Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet...

56
Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2008 2009 Evidence-based Werken: een bijdrage tot de professionaliteit van het sociaal werk? Promotor: Prof. Dr. Maria Bouverne De Bie Sammy Kolijn Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van „master in het sociaal werk‟

Transcript of Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet...

Page 1: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen

Academiejaar 2008 – 2009

Evidence-based Werken:

een bijdrage tot de professionaliteit van het sociaal werk?

Promotor: Prof. Dr. Maria Bouverne – De Bie

Sammy Kolijn

Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van „master in het sociaal werk‟

Page 2: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

2

VOORWOORD

Deze masterproef zou niet tot stand gekomen zijn zonder de medewerking van een aantal

personen. Ik maak dan ook van de gelegenheid gebruik om alle mensen te bedanken die elk

op hun eigen manier een steentje bijdroegen aan de tekst die voor u ligt.

Allereerst zou ik mijn promotor, Prof. Dr. Maria Bouverne - De Bie, willen bedanken voor de

ondersteuning bij het maken van deze masterproef.

Een bijzonder dankwoord wil ik eveneens richten aan mijn begeleidster Sabine Van Houte.

Je was van bij het begin erg nauw betrokken bij deze masterproef, ondersteunde me, gaf me

inspiratie, bruikbare tips en zette op die manier mee je schouders onder deze masterproef.

Ik zal nog vaak met plezier terugblikken op onze samenwerking.

Daarnaast had ik ook graag mijn broer, ouders en vriendin bedankt. Jullie onvoorwaardelijke

steun en aanmoedigingen hebben deze masterproef mee mogelijk gemaakt.

Tot slot wens ik ook mijn vrienden en medestudenten te bedanken voor het luisterend oor,

de steun en de momenten van afleiding.

Page 3: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

3

INHOUDSOPGAVE

VOORWOORD .................................................................................................................................................. 1

INHOUDSOPGAVE ............................................................................................................................................ 3

1. INLEIDING ................................................................................................................................................ 4

2. PROBLEEMSTELLING ................................................................................................................................. 6

3. METHODOLOGIE ...................................................................................................................................... 9

4. DISCOURS EVIDENCE-BASED PRACTICE .................................................................................................. 13

4.1 EVIDENCE-BASED MEDICINE ........................................................................................................................... 13

4.2 DEFINITIES EVIDENCE-BASED PRACTICE ............................................................................................................. 14

4.2.1 Over enge en ruime invullingen ...................................................................................................... 15

4.2.2 Consequenties keuze invulling evidence-based practice ................................................................. 17

4.3 CONTEXT EN BETEKENIS VAN DE EVIDENCE-BASED PRACTICE / “WHAT WORKS” BEWEGING ........................................ 19

4.3.1 Evidence-based practice: uitdrukking van het moderniseringsproces? .......................................... 20

5. ALTERNATIEF DISCOURS ......................................................................................................................... 25

5.1 OVER ONZEKERHEID EN AMBIGUÏTEIT .............................................................................................................. 26

5.2 OVER GEVESTIGDE MORELE CONCEPTIES EN DE NOOD AAN REFLEXIVITEIT ................................................................ 29

5.3 “WHAT WORKS?” EN DE GEPASTHEIDLOGICA .................................................................................................... 30

5.4 AANDACHT VOOR ETHISCHE ASPECTEN EN MACHT .............................................................................................. 32

6. EVIDENCE-BASED PRACTICE EN PROFESSIONALITEIT VAN HET SOCIAAL WERK ...................................... 34

6.1 EUFORISCH ONTHAALD EN SCEPTISCH VERWORPEN ............................................................................................. 34

6.2 OVER WAT WETENSCHAP EN EVIDENCE-BASED PRACTICE HET SOCIAAL WERK TE BIEDEN HEBBEN .................................. 35

6.3 OVER EEN BEGRENZENDE EN ONTGRENZENDE BENADERING .................................................................................. 37

6.4 SOCIAAL WERK ALS MORELE ACTIVITEIT ............................................................................................................ 39

6.5 EVIDENCE-BASED PRACTICE ALS STRATEGIE ....................................................................................................... 41

6.6 NORMATIEVE PROFESSIONALITEIT IN HET SOCIAAL WERK ..................................................................................... 42

6.7 PUTTING ETHICS AND POLITICS FIRST................................................................................................................ 45

7. BESLUIT .................................................................................................................................................. 47

7.1 SUGGESTIES VOOR VERDER ONDERZOEK ........................................................................................................... 50

BIBLIOGRAFIE ................................................................................................................................................ 52

Page 4: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

4

1. INLEIDING

Na mijn studies sociaal werk aan de Hogeschool West-Vlaanderen kreeg ik de kans om na

het behalen van een professionele bachelor in het sociaal werk een academische

masteropleiding te volgen.

Vanuit een brede interesse in het sociaal werk en mede door de aantrekkingskracht die

uitging van de masteropleiding georganiseerd door de Associatie Universiteit Gent, besloot

ik deze geboden kans met beide handen te grijpen. Een keuze die mijn visie op sociaal werk

en sociaal beleid ingrijpend veranderd heeft. Doorheen de lessen leerde ik o.a. hoe

belangrijk het is om een kritische houding te kunnen en durven aannemen ten aanzien van

sociaal werkpraktijken en sociaal beleid, een dominant discours in vraag te stellen en

gefundeerd positie in te nemen in actuele discussies.

Deze meesterproef was voor mij een mooie kans om me in een onderwerp te verdiepen en

een bijdrage te leveren aan een actuele discussie. Tijdens de cursus Agogische Theorieën

werd stilgestaan bij een aantal dominante discoursen die de context vormen waarbinnen de

sociaal werkpraktijk en het onderzoek naar sociaal werk zich ontwikkelen. Het evidence-

based practice discours trok mijn aandacht, mede omdat het mij reeds was opgevallen dat in

Nederlandstalige vaktijdschriften recent een aantal publicaties verschenen waren rond

evidence-based practice. Bovendien ben ik erg geïnteresseerd in de discussie over

professioneel handelen in het sociaal werk en de professionaliteit van het sociaal werk.

Ik had zelf mijn bedenkingen bij de ontwikkeling naar een evidence-based sociaal werk en

een aantal aannames botsten met mijn eigen kijk op sociaal werk. Vastbesloten om meer te

weten te komen over wat evidence-based sociaal werk dan wel zou kunnen zijn, begon ik

verschillende teksten te lezen. Voor ik het wist had ik de smaak van het lezen te pakken. Ik

begaf mij op relatief nieuw terrein en het leek mij een uitdaging om evidence-based practice,

gekoppeld aan de professionaliteit van het sociaal werk, als onderwerp van deze

masterproef te kiezen. Een uitdaging die resulteerde in dit werkstuk, waarover u als lezer het

laatste oordeel heeft.

Na deze inleiding wordt de probleemstelling die richtinggevend was voor deze masterproef

toegelicht, waarna uitgebreid aandacht wordt besteed aan mijn onderzoeksmethodologie.

Daarna volgt een verkenning van het evidence-based practice discours, met aandacht voor

evidence-based medicine, definities van evidence-based practice, de consequenties van de

Page 5: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

5

keuze voor een bepaald soort invulling van evidence-based practice en de context en

betekenis van de evidence-based practice / “what works” beweging.

Daarna volgt een bondige beschrijving van een „alternatief discours‟. Hierbij wordt

achtereenvolgens ingegaan op: onzekerheid en ambiguïteit in het sociaal werk, gevestigde

morele concepties en de nood aan reflexiviteit, de vraag “What works?” en de

gepastheidslogica (logic of appropriateness) en aandacht voor ethische aspecten en macht.

Na dit „alternatief‟ discours verschuift de focus naar evidence-based practice en de

professionaliteit van het sociaal werk. Hierbij wordt achtereenvolgens stil gestaan bij de

gemengde ontvangst van evidence-based practice in de sociaal werk literatuur, wat

wetenschap en evidence-based practice het sociaal werk te bieden hebben, begrenzende

en ontgrenzende benaderingen van de relatie tussen onderzoek en werkveld, sociaal werk

als morele activiteit, evidence-based practice als strategie, normatieve professionalisering in

het sociaal werk en „putting ethics and politics first‟.

Het besluit en de suggesties voor verder onderzoek vervolledigen deze masterproef.

Page 6: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

6

2. PROBLEEMSTELLING

Evidence-based practice is aan een opmars bezig, stelt Hermans (2008). Om te

verduidelijken waarover evidence-based practice precies gaat, omschrijft hij evidence-

based practice als volgt:

“Dit nieuwe paradigma benadrukt dat het sociaal werk meer gebruik moet maken van

onderzoeksresultaten. Meer specifiek zouden enkel die praktijken en interventies ter

bestrijding van sociale problemen ingezet mogen worden waarvan de effectiviteit door

middel van onderzoek voldoende bewezen werd.” (Hermans, 2008)

Deze omschrijving van Hermans licht een tip van de sluier op wat de invulling van evidence-

based practice betreft en zet alvast de toon. Verderop in deze meesterproef wordt dieper

ingegaan op verschillende definiëringen van evidence-based practice en de betekenis

daarvan.

In de afgelopen tien jaar is er in allerlei wetenschappelijke tijdschriften een hevig debat

gevoerd omtrent evidence-based practice (Hermans, 2008). Voor- en tegenstanders van

evidence-based practice gingen de polemiek niet uit de weg. De rijke stroom aan publicaties

omvat onder andere bijdragen die ingaan op het wat, hoe en waarom van evidence-based

practice (Gilgun, 2005; Jenson, 2005) als artikels over de voordelen en nadelen die hieraan

verbonden zijn (Rosen, 2003; Thyer, 2008), (ethische) bemerkingen bij evidence-based

practice (Furman, 2009), de implementatie en plaats van evidence-based practice in de

(sociaal werk) praktijk (Franklin, 2007; Walker, 2007; Mullen, 2008) en in de curricula van

sociaal werk opleidingen (Howard, 2003; Drake, 2007; Rubin, 2007).

Hoewel de evidence-based discussie er op het eerste zicht één lijkt te zijn die voornamelijk

onder academici en onderzoekers in alle hevigheid wordt gevoerd in Angelsaksische

wetenschappelijke tijdschriften, dook ze de afgelopen jaren ook herhaaldelijk op in

Nederlandstalige tijdschriften (o.a Desair, 2008; Fret, 2008; Hermans, 2008; Goris, 2009).

Vooral voorstanders van evidence-based practice lijken een forum gevonden te hebben om

hun zaak te bepleiten. Zo wordt evidence-based practice naar voor geschoven als een

opportuniteit voor het sociaal werk (Hermans, 2008) en stelt men de vraag of evidentie de

professionalisering van het sociaal werk kan versterken (Fret, 2008). Zoals vaak het geval,

roept woord wederwoord op. Dit maakt dat in meerdere wetenschappelijke publicaties

boeiende discussies ontstaan over de praktijk van en onderzoek naar het sociaal werk en

hoe wetenschappelijk onderzoek de praktijk kan ondersteunen.

Page 7: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

7

Dat ook het sociaal werk geconfronteerd wordt met aandacht voor en vraag naar meer

evidence-based practice en een betere wisselwerking tussen onderzoek en praktijk, hoeft

niet te verwonderen. Het sociaal werk is net als andere beroepen en disciplines onderhevig

aan maatschappelijke invloeden en tendensen. Zo is evidence-based practice net als het

managementdiscours één van de dominante discoursen waarbinnen het sociaal werk zich

ontwikkelt. (Roose, 2008)

Steyaert (2008) geeft aan dat verschillende sectoren zich evidence-based willen maken. Hij

vraagt zich in dat opzicht af of jaloezie ten aanzien van het succes van evidence-based

medicine hier een mogelijke oorzaak is. Sackett, geciteerd in Autrique (2008), definieert

evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het

huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te nemen voor individuele patiënten.

De praktijk van evidence-based medicine impliceert het integreren van het beste

bewijsmateriaal dat vanuit systematisch onderzoek beschikbaar is met individuele klinische

expertise en de voorkeuren, wensen en verwachtingen van de patiënt.” De term „evidence-

based medicine‟ slaat op “een stroming in de geneeskunde die op gang is gekomen onder

impuls van artsen, onderzoekers, professoren en beleidsmakers. Zij wilden ervoor zorgen

dat onderzoeksresultaten sneller en beter werden toegepast in de praktijk.” (Haynes et al.

geciteerd in Autrique, 2008).

Wat opvalt is dat in de discussie evidence-based practice expliciet of impliciet wordt

gekoppeld aan (de verhoging van) de effectiviteit, professionaliteit, kwaliteit of status van het

sociaal werk. Zo stelt Hermans (2008): “Evidence-based practice heeft de kennisbasis en de

effectiviteit van het sociaal werk (terug) op de agenda geplaatst, maar tegelijkertijd ook de

bruikbaarheid en overdraagbaarheid van onderzoeksresultaten. Dit hoeft niet noodzakelijk

een bedreiging te betekenen voor de professie, maar kan de aanzet vormen voor een

nieuwe wisselwerking tussen praktijk en onderzoek. Zo kan de kwaliteit en de effectiviteit

van de praktijk van én het onderzoek naar het sociaal werk verbeterd worden.”

