Complete Samenvatting Filosofie 99
-
Upload
colin-kayser -
Category
Documents
-
view
213 -
download
0
Transcript of Complete Samenvatting Filosofie 99
-
8/18/2019 Complete Samenvatting Filosofie 99
1/100
Complete_Samenvatting_Filosofie_.pdf
Samenvatting: boek "Filosofie Exploring Humans"Hans Dooremalen, -Compleet
Open Universiteit | Grondslagen van de psychologie: filosofie
http://www.studeersnel.nl/click_banner.php?banner=YTo2OntzOjExOiJjYW1wYWduZV9pZCI7aTo0MTtzOjY6InVuaV9pZCI7aToxOTtzOjY6InZha19pZCI7aToxNzQwNjtzOjY6InBhZ2luYSI7czoxODoiL2Rvd25sb2FkX2ZpbGUucGhwIjtzOjQ6ImxpbmsiO3M6NTU6Imh0dHA6Ly9tYWduZXQubWUvY29tcGFueS9jb2duaXphbnQtdGVjaG5vbG9neS1zb2x1dGlvbnMiO3M6MTE6ImJhbm5lcl90eXBlIjtpOjM7fQ==http://www.studeersnel.nl/open-universiteit/s37211-grondslagen-van-de-psychologie-filosofie/19/17406http://www.studeersnel.nl/open-universiteit/s37211-grondslagen-van-de-psychologie-filosofie/samenvatting/samenvatting-boek-filosofie-exploring-humans-hans-dooremalen-compleet-complete-samenvatting-filosofie-pdf/19/17406/106599http://www.studeersnel.nl/open-universiteit/s37211-grondslagen-van-de-psychologie-filosofie/samenvatting/samenvatting-boek-filosofie-exploring-humans-hans-dooremalen-compleet-complete-samenvatting-filosofie-pdf/19/17406/106599http://www.studeersnel.nl/
-
8/18/2019 Complete Samenvatting Filosofie 99
2/100
Grondslagen van de Psychologie:FilosofieS37211
Introductie: tussen scepticisme en wetenschapWetenschap wordt gezien als de kroon van de menselijke geest. De wetenschappelijke
grenzen zijn steeds verder opgerekt en we zijn eroverheen gegaan. Dit kan gemakkelijk
leiden tot de conclusie dat er geen grenzen zijn aan de wetenschap. Het zorgt voor een
begrip van de realiteit die steeds beter wordt. Volgens deze stroming is de wetenschap
superieur boven alle andere pogingen om kennis te vergaren, zijn wetten zorgen voor
zekerheid.
Zullen we ooit echt iets met zekerheid weten? Iedere nieuwe wetenschappelijke oplossing
lijkt nieuwe mysteries voort te brengen. Er zou wel eens een belangrijke waarheid
kunnen liggen in de opmerking van David Gross tijdens de Stockholm ceremonie waarin
hij de Nobelprijs kreeg voor fysica in 2004: onwetendheid is het belangrijkste product
van de wetenschap.
In het boek What We Believe but Cannot Prove: Today’s Leading Thinkers on Science in
the Age of Certainty bekennen wetenschappers en filosofen wat ze voor waar aannemen
zonder dat ze hier bewijs voor hebben:
• We zijn wel/niet alleen in het universum
• Evolutie is verantwoordelijk voor al het leven in de kosmos
• De snaartheorie is wel/niet een zinloze theorie in de fysica
• De geest leeft wel/niet voort na de dood
• Er is wel/niet een onafhankelijke realiteit buiten ons bewustzijn
Er is veel wat we niet weten en nooit zullen weten. De ontdekking van de realiteit is een
menselijke activiteit en mensen zijn beperkte wezens. Onze rationele en sensorische
capaciteit is verre van perfect. We maken fouten. Hoe kunnen we verwachten dat we in
staat zijn een “Gods oog” perspectief in te nemen? Is het niet waarschijnlijker dat
waarheid en zekerheid voor altijd buiten de menselijke cognitie en perceptuele
capaciteiten liggen?
Wellicht mogen we concluderen dat we niet alles weten en dat ook nooit zullen doen.
Sceptici (postmodernisten/relativisten) menen dat moderne wetenschappers niets meer
zijn dan dogmatische (=leerstellig) gelovigen en ze vallen de wetenschap aan op het
monopoliseren van de waarheid. Er is geen enkel bewijs in de wetenschap volgens de
sceptici. Het is niet zekere kennis maar geloof dat de wetenschap overeind houdt. Demoderne wetenschap is het product van falende ideologieën die diep geworteld zijn in de
Wetenschappelijke revolutie en de Verlichting. Het was in deze geest dat Karl Marx stelde
dat de economie was uitgevonden voor de bourgeoisie en dat de bioloog Richard
Lewontin beweerde dat de biologische doctrine van het genetische determinisme het
product is van rechtse ideologie. Wetenschappers worden gevangen gehouden in de
vooroordelen van de samenleving waarin ze zijn geboren en opgevoed. Er is geen
objectieve observatie, geen waarheid in wetenschappelijke theorieën. Er is meer dan één
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: [email protected]
http://www.studeersnel.nl/
-
8/18/2019 Complete Samenvatting Filosofie 99
3/100
2
waarheid, meer dan één methode. Paul Feyerabend zei in zijn beroemde Against Method
dat wetenschap dichter bij de mythe ligt dan een wetenschappelijk filosoof wil toegeven.
Het is één van de vormen van denken en is niet noodzakelijk de beste vorm. Het is
superieur voor diegene die al beslist hebben in het voordeel van een bepaalde ideologie,
of die een ideologie hebben geaccepteerd zonder de voordelen en nadelen te
onderzoeken. I.p.v. de wetenschappelijke methode mag een grote variatie aan
benaderingen worden gebruikt, alles mag.
We zullen zien dat wetenschappers en filosofen geprobeerd hebben om sceptici te
overtuigen d.m.v. wetenschap met een stevige en veilige basis.
Sinds Plato en Aristoteles zoeken wetenschappers en filosofen naar manieren om de
sceptici te overtuigen van de mogelijkheden van wetenschappelijke kennis. Is het de
reden die leidt naar echte kennis zoals Plato stelde, of zijn het de sensorische ervaringen
zoals Aristoteles dacht?
De filosofie is onder te verdelen in een aantal subdivisies, die elk met hun eigen
vraagstuk bezig zijn. Metafysica is zo’n subdivisie van de filosofie. Het bijbehorende
vraagstuk zou je kunnen samenvatten als ‘wat is de werkelijke aard der dingen?’
Oorspronkelijk komt het woord metafysica van de werken van Aristoteles. Bij de
bundeling van zijn werken, twee eeuwen na zijn dood, werden de stukken waarin hij de
natuur empirisch beschreef de Physika genoemd. Werken waarin hij door middel
van redeneren de onzichtbare essentie van het bestaan probeerde te achterhalen, kregen
de titel Ta meta ta Physika biblia. Letterlijk vertaald betekent dit: het werk volgend op de
Physika. De Metaphysika was dus gewoon een abstracte, filosofische kijk op de
werkelijkheid die in de kast rechts naast de empirisch georiënteerde Physika stond.
Ontologie staat grotendeels gelijk aan de metafysica. Bij Aristoteles maakte ze daar
bijvoorbeeld expliciet deel van uit. Ontologie is de tak van filosofie die vraagt naar de
essentie van de dingen. ‘Wat zijn de bepalende eigenschappen van dingen?’ en ‘Hoe
ontstaan die eigenschappen?’ zijn typische voorbeelden van ontologische vragen. De
moderne opvatting dat de menselijke geest een bijverschijnsel is van ons biologische
brein, en dat die geest ontstaat door de werking van neuronen en neurotransmitters zou
je dus een ontologische opvatting kunnen noemen. De achterliggende metafysica is dat
de werkelijkheid in essentie slechts bestaat uit materie.
Epistemologie is de afdeling van de filosofie die zich bezighoudt met de aard van onze
kennis. Haar vraagstuk is dus feitelijk gelijk aan dat van deze cursus: ‘Wat is kennis en
hoe komen wij daartoe?’. De epistemologische positie die je kiest, is sterk afhankelijk
van je ontologische opvattingen. Wanneer we ervan uitgaan dat de geest een
bijverschijnsel is van het materiële brein, zullen we al snel besluiten dat we kunnen
volstaan met een natuurwetenschappelijke, empirische aanpak. Door met behulp van
scanners in het brein te kijken leren we hoe de geest werkt. Dat niet iedereen het
daarmee eens is, zal nog regelmatig blijken, maar in vrijwel alle gevallen zullen we zien
dat iemands ontologische opvatting invloed heeft op diens epistemologische opvatting.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: [email protected]
-
8/18/2019 Complete Samenvatting Filosofie 99
4/100
3
Rationalisme en empirisme in de antieke Tijd
IntroductieWat is kennis? Dit was de vraag die Socrates (470-399 v.Chr.) stelde aan de jonge
Atheense wiskundige Theaetetus en waarmee hij een lange historie van filosofie van de
wetenschap en de filosofie van kennis (=kennisleer/epistemologie) ontketende. Het is
een vraag die nog steeds actueel is net als verschillende gerelateerde vragen:
• Hoe kunnen we kennis verantwoorden?
• Wat is de ultieme bron van kennis?
• Wat is de methode waarmee we kennis opdoen?
Twee rivaliserende benaderingen die traditioneel het debat domineren zijn het
rationalisme en het empirisme.
Rationalisme = stelt dat echte kennis over de realiteit ontstaat door het juiste gebruik
van onze redeneer capaciteiten (intellect, reden of ratio). Rationalisten beweren dat onze
capaciteit om te denken ideeën en concepten vormt die we niet kunnen bereiken door
het uitsluitende gebruik van onze sensorische capaciteiten. De grondlegger van het
rationalisme is Socrates op basis van het werk van Plato.
Empirisme = stelt dat sense experience de ultieme bron van kennis is. De zintuigen zijn
betrouwbare indicatoren van wat de realiteit is. Het idee dat men voor kennis moet
vertrouwen op empirische feiten gaat terug tot Plato’s leerling Aristoteles.
Hoewel zowel Plato als Aristoteles ontzettend invloedrijk waren in de Middeleeuwen, toen
geleerden veel moeite staken in de verzoening tussen deze heidense autoriteiten met de
Christelijke theologie, zorgde de Wetenschappelijke Revolutie voor het in opspraak raken
van hun ideeën. Maar zowel rationalisme als empirisme zouden in nieuwe gedaanten
voortleven na de Wetenschappelijke Revolutie.
Plato’s rationalismePlato (427-347 v.Chr.) was de beroemdste leerling van Socrates en wordt een rationalist
genoemd. Wat we weten over Socrates weten we voornamelijk door de geschriften van
Plato. Zijn werk, zoals de Theaetetus, is geschreven als dialogen waarin Socrates één van
de deelnemers was.
De methode van Socrates was de dialectiek. Dialectiek is het principe van verandering
volgens de lijnen van een driehoek. Een stelling heeft een tegengestelde. De twee
tegengestelden versmelten in een synthese die op haar beurt weer these wordt, enz.
