Externe veiligheid in bestemmingsplannen Vroegtijdig samen ... · Oorzaken hiervoor zijn onder meer...

68
Externe veiligheid in bestemmingsplannen Vroegtijdig samen aan de slag

Transcript of Externe veiligheid in bestemmingsplannen Vroegtijdig samen ... · Oorzaken hiervoor zijn onder meer...

Externe veiligheid in bestemmingsplannenVroegtijdig samen aan de slag

2 Externe veiligheid in bestemmingsplannen

Inhoud

Samenvatting 3

1 Inleiding 51.1 Aanleiding 51.2 Doel 51.3 Achtergrond 51.4 Leeswijzer 6

2 Werkwijze 72.1 Inleiding 72.2 Afbakening 72.3 Toetsingskader 72.4 Getoetste onderdelen 82.5 Resultaat 8

3 Bevindingen 93.1 Volledigheid externe veiligheid in het (voor)ontwerp 93.1.1 Inventarisatie risicobronnen 93.1.2 Externe veiligheid in de toelichting 103.1.3 Externe veiligheid in de regels en op de verbeelding 113.1.4 Grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico 123.1.5 Verantwoording groepsrisico 133.1.6 Advies veiligheidsregio 143.1.7 Verwerking advies veiligheidsregio 153.2 Reacties gemeenten op tips en aanbevelingen 16

4 Conclusie 17

5 Aanbevelingen 18

Checklist beoordeling voorontwerpbestemmingsplannen 19

Bijlage 1: Verantwoording groepsrisico nader beschouwd 20

Bijlage 2: Praktijkvoorbeelden externe veiligheidsparagraaf 45

3 Externe veiligheid in bestemmingsplannen

SamenvattingUit eerder provinciaal onderzoek1 kwam naar voren dat externe veiligheid onvoldoende wordt meegewogen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Oorzaken hiervoor zijn onder meer de com-plexiteit van het thema en het ontbreken van een geborgde afstemming en samenwerking tussen de medewerker op het gebied van ruimtelijke ordening, de adviseur op het gebied van externe veiligheid en de veiligheidsregio.In navolging hierop heeft de provincie Noord-Brabant een vervolgproject uitgevoerd dat erop gericht was om in een vroeg stadium van het planproces de samenwerking en afstemming te organiseren tussen genoemde partijen.

Gedurende vijf maanden (mei - september 2016) heeft de provincie bestemmingsplannen van Brabantse gemeenten in de voorontwerpfase van het planproces bekeken. Van de in totaal 302 bestemmingsplannen waren er 80 relevant op het gebied van externe veiligheid. Deze 80 plan-nen zijn inhoudelijk beoordeeld, waarbij gebruik is gemaakt van de informatie op de risicokaart en ruimtelijkeplannen.nl. De bevindingen zijn middels een memo teruggekoppeld aan de betref-fende gemeenten. Dit bood hen de mogelijkheid om eventuele opmerkingen nog mee te nemen in de planprocedure. Gedurende het traject zijn alle goede praktijkvoorbeelden voor de externe veiligheidsparagraaf verzameld en gebundeld (bijlage 2: Praktijkvoorbeelden externe veiligheids-paragraaf).

Doel van het project is:• het creëren van bewustwording voor externe veiligheid bij gemeenten;• aansturen op een vroegtijdige samenwerking tussen ruimtelijke planvormers, adviseurs op het

gebied van externe veiligheid en de veiligheidsregio;• een (juridisch) goede borging van dit onderwerp in gemeentelijke

bestemmingsplanprocedures.

Bevindingen:Op basis van de beoordelingen van de 80 voorontwerpplannen is geconstateerd dat:• bij 58 plannen alle risicobronnen zijn geïnventariseerd;• bij 47 plannen externe veiligheid goed is uitgewerkt in de toelichting;• bij 33 plannen externe veiligheid moest worden verwerkt in de regels en op de verbeelding;

bij 25 van deze plannen is dit op een goede manier gedaan; • bij 54 plannen zichtbaar getoetst is aan het plaatsgebonden risico;• bij 19 plannen het groepsrisico is verantwoord;• bij 39 plannen advies is gevraagd aan de veiligheidsregio;• bij 16 plannen het advies van de veiligheidsregio verwerkt is in de plannen.

De bevindingen zijn per plan in de vorm van een memo teruggekoppeld aan de betreffende gemeente en (indien gewenst) besproken. Door nagenoeg alle gemeenten is gereageerd op de verstuurde memo’s, waarbij de meeste gemeenten de intentie hadden om de aanbevelingen te verwerken of deze al hadden verwerkt.

1 Onderzoek borging externe veiligheid in gemeentelijke bestemmingsplannen” (Provincie Noord-Brabant, 4 juli 2016)

4 Externe veiligheid in bestemmingsplannen

Aanbevelingen:• inventariseer de risicobronnen, vóórdat gestart wordt met het opstellen van een (voor)ontwerp-

plan en toets het plan aan de visie externe veiligheid en/of de structuurvisie van de betref-fende gemeente;

• laat de externe veiligheidsparagraaf opstellen door een deskundige op het gebied van ex-terne veiligheid;

• laat de medewerker ruimtelijke ordening en de medewerker externe veiligheid samen afstem-men hoe externe veiligheid kan worden verwerkt in het plan;

• vraag, nadat externe veiligheid compleet is uitgewerkt in het plan, advies aan de veiligheids-regio over de bereikbaarheid, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid en neem dit advies op in het bestemmingsplan;

• motiveer welke onderdelen van het advies van de veiligheidsregio worden meegenomen en geef daarbij aan op welke manier dit geborgd wordt;

• geef aan welke onderdelen van het advies van de veiligheidsregio niet worden meegenomen en motiveer waarom niet;

• neem het bestuur mee in de afwegingen die zijn gemaakt in het kader van de verantwoording van het groepsrisico en laat dit terugkomen in de toelichting of in het raadsbesluit.

Uit een analyse van de resultaten van de beoordeelde (voor)ontwerpplannen kan geconcludeerd worden dat er aandacht is voor het thema externe veiligheid; het komt in alle 80 bekeken plannen aan de orde. Op een aantal vlakken kan nog winst worden behaald. Gemeenten staan over het algemeen open voor aangereikte verbetervoorstellen en aanbevelingen.

Aanvullend onderzoekGedurende de looptijd het project is door het kernteam Brabant Veiliger de wens geuit om beter inzicht te krijgen in de mate waarin het groepsrisico is verantwoord in de bestemmingsplannen en welke bestuurlijke afweging daarbij is gemaakt. Deze wens is door de projectgroep gehonoreerd en meegenomen in het lopende project.

Het doel van dit aanvullende onderzoek is:• voor het kernteam Brabant Veiliger inzichtelijk maken welke (bestuurlijke) afwegingscriteria

gemeenten toepassen bij de verantwoording van het groepsrisico;• het creëren van bewustwording en meer aandacht bij gemeenten voor de verantwoording van

het groepsrisico.

Het resultaat van dit aanvullende onderzoek is opgenomen in bijlage 1: Verantwoording groepsri-sico nader beschouwd.

5 Externe veiligheid in bestemmingsplannen

1 Inleiding

1.1 AanleidingProvincie, gemeenten, omgevingsdiensten en veiligheidsregio’s dragen een gezamenlijke ver-antwoordelijkheid om de veiligheid in Brabant te waarborgen. Het is van belang dat bevoegd gezag aangeeft waarom zij, ondanks de risico’s, akkoord gaat met een ruimtelijke ontwikkeling en wat gedaan is om het risico zo laag mogelijk te houden. Uit een eerder onderzoek “Borging externe veiligheid in Brabantse bestemmingsplannen” van de afdeling Interbestuurlijk Toezicht van de provincie Noord-Brabant blijkt dat externe veiligheid onvoldoende wordt meegewogen in bestemmingsplannen. Hoewel het onderwerp EV in alle bestemmingsplannen aan de orde kwam, waaruit blijkt dat er zeker wel aandacht voor is, wordt de wet- en regelgeving lang niet altijd goed toegepast in de bestemmingsplannen. Met name de verantwoording van het groepsrisico komt niet of onvolledig aan de orde. Oorzaken hiervoor zijn onder meer de diversiteit aan besluiten en de complexiteit van de materie.

In bovengenoemd onderzoek zijn de volgende aanbevelingen opgenomen:• zorg voor een volledige inventarisatie van risicobronnen door een specialist op het gebied

van externe veiligheid;• zorg voor vroegtijdige afstemming en samenwerking tussen ruimtelijke planvormers en specia-

listen op het gebied van externe veiligheid en borg dit in het werkproces;• zorg voor vroegtijdige betrokkenheid van de Veiligheidsregio in het ruimtelijk

ordeningsproces;• zorg voor verwerking van het advies van de Veiligheidsregio in het bestemmingsplan;• zorg voor afweging en acceptatie van risico’s op bestuurlijk niveau.

Om samen met gemeenten te werken aan de aanbevelingen is dit project Samenwerken aan borging van externe veiligheid in bestemmingsplannen uitgevoerd.

1.2 DoelHet doel van het project is:• het creëren van bewustwording voor externe veiligheid bij gemeenten;• aansturen op een vroegtijdige samenwerking tussen ruimtelijke planvormers, adviseurs op het

gebied van externe veiligheid en de veiligheidsregio;• een (juridisch) goede borging van dit onderwerp in het gemeentelijk bestemmingsplanproces.Ook is het van belang dat het bevoegd gezag onderbouwt waarom zij ondanks de risico’s ak-koord gaat met een ruimtelijke ontwikkeling en wat er aan gedaan is om de risico’s tot een aan-vaardbaar minimum te beperken.

1.3 AchtergrondOp het gebied van externe veiligheid werkt de provincie al lange tijd samen met de gemeenten. Daarnaast heeft de provincie wettelijke taken en beleid op het terrein van externe veiligheid. In de periode 2006-2014 werkten provincie, gemeenten en veiligheidsregio’s samen in het programma Brabant Veiliger. Bij beëindiging van het effectieve en succesvolle programma is geconstateerd dat het van belang is dat de taken van provincie, gemeenten en veiligheidsregio’s blijvend op elkaar worden afgestemd. De provincie heeft het belang van samenwerking ook vastgelegd in haar ‘Risicobeleid externe veiligheid 2014-2018’, dat in mei 2014 door Provinciale Staten is vastgesteld. Met deze beleidsnota is verder ingezet op een andere manier van omgaan met risico’s. De aan-dacht is niet meer puur gericht op het minimaliseren van de kans op een ongeval met gevaarlijke

6 Externe veiligheid in bestemmingsplannen

stoffen, maar op een brede afweging van belangen en een bestuurlijke verantwoording van dit proces. Transparantie en duidelijke informatie richting burgers zorgt ervoor dat Brabanders weten waarom welke keuze is gemaakt, welke risico’s er in hun buurt spelen en welke handelingsper-spectieven zij hebben.

Voor de uitvoering van het risicobeleid heeft de provincie enkele wettelijke taken. Dit zijn onder meer activiteiten op het terrein van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Sinds 1 januari 2016 is de provincie bevoegd gezag geworden voor alle BRZO-bedrijven (Besluit risico’s zware ongevallen). Dat wil zeggen dat de provincie mede verantwoordelijk is voor de risico’s die hier uit voortkomen. Daarnaast zijn bepaalde activiteiten op het gebied van externe veiligheid gemeen-tegrens overstijgend, zoals het transport van gevaarlijke stoffen. De gemeente is bevoegd gezag voor de inrichting van de omgeving. Provincie en gemeenten hebben daarom een gedeelde verantwoordelijkheid. Het is van belang dat zij gezamenlijk en in samenspraak met de veiligheids-regio zorgdragen voor een veilige leefomgeving. Dit kan alleen als genoemde partijen al in een vroeg stadium worden betrokken bij het planproces van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling.

1.4 LeeswijzerIn hoofdstuk 2 wordt de gevolgde werkwijze toegelicht, waarbij aangegeven is welke toetsingska-ders gebruikt zijn en aan welke onderdelen getoetst is. Vervolgens zijn de bevindingen in hoofd-stuk 3 per toets-onderdeel uitgewerkt. Hierbij is aangegeven of en op welke wijze externe veilig-heid is meegenomen in de bekeken (voor)ontwerpbestemmingsplannen. Ook is in dit hoofdstuk aangegeven of en zo ja hoe de gemeenten gereageerd hebben op de memo’s met bevindingen. Tot slot volgen in de laatste twee hoofdstukken de conclusies en aanbevelingen. De aanbevelingen kunnen gebruikt worden bij het opstellen van toekomstige bestemmingsplannen, evenals de prak-tijkvoorbeelden uit bijlage 2.

7 Externe veiligheid in bestemmingsplannen

2 Werkwijze

2.1 InleidingOp basis van (voor)ontwerpplannen heeft de projectgroep een advies opgesteld aan de mede-werker ruimtelijke ordening en de medewerker externe veiligheid (RO- en EV medewerkers) van de betreffende gemeenten. Er is specifi ek voor gekozen om te reageren op (voor)ontwerpbestem-mingsplannen, omdat gemeenten dan nog de mogelijkheid hebben om eventuele omissies in het bestemmingsplan te herstellen. De keuze om te reageren op bestemmingsplannen in een erg vroeg stadium heeft wel als nadeel dat de plannen nog niet volledig (uitgewerkt) zijn.In voorliggende rapportage wordt aangegeven of er reactie van de gemeente is ontvangen en of de opmerkingen zijn verwerkt in het bestemmingsplan. Voor het bereiken van de doelstelling is dat het belangrijkste criterium.

2.2 AfbakeningGedurende vijf maanden (mei t/m september 2016) zijn (voor)ontwerp bestemmingsplannen van alle Brabantse gemeenten bekeken. Deze bestemmingsplannen zijn geselecteerd op basis van indiening in het kader van het zogenoemde vooroverleg met de provincie. Daarbij is in eerste instantie een quick scan uitgevoerd om te bepalen of het plan binnen het invloedsgebied van risicobronnen lag. Indien dit het geval was heeft vervolgens een inhoudelijke screening plaatsge-vonden (zie verder paragraaf 3.4).

Er zijn 302 bestemmingsplannen bekeken. Bij 222 plannen lagen de invloedsgebieden op grote afstand. Deze plannen zijn niet inhoudelijk beoordeeld. De overige 80 plannen zijn inhoudelijk beoordeeld en de bevindingen zijn per plan in de vorm van een memo teruggekoppeld aan de betreffende gemeenten.2

Voorafgaand aan de beoordelingen zijn de gemeenten met een brief op de hoogte gesteld van dit project.

