de verschillende regionale organisaties, zodat de efficiëntie kan verhoogd worden. “Ik merk dat de verschillende structuren meer dan vroeger afzonderlijk aangestuurd worden wat betekent dat de spreidstand waarmee je vooruit geraakt veel groter wordt” (Leiedal). Leiedal duidt hier met name op de aanwezigheid van de politiek aangestuurde organisaties (de intercommunale, het RESOC en de conferentie van burgemeesters) en de provincie. Een van de sociale partners merkt op: “De vraag is waar zijn we mee bezig, we zijn bezig met structuren naast elkaar te zetten. En in de ene structuur houd je geen rekening met het werk van de andere want RESOC weet niet wat er gebeurt in het overleg met de burgemeesters.” Leiedal is van mening dat die rol moet opgenomen worden door de organisatie die daar het beste voor geplaatst is in de streek. “Je moet kijken waar er een basis is en een sterke onderbouw om dingen te organiseren.” Volgens Leiedal is RESOC hier niet voor geschikt gezien haar beperkte capaciteit en haar functie als overlegplatform. Ook een andere partner stelt: “Maar dat is het ook dat RESOC heel weinig personeel heeft terwijl Leiedal een grotere intercommunale is zodanig dat in de uitvoering van het streekpact en wie dan het echte werk doet, behalve die paar mensen RESOC en SERR, dat we dan een beroep moeten doen op Leiedal of op anderen om in samenspraak te zien wie wat doet voor het uitvoerende werk.” Ook in de Kempen zijn meerdere regionale organisaties actief op het domein van streekontwikkeling. We wezen reeds op de historisch verworven positie van IOK en de sterke aanwezigheid van de intercommunale in het RESOC. Naast het RESOC en IOK zijn er nog andere regionale structuren aanwezig, waaronder de Strategische Projectorganisatie Kempen (SPK), de Kempense Innovatieraad (KIR) en de stadsregio Turnhout. Toch werkt het naast elkaar bestaan van meerdere structuren volgens de RESOC-SERR coördinator niet contraproductief. De coördinator geeft aan dat elke actor zijn eigen terrein en niche heeft. De coördinator spreekt van een duidelijke rolbepaling tussen de verschillende structuren.

Page 100: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 98 ׀

De unieke positie van het RESOC schuilt volgens de partners in het feit dat de organisatie zich neutraal en onafhankelijk kan opstellen. Het ACV geeft aan: “De partners treffen elkaar dus ook op andere plekken maar de meerwaarde is dat je eigenlijk als onafhankelijke organisatie het grote kader kan uittekenen.” De onafhankelijke positie van het RESOC wordt bewaakt door het feit dat het RESOC zich niet opwerpt als projectorganisatie. “In onze streek is er heel duidelijk de keuze gemaakt dat wij geen projectorganisatie zijn en geen projecten doen omdat wij in onze regio andere organisaties hebben die dat doen” (coördinator). Dit zijn de eerder aangehaalde organisaties, maar ook individuele partners zoals VOKA of de vakbonden. De POM is afwezig in de regio Kempen als projectorganisatie. In de regio is er sprake van een historisch gegroeid gentleman’s agreement tussen de POM en IOK dat de Kempen behoort tot het terrein van IOK en dat de POM zich meer richt op Mechelen en de Antwerpse rand. “Je ziet dat daar dan door dat agreement, en ik kan dat wel begrijpen, toch wel de dynamiek niet op eenzelfde lijn wordt gespeeld over gans de provincie Antwerpen” (VOKA). VOKA betreurt dit omdat de POM ook initiatieven neemt waar de Kempense ondernemers baat bij kunnen hebben. Dit betekent evenwel niet dat er geen samenwerking tussen IOK en de POM mogelijk is. Tot slot zijn er ook in de regio Gent meerdere streekactoren aanwezig. We wijzen in eerste instantie op de aanwezigheid van de stad Gent, die naast een partner in het RESOC ook een sterke actor is met een regionale impact op heel wat domeinen. In de schoot van de stad bestaat het partnerschap Gent stad in Werking. Voor een deel treedt er inhoudelijk overlap op tussen de RESOC-SERR werking en GsiW, o.a. op het domein van tewerkstellingsbeleid. Daarnaast uiten een aantal sociale partners een voorkeur voor het partnerschap GsiW. Ook de VDAB merkt vaak een sterker engagement vanwege de sociale partners in GsiW. Nochtans kan het RESOC-SERR volgens de coördinator van Gent een meerwaarde betekenen omdat het netwerk ook oog heeft voor de betrokkenheid van de omliggende gemeenten en dit is minder het geval voor GsiW, dat vooral op de stad gericht is. Kenmerkend is daarnaast de aanwezigheid van provinciale structuren zoals de Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij (POM) en de Economische Raad voor Oost-Vlaanderen (EROV). De POM is vooral actief voor de ontwikkeling van bedrijventerreinen. Het EROV is een extern verzelfstandigd agentschap dat zich voornamelijk richt op het stimuleren van ondernemerschap in de provincie. Beide organisaties zijn ook actief als projectorganisator in de regio. De RESOC-SERR coördinator geeft aan: “Hier [in de provincie Oost-vlaanderen] zit je met de RESOC’s, met de POM, met het EROV, en die proberen allemaal een bestaansrecht te bewijzen met

Page 101: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 99 ׀

gevolg dat je met die verschillende actoren op dezelfde terreinen komt en dat botst, dat kan niet anders.” We merken op dat de provincie Oost-Vlaanderen zich vooral betrokken voelt bij de werking van de POM en het EROV eerder dan bij het RESOC. De coördinator vervolgt: “En de provincie is natuurlijk niet geneigd om het RESOC ertussen te laten. Dus vb. op vlak van initiatieven nemen voor projecten zegt Oost-Vlaanderen heel duidelijk ‘afblijven’”. Desondanks is er wel mogelijkheid tot samenwerking tussen het RESOC en de POM. De coördinator geeft het voorbeeld van de projecten ‘competentietrotter’ en ‘HR-Unlimited’. Tot slot is er de aanwezigheid van de Gentse Haven, waar zich volgens de partners een eigen dynamiek ontwikkelt waarbij ondernemingen elkaar vinden (zie vb. VeGHo, de Vereniging voor Gentse Havengebonden Ondernemingen).

> 2.4.2. Invloed op het central beleidsniveau

Ook het optreden van de Vlaamse overheid ten aanzien van de regionale structuren voor streekontwikkeling wordt beïnvloed door een aantal externe factoren. De geïnterviewde beleidsactoren wijzen in de eerste plaats op de impact van de zesde staatshervorming (1 juli 2014) en het overdragen van een aantal bevoegdheden van federaal niveau naar het niveau van de deelstaten. De respondenten merken op dat dit proces momenteel alle energie van de Vlaamse overheid opslorpt, zowel op het politieke niveau als bij de administratie. Het debat over de toekomstige positie van de RESOC-SERR wordt hierdoor doorkruist door andere, meer prioritaire, dossiers. De lokale partners verwijzen met name naar de algemene opstelling van de Vlaamse overheid. De lokale actoren merken een sterke tendens vanuit Vlaanderen om te centraliseren en vinden dat de overheid te weinig gebruik maakt van het subsidiariteitsbeginsel, waarbij bevoegdheden worden overdragen naar het regionale en het lokale niveau. Een sociale partner geeft aan: “Ik heb het gevoel dat men een sterk Vlaanderen wilt en zij dicteert alles. Ik noem dat soms, de graaf van Vlaanderen gaat dan weer op zijn paard terugrijden en kijken of zijn vazallen alles goed uitvoeren.” De provincie West-Vlaanderen spreekt over het “jacobinisme van de Vlaamse administratie” en een Vlaamse overheid “die alles maar opzuigt om zoveel als mogelijk zichzelf belangrijk te tonen”. Volgens de provincie neemt de kloof tussen de lokale realiteit en het Vlaams beleid hierdoor toe. Ook het ABVV in Zuid-West-Vlaanderen geeft aan: “Als Vlaanderen een stap vooruit wil moet ze het subsidiariteitsbeginsel correct gaan toepassen.” Volgens n van de partners is dit een tendens die men ook bij andere jonge staatkundige structuren aantreft.

Page 102: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 100 ׀

3. Hoofdstuk 3: Analyse van de SERR werking

Hoofdstuk 3 analyseert de Sociaaleconomische Raad van de Regio (SERR), als tweede component van het regionale netwerk voor streekontwikkeling RESOC-SERR. We merken op dat de ontleding van de SERR werking minder uitgebreid is dan de analyse van het RESOC. Waar een meerderheid van de sociale partners een meerwaarde ziet in het tripartiete streekoverleg, is dit vaak veel minder het geval voor het sociaal overleg. Een aantal partners zijn hier zeer duidelijk over. “Die SERR, dat is een verplicht nummertje voor iedereen die rond de tafel zit” (VOKA ZWV). De analyse van de SERR ‘s is hierdoor meer eenduidig dan deze van de RESOC ’s. We gaan daarom meteen van start met een comparatieve analyse van de prestaties en lokale dynamiek over de drie bestudeerde regio’s heen (Gent, Kempen en Zuid-West-Vlaanderen).

> 3.1. Analyse van de netwerkprestaties

De Sociaaleconomische Raad van de Regio organiseert het sociaal overleg tussen werkgevers en werknemers en wordt belast met een aantal adviesopdrachten. Daarnaast heeft de SERR een uitvoerende opdracht in het kader van het beleid rond de Evenredige Arbeidsdeelname en Diversiteit (EAD).

> 3.1.1. Het advies over het Jaarlijks Ondernemingsplan van de

VDAB

In het beschrijvende deel gaven we reeds een overzicht van de wettelijke toegekende adviesbevoegdheden van de SERR zoals voorzien bij de oprichting in 2004 en de actuele stand van zaken. Hieruit blijkt dat een aantal adviesopdrachten ondertussen afgeschaft zijn en/of overgeheveld naar het Vlaamse beleidsniveau. In de interviews peilden we voornamelijk naar de perceptie van de lokale partners over de waarde van de adviesopdracht inzake het Jaarlijks Ondernemingsplan van de VDAB, dit gezien de focus van het onderzoek op de relatie tussen het regionale netwerk en de Vlaamse overheid. Het jaarlijks advies over het ondernemingsplan van de VDAB heeft als doel om een aantal regionale bekommernissen op het vlak van tewerkstellingsbeleid te ventileren, en dit met de doelstellingen uit het streekpact in het achterhoofd. De VDAB hanteert hierbij een top-down aanpak, waarbij de SERR de mogelijkheid heeft om per strategische en

Page 103: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 101 ׀

operationele doelstelling uit de beheersovereenkomst een aantal opmerkingen te formuleren. Als een gevolg van de interne herstructurering bij de VDAB (2012), worden er niet langer adviezen gegeven op het regionaal ondernemingsplan maar op het provinciaal JOP. Ter illustratie geven we in tabel 16 een aantal adviezen van SERR Gent op het Provinciaal JOP 2015. Tabel 16: Adviezen Provinciaal JOP VDAB 2015 (SERR Gent)

Strategische doelstelling

Operationele doelstelling

Advies

SD 2 Algemeen Loopbaan denken stimuleren zowel bij werkzoekenden, werknemers als werkgevers door VDAB, RESOC, lokale besturen, sectoren,... - werknemers/wz'en moeten ook leertijd krijgen om loopbaan te vormen - aandacht voor competenties - aandacht voor kwetsbare doelgroepen

SD 3 Algemeen Betere afstemming tussen VDAB accountmanagers en de projectontwikkelaars loopbaan- en diversiteitsbeleid van SERR arr. Gent-EEKLO

SD 4 Doelstelling 16 Blijvend promoten van werkplekleren bij de werkgevers bv. Roadshow RESOC i.s.m. VDAB, acties naar kleine zelfstandigen,…