Plato laat Socrates deze methode van vraag & antwoord beschrijven als intellectuele
verloskundige. Het hoofddoel is anderen te assisteren in het filosoferen door het stellen
van vragen om zo ware ideeën geboren te laten worden.
Socrates beweerde dat zijn niet weten zijn enige zekerheid was en hij stelde anderen
vragen over de dingen waarvan zij beweerden het zeker te weten. Zo zorgde hij ervoor
dat ze bij hun vooronderstellingen kwamen en liet hen zo hun mening overdenken.
Onderwerpen van onderzoek voor Socrates waren:
• Schoonheid• Rechtvaardigheid• Moed
• Liefde• Waarheid• Kennis
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: [email protected]
http://www.studeersnel.nl/
-
8/18/2019 Complete Samenvatting Filosofie 99
5/100
4
Hij probeerde de essentie te bepalen, hun unieke identificerende eigenschappen, gedeeld
en voorkomend in alle gevallen.
Hoewel Socrates populair was bij de Atheense jongeren maar hij had vijanden bij de
machtigen. De aanklacht van Meletus tegen Socrates was dat hij niet de goden erkende
die de stad wel erkende en nieuwe godheden introduceerde. Daarnaast corrumpeerde hij
de jongeren en hij zou de doodstraf moeten krijgen.
Socrates werd inderdaad ter dood veroordeeld en hij was geëxecuteerd door een zelf
toegediende drank die een oplossing bevatte van de dolle kervel.
Metafysica is de tak van de filosofie dat een antwoord probeert te vinden op vragen als:
• Waarom is er iets i.p.v. niets?
• Waar is de wereld van gemaakt?
Metafysica wordt ook wel ontologie genoemd (to on = te zijn).
Een centraal thema was het verschil tussen being en becoming en Parmenides en
Heraclites waren tegenstanders in deze kwestie.
Heraclites the Obscure (600-540 v.Chr.) = verandering/flux was het hart van het
bestaan. We kunnen alleen naar waarheid beweren dat er niets is; alles wordt. Deze visie
wordt vaak gevangen in het aforisme panta rei ; alles stroomt. Door deze voortdurende
veranderingen in de verschijningen zijn de meeste mensen niet in staat om kennis te
verwerven. Alleen een enkeling die in staat is om de verborgen en fundamentele wet
(=logos) achter de veranderingen van de verschijningen te grijpen, kan kennis
verwerven.
Parmenides (510-440 v.Chr.) = de zintuigen misleiden de mens tot het denken dat
dingen voortdurend veranderen. Water wat ik heet vind, vind jij lauwwarm, etc. We
hebben de neiging te geloven dat de realiteit voortdurend veranderd maar verschijningen
zijn misleidend. Iets kan niet van niets komen of in niets ontbinden. Onder alleveranderingen en bewegingen die we waarnemen met onze zintuigen ligt een
permanente en onveranderlijke realiteit. Alles is, niets wordt. Werkelijk bestaan betekent
zonder veranderingen. Als de zintuigen misleidende gidsen zijn naar de realiteit, moeten
we vertrouwen op de rede om de onveranderlijke waarheden over eeuwige realiteit te
ontdekken.
Voor Parmenides is “zijn” echt en verandering niet. Voor Heraclites is verandering echt en
“zijn” niet. Deze metafysische thema’s zijn direct gerelateerd aan epistemologische
thema’s; wat is kennis?
Plato stemde in met de beweringen van Heraclites en Cratylus (volgeling van Heraclites):
de wereld van het gevoel is voortdurend in beweging; alles stroomt.
Plato stelde dat als we kennis gelijkstellen aan waarneming, de vermeende fluctuerende
aard van de perceptuele wereld verwoestende consequenties heeft, want het zal scepsis
kweken m.b.t. kennis: echte kennis zal in dat geval ronduit onmogelijk worden gemaakt.
Door de waargenomen wereld in constante beweging zijn onze waarnemingen en dus
onze kennis verschillend op diverse momenten. Kennis wordt relatief voor de waarnemer
en zijn eigen percepties en overtuigingen.
Homo mensura (Protagoras) = de mens is de maat van alle dingen.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: [email protected]
-
8/18/2019 Complete Samenvatting Filosofie 99
6/100
5
Hieruit volgt dat zowel Heraclites en Protagoras stellen dat de waarheid bevindt zich in
het oog van de toeschouwer. Plato was het niet eens met deze Protagorasische waarheid;
waarheid en kennis gaat over hoe de dingen zijn, niet hoe ze zijn voor mij.
Plato was het meer eens met Parmenides. Voor hem is zijn perfect wat voor hem
betekent dat het onveranderbaar is. De wereld is een bovennatuurlijk gebied met daarin
het eeuwige en perfecte Vormen/Ideeën van alles. Een driehoek in een boek is eenreflectie van de perfecte driehoek; een zogenaamde universal uit het bovennatuurlijke en
bovenzintuiglijke wereld. Onze kennis over driehoeken betreft de Vorm en niet de
imperfecte manifestatie. Plato gebruikte hiervoor de Grot als allegorie.
Rechts op de afbeelding, in het donkere deel van de grot, zie je een mensenmassa die
gevangen zit in de grot. De gevangenen zitten met hun rug tegen de muur en hebben
hun gezicht gefixeerd op de muur tegenover hen. Achter hun rug bevindt zich een vuur.
Tussen het vuur en de gevangenen bevindt zich een poppenspel dat schaduwen werpt op
de muur. De gevangen kunnen noch het vuur, noch het poppenspel zien. Zij zien alleen
de schaduwen van het poppenspel op de muur en gaan er dus vanuit dat deze
schaduwen de waarheid zijn.
Wanneer een gevangen vrijgelaten wordt zal hij in eerste instantie verblind worden door
het vuur, maar na enige tijd zal hij zich realiseren dat de schaduwen niet de realiteit zijn,
maar een vage schaduw van de realiteit. Wanneer hij zich dat eenmaal realiseert en zijn
ogen gewend zijn aan het licht van het vuur, zal hij de weg naar de uitgang kunnen
vinden waar hij de werkelijkheid in zijn volle glorie kan aanschouwen. Pas dan zal hij zich
realiseren dat ook het poppenspel slechts een kopie is van de wereld zoals die buiten de
grot is. De wereld waar hij zijn heel leven naar heeft gekeken, is niet alleen een
schaduw, maar een schaduw van een kopie van de werkelijkheid.
Voor Plato symboliseerde dit de werking van ons zintuiglijk systeem. We zitten gevangenin onze imperfecte zintuigen en zullen dus nooit de werkelijkheid kunnen aanschouwen,
slechts een vage afdruk daarvan. Bovendien zijn de dingen die we in de wereld
aanschouwen niet de werkelijkheid, enkel imperfecte kopieën daarvan. Onze waarneming
is dus verre van perfect en zal nooit kunnen leiden tot ware kennis. Om die te bereiken
moeten we ons bevrijden van onze zintuigen, de grot van onze zintuiglijke wereld
verlaten en het licht van de waarheid opzoeken. Dit licht is alleen te bereiken langs de
weg van het verstand, van de ratio. Het is, volgens Plato, de taak van de filosoof om ons
te helpen dit pad van de rationaliteit te bewandelen.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: [email protected]
http://www.studeersnel.nl/
-
8/18/2019 Complete Samenvatting Filosofie 99
7/100
6
Plato’s allegorie omvat in feite zowel de wereld die Heraclites beschrijft, als de wereld die
Parmenides beschrijft. De schaduwen op de muur vormen de ervaringswereld
van Heraclites, die bij ons een eindeloze stroom van vage, veranderlijke indrukken
achterlaat. De wereld buiten de grot symboliseert de statische achterliggende
werkelijkheid van Parmenides. Beide werelden bestaan dus volgens Plato. Echter,
de zintuiglijke wereld van Heraclites leidt slechts tot onzekere kennis, tot
dogmatische kennis waarvan we slechts kunnen geloven dat deze waar is. Echte kennisbereiken we door de grot van onze zintuiglijke wereld te verlaten en langs de weg van
het verstand op zoek te gaan naar de wereld van Parmenides waarin we met zekerheid
kunnen beredeneren wat waar is.
Deze wereld van het verstand, van ware kennis die niet voor onze zintuigen bereikbaar
is, noemde Plato de Wereld van de Vormen – in het Nederlands ook wel de Wereld van
de Ideeën genoemd. In deze wereld bevinden zich de ware Vormen of Ideeën in perfecte
staat. De wereld die wij zien, bevat slechts imperfecte kopieën van die perfecte objecten.
Deze Ideeënwereld bevindt zich, volgens Plato, in ons en is aangeboren. We worden dus
geboren met ware kennis over de wereld, we zijn hem alleen vergeten. Alles wat we
moeten doen is deze kennis weer herinneren. We leren volgens Plato dus eigenlijk ook
nooit iets nieuws, we herinneren ons alleen maar de perfecte Ideeënwereld die in ons zit.
Hiermee biedt Plato een ontsnappingsroute uit het scepticisme van Socrates. Ook die
constateerde dat de wereld van de zintuigen ons geen zekerheid biedt. Waar hij echter
stelde dat we dus nooit iets zeker kunnen weten, zegt Plato nu dat dit wel kan. Die ware
kennis zit immers al in ons bij geboorte. Door gebruik te maken van ons verstand,
kunnen we die kennis herinneren en toch zekerheid bereiken.
Empirisch onderzoek is volgens Plato ontoereikend voor kennis omdat het ons in contact
brengt met de realiteit die zich constant in een Heraclitische beweging bevinden. De
werking van onze zintuigen resulteert slechts in geloof (doxa) en geen kennis (epistèmè).
Omdat de Vormen een onderdeel zijn van de bovennatuurlijke wereld kunnen we ze niet
waarnemen met onze zintuigen. Volgens Plato kunnen we deze kennis verwerven door
ons vermogen tot redeneren. Dit maakt Plato een rationalist. Plato is ook een nativist, de
doctrine die stelt dat mensen aangeboren ideeën hebben. Deze aangeboren ideeën zijn
kennis die we al bezitten als we geboren zijn. Hierdoor hoeven we niet af te gaan op
onze zintuigen.
Plato ging zelfs zo ver dat hij stelde dat we geboren werden met alle kennis. Deze kennis
gaat verloren tijdens de geboorte maar we kunnen het ons weer herinneren als we onze
rede juist gebruiken; leren is herinneren en niet het verwerven van nieuwe kennis. Plato
geloofde in reïncarnatie wat hierbij relevant is. De onsterfelijke ziel behoordt de Wereld
van de Vormen toe, waar de ziel alle Vormen gezien heeft. We vergeten ze als onze ziel
geboren wordt in onze lichamen.
Anamnesis = leren door herinnering
Plato wilde dit aantonen door een slaaf een vierkant te laten
verdubbelen. Nadat deze dit aanvankelijk verkeerd deed, hij maakte het
4x zo groot, deed hij het de volgende keer wel goed. Dit zou het bewijs
zijn dat alle kennis is aangeboren, als je er maar goed over nadenkt.
