Faeröerse fonologieFaeröerse fonologieFaeröerse fonologieFaeröerse fonologie Het klanksysteem van het Faeröers is gelijkaardig aan dat van het IJslands, inclusief kenmerken zoals een

aspirerend contract in plosieven en een tekort van lengte van vocalen (zeldzaam te midden van Germaanse talen).

1. Stress1. Stress1. Stress1. Stress, , , , accent, klemtoonaccent, klemtoonaccent, klemtoonaccent, klemtoon • De klemtoom is op de eersteeersteeersteeerste lettergreep (bvb. ˈrenna, ˈavatala, …).

• Leenwoorden uit het Deens hebben dezelfde klemtoon patronen als het Deens (of soms als Engels; bvb. definˈera, garˈasja,

garantˈera, …).

2222. . . . Historische fonologieHistorische fonologieHistorische fonologieHistorische fonologie • 12e eeuw voor 13e eeuw: hr, hl, hn > r, l, n + þ > t (� onbeklemtoonde lettergreep: þ > h) + hv > /kw/

• 12-13e eeuw: MergerMergerMergerMerger á + ǫ́ > /ɔː/

• 14e eeuw begin: itacismeitacismeitacismeitacisme (y, øy, au > /i, ɔi, ɛi/);

o itacisme van ý is onzeker; Merger í + ý net als i + y, maar bij í/ý lijkt het dat het labialisatie (verhoogde [w]) was dat

plaatsvond (de latere ontwikkeling tot /ʊɪ/ bewijst dit).

o Misschien heeft itacisme ook iets met de palatalisatiepalatalisatiepalatalisatiepalatalisatie van k, g + sk te maken: /kj, ɡj, skj/ > /cç, ɟʝ, ɕcç/ > /ʧh, ʧ, ʃ/.

• 14e eeuw ongeveer zelfde periode: MergerMergerMergerMerger é + ǽ > /ɛː/ + SvarabhaktiSvarabhaktiSvarabhaktiSvarabhakti u in de CrCrCrCr cluster.

• 14e eeuw waarschijnlijk: enk, eng > eing, eink

• 15-16e eeuw: GroteGroteGroteGrote KwantiteitsshiftKwantiteitsshiftKwantiteitsshiftKwantiteitsshift

• SkerpingSkerpingSkerpingSkerping gebeurde na itacisme en vóór verlies van postvocale ð en g /ɣ/.

• Een andere ondateerbare MergerMergerMergerMerger is ǫ + ø > /ø/ maarmaarmaarmaar dit pas na MergerMergerMergerMerger ǫ voor een Nasaal met o.

• Ontwikkeling a voor ng, nk > /ɛ/ nananana palatalisatie van k, g, sk.

3333. Vocal. Vocal. Vocal. Vocalenenenen

• Lange 7777 vocalen komen enkel in open lettergrepen voor.

o De lange /aː/ (bvb. havi, tomat) en lange /yː/ (bvb. typa, gysari) komen uit het Deens.

o Lange vocalen worden verkort voor twee of meerdere consonanten, vgl. hiiiin [hiːn] � hiiiitt [hɪhtː]. Dit is echter niet

het geval voor volgende consonantencombinatiescombinatiescombinatiescombinaties:

CCCCllll CCCCrrrr CCCCjjjj

pCpCpCpC epppplllli [eː] dapppprrrrir [ɛaː]

kkkkCCCC bekkkklllla [eː] akkkkrrrrar [ɛaː] vekkkkjjjja [eː]

ttttCCCC vettttrrrrar [eː] vittttjjjja [iː]

ssssjjjj flessssjjjjar [eː]

• Korte 7777 vocalen komen enkel in gesloten lettergrepen voor.

• Diftongen 8888

Faeröers vocaalalternantie (verschil lange vs. korte klinkers)Faeröers vocaalalternantie (verschil lange vs. korte klinkers)Faeröers vocaalalternantie (verschil lange vs. korte klinkers)Faeröers vocaalalternantie (verschil lange vs. korte klinkers)

MonophthongsMonophthongsMonophthongsMonophthongs DiphthongsDiphthongsDiphthongsDiphthongs

/i/ linur [ˈliiiiːːːːnʊɹ] lint [lɪɪɪɪn̥t] /ʊi/ hvítur [ˈkvʊʊʊʊiiiiːːːːtʊɹ] hvítt [kvʊʊʊʊiiiiʰtː]

/e/ frekur [ˈfɹeeeeːːːː(ʰ)kʊɹ] frekt [fɹɛɛɛɛʰkt] /ɛi/ deyður [ˈteieieieiːːːːjʊɹ] deytt [tɛɛɛɛʰtː]

/y/ mytisk [ˈmyyyyːːːːtɪsk] mystisk [ˈmʏʏʏʏstɪsk] /ai/ feitur [ˈfaiaiaiaiːːːːtʊɹ] feitt [faiaiaiaiʰtː~fɔɔɔɔiiiiʰtː]

/ø/ høgur [ˈhøøøøːːːːʋʊɹ~ˈhøœøœøœøœʋʊɹ] høgt [hœœœœkt] /ɔi/ gloyma [ˈklɔɔɔɔiiiiːːːːma] gloymdi [ˈklɔɔɔɔiiiimtɪ]

/u/ gulur [ˈkuuuuːːːːlʊɹ] gult [kʊʊʊʊlt] /ɛa/ spakur [ˈspɛɛɛɛaaaaːːːː(ʰ)kʊɹ] spakt [spaaaakt]

/o/ tola [ˈtʰooooːːːːla] toldi [ˈtʰɔɔɔɔld̥ɪ] /ɔa/ vátur [ˈvɔɔɔɔaaaaːːːːtʊɹ] vátt [vɔɔɔɔʰtː]

/a/ Kanada [ˈkʰaaaaːːːːnata] land [laaaant] /ʉu/ fúlur [ˈfʉʉʉʉuuuuːːːːlʊɹ] fúlt [fʏʏʏʏl̥t]

/ɔu/ tómur [ˈtʰɔɔɔɔuuuuːːːːmʊɹ~ˈtʰœuœuœuœuːːːːmʊɹ] tómt [tʰœœœœm̥t~tʰɔɔɔɔm̥t]

GrafeemGrafeemGrafeemGrafeem NaamNaamNaamNaam KortKortKortKort LangLangLangLang FoneemFoneemFoneemFoneem ExtraExtraExtraExtra a fyrra a [ˈfɪɹːa ɛaː] ‘voordere a’ [a] [ɛaː] /a, æ/ [aː] leenwoorden

á á [ɔaː] [ɔ] [ɔaː] /å/

e e [eː] [ɛ] [eː] /e/

i fyrra i [ˈfɪɹːa iː] (‘voordere i’) [ɪ] [iː] /i/

í fyrra í [ˈfɪɹːa ʊiː] (‘voordere í’) [ʊi] [ʊiː] /ui/ verscherpingverscherpingverscherpingverscherping [ɪ]

o o [oː] [ɔ] [oː] /o/

ó ó [ɔuː] [œ] [ɔuː] /ou/ /ɔu/ [au:] Nólsoy; verscherpingverscherpingverscherpingverscherping [ɛ] (Suðuroy [ɔ])

u u [uː] /ʊ/ /uː/ /u/

ú ú [ʉuː] /ʏ/ /ʉuː/ /uu/ verscherpingverscherpingverscherpingverscherping [ɪ]

y seinna i [ˈsaiːdna iː] («bakre i») /ɪ/ /iː/ /i, y/ [yː] leenwoorden, [ʏ] leenwoorden

ý seinna í [ˈsaiːdna ʊiː] («bakre í») /ʊi/ /ʊiː/ /ui/ (identisch mit í)

æ seinna a [ˈsaiːdna ɛaː] («bakre a») /a/ /ɛaː/ /æ/

ø ø [øː] /œ/ /øː/ /ø/

ei ei [aiː] /ai/ /aiː/ /ai/ verscherpingverscherpingverscherpingverscherping [a]

ey ey [ɛiː] /ɛɛɛɛ/ /ɛiː/ /ei/ verscherpingverscherpingverscherpingverscherping [ɛ]

oy oy [ɔiː] /ɔi/ /ɔiː/ /oi/ verscherpingverscherpingverscherpingverscherping [ɔ]

• Er is behoorlijke variatie tussen de dialecten in de uitspraak van vocalen.

• Onbeklemtoonde vocalen zijn /a, i, u/, nooit /ə/.

o Ook als er een ⟨e⟩ gezien wordt, wordt het als /i/ uitgesproken, bvb. áðreeeenn [ˈɔaːʐɪɪɪɪnː]

o Typische uitgangen zijn -uuuur, -iiiir, -aaaar.

o De datief wordt vaak door -ummmm uitgedrukt, maar dat wordt altijd als [ʊnnnn] uitgesproken.

[a][a][a][a] [[[[ɪ]ɪ]ɪ]ɪ] [[[[ʊ]ʊ]ʊ]ʊ]

bátarararar [ˈbɔaːtaaaaɹ] gestiriririr [ˈdʒɛstɪɪɪɪɹ] báturururur [ˈbɔaːtʊʊʊʊɹ]

kallarararar [ˈkadlaaaaɹ] dugiriririr [ˈduːɪɪɪɪɹ] genturururur [dʒɛntʊʊʊʊɹ]

rennurururur [ˈʐenːʊʊʊʊɹ]

In sommige dialecten wordt een onbeklemtoonde /ʊʊʊʊ/ als [øøøø] uitgesproken of wordt verder gereduceerd tot [əəəə]. Idem voor /ɪɪɪɪ/,

waardoor de beide vocalen kunnen rijmen.