De coördinator van RESOC-SERR Gent geeft aan dat zijn medewerkers vroeger veel tijd spendeerden aan de opmaak van de adviezen. Omwille van de beperkte terugkoppeling door de VDAB werd echter beslist om hiermee

Page 104: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 102 ׀

te stoppen. Sinds enkele jaren worden enkel nog puntsgewijs een aantal opmerkingen meegegeven. “De ervaring was: als ze toch niet luisteren gaan we ons niet moe maken. We hebben ooit eens dezelfde opmerkingen als het jaar voordien ingediend. Dat is frustrerend” (ACV). Vanuit dezelfde bedenking formuleert SERR Kempen sinds 2014 een gezamenlijk advies over het JOP samen met de andere SERR’s in de provincie (SERR Antwerpen en SERR Mechelen). De coördinator van RESOC-SERR Kempen stelt: “Wij merken absoluut geen effect van de adviezen die wij geven.” De coördinator trekt deze vaststelling door naar de andere adviesopdrachten: “Dat is een algemene opmerking over de adviesrol van RESOC-SERR. Wat wordt daar nu mee gedaan? Dat is heel ontnuchterend.” De coördinator van RESOC-SERR Zuid-West-Vlaanderen vindt het wel belangrijk om voldoende aandacht te besteden aan de opmaak van kwaliteitsvolle adviezen. Er wordt door de SERR ook telkens om terugkoppeling gevraagd. De coördinator geeft aan: “De vertegenwoordiger van de VDAB heeft de input die we gegeven hebben in 2014 overlopen met ons. En op basis daarvan hebben we een geactualiseerde input gegeven voor 2015. Wisselwerking is dus heel belangrijk.” De coördinator is van mening dat de adviezen wel een meerwaarde hebben. “Wij geven input en verwachtingen en in de mate van het mogelijke stellen we vast dat daar rekening mee gehouden wordt.” Eén van de respondenten is van mening dat de VDAB een verkeerde aanpak hanteert voor het vragen van adviezen. In plaats van de huidige top-down aanpak, zou het effectiever zijn dat de VDAB met de lokale partners (sociale partners en lokale besturen) rond de tafel gaat zitten en peilt naar de lokale bekommernissen. “Een van onderuit opgebouwd advies is veel zinvoller dan wat nu gedaan wordt.” Zowel in de regio Gent, Kempen als Zuid-West-Vlaanderen staan veel partners dan ook kritisch tegenover de waarde van het JOP advies. Tabel 17 geeft ter illustratie enkele citaten weer. Tabel 17: Meningen van de sociale partners over de waarde van het JOP advies

Gent “Ik denk niet dat wij enige invloed hebben op het plan van de VDAB.” (VOKA)

“Het is niet louter een ritueel. Men probeert daar wel rekening mee te houden.” (UNIZO)

“Wij gaan altijd met goede moed naar die vergaderingen maar eigenlijk an sich hebben wij daar niets te zeggen.”

(ABVV)

Kempen “Dan kan je opnieuw de vraag stellen als je geen meerwaarde

Page 105: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 103 ׀

vanuit de regio in dat plan kan krijgen, dan ben je bijna met bezigheidstherapie bezig.”

(UNIZO) “Als wij nu op provinciaal niveau nadenken samen met de

VDAB over hoe die invulling verder gaat gebeuren, is dat voor ons evenveel waard dan dat we het echt individueel per regio

doen.” (VOKA)

ZWV “Maar dan zie je dat je nog zoveel opmerkingen mag geven, in Brussel wordt dat toch aan de kant geschoven, men kijkt daar

niet naar. Wat voor zin heeft dat dan?” (VOKA)

“Over het jaarlijks plan van de VDAB ga ik kort zijn, we geven adviezen daarop maar we weten dat dat weinig of geen effect

heeft.” (ABVV)

Stelling 8 uit de vragenlijst peilt naar de mening van de partners over de adviesopdracht inzake het JOP. De stelling luidt: ‘Het advies over het Jaarlijks Ondernemingsplan van de VDAB is louter een formaliteit.’ Grafiek 6 geeft de verdeling van de antwoorden weer. Hieruit blijkt dat een meerderheid van de partners weinig tot geen meerwaarde ziet in de adviesopdracht. De partners van SERR Zuid-West-Vlaanderen zijn iets positiever dan hun collega’s uit de andere regio’s. Dit is mogelijks gelinkt aan de eerder aangehaalde opstelling van de RESOC-SERR coördinator. Grafiek 6: Antwoordenverdeling op stelling 8 (Advies JOP als formaliteit)

0

2

4

6

8

10

ZWV

Kempen

Gent

Page 106: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 104 ׀

De VDAB vindt de kritiek van de lokale sociale partners niet terecht. Fons Leroy geeft aan: “Ze hebben elk jaar inspraak in de totstandkoming van het jaarlijks ondernemingsplan, dat is het belangrijkste instrument van de VDAB, waar zowel de centrale als de decentrale acties worden ingezet.” De gedelegeerd bestuurder merkt echter op: “Maar er is een verschil tussen inspraak hebben en je goesting krijgen.”

> 3.1.2. Het voeren van sociaal overleg

Artikel 13 § 3 van het ERSV decreet stelt dat de SERR de bevoegdheid heeft voor het plegen van overleg tussen werkgevers- en werknemersorganisaties over aangelegenheden met een sociaaleconomische dimensie. De meningen over het invullen van deze opdracht en het aangrijpen van de SERR als forum voor sociaal overleg in de regio, verschillen. Volgens de coördinator van RESOC-SERR Gent slagen de sociale partners erin om elkaar te vinden rond regionale arbeidsmarktproblematieken. Het gaat hierbij volgens de coördinator zowel over dossiers die door de SERR voorgesteld worden als om issues die de partners zelf aandragen. Ook het ACV Kempen vindt de SERR een nuttig orgaan, meer bepaald om de verschillende visies die er bestaan over de aanpak van de werkloosheidsproblematiek in de regio te ventileren. De coördinator van RESOC-SERR Kempen geeft echter aan dat de SERR-werking zeer moeizaam verloopt. VOKA Kempen stelt: “Het SERR luik mag van ons uitdoven.” Het bestuur van SERR Kempen heeft in 2014 dan ook beslist om geen aparte bestuursvergaderingen meer te organiseren voor de SERR maar deze te integreren in de RESOC vergaderingen. In Zuid-West-Vlaanderen geeft het ACV aan: “In feite zou de SERR, en daar slagen we onvoldoende in, dat is dat je met werkgevers en werknemersorganisaties samen moet zitten die over bepaalde thema’s zoeken hoe we daaruit kunnen geraken.” Ook een andere sociale partner stelt: “die SERR dat is een klucht voor iedereen die rond de tafel zit.” Ook de VDAB ondervindt dat de sociale partners op regionaal niveau te weinig toenadering zoeken tot elkaar. Fons Leroy geeft aan: “Er zijn regio’s met bijzonder zware economische uitdagingen maar waar de sociale partners niet samen spreken.” Volgens de VDAB slagen de sociale partners er vaak te weinig in om hun eigen doelstellingen te overstijgen en samen na te denken in functie van de gezamenlijke uitdagingen voor de streek.

> 3.1.3. De uitvoerende opdracht EAD

De uitvoeringsopdracht EAD betreft prioritair de inzet van loopbaan- en diversiteitsplannen (LDP) in bedrijven, organisaties en lokale besturen in de

Page 107: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 105 ׀

regio. Daarnaast staan de projectontwikkelaars in voor de ontwikkeling en begeleiding van diversiteitsacties. De opdracht wordt over het algemeen vrij positief beoordeeld door de bevraagde sociale partners. Partners geven aan dat de opgestelde convenant tussen het provinciale ERSV en de Vlaamse minister van werk voldoende ruimte laat voor lokale klemtonen inzake de concrete implementatie van diversiteitsplannen. De accenten betreffen onder meer de keuze van doelgroepen en/of sectoren die prioritair benaderd worden. “Die convenants zijn ook niet zodanig dwingend dat je er geen kanten meer mee uit kunt. Het zijn zeer algemene pas-partouts” (UNIZO Gent). De convenant bepaalt een quotum van het aantal plannen dat jaarlijks op het niveau van het ERSV moet uitgeschreven worden. De opgelegde quota zijn in elke onderzochte regio volgens de coördinatoren vlot haalbaar, waardoor de projectontwikkelaars in de praktijk ook ingeschakeld worden voor de opvolging van de doelstellingen uit het streekpact (RESOC-werking). Sociale partners wijzen in elke regio op de goede onderlinge contacten waardoor de projectontwikkelaars veelal vlot toegang hebben tot ondernemingen. Enerzijds voeren de sociale partners zelf promotie voor diversiteitswerking, anderzijds beschikken de PO’s over een uitgebreid netwerk en expertise. “Ze worden dus gewoon gevraagd waardoor je veel tijd uitspaart” (ABVV ZWV).Tabel 18 geeft per SERR een overzicht van de klemtonen en de opgelegde quota voor de huidige convenantsperiode (2013-2015). Zoals eerder vermeld worden de quota bepaald op basis van het aantal PO’s dat aan de SERR toegewezen is. Tabel 18: Regionale prioriteiten en quota voor de uitvoeringsopdracht EAD per convenant (2013 – 2015)

Regio Quota voor 2013 Regionale prioriteiten

Gent 36 nieuwe begeleidingen

1. Horeca 2. Instroom van nieuwe

Europeanen 3. Ongekwalificeerde

uitstroom Kempen 54 nieuwe

begeleidingen Accenten worden bepaald in

jaaractieplannen (vb. sectorale accenten onderwijs en zorg of

tewerkstelling 50+) ZWV 45 nieuwe

begeleidingen 1. Allochtonen 2. Leeftijdsbewust

personeelsbeleid

De projectontwikkelaars voeren prospectie naar ondernemingen, de sociale partners geven een advies over de implementatie van de plannen. In de praktijk vindt dit overleg meestal plaats in de Regionale Commissie

Page 108: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 106 ׀

Loopbaan- en Diversiteitsbeleid (RCLD). Enkel de dossiers waar er problemen rond zijn, worden nog behandeld binnen de SERR. De andere adviezen worden enkel pro forma op het bestuur gebracht. Bij een verdeeld advies van de regio heeft de Vlaamse overheid het laatste woord. Het departement WSE stelt dat verdeelde regionale adviezen in de regel positief beoordeeld worden door de overheid. Deze praktijk komt echter zelden voor. Over het algemeen slagen de sociale partners in de drie regio’s erin elkaar te vinden. n van de partners in het Gentse geeft aan: “Deze regio is een kalme regio in die zin dat er af en toe wel eens discussie is maar er wordt niet zo scherp gespeeld. Soms hoor ik eens van andere regio’s dat er veel meer tegenstellingen zijn tussen werkgevers en werknemers over opportuniteiten. Wat dat betreft zijn wij een zeer amicale regio en maken we daar niet te veel spel van” (Unizo). De sociale partners zien zowel een aantal voor- als nadelen in de toekenning van deze opdracht aan de SERR. Een eerste voordeel dat aangehaald wordt, is de neutrale positie van de SERR, waardoor een onafhankelijke werking van de projectontwikkelaars (meer) gewaarborgd is dan wanneer de PO’s zouden tewerkgesteld zijn in de schoot van de VDAB of verbonden aan één van de sociale partners. Daarnaast is het diversiteitsbeleid van ondernemingen een thema dat zowel werkgevers als werknemers aanbelangt en het is dus belangrijk dat sociale partners hierover met elkaar in overleg kunnen treden. De SERR biedt hiervoor het geschikte platform. Tot slot zijn er veelvuldige contacten tussen de PO’s en de medewerkers van het RESOC, waardoor de thematiek ook kan ingebed worden in de ruimere doelstellingen van het streekpact. De coördinator van RESOC-SERR Gent stelt dat SERR Gent een stap verder gaat dan de wettelijke opdracht. “Dus we zijn niet alleen bezig met het EAD beleid schrijf uw plannen punt. Neen we zijn bezig met hoe het EAD beleid er in de toekomst uit moet zien. Wat als je nieuwe kansengroepen ziet, we zijn nu bijvoorbeeld gevraagd om iets te gaan doen rond tewerkstelling van Roma’s in Gent” (coördinator). Niet alle partners zijn echter even positief. Vanuit werknemerskant is n van de partners van mening dat het diversiteitsbeleid vroeger een grotere meerwaarde kende, gezien het sterker verbonden was aan het kansengroepenbeleid dan vandaag het geval is. Volgens deze partner ligt de klemtoon in de huidige plannen sterker op het aspect ‘loopbaan’ dan op het aspect ‘diversiteit’. De naamsverandering van diversiteitsplannen naar loopbaan- en diversiteitsplannen sinds 1 juli 2013, vormt hiervan volgens deze partner een illustratie. Een andere respondent stelt zich de vraag waarom het diversiteitsbeleid ook op SERR niveau invulling moet krijgen, gezien er reeds veel andere actoren in Vlaanderen met de thematiek bezig zijn. “In Vlaanderen zijn er honderden mensen bezig met diversiteit. Dus er