2.3 ToetsingskaderIn de volgende wetten/besluiten zijn de wettelijke normen opgenomen waaraan moet worden getoetst:

• Wet ruimtelijke ordening• Besluit externe veiligheid inrichtingen• Besluit externe veiligheid buisleidingen• Besluit externe veiligheid transportroutes • Besluit algemene regels ruimtelijke ordening• Wet luchtvaart• Wet algemene bepalingen omgevingsrecht• Besluit omgevingsrecht

2 Indien enkel een (spoor)weg de risicobron was en het plangebied buiten de 200 meter van deze (spoor)weg lag, dan is het plan niet beoordeeld.

8 Externe veiligheid in bestemmingsplannen

2.4 Getoetste onderdelenDe toetsing heeft plaatsgevonden aan de hand van een checklist met 8 toetsonderdelen:

• zijn alle risicobronnen geïnventariseerd;• is externe veiligheid opgenomen in de toelichting;• is externe veiligheid opgenomen in de regels;• is externe veiligheid opgenomen op de verbeelding;• is getoetst aan de grens- en richtwaarden van het plaatsgebonden risico;• is het groepsrisico verantwoord;• is advies gevraagd aan de veiligheidsregio;• is dit advies meegenomen in de groepsrisicoverantwoording.

2.5 ResultaatHet resultaat van dit project beoogt een betere en vroegtijdige afstemming en samenwerking tus-sen de medewerker externe veiligheid, de medewerker ruimtelijke ordening en de veiligheidsregio.

Om dit resultaat te bereiken zijn 80 (concept)voorontwerpbestemmingsplannen beoordeeld. De bevindingen zijn per plan in de vorm van een memo teruggekoppeld aan de betreffende gemeen-te en (indien gewenst) besproken. Op basis van de aanbevelingen zijn de bestemmingsplannen aangepast. Voorts zijn tijdens de uitvoering tegengekomen goede praktijkvoorbeelden verzameld. Deze voorbeelden zijn gebundeld en opgenomen in bijlage 2.

9 Externe veiligheid in bestemmingsplannen

3 Bevindingen

Bijna iedere gemeente publiceert eerst een voorontwerpplan alvorens een ontwerpplan in pro-cedure te brengen. Met deze extra stap verzamelt de gemeente de reacties van de (wettelijk verplichte) adviseurs, bedrijven en burgers. Het voorontwerpplan is vaak nog niet volledig, maar maakt inzichtelijk wat de initiatiefnemer voornemens is om te gaan realiseren.

3.1 Volledigheid externe veiligheid in het (voor)ontwerpBinnen het project is bekeken of de diverse onderdelen die betrekking hebben op externe veilig-heid al zijn meegenomen in het (voor)ontwerpplan. In iedere paragraaf wordt aangegeven of dit het geval is.

3.1.1 Inventarisatie risicobronnenEen EV-toets begint met een inventarisatie van alle risicobronnen. Bij dit onderdeel is bekeken of alle risicobronnen al geïnventariseerd zijn in de (voor)ontwerpfase.

72%

28%

Zijn alle risicobronnen zichtbaargeïnventariseerd?

ja

nee

Figuur 1 Inventarisatie risicobronnen

10 Externe veiligheid in bestemmingsplannen

3.1.2 Externe veiligheid in de toelichtingIn de toelichting van elk bestemmingsplan is een paragraaf gewijd aan externe veiligheid (de EV-paragraaf). Hierin worden het beleidskader, de inventarisatie van risicobronnen en de toetsing aan de wettelijke normen beschreven en uitgewerkt. Bekeken is of externe veiligheid in de toelich-ting is meegenomen. Daarbij is gelet op benoeming van de juiste wetgeving met daarbij de juiste uitleg.

59%

14%

7%

5%

15%

Is EV goed uitgewerkt in de toelichting?

ja

oude wetgeving

niet alle wetgeving

groepsrisico niet juistbenaderd

nee

Figuur 2 Externe veiligheid in de toelichting

11 Externe veiligheid in bestemmingsplannen

3.1.3 Externe veiligheid in de regels en op de verbeeldingIn bepaalde gevallen is het wenselijk om risicovolle bedrijven, veiligheidscontouren en/of veilig-heidszones op de verbeelding van een bestemmingsplan vast te leggen en daarbij regels (ge-bruiksvoorschriften) op te nemen. Ook kan er voor gekozen worden om geen veiligheidszone op te nemen, maar in plaats daarvan objecten specifi ek te bestemmen. Maar het is niet altijd nodig/verplicht om externe veiligheid op te nemen in de regels en op de verbeelding. Voor dit onderdeel is aangegeven of in de gevallen dát gebruik is gemaakt van de mogelijkheid, dit op een goede manier gedaan is in het (voor)ontwerpplan.

31%

10%

59%

Is EV goed verwerkt in de regels en op deverbeelding?

ja

nee

nvt

Figuur 3 Externe veiligheid in de regels en op de verbeelding

12 Externe veiligheid in bestemmingsplannen

3.1.4 Grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risicoBij dit onderdeel is weergegeven in hoeverre bij het (voor)ontwerpplan zichtbaar getoetst is aan het plaatsgebonden risico (zowel aan de richtwaarde als aan de grenswaarde).

67%3%

30%

Is er zichtbaar getoetst aan hetplaatsgebonden risico?

ja

richtwaarde niet getoetst

nee

Figuur 4 Toets aan plaatsgebonden risico

13 Externe veiligheid in bestemmingsplannen

3.1.5 Verantwoording groepsrisicoBij elk bestemmingsplan dat binnen het invloedsgebied van een risicobron ligt moet een groepsrisi-coverantwoording worden uitgevoerd. Afhankelijk van de risicobron en de hoogte en/of toename van het groepsrisico moet een verantwoording uitgebreid of beperkt uitgewerkt worden. Bij het vaststellen van het bestemmingsplan moet het groepsrisico verantwoord worden geacht. Vaak is dit onderdeel nog niet uitgevoerd in het voorontwerpstadium. Hieronder is weergegeven of de verant-woording wel al heeft plaatsgevonden in het (voor)ontwerpplan.

24%

44%

29%

3%

Is het groepsrisico verantwoord?

ja

nee

gedeeltelijk

niet van toepassing

Figuur 5 Verantwoording groepsrisico

14 Externe veiligheid in bestemmingsplannen

3.1.6 Advies veiligheidsregioEen onderdeel van de groepsrisicoverantwoording is het vragen van advies aan de Veiligheidsre-gio. De veiligheidsregio adviseert over de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid. De gemeente verwerkt dit advies in de groepsrisicoverantwoording, waarbij zij motiveert wat er is gedaan met het advies van de veiligheidsregio. Veelal wordt het (voor)ontwerpplan voor advies naar de veiligheidsregio verzonden, waardoor bij het (voor)ontwerpplan nog geen volledige verantwoording van het groepsrisico kan worden uitgevoerd (het advies van de veiligheidsregio maakt hier immers onderdeel van uit). Aan de veiligheidsregio’s is gevraagd of zij van de bekeken plannen een adviesverzoek hebben ontvangen.

Hieronder is weergegeven of advies is gevraagd aan de veiligheidsregio tegelijkertijd met het indienen van het (voor)ontwerpplan bij de provincie (of binnen twee weken daarvan).

50%

22%

20%

4% 4%

Is er advies gevraagd aan deveiligheidsregio?

advies gevraagd

naar aanleiding van deopmerkingen advies gevraagd

geen advies gevraagd

oud advies

Figuur 6 Advies veiligheidsregio

15 Externe veiligheid in bestemmingsplannen

3.1.7 Verwerking advies veiligheidsregioZoals al aangegeven in de vorige paragraaf is bij een (voor)ontwerpplan het advies van de vei-ligheidsregio vaak nog niet aanwezig. Hierdoor heeft er ook nog geen verwerking van het advies in het (voor)ontwerpplan kunnen plaatsvinden. In onderstaande fi guur is weergegeven bij hoeveel (voor)ontwerpplannen al een verwerking van het advies van de veiligheidsregio heeft plaatsgevonden.

20%

50%

27%

3%

Is het advies van de veiligheidsregiomeegenomen?

ja

nee

nog niet

nvt

Figuur 7 Verwerking advies veiligheidsregio

16 Externe veiligheid in bestemmingsplannen

3.2 Reacties gemeenten op tips en aanbevelingenBij elk bekeken (voor)ontwerpplan is een memo opgesteld en naar de betreffende gemeente gestuurd. In de memo’s zijn tips en aanbevelingen gegeven, of is aangegeven dat het plan op het gebied van externe veiligheid goed uitgewerkt is. In deze paragraaf is aangegeven of de ge-meente heeft gereageerd en of de tips en aanbevelingen worden meegenomen in het ontwerp- of defi nitieve plan.

Diverse gemeenten hebben direct gereageerd op de tips en aanbevelingen. Gemeenten waarvan geen reactie kwam zijn benaderd en alsnog gevraagd om een reactie. Bekeken is of gemeenten in hun reactie hebben aangegeven in hoeverre zij de tips en aanbevelingen hebben verwerkt in het plan. Daarnaast is nagegaan of er al sprake was van een ontwerp- of defi nitief plan.

21%

59%

10%

7%

3%

(Hoe) heeft de gemeente op het adviesgereageerd?

verwerkt

de intentie om ons advies meete nemen (deels verwerkt)

geen actie nodig

nemen advies niet mee

geen reactie

Figuur 8 Reacties gemeenten op tips en aanbevelingen

17 Externe veiligheid in bestemmingsplannen

4 Conclusie

De belangrijkste doelen van voorliggend project zijn: het creëren van bewustwording, aandacht voor externe veiligheid bij gemeenten en een goede borging van dit thema in het gemeentelijke bestemmingsplanproces. Door nagenoeg alle gemeenten is gereageerd op de verstuurde memo’s over de (voor)ontwerpbestemmingsplannen. De meeste gemeenten hebben de intentie om de aanbevelingen te verwerken of hebben deze al verwerkt. Daarbij geven de gemeenten veelal aan hiervoor een specialist externe veiligheid in te schakelen, waardoor er weinig behoefte was aan een nadere toelichting op de memo’s. Een enkele gemeente lukte het niet om de aanbevelingen nog te verwerken, omdat het betreffende plan al in een te ver gevorderd stadium was.

Bij het aanbieden van de memo’s aan de gemeenten is benadrukt dat het project los staat van de vooroverlegreactie van de provincie (toetsing aan de Verordening ruimte). Opvallend is dat meerdere gemeenten de memo’s met aandachtspunten vanuit externe veiligheid toch beschouw-den als een vooroverlegreactie in het kader van het bestemmingsplan. Enkele gemeenten waren in de veronderstelling dat de provincie in het kader van het vooroverleg altijd naar het aspect externe veiligheid kijkt. Extra uitleg was nodig om te verduidelijken dat de toets in het kader van dit project los staat van de provinciale planologische toets aan de Verordening ruimte.

Uit de resultaten van het onderzoek komt naar voren dat:• bij 58 plannen alle risicobronnen zijn geïnventariseerd;• bij 47 plannen externe veiligheid goed is uitgewerkt in de toelichting;• bij 33 plannen externe veiligheid moest worden verwerkt in de regels en verbeelding.

Bij 25 van deze plannen is het goed verwerkt; • bij 54 plannen zichtbaar getoetst is aan het plaatsgebonden risico;• bij 19 plannen het groepsrisico is verantwoord;• bij 39 plannen advies is gevraagd aan de veiligheidsregio;• bij 16 plannen het advies van de veiligheidsregio verwerkt is in de plannen.

Geconcludeerd kan worden dat in de (voor)ontwerpbestemmingsplannen met name de verant-woording van het groepsrisico nog niet goed geregeld is. Onderdeel hiervan is het inwinnen en verwerken van het verplichte advies van de veiligheidsregio. Op grond van de wet- en regelge-ving voor externe veiligheid moet vóór vaststelling van het plan advies worden gevraagd aan de veiligheidsregio. Aangezien de voorontwerpfase van een planproces wordt gebruikt om in overleg te treden met de diverse (vooroverleg)partners is het verklaarbaar dat in veel gevallen nog geen advies gevraagd was aan de veiligheidsregio. Naar aanleiding van de memo’s is in 22% van de gevallen (waarbij nog geen advies was gevraagd) alsnog advies gevraagd aan de veiligheidsre-gio.

Op basis van de bevindingen kan worden geconstateerd dat als gevolg van het eerdere onder-zoek bij gemeenten meer aandacht is (gecreëerd) voor externe veiligheid in bestemmingsplannen. Hierbij moet worden vermeld dat het aantal plannen waarbij externe veiligheid vanaf het begin van het planproces op een goede manier wordt meegenomen laag is. Aangezien het hier gaat over risico’s vanwege gevaarlijke stoffen is hier nog winst te behalen.

18 Externe veiligheid in bestemmingsplannen

5 Aanbevelingen

Voordat het (voor)ontwerpplan wordt opgesteld moet de haalbaarheid van het plan worden ge-toetst. Het is van belang dat er vooraf inzicht is in mogelijke belemmeringen. Een inventarisatie van de risicobronnen is dan de eerste stap. Hierbij is het van belang dat de gemeente de risicobron-nen in beeld heeft met de daarbij behorende aan te houden afstanden. Ook dient elke ontwikke-ling vooraf getoetst te worden aan de gemeentelijke visie (visie externe veiligheid en/of structuur-visie). Indien de ontwikkeling niet past binnen de visie kan deze vooraf worden voorgelegd aan het bestuur. Ook is het aan te raden om in dergelijke situaties de ontwikkeling te bespreken met de veiligheidsregio. Zij kunnen aangeven of een ontwikkeling nadelig is of problemen geeft voor de bereikbaarheid, bestrijdbaarheid of de zelfredzaamheid.

Na de inventarisatie kan gestart worden met het opstellen van een (voor)ontwerpplan. Door de EV-paragraaf op te laten stellen door een deskundige op het gebied van EV wordt voorkomen dat verouderde regelgeving of een onjuiste vertaling van de regelgeving in de EV-paragraaf beland. Ook kan de deskundige meteen een aanzet doen voor de verantwoording van het groepsrisico. Nadat de EV-paragraaf is opgesteld is het van belang dat de deskundige in overleg treedt met de opsteller van de planregels en verbeelding. Samen zorgen zij ervoor dat, daar waar nodig, voorwaarden worden opgenomen in het voorontwerpplan. Wanneer dit gedaan is kan het voor-ontwerpplan voor advies worden aangeboden aan de veiligheidsregio. In de toelichting moet terugkomen op welke wijze het advies van de veiligheidsregio verwerkt is in het bestemmingsplan. Uiteindelijk dient het bevoegd gezag de (rest)risico’s te verantwoorden. Het voorgaande is kort samengevat in onderstaand stappenplan.

Verantwoord groepsrisico (restrisico)

Verwerk advies veiligheidsregio

Stuur voorontwerpplan aan veiligheidsregio

Bekijk met RO regels en verbeelding

Aanzet voor verantwoording groepsrisico

Toets plan aan plaatsgebonden risico

Toets plan aan visie EV of structuurvisie gemeente

19 Externe veiligheid in bestemmingsplannen

Checklist beoordeling voorontwerpbestemmingsplannen

Checklist toets plan

• Gemeente• Plannaam• Planstatus en datum• Conserverend of ontwikkeling?

