Eindwerkstuk Bk6001-d3 Theater

download Eindwerkstuk Bk6001-d3 Theater

of 32

Transcript of Eindwerkstuk Bk6001-d3 Theater

EindwerkstukBK6001-d3 Theater

Naam: Anton Zoetmulder Studentnr: 1353640 Vakcode: BK6060 Vakomschrijving: Wetenschapsleer 3 Docent: Dirk Zuiderveld Datum: 06.12.11 Studiejaar: 2011/2012

Eindwerkstuk Anton Zoetmulder 1353640

VoorwoordGeachte lezer, voor u ligt het eindwerkstuk BK6001-d3 van Anton Zoetmulder. Geschreven in het kader van het vak BK6060 Wetenschapsleer 3, dat wordt gegeven in het laatste semester van de bachelor opleiding aan de Bouwkunde faculteit van de Technische Universiteit te Delft. Dit werkstuk is geschreven als reflectie op het proces en het resultaat van het bachelor eindproject BK6001-d3 Theater. Dit eindproject BK6001-d3 Theater wordt aangeboden door de leerstoel Building Typology en het specialisme Hybrid Buildings. In het ontwerpproject wordt een oud havenbedrijfsgebouw in het Vierhaven gebied in Rotterdam getransformeerd tot theater. De afronding van de bachelor opleiding Bouwkunde bestaat uit drie vakken die met elkaar te maken hebben. Eerst is er in BK6015 Masterplangame in een groep van 10 studenten een masterplan ontworpen voor het Vierhaven gebied in Rotterdam. Vervolgens moest er voor BK6060 Wetenschapsleer een leerplan worden geschreven als voorbereiding op het ontwerpproject en het eindwerkstuk. Aan de hand van het leerplan is gewerkt aan het BK6001-d3 ontwerpproject, met als eindresultaat een ontwerpproduct. Tot slot wordt er in het eindwerkstuk van BK6060 Wetenschapsleer gereflecteerd op het ontwerpproduct enproces. Het eindwerkstuk is primair een reflectie op het ontwerpresultaat en -proces, gericht op de explicitering van kennishuishouding binnen het bouwkundige ontwerpdomein. Daarnaast bevat het aanvullend elementen van verantwoording en evaluatie. (Putte, 2011, p. 13) Het in dit eindwerkstuk beschreven onderzoek begint met een beschrijving van de opgave. Vervolgens wordt het ontwerpproduct beschreven en daarna verantwoord en gevalueerd. Hier op volgt een reflectie op twee themas met betrekking tot het ontwerpproduct. Vervolgens worden het voorgenomen ontwerpproces en het gevolgde ontwerpproces beschreven en vergeleken. Daarna volgt een verantwoording van het gevolgde ontwerpproces. Hier op volgt een reflectie op twee themas met betrekking tot het ontwerpproces. Er wordt afgesloten met een samenvatting en conclusies. Afsluitend wil ik graag alle personen bedanken die middels hun kennisoverdracht en begeleiding mij hebben geholpen dit eindwerkstuk BK6001-d3 tot stand te laten komen. Ik wens u veel leesplezier! Delft, december 2011 Anton Zoetmulder 1353640

2

Eindwerkstuk Anton Zoetmulder 1353640

InhoudsopgaveVoorwoord .............................................................................................................................................. 2 Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 3 1. De opgave ............................................................................................................................................ 4 2. Beschrijving van het ontwerpproduct ................................................................................................. 7 3. Verantwoording en evaluatie van het ontwerpproduct ................................................................... 11 4. Reflectie op twee themas van het ontwerpproduct ........................................................................ 15 5. Het voorgenomen ontwerpproces .................................................................................................... 20 6. Beschrijving van het ontwerpproces ................................................................................................. 21 7. Verantwoording en evaluatie van het ontwerpproces ..................................................................... 22 8. Reflectie op twee themas van het ontwerpproces .......................................................................... 25 Samenvatting & conclusies ................................................................................................................... 30 Referentielijst ........................................................................................................................................ 31

3

Eindwerkstuk Anton Zoetmulder 1353640

1. De opgave1.1 Beschrijving van de opgaveDe ontwerpopgave betreft een klein theater annex Grand Caf als vervolg op de voorgaande simulatie gebiedsontwikkeling en de stedenbouwkundige opgave voor het Vierhaven gebied in Rotterdam. (Leontine de Wit, 2011, p. 3) Dit ontwerpvak wordt aangeboden door de leerstoel Building Typology en het specialisme Hybrid Buildings. Dit geeft aan dat de typologie van gebouwen en de vermenging van verschillende typologien een rol zullen spelen in het ontwerpproces.

1.1.1 SituatieHet Vierhaven gebied waar het toekomstige theater gebouwd zal moeten worden ligt in de deelgemeente Delfshaven van de gemeente Rotterdam. En maakt deel uit van het grotere ontwikkelingsgebied Stadshavens. De Stadshavens zijn relatief oude havens die dichtbij het stadscentrum van Rotterdam liggen en daardoor geschikt zijn voor andersoortige ontwikkelingen. Het Vierhaven gebied onderscheidt zich van de andere Stadshavens doordat het ten noorden ligt van de Maas en ingesloten is door woonwijken. Het gebied heeft nu nog vooral het karakter van een fruit- en sappenhaven. Ten westen van het gebied ligt Schiedam en ten noorden en oosten de woonwijken van Delfshaven. Het Vierhaven gebied wordt gescheiden van de woonwijken door een verhoogd dijklichaam met daarop de Schiedamseweg en Vierhavenstraat. In de Noordoostelijke hoek van het gebied staan de drie Europoint torens aan het drukke Marconiplein (Gemeente Rotterdam, 2009)

Afb.1 locatie t.o.v. Rotterdam en Vierhavengebied (Bron: eigen illustratie)

De kavel waar het theater gebouwd zal worden ligt in noordoostelijke deel van het Vierhaven gebied en grenst aan de vierhavenstraat. Op de kavel langs de vierhavenstraat staat het ASEA-gebouw, dit oude havenbedrijfsgebouw moet onderdeel worden van het theater.

1.1.2 MasterplanHet hoofdthema van het gekozen masterplan is: water. Dit komt terug in de doorlopende wandelroute langs het water en het doortrekken van de havenbekkens. Doordat deze havenbekkens zijn doorgetrokken bestaat het grootste deel van de kavel in ons masterplan uit water. En gaat de doorlopende wandelroute over de kavel heen. Een andere belangrijke route in het masterplan is de culturele slinger. Door het gehele Vierhaven gebied worden bestaande gebouwen omgetoverd tot culturele voorzieningen. Deze culturele voorzieningen hebben een meer naar voren liggende rooilijn, waardoor ze uit het nieuwe grid steken en vanzelf opvallen. Ook het ASEA-gebouw en het theater zijn deel van de culturele slinger.

4

Eindwerkstuk Anton Zoetmulder 1353640

Afb 2/3 Masterplan Rooilijn, waterwandelroute en cultureleroute (Bron: (Veltman, 2011, p. 19) en eigen illustratie)

1.1.3 ASEA-gebouwHet ASEA-gebouw is een oud havenbedrijfsgebouw dat op het kavel staat en zal deel uit moeten maken van het theater. Het gebouw heeft een vierkante plattegrond en twee verdiepingen. Twee van de gevels typeren zich doordat ze geheel baksteen zijn, de andere twee gevels zijn opgebouwd uit baksteen en veel glas. Het ASEA-gebouw hoeft niet als heilig beschouwd te worden.

1.1.4 TyperingDe ontwerpopgave betreft een klein theater annex Grand Caf in het nog te ontwikkelen Vierhaven gebied te Rotterdam, in de opgave ligt een accent op typologie en de vermenging van typologien tot een hybride gebouw.

1.2 Eisen en randvoorwaardenDe randvoorwaarden komen voort uit de fysieke locatie en de voorwaarden die aan de locatie gesteld worden. De eisen worden vastgelegd in het door de opdrachtgever opgestelde programma van eisen.

1.2.1 Programma van eisenOp bladzijde 7 in het projectboek wordt het programma van eisen beschreven. Hierin komen een aantal zaken naar voren. Het gebouw dat er al staat moet deel uitmaken van het programma. De grote zaal moet 500 zitplaatsen bevatten die uitkijken op het podium van 150m2. De totale zaalgrote wordt dan minimaal 500m2. De repetitiezaal moet een speelvlak hebben gelijkend aan die van het podium, dus in ieder geval 150m2. De studio moet geschikt zijn voor circa 25 deelnemers en maximaal 4 trainers. Dit geeft een grote van ongeveer 80m2. De twee kleine studios moeten elk geschikt zijn voor 12 deelnemers en 2 trainers. Dit geeft een grote van ongeveer 40m2 per studio. De foyer moet ongeveer 400m2 zijn en moet een garderobe en een ticketbalie bevatten. De kleedkamers moeten in twee blokken verdeeld zijn voor twee voorstellingen en moeten in totaal 150m2 zijn. De acteurslounge moet een keukentje bevatten en moet ongeveer 100m2 zijn. De personeelsruimte moet ongeveer 150m2 zijn. Voor de directie en de medewerkers van het huisgezelschap moet er een ruimte zijn van circa 100m2. Het magazijn voor het huisgezelschap mag in twee delen verdeeld worden en moet ongeveer 250m2 zijn. Het tijdelijke magazijn voor bezoekende gezelschappen moet ongeveer 150m2 zijn. De werkplaats moet 100m2 zijn. De technische ruimte moet 90m2 zijn. De ruimte voor het laden en het lossen moet 25m2 zijn. Het Grand Caf en het restaurant moeten in totaal 1200m2 zijn. Er moet hier een keuken aanwezig zijn. 5

Eindwerkstuk Anton Zoetmulder 1353640 Tevens moet hier sanitair met de bijbehorende faciliteiten aanwezig zijn. Eventueel is er ruimte voor een podium. Het huisgezelschap van het theater omvat ongeveer 15 acteurs, 4 toneelmedewerkers en 4 algemene medewerkers. De bezoekende theatergroepen arriveren meestal een halve dag voor het optreden met alle benodigdheden. Het theater is niet specifiek gericht op enkel theaterkunst, de zaal en het gebouw zou ook moeten functioneren voor het gebruik voor musicals, dansvoorstellingen en als poppodium. Het bestaande gebouw is 969m2 groot, dit is 28,75x24 meter, op de begane grond. De eerste verdieping is circa 291m2 groot. Het gebouw dient te worden hergebruikt in de nieuwe situatie. Aanpassingen zoals bijvoorbeeld toevoegingen en/ of subtractie zijn toegestaan.