Page 109: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 107 ׀

zijn er meer bezig om mensen van die doelgroepen aan het werk te houden dan dat we er jaarlijks zelf in die doelgroep aan het werk krijgen. Dan kan je daar de vraag stellen, hoe is dat beleid in Vlaanderen georganiseerd?” (UNIZO Kempen). Dit zijn dan bijvoorbeeld de diversiteitsconsulenten van de vakbonden of de consulenten van Jobkanaal vanuit werkgeverskant. Een andere partner vult aan en is van mening dat de implementatie van het diversiteitsbeleid via de SERR leidt tot dubbel werk en dus een verspilling van overheidsmiddelen inhoudt. “Wat zou er gebeuren mochten deze mensen hier niet meer zitten. Zouden de bedrijven daar minder goed van zijn? Ik denk het niet” (VOKA ZWV). Ook de VDAB is van mening dat er meer afstemming moet zijn tussen de verschillende actoren die actief zijn rond het kansenbeleid. “Waarom bestaat er niet één toolbox waar iedereen ook verplicht in een systeem ingeeft welk bedrijf men bezoekt zodanig dat een bedrijf niet twee keer wordt lastig gevallen” (Fons Leroy). De VDAB stelt dat ze bereid is haar toolbox ter beschikking te stellen van de andere actoren op voorwaarde dat dit omgekeerd ook gebeurt. We verwijzen in dit kader ook naar een recent onderzoek over de evaluatie van loopbaan- en diversiteitsplannen, uitgevoerd door IDEA Consult (oktober 2014). In het rapport wordt de doelmatigheid van het instrument LDP zeer positief geëvalueerd. Dit kan enigszins in contrast lijken te staan met de bedenkingen die de sociale partners in dit onderzoek uiten. We merken echter op dat de focus van het IDEA onderzoek ligt op de boordeling van het instrument LDP en dat het onderzoek vertrekt vanuit een organisatieperspectief. Organisaties met een LDP werden bevraagd via een enquête. Daarnaast vonden er interviews plaats met diverse stakeholders, waaronder het Team Diversiteit en Duurzaam Organisatiebeleid van het Departement WSE, enkele projectontwikkelaars van SERR, diversiteitsconsulenten van de vakbonden en consulenten van Jobkanaal (zie IDEA 2014: 9). De bevindingen in dit onderzoek steunen daarentegen op de mening van de sociale partners die vertegenwoordigd zijn in het bestuur van een SERR en die instaan voor de beoordeling van de plannen in de RCLD. We stellen vast dat het perspectief van deze stakeholders niet volledig overeenstemt met dit van de organisaties en projectontwikkelaars die bevraagd werden in het IDEA onderzoek.20

20 Het IDEA rapport is te raadplegen via deze link:

http://www.werk.be/onderzoek/onderzoeksprojecten/onderzoeksprojecten-2012-2015/onderzoeksproject-2014-evaluatie-loopbaan-en-diversiteitsplannen-idea-consult

Page 110: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 108 ׀

> 3.1.4. Uitvoering van projecten door SERR Gent

De inzet van de projectontwikkelaars EAD voor de coördinatie van projecten betreft een specifieke Gentse klemtoon die we niet in SERR Kempen of SERR Zuid-West-Vlaanderen aantreffen. Het initiatief komt vanuit de lokale partners die op deze manier trachten om een aantal nuttige zaken op vlak van arbeidsmarktbeleid te realiseren. Enkel VOKA is sceptisch en stelt dat het uitvoeren van projecten niet tot de kerntaak van de SERR behoort. Het ACV stelt dan weer: “Dat was een keuze om toch nog op het terrein actief te zijn en ook nog om op een andere manier de vinger aan de pols te houden of het verschil nog te maken.” De RESOC-SERR coördinator geeft aan dat de projecten op meerdere vlakken noodzakelijk zijn. Ten eerste zorgt dit voor meer uitdaging en voldoening voor de PO’s, die op deze manier meer kunnen betekenen dan enkel het uitschrijven van diversiteitsplannen. Daarnaast is er ook sprake van een financiële noodzaak. “Mochten we vandaag geen ESF projecten meer doen ik denk dat wij minstens 50.000 à 70.000 euro verlies zouden draaien.” Tot slot levert de SERR hierdoor naar eigen zeggen baanbrekend werk voor Vlaanderen omdat er op een aantal vlakken nagedacht wordt hoe het arbeidsmarktbeleid er in de toekomst moet uitzien. Nieuwe projectvoorstellen worden steeds voorgelegd aan het bestuur. Het is namelijk belangrijk om de partners mee te hebben zodat het project gedragen is, klinkt het. Ook bij de uitvoering van de projecten worden de partners actief betrokken via de deelname aan stuur- of werkgroepen. SERR Gent tekent met name in op projecten die gefinancierd worden door het Europees Sociaal Fonds. Enkele ESF projecten waar SERR Gent de voorbije jaren op intekende zijn het project HR Unlimited en het project A-label. Het eerste focust op de doorstroming van arbeidskrachten uit de sociale economie naar de reguliere economie. Het project A-label wil samen met vakbondsvertegenwoordigers nadenken hoe werkbaar werk eruit moet zien, dit vanuit de idee dat mensen in de toekomst langer actief moeten blijven op de arbeidsmarkt. De uitvoering van de ESF projecten wordt opgevolgd en gecontroleerd door het ESF Agentschap Vlaanderen dat ressorteert onder de bevoegdheid van de Vlaamse minister voor werk en sociale economie. Op 26 maart 2013 onderging SERR-RESOC Gent een kwaliteitsaudit en behaalde hiermee het kwaliteitslabel van het Europees Sociaal Fonds.

Page 111: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 109 ׀

> 3.2. Een beperkte lokale dynamiek in de SERR

> 3.2.1. Een gebrek aan netwerkprestaties als uitgangspunt

De analyse van de netwerkprestaties getuigt van een beperkte meerwaarde voor wat betreft de decretale basisopdrachten van de SERR (overleg en advies). Enkel de uitvoerende opdracht in het kader van het diversiteitsbeleid wordt vrij positief beoordeeld. Mede als gevolg van de geringe netwerkprestaties merken we in elke SERR een beperkte lokale dynamiek. Het gebrek aan prestaties vormt een motivatie om de procesvariabelen (management, leiderschap, macht en vertrouwen) niet systematisch te bespreken voor wat betreft de SERR-werking. De voornaamste verklaring voor de geringe lokale dynamiek ligt zowel volgens de lokale partners als de VDAB in het feit dat het netwerk er onvoldoende in slaagt om te wegen op het lokale tewerkstellingsbeleid. De analyse toont aan dat een aantal wettelijke adviesopdrachten in de praktijk uitgehold zijn. Dit geldt volgens de lokale partners met name voor het advies over het JOP van de VDAB, hoewel de VDAB hier niet mee akkoord gaat (zie supra). Daarnaast wordt het overleg voor de uitvoeringsopdracht EAD voornamelijk toegewezen aan andere fora en niet meer via de bestuursvergaderingen van de SERR georganiseerd. Daar waar de lokale sociale partners in theorie elkaar moeten vinden voor het voeren van sociaal overleg en het innemen van een gezamenlijk standpunt inzake de adviesopdrachten, is er in de praktijk dus vaak weinig sprake van netwerking in de schoot van de SERR. Het hoogste engagement vanwege de partners stellen we vast in de regio Gent, waar de SERR door de uitvoering van projecten haar autonomie en slagkracht tracht te verhogen. “Het enige wat we nog konden doen waren onze eigen projecten waar we het zelf voor het zeggen hadden en waar we nuttige dingen mee deden” (ACV). Enkel VOKA Gent is niet overtuigd van de meerwaarde. “Ik ga zelden nog naar de SERR. Ik vind het tijdsverlies.”

> 3.2.2. Positie van de SERR in het kader van lokaal en regionaal

tewerkstellingsbeleid

Het onderzoek toont aan dat de positie van de SERR overschaduwd wordt door de aanwezigheid van andere kanalen en instrumenten waarlangs het arbeidsmarktbeleid in de regio vorm krijgt – misschien net omwille van de beperkte meerwaarde van het netwerk. De werkgeversorganisaties geven het voorbeeld van Jobkanaal, in het kader waarvan er samenwerking is met de werknemersorganisaties en de VDAB. Daarnaast zijn er ook veel

Page 112: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 110 ׀

rechtstreekse contacten tussen streekactoren. VOKA Kempen wijst o.a. op de samenwerking met de intercommunale IOK in het kader van 50+ en gehandicapten op de arbeidsmarkt. In de regio Gent is er in de schoot van de stad het partnerschap Gent stad in Werking, waar ook alle sociale partners in vertegenwoordigd zijn. De VDAB voelt aan dat de betrokkenheid in de beleidsgroep van GsiW een stuk actiever is dan in RESOC-SERR. “Het idee van samen iets te realiseren voor de regio Gent is een stuk sterker aanwezig.” De stad Gent kent daarnaast een uitgebreid eigen tewerkstellingsbeleid en een geformaliseerde relatie met de VDAB en het OCMW via een samenwerkingsconvenant. Tot slot stellen de sociale partners dat ze elk hun eigen kanalen met de lokale VDAB hebben. VOKA Kempen stelt: “Dat contact met de VDAB loopt. In de SERR hoor je vaak ‘en de VDAB gaat nu dit en dat doen’. Als de VDAB bij mij komt hoor ik dat ook wel.” Ondanks de uitgespeelde positie van de SERR is een meerderheid van de bevraagde sociale partners voorstander om een vaste structuur voor sociaal overleg op bovenlokale schaal te behouden – hoewel de meeste respondenten pleiten voor een hervorming van de huidige werking. Het ABVV in Gent stelt: “Ik denk dat de SERR regionaal een zinvol niveau is en ik ben dan ook grote voorstander om dat te behouden.” UNIZO Gent merkt op dat er op centraal niveau vaak weinig voeling is met wat er regionaal leeft. “Het hangt er ook van af op welke domeinen we fijnmazig willen werken en zeer dichtbij zitten. En ook welke domeinen zeggen we van goed, laat de grote machines maar hun werk doen.” Ook de RESOC-SERR coördinator van Gent is van mening dat de SERR goed geplaatst is om een vinger aan de pols te houden voor wat betreft de regionale arbeidsmarktsituatie. De coördinator verwijst bijvoorbeeld naar de analyse van de arbeidsmarktcijfers en de doorvertaling hiervan naar het niveau van de lokale besturen. “Je hebt dan cijfers van de VDAB nodig maar de VDAB kan niet met gepersonaliseerde cijfers naar de gemeenten stappen. Wij gaan dat doen.” UNIZO Kempen spreekt dan weer van dubbel werk door het feit dat de analyse op meerdere niveaus (lokaal – provinciaal en Vlaams) en door meerdere instanties gebeurt. Ook de VDAB is voorstander van het structureel overleg met de sociale partners op het lokale/regionale? niveau, hoewel dit volgens het agentschap ook op provinciale schaal mag georganiseerd worden. Ook een aantal sociale partners pleiten ervoor om de werking op te schalen naar het provinciale niveau. Dit standpunt is te verklaren door het feit dat een aantal organisaties recentelijk een interne herstructurering en opschaling doorgemaakt hebben. Een provinciale SERR werking sluit hierdoor naar eigen zeggen beter aan bij de eigen werking. De partners die dit standpunt zijn toegedaan, menen dat er inhoudelijk overlap optreedt tussen de

Page 113: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 111 ׀

verschillende SERR’s binnen een provincie en dat het daarom efficiënter is om de werking door integratie meer op elkaar af te stemmen.