Ook de identiteit en legitimiteit van het sociaal werk wordt in het debat betrokken, wanneer

Hermans bijvoorbeeld over het sociaal werk het volgende stelt: “Samen met haar identiteit,

dreigt ook haar legitimiteit weg te drijven. Bestaat er een oplossing? Jawel: evidence-based

practice kan helpen om identiteit op te bouwen en legitimiteit te verwerven. Want onderzoek

is één van de spiegels om kritisch naar de praktijk van het sociaal werk te kijken.” (Goris,

2009).

Page 8: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

8

Dergelijke koppeling in de wetenschappelijke literatuur, van evidence-based practice aan de

professionaliteit en de identiteit van het sociaal werk, waarin men aanneemt dat evidence -

based practice een goede zaak is voor de professionaliteit van het sociaal werk, trekt de

aandacht en vraagt om een kritische analyse. De centrale probleemstelling van dit

proefschrift luidt dan ook als volgt: “Kan evidence-based werken een bijdrage leveren aan de

professionaliteit van het sociaal werk?”

Deze probleemstelling werd verder geconcretiseerd in volgende onderzoeksvragen:

(1) Hoe wordt evidence-based practice gedefinieerd?

(2) Hoe kan evidence-based practice maatschappelijk worden gekaderd?

(3) Wat kan evidence-based practice betekenen voor het sociaal werk?

(4) Hoe wordt professionaliteit in het sociaal werk ingevuld?

Onderzoeksvraag (1) heeft tot doel het verhelderen van het begrip „evidence-based

practice‟. Onderzoeksvraag (2) heeft tot doel zicht te krijgen op de bredere maatschappelijke

context waarbinnen evidence-based practice kan worden gesitueerd. Onderzoeksvraag (3)

heeft tot doel een zicht te krijgen over de mogelijkheden die evidence-based practice zou

kunnen bieden aan het sociaal werk en haar professionalisering, alsook op bedenkingen

met betrekking tot die mogelijke bijdrage. Onderzoeksvraag (4) heeft tot doel een beknopt

beeld te kunnen schetsen van professionaliteitopvattingen met betrekking tot het sociaal

werk.

Page 9: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

9

3. METHODOLOGIE

We kozen ervoor om de beschikbare literatuur rond evidence-based practice te bekijken

vanuit de vraag of evidence-based werken een bijdrage kan leveren aan de professionaliteit

van het sociaal werk. Op die manier willen wij met deze meesterproef een bijdrage leveren

aan de discussie over evidence-based practice en de betekenis ervan voor de

professionaliteit van het sociaal werk.

Voor de keuze van deze onderzoeksmethode waren de probleemstelling en de

geformuleerde onderzoeksvragen richtinggevend. Er werd gekozen om de geformuleerde

onderzoeksvragen te beantwoorden via een kritische analyse van internationale literatuur

over evidence-based practice, wat resulteerde in een literatuurstudie..

Een belangrijke keuze die zich opdrong was welke databases gehanteerd zouden worden in

het zoekproces naar relevante literatuur. De internationale literatuur werd afgebakend tot

publicaties uit de Social Science Citation Index (Web of Knowledge). De ISI database omvat

peer-reviewed wetenschappelijke artikels en vormde een eerste criterium voor de selectie

van bronnen voor de literatuurstudie. Er werd gezocht op de trefwoorden „evidence-based

practice‟, „evidence-based social work‟, „social work knowledge-base‟, practice-based

evidence, „professional social work‟, „social work professionalisation‟. Onder „Citation

databases‟ selecteerden we „Social Sciences‟ en „Humanities‟ en publicaties van 1955 tot en

met 2009, wat resulteerde in respectievelijk 307 en 124 resultaten.

In een volgende stap werden de bekomen publicaties gescreend op hun inhoud aan de

hand van het abstract. Het algemene criterium dat hierbij werd gehanteerd was de mate

waarin het artikel daadwerkelijk over evidence-based practice ging en betrekking had op

sociaal werk in de brede zin van het woord. Een bijkomend criterium was de mate waarin

evidence-based practice conceptueel aan bod kwam. Een laatste criterium was of de

publicatie elementen bevatte die qua inhoud aansloten bij de geformuleerde

onderzoeksvragen.

Na het toepassen van deze selectiecriteria werden 61 publicaties weerhouden. Van deze 61

publicaties waren er 13 niet beschikbaar in full-text of in een Belgische bibliotheek. Dit bracht

het aantal publicaties dat in het kader van de literatuurstudie verder zou worden

geanalyseerd op 48 publicaties.

Page 10: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

10

Als aanvulling op de Engelstalige wetenschappelijk literatuur die werd bekomen via ISI Web

of Knowledge, werden eveneens relevante publicaties gezocht in Nederlandstalige

tijdschriften zoals het tijdschrift Alert voor zorg en sociale politiek. Dit betreft publicaties die

niet in de ISI database opgenomen zijn. Om uit te maken of een artikel relevant was, werd

het eerst cursief gelezen. Dezelfde inhoudelijke criteria werden gehanteerd.

Het oorspronkelijk afbakenen tot publicaties die in de databases van de Web of Knowledge

opgenomen zijn, houdt beperkingen in. De discussie rond evidence-based practice is echter

in hoofdzaak een discussie die gevoerd wordt onder onderzoekers in Engelstalige

tijdschriften en die zich in hoofdzaak afspeelt in een academische context. Dit verantwoordt

de keuze om de ISI Web of Knowledge als uitgangspunt te nemen. Bewust van het feit dat

de ISI een welbepaald discours vertegenwoordigt binnen het academisch debat, werd er

naar gestreefd een evenwicht te bereiken tussen „positieve‟ en meer „kritische‟ artikels die

een alternatief discours brengen. Aanvullend werd, zowel bij de Engelstalige als

Nederlandstalige artikels, gebruik gemaakt van snowball sampling. Via de bibliografieën van

publicaties van bekende auteurs werden bijkomende relevante publicaties verzameld.

Deze literatuurstudie kan bijdragen aan het algemene debat over evidence-based practice in

het sociaal werk. De verheldering van het begrip „evidence-based practice‟ is een

noodzakelijke voorwaarde wil men op een constructieve manier met elkaar in dialoog

kunnen gaan. Door oog te hebben voor uiteenlopende invullingen van „evidence-based

practice‟ en deze genuanceerd in kaart te brengen, willen wij voorkomen dat de discussie

over evidence-based practice reeds op het niveau van de definiëring wordt afgesloten. De

definiëringen die verder in dit proefschrift opgenomen zijn, zijn weliswaar gangbare

definiëringen binnen het dominante discours rond evidence-based practice, toch wensen wij

de tegensprekelijkheid open te houden. Geciteerde auteurs dienen daarom vooral als

illustratief beschouwd te worden voor een bepaald discours, veeleer dan dat zij de waarheid

in pacht hebben. Hoogstens brengen zij een waarheid, een verhaal naar voor. Door

verderop in deze meesterproef naast het dominante discours, ook een alternatief discours in

beeld te brengen, wordt de tegensprekelijkheid open gelaten.

Met dit onderzoek willen wij zij die geïnteresseerd zijn in de discussie over evidence-based

practice in het sociaal werk en de mogelijke bijdragen ervan aan de professionaliteit van het

sociaal werk, een beknopt overzicht bieden van het discours. Een overzicht dat aanleiding

kan geven tot verdere inhoudelijke verdieping. Een overzicht dat ook nodig is, omdat de

voorbije decennia heel wat publicaties zijn verschenen, wat de overzichtelijkheid niet, maar

het inhoudelijk debat wel, ten goede is gekomen.

Page 11: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

11

Wat de betrouwbaarheid betreft gingen we te rade bij Maso en Smaling (1998). Volgens hen

is betrouwbaarheid “De afwezigheid van toevallige of onsystematische vertekeningen van

het object van studie. Wanneer het object stabiel is en niet verandert gedurende een

tijdsperiode, komt betrouwbaarheid neer op herhaalbaarheid. In kwalitatief onderzoek

betekent betrouwbaarheid herhaalbaarheid van de tussen - en eindresultaten van een

onderzoek.” Herhaalbaarheid moet volgens hen mogelijk gemaakt worden door uitgebreide

rapportage van de oorspronkelijke uitvoering van het onderzoek. Een andere, onafhankelijke

onderzoeker zou dan (delen van) het onderzoek ook feitelijk kunnen nadoen als bepaalde

omstandigheden dat tenminste niet onmogelijk maakten, of als het waargenomene niet al

veranderd of verdwenen was (Maso & Smaling, 1998). Om hieraan tegemoet te komen

werden een aantal maatregelen genomen. Zo werd om de betrouwbaarheid van ons

onderzoek te verhogen, bijzondere aandacht besteed aan het beschrijven van de

verschillende stappen in het zoeken naar literatuur. Daarnaast werd bij het schrijven van dit

proefschrift gelet op het scheiden van beschrijvingen en (mogelijk discutabele) interpretaties,

wat de interne betrouwbaarheid verhoogt.

Externe betrouwbaarheid slaat volgens Maso en Smaling (1998) op de “Herhaalbaarheid

van het hele onderzoek, inclusief alle tussen- en eindresultaten, door andere, onafhankelijke

onderzoekers in dezelfde situatie, met dezelfde onderzoeksopzet en met dezelfde methoden

en technieken.” Als criterium schuiven zij de intersubjectieve navolgbaarheid („trackability‟)

naar voor. Het gaat er dan om “Het onderzoek op zodanige wijze uit te voeren, allerlei

materiaal en aantekeningen zo te bewaren en het onderzoek zo te rapporteren dat andere

onderzoekers de gang van het onderzoek kunnen nagaan en hun eigen oordeel kunnen

vormen.” (Maso & Smaling, 1998)

Van de verschillende manieren om de externe betrouwbaarheid of navolgbaarheid te

verhogen die zij opsommen, kozen wij ervoor om de gekozen methoden, technieken en

begrippen precies te omschrijven in dit proefschrift, alsook de argumenten die gehanteerd

zijn om diverse gemaakte keuzes te motiveren, expliciet te vermelden.

Een onderzoeker neemt wie hij is mee in het onderzoek, hoe objectief hij ook probeert te zijn

door het hanteren van duidelijke criteria en het verantwoorden van zijn keuzes. Dit sluit aan

bij wat Maso en Smaling (1998) aangeven over interne validiteit: “Interne validiteit is validiteit

binnen een onderzoeksproject en betreft vooral de deugdelijkheid van de argumenten

(verzamelde gegevens) en de redenering (de onderzoeksopzet en de analyse) die tot de

onderzoeksconclusies geleid hebben. Deze argumenten en redeneringen moeten zoveel

mogelijk vrij zijn van systematische vertekeningen.” Het maken van (veld)notities en een

Page 12: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

12

(reflectief) dagboek alsook het maken van methodologische en theoretische memo‟s zijn

mogelijke maatregelen om de interne validiteit te verhogen. Deze maatregelen komen in

essentie overeen met hoe in dit proefschrift maatregelen werden genomen om de interne

validiteit te verhogen.

Een beperking van dit onderzoek is dat de keuze gemaakt werd voor een theoretische

benadering van evidence-based practice. Bij het zoeken naar literatuur werd de voorkeur

gegeven aan publicaties die een zeker abstractieniveau hadden en waar evidence-based

practice als concept aan bod kwam. Dit betekent dat publicaties die uitsluitend over

individuele cases uit de praktijk van het sociaal werk handelden en dit niveau niet

overstegen, niet verder werden opgenomen in de literatuurstudie. Op zich zouden dergelijke

publicaties een interessante invalshoek kunnen zijn voor verder onderzoek, maar er werd

gekozen voor een andere focus. Om hieraan gedeeltelijk tegemoet te komen, werd verder in

dit proefschrift ruimte besteed aan suggesties voor verder onderzoek. Op die manier krijgen

wij de kans om waardevolle onderzoeksvragen en interessante invalshoeken die we tijdens

het lezen tegenkwamen, alsnog mee te geven met de lezer van dit proefschrift.

Op de vaak methodologische kritieken die door de jaren heen ten aanzien van evidence-

based practice geformuleerd zijn en de discussies waarbij argumenten even snel werden

voorzien van tegenargumenten, wordt in deze meesterproef niet in detail in gegaan. De

bibliografie achterin dit werkstuk evenals de geciteerde auteurs moet de lezer echter in staat

stellen de weg te vinden naar de dominante discussies in het evidence-based practice

debat.

Page 13: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

13

4. DISCOURS EVIDENCE-BASED PRACTICE

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de oorsprong van „evidence-based practice‟ die terug te

vinden is bij evidence-based medicine en de wijze waarop „evidence-based practice‟ in

internationale literatuur wordt gedefinieerd. Daarna wordt ingegaan op de consequenties

van de keuze voor een welbepaalde invulling van evidence-based practice en op de context

en betekenis van de evidence-based practice.

4.1 Evidence-based medicine

Alvorens dieper in te gaan op verschillende definiëringen van „evidence-based practice‟ is

het noodzakelijk om stil te staan bij de oorsprong van dit begrip. „Evidence-based practice‟ is

afgeleid van de term „evidence-based medicine‟. Wat de oorsprong van „evidence-based

practice‟ betreft verwijzen heel wat auteurs naar de gezondheidszorg begin de jaren 1990.