1.2.2 RandvoorwaardenDe randvoorwaarden zijn onder te verdelen in fysieke randvoorwaarden en niet fysieke randvoorwaarden. Fysieke randvoorwaarden worden bepaald door de omgeving en het toekomstig te creren masterplan. Een selectie: waterrand aanwezig binnen kavel, vierhavenstraat langs kavel, dakpark, maar ook: zwaartekracht, gematigd klimaat, luchtvervuiling, etc. De niet-fysieke randvoorwaarden worden voor het grootste deel bepaald door regelgeving. Een selectie: bestemmingsplan, algemene (bouw)voorschriften, brandveiligheidseisen, etc.

6

Eindwerkstuk Anton Zoetmulder 1353640

2. Beschrijving van het ontwerpproductHet ontwerpproduct dat ik ontworpen heb onderscheidt zich op een aantal vlakken. Allereerst speelt multi-zintuiglijke beleving een belangrijke rol in het gebouw. Ten tweede is er respect getoond voor de kwaliteiten van het bestaande ASEA-gebouw. Ten derde bezit het gebouw een atypische gebouwopzet voor een theater. Als laatste speelt (verticale) routing een zeer prominente rol in de beleving van het gebouw.

2.1 UitgangspuntenHet gebouw is ontworpen aan de hand van zes uitgangspunten. Al de uitgangspunten hebben invloed op een ander aspect van het ontwerp en zijn niet gecategoriseerd naar belangrijkheid. Door deze eigenschappen ontstaat er een dynamiek tussen de uitgangspunten en een flexibiliteit in de manier dat ze ingezet kunnen worden in het ontwerpproces. 1. Aantrekkelijke, overzichtelijke, levendige en multifunctionele openbare ruimte vormen voor het theater.

2. Kwaliteiten van het bestaande gebouw benutten.

`

3. Oud en nieuw laten samensmelten, maar toch een duidelijk onderscheid tussen beiden kenbaar maken.

4. Beleving van de routing door het theater als leidraad in het ontwerp.

7

Eindwerkstuk Anton Zoetmulder 1353640

5. Kwaliteit benutten van verticaal gebouw en verticale routing

6. Beleving van het gebouw aan de hand van alle zintuigen: een multi-zintuiglijke beleving.

2.2 Openbare ruimte en exterieursHet gebouw staat prominent op een stedenbouwkundige water as, deze visuele richting is benadrukt door het gebouw in de hoogte uit te breiden. Hierdoor is tevens voor het theater een openbare ruimte ontstaan in de vorm van een plein aan het water. Dit plein is duidelijk ingekaderd door het water en het theater enerzijds en een doorlopende bomenrij en lagere bebouwing anderzijds. Op het levendige plein zijn onder andere de ticketbalie, de theateringang en de restaurantingang te vinden , in de zomer kan er gebruik worden gemaakt van het terras, een buitenpodium, een watertribune en het drijvende podium. De gevels van het theater bestaan uit een duidelijke te onderscheiden oud gedeelte met daarbovenop een nieuw gedeelte. Het oude gedeelte is gerestaureerd en zoveel mogelijk intact gehouden. Het nieuwe gedeelte contrasteert met het oude gedeelte maar smelt er tegelijk mee samen, zoals dit gebeurt in onder andere het Caixa Forum in Madrid. De nieuwe gevel vormt een eenheid doordat er maar n soort materiaal is toegepast, de gevel bestaat geheel uit verticaal geleden (geel)bronzen kokers. Dit materiaalgebruik geeft de gevel niet alleen een sterke visuele uitstraling, door de eenheid en de glinstering van het brons, maar ook een sterke multizintuiglijke belevingswaarde, door de textuur van de geleding en het warmte/koude contrast van het materiaal. Andere manieren om de multi-zintuiglijke beleving van de gevel te versterken zijn de toepassing van bewegende geveldelen en het gebruik van de bronzen kokers als geluidsversterking. De bronzen kokers dienen als een soort van orgelpijpen voor twee systemen die geluid produceren door toedoen van de wind ( die prominent aanwezig is in het gebied). Dit maakt de multi-zintuiglijke beleving van de gevel compleet.

Afb.4/5 De voorgevel en het plein voor het theater (Bron:eigen illustraties)

8

Eindwerkstuk Anton Zoetmulder 1353640

2.3 GebouwopzetHet gebouw bestaat uit vier te onderscheiden delen: het voorhuis, het achterhuis, de zaal en het restaurant (zie onderstaand schema).

Afb. 6/7 Vierdeling in de gebouwopzet en representatieve doorsnede (Bron:eigen illustraties)

2.3.1 Het voorhuis en de bezoekersVanaf het openbare plein betreedt de bezoeker via een monumentale trap het theater op de eerste verdieping. In de foyer maakt de bezoeker de keuze om de zintuigenroute of de normale route te nemen. In de normale route cirkelt de bezoeker rond een vide omhoog en komt halverwege in de officile foyer terecht, deze ervaring is vooral visueel. In de zintuigen route loopt de bezoeker van ruimte naar ruimte, in elke ruimte wordt een ander zintuig geprikkeld, deze ervaring is multizintuiglijk. De twee routes eindigen allebei achter de zaal. Vanaf hier lopen de bezoeker langs de zaal, naar het licht toe en betreden ze de zaal door tussen de schuine muren door te stappen.

2.3.2 Het achterhuis en de acteurs en medewerkersHet achterhuis heeft de ingang aan de niet-representatieve zijkant van het gebouw, er is een aparte ingang voor laden & lossen en voor de medewerkers. Bijna het gehele achterhuis is geordend en ontsloten langs een centrale vide. Deze vide heeft een sterke visuele relatie met de rest van het gebouw. Op de begane grond en 1e verdieping bevinden zich het magazijn en het kantoor voor de medewerkers. Op de 2e verdieping de repetitiezaal, het kantoor voor het gezelschap en de werkplaats. Op de 3e verdieping de kleedkamers en de studios. Op de 4de verdieping de backstage en het podium. Geheel bovenin is de acteurslounge te vinden.

2.3.3 De zaalDe hoofdvorm van de zaal is een rechthoekig doos (een simpele schoenendoos vorm is een van de beste en meeste efficinte vormen voor een theater (Shin-ichi Sato, 2004, p. 41)) geheel bovenin het gebouw. De zaal bezit geen deuren daarentegen zorgen schuin geplaatste muren voor een goede akoestiek en een vrije loop in en uit de zaal.

2.3.4 Het restaurantDe ingang van het restaurant bevindt zich op de begane grond van de representatieve pleinzijde. Het restaurant bestaat uit een grote hal waar op verschillende niveaus gegeten kan worden, ook kan er in kleinere gesloten zintuigenruimtes worden gegeten. In elk van deze ruimtes wordt een apart menu geserveerd met de nadruk op n van de zintuigen. In de grote restauranthal steken een aantal representatieve theater functies, zoals de studios, de werkplaats, de foyer en de repetitiezaal. Op

9

Eindwerkstuk Anton Zoetmulder 1353640 deze manier ontstaat er een sterke visuele relatie tussen het theater en het restaurant. De keuken bevindt zich op de begane grond onder de foyer.

Afb.8 De grote hal van het restaurant (Bron:eigen illustratie)

Afb.9 Alle plattegronden van het ontwerpproduct (lees van links naar rechts). In kleur is de zintuigenroute aangegeven. (Bron:eigen illustratie)

10

Eindwerkstuk Anton Zoetmulder 1353640

3. Verantwoording en evaluatie van het ontwerpproductDit hoofdstuk bestaat uit twee delen. In het eerste deel verantwoord ik het resultaat van het ontwerpproces als een adequaat antwoord op de gestelde ontwerpopgave. In het tweede deel evalueer ik de ontwerpoplossing vanuit een ruimer kader.

3.1 VerantwoordingIn deze paragraaf zal ik het ontwerpproduct toetsen aan de gestelde eisen, randvoorwaarden en uitgangspunten. En ga ik zodoende na in hoeverre het ontwerpproduct aan de gestelde opgave voldoet.

3.1.1 Verantwoording PvEDe gestelde eisen staan beschreven in het programma van eisen in het projectboek. In onderstaande tabel is weergegeven in hoeverre ik ben afgeweken van dit PvE. m2 (PvE) 500 150 350 150 80 2 x 40 400 150 100 150 100 250 150 100 90 25 1200 75 75 25 m2 (DO) 512 167 345 145 82 0 768 153 92 123 94 225 141 100 94 25 1018 65 78 23 afwijking m2 +12 +17 -5 -5 +2 -2 x 40 +368 +3 -8 -27 -6 -25 -9 0 +4 0 -182 -10 +3 -2 afwijking % 2,4 % 11,3 % 1,4 % 3,3 % 2,5 % 100 % 92 % 2% 8% 18 % 6% 10 % 6% 0% 4,4 % 0% 15,2 % 13,3 % 4% 8%

Grote zaal - Podium - Tribune Repetitiezaal Studio Kleine studio Foyer Kleedkamers Acteurslounge Kantoren personeel Kantoren gezelschap Magazijn Tijdelijk magazijn Werkplaats Technische ruimte Laden en losen Restaurant Sanitair restaurant Sanitair foyer Sanitair artiesten foyer

De rood gemarkeerde cijfers wijken significant af en vereisen zodoende een verantwoording. Het betreft het geheel ontbreken van de twee kleine studio ruimtes en de veel te grote foyer. De grote foyer is groot uitgevallen omdat de foyer als twee afzonderlijke routingen ontworpen is. n waar alle zintuigen omstebeurt geprikkeld worden en men van ruimte naar ruimte loopt. De andere routing is de normale foyer, waar men op verschillende verdiepingen kan wachten tot de voorstelling begint. 11

Eindwerkstuk Anton Zoetmulder 1353640 De twee kleine studios zijn weggelaten om twee redenen. Ten eerste kan de grote studio met een schuifwand opgedeeld worden in twee kleinere studios. Ten tweede kunnen de ruimtes in de foyer als studio gebruikt worden. Zo wordt de ruimte die teveel is gebruikt in de foyer door het introduceren van een tweede routing, gecompenseerd door het flexibele gebruik van de foyer en de grote studio.

3.1.2 Verantwoording randvoorwaardenDe gestelde randvoorwaarden bestonden uit fysieke en niet-fysieke randvoorwaarden. Fysieke randvoorwaarden werden bepaald door de omgeving en het toekomstig te creren masterplan. Met deze randvoorwaarden is rekening gehouden in het ontwerp. De niet-fysieke randvoorwaarden werden voor het grootste deel bepaald door regelgeving. Het ontwerp is echter niet tot een zo hoog detailleringniveau gebracht dat er berhaupt rekening gehouden kon worden met deze, vaak specifieke, regelgeving.

