Filosofie en duurzame ontwikkeling

71
FILOSOFIE FILOSOFIE Filosofie en Duurzame ontwikkeling Filosofieonderwijs rond een maatschappelijk vraagstuk Drs. Kirsten Kuipers Katholieke Universiteit Nijmegen

description

Het betreft deel vijftien in de reeks Vakreviews Duurzame Ontwikkeling. Het netwerk Duurzaam Hoger Onderwijs (zie www.dho21.nl) wil met deze reeks verkenningen inzichtelijk maken hoe de verschillende disciplines met het duurzaamheidvraagstuk omgaan en wat de mogelijkheden voor integratie van de thematiek in het curriculum zijn. Het onderhavige boekje richt zich met name op het universitaire filosofieonderwijs, maar kijkt daarnaast ook kort naar ethiek en filosofie rond duurzame ontwikkeling binnen het HBO-onderwijs. De inhoud is met name gebaseerd op interviews met een twintigtal Nederlandse filosofen en daarnaast op een beperkt, inventariserend onderzoek op basis van studiegidsen, internetbronnen en literatuur.

Transcript of Filosofie en duurzame ontwikkeling

Page 1: Filosofie en duurzame ontwikkeling

FILOSOFIEFILOSOFIE

Filosofie en Duurzame ontwikkeling

Filosofieonderwijs rond een maatschappelijk vraagstuk

Drs. Kirsten KuipersKatholieke Universiteit Nijmegen

Page 2: Filosofie en duurzame ontwikkeling

Drs. Kirsten KuipersProgramma Duurzame OntwikkelingUniversitair Centrum voor MilieuwetenschappenKatholieke Universiteit Nijmegen

Drs. Irene Dankelman (red.)Programma Duurzame OntwikkelingUniversitair Centrum voor MilieuwetenschappenKatholieke Universiteit Nijmegen

Zomer 2003

Werkgroep Disciplinaire Verdieping Duurzame OntwikkelingNetwerk Duurzaam Hoger Onderwijs

Deze uitgave kwam tot stand met financiëlesteun van het ministerie van VROM

Page 3: Filosofie en duurzame ontwikkeling

Inhoudsopgave

Summary Pagina 1

Ten geleide Pagina 3

1 Duurzame ontwikkeling en filosofieonderwijs Pagina 5

1.1 Inleiding Pagina 5

1.2 Filosofieonderwijs in Nederland Pagina11

2 Filosofen over duurzame ontwikkeling Pagina25

3 Aanknopingspunten bij subdisciplines van de filosofie Pagina33

3.1 Historische filosofie Pagina33

3.2 Metafysica Pagina34

3.3 Taalfilosofie Pagina36

3.4 Wetenschapsfilosofie en techniekfilosofie Pagina 37

3.5 Sociale en Cultuurfilosofie Pagina41

3.6 Politieke filosofie Pagina 42

3.7 Ethiek Pagina46

4 Perspectieven voor vernieuwing van het onderwijs Pagina53

4.1 Vernieuwing binnen opleidingen en interdisciplinaire

samenwerking Pagina 53

4.2 Filosofie als fundament voor ’sustainability science’ Pagina56

Geïnterviewden Pagina59

Geraadpleegde en aanbevolen literatuur Pagina61

Bijlage 1: Voorbeelden van filosofische cursussen rond

duurzame ontwikkeling Pagina 65

Bijlage 2: Organisaties, websites en tijdschriften Pagina67

Page 4: Filosofie en duurzame ontwikkeling

TITEL Filosofie en Duurzame OntwikkelingFilosofieonderwijs rond een maatschappelijk vraagstuk

Auteur Drs. Kirsten KuipersUniversitair Centrum voor Milieuwetenschappen, Katholieke Universiteit Nijmegen

Redactie Drs. Irene DankelmanUniversitair Centrum voor Milieuwetenschappen, Katholieke Universiteit Nijmegen

Lay-out Jolanda Hiddink / Lidwien van der Horst (concept lay-out) / Afd. Grafische Vormgeving, KUN

Drukkerij SSN, Nijmegen

Papier Cover: Biotop 250g/m2, binnenwerk: Biotop 120g/m2,

Uitgave UCM/KUN

Bestellen UCM/DO, Toernooiveld 1, A-2044, 6525 ED Nijmegen / e-mail: [email protected]

Kosten €7

ISBN 90-77004-14-9

Dit is deel vijftien in de serie Vakreviews Duurzame Ontwikkeling.

DE SERIE VAKREVIEWS DUURZAME ONTWIKKELING OMVAT DE VOLGENDE PUBLICATIES (2001, 2002 en 2003):

1 Dr. Jan Jonker & Rutger Grollers: Bedrijfskunde en Duurzame Ontwikkeling

2 Prof. dr. Jeroen van den Bergh en prof. dr. Cees Withagen: Economie en Duurzame Ontwikkeling

3 Dr. Remke Bras-Klapwijk: Natuurkunde en Duurzame Ontwikkeling

4 Drs. Gijs van Hengstum: Biologie en Duurzame Ontwikkeling

5 Dr. Henk van Zon: Geschiedenis en Duurzame Ontwikkeling

6 Dr. Gerard Alberts: Wiskunde en Duurzame Ontwikkeling

7 Dr. Remke Bras-Klapwijk: Civiele Techniek en Duurzame Ontwikkeling

8 Dr. Françoise Barten en dr. Joost van den Gulden: Health and Sustainable Development

9 Ir. Arjan Kirkels: Werktuigbouwkunde en Duurzame Ontwikkeling

10 Ir. Andreas Vlasman en drs. Irene Dankelman: Denkraam voor Duurzame Ontwikkeling

11 Drs. Tom Severijn: Technische Bedrijfskunde (HBO) en Duurzame Ontwikkeling

12 Dr. Anja de Groene: Economie (HBO) en Duurzame Ontwikkeling

13 Dr. Tineke Egyedi en ir. Dirk-Jan Peet: Informatica en Duurzame Ontwikkeling

14 Prof.dr. Nico Schrijver: Rechten en Duurzame Ontwikkeling

15 Drs. Kirsten Kuipers: Filosofie en Duurzame Ontwikkeling

Page 5: Filosofie en duurzame ontwikkeling

1

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

Summary

Education is crucial for reaching a sustainable society. The realisation of sustainabledevelopment requires a new attitude and a new set of values and standards. The students of today will be the managers, politicians, producers and consumersof the next decades. This book on philosophy starts from this perspective. It ispart of a series of so-called Disciplinary Reviews on Sustainable Development. The series explores the relationships between different disciplines, such as economics,biology, history and sustainable development. The publications are intended tochallenge lecturers, students and practitioners in the specific sector to reflect onthe role they could play in relation to the public debate on sustainability and onthe role that sustainable development could play in their work.

This disciplinary review on philosophy is mainly based on a series of interviewswith Dutch philosophers working at different universities and besides that onresearch via literature and sources on the internet. The expertise of the interviewedlecturers is in several sub disciplines of philosophy ranging from for example metaphysics to political philosophy and ethics. First the review offers an insight in‘the state of the art’ of the integration of sustainability issues in philosophical curricula at Dutch universities (chapter one). It turns out that after a period inwhich many universities offered courses on environmental philosophy in combinationwith sustainability issues, the situation in 2003 is rather disappointing. This yearthere are hardly any professors, lecturers or courses to be found in this field. It seems that after a decade (ca. 1990-2000) of antagonism between differentschools of thought in environmental philosophy, the interest of philosophers forenvironmental and sustainability themes is fading.

Nevertheless there are still many opportunities to revive the interest of philosophersfor this field of study. The series of interviews provided the author with a rich collection of ideas and proposals for elaborations on sustainability within differentsub disciplines of philosophy. Chapters two and three present these ideas and proposals. One of the central questions is for example whether we really need tofocus on the needs of future generations to be able to transform our society into asustainable one, or that the discussion should rather focus on our own norms andvalues; our view on what ‘a good life’ is. Some other themes being mentioned arethe so-called ‘greening of ethics’, different political philosophies ranging fromanarchism and liberalism to eco-feminism, spirituality and worldviews, cultural

Page 6: Filosofie en duurzame ontwikkeling

2

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

attitudes towards nature, discourse-analysis in relation to sustainability and rationalism and technology versus romanticism and phenomenology.

Chapter four focuses on ideas for institutional reform within departments of philosophy and on proposals for cooperation in research between philosophers fromdifferent universities. Furthermore it stresses the importance of interaction withspecialists from other disciplines. Also the concept of ‘sustainability science’ isbeing explored. Finally the review offers a list of recommended literature for further reading and a list of relevant organisations, websites and examples of successful courses on sustainability issues.

Philosophical reflection on sustainability is important for it could not only improvethe quality of the public debate and broaden our view on the issue at stake, but italso has the potency to stimulate interdisciplinary discussions within the scientificcommunity. Hopefully this review gives inspiration and leads to renewed interestof philosophers to get engaged in the debate on sustainable development.

Page 7: Filosofie en duurzame ontwikkeling

3

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

Ten geleide

’Man’s proper study is that of his relation to his environment... this is the business

of his whole life’.

J.J. Rousseau in Emile, or On Education.1

Vrij vertaald: ’Het eigenlijke onderwerp van studie dat de mens heeft, betreft zijnrelatie met zijn omgeving. Uiteindelijk houdt dat hem zijn hele leven bezig.’ Wiekijkt naar de grote populariteit van boeken over levenskunst en andere filosofie-boeken voor leken, ziet dat Rousseau’s opmerking nog steeds actueel is. Mensenblijven zoekende naar een bevredigend inzicht of idee over hun plek in de werelden naar een invulling van wat ’het goede leven’ zou kunnen zijn, ook na het faillietvan veel religieuze instituties zoals de traditionele kerken. Het betreft - in iedergeval in de Westerse wereld - vaak een individuele zoektocht.

In deze verkenning staat het concept duurzame ontwikkeling centraal. Duurzameontwikkeling veronderstelt nadrukkelijk een collectieve, gezamenlijke zoektochtvan overheden, burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties naar een maat-schappelijke perspectief dat een leefbare wereld garandeert, ook voor generatiesdie na ons komen. Welke rol speelt de filosofie in deze zoektocht?

Filosofen hebben er hun vak van gemaakt om na te denken over het wezen van dedingen en te zoeken naar ’het goede’, ’het ware’ en ’het schone’. De vraag naar hetwezen van de mens en zijn relatie met zijn omgeving - andere mensen, de natuur -is een van de grondvragen. Het zijn vaak filosofische vragen die helderheid kunnenbrengen in moeizame discussies door vooronderstellingen en waarden van verschil-lende partijen inzichtelijk te maken. Filosofen zijn erin geschoold de fundamentenvan verschillende opvattingen bloot te leggen en nieuwe filosofische en ethischeperspectieven te doordenken. Hoe denken filosofen over duurzame ontwikkeling?En: Wat zijn interessante aanknopingspunten om duurzame ontwikkeling in hetfilosofie- en ethiekonderwijs aan de orde te stellen?

1 J.J. Rousseau in Emile, or On Education, 1762, vertaald door B. Foxley, Londen 1992, p. 209-210, geciteerd in J. Palmer (ed.), Fifty Key Thinkers on the Environment, Londen, 2001, p.56.

Page 8: Filosofie en duurzame ontwikkeling

4

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

Deze verkenning over Filosofie en Duurzame Ontwikkeling stelt bovenstaande vragen centraal. Het betreft deel vijftien in de reeks Vakreviews DuurzameOntwikkeling. Het netwerk Duurzaam Hoger Onderwijs (zie www.dho21.nl) wil metdeze reeks verkenningen inzichtelijk maken hoe de verschillende disciplines methet duurzaamheidvraagstuk omgaan en wat de mogelijkheden voor integratie vande thematiek in het curriculum zijn. Het onderhavige boekje richt zich met nameop het universitaire filosofieonderwijs, maar kijkt daarnaast ook kort naar ethieken filosofie rond duurzame ontwikkeling binnen het HBO-onderwijs. De inhoud ismet name gebaseerd op interviews met een twintigtal Nederlandse filosofen endaarnaast op een beperkt, inventariserend onderzoek op basis van studiegidsen,internetbronnen en literatuur.

Graag wil ik op deze plaats alle geïnterviewden en deelnemers aan de discussiemid-dag op 22 januari 2003 in Studiecentrum Soeterbeeck te Ravenstein heel hartelijkdanken dat zij mij lieten delen in hun grote kennis van zaken. Moge het resultaatin de vorm van deze verkenning inspiratie bieden voor onderwijsgevenden om metde filosofische en ethische aspecten van het concept duurzame ontwikkeling aande slag te gaan en deze op een vruchtbare manier in het onderwijs aan de orde testellen!

Drs. Kirsten KuipersProgramma Duurzame Ontwikkeling KUNVoorjaar 2003

Page 9: Filosofie en duurzame ontwikkeling

5

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

Duurzame ontwikkeling en filosofieonderwijs

Inleiding

De VN Commissie voor Milieu en Ontwikkeling lanceerde in de jaren tachtig van devorige eeuw het rapport ’Our Common Future’ waarin het begrip ’sustainable development’ - houdbare of duurzame ontwikkeling - een centrale rol speelt:’Sustainable development ... meets the needs of the present without compromisingthe ability of future generations to meet their own needs.’2 Het rapport wil kaders enrandvoorwaarden aanreiken om onze zoektocht naar ’het goede leven’ in goedebanen te leiden. Centraal staat het streven naar een harmonieus samengaan vanecologische integriteit, sociale rechtvaardigheid en economische groei. Het rapportroept op tot een gezamenlijke zoektocht - nationaal en internationaal - van overhe-den, burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties naar een houdbare toekomst.Voor meer achtergrondinformatie over de geschiedenis en betekenis van duurzameontwikkeling als concept en ideaal, zie het boekje ’Denkraam voor DuurzameOntwikkeling’ van de hand van drs. Irene Dankelman en ir. Andreas Vlasman.

In 1993 werd het Copernicus Charter ofwel University Charter for SustainableDevelopment uitgebracht en ondertekend. Het betreft een ’handvest’ of (in de praktijk meer een) intentieverklaring van leiders van universiteiten om vanuit deacademische wereld duurzame ontwikkeling te ondersteunen met (de ontwikkelingvan) kennis. Het is de bedoeling zowel via onderwijs en onderzoek als door middelvan samenwerkingsverbanden met overheden en maatschappelijke organisaties vanuit de wetenschap een bijdrage te leveren aan duurzame ontwikkeling.

1

1.1

Illustratie uit Vlasman & Dankelman, Denkraam voor Duurzame Ontwikkeling, Nijmegen 2002.

2 WCED, Our Common Future, Oxford, 1987.

Page 10: Filosofie en duurzame ontwikkeling

6

Op het gebied van onderwijs stelden universiteiten zich onder meer ten doel: ’Universities shall incorporate an environmental perspective in all their work and setup environmental programmes involving both teachers and researchers as well as students - all of whom should be exposed to the global challenge of environment anddevelopment, irrespective of their field of study.’

’Universities shall encourage interdisciplinary and collaborative education andresearch programmes related to sustainable development as part of the institution’scentral mission. Universities shall also seek to overcome competitive instincts betweendisciplines and departments.’ (punten 4 en 5 uit het Charter)3

De doorwerking van het Charter is heel divers. Sommige universiteiten hebbenduurzame ontwikkeling opgenomen in hun missie (tot voor kort bijvoorbeeld deUniversiteit Wageningen), anderen hebben ook concreet middelen vrijgemaakt omte zorgen dat hun hele studentenpopulatie via het onderwijs in aanraking komtmet het denken over duurzame ontwikkeling (bijvoorbeeld de KatholiekeUniversiteit Nijmegen, zie www.kun.nl/duurzaamheid, en de Vrije UniversiteitAmsterdam, zie www.vu.nl). Paradepaardje wat betreft ’duurzaamheidonderwijs’ waslange tijd de Technische Universiteit Delft waar het college van bestuur zich voorzeven jaar aan duurzame ontwikkeling committeerde (ook financieel) en duidelijkerichtlijnen gaf. Iedere opleiding moest een basisvak rond duurzame ontwikkelingaanbieden en tevens binnen zoveel mogelijk vakken waar dat relevant is, het themaintegreren. Ook is een interdisciplinaire afstudeervariant rond duurzame ontwikke-ling opgezet (zie www.odo.tudelft.nl). Tot nu toe kan men echter nog nergens spreken van een structurele integratie in het onderwijs. Alle genoemde projectenhebben slechts tijdelijke financiering en het is van de inzet van individuele docenten afhankelijk of het succes beklijft.

Binnen het hoger beroepsonderwijs koos men voor een andere aanpak met deopstelling van het zogenaamde Duurzaamheidhandvest. Alle instellingen die hethandvest ondertekenden, werken aan een structurele integratie van duurzame ontwikkeling in de opleidingen door te zorgen voor een vertaling van het conceptin de eindtermen en competentieprofielen van opleidingen. Ook zijn verschillendelectoren duurzame ontwikkeling aangesteld die helpen bij het vormgeven vanonderwijsveranderingen. De vorderingen van de hogescholen worden centraal bijge-houden door het Steunpunt Duurzaamheid HBO, dat thans is ondergebracht bij deStichting Duurzaam Hoger Onderwijs (zie www.dho21.nl).

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

3 RMNO, Duurzame Ontwikkeling in Onderwijs en Onderzoek, Advies van de RMNO, Rijswijk, 2000.

Page 11: Filosofie en duurzame ontwikkeling

7

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

Eind jaren negentig ontstond het landelijke netwerk Duurzaam Hoger Onderwijs. Dit netwerk van docenten, studenten, beleidsmakers en bestuurders wisselt infor-matie uit en werkt vanuit de basis aan projecten die de integratie van het denkenover en werken aan duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs moeten bevor-deren. De landelijke werkgroep DVDO (Disciplinaire Verdieping DuurzameOntwikkeling) maakt deel uit van het landelijk netwerk. Ze wil docenten concreteaanknopingspunten aanreiken om binnen hun vakgebied met duurzame ontwikke-ling aan de slag te gaan. Deze verkenning over Filosofie maakt deel uit van eenreeks boekjes over duurzame ontwikkeling die de werkgroep uitbrengt, de zoge-naamde Vakreviews Duurzame Ontwikkeling. Er verschenen tot nu toe boekjes overBedrijfskunde, Economie, Biologie, Geschiedenis, Natuurkunde, Civiele Techniek,Werktuigbouwkunde, Wiskunde, Gezondheidswetenschappen en een algemene inlei-ding over duurzame ontwikkeling en toekomstdenken ’Denkraam voor DuurzameOntwikkeling’. Tegelijk met deze uitgave verschijnen Economie II (voor HBO),Bedrijfskunde II (voor HBO), Rechtsgeleerdheid en Informatica.

Waarom een vakreview Filosofie?Sinds de jaren tachtig is het begrip duurzame ontwikkeling een eigen leven gaanleiden. Er circuleren talloze definities van duurzame ontwikkeling, en even zoveleopvattingen over wat het probleem is waar duurzaamheid het antwoord op preten-deert te zijn. Wie echter de vele discussies analyseert, valt het op dat de deelne-mende partijen maar al te vaak langs elkaar heen praten. Enerzijds is dat onge-twijfeld een gevolg van de verschillende belangen die men vertegenwoordigt.Werkgever-werknemer, boer-natuurbeschermer, stadmens-plattelander, Afrikaan-Amerikaan of Europeaan; bijna niemand stijgt heel gemakkelijk boven deelbelangenuit. Anderzijds lijken de tegenstellingen en spraakverwarring ook in sterke matehet gevolg van het niet kenbaar maken van vooronderstellingen die men hanteerten het niet stellen van achterliggende, wezenlijke vragen naar de motivaties enwereldbeelden van waaruit men leeft en werkt.

Wie bekijkt wat er moet gebeuren om deze discussies over duurzame ontwikkelingop een hoger plan te trekken, bemerkt dat het bij uitstek filosofische vragen zijndie meer helderheid en inzicht in de pluriformiteit in interpretaties kunnen bren-gen. De verschillende duurzame toekomstvisies die te onderscheiden zijn, hebben - vaak impliciet - verschillende ethische waarden als basis. Kortom, het thema lijkteen interessant onderzoeksterrein voor de filosofie én de filosofie zou - zo lijkt het -een belangrijke bijdrage aan de oplossing van dit maatschappelijke vraagstuk kunnen leveren.

Page 12: Filosofie en duurzame ontwikkeling

8

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

Doel van deze uitgave is in kort bestek te laten zien welke belangwekkende, filosofische vragen er spelen bij een vraagstuk dat dringender dan ooit de aandachtvraagt. Zoals: Dringend? Is het zo dringend? Gaat het zo slecht met de natuur ende wereld? Wanneer vinden we dan dat het slecht gaat? En waarom vinden we dat?Welke criteria hanteren we? Welke waarden spelen eigenlijk op de achtergrond alswe vinden dat het anders en ’duurzamer’ moet? Wat zou ’duurzamer’ dan moeteninhouden? Die kritische vragen horen thuis in een discussie over het onderwerp.Dr. Marcel Wissenburg, docent politieke filosofie aan de KUN wijst op het volgenshem belangrijke onderscheid tussen activist en filosoof: ’Veel Nederlandse filosofenhebben de neiging elkaar op de vierkante meter af te maken. Dat is het productvan de jaren zestig, van het idee dat je ook een maatschappelijke rol vervult. Er zijn natuurlijk dingen waar je in gelooft, maar je moet je professionele rol alsfilosoof daar altijd van scheiden, want daarin moet je altijd twijfelen. Iederemening die je aantreft moet je onderzoeken, analyseren. Daar is intellectueleoprechtheid voor nodig waarbij je niets voor gegeven aanneemt.’ En dr. MartinDrenthen: ’Als de filosoof activist is, staat de uitkomst al vast en dan is er weinigfilosofisch meer aan.’

Overigens is niet iedereen het daarmee eens. Verschillende geïnterviewden menendat het kiezen van een beredeneerde positie nodig is om een constructieve bijdragete kunnen leveren aan het debat. Zo betoogt drs. Wim Zweers juist dat het de primaire taak van filosoof is ook na te denken over alternatieven voor hele funda-mentele normen en waardensystemen. Een filosoof die alleen bezig is met het formuleren van bedenkingen en het blootleggen van vooronderstellingen, verzaaktwat hem betreft zijn taak en is meer socioloog dan filosoof. Hij wijt de afstande-lijke, niet-uitgesproken geëngageerde houding van veel filosofen ook aan de dominantie van het postmodernisme in de filosofie dat op een negatieve manierrelativerend uitwerkt: ’Het postmodernisme is als het kind van onze cultuur. Als filosoof bedenk je je tegenwoordig wel drie keer om met grote woorden te spreken. Zo van “pas op, ze gaan nog lachen!”’ Zweers vreest voor de desinte-grerende werking die van het deconstructieve postmodernisme uit kan gaan. Het zou nihilisme in de hand werken. En ook prof.dr. Koo Van der Wal wijst hierop:’Mensen raken niet gemotiveerd als je ze alles uit handen slaat.’ Mensen hebbeneen perspectief nodig, een groot verhaal waar ze zich in herkennen. Er is behoefteaan een nieuwe ideologie, iets dat sociaal verbindend kan werken. Vanuit dewetenschap en in het bijzonder vanuit de filosofie kan daaraan een weloverwogenbijdrage worden geleverd door nieuwe perspectieven te zoeken en doordenken,meent Zweers. Hij vindt het geen probleem om als filosoof een positie te kiezen,als je maar erkent dat er meer perspectieven op de kwestie zijn.