> 3.3. Analyse van centrale sturingsrelaties

> 3.3.1. De interbestuurlijke rol: de rol van het departement WSE

In het volgende onderdeel analyseren we de rol van het departement WSE, als inhoudelijk bevoegde administratieve overheid voor het subregionaal streekbeleid. De analyse dient samen gelezen te worden met de beschrijvende toelichting over de ERSV-RESOC-SERR structuur en de algemene duiding bij de rol van de Vlaamse overheid in hoofdstuk 1. Het analysekader van Bell en Hindmoor (2006) helpt ons om het optreden van de centrale overheid te concretiseren. De auteurs analyseren de aansturing van netwerken door de overheid aan de hand van zes componenten. Tabel 19 geeft een overzicht van de elementen en hun betekenis. In kolom drie beschouwen we de rol van het departement WSE.

Page 114: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 112 ׀

Tabel 19: Zes kernelementen in de aansturing van netwerken afgezet tegenover het optreden van de Vlaamse

overheid m.b.t. SERR

COMPONENT TOELICHTING VLAAMSE OVERHEID?

Aansturen Het uitzetten van de basisregels voor het netwerk (speelruimte, verwachtingen, samenstelling, …)

Ja, via het ERSV decreet van 7 mei 2004 en het uitvoeringsbesluit van 6 oktober 2006. De regelgeving bepaalt de krijtlijnen maar voorziet ook in een aantal vrijheidsgraden voor de lokale partners

Effectiviteit Monitoren van de prestaties van het netwerk en zo nodig bijsturen

Niet voor de basisopdrachten. Enkel voor de uitvoeringsopdracht EAD. Controle van de opgelegde quota zoals vooropgesteld in het convenant

Financiering Het toewijzen van middelen aan het netwerk (subsidies, expertise, informatie, …)

Ja, via het provinciale ERSV. Besparingen sinds 2010. Sinds 2015 een bijkomende vermindering van de subsidies vanuit werk met 10%

Democratisch gehalte

Bewaken van de democratische kwaliteit, o.a. door het toezien op de besluitvorming en de in- en uitsluiting van actoren

De samenstelling van de SERR wordt opgelegd via het ERSV Decreet (Art. 16). De wijze van besluitvorming kan lokaal bepaald worden en vastgelegd in een huishoudelijk reglement (Art. 17).

Verantwoording De overheid blijft eindverantwoordelijke t.o.v. de burger en controleert het reilen

Het verantwoordingsniveau betreft enkel het provinciale ERSV, via de jaarlijkse

Page 115: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 113 ׀

en zeilen van het netwerk validering van het jaarprogramma en een inhoudelijke en financiële rapportering via het jaarrapport. Er zijn geen rechtstreekse verantwoordingslijnen voorzien met de SERR.

Legitimiteit Toezien op de transparantie en verloop van het proces

De interactie tussen het departement WSE en de SERR verloopt via de provinciale tussenstructuur van het ERSV. Er is geen rechtstreekse band voor wat betreft de basisopdrachten. Er is wel interactie voor de uitvoeringsopdracht EAD (via controle van lokale adviezen en maandelijks overleg met PO’s). Daarnaast is er weinig financiële transparantie (zie evaluatienota inspectie financiën (2013) over de besteding van de subsidies door de ERSV’s)

Page 116: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 114 ׀

Tabel 19 toont aan dat er weinig rechtstreekse sturing is tussen het departement WSE en de SERR voor wat betreft de uitvoering van de basisopdrachten. De Vlaamse overheid zet een decretaal kader uit en voorziet in een basissubsidie, maar is verder weinig betrokken bij de werking. De Vlaamse overheid argumenteert deze positie vanuit de autonomie van het streekbeleid en stelt dat het streekbeleid een kerntaak is van de streken zelf, dat het best bottom-up wordt ingevuld. Er is wel centrale aansturing voorzien voor wat betreft de uitvoerende opdracht van de projectontwikkelaars loopbaan- en diversiteitsbeleid. Om te beoordelen of er sprake is van metasturing door de Vlaamse overheid die een bijdrage levert aan de effectiviteit van het netwerk, koppelen we het optreden van de overheid aan de condities zoals vooropgesteld in de roltypologie van Sørensen en Torfing (2009). De auteurs onderscheiden vier rollen voor de overheid in een netwerkcontext: netwerkontwerper, netwerkkadersteller, netwerkmanager en netwerkparticipant. De auteurs argumenteren dat de overheid door het vervullen van een combinatie van deze rollen een positieve bijdrage kan leveren aan de effectiviteit van netwerkverbanden. In de gevalstudie van ERSV-RESOC-SERR is de Vlaamse overheid niet rechtstreeks in het netwerk betrokken (via de rol van netwerkmanager of participant). De Vlaamse overheid neemt dus mogelijks de rol van ontwerper en/of kadersteller op zich. Tabel 20 geeft een overzicht van beide rollen en de mogelijke bijdrage tot netwerkeffectiviteit zoals vooropgesteld door Sørensen en Torfing.

Tabel 20: Metasturingsrollen van netwerken door de overheid (Sørensen en Torfing, 2009)

Rol Inhoud Bijdrage tot effectiviteit

Netwerkontwerper Beïnvloeden van de omvang, karakter, samenstelling en institutionele procedures van het netwerk. De overheid tracht om sociale en politieke betekenis en identiteit aan het netwerk te geven.

Focus op beleidsdoelstellingen scherp houden

Hanteren van strakke deadlines voor outputs

Opleggen van gepaste procedures voor samenwerking en onderhandeling; verlagen van transactiekosten

Beëindigen van onsuccesvolle

Page 117: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 115 ׀

netwerken

Netwerkkadersteller De overheid bepaalt de beleidsdoelstellingen, de financiële condities en de wettelijke basis voor het netwerk. Uitdragen van een visie over de doelen en prioriteiten van het netwerk.

Doelstellingen van het netwerk en eigen doelstellingen van de actoren op elkaar afstemmen en netwerkleden overtuigen van de nood tot gezamenlijke actie

Onderlinge afhankelijkheidsrelaties tussen de netwerkleden verhogen en stimulatie van uitwisseling van bronnen

Creatie van stimulansen voor verdere samenwerking door de winsten van het netwerk duidelijk te stellen

Over het algemeen stellen de auteurs dat er slechts sprake kan zijn van metasturing als de overheid ook effectief betrokken is bij de werking, niet enkel tijdens de opstart van het netwerk maar ook gedurende het proces. In de rol van netwerkontwerper heeft de overheid o.a. als taak om de beleidsdoelen van het netwerk scherp te houden en erop toe te zien dat het netwerk de verwachte outputs levert. Indien nodig kan ze hiervoor ingrijpen op het samenwerkingsproces tussen de actoren. Als zou blijken dat het netwerk niet tot de verwachte resultaten leidt, kan ze beslissen om het netwerk te beëindigen. In de rol van kadersteller tracht de overheid de samenwerking tussen de netwerkpartners te stimuleren, o.a. door de meerwaarde van het samenwerkingsproces duidelijk te stellen. Wanneer we deze condities afzetten tegenover het optreden van de Vlaamse overheid ten aanzien van de SERR, besluiten we dat er nauwelijks sprake is van metasturing. In eerste instantie stellen we vast dat de Vlaamse overheid zelf nog amper overtuigd lijkt van de meerwaarde van het netwerk. Dit blijkt onder andere uit het overdragen van een aantal

Page 118: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 116 ׀

adviesopdrachten naar het Vlaams beleidsniveau. Daarnaast gebeurt het zelden dat de Vlaamse overheid ad hoc advies vraagt aan de SERR over lokale en/of regionale arbeidsmarktmateries. Het departement merkt hierover op dat er voldoende andere kanalen zijn waarlangs ze advies kan inwinnen. Ook zijn er geen concrete parameters om de werking van de SERR op te volgen, met uitzondering van de projectontwikkelingsopdracht EAD. De opstelling van de Vlaamse overheid is volgens de partners weinig stimulerend voor de ontwikkeling van lokale dynamiek in de schoot van de SERR. n van de lokale partners geeft aan: “De rol van de SERR is weggedeemsterd”(ACV Gent). Tot slot vormt ook het huidige besparingsklimaat geen positieve trigger voor de lokale werking. Volgens het departement WSE zijn de huidige besparingen gekoppeld aan een algemene besparingsronde en is het geen uiting van een concrete visie over de toekomst van de structuren voor streekoverleg. Niet alle partners zijn het hier echter mee eens: “Voor Gent is dat een medewerker. Dus ik weet dat als er een personeelslid minder is dat er zoveel minder kans is om bedrijven te overtuigen om kansengroepen in dienst te nemen. Dat is toch een duidelijke visie daarover?” (ABVV). Het departement geeft aan dat er op centraal niveau momenteel geen duidelijke visie is over de positie van de SERR in het kader van arbeidsmarktbeleid. “Nu zitten we teveel in een noch vlees noch vis verhaal voor wat betreft de decretale opdrachten.”

> 3.3.2. Positie van de VDAB als regisseur van het lokaal

arbeidsmarktbeleid

De rol van de VDAB wordt geanalyseerd vanuit haar positie als regisseur van het lokaal arbeidsmarktbeleid in Vlaanderen. We focussen specifiek op de relatie tussen het agentschap en de SERR. De analyse sluit aan bij bevindingen uit eerder onderzoek over de opstelling van de VDAB (zie o.a. OECD 2011; IDEA 2011 ; Temmerman e.a. 2015).

1. Relatie SERR – lokale VDAB

In elke onderzochte regio getuigen de respondenten van goede relaties tussen de SERR en de lokale VDAB op het uitvoerende niveau. Dit betekent dat er ruimte is om gezamenlijke initiatieven te ontwikkelen in het kader van bijvoorbeeld diversiteitsacties, jobbeurzen e.d. De RESOC-SERR coördinator van Zuid-West-Vlaanderen geeft aan: “Naar invulling van activiteiten zetten we ons samen en kijken we hoe we dat kunnen organiseren.” In SERR Gent worden twee VDAB medewerkers betrokken in een werkgroep afstemming, samen met een aantal sociale partners, twee vertegenwoordigers van de stad Gent en een aantal projectontwikkelaars

Page 119: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 117 ׀

van de SERR. Doel van de werkgroep is letterlijk om te komen tot meer afstemming in het kader van initiatieven op het vlak van tewerkstellingsbeleid. Nog in Gent maakt de VDAB als toegevoegd lid deel uit van het bestuur van het RESOC. In de andere regio’s wordt de VDAB op regelmatige tijdstippen uitgenodigd op de bestuursvergaderingen van de SERR. Langs deze weg worden de sociale partners geïnformeerd over nieuwe Vlaamse beleidslijnen. Daarnaast biedt dit kanaal de mogelijkheid om een aantal regionale bekommernissen inzake tewerkstellingsbeleid te ventileren. De coördinatoren geven aan dat er bereidheid is van de VDAB medewerkers om te luisteren naar de input van onderuit, maar dat zij niet altijd de mogelijkheid hebben om hieraan gevolg te geven. De reden hiervoor is dat de beleidslijnen van de VDAB op centraal niveau uitgezet worden. Daar waar er dus sprake is van afstemming voor uitvoerende acties, is de autonomie om op beleidsmatig vlak samen te werken, beperkt. Dit wordt bevestigd door de coördinator van Zuid-West-Vlaanderen. “Het beleid van de VDAB wordt niet op regionaal niveau gevormd maar op vlak van acties zijn er wel degelijk mogelijkheden.” De lokale sociale partners staan negatief tegenover deze opstelling van de VDAB. N van de partners geeft aan: “De vertegenwoordiger van de VDAB komt gewoon zeggen wat de VDAB heeft beslist, niet om te vragen welke problemen heb je.” Een meerderheid van de sociale partners is van mening dat de VDAB hen onvoldoende betrekt bij het bepalen van lokale beleidsprioriteiten. “Wij zien de problemen op de werkvloer, wij zien de mankementen op vlak van opleiding, problemen met betrekking tot kansengroepen, knelpuntberoepen, … Wij kunnen de VDAB voeden” (ABVV Gent). Zoals eerder vermeld is de VDAB hier niet mee akkoord en zijn er volgens het agentschap voldoende inspraakkanalen op het lokale niveau. Grafiek 7 geeft de antwoordenverdeling op stelling 7 (‘Het beleid van de VDAB centraal biedt onvoldoende flexibiliteit als het gaat om de uitbouw van regionaal arbeidsmarktbeleid’). De antwoorden op de stelling lopen vrij sterk uiteen. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat er volgens een aantal partners wel voldoende mogelijkheden zijn tot samenwerking op het uitvoerende niveau. De partners die akkoord tot helemaal akkoord gaan met de uitspraak wensen meer inspraak op het beleidsmatige vlak. Een aantal partners hebben geen zicht op de mate van flexibiliteit.