Onbeklemtoonde /i, u/ in dialecten:Onbeklemtoonde /i, u/ in dialecten:Onbeklemtoonde /i, u/ in dialecten:Onbeklemtoonde /i, u/ in dialecten: WordWordWordWord Borðoy, Kunoy, TórshavnBorðoy, Kunoy, TórshavnBorðoy, Kunoy, TórshavnBorðoy, Kunoy, Tórshavn Viðoy, Svínoy, FugloyViðoy, Svínoy, FugloyViðoy, Svínoy, FugloyViðoy, Svínoy, Fugloy SuðuroySuðuroySuðuroySuðuroy Elsewhere (Elsewhere (Elsewhere (Elsewhere (standardstandardstandardstandard))))

gulur (yellow) [ˈɡ̊uːləəəəɹ] [ˈɡ̊uːləəəəɹ] [ˈɡ̊uːløøøøɹ] [ˈɡ̊uːlʊʊʊʊɹ]

gulir (yellow pl.) [ˈɡ̊uːləəəəɹ] [ˈɡ̊uːləəəəɹ] [ˈɡ̊uːløøøøɹ] [ˈɡ̊uːlɪɪɪɪɹ]

bygdin (town) [ˈb̥ɪɡ̊d̥ɪɪɪɪn] [ˈb̥ɪɡ̊d̥əəəən] [ˈb̥ɪɡ̊d̥øøøøn] [ˈb̥ɪɡ̊d̥ɪɪɪɪn]

bygdum (towns dat. pl.) [ˈb̥ɪɡ̊d̥ʊʊʊʊn] [ˈb̥ɪɡ̊d̥əəəən] [ˈb̥ɪɡ̊d̥øøøøn] [ˈb̥ɪɡ̊dʊʊʊʊn]

Ontwikkeling vocalen Oudnoords > Modern FaeröersOntwikkeling vocalen Oudnoords > Modern FaeröersOntwikkeling vocalen Oudnoords > Modern FaeröersOntwikkeling vocalen Oudnoords > Modern Faeröers 1. Monophthongs1. Monophthongs1. Monophthongs1. Monophthongs

9999eeee eeuw eeuw eeuw eeuw (Oudnoords)(Oudnoords)(Oudnoords)(Oudnoords) tot 14tot 14tot 14tot 14eeee eeuw eeuw eeuw eeuw (Vroegfaeröers)(Vroegfaeröers)(Vroegfaeröers)(Vroegfaeröers) 14141414----16161616eeee eeuw eeuw eeuw eeuw (Oudfaeröers)(Oudfaeröers)(Oudfaeröers)(Oudfaeröers) 17171717eeee eeuw eeuw eeuw eeuw (Laat Oudfaeröers)(Laat Oudfaeröers)(Laat Oudfaeröers)(Laat Oudfaeröers) 20202020eeee eeuw eeuw eeuw eeuw (Nieuwfaeröers)(Nieuwfaeröers)(Nieuwfaeröers)(Nieuwfaeröers)

Noord Noord Noord Noord ���� ZuidZuidZuidZuid langlanglanglang kortkortkortkort langlanglanglang kortkortkortkort iiii /i/ /iː/ /iː/ /ɪ/ [iː] [ɪ] iiii

yyyy /i/ /y/ /iː/ /iː/ /ɪ/ [iː] [ɪ] � [ɪ] / - yyyy

e and æ e and æ e and æ e and æ e /e/ /eː/ /eː/ � /e/ /ɛ/ [eː] [ɛ] eeee

øøøø /ø/ /øː/ � /ø/ /øː/ /œ/ [øː] [œ] � [ʏ] øøøø

uuuu /u/ /uː/ /uː/ /ʊ/ [uː] [ʊ] uuuu

oooo /o/ /oː/ � /o/ /oː/ /ɔ/ [oː] [ɔ] oooo

ǫǫǫǫ /ɔ/ /øː/ /øː/ /œ/ [øː] [œ] � [ʏ] øøøø

aaaa /a/ /ɛː/ /ɛaː/ /ɛː/ /ɛa/ /ɛ/ [ɛa] [a] aaaa

2. 2. 2. 2. Long vowel Long vowel Long vowel Long vowel ----> Diphthong> Diphthong> Diphthong> Diphthong 9999eeee eeuweeuweeuweeuw tot 14tot 14tot 14tot 14eeee eeuweeuweeuweeuw 14141414----16161616eeee eeuweeuweeuweeuw 17171717eeee eeuweeuweeuweeuw 20202020eeee eeuweeuweeuweeuw

Noord Noord Noord Noord ���� ZuidZuidZuidZuid langlanglanglang kortkortkortkort langlanglanglang kortkortkortkort íííí /yː/ /iː/ /ʊɪ/ /ʊɪ/ /ʊɪ/̯ [ui] [ʊɪ]̯ íííí

ýýýý /yː/ /ʊɪ/ /ʊɪ/ /ʊɪ/̯ [ui] [ʊɪ]̯ ýýýý

é and é and é and é and ǽǽǽǽ ææææ /ɛː/ /ɛː/ � /eː/ /ɛaː/ /ɛː/ � /eː/ /ɛa/ /ɛ/� /ɛ/ [ɛa] � [eː] [a] � [ɛ] ææææ

ǿǿǿǿ /øː/ /øː/ /øː/ /œ/ [øː] [œ] � [ʏ] øøøø

úúúú /uː/ /ʉu/ /ʉu/ /ʉʏ/ � /ʉʏ̯/ [ʉu] [ʏ] úúúú

óóóó /oː/ /ɜu/ /ɔu/ � /ɔu/ /ɜu/ /ɛu/ � /ɔu/ /ɜ/ � /ɔ/ [ɛu] � [ɔu] [ɜ] � [ɔ] óóóó

á and ǫ́á and ǫ́á and ǫ́á and ǫ́ /ɔː/ /ɔː/ /ɔaː/ /ɔː/ /ɔa/ /ɔ/ [ɔa] [ɔ] áááá

3. 3. 3. 3. True diphthongsTrue diphthongsTrue diphthongsTrue diphthongs 9999eeee eeuweeuweeuweeuw tot 14tot 14tot 14tot 14eeee eeuweeuweeuweeuw 14141414----16161616eeee eeuweeuweeuweeuw 17171717eeee eeuweeuweeuweeuw 20202020eeee eeuweeuweeuweeuw

Noord Noord Noord Noord ���� ZuidZuidZuidZuid langlanglanglang kortkortkortkort langlanglanglang kortkortkortkort auauauau /ɔʉ/ /au/ /ɛɪ/ /ɛɪ/ /ɛɪ/̯ [ɛi] [ɛ] eyeyeyey

øyøyøyøy /œy/ /øʏ/ /ɔɪ/ /ɔɪ/ /ɔɪ̯/ [ɔi] [ɔ] oyoyoyoy

eieieiei /æi/ /ɛi/ /aɪ/ /aɪ/ /aɪ/̯ [ɔi] � [ai] [ɔ] � [aɪ̯] eieieiei

Dialectale verschillen: áááá eieieiei kortekortekortekorte óóóó langelangelangelange óóóó ógvógvógvógv oude æoude æoude æoude æ korte økorte økorte økorte ø tj, djtj, djtj, djtj, dj KalsoyKalsoyKalsoyKalsoy a: (Noorden); ɔa (Zuiden) ɔi œ œu ɛɡv ɛaː / a œ tʃh / d̥ʒ

KunoyKunoyKunoyKunoy, Viðoy, , Viðoy, , Viðoy, , Viðoy,

Fugloy, Svinoy, Fugloy, Svinoy, Fugloy, Svinoy, Fugloy, Svinoy,

BorðoyBorðoyBorðoyBorðoy

a: ɔi œ œu ɛɡv ɛaː / a œ tʃh / d̥ʒ

EysturoyEysturoyEysturoyEysturoy a: (Uiterste N); ɔa ɔi œ œu ɛɡv ɛaː / a œ tʃh / d̥ʒ

StreymoyStreymoyStreymoyStreymoy ɔa ɔi (N tot aan Tórshavn); ai œ œu (N tot aan Tórshavn); ɔu ɛɡv ɛaː / a œ tʃh / d̥ʒ

MykinesMykinesMykinesMykines, , , ,

Tindhólmur, Tindhólmur, Tindhólmur, Tindhólmur,

Vágar, Koltur, Vágar, Koltur, Vágar, Koltur, Vágar, Koltur,

HesturHesturHesturHestur

ɔa ai œ œu ɛɡv ɛaː / a œ tʃh / d̥ʒ

NólsoyNólsoyNólsoyNólsoy ɔa ai ɔ auauauau ɛɡv ɛaː / a œ tʃh / d̥ʒ

SandoySandoySandoySandoy ɔa ai ɔ œu Tot aan het midden; ɔu ɛɡv ɛaː / a œ tʃh / d̥ʒ

SkúgvoySkúgvoySkúgvoySkúgvoy, Stóra / , Stóra / , Stóra / , Stóra /

Lítla DímunLítla DímunLítla DímunLítla Dímun

ɔa ai ɔ œu ɛɡv ɛaː / a œ tʃh / d̥ʒ

SuðuroySuðuroySuðuroySuðuroy ɔa ai ɔ ɔu ɔɡɔɡɔɡɔɡvvvv eeeeː ː ː ː / ɛɛɛɛ ʏʏʏʏ Z deel tttthhhhjjjj / dj̥dj̥dj̥dj̥

4444. Consonanten. Consonanten. Consonanten. Consonanten Intervocaal worden geaspireerde consonanten pre-geaspieerd, behalve als ze door een gesloten vocaal gevolgd worden. In

clusters versmelt de pre-aspiratie met een voorafgaande nasaal of apicale approximant, waardoor ze stemloos worden (bvb.