Gilgun (2005) noemt evidence-based medicine “the parent discipline of evidence-based

practice” en geeft aan dat “Evidence-based practice originated within the medical school of

McMaster University, Toronto, in the early 1990s.” De bakermat van „evidence-based

practice‟ ligt dus in de geneeskunde/gezondheidszorg. Over de impact ervan stelt Gilgun

(2005) dat evidence-based practice (EBP) “is having a major impact in medicine, nursing,

and other health care professions, both in the United States and internationally. Within social

work, EBP is influential in some English-speaking countries such as England and Australia.

In the United States, EBP in social work is in its early stages.”

„Evidence-based medicine‟ slaat op een stroming in de geneeskunde die op gang is

gekomen onder impuls van artsen, onderzoekers, professoren en beleidsmakers. Zij wilden

ervoor zorgen dat onderzoeksresultaten sneller en beter werden toegepast in de praktijk

(Haynes et al. geciteerd in Autrique, 2008).

De definitie van Sackett wordt beschouwd als de eerste algemeen aanvaarde definitie van

evidence-based practice. "Evidence based medicine is the conscientious, explicit, and

judicious use of current best evidence in making decisions about the care of individual

patients.” (Sackett, 1996) Deze eerste, enge definitie werd later aangevuld tot “Evidence-

based practice is the integration of best research evidence with clinical expertise and patient

values.” (Sackett, 2000)

Page 14: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

14

4.2 Definities evidence-based practice

In de internationale literatuur binnen het veld van de sociale wetenschappen en het sociaal

werk zijn heel wat definities van „evidence-based practice‟ terug te vinden. Naargelang de

auteur van een publicatie verschilt wat precies onder „evidence-based practice‟ wordt

verstaan. Ondanks de verschillen zijn er toch definities die vaak worden aangehaald. De

definitie van „evidence-based practice‟ zoals geformuleerd door Sackett geldt als een

referentie in de discussie over „evidence-based practice‟.

Toch kunnen een aantal opmerkingen gemaakt worden bij deze „algemeen aanvaarde

definitie‟. Shaw (2005) geeft terecht aan dat Sacketts definitie vaak genoeg geciteerd wordt

om de indruk wekken dat discussie over de definitie van evidence-based practice overbodig

is (Shaw, 2005:76) Bij het lezen van internationale artikels werd vastgesteld dat auteurs

vaak naar Sacketts definitie teruggrijpen om „evidence-based practice‟ toe te lichten. Dit

betekent echter niet dat er over de definitie van evidence-based practice geen discussie

bestaat.

Shaw (2005) merkt op dat Mullen (2004) in zijn definitie een onderscheid maakt tussen “A

model of intervention that has been demonstrated effective” en “ A way of practising, using

critical thinking”. Hierover zegt Shaw het volgende:

Het eerste geval houdt o.a. in dat beslissingen in de praktijk gebaseerd worden op uit

empirisch onderzoek verkregen evidentie, dat die interventiestrategieën gekozen worden

waarvan kan worden aangenomen dat ze de gewenste uitkomsten zullen genereren en dat

de implementatie van deze interventies geëvalueerd wordt om te verzekeren dat ze

geïmplementeerd worden zoals bedoeld.

Het tweede geval focust meer op het professioneel oordeel. Het gaat om een benadering

van evidentie, argumenteren en het nemen van beslissingen die nauw gerelateerd is aan

wetenschappelijk redeneren (Macdonald, 2000) en zou omvatten:

1. Accuraat de kwaliteit van de evidentie/het bewijs in kaart brengen.

2. Herkennen en counteren van vaak voorkomende denkfouten.

3. Herkennen hoe affectieve en cognitieve vooroordelen het professioneel oordeel

negatief kunnen beïnvloeden.

4. Een manier van werken bewerkstellingen die juistheid of waarheid verkiest boven het

winnen van de discussie. (Macdonald, 2000, p. 80)

Page 15: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

15

Shaw stelt dat deze verschillende aspecten door Macdonald worden samengebracht

wanneer ze zegt dat evidence-based practice “ (represents) an approach to decision-making

which is transparent, accountable, and based on a consideration of current best evidence

about the effects of particular interventions on the welfare of individuals, groups and

communities.” (Macdonald, 2000, p. 123-124)

Nog volgens Shaw (2005) is er sprake van onderliggende claims aangaande „good practice‟

die verder lijken te gaan dan het rationeel gebruik van evidentie. Het is belangrijk stil te

staan bij de exacte bewoordingen in een definitie. Wanneer Sackett het heeft over het

gebruik van evidence als zijnde “conscientious (gewetensvol), judicious (oordeelkundig) and

explicit (expliciet)” dan lijkt dit drie soorten claims te omvatten: een morele claim, een

wijsheidsclaim en een claim van transparantie en openheid.

Met betrekking tot het debat over evidence-based practice stelt Shaw dan ook dat “It is not

possible to assess, or participate in, the debates regarding evidence-based human services

without understanding that they go beyond a straightforward accountability model of reason-

based professional judgement and practice.” (Shaw, 2005, p.78)

Dergelijke onderlinge assumpties maken dat discussies over de definitie van evidence-

based practice relevant zijn. De keuze voor een specifieke invulling van evidence-based

practice is niet vrijblijvend want ze heeft verstrekkende gevolgen. Verder in deze

meesterproef gaan we dieper in op verschillende visies op evidence-based practice en een

aantal belangrijke consequenties.

4.2.1 Over enge en ruime invullingen

Gredig (2005, p. 76) merkt op dat “Evidence-based practice is not a single movement that

has gained a definite form: Different versions have arisen and, as Stephen Webb put it,

“there are softer and harder versions of it” (Webb, 2001).” In het licht van de huidige

debatten – bijvoorbeeld of evidence-based practice de professionaliteit van het sociaal werk

kan versterken – dient dit steeds in het achterhoofd gehouden te worden.

Hermans (2008) – zelf een pleitbezorger van de doorbraak van een ruime invulling van

evidence-based practice in het sociaal werk – stelt over evidence-based practice het

volgende:

Page 16: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

16

“Dit nieuwe paradigma benadrukt dat het sociaal werk meer gebruik moet maken van

onderzoeksresultaten. Meer specifiek zouden enkel die praktijken en interventies ter

bestrijding van sociale problemen ingezet mogen worden waarvan de effectiviteit door

middel van onderzoek voldoende bewezen werd.” (Hermans, 2008, p. 13)

Hij maakt eveneens een onderscheid tussen een enge en brede invulling van evidence-

based practice. De enge invulling vertrekt volgens Hermans van een strikt positivistische

wetenschapsopvatting, heeft weinig aandacht voor de specificiteit van de humane

wetenschappen en van het sociaal werk en herleid de sociaal werker tot de uitvoerder van

procedurele richtlijnen afgeleid van wetenschappelijke kennis. Deze richtlijnen zijn in elke

situatie toepasbaar en bieden in elke situatie de praktijkwerker de juiste oplossing. De

invloed van de context van de sociale interventie kan bovendien onder controle gehouden

worden. Vooral experimenteel onderzoek (met toevallig samengestelde experimenten en

controlegroepen) kan volgens deze visie zo‟n kennis opleveren en er wordt enkel rekening

gehouden met kwantitatief meetbare effecten. (Hermans, 2008, p. 14)

De bredere opvatting van evidence-based practice daarentegen “Erkent de complexiteit van

het sociaal werk en van sociale interventies. Er bestaat niet zoiets als absolute

wetenschappelijke kennis, die op elk sociaal probleem een perfect werkende interventie als

oplossing kan voorstellen. ... De ruime invulling van EBP erkent de beperkingen die

verbonden zijn aan het onderzoek naar de effecten van het sociaal werk in de samenleving.”

(Hermans, 2008, p. 17)

Hermans verwijst wat de ruime invulling betreft naar de definitie van McNeece & Thyer

(2004) en stelt: “Die ruime definitie wordt omschreven als de integratie van de beschikbare

onderzoeksevidentie met de professionele expertise van de praktijkwerkers en de

voorkeuren en verwachtingen van cliënten.” (Hermans, 2008, p. 17)

Dergelijke indelingen – hoewel arbitrair – laten toe de diverse invullingen van evidence-

based practice een plaats te geven en bevorderen de overzichtelijkheid, wat uiteindelijk het

debat over evidence-based practice in het sociaal werk ten goede komt. Sommige

prominente voorstanders van evidence-based practice hebben hun definitie herhaaldelijk

opnieuw gepresenteerd of aangevuld, wat maakt dat het helder krijgen van de specifieke

invulling van evidence-based practice waarover gediscussieerd wordt vaak niet evident is.

Page 17: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

17

4.2.2 Consequenties keuze invulling evidence-based practice

In internationale literatuur wordt evidence-based practice op verschillende manieren

ingevuld. Gambrill (2006) stelt: “Choices about how to view evidence-based practice (EBP)

are being made by educators, practitioners, agency administrators, and staff in a variety of

organizations designed to promote integration of research and practice such as

clearinghouses on EBP. Choices range from narrow views of EBP such as use of empirically

based guidelines and treatment manuals to the broad philosophy and evolving process of

EBP, envisioned by its originators, that addresses evidentiary, ethical, and application issues

in a transparent context.” (Gambrill, 2006, p. 338)

Over hoe „breed‟ de filosofie van evidence-based practice, zoals men oorspronkelijk voor

ogen had, daadwerkelijk was en over de aandacht – of net het gebrek hieraan – voor

ethische aspecten hierbij, bestaat discussie. Waar weinig onenigheid over lijkt te bestaan is

dat de kijk op evidence-based practice van organisaties die evidence-based practice

promoten niet zonder gevolgen is. Gambrill geeft aan dat dergelijke organisaties kunnen

beïnvloeden hoe onderwijzers, bestuurders (directeurs), cliënten en praktijkwerkers

evidence-based practice zien. Welke visie op evidence-based practice stafmedewerkers in

dergelijke organisaties omhelzen, of zij dit eng zullen definiëren als het baseren van

beslissingen op praktijkgerelateerd onderzoek of het gebruik van praktijkhandleidingen en of

zij enkel de naam maar niet de inhoud van evidence-based practice zullen hanteren, zijn erg

belangrijke vragen omdat organisaties een impact hebben op de beslissingen die genomen

worden door onderwijzers en directeurs van diensten en organisaties, die op hun beurt de

beslissingen van praktijkwerkers en cliënten beïnvloeden.

Gambrill (2006) geeft terecht aan dan evidence-based practice in internationale literatuur

zowel erg eng als ruim wordt ingevuld en spreekt meteen haar voorkeur uit voor de originele

invulling van o.a. Sackett, die ze benoemt als een “brede, systemische filosofie en een

daaraan gerelateerd zich ontwikkelend proces” wanneer ze het volgende stelt: “Descriptions

of EBP differ greatly in their breadth and attention to ethical, evidentiary, and application

issues and their interrelationships ranging from the broad, systemic philosophy and related

evolving process initiated by its originators (Sackett, Richardson, Rosenberg, & Haynes,

1997; Sackett, Rosenberg, Gray, Haynes, & Richardson, 1996; Sackett, Straus, Richardson,

Rosenberg, & Haynes, 2000) to narrow views (using empirically supported interventions that

leave out the role of clinical expertise, attention to client values, and preferences and

application problems) to total distortions of the original idea (redubbing authoritarian

practices such as appeal to consensus as evidence based). “ (Gambrill, 2006)

Page 18: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

18

Gambrill benadrukt dat ethische verplichtingen zoals beschreven in professionele ethische

codes in gedachten moeten gehouden worden wanneer de verschillende benaderingen van

evidence-based practice en de hieraan gerelateerde keuzes in overweging genomen

worden. Ze heeft het dan in de eerste plaats over humaniteit, het voorkomen van schade, de

geïnformeerde toestemming en het maximaliseren van autonomie en zelfbeschikking.

(Gambrill, 2006, p.339) Ze laat geen twijfel bestaan over welke invulling van evidence-based

practice hiervoor volgens haar geschikt is wanneer ze stelt dat deze ethische verplichtingen

alleen gehonoreerd kunnen worden door een brede systemische kijk op evidence-based

practice.

De belangrijkste keuze is volgens Gambrill of men zich baseert op de brede filosofie en het

ontwikkelingproces van evidence-based practice, zoals beschreven door de originele

bedenkers, als een manier om om te gaan met onzekerheid in het nemen van beslissingen

op een geïnformeerde, eerlijke manier – waarbij zowel onwetendheid als kennis gedeeld

worden – of of men één van de andere benaderingen gebruikt. (Gambrill, 2006, p.342)

Zoals verder in deze meesterproef zal blijken, worden bij het idee van evidence-based

practice – of het nu eng dan wel ruim wordt ingevuld - heel wat kritische bedenkingen

gemaakt. Zo is het maar de vraag of het kiezen voor een welbepaalde invulling van

evidence-based practice daadwerkelijk de belangrijkste keuze is die moet worden gemaakt.

Gambrills betoog is uiteraard genuanceerder dan dit, maar het dreigt de indruk te wekken

dat kiezen voor evidence-based practice een uitgemaakte zaak is. Het komt er dan enkel

nog op aan de “juiste” versie te kiezen. Zoals zal blijken uit de argumenten van de auteurs

die verder in deze meesterproef geciteerd worden, is dit een fel gecontesteerde opvatting.