Page 120: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 118 ׀

Grafiek 7: Antwoordenverdeling stelling 7 (Onvoldoende flexibiliteit voor het uitbouwen van een regionaal tewerkstellingsbeleid)

De meeste respondenten ondervinden dat de verhouding tussen de VDAB en de SERR veranderd is doorheen de jaren. Ze stellen vast dat de relatie in het STC tijdperk veel intenser was dan nu. Dit komt volgens de partners enerzijds omdat de waarde van de adviesopdrachten afgenomen is. De sociale partners merken op dat de adviezen vroeger bindend waren en dat de VDAB het akkoord van de sociale partners, via het STC, nodig had. N van de partners geeft dit aan. “Waar STC een beetje de regionale aansturing was van de VDAB en eigenlijk ook wel de luis in de pels kon zijn van de VDAB en dat is nu niet meer” (ACV Kempen). Ook sinds de oprichting van de SERR in 2004 is de opstelling van de VDAB volgens de partners veranderd. De coördinator van RESOC-SERR Kempen merkt op: “Vroeger had de VDAB de SERR ook nodig om bepaalde zaken af te toetsen of voor te leggen. Maar dat is niet meer zo.” Volgens de VDAB verwijzen de lokale sociale partners hier voornamelijk naar het feit dat zij vroeger via de SERR ook inspraak hadden in individuele dossiers van bedrijven en werkzoekenden. Dit is nu niet meer het geval. De VDAB vindt dit niet de taak van de lokale sociale partners om hierover te oordelen. “Daar is de VDAB verantwoordelijk voor en dat valt natuurlijk moeilijk, voornamelijk bij de vakbonden” (Fons Leroy).

Page 121: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 119 ׀

De sociale partners ondervinden daarnaast dat de VDAB minder interesse vertoont in samenwerking met de SERR en dat het agentschap liever rechtstreeks toenadering zoekt tot de lokale actoren. “Ze vinden de SERR een heel goed kanaal om alle actoren te informeren over nieuw beleid en hun nieuwe manier van werken, maar voor de praktische afspraken gaan zij rechtstreeks naar die actoren” (ACV Kempen). Zo is er een samenwerkingsconvenant tussen stad Gent, OCMW Gent en de VDAB met als doel om samen de stedelijke werkloosheidsproblematiek aan te pakken. Naast het bepalen van een gezamenlijk actieplan is het de bedoeling om samen een (beleids)strategie te bepalen en afspraken te maken over o.a. De gezamenlijke inzet van personeel en werkingsmiddelen (stad Gent, persoonlijke communicatie, 15 oktober 2014). Stad Gent voelt de laatste jaren een grotere bereidheid van de VDAB om de stad als beleidsactor te erkennen en gezamenlijk prioriteiten te bepalen. “De intenties zijn in ieder geval positief maar we zullen moeten kijken hoe we dat in de praktijk gaan kunnen omzetten” (stad Gent). Daarnaast zijn er zoals eerder vermeld veelvuldige rechtstreekse contacten tussen de VDAB en de sociale partners, sectorfederaties, … in de regio. De VDAB regiomanager van Gent beaamt dat het bilaterale overleg de voorkeur geniet boven het kanaal RESOC-SERR. “In dat bilaterale overleg met stad, OCMW en andere partners kunnen wij die samenwerking toch een heel stuk meer en intenser gaan opzetten. Er zijn daar heel concrete initiatieven en acties, terwijl je op SERR en RESOC niveau dat is meer abstractie.” In het huidige klimaat is de goede samenwerking tussen de SERR en de lokale VDAB volgens een aantal sociale partners voornamelijk toe te wijzen aan de goede contacten die er zijn met medewerkers die al jarenlang actief zijn binnen het agentschap. Men vreest dat als deze ‘anciens’ wegvallen en vervangen worden door jonge mensen die volledig binnen de ‘gestroomlijnde fabriek van de VDAB’ werken, de relaties veel minder goed zullen zijn. N van de partners van ZWV geeft aan: “We vrezen een beetje wanneer bepaalde mensen met pensioen gaan in de VDAB dat dat meer die provinciale structuur gaat worden en dat die lokale banden verdwijnen” (ABVV). Ook het ACV in de Kempen is dezelfde mening toegedaan.“De mensen zelf die wij al jaren kennen die zijn nog altijd even bereid om in debat te gaan.” 2. Interne verhoudingen binnen de VDAB

In 2012 onderging de VDAB een interne herstructurering (‘provincialisering’), met als doel om beter te kunnen inspelen op de lokale behoeften op de arbeidsmarkt. De lokale sociale partners staan echter negatief tegenover de opschaling naar het provinciale niveau omdat de

Page 122: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 120 ׀

lokale impact op de werking van de VDAB hierdoor volgens hen sterk afgenomen is. “Het is dus heel belangrijk dat de VDAB voor een stuk regionaal blijft werken, provinciaal is een stap achteruit want de arbeidsmarkt is lokaal” (ABVV ZWV). Partners zijn van mening dat er vroeger een grotere autonomie was voor de regionale afdelingen van de VDAB, daar waar de beleidslijnen nu op het provinciaal niveau uitgezet worden. “De autonomie van de VDAB op regionaal vlak is weg” (ACV ZWV). De regiomanager van Gent is hier niet mee akkoord en stelt dat zij nog steeds voldoende vrijheidsgraden hebben in de concrete operationalisering van de organisatiedoelstellingen. De opschaling leidt er volgens een aantal respondenten ook toe dat de afstand tussen de lokale partners en de VDAB groter wordt. Er zijn minder directe aanspreekpunten dan vroeger, waardoor het moeilijker is om contacten te leggen en afspraken te maken. Tot slot merkt n van de partners in de Kempen op dat de vroegere regionale directeur van de VDAB in Turnhout beter in staat was om de lokale gevoeligheden en problemen te vatten dan de huidige provinciale directeur, “die quasi volledig opgeslorpt wordt door de grootstad” (RESOC voorzitter Kempen). Ook hier kan de VDAB zich niet in vinden. Fons Leroy reageert: “Het provinciaal beleid wordt in Antwerpen gemaakt door de behoeften van de regio Antwerpen, Mechelen én Kempen.” In een meer algemene reactie stelt de VDAB: “Ik zie niet in waarom een bepaalde schaalgrootte afbreuk zou moeten doen aan de kennis van de lokale arbeidsmarktbehoeften.” Het merendeel van de partners is bovendien van mening dat de herstructurering bij de VDAB er niet gekomen is om beter te kunnen inspelen op de lokale arbeidsmarktsituatie, maar dat het puur een uiting is van een besparingsoperatie. “De provincialisering is er niet gekomen omwille van een structuurverbetering maar puur omwille van een besparingsronde” (ABVV ZWV). De VDAB reageert: “Een bestuurder van de VDAB weet dat een organisatie een bepaalde budgettaire context heeft waarbinnen ze zich zo efficiënt mogelijk moet organiseren” (Fons Leroy). Ook de regiomanager van de VDAB in Gent benadrukt echter dat de herstructurering er in de eerste plaats gekomen is om de dienstverlening te uniformiseren en zo een meer kwaliteitsvolle werking te kunnen garanderen. De beperkte samenwerking tussen de SERR en de lokale VDAB op beleidsmatig vlak, is volgens de lokale sociale partners te wijten aan een centralistische opstelling binnen de VDAB en een beperkte beleidsvrijheid voor de lokale afdelingen. Een partner in de Kempen geeft aan: “En natuurlijk wij voelen dat ook dat zij soms denken dat zouden we moeten kunnen doen maar we voelen ook wel dat die onder druk staan om bepaalde zaken wel of niet te doen. Je voelt dat oncomfortabele soms op een

Page 123: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 121 ׀

bepaald moment” (ACV). Deze bevindingen sluiten aan bij de resultaten uit een eerder onderzoek van IDEA (2011), waarin o.a. gepleit wordt voor meer vrijheidsgraden voor de lokale VDAB, meer gewicht voor de VDAB stadsmanagers en een versterking van gebiedsgerichte werking via het uitbouwen van partnerschappen tussen de VDAB en lokale besturen (IDEA, 2011). Ook het OESO-Leed-onderzoeksrapport (2011) pleit voor meer flexibiliteit voor de lokale actoren inzake arbeidsmarktbeleid. Het onderzoek stelt dat een grotere vrijheid op een aantal managementdomeinen (het opzetten van eigen arbeidsmarktprogramma’s, definiëren van beleidsdoelstellingen, budgetbeheer, …. ) kan bijdragen tot een arbeidsmarktbeleid dat beter afgestemd is op de lokale behoeften. De gedelegeerd bestuurder van de VDAB reageert hierop door te stellen dat de organisatie een proces aan het doorlopen is naar meer samenwerking en dialoog op het lokale niveau. Met de grootsteden Antwerpen en Gent is er al langer sprake van een formele samenwerkingsovereenkomst, nu wil het agentschap nagaan hoe men gebiedsdekkend in Vlaanderen een structurele samenwerking met lokale besturen kan opzetten. “We willen kijken naar gemeentelijke entiteiten die voldoende bestuurskracht hebben. Hoe kunnen we daar een overeenkomst met de VDAB afsluiten om ervoor te zorgen dat we ondanks de schaalvergroting lokale dialogen kunnen opzetten” (Fons Leroy). De VDAB geeft aan dat de 6e staatshervorming en het nieuwe Vlaamse regeerakkoord bijkomende hefbomen voorziet om dit te realiseren, waaronder de regionalisering van de activeringsmaatregelen art. 60§7 en art. 61 van de OCMW-wet.

3. Relatie VDAB – Vlaamse regering

De VDAB is een extern verzelfstandig agentschap van de Vlaamse overheid. De relatie tussen het agentschap en de Vlaamse regering is geformaliseerd via een beheersovereenkomst, waarin de objectieven staan die het agentschap de komende jaren moet realiseren. Volgens de lokale sociale partners vormt de beheersovereenkomst 2011-2015 een ‘strak keurslijf’ voor het agentschap en staat de VDAB onder druk om de vooropgestelde doelstellingen te realiseren. Het aanvoelen van de lokale partners is dat de VDAB nog weinig speelruimte heeft. Een van de partners geeft aan: “De VDAB is eigenlijk een instrument van de Vlaamse regering geworden. Op zich niets verkeerd aan maar dat betekent dus ook, elke regio was vroeger veel autonomer, veel meer de lokale arbeidsmarkt aan te pakken terwijl het nu Vlaanderen is die een plan uitrolt en die de doelgroepen bepaalt” (ACV Gent). Ook het ABVV in Gent deelt deze mening: “De VDAB is een openbare instelling die te luisteren heeft naar zijn minister.”