⟨nt⟩ [n̥t]).

De PLOSIEVENPLOSIEVENPLOSIEVENPLOSIEVEN zijn: [p, t, k, b̥, d̥, ɡ̊].

• Ze zijn allemaal stemloosstemloosstemloosstemloos in het Faeröers.

• Het verschil tussen p/b, t/d en k/g is er een van aspiratieaspiratieaspiratieaspiratie: ttttala /tttthhhhɛa:la/, ddddala /d̥dd̥̥d̥ɛa:la/.

Bilabial Alveolar Velar Geaspireerd ph th kh Ongeaspireerd b̥ d̥ ɡ̊

De FRICATIEVENFRICATIEVENFRICATIEVENFRICATIEVEN zijn [f, v, s, ʃ, ɹ, j];

• [ʃ] Engels shshshshine = ssssj-, ski-, ske-, skey-, ststststj-, bvb. ssssandur [ssssandʊɹ] en sjsjsjsjúkrahús [ʃʃʃʃʉukrahʉus]

• De /v/ wordt /f/ voor stemloze consonanten.

• De /sk/ wordt /ʃ/ na /ɛi, ai, ɔi/ en voor /j/.

• De /rrrr/ is meestal [ɹ], bvb. rrrrøða [ˈɹɹɹɹøːva], rrrróður [ɹɹɹɹɔuwʊɹ] (soms ook [r]).

o Voor een ALVEOLAREALVEOLAREALVEOLAREALVEOLARE consonant veranderd deze fricatief naar een RETROFLEXE FRICATIEFRETROFLEXE FRICATIEFRETROFLEXE FRICATIEFRETROFLEXE FRICATIEF, bvb. hoyrddddi [ɻ]; de combinatie

rsrsrsrs vormt [ʂ]

o De klinkercombinatie zorgt voor volgende allofonen [ʂ ɭ ʈ ɳ] en /ɹ/ zelf wordt [ɻ], bvb. ⟨rd⟩ [ɻʈ].

o Pre-geaspireerde consonanten zorgen ervoor dat de rhotische klank stemloos worden, bvb. ⟨rt⟩ [ɻ̊ʈ].

� AAAALVEOLARELVEOLARELVEOLARELVEOLARE klank: renna, vera, ver

� RRRRETROFLEXEETROFLEXEETROFLEXEETROFLEXE klank: tordrdrdrdi, artrtrtrt, versrsrsrs [vɛʂ], fýrsrsrsrs [fʊʂʂʂʂ] + rrrrenn [ʐɛn] ’zjzjzjzja’

� [dn] ⟨rn⟩, bvb. barnrnrnrn [badn]

• Merk op dat ----rnrnrnrn---- als ----rnrnrnrn---- (niet ----dndndndn----) uitgesproken wordt, als ----rrrr een deel van de stam is en ----nnnn

gedeelte van de uitgang (suffix). Bvb. farnrnrnrnir (< far- + -nir) [ɻɳ]

• Als de bepaalde uitgang bij een substantief toegevoegd wordt, zoals bvb. amaamaamaamarnrnrnrniriririr, hurðahurðahurðahurðarnrnrnrnarararar, dan

wordt de ----rrrr verwijderd [aɹmaɹɹɹɹnnnnɪɹ] naar [aɹmannnnɪɹ] bijvoorbeeld.

• In sommige woorden wordt de lettercombinatie ----rnrnrnrn---- als ----rnrnrnrn---- (niet ----dndndndn----), bvb. ørnørnørnørn [œɻɳ] ‘adelaar’.

Merk op dat de stemloze fricatief [ɹ] erg op [ʂ] gelijkt, bvb. als in írsktírsktírsktírskt [ʊʃt], førkaførkaførkaførka ‘bewegen’, parturparturparturpartur

[ˈpʰaɻ̊ʈʊɹ] ‘share’ en svartursvartursvartursvartur [ˈsvaɻ̥ʈʊɹ] ‘zwart’.

Er zijn twee AFFRICATENAFFRICATENAFFRICATENAFFRICATEN (< velare plosieven die postalveolare affricaten worden voor /j, e, ɛ, i, ɪ, ɛi/; in het Zweeds en het Noors

zijn dit fricatieven), voor voorvocalen:

• [tʃ] Engels church = ki-, ky-, ke-, key-, kj-, ttttj-, hhhhj-, bvb. ggggera [t͡ʃt͡ʃt͡ʃt͡ʃeːɹa], kkkketil [ttttʃʃʃʃeːtɪl].

• [dʒ] Engels judge = gi-, gy-, ge-, gey-, gj-, ddddj-, bvb. ggggestir [ˈdʒ͡dʒ͡dʒ͡dʒ͡ɛstɪɹ], ggggentur [d͡ʒd͡ʒd͡ʒd͡ʒɛntʊɹ] (vgl. Deens jenter), konggggi [khɔnd͡ʒd͡ʒd͡ʒd͡ʒɪ].

De NASALENNASALENNASALENNASALEN zijn bilabiale [m] en de alveolare [n]. Ze veranderen vaak van articulatieplaats en laryngale setting naargelang de

klanken die volgen:

• [m̥]/[n̥]: Als ze gevolgd worden door een geaspireerde, stemloze plosief, bvb. eymt, lænt (vergeleken met de stemhebbende

nasalen eymd en land).

• [ɲ̊]/[ɲ]: Als ze gevolgd worden door een palatale affricaat ([tʃ] en [dʒ]), bvb. einnnnki/onnnnki [ɔɲ̊ɲɲ̊̊ɲ̊t͡ʃɪ], einnnngin.

• [n]: Als ze gevolgd worden door een velaar, bvb. konnnngur stemhebbend (vs. onnnnkur stemloos), ong ng ng ng [ɔŋŋŋŋk], onknknknkur [ˈɔŋk̊ŋk̊ŋk̊ŋk̊ʰʊɹ].

• [dn] PrePrePrePre----occlusieocclusieocclusieocclusie ⟨nn⟩ (enkel na de diftongen eieieiei en oyoyoyoy), bvb. oynni [ɔidnɪ] en seinni [saidnɪ]

Er is één ALVEOLAARALVEOLAARALVEOLAARALVEOLAAR, lateraal foneem /l/, maar zoals met de /n/ is deze klank palataal voor palatale affricaten.

• Deze klanken worden als [ʎ] geschreven zoals in telgitelgitelgitelgi ‘ik sneed’ en [ʎ̥] zoals in kjálkikjálkikjálkikjálki ‘kin’, bvb. fyllllgja [fɪʎʎʎʎd͡ʒa]

• Als de /l/ voor een stemloze, geaspireerde klank staat, wordt /l/ stemloos; vgl. aldaaldaaldaalda ‘golf’ [l] en altaltaltalt ‘alles’ [l̥].

o /ɬ/ hjállllp [jɔɬɬɬɬp]

o [dl] PrePrePrePre----occlusieocclusieocclusieocclusie ⟨ll⟩, bvb. allllllllir [adldldldlɪɹ]

De Faeröerse hhhh wordt als Engelse hhhh uitgesproken, bvb. hhhhon [hoːn]. In de combinaties hvhvhvhv---- is het [kv-], zoals in hvathvathvathvat ‘wat’, hvussuhvussuhvussuhvussu

‘hoe’, en hjhjhjhj---- [tʃ] zoals in hjáhjáhjáhjá ‘met’; Uitzonderingen zijn hjartahjartahjartahjarta ‘hart’, HjalmarHjalmarHjalmarHjalmar, hjálpahjálpahjálpahjálpa ‘helpen’ en hjørturhjørturhjørturhjørtur ‘hertenbok’.

Volgende lettercombinaties hebben een voorspelbare uitspraak:

• -ang-, -angi-, -ank- [ɛ] bvb. langur, langir, banka.

• -eingi-, -einki- [ɔ] bvb. eingin, einki

• -anki- [a] bvb. banki (leenwoorden zoals ein banki hebben dezelfde vocale waarde als in het Deens)

Volgende consonantenclusters zorgen ervoor dat niet alle consonanten uitgesproken worden. In het Faeröers worden vaak de

eerste of tweede consonant weggelaten in een combinatie:

• GenitiefGenitiefGenitiefGenitief:

o fjalllls [fjals] (‘berg’) i.p.v. *[fjadls] (Nominatief [fjaddddl]

o barrrrns [ˈbans] (child's)

o vattttns [van̥s] (lake's, water's).

• Verleden tijdVerleden tijdVerleden tijdVerleden tijd:

o hhhhjálppppti [jɔɬtɛ] (helped) past sg. instead of *[ˈjɔɬppppta] from hjálpa [ˈjɔɬpa]

o siggggldi [ˈsɪldɛ] (sailed)

o yrkrkrkrkti [ˈɪʂtɛ] (wrote poetry).

o Homophone are fylggggdi (followed) and fyggggldi (caught birds with net): [ˈfɪldɛ].