3.1.3 Verantwoording uitgangspuntenIn het begin van het ontwerpproces zijn er zes uitgangspunten gevormd waaraan het ontwerp getoetst kon worden. Elk van de uitgangspunten heeft invloed op een ander aspect van het ontwerp en ze zijn niet hirarchisch geordend. Uitgangspunt 1: Openbare ruimte. De aanwezige openbare ruimte is behouden door in verticale richting uit te breiden. En versterkt door functies aan en op de openbare ruimte toe te voegen. Aan de openbare ruimte zijn de entree van het restaurant en het theater gelegen. Op de openbare ruimte zijn de ticketbalie, een terras en een buitenpodium gelegen. Uitgangspunt 2: Samensmelting. Het oude gedeelte en het nieuwe gedeelte van het gebouw zijn samengesmolten door een drietal ingrepen. Ten eerste is er voor gekozen om zoveel mogelijk gevels van het oude gebouw intact te laten. Ten tweede is er voor gekozen het grid en de vormen van het oude gebouw te volgen. Ten derde is er gekozen voor een monolieten uitstraling van het nieuwe gedeelte, zodat er duidelijk twee delen bestaan (en niet meer). Uitgangspunt 3: Bestaande gebouw. Een aantal kwaliteiten van het bestaande gebouw zijn behouden gebleven. Alle vier de gevels en de begane grond vloer van het bestaande gebouw zijn behouden gebleven. Deze komen vooral tot uitdrukking in de buitengevels en het restaurant. Uitgangspunt 4: Verticale ordening. De verticale ordening van het gebouw is op twee manieren benut. Ten eerste wordt de routing naar de zaal gedramatiseerd door het gebruik van verticale verbindingen. Ten tweede worden er verticale verbindingen tussen ruimtes gemaakt door gebruik te maken van niveau verschillen en vides. Uitgangspunt 5: Routing. De routing speelt in elk deel van het gebouw een rol, dit komt vooral naar voren in de verticaal geleden routing naar de zaal toe. Het gehele achterhuis (acteurs, medewerkers) is geordende langs een doorlopende vide, waardoor de trappen heen zigzaggen. De gehele foyer bestaat uit twee afzonderlijke routes: de zintuigenroute en de normale route Uitgangspunt 6: Multi-zintuiglijke beleving. De multi-zintuiglijke beleving komt in het gehele gebouw terug, dit is vooral kenbaar in de gevel, de foyer en het restaurant. De gevel maakt geluid, heeft bewegende delen, wordt warm of koud, heeft een aanlokkelijke textuur en reflecteert de zon. De foyer heeft een zintuigenroute waarin omstebeurt een ander zintuig wordt geprikkeld. In het 12

Eindwerkstuk Anton Zoetmulder 1353640 restaurant bestaan vier aparte zintuigenruimtes, waarin elk een ander menu wordt geserveerd. In elk van de ruimtes wordt een ander zintuig extra geprikkeld om de eetsensatie te bevorderen.

3.2 EvaluatieIn deze paragraaf wordt eerst een evaluatiekader geschetst aan de hand Aldo Rossis Architettura della citt, daarna zal ik onderzoeken in hoeverre het ontwerpresultaat zich verhoudt ten opzichte van de criteria genoemd in het evaluatiekader.

3.2.1 EvaluatiekaderAldo Rossi houdt in zijn boek Architettura della citt een pleidooi voor de ruimtelijke elementen die de geschiedenis van de stad tot uitdrukking brengen. De stad is volgens Rossi opgebouwd uit stedelijke artefacten, die elk een afzonderlijke historische en culturele uitstraling bezitten waarvan de oorsprong zich bevindt in de architectuur. 1 In de loop van de tijd kan de functie van een artefact veranderen terwijl de vorm hetzelfde blijft, op deze manier blijft de oorspronkelijke status en betekenis voor altijd in het collectieve geheugen aanwezig (Cavallo, 2010, pp. 76-81; L. W. Leen van Duin, Raf Dox, 2010). Dit wordt nader toegelicht in de paragraaf: monumenten en de theorie van permanentie. Als beginpunt gebruikt Rossi de theorie van Pote met betrekking tot permanentie, deze theorie is in essentie een historische theorie gecentreerd rond het fenomeen van persistentie 2. Deze persistenties zijn enerzijds waarneembaar in monumenten (de belichaming van het verleden), anderzijds in de persistentie van de basis lay-out van de stad. Volgens Rossi kan permanentie voortstuwend of afwijkend zijn. Een artefact wordt benoemd als voortstuwend wanneer het overleeft doordat de vorm verschillende functies kan herbergen in de tijd. Een artefact wordt benoemd als afwijkend wanneer het gesoleerd is (geraakt) van de rest van de huidige stad en weinig (functioneel) toevoegt (Nilufar, 2004; Rossi, 1982). Twee voorbeelden in Delft van stedelijke artefacten met een voortstuwende permanentie zijn de Visbanken en de Koornbeurs. Deze twee gebouwen hebben door de tijd verschillende functies geherbergd in dezelfde vorm. Twee voorbeelden in Delft van stedelijke artefacten met een afwijkende permanentie zijn de Nieuwe en de Oude kerk. Deze twee gebouwen hebben door de tijd hun functie (vrijwel) verloren maar zijn zo sterk in het collectief geheugen gegriefd dat dit hun permanentie zal herbergen. Ik zal mijn ontwerpproduct evalueren aan de hand Rossis Architettura della citt en zijn theorie van permanentie. Eerst zal gekeken worden of het ontwerpproduct een kans heeft om een (permanent) stedelijk artefact te worden. Vervolgens zal er een onderscheid gemaakt worden in voortstuwende en afwijkende permanentie. Om deze evaluatie relevant te maken zal het ontwerpproduct moeten worden opgevat als een gerealiseerd gebouw.

3.2.2 Toetsing aan evaluatiekaderHet theater is gesitueerd aan het einde van een water as. Deze water as is ontstaan uit een oude havenbekken die gezien kan worden als een afwijkend permanent artefact. De havenbekken heeft zijn oorspronkelijke functie verloren, maar is in het masterplan gekoesterd zodat de oorspronkelijke havenstatus in het collectief geheugen aanwezig zal blijven. De water as vormt samen met het plein1

Ook de stad zelf beschouwd Rossi als een artefact, opgebouwd uit meerdere stedelijke artefacten. Hier wordt in dit evaluatiekader niet verder op in gegaan omdat dit van miniem belang is op mijn ontwerpproduct. 2 Persistentie = de permanentie van artefacten in een fase, waarin zij normaliter behoren te zijn verdwenen.

13

Eindwerkstuk Anton Zoetmulder 1353640 en de omliggende bebouwing de locus van het theater. Locus wordt door Rossi beschreven als: () de condities en kwaliteiten van een plek die nodig zijn om een stedelijk artefact te begrijpen(Nilufar, 2004, p. 4). Door de water as, het plein en de omliggende bebouwing heeft het theater als vanzelf een prominente plek aangenomen in het stedelijk weefsel, deze wordt benadrukt door de hoogte van het theater ten opzichte van de omliggende bebouwing. Een ander belangrijke eigenschap van de locus, is dat in het masterplan het theater moet dienen als stedelijke katalysator. Het theater zal als n van de eerste gebouwen verrijzen en zal hierdoor een teken kunnen worden van de groei van het gebied. Volgens Rossi kan een dergelijk katalyserend gebouw een primair element van de stad worden, hier zegt hij het volgende over: Deze (de primaire elementen van de stad) zijn er toe in staat om het proces van urbanisatie van de stad aan te drijven () en spelen een permanente rol in de evolutie van de stad in de tijd.(Nilufar, 2004, p. 4) Het theater heeft ,door zijn beoogde katalyserende doel, de potentie om een primair element in de stad te worden. Het theater zelf heeft ook een aantal aspecten die het gebouw historisch en cultureel onderscheidend maken, deze zijn terug te vinden in: het behouden van de historie van het ASEA-gebouw, de culturele functie van het gebouw en de vernieuwende multi-zintuiglijke beleving van het gebouw. Door al de bovengenoemde eigenschappen tezamen is er een redelijke kans dat het theater onderscheidend zal zijn in zijn historische en culturele uitstraling en daardoor kan het een (primair) stedelijk artefact worden dat in het collectieve geheugen gegriefd staat. Of het theater dit echt zal worden hangt (onder andere) af van de aanpasbaarheid van het gebouw en de kwaliteiten van de andere potentile primaire stedelijke artefacten in de omgeving. Het theater is specifiek als theater ontwerpen en niet als een aanpasbaar gebouw, het gebouw is hierdoor moeilijker in n andere functie te gebruiken. Wel zijn er kansen wanneer het gebouw opgesplitst wordt in verschillende functies. Bijvoorbeeld: het huidige opgedeelde achterhuis zou kunnen functioneren als kantoorgebouw of losse woningen. Het grote open restaurant gedeelte kan een grote outlet store worden. De foyer kan een zintuigenmuseum worden. En de theaterzaal kan functioneren als een bioscoopzaal of collegezaal. Zulke aanpassingen zullen alleen gedaan worden wanneer dit economisch rendabel is en/of wanneer het gebouw reeds een permanent stedelijk artefact is geworden. Op zon moment zou het gebouw een voortstuwende permanentie bevatten. Andere potentile stedelijke artefacten die kunnen concurreren met het theater zijn met name de andere stedelijke katalysatoren in het masterplan en de prominente Marconipleintorens. Ten opzichte van de andere stedelijke katalysatoren heeft het theater, door zijn kwalitatief hoogwaardige locus, waarschijnlijk een streepje voor. Ten opzichte van de Marconipleintorens zal het theater het waarschijnlijk afleggen. Deze torens zijn reeds in het collectieve geheugen gegriefd, dit uit zich in alle plannen die er gemaakt worden om deze torens op een juiste manier te herbestemmen.

3.2.3 ConclusieHet is nooit van te voren te zeggen welke gebouwen zich werkelijk zullen ontwikkelen tot primaire stedelijke artefacten. Wel zijn er aanwijzingen dat het theater de potentie heeft, dit komt door de kwalitatief hoogwaardige locus, de onderscheidende kwaliteiten van het gebouw, het doel van het gebouw om als katalysator te dienen en (in mindere mate) de aanpasbaarheid van het gebouw. Concurrentie voor deze positie als primair stedelijk artefact komen vooral van de Marconipleintorens. Wel is het waarschijnlijk dat er in dit gebied plaats is voor meerdere (primaire) stedelijke artefacten.

14

Eindwerkstuk Anton Zoetmulder 1353640

4. Reflectie op twee themas van het ontwerpproduct 3In dit hoofdstuk wordt gereflecteerd over de twee themas met betrekking tot het ontwerpproduct, die in het leerplan genoemd zijn. In het eerste thema wordt gekeken naar hoe een nieuwe toevoeging en een bestaand gebouw samengesmolten kunnen worden. In het tweede thema wordt gekeken hoe multi-zintuiglijke beleving een rol kan spelen in een gebouw.