Alle risicobronnen geïnventariseerd?

Is externe veiligheid opgenomen in de toelichting?

Is externe veiligheid opgenomen in de regels?

• Begrippen, Bevi uitgesloten, afwijking Bevi, regels bij zones

Is externe veiligheid opgenomen op de verbeelding?

• Belemmeringenstrook buisleiding, PR-contour, invloedsgebied, plasbrandaandachtsgebied, Bevi-gebieden

Is getoetst aan de grens- en richtwaarden van het plaatsgebonden risico?

• Wordt voldaan aan grenswaarde?• Is het afwijken van de richtwaarde gemotiveerd?

Is het groepsrisico verantwoord?

• De aanwezige en te verwachten dichtheid van personen binnen het invloedsgebied• De hoogte van het groepsrisico en de bijdrage van het besluit aan het groepsrisico• Maatregelen aan de risicobron ter beperking van het groepsrisico (door veroorzaker van

risico, in het kader van het besluit, die het bevoegd gezag voornemens is om te nemen, die genomen worden in de nabije toekomst )

• De voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico

• Mogelijkheden voor hulpverleningsdiensten (bestrijdbaarheid en beperking omvang)• Mogelijkheden voor zelfredzaamheid

Is advies gevraagd aan de veiligheidsregio?

Is dit advies meegenomen in de groepsrisicoverantwoording?

• Planologische maatregelen• Bouwkundige maatregelen• Organisatorische maatregelen

Is het groepsrisico bestuurlijk verantwoord?

• In het raadsbesluit / In de toelichting / Is er een verwijzing naar de Beleidsvisie EV opge-nomen?

Verantwoording groepsrisico nader beschouwdBijlage 1

2 Verantwoording groepsrisico nader beschouwd

Inhoud

B.1 Inleiding 31.1 Aanleiding 31.2 Doel 31.3 Leeswijzer 3

B.2 Werkwijze 42.1 Inleiding 42.2 Toetsingskader 42.3 Getoetste onderdelen 42.4 Resultaat 5

B.3 Bevindingen 63.1 Veiligheid in een visie 63.2 Gebiedsgericht beleid in relatie tot de verantwoordingsplicht 83.3 Uitgebreide versus beperkte verantwoording 103.4 Hoogte groepsrisico 123.5 Maatregelen om het groepsrisico te beperken 143.6 Locatiekeuze en maatregelen 163.7 Bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid 183.8 Advies veiligheidsregio 203.9 Verwerking advies veiligheidsregio 20

B.4 Conclusies 21

B.5 Aanbevelingen 225.1 Locatiekeuze en kaders groepsrisico 225.2 Bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid 225.3 Hoogte groepsrisico 22

Checklist verbetering verantwoording groepsrisico 24

3 Verantwoording groepsrisico nader beschouwd

B.1 Inleiding

1.1 AanleidingBij een ruimtelijke ontwikkeling heb je bijna altijd te maken met risico’s als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Het vakgebied dat zich daarmee bezig houdt is externe veiligheid (hierna EV). In een bestemmingsplan moet de gemeente onder andere aangeven hoe zij bij ruimtelijke ontwikkelingen zorgt voor veiligheid en hoe zij omgaat met risicobronnen. Het afgelopen jaar is het project Samenwerken aan borging van externe veiligheid in bestemmingsplannen uitgevoerd. In het hoofdrapport Externe veiligheid in bestemmingsplannen, vroegtijdig samen aan de slag zijn de resultaten van dit onderzoek opgenomen.

Gedurende de looptijd van bovengenoemd project is door het kernteam Brabant Veiliger de wens geuit om beter inzicht te krijgen in de mate waarin het groepsrisico is verantwoord in de bestem-mingsplannen en welke bestuurlijke afweging daarbij is gemaakt. Deze wens is door de project-groep gehonoreerd en meegenomen in het lopende project. Het resultaat van dit aanvullende onderzoek wordt in de voorliggende bijlage gepresenteerd.

1.2 DoelHet doel van dit aanvullende onderzoek is:

• voor het kernteam Brabant Veiliger inzichtelijk maken welke (bestuurlijke) afwegingscriteria gemeenten toepassen bij de verantwoording van het groepsrisico;

• het creëren van bewustwording en meer aandacht bij gemeenten voor de verantwoording van het groepsrisico.

1.3 LeeswijzerIn hoofdstuk 2 wordt de gevolgde werkwijze toegelicht, waarbij aangegeven is welke toetsingska-ders gebruikt zijn en aan welke onderdelen getoetst is. Vervolgens zijn de bevindingen uitgewerkt in hoofdstuk 3. Hierbij is aangegeven of en zo ja hoe de verantwoording van het groepsrisico is meegenomen in de bekeken (voor)ontwerpbestemmingsplannen. Tot slot volgen in het laatste hoofdstuk de conclusies en aanbevelingen.

4 Verantwoording groepsrisico nader beschouwd

B.2 Werkwijze

2.1 InleidingDit project is een aanvulling op het project Samenwerken aan borging van externe veiligheid in bestemmingsplannen. In dat project zijn in totaal 80 EV-relevante (voor)ontwerpbestemmingsplan-nen beoordeeld. Dezelfde plannen zijn aan de hand van een aanvullende checklist (opgenomen achterin in dit rapport) nader bekeken op het onderdeel groepsrisicoverantwoording en op de doorwerking van het gemeentelijk externe veiligheidsbeleid. De resultaten worden gepresenteerd in hoofdstuk 3 Bevindingen.

2.2 ToetsingskaderVoor de verantwoording van het groepsrisico moet er getoetst worden aan de volgende besluiten:

• Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)• Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)• Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt)

2.3 Getoetste onderdelenIn het kader van de verantwoording van het groepsrisico zijn de onderstaande onderdelen beke-ken (gebaseerd op art. 13 van het Bevi)

1. De te verwachten dichtheid van personen binnen het invloedsgebied (nieuw en oud).

2. De hoogte van het groepsrisico (nieuw en oud).3. Indien mogelijk de maatregelen ter beperking van het groepsrisico aan de bron

door de inrichtinghouder/ transporteur/ exploitant.4. Indien mogelijk de maatregelen ter beperking van het groepsrisico in het plan.5. De voorschriften die het bevoegd gezag voornemens is te verbinden aan de inrich-

ting om het groepsrisico te beperken.6. De voor en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met

een lager groepsrisico.7. De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het

groepsrisico in de toekomst.8. De mogelijkheden tot voorbereiden van bestrijding en beperking van de omvang

van een ramp.9. De mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen.

Niet altijd zijn alle hierboven genoemde onderdelen van de verantwoording van het groepsrisico van toepassing. In het Bevb en het Bevt wordt onderscheid gemaakt tussen een zogenoemde ‘beperkte’ en ‘uitgebreide’ verantwoording. Indien sprake is van een beperkte verantwoording is alleen naar de onderstaande onderdelen gekeken.

1. De te verwachten dichtheid van personen binnen het invloedsgebied (nieuw en oud).

2. De hoogte van het groepsrisico (nieuw en oud).8. De mogelijkheden tot voorbereiden van bestrijding en beperking van de omvang

van een ramp.9. De mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen.

5 Verantwoording groepsrisico nader beschouwd

Naast de verantwoordingsvereisten op grond van wetgeving, is voor de bestuurlijke afweging ge-keken naar gemeentelijke visies en/of beleid waarin ambities ten aanzien van EV zijn vastgelegd. De aanwezigheid van een dergelijke visie en/of beleid kan de verantwoording van het groepsri-sico vereenvoudigen. Of een visie en/of beleid geschikt is als afwegingskader voor de verantwoor-ding van het groepsrisico wordt beoordeeld aan de hand van de onderstaande criteria.

• Is binnen de gemeente een visie opgesteld, waarbij ontwikkelgebieden zijn benoemd?• Is EV hierbij meegenomen?• Voldoet het bestemmingsplan aan de visie?

Zo nee; is er een afweging gemaakt op het gebied van EV? • Hoe is de afweging gemaakt?

Zo ja; welke afwegingscriteria waren er aan de orde (EV ten opzichte van welke an-dere belangen)?

• Is het bestuur hierbij betrokken?

2.4 ResultaatMet behulp van dit project krijgen we beter in zicht in de mate waarin het groepsrisico op een juiste manier is verantwoord en welke bestuurlijke afweging daarbij is gemaakt.

6 Verantwoording groepsrisico nader beschouwd

B.3 BevindingenIn dit hoofdstuk worden de bevindingen ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico gepresenteerd. Daarbij wordt eerst ingezoomd op gemeentelijke externe veiligheidsambities en de daarin (eventueel) aanwezige aanknopingspunten voor de invulling van de verantwoordingsplicht van het groepsrisico.

3.1 Veiligheid in een visieGemeenten en provincies kunnen vastleggen hoe zij hun beschikbare beleidsvrijheid rond de omgang met risico’s van EV wensen in te vullen. Een beleidsvisie EV is het meest voorkomende document om de gemaakte keuzes in op te nemen. Maar het volstaat niet om ambities alleen in een visiedocument op te nemen. Gemaakte keuzes vragen om toepassing in de praktijk. Vooral in de ruimtelijke planvorming komen de gemaakte beleidskeuzes het beste tot hun recht. Naast door-werking in bestemmingsplannen, is het ook belangrijk dat EV een rol speelt op het niveau van de ruimtelijke structuurvisie. In de ruimtelijke structuurvisie geeft het bevoegd gezag bijvoorbeeld aan waar gebouwd mag worden, waar de natuur behouden blijft en waar de economische structuur versterkt moet worden. Bij het bepalen van die ruimtelijke strategie dient men zich te buigen over de vraag waar risico’s van EV juist wel of juist niet toegestaan zijn. Deze vroege doorwerking van externe veiligheidsambities helpt ruimtelijke ordenaars en stedenbouwkundigen aan uitgangspun-ten bij het ontwerpen van een veilige leefomgeving.

Een ander – niet minder belangrijk – voordeel van een vroege doorwerking van externe veilig-heidsambities in de ruimtelijke planvorming, is gelegen in de verantwoording van het groepsrisico. Voor elk ruimtelijk ordeningsbesluit binnen het invloedsgebied van een risicobron dient deze wettelijke verantwoordingsplicht te worden ingevuld. Met een beleidsvisie kan de invulling van de verantwoordingsplicht worden gestroomlijnd en worden ad-hoc besluiten vermeden. Dit betekent eenduidigheid in beleid en kostenbesparing op termijn.

7 Verantwoording groepsrisico nader beschouwd

Bij 66 van de 80 bekeken plannen is sprake van een visie waarin externe veiligheidsambities zijn verwerkt. Het grootste deel van de externe veiligheidsambities is vastgelegd in een beleidsvisie EV (54 plannen). Enkele gemeenten kiezen ervoor om de ambities in hun structuurvisie vast te leggen (12 plannen).

68%

15%

17%

Is er een visie?

Visie externe veiligheid

Structuurvisie

Niet aangetroffen

Figuur 1 Visie EV/structuurvisie

Van de gemeentelijke plannen waarbij een visie op EV aanwezig is (66 plannen), is in 70% procent van de gevallen ook daadwerkelijk getoetst aan die visie. Dit betekent dat dit in ruim een kwart van de gevallen wordt nagelaten. Het gevolg hiervan is dat niet bekend is of een ruimtelijk plan past in de gemeentelijke visie op EV en dat er bij de verantwoording van het groepsrisico niet verwezen wordt naar de visie op EV.

70%

30%

Is er getoetst aan de visie?

Ja

Nee

Figuur 2 Toetsing aan visie

8 Verantwoording groepsrisico nader beschouwd

3.2 Gebiedsgericht beleid in relatie tot de verantwoordingsplicht De vraag waar risico’s van EV juist wel en juist niet zijn toegestaan moet in samenhang met andere leefomgevingsaspecten worden bekeken. Grootschalige woningbouw in de nabijheid van het spoor kan voordelen hebben voor bijvoorbeeld het gebruik van het openbaar vervoer, maar de nadelen zijn bijvoorbeeld geluidshinder en veiligheid. De integrale afweging van deze voor- en nadelen van ontwikkelingen dient bij voorkeur al in de structuurvisie te worden gemaakt. Zodra deze afweging duidelijk is, kan deze worden gebruikt voor de onderstaande onderdelen van de verantwoordingsplicht van het groepsrisico.

1. De voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico.

2. De mogelijkheden tot voorbereiden van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp.

3. De mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen.

Bij inrichtingen en buisleidingen wordt ook gekeken naar de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico van de toekomst. Voor de voor- en nadelen van andere ruimtelijke ontwikkelingen kan worden verwezen naar de visie. Immers, de voor- en nade-len zijn dan al in een eerder stadium bekeken. Ook kan in de structuurvisie op een grootschaligere manier worden gekeken naar maatregelen die de leefomgeving in de toekomst veiliger maken. Denk bijvoorbeeld aan het verplaatsen van een brandweerkazerne in verband met de bereikbaar-heid, het realiseren van blusvijvers ter verhoging van de bestrijdbaarheid of de ambitie om risico-bronnen te saneren (opheffen risicovol bedrijf of het verleggen van buisleidingen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, etc.). Bij de groepsrisicoverantwoording van een ontwikkeling kan in dat geval voor onderdeel ook hiernaar worden verwezen.

Daarnaast kan in de visie locatiebeleid voor kwetsbare groepen personen worden gevoerd. Zijn het personen die zichzelf in veiligheid kunnen brengen of hebben zij extra hulp nodig? Alvorens een ontwikkeling op een bepaalde locatie mogelijk wordt gemaakt, zou hierover duidelijkheid moeten zijn. Als hierover al in een vroeg stadium is nagedacht (en vastgelegd in een structuurvisie of beleidsvisie EV) hoeven niet alle stappen van de groepsrisicoverantwoording te worden doorlo-pen. Een verwijzing naar de visie volstaat in dat geval (zie artikel 13, lid 4 Bevi). Naast bestem-mingsplannen kan ook bij andere ruimtelijke besluiten voor deze onderdelen verwezen worden naar de visie. Als de visie bovengenoemde onderdelen bevat, wordt ad-hoc verantwoording achteraf voorkomen. In het onderzoek is bekeken of de visies van de gemeente deze onderdelen bevatten en of het plan ook getoetst is aan deze visies.

9 Verantwoording groepsrisico nader beschouwd

Van de bekeken plannen waarbij een visie op EV aanwezig is (66 plannen), is bekeken in hoe-verre hierin gebiedsgerichte keuzes zijn gemaakt.

82%

18%

Is de visie gebiedsgericht?

Ja

Nee

Figuur 3 Gebiedsgerichte visie

Van de plannen waarbij een visie op EV aanwezig is (66 plannen), is bekeken in hoeverre er hierin uitspraken zijn gedaan over het groepsrisico.