• ⟨skt⟩:

o [st] in words of more than one syllable: føroyskkkkt [ˈføːʐɪst / ˈføːɹɪst / ˈføːɹɪʂt] (Faroese n. sg.) russiskkkkt [ˈʐʊsːɪst / ˈɹʊsːɪst]

(Russian n. sg.), íslenddddskkkkt [ˈʊʃlɛŋ̊st] (Icelandic n. sg.).

o [kst] in monosyllables: enskt [ɛŋ̊kst] (English n. sg.), danskt [daŋ̊kst] (Danish n. sg.), franskt [fʂaŋ̊kst / fɹaŋkst]

(French n. sg.), spanskt [spaŋ̊kst] (Spanish n. sg.), svenskt [svɛŋ̊kst] (Swedish n. sg.), týskt [tʊkst] (German n. sg.).

� However [ʂt] in: írskt [ʊʂt] (Irish n. sg.), norskt [nɔʂt] (Norwegian n. sg.)

Declinatie van ‘dag’ (dagur): Tendens tot suppletieve vormen!

dagur [ˈtɛaːvʊɹ] [dɛavvvvur] [voor enkele consonant = lange vocaal) dagar [dɛːar]

dags [daɡ̊s] [korte a, stemloze g] daga [dɛːa]

degi [deːjjjjɪ] dögum [døːvʊn]

dag [dɛa] [als de a lang is, moet het een diftong worden!] dagar [dɛːar]

Bilabial (Bilabial (Bilabial (Bilabial (LabiodentalLabiodentalLabiodentalLabiodental)))) AlveolarAlveolarAlveolarAlveolar ((((PostalveolarPostalveolarPostalveolarPostalveolar)))) RetroflexRetroflexRetroflexRetroflex PalatalPalatalPalatalPalatal VelarVelarVelarVelar

PlosivesPlosivesPlosivesPlosives ph b̥ th d̥ tʃ / tʃʰ kh ɡ̊

NasalsNasalsNasalsNasals m n ɲ ŋ

FricativesFricativesFricativesFricatives f v s ʃ ʂ ʐ zj h Glottal

LateralLateralLateralLateral fricativefricativefricativefricative ɬ

((((Lateral app.Lateral app.Lateral app.Lateral app.) ) ) )

approximantapproximantapproximantapproximant

l

ɹ

ʎ

j

w

GraphemGraphemGraphemGraphem NameNameNameName PhonemPhonemPhonemPhonem Aussprache (lang, kurz)Aussprache (lang, kurz)Aussprache (lang, kurz)Aussprache (lang, kurz) B, b be [beː] [peː] /b/ /p/ [b], [b̥] (stemloos)

D, d de [deː] [teː] /d/ /t/ [d], [d]̥ (stemloos)

Ð, ð edd [ɛdː] [ɛtː] (keins) Ø of glijder [j], [v], [w] tussen bepaalde vocalen; bij ðr als [gɹ] gerealiseerd.

F, f eff [efː] [ɛfː] /f/ [f], -ft- wordt meestal [tː]

G, g ge [geː] [keː] /g/ /k t͡ʃ/ [g], [g]̊; in de Anlaut voor i, y, e, ø en voor alle andere vocalen als gj-: [ʤ̥]; tussen vocalen als ð (Ø-glijder)

H, h há [hɔa] [hɔɑː] /h/ [h], in de combinatie hj [ʧ] en als hv [kʰv]

J, j jodd [jɔdː] [jɔtː] /j/ [j], gj vormt een [ʤ̥], kj en hj [ʧ] en sj [ʃ]

K, k ká [kɔa] [kʰɔɑː] /k/ /kʰ ʰk t͡ʃʰ/ [k], [kʰ], [ʰk], voor heldere vocalen meestal [ʧ] (voor allen andere: kj [ʧ]).

L, l ell [ɛlː] /l/ [l], [l̥] [ɭ]ˌ [ʎ], [ʎ̥], als ll meestal [d̥l] tussen twee vocalen en auslaut.

M, m emm [ɛmː] /m/ [m], [m̥] (stemloos). In de datiefuitgang -um altijd [ʊn], voor k als [ŋ]̊, voor n als [u].

N, n enn [ɛnː] /n/ [n], [n̥] (stemloos), nn na diftongen [d̥n].

P, p pe [peː] [pʰeː] /p/ /pʰ ʰp/ [p], [pʰ], [ʰp]

R, r err [ɛɹː] /r/ /ɹ/ [ɹ], [ɹ]̥ (Tendens tot Britse r), rn wordt meestal [dn], rs [ɻ̊ʂ], rt [ɻ̊t], rd [ɻɖ̥]

S, s ess [ɛsː] /s/ [s] altijd stemloos, samen als sj [ʃ], vaak ook als sk(j)

T, t te [teː] [tʰeː] /t//tʰ ʰt/ [t], [tʰ], [ʰt], samen als tj [ʧ]

V, v ve [veː] /v/ [v]

5555. Tussenvoeging glijder. Tussenvoeging glijder. Tussenvoeging glijder. Tussenvoeging glijder ((((ð, g, Øð, g, Øð, g, Øð, g, Ø)))) Het Faeröers poogt een hiaat steeds te vermijden door tussen twee vocalen een glijder toe te voegen. Orthografisch zien we dit

niet altijd. Ofwel zien we een -ð- (bvb. róðððður), een -g- (bvb. sigggga), ofwel niets (bvb. sóu). Meestal is de eerste vocaal lang en in

woorden met twee lettergrepen altijd beklemtoond, terwijl de tweede vocaal kort en onbeklemtoond is (enkel /a, i, u/

mogelijk).

De ð en g werden in de auslaut, inlaut en na bepaalde consonanten verwijderd. In plaats van deze klanken krijgen we nu

intervocaal of auslaut (na een vocaal) /j, w, v/. De regels kunnen we in twee groepen opdelen: groep 1 (/w, j/) en groep 2 (/Ø/):

Groep 1 (/w, j/ na een hoge vocaal):Groep 1 (/w, j/ na een hoge vocaal):Groep 1 (/w, j/ na een hoge vocaal):Groep 1 (/w, j/ na een hoge vocaal):

• Heeft de beklemtoonde vocaal de kwaliteit van ----iiii (i, y, í, ý, ei, ey, oy), dan is de glijder /j/: siga [siːja], siga [siːj], oyða [ɔiːja]

• Heeft de beklemtoonde vocaal de kwaliteit van ----uuuu (u, ó, ú), dan is de glijder /w/: mugu [muːwʊ], sóu [sɛuːwʊ], tú [thʉuw]

• Dit betekent dat de glijder de kwaliteit van de voorafgaande vocaal kopieert.

• Is de beklemtoonde vocaal een e, ø, o, a, æ, á, dan is het de onbeklemtoonde vocaal in de volgende lettergreep die de

kwaliteit van de glijder bepaald. Vergelijk gleði [ɡleːjɪ], løgin [løːjɪn] en ráði [ɹɔaːjɪ] met æðu [ɛaːvʊ].

o Voor een onbeklemtoonde ----iiii krijg je een /j/; Voor een onbeklemtoonde ----uuuu wordt een labiodentale /v/ toegevoegd.

o Als de onbeklemtoonde vocaal een ----aaaa is (voorafgegaan door á, a, æ, e, ø of o), dan is er geen tussenvoeging van een

glijder. Bvb. fáa [fǫ:a], saga [sęːa], ræða [ɹęːa], gleða [ɡleːa], røða [ɹøːa], noða [noːa].

De zaken werden echter door analoge nivellering moeilijk gemaakt, zodat nominatief enkelvoud æðaæðaæðaæða als /ɛaːva/ wordt

uitgesproken in plaats van het te verwachten [e̩ːa]. De vorm /ɛaːva/ is een analoge vorm van de accusatief en datief

enkelvoud æðuæðuæðuæðu /ɛaːvʊ/. In het dialect van Suðuroy is de uitspraak nog de oorspronkelijke [e̩ːa], zonder glide insertion.

Verdere veranderingen zijn ook gebeurd. In fáafáafáafáa ‘krijgen’, bvb., hebben sommige dialecten (bvb. Suðurstreymoy) [fuːwa] en

Vágar, Mykines en delen van Norðurstreymoy [fɔuːwa] om de lettergrepenstructuur Consonant + Vocaal (hier: wawawawa) te

verkrijgen, gezien deze structuur de meest natuurlijke in de talen van de wereld is.

Die Buchstaben ⟨ð⟩ und ⟨g⟩ verhalten sich zwischen Vokalen identisch. Sie werden zu einem Gleitvokal /j, v, w/ je nach

Umgebung oder sind stumm. Diese Regeln gelten auch, wenn zwei Vokale in der Schrift aufeinanderstoßen.

• /j/ erscheint immer nach ⟨i/y, í/ý, ei, ey, oy⟩, also auf einen i-Laut

• /j/ erscheint auch vor <i>, aber nicht nach einem u-Laut ⟨ó, u, ú⟩

• /v/ erscheint zwischen ⟨a/æ, á, e, o, ø⟩ und ⟨u⟩, also immer dann, wenn kein i-Laut davor steht

• /w/ erscheint nach den u-Lauten <ó, u, ú>

• ⟨ð⟩ und ⟨g⟩ sind stumm, wenn sie zwischen zwei anderen als den genannten Vokalen stehen, namentlich ⟨a/æ, á, e,

o, ø⟩ vor ⟨a⟩ und immer am Ende eines Wortes

In der färöischen Grammatik Mállæra 1997 wird nicht zwischen /v/ und /w/ unterschieden.