Page 13: Filosofie en duurzame ontwikkeling

9

De meeste geïnterviewden zien de spanning tussen engagement en relativerendekritische distantie niet als werkelijk problematisch, maar meer als een kwestie vanbalanceerkunst. Een zekere persoonlijke betrokkenheid wordt daarbij gezien alsvoorwaarde om de wezenlijke vragen aan de orde te kunnen stellen.

Het is goed op deze plek ook te wijzen op de spanning tussen enerzijds de wenshet onderwijs te benutten om maatschappelijke doelen dichterbij te brengen enanderzijds de vrijheid van onderwijs. Immers een al te instrumentele benaderingvan het onderwijs in de zin dat maatschappelijke doelen - en in dit geval eenbepaalde interpretatie van wat duurzame ontwikkeling zou zijn - kritiekloos in hetonderwijs worden opgenomen, is onwenselijk. Zoals prof.dr. Kees Klop het zei: ’Hetprimaat hoort te liggen bij de vrijheid van de academie, ook als dat betekent dathet onderwerp op een andere manier of niet zo aan de orde komt als men vanuitpolitieke overwegingen misschien zou wensen’.

Dr. Heidi Muijen, verbonden aan de VU aan het programma Van Waarden Weten isniet zo beducht voor de vermenging van politieke doelen en onderwijsdoelen alshet gaat om duurzaamheid: ’Je kunt het een politieke overtuiging noemen, maarmeer dan dat is het een levensovertuiging. Het gaat tenslotte om de plaats van demens in de wereld, of de kosmos. Het thema heeft een mondiale strekking en handelt over de situatie van interdependentie waar we in zitten. Het vraagt om een verruiming van het bewustzijn en het overstijgt daarmee de politieke vragen.’

Een viertal onderzoekers verbonden aan het Centrum voor Didactiek van Wiskundeen Natuurwetenschappen in Utrecht en de leerstoelgroep Toegepaste Filosofie vande Universiteit Wageningen publiceerden een in dit verband relevant en interessantboek, getiteld ’Duurzaamheid als Leergebied. Conceptuele analyse en educatieve uitwerking’. De publicatie is sterk filosofisch van aard en werd uitgebracht in hetkader van het interdepartementale programma Natuur- en Milieueducatie. Weliswaarwas de publicatie niet specifiek op het hoger onderwijs gericht, maar meer opmaatschappelijk, sociaal leren in het algemeen. In hun conclusies en aanbevelingengeven de onderzoekers het bovengenoemde spanningsveld helder weer, zij het datook hun standpunt te kritiseren is als zijnde uitgesproken liberaal en relativistisch:

’Duurzame ontwikkeling is een maatschappelijke opgave in de zin dat de formule-ring(en) van wat het inhoudt een vraagstuk is voor de huidige pluriforme samenle-ving. Daarom kan en mag duurzaamheideducatie niet bestaan uit de overdracht vankennis, vaardigheden en houdingen die bijdrage aan de vormgeving en realisatie vaneen extern bepaald duurzaamheidbeleid. In dit geval zou sprake zijn van een conflicttussen een maatschappelijke imperatief (van een bepaald duurzaamheidbeleid) en depedagogische imperatief (van de ontwikkeling van autonoom denkende en handelende VA

KREV

IEW

FIL

OSOF

IEen

Duu

rzam

e On

twik

kelin

g

Page 14: Filosofie en duurzame ontwikkeling

10

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

personen in de samenleving). Duurzaamheideducatie behoort daarentegen levenspoli-tieke vorming te zijn, wat wil zeggen de ontwikkeling van individuele, collectieve, en algemene duurzaamheidinterpretaties en -oplossingsrichtingen , onder anderedoor reflectie op die van de lerenden zelf, de politiek, de wetenschap, het bedrijfsle-ven en andere personen en sociale instituties. Op deze wijze wordt het conflict tussende maatschappelijke imperatief van duurzaamheid als een maatschappelijke opgave[...] en de bovengenoemde pedagogische imperatief overwonnen.’4

Helderheid helpen brengen in complexe begrippen en kwesties kunnen filosofen alsgeen ander. Het is immers hun vak om voortdurend te twijfelen en vragen te blij-ven stellen om bij de kern van kwesties te komen. De grote uitdaging is echter hetgesprek en de discussie vruchtbaar te houden. De valkuil voor iedere filosoof is teblijven steken bij de verzuchting van de Franse filosoof Montaigne ’Que sais-je?’,’Wat weet ik?’, de retorische vraag om niets positiefs meer te zeggen (en ook nietste doen?). Bij een dergelijke filosofische verzuchting wil deze vakreview niet blij-ven steken. Het is goed voortdurend kritisch te zijn en blijven, ideeën te ontledenen waanideeën door te prikken, maar, om het de filosoof Koo van der Wal (ErasmusUniversiteit) na te zeggen: ’Je sloopt om te bouwen, niet om te slopen.’ Nieuweperspectieven ontwikkelen en onderzoeken blijft belangrijk, ook binnen de filosofie.En is het niet aantrekkelijk om de potentiële waarde van filosofen te spiegelen aandenkers als Socrates of Spinoza? Zij stelden vragen bij maatschappelijke ontwikke-lingen, analyseerden redeneringen en traden ook op als adviseurs van politiek lei-ders. Wetenschapsbeoefening vertegenwoordigt waarden die ook los van directemaatschappelijke relevantie belangrijk zijn, maar mag je als maatschappij ook ietsverwachten van filosofen?

Deze vakreview verkent de verschillende manieren waarop filosofen tegen het duurzaamheidvraagstuk aankijken. Belangrijke vraag daarbij is hoe het thema inhet filosofieonderwijs aan de orde gesteld kan worden. Ook studenten filosofie zullen in hun latere werkkring vroeg of laat met aan duurzame ontwikkeling gerelateerde vraagstukken te maken krijgen. Hoe kan het onderwijs daarop antici-peren zodat filosofen meer dan nu het geval is, bij dit maatschappelijke vraagstukbetrokken raken? In het navolgende komen verschillende relevante aspecten aan deorde. Paragraaf 1.2 biedt een overzicht van wat er thans binnen het Nederlandsefilosofieonderwijs op het vlak van milieu en duurzame ontwikkeling gebeurt.Hoofdstuk twee behelst een overzicht van de belangrijkste commentaren en ideeënvan de geïnterviewde filosofen over het thema in het algemeen. In hoofdstuk drievolgt een overzicht van deelthema’s ondergebracht bij de verschillende subdisciplines

4 S.Lijmbach, M.Broens en D. Hovinga i.s.m. M. Margadant-Van Arcken, Duurzaamheid als Leergebied. Conceptuele Analyse en Educatieve Uitwerking, Utrecht 2000.

Page 15: Filosofie en duurzame ontwikkeling

11

van de filosofie, al is die onderverdeling niet altijd even gemakkelijk eenduidig te maken. Hoofdstuk vier tenslotte laat zien dat er nogal wat verschillende ideeënbestaan voor onderwijsvernieuwingen binnen of vanuit de filosofie, waarin duur-zame ontwikkeling een rol speelt. Dit hoofdstuk biedt verder een korte reflectie op voorstellen voor institutionele vernieuwing die uit de interviews naar vorenkwamen. Achterin deze vakreview is voorts een bijlage opgenomen met daarin een kort overzicht van en verwijzingen naar enkele filosofische vakken die rondduurzaamheid worden aangeboden. De vakreview sluit af met een beknopt overzichtvan relevante, interessante organisaties, websites en tijdschriften.

Filosofieonderwijs in Nederland en duurzame ontwikkeling

Verschillende stromingenIn het begin van de jaren tachtig werd de milieufilosofie in Nederland geïntrodu-ceerd. Het was de tijd waarin de milieubeweging veel van zich liet horen, nadat zein de jaren zeventig sterk gegroeid was in reactie op onder meer het rapport van deClub van Rome, Grenzen aan de Groei (1972). Rond het begin van de jaren tachtigvragen filosofen zich af wat hun bijdrage zou kunnen zijn aan de discussie over demilieucrisis. In de Verenigde Staten ontwikkelt het milieufilosofisch vakgebied zichhet eerst. Zo werd in 1979 het tijdschrift Environmental Ethics opgericht. InNederland is Ton Lemaire de eerste die een grote studie publiceert met zijn boek’De Filosofie van het Landschap’

5. Vanaf het begin van de jaren ’80 volgen de eerste

tijdschriftpublicaties in Nederlandse filosofietijdschriften zoals Filosofie en Praktijk.Milieufilosofie omvat in de meeste visies ook filosofie rond duurzame ontwikkeling.In hun artikel ’Het Milieu van de Filosofen. 20 jaar milieufilosofie in Nederland’6

schrijven Martin Drenthen en Petran Kockelkoren dat er sprake is van drie golfbe-wegingen in de milieufilosofie in Nederland. Die hebben niet alleen binnen de uni-versiteiten, maar ook binnen het politiek-maatschappelijk debat en het milieube-leid hun sporen nagelaten. Anderen spreken liever van verschillende scholen in hetdenken over milieufilosofie omdat de drie stromingen nog steeds bestaan. Zo sug-gereert prof.dr. Hub Zwart, hoogleraar Ethiek aan de KUN, dat je misschien welkunt spreken van een these, antithese, synthese verhouding tussen de ideeën vande drie stromingen.

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

1.2

5 Ton Lemaire, De Filosofie van het Landschap, Baarn 1970.

6 Martin Drenthen, Petran Kockelkoren, Het Milieu van de Filosofen. 20 jaar milieufilosofie in Nederland’, in: Filosofie enPraktijk 20/4, 1999.

Page 16: Filosofie en duurzame ontwikkeling

12

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

De eerste golf of ’school’ is die rond filosofen van de Universiteiten van Utrecht en Amsterdam (UvA), met als belangrijkste trekkers prof.dr. Wouter Achterberg(helaas gestorven in 2002) en drs. Wim Zweers. Zij organiseerden in 1984 en 1986conferenties rond milieufilosofie en richtten in 1988 de projectgroep Milieufilosofie op.Deze eerste groep milieufilosofen moest tegen veel weerstand vechten, aangeziende traditioneel ingestelde faculteiten wijsbegeerte niet zonder meer genegen warenactuele maatschappelijke kwesties op de filosofische agenda te zetten. Deze eerstegroep milieufilosofen stak haar engagement niet onder stoelen of banken. Mensympathiseerde met de natuur- en milieubeweging en hoopte vanuit de filosofieeen bijdrage te leveren aan een beter begrip van de oorsprong van de ecologischecrisis. Met behulp van grondige analyses en door te zoeken naar een filosofischefundering voor alternatieve maatschappelijke perspectieven wilde men bijdragenaan het draagvlak voor ingrijpende maatschappelijke veranderingen.

Voor een nadere duiding van deze en de andere twee groepen milieufilosofen ver-wijs ik naar het genoemde artikel in Filosofie en Praktijk. Hier wil ik in grote lij-nen aangeven waar de verschillende ’scholen’ voor staan. Trefwoorden voor de eer-ste, ’Amsterdamse school’ en aanverwanten zijn radicaliteit in analyse en oplossin-gen (revolutionair denken) en aandacht voor mentaliteiten - ook wel grondhoudin-gen genoemd - als dieper liggende oorzaken voor de milieucrisis. Zo worden ondermeer de mens als heerser, rentmeester of participant over respectievelijk aan denatuur onderscheiden. Daarnaast heeft zij fundamentele kritiek op de moderniteiten de filosofie waarop deze is gefundeerd (ook in het boek van Koo van der Wal,’De Omkering van het Wereldbeeld’7 komt dat aan bod), heeft zij aandacht voor despirituele dimensie van het milieuvraagstuk en legt zij nadruk op de intrinsiekewaarde van de natuur. Opvallend is dat deze filosofen regelmatig een beroep doenop de ecologische wetenschap ter ondersteuning van hun ideeën, iets wat niet perse voor de hand ligt gezien hun perspectief rond mentaliteiten en de spiritueledimensie van het milieuvraagstuk. Zij zien deze twee benaderingen echter als beidenoodzakelijk en aanvullend.

Wouter Achterberg publiceerde in 1994 het voor het thema duurzame ontwikkelingbelangrijke boek ’Samenleving, Natuur en Duurzaamheid. Een inleiding in de milieu-filosofie.’ Zoals de titel al zegt, besteedt de milieufilosofie ook aandacht aan hetconcept duurzame ontwikkeling. Op de vraag of je kunt stellen dat duurzaamheid-filosofie en milieufilosofie hetzelfde zijn, is het antwoord niet eenduidig te geven.Dit hangt samen met de verschillende opvattingen over de taak en reikwijdte vande milieufilosofie. Zo stelt bijvoorbeeld Kees Klop dat het samenvalt, aangezien wie

7 Koo van der Wal, De Omkering van de Wereld. Achtergronden van de milieucrisis en het zinloosheidsbesef.Baarn 1996.

Page 17: Filosofie en duurzame ontwikkeling

13

zich met milieufilosofie bezighoudt vanzelf uitkomt bij het vraagstuk wat een duur-zame ontwikkeling waarmee milieuproblemen zijn uit te bannen, zou behelzen.Wim Zweers wijst er echter op dat de milieufilosofie verder gaat dan duurzaamheid-filosofie. Het concept duurzame ontwikkeling is volgens hem puur op het overleven,de ontplooiing en het welbevinden van de mens gericht met de natuur in functie als reservoir van gebruiksmogelijkheden voor de mens. De milieufilosofiedaarentegen kenmerkt zich wat hem betreft door breder en dieper te kijken naarde verhouding tussen mens en natuur, waarbij de mens niet per se centraal staat.Duurzame ontwikkeling is door het antropocentrische karakter van het concept wat Zweers betreft dan ook te beperkt. Het boek van prof.dr. Wouter Achterberg’Samenleving, Natuur en Duurzaamheid’ wordt algemeen erkend als een goede inleiding tot het milieufilosofisch denken met een gedegen uiteenzetting over deduurzaamheiddimensie van het vraagstuk.

Ondanks hun inzet voor institutionalisering van de milieufilosofie, slaagden de filo-sofen van het eerste uur er niet echt in de milieufilosofie een vaste plek binnen deacademische wereld te geven. Het lukte niet om bij de vorming van onderzoeks-scholen in het begin van de jaren negentig, een onderzoeksinstituut voor milieufi-losofie van de grond te krijgen. Daarmee werd het moeilijk, zo niet onmogelijk omstructureel onderzoek en onderwijs rond milieufilosofie van de grond te krijgen.Wim Zweers omschrijft het institutionaliseringstreven als een totale mislukking, die veel te maken had met tegenwerking binnen de verschillende betrokken univer-siteiten. Aangezien alle filosofen werden geacht zich aan te sluiten bij een van degevormde onderzoeksscholen, kreeg de milieufilosofie het moeilijk. De verdere ont-wikkeling bleef grotendeels afhankelijk van enkele gedreven individuen die in demarge als bijzonder hoogleraar of als docent nog konden blijven functioneren. Deideeën van de eerste generatie milieufilosofen werden wel opgepikt door beleidsma-kers - bijvoorbeeld de notie van de intrinsieke waarde van de natuur. Overigens ishet wel zo dat de ideeën daar deel werden van de gevestigde orde zonder dat erwezenlijk veel veranderde.

De tweede school milieufilosofen laat met name vanaf de tweede helft van de jarennegentig van zich horen. De Wageningers dr. Jozef Keulartz en prof.dr. MichielKorthals voelen zich thuis in het postmoderne discours en zij sluiten in hun libera-listische denken aan bij het ideaal van Habermas van democratie en herrschaftsfreieKommunikation. Zij kritiseren de ’eerste’ milieufilosofen wat betreft hun - naar zijvinden - ondemocratische insteek. Wat natuur is en wat een milieuprobleem is,zouden zij ten onrechte overlaten aan filosofen en ecologische deskundigen, terwijliedereen daarover moet kunnen meepraten. De Wageningers kiezen voor een radicaalwaardenpluralisme als startpunt voor de discussie. Ook staan ze een pragmatischewending in de milieufilosofie voor. Hun taak als filosofen zien zij niet in het beoor- VA

KREV

IEW

FIL

OSOF

IEen

Duu

rzam

e On

twik

kelin

g

Page 18: Filosofie en duurzame ontwikkeling

14

delen van de verschillende benaderingen van het milieuvraagstuk en de natuur,maar te zorgen dat alle mogelijke benaderingen als stemmen in het debat gehoordworden. Het streven is alle vooronderstellingen bloot te leggen zodat het maat-schappelijk debat open en breed gevoerd kan worden met alle onzekerheden enkeuzes op tafel. In aansluiting op het denken van onder anderen Lyotard gaan deWageningers uit van een gelijkwaardigheid van alle perspectieven.

Zoals te verwachten viel, ontstond een felle discussie tussen deze twee stromingen,waarbij de Wageningers de oude garde verweet bevooroordeeld te zijn (met als voor-onderstelling: antropocentrisme is fout, ecocentrisme is goed) en te lijken op eenreligieuze stroming, die haar ideeën onterecht legitimeerde met door nieuwe weten-schappelijke ontwikkelingen achterhaalde ecologische ideeën (over systeemecologieen holisme). Ook zou ze naïef zijn in haar kentheorie en politieke filosofie. DeWageningers op hun beurt kregen het verwijt onverschillig te zijn ten aanzien vande ernst van de milieuproblematiek. Hun manier van werken zou een formele, pro-cedurele ethiek inhouden. Zoals Zweers het formuleerde: ’Ze zetten de stoelen klaarvoor een discussie, maar gaan er zelf niet op zitten.’ Martin Drenthen uit nog eenandere bedenking hierover: ’Keulartz en de zijnen moeten oppassen dat zij niet zelfdoen wat ze anderen verwijten. Ze pretenderen met hun procedurele, formele enrationele ethiek te voorkomen dat totalitaire tendensen een kans krijgen, echter zijkunnen weer dictatoriaal zijn in hun rationele benadering, waardoor allerlei ’emo-tionele’, aan bepaalde culturen gebonden perspectieven geen plaats krijgen en nietmee mogen doen.’8

Hoogleraar Milieukunde Lucas Reijnders bevalt de constructivistische benaderingook niet. Terwijl het voorbeeldig gearrangeerde democratisch gesprek over denatuur plaatsvindt en de uiteenzettingen over alle verschillende visies (’construc-ties’) elkaar opvolgen, kwijnt de natuur weg. In Vrij Nederland zegt Reijnders watde gevolgen van Keulartz’ en Korthals’ benadering zijn voor bijvoorbeeld de onder-handelingen over de Noordzeevis. Over visserij zijn via het democratisch proces bin-dende afspraken gemaakt. Niettemin zijn de haring- en tongstand alle inspraak endemocratie ten spijt ingestort. ’Uiteindelijk bepaalt de vis en niet de democratischebesluitvorming wat van nature kan. Daarmee krijgt het begrip ’natuur’ een veelobjectiever karakter dan Keulartz en Korthals construeren.’9 De ’Wageningse school’

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

8 Toch is Drenthen ook niet enthousiast over Zweers’ aanpak: ’Zweers zet een perspectief neer, gegoten in een theorieen stelt dat je voor zijn wereldbeeld kunt kiezen. De keuze zelf beargumenteert hij onvoldoende. Dat is jammer wantzijn verhaal verwoordt iets wezenlijks. Het gaat er nu om de morele ervaring die hem brengt tot een participerend perspectief verder te onderbouwen en te laten zien waarom dit een compleet en overtuigend standpunt is. Maar datdoet hij niet. Hij verwijst naar een morele ervaring, maar de oorspronkelijke ervaring wordt opgeslagen in een theorie,waarvoor je zou kunnen kiezen. De taak van de ethiek is juist de ongearticuleerde ervaringen te onderzoeken en morele betekenis te expliciteren die zich in die ervaringen toont: waarom raakt iets ons?’

9 Vrij Nederland, 5 april 1997, geciteerd in Martin Drenthen, Petran Kockelkoren, Het Milieu van de Filosofen. 20 jaarmilieufilosofie in Nederland’, in: Filosofie en Praktijk 20/4, 1999, 187.

Page 19: Filosofie en duurzame ontwikkeling

15

is zich in de loop der tijd steeds meer gaan richten op het dienstbaar maken vanhun filosofie aan het beleid. Het idee van het reguleren van het democratischegesprek blijft in hun filosofie echter centraal staan en daarbij maken radicale visiesin hun model weinig kans, zo lijkt het, omdat het model is gericht op het sluitenvan compromissen.

Zweers en Van der Wal wijzen op het belang van idealen, zonder daarmee totalitairte willen zijn. Vanuit hun werk willen ze bijdragen aan idealen, aan nieuwe con-structieve toekomstvisies. Van der Wal: ’Idealen leven alleen door aankleding, aan-vulling, onderbouwing. Ook Korthals en Keulartz moeten erkennen dat als aan allevoorwaarden voor een goed georganiseerd democratisch debat is voldaan, het uit-eindelijk om de inhoud moet gaan, om de zaak zelf, om de kracht van argumenten.’ Zij wijzen voor de invulling van de idealen niet alleen op de wetenschap, maarjuist ook op de kunsten, literatuur, poëzie, zingevingbronnen, religieus of anders-zins, vergeten kennisbronnen uit de eigen cultuur èn kennis uit andere culturen.De menselijke ervaring speelt bij hen een belangrijke rol.Beiden verwijzen ook naar het werk van collega Marius de Geus die met zijn laatsteboeken ’Ecological Utopias’ en ’The End of Over-Consumption’10 tal van bouwstenenaanreikt - op basis van bronnen uit heden en verleden - voor het ideaal van eenduurzame wereld. In het laatste boek is bovendien een hoofdstuk gewijd aan onderwijs en duurzame ontwikkeling.

De eerste groep milieufilosofen lijkt vooral oog te hebben voor de vervreemdingvan de mens van de natuur en ze beoogt weer in harmonie te komen met denatuur door zich ermee te identificeren en te komen tot een hernieuwde natuurbe-leving èn door haar als richtingsgevend te zien voor het maatschappelijk leven.Overigens is het denken in deze trant - over culturele grondhoudingen en overtui-gingen - al veel eerder begonnen. Vaak wordt in dit verband de studie van LynnWhite genoemd die met zijn artikel in Science ’The historical roots of our ecologicalcrisis’11 een belangrijke oorzaak van de milieucrisis legt bij de in het westen domi-nerende Christelijke cultuur, waarin de wetenschappelijke en industriële revolutiekon plaatsvinden met desastreuze gevolgen voor natuur en milieu. White hierover:’The artifacts of society, including its political, social and economic patterns, are shaped primarily by what the mass of individuals in that society believe, at thesub-verbal level, about who they are, about their relation to other people and to thenatural environment, and about their destiny. Every culture, whether it is overly

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

10 Marius de Geus, The End of Over-consumption.Towards a Lifestyle of Moderation and Self-restraint, Utrecht, 2003 en vandezelfde auteur: Ecological Utopias. Modelling the Sustainable Society, Utrecht 1999.