32%

68%

Is het groepsrisico meegenomen in de visie?

Ja

Nee

Figuur 4 Groepsrisico in de visie

10 Verantwoording groepsrisico nader beschouwd

3.3 Uitgebreide versus beperkte verantwoording

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)De onderdelen van de groepsrisicoverantwoording die zijn behandeld in de vorige paragraaf maken alle vier onderdeel uit van de verantwoordingsplicht voor risicovolle inrichtingen (Bevi).

In het Bevi wordt onder de verantwoording van het groepsrisico verstaan:1. De te verwachten dichtheid van personen binnen het invloedsgebied (nieuw en

oud)2. De hoogte van het groepsrisico (nieuw en oud)3. Indien mogelijk de maatregelen ter beperking van het groepsrisico aan de bron

door de inrichtinghouder/ transporteur/ exploitant4. Indien mogelijk de maatregelen ter beperking van het groepsrisico in het plan5. De voorschriften die het bevoegd gezag voornemens is te verbinden aan de inrich-

ting om het groepsrisico te beperken6. De voor en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met

een lager groepsrisico7. De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groeps-

risico in de toekomst8. De mogelijkheden tot voorbereiden van bestrijding en beperking van de omvang

van een ramp9. De mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen

Elk plan binnen het invloedsgebied van een Bevi-bedrijf dient volledig te worden verantwoord aan de hand van bovenstaande punten. Van de 80 bekeken plannen liggen er 27 binnen het invloeds-gebied van een inrichting.

Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt)Wanneer echter het Bevt van toepassing is, wordt er onderscheid gemaakt tussen een beperkte verantwoording van het groepsrisico en een uitgebreide verantwoording.

Onder de uitgebreide verantwoording van het groepsrisico wordt verstaan dat inzicht wordt gegeven in de volgende onderdelen.

1. De te verwachten dichtheid van personen binnen het invloedsgebied (nieuw en oud).

2. De hoogte van het groepsrisico (nieuw en oud).3. Indien mogelijk de maatregelen ter beperking van het groepsrisico aan de bron

door de inrichtinghouder/ transporteur/ exploitant.4. Indien mogelijk de maatregelen ter beperking van het groepsrisico in het plan.5. De voorschriften die het bevoegd gezag voornemens is te verbinden aan de inrich-

ting om het groepsrisico te beperken.6. De voor en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met

een lager groepsrisico.7. De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groeps-

risico in de toekomst.8. De mogelijkheden tot voorbereiden van bestrijding en beperking van de omvang

van een ramp.9. De mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen.

11 Verantwoording groepsrisico nader beschouwd

Bij een beperkte verantwoording van het groepsrisico hoeft enkel te worden ingegaan op de punten 1, 2, 8 en 9, waarbij punt 1 en 2 kwalitatief kunnen worden onderbouwd. Zowel bij de beperkte als bij de uitgebreide verantwoording dient de veiligheidsregio in de gelegenheid te worden gesteld om advies uit te brengen.

Van een beperkte verantwoording is alleen sprake als:• het plangebied buiten de 200 meter van de transportroute ligt of;• het groepsrisico niet hoger is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde of;• het groepsrisico niet meer dan 10% toeneemt bij een groepsrisico dat de oriëntatiewaarde

niet overschrijdt.

Van de 80 bekeken plannen liggen er 62 binnen de 200 meterzone van een transportroute.

Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)Ook in het Bevb wordt onderscheid gemaakt tussen een beperkte en uitgebreide verantwoording van het groepsrisico.

Evenals bij het Besluit externe veiligheid transportroutes wordt onder de uitgebreide verantwoor-ding van het groepsrisico verstaan dat inzicht wordt gegeven in onderstaande onderdelen.

1. De te verwachten dichtheid van personen binnen het invloedsgebied (nieuw en oud).

2. De hoogte van het groepsrisico (nieuw en oud).3. Indien mogelijk de maatregelen ter beperking van het groepsrisico aan de bron

door de inrichtinghouder/ transporteur/ exploitant.4. Indien mogelijk de maatregelen ter beperking van het groepsrisico in het plan.5. De voorschriften die het bevoegd gezag voornemens is te verbinden aan de inrich-

ting om het groepsrisico te beperken.6. De voor en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met

een lager groepsrisico.7. De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groeps-

risico in de toekomst.8. De mogelijkheden tot voorbereiden van bestrijding en beperking van de omvang

van een ramp.9. De mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen.

Ook hoeft bij een beperkte verantwoording van het groepsrisico enkel te worden ingegaan op de punten 1, 2, 8 en 9. Zowel bij de beperkte als bij de uitgebreide verantwoording dient de veilig-heidsregio in de gelegenheid te worden gesteld om advies uit te brengen.

Van een beperkte verantwoording is alleen sprake als:• het plangebied buiten de 100% letaliteitscontour ligt (of bij toxische stoffen waarbij het

plaatsgebonden risico kleiner is dan 10-8 per jaar) of;• het groepsrisico niet hoger is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde of;• de toename van het groepsrisico minder dan 10% bedraagt en het groepsrisico dat ten

hoogste de oriëntatiewaarde bedraagt.

Van de 80 bekeken plannen liggen er 41 binnen het invloedsgebied van een buisleiding.

12 Verantwoording groepsrisico nader beschouwd

3.4 Hoogte groepsrisicoOp basis van het Bevi, het Bevt en het Bevb dient altijd inzicht te worden gegeven in de populatie-dichtheid en het groepsrisico. In het kader van het Bevi dient het groepsrisico zowel in de huidige als in de toekomstige situatie te worden berekend. Voor het Bevt en het Bevb geldt dat bij een uitgebreide verantwoording het groepsrisico moet worden berekend en bij een beperkte verant-woording het groepsrisico kwalitatief kan worden beschouwd. Binnen het invloedsgebied van een risicobron dient daarom altijd te worden ingegaan op de personendichtheid en de hoogte van het groepsrisico. Navolgend zijn de resultaten van de bekeken plannen per risicobron weergegeven.Bij de ligging van het plangebied binnen het invloedsgebied van een inrichting (27 plannen) is bij de bekeken plannen in meer dan de helft van de gevallen ingegaan op de populatiedichtheid en de hoogte van het groepsrisico. Bij 48% van de plannen is nog niet ingegaan op de populatie-dichtheid en de hoogte van het groepsrisico.

52%

48%

Is ingegaan op de hoogte groepsrisico inrichtingen?

Ja

Nee

Figuur 5 Hoogte groepsrisico inrichtingen

13 Verantwoording groepsrisico nader beschouwd

Bij de ligging van het plangebied binnen het invloedsgebied van transportassen (62 plannen) is in 60% van de bekeken plannen ingegaan op de populatiedichtheid en de hoogte van het groeps-risico. Bij 40% van de plannen is niet ingegaan op de populatiedichtheid en de hoogte van het groepsrisico.

52%

48%

Is ingegaan op de hoogte groepsrisico inrichtingen?

Ja

Nee

Figuur 6 Hoogte groepsrisico transportroutes

Bij de ligging van het plangebied binnen het invloedsgebied van buisleidingen (41 plannen) is bij 61% van de bekeken plannen ingaan op de populatiedichtheid en de hoogte van het groepsrisico. In 39% van de gevallen is niet ingegaan op de populatiedichtheid en de hoogte van het groepsri-sico.

61%

39%

Is ingegaan op de hoogte groepsrisico buisleidingen?

Ja

Nee

Figuur 7 Hoogte groepsrisico buisleidingen

14 Verantwoording groepsrisico nader beschouwd

3.5 Maatregelen om het groepsrisico te beperkenBij de ligging binnen het invloedsgebied van een inrichting (27 plannen) is in 19% van de bekeken plannen ingegaan op maatregelen ter beperking van het groepsrisico die worden toegepast door degene die de inrichting drijft. Ook is ingegaan op de mogelijkheden en de voorgenomen maatre-gelen ter beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst en de maatregelen die in het besluit ter opgenomen. Bij 81% van de plannen is niet ingegaan op maatregelen ter beperking van het groepsrisico.

19%

81%

Is ingegaan op de maatregelen beperking groepsrisico inrichtingen?

Ja

Nee

Figuur 8 Maatregelen beperking groepsrisico inrichtingen

Van de bekeken plannen waar sprake is van een uitgebreide verantwoording (4 plannen) is bij 1 plan wel ingegaan op maatregelen ter beperking van het groepsrisico en bij 3 plannen niet.

25%

75%

Is ingegaan op de maatregelen beperking groepsrisico transportroutes?

Ja

Nee

Figuur 9 Maatregelen beperking groepsrisico transportroutes

15 Verantwoording groepsrisico nader beschouwd

Van de bekeken plannen waar sprake is van een uitgebreide verantwoording (4 plannen) is bij 2 plannen wel ingegaan op maatregelen ter beperking van het groepsrisico en bij 2 plannen niet.

50% 50%

Is ingegaan op de maatregelen beperking groepsrisico buisleidingen?

Ja

Nee

Figuur 10 Maatregelen beperking groepsrisico buisleidingen

16 Verantwoording groepsrisico nader beschouwd

3.6 Locatiekeuze en maatregelenBij de ligging binnen het invloedsgebied van een inrichting (27 plannen), is bij 22% van de beke-ken plannen ingegaan op de voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwik-kelingen met een lager groepsrisico en op maatregelen ter beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst. In 78% van de gevallen is hier niet op ingegaan.

22%

78%

Is ingegaan op voor- en nadelen binnen invloedsgebied inrichtingen?

Ja

Nee

Figuur 11 Voor- en nadelen van het plan binnen invloedsgebied inrichtingen

Van de bekeken plannen waar sprake is van een uitgebreide verantwoording (4 plannen) is bij 2 plannen wel ingegaan op de locatiekeuze en bij 2 plannen niet.

50% 50%

Is ingegaan op voor- en nadelen binnen invloedgebied transportroutes?

Ja

Nee

Figuur 12 Voor- en nadelen van het plan binnen invloedgebied transportroutes

17 Verantwoording groepsrisico nader beschouwd

Van de bekeken plannen waar sprake is van een uitgebreide verantwoording (4 plannen) is bij 2 plannen wel ingegaan op de locatiekeuze en bij 2 plannen niet.

50% 50%

Is ingegaan op voor- en nadelen binnen invloedsgebied buisleidingen?

Ja

Nee

Figuur 13 Voor- en nadelen van het plan binnen invloedsgebied buisleidingen

18 Verantwoording groepsrisico nader beschouwd

3.7 Bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheidBij de ligging binnen het invloedsgebied van een inrichting (27 plannen), is bij 56% van de beke-ken plannen ingegaan op de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Bij 44% van de plannen is dit niet gedaan.

56%

44%

Is ingegaan op zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid inrichtingen?

Ja

Nee

Figuur 14 Zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid inrichtingen

Bij de ligging binnen het invloedsgebied van een transportroute (66 plannen), is bij 53% van de bekeken plannen ingegaan op zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Bij 47% van de plannen is dit niet gedaan.

53%

47%

Is ingegaan op zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid transportroutes?

Ja

Nee

Figuur 15 Zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid transportroutes

19 Verantwoording groepsrisico nader beschouwd

Bij de ligging binnen het invloedsgebied van een buisleiding (44 plannen), is bij 54% van de beke-ken plannen ingegaan op zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Bij 46% van de plannen is dit niet gedaan.

54%

46%

Is ingegaan op zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid buisleidingen?

Ja

Nee

Figuur 16 Zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid buisleidingen

20 Verantwoording groepsrisico nader beschouwd

3.8 Advies veiligheidsregio Bij de ligging van het plangebied binnen een invloedsgebied (27 plannen), is bij 51% van de bekeken plannen advies gevraagd aan de veiligheidsregio. In 47% van de plannen is dit niet gedaan. In 2% van de gevallen is gebruik gemaakt van een oud advies, hier is verzuimd om op-nieuw advies te vragen. Het vragen van advies aan de veiligheidsregio is voor alle besluiten (Bevi, Bevt en Bevb) wettelijk verplicht.

51% 47%

2%

Is er advies gevraagd aan de veiligheidsregio?

Ja

Nee

Oud advies

Figuur 17 Advies veiligheidsregio

3.9 Verwerking advies veiligheidsregioHet advies van de veiligheidsregio is bij 37% van alle 80 bekeken plannen verwerkt in het bestem-mingsplan. Bij 63% van de plannen is dit niet gedaan.

37%

63%

Is het advies van de veiligheidsregio verwerkt in de verantwoording?

Ja

Nee

Figuur 18 Verwerking advies veiligheidsregio

21 Verantwoording groepsrisico nader beschouwd

22 Verantwoording groepsrisico nader beschouwd

B.4 ConclusiesAangezien in het project voornamelijk voorontwerpplannen zijn bekeken, kan geconcludeerd worden dat EV niet al in een vroegtijdig stadium volledig wordt meegenomen. Met de komst van de Omgevingswet valt hier nog een verbeterslag te maken. Bij een ruime meerderheid van de gemeenten is een visie externe veiligheid opgesteld. Enkele gemeenten gaan in de structuurvisie in op EV. De visies zijn over het algemeen gebiedsgericht. In de meeste gevallen worden de plannen getoetst aan deze visies, maar EV is een thema dat nog maar beperkt wordt meegenomen bij de integrale afwegingen.

Uit het onderzoek komt het volgende naar voren: • Bij de verantwoording van het groepsrisico wordt bij een kleine meerderheid van de geval-

len ingegaan op de populatiedichtheid en de hoogte van het groepsrisico. • Bij de ligging binnen het invloedsgebied van een inrichting en transportroutes wordt in het

merendeel van de gevallen niet ingegaan op de mogelijke maatregelen ter beperking van het groepsrisico.

• Bij buisleidingen is hier in de helft van de gevallen wel op ingegaan. • Binnen het invloedsgebied van een inrichting wordt in het merendeel van de gevallen niet

ingegaan op de voor- en nadelen van een andere ruimtelijke ontwikkeling. • Bij transportroutes en buisleidingen is hier in de helft van de gevallen wel op ingegaan. • Bij de ligging binnen het invloedsgebied van een inrichting, transportroute of buisleiding

wordt in een kleine meerderheid van de gevallen ingegaan op de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.

• Bij een zeer kleine meerderheid van de gevallen is advies gevraagd aan de veiligheidsre-gio. Dat advies is in het merendeel van de gevallen niet verwerkt in het bestemmingsplan.