Natuurlijk weet de slaaf dit niet maar bevestigt hij alleen wat Plato zegt.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: [email protected]
-
8/18/2019 Complete Samenvatting Filosofie 99
8/100
7
Aristoteles’ empirismeEmpiristen beweren dat de bron van kennis niet de rede is, zoals de rationalisten, maar
zintuiglijke ervaring. Empiristen beweren dat onze zintuigen ons in direct contact stellen
met de wereld en dat deze ervaringen het fundament moeten zijn van onze kennis.
Grieks empeiria -> Latijn experientie -> Engels experience
Aristoteles hield zich bezig met fysica, metafysica, astronomie, biologie, zoölogie, logica,
politiek, ethiek, anatomie, economie en meteorologie. Hij werd door Dante dan ook the
master of those who know genoemd. Theorieën moesten in overeenstemming zijn met ta
phainomena. Deze fenomenen of uiterlijk waren niet alleen observatie maar ook
algemeen geloof. De empirische data die hij verzamelde werd ook gebruikt om
wijdverspreide vooroordelen te corrigeren.
Aristoteles verwierp Plato’s idee van twee werelden. Voor Aristoteles was er slechts één
wereld, de natuurlijke wereld waarin we leven. Universele vormen worden opgenomen
door de natuurlijke objecten zoals misvormde driehoeken. Essenties zijn onderdeel van
de natuurlijke wereld en dus ook toegankelijk, niet door puur intellectueel denken, maar
door empirisch onderzoek. Kennis komt van het observeren van de natuur.
Peripatetic Axiom (Aquinas) = er is niets in het intellect wat niet eerst in de zintuigen
was.
Aristoteles bestreed ook aangeboren kennis; de mens wordt zonder enige kennis
geboren. Locke stelde dat een kind een tabula rasa is. Dit was een uitspraak van
Aristoteles. Dit ontstond door de ontvangst van zinvolle vormen in de waarneming.
Perceptie was voor Aristoteles in de letterlijke zin van in-formatie; de indruk van vormen
door de zintuigen. Het zien van een driehoek zorgt voor de vorm van een driehoek maar
niet het materiaal waar het van gemaakt is. De waarnemer wordt geïnformeerd door de
driehoek.
Aristoteles’ doctrine heeft belangrijke implicaties voor de wetenschappelijkemethodologie. Zijn visie op wetenschappelijke methoden worden uiteengezet in zijn zes
logische verhandelingen die samen het Organon/Instrument vormen.
Wetenschap bestond uit het ontdekken van de oorzaak van objecten: causale verklaring.
Het opstellen van een causale verklaring heeft redeneren nodig waarmee basisprincipes
worden toegepast op bepaalde zaken. Aristoteles maakte gebruik van syllogismen.
Het syllogisme is een vorm van logica, waarmee je de argumentatie van een deductie
kunt uitschrijven. Het bestaat uit twee premissen en een conclusie. De eerste premisse
bevat algemene kennis. De tweede premisse bevat specifieke kennis die te verbinden is
met de eerste premisse. Door nu de eerste premisse toe te passen op de tweede, plegen
we deductie en komen we tot een specifieke conclusie.1 Alle mensen zijn sterfelijk.
2 Socrates is een mens.
3 Dus, Socrates is sterfelijk.
Deze drie onderdelen vervullen elk hun eigen rol in het syllogisme als we daarin gaan
rommelen, tasten we de geldigheid aan. Je kunt bijvoorbeeld niet zomaar de tweede en
derde uitspraak verwisselen. De premissen dat alle mensen sterfelijk zijn en dat ook
Socrates sterfelijk is, leiden namelijk niet automatisch tot de conclusie dat Socrates een
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: [email protected]
http://www.studeersnel.nl/
-
8/18/2019 Complete Samenvatting Filosofie 99
9/100
8
mens is. Hij zou ook een ezel kunnen zijn. Immers, de eerste premisse sluit niet uit dat
ook ezels sterfelijk zijn. Wanneer we op basis van zijn sterfelijkheid zouden
willen concluderen dat Socrates een mens is, dan zou ook de eerste premisse anders
moeten luiden.
1 Iedereen die sterft is een mens.
2 Socrates is sterfelijk.
3 Dus, Socrates is een mens.
In deze vorm is het syllogisme ook geldig. Maar nu stuiten we op een ander probleem.
Stel dat mijn ezel inderdaad Socrates heet, dan klopt de redenering wel, maar is de
conclusie toch niet correct. Dit is het meest fundamentele probleem van het syllogisme
en daarmee van het deductieve argument: uit geldigheid volgt niet per definitie
waarheid. Dit komt omdat we ervan uitgaan dat de eerste premisse met zekerheid waar
is, terwijl dat helemaal niet zo hoeft te zijn. Een deductief argument staat of valt
dus met de eerste premisse. Als die niet waar is, kan het syllogisme wel kloppen, maar
leidt het nergens toe.
Volgens Plato bestond het probleem van het syllogisme eigenlijk helemaal niet. De
waarheid van zo’n eerste premisse was voor hem vanzelfsprekend. Die was immersdirect afkomstig uit de aangeboren Ideeënwereld. Zolang we onze eerste premissen heel
zorgvuldig kiezen, op basis van onze herinnering aan die Ideeënwereld, hoeven we de
waarheid daarvan helemaal niet te betwijfelen.
Aristoteles vond dit een zwak argument. Hij vond juist dat we de andere kant op
moesten redeneren. De meest specifieke, concrete feiten bieden immers het meeste
zekerheid. Door die met elkaar te verbinden stapelen we specifieke zekerheden op tot
algemene kennis. Deze methode waarbij we dus precies andersom redeneren – van het
specifieke naar het algemene – noemen we inductie. Zo’n inductieve redenering zou er
als volgt uit kunnen zien:
1 Aristoteles is een mens en is sterfelijk.
2 Plato is een mens en is sterfelijk.3 Socrates is een mens en is sterfelijk.
4 Parmenides is een mens en is sterfelijk.
5 Heraclites is een mens en is sterfelijk.
6 Dus, alle mensen zijn sterfelijk.
We hebben nu al vijfmaal waargenomen dat mensen sterven. Die verzameling
waarnemingen brengt ons ertoe te veronderstellen dat alle mensen sterfelijk zijn. De
basis voor de eerste premisse van een syllogisme is dus helemaal niet gegeven in een of
andere Ideeënwereld, zoals Plato beweerde. Die eerste premisse is gewoon een inductie
van wat we tot nu toe hebben waargenomen. Aristoteles verwerpt dus de hele
aangeboren Ideeënwereld van Plato en diens deductieve methode en biedt de inductieve
methode als alternatief.
Overigens erkent hij dat deze inductie ook niet tot zekere kennis leidt. In het
bovenstaande voorbeeld hebben we bijvoorbeeld pas vijf mensen gezien, en weten niet
zeker of de zesde ook sterfelijk is. Zelfs als we zeventien miljoen mensen gezien hebben,
weten we nog niet zeker of alle mensen sterfelijk zijn. Ook met behulp van inductie
lossen we dus het probleem van het syllogisme uiteindelijk niet op.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: [email protected]
-
8/18/2019 Complete Samenvatting Filosofie 99
10/100
9
Aristoteles wordt vaak als eerste empirist gezien. Er zijn echter een aantal redenen
waarom men hier voorzichtig mee moet zijn:
• Zoals we gezien hebben, zijn de basisprincipes niet alleen gebaseerd op
observaties maar ook op intuïtie. Er zijn volgens Aristoteles vier oorzaken. Deze
vier zijn allemaal nodig om kennis te hebben van iets. Aristoteles betrekt ook
redenatie in zijn wetenschap en er is dus ook grond om te denken dat het een
rationalist was:o Formal cause: vorm van een standbeeld
o Material cause: materiaal van een standbeeld
o Efficiënt cause: de primaire bron van de verandering of de afwezigheid
hiervan, hier de beeldhouwer
o Final cause: het doel waarom iets wordt gedaan, esthetiek of devotioneel
• Bacon stelde dat Aristoteles vaak geleid werd door aannames en vooroordelen.
Zijn idee van de vrouw werd geleid door de ideologische vooroordeel van de
mannelijke dominantie uit die tijd.
Voor Aristoteles hebben mensen die zich overleveren aan lange discussies een nauwe
blik. Alleen wanneer we het abstracte theoretiseren loslaten en kijken naar de natuur
kunnen we principes ontdekken en verbinden tot een groter geheel. Aristoteles legt duseen sterke nadruk op de waarneming als bron van informatie. Volgens hem worden we
geboren als een blanco blad, waarop pas kennis wordt vergaard nadat we onze ogen
openen. Dit is een uitgesproken empiristisch standpunt.
Ook wijst hij op het probleem met deductie. Dergelijke abstracte redeneringen kunnen
logisch gezien wel kloppen, maar dat betekent nog niet dat zij ook waar zijn. Hij wijst
erop dat de eerste algemene aanname in een dergelijke redenering meestal niet bewezen
kan worden vanuit het verstand en dus door de waarneming onderbouwd zal moeten
worden. Sterker nog, deductie levert niet echt nieuwe kennis op, het maakt kennis alleen
preciezer. Nieuwe kennis kan alleen gevonden door de wereld te observeren. Daarom
verkiest hij de inductieve methode boven de deductie van Plato. Ook dat is een keuze die
in de grond empiristisch is.
In tegenstelling tot de dualistische metafysica van Plato, is die van Aristoteles dan ook
monistisch. Dat wil zeggen: volgens Aristoteles is er slechts één wereld. Dat is
de wereld waarin wij elke dag ontwaken, die wij ervaren en hanteren. Hij verwerpt dus
de splitsing die Plato aanbrengt tussen de onzekere ervaringswereld en de rationele
wereld van de perfecte ideeën. Aristoteles verwerpt dus het idee van Plato dat er een
aangeboren wereld van Ideeën is waar zekere kennis vandaan komt. Algemeenheden
komen niet van het verstand of van een bovenaardse wereld. In tegendeel, volgens
Aristoteles is er ‘niets in het verstand dat niet eerst in de waarneming was’. De nadruk
op dit zogenaamde peripatetisch axioma, op de ervaring als bron van kennis en op
inductie als methode zijn duidelijk empiristische elementen in de filosofie van Aristoteles.
Een belangrijk punt waarop Aristoteles duidelijk geen naïef empirist is, is zijn kritiek op
de inductieve methode. We zagen in de vorige opdracht al dat inductie weliswaar nieuwe
kennis oplevert, maar nooit kan leiden tot zekerheid. Algemene kennis bereiken we
volgens Aristoteles dan ook niet met pure, logische inductie, maar met behulp van onze
intuïtie. Deze intuïtie is volgens hem een speciale en feilloze eigenschap van onze geest
die ons helpt om op basis van beperkte waarnemingen toch tot algemeenheden te
komen. Dat inductie bij Aristoteles eerder een intuïtief dan een logisch proces is, maakt
hem duidelijk anders dan een naïef empirist. Het maakt hem overigens ook geen
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: [email protected]
http://www.studeersnel.nl/
-
8/18/2019 Complete Samenvatting Filosofie 99
11/100
10
rationalist. Algemeenheden bereikt hij immers niet met het kille verstand, waardoor
het resultaat eerder inzicht dan kennis is.
