Extranet HvA Onderwijs en Opvoeding … · Web viewBij het competent samenwerken met de omgeving...

Rapportage

Zij-instroom in beroep assessment

Naam kandidaat: XX

Vak: XXXXXX (2e graads )

Datum assessment: 6 juni 2018

Rapportage Zij-instroom in Beroep assessment

1. Gegevens assessmentcentrum

Naam: Hogeschool van Amsterdam

Adres: Wibautstraat 2-4

Plaats: 1091 GM Amsterdam

Naam opleidingsassessor: XX

Naam veldassessor: XX

2. Gegevens kandidaat

Achternaam: XX

Voorna(a)men voluit / Roepnaam: xx

Adres:

Postcode en woonplaats:

Geboortedatum:

Geboorteplaats:

Telefoonnummer

E-mailadres:

Werkzaam bij:

Functie: Docent xxxxxxx

Faculteit Onderwijs en Opvoeding2


3. Doel assessment

Het assessment heeft tot doel te toetsen of de kandidaat in aanmerking komt voor een geschiktheidsverklaring om als onbevoegd docent/ leraar te werken en in staat is om binnen twee jaar de studie aan de lerarenopleiding af te ronden.

4. Verantwoording

4.1 De beoordelingsstandaardDe verworven competenties van de kandidaat zijn gemeten ten opzichte van zeven beroepscompetenties voor tweedegraads docent VO/BVE zoals opgesteld door de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL) en vastgesteld in de WET BIO (Beroepen in het Onderwijs).

4.2 Gehanteerde procedure en instrumentenIn de assessmentprocedure zijn de volgende stappen doorlopen:

- aanmelding- assessment instructie- samenstellen van portfolio- beoordelen van het portfolio- assessment bestaande uit:o lesobservatie en reflectiegespreko criteriumgericht interview

- rapportage- eindgesprek.

In de assessmentprocedure is gebruik gemaakt van de volgende instrumenten:- aanmeldingsformulier en verklaring vakinhoudelijk geen bezwaar- portfolio- criteriumgericht interview- praktijkopdracht- reflectiegesprek praktijkopdracht.

5. Onderbouwing resultaten assessment

5.1 Profiel kandidaat

Voorbeeld 1Kandidaat heeft een afgewogen beslissing gemaakt om in het onderwijs te gaan werken na 11 jaar werkzaam te zijn als journalist/verslaggeefster bij het Noordhollands dagblad, Almere Vandaag en het Parool. Zij heeft tijdens het werken bij de diverse bedrijven expertise opgedaan met het schrijven van nieuwsberichten, het schrijven van achtergrondartikelen en het houden van interviews. Daarnaast heeft zij diverse gastlessen geven op verschillende scholen in het Voortgezet Onderwijs. De laatste jaren haalde de kandidaat steeds minder voldoening uit haar werk als journalist. Ze wilde meer dan alleen mensen informeren door het schrijven van nieuwberichten.

Doordat de kandidaat enthousiast raakte door het geven van gastlessen, waarbij zij genoot van de interactie, het motiveren van leerlingen en het overdragen van kennis, heeft zij na een kennismakingsperiode op het Regius College vanaf februari 2016 gesolliciteerd naar de functie van docent Nederlands op de afdeling Havo, Atheneum en Gymnasium. De afgelopen maanden heeft kandidaat met plezier als docent gewerkt. Het werken op deze school spreekt haar erg aan.

Voorbeeld 2



Kandidaat heeft na zijn juridische opleiding voornamelijk gewerkt in functies op het gebied van (ict) management en consultancy.Ongeveer tien jaar geleden heeft hij korte tijd ervaring opgedaan als docent in het beroepsonderwijs. De afgelopen jaren heeft de kandidaat als freelance schaak- en pianoleraar ervaring opgedaan met verschillende (groepen) kinderen en jongvolwassenen. Kandidaat geeft aan dat zijn hart bij het onderwijs ligt. In zijn lessen schaak en piano heeft hij ervaren dat het lesgeven en het omgaan met kinderen hem goed afgaat. Ook uit zijn omgeving krijgt hij regelmatig positieve feedback op zijn didactische en pedagogische vaardigheden.Kandidaat geeft aan dat hij het liefst het vak van leraar primair onderwijs in de praktijk wil leren.

5.2 PortfolioVoorbeeld 1Het portfolio is na de gevraagde aanvulling compleet en voorzien van bewijsmateriaal. Kandidaat beoordeelt haar competentieontwikkeling met name aan de hand van ervaringen in en feedback van haar collega’s van het Regius College. Af en toe wordt teruggegrepen op haar ervaringen als journalist. In het portfolio is één co-assessment van de schoolopleider opgenomen die kandidaat deels competent acht. Kandidaat beoordeelt zichzelf in het portfolio op de competenties interpersoonlijk, pedagogisch competent, samenwerken met collega’s, en reflectie en ontwikkeling competent en de andere competenties deels competent. In het CGI stelt zij dat zij met betrekking tot een aantal facetten van de interpersoonlijke, pedagogische en reflectie en ontwikkeling competentie nog moet groeien.