Een andere vraag die kan gesteld worden is of EBP, los van de invulling, een goede keuze

is binnen het sociaal werk.

Waar weinig onenigheid over bestaat is dat de gemaakte keuze voor een bepaald soort

evidence-based practice belangrijke implicaties heeft, “Not only for clients, practitioners, and

administrators but also for researchers and educators.” (Gambrill, 2006, p. 342) Gambrill

geeft een overzicht van belangrijke keuzes die worden beïnvloed door de gehanteerde kijk

op evidence-based practice. Het betreft cruciale keuzes die eveneens aanleiding (geweest)

zijn voor heel wat kritiek op (enge invullingen van) evidence-based practice. Het gaat hierbij

ondermeer om vragen over de basis waarop beleidsvragen en doelstellingen worden

gekozen, welke soort evidentie gebruikt zal worden om diensten te selecteren, wie wel en

niet betrokken wordt bij het nemen van (eind)beslissingen, welke stijl van evidence-based

Page 19: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

19

practice gehanteerd wordt, vragen met betrekking tot transparantie en cliëntbetrokkenheid

en de (centrale) plaats die ethische kwesties krijgen. (Gambrill, 2006, p. 342-351)

Gambrill stelt dat vele beschrijvingen van evidence-based practice in de sociaal werk

literatuur “business as usual” genoemd kunnen worden. Een veel voorkomende reactie is

“simply relabeling the old as new (as evidence-based practice), using the term evidence-

based without the substance.” (Gambrill, 2006, p. 342)

4.3 Context en betekenis van de evidence-based practice / “what works” beweging

Het is belangrijk om stil te staan bij de oorzaken van de vrij recente doorbraak van evidence-

based practice. De opkomst van dit paradigma wordt door diverse auteurs op verschillende

wijzen gekaderd binnen bredere maatschappelijke ontwikkelingen. Vanuit vaak verschillende

invalshoeken komen diverse auteurs uit bij een aantal cruciale ontwikkelingen die mee

helpen het succes van evidence-based practice te verklaren. Zonder volledigheid te willen

claimen, volgt hieronder een poging om een aantal auteurs aan bod te laten komen die als

illustratief beschouwd kunnen worden en die – vaak vanuit een verschillende achtergrond en

met uiteenlopende doelen voor ogen – evidence-based practice als relatief recent fenomeen

trachten te kaderen en helpen te begrijpen.

In haar artikel „Evidence-Based Practice and Policy: Choices Ahead‟ gaat Eileen Gambrill in

op evidence-based practice zoals beschreven door Gray en Sackett: “The process and

philosophy of EBP as described by its originators is a new educational and practice

paradigm for closing the gaps between research and practice to maximize opportunities to

help clients and avoid harm. (Gambrill, 2006, p. 339) Meteen raakt ze hier een cruciaal

element aan: het overbruggen van de kloof of afstand tussen onderzoek(sresultaten) en

praktijk. Bovendien is er in de praktijk volgens haar nood aan informatie (wetenschappelijke

kennis). Gambrill stelt “It is assumed that professionals often need information to make

important decisions, for example, concerning risk assessment or what services are most

likely to help clients attain outcomes they value.” (Gambrill, 2006)

De opvatting dat sociaal werkers gebruik moeten maken van wetenschappelijke kennis is

niet nieuw. Gredig (2005) geeft aan dat “The idea that social work practice should make use

of scientific knowledge is not a new one. In their writings, already the pioneers of social work

practice documented their belief that social work required a scientific knowledge base. From

the beginning of scientific reflection on this newly emerging activity called “social work”, the

aim was to connect social work practice with (social) science.” (Gredig, 2005, p. 174) Het

Page 20: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

20

idee dat het sociaal werk gebruik moet maken van wetenschappelijke kennis is dus niet

nieuw. Reeds bij de pioniers van het sociaal werk is de gedachte om de praktijk van het

sociaal werk te verbinden met de (sociale) wetenschappen terug te vinden.

Evidence-based practice wordt in literatuur door voorstanders voorgesteld als een alternatief

voor het nemen van beslissingen gebaseerd op autoriteit: “Evidence-based decision making

arose as an alternative to authority-based decision making in which decisions are based on

criteria such as consensus, anecdotal experience, or tradition.” (Gambrill, 2006, p. 339) Het

gaat volgens haar wel degelijk om een nieuw paradigma en “Zeggen dat er niets nieuw is

aan een paradigmaverschuiving is één manier om over te gaan tot de orde van de dag

(bijvoorbeeld autoritaire praktijken zoals het negeren van belangrijke onzekerheden

aangaande beslissingen die genomen moeten worden.” (Gambrill, 2006, p. 339)

Evidence-based practice is volgens haar “An evolving process. It describes a philosophy and

process designed to forward effective use of professional judgement in integrating

information regarding each client‟s unique characteristics, circumstances, preferences, and

actions and external research findings.” (Gambrill, 2006, p. 339) Gambrill benadrukt vooral

het feit dat evidence-based practice “een proces beschrijft en een nieuw professioneel

onderwijsformaat (problem-based learning) dat ontwikkeld werd om praktijkwerkers te

helpen de verbinding te maken tussen wetenschappelijke (empirische) evidentie, ethische

kwesties en kwesties aangaande de toepassing.” (Gambrill, 2006, p. 339)

4.3.1 Evidence-based practice: uitdrukking van het moderniseringsproces?

Sommerfeld (2005) doet in het inleidend hoofdstuk van het boek „Evidence-Based Social

Work – Towards a New Professionalism?‟ een poging “to develop a larger theoretical

framework to help understand why this paradigm is having so much success, why we hafe to

tackle the challenges related to it (and cannot ignore them), what challenges there are, and

why it is both promising and dangerous at the same time.” (Sommerfeld, 2005, p. 7)

Sommerfeld stelt dat de vraag naar wetenschappelijke kennis en empirische evidentie als

één pilaar van kennisproductie als sterk fundament van professionele actie, één van de

fundamentele assumpties is van het “oude” professionaliseringsproject. Hij vraagt zich dan

ook af “So what is “new” with this paradigm? It focuses on the “effectiveness” of the

professional performance and on the outcome of professional intervention.” (Sommerfeld,

2005, p. 8)

Page 21: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

21

Hij wijst er op dat evaluatie een sleutelconcept is geweest sinds het begin van sociaal werk

als een professie (beroep), net als concepten van „supervisie‟, „reflexiviteit‟, „professionele

competentie‟ die altijd geconceptualiseerd zijn in relatie tot wetenschappelijke kennis en

empirische evidentie. (Sommerfeld, 2005, p. 8) Hij stelt zich luidop de vraag waarom we

opgewonden of zelfs geïrriteerd zouden moeten zijn door een benadering die dezelfde

richting uitgaat dan we altijd gedaan hebben en zelfs de rol van wetenschappelijke kennis en

empirisch bewijs in onze professie versterkt. (Sommerfeld, 2005, p. 8)

Om deze vragen te beantwoorden moeten we volgens Sommerfeld kijken naar de context

van de evolutie van de evidence-based practice beweging, namelijk naar de samenleving en

de „developmental shifts‟ die we kunnen waarnemen. (Sommerfeld, 2005, p. 8)

Sommerfeld hanteert sociologische theorie over de structuur van huidige maatschappelijke

ontwikkelingen en reflecteert van daaruit over professioneel sociaal werk en evidence-based

practice. Voor een volledige, uitgebreide uiteenzetting van zijn sociologische kijk op

evidence-based practice en de zorgvuldig geformuleerde argumenten verwijzen we graag

naar zijn introductie in “Evidence-Based Social Work – Towards a New Professionalism?”

(Sommerfeld, 2005, p. 8-29)

Sommerfeld kadert evidence-based practice en maakt daarbij gebruik van noties als

„professionalisation project‟, „modernisation‟ (Shroeder, Weber), “‟functional differentiation‟

(Luhmann), „functional systems‟, „professions‟, „risk society‟ (Beck), „reflexive modernisation‟

(Beck, Giddens), „gouvernementalité‟ (Foucault), „economisation‟, „market ideology‟, „quality

ideology‟, „economic rationale‟, „managerialism‟, „accountability‟, „knowledge society‟ en

„modes of knowledge production‟. Deze noties zijn ook bij diverse andere auteurs terug te

vinden. Omdat het sociologisch kader dat Sommerfeld ons schetst complex is maar

desalniettemin relevant, staan we hieronder stil bij een aantal opmerkingen die Sommerfeld

maakt met betrekking tot de opkomst van evidence-based practice.

Sommerfeld geeft aan dat onze samenlevingen gekenmerkt worden door wat door diverse

auteurs modernisering is genoemd. In essentie betekent modernisering, aldus Sommerfeld,

rationalisering van zowel productie als reproductie. Dit betekent dat kennis een prominente

rol speelt in deze moderne samenlevingen. Sommerfeld stelt dat “Knowledge (and

knowledge production) can even be thought of as one of the central driving forces in

modernisation.” (Sommerfeld, 2005, p. 8)

Page 22: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

22

Met betrekking tot evidence-based practice stelt hij dan ook “Evidence-based practice, in my

perspective, is directly related to the current modernisation of the professions and

consequentially to the changes of modern society. I would go so far as to say that this

seemingly new paradigm is a direct product, and a direct expression, of the ongoing

modernisation process.” (Sommerfeld, 2005, p. 8)

Sommerfeld verbindt evidence-based practice ook met het gegeven van de

kennismaatschappij als hij zegt dat “De kennismaatschappij en de toegenomen waarde die

wordt toegekend aan toegepaste kennis, voor degenen die een professionele en

wetenschappelijke kijk hebben op sociaal werk, een ongelofelijke opportuniteit betekent. De

samenlevingscontext van het systeem „sociaal werk‟ vraagt om wetenschappelijke evidentie

en het gebruik van kennis.” (Sommerfeld, 2005, p. 21)

De cruciale vraag voor het social werk als discipline is “ What can we make out of this

opportunity, and are we able to improve the problem-solving capacity of the profession by

cooperating in these new forms of knowledge production or by producing evidence with our

traditional methods and procedures”. De andere vraag is volgens Sommerfeld “ Are we able

to deal with the political demands for reduction of complexity by measurement of outcomes,

do we use our methodological and epistemological knowledge and do we take our

resposibility in the processes of decision-making?” (Sommerfeld, 2005, p. 21)

Evidence-based practice sociaal werk kan dus gezien worden als een manier om te

reageren op uitdagingen die zich stellen ten gevolge van maatschappelijke ontwikkelingen.

Uitdagingen die we niet kunnen negeren. Over deze uitdagingen zegt Sommerfeld: “Fook

gives a similar description of the actual challenges social work and social work research

have to face in these changing societal contexts and he points out that we probably have to

think in a more far-reaching way that goes beyong a simplifying conception of evidence-

based practice as represented by the “what works” agenda.” (Sommerfeld, 2005, p. 23) Om

het met de woorden van Fook te zeggen: “These challenges, of knowledge, of values and of

legitimisation, require research directions which support professionals in developing

knowledge which is more flexible and transferable; practice which is value-based and makes

a social contribution; and ways of legitimating their social position which also provides

accountability.” (Fook, 2004-, p. 45)

Sommerfeld stelt dat “The question is if we are able to face the challenges. For this purpose

it is necessary to seize the stimulus of the evidence-based practice debate but to think in a

critical, constructive and open-minded manner about the possibilities of and needs for

Page 23: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

23

development towards an acknowledged, legitimised, accountable, knowledge and value-

based social work. Briefly, we have to develop a “new professionalism”, a “third way”

between internal self control and external expert control in social work.” (Sommerfeld, 2005,

p. 23)

Ziegler (2005) stelt dat “The “what works” paradigm may be viewed as trans-national,

intellectual and policy project, which – in the case of social work – draws particularly on

behavioural social work, medical and health care research, positivist and empirical research,

and evaluative research of practice effectiveness.” Daarnaast stelt hij “(...) the agenda‟s

rationale is to insist that contemporary conditions (...) require “value for money” and sound

accountaility mechnisms and thus the introduction of performancedriven financial systems

where measurement functions as a source of authority to inform, to legitimate and to control

professional as well as managerial decisions.” (Ziegler, 2005, p.5) Bovendien, zo stelt Webb

(2001) zal evidence-based practice waarschijnlijk in toenemende mate significant worden in

het vormgeven aan zowel de professionele cultuur als het onderwijs in zowel de

gezondheidszorg als het sociaal werk.

Net als Sommerfeld verbindt Ziegler evidence-based practice met modernisering wanneer hij

stelt dat “At the same time the what works agenda captures the politically beloved notion of

„modernisation‟ in a purist form: the „old age‟ of ideologically (including the „professional

ideology‟)-driven social welfare practice is to be consigned to the dustbin of history while a

new age of „modern‟, „rational‟ welfare production is on the rise driven by scientific evidence

of what is proven to be effective in addressing major problems and achieving desired

outcomes”. (Ziegler, 2005, p. 35)

Evidence-based practice wordt niet alleen gekoppeld aan het moderniseringsproces, maar

eveneens aan een managementrationaliteit. Ziegler (2005) “It is acknowledged that public

services are legitimated by their effects and not by their consumption. However (...) the

“what works” agenda is tailored into a managerial rationality.” Verder merkt Ziegler op dat

“Apparently the “what works” agenda is linked with a Management by Measurement

movement as central part of a Rationalistic Steering Model ad of what some have called “the

rise of the audit society” with its “rituals of verification” and its obsession with “quality

models”, “performance management”, measurement and monitoring systems,

“benchmarking”, “activity based costing”, etc. promoting a rapid spread of techniques to

increase the transparency and accountability of public sector organizations and thus

enhance their effectiveness.” (Ziegler, 2005, p. 36)

Page 24: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

24

Ook Shaw (2004) geeft aan dat er een sterke verwevenheid is met management: “The inter-

twining of evidence based practice and management in human services is extensive.

