Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN...

94
Academiejaar 2015-2016 Lesgever: Rudi De Raedt | Door: Delfien Vansteelandt SAMENVATTING GEDRAGSTHERAPIE

Transcript of Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN...

Page 1: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Academiejaar 2015-2016

Lesgever: Rudi De Raedt | Door: Delfien Vansteelandt

SAMENVATTING GEDRAGSTHERAPIE

Page 2: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT
Page 3: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

INHOUD

INLEIDING 1

INHOUD CURSUS 1

EXAMENLEERSTOF 1

EXAMEN THEORIE 1

GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1

HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT 1

GEDRAGSTHERAPIE IS DE TOEPASSING VAN BEVINDINGEN UIT DE EXPERIMENTELE PSYCHOLOGIE 1

De experimentele methode (= essentie waar we vanuit gaan) 2

FUNDAMENTEN VAN DE GEDRAGSTHERAPIE 2

Neo-behaviorisme: introductie van complexiteit 2

GEDRAGSTHERAPEUTISCHE PRAKTIJK: TOEPASSING EXPERIMENTELE METHODE 2

GRONDSLAGEN GEDRAGSTHERAPIE: LEERMODEL 2

Definitie leerproces 2

Gedrag 2

Gedragstherapie is de toepassing van procedures 3

Twee leerprincipes 3

Waarneembare of objectief meetbare responsen 3

Gedrag: onderliggende processen 3

Leertheoretische basis: noodzakelijke kennis voor de gedragstherapeut 3

HET MODEL VOOR PROBLEEMIDENTIFICATIE BINNEN DE GEDRAGSTHERAPIE 3

Gedragstherapeutisch proces Brinkman 1978: voorgaand model 3

Componenten van het therapeutisch proces binnen het model voor probleemidentificatie:

remoralisatie – remediatie – rehabilitatie 4

Van eenvoudige naar complexe problematiek 4

HET MODEL VOOR PROBLEEMIDENTIFICATIE 5

CLIËNTPERSPECTIEF VERSUS EXPERTPERSPECTIEF 5

AANMELDING - VERHELDEREND 6

WIE KOMT MET WAT NET NU, NAAR HIER? 6

En verder … eerste contact 6

Opbouw therapeutische relatie 6

CONCRETISERING KLACHTEN EN RUIMERE CONTEXT CLIËNT 6

Concretisering: bevraging a.d.h.v. G-schema 6

KLACHTENANALYSE - VERHELDEREND 7

ONTWIKKELINGSGESCHIEDENIS & VERLOOP VAN DE KLACHTEN 7

HANTERINGSGEDRAG & SOCIALE ONDERSTEUNING 7

ZIEKTETHEORIE EN ATTRIBUTIES 7

Ziektetheorie 7

ANALYSE GEZOND FUNCTIONEREN 7

VOORLOPIGE PROBLEEMSAMENHANG: VPS 8

Page 4: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

INVENTARISATIE, ORDENING EN SAMENHANG VAN DE PROBLEMEN 8

HET OPSTELLEN VAN EEN PROBLEEMSAMENHANG – HOLISTISCHE THEORIE 8

Causaliteit 8

BESPREKEN VPS/ HOLISTISCHE THEORIE 9

PROBLEEMANALYSE – ONDERKENNEND // DIAGNOSESTELLING - VERKLAREND 9

DE EMPIRISCHE CYCLUS 9

ONDERKENNING: PROBLEEMANALYSE 9

VERKLARING : DIAGNOSESTELLING 9

ONDERKENNING VERSUS VERKLARING 9

VAN ONDERZOEKSVRAAG NAAR HYPOTHESE 9

ONDERKENNING 10

VAN HYPOTHESETOETSING NAAR ONDERZOEKSVRAAG 10

HOLISTISCHE THEORIE 10

INDICATIESTELLING – ADVIES 10

INDICATIESTELLING, ADVIES 10

BEHANDELPLAN 10

GEDRAGSTHERAPEUTISCHE BENADERINGEN VAN

PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN 11

3 HOOFDKENMERKEN VAN PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN (MILLON, 1981) 11

CBT CONCEPTUALISATIE VAN PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN 11

BIOSOCIAAL MODEL (MILLON & EVERLY, 1985) 11

Verwerven van bekrachtiging 11

Persoonlijkheidsstoornis 12

Behandeling volgens het model van Millon 12

COGNITIEF MODEL BECK 12

Drie denkniveaus 12

Behandeling vanuit CBT 13

SCHEMAGERICHTE BENADERING YOUNG 13

Vroege onaangepaste schema’s 14

5 schemadomeinen, 18 schema’s 14

Schemaprocessen 15

Identificeren van schema’s 15

De cliënt conceptualiseren in schema’s 15

Veranderen van schema’s 15

DE TOEKOMST? DERDE GENERATIE CBT 16

Dialectische Gedragstherapie (Linehan) 16

Page 5: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

VERKLARINGSHYPOTHESES GEBASEERD OP DE LEERTHEORIE 17

VERKLARINGSHYPOTHESES GEBASEERD OP … 17

KLASSIEKE CONDITIONERING 17

BASISTERMEN KLASSIEKE CONDITIONERING 17

EXITATORISCHE CONDITIONERING: PRINCIPES 17

Bekrachtiging 17

Uitdoving en spontaan herstel 17

Contraconditionering 18

Generalisatie 18

Differentiatie 18

Hogere orde conditionering 18

Generalisatie en semantische conditionering 18

INHIBITORISCHE CONDITIONERING 18

Basisprincipe 18

Differentiatie 19

Backward conditioning 19

Uitdoving 19

Inhibitorische conditionering 19

APPETITIEVE VERSUS AVERSIEVE CONDITIONERING 19

ALTERNATIEVE METINGEN: BEWIJS VOOR BETEKENISLEREN 20

Geconditioneerde suppressie 20

Shuttle box 20

Klassieke conditionering 20

Aard van de UCS 20

°UCS = weglaten of uitblijven 21

SAMENVATTING 21

VOORWAARDEN VOOR CONDITIONERING 21

CONTIGUÏTEIT VERSUS CONTINGENTIE 21

Experimenteel opzet Rescorla 21

HET BLOKKERINGSEFFECT 21

Bewijs voor Rescorla-Wagner theorie (verrassingshypothese) - Kamin, 1968 21

Het blokkeringseffect & inhibitorische conditionering 22

Toepassing 22

CONTEXT, OCCASION SETTING EN EXTINCTIE (UITDOVING) 23

De experimenten van Astratian 23

Verklaring: compound stimulus of samengestelde stimulus 23

Occasion setting: Holland en Rescorla 23

Inhibitorische conditionering: wijziging van de procedure: sequentiële i.p.v. Gelijktijdige

aanbieding van toon en licht 23

Principes excitatorische conditionering: uitdoving en spontaan herstel - Wat gebeurt er volgens

Pavlov? 24

Verslaving & context: Opponent Process theorie Solomon 24

Samenvatting 24

DE THEORETISCHE VERKLARINGEN VOOR KLASSIEKE CONDITIONERING 24

Verklaring 1: Volgens Pavlov 24

Verklaring 2: Volgens Watson 24

Verklaring 3: Cognitieve visie 25

Page 6: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

DE GARCIA EXPERIMENTEN 28

VARIANTEN VAN KLASSIEKE CONDITIONERING GERELATEERD AAN COGNITIEVE ASPECTEN 28

VAN LEERPRINCIPE NAAR FUNCTIEANALYSE: DE KLASSIEKE COMPONENT 29

KLASSIEKE COMPONENT (BETEKENISANALYSE) 29

STRUCTUUR VAN DE KLASSIEKE COMPONENT 29

CS 29

DE ESSENTIËLE STIMULI 29

INHIBITOIRE STIMULI CS- 29

OS / OCCASIONSETTERS 29

Topografische analyse: topos (plaats) grafein (beschrijven) 30

DUIDELIJK VERSUS NIET DUIDELIJK OMLIJNDE STIMULI 30

UCS/UCR 30

UCS/UCR REPRESENTATIE 30

«UCS/UCR REPRESENTATIES » EN « BECK- COGNITIES » EN HET ONDERSCHEID TUSSEN « HOT » EN « COLD »

COGNITIONS: ‘INTERACTIVE COGNITIVE SUBSYSTEMS’, TEASDALE, 1993 30

Het cognitieve model (cognitief: inhoud) & cognitieve gedragstherapie 31

INHOUD VAN DE UCS/UCR REPRESENTATIE 32

SOORT ASSOCIATIE CS-UCS/UCR 32

SUMMATIE-EFFECT 32

CR 32

SAMENVATTING 32

OPERANTE CONDITIONERING: LEREN HANDELEN IN FUNCTIE VAN

CONSEQUENTEN 33

KLASSIEKE VERSUS OPERANTE CONDITIONERING 33

VOORSPELLEN EN CONTROLEREN 33

THORNDIKE & SKINNER 33

DE OPERANTE LEERPRINCIPES 33

BEKRACHTIGING 33

BESTRAFFING 33

UITDOVING 34

DISCRIMINATIEF LEREN 34

FADING 34

BEKRACHTIGING EN CONTIGUÏTEIT 34

PRIMAIRE EN SECUNDAIRE BEKRACHTIGERS 34

DE COLES EXPERIMENTEN 35

SOCIALE BEKRACHTIGING EN VERBALE CONDITIONERING: BELANGRIJK ! 35

SELECTEREN VAN BEKRACHTIGERS 35

EXTRINSIEKE VERSUS INTRINSIEKE BEKRACHTIGING 36

NEGATIEVE BEKRACHTIGING NADER BESCHOUWD 36

SCHEMA’S VAN BEKRACHTIGING 36

KEUZEGEDRAG NADER BESCHOUWD 37

Page 7: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Hoe kan je keuzes voorspellen? 37

De « matching law » : relevante parameters die een keuze bepalen 37

UITDOVING NADER BESCHOUWD 37

Continu versus onderbroken 37

De invloed van het specifieke schema 37

Klinische relevantie 38

Twee redenen waarom het probleemgedrag initieel kan toenemen 38

Differentiële bekrachtiging 38

BESTRAFFING NADER BESCHOUWD 38

Skinner 38

Consumptieve responsen en positieve bestraffing 38

Bestraffing na bekrachtiging 38

Bekrachtiging en bestraffing: Skinner en Estes 38

Bestraffing 39

Bestraffing versus positieve bekrachtiging 39

Combinatie bekrachtiging & straf 39

Probleem met bestraffing 39

Negatieve bestraffing 39

COMPLEXE VORMEN VAN OPERANTE CONDITIONERING 39

Conflicten 39

Toevalsleren 40

DE VALKUIL VAN WEDERZIJDSE BEKRACHTIGING 40

SHAPING: EEN STAPSGEWIJZE REALISATIE 40

DE ZES PROCEDURES VAN OPERANTE CONDITIONERING 40

AARD VAN DE SR 40

Enkele aandachtspunten 40

Ontsnapping en vermijding 40

6 PRINCIPES VAN OPERANTE CONDITIONERING 40

COMPLEXITEIT 41

THEORETISCHE VERKLARINGEN VOOR OPERANTE CONDITIONERING 41

CONTIGUÏTEIT VERSUS CONTINGENTIE 41

KANSEN AFWEGEN? 41

Hamond, 1980 41

WAT WORDT ER GELEERD? 41

Reflexmatige visie op operante conditionering (behavioristische manier) 41

Cognitieve visie op operante conditionering 42

COLWILL & RESCORLA 42

De controverse is niet definitief opgelost 42

VAN ‘ACTION’ NAAR ‘HABIT’ 42

KLINISCHE RELEVANTIE 43

EN VERDER, R-S OF S-R 43

VARIANTEN VAN OPERANTE CONDITIONERING 43

BANDURA: MODELING 43

Leren door observeren: ‘vicarious learning’ 43

Leren door imiteren 43

LEREN DOOR (ZELF)INSTRUCTIES 44

LEREN OP VOORSTELLINGSNIVEAU 44

Opmerking 44

Page 8: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

VAN LEERPRINCIPE NAAR FUNCTIEANALYSE: DE OPERANTE COMPONENT 45

ANALYSE VAN GEDRAG (FUNCTIONELE ANALYSE) 45

SD: DISCRIMINATIEVE STIMULUS 45

SΔ 45

R: OPERANT GEDRAG 45

SR: GEVOLG (STIMULUS) 45

BEKRACHTIGING 45

STRAF 45

OPERANT EN RESPONDENT GEDRAG 46

AANDACHTSPUNTEN 46

VALKUILEN 46

SAMENVATTING 46

DE TWEE FACTOREN: KLASSIEK EN OPERANT 46

OPSTELLEN VAN DE FUNCTIEANALYSE 46

METEN, OBSERVEREN, REGISTREREN EN BEVRAGEN 47

HUISWERK DOOR DE PATIËNT 47

ABC-schema (registreren) 47

POMS (meten) 47

Turven (registreren) 47

Notities (registreren) 47

Vragenlijsten 47

HUISWERK DOOR ANDEREN 47

Observatie 47

TIJDENS DE THERAPIESESSIE 47

Topografische analyse 47

Werken met schalen 48

SAMENVATTING 48

COMBINATIES VAN KLASSIEKE EN OPERANTE CONDITIONERING 49

HET TWEE-FACTORENMODEL VAN MOWRER 49

SAMENSPEL 2 LEERPROCESSEN 49

ACTIEVE EN PASSIEVE VERMIJDING 49

Passieve vermijding 49

KRITIEK 50

BESLUIT 50

DE SAFETY-SIGNAL HYPOTHESE ALS ALTERNATIEVE HYPOTHESE 50

UITDOVING VAN VREES NA VERMIJDINGSGEDRAG IS SLECHTS SCHIJN 51

EEN COGNITIEVE VISIE ALS ALTERNATIEVE HYPOTHESE 51

VOELEN EN WETEN 51

DE EMOTIETHEORIE VAN LANG (ZIE OOK: HET ICS MODEL VAN TEASDALE) 51

Page 9: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

HET “NEUROTISCHE LUSSEN MODEL”: ANALYSE VAN COMPLEX

DISFUNCTIONEREN EN INDICATIESTELLING VOOR SPECIFIEKE

THERAPEUTISCHE INTERVENTIES 52

HET “NEUROTISCHE LUSSEN MODEL”: NLM 52

LEERTHEORIE: FUNCTIEANALYSE EN BETEKENISANALYSE 52

NEUROBIOLOGISCHE WERKINGSMECHANISMEN VAN COMPLEX DISFUNCTIONEREN 52

Psychobiologisch model van Cloninger: genetisch onafhankelijke temperaments-dimensies met

neurobiologische basis? 52

Geheugen en ontstaan van representaties 52

HEURISTISCHE MODELLEN: OBSERVATIES UIT DE KLINISCHE PRAKTIJK 53

HET NEUROTISCHE LUSSEN MODEL 53

GESTUWD GEDRAG 53

BRONNEN VAN GESTUWD GEDRAG 53

TWEE PROCESSEN ALS REACTIE OP STRESS 54

“GESTUWD” VERSUS “GERICHT GEDRAG” 55

DE NEUROTISCHE LUS 55

Shaping 55

Toenaderingsrepertoire 56

Ontsnappingsrepertoire 56

Vermijdingsrepertoire 56

Cognitief repertoire 56

ORGANISATIE HOLISTISCHE THEORIE 56

DE PSYCHOTHERAPEUTISCHE PRAKTIJK 56

EVIDENCE-BASED WERKEN 56

COGNITIEF REPRESENTATIENIVEAU 57

Mentale subsystemen 57

Interactive Cognitive Subsystems (Teasdale) 57

STRESS EN EMOTIE 57

GESTUWD GEDRAG 58

NLM: THERAPEUTISCH NIVEAU 58

HET NLM ALS HANDVAT OM EEN COMPLEXE PROBLEMATIEK TE SCHEMATISEREN 58

Samenvattend 58

GEDRAGSTHERAPEUTISCHE INTERVENTIES 59

TOEPASSING 59

CLASSIFICATIE VAN LEERPRINCIPES: GT-TECHNIEKEN ZIJN GERELATEERD AAN OPERANTE TECHNIEKEN OF EXPOSURE

59

TOEPASSINGSVORMEN 59

Procedures 59

GEDRAGSTHERAPEUTISCHE BASISTECHNIEKEN 60

THERAPIEPLAN: KOPPELEN COMPONENTEN, INTERMEDIAIRE DOELEN EN INTERVENTIES 60

EERSTE GENERATIE GEDRAGSTHERAPEUTISCHE TECHNIEKEN 60

EXPOSURE 60

Theoretische achtergrond 60

Page 10: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Toepassingsvormen van exposure 63

Exposure concreet 64

ONTSPANNINGSTECHNIEKEN 66

Relaxatie 66

OPERANTE TECHNIEKEN 66

Vaak gebruikt in 66

In functie van functieanalyse 67

Sd 67

Operante technieken 67

Toename gewenst gedrag 67

Afname ongewenst gedrag 68

SPECIFIEKE TECHNIEKEN 69

Applied Tension Training 69

Gedragsactivatie 69

Plaswekker & droogbedtraining 69

Taakconcentratietraining 70

TWEEDE GENERATIE GEDRAGSTHERAPEUTISCHE TECHNIEKEN: COGNITIEVE TECHNIEKEN 70

COGNITIEVE TECHNIEKEN 70

HET OPSPOREN VAN AUTOMATISCHE GEDACHTEN 70

UITDAAGTECHNIEKEN 71

SOCRATISCHE DIALOOG (BASISTECHNIEK) 71

HOE WERKZAAM IS COGNITIEVE UITDAGING? (LONGMORE & WORRELL, 2006) 72

COGNITIEVE THERAPIE: RETRIEVAL COMPETITION (BREWIN, 2006) 72

GEDRAGSEXPERIMENTEN: VAN COLD COGNITION NAAR HOT COGNITION 72

Gedragsexperimenten als onderdeel van cognitieve therapie 72

GEDRAGSEXPERIMENTEN 73

PSYCHO-EDUCATIE 73

DERDE GENERATIE GEDRAGSTHERAPEUTISCHE TECHNIEKEN 73

VAN “INHOUD” NAAR “PROCESSEN” 73

MINDFULNESS (MINDFULLNES BASED COGNITIVE THERAPY, MBCT) 73

ACCEPTANCE AND COMMITMENT THERAPY (ACT) 73

‘VIERDE GENERATIE’ GEDRAGSTHERAPEUTISCHE TECHNIEKEN: PROCEDURES VANUIT DE EXPERIMENTELE

PSYCHOPATHOLOGIE EN DE AFFECTIEVE NEUROWETENSCHAPPEN 74

KLINISCHE OBSERVATIES: DEPRESSIEVE STOORNIS, HET KLINISCH PROBLEEM 75

ONTWIKKELING VAN EEN THEORETISCH KADER/RAAMWERK 75

De rol van aandachtscontrole 76

Het depressieve brein 76

Cognitieve controle over negatieve stimuli: ventraal netwerk > dorsaal netwerk (Corbetta &

Shulman, 2002; Taylor & Fragopanagos, 2005; De Raedt, 2006) 76

CORRELATIONELE GEGEVENS 77

Verminderde cognitieve controle naargelang het aantal depressieve episodes 77

Twee processen van verminderde controle 77

Prefrontale controle > Losmaking > ruminatie 77

EXPERIMENTEEL ONDERZOEK 77

Depressie: causale hypothese: verminderde cognitieve controle 77

Tussentijdse samenvatting 78

Effecten van rTMS en tDCS bij depressie 78

EXPERIMENTELE BEHANDELINGEN 78

Conclusie 79

Page 11: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

ONTWIKKELING VAN NIEUWE BEHANDELINGSPROCEDURES 79

Ontwikkeling van meer potente strategieën 79

Interactieve operante conditionering van oogbewegingen 80

Pupilverwijding 80

Impact van tDCS over de Linker Dorsolaterale Prefontrale Cortex tijdens Aandachtsbias

Modificatie (externe info): een ‘eye-tracking’ studie 80

Getemporiseerde auditieve seriële opteltaak: werkgeheugen training (interne representaties)

80

RANDOMISED CONTROLLED TRIALS (RCT’S) 80

Gerandomiseerde dubbelblind trial: neurostimulatie en werkgeheugen training 80

Toekomst: verder ontwikkelen en testen van nieuwe metingen en interventies 81

Page 12: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT
Page 13: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Inle

idin

g

1

INLEIDING

INHOUD CURSUS

Rode draad: het proces van probleemidentificatie (= grondige analyse van problemen): van

aanmelding tot behandelplan)

CASUS > THEORIE > PRAKTIJK

EXAMENLEERSTOF

EXAMEN THEORIE

Theorie kennen EN kunnen toepassen op casus

o Korte casus met open vragen

o Inzicht in leermechanismen

o Inzicht in theoretische achtergrond

o Inzicht in het proces van probleemidentificatie

o Klinisch inzicht

o Kunnen reflecteren, integreren

o Kennis basisprincipes van een aantal behandelstrategieën (bv. exposure)

GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING

HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Nadruk op efficiënte hulpverlening

Integratie gedragingen, cognities en emoties

Nauwe aansluiting van interventie bij probleemidentificatie

Belang van de therapeutische relatie

Gericht op de onderliggende werkingsmechanismen van problemen

GEDRAGSTHERAPIE IS DE TOEPASSING VAN BEVINDINGEN UIT DE EXPERIMENTELE

PSYCHOLOGIE

Empirische verankering: (reflective) scientist practitioner

o Verankering in experimenteel onderzoek

o Verankering in leerpsychologie

o Evidence-based denken

o Gestructureerd en systematisch werken

o Met aandacht voor complexiteit

Page 14: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Inle

idin

g

2

DE EXPERIMENTELE METHODE (= ESSENTIE WAAR WE VANUIT GAAN)

1. Feiten vaststellen, observeren, meten

2. Wetmatigheden opsporen: functionele relaties (bv. gedragsexperiment uitvoeren: S – R)

3. Theorieën ontwerpen = verklaring zoeken, veronderstellingen maken over het S-R verband

4. Theorie toetsen: nieuwe hypotheses afleiden en toetsen

5. Bijstellen van de theorie

FUNDAMENTEN VAN DE GEDRAGSTHERAPIE

De gedragstherapie als dusdanig, ontstaat niet vanuit het traditionele behaviorisme (cf.