Voorbeeld 2Het portfolio van de kandidaat is compleet. Omdat de kandidaat pas korte tijd werkzaam is op zijn huidige school heeft hij ook bewijsmateriaal aangeleverd/portfolio samengesteld met producten afkomstig uit zijn vorige werkkring. Dit bewijsmateriaal geeft echter voldoende inzicht in zijn ontwikkeling van competenties en geeft daarnaast voldoende aanleiding voor het voeren van een gesprek over zijn gewenste en tot nu toe aangetoonde ontwikkeling als docent in het vo.

Voorbeeld 3Het portfolio van de kandidaat ziet er verzorgd uit en is compleet aangeleverd. Het portfolio is zeer systematisch opgebouwd en daardoor voor de assessoren erg prettig om te lezen. De taal is helder en duidelijk. Alle competenties zijn behandeld en van bewijs voorzien. Er zijn bewijzen uit de tijd van het docentschap Documentaire Fotografie maar ook van de ervaringen als leerkracht van groep 1,2 op de Kindercampus Zuidas. Het portfolio bevat aanbevelingsbrieven van het Fotomuseum en van een oud student. Een aantal feedback verslagen van zijn duo-partner en van de opleider in de school zijn bijgevoegd.

5.3 Lesobservatie

De assessoren hebben een les aan brugklas 1 DAV met 23 leerlingen geobserveerd. Kandidaat geeft sinds mei dit jaar les aan deze groep. Kandidaat heeft een lesvoorbereiding opgestuurd waarbij zij geen gebruik heeft gemaakt van een lesplanformulier. De opbouw van de les heeft een duidelijke structuur, waarbij de verschillende lesactiviteiten beschreven zijn. Het plan is om de werkwoordspelling te herhalen, omdat uit de ingeleverde opdrachten is gebleken dat de meeste leerlingen de spelling van werkwoorden nog niet goed beheersen. Met behulp van een PowerPoint presentatie wordt het geheugen van de leerlingen opgefrist. Vervolgens gaan de leerlingen aan de slag met de opdrachten in het opdrachtenboekje. In dit boekje gaan de leerlingen stap voor stap (tt, vt, vdw, ovdw, infinitief) door de werkwoordspelling heen. Voor de paar leerlingen die de werkwoordspelling prima beheersen, zijn er 'expertopdrachten' op de achterzijde van het boekje. Zij gaan dus los van de groep aan het werk met specifieke opdrachten.



De les.Kandidaat verwelkomt haar leerlingen bij de deur en vraagt aan een leerling waar de andere leerlingen die te laat leerlingen waren zijn. Ze haalt de rest van de stoelen van de tafels, nodigt de leerlingen uit om meer naar voren te komen zitten, hetgeen de leerlingen al mopperend doen. De kandidaat introduceert vervolgen de assessoren en start met de les door de agenda op het bord voor de leerlingen toe te lichten.. Zij benoemt de namen van leerlingen welke de expertopdracht kunnen gaan maken. Op de vraag van een leerling of beide opdrachten gemaakt mogen worden, geeft de kandidaat als antwoord: ‘natuurlijk’ De werkboekjes worden uitgedeeld en de kandidaat start met de Powerpoint. De kandidaat vraagt wat werkwoorden zijn en welk werkwoord op het krantenartikel uit de Spits hier juist geschreven is: ‘ Waarom een D in plaats van een T? “Ze complimenteert de leerlingen met hun antwoorden en vraagt door: ‘ Hoe zit het nu precies? Zien jullie het verschil? Een aantal leerlingen schudden nee met hun hoofd en hier en daar wordt dat hardop gezegd. De kandidaat gaat door met haar volgende opdracht en geeft in snel tempo 5 voorbeelden van werkvormen en legt een handig hulpmiddel uit voor de werkwoord vervoegingen. Zij vraagt aan de klas of de opdracht duidelijk is en laat daarna de leerlingen in tweetallen werken in het werkboekje. De leerlingen krijgen de opdracht om aan elkaar uit te leggen hoe de werkwoorden geschreven moeten worden met als uitgangspunt het werkwoord horen.Twee groepjes werken niet aan de opdracht. De kandidaat loopt langs en geeft aan dat ze het in hun werkboekje mogen opschrijven. Aan het andere groepje vraagt ze of zij de opdracht begrijpen: ‘’Zijn jullie er allemaal uit? Nee Oh dat dacht ik al’ en loopt door. De leerlingen gaan aan de slag. Terwijl de kandidaat rondloopt geeft ze verschillende groepjes positieve feedback: ‘jij weet het vast wel, wat goed, goed gedaan, dat is goed, jij had het al gauw door’. Ook treedt de kandidaat corrigerend op door de volgende opmerkingen te maken en dan door te gaan met rondlopen in de klas: jongens toe nou, die flauwe grapjes hebben we nu wel gehad’, Jesse, hou even op, kom op nou ssst. even er niet door heen kletsen, jongens dan moeten jullie niet lachen, Loet alleen opmerkingen die er toe doen Jongens en meiden even in stilte gaan werken’. De leerlingen die rustig aan het werk zijn krijgen na 20 minuten even de aandacht. Ze kijkt hoever de leerlingen met de opdrachten zijn in het werkboekje en geeft ze een compliment. Als leerlingen vragen hebben dan legt de kandidaat de regels nog even uit en vraagt: ‘’Snap je het, heel goed’. Als leerlingen klaar zijn met de opdracht dan kunnen zij door gaan met de verleden tijd en proberen de vragen te maken.