11 In Science 155, pag. 1205, 1967.

12 Joy Palmer (ed.), Fifty Key Thinkers on the Environment, Londen 2001, pag. 203.

Page 20: Filosofie en duurzame ontwikkeling

16

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

religious or not, is shaped primarily by its religion.12 en ’(...)what we do about ourecology depends on our ideas of the man-nature relationship (...)more science andmore technology are not going to get us out of the present ecological crisis until wefind a new religion, or rethink our old one.’13

De tweede groep milieufilosofen is met name gericht op de procedures. Zij zienalleen de mogelijkheid voor een goed gereguleerd (democratisch) en rationeelgesprek over alle verschillende natuurervaringen die mensen kunnen hebben. Bijhen gaat het al niet meer over de natuur zelf, zo lijkt het. De derde en laatste’golf’, ’stroming’ of misschien het begin van een ’school’ probeert de kloof tussende twee andere stromingen te overbruggen. ’De Amsterdammers kwamen met hunthese. Wageningen stelde de antithese en misschien moet je ons wel als de synthe-segroep zien’, zegt Hub Zwart lachend in antwoord op de vraag welke positie hijinneemt in het milieufilosofisch debat. Hierin wordt geprobeerd, met een citaatvan Martin Drenthen en Petran Kockelkoren uit hun eerdergenoemde artikel over20 jaar milieufilosofie: ’(...)het inzicht in de onvermijdelijke veelheid aan contextenvan natuurbeleving te verbinden met de notie van het eigen gewicht der dingen.(...)Als interpretaties niet ’juist’ of ’onjuist’ zijn, maar eerst bepaalde betekeniservarin-gen mogelijk maken, dan moeten ze worden beoordeeld met de vraag in hoeverre zeeen zinvolle bijdrage leveren aan ons verstaan van de gelaagde normatieve betekenisvan ons ’milieu’. We hebben het dan niet langer over cultuur (gesprek) enerzijds ennatuur (beleving) anderzijds - die elkaar ook nog eens in de weg zouden zitten - ,maar we stellen de onderlinge wisselwerking en weerbarstigheden centraal. Dat vergteen anders aankijken tegen cultuur (als mediërende factor) en ook tegen natuur(als tegenspeelster of medespeelster).’14 Overigens lijken de filosofen van de drieverschillende stromingen elkaar al meer en meer te vinden, getuige tenminste detitel van een recent verschenen bundel onder redactie van Maarten Coolen en Koovan der Wal, Het Eigen Gewicht der Dingen (Damon, 2002).

Een interessante enigszins afwijkende stem in deze discussie tussen verschillendegroepen filosofen tenslotte is die van Martijntje Smits. Haar proefschriftMonsterbezwering. De culturele domesticatie van nieuwe technologie15 gaat in op devaak vruchteloze discussies onder filosofen over milieuproblemen. Volgens haar zieje de maatschappelijke polarisatie in opvattingen over de ernst en aanpak vanmilieuproblemen - bij haar speciaal toegespitst op problemen die samenhangen metde introductie en het gebruik van nieuwe technologie - terug in de academische

13 Ibidem.

14 Martin Drenthen, Petran Kockelkoren, Het Milieu van de Filosofen. 20 jaar milieufilosofie in Nederland’, in: Filosofie en Praktijk 20/4, 1999, 189.

15 Martijntje Smits, Monsterbezwering. De culturele domesticatie van nieuwe technologie, Amsterdam 2002.

Page 21: Filosofie en duurzame ontwikkeling

17

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

vertogen binnen de filosofie. Ofwel mensen zijn optimistisch en zien alleen grotevoordelen en vooruitgang, ofwel mensen zijn pessimistisch en zien alleen risico’sen problemen. De controverse wordt daarbij vaak gezien als een conflict tussenrede en emotie.

Smits gaat te rade bij cultureel antropologen om meer inzicht te krijgen in de die-pere achtergronden van deze grote verdeeldheid. Ze vindt geen van alle positiesovertuigend en ging op zoek naar een verklaring voor de controverse waarbij zowelde angst als de fascinatie voor nieuwe technologie wat ze noemt ’symmetrisch’worden verklaard uit eenzelfde mechanisme. Daarbij moest deze verklaring eensimplistische benadering van emotionele reacties vermijden (als zou het puur hetresultaat zijn van gebrek aan rationalisme) en tegelijkertijd een naturalistischerechtvaardiging van morele intuïties uitsluiten. Smits kwam uit op een’Monstertheorie’ die ze baseert op inzichten uit de antropologie van onder anderenMary Douglas: ’Impurity and pollution come into being when a phenomenon doesnot fit in current cultural categories. Those categories form a result of a social lear-ning process. For the most part they are shared collectively, therefore they could becalled cultural categories. They shape a symbolical reconstruction of worldly pheno-mena. This cultural order is of cognitive importance, but it also has a normativemeaning. Cultural categories are moral categories at the same time. Thus, cultural,symbolic order is characterized by an inherent naturalism. Cultural categories form aprecondition for our perception of phenomena. At the same time perception oftenstruggles with those categories, because many phenomena, particularly new pheno-mena, regularly are at odds with clear-cut categories. A special case of confusionappears when at the same moment a phenomenon fits into two categories that wereconsidered to be mutually excluding. This ambiguous phenomenon, this unnaturalbeing, could be called a monster. It gives rise to feelings of fear and abhorrence orfascination and reverence, or of both. In case of environmental problems, waste hasgot a monstrous status. Waste is matter in a state of half-identity, which possessesfeatures of two dominant and mutually excluding cultural categories: nature and cul-ture.’ 16

Vervolgens komt Smits met verschillende mogelijkheden voor de omgang met ’mon-sters’, uiteenlopend van uitdrijving, aanpassing of assimilatie tot omhelzing. Hetvoert te ver om op deze plek uitvoerig in te gaan op de monstertheorie.Belangrijkste punt om hier wel te noemen is dat Smits denkt met een verklarendeculturele analyse discussies verder te kunnen brengen dan de ’deadlock’ waarin zenu vaak eindigen, en juist te kunnen anticiperen op dreigende impasses voor hetzover komt. Wie Smits samenvatting bij haar proefschrift leest met de laatste regel

16 Martijntje Smits, Monsterbezwering, pag. 269-270.

Page 22: Filosofie en duurzame ontwikkeling

18

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

’a pragmatist monster ethics thus means that we have to develop, renew and diffe-rentiate our cultural categories as well as our technologies, so as to let them fit intoin a new order’17, zou kunnen denken dat ze met haar verhaal zonder meer past bijde groep constructivistische filosofen. Zo eenduidig is dat echter niet, gezien deafsluiting van de eigenlijke dissertatietekst: ’...Pragmatische monsterbezwering wildus niet zeggen ’anything goes’; het betekent niet dat nu de culturele categorieën ennatuurconcepties geheel naar eigen inzicht kunnen worden vormgegeven.(...) som-mige auteurs(...) stellen voor ons te vragen wat voor natuur we willen en verlangen.Dit suggereert echter (...) dat deze [natuurbeelden] uiteindelijk toch maakbaar zijn.Maar juist omdat culturele categorieën en natuurbeelden mensenwerk zijn stuit demaakbaarheid of construeerbaarheid op de weerbarstigheid van de politieke delibera-tie. Wanneer we iets als natuur definiëren, kunnen we dat opvatten als een anderemanier om uit te spreken, dat we het buiten het domein van de menselijke keuze,invloed en verantwoordelijkheid willen plaatsen. Natuur is dan als het ware het zelf-verkozen lot. De definitie van natuur is een nevenproduct van de afbakening van hetdomein waarover zich onze macht wil uitstrekken. In plaats van te vragen wat voornatuur we willen, kunnen we dus wellicht beter vragen: waarvoor willen en kunnenwe verantwoordelijk zijn?’18

Dit overzicht van de richtingenstrijd onder milieufilosofen lijkt misschien te sugge-reren dat de milieufilosofie een levendige subdiscipline van de wijsbegeerte isgeworden, waar volop uitwisseling met andere wetenschappelijke disciplines plaats-vindt. Echter zoals al even werd aangestipt, van een echte institutionalisering in dezin van een eigen onderzoeksschool of instituut en een vaste plek in het curricu-lum van filosofieopleidingen is het tot nu toe niet gekomen. Weliswaar krijgt hetthema ’natuur en cultuur’ hier en daar aandacht in onderzoek, maar dit betreftkleinschalig onderzoek, met name gericht op casestudies op lokaal niveau (bijvoor-beeld onderzoek van de Universiteit Wageningen en van de KUN naar natuurbeel-den). Bovendien betreft dit onderzoek onder de vleugels van onderzoeksgroepen enonderzoeksscholen met andere hoofddoelstellingen.

OnderwijsWat betreft het onderwijsaanbod in de milieufilosofie en filosofie rond duurzaam-heid is de situatie niet veel anders. Het lijkt anno 2003 op het eerste gezicht rond-uit droevig gesteld met het filosofieonderwijs rond deze thematiek. Een inventarise-rend onderzoek via de websites van alle Nederlandse universiteiten waarbij in eer-ste instantie op vaktitels werd gezocht, levert voor het collegejaar 2002-2003slechts een paar treffers op. Een ervan is het politiek-filosofische vak Modern and

17 Idem, pag. 275.

18 Idem, pag. 264.

Page 23: Filosofie en duurzame ontwikkeling

19

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

green political philosophy van de politicoloog dr. Marcel Wissenburg (KUN). Dit iseen vak dat expliciet en heel uitgebreid ingaat op wat sustainable development zoukunnen betekenen (meer hierover in hoofdstuk 3). Een opvallende andere treffer ishet vak Milieufilosofie dat op de Technische Universiteit Delft als bijvak wordt aan-geboden. Het betreft filosofieonderwijs dat niet vanuit een zelfstandige wijsbegeer-tefaculteit wordt aangeboden, maar vanuit een filosofievakgroep van de faculteitTechniek, Bestuur en Management. Deze vakgroep of sectie biedt ’serviceonderwijs’aan studenten van andere disciplines. Het niveau van deze cursus is echter nieterg hoog gezien de doelgroep van het vak: studenten van technische opleidingenmet geen of nauwelijks filosofische scholing. Voor het overige zijn er geen vakkente vinden die expliciet de duurzaamheidproblematiek centraal stellen (dit op basisvan de interviews, een zoektocht in studiegidsen en op internetsites van dediverse faculteiten en vakgroepen filosofie). Overigens bestaat het vermoeden dathet thema wel vaker aan de orde komt dan het op het eerste gezicht lijkt. Het ’Van Waarden Weten’-programma van de VU is bijvoorbeeld een project dat jeniet gemakkelijk terugvindt in studiegidsen, maar waarin wel degelijk (filosofische)dimensies van duurzaamheid aan de orde komen. Medewerkers van het universiteits-brede programma treden in overleg met docenten van verschillende opleidingen - onder meer bij biologie, scheikunde en economie - om duurzame ontwikkelingvanuit filosofisch en ethisch perspectief in relevante vakken te integreren. Het gaat daarbij dus meer om toegepaste filosofie en ethiek.

Wat betreft puur filosofische vakken die expliciet over duurzame ontwikkelinggaan, was de oogst in eerdere collegejaren minder schraal. Zo levert de zoektochtvia internet nog wel treffers uit voorbije jaren op. Prof.dr. Wouter Achterberg gaftot in 2001 nog colleges milieufilosofie aan de UvA, dr. Frans Soontiëns aan deKUN, prof.dr. Koo van der Wal aan de Erasmus Universiteit en ook aan deUniversiteit Wageningen had men tot voor kort veel aandacht voor het onderwerp.Het thema komt nu nog wel terug in algemene inleidende filosofievakken, maarslechts als een klein onderdeel van een vak. De leerstoelgroep Toegepaste Filosofiein Wageningen voelt zich in die zin gehandicapt dat ze geen afstudeerders heeft.De groep biedt serviceonderwijs in de vorm van bijvakken filosofie voor studentenvan de verschillende opleidingen. Er wordt steeds meer ethiekonderwijs aangebo-den, waaronder natuur en milieuethiek. In Wageningen zijn alleen de inleidendefilosofische vakken verplicht. Daarin komt het thema duurzame ontwikkeling welterug, maar slechts als klein onderdeel. Men gebruikt het boek ’Het Oog van deWetenschapsfilosofie’19, met daarin een hoofdstuk over duurzame ontwikkeling.

19 Jan Luijten en Ben Hoefnagel (red.), Het Oog van de Wetenschapsfilosoof; visies op wetenschap en technologie,Amsterdam 1995.

Page 24: Filosofie en duurzame ontwikkeling

20

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

Op de Universiteit Twente profileerde Hans Achterhuis zich jarenlang sterk op ditgebied, maar ook hij is gestopt met het vak milieufilosofie als een apart vak. Zijn vakgroep zorgt nu voor de rechtstreekse integratie van ethische aspecten inrelevante vakken van de verschillende opleidingen. Daarbij speelt duurzaamheidnog wel een belangrijke rol. Dr. Mieke Boon van de Universiteit Twente meent dat duurzaamheid inmiddels alzo’n vanzelfsprekend aspect van het onderwijs is geworden dat je er geen apartfilosofisch vak meer over hoeft te geven. Bovendien vinden de Twentse filosofendat het meeste er nu wel over is gezegd. In de jaren tachtig en negentig gaf menzeer maatschappijkritisch milieufilosofisch onderwijs, maar daar is men van afge-stapt. De hele wereld hoeft niet meer op de schop. Boon vraagt zich zelfs af of hetwel verantwoord is om studenten filosofische vakken aan te bieden waarbij je detoekomst en duurzaamheid van de hele wereld aan de orde stelt. Ze is van meningdat ook wel eens gekeken mag worden naar de ethiek van de filosoof en ze steltde vraag of het zin heeft om studenten met grote wereldproblemen op te zadelen,waar zij in haar ogen als individu niets aan kunnen doen. Het zou zelfs gevaarlijkkunnen zijn bij labiele mensen doordat hun wereldbeeld zo op de kop wordt gezet,dat ze misschien het idee krijgen dat ze de wereld moeten redden. Mogelijk zou-den ze dan hun techniekstudie opgeven, filosofie gaan studeren of zelfs helemaalstoppen met studeren om activist te worden, hetgeen Boon niet wenselijk acht.Deze opvatting roept echter onmiddellijk de tegenvraag op of het niet juist vanacademici verwacht mag worden dat ze zich met de zeer complexe maatschappe-lijke vraagstukken bezighouden - en dan inclusief de vraagstukken die op mondiaalniveau spelen - juist omdat de actieradius van het maatschappelijk leven ook steedsverder reikt. Een diepgaande analyse vanuit een kritische houding lijkt daarbij zeerbelangrijk voor het vinden van zinvolle oplossingsrichtingen. Ook hier speelt echtereen verschil in opvatting over de ernst van de milieucrisis mee. Waar Boon ergoptimistisch is en juist het idee heeft dat de wissels in de maatschappij - en zekerin het bedrijfsleven - allang zijn omgezet richting een duurzame samenleving, zijn de meer maatschappijkritische filosofen als Zweers en Van der Wal een stuksomberder. Zij menen juist dat de nodige radicale koerswijziging alsmaar uitblijft.

De meeste faculteiten Wijsbegeerte van de algemene universiteiten hebben hetaanbieden van het vak milieufilosofie gestaakt, nadat het in de jaren tachtig ennegentig van de vorige eeuw wel regelmatig werd aangeboden. De vraag waaromhet vak niet meer wordt aangeboden, levert bij medewerkers van verschillendeinstellingen verschillende antwoorden op. Een belangrijke factor is de afwezigheidvan hoogleraren milieufilosofie, op een enkele in deeltijd werkende bijzonder hoog-leraar na. Zo is prof.dr. Jan Boersema sinds oktober 2002 hoogleraar aan de VUmet als leeropdracht ’culturele en levensbeschouwelijke dimensies van de relatiemens en natuur’. De aanwezigheid van een hoogleraar zorgt dat het vak ’op de

Page 25: Filosofie en duurzame ontwikkeling

21

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

kaart blijft staan’; de afwezigheid leidt er vaak toe dat een vakgebied in de ver-drukking komt ten gunste van vakgebieden die wel een hoogleraar hebben. In veel gevallen spelen bezuinigingen de grootste rol. ’Als vakgroepen prioriteitengaan stellen worden de ’softe’ studieonderdelen het eerst wegbezuinigd.Universiteiten denken hier blijkbaar niet mee te kunnen ’scoren’. Docenten enonderzoekers die er wel iets mee willen hebben het moeilijk: ’Bijna al mijn tijd gaat op aan cursussen over Plato, Aristoteles en Hobbes. Als ik toch verder wil metmilieufilosofie is dat extra werk dat je dan als hobby moet zien vol te houdentegen alle tegenwerking in. Dit maakt het lastig om ’op niveau’ te blijven’, aldus dr. Marius de Geus van de Universiteit Leiden. Anderen bevestigen zijn verhaal.

Over het algemeen neemt echter ook de belangstelling van studenten voor hetonderwerp af. Vakken waarvoor weinig animo bestaat, is meestal geen lang levenbeschoren. Overigens is een vergelijkbare ontwikkeling te zien bij opleidingenmilieukunde, waar studentenaantallen drastisch zijn teruggelopen, met dit verschildat milieukunde institutioneel wel degelijk iets voorstelt. Er zijn immers nog steedsopleidingen milieukunde, op de KUN zelfs drie - sociaal-wetenschappelijke, natuur-wetenschappelijke en beleidswetenschappelijke milieukunde - die ook in visitatieszeer goed worden beoordeeld. Interessant is in dit verband te vermelden dat in het laatste visitatierapport Milieukunde (2002) de aanbeveling wordt gedaan om dethematiek van het onderwijs en onderzoek te verbreden naar duurzame ontwikke-ling.20 Opvallend is dat op de TU Delft de belangstelling voor het vak Milieufilosofiejuist weer wat is toegenomen, sinds men daar een afstudeervariant rondTechnologie en Duurzame Ontwikkeling kent, waarvoor het vak Milieufilosofie eenkeuzevak is.

Als je kijkt naar het curriculum van de opleiding filosofie dan is dat vooral in deeerste jaren grotendeels opgebouwd rond theoretische vakken - met vakken alsargumentatieleer, kenleer, logica en geschiedenis van de wijsbegeerte - waarin menniet snel concrete maatschappelijke discussies aan de orde stelt. Toch zijn er bin-nen alle opleidingen filosofie wel vakken aanwijsbaar waarin docenten maatschap-pelijke vraagstukken behandelen. Met name in de latere fase van de filosofiestudiezijn er bij vakken als cultuurfilosofie, ethiek en politieke filosofie veel aankno-pingspunten. In dergelijke vakken halen docenten nu weliswaar niet expliciet hetthema duurzame ontwikkeling aan, maar wel thema’s als globalisering, individu-alisme, kosmopolitisme, etniciteit, mensenrechten en vooruitgangsdenken; onderwerpen die nauw gerelateerd zijn aan duurzame ontwikkeling. Studenten dieiets met het thema willen zouden het onderwerp zelf kunnen aandragen als case-study voor de vakken die ruimte laten voor een eigen inbreng; dergelijke vakken

20 Visitatierapport Opleidingen Milieukunde, VSNU, 2002 (zie ook www.vsnu.nl).

Page 26: Filosofie en duurzame ontwikkeling

22

zijn er binnen alle opleidingen. Ook kunnen studenten de vrije ruimte voor keuzevakken binnen de opleiding of stagemogelijkheden benutten om duurzameontwikkeling vanuit een filosofisch perspectief te verkennen. Hierbij komt het echter helemaal op het eigen initiatief van studenten aan en in de praktijk gebeurthet nog niet veel. Studenten moeten dan al op een andere manier dan via hun studie in het onderwerp geïnteresseerd zijn geraakt.

Je kunt stellen dat filosofieopleidingen behoorlijk behoudend zijn ingesteld als hetgaat om het bezig zijn met actuele maatschappelijke kwesties. Die disciplines diezich wel expliciet toeleggen op het overdenken van vraagstukken uit de actualiteit,zoals bijvoorbeeld de bedrijfsethiek, worden vaak niet helemaal serieus genomen.Een echte filosoof moet distantie betrachten en zich niet laten meeslepen door dewaan van de dag, zo lijkt het motto. De vraag is hoe afstandelijk een filosoof moetzijn. En is duurzame ontwikkeling te karakteriseren als een modeverschijnsel,slechts een van de vele onderwerpen die maatschappelijk van belang zijn en nietmeer of minder belangrijk dan al die andere? Filosofen blijken vooral te vrezen vooreen verwarring van rollen. Prof.dr. P. Van Tongeren (KUN): ’Er is een verschil tussenpolitieke actie en wetenschappelijke reflectie. De een moet niet op het toneel vande ander gaan staan; daar worden beiden slechter van. Terecht vind je geen vakkenover duurzame ontwikkeling of milieu bij ons. Er zijn nog wel tweehonderd anderebelangrijke onderwerpen te vinden. De universiteit is geen instituut om zich metpraktische problemen bezig te houden, maar ze is er om je dingen te leren en vaar-digheden te laten opdoen waarmee je later kunt werken. De filosofiefaculteit aande KUN richt zich daarom in het onderwijs welbewust niet direct op maatschappe-lijke actuele vraagstukken, maar men kiest voor een benadering vanuit de alge-meenheid waarbij actuele vraagstukken als voorbeelden bij het onderwijs wordenaangehaald. Na de studie kan de student aan de slag met actuele kwesties, omdathij tijdens zijn studie het juiste denkgereedschap in handen heeft gekregen.’

Marcel Becker (KUN, Ethiek) is het daarin niet helemaal eens met Van Tongeren.Duurzame ontwikkeling is niet een onderwerp als alle andere, vindt hij. Het leentzich volgens hem juist bij uitstek voor filosofische studie om een aantal filosofischeproblemen duidelijk te maken, vanuit verschillende subdisciplines, van metafysica totpolitieke filosofie en ethiek. Er zijn veel goede cases aan te ontlenen. Becker geeftzelf een cultuurfilosofisch college over duurzaamheid in de interdisciplinaire college-reeks van UCM en CICAM (KUN), ’Milieu, Vrede en Duurzame Ontwikkeling’. Hij behan-delt daarin het veranderende denken over het goede leven en economische groei inhistorisch perspectief aan de hand van het boek van Hans Achterhuis ’Het Rijk van deSchaarste’. Dit is voor hem een voorbeeld van een goede casus rond duurzaamheid,dat wat hem betreft in het interesseveld van filosofie geïncorporeerd kan worden.

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

Page 27: Filosofie en duurzame ontwikkeling

23

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

Het verwijt dat filosofen teveel bezig zijn met denkers uit het grijze verleden vin-den de meeste geïnterviewden niet terecht. Van Tongeren hierover: ’Tijdens je oplei-ding filosofie leer je denken en dat leer je het beste door ná te denken wat eenander ’voordenkt’. Het heeft dus wel degelijk veel nut je te verdiepen in het denkenen werk van grote denkers uit het verleden. Als je bovendien zo’n tekst leest uitbijvoorbeeld 400 voor Christus, dan kun je die alleen begrijpen door hem jezelf toete eigenen vanuit deze tijd bekeken. Het staat daarmee niet tegenover het toepas-sen op de eigen tijd. Het gaat altijd samen. Een historicus probeert iets in het lichtvan de verleden tijd te zien, maar een filosoof leest iets altijd welbewust in hetlicht van de eigen tijd. Filosofen als Descartes en Spinoza konden nog denken datze zelf moesten beginnen met denken, maar wij kennen de geschiedenis en als jeniet naïef wilt zijn, is het goed die gang door de geschiedenis te maken.’ De menin-gen verschillen over de vraag of de verhouding theorie en historisch-filosofischekennis enerzijds en toepassingen of actualiteiten anderzijds goed is binnen het huidige filosofieonderwijs. Dr. Michiel Brumsen, docent filosofie aan de TU Delft,vindt het bijvoorbeeld wel degelijk een probleem dat er zo heel veel tijd in het’nadenken’ over (het werk van) andere filosofen gaat zitten. Hij denkt dat de afge-studeerden veel meer dan nu het geval is, na afloop van hun studie horen te wetenhoe je je filosofische gereedschap in verschillende werksituaties buiten de universi-teit kunt inzetten, óók met betrekking tot actuele maatschappelijke vraagstukken.Nu zijn filosofen vaak heel eenzijdig theoretisch georiënteerd. Wat hem betreft’moeten de ramen open’ bij de filosofieopleidingen in Nederland. Overigens denktBrumsen dat de situatie in het buitenland wat dat betreft niet veel beter is.Tekenend voor de situatie vond hij het programma van de European Conference on Analytical Philosophy, in 2002 in Zweden. Van alle workshops en sessies gingslechts een fractie over praktische filosofie of actuele vraagstukken. Men is vooralbezig met zeer abstracte en theoretische discussies, zonder de verbinding met demaatschappij en haar vragen te leggen.