Watson en Skinner: S-R model), maar vanuit het neo-behaviorisme (cf. Hull en Woodworth: S-

O-R model)

NEO-BEHAVIORISME: INTRODUCTIE VAN COMPLEXITEIT

De intrede van het organisme (en de ‘black box’), betekent niet alleen dat dit organisme

‘leert’, maar ook dat de effecten die dit oplevert, opnieuw fungeren als een stimulus

Gedrag is de essentie van het hele functioneren

GEDRAGSTHERAPEUTISCHE PRAKTIJK: TOEPASSING EXPERIMENTELE METHODE

De gedragstherapeutische praktijk is als een experiment met 1 proefpersoon waarin een

hypothese over zijn probleemgedrag wordt getoetst

GRONDSLAGEN GEDRAGSTHERAPIE: LEERMODEL

Gedrag is aangeleerd of krijgt zijn uiteindelijke vorm via leerprocessen

‘Uitwendig zichtbaar gedrag’ = belangrijk aangrijpingspunt voor behandeling

Binnen de cognitieve stroming wordt ook ‘niet uitwendig zichtbaar gedrag’ als belangrijk

beschouwd: ‘gedragsexperimenten’ blijven hier echter ook een belangrijk aangrijpingspunt

DEFINITIE LEERPROCES

Na verwerving van informatie (= leren) wordt een gedragsverandering waargenomen,

hieruit wordt afgeleid dat een organisme iets geleerd heeft

Een geobserveerde verandering is geen voldoende voorwaarde om te besluiten tot een

leerproces (cfr. rijping)

Ook de afwezigheid van gedragsverandering geeft geen uitsluitsel

NIET ALLE GEDRAG IS AANGELEERD

GEDRAG

Gedrag is een zinvolle reactie op een betekenisvolle situatie = een interactie

Page 15: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Inle

idin

g

3

GEDRAGSTHERAPIE IS DE TOEPASSING VAN PROCEDURES

Procedure: manipulatie door de experimentator, wat de CL doet op advies van de TH

Resultaat: het gevolg, effect van een toegepaste procedure, wat men observeert

Theorie: een voorlopige verklaring voor het tot stand komen van het resultaat

TWEE LEERPRINCIPES

De procedure van klassieke conditionering: het leren van een associatie tussen stimuli

De procedure van operante conditionering: het leren van een verband tussen handelen en de

gevolgen

De essentie van de gedragstherapie is de interactie tussen deze twee

WAARNEEMBARE OF OBJECTIEF MEETBARE RESPONSEN

Motorische responsen/handelen

Verbale/expressieve responsen

Fysiologische responsen/autonome reacties

GEDRAG: ONDERLIGGENDE PROCESSEN

Geheugen/cognitie/denken: bewust versus onbewust: binnen de aandacht versus buiten de

aandacht

Beleving/emotie/voelen (wordt bepaald door de cognitieve verwerking)

Motivatie/drijfveren: de manier waarop je gemotiveerd bent, zal een invloed hebben op hoe

je iets doet

LEERTHEORETISCHE BASIS: NOODZAKELIJKE KENNIS VOOR DE GEDRAGSTHERAPEUT

Laat toe op een creatieve manier te werken binnen het therapeutische proces: gedrag

kunnen omzetten in leerprincipes!

Problemen analyseren en verklaringen generenen

HET MODEL VOOR PROBLEEMIDENTIFICATIE BINNEN DE GEDRAGSTHERAPIE

Dynamiseren van psychopathologie: van categoriaal (DSM) naar een procesmatige aanpak

(processen, piekeren, inhibitie, controle, …)

Een protocol voor probleemanalyse: voor enkelvoudige én complexe problematiek

Behandelprotocollen na probleemanalyse

GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES BRINKMAN 1978: VOORGAAND MODEL

Informatieverzameling: inventarisatie probleemvelden

Probleemsamenhang: Holistische Theorie

Probleemkeuze: selectie eerste te bewerken probleem

Page 16: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Inle

idin

g

4

Basislijnmeting: concretiseren en meten

Topografische en functie-analyses

Behandeldoelen en behandelplan

Therapeutische methoden: procedures toepassen

Evaluatie, met beslissing beëindiging/doorgaan

Probleem voorgaand model: holistische theorie en functionele analyses

o Vanuit de kliniek: te weinig relevant en bruikbaar onder alle omstandigheden

o Vanuit wetenschappelijk oogpunt: te weinig betrouwbaar en valide indien

complexiteit

Onvoldoende gesteund door empirische gegevens!

COMPONENTEN VAN HET THERAPEUTISCH PROCES BINNEN HET MODEL VOOR

PROBLEEMIDENTIFICATIE: REMORALISATIE – REMEDIATIE – REHABILITATIE

Remoralisatie

Demoralisatie doorbreken n.a.v. het er niet in slagen vat te krijgen op leven/klachten

Opstellen probleemsamenhang start van ziektetheorie patiënt VPS HT

Reduceert hopeloosheid

Cliënt wordt serieus genomen

Biedt overzicht, inzicht en uitzicht!

Remediatie

Beheersbaar krijgen of elimineren van klachten

Opstellen probleemsamenhang (VPS HT) kan reeds bijdragen tot klachtenreductie

Zicht op samenhang bevordert gevoel van controle

Bekende copingstrategieën kunnen worden geactiveerd

Rehabilitatie

Bevordering kwaliteit diverse levensterreinen, inclusief zelfwaarde

Opstellen probleemsamenhang leidt tot specificatie van diverse terreinen die wel/niet voor

verandering vatbaar zijn

De VPS/HT bevat cellen die naar de klachten verwijzen maar ook naar moeilijkheden op

levensterreinen die aanleiding vormen tot klachten of die er het gevolg van zijn

VAN EENVOUDIGE NAAR COMPLEXE PROBLEMATIEK

Model bruikbaar voor eenvoudige én voor complexe problematiek

Als mensen in psychotherapie komen is het vaak omdat probleemgebieden niet meer

ontwarbaar zijn en in versterkende lussen zijn terechtgekomen belang analyses !

Soms is het doorlopen van het proces ZT-VPS-HT reeds therapeutisch

Page 17: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

He

t m

od

el v

oo

r p

rob

lee

mid

en

tifi

cati

e

5

HET MODEL VOOR PROBLEEMIDENTIFICATIE

Belangrijk om met de patiënt een goede analyse te maken van cognities, emoties, gedrag

Vier vraagstellingstypen (Vertommen, 1996) met elk bepaalde doelstelling (De Bruyn, 2000)

o Verhelderingsvraag (klachtenanalyse)

o Onderkenningsvraag (probleemanalyse)

o Verklaringsvraag (diagnosestelling)

o Indicatiestellingsvraag (indicatiestelling)

CLIËNTPERSPECTIEF VERSUS EXPERTPERSPECTIEF

Page 18: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

He

t m

od

el v

oo

r p

rob

lee

mid

en

tifi

cati

e

6

AANMELDING - VERHELDEREND

WIE KOMT MET WAT NET NU, NAAR HIER?

Wie is de hulpvrager: de probleemdrager?

Aanmeldingsklacht: vaag of zeer concreet?

Toestand: crisis?

Aanleiding consultatie: druk van familie? motivatie is belangrijk!

Verwachtingen: laatste strohalm? remoralisatie is belangrijk

Waarom komt de patiënt naar hier: doorverwijzing?

Verwijzer: heeft hij/zij specifieke vragen?

EN VERDER … EERSTE CONTACT

Taxatie: verder contact of doorverwijzing ?

Informatie over behandeling / tarief

Verwachtingen bijstellen

Motiveren

Remoraliseren (vertrouwen, maar geen valse hoop)

Start opbouw therapeutische werkrelatie

OPBOUW THERAPEUTISCHE RELATIE

~ Wegwijzer, maar in samenwerking

Stimuleren tot zelfwerkzaamheid

Belangrijke aspecten: empathie, transparantie, onvoorwaardelijke positieve gezindheid

Geen apart stadium: bouw je langzaamaan op

Gebruiken gespreksvaardigheden (volgen vs sturen): mix professionaliteit en empathie

Beluisteren verschillende communicatiekanalen

CONCRETISERING KLACHTEN EN RUIMERE CONTEXT CLIËNT

Aandacht op aanmeldingsklacht, ook indien gedacht wordt dat deze niet relevant is

Eerste concretisering klachten

Belevingswereld van cliënt begrijpen

Situering binnen context patiënt

CONCRETISERING: BEVRAGING A.D.H.V. G-SCHEMA

Gebeurtenis

Gedachten

Gevoelens

Page 19: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

He

t m

od

el v

oo

r p

rob

lee

mid

en

tifi

cati

e

7

Gedrag hieruit vertrekken we en proberen we het denken van de patiënt te structureren

Gevolgen

Uitlokkende/inhiberende factoren

KLACHTENANALYSE - VERHELDEREND

ONTWIKKELINGSGESCHIEDENIS & VERLOOP VAN DE KLACHTEN

Hoe is de klacht ontstaan?

Belangrijke gebeurtenissen?

Transitiefases?

Beginperiode?

Fluctuaties? concretisering!

Hulpverleningsgeschiedenis?

Tijdslijn!

HANTERINGSGEDRAG & SOCIALE ONDERSTEUNING

Coping

o Actief aanpakken versus vermijding en niets doen

o Optimisme, aanvaarding en berusting versus pessimisme, zich door problemen in

beslag laten nemen

o Afleiding zoeken, drinken, ontspanning zoeken

o Afreageren van emoties (constructief of destructief)

Sociale ondersteuning ( !)

o Sociaal netwerk

o Kan de cliënt terugvallen op omgeving?

o Hoe gezond is die omgeving?

ZIEKTETHEORIE EN ATTRIBUTIES

ZIEKTETHEORIE

Zelf-diagnose: hoe beschrijft de cliënt zijn actuele toestand?

Proces: aard van de ziekte/problemen (acuut, chronisch, cyclisch)

Gevolgen: inschatting effecten op KT en LT + prognose volgens de cliënt op langere termijn

Oorzaken: attributies: intern – extern, stabiel – niet stabiel, globaal – niet globaal,

controleerbaar – niet controleerbaar

ANALYSE GEZOND FUNCTIONEREN

Hier moet men voldoende aandacht voor hebben (sterke punten, capaciteiten, hobby’s, …)!

Page 20: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

He

t m

od

el v

oo

r p

rob

lee

mid

en

tifi

cati

e

8

VOORLOPIGE PROBLEEMSAMENHANG: VPS

INVENTARISATIE, ORDENING EN SAMENHANG VAN DE PROBLEMEN

Ordening en samenhang brengen in beschikbare en verzamelde gegevens

Start verklarende fase geïndividualiseerde casusconceptualisatie

Basis en leiddraad doorheen therapie: categoriale vs. functionalistische visie (G = f(E,P) )

Geen eindpunt, voortdurend aanpassen

HET OPSTELLEN VAN EEN PROBLEEMSAMENHANG – HOLISTISCHE THEORIE

Inventarisatie, ordening en samenhang op basis van de beschikbare gegevens: klachten,

probleemgedragingen, thema’s – cognities – emoties, belangrijke gebeurtenissen,

omgevingsfactoren, persoonlijkheidskenmerken

Kan functieanalyses bevatten, samengevat naar thema’s

Cellen

Causale relaties (pijlen): hoe iets leidt tot iets anders (opletten met tautologieën!)

CAUSALITEIT

Causaal mechanisme: waarom leidt de ene variabele tot de andere?

Causaal pad: richting causale relatie?

o Verbanden:

Uni-directioneel

Bi-directioneel

Circulair (elkaar versterkend)

o Meervoudige causaliteit

Interactieve causaliteit: de causale effecten van één variabele variëren in

functie van een andere variabele (diathese-stress)

Additief: het probleem is erger als twee causale variabelen tegelijk actief

zijn

Sequentieel: gedragsketen

Mediërende variabele: geeft aan HOE de causale relatie verloopt

o Eén oorzaak kan verschillende mediatoren hebben die leiden tot hetzelfde gevolg

o Verschillende oorzaken kunnen hetzelfde gevolg hebben vanwege dezelfde

mediator

o Eén oorzaak met meerdere gevolgen vanwege dezelfde mediator: functioneel

identieke variabelen

Modererende variabele: geeft RICHTING en STERKTE van de causale relatie aan

Wanneer kan men spreken over causaliteit? (noodzakelijke, maar niet voldoende voorwaarden)

Statistische relatie, covariatie

Chronologie (temporeel verloop)

Uitsluiting alternatieve verklaringen

Logische samenhang

Page 21: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

He

t m

od

el v

oo

r p

rob

lee

mid

en

tifi

cati

e

9

BESPREKEN VPS/ HOLISTISCHE THEORIE

Cfr. remoralisatie, rehabilitatie, remediatie

Cfr. therapeutische relatie

Gemeenschappelijk werkinstrument

Basis evaluatie therapie, fase behandeling

PROBLEEMANALYSE – ONDERKENNEND // DIAGNOSESTELLING - VERKLAREND

DE EMPIRISCHE CYCLUS

De variabelen: de ‘cellen’ probleemanalyse

De verbanden: de ‘pijlen’ diagnosestelling

ONDERKENNING: PROBLEEMANALYSE

Beschrijven, taxeren, intensiteit doorgedreven concretisatie

Met aandacht voor problemen en mogelijkheden

Objectieve vaststellingen

Uit welke elementen bestaat het probleem?

Kaderen binnen theoretisch model?

VERKLARING : DIAGNOSESTELLING

Wat zijn de voorbeschikkende, uitlokkende instandhoudende en beïnvloedende factoren?

Algemeen, bv. copingvaardigheden en interpersoonlijke relaties

Modelspecifiek, bv.: gedragstherapeutisch (functie-analyses)

ONDERKENNING VERSUS VERKLARING

Onderkenning: om wat gaat het precies, hoe manifesteert het zich, …?

Verklaring: waarom geeft … aanleiding tot het probleem ?

DUS:

o Topografische analyses (SRS ketens)

o Registratieopdrachten (dagboek)

o Directe observatie en observatie door anderen

o Gedragsexperimenten (slechts één variabele variëren)

o Vragenlijsten

VAN ONDERZOEKSVRAAG NAAR HYPOTHESE

Onderzoeksvraag

Concrete toetsbare hypothese: hierbij worden we verpicht stil te staan bij de criteria die we

willen hanteren om over te gaan tot een besluit in verband met het probleem

Page 22: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

He

t m

od

el v

oo

r p

rob

lee

mid

en

tifi

cati

e

10

ONDERKENNING

Uit welke elementen bestaat het probleem?

Kaderen binnen theoretisch model?

Verschillende elementen binnen een syndroomcluster: meerdere cellen opgenomen in VPS?

VAN HYPOTHESETOETSING NAAR ONDERZOEKSVRAAG

Resultaten op een rij zettten, vergelijken met vooropgestelde criteria (bv. normen),

conclusies trekken

Conclusie terugkoppelen naar hypothese

Conclusie terugkoppelen naar algemene onderzoeksvraag

Klacht of verband tussen klachten al dan niet opnemen in holistische theorie

HOLISTISCHE THEORIE

Integreert nomothetische onderzoeksbevindingen (gebaseerd op gestandaardiseerd

testmateriaal) & idiografische onderzoeksbevindingen (gebaseerd op individuspecifieke

analyses) functieanalyses

Doel: het creëren van een gezamenlijke getoetste ordening die (klacht)gericht werken

mogelijk maakt

HT is geen definitieve ordening, maar een tijdelijke ordening (gevoelig voor veranderingen)

VPS en HT voegen zaken toe aan de ziektetheorie van de cliënt

De toevoegingen zijn van die aard dat de aangrijpingspunten voor verandering toenemen

Zo geformuleerd dat ze accepteerbaar is: communicatieve en remoraliserende waarde!

HT schematiseert waardoor gevoel van “overzicht” en “inzicht” en “uitzicht” ontstaat

INDICATIESTELLING – ADVIES

INDICATIESTELLING, ADVIES

= Empirisch onderbouwde aanbevelingen

Overlopen veranderbare cellen HT

Per cel nagaan: ernst, urgentie of problematische waarde, causale relaties (centraliteit),

interventiemogelijkheden of behandelbaarheid, contra-indicaties, mogelijkheden bij

specifieke patiënt, motivatie cliënt voor specifieke aanpak

Probleemkeuze

BEHANDELPLAN

Geheel van behandelingsonderdelen voor de te bewerken problemen

VOLGORDE !

Page 23: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ge

dra

gst

he

rap

eu

tisc

he

ben

ade

rin

gen

van

per

soo

nlij

khe

idss

too

rnis

sen

11

GEDRAGSTHERAPEUTISCHE BENADERINGEN VAN

PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN

Wat is persoonlijkheid?

o Persoonlijkheid is een complex patroon

o Grotendeels onbewust en aldus niet makkelijk te veranderen

o Komt automatisch naar boven in elk facet van ons dagelijks functioneren

dus: persoonlijkheidsproblemen zijn moeilijk te behandelen

o Ontstaan uit de interactie van biologische factoren en leerervaringen

o Deze eigenschappen bepalen hoe mensen waarnemen, voelen, denken en copen

3 HOOFDKENMERKEN VAN PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN (MILLON, 1981)

Rigiditeit

o Inflexibiliteit: beperkt aantal copingstrategieën die rigide worden toegepast

o Zelfondermijnende vicieuze cirkels

o Egosyntoon

Vermijding van diepe cognities en emoties

Interpersoonlijke moeilijkheden (ook in de therapeutische relatie!)

CBT CONCEPTUALISATIE VAN PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN

BIOSOCIAAL MODEL (MILLON & EVERLY, 1985)

Persoonlijkheid = patroon van diep ingesleten en breed gemanifesteerde cognitieve,

affectieve en (overte) gedragstrekken die over langere tijd blijven bestaan

Persoonlijkheid = temperament (biologische disposities) X sociale omgeving (leerervaringen)

Centraal: bekrachtiging

Leren van inadequaat / zelfondermijnend gedrag door…

o Positieve reinforcement

o Negatieve reinforcement

o Te weinig leren (underlearning)

Vooral HOE en WAAR de bekrachtiging verworven wordt, is belangrijk

VERWERVEN VAN BEKRACHTIGING

HOE worden de bekrachtigers toegediend? Actief of passief gedragspatroon?

WAAR krijgt men de bekrachtiging?

o Bij zichzelf (onafhankelijke type)

o Bij de ander (afhankelijke type)

o Bij zichzelf en de ander (ambivalent)

o Bij zichzelf noch de ander (onthecht)

Page 24: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ge

dra

gst

he

rap

eu

tisc

he

ben

ade

rin

gen

van

per

soo

nlij

khe

idss

too

rnis

sen

12

PERSOONLIJKHEIDSSTOORNIS

Syndroomcontinuïteit

Hoe komt het dat je bv. van links meer naar rechts gaat?

o Transsituationeel

o Transtemporeel

Voorbeeld schema: actief op zoek gaan naar beloners bij anderen = theatrale persoonlijkheid

BEHANDELING VOLGENS HET MODEL VAN MILLON

Operante conditionering: afleren van inadequaat / zelfondermijnend gedrag door

o Verminderen van positieve reinforcement

o Vermeerderen van negatieve reinforcement

o Vaardigheidstraining

COGNITIEF MODEL BECK

Men heeft ondervonden dat puur het operante aanpakken (~ Millon) niet werkt

o Want: de drijfveer voor gedrag heb je laten liggen

o Dus: daarom kwam er een tegenbeweging in de jaren ‘80 die ook ging kijken naar

de betekenisverlening van het overt gedrag

DRIE DENKNIVEAUS

Page 25: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ge

dra

gst

he

rap

eu

tisc

he

ben

ade

rin

gen

van

per

soo

nlij

khe

idss

too

rnis

sen

13

Kerngedachten / schema’s komen voort uit:

o Vroege ervaringen met primaire verzorgers

o Interacties met belangrijke anderen

o Confrontatie met bepaalde gebeurtenissen (bv. misbruik)

Schema activatie: stuurt de aandacht en interpretatie en versterkt zodanig het schema

Persoonlijkheidsstoornissen zijn aanpassingsstrategieën die ontwikkeld werden om om te

gaan met schema’s

BEHANDELING VANUIT CBT

Cognitieve technieken: 3 fasen

o Opsporen en bewustmaken van ‘huidige gedachten’

o Toetsen en socratisch bevragen van die huidige gedachten

o Formuleren en toepassen van nieuwe, evenwichtige en positieve gedachten

Door:

Voor-/nadelen van kerngedachten (herevalueren)

Cognitief dagboek bijhouden (vooral van positieve gebeurtenissen)

Continuümtechnieken (meer genuanceerd denken)

Neerwaartse pijl techniek

Anderen als referentiepunt gebruiken

Taarttechnieken

...