De kandidaat gebruikt voor het aanleren van de werkwoord vervoegingen een handig hulpje werkwoordspelling en geeft hierbij de volgende toelichting aan leerlingen: Als je dit snapt kun je deze werkwoorden goed spellen zonder alle theorie’. Kandidaat loopt rond tijdens de verwerking. De tijd dat de leerlingen met de taak bezig zijn is wisselend. De kandidaat geeft tussendoor ook nog aanwijzingen aan de groep waardoor de leerlingen opkijken en het weer even duurt voordat zij verder gaan.

De les wordt afgesloten met het inleveren van de werkboekjes welke ze morgen gaat nakijken. Tevens heeft de kandidaat een kort gesprekje met twee leerlingen over een ingeleverde huiswerkopdracht waarbij de leerlingen scheldwoorden hebben gebruikt. Ze vraagt aan de leerlingen wat daar de reden van is en of ze de opdracht willen herkansen. De leerlingen reageren hier positief op.

In de observatie zien assessoren dat kandidaat veel positieve feedback geeft en de leerlingen stimuleert om aan de slag te gaan. Ze geeft daarbij antwoord op de vragen van de leerlingen. Voor de kandidaat is het belangrijk dat zij meer aandacht besteedt aan het stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid en zelfstandigheid van de leerlingen en niet zelf alle antwoorden geeft tijdens de samenwerkingsopdracht. Daarnaast werken niet alle leerlingen aan de opdracht en hebben ze meer aandacht voor elkaar dan voor hun taak. De kandidaat corrigeert de leerlingen en daar blijft het bij. Het is belangrijk dat de kandidaat meerdere strategieën ontwikkelt om zo een veilig klassenklimaat te



creëren. Dit kan door het benoemen van gedragspatronen, van zowel individuele leerlingen als die van de groep, en deze bespreekbaar maakt in de groep.

Uit de geobserveerde les komt duidelijk naar voren dat het vakdidactisch gereedschap van de kandidaat nog beperkt is. Door de vakinhoudelijke klassikale uitleg (docent gestuurd) sluit de kandidaat nog onvoldoende aan bij de leerbehoeften van de leerlingen. Het aansturen op het klassenklimaat, de leeromgeving, het leren zelfstandig te werken zal de kandidaat nog moeten ontwikkelen zodat de leerlingen de verantwoordelijkheid kunnen nemen voor hun eigen leerproces. De kandidaat zou daarnaast nog meer kunnen differentiëren (werkvormen en op niveau) binnen haar les om zo rekening te houden met de individuele verschillen (leerstijl, interesse, ect) tussen de leerlingen.

5.4 Conclusie per competentie

1. Interpersoonlijk competent

Assessoren achten kandidaat niet interpersoonlijk competent.

Toelichting

Kandidaat heeft een effectieve manier van communiceren en is belangstellend naar leerlingen. Leerlingen vragen veel en de vragen worden beantwoord. In de interactie richt kandidaat zich vooral op inhoudsniveau en minder op het betrekkingsniveau.Kandidaat weet nog onvoldoende om te gaan met gedragspatronen in klassensituaties en weet ongewenst gedrag nog niet effectief te corrigeren en gewenst gedrag te waarderen. De waardering voor inhoudelijk goede antwoorden is wel zichtbaar. In de les zien de observatoren nog niet dat kandidaat overzicht heeft over de groep en tegelijk aandacht heeft voor het individuIn het portfolio laat kandidaat in haar werkzaamheden zien een goed contact te hebben met collega’s en in het CGI wordt dat bevestigd.

Ontwikkelpunten/ aandachtspunten:- effectief communiceren door het hanteren van verbale (bijv. volume, tempo, articulatie, melodie)

en non-verbale technieken (bijv. mimiek, uiterlijk, lichaamshouding)- beheersen en hanteren van vaardigheden als spreken, lezen, schrijven en rekenen- effectieve communicatie beheersen door bijv. te luisteren, samen te vatten en door te vragen op

zowel inhoud als betrekkingsniveau- persoonlijke betrokkenheid en enthousiasme tonen bij individuele leerlingen en groepen- professionele, persoonlijke relaties aangaan met alle actoren- herkennen en benoemen van gedragspatronen van individuele leerlingen en de groep en maakt

deze inzichtelijk voor de leerlingen- corrigeren van ongewenst gedrag en waarderen van gewenst gedrag- motiveren van zijn handelen in begrijpelijke taal aan leerlingen

2. Pedagogisch competent

Assessoren achten kandidaat niet pedagogisch competent.