Page 124: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 122 ׀

De gedelegeerd bestuurder van de VDAB vindt het terecht dat de regering de doelstellingen bepaalt, aangezien zij ook de middelen betaalt. De VDAB spreekt van een ‘volwassen’ beheersovereenkomst, “omdat het niet eenrichting is maar juist tweerichting” (Fons Leroy). Fons Leroy vervolgt dat er voldoende autonomie is voor het agentschap om te bepalen hoe ze de doelstellingen wil realiseren. “Maar hoe we dat doen, hoe we die mensen inzetten, hoe we de middelen verdelen en welke acties we voeren, dat is de autonomie van de VDAB en de raad van bestuur.” De VDAB vindt de kritieken van de lokale sociale partners op de organisatie en haar beleid dan ook niet terecht en motiveert dit door te stellen dat dit soort signalen niet geuit worden op de raad van bestuur, waar alle sociale partners in vertegenwoordigd zijn. Indien de bedenkingen substantieel zijn, zouden die volgens het agentschap ook op het centrale niveau naar boven komen.

> 3.3.3. Vertegenwoordigers van de sociale partners op het centrale

beleidsniveau

De sociale partners zijn op meerdere manieren vertegenwoordigd op het centrale niveau. Zo maken ze deel uit van de strategische adviesraad van het beleidsdomein WSE (SERV), kennen ze een delegatie in de bestuursorganen van de VDAB en zijn er rechtstreekse kanalen tussen de top van de organisatie en het Vlaams beleidsniveau. In het licht van het onderzoek naar de impact van centrale sturings- en beïnvloedingsrelaties op het functioneren van lokale netwerken, is het belangrijk om de potentiële impact van deze interne kanalen na te gaan. De vertegenwoordiging in de beheersorganen van de VDAB is volgens een aantal lokale sociale partners belangrijk om tegendruk te geven aan het beleid dat van bovenaf opgelegd wordt. Enkele partners halen het voorbeeld aan van het dossier over de sluiting van een aantal werkwinkels.“Er is overleg geweest en wij geven dat mee met de bedoeling dat die informatie teruggaat tot de beslissingsorganen binnen de VDAB. Onze rechtstreekse regionale en provinciale aanspreekpunten hebben die beslissingsruimte niet” (ZWV). Andere partners betwijfelen de potentiële impact van de vertegenwoordiging in de raad van bestuur voor het bepleiten van regionale dossiers. Een meer belangrijk kanaal zijn de rechtstreekse contacten tussen de sociale partners op centraal niveau en de politieke beleidsverantwoordelijken. Partners stellen dat deze kanalen veelvuldig gebruikt worden met als doel te wegen op de beleidsbeslissingen. Momenteel wordt langs deze weg o.a. geprobeerd om impact uit te oefenen op de beslissing over de toekomstige positie van de RESOC-SERR.

Page 125: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 123 ׀

De lokale sociale partners hebben geen duidelijk zicht op de huidige rol van de SERV in het kader van streekontwikkelingsbeleid. We verwijzen hierbij met name naar de eerder aangehaalde adviezen van de SERV.

> 3.4. Tussentijdse conclusie SERR

De analyse toont aan dat de prestaties van het netwerk gering zijn. De potentiële rol van de SERR om mee invulling te geven aan het werkgelegenheidsbeleid via sociaal overleg en advies op regionaal niveau, is beperkt. De verklaring ligt deels in de opstelling van de Vlaamse overheid (administratie, VDAB en de politieke overheid). Het departement WSE heeft noch de interesse noch de capaciteit om de uitvoering van de basisopdrachten op te volgen. De administratie geeft aan dat er andere kanalen zijn waarlangs advies over arbeidsmarktsituaties kan ingewonnen worden. De VDAB hanteert volgens de lokale partners een centralistische opstelling waarbij weinig ruimte is voor co-governance in de schoot van de SERR. Enkel op uitvoerend vlak zou er ruimte zijn voor overleg en samenwerking met het agentschap. Tot slot wordt de werking overschaduwd door de onduidelijkheid in verband met de (toekomstige) rol van de SERR. We stellen echter vast dat het gebrek aan meerwaarde van het netwerk ook te wijten is aan de opstelling van de lokale actoren zelf. Bij een meerderheid van de bevraagde actoren is de motivatie om betrokken te zijn in de SERR, (zeer) laag. Volgens de sociale partners is deze opstelling een gevolg van de geringe prestaties, maar de beperkte prestaties zijn naar onze mening evenzeer een gevolg van de houding van de partners, die vaak ook niet bereid zijn of niet in staat zijn om meer uit de werking te halen. We stellen namelijk vast dat de sociale partners ook heel wat andere kanalen aanspelen om hun rol inzake lokaal werkgelegenheidsbeleid in te vullen. Desondanks pleit een meerderheid van de sociale partners (vnl. werknemersorganisaties) toch voor het voortbestaan van een vaste structuur voor overleg en advies op het regionale niveau. Ook de VDAB schaart zich hierachter. Een aantal sociale partners pleiten voor de installatie van een overlegplatform op provinciaal niveau. Dit standpunt wordt voornamelijk (en niet toevallig?) ingenomen door partners die zelf binnen een provinciale structuur werken. Een aantal andere partners, waaronder het ABVV in Gent, wensen een structuur op regionaal niveau te behouden, gezien er volgens deze partner op dit niveau meer voeling is met de lokale en regionale arbeidsmarkt. Partners pleiten evenwel voor een hervorming en het toekennen van meer slagkracht aan de SERR.

Page 126: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 124 ׀

> 3.5. Algemeen besluit gevalstudie RESOC-SERR

> 3.5.1. Prestaties en lokale dynamiek van het RESOC

Wanneer we het functioneren van beide structuren (RESOC en SERR) tegenover elkaar afzetten, stellen we vast dat het draagvlak voor de RESOC werking in elke regio hoger ligt dan het draagvlak voor de SERR werking. Dit geldt met name voor de motivatie van de sociale partners, die in beide structuren vertegenwoordigd zijn. De verklaring ligt in eerste instanties in de prestaties van het netwerk, die voor het RESOC ruimer ingevuld worden dan voor de SERR. Voor de meeste lokale actoren kent het regionale netwerk voor streekontwikkeling een duidelijke meerwaarde, in het bijzonder omdat het een platform biedt voor overleg tussen publieke en sociale partners, waardoor actoren elkaar beter leren kennen en er sneller contacten kunnen gelegd worden. Een meerderheid van de lokale actoren is dan ook voorstander om een regionale overlegstructuur te behouden. De belangrijkste decretale opdracht van een RESOC bestaat uit de opmaak en opvolging van een streekpact. De meerwaarde van het pact voor de visievorming rond streekontwikkeling wordt door de lokale actoren niet in vraag gesteld. Elk streekpact besteedt aandacht aan zowel harde als zachte aspecten van economische ontwikkeling en heeft daarnaast oog voor aanpalende beleidsdomeinen zoals onderwijs, leefmilieu en mobiliteit. Het streekpact geeft hiermee vooral een inventaris van alle behoeften van de regio op socio-economisch vlak. Een aantal partners zijn echter sceptisch over de toegevoegde waarde van het streekpact als strategisch instrument en de doorwerking van de bepalingen uit het pact in de regionale besluitvorming rond socio-economische thema’s. Het RESOC heeft geen uitvoerende bevoegdheden en dus zijn het de partners zelf die instaan voor de realisatie van het pact. We merken op dat dit de kans op betrokkenheid van de leden bij het netwerk verhoogt. Het RESOC neemt een coördinerende rol op m.b.t. de uitvoering van de doelstellingen uit het streekpact. We merken op dat de betrokkenheid van de partners en het engagement voor de uitvoering van het pact in RESOC Kempen en RESOC Zuid-West-Vlaanderen hoger is dan in RESOC Gent. De verklaring voor het verschil in prestaties tussen de drie onderzochte netwerken ligt grotendeels in de mate waarin de lokale dynamiek zich ontplooit. In de regio’s Kempen en Zuid-West-Vlaanderen is er sprake van een sterke streekidentiteit, waarbij regionale actoren elkaar vinden en bereid zijn om samen na te denken over de ontwikkeling van de streek. De historische context speelt hierbij een belangrijke rol. RESOC Kempen en RESOC Zuid-West-Vlaanderen bouwen verder op een goed functionerend Streekplatform en dit werkt door op de verhoudingen vandaag. In de regio

Page 127: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 125 ׀

Gent bestond het streekplatform volgens de partners enkel op papier. Ook in het RESOC merken we over het algemeen een vrij beperkte dynamiek. De verklaring ligt volgens de partners vooral in de aanwezigheid van de grootstad Gent. We merken een sterk wantrouwen van de omliggende gemeenten tegenover de stad. In de andere regio’s zijn de schaalverhoudingen meer in evenwicht. De lokale dynamiek wordt ook door andere contextvariabelen beïnvloed, waaronder de plaats van het RESOC tegenover andere streekactoren in de regio. Hieruit blijkt dat er soms sprake is van overlap tussen de doelstellingen van het RESOC en de andere regionale structuren.

> 3.5.2. Prestaties en lokale dynamiek van de SERR

De doelstellingen van de SERR zijn scherper afgebakend dan die van het RESOC. De SERR is verantwoordelijk voor een aantal adviesopdrachten, organiseert het sociaal overleg in de regio en heeft een uitvoerende opdracht in kader van het beleid rond de Evenredige Arbeidsdeelname en Diversiteit (EAD). Een meerderheid van de lokale sociale partners is sceptisch over de meerwaarde van het netwerk en meer bepaald de impact die uitgaat op de ontwikkeling van het lokaal en regionaal arbeidsmarktbeleid. We stellen dit in elke onderzochte regio vast. Die teneur is het sterkst onder de partners van SERR Kempen. In SERR Zuid-West-Vlaanderen zijn de meningen verdeeld. De meeste partners van SERR Gent zijn iets positiever tegenover de meerwaarde van het netwerk. Dit komt omdat SERR Gent via intekening op projecten toch een aantal nuttige zaken tracht te realiseren. Volgens de lokale partners is de waarde van het netwerk bovendien afgenomen doorheen de tijd. Respondenten wijzen in de eerste plaats op de uitholling van een aantal adviesbevoegdheden, waaronder het jaarlijks advies over het ondernemingsplan van de VDAB. Enkel de uitvoeringsopdracht EAD wordt vrij positief beoordeeld. De sociale partners zoeken de verklaring voor de beperkte meerwaarde van het netwerk vooral in de opstelling van de VDAB. Met name de werknemersorganisaties zijn van mening dat de houding van de VDAB een negatieve impact heeft op het functioneren van de SERR. Ze vinden ze dat het agentschap hen via de SERR te weinig betrekt bij de uitbouw van het regionale tewerkstellingsbeleid. Volgens de lokale partners was dit vroeger (in de schoot van het STC en in de beginperiode van de SERR) wel het geval. De veranderende opstelling heeft volgens hen te maken met een aantal interne wijzigingen binnen de VDAB (‘provincialisering’) en de manier waarop de VDAB onder toezicht staat van de Vlaamse regering. De VDAB is het echter niet eens met de mening van de lokale sociale partners. Volgens

Page 128: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 126 ׀

de VDAB zijn er voldoende inspraakmogelijkheden op het lokaal niveau en beschouwt zij het lokaal advies over het JOP zeker niet als een formaliteit. We stellen echter vast dat ook de houding van de sociale partners zelf een rol speelt. De SERR houdt namelijk het potentieel in van een forum voor het voeren van sociaal overleg in de regio maar het onderzoek toont aan dat dit in de meeste regio’s weinig gebeurt. Dit heeft o.a. te maken met de aanwezigheid van andere kanalen waarlangs samenwerking in kader van tewerkstellingsbeleid vorm krijgt. In de regio Gent zien we bijvoorbeeld de aanwezigheid van het dynamische partnerschap Gent stad in Werking. Daarnaast zijn er in elke regio bilaterale contacten tussen sociale partners en met de VDAB. Deze rechtstreekse contacten werken volgens een aantal partners vaak sneller en efficiënter. De betrokkenheid van een aantal sociale partners in de SERR wordt daarnaast beïnvloed door interne processen van schaalvergroting, waardoor de afstand tot het regionale netwerk vergroot en de capaciteit om de werking op te volgen, afneemt. Ondanks de tegengestelde visies over de meerwaarde van de SERR, is een meerderheid van de bevraagde sociale partners voorstander om een vaste structuur voor regionaal sociaal overleg te behouden (evenwel niet in de huidige vorm). Ook de VDAB vindt het belangrijk om op het regionale niveau in overleg te kunnen treden met de sociale partners.