The value of the glide is determined by the surrounding vowels:

1. [j]

• "I-surrounding, type 1" – after /i, y, í, ý, ei, ey, oy/: bíða [ˈbʊija] (to wait), deyður

[ˈdɛijʊɹ] (dead), seyður [ˈsɛijʊɹ] (sheep)

• "I-surrounding, type 2" – between any vowel (except "u-vowels" /ó, u, ú/) and

/i/: kvæði[ˈkvɛajɛ] (ballad), øði [ˈøːjɛ] (rage).

2. [w] "U-surrounding, type 1" – after /ó, u, ú/: Óðin [ˈɔʊwɪn] (Odin), góðan morgun! [ˌɡɔʊwan ˈmɔɹɡʊn] (good

morning!), suður [ˈsuːwʊɹ](south), slóða [ˈslɔʊwa] (to make a trace).

3. [v]

• "U-surrounding, type 2" – between /a, á, e, æ, ø/ and /u/: áður [ˈɔavʊɹ] (before), leður[ˈleːvʊɹ] (leather), í

klæðum [ʊɪˈklɛavʊn] (in clothes), í bløðum [ʊɪˈbløːvʊn] (in newspapers).

• "A-surrounding, type 2"

• These are exceptions (there is also a regular pronunciation): æða [ˈɛava] (eider-duck).

• The past participles always have [j]: elskaðar [ˈɛlskajaɹ] (beloved, nom., acc. fem. pl.)

4. Silent: "A-surrounding, type 1" – between /a, á, e, o/ and /a/ and in some words between ⟨æ,

ø⟩ and ⟨a⟩:ráða [ˈʐɔːa] (to advise), gleða [ˈɡ̊leːa] (to gladden, please), boða [ˈboːa] (to forebode), kvøða [ˈkvøːa](to

chant), røða [ˈʐøːa] (to make a speech)

Eerste Eerste Eerste Eerste

vocaalvocaalvocaalvocaal

Tweede vocaalTweede vocaalTweede vocaalTweede vocaal VoorbeeldenVoorbeeldenVoorbeeldenVoorbeelden

i [ɪ] u [ʊ] a [a]

i, y [iː] [j] [j] [j] sigið siːjɪ siður siːjʊr siga siːja

í, ý [ʊiː] [j] [j] [j] mígi mʊiːjɪ mígur mʊiːjʊr míga mʊiːja

ey [ɛiː] [j] [j] [j] reyði rɛiːjɪ reyður rɛiːjʊr reyða rɛiːja

ei [aiː] [j] [j] [j] reiði raiːjɪ reiður raiːjʊr reiða raiːja

oy [ɔiː] [j] [j] [j] noyði nɔiːjɪ royður rɔiːjʊr royða rɔiːja

u [uː] [w] [w] [w] suði suːwɪ mugu muːwʊ suða suːwa

ó [ɔuː] [w] [w] [w] róði rɔuːwɪ róðu rɔuːwʊ Nóa nɔuːwa

ú [ʉuː] [w] [w] [w] búði bʉuːwɪ búðu bʉuːwʊ túa tʉuːwa

a, æ [ɛaː] [j] [v] – ræði rɛaːjɪ æðu ɛaːvʊ glaða glɛːa

á [ɔaː] [j] [v] – ráði rɔaːjɪ fáur fɔaːvʊr ráða rɔaː

e [eː] [j] [v] – gleði gleːjɪ legu leːvʊ gleða gleːa

o [oː] [j] [v] – togið toːjɪ smogu smoːvʊ roða roːa

ø [øː] [j] [v] – løgin løːjɪn røðu røːvʊ høgan høːan

6666. U. U. U. U----umlautumlautumlautumlaut Umlaut is een proces waar een vocaal in een beklemtoonde lettergreep meer als een vocaal (of halfvocaal) in de volgende

lettergreep uitgesproken wordt. Het is een soort assimilatieassimilatieassimilatieassimilatie.

In het Faeröers zien we u-umlaut in alle delen van de taal waar de uitgang een uuuu heeft en de stam een aaaa of ææææ. In dergelijk geval

verandert de aaaa of ææææ naar øøøø, behalve als het door een mmmm of nnnn gevolgd is (dan verandert het naar een oooo). De uuuu in de ----urururur uitgang (m.

sg. nom.) en de ----uuuu uitgang (m. sg. dat.) en ----numnumnumnum (onz. bepaalde uitgang) veroorzaken geengeengeengeen u-umlaut (dit omdat deze ----uuuu niet

oorspronkelijk was; vgl. ON armrarmrarmrarmr met Faeröers armurarmurarmurarmur). m. sg. armurarmurarmurarmur ‘arm’ > dat. pl. ørmumørmumørmumørmum ‘armen’

m. sg. spakurspakurspakurspakur ‘tam’ > dat. pl. spøkumspøkumspøkumspøkum

m. sg. lætturlætturlætturlættur ‘gemakkelijk’ > dat. pl. løttumløttumløttumløttum

1. sg. pret. hevðihevðihevðihevði ‘ik had’ > 1. pl. pret. høvduhøvduhøvduhøvdu ‘wij hadden’

Maar:

m. sg. armurarmurarmurarmur ‘arm’ > dat. sg. def. arminumarminumarminumarminum ‘de arm’

m. sg. maðurmaðurmaðurmaður ‘man’ > dat. sg. def. manninummanninummanninummanninum ‘de man’

n. sg. barnbarnbarnbarn ‘kind’ > dat. sg. def. barninumbarninumbarninumbarninum ‘de kind’

Bemerkt echter dat het ook mogelijk is om geen umlaut in de datief meervoud te hebben, dus mensen kunnen ook armumarmumarmumarmum in

plaats van ørmumørmumørmumørmum zeggen. In sommige woorden is de u-umlaut nooit gehoord, bvb. hvalumhvalumhvalumhvalum ‘walvissen’ (nooit *hvølum*hvølum*hvølum*hvølum).

U-umlaut gebeurt ook soms als er geen uuuu volgt. Opnieuw zijn enkel de klinkers aaaa en ææææ hierdoor trefbaar. U-umlaut zonder de uuuu

gebeurt in substantieven en adjectiefverbuigingen in deze instanties: (historisch komen deze vormen van woorden die op een uuuu

eindigden (*spaku; *varRu*spaku; *varRu*spaku; *varRu*spaku; *varRu etc.), maar deze oorspronkelijke uuuu is nu weg).

VroVroVroVrouwelijke nominatieven en onbepaalde adjectievenuwelijke nominatieven en onbepaalde adjectievenuwelijke nominatieven en onbepaalde adjectievenuwelijke nominatieven en onbepaalde adjectieven

• vørr (cf. nom. pl. varrar)

• øksl (nom. pl. akslar)

• fonn (nom. pl. fannir)

• spøk adj. < spakur

• gomul adj. < gamal

• løtt adj. < lættur

Vrouwelijke accusatief enkelvoudVrouwelijke accusatief enkelvoudVrouwelijke accusatief enkelvoudVrouwelijke accusatief enkelvoud

• vørr (cf. nom. pl. varrar)

• øksl (nom. pl. akslar)

• nøs (nom. pl. nasar)

• fonn (nom. pl. fannir)

Vrouwelijke datief enkelvoudVrouwelijke datief enkelvoudVrouwelijke datief enkelvoudVrouwelijke datief enkelvoud

• vørr (cf. nom. pl. varrar)

• øksl (nom. pl. akslar)

• nøs (nom. pl. nasar)

• fonn (nom. pl. fannir)

Neutrale nominatief meervoud en onbepaalde adjectievenNeutrale nominatief meervoud en onbepaalde adjectievenNeutrale nominatief meervoud en onbepaalde adjectievenNeutrale nominatief meervoud en onbepaalde adjectieven

• børn < barn

• trø < træ

• lond < land

• lomb < lamb

• spøk adj. < spakur

• gomul adj. < gamal

• løtt adj. < lættur

Neutrale accusatief meervoud en onbepaalde adjectievenNeutrale accusatief meervoud en onbepaalde adjectievenNeutrale accusatief meervoud en onbepaalde adjectievenNeutrale accusatief meervoud en onbepaalde adjectieven

• børn < barn

• trø < træ

• lond < land

• lomb < lamb

• spøk adj. < spakur

• gomul adj. < gamal

• løtt adj. < lættur

Sommige substantieven en adjectieven worden echter niet geaffecteerd. Zo zeggen we glað (f. nom. sg. en n. nom. / acc. pl. of

glaður), nooit **gløð

7777. Verscherping (. Verscherping (. Verscherping (. Verscherping (Skerping Skerping Skerping Skerping /ʃɛʂpɪŋɡ/)))) • Een achtervocaal wordt vooraan uitgesproken voor [ɡv];

• Het monoftongeren van bepaalde diftongen voor [dʒː].

• Wordt niet orthografisch aangetoond.

• Deze consonanten komen vaak na /ó, ú/ (-ógv-, -úgv-) voor en /ey, í, ý, ei, oy/ als er geen andere consonant volgt.