Toelichting

Kandidaat toont in het portfolio het belang van een veilig leerklimaat..

In de geobserveerde les toont zij zich respectvol naar haar leerlingen en weet daarbij ook de grenzen



aan te geven, maar niet op een effectieve manier. Zij toont zich verantwoordelijk voor de groep en voor de les.In de les nemen assessoren waar dat leerlingen reageren en zich vrij voelen te vragen en ook aan te geven wat zij willen ten aanzien van de les.

Tijdens het CGI gesprek beschrijft de kandidaat haar voorkeur om als docent eerst streng op te treden om daarna de ‘teugels’ te laten vieren. Op deze manier weten de leerlingen waar ze aan toe zijn en creëert ze de ruimte om les te geven en niet alleen bezig te zijn met orde te houden. Het is van belang dat de kandidaat zich verdiept in de verschillende pedagogische opvattingen en leerstrategieën om zo op meerdere manieren de ‘orde’ te kunnen handhaven.

Voorbeeld 2Uit de beschrijving van deze competentie in het portfolio blijkt dat de kandidaat zich bewust en gericht heeft verdiept in de onderwijsliteratuur op pedagogisch terrein. Zij toont in het portfolio en in het C.G.I het belang van een veilig klimaat met specifiek inzicht in en aandacht voor individuele verschillen bij leerlingen en vooral de (sociaal-culturele)achtergrond en/of thuissituatie van leerlingen. De kandidaat weet de theorie uit de vorige opleiding tot klinisch psychologe in de huidige onderwijspraktijk te benutten. Zo is bijvoorbeeld als bewijsstuk een ABC (antecedents-behavior-consequences) schema ingezet om gedrag van een leerling beter in beeld te krijgen en daar vervolgstappen aan te verbinden. Haar opleiding is de kandidate van nut bij het signaleren en benoemen van ontwikkelings- en gedragsproblemen bij leerlingen.

Ontwikkelpunten/ aandachtspunten: - Aanbieden van een veilig klimaat waarin leerlingen en docenten elkaar respectvol behandelen- zorgen voor een leersituatie waarin leerlingen een eigen inbreng kunnen tonen- op systematische wijze de input van leerlingen in het onderwijsleerproces gebruiken- stimuleren van het bespreken van normen en waarden tussen leerlingen- leerlingen uitdagen om mee te denken over hun eigen ontwikkelings- en leerprocessen- rekening houden met verschillen tussen leerlingen in cultureel, sociaal en emotioneel opzicht- waar nodig actie ondernemen om het sociale klimaat in de groep te verbeteren- signaleren en benoemen van ontwikkelings- en gedragsproblemen bij leerlingen en zonodig door

verwijzen - uitvoeren van een in samenspraak vastgestelde aanpak bij ontwikkelings- en gedragsproblemen- verantwoorden van de pedagogische opvattingen en de gekozen aanpak

3. Vakinhoudelijk en didactisch competent

Assessoren achten kandidaat niet vakdidactisch competent.

Toelichting

Uit het portfolio geeft de kandidaat het belang aan om de omgeving en de leefwereld te betrekken bij de inhoud van haar lessen. Zij geeft hierbij ook duidelijke voorbeelden zoals werkwoordspelling middels ‘ren je rot’. De kandidaat kan tijdens het gesprek echter onvoldoende de meerwaarde van deze werkvormen benoemen.Tijdens de geobserveerde les maakt de kandidaat gebruik van de klassikale instructie met aandacht voor tempodifferentiatie. Tijdens het CGI-gesprek wordt duidelijk dat de kandidaat nog weinig kennis van (vak)didactische concepten, specifiek voor deze doelgroep heeft en daar zeer geïnteresseerd in is. Voor het ontwerpen en het aanbieden van de leerstof heeft kandidaat vele creatieve ideeën, maar past ze nog onvoldoende toe.

Voorbeeld 2Het geven van een les is nog op uitvoerend niveau. De lesmethode is leidend. In het portfolio benadrukt



de kandidaat het belang van een degelijke lesvoorbereiding vooraf en een heldere instructie tijdens de les. De in het portfolio als bewijs aangevoerde les is uitvoeriger uitgewerkt dan de praktijkles ten behoeve van de assessmentobservatie. In het bewijsstuk is onder andere beschreven welke handelingen per lesfase worden verricht en hoeveel tijd daar vooraf voor is ingeruimd. Zaken die in de lesvoorbereiding van de praktijkles ontbreken. In de beoordeling van het co-assessment is aangegeven dat het evalueren van resultaten nog in ontwikkeling is. Dat is ook de constatering van de assessoren bij de geobserveerde les van 18 september. De kandidate wil graag dat de leerlingen actief participeren in de les. Een toereikend vakdidactisch repertoire om dat te bereiken ontbreekt nog.