23 Verantwoording groepsrisico nader beschouwd

Toets plan aan visie EV of structuurvisie gemeente

Laat dit terugkomen in de toelichting of in het raaadsbesluit

Neem het bestuur mee in de afwegingen die zijn gemaakt

Verantwoord groepsrisico (restrisico)

Deel het gebied in en betrek hierbij de hoogte van het groepsrisico

Breng bij ontwikkeling van een gebied de bestrijdbaarheid in beeld, betrek hierbij de veiligheidsregio

Maak aan de hand van de eerste drie een locatiekeuze en stel randvoorwaarden op

Maak de bestrijdbaarheid en bereikbaarheid inzichtelijk, betrek hierbij de Veiligheidsregio

Leg de ambitie naast de risicobronnen

Maak de ambitie van de gemeente inzichtelijk

24 Verantwoording groepsrisico nader beschouwd

B.5 Aanbevelingen

5.1 Locatiekeuze en kaders groepsrisicoAls gemeente is het goed om vooruit te kijken. Wat wil je de komende 10 jaar gaan realiseren/wijzigen binnen je gemeente en hoe verhoudt dit zich tot andere wensen? Dit beschrijf je in een structuurvisie. Een gemeente beschrijft de ambities, waarbij ze doorkijkt naar 30 jaar in de toe-komst. Het is belangrijk dat de gemeente bij dit onderdeel kijkt naar de leefomgevingsaspecten. Bij de ambitie om bijvoorbeeld 500 extra woningen te realiseren binnen de gemeente kan hier met vlekken (locaties) een locatievoorkeur worden gegeven. Bij de afweging van de locatie zullen de leefomgevingsaspecten een rol spelen. Een woonwijk dicht bij het spoor kan voordelen hebben voor bijvoorbeeld het openbaar vervoer, maar de nadelen zijn geluid en veiligheid. De afweging (de voor- en nadelen van ontwikkelingen) zou je hier al moeten maken. Zo kun je in een later sta-dium bekijken of de ontwikkeling past binnen de structuurvisie. Bij een groepsrisico verantwoording van die ontwikkeling kun je voor het onderdeel “voor- en nadelen voor een lager groepsrisico” dan verwijzen naar de visie. Immers de voor- en nadelen zijn al in een eerder stadium bekeken. Ook kun je in de structuurvisie op een grootschaligere manier kijken naar maatregelen die het in de toekomst veiliger maken. Bijvoorbeeld het verplaatsen van een brandweerkazerne in verband met bereikbaarheid, of het realiseren van blusvijvers, of de ambitie om risicobronnen te saneren (weghalen risicovolbedrijf of het verleggen van wegen, etc.). Bij de groepsrisicoverantwoording voor een ontwikkeling kun je voor dit onderdeel “maatregelen in de nabije toekomst voor een lager groepsrisico” dan ook verwijzen naar de visie.

5.2 Bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheidHet is belangrijk om inzicht te hebben in de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid alvorens een ge-bied te ontwikkelen. Het is van belang om inzicht te hebben in de bereikbaarheid van een gebied bij de locatiekeuzes. De ambitie om een bedrijventerrein te ontwikkelen, ver weg van een brand-weerkazerne, zal leiden tot een slechte bereikbaarheid. Bij deze keuze zal de gemeente ook een extra brandweerkazerne moeten realiseren of zal het terrein zelf een eigen brandweer moeten hebben. Daarnaast is het belangrijk om bij de locatiekeuze voorwaarden te stellen aan de zelfredzaam-heid. Gebouwen voor verminderd zelfredzame personen dichtbij een risicobron vergen meer capaciteit van de hulpverleningsdiensten. Deze aspecten kunnen worden meegenomen in de structuurvisie.Daarnaast is het van belang om - voordat een ontwikkeling in de markt wordt gebracht- duidelijk te hebben wat de benodigde bluswatercapaciteit moet zijn en wat er nu al ligt. Bij de ontwikke-ling kan de gemeente dan rekening houden met extra kosten die ze moet maken, of de inrichting van een gebied. Ook kan de gemeente in dit stadium denken aan sanering of beperking van de risicobron. Zijn er maatregelen denkbaar (bijvoorbeeld het verhogen van het beschermingsniveau bij een PGS opslag). Ook kan de gemeente in dit stadium bekijken of een wal naast het spoor de veiligheid verbetert.

5.3 Hoogte groepsrisicoAls de gemeente nadenkt over de indeling van het gebied, moet ze bekijken welke verdeling van dichtheden er binnen het gebied kunnen worden aangebracht die de veiligheid verhogen. Dit heeft een relatie met de hoogte van het groepsrisico. Zet de vrijstaande woningen dichter bij het spoor en de appartementen verder weg.

25 Verantwoording groepsrisico nader beschouwd

Checklist verbetering verantwoording groepsrisico

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) 1. De te verwachten dichtheid van personen binnen het invloedsgebied (nieuw en oud).2. De hoogte van het groepsrisico (nieuw en oud).3. Indien mogelijk de maatregelen ter beperking van het groepsrisico aan de bron door

de inrichtinghouder/ transporteur/ exploitant.4. Indien mogelijk de maatregelen ter beperking van het groepsrisico in het plan.5. De voorschriften die het bevoegd gezag voornemens is te verbinden aan de inrichting

om het groepsrisico te beperken.6. De voor en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met

een lager groepsrisico.7. De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsri-

sico in de toekomst.8. De mogelijkheden tot voorbereiden van bestrijding en beperking van de omvang van

een ramp.9. De mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen.

Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) Volledige verantwoording

1. De te verwachten dichtheid van personen binnen het invloedsgebied (nieuw en oud).2. De hoogte van het groepsrisico (nieuw en oud).3. Indien mogelijk de maatregelen ter beperking van het groepsrisico aan de bron door

de inrichtinghouder/ transporteur/ exploitant.4. Indien mogelijk de maatregelen ter beperking van het groepsrisico in het plan.5. De voorschriften die het bevoegd gezag voornemens is te verbinden aan de inrichting

om het groepsrisico te beperken.6. De voor en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met

een lager groepsrisico.7. De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsri-

sico in de toekomst.8. De mogelijkheden tot voorbereiden van bestrijding en beperking van de omvang van

een ramp.9. De mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen.

Beperkte verantwoording1. De te verwachten dichtheid van personen binnen het invloedsgebied (nieuw en oud).2. De hoogte van het groepsrisico (nieuw en oud).8. De mogelijkheden tot voorbereiden van bestrijding en beperking van de omvang van

een ramp.9. De mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen.

Praktijkvoorbeelden externe veiligheidsparagraafBijlage 2

2 Praktijkvoorbeelden externe veiligheidsparagraaf

Inhoud

B.1 Inleiding 3

B.2 Praktijkvoorbeelden 42.1 Beschrijving beleidskader en wettelijke normen 42.2 Inventarisatie van alle risicobronnen 52.3 Toets plaatsgebonden risico 72.4 Externe veiligheid in de regels en op de verbeelding 82.5 Verantwoording van het groepsrisico 132.6 Advies Veiligheidsregio & verwerking in het bestemmingsplan 192.7 Bestuurlijke verantwoording van het groepsrisico 22

B.3 Tot besluit 24

3 Praktijkvoorbeelden externe veiligheidsparagraaf

B.1 Inleiding

Externe Veiligheid (hierna EV) is vaker aan de orde dan dat er bij het opstellen van ruimtelijke besluiten wordt onderkend. Zelfs wanneer er geen risicobronnen in een plangebied aanwezig zijn, kan EV een rol spelen, bijvoorbeeld als het plan wordt ontwikkeld binnen het invloedsgebied van een risicobron verderop.

Een goede ruimtelijke ordening is nodig om tot een verantwoorde afstemming tussen risicobron en omgeving te komen. Het is van belang dat bevoegd gezag aangeeft waarom zij, ondanks de aan-wezigheid van externe veiligheidsrisico’s, akkoord gaat met een ruimtelijke ontwikkeling en welke afweging daaraan ten grondslag ligt. Het bestemmingsplan is bij uitstek een ordeningsinstrument dat een juridische basis biedt voor de toetsing van ruimtelijke ontwikkelingen. Uit eerder onder-zoek van de provincie is gebleken dat EV niet voldoende wordt meegewogen in bestemmingsplan-nen. Redenen hiervoor zijn de complexiteit van het thema EV en het ontbreken van afstemming en samenwerking met de medewerker RO, de adviseur op het gebied van EV, de omgevingsdienst en de veiligheidsregio.

Om dit te verbeteren en om ervoor te zorgen dat er bij de gemeenten aandacht voor EV is in een vroeg stadium van het planproces, heeft de provincie in 2016 het project Samenwerken aan bor-ging externe veiligheid in bestemmingsplannen uitgevoerd. Gedurende vijf maanden zijn bestem-mingsplannen van Brabantse gemeenten in het voorontwerpstadium bekeken op het onderwerp EV. De beoordeling van elk voorontwerpbestemmingsplan op het gebied van EV is, verwoord als ‘tips en aanbevelingen’, in de vorm van een memo aan de betreffende gemeenten verstuurd.

De plannen zijn bekeken aan de hand van de volgende onderdelen:• wettelijke normen en beleidskader & inventarisatie van alle risicobronnen;• toetsing aan de grens- en richtwaarden van het plaatsgebonden risico;• de wijze waarop EV is opgenomen in de regels en verbeelding;• de verantwoording van het groepsrisico;• het advies van de veiligheidsregio & verwerking in het bestemmingsplan.

Voorliggende handreiking beoogt praktische voorbeelden te geven van uiteenlopende situaties waarin EV op een juiste manier is geborgd. De voorbeelden zijn ontleend aan de bestemmings-plannen die zijn onderzocht tijdens dit project. Qua opzet is hierbij aangesloten op bovengenoem-de onderdelen. Meer informatie hierover is terug te vinden in voorliggend eindrapport.

De handreiking is primair gericht op RO- en EV-medewerkers die verantwoordelijk zijn voor het opstellen van bestemmingsplannen of de milieuparagrafen van dat bestemmingsplan. De voorbeel-den zijn ook bruikbaar voor de ruimtelijke onderbouwing van omgevingsvergunningen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Deze handreiking is niet uitputtend; er zijn meerdere mogelijkheden om EV op een goede manier mee te nemen in het bestemmingsplan.

4 Praktijkvoorbeelden externe veiligheidsparagraaf

B.2 Praktijkvoorbeelden

In dit hoofdstuk zijn de praktijkvoorbeelden per bekeken onderdeel weergegeven. De voorbeelden zijn niet limitatief en bieden een handreiking voor de wijze waarop EV op een goede manier aan bod komt.

2.1 Beschrijving beleidskader en wettelijke normen In de toelichting van elk bestemmingsplan is een paragraaf gewijd aan EV (de EV-paragraaf). Hierin worden het beleidskader, de inventarisatie van risicobronnen en de toetsing aan de wette-lijke normen beschreven en uitgewerkt. Hieronder volgt een aantal voorbeelden.

Voorbeeld 1:

Algemeen Externe veiligheid (EV) beschrijft de risico’s die ontstaan als gevolg van opslag of handelin-gen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven), transport-routes (over weg, spoor en water) en buisleidingen. Het beleid voor transportmodaliteiten is opgenomen in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Voor buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en voor inrichtingen het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Binnen het beleidskader voor EV staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico (PR) Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fi ctief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar contour (die als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten worden geprojecteerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6/jaar contour niet als grenswaarde, maar als richtwaarde.

Groepsrisico (GR) Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risi-covolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR kan niet ‘op de kaart’ worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafi ek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N): de fN-curve. Als een ontwikkeling plaatsvindt binnen het invloeds-gebied van een risicobron, is in veel gevallen een verantwoording van het GR nodig.

5 Praktijkvoorbeelden externe veiligheidsparagraaf

Voorbeeld 2:

Externe veiligheid (EV) heeft betrekking op situaties waar een ongeval kan plaatsvinden met gevaarlijke stoffen en een ongeval als gevolg van vliegtuigen op of nabij luchthavens, waardoor mensen - die verder niets met de risicodragende activiteit te maken hebben - om het leven zouden kunnen komen. Hiervoor wordt meestal uitgegaan van het begrip risico, als combinatie van kans en effect. In zeer beperkte situaties is het effect bepalend (voornamelijk bij vuurwerk en munitie).

De reikwijdte van het begrip EV is in die zin beperkt dat uitsluitend naar slachtoffers ‘buiten de poort’ wordt gekeken. In deze afbakening van het begrip EV zit echter ook de link met de ruimtelijke ordening: de relatie tussen de risicovolle activiteit en haar omgeving.

Voor inrichtingen is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) het belangrijkste toetsings-kader. Voor transport over de weg, water of spoor is het Besluit externe veiligheid transport-routes (Bevt) van toepassing. Bij buisleidingen met gevaarlijke stoffen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het toetsingskader. Hierin zijn grenswaarden voor het plaats-gebonden risico en de verantwoordingplicht voor het groepsrisico opgenomen. Daarnaast is er specifi eke wetgeving voor de opslag van vuurwerk en munitie. Voor luchthavens (vliegbe-wegingen) is specifi ek beleid, dat deels nog in ontwikkeling is.

2.2 Inventarisatie van alle risicobronnenDe risicobronnen in en nabij het gebied waarvoor het bestemmingsplan wordt vastgesteld, moe-ten worden geïnventariseerd. Deze inventarisatie moet de gemeente tot ruim buiten de plangrens uitvoeren. Bij sommige risicobronnen kan de plaatsgebonden risicocontour vele tientallen meters groot zijn (en het invloedsgebied dat belangrijk is voor de bepaling van het groepsrisico zelfs enkele kilometers groot).

Voor de gegevens over de risicobronnen wordt kortheidshalve verwezen naar de diverse overzich-ten die (de laatste jaren) zijn opgesteld. Hierbij valt te denken aan:

• de professionele risicokaart/ Register risicosituaties gevaarlijke stoffen (RRGS);• de Regeling basisnet;• telgegevens en prognoses over het vervoer van gevaarlijke stoffen;• de structuurvisie buisleidingen 2012-2035.

Voorbeeld 1:

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) Om te bepalen of er in de directe omgeving bedrijven zijn gelegen waarop het Bevi van toe-passing is, wordt de professionele risicokaart geraadpleegd. In de nabijheid van het plange-bied zijn de volgende inrichtingen gelegen die van invloed zijn op het plangebied:

1. Bedrijf X2. Bedrijf Y3. Bedrijf Z

Het invloedsgebied van Bedrijf Z ligt net buiten het plangebied en is daarom niet relevant. De bedrijven X (niet zichtbaar op het plaatje) en Y hebben wel invloed op het plan. In de ko-mende paragrafen wordt het groepsrisico (GR) en het plaatsgebonden risico (GR) van beide bedrijven verder toegelicht.

6 Praktijkvoorbeelden externe veiligheidsparagraaf

Figuur 1: Uitsnede risicokaart, ligging invloedsgebieden bedrijf Z en Y (blauwe lijn)en ligging plangebied (rechthoek).

Bedrijf XVoor bedrijf X is de provincie Noord-Brabant bevoegd gezag. Op basis van de professionele risicokaart is bepaald dat het plangebied op een afstand van ca. 2500 meter van de inrich-tingsgrens van bedrijf X ligt. Het invloedsgebied van bedrijf X bedraagt 8705 meter en ligt hierdoor volledig over het plangebied (niet zichtbaar in bovenstaand kaartje). Uit de QRA, behorende bij de omgevingsvergunning van bedrijf X, blijkt dat het PR van 10-6 per jaar niet buiten de inrichtingsgrens ligt. Het maximaal berekende GR bedraagt 0.002 van de oriënte-rende waarde.