GeschrevenGeschrevenGeschrevenGeschreven Gesproken Gesproken Gesproken Gesproken (**te verwachten uitspraak)(**te verwachten uitspraak)(**te verwachten uitspraak)(**te verwachten uitspraak) VoorbeeldVoorbeeldVoorbeeldVoorbeeld -óóóógv- [ɛɛɛɛɡv] (*[ɔuɡv]) Jógvan [ˈjɛɡvan] (a form of the name John); Gjógv [dʒɛɡv] (cleft); nógv [nɛgv]

-úúúúgv- [ɪɪɪɪɡv] (*[ʉuɡv]) kúgv [kɪɡv] (cow); trúgva [ˈtʂɪɡva] (believe)

� trúleysur [ˈtʂʉuːlɛisʊɹ] (faithless)

-eyeyeyeyggj- [ɛɛɛɛdʒː] (*[ɛidʒː]) heyggjur [ˈhɛdʒːʊɹ] (high, burial mound)

� heygnum [ˈhɛiːnʊn] (dat. sg. with suffix article)

-ííííggj-, -ýýýýggj- [ʊʊʊʊdʒː] (*[ʊidʒː]) nýggjur [ˈnʊdʒːʊɹ] (new m.) � nýtt [nʊiʰtː] (n.)

-eieieieiggj- [aaaadʒː] (*[aidʒː]) beiggi [ˈbadʒːɪ] (brother)

-oyoyoyoyggj- [ɔɔɔɔdʒː] (*[ɔidʒː]) oyggj [ɔdʒː] (island) � oynna [ˈɔidnːa] (acc. sg. with suffix article)

8888. . . . VoorbeeldenVoorbeeldenVoorbeeldenVoorbeelden • Leygardagin varð nýggi Smyril doyptur í San Fernando í Suðurspania. Anita Eidesgaard, løgmansfrúa, bar fram hesa yrking, tá hon doypti skipið:

['lɛijaɹˌdɛajɪn vaɹ nʊʤːɪ ˈsmiːɹɪl dɔiʰptʊɹ ɪ san fɛrnando ɪ ˌsuwuɹˈspaːnja. aˈniːta ˈaidɛsgɔaɹd, ˈlœgmansfɹʏa, bɛaɹ fɹam heːsa iɻʧɪŋg, tɔa hoːn dɔiʰptɪ ʃiːpɪ]

• Tú boðar um ljósar tíðir ; tú álit suðuroyinga ver ; ein knørrur so snøggur og fríður ; sum framburð til oynna ber [tʉu boːaɹ ʊm ljɔusaɹ tʊijɪɹ ; tʉu ɔalɪt

ˈsuwʊɹɪŋga veːɹ ; ain knœɹːʊɹ soː snœgːʊɹ oː frʊijʊɹ ; sʊm fɹambʊɹ tɪl ɔidna beːɹ]

• Má Harrin signa verkið ; og føra teg trygt í havn ; tað veri títt stavnamerki ; og Smyril verður títt navn [mɔa haɹːɪn sɪgna vɛɻʧɪ ; oː føɹa teː trɪgt ɪ haun ; tɛa

veːɹɪ tʊiʰtː staunamɛɻʧɪ ; oː smiːɹɪl vɛɹʊɹ tʊiʰtː naun]

• Árla var um morgunin; sólin roðar í fjøll; teir sóu ein so miklan mann; ríða av Garsia høll [ɔaɹla vɛaɹ ʊm mɔɹgunɪn ; sɔulɪn ɹoːaɹ ʊi fjœdl ; taiɹ sɔuː ain so

mɪklan manː ; ɹʊija ɛav garsia hœdl]

• Brynhild situr í gyltum stóli, tað hitt væna vív, dregur hon Sjúrða av Norðlondum í Hildarheið til sín. [bɹiːn(h)ɪld siːtʊɹ ʊi ʤɪltʊn stɔulɪ ; tɛa hɪtː vɛana vʊiv

; dɹevʊɹ hoːn ʃʉuɹa ɛav noːɹlɔndʊn ; ʊi hɪldaɹhai tiːl sʊin]

• Gevið ljóð og lýðið á ; meðni eg man kvøða: ; Bóndin fyrst í heimi bygdi ; har um vil eg røða. [ʤeːvɪ ljɔu ɔ lʊijɪ ɔa ; meːnɪ eː man kvøːa ; bœndɪn fɪst ʊi haimɪ

bɪgdɪ ; haɹ ʊm viːl eː ɹøːa]

• Sigmundur fór at boða kristni í Føroyum. [ˈsɪgmʊndʊɹ fɔuɹ a ˈboːa ˈkrɪstnɪ ɪ ˈfœɹjʊn.]

• Tá ið nú tók at vára, kom kongur ein dag upp á mál við Sigmund og segði, at hann vildi senda hann vestur til Føroya at kristna tað fólk, sum har búði. [tɔaj

nʉu tɔuk a ˈvɔaɹa, koːm ˈkɔŋgʊɹ ai̯n dɛa ʊʰpaˈmɔal vɪ ˈsɪgmʊnd̥ oː sɛijɪ, ɛat han vɪldɪ ˈsɛnda han ˈvɛstʊɹ tɪl̥ ˈfœɹja a ˈkɹɪstna ta ˈfœl̥k, sʊm hɛaɹ ˈbʉuwɪ.]

• Sigmundur bar seg undan hesum starvi, men játtaði tá umsíður kongi tað, ið hann vildi. [ˈsɪgmʊndʊɹ bɛa ʂe ˈʊndan heːsʊn ˈstaɹvɪ, mɛn ˈjɔʰtːajɪ tɔa ʊm̥ˈsʊijɪɹ

ˈkɔŋgɪ tɛa, ʊi han ˈvɪldɪ.]

• Kongur setti hann tá til at vera valdsmaður yvir øllum oyggjunum og fekk honum prestar til at skíra fólkið og kenna teim tað fremsta í teirri kristnu

trúnni. [ˈkɔŋgʊɹ ˈsɛʰtːɪ han ˈtɔa tɪl a vɛːɹa ˈval̥smɛavʊɹ iːvɪɹ ˈœdlʊn ˈɔʤʊnʊn oː ˈfɛʰkː hɔnʊn ˈpɹɛstaɹ tɪl a ˈskʊiɹa ˈfœl̥ʧɪ o ˈʧɛnːa taim ta ˈfɹɛmsta ɪ tai̯ɹːɪ ˈkɹɪstnʊ

ˈtrʏnːɪ.]

• Sigmundur sigldi nú, tá ið hann var ferðabúgvin, og ferðin gekkst honum væl. [ˈsɪgmʊndʊɹ ˈsɪldɪ ˈnʉu, tɔaj han var ˈfɛɹabɪgvɪn, oː ˈfɛrɪn ʤɛʰkst honʊn ˈvɛal.]

• Tá ið hann kom til Føroya, stevndi hann bóndunum til tings í Streymoy, og har kom stór mannfjøld saman. [tɔaj han kom tɪl ˈfœɹja, ˈstɛundɪ han

ˈbœndʊnʊn tɪl ˈtɪŋ̊s ɪ ˈstɹɛimɔi, oː hɛaɹ kom ˈstɔuɹ ˈmanfjœld̥ ˈsɛaman.]

Monoftongen:Monoftongen:Monoftongen:Monoftongen: FrontFrontFrontFront

BackBackBackBack UnroundedUnroundedUnroundedUnrounded RoundedRoundedRoundedRounded

HighHighHighHigh ɪ hitt • iː hin ʏ • yː ʊ gult • uː gulur

MidMidMidMid ɛ frekt • eː frekur œ høgt • øː høgur ɔ toldi • oː tola

LowLowLowLow a • aː

Diftongen:Diftongen:Diftongen:Diftongen: EndpointEndpointEndpointEndpoint

High frontHigh frontHigh frontHigh front High backHigh backHigh backHigh back LowLowLowLow

HighHighHighHigh ʊi píndi, brýndi • ʊiː pína, brýna ʏ fúlt • ʉuː fúlur

Mid frontMid frontMid frontMid front ɛ reytt • ɛiː reyður œ stórt • ɛu: stórur a mann, ætt • ɛaː maður, ær

Mid backMid backMid backMid back ɔi royndi • ʊiː royna ɔuː ɔ hált • ɔaː hálur

LowLowLowLow ai heitt • aiː heitur auː As with other Germanic languages, Faroese has a large number of vowels, with 26 in total. Vowel distribution is similar to other North

Germanic languages in that short vowels appear in closed syllables (those ending in consonant clusters or long consonants) and long vowels

appearing in open syllables.

Faroese shares with other North Germanic languages the feature of contrasting aspirated and unaspirated stopscontrasting aspirated and unaspirated stopscontrasting aspirated and unaspirated stopscontrasting aspirated and unaspirated stops. Geminated stopsGeminated stopsGeminated stopsGeminated stops may be

pre-aspirated in intervocalic and word-final position. *Intervocalically the aspirated consonants become pre-aspirated unless followed by a

closed vowel. In clusters, the preaspiration merges with a preceding nasal or apical approximant, rendering them voiceless.

• „Vorderes und hinteres a, i und í“ bezeichnen nur die alphabetische Reihenfolgenur die alphabetische Reihenfolgenur die alphabetische Reihenfolgenur die alphabetische Reihenfolge, keineswegs einen Artikulationsort im Gaumen. Die

entsprechenden Paare verhalten sich weitgehend identisch im Falle des a und vollkommen gleich klingend bei i, y bzw. í, ý. Gerade die

letzteren beiden Paare machen es dem Schüler im Diktat schwer.