Gedragstherapeutische technieken

o Gedragsexperimenten: mensen vragen dingen anders aan te pakken

o Rollenspel

o Zelfcontroletechnieken

o Responspreventie

o Sociaal vaardigheidstherapie

SCHEMAGERICHTE BENADERING YOUNG

Cliënten met een persoonlijkheidsproblematiek dienen onderscheiden te worden van

cliënten met een AS I-problematiek

o Diffuse presentatie van klachten

o Interpersoonlijke problemen

o Rigiditeit en inflexibele patronen

o Cognitieve en affectieve vermijding: opdrachten niet uitvoeren, afhaken, …

Deze eigenschappen maken mensen met een persoonlijkheidsproblematiek minder geschikt

voor standaard kortdurende cognitieve therapie

Schemagerichte therapie

o Integratie van cognitieve, gedragsgerichte, interpersoonlijke en experiëntiële

technieken

o Centraal: vroege onaangepaste schema’s

Page 26: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ge

dra

gst

he

rap

eu

tisc

he

ben

ade

rin

gen

van

per

soo

nlij

khe

idss

too

rnis

sen

14

VROEGE ONAANGEPASTE SCHEMA’S

Extreem stabiele en lang bestaande schema’s

Overtuigingen (“waarheid”) over het zelf in relatie tot de omgeving

Houden zichzelf in stand, dus zijn resistent tegen verandering

Zijn per definitie dysfunctioneel

Worden geactiveerd door gebeurtenissen in de omgeving die relevant zijn voor het schema

o Leiden tot heftige emoties wanneer ze geactiveerd worden

Zijn het resultaat van een aangeboren temperament en dysfunctionele ervaringen (niet in

basale behoeften voorzien: actief, passief of ‘te veel van het goede’)

5 SCHEMADOMEINEN, 18 SCHEMA’S

1. ONVERBONDENHEID EN AFWIJZING

1. Verlating en instabiliteit

2. Wantrouwen / misbruik

3. Emotioneel tekort / emotionele deprivatie

4. Defect / schaamte

5. Sociale isolatie / vervreemding

2. VERZWAKTE AUTONOMIE EN VERZWAKTE PRESTATIE

6. Afhankelijkheid / incompetentie

7. Kwetsbaarheid voor gevaar en ziekte

8. Kluwen / niet ontwikkeld zelf

9. Falen

3. VERZWAKTE GRENZEN

10. Gerechtigd zijn / grandiositeit

11. Onvoldoende zelfcontrole / zelfdiscipline

4. GERICHTHEID OP ANDEREN

12. Onderwerping

13. Zelfopoffering

14. Goedkeuring zoeken / erkenning zoeken

5. OVERMATIGE WAAKZAAMHEID EN INHIBITIE

15. Negativiteit / pessimisme

16. Emotionele remming / inhibitie

17. Onverbiddelijk hoge normen / overkritisch zijn

18. Bestrafferigheid

Page 27: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ge

dra

gst

he

rap

eu

tisc

he

ben

ade

rin

gen

van

per

soo

nlij

khe

idss

too

rnis

sen

15

SCHEMAPROCESSEN

1. SCHEMABEVESTIGING

Gebeurt vaak onbewust door cognitieve vervormingen

Zelfondermijnende gedragingen

2. SCHEMAVERMIJDING

Cognitieve vermijding: automatisch of vrijwillig gedachten aan het schema blokkeren

Affectieve vermijding: gevoelens blokkeren die het schema oproept (bv. door automutilatie)

Gedragsmatige vermijding: situaties vermijden die het schema kunnen oproepen

3. SCHEMACOMPENSATIE

Cognitieve en gedragsmatige stijl die tegenovergesteld lijkt aan het schema

Dit is het lastigste schemaproces om te identificeren

IDENTIFICEREN VAN SCHEMA’S

Young Schema Questionnaire

Patiëntenvoorlichting: uitleg geven wat de schema's zijn en wat ze inhouden

Schema’s oproepen: m.b.v. verbeeldingsoefeningen, actuele verontrustende gebeurtenissen,

vroege herinneringen, therapeutische relatie, boeken en films, huiswerk, …

DE CLIËNT CONCEPTUALISEREN IN SCHEMA’S

Probleemgebieden (bv. romantische relaties, schoolprestaties, familierelaties, …) oplijsten

en zien welke schema’s (bv. verlating/instabiliteit, onderwerping, kluwen, falen, …)

getriggerd worden in welke gebieden + welk gedrag dit opgeroepen heeft (bv. vermijding,

constant studeren, eigen behoeften en emoties onderdrukken, …)

VERANDEREN VAN SCHEMA’S

COGNITIEVE TECHNIEKEN

Onderzoek het bewijsmateriaal dat de schema’s onderbouwt doe dit kritisch

Onderzoek het bewijsmateriaal dat het schema tegenspreekt

+ Illustreer hoe de cliënt het bewijsmateriaal dat tegenspreekt, negeert

Herinneringskaartjes

Daag het schema uit ELKE keer dat het geactiveerd wordt

EXPERIËNTIËLE TECHNIEKEN

Het oproepen van schema’s in de sessie

Page 28: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ge

dra

gst

he

rap

eu

tisc

he

ben

ade

rin

gen

van

per

soo

nlij

khe

idss

too

rnis

sen

16

Mensen laten voelen, ervaren ‘experience’

Emotionele catharsis: verbeeldingsoefeningen, rollenspel en ventileren

INTERPERSOONLIJKE TECHNIEKEN

D.m.v. de therapeutische relatie (maar: vaak moeilijk)

Bij schema-activatie binnen de sessie en binnen de relatie

Aanbieden van een therapeutische relatie die het schema tegenspreekt

o Beperkte reparerende rol / reparenting

o Met een beperkte self-disclosure als dat nodig is

Met respect voor grenzen binnen de relatie cliënt - therapeut

Groepstherapie ervaringen

GEDRAGSTECHNIEKEN

Wijzigen van het gedrag dat opgeroepen wordt door het schema (d.m.v. gedragsexp.)

Wijzigen van de omgevingsvariabelen indien nodig (bv. in geval van een toxische omgeving)

DE TOEKOMST? DERDE GENERATIE CBT

DIALECTISCHE GEDRAGSTHERAPIE (LINEHAN)

Linehan (1993): klassieke CBT focust te veel op verandering

Er zijn 3 belangrijke stappen:

1. Gedragsverandering (these)

2. Aanvaarding van gedrag (antithese)

3. Versmelting: these komt door de antithese (synthese)

ACCEPTANCE AND COMMITMENT THERAPY

Het doel van de therapie is niet verandering, maar verandering is vaak wel het bijproduct

ervan

4 modules:

o Mindfulness

o Interpersonal effectiveness

o Distress tolerance

o Emotieregulatie

Combinatie van 3 interventies:

o Groepstherapie

o Individuele therapie

o Crisis telefonische contacten

Ambulant of residentieel

Page 29: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ve

rkla

rin

gsh

ypo

the

ses

geb

ase

erd

op

de

leer

the

ori

e

17

VERKLARINGSHYPOTHESES GEBASEERD OP DE

LEERTHEORIE

VERKLARINGSHYPOTHESES GEBASEERD OP …

Leertheorie: functieanalyses (klassieke en operante component)

Cognitieve theorie: informatieverwerking

Biologische theorie: kwetsbaarheid

KLASSIEKE CONDITIONERING

BASISTERMEN KLASSIEKE CONDITIONERING

UCS = onvoorwaardelijke of ongeconditioneerde prikkel

UCR = onvoorwaardelijke of ongeconditioneerde reactie

CS = voorwaardelijke of geconditioneerde prikkel

CR = voorwaardelijke of geconditioneerde reactie

EXITATORISCHE CONDITIONERING: PRINCIPES

BEKRACHTIGING

Het contigu en contingent aanbieden is bekrachtiging

o Contiguïteit betekent het samen voorkomen in tijd

o Contingentie betekent een logische samenhang

De UCS (conflict) is de bekrachtiger

UITDOVING EN SPONTAAN HERSTEL

Uitdoving (extinctie) is het proces waarbij de geconditioneerde reflex geleidelijk verdwijnt

o Hoe: herhaaldelijk aanbieden van de CS zonder de UCS te laten volgen exposure

= het spiegelbeeld van bekrachtiging

Wat gebeurt er volgens Pavlov? Verdwijnen van de aangeleerde associatie?

o Neen: de aangeleerde associatie blijft bestaan maar de geconditioneerde reactie

wordt actief ONDERDRUKT (cf. inhibitorische conditionering)

o Evidentie 1: na volledige uitdoving zeer snelle herconditionering

o Evidentie 2: spontaan herstel na confrontatie met de CS (cf. context leren)

Page 30: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ve

rkla

rin

gsh

ypo

the

ses

geb

ase

erd

op

de

leer

the

ori

e

18

CONTRACONDITIONERING

Definitie: samen met het afleren (niet meer aanbieden van de UCS), leren we iets nieuws aan

(we maken een tweede bekrachtiging: een UCS2 die een CR2 gaat veroorzaken die

onverenigbaar is met de CR1)

GENERALISATIE

Definitie: de aangeleerde reactie (CR) op een CS breidt zich uit naar prikkels die lijken op

deze CS (de generalisatie-gradiënt neemt toe naarmate er meer tijd verloopt)

Relevantie voor de klinische praktijk

o Een conditionering die ontstond in specifieke omstandigheden, is overdraagbaar

op andere gelijkende situaties

o Generalisatie moet je altijd in je achterhoofd houden!

DIFFERENTIATIE

Definitie: het leren verschillend te reageren op situaties die verschillend zijn

Proces: prikkeldiscriminatie

o Toepassing van selectieve bekrachtiging

o De UCS volgt enkel op de specifieke CS en niet op een stimulus die lijkt op deze CS

Cf. compound stimulus

o Men kan ook stellen dat er een selectieve uitdoving wordt toegepast: op de

stimuli die gelijken op de CS volgt geen UCS

Experimentele neurose: voorspelbaarheid is heel belangrijk in ons leven

HOGERE ORDE CONDITIONERING

Definitie: er wordt voor de CS1 een nieuwe stimulus aangeboden (CS2), waardoor de CS1 qua

procedure nu fungeert als UCS en de CS2 als CS

Op den duur kun je hogere orde conditioneringsketens krijgen

GENERALISATIE EN SEMANTISCHE CONDITIONERING

Na conditionering op het woord « boot » kan een geconditioneerde reactie optreden bij het

woord « schip » (synoniem), maar niet op het woord « poot » (homoniem)

= generalisatie via semantiek, betekenis

Semantische conditionering: uitbreiding: de betekenis neemt de plaats in van het betekende

INHIBITORISCHE CONDITIONERING

BASISPRINCIPE

Procedure: een CS aanbieden met een andere CS, die een veiligheidssignaal wordt en die

aankondigt dat de oorspronkelijke UCS niet zal volgen

Page 31: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ve

rkla

rin

gsh

ypo

the

ses

geb

ase

erd

op

de

leer

the

ori

e

19

DIFFERENTIATIE

Men leert niet te reageren op stimuli die gelijken op de oorspronkelijke CS

Stimuli die gelijken op de oorspronkelijke CS, maar niet gevolgd worden door de UCS, worden

dus inhibitorische stimuli (deze hebben ook betekenis!)

BACKWARD CONDITIONING

UITDOVING

Uitdoving (extinctie) is het proces waarbij de geconditioneerde reflex geleidelijk verdwijnt

door de verbreking van de CS-UCS associatie

Door de verbreking van de CS-UCS associatie wordt niets afgeleerd, maar er wordt een

inhibitorische conditionering aangeleerd waardoor de CS-UCS associatie onderdrukt wordt

INHIBITORISCHE CONDITIONERING

Hoe weet je of de CR door inhibitorische conditionering wordt onderdrukt of simpelweg niet

optreedt omdat er geen excitatorische conditionering plaatsvond?

o Retardatie: een stimulus die ooit een inhibitorische stimulus geweest is, kán een

excitatorische prikkel worden, maar trager

o Summatie: het samen toedienen van een inhibitorische en een excitatorische

prikkel, vermindert de CR op de excitatorische prikkel

APPETITIEVE VERSUS AVERSIEVE CONDITIONERING

Alle principes van excitatorische conditionering gaan echter ook op indien de CS wordt

gevolgd door een AVERSIEVE UCS

Van hieruit werden modellen ontwikkeld voor het ontstaan van angststoornissen

Bij de oorspronkelijke Pavlov experimenten waren UCR en CR gelijk: speekselen

Daarom besloot Pavlov dat klassieke conditionering een uitbreiding was van een bestaande

universele REFLEX-REACTIE (UCR) op een prikkel (UCS) naar een neutrale prikkel (CS)

UCR en CR zijn echter zelden identiek gevolg: er is geen verbinding tussen de CS en CR

Page 32: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ve

rkla

rin

gsh

ypo

the

ses

geb

ase

erd

op

de

leer

the

ori

e

20

ALTERNATIEVE METINGEN: BEWIJS VOOR BETEKENISLEREN

GECONDITIONEERDE SUPPRESSIE

Onderdrukking van de respons na aanbieding van een CS, die zelf een specifieke betekenis

gekregen heeft

SHUTTLE BOX

Shuttle box als het bewijs dat je betekenis, en geen reacties, leert

Er is sprake van zeer ernstige vormen van pathologie als de conditionering en de reacties zo

geautomatiseerd zijn, dat er geen plaats meer is voor betekenisverlening (maar: het is niet

omdat betekenis geen rol speelt, dat exposure niet kan werken)

KLASSIEKE CONDITIONERING

Neutrale stimuli (CS) worden in een contingente relatie gebracht met één uit de zes

volgende procedures zodat ze een andere betekenis krijgen

AARD VAN DE UCS

Het wegnemen en weglaten van een positieve stimulus, kan twee tegengestelde emoties

uitlokken: woede (toenadering) en verdriet (terugtrekking)

We vertrekken in onze therapie-aanpak bij een emotie

Page 33: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ve

rkla

rin

gsh

ypo

the

ses

geb

ase

erd

op

de

leer

the

ori

e

21

°UCS = WEGLATEN OF UITBLIJVEN

Hiervoor dient eerst een verwachting gecreëerd te zijn via een leerproces

SAMENVATTING

Excitatorische conditionering

o Bekrachtiging

o Uitdoving

o Contraconditionering

o Generalisatie

o Differentiatie

o Hogere orde conditionering

o Semantische conditionering

Inhibitorische conditionering

Aversieve conditionering

Alternatieve metingen voor klassieke conditionering betekenisleren (S-S leren)

De zes procedures van klassieke conditionering

VOORWAARDEN VOOR CONDITIONERING

CONTIGUÏTEIT VERSUS CONTINGENTIE

Contiguïteit: beide prikkels komen in tijd tegelijk voor

Contingentie: perfect logische samenhang (elke keer CS = elke keer UCS)

EXPERIMENTEEL OPZET RESCORLA

Groep A: zowel contingentie als contiguïteit

Groep B: geen contingentie, wel contiguïteit

Rescorla-Wagner theorie: enkel als de CS samenvalt met een verrassende gebeurtenis, treedt

er conditionering op en krijgt deze CS een nieuwe betekenis (verrassingshypothese)

HET BLOKKERINGSEFFECT

BEWIJS VOOR RESCORLA-WAGNER THEORIE (VERRASSINGSHYPOTHESE) - KAMIN, 1968

Page 34: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ve

rkla

rin

gsh

ypo

the

ses

geb

ase

erd

op

de

leer

the

ori

e

22

Verrassingshypothese: verklaring door te stellen dat het toedienen van de schok een

verrassende gebeurtenis is

HET BLOKKERINGSEFFECT & INHIBITORISCHE CONDITIONERING

Continu evenwicht tussen voorspellende stimuli voor aversieve en aangename

gebeurtenissen (cf. contrasteffect) mensen zoeken betekenissen/verklaringen

Waarom treedt er in groep A wel en in groep B geen conditionering op?

o Hoe kan het blokkeringseffect dit verklaren?

o Beide groepen: schok aanvankelijk onverwacht zoekproces

Groep A: zoekproces snel beloond de toon voorspelt de schok

Groep B: schok random toegediend toon geen goede voorspeller

verder zoekproces ontdekking samenhang met de hele context, die

wel steeds aanwezig is

Conditionering HELE context (de kooi) blokkeert de conditionering zoals de toon

de conditionering van het licht blokkeerde

Belang van de context!

TOEPASSING

Page 35: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ve

rkla

rin

gsh

ypo

the

ses

geb

ase

erd

op

de

leer

the

ori

e

23

CONTEXT, OCCASION SETTING EN EXTINCTIE (UITDOVING)

De hele context kan dus een CS zijn

o Indien een andere CS niet voldoende contingentie (logische samenhang) biedt

o Bv. In geval van pesterijen CS: ‘school’

De hele context kan echter ook op een andere manier een rol spelen bij conditionering

DE EXPERIMENTEN VAN ASTRATIAN

Identiek dezelfde stimulus (toon) leidt tot twee tegengestelde reacties (aversief en

appetitief) in een verschillende context (bv. tijdstip)

VERKLARING: COMPOUND STIMULUS OF SAMENGESTELDE STIMULUS

Differentiële conditionering?

Compound: meestal heeft een stimulus meer kenmerken: stimulus die samengaat met een

gemoedstoestand, tijdstip, … zorgt ervoor dat iets aversief of niet aversief wordt

o Ook in een klinische context gaat het nooit om een discrete stimulus

(enkelvoudig), maar om situaties waarin mensen zich bevinden

o Je moet als therapeut op zoek gaan naar die specifieke aspecten van een situatie

die ervoor zorgen dat de respons uitgelokt wordt

o Cf. differentiële conditionering

De toon heeft op zich geen betekenis, hij betekent enkel iets i.f.v. het moment van de dag

Alternatieve verklaring: de toon heeft wel degelijk een betekenis, maar deze wijzigt in functie

van de context

OCCASION SETTING: HOLLAND EN RESCORLA

De toon is aanwezig op het moment dat het lichtsignaal komt maakt de context waarin het

licht voedsel gaat aankondigen (tussendoor wordt ook regelmatig een licht getoond, waarop

geen eten volgt)

Opgelet!

o Geluid zelf is geen excitatorische stimulus

o Geen verband geleerd tussen het geluid en het eten (de UCS)

o Geluid is een stimulus die de betekenis van het licht (de CS) wijzigt en dus

aangeeft wanneer de CS-UCS relatie al dan niet opgaat

o Het geluid wordt een occasion setting stimulus genoemd

INHIBITORISCHE CONDITIONERING: WIJZIGING VAN DE PROCEDURE: SEQUENTIËLE I.P.V.

GELIJKTIJDIGE AANBIEDING VAN TOON EN LICHT

Met deze procedure wordt het licht geen inhibitorische stimulus, maar vervult het de rol van

occasion setting stimulus (OS): in de context van het licht wordt een toon aangeboden

Het licht wijzigt de betekenis van de toon (maar het licht heeft zelf geen betekenis gekregen)

Inhibitorische stimuli krijgen zelf een betekenis

Page 36: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ve

rkla

rin

gsh

ypo

the

ses

geb

ase

erd

op

de

leer

the

ori

e

24

PS: er kon worden aangetoond dat de OS geen associatie heeft met (niet verwijst naar) de

UCS

Als men in een nieuw experiment de stimulus die als OS werd gebruikt wil koppelen aan een

UCS (men wil er een CS van maken), is er geen verschil in conditioneerbaarheid vergeleken

met een controlegroep die de stimulus niet kende als OS

Kanttekening naar de klinische praktijk: sequentiële aspecten zijn niet zo goed uit te maken

PRINCIPES EXCITATORISCHE CONDITIONERING: UITDOVING EN SPONTAAN HERSTEL - WAT GEBEURT

ER VOLGENS PAVLOV?

Verdwijnen van de aangeleerde associatie?

o Neen: de aangeleerde associatie blijft bestaan maar de geconditioneerde associatie

wordt onderdrukt

Evidentie 1: na volledige uitdoving zeer snelle herconditionering

Evidentie 2: spontaan hertsel na confrontatie met de CS (toon)

o Spontaan herstel kan optreden, wanneer de context wijzigt

VERSLAVING & CONTEXT: OPPONENT PROCESS THEORIE SOLOMON

Bij ontwenning is het belangrijk om mensen buiten de context te blijven volgen: mensen

moeten een context opbouwen waarbinnen de uitdoving plaatsvindt

SAMENVATTING

Context kan dus drie functies vervullen:

o Als excitatorische CS

o Als inhibitorische CS(-)

o Als OS (en dus geen rechtstreeks verband met de UCS): wanneer hij gewoon de

betekenis verandert van de CS

DE THEORETISCHE VERKLARINGEN VOOR KLASSIEKE CONDITIONERING

Klassieke conditionering = procedure die leidt tot een bepaald effect

o N.a.v. dat effect, leren we iets of kunnen we veronderstellingen maken over

waarom iets tot een bepaald effect leidt

VERKLARING 1: VOLGENS PAVLOV

Het effect van contiguïteit tussen CS en UCS (twee stimuli) is een nieuwe reflex

Als theoretische verklaring wordt een connectie tussen twee zenuwbanen verondersteld (dus

tussen twee stimuli: de CS en de UCS)

VERKLARING 2: VOLGENS WATSON

Strikte S-R visie (Watson keek enkel naar stimuli en de gevolgen), maar hoe kan er dan een

verschil tussen de CR en de UCR zijn?

o UCR en CR zijn dikwijls omgekeerd

Page 37: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ve

rkla

rin

gsh

ypo

the

ses

geb

ase

erd

op

de

leer

the

ori

e

25

o Cf. semantische conditionering: de betekenis kan ook relevant zijn

De UCS heeft na conditionering geen invloed meer op de nieuwe S-R connectie

onafhankelijk van elkaar

Hoe komt het dan dat een hond zonder honger niet meer speekselt?

Spontaan herstel? Wat met semantische conditionering ?

VERKLARING 3: COGNITIEVE VISIE

Neo-behavioristen: van SR naar SOR, dus reeds aandacht voor mediërende processen

Laatste decennia: klassieke conditionering = het leren van betekenissen

Kern van het leren is niet de respons (R), maar interne processen (= betekenis)

TOLMAN: LEREN VAN BETEKENISSEN

LEARNING AND PERFORMANCE

CS (toon)

o Roept herinnering op aan UCS

o Roept representatie op van UCS

o De UCS blijft de hoofdrol vervullen UCS = centraal

o De representatie van de UCS (en niet simpelweg de ‘CS’) onlokt de CR

Indien het dier geen honger heeft, blijft de toon een representatie van voedsel oproepen

maar lokt geen reactie uit omdat voedsel niet aantrekkelijk is!

o Op dit moment is de betekenis van de UCS voor het dier veranderd

o De UCS betekent iets i.f.v. een toestand

REPRESENTATIONELE OPVATTING UCS

Complexe geheugenstructuur bij élke UCS

o Stimuluskarakteristieken (bv. kleur)

o Responskarakteristieken (bv. lichamelijke reacties)

ONDER WELKE VOORWAARDEN ROEPT DE CS BEPAALDE KARAKTERISTIEKEN OP VAN DE UCS?

Er werd duidelijk aangetoond dat, door associatief leren, prikkels een gewijzigde affectieve

betekenis kunnen krijgen zonder dat men zich hiervan bewust is (= de CR wordt opgeroepen,

maar niet de betekenis)

o Soms is alleen de betekenis beschikbaar, soms alleen de uiterlijke vorm

o Je gaat kijken wat de CR allemaal oproept, om zo een volledig beeld te krijgen

Page 38: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ve

rkla

rin

gsh

ypo

the

ses

geb

ase

erd

op

de

leer

the

ori

e

26

ONDERSCHEID UCS & UCR?