Bedrijf YVoor deze inrichting is de gemeente bevoegd gezag. Op basis van de professionele risi-cokaart is bepaald dat het plangebied op een afstand van ca. 2.000 meter van de inrich-tingsgrens van bedrijf Y ligt. Het invloedsgebied van bedrijf Y bedraagt 3.260 meter en ligt hierdoor volledig over het plangebied. Uit de QRA, die hoort bij de omgevingsvergunning, blijkt dat het PR van 10-6 per jaar net (10 m) buiten de inrichtingsgrens, maar niet over het plangebied ligt. Het maximaal berekende GR bedraagt 0.15 van de oriënterende waarde.

Overige risicobronnenHet plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van buisleidingen of transportroutes voor gevaarlijke stoffen (weg, water of spoor).

7 Praktijkvoorbeelden externe veiligheidsparagraaf

2.3 Toets plaatsgebonden risicoBij aanwezigheid van een risicobron die invloed heeft op het plan, moet getoetst worden aan het plaatsgebonden risico. Dit dient expliciet vermeld te worden in de EV-paragraaf of in een bijlage die deel uitmaakt van het bestemmingsplan. Hieronder volgen diverse voorbeelden

Voorbeeld 1: Toets plaatsgebonden risico buisleidingBij veel hogedruk aardgasleidingen is de plaatsgebonden risicocontour 0 meter en ligt daarmee op de buisleiding zelf. In dergelijke gevallen is het van belang om aan de belemmeringenstrook te toetsen. Deze is altijd 5 meter, tenzij de aardgasleiding een werkdruk heeft tussen de 16 en 40 bar. In dat geval bedraagt de belemmeringenstrook 4 meter.

Het plaatsgebonden risico (PR) van de buisleiding is 0 meter en ligt op de buisleiding zelf (hart leiding) en daarmee buiten het plangebied. Het PR vormt daarom geen belemmering voor het plan. De belemmeringenstrook van de buisleiding bedraagt 5 meter. Het plangebied valt hierbuiten. Ook de belemmeringenstrook staat het ruimtelijk plan niet in de weg.

Voorbeeld 2: Toets plaatsgebonden risico LPG-tankstation

Het LPG-tankstation aan <adres> maakt onderdeel uit van het garagebedrijf X. De inrichting is een Bevi-inrichting, waarvoor de gemeente het bevoegd gezag is. De vergunde jaardoor-zet LPG bedraagt 499 m3. Hiervoor geldt een plaatsgebonden risico (PR) 10-6 contour van 25 meter, gemeten vanaf het vulpunt. De PR 10-6 contour, gemeten vanaf het LPG-reservoir bedraagt ook 25 meter. De contour van het LPG-afl everpunt van 15 meter is gelegen bin-nen de eerder genoemde contouren. Binnen de genoemde PR 10-6 contouren is een beperkt kwetsbaar object gelegen in de vorm van een kleinschalig kantoor. Voor dergelijke objecten is de PR 10-6 contour een richtwaarde. In dit geval is de afwijking hiervan toelaatbaar, omdat het een bestaande situatie betreft en omdat het kantoor voorziet in doelmatig gebruik in relatie tot de bestemming ‘bedrijventerrein’. Ook zijn de personen normaal zelfredzaam en kunnen het pand snel ontvluchten bij een eventuele calamiteit bij het LPG-tankstation. Binnen de plaatsgebonden risicocontouren liggen geen andere beperkt kwetsbare objecten. Voorts zijn er zijn geen kwetsbare objecten geprojecteerd binnen de plaatsgebonden risicocontou-ren. De plaatsgebonden risicocontouren staan het bestemmingsplan niet in de weg.

Voorbeeld 3: Toets plaatsgebonden risico rijksweg

De Rijksweg A<cijfer> ligt ten zuidoosten van het plangebied. De kortste afstand van de A<cijfer> tot het plangebied bedraagt meer dan 50 meter. De weg heeft ter hoogte van het plangebied een plaatsgebonden risico (PR)10-6-plafond van 16 meter (zone waarbinnen de 10-6 plaatsgebonden risicocontour moet zijn gelegen), het PR levert daarmee geen belemme-ringen op voor het bestemmingsplan.

8 Praktijkvoorbeelden externe veiligheidsparagraaf

2.4 Externe veiligheid in de regels en op de verbeeldingIn bepaalde gevallen is het wenselijk om risicovolle bedrijven, veiligheidscontouren en/of vei-ligheidszones op de verbeelding van een bestemmingsplan vast te leggen en daarbij regels (gebruiksregels) op te nemen. Ook kan er voor gekozen worden om geen veiligheidszone op te nemen, maar in plaats daarvan objecten specifi ek te bestemmen. Het is echter niet altijd nodig om EV op te nemen in de regels en op de verbeelding, omdat een plaatsgebonden risicocontour/be-lemmeringenstrook niet over het plangebied is gelegen. Wanneer het wel wordt opgenomen in de regels en/of op de verbeelding (al dan niet noodzakelijk), volgt hieronder een aantal voorbeelden waarbij dit op een goede manier is gedaan.

Voorbeeld 1: Dubbelbestemming leiding (belemmeringenstrook)Onderstaand voorbeeld is een uitwerking van de regels zoals deze in de laatste versie van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen (oktober 2016) is opgenomen.

Artikel x dubbelbestemming Leiding – Gas

x.1 Bestemmingsomschrijvinga. De op de verbeelding als zodanig aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de

aanleg en instandhouding van een ondergrondse buisleiding voor het transport van gas met een diameter van ten hoogste 8,63 inch en een druk van ten hoogste 40 bar met de daarbij behorende belemmeringenstroken en bijbehorende voorzieningen (zoals afsluiters en vloeistofafvangers).

b. De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

x. 2 Bouwregelsa. Op of in de in x.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen

zijnde, ten dienste van de leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouw-werken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en leveringszekerheid.

b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uit-sluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, ver-nieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

x.3 Afwijken van de bouwregelsHet bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen in overeenstemming met de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken buisleiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

x.4 Specifi eke gebruiksregelsTot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:• het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen t.b.v. van

inspectie en onderhoud van de buisleiding voor het transport van gas.

9 Praktijkvoorbeelden externe veiligheidsparagraaf

x.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamhedenx.5.1 Het is verboden op of in de gronden met de bestemming buisleiding – gas zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhar-

dingen;c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander

straatmeubilair;d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen,

mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

x.5.2 Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;b. die het normale onderhoud ten aanzien van de buisleiding en belemmeringenstrook of

ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;c. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse

netten;d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

x.5.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamhe-den de belangen van de buisleiding niet schaden.

x.5.4 Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in x.6.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingexploitant over de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de buisleiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Verbeelding belemmeringenstrook

Uitsnede: ruimtelijkeplannen.nl

10 Praktijkvoorbeelden externe veiligheidsparagraaf

Voorbeeld 2: Veiligheidszone LPG

Artikel x Algemene aanduidingsregels

x.1 ‘veiligheidszone - lpg’

x.1.1 VerbodTer plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - lpg’ mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd of aanwezig zijn.

x.1.2 OmgevingsvergunningHet bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het be-paaldein artikel x.1.1, met dien verstande dat:a. voldaan wordt aan de normen die gelden voor het plaatsgebonden risico;b. er een verantwoording van het groepsrisico plaatsvindt.

Verbeelding veiligheidszone - lpg

Uitsnede: ruimtelijkeplannen.nl

11 Praktijkvoorbeelden externe veiligheidsparagraaf

Voorbeeld 3: risicovol bedrijf

Begrippen• Risicovolle inrichting: een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtin-

gen (Bevi) een grenswaarde en een richt waarde voor het risico c. q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

• Bevi: Besluit van 27 mei 2004, Stb. 250, houdende regels inzake milieukwaliteitseisen op het gebied van de externe veiligheid zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

• Plaatsgebonden risicocontour (PR-contour): de risicocontour zoals uitgewerkt in het Bevi, die aangeeft waar er een bepaalde effectkans van één op een miljoen per jaar op een incident met een of meer dodelijke slachtoffers. Deze plaatsgebonden risicocontour 10-6/jaar geldt voor kwetsbare objecten als grenswaarde en voor beperkt kwetsbare objecten als richtwaar-de.

• Kwetsbaar object: a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen en

woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal 2 woningen, woonschepen en woonwagen per hectare of bedrijfswoningen van derden;

b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, te weten:1. ziekenhuizen, bejaar-denhuizen en verpleeghuizen;

c. scholen;d. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;e. kantoorgebouwen waaronder begrepen bedrijfskantoren en hotels met een brutovloer-

oppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;f. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto-

vloeropperlvak meer dan 1.000 m2 bedraagt, en winkels met een brutovloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;

g. andere objecten, zoals (delen van) gebouwen, waar 50 of meer personen aanwezig zijn èn waarbij de personendichtheid groter is dan 1 persoon per 100 m² èn waarbij deze personen 40 uur per week of meer aanwezig zijn;

h. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 perso-nen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

Objecten die onderdeel uitmaken van een Bevi-inrichting maken hiervan geen onderdeel uit.• Beperkt kwetsbaar object: a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dicht-

heid van maximaal 2 woningen, woonschepen en woonwagens per hectare;b. bedrijfswoningen van derden;c. kantoorgebouwen, waaronder begrepen bedrijfskantoren, met een brutovloeroppevlak

van maximaal 1.500 m2 per object;d. hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m2 per object; restaurants,

waaronder begrepen bedrijfsrestaurants;e. winkels/winkelcomplexen die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt;f. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen,

12 Praktijkvoorbeelden externe veiligheidsparagraaf

g. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet bestemd zijn voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

h. bedrijfsgebouwen voor zover het niet betreft:1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto-oppervlak van meer dan 1.500 m2 per

object;2. complexen, waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk

vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt, en winkels met een totaal oppervlak van meer dan 2.000 m2 per object, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;

3. andere objecten, zoals (delen van) gebouwen, waar 50 of meer personen aanwezig zijn èn waarbij de personendichtheid groter is dan 1 persoon per 100 m² èn waarbij deze personen 40 uur per week of meer aanwezig zijn;

i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, te weten een telefoon- of elektriciteits-centrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur.

Objecten die onderdeel uitmaken van een Bevi-inrichting maken hiervan geen onderdeel uit.

Bedrijventerrein – bestemmingsomschrijvingRisicovolle inrichtingen, ter plaatse van de aanduiding ‘specifi eke vorm van bedrijf - 1’ waarvan de plaatsgebonden risicocontour binnen de inrichtingsgrens dan wel de bestemming Groen, Natuur, Water, Verkeer, Verkeer-Verblijfsgebied is gesitueerd;

Bedrijventerrein - specifi eke gebruiksregelsOnder strijdig gebruik met deze bestemming wordt ten minste verstaan het gebruik van gron-den en/of bouwwerken voor:• risicovolle inrichtingen waarvan de PR-contour de inrichtingsgrens dan wel de bestemming

Groen, Natuur, Water, Verkeer en/of Verkeer-Verblijfsgebied overschrijdt.

13 Praktijkvoorbeelden externe veiligheidsparagraaf

2.5 Verantwoording van het groepsrisicoBij elk bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van een risicobron moet een groepsrisicover-antwoording worden uitgevoerd. Dit kan ook een risicobron betreffen die buiten het plangebied is gelegen. Afhankelijk van het soort risicobron kan hierbij een beperkte of volledige verantwoording van het groepsrisico nodig zijn (bij buisleidingen en/of transportroutes). Of de beperkte verant-woording van toepassing is volgt uit het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) of uit het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Bij invloedsgebieden van inrichtingen die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vallen, dient altijd een uitgebreide verantwoording plaats te vinden. In deze paragraaf worden goede voorbeelden gegeven van zowel beperkte als volledige verantwoordingen van het groepsrisico.

Voorbeeld 1: Beperkte verantwoording buisleidingen (Bevb)

InleidingOm te bepalen of er in het plangebied of in de directe omgeving buisleidingen zijn gelegen is de professionele risicokaart geraadpleegd. Hieruit is gebleken dat er een hogedruk aard-gasleiding is gelegen die van invloed is op het plangebied. Deze wordt navolgend nader toegelicht. In de onderstaande tabel is de leiding, waardoor aardgas wordt getransporteerd, met zijn eigenschappen opgenomen.

Hogedruk aardgasleiding

Exploitant Leidingnaam Diameter (inch) Druk (bar) PR 10-6 (m) Max GR tov OW

NV Gasunie Z-526-16 30 40 0 0,214

Om de risico’s van de aardgasleiding in en rondom het plangebied te bepalen zijn er risico-berekeningen uitgevoerd met het voorgeschreven rekenprogramma Carola. Het rapport van deze berekeningen is opgenomen in de bijlage van dit bestemmingsplan. Voor de berekening is leidingdata opgevraagd bij de NV Nederlandse Gasunie. De leiding die van invloed is op het plangebied heeft geen plaatsgebonden risico groter dan 10-6 per jaar. Aan de normen voor het plaatsgebonden risico wordt zodoende voldaan. De hoogte van het groepsrisico bedraagt 0.214 * de oriënterende waarde. Voorliggende ontwikkeling veroorzaakt geen signifi cante toename van het groepsrisico. Omdat het groepsrisico van de leiding Z-526-16 de oriënterende waarde niet overschrijdt en het plangebied is gelegen buiten de 100% letali-teitsgrens, geldt er voor deze risicobron (conform artikel 12 Besluit externe veiligheid buislei-dingen (Bevb)) een beperkte verantwoordingsplicht van het groepsrisico. Dat betekent dat het bevoegd gezag het bestuur van de veiligheidsregio in de gelegenheid moet stellen om advies uit te brengen. Dit advies gaat over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op de spoorweg. En de mogelijkheid voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp voordoet op de spoorweg.

De mogelijkheden tot bestrijdbaarheidHet maatgevende scenario voor een gasleiding is een fakkelbrandincident. Door een bescha-diging van de leiding kan gas direct vrijkomen dat vervolgens ontsteekt en een fakkelbrand vormt. De richting van de fakkel is afhankelijk van het punt waar de brandbare gassen vrijko-men.

14 Praktijkvoorbeelden externe veiligheidsparagraaf

Om een calamiteit goed en snel te kunnen bestrijden is van belang dat de hulpdiensten snel ter plaatse zijn met de juiste hulp- en blusmiddelen. De werkzaamheden van de brandweer zullen met name gericht zijn op het voorkomen van uitbreiding van de brand. De leidingbe-heerder dient de toevoer van het gas af te sluiten bij een incident.