Marcel Wissenburg denkt dat filosofen ’van nature’(!) niet zo geïnteresseerd zijn inhet milieuvraagstuk: ’De geringe belangstelling van filosofen voor milieu heeftermee te maken dat veel filosofen het onderwerp van studie - de omgang met denatuur - als een object zien. Filosofen zijn daarin minder geïnteresseerd dan instructuren. Ze denken in structuren en niet in objecten. De meeste aandacht voorhet onderwerp kun je verwachten binnen de ethiek en cultuurfilosofie.’Wat betreft de vraag of duurzame ontwikkeling een modeverschijnsel is en daaromniet in het filosofieonderwijs thuishoort, antwoordt prof.dr. Edith Brugmans (KUN en Universiteit Leiden) ontkennend. Ze vindt die argumentatie niet terecht:’De filosofie heeft de taak modeverschijnselen die lang aanhouden serieus tenemen, dus het is geen argument om te zeggen dat duurzame ontwikkeling slechtseen modegril is en er daarom geen aandacht aan te besteden. Er zijn een heleboel

Page 28: Filosofie en duurzame ontwikkeling

24

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

alledaagse problemen die we als filosofen niet allemaal hoeven te behandelen. Maarfilosofen moeten wel doorvragen en zich afvragen wat het zegt over mensen, wathet zegt over een cultuur dat bepaalde verschijnselen zich voordoen.’ Brugmansdenkt voorts dat milieufilosofen niet voldoende in debat gaan met wetenschappersvan andere disciplines en met beoefenaars van andere filosofische subdisciplines.Daardoor komen milieufilosofische discussies niet echt van de grond. Het beeldbestaat dat het een hele aparte tak van de filosofie is geworden, die zich vooralmet specifieke onderdelen bezig houdt zoals dierenrechten. Veel filosofen vindendat volgens haar gewoonweg niet interessant genoeg.

Wie de discussie tussen de milieufilosofen van verschillende ’signatuur’ onbevoor-oordeeld bekijkt, vraagt zich af waarom er niet meer wordt samengewerkt enwaarom de verschillende scholen elkaar zo verketteren. De verschillende visies lijken elkaar aan te vullen en hebben de potentie elkaar te versterken in hun streven de discussie over duurzaamheid zowel op een hoger niveau te brengen alsin bredere kring bekend en besproken. Misschien ligt de sleutel voor een dergelijkesamenwerking in het zoeken naar nieuwe vragen om de discussie te agenderen.Een opmerking van prof.dr. Jan Boersema lijkt in dezen belangrijk. Hij zegt te ziendat het woord duurzaamheid of duurzame ontwikkeling een problematisch begripis, waarbij je snel in lastige definitiediscussies terecht komt: ’Het gaat meer omkwaliteit dan om duurzaamheid. De kwestie komt voort uit ons gevoel dat we alsmensen de wereld de laatste decennia niet mooier maken. (...) Eigenlijk betreft hetgewoon een discussie over ons eigen waardenpatroon.’

Een kleine inventarisatie binnen diverse hogescholen liet zien dat de meeste hogescholen wel één of meer docenten ethiek of filosofie in dienst hebben, maar slechts bij enkele opleidingen komt in hun onderwijs duurzame ontwikkelingexpliciet aan de orde. Met name de opleidingen bedrijfskunde en economie gaan inop de ethische dimensies van hun vakgebied in relatie tot het begrip duurzaamondernemen. Ook in het agrarisch hoger beroepsonderwijs komt ethiek in relatietot duurzaamheid en ontwikkelingsproblematiek aan de orde. De ruimte vooronderwijs op dit vlak is echter niet groot. Het blijft een sluitpost in het curricu-lum bij de meeste scholen en opleidingen. Wel proberen docenten filosofische enethische vragen te integreren in andere reeds bestaande vakken of het als onder-deel in projectonderwijs aan de orde te stellen. Voorbeelden daarvan zijn te vindenop de Hogeschool Windesheim (economie, bedrijfskunde) en de HAS Den Bosch(agrarische studies).

Page 29: Filosofie en duurzame ontwikkeling

25

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

Filosofen over duurzame ontwikkeling

Er zijn vele definities van duurzame ontwikkeling, maar een aantal sleutelwoordenkomt steeds terug. Het gaat erom een manier van leven en samenleven te vindenwaarmee we de kansen op een prettig leven voor generaties na ons niet verslechte-ren, liefst verbeteren (verantwoordelijkheid nemen voor rechtvaardigheid tussengeneraties). Tegelijkertijd willen we er in het hier en nu niet slechter van worden(behoud welvaart) en tevens zorgen dat op wereldschaal iedereen eerlijk deelt in dewelvaart (sociale en economische rechtvaardigheid binnen generaties, gegaran-deerde mensenrechten, behoud culturele diversiteit). Centraal staat ervoor te zor-gen dat de mensheid met haar economische activiteiten het draagvlak van denatuur niet overschrijdt, zodat ecosystemen niet onomkeerbaar verstoord raken ende biodiversiteit (soortenrijkdom) op aarde behouden blijft (inclusief erkenningintrinsieke waarde van de natuur, of niet-menselijk leven). Dit alles vraagt een opdemocratische leest geschoeid maatschappelijk veranderingsproces waarbij sociale,ecologische en economische belangen in harmonie komen en blijven. Ziedaar hetideaal van duurzame ontwikkeling. Een normatief containerbegrip, noemen velenhet. ’Waar gaat het eigenlijk níet over?’ lijkt een legitieme vraag.

Het blijkt moeilijk te zijn om grenzen te trekken rond het concept duurzame ont-wikkeling. Wie start bij het milieuvraagstuk, komt vanzelf uit bij economischeordening en dynamiek (gaan economische groei en natuur- en milieubehoud welsamen?), verdelingsvraagstukken (zowel binnen landen als op mondiaal niveau),machtsverhoudingen, sociale verhoudingen (verschillende klassen, maar ook man-vrouw verhoudingen), technologieontwikkeling, mensenrechten, democratie enkwesties als draagvlak voor verandering. Het lijkt onmogelijk het milieuvraagstuktot een technisch probleem te beperken, al zijn er steeds weer pleidooien om dattoch maar wel te doen om het overzichtelijk te houden, zoals onlangs weer in eenrapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid21. De argumententegen zijn echter overtuigender.22 Duurzame ontwikkeling vraagt wereldwijd eenheroverweging van onze manier van leven, met alle aspecten die erbij horen, cultu-reel, sociaal, economisch, technologisch.

2

21 Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Duurzame ontwikkeling: bestuurlijke voorwaarden voor een mobiliserend beleid. Den Haag, 2002.

22 Zie bijvoorbeeld de artikelen in het NRC, d.d. 21-8-2002 hierover: ’Duurzaamheid is te ver opgerekt’ van de hand vanCock Hazeu en Jan Schoonenboom, beiden verbonden aan de WRR en het artikel: ’Duurzame Ontwikkeling is meer danMilieu’ van de hand van twee leden van de regeringsdelegatie naar de top in Johannesburg, Irene Dankelman (KUN) enHans Opschoor (ISS).

Page 30: Filosofie en duurzame ontwikkeling

26

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

Wie onze manier van leven bestudeert, komt onherroepelijk uit bij de fundamentenvan het bestaan, zoals mensen die zien. Daarmee staat de deur open naar de filo-sofische wetenschap, om de vragen te stellen die relevant zijn. Daarbij gaat hetniet alleen om vragen naar wat het goede leven zou inhouden (ethiek) wil hetduurzaam zijn, of hoe een en ander politiek ingekaderd en gestuurd kan worden(politieke filosofie). Het gaat er ook om vooronderstellingen die achter verschil-lende oplossingsrichtingen liggen, bloot te leggen. Daarbij gaat het om metafysi-sche vragen naar de wezenlijke aard van de mens en van de natuur en naar hunonderlinge verhoudingen. Die vragen zijn belangrijk, ook al zijn er geen definitieveantwoorden te geven. Bewust of onbewust leven mensen met bepaalde uitgangs-punten die bepalend zijn of kunnen zijn voor hun manier van leven. Uiteindelijkzijn dit de achterliggende vragen bij religieuze of zingevingsvragen die in iedermensenleven spelen, ook als in antwoord op die vraag een agnostisch of nihilis-tisch perspectief gekozen (of ervaren) wordt.

Voorts gaat het om sociaal-filosofische vragen over samenleven en om antropologi-sche en cultuurfilosofische (ook interculturele) vragen, om kennis te krijgen vande oorsprong en context van wereldbeelden. Wetenschapsfilosofische en techniekfi-losofische inzichten zijn daarnaast relevant gezien de rol die de wetenschap entechniek in onze samenleving spelen, én in verband met de bepaling van wat pro-blemen en oplossingsrichtingen zijn. Wat is kenbaar? Het vraagstuk van objectivi-teit, subjectiviteit en intersubjectiviteit speelt ook in de duurzaamheiddiscussie, zowerd eerder al duidelijk. Tenslotte lijkt ook de taalfilosofie van groot belang endan met name op het vlak van discoursanalyse, om inzicht te bieden in de beteke-nisverschillen in de duurzaamheidvertogen van de verschillende maatschappelijkespelers. Kortom een breed gedefinieerd begrip van duurzame ontwikkeling roepteen breed scala aan filosofische vragen op, waarmee duidelijk wordt hoezeer filoso-fische inbreng in de duurzaamheiddiscussie van belang is om posities en keuzemo-gelijkheden helder te krijgen. Duurzame ontwikkeling simpelweg tot technisch pro-bleem verklaren, doet geen recht aan de complexiteit van de ambitie die erinbesloten ligt. Natuurlijk kan de geloofwaardigheid en haalbaarheid van deze ambi-tie bediscussieerd worden, echter op deze plek gaat het in eerste instantie om eeninventarisatie van de vragen die relevant lijken te zijn.

De geïnterviewden blijken uiteenlopende oordelen te hebben over de bruikbaarheidvan het concept duurzame ontwikkeling in het algemeen en over de zin van eenfilosofische benadering ervan in het bijzonder. In het navolgende volgen in vogel-vlucht enkele van de meest opmerkelijke en interessante opvattingen in relatie totduurzame ontwikkeling die zij kenbaar maakten. Gezien de beperkte opzet vandeze vakreview, worden de verschillende visies slechts kort aangestipt. Voor de ach-tergronden is het raadzaam de literatuurlijst achterin deze uitgave te raadplegen.

Page 31: Filosofie en duurzame ontwikkeling

27

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

De meeste geïnterviewden hebben zelf uitvoerig gepubliceerd over het onderwerpen deze werken zijn zoveel mogelijk opgenomen in het overzicht.

GewetensfunctieHub Zwart: ’Wat vroeger God was, zijn nu de toekomstige generaties. Het is opnieuween externe beoordelende instantie, die we erbij halen om ons geweten te prikkelenen ons een spiegel voor te houden; een manier om ons gedrag te beoordelen.Daarmee biedt duurzame ontwikkeling een interessante ingang tot het denken overmoraliteit.’

Brede versus smalle moraalDr. Henk Van den Belt (Universiteit Wageningen): ’Kijk uit voor een nieuwe poli-tieke correctheid. Er zitten veel onduidelijkheden in het begrip duurzame ontwik-keling, dus je moet er wel de nodige vraagtekens bij zetten, ook al vindt nietiedereen het leuk als je twijfels zaait. Duurzame ontwikkeling lijkt steeds meer terreinen van het leven te omvatten. Het lijkt of alle goede dingen samen duur-zame ontwikkeling inhouden. Alles wordt erbij gehaald tot aan gender-issues toe.De vraag is of het begrip dan nog hanteerbaar is in een liberale democratie. Je stuit daar op de tegenstelling of scheiding tussen het liberale denken en hetcommunautaristische of gemeenschapsdenken. Het liberale denken staat een smallepolitieke moraal voor, waarbij alleen de universele rechten van de mens in hetpublieke domein een rol spelen; alle overige waardediscussies laat het liberale den-ken over aan het individu en het privé-domein. Het gemeenschapsdenken staatdaarentegen voor een brede moraal en wil over veel meer waarden in het publiekdomein spreken en ook sturend optreden. Het liberale denken is daar huiverig voorvanuit het oogpunt van tolerantie. We zijn echter niet helemaal tegen het gemeen-schapsdenken. Zo spreekt ons het denken van de Israeliër Avner de-Shalit (hoogle-raar in Oxford, auteur van ’Why Posterity Matters’23) aan.’ De-Shalit gaat wel uit vangemeenschappen waarbinnen zich een gemeenschappelijke ethiek kan ontwikkelen,alleen hij verbindt dat minder rigide met de geschiedenis en de traditie van eengemeenschap. ’Je hebt communitarisme in soorten, maar we willen niet de kant op van het kleffe gemeenschapsdenken.’ Met dat laatste duidt Van den Belt vooralop vormen van confessioneel denken, die uitsluitend kunnen werken ten aanzienvan andersdenkenden en waarbij volgens hem snel het gevaar van intolerantie entotalitarisme opspeelt. Tolerantie en de permanente, strikte scheiding van kerk enstaat acht hij alleen veilig bij het liberale denken, en zoals hij aangaf eventueel bijeen gematigde vorm van gemeenschapsdenken, waarbij de gemeenschap open blijftvoor kritiek en verandering en de traditie geen overheersende rol speelt.

23 A.de-Shalit, Why Posterity Matters, Londen 1994.

Page 32: Filosofie en duurzame ontwikkeling

28

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

Beperkingen van de liberale benaderingBij de visie van Van den Belt maakt Kees Klop de nodige kanttekeningen: ’Volgens het liberale denken kunnen waarden en normen niet collectief wordengedicteerd. Alleen het individu kan bepalen wat het goede leven is. Men vertrouwtop de mondigheid en rationaliteit van het individu waardoor een liberale samenle-ving uiteindelijk ook datgene zou bereiken wat goed is voor het collectief. Duurzaamheid is echter een collectief belang dat men wezenlijk serieus dient tenemen, ook als het individu er nog niet aan toe is. En ergens beseffen liberalenook wel dat hun wereldbeeld niet helemaal houdbaar is. Zo proberen ze nu hetindividuele eigendomsrecht dat een van de peilers is van het liberale denken uit tebreiden met de notie van collectieve eigendom en dat idee in het liberalisme teproppen.’ Daarnaast wijst Klop erop dat allerlei economische principes die binnende liberale visie neutraal zijn in werkelijkheid verschillende waarden impliceren endus helemaal niet neutraal zijn. Meer over deze visie is onder meer te lezen in debundel ’Economie en Ethiek in Dialoog’24, onder redactie van Kees Klop.

Individualisme versus collectiviteitKees Klop: ’Net als de politiek heeft ook de filosofie een wending naar het subjectgemaakt. Er ligt een raster van technisch, rationalistisch denken over de wereldwaarmee veel ervaringen buiten beeld worden gelaten. Het individu staat echterniet los van de wereld. Er zijn waarden die aan ons appelleren, door bijvoorbeeldde ontmoeting met een ander mens of de geboorte van een kind, die niet kwanti-ficeerbaar zijn in natuurwetenschappelijke termen, maar die wel wezenlijk zijn. Het zijn weliswaar individuen die proberen de morele ervaring te benoemen. Dat benoemen verloopt via het individu, maar het gaat om een collectief gebeuren.Een van de weinige filosofen die wel de collectiviteit als uitgangspunt heeft gehou-den na Heidegger is de joodse filosoof Levinas die in het denken over duurzameontwikkeling een belangrijke bijdrage zou kunnen leveren met zijn ethiek vanmorele ervaring’.25 Martha Nussbaum en Amartya Sen zijn twee andere in dit ver-band interessante filosofen. Zij werkten een tijdlang voor de VN aan een pro-gramma getiteld ’On the Quality of Life’.26

Begrip vol tegenstellingenMarcel Wissenburg: ’Het begrip duurzame ontwikkeling is verre van eenduidig. Het is belangrijk de retoriek eruit te halen en de beperkingen inzichtelijk te maken;het is als een winkelwagen waar iedereen achter kan lopen en er het zijne of hare

24 Kees Klop e.a. (ed.), Economie en Ethiek in Dialoog, Assen 2001.

25 Zie onder meer: E. Levinas, Het Menselijk Gelaat; Essays van Emmanuel Levinas, Baarn 1969.

26 Martha Nussbaum en Amartya Sen, The Quality of Life; A Study prepared for the World Institute for DevelopmentEconomics Research (WIDER) of the United Nations University, Oxford 1993.

Page 33: Filosofie en duurzame ontwikkeling

29

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

in kan leggen. Daardoor lopen nu veel verschillende groepen met heel verschillende,vaak tegengestelde belangen achter hetzelfde vaandel, maar in de loop van het proces blijken er steeds weer moeilijk te overwinnen tegenstellingen te zijn. De doelen bescherming van natuur en milieu enerzijds en de verbetering van hetlevenspeil in ontwikkelingslanden anderzijds kunnen elkaar wel eens bijten enmoeilijk te verenigen zijn. Die tegenstellingen verdienen nadere overdenking. Het begrip kent beperkingen en sluit ook mensen, groepen en bijvoorbeeld denatuur uit. Dieren vallen er uit, tenminste voor zover zij geen direct nut voor demens hebben. Het gaat om toekomstige generaties en om het duurzaam voortbe-staan van de mens. De natuur wordt puur bekeken vanuit het oogpunt van het nut dat zij heeft voor de mens.’ Ook Wim Zweers wijst op dat probleem: ’Een goedeanalyse van het probleem laat zien dat het streven naar duurzame ontwikkelingslechts een doekje voor het bloeden is. Het is nog steeds de voortzetting van eenessentieel aspect van de westerse cultuur, namelijk de volstrekt eenzijdige mensge-richtheid. De scherpe kantjes zijn er af. We zijn niet meer zo stom om alles meteenop te maken. Maar het helpt niet, want het blijft een voortzetting van de huidigecultuur. Er is iets anders nodig, namelijk het besef dat mensen er niet zijn als mid-delpunt van de werkelijkheid. En dan niet alleen in materiële zin, want zo leert debiologie het ons, is een open deur. Het gaat juist ook om levensbeschouwing enzingeving. We zijn slechts een deel van de werkelijkheid.’

Duurzaamheid en democratieJozef Keulartz: ’Duurzame ontwikkeling is een moeizaam begrip. Net als biodiversiteitis het moeilijk hanteerbaar. Het is een handig politiek begrip want het laat veleinterpretaties toe. Het heeft ook de connotatie van onveranderlijk en dat geeftmensen een gevoel van onbehagen. Als het gaat om toekomstige generaties, dan is moeilijk te bedenken wat zij precies willen. Dat is het probleem van demaatschappelijke dynamiek.’ Keulartz meent voorts dat bij radicale milieufilosofende democratische setting in gevaar is. Democratie is volgens hen niet op hetmilieuprobleem berekend. Wouter Achterberg heeft deze bedenkelijke dimensie vande milieufilosofie als een van de weinigen opgepakt en geproblematiseerd. Keulartzstoort zich aan het milieupessimisme dat je ook bij veel milieufilosofen vindt. ’Het is dertig jaar na de Club van Rome, hun voorspellingen zijn niet uitgekomen,maar nog altijd is het einde nakende. Dergelijk milieupessimisme wreekt zich.Mensen blijven maar horen dat het vijf voor twaalf is. Dat de wereld naar deafgrond stormt. Maar welke therapie hoort bij de diagnose? Het lijkt op het verhaalvan de prediker in de woestijn. Hij verwacht wel dat wij ons bekeren, maar waarmoet je het dan van hebben? Iemand als Arne Naess, de vader van de Deep Ecologyheeft wel eens gezegd dat we met niet meer dan 100 miljoen mensen zouden moe-ten zijn op de wereld. Zoiets is politiek niet te vertalen! Filosofen moeten beschei-den zijn én goed op de hoogte zijn van wetenschappelijke theorieën. Niet een

Page 34: Filosofie en duurzame ontwikkeling

30

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

beroep doen op de wetenschap als een soort schijnlegitimatie. Filosofen kunnen inmultidisciplinaire settings een goede inbreng leveren, maar ze moeten niet op destoel van de rechter gaan zitten.’

Vooruitlopen op de toekomstKoo Van der Wal gaat in tegen het argument dat we niet weten wat toekomstigegeneraties willen: ’Te zeggen dat we daar niet op kunnen vooruitlopen is mij al tegemakkelijk. We kunnen daar wel degelijk op vooruit lopen. Natuurlijk weten wedat ze het niet leuk zullen vinden als ze met een zonnebril moeten lopen als doorafbraak van de ozonlaag de straling van de zon te sterk is geworden of als land-bouwgronden geërodeerd zijn en hulpbronnen uitgeput. Dat zijn namelijk de voor-waarden voor welzijn. Natuurlijk gaat het in deze discussie ook om onze waarden,maar die waarden zullen ook in de toekomst spelen. Dat we niet precies weten wattoekomstige generaties willen is slechts een deelwaarheid. Het is een uiterst com-plex probleem, maar wel een heel serieus probleem, waar we verantwoordelijkheidvoor moeten nemen. Het speelt niet alleen op ecologisch vlak, maar ook op cultu-reel gebied. Als je allerlei monumentale gebouwen tegen de vlakte slaat, ontneemje die daarmee toekomstige generaties. Het betekent natuurlijk niet dat er nietsmag veranderen, maar het betekent wel dat we toekomstige generaties niet in eenonmogelijke startpositie moeten brengen. Het hoeft er helemaal niet in uit te mondendat we loopjongens van de toekomst worden. Het gaat om fysieke voorraden en culturele resources. Daarbij kun je de notie van primary goods van de rechtsfilosoofRawls (’A Theory of Justice’27) betrekken. Ook hij stelt dat opvattingen over watbestaansvoorwaarden zijn deels cultureel bepaald zijn, maar bepaalde dingen wordendoor alle mensen positief gewaardeerd. Er zit ook een heldere intuïtie achter deduurzaamheidproblematiek, namelijk dat tekeer gaan niet duurzaam is.’

Perceptieverschillen rond duurzaamheidMarcel Wissenburg: ’Het is ook interessant om te zien hoe de omgeving van mensenhun denken beïnvloedt. Dat zie je ook bij filosofen. We hebben hier bijna geennatuur meer, laat staan ongerepte natuur. Dat is heel anders in de Verenigde Statenof Australië. De Amerikanen kijken bijvoorbeeld heel anders tegen de natuur aan.Je ziet dat de deep ecology beweging er heel groot is. Zij kunnen de natuur nog alseen ’presentie’ ervaren en bekijken. In Europa is die ervaring niet meer mogelijk; erzijn bijna geen plekken meer waar alleen natuur is. Wij kijken meer naar de natuurals hulpbron en zijn eerder bezig met onze economische omgang met de natuur. Deproblemen zijn hier dringender. Onze cultuur heeft daardoor meer behoefte aan eenpraktische aanpak en ethiek rond duurzame ontwikkeling.’