Dit onderscheid is eigenlijk artificieel vermits de representatie van zowel

stimuluseigenschappen als responseigenschappen door de betrokkene als een eenheid

ervaren wordt

Daarom spreken we van UCS/UCR representatie

BEVINDINGEN CONFORM DE REPRESENTATIONELE OPVATTING VAN DE UCS

Postconditioning US-inflation (Rescorla)

Reinstatement (Rescorla & Heth)

POSTCONDITIONING US-INFLATION

Wanneer de UCS aversiever werd gemaakt, zie je bij de CS (die identiek gebleven is) een veel

sterkere reactie

UCS/UCR representatie speelt een hoofdrol, en kan veranderen door o.a. cognitieve

interventies

REINSTATEMENT

Na conditionering wordt de CS aangeboden zonder UCS tot de CR uitdooft

Als nu de UCS opnieuw wordt aangeboden, is het conditioneringseffect opnieuw terug-

gekeerd

o Maar: als in een goede therapie de betekenis van de UCS besproken is, zal iemand

die opnieuw geconfronteerd wordt met de UCS, niet meer op een bepaalde

manier reageren (je moet ook de betekenis veranderen, cognitief, en niet enkel

exposure aanbieden)

o Reinstatement kun je dus tegengaan door betekenissen te veranderen

VAN ASSOCIATIE TOT PROPOSITIE

Associatie: geeft aan dat er een verband is tussen prikkels of gebeurtenissen, en de

representatie (geheel of gedeeltelijk) van de UCS-UCR

o Bv. associatie tussen stoel en tafel

Propositie: bevat een impliciete uitspraak over de aard van het verband (= essentiële

informatie!): sequentieel of referentieel verschilt van persoon tot persoon

o Sequentieel verband: iets wordt gevolgd door iets anders kennisbestand (kun je

wijzigen door blootstelling): als - dan

o Referentieel verband: iets refereert naar iets anders evaluatieve conditionering:

de CS gaat naar een emotionele connotatie verwijzen, maar geen sequentieel

verband

SEQUENTIEEL VERBAND

De ervaring van een sequentie van gebeurtenissen resulteert in de propositionele kennis: de

CS wordt gevolgd door de UCS

Klachten ontstaan vanuit een sequentiële relatie centrale propositie = ‘Als X, dan Y’

Page 39: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ve

rkla

rin

gsh

ypo

the

ses

geb

ase

erd

op

de

lee

rth

eo

rie

27

Zinvol binnen therapie: blootstelling aan X zonder Y correctie kennisbestand (en: wijziging

betekenis UCS)

REFERENTIEEL VERBAND, CFR. EVALUATIEVE CONDITIONERING

Bij een referentieel verband doet de CS denken aan de UCS of aan de representatie ervan

o Hier heeft blootstelling/exposure aan de UCS geen zin

o Een doelstelling van de therapie is wel om het onderliggende propositionele

netwerk (iets, een persoon, een betekenis die samenhangt met de UCS) te

wijzigen of herevalueren, cf. cognitieve therapie

o Contraconditionering / herevaluatie

Contraconditionering: je leert iets nieuws (een stimulus die altijd

verbonden was met iets negatief, ga je nu koppelen aan iets positief)

Evaluatieve conditionering

o Geen uitdoving?

o Geen effect van contingentie? (bv. één enkele paring die genoeg is)

o Geen contingentiebewustzijn nodig? (juist)

UITDOVING

Een sequentieel verband kan door uitdoving opnieuw gecodeerd worden

Uitdoving (extinctie) is het proces waarbij de geconditioneerde reflex geleidelijk verdwijnt

Hoe: herhaaldelijk aanbieden van de CS zonder UCS te laten volgen ( contiguïteit)

Sequentiële verbanden exposure

Referentiële verbanden cognitieve therapie

SEQUENTIEEL VERSUS REFERENTIEEL

Een sequentieel verband tussen twee stimuli kan ook een referentieel aspect hebben, maar

een referentieel verband kan zonder sequentiële eigenschap

o Door dat referentieel verband, zal herval veel sneller kunnen optreden

o Goede therapie = contraconditionering: ervoor zorgen dat de negatieve

connotatie, positief wordt

DE INTRINSIEKE RELATIE TUSSEN PRIKKELS

Premisse van equipotentialiteit

Er werd traditioneel verondersteld dat het leren van een verband tussen CS en UCS zuiver

door externe factoren bepaald werd (contingentie en contiguïteit)

ECHTER!

o Specifieke aard van de prikkels (CS en UCS) kunnen invloed hebben op

conditionering (en die zijn o.a. biologisch bepaald)

o De beperkende invloed van de specifieke aard van de prikkels (CS en UCS) die in

de conditionering betrokken zijn, is echter een feit

Page 40: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ve

rkla

rin

gsh

ypo

the

ses

geb

ase

erd

op

de

leer

the

ori

e

28

DE GARCIA EXPERIMENTEN

Tenslotte lijkt deze aangeleerde smaakaversie kwalitatief verschillend te zijn van andere

conditioneringsprocessen: het lijkt erop dat de smaak een intrinsieke aversieve waarde krijgt

Dit zou de reden kunnen zijn waarom smaakaversie nagenoeg ongevoelig is voor uitdoving

VERKLARING SELIGMAN: DE PREPAREDNESS-HYPOTHESE

In de loop van de evolutie is een organisme voorbereid om verbanden te leren tussen

bepaalde prikkels, het is van levensbelang om een verband te leren tussen smaak en ziekte

VARIANTEN VAN KLASSIEKE CONDITIONERING GERELATEERD AAN COGNITIEVE ASPECTEN

De associaties of verbanden kunnen op veel manieren tot stand komen:

o Door modeling (observatie)

o Door (zelf)instructies

Dit is zeer relevant voor therapie!

MODELING (BANDURA)

Veel gedrag wordt geleerd door imitatie: “sociaal leren”

Klassieke conditionering kan dus ook tot stand komen op “vicarious” basis (via overdracht

door observatie) (cf. spiegelneuronen)

Ook uitdoving kan via observatie

LEREN DOOR (ZELF)INSTRUCTIES

Instructies zijn niet hetzelfde als observatieleren

Een neutrale prikkel kan aversief gemaakt worden door onmiddellijk na het aanbieden ervan

een schok aan te kondigen die niet kwam omdat de apparatuur zogenaamd niet werkte

Mensen kunnen zichzelf ook instructies geven (zelfinstructies)

Men kan in de verbeelding aan een CS een aangename UCS verbinden waardoor nieuwe

betekenissen en responsen kunnen worden aangeleerd: contraconditionering

Dit is in therapie vaak de eerste stap (dus: combinatie van exposure én instructie)

LEREN OP VOORSTELLINGSNIVEAU

In de klinische praktijk spelen vele problemen zich af op voorstellingsniveau

Coverte of inwendige conditionering

Page 41: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ve

rkla

rin

gsh

ypo

the

ses

geb

ase

erd

op

de

leer

the

ori

e

29

VAN LEERPRINCIPE NAAR FUNCTIEANALYSE: DE

KLASSIEKE COMPONENT

KLASSIEKE COMPONENT (BETEKENISANALYSE)

STRUCTUUR VAN DE KLASSIEKE COMPONENT

CS (geconditioneerde stimulus)

UCS-UCR representatie (kerngebeurtenis of kernschema)

CR (geconditioneerde reactie)

Hoe ontstaat een emotionele reactie (CR) op een-niet emotionele stimulus (CS)?

o Associatie tussen CS en UCS/UCR representatie

o De inhoud van de UCS/UCR representatie

o Het soort associatie (sequentieel of referentieel)

o Inhibitoire CS’en (veiligheidspersonen): CS-

o Occasion setters: OS

Het verband tussen de CS en UCS/UCR-representatie kan aangeleerd zijn door ervaring,

modelleren, instructieleren of imaginair leren

CS

De CS activeert de UCS/UCR representatie

De CS kan intern (= een gevoel) of extern (= een zichtbare stimulus) zijn

De CS kan specifiek of algemeen zijn (+ het kan ook een compound stimulus zijn)

De CS is niet intrinsiek emotioneel beladen maar verwijst naar de UCS/UCR representatie

DE ESSENTIËLE STIMULI

Via generalisatie en hogere-orde conditionering breidt het aantal CS’en zich steeds verder uit

zodat het vaak niet eenvoudig is om te achterhalen welke essentiële betekenis deze stimuli

hebben

Bij gegeneraliseerde ketens van CS’en kan blootstelling aan de CS die het nauwst verbonden

is met de UCS, de keten in elkaar laten storten

INHIBITOIRE STIMULI CS-

CS-: de UCS/UCR treedt niet op

Het wegvallen van een CS- kan de klachten verergeren

OS / OCCASIONSETTERS

Context: geeft aan in welke omstandigheden de relatie tussen de CS en de UCS/UCR

representatie opgaat; in welke context de UCS/UCR geactiveerd wordt

Page 42: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ve

rkla

rin

gsh

ypo

the

ses

geb

ase

erd

op

de

leer

the

ori

e

30

De occasion setter heeft zelf geen betekenis verworven

Dit kan ook een interne stimulus zijn

Het is belangrijk dat een cliënt onderkent dat dezelfde reactie in verschillende situaties

verschillende betekenissen kan hebben

Het is belangrijk dat een therapeut onderkent dat situaties een reactie kunnen uitlokken

zonder dat deze zelf delen in de associatie met de UCS

Extinctie in een bepaalde context zal niet noodzakelijk leiden tot extinctie in andere situaties

o Voor het aanleren van associaties geldt dat doorgaans wél

TOPOGRAFISCHE ANALYSE: TOPOS (PLAATS) GRAFEIN (BESCHRIJVEN)

Beschrijving van het probleem: situatie > reactie (voelen & denken & gedrag) > nieuwe situatie

Wat is een gemeenschappelijk thema? Wat is de gemeenschappelijke noemer?

DUIDELIJK VERSUS NIET DUIDELIJK OMLIJNDE STIMULI

Waar, bij wie en wanneer doet dit zich wel EN niet voor? Complexe stimulusconstellatie

UCS/UCR

Deze is intrinsiek aversief en kan buiten de aandacht geactiveerd worden (enkel CR gekend)

UCS/UCR REPRESENTATIE

Geheugenstructuur met gecodeerde kenniselementen over betekenisvolle gebeurtenissen

Het is een representatie geheugenrepresentatie: Peter Lang

o Stimulusinformatie

o Betekenisinformatie

o Responsinformatie

Naarmate de representaties hechter zijn, zal de activatie van één onderdeel het hele netwerk

activeren (emotioneel prototype)

Representaties & affect-lichaam interacties (Depressieve Interlock Teasdale)

«UCS/UCR REPRESENTATIES » EN « BECK- COGNITIES » EN HET ONDERSCHEID TUSSEN

« HOT » EN « COLD » COGNITIONS: ‘INTERACTIVE COGNITIVE SUBSYSTEMS’, TEASDALE,

1993

Page 43: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ve

rkla

rin

gsh

ypo

the

ses

geb

ase

erd

op

de

leer

the

ori

e

31

Je hebt auditieve codes: puur klanken

o Die auditieve voorstellingscodes betekenen iets; je zegt iets

Die komen samen met de visuele codes (bv. kleur) die visuele voorstellingscodes worden;je

ziet iets, en worden zo propositionele codes: het is een geheel

De uiteindelijke implicationele codes staan in verbinding met de emoties

Niet de specifieke betekenissen zijn van belang, maar de schematische mentale modellen die

een codering omvatten van hogere-orde verbanden en prototypische patronen, ontleend aan

de levenservaring

‘Hot’ cognitions versus ‘cold’ cognitions

o “Ik weet dat het examen zal lukken, ik ken alles” (= cold cognition) MAAR “toch zal

het niet lukken, ik ben zo bang” (= hot cognition; de emotie)

‘Impliciete’ kennis versus ‘expliciete’ kennis

Op dit holistische (betekenis)niveau wordt gecodeerd welke regelmatigheden steeds in alle

informatiecodes terugkeren (bv. auditief-intonatie)

o Hogere-orde conditionering: waarom bepaalde kunstwerken iets doen met bepaalde

mensen (dat is implicatief) gaat om het gevoel dat ermee gepaard gaat

Een representatie van schematische modellen van ervaring

o Deze schematische modellen representeren de relaties tussen ervarings-

kenmerken

o Deze modellen gaan dus over de dingen die op een hoog abstractieniveau met

elkaar samengaan

HET COGNITIEVE MODEL (COGNITIEF: INHOUD) & COGNITIEVE GEDRAGSTHERAPIE

BECK: HET COGNITIEVE MODEL VAN DEPRESSIE

Beck heeft gedacht aan de rol van informatieverwerking en heeft een link gemaakt naar de

gedragstherapie vanuit de klinische observatie (zich anders gedragen is de motor van

cognitieve verandering) DUS: in therapie moet je aanzetten tot gedragsactivatie

Cognitieve triade

Negatieve cognities (verwachtingen, geheugen, ...) over zichzelf, de wereld en de toekomst

Problematische informatieverwerking o.b.v. de inhoud van schema’s

o Selectieve waarneming/aandachtsbias

o Interpretatiebias

o Verwachtingen

o Geheugenbias (~ gemoedstoestand)

o Attributies

Externe attributie

Interne attributie

Algemene attributie

o Confirmatiebias

Negatieve zelfschema’s

o Het begrip schema: schema’s zijn relatief stabiele kennisstructuren die de kennis

van een persoon over zichzelf en de wereld representeren

o Negatieve zelfschema’s ontstaan reeds in de kindertijd kwetsbaarheidsmarker!

Page 44: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ve

rkla

rin

gsh

ypo

the

ses

geb

ase

erd

op

de

leer

the

ori

e

32

o Schema’s vormen de basis voor het interpreteren van situaties (‘mentale filter’)

Waarom heeft men dan aandacht voor negatieve/positieve zaken? Omdat men

een bepaald schema heeft over zichzelf: het schema over zichzelf bepaalt de

informatieverwerking en leidt tot vicieuze cirkels

INHOUD VAN DE UCS/UCR REPRESENTATIE

Kernthema = relevant emotioneel thema (vaak o.b.v. combinaties van gebeurtenissen)

Kerngebeurtenis = relevant emotioneel gebeuren

Beck: schema’s zijn cognitieve structuren

o De inhoud van deze structuren bestaat uit kerngedachten

o Kerngedachten leiden tot het ontstaan van tussenliggende denkbeelden die uit

attitudes, regels en veronderstellingen bestaan

SOORT ASSOCIATIE CS-UCS/UCR

Sequentiële relatie: de CS roept de verwachting op dat de UCS/UCR zal optreden

Referentiële relatie: de CS doet de UCS/UCR heropleven

SUMMATIE-EFFECT

Een serie milde schokken heeft hetzelfde effect als één sterke

Een serie subtraumatische gebeurtenissen kan hetzelfde effect hebben als één enkele erg

traumatiserende gebeurtenis (bv. emotionele blokkade)

CR

Meetbare, voelbare of zichtbare output = emotionele reactie

Kan geobjectiveerd/gemeten worden

SAMENVATTING

De klassieke component van de functieanalyse is het ordenend principe over de wijze waarop

patiënten betekenis geven aan gebeurtenissen en situaties in hun omgeving

Betekenisverlening ontstaat via associaties

Page 45: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Op

era

nte

co

nd

itio

ne

rin

g: l

ere

n h

and

ele

n in

fu

nct

ie v

an c

on

seq

ue

nte

n

33

OPERANTE CONDITIONERING: LEREN HANDELEN

IN FUNCTIE VAN CONSEQUENTEN

KLASSIEKE VERSUS OPERANTE CONDITIONERING

CS’en maken de omgeving voorspelbaar

Operante conditionering is het leren van een verband tussen het eigen gedrag R en de

gevolgen ervan: Sr

Hierdoor leert een organisme controle uit te oefenen op de omgeving

VOORSPELLEN EN CONTROLEREN

Wolken kondigen regen aan

Voorspelbaarheid (klassieke component)

We nemen een paraplu mee om de negatieve gevolgen van regen te minimaliseren

Controleerbaarheid (operante component)

THORNDIKE & SKINNER

Controle op de omgeving door « Trial and Error » in puzzlebox (Skinner)

Leren doelmatig te handelen

Respondents (bv. fysiologische reacties)

o Klassieke conditionering = CR

o Onder antecedente controle: onder controle van voorafgaandelijke CS

(geconditioneerde stimulus)

Operants (operates upon the environment)

o Responsen om invloed uit te oefenen op de omgeving = R

o Onder consequente controle: onder controle van wat er zal volgen op het gedrag,

de Sr (reinforcing stimulus of beloning of bekrachtiger)

DE OPERANTE LEERPRINCIPES

BEKRACHTIGING

+S+: positieve bekrachtiging: er wordt iets aangenaams aangeboden na een bepaald gedrag

–S–: negatieve bekrachtiging: er wordt iets onaangenaams weggenomen na een bepaald

gedrag

BESTRAFFING

+S–: positieve bestraffing: er wordt iets onaangenaams aangeboden na een bepaald gedrag

–S+: negatieve bestraffing: er wordt iets aangenaams weggenomen na een bepaald gedrag

Page 46: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Op

era

nte

co

nd

itio

ne

rin

g: l

ere

n h

and

ele

n in

fu

nct

ie v

an c

on

seq

ue

nte

n

34

UITDOVING

Het achterwege laten van de bekrachtiger (voorwaarde: je kent de bekrachtiger)

OPM.: deze procedure is niet gelijk aan negatieve straf

Dit onderscheid is van klinisch belang

DISCRIMINATIEF LEREN

De situatie waarin het gedrag gesteld wordt, is ook belangrijk: Sd (de discriminatieve stimulus)

In een bepaalde situatie of in aanwezigheid van een bepaalde stimulus (Sd), leert het

organisme dat een bepaald gedrag (R) resulteert in een bepaald resultaat (Sr)

Er is naast een consequente controle, ook sprake van antecedente controle (stimuluscontrole)

o Bepaalde contexten geven aan wanneer een gedrag betekenisvol/instrumenteel is en

wanneer niet

Sd en CS en bekrachtiger

o Sd en CS gaan aan de respons vooraf

o De CS ontlokt de respons, de Sd niet (belangrijk!)

o De Sd is de situatie waarin een bepaald gedrag aanleiding geeft tot een bepaalde

beloning (dus: gedrag = betekenisvol)

o De SΔ is elke situatie of stimulus, behalve de Sd de SΔ is elke situatie waarin een

bepaald gedrag géén aanleiding geeft tot een bepaalde beloning

o Bij de Sd kan ook generalisatie optreden

FADING

Fading is een techniek waarbij we spelen met de discriminatieve stimulus

Veranderen van ongewenst gedrag

o Het wijzigen van de stimuluscontrole met behoud van de respons, wordt fading

genoemd

o Combineer fading met bestraffing

BEKRACHTIGING EN CONTIGUÏTEIT

De Sr is effectiever als het volgens het principe van contiguïteit/contingentie volgt op R

Na de precieze handeling (R) dient direct en duidelijk de bekrachtiger (Sr) te volgen

Dus: onmiddellijk na het gewenste gedrag belonen

PRIMAIRE EN SECUNDAIRE BEKRACHTIGERS

Iets dat van nature uit bekrachtigend is = primaire of ongeconditioneerde bekrachtiger

Iets dat niet van nature uit bekrachtigend is = secundaire of geconditioneerde bekrachtiger

o Een secundaire bekrachtiger werkt enkel bekrachtigend op voorwaarde dat hij

contigu (in tijd en ruimte) verbonden is geweest met de primaire bekrachtiger

Page 47: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Op

era

nte

co

nd

itio

ne

rin

g: l

ere

n h

and

ele

n in

fu

nct

ie v

an c

on

seq

ue

nte

n

35

DE COLES EXPERIMENTEN

De munt wordt een secundaire of geconditioneerde bekrachtiger waarmee allerlei andere

conditioneringen kunnen worden ontlokt

Voedsel is de primaire of ongeconditioneerde bekrachtiger

De Coles experimenten en de veralgemeende geconditioneerde bekrachtiger: de munt wordt

een veralgemeende geconditioneerde bekrachtiger genoemd omdat het zorgt voor meerdere

beloningen (geld in ons dagelijks leven is zo’n bekrachtiger)

Ongewilde secundaire bekrachtiging komt ook voor en brengt subtiele veranderingen bij

mensen teweeg

Het gebeurt automatisch en kan problematische gevolgen hebben

DUS: als therapeut is het belangrijk om te gaan zoeken welke bekracht-

igingsgeschiedenis een bepaald gedrag heeft

Bv. aandacht: bij kinderen is aandacht een veralgemeende gecon-

ditioneerde bekrachtiger: bijna alle behoeftebevrediging van het kind gaat

gepaard met aandacht van de ouders

SOCIALE BEKRACHTIGING EN VERBALE CONDITIONERING: BELANGRIJK !

Dit is van belang voor de therapeutische relatie:

o Dergelijk aanmoedigend gedrag kan een positieve stimulans geven en

uitnodigend werken

Leerprincipe: een respons neemt toe als hij bekrachtigd wordt dit kan door:

o Aandacht

o Goedkeuring

o Goedkeurende gelaatsexpressie

Het effect van sociale bekrachtiging wordt verhoogd als de toediener:

o Prestige of een hogere status geniet

o Vriendelijk is

o Een bepaald geslacht heeft: man of vrouw, afhankelijk van de voorkeur

Het effect van sociale bekrachtiging wordt verhoogd als de ontvanger:

o Jong is: in het geval van kinderen

SELECTEREN VAN BEKRACHTIGERS

Skinner: de bekrachtigende eigenschappen liggen niet in de stimulus zelf, maar in het effect

ervan op de handeling

o Gedrag neemt toe: bekrachtiging

Zuiver tautologische definitie

De werkzaamheid van een bekrachtiger is niet los te zien van de « black box » van de

ontvanger

o DUS: steeds een gepersonaliseerde selectie van bekrachtigers EN als je

bekrachtigers therapeutisch gaat gebruiken, ervoor zorgen dat je er liefst

meerdere hebt die je kan inzetten

Page 48: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Op

era

nte

co

nd

itio

ne

rin

g: l

ere

n h

and

ele

n in

fu

nct

ie v

an c

on

seq

ue

nte

n

36

EXTRINSIEKE VERSUS INTRINSIEKE BEKRACHTIGING

Extrinsiek: de bekrachtiger volgt kunstmatig op de handeling

Intrinsiek: de bekrachtiger is natuurlijkerwijze met de handeling verbonden

Gedrag dat enkel onder controle staat van extrinsieke bekrachtiging, dooft uit als de

bekrachtiger wegvalt

NEGATIEVE BEKRACHTIGING NADER BESCHOUWD

Negatieve bekrachtiging: het wegnemen van iets onaangenaams

Positieve bestraffing: het toedienen van iets onaangenaams

Bovendien…

o Diegene die de aversieve stimuli toedient, kan via klassieke conditionering een

CS worden voor angst (kan problematisch zijn)

o Het verdient steeds aanbeveling het gewenste gedrag te bekrachtigen in plaats

van het ongewenste te bestraffen

SCHEMA’S VAN BEKRACHTIGING

Continu (na elke R volgt Sr ) versus onderbroken

Onderbroken bekrachtiging:

o Ratioschema (aantal): na elke Xste R volgt de Sr

o Intervalschema (tijd): na elke X minuten volgt de Sr

o Fixed: de periode tussen de bekrachtiging is regelmatig

o Variabel: de periode tussen de bekrachtiging is wisselend

o Over het algemeen zijn het aantal responsen bij een fixed ratio of interval schema

lager dan bij een variabel ratio of interval schema

Deze resultaten worden enkel teruggevonden bij erg kleine kinderen of volwassenen met

een geestelijke handicap wanneer deze schema’s zonder instructie worden toegediend

o Andere mensen lijken ieder voor zich een eigen interpretatie te geven aan deze

schema’s en er zich dan ook naar te gedragen

o Cfr. onderscheid « rule-governed » en « contingency governed »

Page 49: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Op

era

nte

co

nd

itio

ne

rin

g: l

ere

n h

and

ele

n in

fu

nct

ie v

an c

on

seq

ue

nte

n

37

KEUZEGEDRAG NADER BESCHOUWD

In tegenstelling tot de dieren in afgebakende experimenten, hebben mensen meestal de

keuze tussen verschillende gedragsalternatieven die voorhanden zijn (en elk met een eigen

bekrachtigingsgeschiedenis)

HOE KAN JE KEUZES VOORSPELLEN?