Ontwikkelpunten/ aandachtspunten: Ontwerpen:

- zorgt voor betekenisvolle en toepassingsgerichte leeractiviteiten- ontwerpt verschillende leertrajecten om tegemoet te komen aan verschillen tussen leerlingen- ontwerpt zowel individuele als groepsactiviteiten- ontwikkelt beoordelingsinstrumenten- gebruikt schriftelijke, audiovisuele en digitale leermiddelen om leerdoelen te bereiken

past bestaande leermiddelen zelf aan en breidt ze uit met eigen inbreng (vragen, suggesties, voorbeelden)

Aanbieden- het aangeven van een heldere opbouw in de leerstof - het actief gebruik maken van voorkennis en aansluiten bij de belevingswereld van de

leerlingen.- het hanteren van verschillende werkvormen om tegemoet te komen aan verschillen tussen

leerlingen (de leerstijlen van leerlingen, niveau en wijze van werken)- Het waar nodig schakelen tussen theorie en praktijk en daarbij oog voor detail met

overzicht combineren.- verwerkt actualiteit en praktijk in de onderwijsactiviteit

Begeleiden- stimuleren van de leerling om zelf zijn leerproces vorm te geven.- Ondersteunen van de leerlingen in hun leerproces, door leervragen en -problemen te

signaleren, te benoemen en er op te reageren- Systematisch het leerproces met de leerlingen reflecteren op resultaten en bijbehorend

proces- Analyseren van (vakspecifieke) leerproblemen en adequaat daarop inspelen met gerichte

opdrachten en/of vragenEvalueren

- Evalueren van het leerproces en de leerresultaten van leerlingen- verantwoorden van zijn (vak)didactische opvattingen en de gekozen aanpak

4. Organisatorisch competent

Assessoren achten kandidaat volledig organisatorisch competent.

ToelichtingKandidaat heeft een ruime ervaring als journalist en in die hoedanigheid getoond goed te kunnen organiseren en ook zijn eigen leren vorm te kunnen geven.In de voorbereidingen van de lessen laat zij zien structuur aan te kunnen brengen. In de uitvoering van de les is de goede voorbereiding op inhoudsniveau zichtbaar.

Voorbeeld 2



Kandidaat laat tijdens de les zien te beschikken over uitstekende organisatorische vaardigheden. Ze is heel duidelijk naar de leerlinlgen over de vorm, de structuur en de relevantie van de activiteit is. Daarnaast is ze consequent in het hanteren van regels en afspraken. Ze is zich wel bewust van het feit dat haar huidige les te vol zat en dat de leerlingen daardoor te weinig tijd hadden om het werkblad af te maken. Dit heeft de kandidaat wel goed opgelost door leerlingen in de gelegenheid te stellen het later af te laten maken en toch de les zoals gepland af te ronden.

Ontwikkelpunten/ aandachtspunten:Geen

5. Competent in samenwerken met collega’s

Assessoren achten kandidaat volledig competent in het samenwerken met collega’s

ToelichtingKandidaat laat in het portfolio zien dat zij in haar werkzaamheden als journalist kan samenwerken met de diverse groepen in een bedrijf. In het CGI komt duidelijk naar voren dat zij in overleg met haar collega’s de lessen evalueert en samen op zoek gaan naar een manier om de gevraagde kennis aan te leren.

Voorbeeld 2Kandidaat heeft in het portfolio beschreven dat zij deze competentie beheerst en tijdens het gesprek ook laten zien dat ze een reëel beeld heeft van haar veranderende rol binnen de school en wat voor consequenties dit heeft voor de samenwerking met collega’s. Kandidaat kan hulp vragen aan collega’s in deze nieuwe rol en zal naarmate ze meer ervaring heeft ook als collega leerkracht steeds meer hulp kunnen aanbieden (zoals zij nu ook al doet in haar rol als administratief medewerker). Het aangeven van de eigen grenzen kan de kandidaat naar eigen zeggen goed. Dit is voor een zij-instromer zeer belangrijk.

Ontwikkelpunten/ aandachtspunten:geen

6. Competent in samenwerken met de omgeving

Assessoren achten kandidaat volledig startbekwaam in het samenwerken met de omgeving.

Toelichting

Het CGI bevestigt de uitspraken van kandidaat over het samenwerken met de omgeving. Met name in de vele interviews heeft zij getoond competent te zijn.In de afgelopen maanden op het Regiuscollege heeft zij in contact met diverse werkgevers een vacaturebank samengesteld voor de les solliciteren



Ontwikkelpunten/ aandachtspunten:Geen

7. Competent in reflectie en ontwikkeling

Assessoren achten kandidaat gedeeltelijk competent in reflectie en ontwikkeling

Toelichting

In het reflectiegesprek toont kandidaat op een systematische wijze terug te kunnen kijken op haar gegeven les. Zij geeft hierbij duidelijk aan wat goed verliep en wat aandachtspunten zijn. Tevens kan zij ook direct verbetersuggesties formuleren.