27 J. Rawls, A Theory of Justice, Cambridge 1971.

Page 35: Filosofie en duurzame ontwikkeling

31

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

Aandacht voor internationale ontwikkelingsdimensieWissenburg wijst er ook op dat duurzaamheid zeker vanuit westerse optiek vaakmet name over (technische) milieukwesties gaat, terwijl juist ook kwesties als descheve internationale verdeling van de welvaart, de ontwikkelingsproblematiek endiscussies over mensenrechten onlosmakelijk met de milieuproblematiek en demogelijke oplossing ervan verbonden zijn. (Politieke) filosofen kunnen met ditsoort mondiale vraagstukken in relatie tot de vraag wat duurzame ontwikkeling zou inhouden naar zijn mening interessant filosofisch onderwijs ontwikkelen. Ook thema’s als globalisering, wereldhandelsverhoudingen en de invloed van inter-nationale organisaties (onder meer de WTO, de EU en de VN) zijn relevant als jeduurzame ontwikkeling als een alternatief ontwikkelingsmodel gaat verkennen.

Page 36: Filosofie en duurzame ontwikkeling

32

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

Page 37: Filosofie en duurzame ontwikkeling

33

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

Aanknopingspunten bij subdisciplines van de filosofie

Zoals al eerder aangestipt, zijn er veel verschillende filosofische ingangen om hetduurzaamheidvraagstuk te onderzoeken en behandelen. Er bestaat binnen de filoso-fische wetenschap geen eenstemmigheid over de onderverdeling van het vakgebiedin subdisciplines. Toch zijn er wel gemeenschappelijke noemers. Een veel gevondenonderscheid betreft de verdeling in historische, theoretische en praktische filosofie.Tot de eerste behoren onder meer de geschiedenis van de filosofie per periode, vande filosofen uit de klassieke oudheid tot aan contemporaine denkers. De theoreti-sche filosofie betreft onder meer kenleer, metafysica, wijsgerige antropologie enmethodische vakken als argumentatieleer. Praktische filosofie tenslotte omvat poli-tieke en sociale filosofie en ethiek. Hierna volgen een aantal reacties van geïnter-viewden en andere bronnen, in antwoord op de vraag waar duurzame ontwikkelingals thematiek het beste aansluit en behandeld kan worden.

Historische filosofie

Met name in reactie op het idee dat duurzame ontwikkeling een modeverschijnselis, noemen enkele geïnterviewden de historische filosofie. Duurzame ontwikkelingzou uiteindelijk gaan over de zoektocht naar een passende opvatting van ’hetgoede leven’. De vraag naar wat ’het goede leven’ is, wordt in alle tijden gesteld. Degeschiedenis van de filosofie maakt in wezen de opeenvolging van verschillendeantwoorden op die vraag zichtbaar, voor zover die via historische bronnen - impli-ciet of expliciet - kenbaar zijn. Het kan voor de huidige discussies zinvol zijn degeschiedenis van de filosofie met deze blik opnieuw te beschouwen.Enkele geïnterviewden (Van der Wal, Zweers) betogen bovendien dat in de geschie-denis van de westerse filosofie - aan de hand van de meest dominante denkers -ook de oorsprong van de milieucrisis te vinden is. Van der Wal werkt deze visie uit in zijn eerder genoemde boek ’De Omkering van de Wereld’. Hij wijst op de verwetenschappelijking van het wereldbeeld, waarbij rationalisering zorgde voor een desacralisering van de werkelijkheid en vervreemding van de mens ten opzichtevan de natuur. Deze manier van denken zou de legitimatie hebben geboden vooreen niet te stuiten en nog steeds voortdurende overexploitatie van de natuur. Overigens kan dit ook onder de cultuurfilosofie worden geschaard.

3

3.1

Page 38: Filosofie en duurzame ontwikkeling

34

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

Metafysica

’An ecocentric approach regards the question of our proper place in the rest of natureas logically prior to the question of what are the most appropriate social and politi-cal arrangements for human communities. That is, the determination of social andpolitical questions must proceed from, or at least be consistent with, an adequatedetermination of this most fundamental question.’28

Over metafysica lopen de meningen sterk uiteen. Waar Keulartz bijna fulmineerttegen de metafysica die ’in onze botten zit’ en waar ’we vanaf moeten’, zien anderener juist ’de’ ingang om het onderwerp goed op de filosofische agenda te krijgen(Brugmans). Ook deze kwestie lijkt samen te hangen met het verschil in opvattingenover de mate waarin radicale veranderingen nodig en mogelijk zijn. Niet iedereenziet de zin van het zoeken naar of werken aan nieuwe grote verhalen over onze plaatsin de kosmos en ’het goede leven’. Keulartz: ’Het essentialisme en de grote verhalengaan te ver. Het zijn de rollen die mensen spelen, die kleuren hoe ze kijken. Kijk alleen maar naar hoe allochtonen de natuur ervaren in vergelijking met degemiddelde Nederlander. Daar zit een wereld van verschil tussen.’ Keulartz associeertmetafysica zo lijkt het met een vorm van confessioneel denken en met achter-haalde opvattingen over de kenbaarheid van de wereld en waarheid. Becker hier-over: ’Als het om metafysica gaat, lijken de Wageningse filosofen te denken alsWittgenstein: “Datgene waarover men niet spreken kan, daarover moet men zwijgen”,en inderdaad is het niet gemakkelijk om helderheid en transparantie te krijgen opdit vlak. Het is weliswaar troebel, maar het is toch een uitdaging ermee bezig tezijn. Doe je het niet, dan snijd je teveel weg en kan het zijn dat je de wezenlijkevraagstellingen over het hoofd ziet. Maar je kunt hierin tegelijkertijd slechts eenbescheiden pretentie hebben, gezien de grootheid van het probleem.’

De meeste filosofen zien net als Becker wél de zin van het onderzoeken van hetmetafysische perspectief. Van Tongeren: ’Er is geen filosofie mogelijk zonder meta-fysica. De filosofische benadering kenmerkt zich door achteruitdenken. Steeds kij-ken naar welke laag van denken ergens onder ligt. De metafysica betreft de meestonderliggende vragen, over het werkelijkheidsbegrip. Alle disciplines van de filoso-fie kun je zien als regionale filosofieën van de werkelijkheid, van het menselijk zijnen handelen en van het menselijk samenleven. Nogal veel mensen vinden metafy-sica onzin en luchtfietserij, maar dat is niet terecht. Het is wel begrijpelijk datmen het niet bij iedere verhandeling wil betrekken omdat het zo ver onderliggend

3.2

28 R. Eckersley, Environmentalism and Political Theory: Toward an Ecocentric Approach, Londen, 1992, p.28 geciteerd inDobson, A., Green Political Thought, Londen 1995, p.83.

Page 39: Filosofie en duurzame ontwikkeling

35

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

is, maar het is wel de basis van iedere filosofie. Als het gaat om duurzame ontwik-keling, kun je je drie lagen voorstellen, de bovenste laag is het duurzaamheiddis-cours, daaronder liggen de verschillende vooronderstellingen aangaande begrippenzoals de mens, politiek, natuur. De metafysica is de laag die daar nog weer onderligt en die gaat over de fundamenten van alle begrippen die gebruikt worden.’

Een interessante discussie binnen de milieufilosofie die op het gebied van metafysicatot heftige discussies leidt, is die tussen Keulartz en Zweers (zie eerder aangestiptbij de ’scholenstrijd’). Wim Zweers heeft in Nederland de theorie van de grondhou-dingen verder uitgewerkt. Er zijn in zijn theorie zes houdingen van de mens tenopzichte van de natuur. Uiteenlopend van de mens als heerser, met een antro-pocentrisch wereldbeeld tot de unio mystica van mens en natuur, een ecocentrischuiterste waarbij een eenheidsidee van mens en natuur leidend is. De theorie ver-klaart de verschillende manieren van omgaan met de natuur. Zweers is uitgesprokenover de grondhouding die hij het meest wenselijk acht. Dat is namelijk de partici-patieve visie waarin de mens onderdeel is van de natuur zonder zichzelf daarvan als het middelpunt te zien waarom alles draait en waarin de mens het belang vantranscendentie erkent. Transcendentie ziet Zweers als ’de overstijging van de mense-lijke soort en haar invoeging in een groter geheel, het besef te behoren tot iets watde maat van het menselijke te boven gaat.’29 Met deze idee komt Zweers op het terrein der metafysica.

Keulartz’ bezwaar tegen de theorie is dat Zweers een waarderingshiërarchie in dehoudingen heeft aangebracht. Niet alle houdingen zijn even legitiem zo zou blijkenuit de bewoordingen waarmee ze beschreven worden. Zo worden de antropocentri-sche houdingen beschreven met termen als reductionistisch, atomistisch, niet-holis-tisch. De participatieve houding wordt zodanig beschreven dat het tenminste líjktof het de enige juiste en ware houding is, vindt Keulartz. Daarmee zou Zweers eensoort metafysica bedrijven, waarin voor tegengeluiden geen plaats is en waarbij dewesterse wetenschap tussen haakjes zou zijn gezet. Keulartz zelf gelooft alleen ineen post-metafysische filosofie, waarin van achterhaalde waarheidspretentiesafstand wordt genomen. Keulartz’ motivatie voor een relativerende houding komtvoort uit vrees voor totalitaire maatschappijopvattingen, die in de twintigste eeuwgrote drama’s hebben veroorzaakt. Ook met utopische ideeën uit het eco-anarchisme zoals Marius de Geus diebeschrijft als inspiratiebron voor nieuwe perspectieven, kan Keulartz niet veel. MetLyotard heeft hij z’n bekomst van de grote verhalen. Hij vindt dat ze tamelijk rig-ide opvattingen van de samenleving weergeven en er zitten volgens hem antilibe-

29 W. Zweers, Duurzaamheid vanuit participerend Gezichtspunt, in Oikos, 5, 1997.

Page 40: Filosofie en duurzame ontwikkeling

36

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

rale en antidemocratische tendensen in. Het gevaar van utopieën en grote verhalenis dat je er in kunt blijven steken. Keulartz wil nuchterder zijn en de problemen goedanalyseren. Over de hekken van de verschillende disciplines heenkijken. Juist vanwegehun opleiding in lezen, zijn filosofen goed in staat zich de inzichten uit anderedisciplines eigen te maken en de verschillende discoursen te zien. Keulartz kiestdaarom voor een pragmatische filosofie. Hij vindt dat deze ten onrecht in het aca-demische verdomhoekje zit. Over deze tak van filosofie heersen vooroordelen met tref-woorden als oppervlakkigheid en middelmatigheid, het zou bij de VS horen, het landvan de dollar, van zaken doen en niet over diepe dingen des levens nadenken. Maar Keulartz meent dat de convergentiethese laat zien dat al degenen die zich ingrote verhalen en definitiekwesties uitputten, als het erop aankomt, niet echt ietsanders kiezen als de pragmatici. De uitkomsten van milieufilosofie zouden niet uit-maken voor de praktijk en gelijkstaan aan discussies in de Middeleeuwen over devraag hoeveel engelen er op de punt van een naald passen. Pragmatische filosofie weetjuist de zaak op scherp te zetten en discussies een draai te geven wanneer nodig.

Het spanningsveld blijft dus bestaan tussen enerzijds te willen waken voor totalitairetendensen en anderzijds nieuwe perspectieven te willen ontwikkelen waarmee eensamenleving kan streven naar vergroting van het welzijn en sociale cohesie. Dit spanningsveld zou positief kunnen uitwerken op beide kampen, echter tot opheden is er nog geen echt vruchtbare dialoog ontstaan.

Taalfilosofie

Met name de richting binnen de taalfilosofie die zich bezighoudt met de analysevan de onbewust gehanteerde talen waarin mensen hun ideeën en overtuigingenweergeven, is interessant voor het onderhavige thema. Het is van belang inzichte-lijk te maken hoeveel verschillende interpretaties van de werkelijkheid er zijn, wilje zinnige discussies kunnen voeren en kunnen komen tot een zekere mate vanovereenstemming.

Van Tongeren: ’Duurzame ontwikkeling is voor de filosofie een begrip van detweede orde. Het kan interessant zijn de ’begrippelijkheid’, de manier van denkenen spreken over duurzame ontwikkeling te onderzoeken. Daarbij springt in iedergeval het aspect tijd in het oog. Duurzaamheid is een tijdscategorie en het begripvan de tijd heeft veel implicaties voor de duurzaamheiddiscussie.’Ook anderen zien de waarde van de taalfilosofie voor zover het gaat om discours-analyses. Het is interessant om te onderzoeken hoe de taal een rol speelt bij hetbenoemen van de werkelijkheid, het gaat daarbij om vocabulaires, taalspelen. Hoepraten mensen ergens over? Bijvoorbeeld een milieucrisis. Wanneer vinden mensen

3.3

Page 41: Filosofie en duurzame ontwikkeling

37

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

dat er sprake is van een milieucrisis? Zo zijn er veel meer woorden en termen rondduurzaamheid die om nadere beschouwing vragen wat betreft de ideeën die erach-ter zitten, zoals bijvoorbeeld ’Spaceship Earth’ en ’Moeder Aarde’.

De taalfilosofie kan ook een belangrijke rol spelen bij de analyse van argumentenen tegenargumenten van verschillende partijen in ethische discussies. DeWageningse filosofen hebben een pragmatische ethiek ontwikkeld, een discours-ethiek, waarbij geen positie wordt gekozen. Daarbij worden rond een vraagstuk ofbelangenconflict verschillende toekomstscenario’s onderzocht op argumenteerstijlenen waarden en normen. Keulartz: ’Het gaat er daarbij om de verschillende metafo-ren die rondzingen en hun effecten te analyseren. In een discussie rond bijvoor-beeld abortus kun je als filosoof een rol spelen door een strategie te ontwikkelenom met de tegenstellingen om te gaan door het voeren van zogenaamde commonground discussies. Je begint dan niet met het hoofddiscussiepunt in wel/niet termen,maar via een omtrekkende beweging en met andere, minder grote en bediscussieerdevragen kun je partijen zo wel in gesprek brengen en houden. Bij alle discussiepuntenzie je dat de filosofie rammelt van dichotomieën; het zijn polen van een spannings-volle werkelijkheid. Het is interessant duurzame ontwikkeling juist vanuit dezetwee disciplines van de filosofie, de taalfilosofie in de zin van discoursanalyse ende ethiek, in de zin van de pragmatische discoursethiek te benaderen.’

Wetenschapsfilosofie en techniekfilosofie

Wetenschap en technologieontwikkeling hebben met name in de afgelopen eeuwhet aanzicht van de wereld drastisch veranderd en het maatschappelijk leven ver-gaand beïnvloed. Wetenschap, techniek en kapitaal hebben een belangrijke machts-positie verworven. Voor een interessante benadering van de rol van deze factoren bijhet ontstaan en voortduren van de duurzaamheidproblematiek zij verwezen naar hetwerk van Etienne Vermeersch, met zijn theorie over het zogenaamde WTK-complex.30

Behalve de machtspositie van de wetenschap is ook het paradigma van waaruit dewetenschap werkt een thema dat van groot belang is inzake duurzame ontwikke-ling. Ten eerste werkt de wetenschap vanuit een eenzijdige, rationele benaderingvan de werkelijkheid. Allerlei aspecten die niet binnen het technische raster van dewetenschapsbeoefening passen, vallen weg, terwijl het wezenlijke elementen kun-nen zijn voor het welbevinden van mensen. Het is de vraag of een overtuigendeandere, minder eenzijdig reductionistische en rationalistische wetenschapsbeoefeningmogelijk is en hoe die er dan uit ziet. Vanuit de fenomenologie - een stroming

3.4

30 E. Vermeersch, De Ogen van de Panda; een milieufilosofisch essay, Brugge 1988.

Page 42: Filosofie en duurzame ontwikkeling

38

binnen de filosofie met exponenten als Husserl, Heidegger en Merleau-Ponty - zijn wel interessante pogingen gedaan om een wetenschapbeoefening waarin deervaring een centrale rol speelt, te ontwikkelen.31 Deze stroming is echter tot nutoe niet wijd verbreid of geaccepteerd. Filosofe dr. Heidi Muijen lijkt in haar bena-dering aan te sluiten op de fenomenologie. Ze denkt dat filosofen kunnen helpenzoeken naar perspectieven voorbij de gangbare wereldbeelden. Voorbij (of verder)gaand aan de eenzijdige rationele benadering van vragen zoals we die kennen sindsde Verlichting. Er zijn meer bronnen van kennis, zoals de ervaring en kennis uitandere culturen en onderbelichte kanten van onze eigen cultuur. Het rationalismeheeft altijd tegenbewegingen gekend zoals de Romantiek, van waaruit men met eenandere grondhouding naar de werkelijkheid kijkt en waarbij niet een afstandelijkehouding tot kennis leidt, maar juist identificatie, vereenzelviging met het kenob-ject. Muijen denkt dat we er goed aan doen die tradities serieus te nemen en bijonderzoek rond duurzame ontwikkeling te betrekken.

Zeker is dat veel, zo niet de meeste wetenschappers nu nog werken vanuit nietexpliciet gemaakte normen en vooronderstellingen waar vaak veel op af valt te dingen. Op fundamenteel theoretisch niveau gaat het daarbij bijvoorbeeld om hetkenvermogen en de vraag of en hoe binnen de natuurwetenschappen objectievekennis kan worden behaald. Hoewel dat idee is opgegeven, denken de meestewetenschappers nog wel vanuit het oude paradigma. Verschillende geïnterviewdenmenen echter dat áls de wetenschap een constructieve bijdrage moet leveren aanduurzame ontwikkeling een nieuw wetenschappelijk paradigma onontbeerlijk is (zie hierover ook hoofdstuk vier).

Een probleem dat steeds meer opspeelt, is dat ontwikkelingen binnen met name debètawetenschappen in zo’n hoog tempo voortgaan dat het voor leken erg moeilijkis discussies goed te kunnen volgen en zich een mening te vormen. Hier ligt eenspeciale taak voor filosofen die hun wijsgerige kennis combineren met specifiekekennis binnen de bètawetenschappen. Veel natuurwetenschappers en ingenieursweigeren in discussie te gaan met leken omdat zij onvoldoende kennis van zakenzouden hebben om een goed oordeel kunnen vormen. Dit terwijl er vaak belang-rijke maatschappelijke consequenties zitten aan de ontwikkeling van en keuze voorbepaald onderzoek en de toepassing van de resultaten ervan in de praktijk.Filosofen kunnen in de kloof springen en zorgen dat bijvoorbeeld de politiek ten-minste minder ver achterloopt op de feiten in wetenschap en techniek. MarcelBecker hierover: ’We verliezen het van de andere wetenschappers op het gebied vanempirische kennis. We moeten dan ook uitkijken voor huiskamerfilosofie door uit-

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

31 Voor een toegankelijke verhandeling over de fenomenologie zie V. Pratt, J. Howarth, E. Brady, Environment andPhilosophy, London 2000, pag. 53-80.

Page 43: Filosofie en duurzame ontwikkeling

39

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

spraken te doen over zaken waar we geen inhoudelijke kennis over hebben. Maar wezijn sterk in vragen stellen. Daar ligt onze kracht.’ Op praktisch toegepast niveau gaat het bijvoorbeeld om technologieontwikkeling(zoals in de biotechnologie) die voortgaat op basis van overwegingen - economisch,maar ook ideologisch - die vaak niet expliciet gemaakt worden. Het zijn echterjuist die overwegingen, zowel binnen de gangbare wetenschapsbeoefening in hetalgemeen als bij de ontwikkeling van nieuwe technologie, waarover een maatschap-pelijke discussie gevoerd kan worden om alle implicaties zichtbaar te maken. Dan wordt ook duidelijk dat het niet om puur technische discussies gaat maar dater normatieve (keuze-)momenten in onderzoek en de toepassing ervan spelen.

In dit verband is ook de discussie rond het werk van de Deense onderzoeker BjørnLomborg ’The Skeptical Environmentalist’32 te noemen. Lomborg concludeert op basisvan een grote hoeveelheid statistische gegevens dat het eigenlijk heel goed gaatmet de wereld en de mensheid. Het zou zelfs steeds beter gaan en dat gaat nietten koste van het milieu (op enkele lokale misstanden na). Op zijn weergave vande werkelijkheid valt echter veel af te dingen, getuige ook de heftige reacties vanwetenschappers die het totaal oneens waren met Lomborgs analyse. De controversedie ontstond - waarover ook veel te lezen is op internet - is ook voor filosofeninteressant gezien de verschillende vooronderstellingen en uitgangspunten die tengrondslag liggen aan de meningsverschillen. Zo ziet Lomborg de grote teruggang insoortenrijkdom op aarde niet als een groot probleem zolang het met de mensensteeds beter gaat. NRC-journalist Karel Knip karakteriseerde Lomborgs onderlig-gende visie uitdagend met: ’Een bloempot vol Schotse hooglanders. Is dat wat wewillen?’ Zie over de discussie wat nu kwaliteit van leven is ook de oratie van JanBoersema, Hoe Groen is het Goede Leven. Over vooruitgang en het natuurlijk milieuin onze westerse wereld.33

Dr. Mieke Boon, filosofiedocent aan de Universiteit Twente schreef een weten-schapsfilosofisch proefschrift over de vraag hoe duurzaamheid een rol kan spelen inwetenschappelijk onderzoek.34 Boon: ’De heersende normen voor wetenschappelijk-heid werken tegen bij het uitvoeren van duurzaamheidgerelateerd onderzoek. De relevante vragen, die een interdisciplinaire aanpak vragen, blijven niet overeinddoor het reductionisme dat alles opknipt tot kleine deelvragen waarbij je steedsverder af raakt van de vraag waar het je om begonnen was. Neem bijvoorbeeld het

32 B. Lomborg, The Skeptical Environmentalist. Measuring the Real State of the World, Cambridge 2001. Zie ook zijn website www.lomborg.org

33 J. Boersema, Hoe Groen is het Goede Leven. Over vooruitgang en het natuurlijk milieu in onze westerse wereld,Amsterdam 2002.

34 M. Boon, Filosofische beelden in wetenschap. De relatie tussen ethiek en methodologie in toegepast wetenschappelijkonderzoek, Delft 1999.

Page 44: Filosofie en duurzame ontwikkeling

40

onderzoek naar het schoonmaken van vervuilde zeebodems. De oplossing van datprobleem vraagt een integrale aanpak. Het heeft weinig zin om één chemischstofje uit de cocktail van gif te bestuderen als je in de praktijk met een cocktail-probleem te maken hebt. Toch is dat wat er gebeurt, want wetenschappelijk gezienkun je een heel monodisciplinair proefschrift wijden aan dat ene stofje. Voor duur-zame oplossingen heb je niet veel aan zulk onderzoek. Dit is een groot probleem,maar het is binnen de wetenschapsfilosofie nog niet als zodanig geproblematiseerd.’ 35

In kort bestek geeft dit voorbeeld aan dat een complex vraagstuk als duurzameontwikkeling dat eigenlijk een multi- of interdisciplinaire benadering vraagt, nietgoed hanteerbaar is in de wetenschappelijke wereld. Vanuit de wetenschapsfilosofiekan deze thematiek worden geproblematiseerd en onderzocht.

In de techniekfilosofie gaat ook veel aandacht uit naar de vraag wie of wat sturendwerkt op de technologieontwikkeling. Stuurt de techniek de samenleving of omge-keerd? Er zijn verschillende techniekfilosofische benaderingen in het onderzoek opdit vlak. Enerzijds zijn er benaderingen die sterk op de praktijk van het ingenieurs-beroep en het ontwerpproces gericht. De onderzoeksmethodiek is analytisch enempirisch gericht. Anderzijds zijn er benaderingen die zich meer richten op inter-actieve aspecten gericht tussen techniek en samenleving. Daarbij gaat het ook omtechnology assessment, onderzoek naar de maatschappelijke implicaties vanbepaalde techniekontwikkeling en toepassing. Interessant onderzoek op dit vlakwordt onder meer aan de TU Delft gedaan bij de sectie Technology Assessment vande faculteit Techniek, Bestuur en Management en ook bij de afdeling Politicologieaan de UvA is men met deze vraagstukken bezig.