Daarnaast vindt Aristoteles dat theorieën niet alleen moeten aansluiten bij observaties,
maar ook bij breedgedragen opvattingen die leven in de gemeenschap. Hij koppelt de
waarheid van kennis dus ook op een vreemde manier aan de gemeenschap. Dit is een
opvatting die we veel later in het tweede deel van de cursus nog zullen tegenkomen alssociaal relativisme of sociaal constructivisme. Voor nu is het voldoende wanneer u inziet
dat Aristoteles kennis hiermee kwetsbaar maakt voor vooroordelen en misvattingen die
leven onder het volk.
Tot slot wijst Aristoteles op het belang van de vier oorzaken van alle dingen. We hebben
volgens hem pas voldoende kennis over iets wanneer we de vier oorzaken ervan
beschreven hebben. De eerste drie lijken empirisch te achterhalen: de vorm- en
stofoorzaak beschrijven hoe het ding eruitziet en waar het van gemaakt is. De
werkoorzaak – die het dichtst in de buurt komt van ons huidige begrip van
oorzakelijkheid – beschrijft hoe het ding tot stand gekomen is. Met de laatste van de vier
is echter iets vreemds aan de hand. Dit is de doeloorzaak, die beschrijft waartoe iets
dient. Dit doel is echter niet zichtbaar, want het ligt in de toekomst. Het betreft hier duseen stuk kennis, dat Aristoteles wel als noodzakelijk veronderstelt, maar dat niet
empirisch waar te nemen is.
Deze nadruk op intuïtie, gemeenschappelijkheid en doelgerichtheid maken van
Aristoteles veel meer dan een naïeve empirist.
Biografieën
Plato (428/7-348/7 v. Chr.)
Plato werd geboren in een hoge klasse familie in Athene en beweerde een afstammeling
te zijn van koningen. Hij was een discipel en criticus van Socrates. Nadat Socrates was
geëxecuteerd, verliet Plato Athene. Hij reisde naar Egypte, Zuid-Italië en Sicilië. Na zijnterugkomst in Athene in 387 stichtte hij zijn eigen school, de academia. De tiran
Dionysius II nodigde Plato uit om naar Syracuse te komen op Sicilië om hem te
onderwijzen en van hem een filosoof-koning te maken in de lijn van Plato’s werk de
Republic. Dionysius verschilde van mening met Plato en plaatste de laatste onder
huisarrest. Nadat hij werd vrijgelaten bleef hij hoofd van zijn school en een actief
onderwijzer tot zijn overlijden in 347. Zijn meest beroemde pupil was Aristoteles.
Aristoteles (384-322 v. Chr.)
Aristoteles werd geboren in 384 v. Chr. In Stagira (Macedonië) in een familie die een
verleden van fysici had. Op zijn 17e verhuisde hij naar Athene en werd hij een leerling
van Plato aan de vermaarde Academie. Nadat Plato overleed in 347 v. Chr. werd
Aristoteles voorgedragen als hoofd van de Academie maar deze positie ging uiteindelijknaar Plato’s neef Speusippus. Aristoteles stichtte zijn eigen academie in Assos
(tegenwoordig Noordwest-Turkije). Hier trouwde hij met Pythias, de geadopteerde
dochter van Hermias, de heerser van dat gebied. Na een Perzische aanval en de moord
op Hermias vertrok Aristoteles naar Mytilene op Lesbos. Samen met Theophrastus, een
eilandbewoner, wijdde hij zichzelf aan biologische studies. Hij bestudeerde onder andere
het leven in en rond de lagunes. Een paar jaar later werd hij door Koning Phililip II van
Macedonië gevraagd om de leraar te worden van zijn 13-jarige zoon Alexander, die later
bekend zou worden als Alexander de Grote. Toen Alexander naar Azië vertrok voor zijn
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: [email protected]
-
8/18/2019 Complete Samenvatting Filosofie 99
12/100
11
veldtocht, keerde Aristoteles terug naar Athene om daar zijn eigen filosofieschool te
stichten. Deze werd bekend als het Lyceum, genoemd naar Apollo Lyceios. Aristoteles
onderwees zijn leerlingen het liefste lopend (peripateo) in de tuin van het Lyceum.
Hierdoor werd de school ook wel bekend als de Peripatetic School. Het werk van
Aristoteles was zo’n 200 jaar zoek na zijn overlijden. Het kwam in Kreta weer
tervoorschijn en werd in het Latijn vertaald. De invloed van Aristoteles was groot in de
Islamitische wereld maar zijn werk werd genegeerd in de Christelijke wereld tot de 13e
eeuw toen Aquinas de filosofie van Aristoteles wilde samenvoegen met de heilige
geschriften.
SamenvattingSinds de antieke tijd zijn er twee conflicterende benaderingen op Socrates’ vraag: wat is
kennis? De eerste positie is het rationalisme, dat beweert dat kennis kan worden
verworven door te vertrouwen op alleen onze redeneringscapaciteiten. Rationalisme
onderschrijft doorgaans het nativisme, de bewering dat er aangeboren ideeën zijn. Deze
visie kan worden getraceerd naar Plato. Plato zei dat kennis gaat over onzichtbare
essenties of Vormen in een bovennatuurlijke realiteit. Deze kennis is aangeboren en kan
worden herinnerd. Deze rationalistische visie werd verworpen door de empirist
Aristoteles, die beweerde dat essenties empirisch konden worden onderzocht.
Wetenschappelijke kennis hangt af van inductie. Zowel Aristoteles’ analyse van de
inductie en zijn doctrine van de vier oorzaken onthullen rationele invloeden.
Samenvattend zou je dus kunnen zeggen dat de ontologische opvatting dat de statische
werkelijkheid verborgen blijft achter de veranderlijke wereld die wij zien, leidde tot de
epistemologische conclusie dat we via de waarneming niet tot betrouwbare kennis
komen.
VooruitblikTijdens de 16e en 17e eeuw werden de wetenschap en filosofie van Aristoteles ter
discussie gesteld op een wereldwijde schaal. De aardegecentreerde visie van het
universum, zoals eerst werd gesteld door Aristoteles en later uitgebreid door Ptolemy,
waren dominant in de Middeleeuwen. De Copernicaanse Revolutie van de astronomie
lieten zien dat het geocentrisme moest worden vervangen door het heliocentrisme.
Galileo’s vele empirische ontdekkingen stonden grotendeels op gespannen voet met de
antieke en middeleeuwse wereldvisie. De Wetenschappelijke Revolutie bereikt zijn hoogte
punt in het werk van Isaac Newton. Universele mechanica en mathematica werden
gezien als de essentiële kenmerken van de nieuwe wetenschap. Aristoteles’ doctrine van
de vier oorzaken werd dus overbodig. Een ander kernmerk van de nieuwe wetenschap
was de nadruk op een empirische methodologie. Francis Bacons inductivisme verving de
methodologie van Aristoteles.
De filosofie tussen 300 v.Chr. en 500 n.Chr.De filosofie uit de periode na de dood van Aristoteles wordt over het algemeen aangeduid
als hellenistische filosofie (circa 300 v.Chr. tot 200 n.Chr.), en wordt gekenmerkt door
een verspreiding van de Griekse filosofie over grote delen van Europa en Azië. De
hellenistische filosofie omvat dan ook niet alleen het werk van Griekse filosofen, maar
meestal ook dat van Romeinse filosofen die sterk bijdroegen aan deze verspreiding. Er
was over het algemeen groot respect voor Aristoteles, Plato en Socrates. Nieuwe
filosofische scholen zoals de stoïcijnen, epicuristen en scepticisten waren dan ook vaak
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: [email protected]
http://www.studeersnel.nl/
-
8/18/2019 Complete Samenvatting Filosofie 99
13/100
12
gebaseerd op hun werk, vooral op dat van Aristoteles. Hun opvattingen waren echter ook
steeds praktischer van aard en schreven grotendeels voor hoe mensen zich dienden te
gedragen om rust te vinden of gelukkig te worden.
Naarmate het Europese machtscentrum verschoof van Athene naar Rome werd het Latijn
de voertaal in de filosofie. Het respect voor de denkbeelden uit de bloeitijd van de
Griekse filosofie werd er echter niet minder om. De metafysische en epistemologischestellingen van Plato en Aristoteles werden eerder aanbeden dan kritisch beschouwd en
vormden vooral de grondslag voor de Romeinse ethika en politika: de gedragsleer die
voorschreef hoe men zich diende te gedragen, hoe de samenleving georganiseerd moest
worden, enzovoorts.
Tegen de tijd dat het machtige Romeinse Rijk uiteen begon te vallen, verschoof de
aandacht sterk naar de filosofie van Plato. Deze periode wordt dan ook wel aangeduid als
het neoplatonisme (circa 200-500 n.Chr.). Overigens zijn de neoplatonistische filosofen
slechts in beperkte mate geïnteresseerd in Plato’s werk. Ze ontberen vaak diens humor
en zelfkritiek en zijn hoofdzakelijk geïnteresseerd in zijn Ideeënleer. Deze sloot namelijk
goed aan bij het in opkomst zijnde christendom. Het idee van een perfecte maar
onbereikbare wereld die de waarheid bevatte, en waarvan het aardse bestaan slechts eenafspiegeling was, paste immers goed bij het idee van een onbereikbare, alwetende God
die de veroorzaker was van alles.
De vermengeling van antieke filosofie en christelijke dogmata, die we al zagen bij het
neoplatonisme, nam in de middeleeuwen steeds sterker vormen aan. Bovendien werden
daarbij steeds minder vaak de originele werken geraadpleegd. Door het uiteenvallen van
het Romeinse Rijk raakten deze verspreid en werden zij minder toegankelijk. Bovendien
raakte ook de kennis over de Griekse taal in onbruik, waardoor steeds meer filosofen zich
gingen baseren op Latijnse samenvattingen. Deze hadden meestal een sterk
interpretatief karakter en werden met name gelezen door geestelijken die verbonden
waren aan kloosters en kathedralen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat in deze
periode van zogeheten patristiek , hoofdzakelijk werd voortgeborduurd op hetneoplatonisme. Beginnend in circa 300 n.Chr. en, een beetje afhankelijk van de lezing,
doorlopend tot ongeveer 800 n.Chr., worden hoofdzakelijk de ideeën van Plato en de
neoplatonisten verder uitgewerkt om een min of meer rationele grondslag voor het
christelijk geloof te bieden.
Naarmate het Heilige Roomse Rijk zich uitbreidt, en zodoende in aanraking komt met
steeds meer aangrenzende culturen, worden allerlei originele werken of alternatieve
interpretaties daarvan teruggevonden. Ook de kennis over de Griekse taal neemt
daardoor weer toe. Veel van deze kennis was bewaard gebleven en doorontwikkeld in de
Arabische wereld en Noord-Afrika. Door het – vaak oorlogszuchtige – contact met de
Moren en de kruistochten naar Jeruzalem komt steeds meer van deze kennis
weer beschikbaar. Veelal wordt deze vertaald naar het Latijn en vervolgens beheerd enonderwezen in kloosters die langzaam uitgroeien tot universiteiten. Deze periode, waarin
de kerkelijke filosofie zich weer meer vermengt met het wereldlijke leven, duiden we ook
wel aan als de scholastiek (circa 1000-1500). Meest opvallend aan deze periode is dat
niet meer alleen Plato, maar vooral ook de herwonnen kennis over het werk van
Aristoteles weer belangrijk wordt. Deze wordt wel nog steeds zeer christelijk en selectief
geïnterpreteerd, maar het is een eerste aanwijzing dat de filosofie zich weer gaat
bezighouden met meer wereldse zaken.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: [email protected]
-
8/18/2019 Complete Samenvatting Filosofie 99
14/100
13
Een nieuwe filosofie van de wetenschap
IntroductieIn de vroege 16e eeuw publiceerde Francis Bacon The
Novum Organum (New Method). Het was bedoeld om
Organon van Aristoteles te vervangen. Deze laatste was
enorm invloedrijk in de middeleeuwse geschriften over
logica en wetenschap.