Accountability models of evaluation and management (sometimes labeled „the new

managerialism‟ reflect a set of beliefs or doctrines, relationships and management

techniques aimed at enhancing the effectiveness, efficiency and productivity of the public

services‟. „The values of new Managerialism are: efficiency, flexibility, quality, competition,

effectiveness, customer orientation and “value for money” (Shaw, 2004, p. 4-5)

Het managementdiscours, het biomedische discours, het evidence-based discours en het

effectiviteitsdenken zijn dominante discoursen waarbinnen het sociaal werk zich ontwikkelt

en die nauw verbonden zijn met elkaar. (Roose, 2008) Tsui en Cheung (2004) stellen dat “

Managerialism is a set of beliefs and practices that assumes better management will resolve

a wide range of economic and social problems.” Tsui en Cheung geven aan dat “

Managerialism itself is a reflection of the powerful dominance of market capitalism over the

world” en dat “ The advocates of managerialism believe that social problems can be solved

by more effective and efficient managerial measures within the structural, budgetary and

operational mechanism of organizations.” (Tsui & Cheung, 2004)

Daarnaast geeft Ziegler eveneens aan dat “ What one may portray as a neo-liberal attack

on the welfare state and the public sector is indeed also an attack on professional

power ( ...) and mapping out the way for a “what works” agenda.” (Ziegler, 2005, p. 37)

Evidence-based practice is eveneens verbonden met een welbepaalde manier van

kennisproductie. Ziegler geeft aan “Furthermore it is connected with a way of knowledge

production which is concerned with “progress” and “practicality” rather than with explanation.

Practically it mirrors the belief that a proper application of scientific knowledge and rational

planning, will guide practitioners to the right way of social service delivery: a way that “works”

if evidence-based programs are rigorously “delivered as designed”. (Ziegler, 2005, p. 31)

Ziegler stelt eveneens dat “ (...) also professional competence in terms of more or less

scientifically based expertise is challenged. In terms of science the “what works” question

seems to be something lying in the heart of the positivist paradigm (...) .The what works

approach goes hardly beyond a Comteian vison of “social physiques” providing a stock of

law-like generalisations with strong predictive powers.” (Ziegler, 2005, p. 37) Ook andere

auteurs kaderen evidence-based practice binnen een (strikt) positivistische

wetenschapsopvatting.

Page 25: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

25

5. ALTERNATIEF DISCOURS

Bij het zoeken naar publicaties over evidence-based practice in het sociaal werk, viel op dat

bepaalde onderwerpen vaak werden behandeld. Zo bleek dat bepaalde auteurs sterk

inzetten op het promoten van evidence-based practice, het weerleggen van kritieken op dit

paradigma, het geven van aanbevelingen voor een succesvolle implementatie van evidence-

based practice in sociaal werkpraktijken en het leren van evidence-based practice in sociaal

werk opleidingen.

Men kan stellen dat de verdedigers van evidence-based practice kosten noch moeite sparen

om hun pleidooi voor meer evidence-based practice in het sociaal werk kracht bij te zetten.

Daar waar aanvankelijk vooral onder academici gediscussieerd werd over de invulling van

evidence-based practice en vooral methodologische en filosofische kwesties werden

aangepakt, zien we dat het actieterrein werd uitgebreid.

Er wordt duchtig gepubliceerd over het goed implementeren van evidence-based practice.

Dat evidence-based practice de way to go is, dat is voor hen allicht een evidentie. Men lijkt

er niet alleen voor te willen zorgen dat evidence-based practice in het sociaal werk op grote

schaal wordt omarmd, maar ook dat het nog eens „goed‟ geïmplementeerd wordt.

Bovendien kan men hiermee niet vroeg genoeg beginnen, lijkt men te denken. De laatste

jaren zagen heel wat publicaties over het aanleren van evidence-based practice en de nood

aan meer aandacht voor evidence-based practice in de sociaal werk opleidingen het

levenslicht. (Howard, McMillen & Pollio, 2003; Drake, 2007; Rubin, 2007; Shlonsky & Stern,

2007; Soydan, 2007) De boodschap is vaak dat studenten reeds tijdens hun opleiding

grondig kennis moeten maken met evidence-based practice en de kennis, vaardigheden en

attitudes aanleren die hen later in staat moet stellen om evidence-based te werken. Vroeg

begonnen is half gewonnen, lijkt het motto te zijn.

Dit maakt dat bij het zoeken naar publicaties over evidence-based practice in het sociaal

werk, snel duidelijk werd dat de hierboven genoemde onderwerpen de grote inhoudelijke

clusters vormen die te onderscheiden zijn. Bij het zoeken naar bijkomende publicaties krijg

je snel het gevoel meer van hetzelfde tegen te komen.

Vastbesloten om meer kritische en alternatieve geluiden in de internationale literatuur op het

spoor te komen, werd bij het zoeken naar literatuur gezocht op andere, inhoudelijk verwante

trefwoorden: de relatie tussen theorie en praktijk, de kern van het sociaal werk, de toekomst

van het sociaal werk, onzekerheid en ambiguïteit in het sociaal werk. Diverse auteurs maken

Page 26: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

26

– vaak zijdelings – gewag van de opkomst van evidence-based practice in de sociaal werk

literatuur. Evidence-based practice wordt dan vaak niet zo centraal gesteld als bij

voorstanders ervan en wordt o.a. belicht vanuit Critical Social Work, Constructive Social

Work en postmoderne theorieën. Deze verscheidenheid aan achtergronden en

doelstellingen van diverse auteurs maakt dat het dominant evidence-based practice discours

de nodige tegenwind krijgt.

Afgezet tegenover het vaak al te positief en eng evidence-based practice discours, kunnen

volgende geciteerde auteurs als representatief worden beschouwd voor een alternatief

discours. Ze brengen een ander verhaal, een verhaal waar de focus niet (enkel) ligt op de

vraag wat werkt. Omdat de publicaties van deze auteurs, elk op hun manier, een verbreding

en verrijking van het wetenschappelijk debat kunnen betekenen, werd ervoor gekozen om in

deze meesterproef stil te staan bij een aantal waardevolle inzichten die zij bieden.

5.1 Over onzekerheid en ambiguïteit

Diverse auteurs besteden in hun publicaties aandacht aan onzekerheid en ambiguïteit in het

sociaal werk. (Parton & O‟Byrne, 2000;2007; Parton, 2000 ; Roose, 2008; Goris, 2009;

Schrödter, 2005 ; Ziegler, 2005) Hoewel deze auteurs vaak uiteenlopende doelstellingen

voor ogen hebben, niet noodzakelijk hetzelfde verstaan onder „onzekerheid‟ of deze

onzekerheid op een ander niveau situeren, kan worden gesteld dat onzekerheid en

ambiguïteit door hen als kenmerkend voor het sociaal werk wordt beschouwd. Tegen de

achtergrond van de opkomst van evidence-based practice in het sociaal werk –

meerbepaald het dominante evidence-based discours –, vormt de literatuur rond

onzekerheid en dubbelzinnigheid in het sociaal werk in zekere zin een alternatief discours

dat andere vragen centraal stelt en andere accenten legt. Het stelt net die vragen die naar

de achtergrond dreigen te verschuiven.

Parton en O”Byrne (2007) stellen in hun werk dat pogingen om het sociaal werk rationeler

en meer voorspelbaar te maken – waarschijnlijk onbedoeld – de kern van het werk

ondergraven. Het is overdreven om te spreken van een crisis in het sociaal werk, maar het

sociaal werk heeft de afgelopen jaren wel veel kritiek gehad en het ondergaat grote

veranderingen. De overheersende reactie op de veranderingen en uitdagingen sinds de

vroege jaren zeventig van de vorige eeuw, was volgens Parton en O‟Byrne de poging om

een perfect stelsel te maken waarop voor altijd vertrouwd kon worden. Ze stellen dat door de

jaren heen geprobeerd werd om “steeds meer activiteitengebieden van het sociaal werk te

Page 27: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

27

rationaliseren en verwetenschappelijken door de introductie van steeds complexere

procedures en controlesystemen – waarbij werd verondersteld dat de wereld kon worden

voorspeld en berekend.” (Parton & O‟Byrne, 2007, p. 50)

Sociaal werk kan volgens Parton en O‟Byrne veel beter gekarakteriseerd worden in termen

van onbepaaldheid, onzekerheid en dubbelzinnigheid. Stelsels en georganiseerde kaders

die de indruk wekken alsof kwesties oplosbaar zijn met wetenschappelijke,

berekenbare/waarschijnlijke zekerheden, dragen het gevaar in zich de essentie te missen

(Parton, 1998)

Dubbelzinnigheid, onbepaaldheid en onzekerheid liggen dus in het hart van het sociaal

werk. Daarop moet volgens Parton en O‟Byrne (2007) verder gebouwd worden in plaats van

dit weg te definiëren, zodat de weg vrij is voor creativiteit en nieuwe, ongewone manieren

van denken en handelen.

De inzichten dat het sociaal werk beïnvloed wordt door complexe krachten, dat onzekerheid

deel uitmaakt van het hart van het sociaal werk en dat sociaal werkers moeten leren

omgaan met die onzekerheid, vinden we bij diverse auteurs terug. Zo stelde Jordan (1978)

dat het van vitaal belang is dat het sociaal werk de complexe krachten waardoor het wordt

beïnvloedt tracht te begrijpen, wil ze effectief werken. Misschien nog belangrijker in het

kader van deze meesterproef is dat Jordan (1978) stelt dat het inderdaad belangrijk is voor

het sociaal werk dat het probeert precieze, theorieën te ontwikkelen die getoetst kunnen

worden, maar dat het even essentieel is “that it remains open to real moral, social and

political dilemmas, and that it learns to live with inevitable uncertainty, confusion and doubt.”

Aandacht voor het erkennen van onvermijdelijke onzekerheid, verwarring en twijfel in

sociaal werkpraktijken is een terugkerend thema in internationale sociaal werk literatuur.

(o.a. Parton & O‟Byrne, 2007; Parton, 2000; Roose, 2008) De opdracht om open te blijven

staan voor morele, sociale en politieke dilemma‟s en de discussie hierover open houden, is

een belangrijke uitdaging voor het sociaal werk van vandaag en morgen. Deze vraag om

aandacht voor morele, ethische en sociaal-politieke dilemma‟s binnen en aspecten van het

sociaal werk is eveneens bij diverse auteurs terug te vinden (o.a.Parton, 2000; Dahlberg &

Moss, 2005; Clark, 2006; Roose, 2008; Chu et al., 2009)

Deze noties van onzekerheid en ambiguïteit lijken te botsen met de dominante invulling van

evidence-based practice. Ziegler (2005) stelt dat veel of zelfs de meeste inspanningen die

geleverd worden in het sociaal werk, net als in andere delen van de publieke sector,

complex en politiek van aard zijn en vaker wel dan niet onzichtbaar, onbedoeld of

Page 28: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

28

contradictorisch zijn, o.a.door problematische eigenschappen, gecontesteerde kennis,

onscherpe relaties tussen middelen en doelen, onduidelijke relaties tussen outputs en

outcomes en het meest vanzelfsprekend omdat de programma‟s en doelen inherent en vaag

zijn door politieke strijd, onderhandelingen en compromissen.

Tegen deze achtergrond is het volgens Ziegler (2005) erg moeilijk om in te beelden dat

evidentie over wat werkt gemakkelijk bekomen kan worden door gestandaardiseerde

evaluatieve maten. Ziegler problematiseert het feit dat “randomized controlled trials” door

voorstanders van evidence-based practice vaak geportretteerd worden als de meest of

enige betrouwbare bron van kennis over “wat werkt”. (Ziegler, 2005, p. 38-39) Verder stelt

Ziegler (2005) dat evidence-based practice claimt vrij te zijn van ambiguïteit, maar dit komt

enkel voort uit een vertekende selectie waarbij niet alleen de “meest effectieve en efficiënte”

programma‟s en benaderingen “geïdentificeerd” worden op een “objectieve” manier, maar

waarbij eveneens bepaalde soorten interventie geprivilegieerd worden, namelijk die

interventies die het meest succesvol zijn in het doen alsof ze niet ambigue zijn.