Op heel praktisch vlak, in de beroepspraktijk van de ingenieur geven duurzaam-heidvraagstukken aanleiding tot ethische problemen. Denk bijvoorbeeld aan de discussie rond de onveiligheid van de kernreactor in Petten of de discussie diespeelde rond De Kwaadsteniet van het RIVM die de berichtgeving over milieu-kwesties bekritiseerde. Dit wordt ook onderkend door het KIVI (het KoninklijkInstituut Van Ingenieurs), dat bezig is met een beroepscode waarin duurzaamheid,met name qua milieuaspecten aan de orde komt. Onder andere in dit kader speeltde discussie over het belang van het hanteren van het voorzorgsbeginsel een rol.

35 Bij multidisciplinariteit werken verschillende disciplines samen, terwijl zich bij interdisciplinariteit door de samenwer-king gedurende het proces een eigen wetenschappelijke aanpak, vraagstelling en methodiek ontwikkelt. Bij transdis-ciplinariteit worden ook maatschappelijke actoren van buiten de wetenschap in het onderzoek betrokken.

Page 45: Filosofie en duurzame ontwikkeling

41

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

Sociale en Cultuurfilosofie

Het concept duurzame ontwikkeling zoals het thans rondzingt in allerlei gremiavan internationaal en nationaal tot lokaal niveau suggereert de mogelijkheid vaneen samenleving die in evenwicht is met de natuur. Maar wat zijn de overwegingenzoiets te willen? Waar wordt het tegen afgezet (tegen welke onwenselijke alterna-tieven)? En hoe moeten we ons dat voorstellen? Hoe anders zou onze cultuur en de inrichting van de maatschappij (moeten) zijn? Edith Brugmans benadrukt in ditverband het belang van onderzoek naar huidige en wenselijke sociale relaties:’Duurzame ontwikkeling vraagt om een onderzoek naar de sociale structuren vansamenlevingen. Daarbij moet je ook kijken naar het recht en de instituties en watdaarin moet veranderen. Daarbij kun je niet om de pluraliteit en multiculturaliteitvan de samenleving heen; die dimensies moet je erbij in ogenschouw nemen.Daarbij spelen drie verhoudingen een rol: die van mens ten opzichte van de natuur,van de mens ten opzichte van de andere mens, en die van de mens ten opzichtevan het transcendente, spirituele. We moeten nieuwe betekenissen vinden in alledrie de relaties om duurzame ontwikkeling een kans te geven.’ Ook prof.dr. WimVan Binsbergen, hoogleraar interculturele filosofie aan de Erasmus Universiteit, ziet vele aanknopingspunten voor het betrekken van een concept als duurzameontwikkeling in onderwijs en onderzoek. De vergelijking van verschillende culturele perspectieven en houdingen ten opzichte van de medemens en de natuur kan dediscussie over duurzaamheid verbreden en verdiepen. Ook Zweers bepleit hartstoch-telijk het betrekken van niet-westerse perspectieven op de milieu- en ontwikkelings-crisis omdat het een verrijking van de discussie oplevert en een mogelijkheid biedtte ontkomen aan onze eigen beperkte antropocentrische kijk op de kwestie.Verschillende geïnterviewden noemen voorts het thema ’de omgang met tijd, het tijdbesef’ bij cultuurfilosofie. Brugmans: ’Een belangrijk cultureel thema dat in duurzaamheiddiscussies meer aandacht zou moeten krijgen is tijd. Het tempovan de markt en van economische processen is veel hoger dan dat van de natuur.Dit is een terrein waarop veel meer onderzoek nodig is. Iemand als de econoom Bob Goudzwaard vraagt aandacht voor het probleem van het flitskapitaal, de snellebeurseconomie en de virtuele rijkdom die de wereld overvliegt in een volstrektander tempo dan het regeneratievermogen van de natuur aan kan. Het probleemvan die verschillende klokken wordt echter nog te weinig overdacht.’

Waar sommige filosofen gruwen van het woord spiritualiteit, komt het toch steedsweer terug in discussies over duurzaamheid, zeker ook onder filosofen. Religie inhaar geïnstitutionaliseerde vormen heeft in een belangrijk deel van de westersewereld afgedaan, maar zingevingvragen blijven spelen. En juist daar waar op ’ratio-nele’ gronden het religieuze in de vorm van godsdienst ’uit de tijd’ wordt verklaard,

3.5

Page 46: Filosofie en duurzame ontwikkeling

42

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

komen nieuwe spirituele stromingen op. Volgens sommige filosofen is dat in reactieop het doorgeschoten materialisme en platte hedonisme, waarbij veel van wat men-sen als waardevol zien of ervaren, maar wat niet in geld is uit te drukken, hetonderspit delft (natuur, sociale verbanden). Daar waar maatschappelijke verande-ringen in zodanig tempo plaatsvinden dat mensen het niet bij kunnen benen, gaan zij op zoek naar nieuw houvast. De sociale en cultuurfilosofie richt zich ookop deze richtinggevende en zingevende verhalen en ideeën die mensen hebben bijhun benadering van de wereld. Inzicht in deze verschillende benaderingen is voorduurzame ontwikkeling relevant. Brugmans: ’Je ziet de opkomst van een nieuwereligiositeit. Mensen hebben zich weliswaar afgewend van de kerken, maar het zoe-ken blijft. Ook de kerken reageren hier weer op. De Katholieke Raad voor Kerk enSamenleving heeft onlangs een brochure uitgegeven getiteld: Hunkering naarHeelheid. Ook een maatschappelijke wens als het streven naar duurzame ontwikke-ling raakt aan een religieuze vraag en dimensie van het leven. Ethiek heeft ook temaken met religie en dat kan, maar hoeft niet per se religie in de vorm van eengodsdienst te zijn. De sociale en cultuurfilosofie kan in een vraagstuk als duur-zame ontwikkeling de samenhang van verschillende aspecten aanwijzen. Voor duur-zame ontwikkeling is daarbij interdisciplinaire samenwerking hard nodig, maar diezal alleen van de grond komen aan de hand van concrete problemen.’

Politieke Filosofie

’...the most radical [green aim] seeks nothing less than a non-violent revolution tooverthrow our whole polluting, plundering and materialistic industrial society and, inits place, to create a new economic and social order which will allow human beingsto live in harmony with the planet. In those terms the green movement lays claim tobeing the most radical and important political and cultural force since the birth ofsocialism.’36

Een voor de hand liggende subdiscipline van de filosofie die relevant is voor duur-zame ontwikkeling is de politieke filosofie. Duurzame ontwikkeling is een politiekconcept - al is zeker niet eenduidig te zeggen welk politiek beleid vanuit welkepolitieke filosofie vereist zou zijn om duurzame ontwikkeling te bewerkstelligen. Er is een breed spectrum aan interessante politiek-filosofische vragen te stellen op dit vlak. Reikend van onderzoek naar de mogelijke wortels en oorzaken van demilieucrisis of juist de ’groene dimensies’ van verschillende stromingen in de politieke filosofie tot onderzoek naar nieuwe politiek-filosofische ideeën voor een

3.6

36 Porritt, J, Winner, D., The Coming of the Greens, 1988, p.9, geciteerd in Dobson, A., Green Political Thought, Londen,1995, p.9.

Page 47: Filosofie en duurzame ontwikkeling

43

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

duurzame samenleving. Ook de vraag of kapitalisme en duurzaamheid met elkaar teverzoenen zijn en welke alternatieven er misschien zijn, speelt hier.

Marius de Geus (Universiteit Leiden) en Marcel Wissenburg (KUN) houden zich uit-gebreid bezig met ’groen-politiek’ denken. De Geus stelde bijvoorbeeld in samenwer-king met Brian Doherty het boek Democracy and Green Political Thought samen. Ook schreef hij het al eerder genoemde boek ’Ecological Utopias. Envisioning thesustainable society’. Hierin onderzoekt de Geus de waarde van utopische toekomst-beelden uit de geschiedenis van de politieke filosofie, zoals die van Thomas More,Henry Thoreau en Aldous Huxley. Zouden dergelijke utopieën kunnen bijdragen inde actuele zoektocht naar een duurzame en verantwoordelijke samenleving, vraagthij zich af. Concluderend denkt hij dat deze verhalen wel degelijk als een inspira-tiebron kunnen dienen. Overigens is er binnen de filosofie ook hierover een contro-verse ontstaan. De filosoof Hans Achterhuis keert zich bijvoorbeeld in zijn boek De Erfenis van de Utopie fel tegen utopische toekomstbeelden, omdat die in degeschiedenis alleen maar tot ellende en onderdrukking zouden hebben geleid.

Wissenburg publiceert ook op dit vlak en verzorgt daarnaast onderwijs: ’Ik geef hetvak ’Green and Modern Political Thought’, waarbij ik acht scholen in het contempo-raine politiek-filosofisch denken aan de orde stel. Ik begin bij het utilitarisme ende reactie daarop zoals die werd ontwikkeld door John Rawls cum suis (A Theory ofJustice) in de vorm van het liberale egalitarisme. Daarnaast behandel ik het her-nieuwde libertair of anarchistisch denken, de evolutie van analytisch Marxisme ende ontwikkeling van communitarisme, burgerlijk republikeins denken, multicultura-lisme en het feministisch alternatief. Voor al die richtingen bediscussieer en bekri-tiseer ik met de studenten wat de betekenis van milieupolitiek ofwel ’groen’ den-ken is. Het tweede deel van de cursus is gericht op de andere kant van het verhaal,namelijk oorspronkelijk ’groen’ politiek denken en haar pogingen om gangbare politieke theorieën te incorporeren. Daarbij spelen vragen als: Waarom zouden wezorgvuldig omgaan met de natuur? Of met de toekomst? Om welke natuur gaat het?Om wiens toekomst? Duurzaamheid okay, maar duurzaamheid van wat? Hoe zoueen groene samenleving eruit zien? Aan de orde komen ook milieuethiek en prakti-sche dilemma’s die oplossingen tegenwerken.Duurzame ontwikkeling is ook gericht op internationale rechtvaardigheid. Daarmeeknabbelt het aan het heilige dogma van staatssoevereiniteit. Sinds de Eerste enTweede Wereldoorlog heeft er een revolutie in het denken op dat vlak plaatsgevon-den. Het ideaal van duurzame ontwikkeling speelt nu in die veranderende opvattin-gen ook een belangrijke rol.’

Page 48: Filosofie en duurzame ontwikkeling

44

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

’Ik geef ook een vak aan eerstejaars waarin het ecologisme als politieke stromingaan de orde komt. Studenten zijn vaak erg geïnteresseerd en willen ook wel scrip-ties schrijven over het onderwerp. Een van de scriptieonderwerpen ging over devermeende tegenstelling tussen het streven of bereiken van duurzame ontwikkelingen democratie. Er is een jarenlange discussie geweest, geïnstigeerd door de filosoofOphuls, dat milieubehoud en democratie niet samengaan. Er is een principieel pro-bleem doordat het denken over milieu doelgericht is en het denken over duurzaam-heid procesgericht. Wat er uit komt is meestal niet verenigbaar. En dat is nietalleen theoretisch zo, maar ook als je naar concrete cases kijkt zie je dat het Not-in-my-backyard-denken onuitroeibaar is. Weliswaar worden de argumenten welsteeds beter, maar voor de uitkomsten maakt dit niets uit.’In het politiek-filosofisch denken speelt in dit verband ook de discussie over eensmalle of een brede moraal. Liberalen - ook liberale filosofen - pleiten voor eensmalle moraal en ook voor een smal duurzaamheidbegrip. Alleen dat zou werkzaamzijn binnen een moderne, liberale democratie. Slechts enkele universele waardenzouden in het publieke domein verdedigd moeten worden, en dat zijn die waardendie tolerantie garanderen door middel van democratie en eigendomsrechten. De ove-rige waardendiscussies horen volgens de voorstanders van een smalle moraal nietthuis in het publieke domein, maar in het privé-domein. Daarin zou alleen hetindividu kunnen bepalen wat goed is. Wie zich verdiept in deze discussie komt eral snel achter dat de voorstanders van een smalle moraal spoedig vastlopen als heterom gaat collectieve belangen in het algemeen en speciaal in relatie tot duurzameontwikkeling te waarborgen (zie hierover ook hoofdstuk twee).

Al lijkt in Nederland ook in de politiek-filosofische wetenschap de liberale stromingin het denken overheersend, volgens Wissenburg is er een breed scala aan benade-ringen aanwijsbaar: ’(...) als je wilt publiceren, moet dat in internationale tijd-schriften en dus moet je kijken wat je daar ziet. Weliswaar zie je daar veel denkenin liberale stijl, maar wat je op het eerste gezicht ziet, is bedrieglijk. Er is bijvoor-beeld een hele kring Marxistische filosofen en ook het communitarisme is erg pop-ulair, evenals het multi-culturalisme en het zogenaamde ’civic republicanism’. Wissenburg gebruikt voor zijn onderwijs het boek ’Green Political Thought’ vanAndrew Dobson, hoogleraar politicologie aan de Open University. Dit veelgeprezenboek - inmiddels is er al een derde editie uit - analyseert het politieke denken vande groene beweging en groene partijen in het bijzonder. Hij behandelt hun argu-menten in een politiek-filosofische analyse en positioneert het ecologisme als ideo-logie naast andere politieke ideologieën. Het aantrekkelijke van het boek is dat erwel engagement uit spreekt, maar tegelijkertijd ook de nodige distantie aangezienDobson ook kritiek geeft op het groene denken.

Page 49: Filosofie en duurzame ontwikkeling

45

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

Jozef Keulartz vindt het interessant om binnen de politieke theorie en filosofie hetconcept duurzame ontwikkeling te onderzoeken op haar oprekbaarheid. Wat betekentduurzaamheid volgens verschillende partijen in de discussie nog meer behalve eenrechtvaardige verdeling tussen en binnen generaties? Hoort een concept als klein-schaligheid erbij of niet? Duurzaamheid kan een connotatie van degelijk en solidehebben, maar waar komt dat idee vandaan en waarop is het gebaseerd?Edith Brugmans ziet een interessant onderzoeksterrein op het gebied van rechts-filosofie in relatie tot politieke filosofie. Milieurecht en milieuwetgeving ontstaan uit politieke besluitvorming en sluiten aan bij discussies in de milieufilosofie. ’De ontwikkeling van het milieurecht is van vrij recente datum. Er is feitelijk eenhele nieuwe tak van recht ontstaan. De waarden die centraal staan bij duurzameontwikkeling, waaronder behoud van de natuur en zorg voor het milieu, hebbengeleid tot regelgeving. Interessant is om te zien hoe die ontwikkeling verder kangaan. Zo heeft in de VS een interessant debat gewoed over de vraag of bomen rechten hebben, toen de bekende jurist Christopher Stone een proefproces aanspandeom hierin duidelijkheid te krijgen. Het Amerikaanse tijdschrift Environmental Ethicsspeelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van dit debat.’37

Een belangrijke stroming binnen de politieke filosofie met een heel eigen geluidvormt het ecofeminisme waarin ook vrouwen uit ontwikkelingslanden duidelijk vanzich laten horen. Opvallend is de zeer geëngageerde houding en persoonlijke betrok-kenheid van veel vrouwen die ecofeministische perspectieven naar voren brengen. De eigen ervaring weegt zwaar bij hun analyses. De dichteres Susan Griffin verwoordtdie betrokkenheid die uit veel feministische benaderingen spreekt indringend:We know ourselves to be made from this earth. We know this earth is made from ourbodies. For we see ourselves. And we are nature. We are nature seeing nature. We arenature with a concept of nature... Nature speaking of nature to nature.38

Een bekend ecofeministe is de Indiase dr. Vandana Shiva die zich afzet tegen deheersende patriarchale maatschappelijke structuren die (voortdurende economischeen technologische) ontwikkeling verheerlijken. Ze stelt er een andere ’vrouwelijke’benadering tegenover die de heiligheid van al het levende huldigt. Shiva werd eenspreekbuis voor vele vrouwen in het Zuiden. In haar eerste boek Staying Alive39 uit1988 verwoordt ze haar analyse dat de natuur en vrouwen vanuit hetzelfde domi-nante westerse wereldbeeld worden onderdrukt en geëxploiteerd; de eurocentrische

37 Zie ook: Ch. D. Stone, Should Trees Have Standing? Revisited: How far will Law and morals reach? A Pluralist perspective.In: Southern Californian Law Review 59, pp 1-155, 1985.

38 S.Griffin, Woman and Nature: The Roaring Inside Her, New York, 1978, geciteerd in J. Palmer (ed.), Fifty Key Thinkerson the Environment, Londen, 2001, p.295-296.

39 V. Shiva, Staying Alive, New Delhi 1988.

Page 50: Filosofie en duurzame ontwikkeling

46

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

wetenschappelijke en economische benadering zetten ontwikkelingen in gang dieleiden tot sociale onrechtvaardigheid, armoede en milieuvernietiging. Shiva verbondfeminisme met milieuactivisme en deed ook na Staying Alive veel van zich horen - onder meer in vele boeken van haar hand, maar ook door haar persoonlijke acti-visme - onder meer in het debat over internationale handel, biotechnologie enpatenten op levend ’materiaal’. Het ecofeminisme heeft veel meer dimensies danhier in kort bestek en aan de hand van één auteur kunnen worden aangehaald.Voor een introductie en overzicht van belangrijke ontwikkelingen en personen opdit gebied zie ondermeer de publicatie Ecofeminism van Mies en Shiva40 en hetartikel Gender and Environment: Lessons to Learn41 van Irene Dankelman.

Ethiek

Dit overzicht van subdisciplines eindigt bij een discipline waarvan het meest wordtverwacht en die bij veel andere subdisciplines impliciet ook al aan de orde komt42,de ethiek. Duurzame ontwikkeling is een normatieve notie. Met de omschrijvingvan Brundtland als uitgangspunt kun je stellen dat het gaat om enkele ’geboden’:wij behoren - volgens een norm van rechtvaardigheid - de wereld leefbaar achter telaten voor generaties na ons, te zorgen voor de kwaliteit van het bestaan van nulevende generaties en te leven op een manier die oneindig vol te houden ofwelhoudbaar is. Maar waar komt die norm vandaan, hoe kunnen toekomstige genera-ties een moreel appèl op ons doen? En hoe zit het met de natuur? Heeft de natuurintrinsieke waarde? Staan wij in een morele relatie tot de natuur of is zoiets onmo-gelijk? Ethici reflecteren op deze morele dimensies van duurzame ontwikkeling enproblematiseren hetgeen in politieke pamfletten soms al te gemakkelijk wordtbeweerd. In de literatuur zijn verschillende benaderingen te onderscheiden, varië-rend van plichtsethiek en verantwoordelijkheidsethiek tot de aloude deugdethiek.

Bijdragen van filosofen op voor duurzame ontwikkeling relevante terreinen lopenzeer uiteen in hun bereik. In de literatuur treft men volledig doordachte religieuze,politieke of sociale wereldbeelden met bijbehorende ethische dimensies aan, zoalsbijvoorbeeld die uit de ’diepgroene’ filosofie, beter bekend staand als deep ecology43.En aan de andere kant leggen filosofen zich ook toe op een heel praktische,

3.7

40 M. Mies & V. Shiva, Ecofeminism, Londen 1993.

41 I. Dankelman, ’Gender and Environment: Lessons to Learn’ in: Encyclopedia of Life Support Systems, Unesco 2002.

42 Politieke filosofie bijvoorbeeld gaat immers over vragen als wat is de meest rechtvaardige staatsvorm, hoe zijn die nor-men die duurzaamheid politiek te vertalen? Of in de cultuurfilosofie: welke deugden worden in een bepaalde cultuurgehuldigd en zijn die al dan niet verenigbaar met opvattingen van duurzaamheid? Et cetera.

43 A. Naess, Ecology, Community and Life-style, Cambridge 1989.

Page 51: Filosofie en duurzame ontwikkeling

47

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

toegepaste ethiek rond duurzaamheid in de bedrijfswetenschappen. Daarbij wordtniet heel het dominante wereldbeeld ter discussie gesteld, maar staan vragen cen-traal als ’hoe kan ik als bedrijf vorm geven aan maatschappelijk verantwoord enduurzaam ondernemen binnen de bestaande kaders? Welke ethische richtlijnen zou-den mij op de goede weg helpen?’44

Een aantal termen komt voortdurend terug als het gaat om de zogenaamde ’greening of ethics’, namelijk respect voor al het leven, zorgzaamheid, verantwoor-delijkheid, wederkerigheid, interdependentie. Prof.dr. Paul Van Tongeren geeft eenoverzicht van verschillende typen van ethische theorieën die hierbij aangehangenworden: Ten eerste zijn er utilistische theorieën die stellen dat het gaat om de ver-meerdering van plezierervaringen van mensen of van alle bezielde of van alle levendewezens. Ten tweede onderscheidt hij plichts- of rechten theorieën, die stellen dater fundamentele verplichtingen bestaan tegenover mensen, bezielde of levende wezens.Daarnaast - ten derde - bestaan er ook feministische of zorgethische theorieën, die stellen dat de afhankelijkheid van de niet-menselijke natuur voor de mens eenspecifieke taak tot zorg impliceert. Tenslotte noemt van Tongeren de theorie van demorele ervaring, een theorie die hijzelf huldigt. Hierbij gaat het om een benaderingzonder een bepaald ethisch principe: uitgangspunt is dat onze morele verplichtingentegenover niet-menselijke wezens niet kunnen worden gekend buiten onze moreleervaring van die wezens om, evenmin als we onze morele verplichtingen tegenoveronszelf of andere mensen kennen buiten de morele ervaring van onszelf en anderemensen om. De niet-menselijke natuur kan ons echter wel op verschillende manierenals moreel relevant voorkomen. Het voert te ver om op deze plek een heel uitgebreidoverzicht te geven van alle mogelijke benaderingen, daarvoor zij onder meer verwe-zen naar de literatuurlijst waar voldoende aanknopingspunten zijn voor verdere verdieping. Hieronder kort weergegeven volgt echter de deugdethische benadering45

die in het interview met Van Tongeren uitgebreid aan bod kwam, en waarbij ver-schillende andere benaderingen ook worden aangestipt.

Van Tongeren denkt dat zijn theorie van de morele ervaring niet snel in fanatismezal uitlopen, iets waarvoor hij wel vreest bij de gangbare bijdragen aan het milieu-debat. Hij wijst op de drie belangrijkste argumentatieve principes in de gangbaremilieuethische literatuur, waarvan hij denkt dat ze niet houdbaar zijn:Ten eerste is er het argument tegen een utilitaire benadering van de natuur. De natuur zou in zichzelf ook een waarde vertegenwoordigen waarom ze gerespecteerd

44 Bijvoorbeeld R. Jeurissen en G. Keijzers, Duurzaam Ondernemen; Toekomstethiek in Dialoog, 2003.

45 Van Tongeren is lid van het zogenaamde Thijmgenootschap, een groep wetenschappers die zich bezighouden metwetenschap en (met name Christelijke) levensbeschouwing. Dit genootschap bracht een bundel essays en beschouwingenuit waarin onder meer één van de kardinale deugden centraal stond, namelijk de matigheid: Henri Geerts (ed.),Maakbaarheid, Macht en Matigheid. Korte Beschouwingen in het Natuurdebat. Jaargang 86, deel 3, Nijmegen.