> 3.5.3. Verhoudingen tussen het regionale netwerk en de Vlaamse

overheid

Het institutioneel kader van de regionale netwerken voor streekontwikkeling RESOC-SERR kent vandaag een uniform karakter en de structuur wordt in alle regio’s in Vlaanderen op een uniforme wijze uitgerold en geïmplementeerd. Het onderzoek toont echter aan dat het top-down opleggen van structuren kan botsen met de lokale dynamiek die zich in de streek ontwikkelt. Daarnaast stellen we vast dat de ‘sympathie’ van de Vlaamse overheid voor de regionale structuren voor streekontwikkeling afgenomen is doorheen de tijd. In de beginperiode van RESOC-SERR was er sprake van een goede verstandhouding. Doorheen de jaren heeft de Vlaamse overheid haar interesse voor het regionale netwerk echter verloren. Er worden geen dialoogmomenten meer georganiseerd en het potentieel van het RESOC-SERR als regionale antenne wordt niet langer benut. We stellen daarnaast vast dat de uitvoering van de basisopdrachten niet meer opgevolgd wordt. Enkel de uitvoeringsopdracht EAD wordt gemonitord. Daarnaast en mede hierdoor, is het voor de lokale actoren niet steeds duidelijk wat er precies verwacht wordt van het netwerk en we merken in de praktijk dan ook grote

Page 129: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 127 ׀

verschillen in de manier waarop de decretale opdrachten ingevuld worden. Respondenten op Vlaams niveau geven aan dat de meerwaarde van de regionale structuur RESOC-SERR voor de overheid niet helemaal helder is en dat zij de voorkeur geeft aan andere kanalen om te weten wat in de verschillende regio’s leeft. Het debat over de positie van de regionale structuren voor streekontwikkeling vormt hiermee het voorwerp van tegengestelde visies tussen lokale actoren en het centrale beleidsniveau, maar evengoed tussen regio’s en tussen lokale partners onderling.

Page 130: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 128 ׀

Referenties

Literatuur

Agentschap voor Binnenlands Bestuur, (2012), Regioscreening. Bestuurlijke regionale samenwerking in Vlaanderen. Inventarisatie en analyse Bryson J.M., Crosby, B.C. en M.M. Stone, (2006), the Design and Implementation of Cross-Sector Collaborations: Propositions from the Literature, in: Public Administration Review, December 2006, 44-55.

Provan, K. en P. Kenis, (2008), Modes of Network Governance: Structure, Management, and Effectiveness, in: JPART, 18:229–252 Raab, J., Lemaire, R. en K. Provan, (2012). The Configurational Approach in Organizational Network Research, in: A: Fiss, P.; Marx, A.; Cambrè, B. (ed.) Configurational Theory and Methods in Organizational Research. Research in the Sociology of Organizations. Press.

Regionaal Sociaaleconomisch Overlegcomité (RESOC) Kempen (2013), RESOC Kempen Streekpact 2013-2018: Kansen creëren, krachten bundelen, Turnhout: Michel Meeus, RESOC Kempen, 152 p. Regionaal Sociaaleconomisch Overlegcomité (RESOC) Zuid-West-Vlaanderen (2013), Samen grenzen verleggen: Streekpact Zuid-West-Vlaanderen 2013-2018, VU: Stefaan Verhamme, Kortrijk: RESOC-SERR Zuid-West-Vlaanderen, 168 p. Regionaal Sociaaleconomisch Overlegcomité (RESOC) Gent en rondom Gent (2014), Streekpact Gent en rondom Gent 2014-2019: Uw streek heeft imPACT!: , Gent: RESOC-SERR Gent rondom Gent, 68 p. Temmerman C., De Rynck F. en J. Voets, (2015), OPENING THE BLACK BOX OF METAGOVERNANCE: THE ROLES OF CENTRAL GOVERNMENT IN LOCAL MULTI-LEVEL NETWORKS. THE CASE OF THE LOCAL JOB CENTERS IN FLANDERS, in: International Review of Public Administration,(forthcoming) Vlaamse Regering, Besluit van 6 oktober 2006 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 oktober 2004 betreffende de erkenning en subsidiëring van regionale samenwerkingsverbanden. Vlaamse Regering, Besluit van 19 juni 2013 van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regels voor het verlenen van subsidies ter ondersteuning en uitvoering van het loopbaan- en diversiteitsbeleid, Belgisch Staatsblad (BS), 23 juli 2013 Vlaamse Regering, Besluit van de van 20 juli 1994 houdende erkenning en betoelaging van streekplatformen in het kader van het regionaal economisch beleid en het afsluiten van streekcharters. Vlaamse Regering, Decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, Belgisch Staatsblad (BS), ed.2, 31 oktober 2001

Page 131: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 129 ׀

Vlaamse Regering, Decreet 7 mei 2004 betreffende het statuut, de werking, de taken en de bevoegdheden van de erkende regionale samenwerkingsverbanden, de sociaal-economische raden van de regio en de regionale sociaal-economische overlegcomités, Belgisch Staatsblad (BS), 25 augustus 2004 Vlaamse Regering, Decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap “Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding” Vlaamse Regering (2014), Regeerakkoord Vlaamse Regering 2014-2019, Vlaamse Regering, 167 p. Werkgelegenheid en Sociale Economie (WSE) Afdeling Werkgelegenheidsbeleid (2010a), “Waarheen met het socio-economisch streekontwikkelingsbeleid en de ERSV –RESOC – SERR’s?”, Nota 7 oktober 2010, verkregen via Haesendonckx Marc, departement WSE Werkgelegenheid en Sociale Economie (WSE) Afdeling Werkgelegenheidsbeleid (2010b), “Het socio-economische streekontwikkelingsbeleid via RESOC en SERR en de financiering van hun ondersteuningsstructuren de ERSV’s”, Nota 5 oktober 2010, verkregen via Haesendonckx Marc, departement WSE Werkgelegenheid en Sociale Economie (WSE) (2013), Jaarrapport Inspectie Werk en Sociale Economie 2012, juni 2013, Brussel: Dirk Vanderpoorten, Secretaris-Generaal Departement WSE, 74 p.

Online bronnen

IDEA Consult, (2011), Regionale verschillen in arbeidsvraag en arbeidsaanbod. Online te raadplegen via http://www.werk.be/onderzoek/onderzoeksprojecten/onderzoeksprojecten-2007-2011/onderzoeksproject-2010-regionale-verschillen-arbeidsvraag-en-arbeidsaanbod-idea-consult IDEA Consult, (2014), Evaluatie Loopbaan- en Diversiteitsplannen, oktober 2014. Online te raadplegen via http://www.werk.be/onderzoek/onderzoeksprojecten/onderzoeksprojecten-2012-2015/onderzoeksproject-2014-evaluatie-loopbaan-en-diversiteitsplannen-idea-consult OESO-LEED (2011), Managing accountability and flexibility in labour market policy. Belgium country report. online te raadplegen via http://www.werk.be/sites/default/files/OECD_LEED_working_paper_2011-11.pdf

Face-to-face interviews

Coddens, R. & vandewalle, E. Geïnterviewd door: Caroline Temmerman. 15 oktober 2014.

De Bethune, J. Geïnterviewd door: Caroline Temmerman. 19 december 2014.

de Mey, V. Geïnterviewd door: Caroline Temmerman. 16 december 2014.

Page 132: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 130 ׀

De Ridder, P. Geïnterviewd door: Caroline Temmerman. 22 januari 2015.

Derluyn, S. Geïnterviewd door: Caroline Temmerman. 15 oktober 2014.

Deseyn, L. Geïnterviewd door: Caroline Temmerman. 16 december 2014.

Geirnaerdt, W. Geïnterviewd door: Caroline Temmerman. 10 oktober 2014.

Haesendonckx, M. Geïnterviewd door: Caroline Temmerman. 8 september 2014.

Haesendonckx, M. & Van de Voorde, M. Geïnterviewd door: Caroline Temmerman. 13 februari 2015.

Hendrickx, J. Geïnterviewd door: Caroline Temmerman. 26 november 2014.

Hens, J. Geïnterviewd door: Caroline Temmerman. 8 december 2014.

Laverge, J. Geïnterviewd door: Caroline Temmerman. 15 december 2014.

Leroy, F. Geïnterviewd door: Caroline Temmerman. 23 maart 2015.

Meeus, M. Geïnterviewd door: Caroline Temmerman. 26 november 2014.

Neyt, K. Geïnterviewd door: Caroline Temmerman.13 oktober 2014.

Raemdonck, A. Geïnterviewd door: Caroline Temmerman. 1 oktober 2014.

Roels, F. Geïnterviewd door: Caroline Temmerman. 6 januari 2015.

Serraes, E. Geïnterviewd door: Caroline Temmerman.10 oktober 2014.

Seynhaeve, J. Geïnterviewd door: Caroline Temmerman. 15 december 2014.

Thijssens, K. Geïnterviewd door: Caroline Temmerman. 28 november 2014.

Van Dijck, D. Geïnterviewd door: Caroline Temmerman. 19 november 2014.

Van Haverbeke, F. Geïnterviewd door: Caroline Temmerman. 15 december 2014.

Vanhullubusch, Y. Geïnterviewd door: Caroline Temmerman. 9 maart 2015.

Verhamme, S. Geïnterviewd door: Caroline Temmerman. 12 november 2014.

Vermoesen, K. Geïnterviewd door: Caroline Temmerman. 6 februari 2015.

Verrijdt, M. Geïnterviewd door: Caroline Temmerman. 26 november 2014.

Page 133: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 131 ׀

Vreys, K. Geïnterviewd door: Caroline Temmerman. 8 december 2014.

Wuytack, E. Geïnterviewd door: Caroline Temmerman. 17 oktober 2014.

