Filosofie eindwerkstuk

8
Filosofie By: Daan Cornelissen In dit werkstuk wordt antwoord gegeven op verschillende filosofische vragen. Dit werkstuk is gemaakt voor de eindopdracht van brainpowervak; filosofie. C1C 11-3-2013

description

Dit is het eindwerkstuk voor het brainpowervak filosofie van het GHL. In dit werkstuk worden 6 vragen beantwoord van historische filosofen zoals Plato, Aristoteles, Kant, Popper en Kuhn.

Transcript of Filosofie eindwerkstuk

Filosofie By: Daan Cornelissen

In dit werkstuk wordt antwoord gegeven op verschillende

filosofische vragen. Dit werkstuk is gemaakt voor de

eindopdracht van brainpowervak; filosofie.

C1C

11-3-2013

Inhoud:

Wat is een idee?

Verschil tussen Plato en Aristoteles

Rationalisme en empirisme in één theorie

Alles steunt elkaar, verklaren Popper en Kuhn

Ontologie, epistemologie of toch

wetenschapsfilosofie?

Echte kennis kan alleen maar gefundeerd zijn op

zintuiglijke waarneming

Wat is een idee?

Wat een idee is kan je doormiddel van de grotallegorie van Plato uitleggen. De grotallegorie

heeft Plato als voorbeeld gebruikt dat het waarnemen niet altijd volledig is. Zo zegt hij: ‘De

mensen, vastgebonden aan een ketting in de grot zien allemaal schaduwen van voorwerpen uit

de ideeënwereld.’ Omdat de schaduwen niet 3D waren, dus niet volledig, bedoelt hij er mee te

zeggen, dat ons waarnemen niet altijd volledig is. Je kon dus als gewoon mens in de grot een

onvolledig beeld krijgen van een voorwerp. Hier bedoelt Plato mee te zeggen dat je niet je

kennis moet baseren op wat je ziet of voelt, zoals je de schaduwen in de grot ziet, maar dat je

kennis moet baseren op ideeën. De ideeën zijn eigenlijk de voorwerpen die door het vuur

worden gehaald, die zijn dus 3D en niet zichtbaar voor de gewone mensen. De schaduwen

zijn eigenlijk de dingen die wij in het dagelijks leven zien en voelen. Het echte 3D kennen wij

niet, dat kennen alleen de filosofen. Filosofen proberen gewone mensen uit deze ‘grot’ te

halen zodat zij ook een echt idee van iets kunnen krijgen. Doordat wij alleen het 2D beeld van

een voorwerp kennen, dus alleen dat deel van een voorwerp, gaan we kenmerken stellen aan

het voorwerp. Doordat iedereen hetzelfde ziet, en iedereen in de grot hetzelfde denkt, krijgt

iedereen hetzelfde idee van het voorwerp. Stel dat het voorwerp een paal was. Dan had

iedereen de Idee paal. Je ziet dat het woordje ‘de’ er nu voor komt. Dat moet ook want zo

maakte Plato dus onderscheid tussen het idee, en de idee. De idee is iets wat je denkt dat

iedereen precies hetzelfde denkt over een bepaald voorwerp. (alleen filosofen kunnen soms

anders denken) het idee is gewoon als je bijvoorbeeld een PowerPoint moet maken met een

groepje, en jij hebt een idee hoe de eerste dia eruit moet zien, dan heb je het idee.

Ideeën hebben ook te maken met de overeenkomst tussen wetenschap en filosofie. De

overeenkomst tussen wetenschap en filosofie is dat ze allebei dingen te verklaren. Allebei

hebben ze dus een ‘Idee’over hoe iets in elkaar steekt. Bij allebei is dat idee totaal anders,

maar de wetenschap heeft bijvoorbeeld de Idee slaap, en de filosofie heeft dat ook. Alleen zijn

die Ideeën weer totaal anders. Wel zijn er weer kleine overeenkomsten tussen zodat het

allemaal wel hetzelfde Idee blijft.

Verschil tussen Plato en Aristoteles

Het grootste verschil tussen deze twee Griekse filosofen is dat de ene een rationalist is en de

ander een empirist. Dat betekent dat de één, Plato in dit geval gelooft dat je kennis kan

opdoen door te denken en de ander, Aristoteles denkt dat je kennis kan opdoen door dingen

waar te nemen met je zintuigen. Dit is in de filosofie bijna het grootste verschil wat je met

elkaar kan hebben. Daardoor zijn ook de twee scholen ontstaan: Academie, school van Plato

over het rationalisme en Lyceum, school van Aristoteles over het empirisme. Aristoteles dacht

dat alles uit hylemorfisme bestond.