Experimenteel onderzoek met proefdieren die twee responsalternatieven hebben, die elk

afzonderlijk verbonden zijn met een verschillend variabel bekrachtigingsschema

Een aantrekkelijkheid gedragsalternatief speelt een rol

DE « MATCHING LAW » : RELEVANTE PARAMETERS DIE EEN KEUZE BEPALEN

Het aantal bekrachtigers

De aard van de bekrachtigers

Het tijdsinterval van toediening van de bekrachtigers

Onderzoek heeft aangetoond dat de nauwkeurigheid waarmee het gedrag kan voorspeld

worden, erg groot wordt indien men deze parameters in rekening brengt

o Het voorspellen van gedrag bij mensen is echter moeilijker omdat er veel

parameters in het spel kunnen zijn die niet eenduidig gekwantificeerd kunnen

worden

Het werpt een nieuw licht op het fenomeen van zelfcontrole

o De « matching law » maakt het bovendien begrijpelijk dat gedrag, aangeleerd in

een restrictieve omgeving zonder veel gedragsalternatieven zoals een strenge

kostschool, geheel kan verdwijnen in een nieuwe omgeving waar de

gedragsalternatieven groter worden

UITDOVING NADER BESCHOUWD

CONTINU VERSUS ONDERBROKEN

Bekrachtigingsschema’s hebben ook invloed op uitdoving

o Continu bekrachtigde responsen doven sneller uit dan onderbroken bekrachtigde

responsen

o Het is daarom aangewezen om bij conditionering te starten met continue

bekrachtiging en daarna over te schakelen naar onderbroken bekrachtiging

waarbij het interval geleidelijk groter wordt

DE INVLOED VAN HET SPECIFIEKE SCHEMA

Uitdoving volgend op conditionering verloopt volgens verschillende schema’s:

o Snoepautomaat werkt steeds (continue bekrachtiging) snelle uitdoving

o Gokautomaat werkt zeer zelden (onderbroken bekrachtiging volgens variabel

schema) moeilijke uitdoving

Uitdoving volgend op intervalschema’s (tijdsinterval) wordt gekenmerkt door een rustig

tempo van responsen die slechts langzaam afnemen

Page 50: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Op

era

nte

co

nd

itio

ne

rin

g: l

ere

n h

and

ele

n in

fu

nct

ie v

an c

on

seq

ue

nte

n

38

KLINISCHE RELEVANTIE

Inconsequent reageren op ongewenst gedrag van kinderen betekent een onderbroken

bekrachtiging, wat het probleemgedrag zeer resistent maakt tegen uitdoving

TWEE REDENEN WAAROM HET PROBLEEMGEDRAG INITIEEL KAN TOENEMEN

Bij uitdovingsprocedures kan het probleemgedrag initieel toenemen: er wordt een poging

gedaan om vooralsnog de beloning te krijgen die sterk verwacht wordt (waarschuwen!)

De uitdovingsprocedure kan emotionele reacties oproepen die onverenigbaar zijn met het

uit te doven gedrag

o Deze emotionele reacties versterken initieel het uitdovingsproces

Maar: deze emoties slijten waardoor de respons tijdelijk weer toeneemt

Door een toename van de respons wordt het missen van de bekrachtiger

ervaren

Dit zorgt voor een golfbeweging in de uitdoving (dus: lang genoeg volhouden!)

DIFFERENTIËLE BEKRACHTIGING

Ideaal zou de combinatie zijn van:

o Bekrachtiging van gewenst gedrag

o Uitdoving van ongewenst gedrag

BESTRAFFING NADER BESCHOUWD

Bestraffing wordt enorm veel gebruikt (OPM.: bestraffing ≠ spiegelbeeld van bekrachtiging)

SKINNER

Bestraffing wordt niet beschouwd als echte gedragscontrole (want: heeft het een direct

effect op de afname van de respons?)

Bestraffing werkt anders dan bekrachtiging

Cfr. verschillende effecten van bestraffing op verschillende soorten responsen

CONSUMPTIEVE RESPONSEN EN POSITIEVE BESTRAFFING

Soms permanente onderdrukking van eten en drinken, tot de dood volgt

BESTRAFFING NA BEKRACHTIGING

Als positieve bestraffing wordt toegepast op gedrag dat met negatieve bekrachtiging werd

aangeleerd, kan dit het gedrag versterken i.p.v. onderdrukken

Belangrijk: functie-analyse van individueel gedrag

BEKRACHTIGING EN BESTRAFFING: SKINNER EN ESTES

Combinatie van uitdoving en straf: snellere resultaten dan bij uitdoving alleen

MAAR: bestraffing levert slechts een tijdelijke gedragsonderdrukking op

Page 51: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Op

era

nte

co

nd

itio

ne

rin

g: l

ere

n h

and

ele

n in

fu

nct

ie v

an c

on

seq

ue

nte

n

39

BESTRAFFING

Een totale onderdrukking van het gedrag kan bereikt worden door onmiddellijk na het

gedrag intense bestraffing toe te dienen

Het is niet goed om met een milde vorm van straf te starten die geleidelijk opgevoerd wordt

BESTRAFFING VERSUS POSITIEVE BEKRACHTIGING

Positieve bekrachtiging van gewenst gedrag is duidelijker dan bestraffing van ongewenst

gedrag: er wordt namelijk aangegeven wat er WEL verwacht wordt

COMBINATIE BEKRACHTIGING & STRAF

Duidelijke boodschap

o Doe dít niet (= straf)

o Doe dít wel (= bekrachtiging)

Straf leidt mogelijks enkel tot een tijdelijke onderdrukking van het ongewenste gedrag

o Maar: dit biedt een groot voordeel omdat dit het aanleren van alternatief gedrag

kan bevorderen (wat je dan ook kunt gaan bekrachtigen)

PROBLEEM MET BESTRAFFING

Als de straf onrechtvaardig gevonden wordt, is er een kans dat de opvoeder een negatieve CS

wordt voor het kind

Oplossing: alternatief gedrag voldoende sterk belonen, want dan wordt die CS = opvoeder

een positieve stimulus die vertrouwen/respect toont aan het kind

NEGATIEVE BESTRAFFING

Het wegnemen van een belangrijk bezit of privilege

Het ongewenste gedrag gaat ten koste van het bezit of privilege

o = response cost

o Bv. time-out (MAAR: dit mag geen beloning, noch een straf worden!)

COMPLEXE VORMEN VAN OPERANTE CONDITIONERING

CONFLICTEN

Dagelijkse leven: een handeling staat vaak onder controle van meerdere en/of tegenstrijdige

contingenties

“Aproach-avoidance” conflict: met het toenaderingsgedrag nemen de factoren toe die de

tegengestelde respons versterken

“Temptation and heroism” conflict (Jacobs & Sachs, 1971)

o Temptation: positieve gevolgen op KT versus negatieve gevolgen op LT

o Heroism: negatieve gevolgen op KT versus positieve gevolgen op LT

Page 52: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Op

era

nte

co

nd

itio

ne

rin

g: l

ere

n h

and

ele

n in

fu

nct

ie v

an c

on

seq

ue

nte

n

40

TOEVALSLEREN

Zo kan bij mensen vreemd gedrag ontstaan, in stand gehouden door een onderbroken

schema (relevant voor therapie: zo zijn de vreemdste therapeutische praktijken mogelijk)

DE VALKUIL VAN WEDERZIJDSE BEKRACHTIGING

Wanneer het gedrag van de ene, het gedrag van de ander bekrachtigt én omgekeerd

SHAPING: EEN STAPSGEWIJZE REALISATIE

Enkel indien een bepaald gedrag zich voordoet, kan het bekrachtigd worden

Om complex gedrag aan te leren zouden we dus lang kunnen wachten tot het zich voordoet

Differentiële bekrachtiging van opeenvolgende approximaties

Dit is bv. zeker ook relevant bij het aanleren van slechte gewoontes

DE ZES PROCEDURES VAN OPERANTE CONDITIONERING

AARD VAN DE SR

ENKELE AANDACHTSPUNTEN

De Sr is responsafhankelijk

Vaak staat hetzelfde gedrag onder controle van verschillende bekrachtigers

ONTSNAPPING EN VERMIJDING

Ontsnapping: gedrag stellen om aan een aversieve stimulus te ontkomen

Actieve vermijding: gedrag om de confrontatie met een aversieve stimulus te vermijden

Passieve vermijding: iets niet doen om de confrontatie met een aversieve stimulus te

vermijden ziet men vaak!

6 PRINCIPES VAN OPERANTE CONDITIONERING

1. Het toedienen van iets positief (een beloning) is positieve bekrachtiging

2. Het toedienen van iets negatief is een positieve straf

3. Het wegnemen van iets negatief is negatieve bekrachtiging (leidt tot ontsnappingsgedrag)

4. Het wegnemen van iets positief is een negatieve straf (bv. time-out)

5. Het wegblijven van iets negatief is actieve vermijding

6. Het wegblijven van iets positief is het principe van de uitdoving

Page 53: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Op

era

nte

co

nd

itio

ne

rin

g: l

ere

n h

and

ele

n in

fu

nct

ie v

an c

on

seq

ue

nte

n

41

COMPLEXITEIT

In een complex systeem is een analyse van de hele ruimere situatie op zijn plaats om op zoek

te gaan naar de functies én betekenis van gedrag

Conclusie: gedragstherapie is NIET de blinde toepassing van een aantal technieken na

oppervlakkige analyses

THEORETISCHE VERKLARINGEN VOOR OPERANTE CONDITIONERING

CONTIGUÏTEIT VERSUS CONTINGENTIE

Thorndike: contiguïteit tussen R en Sr is een noodzakelijke, doch geen voldoende voorwaarde

voor de versterking van de S-R connectie

o We leren betekenissen, en niet gewoon dat een stimulus leidt tot iets

o OPM.: Skinner gebruikt de term contingentie voor contiguïteit

Contingentie: een organisme moet een onderscheid kunnen maken tussen situaties waarin

gedrag een Sr produceert en situaties waarin gedrag enkel samenvalt met een Sr

o Contiguïteit is noodzakelijk tussen de S en R (= een logische samenhang in tijd en

ruimte)

o De klassieke gedragsanalyse (Skinner) blijft een interessante invalshoek heeft

ons geleerd scherp te kijken naar de functionaliteit van zichtbaar gedrag

KANSEN AFWEGEN?

P (Sr/R) versus P (Sr/°R) = de kans dat de bekrachtiger Sr volgt op het gedrag versus de kans

dat de bekrachtiger Sr verschijnt in afwezigheid van het gedrag

HAMOND, 1980

Net zoals opgemerkt werd bij klassieke conditionering is het weinig waarschijnlijk dat er een

soort interne boekhouding van probabiliteiten wordt bijgehouden

o Dit is ook zo bij operante conditionering

o Maar: minimale contingenties worden wel degelijk opgeslagen

WAT WORDT ER GELEERD?

REFLEXMATIGE VISIE OP OPERANTE CONDITIONERING (BEHAVIORISTISCHE MANIER)

S-R leren: het versterken van de associatie tussen S en R = stimulus-respons leren

o De bekrachtiger volgt op de respons; de bekrachtiger is niet iets waarover men

leert, maar waardoor iets geleerd wordt

o Hier leidt de stimulus direct tot het gedrag

Dit is de kern van het leren

Page 54: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Op

era

nte

co

nd

itio

ne

rin

g: l

ere

n h

and

ele

n in

fu

nct

ie v

an c

on

seq

ue

nte

n

42

COGNITIEVE VISIE OP OPERANTE CONDITIONERING

R-S leren: het organisme leert iets over de relatie tussen gedrag en beloning

o Er ontstaat een respons bekrachtigende relatie, een verwachting over die relatie

cognitief (verwachting heeft te maken met de betekenis)

o We stellen gedrag omdat we in een bepaalde context verwachten dat als we een

bepaald gedrag stellen, we beloond gaan worden

er ontstaat doelgericht gedrag

Als het organisme iets leert over de relatie tussen bepaald gedrag (R) en het resultaat ervan

(Sr), moet een verandering in ‘waarde’ van de Sr leiden tot een gedragsverandering

COLWILL & RESCORLA

A. 2 contingenties worden geïnstalleerd:

o Als je op een hendel drukt, krijg je voedsel

o Als je aan een ketting trekt, krijg je een sucrose oplossing

B. De hendel en de ketting worden verwijderd en het water of het voedsel wordt aversief

gemaakt (door lichtjes te vergiftigen)

C. Als de hendel en de ketting terug zijn, maar geen enkel gedrag nog bekrachtigd wordt,

dan:

o Wordt het gedrag dat leidt tot het misselijk makend product, nog nauwelijks

gesteld, het andere gedrag volgt een normale uitdovingsprocedure

Het ene gedrag stopt onmiddellijk, het andere dooft langzaam aan uit

De verandering in betekenis zorgt ervoor dat het gedrag niet meer gesteld

zal worden

DE CONTROVERSE IS NIET DEFINITIEF OPGELOST

Het gedrag dat leidt tot het misselijk makende product wordt nog sporadisch gesteld

Blijft de Sd toch nog reflexmatig gedrag uitlokken “zonder erbij na te denken”?

In de beginfase van een leerproces beantwoordt het gedrag aan een R-S model

Als het gedrag zeer vaak gesteld wordt, lijkt er sprake van een S-R model

o Dus: van doelgericht gedrag naar automatisch gedrag

VAN ‘ACTION’ NAAR ‘HABIT’

Action: doelgericht gedrag

Habit: automatisch gedrag

Door oefening kan ‘action’ een ‘habit’ worden

Voorbeeld: theorie over rumineren

Van gecontroleerde naar automatische processen

Page 55: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Op

era

nte

co

nd

itio

ne

rin

g: l

ere

n h

and

ele

n in

fu

nct

ie v

an c

on

seq

ue

nte

n

43

KLINISCHE RELEVANTIE

R-S leren zou mogelijk impliceren dat men steeds weet waarom men iets doet, dat alle

gedrag doelgericht is

Er bestaat echter ook gedrag waarvan men de doelgerichtheid niet kent en dat automatisch

uitgelokt lijkt te worden in bepaalde omstandigheden

o Toch is dit gedrag wel doelgericht, maar onbewust

Het opsporen van de Sr vereist functie-analyses waarbij de Sd waarin het gedrag voorkomt

als handvat kan dienen

o Het is niet omdat de functionaliteit niet bekend is, dat het een automatische

reactie is

EN VERDER, R-S OF S-R

Betekent het feit dat men zich niet bewust is van de R-S associatie eigenlijk wel dat er sprake is

van S-R leren?

Onbewuste processen, onbewuste doelgerichtheid? BUITEN DE AANDACHT

Er is echter ook gedrag dat initieel elke vorm van doelgerichtheid lijkt te missen

S-R leren of “Gestuwd gedrag”?

o Gestuwd gedrag = gedrag dat ontlokt wordt door de context en niet door de

functionaliteit

o Soms kun je een habit hebben dat gestuurd is door de context

VARIANTEN VAN OPERANTE CONDITIONERING

BANDURA: MODELING

LEREN DOOR OBSERVEREN: ‘VICARIOUS LEARNING’

Men kan gedrag leren door het bij een ander te zien

o Dit kan onder invloed van eventuele gevolgen, wel of niet tot uiting komen

o Men kan ook gedrag leren, zonder het onmiddellijk uit te voeren

o We kunnen gedrag ook zo afleren (door modeling)

LEREN DOOR IMITEREN

S1: Modelgedrag

o Negatieve instelling t.o.v. model: tegenovergesteld gedrag

o Status, prestige, macht: differentiële bekrachtiging en generalisatie?

o Cfr. Therapeutische relatie

S2: Consequenties van het modelgedrag

o Plaatsvervangende bekrachtiging

Informatie over gevolgen (zien dat iemand beloond of gestraft wordt voor

een bepaald gedrag)

Page 56: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Op

era

nte

co

nd

itio

ne

rin

g: l

ere

n h

and

ele

n in

fu

nct

ie v

an c

on

seq

ue

nte

n

44

Discriminatieleren: in welke situatie is bekrachtiging al dan niet te

verwachten?

Plaatsvervangende bekrachtiging: motivatie opwekken om een bepaald

gedrag te gaan stellen

o Klassieke conditionering tijdens observatie waardoor een respons wordt

onderdrukt

o Statusverhoging van het model als je ziet dat iemand positieve gevolgen krijgt

door een bepaald gedrag te stellen = vicieuze cirkel

O: Kenmerken en processen in de observator

o Responsiever op modelgedrag:

Jongere kinderen: hebben een enorm leervermogen

Reeds vaak beloond voor imitatiegedrag en er de positieve gevolgen van

gezien

Gebrekkig zelfwaardegevoel

Afhankelijk zijn van anderen (afkomst, SES)

Gelijkenis observator en model: leeftijd, SES en ras

o Dit onderzoek wijst op het belang van mediatietherapie en peer-tutoring bij

kinderen

o Aandacht (bias)

o Retentie

o MOTIVATIE

R: Respons van de observator

o Reproductie, gestuurd door kenniselementen, zoals bij zelfinstructie

o Respons kan echter nog belemmerd worden

Bv. wanneer het gedrag te ingewikkeld is

Je moet de vaardigheden hebben om het uit te voeren

LEREN DOOR (ZELF)INSTRUCTIES

‘Rule governed behavior’ (instructie bepaald gedrag, cfr. autorijden)

Richtlijnen via taal

Instructies of zelfinstructies

“Regel” is een uitspraak over contingenties

De regel zal pas wijzigen als hij ondersteund wordt door nieuwe ervaringen

LEREN OP VOORSTELLINGSNIVEAU

Coverante processen

Gebeurt heel vaak, bv. op televisie

OPMERKING

De aanwezigheid en uitleg van anderen (bv. ouders) kan een mediërende variabele zijn die

het effect mogelijk wijzigt

Page 57: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Van

lee

rpri

nci

pe

naa

r fu

nct

iean

alys

e: d

e o

pe

ran

te c

om

po

ne

nt

45

VAN LEERPRINCIPE NAAR FUNCTIEANALYSE: DE

OPERANTE COMPONENT

ANALYSE VAN GEDRAG (FUNCTIONELE ANALYSE)

SD: DISCRIMINATIEVE STIMULUS

Discriminatieve stimulus = de situatie (heel specifieke situatie of een brede context) waarin

het gedrag (R) geassocieerd is met zijn consequenties (Sr)

In welke situatie is het gedrag functioneel?

Cfr: occasion setters bij klassieke conditionering

De SΔ is de situatie waarin het handelen niet functioneel is dan: context veranderen

R: OPERANT GEDRAG

R is het gedrag waarmee men verwacht een bepaalde positieve consequentie voor zichzelf

te bereiken (maar: vaak is het probleem een ‘gedragstekort’)

Een gedragsketen: bv. interactie A-B-C

! Subjectief voor de patiënt !

Doelgericht, maar kan onbewust verlopen, buiten de aandacht

Verschillende vormen: toenaderingsgedrag, ontsnappingsgedrag, actieve vermijding,

passieve vermijding, overt/extern of covert/intern gedrag

SR: GEVOLG (STIMULUS)

BEKRACHTIGING

+S+: positieve bekrachtiging: het gedrag wordt gevolgd door een positieve gebeurtenis

-S-: negatieve bekrachtiging: het gedrag wordt gevolgd door het verdwijnen van een

negatieve gebeurtenis

°S-: negatieve bekrachtiging: het gedrag wordt gevolgd door het uitblijven van een

onaangename gebeurtenis dewelke verwacht werd

STRAF

+S-: positieve straf: het gedrag wordt gevolgd door het verschijnen van een onaangename

gebeurtenis

-S+: negatieve straf: het gedrag wordt gevolgd door het verdwijnen van een aangename

gebeurtenis

Page 58: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Van

lee

rpri

nci

pe

naa

r fu

nct

iean

alys

e: d

e o

pe

ran

te c

om

po

ne

nt

46

°S+: negatieve straf: het gedrag wordt gevolgd door het uitblijven van een aangename

gebeurtenis dewelke verwacht werd

OPERANT EN RESPONDENT GEDRAG

Operant gedrag is een reactie die ontstaan is via operante conditionering = bepaald door

consequenten

Respondent gedrag is een reactie die ontstaan is via klassieke conditionering = bepaald door

antecedenten (zie verder: gedreven gedrag)

AANDACHTSPUNTEN

Vanuit specifieke hypotheses (m.b.t. de Sd, de R en de Sr) starten en vervolgens pogen deze

te falsifiëren (dit is de beste manier, maar is niet altijd mogelijk)

o Wat is het mechanisme? Waaroms telt iemand bepaald gedrag?

o Wat gebeurt er wanneer de context verandert? Welk gedrag stelt men dan?

o …

VALKUILEN

Vaak worden positieve consequenties niet gezien omdat ze intern cognitief zijn

Ga altijd op zoek naar de positieve consequenties van gedrag: iets dat het gedrag drijft!

SAMENVATTING

De functionele analyse beschrijft de manier waarop mensen trachten via hun gedrag de

omgeving te controleren (of hoe de omgeving het gedrag controleert)

R-Sr relaties binnen een bepaalde context (Sd)

Bewustzijn van deze relatie is niet noodzakelijk

Kan overt of covert zijn

DE TWEE FACTOREN: KLASSIEK EN OPERANT

Ontsnapping en vermijding na confrontatie met stimuli die een negatieve valentie

verworven hebben

Ontsnapping en vermijding kunnen beide voorkomen bij dezelfde patiënt

Deze twee soorten gedrag apart analyseren !

Ontsnapping en vermijding hebben echter vaak vele tegenstrijdige consequenties

OPSTELLEN VAN DE FUNCTIEANALYSE

3 mogelijkheden:

o Sd, R en Sr zijn bekend

o Enkel R is bekend

o Geen enkel element is bekend (vage klachten)

Page 59: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Van

lee

rpri

nci

pe

naa

r fu

nct

iean

alys

e: d

e o

pe

ran

te c

om

po

ne

nt

47

METEN, OBSERVEREN, REGISTREREN EN BEVRAGEN

HUISWERK DOOR DE PATIËNT

ABC-SCHEMA (REGISTREREN)

In welke situatie komt gedrag voor en wat zijn de gevolgen?

3 cellen: Antecedenten, Gedrag, Consequenten (Best registreren tijdens het gedrag!)