De Novum Organum was het tweede deel van een groter
werk Instauratio Magna (The Great Instauration, 1620).
De pilaren van Hercules stonden eerst voor “niets
hierachter.” Door het schip beeldt de voorkant van het
boek uit dat “vele zullen hierdoor passeren en leren zal
toenemen.” (=plus ultra)
Bacon schetste zijn nieuwe wetenschappelijke methode
met het doel “een totale reconstructie van wetenschap,
kunst en alle menselijke kennis die gebouwd worden opdegelijke funderingen” te bieden.
De kijk op de wereld in de Middeleeuwen o.b.v. AristotelesTijdens de Middeleeuwen was de Romeinse Katholieke Kerk de dominante kracht in de
sociale, politieke, intellectuele en religieuze leven van Europa. Vragen over de realiteit
werden beantwoord aan de hand van Aristoteles, de Bijbel of beiden.
Moderne wetenschap = natuurlijke filosofie
De Kosmos van Aristoteles bestond uit twee gebieden:
• Sublunar of Terrestrial gebied = het gebied tussen de maan en de aarde,
vergankelijk, sterfelijk en veranderlijk.• Superlunar of Celestial gebied = het gebied vanaf de maan, eeuwig en perfect.
De sublunaire wereld bestaat uit vier elementen in verschillende combinaties:
1.
Aarde: het zwaarste element en is in het centrum van de aarde.
2.
Lucht
3. Vuur : het lichtste element en staat aan de rand van de aarde.
4.
Water
De hemelse lichamen bestaan uit een vijfde element:
5. Quinta essentia: perfect, puur, onzichtbaar, glasachtige substantie.
Ptolemy breidde het bovenstaande model van Aristoteles uit. Zijn Almagest somde alle
bevindingen op uit de antieke astronomie en verpakte het als een mathematisch model
van het zonnestelsel met de aarde als vaste middelpunt. Ptolemy verklaarde de beweging
van de planeten door te stellen dat ze kleine cirkels maken tijdens hun baan om de
aarde. Aquinas verbond de cosmos van Aristoteles en de astronomie van Ptolemy stevig
met de Christelijke theologie. Deze visie zou dominant zijn tot de 16e eeuw.
Geheel in lijn met de trend om steeds meer antieke filosofie te betrekken bij de
kerkelijke dogmatiek, probeerde Thomas van Aquino de filosofie van Aristoteles en de
heilige geschriften met elkaar in overeenstemming te brengen. Aristoteles stelde
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: [email protected]
http://www.studeersnel.nl/
-
8/18/2019 Complete Samenvatting Filosofie 99
15/100
14
bijvoorbeeld de realiteit voor als een aantal concentrische sferen waarvan de aarde het
middelpunt was. Daarbij verdeelde hij de realiteit in een bovenmaans en een
ondermaans gedeelte. Het ondermaanse was de feilbare, onvoorspelbare wereld waarin
wij leven en waarin alles aan zijn eind komt. Alles in deze ondermaanse sfeer bestond uit
de vier elementen aarde, lucht, water en vuur. Het bovenmaanse daarentegen bestond
uit een aantal perfecte sferen, gemaakt van een pure kristalachtige substantie die
oneindig en eeuwig was: de quinta essentia. Aan deze sferen waren de hemellichamenbevestigd zodat zij tot in de eeuwigheid hun perfecte ronde banen beschreven.
Deze opvattingen pasten voor Thomas van Aquino perfect in zijn kerkelijke wereldbeeld.
Ook daarin stond immers de wereld centraal in het heelal. Ook het idee dat het aardse
leven feilbaar en eindig was en het hemelrijk juist perfect en eeuwig, paste in de
christelijke traditie en werd door Thomas van Aquino opgenomen in zijn Summa
Theologiae. Zo op het eerste gezicht is dit nauwelijks een vooruitgang te noemen.
Thomas van Aquino kopieerde selectief de ideeën van Aristoteles, voor zover die hem
uitkwamen en lijkt daar weinig aan toe te voegen.
Toch is het niet geheel terecht om hem af te schilderen als een gelovige huichelaar die
Aristoteles misbruikte om zijn geloof ook geloofwaardig te maken. Thomas van Aquino isnamelijk ook een van de eersten die weer een min of meer wereldlijke visie op de
realiteit ontwikkelt. Hij verknoopt deze weliswaar met de christelijke traditie, maar
interpreteert haar niet meer louter in goddelijke termen. Met behulp van logische
redeneringen zocht hij naar de gemeenschappelijke grond die de Bijbel en het werk van
Aristoteles met elkaar verbond. In die zin is het werk van Thomas van Aquino zeker een
vooruitgang te noemen ten opzicht van de patristieke filosofie.
Copernicus publiceerde in 1543 De revolutionibus orbium coelestium. Daarin
presenteerde hij op basis van elegante berekeningen een model van het heelal waarin
niet de aarde, maar de zon centraal stond en waarin de aarde niet stilstond, maar om
haar eigen as draaide. Bovendien bood hij niet alleen een mooi model, maar leverde er
ook tabellen bij, waarmee iedereen die zich er in verdiepte de toekomstige stand van dehemellichamen kon berekenen. Zijn model had dus ook daadwerkelijk voorspellende
waarde.
Het lijkt misschien niet heel spectaculair. Wat doet het er immers toe, of de aarde nu wel
of niet om haar as draait, of zij wel of niet om de zon draait? Echter, door deze
verschuiving van een geocentrisch naar een heliocentrisch wereldbeeld kwam het hele
christelijke wereldbeeld in het gedrang. De aarde en dus de mens stond niet langer in het
middelpunt van de schepping. Bovendien was het scherpe onderscheid tussen de perfecte
hemelse sferen en het tijdelijke aardse bestaan niet langer houdbaar. Kortom, door
Copernicus schudde de wereld figuurlijk op zijn grondvesten. Het zou nog lang duren
voordat de consequenties hiervan ten volle doordrongen, maar het begin was gemaakt.
Veel belangrijker is echter de achterliggende epistemologische strijd. Copernicus bereikte
een eenvoudiger een waarheidsgetrouwer model van de werkelijkheid, door zich te
onttrekken aan de autoriteit van de Bijbel en de kerkelijke interpretatie van de antieke
filosofie. Hij baseerde zich niet op dogmatische geschriften maar op observaties en
logische mathematica. De impact van deze gebeurtenis kan nauwelijks overschat
worden. Voor het eerst sinds de teloorgang van het Romeinse Rijk werd het wereldbeeld
weer bepaald door empirie en ratio, en niet door dogma. Daarom kan hier met recht
gesproken worden over een ongekende revolutie.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: [email protected]
-
8/18/2019 Complete Samenvatting Filosofie 99
16/100
15
De Wetenschappelijke Revolutie zou een strijd worden tussen autoriteit en observatie.
Waar Luther, Calvin en andere geestelijke autoriteiten hun waarheid uit de Bijbel
haalden, benadrukte de wetenschap steeds meer de behoefte aan theorieën die
ondersteund werden door waargenomen feiten en niet de gedrukte woorden of kerkelijke
dogma’s. Bacon zag deze behoefte aan een nieuwe methode.
Bacons nieuwe methodeBacon had veel kritiek op Copernicus en Galileo. Hij had wel een grote invloed op de
filosofie van de wetenschap, hij heeft niets direct bijgedragen aan de wetenschap.
Bacon zag de intellectuele geschiedenis als een geschiedenis van eindeloze en zinloze
discussies tussen de filosofische en religieuze scholen. Vooruitgang was alleen mogelijk
als het klassiek-middeleeuws monopolie op de wetenschap zo worden gebroken.
Leren was voorheen afhankelijk van argumentatie en autoriteit. Hierdoor was
theoretisering rigide en onproductief. Bacon stelde dat er alleen een einde kan komen
aan een discussie door de empirische methode aan te hangen. Deze experimentele
methode werd gezien als onheilig en ongehoord.
Bacon vond de stelling dat de mens wordt geboren als een tabula rasa te simpel gesteld.
De geest is geen plaat waarop perfecte 3D beelden van de wereld worden geprojecteerd.
De projecties van de realiteit zijn vaak vervormd. Volgens Bacon is het meer een
betoverd glas, vol met bijgeloof, verschijningen en bedrog.
Idols volgens Bacon zijn kenmerkende fouten, misleidingen en bronnen van misverstan
die in de weg staan van wetenschap. Deze idols komen voor in vier hoofdcategorieën:
1. Idols of the Tribe/idola tribus = aangeboren en worden door alle mensen gedeeld.
Zintuigen maken fouten. Mensen zien meer regelmaat in de natuur dan er is en
trekken hieruit voorbarige conclusies. Het is moeilijk af te stappen van deze voor
waar aangenomen conclusies. Dit zou later de basis zijn van de falsificatie van
Popper.
2. Idols of the Cave/idola specus = fouten die voortkomen uit educatie, gewoonte en
ongeluk van het individu.
3. Idols of the Marketplace/idola fori = vervormingen door taal, woorden kunnen
verwijzen naar zaken die niet bestaan/niet zichtbaar zijn (geluk, vuurelement,
verward).
4. Idols of the Theatre/idola theatri = dogma’s en methodes van oude scholen die
het toneel zijn van hun eigen creatie op een onrealistische en schilderachtige
wijze. Hier valt de filosofie van Aristoteles onder.
In zijn insectenanalogie vergelijkt Bacon de wetenschapper met een mier dan wel met
een spin. De mier is een harde werker, maar verzamelt enkel stukjes kennis en gooit
deze op een grote hoop. Tegelijkertijd is er de spin die van zijn eigen substantie een web
van ideeën spint. Het moge duidelijk zijn dat Bacon hiermee de empirist en de rationalist
bekritiseert. De empirist verzamelt wel kennis over de wereld, maar brengt geen verband
aan. Tegelijkertijd maakt de rationalist een prachtige constructie, maar hij vergeet
daarbij naar de echte wereld te kijken.
Wat een wetenschapper zou moeten doen, volgens Bacon, is zich gedragen als een bij.