Page 52: Filosofie en duurzame ontwikkeling

48

en geëerbiedigd zou moeten worden; ze is zelf een intrinsieke waarde.46 Iets heeftintrinsieke waarde als die waarde onafhankelijk is van de feitelijke waardering. Het is dus iets anders dan een economische waarde. Als niemand een goed wil hebben,heeft het geen waarde. Bij intrinsieke waarde is het anders. De waarde dringt zichop; de natuur eist als het ware van ons dat wij haar op waarde schatten en dat losvan haar eventuele nuttigheid. In deze lijn van denken past het pleidooi voor eenuitbreiding van rechten voor de natuur, voor dieren et cetera.Van Tongeren denkt dat dit principe niet houdbaar is aangezien ons gehele denkenover rechten is gefundeerd op de redelijkheid en we daarom redelijke, rationeleargumenten voor die rechten willen horen (Immanuel Kant). De redelijkheid zelf isgefundeerd op de redelijkheid en geen enkel argument dat tegen de redelijkheidingaat kan ooit geldig zijn. De rechten van de mens zijn dan ook geformuleerd alsde rechten van mens als redelijk wezen en niet van de mens als natuurwezen.Binnen dit type van argumentaties maakt het spreken over de rechten van denatuur geen kans.

Een tweede principe betreft onze verantwoordelijkheid jegens toekomstige generaties.Hierin staat de mens centraal en staat de natuur de mens ten dienst. De bejegeningvan de natuur door de mens is echter niet moreel neutraal. De morele implicatieszitten niet in een recht van de natuur dat verplichtend op ons werkt, maar in derechtvaardigheid die we jegens andere mensen moeten betrachten. We zouden zodanig duurzaam met de natuur en haar grondstoffen en voorraden moeten omgaandat generaties die na ons komen ook nog kunnen genieten - in alle opzichten -van de natuurlijke omgeving, vandaar het idee van duurzame ontwikkeling.Ook deze argumentatie acht van Tongeren niet houdbaar. Hier wordt een poginggedaan het utilitaire denken uit te breiden met toekomstige generaties. De argu-mentatie komt volgens hem neer op een pleidooi voor een soort collectief egoïsme.Het utilitaire denken gaat uit van het idee dat een mens bereid moet zijn ommoreel te handelen omdat het de beste manier is om te bereiken wat hij wil. Maar als het gaat om het grootste geluk voor het grootste aantal in plaats van deeigen wensen, dan verdwijnt het utilitaire voordeel. Wat overblijft is een moeilijkte funderen plicht van intermenselijke solidariteit of rechtvaardigheid. Daarbij blijft

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

46 Zie hierover ook het werk van bijvoorbeeld Wouter Achterberg, Wim Zweers en de doorwerking ervan in tal van beleids-documenten over o.a. natuurbehoud, duurzaamheid en biodiversiteit waarin de notie van intrinsieke waarde van denatuur is opgenomen. Ook Martin Drenthen is niet positief over het begrip ’intrinsieke waarde’: ’Het is een leeg begripgeworden doordat het op afstand staat van onze morele ervaring terwijl dát wel is waar het om gaat. Het begon alseen radicaal begrip, maar is nu een instrumenteel technocratisch begrip geworden door de manier waarop we eroverspreken. Dat komt omdat de gangbare uitleg ervan een misverstand bevat. Sommigen suggereren dat intrinsieke waar-den een soort van objecten zijn die helemaal los staan van onszelf. Maar het ethische debat over waarden gaat altijdóók over ons en onze waardeoordelen: wij mensen waarderen de natuur en het debat moet gaan over onze redenendaarvoor. Die erkenning leidt niet per se tot antropocentrisme. Maar wanneer we omgekeerd de waarde van de natuurlosmaken van het moreel aangesproken-zijn van de mens, dan komt de natuur alleen nog maar verder op afstand vanons te staan wen wordt haar “intrinsieke waarde” tot een abstractie.’

Page 53: Filosofie en duurzame ontwikkeling

49

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

toch de vraag opspelen waarom je je iets gelegen zou moeten laten liggen aan hetgeluk van mensen die je nooit zult zien47.

Een derde principe dat kan worden beargumenteerd betreft de oproep aan de mensom de maat van de natuur te volgen; in de natuur zou de mens de ideale maat vinden voor zijn eigen en haar optimale verwerkelijking. Dit principe kan op tweemanieren worden opgevat. Ofwel het betreft een tegenstelling tussen mens ennatuur. De mens zal met behulp van de techniek steeds weer nieuwe middelen vinden om de maat van de natuur te verleggen en steeds meer mogelijk te maken.De benadering van de milieugebruiksruimte strandt in deze benadering. Die ruimteis nooit evident te maken aangezien de maat die de natuur stelt nooit vastligt,gezien de menselijke macht over de natuur met de techniek in handen. De discussietussen milieuactivisten en hun tegenstanders zal dan ook onvruchtbaar blijven,zolang de techniek niet in ons begrip van natuur is opgenomen. Ofwel het betrefteen zoektocht naar harmonie tussen mens en natuur die wellicht te vinden is alsde mens als onderdeel van de natuur, de maat in zichzelf zoekt. En bij deze laatsteargumentatie sluit Van Tongeren aan met zijn ideeën over een deugdethische bena-dering van de milieuproblematiek. Hij wijst op de mens die middels de deugden zijngeluk vindt en tot zelfverwerkelijking komt. De deugd van de matigheid maakt datde mens zichzelf een opgave stelt te zoeken naar de juiste mate, naar passendheidin zijn leven. De last ligt dan helemaal bij de mens, maar hij is ook het enigewezen dat bewust iets kan doen.

Bij allerlei maatschappelijke vragen kun je volgens van Tongeren met de deugdethiek48

uit de voeten. Weliswaar zijn er met de deugdethiek geen universele uitspraken over wat goed is te doen, maar wel uitspraken die binnen een bepaalde morele gemeen-schap geldigheid hebben. Er is een gedeelde herkenning van voorbeeldig gedraginzake bijvoorbeeld matigheid mogelijk. Door daar op te focussen is een koepel vanmorele idealen aanwijsbaar. Als je die eenmaal hebt geïdentificeerd, is de onenig-heid die je hebt mogelijk oplosbaar. De eigen morele gemeenschap is te activerendoor op zoek te gaan naar voorbeeldige gedragingen. Goed voorbeeld doet goedvolgen. Op die manier kan de deugdethiek een sturende, vormende werking hebben.De matigheid betreft dan houdingen van mensen. Een fanaticus kent geen matig-heid, want hij pretendeert te weten wat goed is voor iedereen. De deugdethiek isechter per se particularistisch en niet naïef. Er is altijd een element van twijfel.

47 Zie hierover ook bijvoorbeeld A. de-Shalit, Why Posterity Matters, Londen 1994; of H. Jonas, Das Prinzip Verantwortung,Versuch einer Ethik für technologische Zivilisation, 1984.

48 Een nadere bespreking van de milieufilosofische argumentaties door Paul van Tongeren staat in zijn boek, DeugdelijkLeven. Een inleiding in de deugdethiek, Nijmegen, 2003, dat in 2004 en 2005 als VWO-eindexamencahier filosofie wordtgebruikt.

Page 54: Filosofie en duurzame ontwikkeling

50

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

The Earth Charter en de Declaratie van ValenciaEen interessant initiatief om hier te noemen is het Earth Charter, het zogenaamdeHandvest van de Aarde. In 1987 deed de Commissie Brundtland de oproep eennieuw handvest op te stellen dat wezenlijke principes voor duurzame ontwikkelinguiteen zou zetten. Vertegenwoordigers van regeringen en maatschappelijke organi-saties hoopten het handvest al in 1992 tijdens de United Nations Conference onEnvironment and Development (UNCED) in Rio de Janeiro aangenomen te krijgen.Die termijn bleek niet haalbaar, de tijd was er niet rijp voor. In 1997 echter werdeen Earth Charter Commissie gevormd die het ontwerp van het handvest begeleidde.Middels een grote interculturele open groepsconsultatie kreeg het document vorm.Duizenden individuen en honderden organisaties leverden inbreng. In 2000 werd detekst officieel in het Vredespaleis in Den Haag gepresenteerd. In Nederland wordtde tekst van het Earth Charter verspreid door de Nationale Commissie voorInternationale Samenwerking & Duurzame Ontwikkeling (NCDO, zie www.ncdo.nl).49

De begeleidende tekst luidt: ’Het Earth Charter wil een verklaring zijn van wezen-lijke principes voor het bouwen van een rechtvaardige, duurzame en vreedzame mon-diale samenleving in de 21e eeuw. Zij probeert alle volkeren te inspireren tot eennieuw besef van mondiale afhankelijkheid van elkaar en gedeelde verantwoordelijk-heid voor het welzijn van de aarde. (...) De inclusieve ethische visie van het docu-ment erkent dat milieubescherming, mensenrechten, rechtvaardige menselijke ontwik-keling en vrede van elkaar afhankelijk zijn en ondeelbaar. (...) Het resultaat istevens een brede visie op duurzame ontwikkeling. Het Earth Charter is het productvan een tien jaar durend wereldwijd intercultureel gesprek over gemeenschappelijkedoelen en gedeelde waarden.’

Doel van het Earth Charter is zoveel mensen over de hele wereld met haar ideeënin aanraking te laten komen en het dus breed te verspreiden. Daarnaast zou hetmoeten dienen als uitgangspunt voor beleidsvorming van overheden, bedrijven enmaatschappelijke organisaties en als onderwijsmateriaal. Het handvest kent zestien artikelen, verdeeld over vier hoofdstukken: I Respect en zorg voor alle levensvormenII Ecologische integriteitIII Sociale en economische rechtvaardigheidIV Democratie, geweldloosheid en vrede.Interessant is dat het Charter de pretentie heeft mondiale, universele ondersteu-ning te krijgen. Het wil de basis vormen voor een mondiale ethiek. Wie de tekstbestudeert ziet veel aanknopingspunten voor filosofische discussie, of het nu gaatom de betekenis van religieuze tekstonderdelen als ’De bescherming van de levens-

49 NCDO, De Earth Charter, Handvest van de aarde. Waarden en principes voor een duurzame toekomst, brochure Amsterdam 2000, zie www.ncdo.nl of www.earthcharter.org .

Page 55: Filosofie en duurzame ontwikkeling

51

kracht, verscheidenheid en schoonheid van de aarde is een heilige plicht’ of om debetekenis en reikwijdte van meer organisatorische en juridische onderdelen als’Leg de bewijslast bij degenen die beweren dat een voorgestelde activiteit geen substantiële schade zal aanrichten en stel de verantwoordelijke partijen aansprakelijkvoor schade aan het milieu.’ Vanuit de ethiek kunnen documenten als het Earth Charterkritisch worden beschouwd. Filosofen kunnen waarschijnlijk goede bijdragen leverenom meer helderheid te brengen in discussies als die over de mogelijkheid, invullingen wenselijkheid van een universele ethiek. Het Green Cross International dat nauwbetrokken was bij de totstandkoming van het Earth Charter organiseert nu de zoge-naamde Earth Dialogues50 met als doel ethiek, menselijke waarden centraal te stellenin de moeizame zoektocht naar het samengegaan van globalisering van de economieenerzijds en duurzame ontwikkeling anderzijds. Het eerste Earth Dialogues Forumwerd in 2002 in Lyon gehouden met 1300 deelnemers uit bedrijfsleven, overheden,religieuze en maatschappelijke organisaties. Het doel is dergelijke dialoogsessies inalle delen van de wereld te houden om de belangrijkste stakeholders en beleidsma-kers bij elkaar te brengen en te zoeken naar gezamenlijke oplossingen voor duur-zaamheidproblemen. Dit soort sessies kunnen interessante aanknopingspunten zijnvoor ethiekstudenten om zich met waardendiscussies in internationaal verbandbezig te houden.

Een ander interessant document voortgekomen uit een maatschappelijk initiatiefbetreft de Declaratie van Valencia ofwel de ’Verklaring van de Verplichtingen enVerantwoordelijkheden van de Mens’51, die door UNESCO werd opgesteld als tegen-hanger van de Verklaring van de Rechten van de Mens. Dit document zag het lichtter gelegenheid van de viering van het vijftig jarig bestaan van de Verklaring vande Rechten van de Mens in 1998. Het werd geschreven op initiatief van de bekenderechter Richard Goldstone, verbonden aan het Internationaal Gerechtshof in Den Haag. Leidende gedachte is dat uit ieder recht ook verplichtingen en takenvoortvloeien en dat het goed zou zijn die te formuleren. Goldstone bepleit het verankeren van de rechten van toekomstige generaties in de wet. Het verankerenvan verplichtingen naast rechten in wetgeving is gezien de traditie van het rechtverre van eenvoudig, zo niet onmogelijk, misschien zelfs onwenselijk? En ook hetvastleggen van de rechten van toekomstige generaties is niet zonder problemen.Deze onderwerpen lenen zich echter uitstekend voor een filosofische studie vanuitde rechtsfilosofie of vanuit de ethiek.

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

50 Zie: www.earthdialogues.nl

51 Declaration of Human Duties and Responsibilities, Valencia 2000. Zie ook: www.unesco.org

Page 56: Filosofie en duurzame ontwikkeling

52

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

Page 57: Filosofie en duurzame ontwikkeling

53

Perspectieven voor vernieuwing van het onderwijs

Vernieuwing in het filosofieonderwijs

De geïnterviewden verschillen nogal in hun oordeel over het huidige filosofieonder-wijs in relatie tot maatschappelijke vraagstukken. Zie bijvoorbeeld het eerderebetoog van Van Tongeren over de vraag waarom het filosofieonderwijs juist niet uit-gebreid hoeft in te gaan op actuele maatschappelijke vraagstukken en de tegen-overgestelde mening van enkele andere geïnterviewden daarover (zie paragraaf 1.2).Toch klinkt ook vaak de opmerking - met name, maar niet alleen - van de jongegarde dat ’de ramen meer open mogen’ bij filosofieopleidingen in Nederland. Michiel Brumsen: ’Filosofie moet geen los aanhangsel van de wetenschap en desamenleving zijn, maar daarmee nauw verbonden. Je wilt als filosoof die les geeftniet op een wolkje binnen komen zweven.’ Het zou goed zijn om binnen de opleidingfilosofie ook meer aandacht te besteden aan andere wetenschappen onder meer omsamen aan vraagstukken als duurzame ontwikkeling te kunnen werken. Nu zoudenfilosofieopleidingen te zeer alfagericht zijn, met veel te weinig aandacht voor deexacte en gamma-wetenschappen. Enkelen pleiten voor de aanpassing van de eindtermen van filosofieopleidingen, waarbij dan meer aandacht zou moeten gaannaar het inzetten van het filosofisch denkgereedschap bij maatschappelijk actuelekwesties. Tijdens je studie zou je daar al meer in geoefend moeten raken.Filosofieopleidingen moeten hun ’ivoren torenhouding’ afschudden en meer middenin de maatschappij gaan staan. Brumsen hierover, denkend aan zijn eigen opleiding:’Binnen de filosofiefaculteiten zie je teveel navelstaarderij. Men zou er goed aandoen meer filosofieonderwijs aan te bieden aan studenten van andere disciplines,want dat levert interessante confrontaties op.’

Sinds de jaren zestig en zeventig klinkt steeds weer de roep voor om een centralerol van de filosofie binnen de wetenschap. Het ideaal van de filosofische interfacul-teit die tussen de verschillende wetenschapgebieden in moet staan en zou kunnenzorgen voor verbindingen tussen verschillende wetenschapgebieden spreekt veel vande gevraagde filosofen aan. Voor een veelzijdig vraagstuk als duurzame ontwikke-ling zou dat ook vruchtbaar zijn, denkt men. De praktijk is echter dat de filosofenbinnen de meeste Nederlandse universiteiten min of meer verschanst zitten binnenhun eigen faculteit en vakgroep zodat het beeld van de filosofie als interfaculteitvooralsnog ver te zoeken is. Het ideaal, onder meer ook terug te vinden in hetdenken van VU-grondlegger en christelijk filosoof Herman Dooyeweerd, blijft echterleven. Het eerder genoemde VU-programma ’Van Waarden Weten’ doet nog hetmeeste aan deze benadering denken, al gaat het hier niet om een faculteit tussen VA

KREV

IEW

FIL

OSOF

IEen

Duu

rzam

e On

twik

kelin

g

4

4.1

Page 58: Filosofie en duurzame ontwikkeling

54

de andere faculteiten, maar om een klein team dat vanuit deze gedachte met duur-zaamheid als centraal thema wil werken.

Opvallend is dat de institutionalisering van de milieufilosofie nooit van de grondgekomen is in Nederland. Er zijn geen serieuze onderzoeksgroepen op dit vlak enook geen opleidingen op enkele losse vakken na. Marcel Wissenburg denkt datNederland te klein is om echt iets van de grond te krijgen als bijvoorbeeld eenMaster rond filosofie en duurzame ontwikkeling. In de Verenigde Staten lukt datwel, maar: ’De Verenigde Staten hebben een schaalvoordeel. Men kan het zich daarveroorloven een volledige milieufilosofische opleiding te hebben. In Nederland zoudat ook kunnen, maar dan moet het in een samenwerkingsverband, waarbij je overde facultaire grenzen heen kijkt én over de grenzen van instellingen. Maar daarstuit je op de institutionele bureaucratie en die is ondoordringbaar. Alleen ingrijpenvan buitenaf zou daarin iets kunnen veranderen, maar dat zou ook onwelkom zijn.Men heeft er geen voordeel van te veranderen. Het kost geld, mensen, studentenen dus gebeurt het niet. Alleen als het geld op zou leveren gebeurt er iets. Het isdus afhankelijk van samenwerking tussen individuele docenten.’ Dat klinkt tamelijkpessimistisch, al blijkt dat er toch een redelijke groep filosofen is die zeer geïnte-resseerd is in het onderwerp. Wil er toch meer van de grond komen dan hier endaar incidenteel een vak, dan moet de samenwerking tussen docenten die er ietsmee willen worden verstevigd en uitgebreid. Interessante gedachte is te onderzoekenis of iets dergelijks misschien in het Nederlandse taalgebied - dus samen metVlaanderen, denk aan de universiteiten van Gent, Antwerpen en Leuven - te realiseren is. Of anders, in deze tijd van internationalisering van het onderwijs,een Engelstalige variant met partners in omliggende landen.

Ook politieke en maatschappelijke druk zijn belangrijk. Brugmans: ’De reden datbepaalde onderwerpen niet op de onderwijsagenda terecht komen, heeft ook temaken met politieke onwil om een probleem serieus te nemen. Het is een belang-rijke belemmering om vakken geen prioriteit te geven. Er zijn echter vraagstukkendie steeds dringender om de aandacht vragen, zoals het vraagstuk van de globalisa-tie en migratie. Zo worden faculteiten en opleidingen uiteindelijk toch gedwongenom het vraagstuk - via de insteek van een andere onderwerp - serieus te nemen;men kan het dan niet meer ontlopen.’

Een andere bemoeilijkende factor is de grote invloed van de zogenaamde tweede enderde geldstromen voor onderzoek op het doen en laten van filosofische onderzoekersen docenten. Wissenburg: ’Het gebrek aan dynamiek in filosofieonderzoek op ditgebied heeft te maken met het feit dat NWO toch nog voornamelijk wordt geleiddoor oude mannen; hoogleraren die aansluiten bij de bestaande tradities. Het systeemdwingt ertoe niet al te vernieuwend te zijn. De opzet waar je binnen moet passenVA

KREV

IEW

FIL

OSOF

IEen

Duu

rzam

e On

twik

kelin

g

Page 59: Filosofie en duurzame ontwikkeling

55

is geschoeid op een natuurwetenschappelijk model. Je moet een tijdsplan makenen voorspellen wat eruit zal komen. Wild onderzoek maakt daarbij geen kans, terwijl het net zo werkt als bij menswetenschappen: als het creatiever wordt is hetverloop van het onderzoek minder voorspelbaar. Je ziet dat de origineelste mensenzo voorspelbaar mogelijk proberen te zijn om onderzoeksgelden in de wacht te slepen.Dat is dodelijk.’Er komt wel geld vrij voor ethiekonderzoek, maar wat ik ervan gezien heb - en ik heb bijvoorbeeld een tijd voor de EU onderzoeksvoorstellen beoordeeld - is het bijna alleen maar technocratisch en utilitaristisch van insteek, in de trantvan ’stel we kunnen een karbonadeboompje maken, is dat ethisch aanvaardbaar?’Een nieuwe hoogleraar ethiek in Groningen, Martin van Hees, is op een interes-sante manier met biotechnologie en gentechnologie bezig. De benaderingen diemen heeft komen onder meer uit de rationele keuzetheorie en dat is bijna een economische theorie. Daarbij wordt het menselijk handelen verklaard in termen vanspeltheorieën. Individuen zijn gericht om uit iedere situatie het uiterste te halen;doelstellingen te behalen met zo min mogelijk inspanningen. Ook altruïsten passenprima in dit verhaal, hun motivaties worden in termen van de speltheorie vertaald.Van Hees probeert in dit economische denken ruimte te maken voor (deontologische)begrippen als rechten en vrijheden.’

Andere ideeën van de geïnterviewden betroffen onder meer: Meer samenwerkingtussen filosofen van verschillende instellingen zou kunnen leiden tot een bijsturingvan het financieringsbeleid, de mogelijke ontwikkeling van een gezamenlijk onder-zoeksprogramma, misschien zelfs een onderzoeksschool. Zodra er meer onderzoeks-activiteit is, krijgt ook het onderwijs rond maatschappelijke thema’s meer ruimte.Op de universiteit zijn onderwijs en onderzoek inhoudelijk immers nauw verbonden.

Ook kwamen ideeën voor nieuwe onderwijsvormen naar voren: Wellicht zijn er stageprojecten te ontwikkelen rond initiatieven als Het Earth Charter en de Earth Dialogues. Een docente in de VS had rond het handvest een creatief onder-wijsproject bedacht waarbij ze studenten indeelde in groepen van de wereldbevol-king uit verschillende regio’s waarbij ze de opdracht kregen zich in lezen en levenin hun rol, zich te verdiepen in verschillende bestaande waardeoriëntaties en principes tot ze deze met verve konden verdedigen. Vervolgens werd een ’wereldtop’gehouden waarbij de studenten in dialoog en onderhandeling moesten samenwerkenaan een Earth Charter52. Verdere ontwikkeling van onderwijsmodulen rond de Earth Charter is wereldwijd gaande.

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

52 Stephani Kaza, associate professor of Environmental Studies, University of Vermont in: Earth Ethics. Evolving Values foran Earth Community, winter 2002, pag. 47-48.

Page 60: Filosofie en duurzame ontwikkeling

56

Een ander idee dat naar voren werd gebracht, was het laten organiseren vanpublieke symposia en debatten door studenten over actuele aan duurzaamheidgerelateerde filosofische of ethische vraagstukken. Dit zou ook interessant zijn om te doen in interdisciplinair verband. Drs. Janske Hermens, onderzoekster endocente bij rechtsfilosofie aan de KUN, maakt zich ook sterk voor meer actief engagement van filosofen. Ze wijst op het belang van grondige en onafhankelijkewetenschappelijke studie, maar hamert er daarnaast op dat het niet alleen om stu-deerkamerethiek moet gaan. Wat is je theorie waard, als die in het werkelijke levenproblematisch blijkt. Juist door ook de koppeling te hebben tussen theorievormingen de werkelijkheid van alledag - persoonlijk engagement - ben je in staat kritischte blijven kijken naar je eigen wetenschappelijke werk en theorie, aldus Hermens. Zo organiseerde zijzelf samen met studenten een discussie over de weerbarstigepraktijk van milieubehoud en solidariteit met mensen die in armoede of andereproblemen leven.Edith Brugmans tenslotte doet een voorstel voor een combinatie van subdiscipli-naire benaderingen: ’Een interessante thematiek voor een nieuw vak rond duurzameontwikkeling focust op de samenhang tussen ethiek en metafysica. Daarbij is hetinteressant te starten vanuit klassiekers als het boek van Hans Jonas, ’Das PrinzipVerantwortung’53 en ’A Sand County Almanac’54 van Aldo Leopold en natuurlijk hetwerk van deep ecologist Arne Naess. Het gaat in deze teksten over de uitbreidingvan verantwoordelijkheden van de mens en ook over de uitbreiding van rechten vanandere dan menselijke levende wezens, tot aan bomen toe. Het is interessant hierbijvragen uit de metafysica en ethiek te stellen. Naess heeft metafysica en ethiekineen geschoven. Interessant is in een nieuw vak dergelijke teksten te behandelen,gekoppeld aan het actuele debat.’