4.1 Thema n: Samensmelting oud & nieuwBij het begin van het ontwerpproces werd onmiddellijk duidelijk dat er een te veel aan programma was om in het bestaande ASEA-gebouw in te passen. Dit riep de vraag op hoe deze nieuwe toevoeging zich relateert tot het bestaande gebouw. En in welke vorm de continuteit van het ASEAgebouw zich relateert tot de nieuwe toevoeging.

4.1.1 Jo Coenen over continuteitJo Coenen benoemt vier soorten visies ten opzichte van continuteit in de architectuur: breuk, dialoog, congruentie en versmelting. De visie breuk wordt door Jo Coenen beschreven als: () een breuk met de architectuur en stedenbouw van het verleden. Hij verduidelijkt deze visie door hem te relateren aan de Super-Dutch beweging en MVRDV. De visie dialoog wordt door Jo Coenen beschreven als: een visie die niet wil breken maar juist een gesprek aangaat met het bestaande object, en met de voorwaarden die aan de opgave worden gesteld. Hij verduidelijkt deze visie aan de hand van precedenten, onder andere het Carr dArte in Nimes van Norman Foster valt onder de noemer dialoog. De visie congruentie wordt door Jo Coenen beschreven als: De architect brengt daarbij (congruentie) de vorm in overeenstemming met de context van de nieuwbouw, waardoor het ontwerp deel wordt van dezelfde verzameling. Hij verduidelijkt deze visie aan de hand van precedenten, onder andere een pand van Herman Zeinstra in Amsterdam en het Museo Arte Romano van Rafael Moneo in Merida vallen onder de noemer congruentie. Versmelting wordt door Jo Coenen beschreven als: Een nog hogere graad (dan congruentie) van het delicate spel met architectuurgeschiedenis en bouwstijlen. Ook deze uitspraak wordt ondersteund door precedenten, hij noemt de kerk aan het Piazza San Domenico Maggiore in Napels waar gebouwen uit een mix van stijlperiodes tegenaan zijn gebouwd en die samen een nieuw geheel vormen (Coenen, 2010, pp. 201216; van Bommel, 2010).

Afb. 10/11 Congruentie: het pand van Herman Zeinstra in Amsterdam (Bron:www.dokarchitecten.nl) en Caixa Forum van Herzog & de Meuron in Madrid (Bron: http://arijose.tumblr.com).

3

Voor beoordelaar: Het wordt aangeraden om eerst hfst.3 te lezen alvorens aan hfst.4 te beginnen.

15

Eindwerkstuk Anton Zoetmulder 1353640

4.1.2 OntwerpproductDe relatie tussen oud en nieuw die ikzelf ambieerde was tweevoudig. Enerzijds ging ik uit van het overnemen van een aantal aspecten van de vorm van het bestaande gebouw, anderzijds wilde ik een duidelijk onderscheid creren tussen het oude en het nieuwe gedeelte. Een precedent die ik hierbij gebruikt heb is het Caixa Forum in Madrid van Herzog & de Meuron. Deze soort toepassing lijkt het meest te kloppen met Jo Coenens beschrijving van congruentie (het woord samensmelting blijkt dus jammerlijk gekozen). In het uiteindelijke ontwerpproduct is de overeenstemming (=congruentie) van het nieuwe gedeelte ten opzichte van het oude gedeelte leesbaar proberen te maken door de stramienlijnen van het ASEA-gebouw over te nemen en het nieuwe gedeelte dezelfde vormentaal te geven. Dit resulteert in dat het nieuwe gedeelte gextrudeerd lijkt uit het ASEA-gebouw (en dus overal dezelfde vorm plattegrond heeft) deze expressie wordt versterkt door de verticale geleding van de gevel.

4.1.3 Aldo RossiAldo Rossi zegt in zijn boek Architettura della citta niks specifieks over de potentie van congruente gebouwen in het worden van een stedelijk artefact. Wel valt er het volgende met betrekking tot dit onderwerp op te merken: het ASEA-gebouw is in zijn huidige situatie duidelijk geen stedelijk artefact te noemen. De historische achtergrond die het gebouw bezit is niet exclusief genoeg in zijn huidige locus. Op het moment dat deze locus verandert, onder druk van het masterplan, ontstaat er een radicale omslag in de waarde van deze historische achtergrond. Eerst is het ASEA-gebouw n van velen met dezelfde historie, met de voltooiing van het masterplan wordt het gebouw n van de enige gebouwen in zijn directe omgeving met berhaupt historische rijkdom. Daarbij wordt deze (relatieve) historische rijkdom aangevuld met een culturele rijkdom door het toevoegen van een theater functie. Het nieuwe gebouw bezit een, voor dit gebied, ongekende historische en culturele waarde, dit zal het gebouw (waarschijnlijk) tot een stedelijk artefact maken. Ook de manier dat deze samenvoeging gebeurt is van belang. Door de congruente aanpak te kiezen en de vormentaal van het ASEA-gebouw over te nemen zal het gebouw als n geheel worden waargenomen, waarin de culturele en historische rijkdom verpakt zitten. Dit is volgens Rossi belangrijk omdat juist de vorm hetgeen is dat in het collectieve geheugen bewaart blijft. De congruente aanpak zorgt er voor dat de potenties die de historische achtergrond van het ASEA-gebouw bezit bewaard zijn gebleven. Aspecten van het ontwerpproduct die afbreuk zouden kunnen doen aan de congruentie ervan, zijn: de grote bewegende delen en de liften in de gevel. Deze ingrepen maken het moeilijker onderscheid te maken tussen het oude en het nieuwe gedeelte en zouden voor versnippering of een minder duidelijke vormentaal kunnen zorgen. Toch is er een duidelijke rede dat er voor deze ingrepen gekozen is, namelijk het uitgangspunt multi-zintuiglijke beleving, er blijken dus tegenstrijdige belangen tussen twee uitgangspunten te bestaan. In mijn idee werd er door het gebruik van het gevelmateriaal al zon sterke eenheid gevormd dat er geen sprake is van afbreuk aan de congruentie.

4.1.4 ConclusieCongruentie zoals beschreven door Jo Coenen blijkt ook in Aldo Rossis visie een sterke manier om het oude met het nieuwe te verbinden. Op deze manier is er enerzijds een duidelijk verschil tussen oud en nieuw, waardoor de historie van het bouwwerk eerder zal worden (h)erkend. Anderzijds vormt het gebouw n geheel omdat er dezelfde vormentaal wordt gebruikt, juist deze vorm is hetgeen dat in het collectief geheugen bewaard wordt. 16

Eindwerkstuk Anton Zoetmulder 1353640

4.2 Thema twee: Multi-zintuiglijke belevingHet thema multi-zintuiglijke beleving vindt zijn oorsprong in twee fascinaties. De eerste ontdekte ik tijdens de analyse van de theatertypologie, er werd duidelijk dat de routing naar de theaterzaal een belangrijke aspect is wanneer een theater ontworpen wordt. Dit aspect wordt in de huidige theaterarchitectuur vrij weinig belicht, terwijl de beleving van deze routing en de sociale aspecten die hiermee gepaard gaan vroeger beschouwd werden als de reden om naar het theater te gaan. De grote trappenpartij in de Grand Paris opera is het voorbeeld van hoe deze sociale beleving vorm krijgt (Pevsner, 1976). De sociale interactie is in essentie nog steeds de reden dat mensen een dagje of een avondje uitgaan. Naar een caf gaan gaat voor het grootste deel over zien en gezien worden, naar de discotheek gaan gaat voor het grootste deel over nieuwe contacten ontmoeten, naar een architectuurevenement gaan gaat voor het grootste deel over de netwerkborrel. De sociale interactie is (onbewust) vaak belangrijker dan het werkelijke evenement. Dit geldt in grote maten ook voor het theater. De foyer zou hier de statische verbeelding van kunnen zijn en zou deze sociale aangelegenheid een hand kunnen bieden. De tweede fascinatie is een persoonlijke fascinatie voor het ontwerpen voor meerdere zintuigen en een verzet tegen de huidige ocularcentristische ontwerp cultuur. Het begrip ocularcentrisme wordt door Juhani Pallasmaa beschreven als: De dominantie van het oog en de onderdrukking van de andere zintuigen. (Pallasmaa, 2005, p. 19). In eerste instantie wilde ik de foyer vormgeven als een routing waarin meerdere zintuigen geprikkeld werden, later bleek deze multi-zintuiglijke ontwerpbenadering ook toepasbaar op andere delen van het ontwerp. De zintuigen die normaliter onderscheiden worden, zijn de klassieke vijf zoals genoemd door Aristoteles: gezichtvermogen, gehoor, reukzin, smaakzin en tastzin (Everson, 1997, p. 29). Naast deze vijf zijn er nog tal van andere zintuigen te noemen, afhankelijk van de definitie die wordt gebruikt zijn er in totaal 9 tot 21 zintuigen. Ik heb aan de vijf klassieke zintuigen drie andere voor architectuurontwerp relevante zintuigen toegevoegd: thermoceptie, evenwichtszin en proprioceptie. In het onderstaande tabel wordt elk zintuig nader toegelicht:

ZintuigGezichtsvermogen Gehoor Reukzin Smaakzin Tastzin Thermoceptie Evenwichtszin Proprioceptie

AnatomieOgen Slakkenhuis Reukzintuig Tong Huid o.a. Huid Evenwichtsorganen Spierspoeltjes en peeszintuigen

PrikkelLicht Trilling Moleculen/stoffen Moleculen/stoffen Vervorming van de huid Verwarming/afkoeling van de huid Beweging van endolymfe Spierspanning en rek in pezen

GewaarwordingZien Gehoor Ruiken Proeven Voelen Warmte/kou voelen Evenwicht Lichaamsbewustzijn

Afb.12 Zintuigen(Bron: bewerking van http://nl.wikipedia.org/wiki/Zintuig)

4.2.1 Reflectie multi-zintuiglijke beleving in de foyerHet thema multi-zintuiglijke beleving is dominant aanwezig in de foyer. De foyer bestaat uit twee routes naar de zaal, een zintuigenroute en een normale route. De normale route heeft geen afwijkende multi-zintuiglijke insteek en is vooral visueel gericht. In de zintuigenroute loopt de bezoeker van ruimte naar ruimte, in elke ruimte wordt een ander zintuig geprikkeld. Op deze manier 17

Eindwerkstuk Anton Zoetmulder 1353640 wordt elk zintuig apart gesoleerd en aangelicht. In de tabel op de volgende bladzijde staat de route beschreven die de bezoeker doormaakt op weg naar de theaterzaal. Ruimte Garderobe Inrichting Donkere smalle gang met geheel zachte bekleding, halverwege kan de jas worden afgegeven. Trap die omhoog cirkelt boven de grote restaurantzaal. De bezoeker loopt tussen twee loshangende trillende metalen platen door. Geheel omsloten krappe en steile trap. Ruimte geheel bekleed met spiegels. Niet gesoleerde ruimte waar het afhankelijk van het seizoen warm of koud is. Smalle trap die hoog boven de foyer omhoog cirkelt. Smal raam waar eindelijk van het uitzicht kan genoten worden. (na de voorstelling) met geuren uit de keuken van het restaurant. Zintuig(en) Tastzin

Zwevende trap Gehoorruimte

Gezichtsvermogen, gehoor, reukzin Gehoor

Nauwe trap Illusieruimte Buitenruimte

Proprioceptie Proprioceptie Thermoceptie

Smalle hoge trap Uitzichtraam

Evenwichtszin Gezichtsvermogen

Geurruimte

Geurzin

Deze zintuigenroute kan een interessante toevoeging zijn voor een theater, maar zou misschien net zo goed in een museum geplaatst kunnen worden. Er zou beter gekeken kunnen worden hoe de zintuigenroute een meer specifiek theatergerelateerde functie kan krijgen. Ook zou er nog specifieker naar de vorm van de ruimtes gekeken kunnen worden, nu worden de zintuigen vooral belicht door kunstinstallaties(zoals spiegels en trillende metaal platen) toe te passen. Terwijl je als architect zijnde toch verwacht wordt de vorm van de ruimte te ontwerpen. Wel is het isoleren van n zintuig per ruimte een sterke manier om een accent te leggen op de onderbelichte zintuigen van de mens.