Hyle = stof

Forma = vorm

Alles bestaat dus uit een stof en een vorm, en je kunt je kennis daaruit halen. Aristoteles dacht

dus dat je alleen kennis kon hebben als er voorwerpen waren. Plato dacht juist dat je alle

kennis aan het menselijk denkvermogen had te danken. Ook een groot verschil tussen beide is

dat je bij Plato alles kon onderverdelen in categorieën. Een tafel viel onder de Idee tafel en

een stoel viel onder de Idee stoel. Een ronde tafel en een vierkante tafel vielen nog steeds

allebei onder de Idee tafel. Bij Aristoteles was dat totaal anders, dat komt dus omdat hij zijn

kennis haalde uit het voorwerp, uit het hylemorfisme. Bij hem was de ronde tafel dus totaal

anders dan een vierkante tafel. Want vorm speelde een grote rol.

Rationalisme en empirisme in één theorie

Deze ene theorie waar rationalisme en empirisme samenvalt, is de theorie van Immanuel

Kant. Immanuel kant schreef in zijn hele leven veel boeken over de filosofie. Maar de drie

belangrijkste waren de:

-Kritiek der reinen vernunft

-praktische vernunft

-urteilschraft

Deze boeken beschreven hoe hij precies over alles dacht, het beschreef dus zijn theorie. Zijn

theorie was als volgt:

Kant dacht dat er twee werelden waren, de noumenale wereld en de fenomenale wereld. Ook

dacht hij dat je deze twee werelden moest combineren. De fenomenale wereld is de wereld die

wij kennen zoals hij is, vol objecten die prikkels op ons afvuren. De noumenale wereld is de

denkwereld, ook wel het Ding an Sich. Dingen die uit deze wereld komen moeten we

eigenlijk aannemen dat ze er zijn. Dus je kunt ook wel zeggen dat eigenlijk de fenomale

wereld de empiristische kant is, en de noumenale wereld de rationalistische kant. Je moet ze

dus combineren, dan, zegt Kant, kan die prikkels die je dan krijgt onderverdelen in ruimte en

tijd. En dat kan je weer onderverdelen in categorieën. Daarmee krijg je het echte beeld zoals

wij die kunnen zien. Maar zegt Kant, zoals het echt is, komen wij nooit te weten.

Alles steunt elkaar verklaren Popper en Kuhn

Popper zegt alle wetenschaps- en filosofie-theorieën zo algemeen gesteld zijn, dat je er bijna

niks aan kunt veranderen. Ook is het zo dat als iemand dus zo’n theorie wilt veranderen,

maar het hem niet lukt doordat de theorie zo algemeen gesteld is, het een soort van

bevestiging is. Ook is alles nu zo met elkaar verbonden, alles steunt elkaar. De theorie van

Einstein staat weer in verband met die van Newton en zo staat alles met elkaar in verband, als

een soort kring. Ook is niks van zichzelf afhankelijk, alle oude theorieën voor de tijd van

Popper en Kuhn waren allemaal afhankelijk van elkaar en niet van zichzelf. Wil je dus één

van deze theorieën verwerpen, dan zul je eigenlijk tegelijkertijd alle theorieën moeten

verwerpen, omdat ze weer allemaal met elkaar in verband staan. Daarom vind Popper dat je

een theorie zo moet stellen dat het gemakkelijk is om het tegendeel ervan te bewijzen en dat

hij wel samenhangt met andere theorieën, maar toch ook wel weer van zichzelf afhankelijk is.

Hierdoor zou bij elke keer dat iemand toch faalt bij een poging het tegendeel van de theorie te

bewijzen, de theorie sterker zijn en weten we steeds een beetje zekerder dat hij helemaal

klopt.

Nu staat dus alles nog in verband en vroeger ook. Ooit is er een grote verandering plaats

gevonden waar bijna alle theorieën van toen op gebaseerd waren. Het hele kringetje met alle

verbonden theorieën viel dus in duigen. De mensheid kwam erachter dat de zon in het midden

van ons zonnestelsel staat in plaats van de aarde. Zoiets heet een paradigmawisseling. Ze gaan

opeens heel anders over dingen denken.

Ontologie, epistemologie of toch wetenschapsfilosofie?