Volgens Ziegler (2005) is de vraag of de sociaal werk praktijk moet omgaan met

onzekerheid dan wel met ambiguïteit een centrale kwestie. Volgens hem zijn

wetenschappelijke problemen onzeker terwijl bijvoorbeeld ethische problemen eerder

ambigue zijn. Wetenschappelijke of positivistische methoden kunnen volgens Ziegler helpen

bij het verwerken van en omgaan met onzekerheid, maar hij betwijfelt of ze dit kunnen

oplossen. Wanneer kwesties echter ambigue zijn bestaan er interpretatieve ruimtes, en waar

interpretatieve ruimtes bestaan daar schieten strikte metingen tekort. (Noordegraaf & Abma

2003; Sundström , 2004)

Ziegler (2005) stelt dat we de dubbelzinnige natuur van sociaal werk kwesties moeten

erkennen, dat we niet zo naïef mogen zijn om ze voor te stellen als moreel en politiek

neutrale, technische activiteiten die gescheiden zijn van de wanordelijke

bekommernissen/bezorgdheden van de politiek – en niet ten onrechte mogen proberen om

economische en sociale zaken rationeel te managen in een apolitieke,

verwetenschappelijkte manier zodat sociaal beleid min of meer een oefening in sociale

technologie is. Bovendien moeten we er ons van bewust zijn dat de laatmoderne nood aan

reflexiviteit eerder zekerheden gaat ondermijnen en dubbelzinnigheid en ambivalentie over

moderne vormen van leven promoten. Wat sociaaltheoretisch onderzoek en analyse betreft

stelt Ziegler (2005) dat het nauwelijks in staat is een geloofwaardige garantie te bieden voor

dubbelzinnige kwesties zoals „political practice‟ en „ethical decision-making‟.

Page 29: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

29

Rudi Roose (Goris, 2009) staat stil bij de vraag welke richting we met een evidence-based

sociaal werk uit willen gaan. Hij erkent dat onderzoekers vanuit hun eigen kijk een

bestaande praktijk kunnen versterken. Door die directe aansluiting met de praktijk wordt het

onderzoek als „bruikbaar‟ beschouwd, wat vele hulpverleners tevreden stelt over het

onderzoek. Het kritische in Rudi Roose komt echter naar boven wanneer hij stelt dat net

daar een addertje onder het gras schuilt en wanneer hij zich luidop afvraagt of het sociaal

werk wel zo‟n onderzoek nodig heeft.

Roose vraagt zich af of onderzoek de praktijk niet vooral moet loswrikken uit de eigen

kaders. Dergelijke confrontatie lijkt op het eerste zicht oncomfortabel voor het sociaal werk,

omdat het verontrust en (nog) onzekerder maakt, maar volgens hem zijn er veel redenen om

die weg in te slaan. Roose wijst er eveneens op dat onderzoekers en werkveld samen de

juiste vragen moeten stellen en zich niet louter en alleen mogen richten op „zelfreferentiële‟

vragen, vragen die gesteld worden binnen het bestaande en begrensde referentiekader van

zorg en hulpverlening. Onzekerheid en twijfel zullen ons dichter bij de ware identiteit van het

sociaal werk brengen. (Gooris, 2009) Een twijfelende praktijk is dus een goede zaak. Over

zekerheid en onzekerheid vinden we nog interessante inzichten bij Schrödter (2005) die stelt

dat evidence-based practice onderzoek belangrijk en bruikbaar is, maar dat het gevaar ligt

echter in het niet weerstaan aan de verleiding van de illusie van zekerheid.

5.2 Over gevestigde morele concepties en de nood aan reflexiviteit

Diverse auteurs betwijfelen of met evidence-based practice voor het sociaal werk een mooie

toekomst is weggelegd. Ziegler (2005) stelt dat er verschillende redenen zijn om te

betwijfelen dat het wetenschappelijk instrumentalisme van de “wat werkt” beweging een

indicatie is voor een veelbelovende toekomst. Hij wijst erop dat welzijnsbeleid en

welzijnspraktijken niet alleen organisationele realiteiten zijn, maar altijd en

noodzakelijkerwijze bevatten wat Rothstein (1998) uitdrukkingen van gevestigde morele

concepties noemt of, meer specifiek, een verbintenis met een idee van individueel en

sociaal welzijn en rechtvaardigheid. Deze verbintenis is een soort discursieve

achtergrondgrammatica die de verbinding vormt tussen de uiteenlopende activiteiten die

sociaal werkers ondernemen, de veelvoudigheid van sociale en culturele inbeddingen

waarin ze werken en de variëteit aan technieken die ze gebruiken. De diversiteit van

praktijken die onder de noemer van „sociaal werk‟ geplaatst kunnen worden, kunnen echter

de verschillen, dubbelzinnigheden en contradicties die onvermijdelijk opduiken in het in de

praktijk nastreven van deze verbintenissen een onderdak bezorgen en dit vraagt eerder om

Page 30: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

30

reflexiviteit en dynamisch sociaal leren dan gestandaardiseerde richtlijnen. (Ziegler,

2005, p. 38)

Een gepaste vorm van professioneel handelen als sociaal werker moet volgens Ziegler

gekenmerkt zijn door reflexiviteit. Naast praktische kennis wordt dan gebruik gemaakt van

reflexieve kennis. Reflexiviteit betekent volgens Ziegler het in vraag stellen en

onderzoeken van de praktische ideologie van het ogenschijnlijke vanzelfsprekende.

(Ziegler, 2005)

Wanneer reflexiviteit serieus genomen wordt, kan het omschreven worden als “the

systematic exploration of the unthought categories of thought that delimit the thinkable and

predetermine the thought”. (Bourdieu & Wacquant, 1992, p. 40) Het in vraag stellen van

ogenschijnlijke evidenties kan inderdaad ruimte vrijmaken voor nieuwe manieren van

denken. Ziegler geeft aan dat dit niet automatisch de effectiviteit in het bereiken van

S.M.A.R.T.-doelstellingen bevordert, maar het bevordert volgens hem wel “the possibility to

be appropriate in terms of professional practice.” (Ziegler, 2005)

5.3 “What works?” en de gepastheidlogica

De primaire focus van evidence-based practice op de vraag “Wat werkt?” wordt in de

literatuur vaak bekritiseerd en dit op diverse gronden. (o.a. Ziegler, 2003;2005; Drakeford,

2002; Shaw, 2005)

Zo stelt Ziegler (2005) dat “what works” is what can be easily audited and counted – and this

is, I am afraid, not that much.“ Hij stelt eveneens dat het geloof dat wat goed is is wat werkt,

zijn oorsprong kent in het onheldhaftige idee dat niet veel gedaan kan worden (aan

problemen), vooral omdat de welzijnssector te kampen heeft met schaarste, omdat het met

steeds meer problemen geconfronteerd wordt terwijl de middelen schaarser worden. De

vraag “What works?” vertegenwoordigt een nadruk op de efficiëntie van gerichte, klinische

kleinschalige acties om problemen tegen te gaan in plaats van een nadruk op het grote

verhaal van de hervorming van de samenleving die zal leiden tot een rechtvaardige en

degelijke samenleving. (Ziegler, 2003)

Een centraal idee binnen de “what works” benadering is volgens Ziegler (2005) dat de

onderzoeksagenda op maat gesneden kan worden van de beleidsvoering om evidence-

based benaderingen voor het oplossen van problemen te ontwikkelen en om de

inspanningen van de publieke sector te reorganiseren om ze zo efficiënt, effectief en

Page 31: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

31

gefocust mogelijk te maken. De vraag wat werkt is volgens Ziegler (2005) dan ook “quite

limited in scope.” De “what works”-agenda vertegenwoordigt een welbepaalde manier van

kennisproductie die vooral belang stelt in vooruitgang en uitvoerbaarheid en uitgaat van

een sterk geloof dat de juiste toepassing van wetenschappelijke kennis en rationele

planning de praktijkwerkers zal gidsen naar de juiste manier van sociaal werk – een

manier die „juist‟ is omwille van één reden: omdat het beweert te werken. (Ziegler, 2005) De

stelling dat evidence-based practice uitgaat van een welbepaalde, positivistische opvatting

over wetenschap en een specifieke relatie tussen wetenschap en praktijk, kwam in diverse

publicaties die ik tijdens mijn literatuuronderzoek las aan bod. Ziegler gaat nog een stap

verder wanneer hij stelt dat de centrale politieke boodschap van evidence-based practice is

dat het sociaal werk geen emancipatorisch project is. Bovendien is de positie van de

onderzoeker volgens hem erg problematisch binnen dit paradigma, waar de onderzoeker

geen “sceptic and problem-raiser” meer is maar “problem-solver”. (Ziegler, 2005)

Volgens Ziegler (2005) bestaat het gevaar dat de instrumentele rationaliteit van evidence-

based practice de capaciteit om in de praktijk te handelen op basis van een “logic of

appropriateness”, gaat ondermijnen. Hierbij kijken mensen naar wat ze in bepaalde

omstandigheden geschikt achten en vraagt men zich telkens af hoe zei geacht worden te

handelen, gezien hun sociale positie en de bijhorende rolverplichtingen. (March & Olsen,

1989)

Interventies in het sociaal werk zijn acties in complexe, dynamische en ambivalente sociale

contexten, waar we niet enkel moeten omgaan met min of meer goed gedefinieerde

performantie-indicatoren, maar ook met personen die hun eigen ideeën hebben over wat

waardevol is om te doen of om te zijn, over welk leven ze willen leiden en hoe „het goede

leven‟ er uit ziet. Dit is inherent een politieke kwestie is en dus een betwistbaar, altijd

onafgewerkt en ambigue probleem en geen probleem van zekerheid. (Ziegler, 2005) Ziegler

treedt Sanderson (2002) bij en stelt dat we de focus van onze bezorgdheid moeten

verruimen van wat werkt naar wat gepast is in het benaderen van complexe en

dubbelzinnige sociale problemen, waarbij we ethische en morele kwesties omarmen.

Ian Shaw (2005) verwijst naar het werk van Bogdan en Taylor (1994) wanneer hij stelt dat

de vraag “Werkt het?” een sceptische vraag is en functioneert als een “exclusionary

gatekeeper”. Bogdan en Taylor stellen dat deze vraag de praktijkwerkers niet helpt omdat

gewetensvolle praktijkwerkers hun werk niet benaderen als sceptici. Ze geloven in wat ze

doen.

Page 32: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

32

Een andere auteur die er op wijst dat aan de dominante focus op de vraag of een methode

al dan niet werkt nadelen verbonden zijn, is Mark Drakeford (2002). Hij stelt dat als een

oplossing of methode “werkt”, discussies en argumenten over kwesties als autonomie,

democratie en individuele rechten geportretteerd dreigen te worden als “bijzaak” of “perifere

kwesties”.

Shaw (2005) geeft bovendien aan dat het idee van een „good practice‟ soms gereduceerd

wordt tot het meetbare en dat aanpassingen betreffende het betrekken van gebruikers

(cliënten) en erkenning van de lokale context onvoldoende uitgewerkt zijn in de meeste

uitwerkingen van evidence-based practice.

5.4 Aandacht voor ethische aspecten en macht

Ziegler (2005) stelt dat bij onderzoek in het sociaal werk het gevaar dreigt dat we zo in

beslag genomen worden door de zoektocht naar verklaring en dat de sociale en politieke

orde, in plaats van ze te bevragen, ongemoeid wordt gelaten en onderzoek herleid wordt tot

een schijnbaar politiek neutraal, technisch instrument dat zich onthoudt van bevragen en het

leveren van kritiek. De belangrijkste ideologische zijsprong heeft dan betrekking op ethische

kwesties. Er ontstaat dan volgens Shaw “a tendency to defuse and depoliticise

conflicts”. (Shaw, 2005)

Shaw (2005) stelt dat pleitbezorgers van een enge versie van evidence-based practice lijken

te geloven „”that the main risks of being unethical lie in being non-rational.” Munson (2004)

daarentegen suggereert dat men vooral waakzaam moet zijn voor het geloof dat enkel

evidence-based taken of uitkomsten waardevol zijn. Munson geeft aan dat evidence-based

practice aandacht moet hebben voor machtskwesties en ethische aspecten.

Shaw (2005) wijst er eveneens op dat het managen van evaluatie in het sociaal werk

valkuilen inhoudt. Zo stelt hij dat het risico bestaat dat managementmodellen voor

verantwoording leiden tot een concentratie op gemakkelijk meetbare aspecten van de

praktijk. Een waarschijnlijk gevolg hiervan is dat het gedrag in de organisatie zal veranderen

om goed te scoren op meetbare criteria, en dat de vereisten op vlak van de performantie van

de organisatie voorrang krijgen ten nadele van de gebruiker van de diensten. Shaw (2005)

geef aan dat Etzioni reeds lang geleden opmerkte dat frequent meten de neiging heeft

overproductie van meetbare items aan te moedigen en minder meetbare items te

verwaarlozen. (Etzioni, 1964) Bovendien stelt Shaw dat de modellen voor evaluatie die

gebruikt worden in sociaal werkpraktijken te vaak uitgaan van een enge kijk op en invulling

Page 33: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

33

van evaluatie. Einstein merkte het reeds op: “Not everything that can be counted counts, and

not everything that counts can be counted.”

De hierboven geciteerde auteurs zijn, zoals eerder aangegeven, representatief voor een

discours dat – afgezet tegen de dominante invulling van evidence-based practice – als

alternatief kan worden beschouwd. Zij vragen in hun publicaties aandacht voor morele,

ethische, sociaal-politieke dilemma‟s, macht, waarden, reflexiviteit, verontzekering, twijfel,

het erkennen van onzekerheid en dubbelzinnigheid en ruimte voor onvoorspelbaarheid in

het sociaal werk.