Een bij bouwt wel, net als de spin, een mooie constructie, maar doet de met materiaal
dat hij, net als de mier, in de wereld heeft verzameld. Zijn verzameling van materialen is
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: [email protected]
http://www.studeersnel.nl/
-
8/18/2019 Complete Samenvatting Filosofie 99
17/100
16
dus geen willekeurige hoop, maar een elegante constructie en die constructie is geen
hersenspinsel, maar gemaakt van echte stoffen. Op dezelfde manier moet
kennisvergaring niet langs uitsluitend empirische of rationele weg gebeuren. De
wetenschapper dient enerzijds ervaringsgegevens te verzamelen, en die met behulp van
inductie te abstraheren tot een coherente theorie. Anderzijds dienen uit deze theorieën
hypothesen te worden gededuceerd die experimenteel getoetst kunnen worden aan de
observeerbare werkelijkheid.
Deze expliciete combinatie van nauwgezette empirie en kritisch gebruik van de ratio is
precies wat Copernicus gebruikte toen hij zijn alternatief voor het kerkelijke wereldbeeld
formuleerde. Hij gebruikte ervaringsgegevens om zich op te baseren, maar knoopte die
vervolgens op logisch consistente wijze aan elkaar tot een exact model, zonder daarbij
speculatieve of suggestieve argumenten in te zetten. Met dat model kon hij vervolgens
de toekomstige stand van de planeten voorspellen en leverde hij dus toetsbare
hypothesen. Je zou kunnen zeggen dat Bacon op epistemologisch niveau formuleerde
hoe de wetenschapper zich diende te gedragen, terwijl Copernicus daarvan het goede
voorbeeld gaf. Wat Copernicus en Bacon met elkaar gemeen hebben is dus dat zij een
methode ontwikkelde waarmee zij de kerkelijke dogmata, of welke andere dogmata dan
ook, konden weren uit de wetenschap.
Volgens Bacon was het empirisme van Aristoteles op voorhand bedacht en gebruikte hij
slechts beperkte experimentele data om zijn al bedachte theorie te ondersteunen. Zijn
sensorische ervaring was verbonden met vooropgezette ideeën. Volgens Bacon was
Aristoteles dan ook meer een rationalist.
Tot nu toe hebben we gekeken naar Bacons negatieve benadering op de productie van
kennis. “We zullen geen wetenschap hebben als we ons begrip niet volledig bevrijden en
opschonen.” Aan de positieve kant beweerde Bacon dat alleen een nieuwe methode een
juiste remedie kan bieden om de idols af te houden en op te ruimen.
De vraag van Bacon was: “wat zijn de garanties van de waarheid van de premissen in de
deductieve methode van Aristoteles?” Volgens Bacon waren de premissen vooral
gebaseerd op selectieve en bevooroordeelde set van observaties. Bacon stelde dat
universele beweringen nooit het startpunt kunnen zijn van wetenschappelijk onderzoek.
Deductie is alleen mogelijk als het wordt ondersteund door empirische feiten.
Bacon was de voorstander van inductie. Wetenschappers moeten zoveel mogelijk
empirische data verzamelen om als basis te dienen voor het formuleren van theorieën.
Baconiaanse wetenschap is meer dan het opstapelen van massa’s feiten. Hij gebruikte
een analogie tussen mieren die alles alleen maar verzamelen, spinnen die webben
spinnen uit hun eigen materie. Wetenschappers moesten zijn als bijen: materiaal
verzamelen en het transformeren met eigen kracht. Wetenschap is niet alleen het
zorgvuldige, inductieve verzamelen van data maar het heeft ook interpretatie nodig
d.m.v. theorieën.
De wetenschappelijke revolutieKepler omarmde het heliocentrisme van Copernicus. Hij concludeerde echter op basis van
de observaties van zijn leermeester Brahe dat de planeten niet in perfecte cirkels om de
aarde draaide maar dat dit in een ellipsvorm was. Dit was de eerste wet die Kepler
publiceerde in zijn Astronomia Nova (1609).
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: [email protected]
-
8/18/2019 Complete Samenvatting Filosofie 99
18/100
17
Nog belangrijker dan Keples was Galilei. Hij verbeterde de telescoop die was uitgevonden
door Lippershey. Met deze telescoop deed hij een aantal ontdekkingen die ingingen tegen
het geloof en de antieke wetenschap. In 1610 ontdekte hij bijvoorbeeld dat de maan,
i.t.t. wat men toen dacht, een ruw oppervlak had.
Zijn volgende ontdekking was dat Jupiter 4 manen had. In 1613 toonde hij aan dat ook
de zon niet perfect was maar dat er zwarte vlekken opzaten. Hij zag ook dat Venus somstussen de aarde en de zon kwam te staan.
Deze ontdekkingen waren grote uitdagingen voor het sublunar-superlunar onderscheid
van Aristoteles. Zij vonden het pure ketterij om met een telescoop in de hemel te kijken.
Voltaire schreef dat vóór Kepler alle mannen blind waren. Kepler had één oog en Newton
had twee ogen. De Wetenschappelijke Revolutie kwam op zijn hoogtepunt door Newton.
Hij publiceerde mathematische systemen van het universum in Philosophiae Naturalis
Principia Mathematica. In dit boek presenteerde hij zijn drie wetten van beweging en de
wet van de zwaartekracht die van toepassing was op alle objecten.
De hoofdkenmerken van de wetenschappelijke revolutieMet de opkomst van de Wetenschappelijke revolutie kwam er een nieuwe geest van
onderzoek met de nadruk op empirische observatie i.p.v. het vertrouwen op de Bijbel. De
nieuwe “mechanische filosofie” was empirisch. Een zichzelf respecterende wetenschap
mocht niet langer speculeren over de verborgen aard van een fenomeen. Theorieën
moesten gebaseerd zijn op observatie en experimentele feiten.
Bacons methodologische lessen werden ter harte genomen en de hemel werd onderzocht
met telescopen. Hooke gebruikte een microscoop om cellen en andere kleine objecten te
onderzoeken. Zowel Newton als Boyle benadrukten het belang van de experimentum
crucis. Dit is een experiment waarin men gedwongen wordt om te kiezen tussen 2 of
meer beslissingen:
• Galileo rolde een koperen bal over een helling om acceleratie te demonstreren
• Boyle experimenteerde met een luchtpomp om de aard van lucht te onderzoeken
• Newton onderzocht de refractie van licht met een prisma
Het eerste kenmerk van de Wetenschappelijke Revolutie is de verplichting van het
gebruik van de observatiemethode.
Het tweede kenmerk is universal mechanics. De visie van Aristoteles was
antropomorfisch: menselijk doelgericht gedrag was het model van al het andere. Een
steen viel omdat het naar een andere plaats wilde gaan. Objecten werden gezien alsof ze
een ziel hadden (=final cause). Bacon vergeleek dit met de Vestaals Maagden ->
estetisch maar onvruchtbaar. Voltaire maakte de final cause belachelijk door dan te
stellen dat de oceaan golven heeft om schepen gemakkelijker de haven in te geleiden.
Verklaringen moeten altijd doeltreffend en fysiek zijn. Ze zijn altijd terugkijkend, nooit
vooruitkijkend; om een fenomeen te verklaren moet men terug naar de oorzaak of
mechanisme dat eraan vooraf ging.
Enkele uitspraken van vooraanstaande sleutelfiguren van de universele mechanica:
• Het universum is geen geanimeerd goddelijk wezen maar gelijk een klok (Kepler)
• Ik heb de aarde en het hele zichtbare universum beschreven alsof het een
machine was (Descartes)
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: [email protected]
http://www.studeersnel.nl/
-
8/18/2019 Complete Samenvatting Filosofie 99
19/100
18
• De natuurlijke wereld is alsof het een grote klok is (Boyle)
Dit brengt ons naar het derde kenmerk; universele wiskunde. Het universum volgde
regelmatige mechanische principes en deze konden, zoals Newton liet zien, worden
beschreven in exacte mathematische termen. Mechanisatie gaat hand in hand met
wiskunde.
Samengevat zijn er drie kenmerken van de Wetenschappelijke Revolutie:
1. Verplicht gebruik van de observatiemethode
2. Universele mechanica
3. Universele wiskunde
De Wetenschappelijke Revolutie was vooral het demystificeren van zowel verre delen van
het universum als aardse niet levende objecten. Maar als snel zouden de mensen ook de
teleologie (=zoektocht naar het doel) verwijderen van het lichaam, het dier, de
samenleving en de menselijke geest.
Het lichaam werd ook gemechaniseerd. Harvey stelde bijvoorbeeld dat het hart alleen
maar een pomp was. Descartes was het hier mee eens hoewel hij het nog had over de
onstoffelijke menselijke ziel (res cogitans).
De Entzauberung of demystificatie van de wereld leek niet langer te stoppen. Ook de
sociale wetenschap werd vergeleken met universele wetten. Zoals we later zullen zien
moet de sociale wetenschap andere methoden van onderzoek gebruiken dan die worden
gebruikt in de natuurwetenschap.
Biografieën
Nicolaus Copernicus (1473-1543)
Geboren in Oost-Pruisen en studeerde medicijnen, Latijn, astronomie, filosofie en
wiskunde. Hij was benoemd tot kannunik aan de Frombork Kathedraal in 1501. Vanuit de
toren van deze kathedraal kon hij observaties doen. In 1514 publiceerde hij een kleinboekje Commentariolus waarin hij het heliocentrisme al verdedigde. Zijn grote werk
Revolutionibus verscheen in 1543
Francis Bacon (1561-1626)
Tijdens zijn rechtenstudie las hij de werken van Plato en Aristoteles maar al snel zou hij
deze filosofie verwerpen. Naast zijn carrière in filosofie had hij ook een carrière in de
politiek. Later zou hij ook lector in de rechten worden. In 1618 werd hij kanselier maar
deze positie zou hij in 1621 verliezen omdat hij smeergeld had aangenomen. Hiervoor
ging hij de gevangenis in. Na zijn vrijlating, na 4 dagen, besteedde hij de rest van zijn
leven aan het hervormen van de wetenschappelijke methodologie. Zijn ideeën om samen
te werken leidde in 1662 tot de oprichting van de Royal Society. Hij stierf in 1626 naar
verluid aan een longontsteking die hij opliep tijdens een experiment in de kou. Men zeidat dit kwam omdat moeder natuur bang was dat hij al haar schatten zou ontdekken.
Johannes Kepler (1571-1630)
Als armeluiszoon uit Duitsland wilde hij een Lutherse predikant worden. In Tübingen zou
hij de werken van Copernicus lezen wie hij voor het eerst schriftelijk zou verdedigen in
1596. Kepler was de assistent van Brahe. Na de dood van Brahe volgde Kepler in zijn
voetsporen als de Keizerlijke Wiskundige aan de rechtbank van Rudolf II. Kepler
concludeerde uit de data van Brahe dat baan van Mars geen cirkel was maar een ellips.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: [email protected]
-
8/18/2019 Complete Samenvatting Filosofie 99
20/100
19
Kepler formuleerde drie wetten van planetaire beweging en hij ontdekte dat objecten een
omgekeerd beeld projecteren op de retina. Hij stierf in 1630 in Regensburg.