4.2.2 Reflectie multi-zintuiglijke beleving van de gevelDe gevel is bij voorbaat bestemd om de visuele uitdrukkingskracht van het gebouw te laten zien, veel andere zintuiglijke waarnemingen worden immers bepaald door de omgeving (denk aan omgevingsgeluid, -geur en -klimaat). Toch is er geprobeerd om ook andere zintuigen aan te spreken in de gevel en zo een multi-zintuiglijke beleving van de gevel te genereren. De gevel heeft door zijn hoogte, prominente locatie en materiaalgebruik een sterke visuele aantrekkingskracht. Daarnaast wordt de tastzin aangesproken door de geleding en textuur van de gevel. Ook de keuze voor brons, dat opwarmt en afkoelt onder invloed van de zon (thermoceptie), heeft hiermee te maken. Als laatste wordt ook het gehoor aangesproken, de bronzen kokers dienen als een soort van orgelpijpen voor twee systemen die geluid produceren door toedoen van de wind. 18

Eindwerkstuk Anton Zoetmulder 1353640 Het oproepen van de tastzin kan relevant zijn in de gevel omdat men dan eerder geneigd is dichter het gebouw te benaderen, de vraag is wel of dit bij een gebouw van dit formaat wel effectief genoeg is. Het produceren van geluid met de gevel is een interessante toevoeging voor de gevel die extra aandacht en herkenning van het gebouw oplevert. Een groot nadeel kan zijn dat het geluid als storend ervaren wordt door de omwonende of de mensen die in het gebouw werken.

4.2.3 Reflectie multi-zintuiglijke beleving in het restaurantHet restaurant is gevestigd in een grote hal waarin tegelijkertijd het gezichtsvermogen, het gehoor en de reukzin (en daardoor smaakzin) opgeroepen worden. In de grote hal bevinden zich een viertal kleine eetzalen die elk een ander zintuig vertegenwoordigen en elk een bijbehorend menu geserveerd krijgen. Er zijn een muziekeetzaal, een donkere eetzaal, een handeetzaal en een illusie eetzaal. In de muziekzaal wordt bij elk gerecht een andere soort muziek geluisterd die de smaak ervaring van het gerecht verrijkt. Deze relatie tussen geluid en smaak is en wordt onderzocht door psychologen en sporadisch toegepast door topchefs(M. U. S. Charles Spence, 2010b). In de donkere eetzaal worden de visuele aspecten van het eten weggenomen zodat de bezoeker zich vooral op de smaak kan richten. Dit concept wordt al toegepast door het Ctaste restaurant in Amsterdam. In de handeetzaal is geen bestek aanwezig en worden er gerechten geserveerd die allemaal met hand gegeten moeten worden. Dit geeft een directere ervaring met het eten zoals die gebruikelijk is in sommige andere culturen. In de illusie eetzaal worden gerechten geserveerd die een andere visuele uitstraling hebben dan bij de smaak past, ook de invloeden van deze afwijkingen is door psychologen onderzocht (C. A. L. Charles Spence, Maya U. Shankar, Massimiliano Zampini, 2010a). Al deze aparte eetzalen hebben een relevant doel maar zijn organisatorisch moeilijk in te passen in een enkel restaurant. Het is daarom niet waarschijnlijk dat het ontworpen restaurant werkelijk zo uitgevoerd kan worden, wel zijn dit interessante ideen met betrekking tot andere restaurant ontwerpen.

4.2.4 Reflectie multi-zintuiglijke beleving in de zaal en het achterhuis.In de zaal en het achterhuis is er niet gepoogd een extra multi-zintuiglijke beleving toe te voegen. Dit is gedaan omdat de zaal en het achterhuis een te duidelijk gedefinieerd functioneel doel hebben, een te expliciete multi-zintuiglijke beleving van de architectuur zou hier van afleiden.

4.2.5 ConclusieHet nadenken over de beleving aan de hand van alle zintuigen in een ontwerp kan een hele andere ontwerpbenadering opleveren. Ik heb hierdoor ontwerpoplossingen bedacht waar ik normaliter nooit op zou zijn gekomen. Vooral in de foyer, de gevel en het restaurant komt dit tot zijn recht. Dit zou de beleving van het gebouw zeker verrijken. Nadelen van de multi-zintuiglijke beleving zijn vooral praktische bezwaren: het restaurant heeft te veel verschillende menus en ruimtes, de foyer route is groot en niet altijd gewenst en de geluiden in de gevel kunnen storend zijn.

19

Eindwerkstuk Anton Zoetmulder 1353640

5. Het voorgenomen ontwerpprocesIn dit hoofdstuk wordt het voorgenomen ontwerpproces beschreven, zoals dat in het leerplan vermeld stond. De eerste stap in het ontwerpproces bestaat uit een grondige analyse. Deze bestaat uit drie afzonderlijke analyses: omgeving, programma en typologie. Uit deze analyses filter ik vervolgens een aantal hoofdaspecten, die ik als belangrijkste kenmerken van de opgave zie. Elk hoofdaspect heeft een andere relatie tot de analyse en tot het ontwerp. De volgende stap is om de hoofdaspecten om te vormen tot een set van uitgangspunten. Dit gebeurt door middel van deelonderzoeken en ontwerpen. De set van uitgangspunten die zo ontstaat vormt de leidraad van het ontwerpproces. Aan de hand van deze uitgangspunten worden verschillende varianten van gebouwopzetten ontworpen gebruik makend van schetsen. Deze varianten zijn zeer schetsmatig en onderzoekend van aard en worden gecontroleerd aan de hand van de uitgangspunten. Er wordt n van deze varianten gekozen om verder uit te werken. Deze gebouwopzet wordt vervolgens verder gespecificeerd gebruik makend van deelontwerpen en onderzoeken. Deze ontwerpen en onderzoeken worden gedaan aan de hand van schetsen. Elk van de deelontwerpen en onderzoeken probeert een oplossing te zoeken voor een bepaald vraagstuk dat zich voordoet in de loop van het proces. Een aantal van de vraagstukken die ik tegen zal komen zijn van te voren vast te stellen. Het eerste vraagstuk dat opgelost zal moeten worden is het definitief maken van de gebouwopzet. Vervolgens die van het constructieve principe. Daarna die van materialisering en detaillering. Als laatste die van de presentering van het ontwerp. In de tussentijd zullen er vele andere vraagstukken zich aanbieden, die zoveel mogelijk opgelost zullen worden aan de hand van deelontwerpen en onderzoeken. Die worden gedaan aan de hand van schetsen. Het programma Sketch-up kan gebruikt worden om het 3dimensionale schetsen te ondersteunen, door als bijvoorbeeld onderleger van een schets te dienen. De uitwerking van het ontwerp wordt gedaan met de programmas: AutoCAD, Photoshop, Illustrator en schetsen. In afbeelding 17 is een schema weergegeven van het voorgenomen ontwerpproces, de draaiende pijlen staan voor cyclische ontwerpen (aan de hand van schetsen). In afbeelding 18 is een Ganttkaart weergegeven van het voorgenomen ontwerpproces.Afb. 13 Het voorgenomen ontwerpproces (Bron: eigen illustratie)

Afb. 14 Ganttkaart van het voorgenomen ontwerpproces (Bron: eigen illustratie)

20

Eindwerkstuk Anton Zoetmulder 1353640

6. Beschrijving van het ontwerpprocesIn dit hoofdstuk wordt het feitelijke ontwerpproces beschreven, zoals ik dat werkelijk doorlopen heb. Vooral de afwijkingen ten opzichte van het voorgenomen ontwerpproces zijn van belang, deze zullen toegelicht worden in hoofdstuk 7. Het ontwerpproces is grofweg in drie fases in te delen. De eerste fase is voor de tussenpeiling en bestaat uit het definiren van de gebouwopzet. De tweede fase bestaat uit het maken van deeloplossingen binnen de gebouwopzet. De derde fase bestaat uit de laatste week en wordt vooral gebruikt om het ontwerp uit te werken.

6.1 Fase 1De eerste week werd gekenmerkt door de verkenning van de opgave en een stedenbouwkundige herinterpretatie. Er werden groepjes van drie studenten gemaakt, waarin er n masterplan gekozen werd om in verder te werken. Van dit masterplan werd een 1op500 maquette gemaakt. Door deze maquette werd het duidelijk dat het noodzakelijk was om dit 1op500 deel van het masterplan verder te definiren, omdat er anders een zeer vage context zou ontstaan. Dit resulteerde tevens in een aantal stedenbouwkundige uitgangspunten met betrekking tot het gebied. Vervolgens werd er verwacht dat we morfologische studies van het gebouw zouden maken, zonder dat er ook maar een enkele analyse was gedaan. In plaats van gedachteloos morfologische studies te maken hebben wij er voor gekozen om een aantal stedenbouwkundige uitgangspunten te formuleren die betrekking hadden op het gebouw. Alsmede een programmatische analyse. Vanuit deze stedenbouwkundige uitgangspunten en programmatische analyse hebben wij toen drie gebouwvormen voorgesteld. Los van deze groepsactiviteiten heb ik zelf nog een gedegen programmatische analyse en typologische analyse gedaan. Beide aan de hand van verschillende precedenten. De tweede week werd gekenmerkt door het bepalen van uitgangspunten en de eerste varianten voor de gebouwopzet. In het begin van de week werd de laatste hand gelegd op de 1op500 maquette. In de rest van de week zijn de uitgangspunten gespecificeerd en is er een begin gemaakt aan het leerplan. Op dinsdag in de derde week was de tussenpeiling en het inleveren van het leerplan gepland. Dit zorgde ervoor dat er doorgewerkt moest worden in het weekend om de presentatie af te krijgen. In de tussenpeiling heb ik vooral de hoofdgebouwopzet en de uitgangspunten gepresenteerd.