Ontologie Epistemologie wetenschapsfilosofie Aristoteles Kant presocraten

Plato Popper en Kuhn

Bij sommige staat het in de grove schets van hun theorie die u ons gegeven heeft om de

opdracht mee te maken. Ook heb ik zelf goed nagedacht van wie nou wat precies onderzocht,

en wat de theorie nu precies inhoud. Neem bijvoorbeeld Plato en Aristoteles. Beide dachten

ze na hoe iets nu kon zijn. Ze dachten eigenlijk beide over hetzelfde na, maar op een geheel

andere wijze. Ze dachten na over hoe iets het iets kon zijn. Dat is dus ontologie. Kant dacht

meer na over hoe je moest denken, dus dat je bijvoorbeeld twee werelden moest combineren

en daar één beeld van te maken. Daarnaast heb je ook nog de wetenschapsfilosofie. Daar heb

ik de presocraten en Popper en Kuhn neergezet. Hun dachten meer na over dagelijkse dingen

en over hoe iets is of in elkaar steekt.

Echte kennis kan alleen maar gefundeerd zijn op

zintuiglijke waarneming.

Stelling: A

Standpunt: Tegen

Argument 1: Er is nooit bewezen of onze zintuigen het daadwerkelijk wel goed doen.

Uitleg: Zoals mijn argument al aangeeft, er is nooit bewezen dat onze zintuigen het

daadwerkelijk goed doen. Ik bedoel, je hebt toch ook blinde mensen en die kunnen ook niet

goed zien. Ook heb je kleurenblinden, die kunnen wel zien maar niet goed. Wie weet is dat bij

alle andere mensen ook wel zo, misschien zien wij dingen die er helemaal niet zijn. We weten

niet beter dus we zijn het zo gewend, maar of dat het juiste is...

Argument 2: Ook al zien we dingen, met ons denkvermogen kunnen we het beter verklaren,

en ons denkvermogen is sterker dan onze zintuigen.

Uitleg: Hiermee bedoel ik dat je wel dingen kan zien, maar je hersenen eigenlijk de leiding

hebben over heel je lichaam. Je kan nog wel wat zien, maar je hersenen kunnen het net zo

goed veranderen naar dat jij wilt wat je ziet. Neem nu bijvoorbeeld de Fata-Morgana. Je bent

in een woestijn en je hebt verschrikkelijk dorst. Je loopt er al een hele tijd en opeens zie je een

oase voor je opdoemen, je rent er naar toe, duikt erin maar floeps, het is geen oase, het is je

eigen fantasie die wilde dat er een oase was.

Argument 3: Onze hersenen die maken van zintuigelijke waarnemingen dingen die wij

begrijpen, maar of dat juist is weten we niet.

Uitleg: Neem bijvoorbeeld de optische illusies. We zien iets geks dus onze hersenen denken

dat iets gaat draaien of scheef staat, terwijl het eigenlijk recht is of niet beweegt. We zien iets,

en we denken dat we het snappen, omdat onze hersenen het voor ons gemakkelijk maken.

Argument 4: Ons menselijk denkvermogen hebben wij niet voor niets gekregen, daarmee

kunnen we ook dingen verklaren

Uitleg: Door logisch nadenken, denk ik dat je veel meer kunt verklaren. Neem nu die proef

met die lange stok onder water. Het lijkt alsof hij afbuigt, maar hij blijft gewoon recht. Door

logisch nadenken kun je dat verklaren. Ook rekenen kunnen wij doen door na te denken, en

niet door te kijken. Eigenlijk doe je met kijken, voelen, ruiken, horen en proeven niks anders

dan iets waarnemen en iets een gevoel geven. Je geeft niet iets een verklaring, maar een

gevoel. Dit gevoel kan je misschien wel hebben om iets op te lossen of te verklaren, maar het

belangrijkste is nog steeds dat je gewoon logisch na blijft denken.

Argument 5: Wat kunnen wij aannemen als echte kennis?

Uitleg: Zoals ik in bijna elk punt al uitleg, is wat we aan zintuiglijke waarnemingen doen wel

echt waar en echte kennis? Wat is nu echt en wat nu nep? Eigenlijk weten we dat allemaal

niet. We denken wel allemaal dat we in een wereld leven en zelf het leidende levende wezen

zijn en dat we veel weten. Maar straks zitten we eigenlijk met z’n allen in een grote

computer game en besturen we onszelf niet.