POMS (METEN)

ALLE gemoedstoestanden scoren op geregelde vaste tijdstippen

Nadien kan dan uitgemaakt worden hoe de gemoedstoestand verloopt verbanden

TURVEN (REGISTREREN)

Beïnvloedt het gedrag (het kan er reeds door verminderen)

Maakt iemand bewust van de frequentie

NOTITIES (REGISTREREN)

Wanneer komt het gedrag voor? (tijdstip)

VRAGENLIJSTEN

Ontwerp zelf een vragenlijst om het gedrag post hoc te onderzoeken

Vaak interessant als het over gedrag gaat waarover de patiënt moeilijk praat

HUISWERK DOOR ANDEREN

OBSERVATIE

Enkel indien de patiënt hiermee volledig akkoord gaat

Objectieve observatie door anderen moet mogelijk zijn

TIJDENS DE THERAPIESESSIE

Topografische analyses, video-methode

Vragenlijsten, meten en observatie

In vivo gedragsexperimenten als opdracht

TOPOGRAFISCHE ANALYSE

Gedetailleerde beschrijving van verschillende concrete situaties:

o Situatie > Reactie: voelen & denken & gedrag > nieuwe Situatie

o Wat is de gemeenschappelijke noemer? Wat is het gemeenschappelijk thema?

Page 60: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Van

lee

rpri

nci

pe

naa

r fu

nct

iean

alys

e: d

e o

pe

ran

te c

om

po

ne

nt

48

WERKEN MET SCHALEN

0-100% (moeilijk)

5-punten (vaak te weinig alternatieven)

Visueel-analoge (prima voor intra-individuele metingen)

Zeer depressief ---------------------------------------------------------------------------------------- zeer gelukkig

SAMENVATTING

Meettechnieken zijn een interessante aanvulling bij de topografische analyse

Zij kunnen de patiënt en de therapeut inzicht verschaffen in de dynamiek van het gedrag

Zij kunnen verborgen centrale thema’s aan het licht brengen

Page 61: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Co

mb

inat

ies

van

kla

ssie

ke e

n o

pe

ran

te c

on

dit

ion

eri

ng

49

COMBINATIES VAN KLASSIEKE EN OPERANTE

CONDITIONERING

Operante conditionering

o Actieve vorm van leren

o Operants

o Consequente controle

o R min of meer vrijwillig

Klassieke conditionering

o Passieve vorm van leren

o Respondents

o Antecedente controle

o R wordt ontlokt

HET TWEE-FACTORENMODEL VAN MOWRER

SAMENSPEL 2 LEERPROCESSEN

CER = autonome vreesrespons

er wordt een interne geconditioneerde vreesreactie geleerd: CER (op de CS)

o Net zoals er ontsnapping bestaat voor een externe aversieve stimulus, kan er ook

ontsnapping (CAR) ontstaan voor een interne aversieve stimulus

o Dit wordt negatief bekrachtigd want de vreestoestand houdt op (-S-)

Van ontsnapping tot vermijding

ACTIEVE EN PASSIEVE VERMIJDING

Oorspronkelijk gaat Mowrers theorie enkel over actieve vermijding

Passieve vermijding treedt op na een positieve strafprocedure

PASSIEVE VERMIJDING

R: naar voedsel lopen

UCS: schok

Page 62: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Co

mb

inat

ies

van

kla

ssie

ke e

n o

pe

ran

te c

on

dit

ion

eri

ng

50

CS: omgevingsstimuli EN het gedrag zelf

CER: wordt dus ontlokt door o.a. het gedrag zelf

Vermijding (men gaat het gedrag niet stellen omdat het zelf angstuitlokkend geworden is)

o Solomon toonde zelfs aan dat het straffen van de gedragsintentie effectiever is

dan bestraffing van het gedrag zelf

o Uitbreiding naar toenaderingsgedrag

KRITIEK

Vermijdingsgedrag staat onder -S- controle

Vermijdingsgedrag zou moeten uitdoven

Vermijdingsgedrag is echter zeer persistent

o CAR persisteert zonder CER (er kan immers geen vrees meer zijn)

o Dit betekent dat het stellen van vermijdingsgedrag uitdoving van de CS bevordert

zonder dat het vermijdingsgedrag uitdooft

o Het vermijdingsgedrag staat dus niet onder -S- controle!

BESLUIT

Het twee-factorenmodel heeft gewezen op het feit dat stimuli door klassieke conditionering

een bepaalde betekenis krijgen en dat de mens zich gedraagt in functie van deze

betekenissen

CER is echter duidelijk een complexer construct dan de perifere CR

DE SAFETY-SIGNAL HYPOTHESE ALS ALTERNATIEVE HYPOTHESE

Als een prikkel geassocieerd is met het uitblijven van een aversieve UCS, wordt het een

inhibitorische stimulus met een positieve valentie (veiligheidssignaal)

Al de stimuli die samengaan met vermijdingsgedrag kunnen inhibitorische prikkels worden

= veiligheidssignalen

o Vermijdingsgedrag leidt dus niet enkel tot het stoppen van de vrees, maar ook tot

het verschijnen van een positieve toestand, opluchting

Page 63: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Co

mb

inat

ies

van

kla

ssie

ke e

n o

pe

ran

te c

on

dit

ion

eri

ng

51

UITDOVING VAN VREES NA VERMIJDINGSGEDRAG IS SLECHTS SCHIJN

Uitdoving is het is het resultaat van excitatorische en inhibitorische conditionering die elkaar

in evenwicht houden

EEN COGNITIEVE VISIE ALS ALTERNATIEVE HYPOTHESE

Seligman en Johnson pleiten voor een splitsing tussen Pavloviaanse conditionering van

autonome vreesreacties (CER) en de opbouw van een cognitieve verwachting

Er ontstaat namelijk tegelijkertijd een cognitieve representatie:

o A: indien CS, dan UCS

o B: zodra men ontsnapt doet dit ontsnappingsgedrag (R) de aversieve toestand

(UCS) ophouden

Deze beide “cognities” leiden tot vermijding

Dit vermijdingsgedrag wordt dus gewoonweg in stand gehouden door de

“als … dan …” cognities, en niet door de CER

Het vermijdingsgedrag houdt pas op als men deze basiscognities kan

doorbreken

VOELEN EN WETEN

Vermijdingsgedrag is echter niet enkel te wijten aan “weten”, maar ook aan een dieper

“voelen”

Dit “voelen”, al werd het erg vereenzelvigd met autonome reacties, had toch een centrale

plaats in de behavioristische visie

Binnen een netwerktheorie zijn “perceptie”, “weten” en “voelen” met elkaar verweven (zie

ook Teasdale, het ICS model)

DE EMOTIETHEORIE VAN LANG (ZIE OOK: HET ICS MODEL VAN TEASDALE)

Emotie wordt op drie niveaus gerepresenteerd

o Stimulusinformatie (perceptuele codes)

o Betekenisinformatie (semantische codes)

o Responsinformatie (responscodes; cf. actietendens)

AL deze informatie samen vormt de geheugenneerslag van een emotionele

ervaring, en het geheel maakt de UCS/UCS-representatie uit

Page 64: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

He

t “n

eu

roti

sch

e l

uss

en

mo

de

l”:

anal

yse

van

co

mp

lex

dis

fun

ctio

ne

ren

en

in

dic

atie

ste

llin

g v

oo

r sp

ecif

ieke

th

era

pe

uti

sch

e in

terv

en

tie

s

52

HET “NEUROTISCHE LUSSEN MODEL”: ANALYSE

VAN COMPLEX DISFUNCTIONEREN EN

INDICATIESTELLING VOOR SPECIFIEKE

THERAPEUTISCHE INTERVENTIES

HET “NEUROTISCHE LUSSEN MODEL”: NLM

LEERTHEORIE: FUNCTIEANALYSE EN BETEKENISANALYSE

Klassieke component

Operante component

NEUROBIOLOGISCHE WERKINGSMECHANISMEN VAN COMPLEX DISFUNCTIONEREN

PSYCHOBIOLOGISCH MODEL VAN CLONINGER: GENETISCH ONAFHANKELIJKE TEMPERAMENTS-

DIMENSIES MET NEUROBIOLOGISCHE BASIS?

Novelty seeking (temperamentsfactor genetische bepaalde tendensen) ~ dopamine

Harm avoidance ~ serotonine

Reward dependence ~ noradrenaline

Persistence: volharding

GEHEUGEN EN ONTSTAAN VAN REPRESENTATIES

In de klassieke klassieke conditionering kan 1 negatieve ervaring onmiddellijk een zeer sterke

conditionering teweeg brengen traumatische ervaring

o Men gaat dit levenslang onthouden, zodat een therapeutische interventie nodig is

om er iets aan te doen

Dit biologisch mechanisme is functioneel wanneer het relevant is en er iets heel bedreigend

gebeurt dat mogelijk schade kan berokkenen

Page 65: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

He

t “n

eu

roti

sch

e l

uss

en

mo

de

l”:

anal

yse

van

co

mp

lex

dis

fun

ctio

ne

ren

en

in

dic

atie

ste

llin

g v

oo

r sp

ecif

ieke

th

era

pe

uti

sch

e in

terv

en

tie

s

53

HEURISTISCHE MODELLEN: OBSERVATIES UIT DE KLINISCHE PRAKTIJK

Het “moeilijke mensen”-model (Schacht & Peeters) proces:

HET NEUROTISCHE LUSSEN MODEL

Leerprocessen in het “hier en nu”

Gecumuleerde resultaten van de “leergeschiedenis”

Klassieke conditionering en zelfbeelden

o Centrale representaties

o Stabiele kennisstructuren in de hersenen

o Disfunctionele schema’s

o Vroeg ontstane negatieve zelfbeelden

Emotie

o Onder invloed van processen “binnen” EN “buiten de aandacht”

o Verhoogde arousal

De notie “gestuwd gedrag”, cfr. respondent gedrag

o = Gedragssequens die automatisch geactiveerd wordt bij daarvoor kwetsbare

mensen na een zekere hoeveelheid emotionele stress

o Het gaat om een gedragssequens die ontdaan is van zijn functionaliteit, het is de

initiële lichamelijke respons op stress

GESTUWD GEDRAG

BRONNEN VAN GESTUWD GEDRAG

Genetische aspecten, temperament

Neuropsychologische aspecten

Page 66: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

He

t “n

eu

roti

sch

e l

uss

en

mo

de

l”:

anal

yse

van

co

mp

lex

dis

fun

ctio

ne

ren

en

in

dic

atie

ste

llin

g v

oo

r sp

ecif

ieke

th

era

pe

uti

sch

e in

terv

en

tie

s

54

Ontwikkelingsaspecten

Omgevingsaspecten

Neurobiologische ontwikkeling

TWEE PROCESSEN ALS REACTIE OP STRESS

o Sympathisch zenuwstelsel: de hypothalamus is het schakelstation wanneer er

stress is in de omgeving, en van waaruit het sympathische zenuwstelsel wordt

gestimuleerd en zorgt voor activatie dit is noodzakelijk en gezond!

o Het parasympatisch zenuwstelsel zorgt voor deactivatie

Dit gaat variabel op en af: constante adaptieve interactie (cf. hartslagvariabiliteit)

(trager systeem dan het sympathisch systeem)

o De stressweerbaarheidsgrens van mensen lijkt te dalen

o Het systeem gaat sneller stresshormonen produceren: bij depressie en zeker bij

de melancholie zien we die verlaagde drempel die er gekomen is door een

chronische blootstelling aan stress

Page 67: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

He

t “n

eu

roti

sch

e l

uss

en

mo

de

l”:

anal

yse

van

co

mp

lex

dis

fun

ctio

ne

ren

en

in

dic

atie

ste

llin

g v

oo

r sp

ecif

ieke

th

era

pe

uti

sch

e in

terv

en

tie

s

55

o Een arousalverhoging is de initiële tendens onder invloed van een stresshormoon

o Gestuwd gedrag zorgt voor spierspanning pijn endorfines (‘morfine’)

o Wanneer je niet aan een stressbron kan ontsnappen, gebeurt de vrijgave van

endorfines veel sneller

“GESTUWD” VERSUS “GERICHT GEDRAG”

Aan heel wat stressoren in het dagelijkse leven valt niet te ontsnappen

o Bv. negatieve cognities die een stuk van onszelf geworden zijn

o Wanneer deze zorgen voor stress, kunnen ze ervoor zorgen dat het lichaam veel

sneller endorfines gaat maken en het gedrag zo gericht pijnuitlokkend wordt

Essentie: stress veroorzaakt spierspanning en dit is het gevolg van cortisol in het bloed

DE NEUROTISCHE LUS

Secundaire klassieke conditionering

De negatieve consequenties heractiveren de centrale cognitieve representatie

o Stimulus sterke emotie gestuwd gedrag, antecedent gestuurd positieve/

negatieve consequenties

Positieve consequenties zorgen voor shaping, dat het gedrag erger wordt

Negatieve consequenties zorgen voor secundaire klassieke conditionering

Iemand begint met automutilatie met het gevoel alle controle over

zichzelf te verliezen (zeer aversief)

o De persoon wordt zeer emotioneel daarover, wat nog

meer automutilatie uitlokt

o De negatieve consequenties heractiveren opnieuw de

cognitie van geen controle te hebben

Via de neurotische lus kunnen we begrijpen waarom negatieve

consequenties het gedrag steeds erger maken

SHAPING

Het leerproces waarbij de uiteindelijke respons wordt opgebouwd door systematische

bekrachtiging van gedrag dat in de richting gaat van de respons

Perfectioneren van probleemgedrag

Page 68: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

He

t “n

eu

roti

sch

e l

uss

en

mo

de

l”:

anal

yse

van

co

mp

lex

dis

fun

ctio

ne

ren

en

in

dic

atie

ste

llin

g v

oo

r sp

ecif

ieke

th

era

pe

uti

sch

e in

terv

en

tie

s

56

De nieuwe complexere gedragssequentie wordt dan als een nieuwe “gestuwde respons”

geactiveerd

o Die gestuwde sequens (antecendent) wordt erger door operante principes

(shaping), en als we de volgende keer weer geconfronteerd worden met stress,

zien we die volledige gedragssequens men kan er niet aan ontkomen

TOENADERINGSREPERTOIRE

Op basis van positieve consequenties

Gedrag stellen om iets te bekomen (en: het gedrag gaat uit de hand lopen) (operant)

ONTSNAPPINGSREPERTOIRE

Gedrag om te ontkomen aan arousal (emotie/gestuwde respons): functioneel of disfunc-

tioneel

VERMIJDINGSREPERTOIRE

Verarmde levensorganisatie

Onaangepaste vermijding kan activering van representaties uitlokken

COGNITIEF REPERTOIRE

Cognitief representatieniveau: opvattingen over zichzelf, de andere en de wereld

o Het cognitieve repertoire is operant, de representaties klassiek

o Het repertoire wordt opgebouwd om om te gaan met disfunctionele cognities

dit kan individueel of maatschappelijk zijn

Attributieprocessen

ORGANISATIE HOLISTISCHE THEORIE

Bij een complexe problematiek kan de holistische theorie opgebouwd worden rond het NLM

DE PSYCHOTHERAPEUTISCHE PRAKTIJK

EVIDENCE-BASED WERKEN

Het NLM biedt aanknopingspunten om evidence-based te werken met protocollen, zonder

de complexiteit van het functioneren uit het oog te verliezen

We proberen dus protocollen toe te passen die de best beschikbare evidentie hebben we

evolueren naar protocollen voor procedures, naast protocollen voor specifieke stoornissen

o Exposure is een voorbeeld van een protocol voor een procedure (gebaseerd op

inhibitorisch leren)

o We kiezen dus de procedures in functie van de problematiek, maar deze zijn vaak

gelinkt aan processen i.p.v. aan de stoornis transdiagnostisch protocol

Page 69: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

He

t “n

eu

roti

sch

e l

uss

en

mo

de

l”:

anal

yse

van

co

mp

lex

dis

fun

ctio

ne

ren

en

in

dic

atie

ste

llin

g v

oo

r sp

ecif

ieke

th

era

pe

uti

sch

e in

terv

en

tie

s

57

COGNITIEF REPRESENTATIENIVEAU

Het gaat over betekenis en taal dit kan zeer disfunctioneel zijn

Cognitieve herstructurering

Cognitieve technieken: nieuwe ordeningen

MENTALE SUBSYSTEMEN

Niveau van de inhoud (waarover gaat het?)

Niveau van het proces (bv. automatische activatie van een gedachte/cognitie)

Met cognitieve technieken probeer je deze cognities recht te krijgen en nieuwe ordeningen

te maken over hoe mensen naar zichzelf en de wereld bekijken representatieniveau

Cognitieve technieken: “Interacting Cognitive Subsystems model” van Teasdale

o Propositionele versus implicatieve systeem

o Emotieve technieken (zeer sterk met emoties werken)

o Gedragsexperimenten (rechtstreekse ervaring)

INTERACTIVE COGNITIVE SUBSYSTEMS (TEASDALE)

We kunnen werken met het denken (cogn. herstructurering): klassieke cogn. therapietechn.

Ook gedragsexperimenten (!) kunnen helpend zijn: mensen aanzetten een ander gedrag te

proberen, om zo hun schema's en denken te beïnvloeden

Daarnaast zijn er ook nog voorstellingsoefeningen: mensen terug laten gaan naar wat ze

imaginair voelen wanneer en die gevoelens tot leven brengen met het oog op herintegratie

Ontzenuw-technieken en doorleef-technieken hebben we nodig om verandering teweeg te

brengen op al die niveaus van representatie

Het gebruik van cognitie (taal en betekenis) is belangrijk, maar heel vaak niet voldoende,

omdat dingen niet beleefd worden en de verandering dus op het 'cold cognition' vlak blijft

STRESS EN EMOTIE

Spanningsreductie (situeert zich op het vlak van de CR, het symptoom)

Kwetsbaarheid voor stress

o Mensen zijn verschillend kwetsbaar voor stress

o Er zijn dysfunctionele cognities die emoties triggeren

Page 70: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

He

t “n

eu

roti

sch

e l

uss

en

mo

de

l”:

anal

yse

van

co

mp

lex

dis

fun

ctio

ne

ren

en

in

dic

atie

ste

llin

g v

oo

r sp

ecif

ieke

th

era

pe

uti

sch

e in

terv

en

tie

s

58

o Mensen proberen betekenis te geven aan iets wat ze voelen in hun lichaam

individuele betekenisverlening

GESTUWD GEDRAG

Wat we met gestuwd gedrag doen: psycho-educatie, kijken naar de stressoren en leren om

stress te kanaliseren

Biologische kwetsbaarheid en psycho-educatie (er is wel iets aan te doen!)

Reductie psychosociale stressoren + er anders mee omgaan

Stress adequaat kanaliseren

NLM: THERAPEUTISCH NIVEAU

Het is niet geïndiceerd om zelfcontrole en/of medicatie te gebruiken, zonder de

problematische UCS/UCR representaties (= oorzaak) in de therapie te betrekken

Belangrijk: een grondige doorlichting van repertoires (vaak: de aanmeldingsklachten) + deze

corrigeren / aanvullen / … dagelijkse leven herstructureren door op verschillende niveaus

te gaan inwerken

HET NLM ALS HANDVAT OM EEN COMPLEXE PROBLEMATIEK TE SCHEMATISEREN

SAMENVATTEND

Klassieke (= heractivering schema’s) en operante conditionering spelen een rol

Meerdere “lussen” met elkaar in verbinding complexiteit

Bepaalde “lussen” op de voorgrond, implicaties voor therapie (cf. aanmeldingsklacht)

Therapie = combinatie van interventies (rollenspel, exposure, problem solving, spannings-

reductie, …)

Grote aandacht voor centrale representaties

Cognitieve therapie is zeer zinvol (taal en betekenis), maar ook emoties zijn zeer belangrijk!

Belang van stressniveau

o Kwetsbaarheid stijgt met chronische stressoren

o Stress kan een rol spelen in kwetsbaarheid, maar ook in de activatie

Page 71: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ge

dra

gst

he

rap

eu

tisc

he

inte

rve

nti

es

59

GEDRAGSTHERAPEUTISCHE INTERVENTIES

Eerste generatie interventies: exposure, ontspanningstechnieken en operante technieken

Tweede generatie interventies: cognitieve technieken

Derde generatie interventies: ACT en MBCT

Vierde generatie interventies: interventies ontleend aan de experimentele psychopathologie

TOEPASSING

Wat sluit aan bij het probleem? wordt pas duidelijk na een grondige probleemidentificatie

Gedragstherapie: het proces is cruciaal

WAT WERKT voor een bepaalde cliënt? dit is individuspecifiek

o Op maat ontwikkelde behandelingen op basis van een individuele

leertheoretische analyse, bv. zingevingsproblematiek

o VS bestaande protocollen, bv. exposure bij OCD

Zo kunnen we vanuit deze bril een antwoord formuleren op alle problemen!

CLASSIFICATIE VAN LEERPRINCIPES: GT-TECHNIEKEN ZIJN GERELATEERD AAN OPERANTE

TECHNIEKEN OF EXPOSURE

Ofwel werken we op het niveau van de respondenten (klassieke conditionering), ofwel op het

niveau van de operanten (operante conditionering), ofwel op de combinatie van de twee

TOEPASSINGSVORMEN

PROCEDURES

1.1. Aanleren van respondents: ontsnappingstechnieken

2.1. Aanleren van operants: operante technieken

3.1. Afleren van respondents: exposure

4.1. Afleren van operants: operante technieken

2. Inwendig: modificatie in de verbeelding

3. Modeling: modificatie door modelingprocedures

4. Zelfcontrole: modificatie door zelfcontroleprocedures

Page 72: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ge

dra

gst

he

rap

eu

tisc

he

inte

rve

nti

es

60

GEDRAGSTHERAPEUTISCHE BASISTECHNIEKEN

Cognitieve technieken (2de generatie)

Psycho-educatie (hoort bij de 2de generatie omdat het ook werkt met cognities)

Exposure (1e generatie)

Operante technieken (1e generatie)

Ontspanningstechnieken (1e generatie)

Specifieke technieken

THERAPIEPLAN: KOPPELEN COMPONENTEN, INTERMEDIAIRE DOELEN EN INTERVENTIES

EERSTE GENERATIE GEDRAGSTHERAPEUTISCHE TECHNIEKEN

EXPOSURE

Meta-analyses: het inwerken op de koppeling tussen de CS en de UCS/UCR-representatie, is

de voorkeursbehandeling bij tal van problemen (sociale angst, fobie, paniek, PTSS, OCD, ...)