• Der Großbuchstabe ÐGroßbuchstabe ÐGroßbuchstabe ÐGroßbuchstabe Ð wird nur verwendet, wenn ein Eigenname ganz in Großbuchstaben gesetzt wird, so zum Beispiel auf Landkarten

oder bei Firmenlogos, denn ð kommt immer nur innerhalb oder am Ende eines Wortes vor. Im Gegensatz zum Isländischen ist es immer

ein stummer Gleitlaut (wenige Ausnahmen), und nieder stimmhafte Dentallaut, der im Isländischen und Englischen erhalten ist: wie in

englisch mother oder im isländischen Seyðisfjörður. Etymologisch ist es auch verwandt mit dem weichen dänischen d. Dort, wo der

dänische Sprecher in verwandten Wörtern der eigenen Sprache ein weiches d sprechen würde, kommt meist im färöischen Pendant

das ð vor. Das liegt an der „etymologisch ausgerichteten“ morphophonemischenStandardschreibung, die 1846/91

von Hammershaimb eingeführt wurde.

• Alle Vokale und Diphthonge können sowohl kurz als auch lang sein, wobei die kurze Form oft anders realisiert wird. Unbetonte

kurze Vokale treten immer nur als a, i oder u auf, was besonders charakteristisch in den vielen Flektionsendungen auffällt. Das bedeutet,

dass Wörter wie der Inselname Mykines [ˈmiːʧɪ.neːs], akker [ˈaʧeːɹ] („Anker“), korter [kɔɻʂˈteːɹ] („Viertelstunde“) entgegen der Erwartung

am Ende ein langes /e/ aufweisen. Und die Konjunktion áðrenn („bevor“) wird [ˈɔaɹɪn] ausgesprochen.

• Bestimmte lange Diphthonge werden in ihrer kurzen Form monophthongisiert, sodass sich beispielsweise ein kurzes /ó/ nicht vom /ø/

unterscheidet.

• Das ú ist der einzige „gewöhnungsbedürftige“ Laut für deutsche Muttersprachler (von anderen Feinheiten der färöischen Phonetik

abgesehen, die aber in der Artikulation nicht bedeutungsunterscheidend sind). Dieser Diphthong baut auf einem abgedunkelten ü

(hoher ungerundeter nicht-vorderer Vokal, ähnlich russisch Ы) auf und wird zum hellen u, wobei noch ein Gleitvokal [w] am Ende

angedeutet werden kann. Letzteres kann auch über den anderen „u-Diphthong“ ó gesagt werden, der in früheren Orthographie-

Modellen auch als „ow“ dargestellt wurde.

• aaaa udtales som rent [a] i enhver kortkortkortkort stavelse samt i alle ubetonede endestavelser, f.eks. andi, ånde, ånd; marka, mærke. I en langlanglanglang stavelse

udtales det på Norderøerne og Eysturoy [æstroi] som dansk [æ], på de øvrige øer som et sammensmeltet [æa] (i én stavelse), dog således

at a-lyden er den fremherskende, f.eks. flag, græstørv, hagi, udyrket mark, skarð, bjærgkløft, udtales: [flæa], [hæaji], [skæar].

• áááá udtales, når det står i en langlanglanglang stavelse, på Norderøerne og i flere bygder på Eysturoy som et langtrukket [a:], f.eks. ár, år,bátur, båd; på

de andre øer lyder det som et sammensmeltet [åa] (i en stavelse), dog med fremherskende a-lyd; på Vágar [våar] udtales denne lyd

bredest: [åar], [båatur]. I en kortkortkortkortstavelse udtales det på Norderøerne og Eysturoy som et meget åbent [å] eller undertiden som [a] (der

kan have en svag bilyd af [o] eller [u]) efter sig), men på de andre øer som rent [å], som átti, ejede, sátt, forlig.

• eeee er åbent [æ] i en kortkortkortkort stavelse, som errin, stolt, brestur, knald, lukket i en langlanglanglang, f.eks. hevur, har, ferð [fer], en rejse.

• iiii lyder, når det er kortkortkortkort, som dansk [i] i "spinde", f.eks. sigla, sejle, stinga, stikke, men når det er langtlangtlangtlangt, som dansk [i:] i "smile",

f.eks. til [ti:l], til, skin [sji:n], skin. Som udlyd i ubetonede endestavelser er det mere åbent, nærmende sig noget til [e], f.eks. koddi, en

pude, kravdi, krævede. Når á, æeller ø står umiddelbart foran i, indskydes i udtalen et [j] foran [i] (jf. udtalen af ð og g nedenfor);

f.eks. smáir (læs: [småjir]), små; træið (læs: [træji]), træt; bøin (læs: [bøjin]), marken. PåSuðuroy ([suwuroi] eller hurtigt: [su:ri]) høres dette

indskudte [j] sjældent.

• íííí lyder i en langlanglanglang stavelse som [yi] ([yj]) eller [ui], f.eks. hví[kvui], hvorfor, líva [luiva], beskærme. I en kortkortkortkort stavelse har det en mindre bred

lyd, skírdi, døbte.

• oooo er åbent [å] i en kortkortkortkort stavelse, som tosti, tørst, smokka glide ned; lukket [o:] i en langlanglanglang, som brot, et brud, et stykke, troka, trænge på.

• óóóó udtales i en langlanglanglang stavelse som [ou] eller rettere [åu], men i Norderødialekten (samt på Vágar) som [öu], f.eks. ósi, en

flodmunding, bjóða [bjouwa], byde. I en kortkortkortkort stavelse lyder det i Søndenfjordsdialekten (dialekten syd for Tórshavn ['toursjhaun],

['tåsjhaun]) som [å] eller [ou], f.eks. stórt, stort,dóttir, datter, læs: [stårt], [dåttir] eller [stourt], [douttir]; men derimod nordenfjords som

[ö], altså [stört], [döttir]. Jf. Eivør Pálsdóttir [aivør pålsdöttir].

Som udlydudlydudlydudlyd får det et gv efter sig, f.eks. klógv for "kló", en klo, sjógvur, sø; ligeledes når ordet ender på ov eller óg, som hógv for "hóv",

mådehold,nógv for "nóg", meget; men kun på Suðuroy udtales dette ógv som ogv ([ougv]), på Sandoy og nordenfjords lyder det [egv]

([klegv], [sjegvur], [hegv], [negv]). Dette fænomen hedder skerping og er typisk færøsk.

• uuuu lyd er som det danske u, enten det kortekortekortekorte som i "hun", f.eks. upp, op, stuldur, tyveri, eller det langelangelangelange, som i "hus", f.eks. duga, at du, hurð,

en dør. Iubetonedeubetonedeubetonedeubetonede endestavelser lyder det som [o] eller en mellemlyd mellem [o], [ö] og [ø], f.eks. flutu, de flød, gjóstur, tørrende blæst.

Når á, æ eller ø står udmiddelbart foran u, indskydes i udtalen foran [u] et [v] (jf. nedenfor udtalen af ð og g), f.eks. smáur (læs: [småvur]),

liden, bøur (læs: bøvur), indmark; dette indskudte [v] høres ikke på Suðuroy.

• úúúú i langlanglanglang stavelse lyder som norsk u med et efterslag af dansk u (eller som [yw]), f.eks. nú, nu, hús, hus. I en kortkortkortkort stavelse lyder ú almindelig

som dansk åbent [y]. Som udlydudlydudlydudlyd får det ofte, ligesom ó, et gv efter sig og har da en åben [i]-lyd, som: búgv [bigv], bo, trúgvur [trigvur],

trofast, kúgv [kigv] (ikke [tsjigv]!), ko. Det er en anden udgave af skerping.

• yyyy udtales ganske som iiii, f.eks. tyggja [tidsja], tygge; synir [sinir], sønner.

• ýýýý udtales ganske som íííí, f.eks. krýndur [kruindur], kronet, mýs [muis], mus (flertal).

• ææææ udtales ganske som aaaa (se ovenfor) og sammenblandes derfor med dette overalt, undtagen på Suðuroy hvor det lyder som [e] eller

dansk [æ]; f.eks.klæðir [klæajir], klæder, rættur [rattur], rigtig. Det svarer til oldnorsk æ og é.

• øøøø er åbent i en kortkortkortkort stavelse, som snøggur, glathåret, lukket i en langlanglanglang, som øl, øl.

De egentlige tvelyde er: ei, ey og oy.

• eieieiei lyder som [ai] på Sydstreymoy (Tórshavn dialekt), Vágar og de sydlige øer, på Suðuroy dog ikke fuldt så åbent; på Nordstreymoy,

Eysturoy og Norderøerne udtales det som [oi] ([åi]), idet bein, et ben, her udtales [boin], men på den sydlige halvdel af Færøerne [bain]

(som på tysk). Eksempelvis tveir [tvair], 2, leita [laita], lede, søge.

• eyeyeyey udtales overalt på øerne som [ei] ([æi]) i en langlanglanglang stavelse, f.eks. fleytir, flødeskum, heysur, et hoved. I en kortkortkortkort stavelse udelades ofte

nordenfjords (især i Tórshavn dialekten) y-lyden ganske i udtalen, f.eks. leyst [lest], løst (af leysur [leisur]), steyrvongur [stervongur], en

vingebrudt fugl. Denne tvelyd svarer til islandsk au.