Dit betekent echter niet dat voorstanders van evidence-based practice geen aandacht

hebben voor ethische aspecten of machtskwesties. Die aandacht is er wel, maar vaak

slechts in de marge. De focus ligt veeleer op andere vragen. De vraag of een bepaalde

methode werkt, hoe evidence-based practice precies moet worden ingevuld, hoe evidence-

based practice op een goede manier geïmplementeerd moet worden, hoe studenten en

sociaal werkers in spe in evidence-based practice onderwezen moet worden en op welke

manier evidence-based practice in diverse opleidingen meer en beter aan bod moet komen,

dat zijn de vragen die het dominante evidence-based practice debat lijken te overheersen.

Zonder afbreuk te willen doen aan het belang en de mogelijk bijdrage van deze vragen,

wens ik te benadrukken dat hoe relevant een vraag ook kan zijn, het belangrijk is om te

letten op de vragen die niet meer worden gesteld, de kwesties die in de discussies niet of

nauwelijks aan bod komen, de vragen die naar de achtergrond verschuiven. Want het is nu

door die vragen die minder hard doorklinken in het debat, opnieuw op de voorgrond te

plaatsen dat extra voeding aan het debat wordt gegeven.

Page 34: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

34

6. EVIDENCE-BASED PRACTICE EN PROFESSIONALITEIT

VAN HET SOCIAAL WERK

In wat volgt wordt stilgestaan bij hoe in het evidence-based practice debat door diverse

auteurs gekeken wordt naar de bijdrage die dit paradigma al dan niet kan leveren aan de

professionaliteit van het sociaal werk. De auteurs die worden aangehaald kunnen als

illustratief worden beschouwd voor de uiteenlopende posities die in internationale literatuur

terug te vinden zijn.

6.1 Euforisch onthaald en sceptisch verworpen

Verschillende auteurs geven aan dat evidence-based practice uiteenlopend onthaald werd

en wordt in sociaal werk literatuur (o.a. Mullen & Streiner, 2004; Sommerfeld, 2005). In die

mate dat de vraag wordt gesteld of evidence-based practice het einde betekent van het

professioneel sociaal werk dan wel of het de architect kan zijn van een nieuw

professionalisme. (Sommerfeld, 2005) Deze vraag is representatief voor de twee uiterste

posities die in de internationale literatuur terug te vinden zijn.

Sommerfeld (2005) geeft aan dat evidence-based practice door sommigen euforisch

verwelkomd wordt, terwijl het door anderen sceptisch verworpen wordt als een gevaar

voor het sociaal werk als professie. Afkomstig uit de medische – en

gezondheidswetenschappen, lijkt evidence-based practice voor sommigen een

veelbelovende benadering die mogelijkheden opent voor de erkenning van sociaal werk

onderzoek in de politieke sfeer en misschien zelfs voor een nieuwe en betere positie van het

sociaal werk als professie. Het wordt niet zelden gezien als een manier om het sociaal werk

en haar performantie te verbeteren en ontwikkelen. Anderen zien in evidence-based practice

een directe aanval op de autonomie van het professioneel oordeel en het nemen van

beslissingen. Evidence-based practice wordt ook geassocieerd met op zijn minst het einde

van de emancipatorische doelstellingen van het beroep „sociaal werk‟ en mogelijk zelfs met

het einde van het beroep op zich. Het evidence-based practice debat werpt dus tal van

vragen op, die op zich misschien interessanter zijn dan de vraag „wat werkt?‟.

Mullen en Streiner (2004) stellen dat het veilig is om te zeggen dat geen enkele innovatie

zoveel verhitte discussies heeft gegenereerd als de introductie van evidence-based practice.

Tijdens het zoeken naar literatuur werd duidelijk dat evidence-based practice vaak bejubeld

werd als één van de belangrijkste vooruitgangen in o.a. de gezondheidszorg, het onderwijs

en maatschappelijke dienstverlening, waarbij het de belofte in zich draagt zowel praktijk als

Page 35: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

35

beleid te zullen revolutionariseren. (o.a. Gambrill, 1999; 2001; Sackett et al., 2000) Het wordt

echter eveneens op tal van gronden bekritiseerd en ontdaan van het aureool van

zaligmakende oplossing voor de problemen waar het sociaal werk mee wordt

geconfronteerd of er kanttekeningen van maken. (o.a. Shaw, 2005; Ziegler, 2005; Gredig,

2005; Fook, 2004, McDonald 2003; 2006)

Stellen dat enkel tegenstanders van evidence-based practice een kritische ingesteldheid en

voldoende scepticisme aan de dag leggen, zou afbreuk doen aan de soms genuanceerde

posities die voorstanders van evidence-based practice innemen en de constructieve manier

waarop ze vanuit een oprechte bekommernis mee zoeken hoe onderzoek het sociaal werk

kan versterken. Dat voorstanders van evidence-based practice best een gezonde portie

scepticisme aan de dag leggen, wordt ook door voorstanders als Mullen en Streiner (2004)

aangegeven. Evidence-based practice kan dus niet alle vragen oplossen die in beleid en

praktijk opduiken.

6.2 Over wat wetenschap en evidence-based practice het sociaal werk te bieden hebben

In diverse publicaties wordt stilgestaan bij de bijdrage die wetenschap kan leveren tot een

sterkere professionalisering van het sociaal werk (Fret, 2008; Hermans, 2008; Desair, 2008)

en bij de gespannen relatie tussen wetenschap, werkveld en beleid (De Koster, 2007;

Verzelen, 2007)

Desair (2008) erkent dat er verschillende uitdagingen zijn die zich voordoen als we een

evidence-based praktijk voor het sociaal werk willen ontwikkelen. Dat er valkuilen verbonden

zijn aan het project van evidence-based sociaal werk en dat evidence-based practice te

bekritiseren aspecten bevat, ontkent hij evenmin. Hij wijst er – met een enigszins

waarschuwende vinger – echter op dat dit niet betekent dat we in de praktijk niet aan de slag

kunnen en dat we best niet wachten tot iemand voor het sociaal werk evidence-based

practice „uitvindt‟. Blijven hameren op de risico‟s en tekortkomingen van een evidence-

based praktijk vangt het werkveld in een status quo. Dit is volgens Desair hoe langer

hoe minder te verantwoorden, omdat het te verwachten valt dat er vroeg of laat evidence-

based practice zal opgelegd worden. (Desair, 2008, p.32) De praktijk moet dus zelf initiatief

nemen, want meer evidence-based sociaal werk lijkt onvermijdelijk.

Hermans (2008) ziet in evidence-based practice vooral een opportuniteit voor het sociaal

werk. Met evidence-based practice is volgens Hermans de kennisbasis en de effectiviteit

van het sociaal werk (terug) op de agenda geplaatst. Dit is ook het geval voor de

Page 36: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

36

bruikbaarheid en overdraagbaarheid van onderzoeksresultaten. Daar waar andere auteurs

evidence-based practice als een bedreiging beschouwen voor de professie, stelt Hermans

dat dit niet noodzakelijk zo hoeft te zijn. Het kan een aanzet vormen voor een nieuwe

wisselwerking tussen praktijk en onderzoek. Op die manier kan de kwaliteit en

effectiviteit van de praktijk van én het onderzoek naar het sociaal werk verbeterd worden.

Beide partijen hebben er, aldus Hermans, alle belang bij deze dialoog nieuw leven in te

blazen en deze dialoog vertrekt het best vanuit een pragmatische benadering van evidence-

based practice die de meervoudige gelaagdheid van de effectiviteit van sociale interventies

erkent.

Net als Desair (2008) geeft Hermans (2008) aan dat dit best door de beroepsgroep zelf

gebeurt. Hermans geeft bovendien aan dat als sociaal werkers graag willen weten onder

welke voorwaarden welke interventies het meest effectief zijn, onderzoekers klaar staan om

hen daarbij te helpen. We komen er dus niet met de vraag „Wat werkt?‟. Volgens Hermans is

dit een holle vraag en moet de vraag zijn : „Wat werkt er onder welke randvoorwaarden en

welke doelgroepen en tegen welke prijs?‟. Hermans stelt terecht dat in het debat over

evidence-based practice vaak het belang van de randvoorwaarden uit het oog verloren

wordt. Er wordt dan enkel gekeken of iets al dan niet werkt. En als een interventie werkt,

moet iedereen ze kopiëren. Effectiviteit is echter complexer en volgens Hermans stelt een

goed effectiviteitsvraagstuk bovendien het cliëntenperspectief centraal. (Goris, 2009)

Wetenschap en onderzoek kan het sociaal werk dus helpen om zicht te krijgen op haar

effectiviteit. Maar alvorens antwoorden te krijgen op effectiviteitsvragen, moet je eerst de

doelen van het sociaal werk uitklaren, aldus Hermans. Volgens hem is daar nog werk aan

de winkel en moet meer aandacht gaan naar de vraag wat het sociaal werk wil bereiken

in de samenleving en of sociaal werk wel het beste instrument is om die doelen te

bereiken. Dit debat moet eerst gevoerd worden, alvorens over te gaan tot het bepalen van

effectieve methodes.

Hulpverleners zijn het er volgens Hermans niet over eens welke doelen ze met hun cliënten

precies moeten bereiken. Het kan volgens hem niet zo zijn dat het sociaal werk een

eenheidsworst wordt waarbij iedereen hetzelfde doet, maar als de diversiteit té groot wordt,

verliest het sociaal werk haar identiteit. Als er bovendien zoveel vrijheidsgraden zitten op

haar doelstellingen, is het dan nog nodig? Hermans stelt dat samen met haar identiteit, ook

de legitimiteit van het sociaal werk dreigt weg te drijven. En hier komt evidence-based

practice om de hoek kijken. Evidence-based practice kan volgens Hermans helpen om

identiteit op te bouwen en legitimiteit te verwerven. Onderzoek is dan één van de spiegels

Page 37: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

37

om kritisch naar de praktijk van het sociaal werk te kijken. Of om het met de woorden van

Kristel Driessens te zeggen: sociaal werkers kunnen veel hebben aan samenwerking met

onderzoekers. Onderzoekers bieden modellen aan om over de praktijk na te denken en dat

scherpt de reflexieve basishouding van het sociaal werk verder aan. (Goris, 2009) Hermans

geeft ook aan dat evidence-based practice echter geen kant-en-klaar, noch een

mirakeloplossing is. Het kan het sociaal werk wel een nieuw elan geven om haar doelen

helder te krijgen, om te onderzoeken in welke mate de doelen gerealiseerd worden en om

de kennisparadox te verkleinen. (Goris, 2009)

6.3 Over een begrenzende en ontgrenzende benadering

Over hoe onderzoek waardevol kan zijn voor de praktijk is reeds veel inkt gevloeid. Er zijn

verschillende perspectieven op de relatie tussen onderzoek en werkveld te onderscheiden.

Een interessante manier van kijken naar onderzoek vinden we terug in een debat over

evidence-based sociaal werk (Goris, 2009) wanneer Rudi Roose het heeft over

verschillende perspectieven op de relatie tussen onderzoek en praktijk en een onderscheid

maakt tussen een begrenzende en ontgrenzende benadering.

Een begrenzende benadering geeft aan het onderzoek een dienstbare en sturende rol ten

aanzien van de praktijk. Voor deze benadering van de relatie tussen onderzoek en werkveld

is volgens Roose geen mooie toekomst weggelegd. Problematisch is dat enkel

„zelfreferentiële vragen‟ gesteld worden – vragen die gesteld worden binnen het bestaande

en begrensde referentiekader van zorg en hulpverlening – gesteld worden en dat zonder

enige kritiek vertrokken wordt uit bestaande sectoren, werkvormen en probleemdefinities.

Een eenzijdige focus op zelfreferentiële vragen versterkt het huidige deskundigheidsmodel.

Als we maar beschikken over goede methodieken en technieken, kunnen we problemen

beheersen. Maar, zo geeft Roose terecht aan, sociaal werk is veel meer dan een

vooropgesteld probleem volgens een voorgeschreven technische interventie zo

effectief mogelijk aanpakken. Sociaal werk is vooral problemen telkens opnieuw in

vraag blijven stellen door de eigen grenzen te doorbreken. (Goris, 2009)

In een ontgrenzende benadering worden ook sociaal-politieke vragen meegenomen in de

discussie en wordt zowel in het onderzoekswerk als in de praktijk vertrokken vanuit

fundamentele twijfel. Over de gerichtheid – misschien zelfs de obsessie – van het sociaal

werk op het beheersen en oplossen van sociale problemen, stelt Roose dat het sociaal werk

een belangrijk maar beperkt antwoord biedt op maatschappelijke problemen.

Page 38: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

38

Die bescheidenheid kunnen we maar ontwikkelen door ook oog te hebben voor sociaal-

politieke vragen die problemen terug in hun maatschappelijke context plaatsen, aldus Roose

(Goris, 2009)

Rudi Roose (Goris, 2009) stelt dat wetenschappers het werkveld moeten betrekken bij het

onderscheiden van effectieve interventies. Maar ook in dat debat mogen we ons niet blind

staren op louter methodische vragen. We moeten misschien andere vragen leren stellen

dan zelfreferentiële vragen die ons met oogkleppen tegen de muur doen botsen. In

samenspraak met de praktijk moeten onderzoekers zoeken welke vragen er gesteld moeten

worden en welke problemen er opgelost moeten worden. Niet alleen op het methodische

niveau, maar ook op het sociaal-politieke niveau. Door nieuwe vragen te stellen steken

onderzoek en werkveld samen grenzen over.