Galileo Galilei (1564-1642)
Galileo studeerde medicijnen en daarna wiskunde en fysica. In 1592 werd hij professor in
de wiskunde in Padua. Hier kwam hij voor het eerste in aanraking met het werk van
Copernicus. In 1609 ontwierp hij zijn eerste telescoop en deed hij ontelbareontdekkingen m.b.t. het heliocentrisme. Deze werden gepubliceerd in de Starry
Messenger welke met opwinding en woede werd ontvangen. In 1616 moest hij in Rome
voor de Inquisitie verschijnen. Hoewel hij werd vrijgesproken van ketterij mocht hij niet
langer het heliocentrisme verdedigen omdat het in tegenspraak was met de officiële leer
van de kerk. In 1633 moest hij weer voor de Inquisitie verschijnen n.a.v. zijn boek
Dialogue concerning the Two Chief World System. Hij werd veroordeeld tot het knielen
voor de kardinalen en het tekenen van een afzwering. Hij kreeg huisarrest voor de rest
van zijn leven en stierf in 1642 volledig blind.
Isaac Newton (1643-1727)
Geboren op 1e Kerstdag in 1642 in Engeland en werd opgevoed door zijn grootouders. In
1661 ging hij naar Camebridge om optiek, wiskunde en astronomie te studeren. InWoolsthorpe had hij twee vruchtbare jaren want hier begon hij na te denken over de
zwaartekracht. Hij vond de integraalrekening en differentiaalrekening uit waarmee
verandering en golving mathematisch kon worden beschreven. Hij construeerde ook de
eerste reflecterende telescoop. Principia werd in 1687 gepubliceerd met daarin zijn
wetten van beweging en zwaartekracht. Hij stierf in 1727. Ondanks zijn rigoreuze
natuurwetenschap was hij diep religieus. Hij schreef ook over alchemie wat recent leidde
tot de uitspraak: “he of all people was no Newtonian” (Gleick, 2003).
SamenvattingTijdens de Wetenschappelijke Revolutie kwam er een radicale aanval op de traditionele
manieren van denken. De nieuwe mechanistische wetenschap verwierp de theologische
kosmos van Aristoteles en Ptolemy volgens wie het universum bestond uit tweeessentiële gebieden: sublunar en superlunar. Copernicus was de eerste die het
heliocentrisme voorstelde. Deze theorie werd bevestigd door Galileo door zijn ontelbare
empirische ontdekkingen die niet overeenkwamen met de middeleeuwse dogma’s. De
belangrijkste prestatie was Newtons mechanica die zorgde voor een universele en
wiskundige basis voor fysieke fenomenen die overal voorkwamen. Bacon ontwikkelde een
empiristische methode voor de nieuwe wetenschap die veel verder ging dan de visie van
Aristoteles in de antieke tijd.
VooruitblikBacon was niet de enige held van de nieuwe mechanische filosofie. Descartes zorgde ook
voor zekere bases voor de nieuwe wetenschap. Hij was een rationalist die beweerde dat
het niet de perceptie is maar de menselijke ratio die uiteindelijk de basis is van de
menselijke kennis. Zijn methode van twijfel kwam tot zijn fundamentele waarheid:
Cogito ergo sum, ik denk dus ik besta. De cartesiaanse rationalisme werd betwist door
drie Britse empiristen: Locke, Berkeley en Hume. Zij beweerden dat de zintuigen en niet
de rede de bron van kennis waren.
Locke had een onderscheid tussen primaire en secundaire kwaliteiten. Berkeley beweerde
dat de geestafhankelijkheid voor alles gold. Hume stelde de Copy Principle voor als het
basisprincipe van het empirisme.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: [email protected]
http://www.studeersnel.nl/
-
8/18/2019 Complete Samenvatting Filosofie 99
21/100
20
Vroeg modern rationalisme en empirisme
IntroductieHet antwoord op “wat is kennis” is in het eerste hoofdstuk beantwoord met de twee
antwoorden empirisme en rationalisme. In dit hoofdstuk wordt de visie besproken van
Descartes, Locke, Berkeley en Hume.
René DescartesRené Descartes (1596-1650) wordt vaak betiteld als de vader van de moderne filosofie.
Hij was opgeleid met het curriculum van Aristoteles en Aquinas. Hij was het daar toen al
niet mee eens want “er kan niets stevigs gebouwd worden op zulke wankele
fundamenten”. Er moesten ideeën worden ontwikkeld om sceptici zoals Montaigne tegen
te gaan.
Michel Montaigne (1533-1592) verloochend kennis vanwege de onbetrouwbaarheid van
zowel de redenering en observatie. Hij stond erop dat er werd getwijfeld aan het bestaan
van de materiële realiteit. Zintuigen zorgen voor illusies en de beelden van de objecten in
onze geest zijn niet de objecten zelf dus welk recht hebben we om te stellen dat onze
mentale beelden lijken op de objecten en ons kennis opleveren over deze objecten.
Descartes was een rationalist omdat hij de visie verdedigde die stelt dat uiteindelijk de
menselijke rede zorgt voor de kennis. Hij was ook een nativist omdat hij dacht dat er
aangeboren ideeën waren maar dat was niet zo extreem als Plato. Descartes was geen
rationalist in de zin van Bacons spin die spinnenwebben spint vanuit zijn geest. Descartes
deed ook empirisch werk m.b.t. anatomie en fysiologie. Hij vond de plek van de
pijnappelklier en beweerde dat zowel mensen als dieren complexe machines waren.
Descartes vond de geometrie het prototypische vorm van wetenschap. De principes van
de Euclidische meetkunde zijn onweerlegbaar correct. Alle kennis zou gebaseerd moeten
zijn op deze zekere stellingen. Zijn vuistregel was:
Accepteert nooit iets als waar als er geen evidente kennis is voor deze waarheid.
Vermijd het verwerpen van conclusies en vooroordelen en sluit niets in het oordeel
wat niet zeer duidelijk en onderscheidend aan de geest is gepresenteerd dat er
geen gelegenheid is om eraan te twijfelen.
Waar Aristoteles en Bacon empirisch bewijs wilde zien, gebruikte Descartes de rede; de
methode van de twijfel. Niets of niemand kan worden vertrouwd als deze al een keer
bedrogen heeft. Onze zintuigen en ons lichaam bedriegen ons dus deze kunnen niet
vertrouwd worden en dus ook niet kunnen zorgen voor de fundering van kennis.
Descartes kon geen van zijn voormalige overtuigingen aanvaarden en hij riep een
almachtige slechte demon aan (malin genie). Deze demon zou Descartes bedriegen enzelfs de basisprincipes van de wiskunde kon niet worden vertrouwd. Dit lijkt een
probleem te zijn maar Descartes vond een uitweg; cogito ergo sum of ik denk dus ik
besta. Descartes zei dat hij een res cogitans was, een onstoffelijk, denkend ding.
Dit was de fundering van kennis. Zijn volgende vraag was: waarom ben ik zo zeker van
deze stelling? Het antwoord is dat zijn waarheid helder en duidelijk is. Alles wat dus
helder en duidelijk is moet waar zijn. Alleen met deze stelling verkreeg hij een
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: [email protected]
-
8/18/2019 Complete Samenvatting Filosofie 99
22/100
21
fundamentele waarheid en een methode om verder te gaan in zijn zoektocht naar de
ware kennis.
Volgens Plato was alle kennis aangeboren. Descartes stelde dat de meeste van onze
ideeën niet waren aangeboren maar er waren er een aantal die wel aangeboren zijn, die
in ons geplaatst zijn door God.
•
Oneindigheid: omdat Descartes zelf niet oneindig was moest dit idee aangeborenzijn.
• God: omdat hij perfect is moet hij wel bestaan. Dit inzicht is helder en duidelijk.
Descartes had nu een uitweg voor zijn demon. God zou hem niet bedriegen maar zou
ons af en toe fouten laten maken maar zeker niet altijd. De fysieke wereld bestaat
wel degelijk en daarom is de mens niet alleen een res cogitans maar ook een res
extensia. De res cogitans wordt gekenmerkt door denken, de res exensia wordt
gekenmerkt door extention: hoogte, breedte en lengte; fysieke zaken nemen ruimte in in
de 3D wereld.
De Britse empiristen
Net zoals het rationalisme van Plato werd uitgedaagd door het empirisme van Aristoteles,zo werd het moderne rationalisme van Descartes verworpen door empiristen.
John Locke (1632-1704)
Opgeleid in de leer van Aristoteles raakte hij ontevreden toen hij in aanraking kwam met
de wetenschappers van die tijd zoals Boyle, Hooke, Willis en Newton. Hij wilde de
menselijke capaciteiten heroverwegen. Hij beschreef dit in zijn Essay Concerning Human
Understanding in 1690.
Om een succesvolle empirische theorie te ontwikkelen moest hij eerst aantonen dat er,
i.t.t. wat Descartes dacht, geen aangeboren ideeën waren. Het bewijs van aangeboren
ideeën in die tijd stamden uit het feit dat iedereen zich verbond aan een aantal principes.
Dit wordt gezien als algemene instemming/universal consent en daarom aangeboren. Er
zijn drie principes:
1.
Wat is, is
2. Het is onmogelijk om te zijn en tegelijkertijd niet te zijn
3. Morele principes
Locke beweerde dat de eerste twee principes niet aangeboren zijn omdat ze niet
gevonden worden in kinderen. En morele principes verschillen tussen groepen mensen
dus ook deze konden niet aangeboren zijn. De mens is een tabula rasa.
Als we geen aangeboren kennis hebben en we de kennis niet verwerven door onze
redenatie, wat is dan de bron van kennis? Locke is voorstander van de visie dat onze
mentale representatie voorkomt uit sensatie en reflectie en deze samen vormen de
ervaring. Er is dus een nadruk op interne en externe zaken als de bron van kennis.
Hoewel Locke een empirist was, passen ideeën niet altijd in de realiteit zoals met zou
verwachten. Locke schetste een onderscheid tussen drie typen kenmerken welke hij
qualities noemde.
1.
Primaire kwaliteit: de basisvorm van een object of ze daadwerkelijk zien of niet.
Dit betreft de vorm van een object.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: [email protected]
http://www.studeersnel.nl/
-
8/18/2019 Complete Samenvatting Filosofie 99
23/100
22
2.
Secundaire kwaliteit: de vorm van het object als het daadwerkelijk gezien wordt.
Dit is subjectief en betreft de kenmerken van een object zoals kleur, geur en
textuur.
3.
Tertiaire kwaliteit: de kracht van een object om een ander object te veranderen.
Zo maakt vuur lood vloeibaar.
Een probleem dat Locke nooit heeft aangepakt is het verschil tussen de 1
e
en 2
e
kwaliteiten. Hoe weten we welke ervaring overeenkomt met 1e kwaliteiten en welke
overeenkomen met 2e eigenschappen? Berkeley beweerde dat er helemaal geen primaire
kwaliteiten zijn.
George Berkeley (1685-1753)
Net als Bacon, Locke en Descartes vroeg hij zich af dat als we ideeën hebben over
objecten i.p.v. de objecten zelf, hoe weten we dat het gevormde idee overeenkomt met
het object? Hoe kunnen we weten dat er iets is achter de sluier van onze ideeën?
Berkeley’s antwoord op deze scepsis over kennis was om te stellen dat er geen tweeledig
bestaan is van objecten en ideeën die deze objecten voorstellen. We hebben een goede
reden om aan te nemen dat materiële objecten niet bestaan. De reden hiervoor ligt
volgens de bisschop van Cloyne in Locke’s verkeerde onderscheid tussen
geestafhankelijke en geestonafhankelijke kenmerken.