De mogelijkheden tot zelfredzaamheid • Wat zijn de mogelijkheden om slachtoffers te voorkomen, gezien het maatgevende

scenario? Bij een fakkelbrand (directe ontsteking) zijn de mogelijkheden voor zelfredzaamheid van de personen binnen het invloedsgebied van de aardgastransportleidingen zeer beperkt. Dit komt doordat het maatgevende scenario (vrijwel) geen ontwikkeltijd kent (maximaal twee minuten). Voor de personen binnen het invloedsgebied betekent dit dat zij (vrijwel) geen tijd hebben (maximaal twee minuten) om zichzelf in veiligheid te brengen. In een situatie, waarin objecten binnen de 100% letaliteitgrens ligt, zullen deze personen komen te overlijden ten gevolgde van de warmtestraling. Het plangebied kent een beperkt aantal objecten die zijn gelegen buiten de 100% letaliteits-contour van de aardgastransportleiding (circa 38 meter). Voor de aanwezigen binnen dit gebied zijn er mogelijkheden voor zelfredzaamheid, mits de mensen zich binnenshuis bevin-den. De gebouwen bieden namelijk bescherming tegen de warmtestraling. Voor de personen buiten de 100% letaliteit betekent dit, dat zij bij een incident met een aardgastransportleiding binnen moeten blijven en niet moeten vluchten.

• Is het gebied voldoende ingericht om de zelfredzaamheid te kunnen faciliteren? Gezien de snelle ontwikkeling van het scenario fakkelbrand zijn er voor mensen die zich niet in een gebouw bevinden geen mogelijkheden om te vluchten. Daarmee is de inrichting van het plangebied voor deze scenario’s niet relevant.

Voorbeeld 2: Beperkte verantwoording transport (Bevt)

InleidingHet plangebied is gelegen binnen 200 meter van de provinciale weg. Op grond van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) moet het groepsrisico in kaart worden ge-bracht. In de Handleiding Risicoanalyse Transportroutes (HART) zijn vuistregels in de vorm van drempelwaarden voor vervoersaantallen opgesteld die een indicatie geven wanneer de vervoersaantallen, bebouwingsafstanden en/of aanwezigheidsdichtheden te klein zijn om tot een overschrijding van 0.1 x de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico te kunnen leiden.

Bij een bebouwingsafstand van 20 meter tot de as van de weg, tweezijdige bebouwing en een intensiteit van 104 transporten brandbare gassen (GF3) per jaar, dient op basis van het HART sprake te zijn van een dichtheid van meer dan 200 personen per hectare, wil de waarde van het groepsrisico hoger zijn dan 0,1 x de oriëntatiewaarde. Een dichtheid van meer dan 200 personen per hectare zal in de omgeving van het plangebied met zekerheid niet gehaald worden. In de directe omgeving komt met name laagbouw voor in de vorm van woningen en voorzieningen. Voor een gemiddelde rustige woonwijk wordt een dichtheid van 25 personen per hectare aangehouden (bron: Handreiking verantwoording groepsrisico).

15 Praktijkvoorbeelden externe veiligheidsparagraaf

Derhalve is duidelijk dat de waarde van het groepsrisico in dit geval lager dan 0,1 x de oriëntatiewaarde is.Op basis van artikel 7 en 8 van het Bevt kan volstaan worden met een beschrijving van de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Verantwoording groepsrisicoHet maatgevende scenario is een BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) van een tankwagen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een warme BLEVE en een koude BLEVE. Een warme BLEVE ontstaat door een incident, waarbij bijvoorbeeld een tankwagen met LPG is betrokken. Vanwege oplopende temperaturen neemt de druk in de tankwagen toe. Binnen circa 20 minuten leidt het vrijkomen en het ontsteken van de inhoud tot overdruk-effecten en een grote vuurbal, een BLEVE. De hittestraling is kort en hevig en kan secundaire branden in de omgeving veroorzaken.

Een koude BLEVE treedt op wanneer de tank bezwijkt door een mechanische oorzaak. Het scheuren van de tank wordt veroorzaakt door een plaatselijke verzwakking van de tankwand, de maximale druk en temperatuur worden niet bereikt. Het effect is daarom beperkter dan bij een warme BLEVE, maar er is geen vluchttijd, omdat de explosie direct plaatsvindt.Bij het scenario van een koude BLEVE zal er geen tijd beschikbaar zijn voor zelfredding. Bij een warme BLEVE is er mogelijk beperkte vluchttijd. Gezien deze korte tijd zijn er geen mogelijkheden tot evacuatie. Daarom zullen de personen op eigen kracht het gebied moeten ontvluchten in geval van een incident. De maatregelen ter bevordering van de zelfredzaam-heid zullen daarom in de planologische, organisatorische en bouwkundige sfeer moeten wor-den gezocht. Maatregelen aan de bron liggen niet binnen het bereik van het ruimtelijk plan.

BestrijdbaarheidBestrijding van een dreigende warme BLEVE vereist een goede bereikbaarheid en veel blus-water, bedoeld voor het koelen van de tankwagen. Bij voldoende koeling zal een (dreigen-de) warme BLEVE worden voorkomen. Hiervoor wordt (vanwege de snelheid die is geboden) gebruik gemaakt van primaire bluswatervoorzieningen (in het voertuig aanwezige water en brandkranen op het openbaar waterleidingnet).

Noodzakelijk voor het voorkomen van een (dreigende) warme BLEVE is:• tijdige aankomst brandweer;• tijdige bereikbaarheid tankwagen;• tijdige beschikbaarheid bluswater;• inzet waterkanonnen voor tweezijdige koeling tankwagen.

Indien de warme BLEVE niet voorkomen kan worden, is het relevant dat er voldoende bluswa-tervoorzieningen zijn en dat het gebied tweezijdig toegankelijk is.

Voor effectief optreden na het plaatsvinden van een warme of koude BLEVE is het relevant dat:• het gebied tweezijdig toegankelijk is;• er een effectieve bluswatervoorziening is;• er passende slagkracht is van de brandweer (in de omgeving).

16 Praktijkvoorbeelden externe veiligheidsparagraaf

ZelfredzaamheidHet plangebied is gelegen binnen 150 meter van de provinciale weg. Personen binnen dit gebied zijn (ook in gebouwen) onvoldoende beschermd tegen de gevolgen van een BLEVE. Voor personen binnen de 150 meter is vluchten dus de gewenste optie. Ontsluitingswegen die leiden in zuidelijke richting zijn geschikte vluchtroutes ten aanzien van een incident. De <naam straat> in zuidelijke richting vormt een geschikte vluchtroute.

Voorbeeld 3: Uitgebreide verantwoording transport (Bevt)

Verantwoording groepsrisico rijksweg A<cijfer> en gemeentelijke weg

GroepsrisicoUit risicoberekeningen ten aanzien van de gemeentelijke weg blijkt dat deze weg geen groepsrisico heeft. Een verantwoording voor deze weg is derhalve niet nodig. Uit groepsri-sicoberekeningen voor de A<cijfer> blijkt dat het GR van de A<cijfer> zal toenemen door de realisering van het bedrijventerrein, maar dat het GR ook in de toekomstige situatie ruim onder de oriëntatiewaarde ligt. Vanwege de ligging van het plangebied binnen het invloeds-gebied van de weg is verantwoording van het groepsrisico voor deze weg verplicht. In het onderzoek externe veiligheid is een volledige verantwoording van het GR opgenomen. De verantwoordingsparagraaf is hierna overgenomen.

Hoogte van het groepsrisicoDe ontwikkeling betreft een bedrijventerrein met kleine kantoren. Volgens de Handreiking verantwoording groepsrisico bedraagt de dichtheid van een dergelijk terrein 40 personen per hectare (midden industrie). De hoogte van het groepsrisico bedraagt in de huidige situatie 0,2* de oriëntatiewaarde en in de nieuwe situatie 0,5* de oriëntatiewaarde.

Scenario’s Voor gevaarlijke stoffen die over de weg kunnen worden vervoerd gelden de volgende ramp-scenario’s: • effecten ten gevolge van een plasbrand; • effecten ten gevolge van een koude BLEVE; • effecten ten gevolge van toxisch gas.

Plasbrandscenario Het effect dat optreedt bij een ongeval met enkel brandbare vloeistoffen is vooral warm-testraling door een (plas)brand. Het invloedsgebied is circa 30 meter, uitgaande van een calamiteit waarbij de gehele wagen- of tankinhoud vrijkomt. De omvang van het effect wordt beïnvloed door de oppervlakte van de plasbrand. Het invloedsgebied van dit scenario reikt niet tot het plangebied en wordt in deze groepsrisicoverantwoording niet nader beschouwd.

Koude BLEVE scenario Een koude BLEVE houdt in dat een tot vloeistof verdicht gas bij instantaan falen van de tank onder druk expandeert tot een dampwolk die vervolgens ontsteekt. Er ontstaat dan een vuur-bal. De BLEVE geeft zowel een drukgolf als intense warmtestraling en treedt meteen op bij een calamiteit met een wagon/tank gevuld met brandbare gassen.

17 Praktijkvoorbeelden externe veiligheidsparagraaf

Toxisch scenario Bij (zeer) toxische vloeistoffen is het scenario dat ten gevolge van een ongeval de wagon lek raakt en een vloeistofplas vormt. Vervolgens verdampen deze toxische vloeistoffen waardoor een gaswolk ontstaat (met dezelfde gevolgen als een gaswolk van toxisch gas). Bij een onge-val met een toxisch gas ontstaat direct een toxische gaswolk. Bij een percentage aanwezige personen zal letaal letsel optreden door blootstelling aan de gaswolk. Bij de toxische scena-rio’s zit er enige tijd tussen het ontstaan van het ongeval en het optreden van letsel bij aan-wezigen. Daarbij is ook de duur van de blootstelling van invloed op de ernst van het letsel. De omvang, verplaatsingsrichting en verstrooiing van de gaswolk is mede afhankelijk van de weersgesteldheid op dat moment.

Veiligheidsmaatregelen • Ruimtelijke veiligheidsmaatregelen In het plangebied bestaat een aantal mogelijkheden om door een goede ruimtelijke ordening de nadelige gevolgen voor de hoogte van het groepsrisico zoveel mogelijk te voorkomen en te beperken. Het betreft hier uitsluitend maatregelen welke ruimtelijk relevant zijn, dat wil zeg-gen maatregelen die via het ruimtelijk besluit genomen kunnen worden. Deze mogelijkheden bestaan uit:

» het meer scheiden van risicobron en ontvangers; » beperken van de omvang van de ontwikkeling; » het (gedeeltelijk) wijzigen van de functie van het plangebied.

De ontwikkeling betreft een bedrijventerrein met een relatief lage bevolkingsdichtheid en is specifi ek bedoeld voor deze locatie langs de snelweg. De noodzaak om afstand tot de weg te vergroten of de ontwikkeling te beperken wordt – mede gezien de beperkte hoogte/toe-name van het groepsrisico – niet nodig geacht.

• Bronmaatregelen De meest effectieve veiligheidsmaatregelen zijn maatregelen bij de risicobron zelf. Veilig-heidsmaatregelen aan de weg of aan tankauto’s die gevaarlijke stoffen vervoeren zijn echter niet te nemen door de gemeente.

• Bouwkundige maatregelen In geval van een calamiteit op de snelweg geldt dat voornamelijk de gevel aan de bronzijde de effecten van een calamiteit opvangt. Eventuele bouwkundige maatregelen kunnen de veiligheid van aanwezigen hier verbeteren. Hierbij moet gekeken worden naar de effecten van een (koude) BLEVE (de geprojecteerde ontwikkelingen liggen buiten het invloedsgebied van de plasbrand). Indien een koude BLEVE plaatsvindt ter hoogte van het plangebied, wordt de bebouwing weggevaagd en bieden bouwkundige maatregelen geen enkele bescherming. De kans op een dergelijk incident is, zoals uit de berekening blijkt, bijzonder klein. Bij een incident op grotere afstand zijn de ramen in de geprojecteerde bebouwing het kwetsbaarst. Eventuele bouwtechnische veiligheidsmaatregelen dienen dus aan de ramen genomen te worden.

Op het gebied van bouwtechnische maatregelen (zoals het aanbrengen van versterkte of scherfwerende beglazing) bestaat veel onduidelijkheid. Onduidelijk is hoe verstevigd glas (gelamineerd glas) zich gedraagt in geval van een drukgolf van een explosie, voorafgegaan door intense hittestraling. Daarnaast kan, als verstevigd glaswerk de drukgolf weerstaat, het

18 Praktijkvoorbeelden externe veiligheidsparagraaf

kozijn of de buitenspouwmuur van het gebouw het begeven. Het verstevigen van kozijnen of buitenspouwmuren werkt zodanig door in de constructiekosten, dat deze maatregelen niet realistisch zijn, zeker gezien het feit dat het effect van de maatregelen onduidelijk is.

Zelfredzaamheid Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daad-werkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. Het zelfredzame vermogen van personen is een belangrijke voorwaarde om grote calamiteiten bij een incident te voorkomen. De mogelijkhe-den voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchting. Deze mogelijkheden zijn afhankelijk van de scenario’s.

• Mogelijkheden van zelfredzaamheid bij een koude BLEVE Een koude BLEVE kondigt zich niet aan. Hier bestaan zodoende geen mogelijkheden tot zelfredzaamheid.

• Mogelijkheden van zelfredzaamheid bij een toxisch scenario Bij een calamiteit waarbij toxische gassen vrijkomen is schuilen in een gebouw het voorkeurs-scenario. Bij een calamiteit met toxische gassen zit er enige tijd tussen het ontstaan van het ongeval en het optreden van letsel bij aanwezigen. Daarbij is ook de duur van de blootstel-ling van invloed op de ernst van het letsel. Snel reageren, naar binnen vluchten en ramen en deuren sluiten is bij dit scenario dus van belang. Aanbevolen wordt om mechanische ventila-tiesystemen (automatisch) afschakelbaar te maken.

Dit voorkomt dat ten tijde van een incident ramen en deuren gesloten zijn, maar toch toxische stoffen via de ventilatie (versneld) tot het gebouw toetreden. Deze maatregel is echter niet te borgen in deze ruimtelijke procedure.

• Beperkt zelfredzame groepen De ontwikkeling voorziet niet in bestemmingen voor langdurige aanwezigheid van groepen beperkt zelfredzame personen.

Bestrijdbaarheid In het kader van bestrijdbaarheid zijn opkomsttijd, bereikbaarheid en bluswater van belang.

• Opkomsttijd De brandweerkazerne bevindt zich binnen het plangebied aan de <naam weg>. De op-komsttijd tot het bedrijventerrein bedraagt circa 2 minuten. Hiermee wordt aan de eisen in het Besluit Veiligheidsregio’s voldaan.

• Bereikbaarheid Het plangebied wordt ontsloten via een aansluiting op de <naam weg>. Daarnaast wordt een calamiteitenroute gerealiseerd via de <naam weg>. De bereikbaarheid van het plange-bied kan als goed worden beoordeeld.