THEORETISCHE ACHTERGROND

Habituatie

Extinctie

Emotionele verwerking

Inhibitoir leren

Page 73: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ge

dra

gst

he

rap

eu

tisc

he

inte

rve

nti

es

61

HABITUATIE

Begrip uit de fysiologie

Bij angst: neemt af bij langdurige blootstelling (werkt voornamelijk zo bij fobieën)

De curve blijft afvlakken totdat de confrontatie met de CS geen angst meer oproept

MAAR! De oorspronkelijke CS – UCS associatie blijft bewaard!

o Spontaan herstel gaat vaak gepaard met een verandering van context

o Reinstatement: als de oorspronkelijke CS-UCS-verbinding terug naar boven komt

Én: angstreductie tijdens de exposure sessie is niet predictief voor lange termijn resultaten

EXTINCTIE

Extinctie: het aanbieden van de CS zonder dat de UCS erop volgt

EMOTIONELE VERWERKING

Niet alleen de processen binnen één exposuresessie zijn van belang, maar ook de processen

tussen de verschillende exposuresessies (= het elaboratieproces) cognitieve verwerking

Corrective learning: de CS krijgt een minder bedreigende betekenis

Deze visie leunt aan bij het idee van gedragsexperimenten

INHIBITOIR LEREN

Exposure is inhibitoir leren: een nieuwe associatie wordt aangeleerd, namelijk dat de CS

verwijst naar de non-UCS ‘spiegelbeeldconditionering’

Inhibitoir leren is fragiel, dus we moeten exposure zo opzetten dat deze vorm van leren zeer

krachtig is, zodat die heel salient wordt

3 kernprincipes: individueel bepaald

o Wat moet de persoon leren? koppeling CS aan non-UCS

o Hoe dat maximaliseren tijdens exposure?

o De reductie van angst tijdens exposure is niet noodzakelijk een reflectie van dat

nieuwe leerproces

Maximaliseren van inhibitoir leren:

1. Violate expectancies: disconfirmeren van de verwachtigen

Verwachtingen betreffende de frequentie en de intensiteit van de UCS

Page 74: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ge

dra

gst

he

rap

eu

tisc

he

inte

rve

nti

es

62

Kritisch voor nieuw leren is de mismatch tussen de verwachting en de

eigenlijke ervaring dus: het verschil tussen de UCS en de non-UCS

uitvergroten

Bv. Deacon et al (2013): interoceptieve exposure

Men gaat door tot de verwachting van de aversieve outcome lager

dan 5% is

Dit werkt beter dan standaard exposure

Implicaties:

Dus: cliënten moeten ook de UCS goed leren definiëren

Er moet aandacht zijn voor zowel de CS als de non-UCS

Opbouw van graduele exposure o.b.v. verwachtingen en niet o.b.v.

angstniveau

Voorafgaande cognitieve therapie (waarbij de verwachting van de

UCS cognitief geherstructureerd wordt) wordt beter niet gedaan:

hoe groter de mismatch, hoe groter het effect

Cognitieve interventies worden post exposure gedaan als vorm van

geheugenconsolidatie

2. Deepened extinction (Rescorla, 2006)

Meerdere CS’sen verwijzen naar de UCS (bij generalisatie)

men werkt volgens een angsthiërarchie

De CS'en worden eerst apart gepresenteerd in exposure, nadien samen

Reduceert spontaan herstel en reinstatement versterkt het geheugen-

spoor

OPM.: hiervoor moeten de CS’sen naar dezelfde UCS verwijzen

3. Occasionele bekrachtiging van extinctie

Bekrachtigde extinctie = wanneer op de CS toch de UCS volgt

De oorspronkelijke UCS-conditionering wordt nog eens aangeboden om

tot de conclusie te komen dat het toch zo erg niet is

Om de verwachting van de UCS hoog te houden en de mismatch groot te

krijgen

Dit is niet altijd ethisch verantwoord

4. Wegnemen van veiligheidssignalen/gedragingen

Deze veiligheidssignalen reduceren de angst wel op korte termijn, maar

vormen een probleem wanneer ze niet meer aanwezig zijn

Ze interfereren ook met de CS – non-UCS associatie; de associatie wordt

niet zo goed gevormd en de mismatch is kleiner

Onmiddellijk wegnemen vs. gradueel wegnemen

5. Variabiliteit

CS variabiliteit verhoogt de kans dat nieuw geleerd materiaal opgeslagen

wordt: dus zoveel mogelijk CS'en gebruiken

Variabele aanbieding van de CS (bijna at random)

Variabele duur van exposure: soms lange, soms korte sessies

Variabele tijd tussen exposure sessies geeft betere respons

Beter voor de geheugenconsolidatie van de CS - non-UCS

representatie

Page 75: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ge

dra

gst

he

rap

eu

tisc

he

inte

rve

nti

es

63

LET WEL! Hogere angst en fysieke arousal op korte termijn, maar betere

effecten op langere termijn

Begin met een gemakkelijke S om de treatment adherence te

bevorderen (om motivatie hoog te houden via succeservaring)

6. Retrieval cues

Retrieval cues zijn niet hetzelfde als veiligheidssignalen

Retrieval cues zijn occasion setters die de CS - non UCS aangeven en zijn

niet direct geassocieerd met het niet-optreden van de UCS

Cues meenemen die hen herinneren aan wat ze geleerd hebben tijdens

exposure (bv. flash cards)

7. Multipele contexten

Gezien de beperkte generalisatie van exposure, is het best om altijd

exposure te doen in meerdere contexten

In hoe meer contexten, hoe beter het resultaat op lange termijn

TOEPASSINGSVORMEN VAN EXPOSURE

SYSTEMATISCHE DESENSITISATIE: CONTRACONDITIONERING

Contraconditionering: historisch: ontstaan uit Systematische Desensitisatie (SD; Wolpe, 1958)

Bouwde voort op reciproke inhibitie

Aan de CS een CR koppelen die het omgekeerde is van de oorspronkelijke CR

Onverenigbaarheid UCS/CR

o Spierontspanning (de eigenlijke systematische desensitisatie): combinatie van

relaxatie en exposure

o OOK:

Aangename fantasieën (emotive imagery), bv. safe place fantasieën

Humor (rond gevreesde situatie)

Assertieve responsen (assertieve training)

Gebeurt exposure steeds met contraconditionering?

een onverenigbare respons, cfr. roetsjbaan:

o Geen angstvallige controle maar zich laten gaan: de actietendens veranderen

o Blootstelling aan risico’s zonder controle

o Vermijding en ontsnapping opgeven en actietendensen veranderen

o Aanleren van nieuwe automatismen

o Ortiënteringsresponsset versus defensieve responsset

Blootstelling/exposure is zinloos als de defensieve controle niet opgegeven wordt

tijdens de exposure

Systematische desensitisatie in de praktijk

o Aanleren spierontspanning, progressieve relaxatie

o Opstellen angsthiërarchie

o Start:

Ontspannen

Laagste angststimulus

Levendige voorstelling

Als angst opkomt, teken

Page 76: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ge

dra

gst

he

rap

eu

tisc

he

inte

rve

nti

es

64

Voorstelling staken en spierontspanning

Doorgaan tot de angststimulus kan verbeeld worden zonder angst

Verder naar volgende item uit de angsthiërarchie

Empirisch onderzoek heeft aangetoond dat componenten zoals relaxatie eigenlijk overbodig

zijn de theoretische basis waarop ze geënt zijn is twijfelachtig

Echter: deze elementen kunnen mogelijk wel bijdragen tot het succes van de behandeling bij

een individuele patiënt om diverse redenen

GRADUELE EXPOSURE

Met angsthiërarchie (van de CS’en)

Vroeger ging dit vaak lineair: van onder naar boven (maar nu: liever ad random doorlopen)

FLOODING

Hierbij is er geen gradatie!

Hierbij moet je de discomfort voor de patiënt evalueren in termen van draagkracht

RESPONSPREVENTIE

Niet uitvoeren van actief vermijdingsgedrag

Nalaten van operant gedrag dat bekrachtigd wordt door het uitblijven/verdwijnen van een

negatieve consequent

IN VIVO VS. IN VITRO

In vivo: in levende lijve doen

In vitro: inbeelden

Een combinatie is ook mogelijk

Laatste ontwikkeling: de virtual reality exposure (in Amerika vaak bij PTSD bij soldaten)

EXPOSURE CONCREET

Informeren en motiveren voor de exposure

o Vaak psycho-educatie

o Wat is angst? functioneel mechanisme (+ blijft bestaan door vermijding)

o Angststructuur: stimulusinfo, betekenisinfo, responsinfo

Planning op basis van functieanalyse

o Wat zijn de excitatorische prikkels? Relevante CS'en?

o In welke context?

o Essentiële stimuli?

o Inhibitorische stimuli / veiligheidssignalen?

o UCS-UCR representatie: snel, walgelijk, gevaarlijk?

o In kaart brengen van ontsnapping en vermijding

Behandeldoelen afspreken

Rationale uitleggen

Scripts maken, angsthiërarchie opstellen

Page 77: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ge

dra

gst

he

rap

eu

tisc

he

inte

rve

nti

es

65

Angstthermometer: 0-10 angstniveau/emotionele respons (of geloofwaardigheid VAS schaal)

Deze scores bespreken, ervaring bespreken

Exposure meegeven als huiswerk/gedragsexperiment

Indien nodig mag de cliënt even ontsnappen (‘time-out’), op voorwaarde dat de exposure

meteen daarna wordt voortgezet

Aandachtspunten:

o Generalisatie & context

o Sequentiële vs referentiële verbanden

GENERALISATIE & CONTEXT

Uitdoving is contextgevoelig

Dus: exposure in verschillende contexten via opdrachten

Er wordt een nieuwe betekenis bijgeleerd, de “oude” betekenis wordt niet veranderd

SEQUENTIEEL VS REFERENTIEEL

Exposure zeker gebruiken bij een duidelijk sequentiële relatie: als de patiënt verwacht dat de

ramp (UCS) onmiddellijk zal gebeuren bij aanraking met de CS

Referentiële relaties:

o Exposure kan ook gebruikt worden bij referentiële relaties

o Bij PTSD is er vaak een sequentiële en referentiële component

o Referentiële relatie: trauma, PTSD: er moet anders worden omgegaan met de

representaties, of traumatische herinneringen

o Bij referentiële relaties kunnen psychodramatechnieken mogelijk een zinvolle

aanvulling zijn bij de exposure om representaties te herkaderen: toevoegen

nieuwe incompatibele informatie

o PTSD: OOK een expliciete sequentiële relatie mogelijk

bij:

Patiënten vermijden te denken aan het trauma: dit is dan de CS

De UCS kan dan bijvoorbeeld zijn: gek worden van angst

Dus moet er blootgesteld worden aan de herinneringen (Arntz, 1995) om

de sequentiële component van angst te laten afnemen

BLOOTSTELLING AAN ALLE ELEMENTEN VAN DE REPRESENTATIE

Blootstelling aan zoveel mogelijk elementen van de representatie (volledige emotie)

Stimulusinfo, responsinfo en betekenisinfo

o Concepten worden in het geheugen opgeslagen met stimulusinformatie (hoe

ziet het eruit, hoe voelt het, hoe ruikt het) en met de eigen respons erop

(betekenis die men eraan geeft)

o Veranderen van actietendens die aanzet tot vluchten en vermijden

o Activeren van de emotie

Script maken, visueel, geuren, geluiden, …

Ook in vivo garandeert geen volledige blootstelling

Een enkelvoudige fobie kan met heel wat dieperliggende betekenissen

gepaard gaan

Page 78: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ge

dra

gst

he

rap

eu

tisc

he

inte

rve

nti

es

66

Tot slot…

o Modeling

o Exposure is teamwerk, dus niet “patiënt er door sleuren” (cf. toenadering CL)

ONTSPANNINGSTECHNIEKEN

Relaxatietechnieken werken in op de CR met als doel de emoties te leren controleren

RELAXATIE

Angst vs ontspanning: fysiologisch elkaars tegengestelden (hoge vs lage spierspanning)

Belangrijk: psycho-educatie

Een relaxatierespons installeren die antagonistisch is aan de angstrespons

Doorbreken spiraal chronische stress/spanning

Bewerkstelligen ‘relaxatierespons’ (Benson, 1975)

o Daling: hartslag, ademhalingsritme, bloeddruk, skeletspierspanning, stof-

wisseling, zuurstofverbruik en galvanische huidreacties

Tegengaan van fysieke condities die reacties van bezorgdheid en onrust kunnen

opwekken of instandhouden

Soorten relaxatie:

o Basis: buikademhaling ( versnelde ademhaling)

o Passieve methodes: autogene relaxatie (suggestie, visualisatie, …)

o Actieve methodes: progressieve spierontspanning, zelfsuggestieve relaxatie

o Zintuigoefening: beelden zoveel mogelijk zintuiglijk aanspreken (geur, smaak,

geluid, zicht, tastzin, …)

o Ontspannende activiteiten: ‘de plezierige activiteitenlijst’

OPERANTE TECHNIEKEN

Operante technieken werken in op de R (van operante conditionering)

o Modeling, shaping, vaardigheidstraining, gedragsexperiment, …

Doel: aanleren/verwerven of verhogen van de frequentie van gewenst gedrag

o Strafprocedures, responspreventie, …

Doel: afleren of verlagen van de frequentie van ongewenst gedrag (extinctie)

VAAK GEBRUIKT IN

Opvoedkundige settings / therapie met kinderen

Onderwijs

Training van personen met een mentale beperking / autisme / ADHD

Gezondheidsgedrag

Page 79: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ge

dra

gst

he

rap

eu

tisc

he

inte

rve

nti

es

67

IN FUNCTIE VAN FUNCTIEANALYSE

Consequenten: bv. bekrachtigers toedienen, op de gevolgen werken

Antecedenten (Sd): bv. stimuluscontrole

SD

Stimuluscontrole: de Sd niet meer laten voorkomen

Stimulusdifferentiatie: leren differentiëren tussen soorten van CS'en

OPERANTE TECHNIEKEN

Te veel gedrag therapie: afname ongewenst gedrag

Te weinig gedrag therapie: toename gewenst gedrag

TOENAME GEWENST GEDRAG

TOENAME (GEWENST) OPERANT GEDRAG: REINFORCEMENT (BEKRACHTIGING)

De kans dat een bepaald gevolg een gedrag zal bekrachtigen, hangt af van de WAARDE van

dat gevolg, de ‘reward value’ (dus: wat nemen we als bekrachtiger?)

Wat bekrachtigend is:

o Is individueel bepaald

o Kan veranderen over de tijd

o Werkt het best als het snel volgt op het gestelde gedrag

Bepaald door: kwantiteit en kwaliteit

Er zijn verschillende soorten bekrachtigers: tastbare/consumeerbare bekrachtigers,

activiteiten, sociale bekrachtigers, feedback (impliciet of expliciet), tokens (cf. token

economy), coverte bekrachtigers (imaginaire positieve outcomes), …

Inbouwen van bekrachtiging kan m.b.v. mediatietherapie, waarbij derden de eigenlijke

behandeling uitvoeren (ouders, opvoeders, leerkrachten, begeleiders, …)

Bekrachtiging volgt een bekrachtigingsschema: het is best om maximaal te beginnen met

continue bekrachtiging, om daarna over te gaan naar intermittente bekrachtiging (‘thinning’)

Page 80: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ge

dra

gst

he

rap

eu

tisc

he

inte

rve

nti

es

68

Shaping:

o Groter gedrag opdelen in gedragsunits en dit bekrachtigen

o Differentiële bekrachtiging van successieve approximaties van een gadragsunit

o Kwalitatieve shaping: de criteria om bekrachtiging te krijgen, verhogen of

verlagen

o Kwantitatieve shaping: de hoeveelheid van het gedrag verhogen of verlagen

Chaining: ketens van gedrag

o Shaping van gedrag dat uit een gedragsketen bestaat: bv. “zichzelf aankleden”

o Eerst beginnen met kleine dingen en zo verder opbouwen

ZELFCONTROLETECHNIEKEN

Analyse van de gedragsketens

o Vooral bij volwassenen

o Mensen eigen gedrag laten controleren en uitstelgedrag laten belonen

o Antecedenten in kaart brengen

o Afspraken tot geleidelijk uitstellen gedrag

o Consequenten: zelfbeloning

AFNAME ONGEWENST GEDRAG

Extinctie/uitdoving

Bestraffing

o Positieve bestraffing: bv. fysiek aversieve stimuli, terechtwijzingen, aversieve

activiteiten, …

o Negatieve bestraffing

Overcorrectie: contingent op ongewenst gedrag moet wenselijk gedrag volgen (méér dan

enkel herstel van schade)

Isolatie: time-out: geen positieve bekrachtigers meer voor het ongewenste gedrag

Response cost: iets van waarde (item of privilege) afgeven

Voordelen van bestraffing:

o Werkt snel (bv. belangrijk bij gevaarlijk of ‘embarrassing’ gedrag)

o Kan effecten hebben op ander ongewenst gedrag

o Leidt vaker tot totale suppressie van het gedrag

Nadelen van bestraffing:

o Kan negatieve emoties veroorzaken (kunnen interfereren met therapie en het

leerproces)

o Er kan een associatie gevormd worden tussen de therapie en de bestraffing

WANNEER BESTRAFFING GEBRUIKEN?

Als andere methodes niet werkten (bv. wegnemen Sd, bekrachtiging alternatief gedrag of

extinctie)

De karakteristieken van het gedrag (self injury, agressie, overgeven, emabarrassing of bizar)

Wanneer er weinig controle is over bekrachtiging die extern wordt toegediend en

contraproductief is

Page 81: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ge

dra

gst

he

rap

eu

tisc

he

inte

rve

nti

es

69

HOE GOED TE STRAFFEN

Bekrachtigen van alternatief gedrag

Gebruik van instructies: wees specifiek in het beschrijven van target gedrag en de gevolgen

Gebruik de minst krachtige bestraffer

Niet gradueel opbouwen: de meest adequate straf stellen voor het gestelde gedrag

Timing: onmiddellijk erna

DIFFERENTIËLE BEKRACHTIGING

Bij incompatibel gedrag blokkering probleemgedrag

Bij lagere intensiteit gedrag: wanneer enkel de frequentie van het gedrag een probleem is

HABIT REVERSAL

Afname van nerveuze gewoontes / tics

Meer bewust maken van gedrag

Competing response practice: een gedrag/respons stellen dat het omgekeerde is van het

target gedrag (die ook op elk moment even toegankelijk is)

SPECIFIEKE TECHNIEKEN

APPLIED TENSION TRAINING

Het omgekeerde van ontspanningstechnieken, vooral bij bloedfobie

Doel: aanleren tegengaan daling bloeddruk

Techniek: herhaaldelijk spiergroepen aanspannen + allereerste tekenen bloeddrukdaling

herkennen

GEDRAGSACTIVATIE

Bij depressie (want: vicieuze cirkel!)

Combinatie stemmingsdagboek (‘stemmingsscore’) & activiteitenrooster (‘dagelijks totaal

van plezierige activiteiten’)

Doel: doorbreken negatieve spiraal + inzicht in samenhang voelen-denken-doen

Voorbeeld: Doepressietraining (Bouman & Stikkelbroek, 2007)

PLASWEKKER & DROOGBEDTRAINING

Bij enuresis

Plaswekker: interne aandrangprikkels worden verbonden aan “wakker worden” en

“aantrekken sluitspier” 77.9 % succes

Combinatie met droogbedtraining kan succes verhogen (urineretentiemethode met

beloningssyssteem: zelfmonitoring + gradueel ‘overleren’)

Page 82: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ge

dra

gst

he

rap

eu

tisc

he

inte

rve

nti

es

70

TAAKCONCENTRATIETRAINING

Bij sociale fobie

Aanpak van het verhoogd zelfbewustzijn voor lichamelijke sensaties (want: meer angst)

trainen om te focussen op de taak (i.p.v. op zichzelf)

Via naar buiten richten van aandacht i.p.v. zelfgerichte aandacht

TWEEDE GENERATIE GEDRAGSTHERAPEUTISCHE TECHNIEKEN: COGNITIEVE

TECHNIEKEN

Cognitieve technieken werken in op de UCS/UCR representatie

o M.b.v. cognitieve technieken, psycho-educatie, …

o Doel: wijzigen van de betekenis van de representatie (referentieel verband)

COGNITIEVE TECHNIEKEN

Emotie is het gevolg van cognitieve verwerking van een situatie

Dysfunctionele denkgewoontes of cognities

Maar: automatische onbewuste processen (bias!)

HET OPSPOREN VAN AUTOMATISCHE GEDACHTEN

Cliënt bewust maken van automatische gedachten

Imaginair: terugbrengen naar een situatie: "hoe heb je dan gereageerd, wat heeft het met jou

gedaan?"

Dit kan bv. ook met een rollenspel over iets dat gevoelig ligt kijken hoe mensen reageren

o Automatische gedachten kunnen tijdens het rollenspel naar voren komen

o Wat ging er op dat moment door je hoofd?

Mensen maken vaak typische denkfouten (gaat niet over de inhoud, maar over het proces):

o Alles of niets denken: 'ik kan niets' vs. 'ik heb enkele zwakke punten'

o Rampdenken: 'alles gaat mislopen' en 'alles is om zeep'

o Diskwalificeren van het positieve: het positieve niet zien of bv. als de sollicitatie

goed gelopen is 'maar het was niet moeilijk, iedereen maakt kans'

o Emotioneel redeneren: laten meeslepen door emoties

Page 83: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ge

dra

gst

he

rap

eu

tisc

he

inte

rve

nti

es

71

o Stigmatiseren: brandmerken, stempel op jezelf drukken

o Overdrijven / minimaliseren: 'ik kan mijn fouten niet meer rechttrekken'

o Selectief abstraheren: het concrete en toevallige weglaten, zodat hetgene

overblijft wat dysfunctioneel is

o Gedachten lezen: over vriendin op straat: 'omdat ik gisteren niet veel gezegd heb,

zal zij me niet meer moeten hebben'

o Overgeneraliseren

o Personaliseren: zaken persoonlijk nemen die niet persoonlijk zijn

o Moeten en zou moeten uitspraken: typisch aan mensen met depressie; zeer hoge

eisen aan zichzelf stellen

o Oogkleppenvisie: enkel vanuit een bepaald standpunt kijken

UITDAAGTECHNIEKEN

Ga empirisch te werk

Juistheid én bruikbaarheid!

Informatie verzamelen

o Meerdimensioneel en genuanceerd evalueren

o Kansberekening

o Taartdiagram: "hoeveel is volgens jou is te wijten aan …?"

Kosten – baten analyse, voor- en nadelen van beslissingen?

o Rollenspel

o Imaginatie

SOCRATISCHE DIALOOG (BASISTECHNIEK)

Uitdagen negatieve gedachten en overtuigingen, zonder overreding

Via geïnteresseerde open vragen de cliënt zelf tot inzicht brengen

Gezamenlijk exploreren en bekijken vanuit een ander perspectief

o In welke mate is het een cold/hot cognition?

o Vertrekken van wat mensen voelen en gaan naar wat ze zouden willen voelen

o Zijn er alternatieve gedachten om vanuit te vertrekken?

o Als je je dan anders voelt; welke gedachten brengt dat dan met zich mee?