Bijlagen

Bijlage 1: lijst van geïnterviewde personen

Naam Functie Datum

Marc

Haesendonckx

Beleidsondersteuner - lokaal

werkgelegenheidsbeleid en interregionale

mobiliteit Departement Werk en Sociale

Economie

08/09/2014

(telefonisch

interview)

André Raemdonck Regiocoördinator RESOC-SERR Gent rondom Gent 01/10/2014

Wim Geirnaerdt Regiodirecteur Gent-Meetjesland UNIZO 10/10/2014

Ewald Serraes Zonesecretaris regio Gent ACLVB 10/10/2014

Katrien Neyt Gewestelijk secretaris ABVV Oost-Vlaanderen 13/10/2014

Stefan Derluyn Regiodirecteur Gent VOKA 15/10/2014

Rudy Coddens/

Eddy vande Walle

Voorzitter OCMW stad Gent & Schepen van

seniorenbeleid, werk en armoedebestrijding /

Kabinetsmedewerker schepen Coddens

15/10/2014

Evi Wuytack Schepen vrije tijd gemeente Wachtebeke 17/10/2014

Stefaan

Verhamme

Coördinator RESOC-SERR ZWV 12/11/2014

Dominique Van

Dijck

Regiocoördinator RESOC-SERR Kempen 19/11/2014

Mon Verrijdt ACW-secretaris Kempen 26/11/2014

Michel Meeus Provincie Antwerpen 26/11/2014

Jan Hendrickx Algemeen directeur VOKA Kempen 26/11/2014

Kristof Thijssens Directeur belangenbehartiging UNIZO Provincie

Antwerpen

28/11/2014

Kris Vreys Directeur IOK 08/12/2014

Joeri Hens Gewestelijk secretaris ABVV Mechelen en Kempen 08/12/2014

Jan Seynhaeve Burgemeester Wevelgem 15/12/2014

Page 134: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 132 ׀

Jacques Laverge Voormalig lid VOKA ZWV 15/12/2014

Filip Van

Haverbeke

Directeur Intercommunale Leiedal 15/12/2014

Luc Deseyn Verbondssecretaris ACV Zuid-West-Vlaanderen 16/12/2014

Veerle de Mey Regioverantwoordelijke Kortrijk-Ieper VOKA 16/12/2014

Jean De Bethune Gedeputeerde provincie West-Vlaanderen 19/12/2014

Franky Roels Diensthoofd IPW ABVV West-Vlaanderen 06/01/2015

Peter De Ridder Voormalig lid ACV Gent 22/01/2015

Koen Vermoesen Diensthoofd Agentschap Ondernemen 06/02/2015

Marc

Haesendonckx /

Michiel Van de

Voorde

Beleidsondersteuner - lokaal

werkgelegenheidsbeleid en interregionale

mobiliteit / Teamhoofd diversiteit afdeling Sociale

Economie en Duurzaam Ondernemen

Departement WSE

13/02/2015

Yoeri

Vanhullubusch

Regiomanager VDAB Gent-Zelzate 09/03/2015

Fons Leroy Gedelegeerd bestuurder VDAB 23/03/2015

Page 135: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 133 ׀

Bijlage 2: Topiclist interview RESOC-SERR

Naam geïnterviewde

Organisatie

Datum interview

Tijdsduur interview

Code respondent

INLEIDING Deze bevraging maakt deel uit van een onderzoek in opdracht van het Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen om meer zicht te krijgen op de werking van regionale samenwerkingsverbanden. Het onderzoek focust op het functioneren van samenwerkingsverbanden (de prestaties) en de factoren die de werking beïnvloeden. Hierbij hebben we aandacht voor de aansturing van het netwerk vanuit de Vlaamse overheid en de impact hiervan op lokale verhoudingen. Na dit interview leggen we u bijkomend een korte vragenlijst voor met 15 stellingen. De vragenlijst dient als kwaliteitscheck van de meningen die in de interviews geuit worden. We benadrukken dat we tijdens de bevraging steeds peilen naar uw persoonlijke mening over een bepaald onderwerp. De data uit het interview worden strikt vertrouwelijk behandeld. KENMERKEN PERSOON HISTORIEK

- Overgang van STC/Streekplatform naar RESOC/SERR

- Doorwerking historiek op functioneren vandaag?

RESOC PRESTATIES

- Meerwaarde RESOC

- Waarde streekpact: opmaak – inhoud - uitvoering

- Evaluatie oud vs. nieuw streekpact

- Kracht/ betekenis van het streekpact

Page 136: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 134 ׀

- Drive onder de partners om het streekpact uit te voeren?

- Waarde decretale opdrachten overleg en advies

LOKALE DYNAMIEK

- Rol coördinator/ medewerkers

- Rol voorzitter

- Vertrouwen tussen de partners

ROL VLAAMSE OVERHEID - Analyse regelgeving

- Opvolging van de werking

- Betrokkenheid V.O.

- Onduidelijkheid toekomstige positie RESOC/SERR

NETWERKOMGEVING SERR PRESTATIES

- Meerwaarde SERR

- Waarde adviesopdrachten

o JOP VDAB

- Sociaal overleg op regionaal niveau

- Uitvoeringsopdracht EAD

- Andere?

ROL VLAAMSE OVERHEID - Aansturing door departement WSE

- Relatie met VDAB

NETWERKOMGEVING ALGEMEEN

- Rol SERR in lokaal arbeidsmarkbeleid?

- Verhouding SERR tegenover andere kanalen?

AFRONDEND

- Zijn er nog zaken die we niet besproken hebben en die u wenst toe

te voegen

Page 137: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 135 ׀

Bijlage 3: Antwoordenverdeling RESOC-SERR partners21

Survey RESOC-SERR Gent

Helemaal niet akkoord

Niet akkoord

Akkoord Helemaal akkoord

Geen mening/ n.v.t.

1 Het huidige streekpact wordt door alle RESOC partners gedragen

++ ++++ + +

2 De stad heeft een dominante invloed op de werking van het RESOC

+ +++ +++ +

3 De betrokkenheid van de regionale sociale partners in het SERR is sterker dan hun betrokkenheid in het RESOC

+ +++ +++ +

4 Ik beschouw het RESOC als een overbodige intermediaire structuur

+++ +++ + +

5 Gekleurde belangentegenstellingen tussen lokale besturen verhinderen een gedeelde visievorming in het RESOC

+ ++++ +++

6 De werking van mijn RESOC-SERR wordt bemoeilijkt door belangentegenstellingen tussen de WN en WG organisaties

++ +++++ +

7 Het beleid van de VDAB centraal biedt onvoldoende

+ ++ +++ ++

21 De (+)vormen een optelsom van de antwoorden

Page 138: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 136 ׀

flexibiliteit als het gaat om de uitbouw van regionaal arbeidsmarktbeleid

8 Het RESOC advies over het Jaarlijks Ondernemingsplan van de VDAB is louter een formaliteit

++ ++++ ++

9 De uitvoering van de doelstellingen uit het streekpact heeft prioriteit voor de partners

+++++ ++ +

10 De meerwaarde van tripartiete streekoverleg is voor mij duidelijk

+ + +++ ++ +

11 De RESOC/SERR medewerkers zijn naar mijn mening teveel bezig met de uitvoering van het EAD-beleid en te weinig met socio-economische streekontwikkeling

++ ++++ + +

12 Het SERR/RESOC en de regionale VDAB werken constructief samen op het vlak van regionaal tewerkstellingsbeleid

+ +++++ + +

13 De Vlaamse overheid voorziet onvoldoende middelen om de RESOC werking te garanderen

+ + ++++++

14 De integratie van de vroegere streekplatformen en sociale tewerkstellingscomités in de ERSV/SERR/RESOC structuur heeft geleid tot een grotere dynamiek tussen de

++++ ++ ++

Page 139: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 137 ׀

regionale partners

15 Het engagement van de Vlaamse overheid voor de subregionale streekwerking via de RESOC/SERR structuur is naar mijn aanvoelen sterk afgenomen doorheen de tijd

++ +++++ +

Survey RESOC-SERR Kempen

Helemaal

niet

akkoord

Niet

akkoord

Akkoord Helemaal

akkoord

Geen

mening

/ n.v.t.

1 Het huidige streekpact

wordt door alle RESOC

partners gedragen

+++ ++++

2 De stad heeft een

dominante invloed op

de werking van het

RESOC

++++ + ++

3 De betrokkenheid van

de regionale sociale

partners is sterker in

de SERR dan in het

RESOC

++++ ++ +

4 Ik beschouw het

RESOC als een

overbodige

intermediaire

structuur

+++++ ++

5 Gekleurde

belangentegenstelling

en tussen lokale

besturen verhinderen

een gedeelde

visievorming in het

RESOC

+++ ++++

6 De werking van mijn

RESOC-SERR wordt

+++ +++ +

Page 140: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 138 ׀

bemoeilijkt door

belangentegenstelling

en tussen de WN en

WG organisaties

7 Het beleid van de

VDAB centraal biedt

onvoldoende

flexibiliteit voor de

uitbouw van een

regionaal

arbeidsmarktbeleid

++ ++ ++ +

8 Het advies over het

Jaarlijks

Ondernemingsplan van

de VDAB is louter een

formaliteit

+++ ++++

9 De uitvoering van de

doelstellingen uit het

streekpact heeft

prioriteit voor de

partners

+ ++++ ++

10 De meerwaarde van

het tripartiete

streekoverleg is voor

mij duidelijk

+ ++ ++++

11 De RESOC-SERR

medewerkers zijn naar

mijn mening teveel

bezig met de

uitvoering van het

EAD-beleid en te

weinig met socio-

economische

streekontwikkeling

+ +++ + ++

12 Het RESOC-SERR en de

lokale VDAB werken

constructief samen op

het vlak van regionaal

tewerkstellingsbeleid

+ ++++ ++

13 De Vlaamse overheid

voorziet onvoldoende

+ ++++++

Page 141: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 139 ׀

financiële middelen

om de RESOC werking

te garanderen

14 De integratie van de

vroegere

streekplatformen en

sociale

tewerkstellingscomité

s in de

ERSV/SERR/RESOC

structuur heeft geleid

tot een grotere

dynamiek tussen de

regionale partners

++ ++++ +

15 Het engagement van

de Vlaamse overheid

voor de regionale

streekwerking via de

RESOC-SERR structuur

is naar mijn aanvoelen

sterk afgenomen

doorheen de tijd

+ +++ +++

Survey RESOC-SERR ZWV

Helemaal

niet

akkoord

Niet

akkoord

Akkoord Helemaal

akkoord

Geen

mening

/ n.v.t.

1 Het huidige

streekpact wordt

door alle RESOC

partners gedragen

++ ++++++

2 De stad heeft een

dominante invloed

op de werking van

het RESOC

++++++++

3 De betrokkenheid

van de regionale

sociale partners is

sterker in de SERR

dan in het RESOC

+ ++++ + ++

Page 142: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 140 ׀

4 Ik beschouw het

RESOC als een

overbodige

intermediaire

structuur

++++ +++ +

5 Gekleurde

belangentegenstellin

gen tussen lokale

besturen verhinderen

een gedeelde

visievorming in het

RESOC

+++++ +++

6 De werking van mijn

RESOC-SERR wordt

bemoeilijkt door

belangentegenstellin

gen tussen de WN en

WG organisaties

+ +++++++

7 Het beleid van de

VDAB centraal biedt

onvoldoende

flexibiliteit voor de

uitbouw van een

regionaal

arbeidsmarktbeleid

+ +++++ + +

8 Het advies over het

Jaarlijks

Ondernemingsplan

van de VDAB is louter

een formaliteit

+++ +++ ++

9 De uitvoering van de

doelstellingen uit het

streekpact heeft

prioriteit voor de

partners

++++++++

10 De meerwaarde van

het tripartiete

streekoverleg is voor

mij duidelijk

+ +++ +++ +

11 De RESOC-SERR

medewerkers zijn

+ +++ +++ +

Page 143: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 141 ׀

naar mijn mening

teveel bezig met de

uitvoering van het

EAD-beleid en te

weinig met socio-

economische

streekontwikkeling

12 Het RESOC-SERR en

de lokale VDAB

werken constructief

samen op het vlak

van regionaal

tewerkstellingsbeleid

+++++ ++ +

13 De Vlaamse overheid

voorziet onvoldoende

financiële middelen

om de RESOC

werking te

garanderen

+ + ++++ ++

14 De integratie van de

vroegere

streekplatformen en

sociale

tewerkstellingscomit

és in de

ERSV/SERR/RESOC

structuur heeft

geleid tot een

grotere dynamiek

tussen de regionale

partners

+++ ++++ +

15 Het engagement van

de Vlaamse overheid

voor de regionale

streekwerking via de

RESOC-SERR

structuur is naar

mijn aanvoelen sterk

afgenomen doorheen

de tijd

++++++ ++

Page 144: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering
Page 145: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 143 ׀

Page 146: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering
Page 147: Gevalstudie sociaaleconomische streekontwikkeling Een … Analyserapport... · 2015-09-30 · ׀ 7 ׀ Managementsamenvatting Dit rapport kadert in het SBOV-onderzoek ‘Beleidsvoering

׀ 145 ׀