• Bluswater Ten aanzien van de bluswatervoorziening moet in maatwerk worden voorzien. Het is nood-zakelijk om in het plangebied een onafhankelijke (secundaire) bluswatervoorziening in te richten.

19 Praktijkvoorbeelden externe veiligheidsparagraaf

2.6 Advies Veiligheidsregio & verwerking in het bestemmingsplanOnderdeel van de verantwoording van het groepsrisico is het aanvragen en verwerken van het wettelijk verplichte advies van de Veiligheidsregio (regionale brandweer). De Veiligheidsregio adviseert met een adviesbrief, waarbij de gevolgen van een daadwerkelijk voorkomend ongeval met gevaarlijke stoffen uitgangspunt zijn. Deze adviesbrief moet deel uitmaken van het bestem-mingsplan en op een juiste manier hierin worden verwerkt. Voorbeeld 1: Verwerking brandweeradvies

Op <datum> is de Veiligheidsregio Brabant verzocht om een reactie op de plannen te geven over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting. Op <datum> is een reactie van de Veiligheidsregio Brabant ontvangen (zie bijlage x). Bij onze overwegingen hebben wij dit advies grotendeels overgenomen.

1. Geadviseerd wordt een bluswatervoorziening van 6000 liter per minuut, welke binnen 20 minuten beschikbaar is, te realiseren. Die onderlinge afstand mag ten hoogste 200 meter bedragen en moet nabij een toegangsdeur van het spoor gesitueerd zijn.Reactie: Uitgangspunt bij de beoordeling of sprake is van ‘voldoende’ bluswater is het kunnen bestrijden/beheersen van het scenario ‘plasbrand’. Conform het document “Bluswa-tervoorziening en bereikbaarheid van Brandweer Nederland” is hiervoor 4.500 liter per minuut gewenst. Alleen voor het scenario ‘warme BLEVE’ beveelt dit document aan om 4.000 tot 5.000 liter per minuut beschikbaar te hebben. Aangezien het ontstaan van een warme BLEVE, vanwege het op 14 mei 2012 door 25 partijen ondertekende ‘Convenant Warme-BLE-VE vrij rijden’ wordt voorkomen, is het niet aannemelijk dit scenario (dat in de QRA ook niet wordt meegenomen) wél te beschouwen bij het bepalen van de benodigde capaciteit van de bluswatervoorziening. In voorliggende situatie blijkt dat conform opgave van Brabant Water op de locatie voldoende water beschikbaar is, zodat aan het advies van de Veiligheidsregio kan worden voldaan.

2. Geadviseerd wordt om drukbestendig glas aan de spoorzijde van de gebouwen te realiseren.Reactie: Het realiseren van drukbestendig glas heeft tot doel te voorkomen dat bij het optre-den van een (warme) BLEVE slachtoffers vallen door scherfwerking. Zoals hiervoor is om-schreven is de kans op het ontstaan van een warme BLEVE verwaarloosbaar. Het toepassen van drukbestendig glas brengt onevenredig hoge kosten met zich mee. Om voorliggende re-den wordt niet voorzien in het toepassen van dergelijk glas. Opgemerkt wordt dat wel sprake zal zijn van dubbelglas. Dubbelglas beschikt ook over een drukweerstand die toeneemt met toenemende glasdikte en afnemend glasoppervlak.

3. Voorkomen dat beperkt zelfredzame personen in het PAG komen te wonen.Reactie: Bij de indeling van het plan is hier zoveel als mogelijk rekening mee gehouden door-dat de appartementen die voorzien zijn binnen het PAG een algemene woonbestemming ken-nen en niet specifi ek gericht zijn op functies ten behoeve van beperkt zelfredzame personen.

4. De bereikbaarheid over twee verschillende routes vanuit tegengestelde windstreken te realiseren.Reactie: De bereikbaarheid van het spoor en voldoende bluswater zijn maatregelen die

20 Praktijkvoorbeelden externe veiligheidsparagraaf

de effecten kunnen verkleinen. Aan de voorzijde van de bebouwing is sprake van goede bereikbaarheid van het spoor. Hulpverleningsdiensten kunnen via meerdere wegen het plan bereiken. Binnen het plan zijn ook meerdere mogelijkheden aanwezig om het spoor(talud) te bereiken. Aan de zijde van het park is een extra bluswatervoorziening aanwezig in de vorm van een ondergrondse blusleiding. Er zullen (in overleg met de Veiligheidsregio) voldoende brandkranen en vaste opstelplaatsen voor de brandweer worden gerealiseerd.

5. Geadviseerd wordt om (nood)uitgangen en vluchtroutes te realiseren die van de risico bron af zijn gericht.Reactie: Het plangebied is ingesloten tussen twee risicobronnen. Het advies impliceert dat aan beide zijden (spoor- en buisleidingzijde) sprake moet zijn van uitgangen. Hierin wordt voorzien.

Voorbeeld 2: Verwerking brandweeradvies

Verder dienen wij het bestuur van de Veiligheidsregio Brabant iedere keer in de gelegenheid te stellen om te adviseren over de rampenbestrijding en de zelfredzaamheid. (art. 13 van het Bevi). De Veiligheidsregio heeft op <datum> een (standaard)advies uitgebracht (zie ook bijlage X). Hieronder is het advies van de brandweer weergegeven. Vervolgens wordt op het advies ingegaan.

Maatregelen1. Bij gebruik van mechanische ventilatie in nieuwe bouwwerken: een afsluitbare me-

chanische ventilatie toe te passen. Bij het vrijkomen van toxische stoffen bij bedrijf X zullen deze door de mechanische ventilatie de gebouwen ingezogen worden. In het algemeen is een mechanische ventilatie niet (makkelijk) uit te zetten. Om binnen afgeschermd te zijn van toxische stoffen moet de ventilatie of centraal of met een noodknop uit te zetten zijn.• De in het onderhavige plan opgenomen woningen zijn niet voorzien van

mechanische ventilatie.

2. Extra aandacht te besteden aan de detaillering van gevels, ramen en kozijnen zodat deze goed luchtdicht zijn uitgevoerd, zodat natuurlijke ventilatie als gevolg van tocht niet kan plaatsvinden. Dit vraagt om strikte controle van de detaillering bij de omge-vingsvergunning, deelzaak bouwen en controle hierop tijdens de uitvoering.• De woningen worden conform het bouwbesluit gebouwd en hierop gecontroleerd.

De gestelde randvoorwaarden zijn hierin opgenomen.3. Tot slot adviseren wij u om, eventueel samen met de afdeling communicatie van de

Veiligheidsregio, actief te communiceren over de risico’s en de te nemen maatregelen. Bewoners moeten op de hoogte zijn van wat men moet doen in geval van een onge-val. Dit zal de zelfredzaamheid van uw burgers verbeteren.• Risicocommunicatie is een wettelijke taak van de Veiligheidsregio. Waar nodig en

mogelijk zal de gemeente de Veiligheidsregio hierin ondersteunen.

21 Praktijkvoorbeelden externe veiligheidsparagraaf

Hulpverlening, opkomsttijd, bereikbaarheid en alarmering4. Indien zich een scenario voordoet, zoals beschreven; is de Veiligheidsregio Brabant

voldoende ingericht om binnen het eerste uur materieel te kunnen leveren en de ramp te bestrijden. De medische hulpverleningscapaciteit is onvoldoende. Interregionale bij-stand zal noodzakelijk zijn. De opkomsttijd is minder dan 12 minuten en voldoet daar-mee aan de norm voor woningen voorzien van rookmelders, zoals beschreven in het Dekkings- en spreidingsplan van Veiligheidsregio Brabant. Verder is de bereikbaar-heid van het plangebied voor de hulpdiensten voldoende. Tot slot is het plangebied gelegen binnen de dekkingscirkel van de Waarschuwings- en alarmeringsinstallatie.• Aan de gestelde normen wordt voldaan.

5. Om een brand in het plangebied te kunnen bestrijden is het noodzakelijk dat er voldoende primair en secundair bluswater aanwezig is. Door de Veiligheidsregio is geadviseerd over primair en secundair bluswater in bestaand stedelijk gebied van de gemeente.• In overleg met de Veiligheidsregio zal bekeken worden in hoeverre een extra blus-

voorziening noodzakelijk is.

22 Praktijkvoorbeelden externe veiligheidsparagraaf

2.7 Bestuurlijke verantwoording van het groepsrisicoEen belangrijk onderdeel van de verantwoording van het groepsrisico wordt gevormd door de be-stuurlijke aanvaarding van het restrisico. De EV-paragraaf bevat idealiter een expliciete opmerking hierover. Hieronder volgen enkele voorbeelden.

Voorbeeld 1: bestuurlijke verantwoording

Conclusies en restrisicoHet plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de spoorlijn en de snelwegen. Personen in het plangebied worden aan een externe veiligheidsrisico blootgesteld, ook na maatregelen. Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risico-bronnen is de verantwoordingsplicht ingevuld. De Veiligheidsregio Brabant heeft d.d. <datum> advies uitgebracht.

Uit het bovenstaande worden de volgende relevante conclusies getrokken:• De plaatsgebonden risicocontour bedraagt ter hoogte van het plangebied 0 m. Hiermee

levert het geen belemmeringen op.• Uit de berekening blijkt dat het groepsrisico toeneemt, daarbij blijft het groepsrisico onder

0,1 keer de oriëntatiewaarde.• De zelfredzaamheid van de gebruikers kan verbeterd worden door het aanbrengen van

een heuvel nabij het spoor. Hiermee kan worden voorkomen dat bij een incident een plasbrand het gebied in kan lopen. Deze maatregel wordt niet genomen, omdat de ruimte tussen het plangebied en het spoor zich hiertoe niet leent.

• De zelfredzaamheid van de gebruikers kan worden verbeterd door de eerstelijns woonbe-bouwing te voorzien van een achteruitgang. Op die manier kan bij een dreigende BLEVE en een plasbrand het gebied onder dekking van de woningen worden ontvlucht. Deze maatregel wordt wel/niet genomen, omdat <motivering>.

• De zelfredzaamheid van de gebruikers kan worden verbeterd indien mechanische ven-tilatie centraal kan worden uitgezet. Hiermee kan een “safe haven” worden gecreëerd, waardoor langdurig verblijf inpandig bij een toxische wolk mogelijk is. Deze maatregel wordt niet aangebracht. Ook wordt wel/niet voorzien in een centrale uitschakelknop bij het centrum, omdat <motivering>.

• De bereikbaarheid van het plangebied is goed, er zijn voldoende ontvluchtingswegen voorhanden.

• Goede communicatie kan een bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid van personen. In de gemeente vindt communicatie plaats via de Risicokaart, en de risicocommunicatiecam-pagne Denk Vooruit.

• Het plangebied ligt in het dekkingsgebied van de WAS-installatie (Waarschuwings- en alar-meringssysteem); dit biedt de mogelijkheid om de bewoners tijdig te waarschuwen.

• Ter verbetering van de zelfredzaamheid wordt er een omroepinstallatie aangebracht bij het sportcomplex.

• De opkomsttijd van de brandweer voldoet.• Er komt geen nieuwe bebouwing binnen 30 m van het spoor.

Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico’s en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.

23 Praktijkvoorbeelden externe veiligheidsparagraaf

Voorbeeld 2: Bestuurlijke verantwoordingOnderstaand voorbeeld is nauw verweven met een (gedeelte van de) verantwoording van het groepsrisico. Deze wordt omwille de volledigheid ook weergegeven, zodat de bestuurlijke accep-tatie beter gevolgd kan worden.

Mogelijkheden tot de voorbereiding en bestrijding van een ramp Volgens artikel 13, lid 1, onder h van het Bevi dient bij de verantwoording van het groepsri-sico de mogelijkheid tot de voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval te worden betrokken. In het advies van de Veiligheidsregio <da-tum> en nader gespecifi ceerd <datum> is aangegeven dat er onvoldoende bluswater aanwe-zig is op een deel van het bedrijventerrein. Er dienen drie primaire bluswatervoorzieningen gerealiseerd te worden aan de noordzijde. De drie extra bluswatervoorzieningen dienen te worden aangebracht in de buurt van twee bedrijven waar activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, te weten bedrijf X en Y.

Conclusie De gemeenteraad kan instemmen met dit bestemmingsplan waarbij wordt opgemerkt dat de bluswatervoorziening wordt geoptimaliseerd. Er dienen drie extra bluswatervoorzieningen te worden aangebracht in de buurt van twee bedrijven waar activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvindt, te weten bedrijf X en Y, dit wordt in een apart traject opgepakt.

Bovengenoemd beslispunt (drie extra bluswatervoorzieningen) is expliciet aan de orde gekomen in de raadsnota:

1. De raad dient het groepsrisico te verantwoordenBij het vaststellen van het bestemmingsplan dient het groepsrisico conform het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) verantwoord te worden. Deze verantwoording is opgenomen in paragraaf <nummer> van het bestemmingsplan waarnaar kortheidshalve wordt verwezen.

KanttekeningenEr dienen drie primaire bluswatervoorzieningen gerealiseerd te worden aan de noordzijde <naam plan>. Bij voorliggende actualisatie van het bestemmingsplan moet in het kader van externe veiligheid het groepsrisico worden verantwoord. Een onderdeel daarvan is een advies van de Veiligheidsregio. De Veiligheidsregio kan instemmen met dit bestemmingsplan, maar adviseert de bluswatervoorziening binnen het plangebied te optimaliseren. Er dienen drie extra bluswatervoorzieningen te worden aangebracht in de buurt van twee bedrijven waar activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, te weten bedrijf X en Y. Dit is de conse-quentie van onder andere het vastgestelde beleid over bluswatervoorzieningen in de regio/gemeente. Deze kwestie wordt in een apart traject samen met de Veiligheidsregio opgepakt.

24 Praktijkvoorbeelden externe veiligheidsparagraaf

B.3 Tot besluit

In het voorgaande hoofdstuk is per verplicht onderdeel in een EV-paragraaf een aantal praktijk-voorbeelden gepresenteerd. Deze geven een goede indruk van de wijze waarop je aan de betref-fende onderdelen van een EV-paragraaf invulling kan geven. Een EV-paragraaf blijft echter altijd maatwerk. Óf en de mate waarin aan alle onderdelen van de EV-paragraaf invulling moet worden gegeven, verschilt van plan tot plan. Het verdient aanbeveling om een deskundige zo vroeg mo-gelijk bij de planvorming (en het exploitatieplan) te betrekken, zodat EV optimaal bij de uitwerking wordt meegenomen. Vaak kan dit betekenen dat EV helemaal geen beletsel is voor een ruimtelijk plan. Of dat het plan met beperkte veiligheidsaanpassingen doorgang kan vinden. Zo voorkom je dat het opstellen van een EV-paragraaf een sluitstuk van de planvorming wordt, waarbij je moge-lijk achteraf nog kostbare maatregelen moet treffen.