Filosofie als fundament voor ’sustainability science’

Als laatste vraag kregen de geïnterviewden de vraag voorgelegd of ze zich iets kunnen voorstellen bij een nieuw te ontwikkelen tak van interdisciplinaire wetenschap getiteld ’sustainability science’, waarbij de filosofie een centraal steunende rol zou kunnen vervullen. Het idee voor deze nieuwe vorm van wetenschapsbeoefening wordt op veel plaatsen in de wereld bediscussieerd. Harvard University speelt hierbij een belangrijke rol door deze discussies op hetinternet bijeen te brengen en ruimte te geven in het zogenaamde Forum on Science and Technology for Sustainability55.

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

4.2

53 Jonas, H., Das Prinzip Verantwortung, 1984.

54 Aldo Leopold (1949), A Sand County Almanac and Sketches here and there, Oxford.

55 Zie hierover ook verschillende bronnen op internet, onder meer: http://sustsci.harvard.edu/

Page 61: Filosofie en duurzame ontwikkeling

57

Een opvatting van wat sustainability science zou kunnen bieden56 is de volgende.Uitgangspunt is dat duurzame ontwikkeling een vraagstuk is met zoveel verschil-lende kanten - alleen al ecologisch, sociaal en economisch - dat het moeilijk vanuitéén disciplinair perspectief benaderd kan worden. Doel is de ontwikkeling van eennieuwe interdisciplinaire wetenschappelijke benadering waarin gekozen wordt vooreen bepaalde interpretatie van duurzame ontwikkeling. Wetenschappers van ver-schillende disciplines zouden hierin samenwerken en hun kennis bundelen omvraagstukken inzake duurzaamheid aan te pakken. Daarbij zouden alle vooronder-stellingen en uitgangspunten voortdurend expliciet worden gemaakt met behulpvan de filosofie. Filosofen zouden bij sustainability science zorgen voor de verbin-dende schakels, zowel op wetenschapsfilosofisch terrein als op het gebied van ethi-sche argumentatie bij keuzen die in het onderzoek worden gemaakt.Het gaat hierbij om wetenschapsbeoefening vanuit een nieuw paradigma, namelijkeen expliciet normatieve en holistische wetenschapbeoefening, die echter metbehulp van de filosofie zorgt voor zo groot mogelijke transparantie in en onderbou-wing van alle uitgangspunten en overwegingen in het onderzoeksproces. Idee is datverschillende instellingen die in bepaalde relevante disciplines uitblinken intensiefzouden moeten samenwerken. Het vraagt dus ook een vergaande vernieuwing inorganisatievorm.

Veel geïnterviewden lijkt deze voorgestelde benadering interessant, in ieder gevalom als experiment te wagen, omdat het mogelijk een antwoord kan bieden op devoortgaande versnippering van wetenschappelijke kennis. Het geeft bovendien defilosofie weer een volwaardige rol in het wetenschappelijk bedrijf. Maar er zijn ooksceptische reacties. Boersema bijvoorbeeld vreest overspannen verwachtingen:’Uiteindelijk kan de wetenschap geen antwoorden geven op fundamentele maat-schappelijke vragen. Daarmee overvraag je de wetenschap. We moeten zelf de ant-woorden op die maatschappelijke vragen geven. Wetenschap en ook techniek kun-nen daarbij wel krachtige hulpmiddelen zijn.’ Ook denkt Boersema dat zo’n zwaaropgetuigde interdisciplinaire of misschien zelfs transdisciplinaire benadering snelten koste zal gaan van het disciplinaire handwerk. Bij zijn oratie zei hij over ditmogelijke probleem: ’De wetenschappelijke zoektocht, het gepassioneerde peuterennaar het hoe en waarom moet niet verward worden met het noodzakelijke bredestreven naar de meest gewenste oplossing. Transdisciplinair polderen levert mogelijkwel consensus op, maar zelden interessante waarheden.’57

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

56 Op basis van een discussie hierover bij een docentenberaad rond duurzame ontwikkeling op de Katholieke UniversiteitNijmegen o.l.v. prof.dr. Wouter de Groot (hoogleraar Sociaal-wetenschappelijke Milieukunde) en drs. Irene Dankelman(coördinator van het Programma Duurzame Ontwikkeling), 2002.

57 Boersema, J. (2002), Hoe Groen is het Goede leven. Over vooruitgang en het natuurlijk milieu in onze westerse wereld.Amsterdam, pag. 14.

Page 62: Filosofie en duurzame ontwikkeling

58

Evenwel denken de meeste ondervraagden dat juist hier een heel belangrijke taakvan de filosofie ligt: in het bevragen van wat gangbaar is en normaal lijkt, en in het helder maken van vooronderstellingen en uitgangspunten. Of het nu bij een misschien wat pretentieus gemeenschappelijk experiment zou zijn of bij lopendediscussies in wetenschap of maatschappij, duurzame ontwikkeling biedt genoegvoer voor verdere discussie over de toekomst tussen en met filosofen.

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

Page 63: Filosofie en duurzame ontwikkeling

59

Geïnterviewden

• Dhr. dr. M. Becker, Katholieke Universiteit Nijmegen, Ethiek. • Dhr. dr. H. van den Belt, Universiteit Wageningen, Toegepaste Filosofie,

Milieufilosofie.• Dhr. prof.dr. J. Boersema, Vrije Universiteit, Bezinningscentrum VU,

Wetenschapsfilosofie, Milieufilosofie.• Mw. dr.ir. M. Boon, Universiteit Twente, Milieufilosofie.• Mw. prof.dr. E. Brugmans, Rijksuniversiteit Leiden,

Katholieke Universiteit Nijmegen, Rechtsfilosofie.• Dhr. dr. M. Brumsen, Technische Universiteit Delft, Algemene Filosofie,

Techniekfilosofie, Milieufilosofie.• Dhr. dr. M. Drenthen, Katholieke Universiteit Nijmegen, Milieufilosofie.• Dhr. dr. M. de Geus, Rijksuniversiteit Leiden, Rechtsfilosofie, Milieufilosofie.• Mw. drs. J. Hermens, Katholieke Universiteit Nijmegen, Rechtsfilosofie.• Dhr. drs. A. Jansen, Christelijke Hogeschool Windesheim, Bedrijfsethiek. • Dhr. dr. J. Keulartz, Universiteit Wageningen, Sociale Filosofie,

Toegepaste Filosofie.• Dhr. prof.dr. C. Klop, Katholieke Universiteit Nijmegen, Politieke Ethiek.• Mw. dr. H. Muijen, Vrije Universiteit, programma Van Waarden Weten.• Dhr. dr. F.J.K. Soontiëns, Katholieke Universiteit Nijmegen, Wetenschapsfilosofie,

Natuurfilosofie, Milieufilosofie. • Dhr. prof.dr. P. van Tongeren, Katholieke Universiteit Nijmegen, Ethiek.• Dhr. prof.dr. K. van der Wal, Erasmus Universiteit Rotterdam, Milieufilosofie.• Dhr. dr. M. Wissenburg, Katholieke Universiteit Nijmegen, Politieke Filosofie.• Dhr. prof.dr. H. Zwart, Katholieke Universiteit Nijmegen, Wetenschapsfilosofie,

Natuurfilosofie, Milieufilosofie, Ethiek. • Dhr. drs. W. Zweers, Universiteit van Amsterdam, Milieufilosofie.

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

Page 64: Filosofie en duurzame ontwikkeling

60

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

Page 65: Filosofie en duurzame ontwikkeling

61

Geraadpleegde en aanbevolen literatuur

In onderstaand literatuuroverzicht staan zowel voor dit boek gebruikte bronnen, alsde werken die door geïnterviewden werden aanbevolen. Nota bene, het betreft heelverschillendsoortige boeken en artikelen die zeker niet alle direct in het onderwijsbruikbaar zijn.

Achterberg, W. & W. Zweers (eds.), 1986. Milieufilosofie in Theorie en Praktijk.Utrecht.Achterberg, W., 1986. Partners in de Natuur. Een onderzoek naar de aard en fundamenten van een ecologische ethiek. Utrecht.Achterberg, W., (red.), 1989. Natuur, Uitbuiting of Respect? Natuurwaarden in discussie. Kampen.Achterberg, W., 1992. Humanisme zonder Arrogantie. Modern humanisme en ecocentrisme. Inaugurele rede Universiteit Wageningen, 5 november 1992. Wageningen.Achterberg, W., 1994. Samenleving, Natuur en Duurzaamheid. Een inleiding in demilieufilosofie. Assen.Achterberg, W. & W. Zweers (red.). Milieucrisis en Filosofie. Westers bewustzijn envervreemde natuur. Amsterdam.Achterhuis, H., 1988. Het Rijk van de Schaarste. Van Thomas Hobbes tot Michel Foucoult. Baarn.Achterhuis, H.J., 1990. Van Moeder Aarde tot Ruimteschip: Humanisme enMilieucrisis. Inaugurele rede universiteit Wageningen 29 maart 1990. Wageningen. Achterhuis, H.J., 1995. Natuur tussen Mythe en Techniek. Amsterdam. Barry, J., 1994. ’The Limits of the Shallow and the Deep: Green politics, philosophy and praxis’, in: Environmental Politics Vol. 3, nr. 3.Barry, J. en Wissenburg, M., 2001. Sustaining Liberal Democracy: ecological challenges and opportunities. Basingstoke.Bennet, D. & R. Sylvan, 1994. The Greening of Ethics. From anthropocentrism todeep-green theory. Tucson (USA) & Cambridge.Boersema, J., 1997. Thora en Stoa. Over mens en natuur. Een bijdrage aan hetmilieudebat over duurzaamheid en kwaliteit. Baarn.Boersema, J., 2001. How to Prepare for the Unknown? On the significance of future generations and future studies in environmental policy.In: Environmental Values 10, pp. 35-38. Cambridge. Boersema, J., 2002. Hoe Groen is het Goede Leven. Over vooruitgang en het natuurlijk milieu in onze westerse wereld. Amsterdam.Bookchin, M. & D. Foreman. Defending the Earth. Montreal & New York. VA

KREV

IEW

FIL

OSOF

IEen

Duu

rzam

e On

twik

kelin

g

Page 66: Filosofie en duurzame ontwikkeling

62

Bookchin, M., 1988. Toward an Ecological Society. Montreal.Bookchin, M., 1991. Post-scarcity Anarchism. Montreal.Bookchin, M., 1991. The Ecology of Freedom. Montreal.Boon, M., 1999. Filosofische Beelden in Wetenschap. De relatie tussen ethiek enmethodologie in toegepast wetenschappelijk onderzoek. Delft.Brady, E., Howarth, J. & V. Pratt, 2000. Environment and Philosophy.Routledge Introduction to Environment Series. Londen.Braeckman, J. e.a. (red.), 1994. Rimpels in het Water. Milieufilosofie tussen vraagen antwoord. Leuven. Callicott, J. Baird, 1987. In Defence of the Land Ethic. New York.Chappell, T.D.J. (red.), 1997. The Philosophy of the Environment. Edinburgh.Coolen,M. en Koo Van der Wal (red.), 2002. Het eigen Gewicht der Dingen. Budel. Daly, H., 1996. Beyond Growth. The economics of sustainable development. Massachusetts.Dankelman, I., 2002. ’Gender and Environment: Lessons to Learn’ in: Encyclopediaof Life Support Systems, Unesco.De-Shalit, A., 1994. Why Posterity Matters. Londen.Dobson, A., 1995, oorspr. 1995. Green Political Thought. Londen.Doherty, B., M. de Geus, 1996. Democracy and Green Political Thought. Londen.Drenthen, M., 2003. Grenzen aan Wildheid. Wildernisverlangen en de betekenis vanNietzsches moraalkritiek voor de actuele milieu-ethiek. Budel.Evernden, N., 1985. The Natural Alien. Humankind and environment. Toronto. Evernden, N., 1992. The Social Creation of Nature. Baltimore.Fischer, F. & Hajer, M. (eds.), 1999. Living with Nature. Environmental politics ascultural discourse. Oxford.Geus, M., 1999. Ecological Utopias. Modelling the sustainable society. Utrecht.Geus, M., 2003. The End of Over-consumption. Towards a lifestyle of moderation andself-restraint. Utrecht.Grond, A., 1998. Moeder Natuur en haar recalcitrante Dochters. Een feministischestem in het milieudebat. Utrecht.Groot, W., 1992. Environmental Science Theory. Concepts and methods in a one-world,problem-oriented paradigm. Amsterdam.Groot, W., 1999. Van vriend naar Vijand, naar Verslagene en Verder. Een evolutionairperspectief op de verhouding tussen mens en natuur. Inaugurele rede, KUN, Nijmegen.Hoogstraten, van, H.D., 1993. Geld en Geest. Over milieu-ethiek. Baarn.Hueting, R. en L. Reijnders. Uncertainty and Sustainability.In: Ecological Economics, 27 pp. 139-147.Jacobs, J., 2002. Samenwerken aan Duurzaamheid. Wageningen.Jamieson, D. (red.), 2001. A Companion to Environmental Philosophy. Oxford.Jeurissen, R. en G. Keijzers, 2003. Duurzaam Ondernemen; Toekomstethiek in Dialoog.Jonas, H., 1984. Das Prinzip Verantwortung. Versuch einer Ethik für technologischeZivilisation.VA

KREV

IEW

FIL

OSOF

IEen

Duu

rzam

e On

twik

kelin

g

Page 67: Filosofie en duurzame ontwikkeling

63

Keulartz, J., 1995. Strijd om de Natuur. Kritiek van de radicale ecologie.Amsterdam. Keulartz, J. & M. Korthals, 1997. Museum Aarde. Natuur, criterium of constructie.Amsterdam.Klein, N., 2000. No Logo. London.Klop, K., 2001. Economie en Ethiek in Dialoog. Assen.Kockelkoren, P., 1992. De Natuur van de Goede Verstaander. WMWII. Enschede.Lemaire, T., 1970, 1996. Filosofie van het Landschap. Baarn.Lemaire, T., 2001. Met Open Zinnen. Natuur, landschap, aarde. Baarn.Lemons, J. & L. Westra (eds.), 1995. Perspectives on Ecological Integrity. Londen. Leopold, A., 1949. A Sand County Almanac and Sketches Here and There. Oxford.Levinas, E., 1969. Het Menselijk Gelaat; Essays van Emmanuel Levinas. Baarn.Light, A. & Rolston III, H. (eds.), 2003. Environmental Ethics. An anthology.Malden (USA) & Oxford.Low, N., 1999. Global Ethics and the Environment. Amsterdam. Luijten J. en B. Hoefnagel (eds.), 1995. Het Oog van de Wetenschapsfilosoof,Visies op wetenschap en technologie. Amsterdam.Mies, M. & V. Shiva, 1993. Ecofeminism. Londen.Naess, A., 1989. Ecology, Community and Life-style. Cambridge.Nussbaum M., en A. Sen., 1993. The Quality of Life; A Study prepared for theWorld Institute for Development Economics Research (WIDER) of the United NationsUniversity. Oxford.Palmer, J.A. (ed.), 2001. Fifty Key Thinkers on the Environment. Routledge Keyguides.Londen.Partridge, E. (ed.), 1981. Responsibilities to Future Generations. Buffalo N.Y.Pierce, C. & VandeVeer, D., 1994. The Environmental Ethics and Policy Book.Philosophy, Ecology, Economics. Belmont, California.Rawls, J., 1971. A Theory of Justice. Cambridge.Rorty, R., 1980. Philosophy and the Mirror of Nature. Oxford.Schönherr, H-M, 1989. Von der Schwierigkeit Natur zu verstehen. Entwurf einernegativen Ökologie. Frankfurt a.M.Schuurman, E., 2002. Bevrijding van het Technische Wereldbeeld. Uitdaging tot eenandere ethiek. Delft.Shiva,V., 1988. Staying Alive. Londen.Singer, P., 1992 (rev.ed.). Animal Liberation. New York.Smits, M., 2002. Monsterbezwering. De culturele domesticatie van nieuwe technologie.Amsterdam.Soontiëns, F.J.K., 1993. Natuurfilosofie en Milieuethiek. Nijmegen.Stone, Ch.D., 1985. Should Trees Have Standing? Revisited: How far will Law and morals reach? A Pluralist perspective. In: Southern Californian Law Review 59, pp 1-155.

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

Page 68: Filosofie en duurzame ontwikkeling

64

Tieleman, H., 1991. In het Teken van de Economie. Over de wisselwerking van economie en cultuur. Baarn.Vermeersch, E., 1988. De Ogen van de Panda; een milieufilosofisch essay. Brugge.Wackernagel, M. en W. Rees, 1995. Our Ecological Footprint: Reducing humanimpact on the earth. Gabriola Island.Wal, van der, G.A., 1996. De Omkering van de Wereld. Achtergronden van de milieucrisis en het zinloosheidsbesef. Baarn.Wal, van der, G.A., 1997. De Halvering van het Wereldbeeld. Het andere gezicht vande moderniteit. Rotterdamse Filosofische studies XXII. Rotterdam.Wauzzinsky, R.A., 2001. Discerning Prometheus - The Cry for Wisdom in ourTechnological Society, Londen.Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, 1994. Duurzame Risico’s:een blijvend gegeven. Den Haag.Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, 2002. Duurzame Ontwikkeling:bestuurlijke voorwaarden voor een mobiliserend beleid. Den Haag.White, L., 1967. ’The Historical Roots of Our Ecological Crisis’ in: Barbour, I. (ed.) Western Man and Environmental Ethics. Reading.Wissenburg, M., 1998. Green Liberalism; The Free and Green Society. Londen.World Commission on Environment and Development, 1987. Our Common Future.Oxford.Zweers, W. (ed.), 1991. Op zoek naar een Ecologische Cultuur. Milieufilosofie in dejaren negentig. Baarn.Zweers, W., 1995. Participeren aan de Natuur. Ontwerp voor een ecologisering vanhet wereldbeeld. Utrecht.

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

Page 69: Filosofie en duurzame ontwikkeling

65

Voorbeelden van filosofische cursussen rondduurzame ontwikkeling

In deze bijlage zijn als voorbeeld van ’hoe het kan’ enkele vakoverzichten en/ofverwijzende internetlinks van interessante (soms interdisciplinaire) filosofische cursussen rond duurzame ontwikkeling opgenomen.

Van Waarden Weten (VU):http://130.37.129.100/vanwaardenweten/duurzaamheid/index/indexVW.html

Milieufilosofie (TUD):www.tbm.tudelft.nl

Green and modern political thought (KUN):www.nsm.kun.nl/

Milieu,vrede en duurzame ontwikkeling (KUN):www.kun.nl/duurzaamheid

Voorbeeld van een cursus rond filosofie en duurzame onwikkeling:Een interdisciplinair seminar van het Centre for Development and the Environment(SUM) aan de Universiteit van Oslo.

Module 1: Environmental Ethics & Philosophy: Questions of responsibility,human & animal rights and future generations.• What specifically moral and political matters are raised by deep ecology and its

supporters? Is there a conception of environmental problems and their solutionwhich is shared by deep ecologists, bioregionalists and ecofeminists?

• Is concern for reducing the suffering of animals compatible with an ethic of non-interference in wild nature? Do animals form genuine communities withhumans either in rural or urban environments? Is the animal liberation movementan environmentalist movement?

• What duties are owed to future generations, if any? Do we already belong to asingle ’trans-generational’ community? What kind of principles should we adoptfor regulating technologies whose risks are unknown and whose potential forserious damage is real?

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

Bijlage

1

Page 70: Filosofie en duurzame ontwikkeling

66

Module 2: Economics, Policy and Environment: Honesty and rationality in individualand collective decision making.• Can moral or ethical values be measured in economic terms? What, if anything,

is wrong with thinking of the environment as providing resources, goods and services? Do we think differently about things as citizens rather than as consumers?

• To what extent does the rational actor conception of the human being apply tosocial and environmental policy? Should environmental problems be approachedin an incrementalist fashion? How are environmental problems defined, and whosets the agenda for their solution? How do we ensure social policy is based oncredible science and credible information?

• Are scientific understandings of environmental problems (e.g. in human ecology,geography ecotoxicology) an adequate basis for making policy? Do we deceiveourselves, individually and collectively, about the likely consequences of ouractions?

Module 3: Environmental conflicts in the context of globalisation, poverty and worldhunger.• What kinds of structural and other features lead to poverty and environmental

destruction? Should poor people be allowed to die in order to save rare species,for example, the tigers of Chitwan Park in Nepal? Is poverty the cause of, or caused by, environmental degradation?

Contact informatie:Karen Syse, Course Co-ordinator Centre for Development and the Environment (SUM), Oslo, Noorwegen. [email protected] [email protected]

VAKR

EVIE

W F

ILOS

OFIE

en D

uurz

ame

Ontw

ikke

ling

Page 71: Filosofie en duurzame ontwikkeling

67

Organisaties, websites en tijdschriften

Organisaties, netwerken en websites:• Voorjaar 2003 is uit de discussiebijeenkomst rond deze vakreview een nieuw

netwerk gestart rond milieufilosofie en duurzaamheid. Doel is het organiserenvan regelmatige bijeenkomsten rond verschillende filosofische thema’s in relatietot duurzaamheid. Contactpersoon is Lotte Asveld van de sectie Filosofie van deTU Delft, e-mail: [email protected]

• International Society for Environmental Ethics (ISEE): www.cep.unt.edu/ISEE.html• Liverpool University: www.liv.ac.uk/Philosophy/special.html• www.scu.edu/ethics• http://ethics.acusd.edu/index.html• Mansfield College Oxford: www.mansfield.ox.ac.uk/ocees/ocees.html• Lancaster University: www.lancs.ac.uk/users/philosophy/mave/• The International Association for Environmental Philosophy,

zie: www.environmentalphilosophy.org• Vereniging van Ethici in Nederland, zie: www.vven.nl• META, WAU, zie www.lei-meta.nl• De Stoutenburggroep, houdt zich bezig met levensbeschouwing en duurzaamheid,

zie: www.stoutenburg.nl• Schumacher College (Engeland), zie: www.schumachercollege.org

Verdere links via: • http://users.ox.ac.uk/~worc0337/phil_topics.html#environmental• www.erraticimpact.com/~ecologic/html/sustainable_development.htm• www.valdosta.peachnet.edu/~rbarnett/phi/resource.html• www.ecofem.org/biblio/

Tijdschriften: • Environmental Values, kwartaaltijdschrift sinds 1992, Engeland,

zie: www.environmentalvalues.org• Environmental Ethics, kwartaaltijdschrift sinds 1979, Verenigde Staten,

zie: www.environmentalethics.org• Filosofie en Praktijk, tweemaandelijks tijdschrift, Nederland, zie: www.vven.nl • Oikos, kwartaaltijdschrift, België, via www.agalev.be• Environmental Politics, kwartaaltijdschrift, Engeland, via

www.frankcass.com/jnls/ep.htm• The Ecologist, 10x per jaar, Engeland, zie: www.theecologist.org VA

KREV

IEW

FIL

OSOF

IEen

Duu

rzam

e On

twik

kelin

g

Bijlage

2