• De secundaire kwaliteiten van Locke zijn geestafhankelijk: ze bestaan alleen
doordat iemand het materiële object daadwerkelijk waarneemt.
• De primaire kwaliteiten van Locke zijn geestonafhankelijk: vorm, beweging en
hoogte.
Berkeley zag een probleem in deze tweedeling want hoe kunnen we zeker zijn dat
vormen objectief zijn als we alleen af kunnen gaan op onze ervaringen die we van het
object hebben? Ook vorm verschilt door de positie van de waarnemer. Berkeley stelde
dat alles dat bestaat, bestaat omdat het wordt waargenomen: esse est percipe of to be
is to be perceived .
Idealisme = het bestaan van iets bestaat uit het worden waargenomen door een geest.
In Berkeley’s filosofie hebben objecten alleen een ideaal en geen echt of materialistisch
bestaan. Een object mag niet in de materiële wereld worden geprojecteerd want het is
alleen echt omdat het bestaat in de geest als een verzameling bepaalde ideeën.
Men zou denken dat objecten dus niet bestaan als ze niet worden waargenomen.
Berkeley had hiervoor twee antwoorden:
• Berkeley stelde dat als hij ergens zou zijn, hij een object zou kunnen waarnemen
als hij op een andere plaats zou zijn d.m.v. zijn herinnering.
• Berkeley stelde dat objecten altijd worden waargenomen door God.
Berkeley verbond zichzelf aan wat hij immaterialisme (=leer dat alleen het geestelijkewerkelijk is) noemde.
Substance = wordt in de filosofie gebruikt om te verwijzen naar alles dat uit zichzelf kan
bestaan.
Descartes stond achter het dualisme. Volgens het dualisme zijn er twee substances:
materiële substance en de mentale substance. Ze kunnen afzonderlijk van elkaar
bestaan.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: [email protected]
-
8/18/2019 Complete Samenvatting Filosofie 99
24/100
-
8/18/2019 Complete Samenvatting Filosofie 99
25/100
24
De bruikbaarheid van de metafysische microscoop hangt samen met de
levensvatbaarheid van het Copy Principle. Maar het Copy Principle was niet zonder
problemen zoals ook Hume zag. Het probleem ontstaat juist met complexe ideeën en
impressies. Complex wil zeggen als het bestaat uit een aantal componenten. Het
probleem ontstaat bij de complexe ideeën omdat het mogelijk is om te denken aan
dingen die men niet heeft gezien of ervaren. Hoe kan men een idee hebben van
bijvoorbeeld een stad als deze stad niet bestaat?
Hume had hiervoor de volgende oplossing voor gevonden: hij beweerde dat ieder
complex idee bestaat uit simpele ideeën en ieder simpel idee correspondeert met een
simpele impressie.
Er is nog een tweede probleem met het Copy Principle. Hoe kan iemand een kleur
benoemen als deze de kleur nog nooit gezien heeft? Volgens Hume zou hij de kleur als
blank ervaren en d.m.v. intuïtie zal de missende kleur worden ingevuld zonder dat de
corresponderende impressie ooit is ervaren.
De kleur zou dus d.m.v. verbeelding tot stand komen maar hoe kan Hume dit toestaan
zonder zijn empirische principes te overtreden? Als iemand geen impressie heeft van iets
dan kan er ook geen idee ontstaan van iets. Dit weerlegt Hume’s empirisme omdat het
een empirisch geval is, om in Peripatetic Axiom te spreken, dat laat zien dat er iets in het
intellect is dat niet eerst door de zintuigen is waargenomen.
Peripatetic Axiom = "Niets is in het verstand, die niet eerst in de zintuigen was" (Latijn:
"Nihil est in intellectu quod non prius in sensu").
Samengevat zijn er twee problemen met het Copy Principle:
1.
Hoe kan men een idee hebben van iets zonder de impressie te ervaren?
2. Hoe kan men een kleur benoemen die men nog nooit gezien heeft?
Hume heeft het tweede probleem nooit op kunnen lossen. Hij had kunnen stellen dat er
aangeboren redeneringsvermogens zijn maar als empirist was dit geen acceptabeleoplossing. Hij kon ook niet de oplossing van het eerste probleem gebruiken: een idee van
een kleur IS een simpel idee en niet complex.
Hume ziet geen andere uitweg dan te zeggen dat het fenomeen zo uitzonderlijk dat het
nauwelijks de moeite waard is om te observeren en dat we onze algemene stelregel
hiervoor niet hoeven te veranderen. Dit is wel erg gemakkelijk want het verzwakt het
Copy Principle en het zaait twijfel over de universele validiteit van het “eerste principe”
waarop de menswetenschappen gebouwd zou zijn.
Het lijkt erop dat het aan Hume’s aandacht is ontsnapt dat er wel degelijk een oplossing
was voor zijn tweede probleem. In een andere context had hij zelf het idee van blending
geïntroduceerd. Ondanks dat iemand een kleur niet kent, heeft hij wel de donkere enlichtere kleur ooit gezien. Door deze te mixen is het mogelijk om een idee te genereren
van de missende kleur. Dit zou een simpel idee zijn wat echter niet voorkomt uit een
impressie. Hierdoor kan Hume’s Copy Principle worden gered.
Zoals je ziet was Hume erg kritisch over zijn eigen empirisme.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: [email protected]
-
8/18/2019 Complete Samenvatting Filosofie 99
26/100
25
Biografieën
René Descartes (1596-1650)
Aan La Flèche studeerde hij Latijn, Grieks, Italiaans en filosofie. Deze laatste bestond uit
logica, fysica, ethiek, metafysica en wiskunde. Hij spendeerde het grootste gedeelte van
zijn leven in Nederland waar hij kon schuilen voor zijn filosofische vijanden. Toen hij in
zijn vijftiger jaren was, kreeg hij een uitnodiging van koningin Christina van Zweden omhaar wiskunde en wetenschap te onderwijzen. Toen hij arriveerde was de koningin nog
op reis en hij heeft deze tijd besteed aan het ordenen van zijn geschriften.
John Locke (1632-1704)
Studeerde aan Oxford fysica, scheikunde en medicijnen. Zijn interesse voor filosofie
ontstond door het lezen van de werken van Descartes. Locke was nooit een cartesiaan.
Hij werd adviseur van de Earl van Shaftesbury en deze belandde in een politieke
discussie met Koning James II en hij moest naar Nederland vluchten. Locke ging met
hem mee. Na de revolutie in 1688, toen Willem van Oranje III koning van Engeland
werd, keerde Locke terug naar GB. Hij had in zijn koffer het complete manuscript van
zijn Essay Concerning Human Understanding.
George Berkeley (1685-1753)
Berkelely was een Ier uit een Protestantse familie. Hij studeerde aan het Trinity College
in Dublin wiskunde, Grieks, Latijn, logica en filosofie. Hij bestudeerde intensief de
theorieën van Locke en Newton. In 1701 werd hij priester van de Anglicaanse kerk. Hij
wilde een seminarie oprichten in de VS om het morele verval van de koloniën aan te
pakken. Dit mislukte en in 1734 was hij terug in Ierland waar hij bisschop van Cloyne
werd. Hij kon wel de levensomstandigheden in Ierland verbeteren. Hij ging terug naar
Engeland om de studies van zijn zoon te lezen.
David Hume (1711-1776)
Tijdens zijn academische opleiding zwoor hij iedere vorm van religie af. Hij reisde naar
London, Bristol en La Flèche. Hier schreef hij zijn Treatise of Human Nature in 1738. Hetboek werd slecht ontvangen vooral door de kerk. Door dit conflict werd hij twee keer
gepasseerd voor een professorschap vanwege zijn bedreiging voor de leidende religie op
de universiteit.
SamenvattingDescartes gebruikte de method of doubt om absolute zekerheid te verkrijgen over kennis
en hij vond dit in zijn cogito: het is onmogelijk te twijfelen behalve als je bestaat. Hij
bewees dat God goed was en niet bedroog en daarmee kon hij verder bouwen op zijn
fundament. De Britste empiristen waren het niet eens met Descartes’ doctrine van
aangeboren ideeën: nativisme. Locke stelde dat aangeboren ideeën niet konden bestaan
en dat ervaring de bron van alle kennis is. Hij maakte een onderscheid tussen primaire
en secundaire kwaliteiten. Dit onderscheid werd verworpen door Berkeley die hetidealisme aanhing: er is geen materiële substance en alles wat bestaat, bestaat omdat
het wordt waargenomen. Hume steunde het Copy Principle als het basisprincipe van de
menswetenschappen. Dit principe zorgt voor een manier om de zinvolheid van
wetenschappelijke en filosofische termen te onderzoeken. Het beruchte geval van de
missende kleur zorgde voor een belangrijk probleem voor Hume’s empirisme.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: [email protected]
http://www.studeersnel.nl/
-
8/18/2019 Complete Samenvatting Filosofie 99
27/100
26
VooruitblikIn het volgende hoofdstuk onderzoeken we Hume’s empirisme en zien we dat het leidt
tot scepsis. Hume’s verwoestende kritiek op de filosofie in zijn tijd laat zien dat we geen
kennis hebben. We hebben geen zintuiglijke impressie van causaliteit maar concluderen
causaliteit als het resultaat van gewoontevorming. Inductie kan problematisch zijn: we
kunnen niet op basis van ervaring concluderen dat de wereld zich uniform gedraagt.
Rede is ondergeschikt aan onze gewoonten en gebruiken. Alles wat we denken over dewereld in termen van oorzaken en gevolgen, in termen van toekomstige gebeurtenissen
en in termen van wetten is een gewoonte van de geest. Objectieve noodzaak is
getransformeerd in subjectieve noodzaak. Hume’s sceptische analyse zette Kant ertoe
om een nieuw filosofisch systeem te ontwikkelen dat zowel het empirisme als het
rationalisme zou samenbrengen. Kant stelde dat we echt kennis hebben, terwijl noodzaak
en universaliteit hun oorsprong hebben in de objectieve structuren van onze eigen geest.
Hume en Kant over menselijke kennis
IntroductieEen belangrijk moment in de Westerse filosofie was toen Immanuel Kant probeerde ombeide epistemologieën samen te voegen om een antwoord te geven op Hume’s
verwoestende kritiek op de wetenschap van Newton.
Volgens Hume was de menselijke kennis erg beperkt. Wat we normaal gesproken
wetenschappelijke kennis noemen en als spreken over noodzaak en universele
natuurlijke wetten is dit wellicht onmogelijk. We kunnen alleen een set van speculatieve
en vermoedelijke hypotheses over de werkelijke structuur van de wereld vormen. Door
de manier waarop de menselijke geest werkt, is alleen feilbare kennis binnen handbereik.
Kant weigerde deze verschrikkelijke conclusie te accepteren. Hij was een bewonderaar
van Newton en had zelf bijgedragen aan de astronomie. Zijn filosofie eindigt echter met
verrassende en ernstige consequenties voor onze visie op de menselijke kennis. De
wetenschap is wellicht gered door Kant maar het zorgt niet voor kennis over de zorgen
van zijn tijdgenoten: God,