• oyoyoyoy udtales overalt som [oi] ([åi]) og bliver derfor på de nordlige øer blandet med ei; eksempler er loysa (af leysur), at løse; goymsla,

varetægt. I enkortkortkortkort stavelse høres stundom kun [o], dog kun foran [g] og [k] forbundet med en anden medlyd, f.eks. bláoygdur [blåaogdur],

blåøjet. Men drejer det sig om færøske ønavne som Nólsoy udstødes y-lyden, så udtalen bliver [nølsi]. Det gælder også for Føroyar [førjar],

Færøerne og føroyskt [førist], færøsk sprog. Øer i andre lande hedder altid oyggj [oidsj] eller oggjar [oidsjar] (flertal), f.eks. Orknoyggjar,

Orkneyøerne.

b, d, ð, f, g, h, j, k, l, m, n, p, r, s, t og v., af hvilke kun de følgende har noget særegent ved udtalen:

• dddd udtales meget hårdt i enden af en stavelse, f.eks. skuld, skyld, rinda, betale. I begyndelsen af en stavelse lyder det som i dansk; dog

antager djdjdjdj i reglen den samme hviskende udtale som gj, f.eks. djarvur [dsjarvur], djærv.

• ðððð udtales allevegne undtagen på Suðuroy som [j] foranforanforanforan iiii (medmindre en u-lyd: u, ú eller ó kommer foran) samt efterefterefterefter iiii----lydlydlydlyd (i, í, y, ý, ei, ey,

oy), f.eks.loðin [lojin], lodden, liður [lijur], et led, býður [buijur], byder, leiða [laija], lede, føre; ligeledes allevegne, undtagen på Suðuroy,

som [v] foranforanforanforan uuuu (når ingen i-lyd, se ovenfor, kommer foran), samt tildels eller oftest som [w] efter enefter enefter enefter en uuuu----lydlydlydlyd (u, ú, ó), f.eks. veður [vevur],

vejr, muður [muwur], en mund,búðir [byuwir], boder, góðir [gouwir], gode. Talen er altså om i- eller u-områder, hvor ð bliver

en glidevokal.

Mellem to selvlyde, af hvilke ingen hører til i- eller u-lyden (aaaa---- ellerellerellereller eeee----områdetområdetområdetområdet), eller når det står i udlydudlydudlydudlyd, udtales det ikke, hvilket

ligeledes er tilfældet, når det står ved en anden medlydved en anden medlydved en anden medlydved en anden medlyd, f.eks. vaða [væa], vade, í suðri [ui suri], i syd.

På Suðuroy er ð næsten ganske forsvundet i udtalen, undtagen i endelsen -aður, hvor de almindeligvis lyder som [v] og undertiden

træffes hærdet til [d], f.eks. mánaður, en måned (læs [månavur], [månadur]).

På Norderøerne træffes ð enkelte steder hærdet til [d], som doydi ved siden af doyði, døde, ródu ved siden af róðu, roede. Datiderne hevði,

havde,legði, lagde, og segði sagde, udtales overalt [hæiji], [læiji], [sæiji].

I nogle tilfælde udtales ðrðrðrðr som [gr], f.eks. í neðra [ui nægra], forneden, nedenunder, veðrur [vægrur], vædder, veðrið [vægri], vejret

(bestemt form afveður [vevur]).

• ftftftft bliver i nogle tilfælde assimileret til [tt], f.eks. aftan [attan], bag (ved), men: aftan [aftan], aften.

• gggg lyder hårdt foran a, á, í, o, ó, u, ú, ý, æ, ø, ei og ey, f.eks. góðska [gøska], godhed, geiri [gairi], en klud, goysa [goisa], styrte frem. Foran e, i, y,

eyudtales det omtrent som engelsk g eller j i George, joy, f.eks. genta [dsjenta], en pige, gima [dsjima] have afsmag (af kød af

væderlammene i brunsttiden), gyrða [dsjira], omgjorde, Geyti [dsjeiti], Gauti; således også regelmæssigt foran et i, der tilhører endelsen,

når der i den foregående stavelse før g findes en anden medlyd, som i: borgin [bordsjin], borgen, slottet, hyggin [hiddsjin],

forsigtig, veingir [vaindsjir], vinger, undir fargi [undir fardsji], under pres. Den samme hvislelyd har gjgjgjgj foran en af hårde medlyde,

f.eks. gjálvur [dsjålvur], oprørt sø, eggja [eddsja], opægge.

På Suðuroy og Sandoy høres ofte en mindre hvislende udtale af gj, som på den førstnævnte ø kan gå over til et fyldigt [j], som: [gjenta],

[jenta].

Når et enkelt g kommer imellem to selvlydeimellem to selvlydeimellem to selvlydeimellem to selvlyde, høres det ikke i udtalen, men der indskydes ved en i- eller u-lyd et [j] eller [v], undtagen på

Suðuroy, ganske på samme måde som ved ð (se ovenfor).

I nogle enkelte bygder på Suðuroy har i sidste tilfælde g tildels bevaret sin gamle aspirerede lyd, f.eks. dagur, dag, i Sumba [dæghir].

Står et enkelt g i endeni endeni endeni enden af et ord, høres det ikke (som trog, et trug), hvorimod det lyder meget hård foran visse medlyde, som dags [daks],

dags (ejefald af dagur [dæawur]), Løgtingið [løktingi], Lagtinget.

Undertiden (som på Suðuroy) antager g, når det kommer foran n, en nasal udtale, f.eks. logn [longn], vindstille.

• hhhh har kun noget ejendommeligt i udtalen, når det står foran j eller v, idet hjhjhjhj og hvhvhvhv udtales som [tsj] og [kv], f.eks. hjá [tsjåa],

hos, hjó [tsjou], huggede (dog er det blevet stumt i ordene hjarta [jasjta], hjærte, hjálpa [jålpa], hjælpe); hvalur [kvæalur],

hval, Hvalba [kvalba], "hvalbø".

• kkkk udtales hårdt undtagen foran e, i, y og ey (jf. g ovenfor), hvor det lyder som ch i engelsk chance, f.eks. kelda [tsjelda], kilde, kistil [tsjistil],

lille kasse,kyssa [tsjissa], kysse, keypa [tsjeipa], købe. Foran disse selvlyde udtales sksksksk som engelsk sh, f.eks. skefta [sjefta], sætte skaft

på, skip [sji:p], en skib. Den samme hvislende lyd har kjkjkjkj og skjskjskjskj foran de hårde selvlyde, som: kjaftur [tsjaftur], kæft, skjóta [tsjouta], skyde.

På Suðuroy træffes oftere en mindre hvislende udtale af k foran e, i, y, ey og af kj foran andre selvlyde.

• llllllll lyder som [ddl], f.eks. fjall [fjaddl], fjeld, kallur [kaddlur], (egtl. karlur) karl, mand, Nólsoyar Páll [nølsjar påddl], "Nolsøs-Poul"

(nationalhelt).

• nnnnnnnn udtales efter en tvelyd som [ddn]: seinni [saiddni], senere, oynna og oynni [oiddna] og [oiddni], (gf. og hf. af oyggj, en ø, i den bestemte

form); på Suðuroy også efter en lang selvlyd. Ellers lyder nn altid som [n:], f.eks. Anna (navnet).

• mmmm udtales i den hyppige dativ-endelse ----umumumum altid [un]. F.eks. í Føroyum [ui førjun], i (på) Færøerne.

• rrrr udtales med tungespidsen. Almindeligvis høres det færøske r ofte som engelsk r (men ikke amerikansk!) og foran [k], [p], [t] som [sj],

f.eks. útvarp[yutvasjp], radio. Men rnrnrnrn udtales sædvanlig [ddn], f.eks. bjørn [bjøddn], en bjørn, orna [oddna], blive varm.

I enkelte ord udtales rn derimod som [rn]: ørn, en ørn, torn en tårn, Arni [arni], men Árni [ådni], Arne; ligeledes overalt, hvor

forbindelsen rn er opstået ved udstødelse af en selvlyd, der har stået immellem dem, f.eks. farnir, farne (flertal af farin). I flertallet af

navneordene med det bestemte kendeord bortfalder r sædvanligvis i udtalen, f.eks. akrarnir [akranir], agrene, gøturnar [gøtunar], stierne.

Dog høres det i flertalsendelsen ur af den stærke bøjning, når det bestemte kendeord sættes til, således i: bøkurnar, bøgerne, brøðurnir,

brøderne, men almindeligvks foretages her en omsætning, således: bøkrinar, brøðrinir.

Efter de lange selvlyde udtales det her atter som [ddn], f.eks. kýrna [kuiddnar], køerne, idet den lange selvlyd forkortes i udtalen.

• tjtjtjtj og stjstjstjstj udtales sædvanligvis som kj og skj, f.eks. tjóð [tsjou], nation, folk, Tjørnuvík [tsjødnuvuik]. På Suðuroy og tildels på Eysturoy og

Norderøerne er der endnu tydelig forskel på tj og kj, stj og skj.

• vnvnvnvn bliver foran en anden medlyd gerne til [mn] eller [m] i hurtig udtale som i ordene: javnt [jamt], jævnt, nevndur [nemdur], nævnet.

Og nevnd, komité, kan udtales [neund] eller [nemd]. Som på dansk er havn dog [haun], navn [naun].