6.2 Fase 2In de rest van week drie is, onder andere aan de hand van sketch-up, de gebouwopzet verder gedefinieerd en in autocad zijn de eerste opzetten gemaakt voor plattegronden en doorsnede. In week vier is de gebouwopzet inzichtelijk proberen te maken aan de hand van een 1op200 maquette. Vervolgens heb ik ervoor gekozen om scenarios te schrijven met betrekking tot de multi-zintuiglijke beleving van het gebouw, aan de hand van deze scenarios heb ik de gebouwopzet verder gedefinieerd en aangepast in autocad. Aan het einde van de week heb ik de constructie opzet ontworpen en in autocad gezet. In week vier ben ik begonnen met het ontwerpen van de gevels en de detaillering. Deze werden door het gebruik van autocad en schetsen op een steeds hoger niveau gebracht. Aan het einde van de weekheb ik de definitieve 1op50 details en gevels in autocad gezet.

6.3 Fase 3In de laatste week heb ik me vooral gericht op uitwerken en de voorbereiding van de presentatie. In deze week zijn geen grote ontwerpbeslissingen meer gemaakt. Aan het begin van de week heb ik geprobeerd te inventariseren welke producten er gemaakt moesten worden en hoe de poster indeling zou worden. De rest van de week heb ik vooral uitgewerkt. 21

Eindwerkstuk Anton Zoetmulder 1353640

7. Verantwoording en evaluatie van het ontwerpprocesDit hoofdstuk bestaat uit twee delen. In het eerste deel verantwoord ik de verschillenen tussen het feitelijke ontwerpproces (hoofdstuk 6) en het voorgenomen ontwerpproces (hoofdstuk 5). In het tweede deel evalueer ik de gebruikte strategien, methoden en middelen ten opzicht van een ruimer kader.

7.1 VerantwoordingDe verschillen tussen het feitelijke en het voorgenomen ontwerpproces zijn miniem. De afwijkingen zijn te vinden in de eerste week waar tijd vrijgemaakt moest worden voor een morfologische studie. De tijd die hiervoor gebruikt was zou ik liever gebruikt hebben om een gedegen locatie analyse op te zetten. Zodat ik, met in het achterhoofd de programmatische, typologische en locatie analyses, een aantal betekenisvolle morfologische varianten kon neer zetten. Onder het mom van de gevleugelde uitspraak van Louis. I. Kahn: Art begins where calculations end (U. B. Leen van Duin, F. Geerts, 2000, p. 57) In de tweede week heb ik vanuit de analyses een aantal hoofdaspecten bepaald, deze heb ik vervolgens via deelonderzoeken en ontwerpen omgevormd tot uitgangspunten. Dit is precies zo gegaan als beschreven in het voorgenomen ontwerpproces. Dat dit zo soepel verloopt heeft te maken met voorgaande ontwerpprojecten. Hier heb ik geleerd dat heldere en precies gedefinieerde uitgangspunten zeer belangrijk zijn voor een heldere communicatie van het ontwerp en een helder en overzichtelijk proces in het ontwerp. Dit overzichtelijke proces is zeer van belang in een cyclisch proces zoals ontwerpen, waarbij af en toe hele stappen terug gezet moeten worden. In week drie, vier en vijf werd het gebouw aan de hand van de in week twee gedefinieerde uitgangspunten verder uitgewerkt. Dit is ongeveer gegaan zoals beschreven in het voorgenomen ontwerpproces. Een interessante afwijking hierin is de gebouwopzet. De definiring van de gebouwopzet liep langer door dan verwacht. Dit had met name te maken met het uitgangspunt dat betrekking had op de multi-zintuiglijke beleving. Dit uitgangspunt werd pas in week vier als uitgangspunt (h)erkend. Daarvoor werd multi-zintuiglijke beleving opgevat als n van de productthemas en niet als uitgangspunt. Vanuit het uitgangspunt ben ik gaan onderzoeken hoe multi-zintuiglijke beleving een ontwerpmiddel kon worden. Het uiteindelijke middel dat ik gebruikt heb zijn scenarios, deze mogelijke scenarios beschrijven per zintuig de gewenste ruimte. Vanuit hier werd de materialisatie en vorm bepaald. Dit gehele proces is iets wat ik niet ingecalculeerd had in mijn voorgenomen ontwerpproces. Week zes is vooral gebruikt voor de uitwerking van het ontwerpproduct. Het product dat hierin ontworpen werd was de presentatie. Dit kan gezien worden als een losstaand ontwerpproces.

7.2 EvaluatieIn deze paragraaf wordt eerst een evaluatiekader geschetst waaraan vervolgens de gebruikte strategien, methoden en middelen worden getoetst.

7.2.1 EvaluatiekaderHet evaluatiekader dat ik zal scheppen met betrekking tot mijn ontwerpproces gaat uit van de duale proces theorie met betrekking tot beslissingen maken. Deze theorie gaat er van uit dat het proces van beslissingen maken bestaat uit twee verschillende processen. Enerzijds een impliciet 22

Eindwerkstuk Anton Zoetmulder 1353640 (automatisch) onbewust proces, anderzijds een expliciet (gecontroleerd) bewust proces. Daniel Kahneman specificeert deze twee type processen verder, door ze te benoemen als intutie en (rationele) beredenering. Intutie benoemt hij als systeem 1, beredenering als systeem 2. Hij suggereert vier manieren om tot een keuze of beoordeling te komen: 1. Er komt geen intutieve response aan te pas, en de keuze wordt geproduceerd door systeem 2. 2. Een intutieve intentie wordt opgeroepen, en: a. wordt bevestigd door systeem 2. b. dient als een houvast voor aanpassingen die antwoorden op andere eigenschappen van de situatie. c. wordt gedentificeerd als incompetent ten aanzien van een subjectief geldende regel, en wordt geblokkeerd van verdere expressie (Kahneman, 2002, p. 483). De keuzemanier die slechts vanuit intutieve intenties wordt opgeroepen (zonder rationeel beredeneerde bevestiging) staat hier niet genoemd en wordt als inferieur beschouwd. Deze keuzemanier bestaat echter wel en zal ik daarom als keuzemanier 3 benoemen. Grote denkers als Albert Einstein beschouwen het intutieve proces als meer waardevol dan het rationeel beredenerende proces: The intuitive mind is a sacred gift and the rational mind is a faithful servant(McGilchrist, 2011). Dit impliceert dat de keuzemanier 2a bij uitstek geschikt is voor het maken van goede beslissingen. Hierin geef je vrij spel aan je intutie (je heilige geschenk) en wordt er een manier gevonden om deze te valideren aan de hand van een rationeel beredeneert proces (en dient je rationele kennis als je trouwe dienaar). Het evaluatiekader dat ik zal gebruiken bestaat uit de duale proces theorie met betrekking tot beslissingen maken die door Daniel Kahneman wordt voorgesteld. Hierin zou ik de beslissingen vallend onder de noemers van keuzemanier 2a prefereren (boven de andere keuzemanieren) en beslissingen vallend onder de noemers van keuzemanier 3 als minst waardevol beoordelen.

7.2.2 Evaluatie gebruikte ontwerpstrategieDe hoofd ontwerpstrategie die ik gebruikt heb is dat er wordt ontworpen aan de hand van uitgangspunten. Deze uitgangspunten zijn een afgeleide van de belangrijkste aspecten die uit de analyse zijn op te maken. En hebben zodoende betrekking op verschillende schaalniveaus. Ontwerpbeslissingen werden getoetst aan de hand van de uitgangspunten. De keuze van de belangrijkste aspecten die uit de analyse worden opgeroepen komt voort uit een intutieve intentie die wordt bevestigd door systeem 2 (keuze manier 2a) of wordt gedentificeerd als incompetent ten aanzien van een subjectief geldende regel (keuze manier 2c). De intutieve gedachtegang is in deze keuze zeer leidend. Het vormen van uitgangspunten uit de belangrijkste aspecten is zoveel mogelijk een rationeel beredeneert keuzeproces (keuze manier 1) en vormt dus samen met het keuzeproces van de belangrijkste aspecten een keuzeproces vallend onder de noemers van keuzemanier 2a. Het proces van toetsing van de ontwerpoplossing aan de uitgangspunten is een rationeel beredeneert proces en valt onder systeem 2 (keuze manier 1), hoewel het tot stand komen van de ontwerpoplossing niet perse een rationeel keuze proces hoeft te zijn. 23

Eindwerkstuk Anton Zoetmulder 1353640

7.2.3 Evaluatie gebruikte ontwerpmethodesDe primaire ontwerpmethodes die ik heb toegepast zijn cyclisch ontwerpen aan de hand van schetsen, variantontwikkeling aan de hand van schetsen en toetsing aan de hand van uitgangspunten. Secundaire ontwerpmethodes zijn variantontwikkeling aan de hand van maquette en Sketch-Up, deze hebben echter een stuk kleinere rol gespeeld. Cyclische ontwerpen aan de hand van schetsen begint met een rationele keuze over wat ik wil onderzoeken (keuzemanier 1), wanneer deze keuze is gemaakt volgt een intutieve zoektocht naar een ontwerpoplossing. Deze ontwerpoplossing wordt op rationele wijze getoetst aan de hand van de uitgangspunten, de ontwerpoplossing wordt goedgekeurd (keuzemanier 2a), afgekeurd (keuzemanier 2c) of in overweging genomen (keuzemanier 2b). Wanneer keuzemanier 2b of 2c plaatsvindt begint de zoektocht opnieuw. Variantontwikkeling is een intutief keuzeproces waarbij de uitkomsten in principe geheel intuitief tot stand komen (keuzemanier 3). De uitkomsten worden getoetst aan de hand van een rationeel keuzeproces (keuzemanier 1). Bij deze ontwerpmethode staan intutie en rationele beredenering verder van elkaar af.

7.2.4 Evaluatie gebruikte ontwerpmiddelenDe ontwerpmiddelen die ik gebruikt heb zijn: maquette, sketch-up, schetsen, vulpen, fineliner, kleurpotlood. De uitwerkingstechnieken en middelen die ik gebruikt heb zijn: autoCAD, illustrator, photoshop, schetsen. De gekozen ontwerpmiddelen hebben een zeer sterke relatie met de gekozen ontwerpmethoden en zijn in dit evaluatiekader redelijk irrelevant.