In het portfolio In het onderwijs toont de kandidaat naast haar eigen reflectie ook gebruik te maken van de feedback van collega’s en organiseert dat ook zelf.

Ontwikkelpunten/ aandachtspunten:- gericht op de feitelijke situaties de eigen kwaliteit en beperkingen beschrijven- aan weten te geven op welke punten de eigen competentie(ontwikkeling) verbeterd kan worden- zijn ontwikkeling afstemmen op het beleid van de school- flexibel en stressbestendig zijn: aanpassen aan veranderende omstandigheden en beschikken

over alternatieven- nieuwe ontwikkelingen op de voet volgen rond het vak en leraarschap

5.5 Conclusie

Op grond van de beoordelingsbronnen komen de assessoren tot het oordeel dat bij de kandidaat er op onderstaande competenties sprake is van de volgende mate van bekwaamheid:

1 Interpersoonlijk competent niet2 Pedagogisch competent niet3 Vakinhoudelijk en didactisch competent niet4 Organisatorisch competent volledig 5 Samenwerken met collega’s volledig



6 Samenwerken met omgeving volledig 7 Reflectie en ontwikkeling gedeeltelijk

6. Geschiktheidsverklaring

De kandidaat komt in aanmerking voor een geschiktheidsverklaring voor het vak XXXXXX conform de Wet Voortgezet Onderwijs (WVO).

7. Advies

Het bovenstaande overwegende komen de assessoren tot het volgende advies:

1. De assessoren achten kandidaat geschikt om met onmiddellijke ingang als onbevoegd leraar XXXXX binnen het tweedegraads gebied te werken.

2. De assessoren adviseren kandidaat om binnen een termijn van twee kalenderjaren na afgifte van de bij dit advies behorende geschiktheidsverklaring de volgende (beroeps)competenties via gerichte scholing (nader) te ontwikkelen:

Competentiegebied 1 (Interpersoonlijke competentie) Met bijzondere aandacht voor de volgende aspecten:

- effectief communiceren door het hanteren van verbale (bijv. volume, tempo, articulatie, melodie) en non-verbale technieken (bijv. mimiek, uiterlijk, lichaamshouding)

- beheersen en hanteren van vaardigheden als spreken, lezen, schrijven en rekenen- effectieve communicatie beheersen door bijv. te luisteren, samen te vatten en door te

vragen op zowel inhoud als betrekkingsniveau- persoonlijke betrokkenheid en enthousiasme tonen bij individuele leerlingen en groepen- professionele, persoonlijke relaties aangaan met alle actoren- herkennen en benoemen van gedragspatronen van individuele leerlingen en de groep en

maakt deze inzichtelijk voor de leerlingen- corrigeren van ongewenst gedrag en waarderen van gewenst gedrag- motiveren van zijn handelen in begrijpelijke taal aan leerlingen

Competentiegebied 2 (Pedagogisch competent)Met bijzondere aandacht voor de volgende aspecten:

- Aanbieden van een veilig klimaat waarin leerlingen en docenten elkaar respectvol behandelen- zorgen voor een leersituatie waarin leerlingen een eigen inbreng kunnen tonen- op systematische wijze de input van leerlingen in het onderwijsleerproces gebruiken- stimuleren van het bespreken van normen en waarden tussen leerlingen- leerlingen uitdagen om mee te denken over hun eigen ontwikkelings- en leerprocessen- rekening houden met verschillen tussen leerlingen in cultureel, sociaal en emotioneel opzicht- waar nodig actie ondernemen om het sociale klimaat in de groep te verbeteren- signaleren en benoemen van ontwikkelings- en gedragsproblemen bij leerlingen en zonodig

door verwijzen - uitvoeren van een in samenspraak vastgestelde aanpak bij ontwikkelings- en

gedragsproblemen verantwoorden van de pedagogische opvattingen en de gekozen aanpak

Competentiegebied 3 (Vakinhoudelijk en didactisch competent)Met bijzondere aandacht voor de volgende aspecten:



- Het ontwerpen, aanbieden, begeleiden en evalueren van de leerstof en het leerproces

Competentiegebied 7 Reflectie en ontwikkeling

Met bijzondere aandacht voor de volgende aspecten:- gericht op de feitelijke situaties de eigen kwaliteit en beperkingen beschrijven- aan weten te geven op welke punten de eigen competentie(ontwikkeling) verbeterd kan worden- zijn ontwikkeling afstemmen op het beleid van de school- flexibel en stressbestendig zijn: aanpassen aan veranderende omstandigheden en beschikken over

alternatieven- nieuwe ontwikkelingen op de voet volgen rond het vak en leraarschap

(indien van toepassing)3. Tot slot adviseren de assessoren:

de school een goede (vak)didactische begeleiding te geven de school de kandidaat een goede feedback te geven op de interpersoonlijke ,

pedagogische en (vak) didactische aspecten van haar lessen.