Let op: sterkte van de overtuiging en intensiteit van het gevoel

Page 84: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ge

dra

gst

he

rap

eu

tisc

he

inte

rve

nti

es

72

HOE WERKZAAM IS COGNITIEVE UITDAGING? (LONGMORE & WORRELL, 2006)

Is directe expliciete uitdaging een noodzakelijke en/of voldoende component van CBT?

Cognitie = multi-level proces

o Er zit vanalles in dat al dan niet geactiveerd wordt

o Niet alle geheugensystemen zijn open voor introspectie

Multipele systemen houden in dat er multipele (zelf) representaties zijn

o Dus: enkel focussen op expliciete en directe uitdaging van cognities is niet

voldoende

o Ook focus op gedragsverandering en informatieverwerkingsprocessen

COGNITIEVE THERAPIE: RETRIEVAL COMPETITION (BREWIN, 2006)

Cognitieve representaties worden niet ‘uitgeveegd’ of veranderd in ons geheugen, wel

aanmaak en opslag van nieuwe representaties

o Dus: competitie in het geheugen om welke representatie geactiveerd wordt

o Alleen: hot cognitions: zeer frequent geactiveerd en zeer salient

o DUS: in therapie mogelijk maken dat cold cognitions de competitie winnen door

zaken die te maken hebben met automatisme:

Frequent in te oefenen

Salient te maken

Specifiek te maken

GEDRAGSEXPERIMENTEN: VAN COLD COGNITION NAAR HOT COGNITION

Geplande ervaringsgerichte activiteiten, gebaseerd op experimenteren of observatie, door

cliënten tijdens of tussen sessies uitgevoerd

o Om de validiteit van overtuigingen te toetsen

o Opstellen en toetsen van nieuwe overtuigingen (wat gebeurt er als je je anders

gedraagt?)

o Meest directe ondersteuning voor alternatieve opvattingen

GEDRAGSEXPERIMENTEN ALS ONDERDEEL VAN COGNITIEVE THERAPIE

Doel experiment uitleggen, rationale (hypothesetoetsend of exploratief?)

Target cognities bepalen

Voorspelde resultaten in kaart brengen (overtuiging EN alternatieve uitkomst) scoring

Concrete uitvoering (een gedragsexperiment vergt heel veel voorbereiding)

o Tijdstip

o Hulp

o Mogelijke problemen + planning oplossing

o Leermogelijkheden: ook bij niet voorspeld resultaat

o Moeilijkheidsgraad

o Hoe wordt het resultaat concreet geëvalueerd?

Page 85: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ge

dra

gst

he

rap

eu

tisc

he

inte

rve

nti

es

73

GEDRAGSEXPERIMENTEN

Hypothesetoetsend

Explorerend

PSYCHO-EDUCATIE

Preventie (maar: dit kan ook een volwaardige behandeling zijn)

Fusie educatie en psychotherapie

Meestal groepstraining: informatie, adviezen, uittesten tussen sessies

DERDE GENERATIE GEDRAGSTHERAPEUTISCHE TECHNIEKEN

VAN “INHOUD” NAAR “PROCESSEN”

Niet “wijzigen” van cognities (= inhoud) maar de “functie ervan”, “houding ten opzichte

van”, en “relatie tot” wijzigen (= processen aanvulling!)

MINDFULNESS (MINDFULLNES BASED COGNITIVE THERAPY, MBCT)

Aandachtgerichte Cognitieve Therapie richt zich specifiek op het ontwikkelen van een andere

houding tegenover problemen

o Deze houding kenmerkt zich door nauwkeurig waarnemen, toelaten, niet-

reageren en niet-oordelen waardoor er ruimte komt voor acceptatie

o Twee componenten: zelfregulatie van de aandacht + nieuwsgierige en

accepterende houding

Men wil de negatieve invloed van rumineren doorbreken

Gedachten en gevoelens worden gezien als “mentale gebeurtenissen” i.p.v. “aspecten van

het zelf” en “accurate reflecties van de werkelijkheid”

Grondleggers: Williams, Segal en Teasdale (probleemstelling: ‘depressive interlog’)

probleem: gebrekkige aandachtscontrole als proces waarin mensen vastlopen

Metacognitief perspectief, accepterend, gedecentreerd, loskomen van, …

Combinatie van meditatie, cognitieve therapie en inzichtelijk (metacognitief)

Evidence-based

Belangrijk in kader preventie en hervalpreventie depressie

ACCEPTANCE AND COMMITMENT THERAPY (ACT)

ACT is gebaseerd op het gedragsanalytische en behavioristische denken

In ACT wordt cliënten geleerd zich te richten op zaken die ze op directe wijze kunnen

beïnvloeden in plaats van controle proberen te krijgen over ervaringen die niet direct te

beïnvloeden zijn (dit wordt experiëntiële vermijding genoemd)

o Dit impliceert een acceptatiegerichte houding t.o.v. deze emoties en gedachten

o De kern van ACT is de filosofie dat het vechten tegen onvermijdelijke zaken

uiteindelijk ten koste gaat van een waardevol leven

Page 86: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ge

dra

gst

he

rap

eu

tisc

he

inte

rve

nti

es

74

De behandeling vindt plaats aan de hand van zes kernprocessen:

o Cognitieve defusie: het leren scheiden van cognities en gedrag (vrijheid)

o Mindfulness: oordeelsvrij in het hier-en-nu de ervaringen observeren en onder-

gaan zonder gedrag om ervaringen te vermijden/controleren/vasthouden

o Acceptatie: leren te stoppen met vechten tegen onvermijdelijke zaken

o Zelf-als-context: het jezelf leren zien in context (samenhang) met je omgeving

o Verhelderen van waarden: bepalen wat echt waardevol is in het leven

o Toegewijde actie of engagement: de bereidheid om je gedrag stap voor stap te

veranderen in de richting van de waarden waaraan je jezelf verbonden hebt

Het model gaat ervan uit dat alle kernprocessen met elkaar in verband staan en niet los van

elkaar gezien worden kan leiden tot het ultieme doel: psychologische flexibiliteit

ACT komt voort uit de gedragsanalyse, en is gefundeerd op de Relational Frame Theory (RFT)

Het belangrijkste onderscheid met cognitieve gedragstherapie (CGT) is dat CGT zich richt op

symptoomverlichting door verandering van de inhoud van gedachten, terwijl ACT zich richt op

het veranderen van de relatie die een cliënt heeft met zijn gedachten, dus het veranderen van

de functie van deze gedachten

‘VIERDE GENERATIE’ GEDRAGSTHERAPEUTISCHE TECHNIEKEN: PROCEDURES

VANUIT DE EXPERIMENTELE PSYCHOPATHOLOGIE EN DE AFFECTIEVE

NEUROWETENSCHAPPEN

Artikel: “Zijn neurowetenschappen beloftevol voor de verdere ontwikkeling van

gedragstherapie? Het voorbeeld van emotionele verandering na blootstelling aan angst en

depressie”

Illustratie met een hedendaags onderzoek: transdiagnostisch en translationeel

Neurowetenschappen zijn nodig binnen dit terrein om inzicht te hebben in processen!

o Het kan ons helpen om te analyseren op verschillende analyseniveaus

o Dat geheel van analyses zal ons inzicht geven in de verschillende cognitieve

processen en hoe dat precies werkt op die verschillende niveaus

Kern van dit verhaal:

Page 87: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ge

dra

gst

he

rap

eu

tisc

he

inte

rve

nti

es

75

KLINISCHE OBSERVATIES: DEPRESSIEVE STOORNIS, HET KLINISCH PROBLEEM

Life time prevalentie: +/-19% (Kessler et al., 2009) veel!

Er bestaat een evidence-based behandeling voor depressie: CBT of CBT + medicatie

MAAR: hoge hervalcijfers! (Beshai et al., 2011) (+ blijft stijgen)

o Cf. kindling effect (Monroe & Harkness, 2005): met een stijging van het aantal

depressieve episodes, kunnen steeds mildere stressoren een depressie uitlokken

Dat heeft onderzoekers geïnspireerd om dit ‘litteken’ te gaan

onderzoeken: wat gaat daar stuk?

Uitdaging: trachten vanuit fundamenteel en translationeel onderzoek de

effectiviteit van huidige behandelingen voor hevalpreventie te verhogen

ONTWIKKELING VAN EEN THEORETISCH KADER/RAAMWERK

Het achterliggende idee is dat hoe meer depressieve episodes mensen achter de rug

hebben, hoe meer een negatieve gemoedstoestand geassocieerd geraakt in netwerken met

negatieve cognities een negatieve gemoedstoestand en negatieve cognities geraken met

elkaar verstrikt (klassieke conditionering)

Hoe hechter die verbindingen worden tussen cognities, gemoedstoestand en wat

men in het lichaam voelt, hoe sneller die negatieve cognities geactiveerd kunnen

worden Differentiële Activatie Hypothese

o MAAR: wat is het mechanisme daarachter? Hoe komt zoiets? Hoe komt het dat 81%

van de mensen nooit depressief wordt, ondanks bv. ook heel wat stressoren?

Binnen het neurobiologisch luik zien we dat stressoren de HPA-as stimuleren

o Vanuit de chronische activatie, weten we dat de HPA-as invloed heeft op allerlei

systemen

o Disregulatie van de HPA-as ~ disregulatie van het serotoninesysteem

o Verminderde informatieoverdracht in de frontale cortex verminderde frontale

functies verminderde cognitieve en aandachtscontrole

Rumineren leidt ten slotte tot negatieve affecten, die op hun beurt opnieuw stressoren

vormen

Page 88: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ge

dra

gst

he

rap

eu

tisc

he

inte

rve

nti

es

76

DE ROL VAN AANDACHTSCONTROLE

Aandacht verhoogt de ‘salience’ en invloed van een stimulus

Een discrepantie/conflict zorgt voor een aandachtsverschuiving

o Een stressor zet een ‘verschuiving’ in gang om de situatie te ‘evalueren’

o In principe is aandacht naar iets dat bedreigend is, zeer goed

o Kwetsbare individuen hebben moeilijkheden met het zich losmaken van deze

‘evaluatie’ perseverende aandachtsfocus: ‘rumineren’

HET DEPRESSIEVE BREIN

We zien een asymmetrisch prefrontaal activiteitspatroon:

o Hyperactieve amygdala (= centrum van onze emoties) en ventrale ACC (anterieure

cingulate) verhoogde emotionele sensitiviteit en reactiviteit

o Hypoactieve DLPFC (cf. hypofrontaliteit) en dorsale ACC verminderde controle

over ruminatie

COGNITIEVE CONTROLE OVER NEGATIEVE STIMULI: VENTRAAL NETWERK > DORSAAL NETWERK

(CORBETTA & SHULMAN, 2002; TAYLOR & FRAGOPANAGOS, 2005; DE RAEDT, 2006)

Bij niet-depressieve mensen worden de amygdala en ventrale ACC geactiveerd (= emotionele

sensitiviteit) wanneer men met emotionele, negatieve stimuli geconfronteerd wordt dit

roept een emotioneel conflict op in de hersenen, waardoor er een signaal gaat naar de DLPFC

en deze geactiveerd wordt, wat zorgt voor cognitieve controle

Huidige therapieën werken in op

het inhoudsniveau van cognities

Neurocognitieve therapie werkt in op

het niveau van de cognitieve processen

Page 89: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ge

dra

gst

he

rap

eu

tisc

he

inte

rve

nti

es

77

o Hypothese: depressieve mensen ervaren/detecteren geen emotioneel conflict (die

negatieve visie is gewoon de normale leefwereld voor depressieve mensen), wat

betekent dat er geen signaal is naar de DLPFC en deze dus inactief blijft, waardoor

men blijft rumineren

Dit soort hypothesen zijn er gekomen o.b.v. correlationele data

CORRELATIONELE GEGEVENS

VERMINDERDE COGNITIEVE CONTROLE NAARGELANG HET AANTAL DEPRESSIEVE EPISODES

Men meet de event related potentials tijdens een controletaak

De cognitieve controle, geïndexeerd door een aan de ACC gerelateerde amplitude,

vermindert naargelang het aantal eerdere depressieve episodes

TWEE PROCESSEN VAN VERMINDERDE CONTROLE

Depressieve mensen hebben een verminderde (cognitieve) controle over externe en interne

informatie:

o Externe informatie: mensen met een depressie ervaren moeilijkheden om zich los

te maken van negatieve informatie in de wereld rondom hen

o Interne informatie: mensen die rumineren ervaren problemen in het verschuiven

en inhiberen (van hun aandacht) wanneer negatieve informatie in het

werkgeheugen geraakt

PREFRONTALE CONTROLE > LOSMAKING > RUMINATIE

Rumineerders vertonen een hogere activiteit van de dorsale ACC wanneer ze negatieve

stimuli moeten inhiberen ten behoeve van positieve stimuli

‘Herwaardeerders’ vertonen een hogere activiteit van de connectie tussen de dorsale ACC en

DLPFC terwijl ze negatieve informatie inhiberen belangrijke connectie!

EXPERIMENTEEL ONDERZOEK

DEPRESSIE: CAUSALE HYPOTHESE: VERMINDERDE COGNITIEVE CONTROLE

Depressie wordt veroorzaakt doordat de regio’s van het dorsale brein (dACC/DLPFC) die

gerelateerd zijn aan cognitieve controle, er niet in slagen om de ventrale

emotieproducerende systemen te reguleren maakt herwaardering moeilijk

Prefrontale controle betekent (~ theoretisch kader/raamwerk):

o Zich losmaken van negatieve externe informatie

Dit probeert men te trainen a.d.h.v. visuospatiële taken

Resultaat: nieuwe corrigerende informatie

o Zich weg richten van negatieve interne informatie

Dit probeert men te trainen a.d.h.v. taken die het werkgeheugen trainen

Resultaat: verminderde ruminatie

Page 90: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ge

dra

gst

he

rap

eu

tisc

he

inte

rve

nti

es

78

TUSSENTIJDSE SAMENVATTING

De DLPFC zorgt voor grotere cognitieve (= prefrontale) controle:

o Grotere controle over externe informatie gemakkelijker weg richten van kwade

gezichten/negatieve externe stimuli

o Grotere controle over interne verwerking minder rumineren

EN: stimulatie van de DLPFC-activiteit leidt tot:

o Een verhoogde connectiviteit tussen de subgenuale ACC en het prefrontale

gedeelte van de hersenen

o Een verminderde reactiviteit op fysiologische stress (door meer cortisol) meer

veerkracht

EFFECTEN VAN RTMS EN TDCS BIJ DEPRESSIE

rTMS is in de VS ondertussen een erkende behandeling voor depressie

o MAAR: deze behandeling is niet spectaculair, heeft een gemiddelde effect size

o Het belangrijkste probleem hierbij is echter opnieuw herval

Effectiviteit van tDCS: niet aangetoond/established (Brunoni et al., 2012; Kalu et al, 2012)

o Er werd nog geen onderzoek gedaan naar de lange termijn effecten

o MAAR: men ziet wel robuuste effecten op de cognities, net zoals bij rTMS

EXPERIMENTELE BEHANDELINGEN

O.b.v. de resultaten van het experimenteel onderzoek, waaruit men causaliteiten afgeleid

heeft, gaat men experimentele behandelingen met multipele sessies ontwikkelen (om de

neuroplasticiteit in die hersenregio’s zo goed mogelijk te stimuleren en aan te passen)

Belangrijk: men streeft niet enkel een optimale verandering van die neuroplasticiteit na

m.b.v. rTMS, maar ook door te leren

o Men gaat met cognitieve gedragstherapie de inhoud van gedachten veranderen,

waardoor men tot meer adaptieve schema’s komt en minder depressieve

symptomen vertoont

o Met neurocognitieve interventies gaat men proberen om de onderliggende (trans-

diagnostische) cognitieve processen te beïnvloeden (bv. cognitieve controle),

waardoor men tot meer adaptieve schema’s komt

Dit zijn twee manieren om tot nieuwe adaptieve schema’s te komen

Belangrijk: deze interventies zijn COMPLEMENTAIR: inhoud + processen

Page 91: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ge

dra

gst

he

rap

eu

tisc

he

inte

rve

nti

es

79

Causale assumptie: beperkingen in de informatieverwerking zijn een causale factor in het

ontstaan en/of behoud van een verminderde veerkracht voor stress, alsook van depressie

Neurocognitieve therapieën: verhogen de cognitieve/aandachtscontrole (opnieuw:

processen die ook beïnvloed worden door diezelfde regio’s) als ‘cognitieve revalidatie’

o Cognitieve Bias Modificatie: MacLeod et al., 2002

o Zou hertrainen van de aandachtsbias werken bij depressie?

Men deed deze trials 10 dagen met 200 trials (= 10 minuten/dag)

Hierdoor automatiseren mensen hun aandacht conditioneel weg van

negatief en náár positief (want 90% van de trials voor positieve stimuli is

valide, terwijl 90% van de trials voor negatieve stimuli invalide is)

Resultaten:

Participanten met milde depressieve symptomen: vertonen een

vermindering van hun symptomen

Participanten met zware depressieve symptomen: vertonen een

verergering van hun symptomen (= slecht nieuws)

Depressieve patiënten: ervaren geen effecten van de training

bovenop TAU

Depressieve deelnemers zijn niet in staat om hun aandachts-

bronnen tijdens de training aan te spreken/te gebruiken (~DLPFC)

o Andere studies:

Neurocognitieve therapie werkt wel bij depressieve studenten

Het werkt niet bij disfore personen

Het werkt wél bij mensen die hersteld en dus niet meer depressief zijn

CONCLUSIE

De therapeutische effecten van Cognitieve Bias Modificatie verminderen naargelang de

ernst van de depressie

Zijn depressieve patiënten niet in staat om hun DLPFC te activeren tijdens training van de

cognitieve controle?

implicaties:

o Ontwikkeling van meer potente strategieën

o Combineren van training met stimulatie van de DLPFC (men gaat alles inzetten)

ONTWIKKELING VAN NIEUWE BEHANDELINGSPROCEDURES

ONTWIKKELING VAN MEER POTENTE STRATEGIEËN

Actieve training met bekrachtiging

Gebruik maken van feedback om het leren te stimuleren/verbeteren

Trainen van echt gedrag: oogbewegingen proberen te conditioneren

Ecologische validiteit

o Veel stimuli met verschillende emoties

o Weg van het negatieve naar het positieve in één trial

o Flexibiliteit in het omgaan met emotionele informatie

Page 92: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ge

dra

gst

he

rap

eu

tisc

he

inte

rve

nti

es

80

INTERACTIEVE OPERANTE CONDITIONERING VAN OOGBEWEGINGEN

PUPILVERWIJDING

Ondervonden: als je meer aandacht geeft aan bepaalde emotionele stimuli, gaat de training

beter

Pupilverwijding: deze indicator voor taakengagement/aandacht (cf. DLPFC) bij emotionele

informatie/stimuli voorspelt het effect van ‘happy training’ (= niet neutraal) op het gemoed

tijdens negatieve feedback

o Als mensen er geen aandacht voor hebben, werkt het niet

o Het aan de DLPFC gerelateerde taakengagement voorspelt een positief effect

van de training

o Depressieve patiënten zijn niet in staat om hun DLPFC te activeren tijdens

training van de cognitieve controle

Wat men dus moet doen: training van de cognitieve controle combineren met een

stimulatie van de DLPFC (zodat deze actief wordt en mensen wél kunnen leren)

rTMS kan globaal de neuroplasticiteit stimuleren (maar: dit is niet genoeg, het is te globaal)

Men gebruikt daar bovenop een revalidatiebenadering omdat men ook wil leren wat men

met die rTMS moet doen cognitieve training

IMPACT VAN TDCS OVER DE LINKER DORSOLATERALE PREFONTRALE CORTEX TIJDENS

AANDACHTSBIAS MODIFICATIE (EXTERNE INFO): EEN ‘EYE-TRACKING’ STUDIE

Men bestudeert de duur van het kijken naar kwade gezichten na Cognitieve Bias Modificatie

o Er was geen effect van de training

o Maar: bij tDCS gecombineerd met aandachtstraining/CBM, zag men dat mensen

gedurende de taak minder naar negatieve gezichten keken

GETEMPORISEERDE AUDITIEVE SERIËLE OPTELTAAK: WERKGEHEUGEN TRAINING (INTERNE

REPRESENTATIES)

Die taak traint het werkgeheugen en werkt fantastisch goed

o Dit is enorm gecorreleerd met DLPFC-activiteit

o Men denkt dat mensen door deze taak leren omgaan met frustratie

o Die taak is interessant: aangepast aan iedereen zijn ritme

RANDOMISED CONTROLLED TRIALS (RCT’S)

GERANDOMISEERDE DUBBELBLIND TRIAL: NEUROSTIMULATIE EN WERKGEHEUGEN TRAINING

40 patiënten, gerandomiseerd in 2 groepen:

o Placebo tDCS + CCT

o Actieve tDCS + CCT

Twee weken, 5 sessies/week, 15 minuten/sessie

De resultaten (die ook in Australië gerepliceerd werden) toonden aan dat er inderdaad een

positieve invloed was van die conditie, maar dat tDCS op zich geen meerwaarde was

Page 93: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ge

dra

gst

he

rap

eu

tisc

he

inte

rve

nti

es

81

o Maar: tDCS was wel gerelateerd aan hoe sterk mensen verbeterden tijdens de

taak

o De klinische depressiescores daalden bij die mensen die goed die taak konden

doen

Hoe ouder mensen werden, hoe beter het werkte (oudere mensen hebben meer voordeel bij

die specifieke training, want zij hebben meestal ook al meer episodes doorgemaakt op die

leeftijd)

Het kan ook rumineren doen dalen

De vraag is dus: hoe kunnen we taken sterker maken, hoe kunnen we combinaties beter

maken, hoe kunnen we dat laten evolueren?

TOEKOMST: VERDER ONTWIKKELEN EN TESTEN VAN NIEUWE METINGEN EN INTERVENTIES

Ontwikkeling van nieuwe taken om de aandachts- en cognitieve controle te trainen, zoals

apps (bv. IMPACT: een intrinsiek motiverende en ‘speelbare’ aandachtscontroletraining)

Ontwikkeling van nieuwe taken om engagement en disengagement te meten m.b.v.

eyetracking

Combineren van neurocognitieve interventies met CBT

Page 94: Gedragstherapie · 2017-03-12 · INHOUD INLEIDING 1 INHOUD CURSUS 1 EXAMENLEERSTOF 1 EXAMEN THEORIE 1 GEDRAGSTHERAPIE: INLEIDING 1 HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES ALS UITGANGSPUNT

Ge

dra

gst

he

rap

eu

tisc

he

inte

rve

nti

es

82