7.2.5 ConclusieIn onderstaande tabel zijn de soorten keuzes weergegeven die ik in het ontwerpproces heb gemaakt met het bijbehorende systeem en de bijbehorende keuzemanier, zoals beschreven door Daniel Kahneman. keuze Keuze van de belangrijkste aspecten uit de analyse Vormen van uitgangspunten uit de belangrijkste aspecten Toetsing van ontwerpoplossing aan uitgangspunt Keuze over wat ik wil onderzoeken Schetsende zoektocht naar een ontwerpoplossing Variantontwikkeling Variant kiezen uit ontwikkelde varianten systeem intutief rationeel rationeel rationeel intutief intutief rationeel keuzemanier 2a/2c 1 1 1 2a/2b/2c 3 1

Concluderend kan gezegd worden dat er in het ontwerpproces een mooi evenwicht bestaat tussen intutie en rationaliteit. Wel zou er uitgekeken moeten worden dat keuzes niet puur intutief zijn en dus niet rationeel onderbouwd kunnen worden. Dit soort keuzes zouden vragen op kunnen roepen.

24

Eindwerkstuk Anton Zoetmulder 1353640

8. Reflectie op twee themas van het ontwerpproces 4In dit hoofdstuk wordt gereflecteerd over de twee themas met betrekking tot het ontwerpproces, die in het leerplan genoemd zijn. In het eerste thema wordt gekeken wat de invloed van schetsen op het ontwerpproces is geweest. In het tweede thema wordt gekeken wat het ontwerpen vanuit meerdere uitgangspunten, zonder eenduidig concept, voor invloed heeft gehad op het ontwerpproces.

8.1 Thema n: invloed van schetsen op het ontwerpprocesIn elk aspect van het ontwerpproces hebben schetsen een rol gespeeld. De functie van de schetsen is tweeledig. Ze dienen primair als deelonderzoek om tot een deeloplossing te komen. Secundair als presentatie en communicatiemiddel. Vooral de eerste functie is interessant om op te reflecteren ten aanzien van het ontwerpproces.

8.1.1 Jeanne Dekkers over schetsenJeanne Dekkers beaamt in haar boek Over Schetsen dat schetsen gelijk staat aan (onder)zoeken. Hier voegt ze een belangrijk kenmerk aan toe, waardoor schetsen zich onderscheid ten opzichte van ander onderzoek: Op een directe wijze wordt intutie verbonden met ratio. (Dekkers, 2005, p. 219). Deze uitspraak laat doorschemeren dat er al kennis aanwezig moet zijn voordat er begonnen kan worden met schetsen. Deze kennis komt in mijn geval uit de verschillende analyses (locatie, programma, typologie) en precedent onderzoeken. De intutie komt uit ervaring in ontwerpen, maar eigenlijk uit alle min of meer relevante levenservaringen. In mijn ontwerpproces heb ik gemerkt dat de schetsen soms ook leiden tot een uitgangspunt of een concretisering van een uitgangspunt. Jeanne Dekkers zegt hier het volgende over: Ze (de schetsen) worden bestudeerd en getoetst. Ze worden een leidraad voor verdere ontwikkelingen () De zoekende lijnen herbergen de essentie van het ontwerp(Dekkers, 2005, p. 219). De schetsen zelf, zijn dus eigenlijk al de uitgangspunten. Deze worden, in mijn geval, verder uitgewerkt in diagram, impressie of tekst om ze meer te laten spreken als communicatiemiddel (naar mijzelf en naar de docent).

8.1.2 Schetsen in het ontwerpprocesOp de volgende bladzijde zal ik een aantal schetsen behandelen die van invloed zijn geweest op mijn uiteindelijke ontwerpproduct. Het is een chronologisch geordende selectie die niet het gehele ontwerpproces laat zien, maar wel belangrijke keuze momenten.

4

Voor beoordelaar: Het wordt aangeraden om eerst hfst.7 te lezen alvorens aan hfst.8 te beginnen.

25

Eindwerkstuk Anton Zoetmulder 1353640Afb. 15 (Bron:eigen illustratie)26.09.11 Onderzoekende schetsjes in het begin van het ontwerpproces. De tekening links boven heeft betrekking op de routing rond de zaal. En onderzoekt vooral hoe de zaal betreden wordt. Dit is een van de hoofdaspecten die ik uit mijn typologische analyse had gehaald. Hieruit volgt later het uitgangspunt met betrekking tot de routing. De andere schetsen hebben vooral betrekking op de hoofdgebouwopzet ten opzichte van oude gebouw, hieruit volgt later het uitgangspunt samensmelting oud & nieuw. De schets van het typologische huisje in de rune is hier eigenlijk al een voorloper van, in de tekening daaronder is dit vertaalt naar een theater.

Afb.16 (Bron:eigen illustratie) 29.09.11 Schets die vooral de stedenbouwkundige situatie onderzoekt, begeleid door een aantal statische afmetingen. Deze afmetingen bleken, na vergelijkingsonderzoek, mooie afmetingen voor een plein. Ook was het plein al mooi omsloten. Dit leidde tot het uitgangspunt met betrekking tot de openbare ruimte en de keuze deze al aanwezige openbare ruimte niet te verpesten. En dus in verticale richting uit te breiden. In de schets wordt verder onderzocht hoe de openbare ruimte ingericht kan worden (bomen, drijvend podium, repetitiezaal, buitenpodium) en een aantal logistieke aspecten worden aangekaart (laden & losen, entree theater, entree cafe).

26

Eindwerkstuk Anton Zoetmulder 1353640

Afb.17 (Bron:eigen illustratie) 17.10.11/22.10.11 De linker schets is een variantenonderzoek naar de mogelijkheden die er zijn om bewegende delen te maken in de gevel. De rechter schets is een onderzoek naar het produceren van geluid door middel van de gevel. Onder het mom van het uitgangspunt multi-zintuiglijke beleving.

De schetsen die ik tijdens het ontwerpproces heb gebruikt zijn tweeledig onder te verdelen in: (onder)zoektochten en varianten. De varianten zijn een groep schetsen die verschillende oplossingen geven voor een deelontwerp. Een voorbeeld hiervan is afb. 17. Dit soort schetsen zijn puur intutieve varianten en zouden in Kahnemans duale proces theorie met betrekking tot beslissingen maken (zoals beschreven in hoofdstuk 7) benoemt worden als keuzemanier 3. Tussen de vele varianten zitten hierdoor altijd onbruikbare ontwerpoplossingen. Later wordt er uit deze varianten een rationeel onderbouwde keuze gemaakt, deze keuze valt onder keuzemanier 1. De zoektochten zijn schetsen waarin meerdere varianten al schetsend getoetst en gespecificeerd worden. Het zijn een soort cyclische ontwerpprocessen gevat in n schets. Hierdoor ogen deze schetsen vaak zeer rommelig en zijn ze onbegrijpbaar voor buitenstaanders. Daarom volgt op een zoektochtschets vaak een variantschets, die de ontwerpoplossing inzichtelijk maakt. Dit soort schetsen begint met een rationele keuze over wat er onderzocht gaat worden en wat de problemen zijn (keuzemanier 1). Vervolgens wordt hier intutief schetsend een oplossing voor bedacht, deze ontwerpoplossing wordt op rationele wijze getoetst aan de hand van de uitgangspunten, de ontwerpoplossing wordt goedgekeurd (keuzemanier 2a), afgekeurd (keuzemanier 2c) of in overweging genomen (keuzemanier 2b). Wanneer keuzemanier 2b of 2c plaatsvindt begint de zoektocht opnieuw, vaak in dezelfde schets.

8.1.3 ConclusieHet zoeken naar ontwerpoplossingen aan de hand van schetsen is een proces dat intutie en rationaliteit aan elkaar verbindt. In mijn geval kan ik hierdoor op een snelle effectieve en rationeel overwogen en onderbouwde manier ontwerpoplossingen genereren. Vooral de (onder)zoektocht schetsen zijn hiervan een verbeelding. Een nadeel van de zoekende schetsen is dat ze niet als communicatiemiddel kunnen dienen door hun rommelige aard. Daarom volgt er vaak een verduidelijkende variantschets. Het enkel ontwikkelen van variantschetsen is een minder verstandige keuze omdat deze: puur intutief is, meer tijdrovend is en er ook onbruikbare oplossingen tussen zitten.

27

Eindwerkstuk Anton Zoetmulder 1353640

8.2 Thema twee: invloed van het ontbreken van een eenduidig conceptHet woord concept is een zeer divers en moeilijk te definiren begrip. Want het kent in verschillende vakgebieden verschillende betekenissen. Een concept in het ontwerpproces wordt vaak gezien als het centrale idee of de hoofdgedachte. Zo ook volgens Bryan Lawson die het volgende zegt: Goede ontwerpen blijken vaak slechts uit een klein aantal belangrijke dominanten ideen te bestaan () Soms kunnen deze gereduceerd worden tot n enkel idee, bekend bij ontwerpers als het concept. (Lawson, 2005, p. 189). Deze hoofdgedachte kan bijna elke vorm aannemen. Rem Koolhaas specificeert dit verder: Je kan het (concept) opsommen in n zin. Het kan heel primitief zijn, maar het is nog steeds de test van je ontwerp. (Jong, 2002, p. 108). Hij lijkt hier twee functies van het concept te benoemen, ten eerst dient het concept als toetsingskader van je ontwerp, ten tweede dient het concept als communicatiemiddel van je ontwerp.

8.2.1 Analyse van het begrip conceptIn de loop van mijn studie bouwkunde ben ik steeds cynischer gaan staan tegenover de dominante concept architectuur. In de huidige architectuuropleiding (en architectuurpraktijk) wordt gepretendeerd dat het concept werkelijk bijdraagt aan het maken van goede architectuur. Hoe beter je concept, hoe beter het ontwerp, hoe hoger je cijfer. Natuurlijk kan een concept een goede houvast zijn in je ontwerpproces, de vraag is alleen of het gebruiken van een concept als houvast ook een betere uitkomst genereert. Wel is evident dat het ontwerp gemakkelijker te communiceren is, je kunt namelijk je concept, waaraan je gehele ontwerp gerelateerd is, opsommen in n zin (aldus Koolhaas). Dit geeft doorslaggevende voordelen in de presentatie en overtuigingskracht van het ontwerp. Mooie voorbeelden van deze paradox zijn te vinden in het boek Ways to Study. In het hoofdstuk Concept and Type van Bernard Leupen wordt de kwaliteit van sterke concepten uitgelegd aan de hand van de portiershuisjes van MVRDV in het park de Hoge Veluwe. Het concept van deze drie gebouwtjes is gemakkelijk in n zin te vatten, namelijk: drie verschillende transformaties van het archetypische huisje elk geheel bekleedt met een ander materiaal.Het concept van MVRDV is zo sterk dat het de ontwerpbeslissingen vaststelt, inclusief de detaillering (Jong, 2002, p. 110) aldus Bernard Leupen. Dit concept is communicatief zo sterk, dat het vrijwel iedereen, inclusief specialisten als Bernard Leupen, gemakkelijk overtuigd. Maar precies dit concept blijkt ook de zwakte te zijn van het ontwerp. Ik zal dit toelichten aan de hand van afbeelding x, een foto van de huidige deplorabele staat van het bakstenen gebouwtje. Allereerst is te zien dat de baksteenstrips, die ooit op de deur bevestigd waren, gerenoveerd aan het worden zijn. Ten tweede is het luik, dat ooit bij het kleine raampje aanwezig was, geheel verdwenen. Ten derde is er een nieuwe Afb. 18 Het huidige bakstenen portiershuisje (Bron:www.flickr.com) regenpijp aangebracht rechts van de balie, 28