Plaats: Datum: Schagen 6 juni 2016Handtekening kandidaat:

Handtekening assessor 1:

Handtekening assessor 2:

HandtekeningCoördinator assessmentcentrumHvA:



Bijlage 1: Docentcompetenties en indicatoren

1. Interpersoonlijk competent

Bij interpersoonlijk competent gaat het om het leiden en begeleiden, stimuleren en confronteren van leerlingen en anderen. Hierdoor ontstaat er een klimaat waarin een open communicatie, een vriendelijk, coöperatieve sfeer van wederzijds vertrouwen en gezamenlijkheid ontstaat met alle actoren.

Dit kun je zien aan de volgende indicatoren:

De docent vo:1. communiceert effectief door het hanteren van verbale (bijv. volume, tempo, articulatie, melodie)

en non-verbale technieken (bijv. mimiek, uiterlijk, lichaamshouding)2. beheerst en hanteert vaardigheden als spreken, lezen, schrijven en rekenen3. bevordert effectieve communicatie door bijv. te luisteren, samen te vatten en door te vragen op

zowel inhoud als betrekkingsniveau4. toont persoonlijke betrokkenheid en enthousiasme bij individuele leerlingen en groepen5. gaat professionele, persoonlijke relaties aan met alle actoren6. herkent en benoemt gedragspatronen van individuele leerlingen en de groep en maakt deze

inzichtelijk voor de leerlingen7. corrigeert ongewenst gedrag en waardeert gewenst gedrag8. motiveert zijn handelen in begrijpelijke taal aan leerlingen

2. Pedagogisch competent

Bij pedagogisch competent gaat het om het welbevinden van leerlingen, het signaleren van ontwikkelings- en gedragsproblemen, het ontwerpen, uitvoeren en evalueren van een benadering om groepen en individuen te begeleiden. Hierdoor ontstaat er een veilige leeromgeving en ontwikkelen leerlingen zich tot zelfstandige en verantwoordelijke personen, waarbij de vragen “wie ben ik?” en “wat wil ik?” centraal staan.


De docent vo:1. biedt een veilig klimaat waarin leerlingen en docenten elkaar respectvol behandelen2. zorgt voor een leersituatie waarin leerlingen een eigen inbreng kunnen tonen3. gebruikt op systematische wijze de input van leerlingen in het onderwijsleerproces4. stimuleert het bespreken van normen en waarden tussen leerlingen5. daagt leerlingen uit om mee te denken over hun eigen ontwikkelings- en leerprocessen6. houdt rekening met verschillen tussen leerlingen in cultureel, sociaal en emotioneel opzicht7. onderneemt waar nodig actie om het sociale klimaat in de groep te verbeteren8. signaleert en benoemt ontwikkelings- en gedragsproblemen bij leerlingen en verwijst zo nodig

door9. voert in samenspraak een vastgestelde aanpak bij ontwikkelings- en gedrags-problemen uit.10. verantwoordt pedagogische opvattingen en de gekozen aanpak



3. Vakinhoudelijk en didactisch competent

Bij vakinhoudelijk en didactisch competent gaat het om ontwerpen, aanbieden, begeleiden, evalueren van leerprocessen binnen het vakdomein, en bijstellen van leeractiviteiten zodanig dat dit aansluit bij het niveau en de werkwijze van leerlingen. Hierdoor ontstaat er een krachtige leeromgeving voor alle leerlingen.

Dit kun je zien aan de volgende indicatoren: OntwerpenDe docent vo:1. zorgt voor betekenisvolle en toepassingsgerichte leeractiviteiten2. ontwerpt verschillende leertrajecten om tegemoet te komen aan verschillen tussen leerlingen3. ontwerpt zowel individuele als groepsactiviteiten4. ontwikkelt beoordelingsinstrumenten5. gebruikt schriftelijke, audiovisuele en digitale leermiddelen om leerdoelen te bereiken6. past bestaande leermiddelen zelf aan en breidt ze uit met eigen inbreng (vragen, suggesties,

voorbeelden).

AanbiedenDe docent vo:7. geeft een heldere opbouw in de leerstof aan8. maakt actief gebruik van voorkennis en sluit aan bij de belevingswereld van leerlingen9. hanteert verschillende werkvormen om tegemoet te komen aan verschillen tussen leerlingen

(de leerstijlen van leerlingen, niveau en wijze van werken)10. schakelt waar nodig tussen theorie en praktijk en combineert daarbij oog voor detail met

overzicht11. verwerkt actualiteit en praktijk in de onderwijsactiviteit

BegeleidenDe docent vo:12. stimuleert de leerling om zelf zijn leerproces vorm te geven13. ondersteunt de leerlingen in hun leerproces, door leervragen en -problemen te signaleren, te

benoemen en er op te reageren14. reflecteert systematisch het leerproces met de leerlingen op resultaten en bijbehorend

proces15. analyseert (vakspecifieke) leerproblemen en speelt adequaat daarop in met gerichte

opdrachten en/of vragen

VakdomeinDe docent vo:16. legt relaties tussen de leerinhouden van zijn vakdomein en die van verwante vakken17. staat boven de stof18. gebruikt huidige toepassingen van zijn vakgebied19. verantwoordt de functies van het vak in de ontwikkeling van de leerlingen

EvaluerenDe docent vo:20. evalueert het leerproces en de leerresultaten van leerlingen21. verantwoordt zijn vakdidactische opvattingen en de gekozen aanpak



4. Organisatorisch competent

Bij organisatorisch competent gaat het om het hanteren van concrete, functionele procedures en afspraken, het organiseren en faciliteren van het leren van leerlingen en het bewaken van de planning. Hierdoor ontstaat er een overzichtelijke, ordelijke en taakgerichte leeromgeving.


De docent vo:1. geeft duidelijk aan wat de inhoud, vorm, structuur en relevantie van de (onderwijs)activiteit is2. is consequent in het hanteren van regels en afspraken3. maakt afspraken over de taken van de leerlingen en geeft aan welke ondersteuning zij van de

leerkracht kunnen verwachten4. stelt prioriteiten en verdeelt de beschikbare tijd efficiënt, zowel voor zichzelf als voor de

leerlingen5. weet om te gaan met beperkte mogelijkheden van de leeromgeving, en beschikt bij knelpunten

over alternatieven6. bewaakt de planning samen met de leerlingen7. verantwoordt zijn opvattingen, aanpak van klassenmanagement en de organisatie van zijn

onderwijs

5. Competent in het samenwerken met collega’s

Bij het competent samenwerken met collega’s gaat het om het delen en gebruiken van informatie, het constructief bijdragen aan samenwerkingssituaties, het geven en ontvangen van collegiale consultatie zodat een harmonieuze werksfeer ontstaat. Zo kan een ieder een effectieve bijdrage leveren aan een goed pedagogisch, didactisch werkklimaat binnen de schoolorganisatie.


De docent vo:1. stelt teambelang boven eigenbelang2. vraagt hulp van en biedt hulp aan collega’s3. stelt eigen grenzen vast: is duidelijk over wat hij (niet) wil of kan4. neemt verantwoordelijkheid voor de taak (van anderen)5. werkt volgens de in de organisatie geldende afspraken, procedures en systemen zoals bijv.

leerlingvolgsysteem en kwaliteitszorg6. levert een bijdrage aan de ontwikkeling en verbetering van zijn school7. verantwoordt zijn opvattingen en werkwijze aangaande samenwerken met collega’s binnen de

schoolorganisatie



6. Competent in het samenwerken met de omgeving

Bij het competent samenwerken met de omgeving gaat het om het onderhouden van goede contacten met ouders of verzorgers, andere mensen en instellingen die te maken hebben met de zorg voor de leerlingen. Hierdoor wordt op een realistische en constructieve manier en in het belang van de leerlingen over hun ontwikkeling gesproken en worden eventuele problemen tijdig onderkend en opgelost.


De docent vo:1. hanteert relevante gespreksvaardigheden en -technieken (bijv. slecht nieuwsgesprek,

adviesgesprek)2. raadpleegt reeds aanwezige informatie, registreert nieuwe informatie en stelt anderen in de

gelegenheid hier gebruik van te maken3. geeft aan ouders en andere belanghebbenden in het belang van de leerling informatie en doet dit

met respect4. verantwoordt zijn professionele opvattingen, werkwijze en benadering aan ouders en andere

belanghebbenden en past in gezamenlijk overleg zo nodig zijn werk aan

7. Competent in reflectie en ontwikkeling

Bij reflectie en ontwikkeling gaat het om een duidelijk beeld te krijgen van de eigen professionele bekwaamheid en een planmatige bijstelling daarvan met gebruikmaking van actuele ontwikkelingen in het eigen beroep. Hierdoor ontwikkelt de docent zich steeds verder en ontstaat er een balans tussen tijd, kwaliteit en werk.


De docent vo:1. beschrijft gericht op de feitelijke situaties de eigen kwaliteit en beperkingen2. reflecteert systematisch op eigen gedrag en betrekt in zijn reflectie de feedback van anderen3. weet aan te geven op welke punten de eigen competentie(ontwikkeling) verbeterd kan worden4. werkt op een planmatige manier aan zijn eigen ontwikkeling5. stemt zijn ontwikkeling af op het beleid van de school6. is flexibel en stressbestendig: past zich aan veranderende omstandigheden aan en beschikt

over alternatieven7. volgt nieuwe ontwikkelingen rond zijn vak en docentschap op de voet8. staat open voor andere visies en ideeën en probeert die daadwerkelijk uit9. brengt onder woorden wat hij belangrijk vindt in zijn docentschap en van welke waarden,

normen en onderwijskundige opvattingen hij uitgaat


Extranet HvA Onderwijs en Opvoeding … · Web viewBij het competent samenwerken met de omgeving...

Documents

Transcript of Extranet HvA Onderwijs en Opvoeding … · Web viewBij het competent samenwerken met de omgeving...