Eindwerkstuk Anton Zoetmulder 1353640 schijnbaar is er iets schrijnend misgegaan met de weggewerkte hewelwaterafvoer. Het gedwongen aanbrengen van deze regenpijp zorgt er tevens voor dat het luik van de balie niet meer naar beneden kan. Als laatste is de gehele staat van de baksteenbekleding miserabel, vooral in de linkerhoek waar recentelijk nieuwe bakstenen zijn aangebracht is dit evident. Bijna al deze problemen zijn rechtstreeks te herleiden uit het sterke concept. Van de ophemelende uitspraken van Bernard Leupen: S nachts gaan de luiken voor de glazendelen van het huisje dicht, dan is de continuteit van het materiaal compleet! Het nederige gebouwtje wordt daardoor getransformeerd in een ruwe kristal van baksteen. blijft niets meer over. Dit gebouwtje met een sterk concept voldoet niet geheel aan de opgeroepen verwachtingen. Dit geeft weer dat het concept enerzijds een handig communicatiemiddel is en dat het een goede houvast is in het ontwerpproces, anderzijds zou de ontwerper zich steeds af moeten vragen in hoeverre het concept ook adequate oplossingen genereert. Dit heb ik pogen te onderzoeken in dit ontwerpproces door het concept doelbewust te weren.

8.2.2 Ontbreken van het concept in het ontwerpprocesIn het door mij gevolgde ontwerpproces heb ik gebruik gemaakt van zes uitgangspunten(Deze uitgangspunten zouden ook beschreven kunnen worden als deelconcepten, maar in mijn opinie (en die van Bryan Lawson) wordt er dan verkeerd gebruik gemaakt van het begrip concept). Al de uitgangspunten kwamen voort uit een gedegen onderzoek en analyse van de opgave. Twee kenmerken van de uitgangspunten waren dat ze elk invloed hadden op een ander aspect van het ontwerp en dat er geen hirarchische structuur bestond tussen de uitgangspunten. Door deze eigenschappen ontstond er een dynamiek tussen de uitgangspunten en een flexibiliteit in de manier dat ze ingezet konden worden in het ontwerpproces. Dit gaf in het ontwerpproces zelf weinig problemen, er was steeds een ander uitgangspunt waaraan ik houvast kon vinden. De enige moeilijkheid die het ontwerpen vanuit meerdere uitgangspunten zonder hirarchie met zich mee heeft lijken te brengen was de presentatie. Ik wilde graag elk uitgangspunt uitleggen en beargumenteren, dit koste meer tijd en aandacht van de luisteraar.

8.2.3 ConclusieGeconcludeerd kan worden dat de ontwerpstrategie concept: een goede houvast geeft in het ontwerpproces, een duidelijk communicatiemiddel is maar een irrelevant ontwerp oplevert. De ontwerpstrategie verschillende uitgangspunten: is een goede houvast in het ontwerpproces, een minder duidelijk communicatiemiddel maar het levert een relevant ontwerp op. Dit is weergegeven in het onderstaande tabel. Concept + + Uitgangspunten + +/+

Houvast in ontwerpproces Communicatiemiddel Relevant ontwerp

Het ontbreken van een eenduidig concept heeft zodoende alleen gevolgen voor de communiceerbaarheid van het ontwerp. In de toekomst zal er per project gekeken moeten worden welke aspecten het belangrijkste gevonden worden.

29

Eindwerkstuk Anton Zoetmulder 1353640

Samenvatting & conclusiesIk zal afsluiten met de belangrijkste conclusies die uit het eindwerkstuk zijn voortgekomen. Dit zijn allen leringen die ik heb getrokken uit het evalueren van en reflecteren op het ontwerpproduct en proces.

OntwerpproductBij de evaluatie van het ontwerpproduct is er een kader geschept aan de hand van Aldo Rossi. En is er onderzocht of het ontwerpproduct (wanneer het gebouwd zou worden) zich kan ontwikkelen tot een primair stedelijk artefact. Het gebouw bleek een grote potentie te hebben om in het collectieve geheugen gegriefd te worden; onder andere door de kwalitatief hoogwaardige locus, de onderscheidende kwaliteiten van het gebouw (zoals de multi-zintuiglijke gevel), het doel om als katalysator op te treden en de aanpasbaarheid. Vervolgens is er gereflecteerd op de twee productthemas. De beoogde samensmelting tussen oud en nieuw, die ik gepoogd heb te bereiken, komt overeen met congruentie zoals dat door Jo Coenen beschreven is. Congruentie blijkt ook in Aldo Rossis visie een sterke manier om het oude met het nieuwe te verbinden. Het nadenken over de beleving aan de hand van alle zintuigen in een ontwerp kan een hele andere ontwerpbenadering opleveren. Ik heb hierdoor ontwerpoplossingen bedacht waar ik normaliter nooit op zou zijn gekomen. Nadelen van de multi-zintuiglijke beleving zijn vooral de praktische bezwaren.

OntwerpprocesHet gevolgde ontwerpproces is zonder veel afwijkingen van het voorgenomen ontwerpproces verlopen. Dit had vooral te maken met ervaringen uit andere ontwerpen. Dit geeft hoop voor de toekomst. Bij de evaluatie van het ontwerpproces is er een kader geschept aan de hand van Daniel Kahneman. Concluderend kan gezegd worden dat er in het ontwerpproces een mooi evenwicht bestond tussen intutie en rationaliteit. Wel zou er uitgekeken moeten worden dat keuzes niet puur intutief zijn en dus niet rationeel onderbouwd kunnen worden. Vervolgens is er gereflecteerd op de twee procesthemas. Het zoeken naar ontwerpoplossingen aan de hand van schetsen is een proces dat intutie en rationaliteit aan elkaar verbindt. In mijn geval kan ik hierdoor op een snelle effectieve en rationeel overwogen en onderbouwde manier ontwerpoplossingen genereren. Het ontbreken van een eenduidig concept blijkt enerzijds negatieve gevolgen te hebben voor de communiceerbaarheid van het ontwerp, anderzijds positieve gevolgen voor de relevantie van het ontwerpproduct. In het ontwerpproces geven de ontwerpstrategie concept en de ontwerpstrategie verschillende uitgangspunten beide een goede houvast.

30

Eindwerkstuk Anton Zoetmulder 1353640

Referentielijst Cavallo, R. (2010). Bonnefantenmuseum, Maastricht, 1990-1994, Aldo Rossi in: Leen van Duin, L. W., Raf Dox. (2010). Dictaat BK4010 Architectonische Basisbegrippen/gebouwenleer. Delft: Delft University Press. Charles Spence, C. A. L., Maya U. Shankar, Massimiliano Zampini. (2010a). Does food color influence taste and flavor perception in humans? : Springer science, LLC. Charles Spence, M. U. S. (2010b). The influence of auditory cues on the perception of, and responses to, food and drink: Wiley. Coenen, J. M. J. (2010). Bedachtzame herontwikkeling: de behoedzame aanpak van de hergebruikopgave in de praktijk. in: van Bommel, A. J. (2010). (samenstelling): Hergebruik en herontwerp. Reader BK 6010 najaarssemester 2010: TU Delft (Faculteit Bouwkunde, Afdeling RMIT). Dekkers, J. (2005). Over schetsen. Nuth: Rosbeek. Everson, S. (1997). Aristotle on perception. Oxford: Clarendon Press. Gemeente Rotterdam. (2009). Pionieren aan de Maas. Krimpen a/d IJssel: Efficinte. Jong, T. M. d. (2002). Ways to study and research; urban, architectural and technical design. Delft: DUP Science (TU Delft). Kahneman, D. (2002). Maps of bounded rationality: a perspective on intuitive judgement and choice Lawson, B. (2005). How designers think (Fourth edition ed.). Oxford: Elsevier Architectural Press. Leen van Duin, U. B., F. Geerts. (2000). Plandocumentatie theaters. Delft: DUP Blue Print. Leontine de Wit, S. P. (2011). BK6001-d3 Theater; ontwerpproject Theater McGilchrist, I. (2011). The divided brain. www.ted.com, Retrieved: 05.12.11. Nilufar, F. (2004). Book review: the architecture of the city - city as evaluated by Aldo Rossi. Dhaka: Protibesh BUET. Pallasmaa, J. (2005). The eye of the skin; architecture and the senses: Wiley. Pevsner, N. (1976). A history of building types. Oxford: Thames and Hudson. Putte, H. v. (2011). Vakbeschrijving en toelichting BK6060 wetenschapsleer: eindwerkstuk. Delft: TU Delft. Rossi, A. (1982). The architecture of the city (J. O. Diane Ghirardo, Trans.). Massachusetts: The MIT Press. Shin-ichi Sato, T. H., Atsushi Takizawa, Akinori Tani, Hiroshi Kawamura, Yoichi Ando. (2004). Acoustic design of theaters applying genetic algorithms. Kobe University, Kobe.

Afbeeldingen Afb. 1 Bron: eigen illustratie Afb. 2 Bron: Veltman, W., S. S. (2011). Ontwikkelingsvisie m4h gebied. Delft: TU Delft. Afb. 3 Bron: eigen illustratie Afb. 4 Bron: eigen illustratie Afb. 5Bron: eigen illustratie Afb. 6 Bron: eigen illustratie Afb. 7 Bron: eigen illustratie Afb. 8 Bron: eigen illustratie 31

Eindwerkstuk Anton Zoetmulder 1353640 Afb. 9 Bron: http://arijose.tumblr.com/post/4394395742, caixa forum, Retrieved 28.11.11 Afb. 10 Bron: http://www.dokarchitecten.nl/Projecten.html?project=13, oude schans, Retrieved: 05.12.11 Afb. 11 Bron: eigen illustratie Afb. 12 Bron: bewerking van http://nl.wikipedia.org/wiki/Zintuig, overzichtstabel zintuigen, Retrieved: 05.12.11 Afb. 13 Bron: eigen illustratie Afb. 14 Bron: eigen illustratie Afb. 15 Bron: eigen illustratie Afb. 16 Bron: eigen illustratie Afb. 17 Bron: eigen illustratie Afb. 18 Bron: Samuel T. Ludwig http://www.flickr.com/photos/st_ludwig/5404303415/, Porters Lodges no. 03, Retrieved: 05.12.11

32