Een aantal auteurs die in dit werk werden geciteerd gaven reeds aan dat ondanks de

mogelijke valkuilen en te bekritiseren aspecten, evidence-based praktisch mogelijkheden

biedt aan het sociaal werk. Weliswaar onder bepaalde voorwaarden, zo blijkt uit wat

hieronder volgt.

Gredig (2005) stelt dat een benadering van evidence-based practice in het sociaal werk

enkel beschouwd kan worden als een belangrijke bijdrage aan de verdere

professionalisering van het sociaal werk, als het erin slaagt zich te distantiëren van enkele

problematische aspecten die kenmerkend zijn voor de huidige dominante invulling van

evidence-based practice. Evidence-based practice moet volgens hem afstand nemen van 1)

de epistemologisch enge definitie van „evidence‟, 2) de dominante technocratische invulling

van evidence-based sociaal werkpraktijken als de lineaire overdracht van de „beste‟ kennis

en 3) van de idee dat de praktijk van het sociaal werk gereguleerd kan worden op een

voorschrijvende manier door middel van handleidingen. (Gredig, 2005, p. 81) Het is volgens

hem namelijk belangrijk dat vragen gesteld worden over diverse kwesties. Bij evidence-

based practice blijft echter één vraag beslissend: “Welke interventies (...) worden

ondersteund door de meeste wetenschappelijke evidentie over hun effectiviteit?” (Fisher,

2001)

De voorstanders van evidence-based practice hebben door de jaren heen de kritieken van

tegenstanders niet alleen aanhoord en hen van wederwoord voorzien, diverse auteurs

geven ook aan dat er een verzachting merkbaar is in de standpunten die voorstanders

innemen. Zo werd ook aandacht besteed aan ethische aspecten, en werd beklemtoond dat

de professionele autonomie niet beperkt wordt, in tegenstelling tot wat vaak wordt beweerd.

Page 39: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

39

Zo werd evidence-based practice gepresenteerd als een proces waarin de professional

belast is met de taak om voorzichtig te overwegen wat de meest geschikte interventie is en

dit in het licht van zowel zijn of haar perceptie van de concrete case als in het licht van de

belangen van de cliënt. Het in overweging nemen van de waarden en verwachtingen van

cliënten en hen betrekken als „”informed participants in the decision-making process”, wordt

naar voor geschoven als een belangrijke stap. (o.a. Fisher, 2001; Mullen, 2002; Rubin &

Babbie, 2005)

6.4 Sociaal werk als morele activiteit

Een discussie in de rand van het debat rond evidence-based practice in het sociaal werk, is

hoe we de dagelijkse uitvoering van sociaal werk het best kunnen begrijpen en

conceptualiseren. Parton en O‟Byrne (2007) stellen dat volgens constructief sociaal werk

sociaal werk evenzeer een kunst als een wetenschap is, waarbij het niet zozeer gaat over

rationeel-technisch handelen, maar vooral om praktisch moreel handelen. Parton en

O‟Byrne (2007) geven aan dat de toename van het denken en besturen in termen van

procedures, voorschriften en output misschien het eerste zou doen vermoeden, maar het

gaat volgens hen vooral om praktisch moreel handelen.

Sommige voorstanders van evidence-based practice lijken in hun publicaties te suggereren

dat het sociaal werk herleid kan worden tot enkel en alleen of vooral rationeel-technische

bezigheid. De nadruk op procedures is volgens Parton en O‟Byrne (2007) bedoeld om de

praktijk meer betrouwbaar en transparant te maken, maar maakt dat de voortgang van het

sociaal werk en de stilzwijgende aannames waarop „het gangbare denken‟ is gebaseerd

immuun voor analyse. Er is volgens hen duidelijk sprake van een dominantie van de

rationeel-technische benadering voor het begrijpen van de relatie tussen theorie en

praktijk. Ze verwijzen naar het werk van Shön (1983; 1987), die zich bezig houdt met de

grondslagen van de professionele praktijk. Shön stelt dat de rationeel-technische benadering

al vele jaren is ingebed in de institutionele context van het professionele leven. Deze

benadering kan volgens hem gezien worden als een belichaming van wat we onder

moderniteit verstaan. (Parton & O‟Byrne, 2007)

Volgens Shön (1983; 1987) ziet de epistemologie van de professionele praktijk – die het

meeste denken en schrijven over de beroepen heeft gedomineerd – die zorgvuldige praktijk

als een oefening in technische rationaliteit, dat wil zeggen als een toepassing van op

onderzoek gebaseerde kennis voor de oplossing van problemen die met dienstverlening te

maken hebben. Een nauwgezette professionele praktijk maakt gebruik van beschrijfbare,

Page 40: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

40

meetbare, herhaalbare technieken ontleend aan wetenschappelijk onderzoek en gebaseerd

op objectieve, overeenstemmende, cumulatieve en convergerende kennis. (Parton &

O‟Byrne, 2007, p. 39) In deze visie wordt sociaal werk “de toepassing van onverbiddelijke

sociale wetenschappen op dezelfde manier als bouwkunde de toepassing wordt van

technische wetenschappen.” (Parton & O‟Byrne, 2007, p. 39)

Dit model botst volgens Shön met hoe professionals werken en hoe zij „weten‟ in de praktijk,

want problemen worden niet zo gepresenteerd dat zij te vangen zijn in rationeel-technische

benaderingen (Parton & O‟Byrne, 2007, p. 39) Dit ligt in de lijn van wat eerder in deze

meesterproef werd aangegeven met betrekking tot onzekerheid en ambiguïteit in het sociaal

werk. Problemen in de werkelijkheid zijn niet keurig gemodelleerd maar zijn rommelig en

chaotisch. Weten is volgens Shön in zulke situaties stilzwijgend en impliciet in de

handelingspatronen van de professional, het is voeling voor waar ze mee te maken krijgen.

Het ontwikkelt zich volgens Shön door met mensen over de situatie te praten, waardoor de

professional gaat begrijpen welke unieke zaken, onzekerheid en potentiële waardeconflicten

spelen. De professional bereikt „een nieuwe theorie over het unieke geval‟ die van belang is

voor zijn handelen. Praktijkkennis wordt, aldus Shön, ontleend aan „reflectie in actie‟ en

benadrukt interactie. (Parton & O‟Byrne, 2007, p. 39)

Deze benadering erkent volgens Parton en O‟Byrne (2007) dat professionals in sociaal werk

niet zozeer theoretisch als wel praktisch, concreet en intuïtief zijn en dat zij elementen van

kunst, kunde en ordelijk redeneren verenigen. Ze merken op dat in discussies over sociaal

werk het beroep steeds vaker als wetenschap wordt gepresenteerd en steeds minder als

kunst. (Parton & O‟Byrne, 2007, p. 40) Toch biedt het zijn van een kunstenaar een groot

voordeel. Ze kunnen omgaan met ambiguïteit en onzekerheid waar dit rationeel-technische

benaderingen voor grote problemen zou stellen. (Goldstein, 1990; 1992) Hoewel deze

benadering van Shön een algemene theorie over professionele activiteit is, stemt ze volgens

Parton en O‟Byrne wel tot nadenken.

Parton en O‟Byrne geven aan dat het belangrijk is dat dienstverlening rekening houdt met

individuele eigenschappen van cliënten en niet zozeer standaardoplossingen aanreikt of

oplegt via rigide procedures. Dit brengt met zich mee dat de professional de leefwereld van

de cliënt binnentreedt en dat de daar geldende standaarden even belangrijk zijn als die van

de professional. De professional moet daarom volgens Parton en O‟Byrne even vaardig of

vaardiger zijn in het omgaan met onzekerheid, het creëren van mogelijke betekenissen en

samenwerken op diverse niveaus, als in het toepassen van een willekeurige specifieke

techniek. (Parton & O‟Byrne, 2007, p.41)

Page 41: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

41

Deze inzichten die terug te vinden zijn in het werk van Parton en O”Byrne (2007) zijn – los

van het feit of men hun constructief sociaal werk nu genegen is of niet – interessant en

relevant voor de discussie over evidence-based sociaal werk. Want wie zich waagt aan het

lezen van publicaties over evidence-based practice in het sociaal werk wordt vroeg of laat

geconfronteerd met de vraag wat sociaal werk nu maakt tot wat het is, wat sociaal werk is,

kan zijn of moet zijn. Deze vragen zijn relevant, aangezien critici regelmatig beweren dat

evidence-based practice niet verzoenbaar is met de aard van het sociaal werk en dus is de

vraag naar de aard van sociaal werk als activiteit en beroep relevant.

6.5 Evidence-based practice als strategie

Catherine McDonald (2003) stelt dat het debat over evidence-based practice vaak te lijden

heeft onder een overdreven focus op de binaire oppositie „goed-slecht‟, wat het debat niet

ten goede komt. Ze doet een poging om uit deze patstelling te geraken. In plaats van te

discussiëren over de intellectuele en praktische verdiensten van evidence-based practice,

tracht ze evidence-based practice te plaatsen binnen bredere ontwikkelingen in het sociaal

werk. Het sociaal werk tracht volgens haar te reageren op de hedendaagse

omstandigheden. Ze stelt dat ontwikkelingen zoals evidence-based practice begrepen

kunnen worden als “een politieke strategie, gehanteerd of benadrukt door delen van een

gedestabiliseerde beroepsgroep, om de doelen van het sociaal werk te promoten in een

context van institutionele verwarring.” (McDonald, 2003, p. 125)

Volgens McDonald (2003) is evidence-based practice op het strategische niveau mogelijk

niet de beste manier voorwaarts. Ze schetst de ontwikkeling van sociaal werk in Australië

in de twintigste eeuw en wijst op de ambiguïteit en de spanningsvelden in deze

humanistische professie. Ze maakt hierbij gebruik van de notie van het „professioneel

project‟ afkomstig uit de sociologie. De notie „professioneel project‟ bouwt volgens

McDonald verder op “de Weberiaanse conceptie van de samenleving als een arena waarin

sociale entiteiten strijden om de economische, sociale en politieke middelen. “ (McDonald,

2003, p. 126) Ze stelt dat zij die het sociaal werk willen professionaliseren in het verleden

geprobeerd hebben om hun professioneel project na te streven door strategieën over te

nemen van meer gevestigde beroepen.

Belangrijk in het kader van deze meesterproef is dat McDonald (2003) stelt dat onder sociaal

werk onderzoekers en praktijkwerkers, evidence-based practice slechts één van meerdere

te identificeren reacties is op de huidige uitdagingen. Niet alle strategieën zijn nieuw, maar

ze vertegenwoordigen volgens McDonald een herwerking van thema‟s die reeds langer in

Page 42: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

42

het sociaal werk bestaan. Ze onderscheidt vier strategieën: 1) enterprising professionalism,

2) global/international social work (including human rights based practice), 3) critical/post-

modern/post-structural social work, 4) evidence-based practice. Voor een bespreking van

deze strategieën verwijzen we naar het artikel van McDonald.

Elk van deze strategieën heeft volgens McDonald (2003) iets te bieden aan het sociaal werk.

Een van de sterktes van het sociaal werk is volgens McDonald altijd geweest “ de capaciteit

om diversiteit te erkennen – zowel onder mensen, in manieren van weten en in manieren

van handelen – en hier mee om te gaan. “ Deze nood aan diversiteit in de praktijk van

het sociaal werk is niet verdwenen. Integendeel, misschien is ze net groter geworden.

Evidence- based practice heeft iets te bieden in sommige contexten waarbinnen het sociaal

werk actief is, maar volgens McDonald zeker niet overal. Ze stelt dat “ als voorstanders van

evidence-based practice een „one size fits all‟ model voorstellen, ze het sociaal werk en de

maatschappij geen gunst doen.” (McDonald, 2003, p. 137) Meer mogen we volgens

McDonald verwachten van “ het actief omarmen van diversiteit in vormen van kennis en

(handelen in de) praktijk.” (McDonald, 2003, p. 137)

6.6 Normatieve professionaliteit in het sociaal werk

Bij Kunneman (2007) vinden we interessante inzichten over professionaliteit in het sociaal

werk. Kunneman heeft het over normatieve professionalisering. Hoewel een uitgebreide

bespreking van het werk van Kunneman buiten het bestek van deze meesterproef ligt,

komen in wat volgt wel een aantal inzichten en stellingen aan bod die voor de discussie over

professionaliteit in het sociaal werk verrijkend kunnen zijn.

Driessens en Geldof (2008) stellen dat “fundamentele, filosofisch-ethische debatten over de

doelstellingen en de positionering van de welzijnssector en zijn professionals vandaag in

Vlaanderen grotendeels ontbreken.” (Driessens en Geldof, 2008, p. 67) In hun bijdrage

introduceren ze een aantal stellingen in inzichten uit het werk van Kunneman.

Deskundigen zouden steeds meer op één béén lopen: dat van de technisch realiseerbare

oplossing. Het existentiële en communicatieve been bengelt er nog voor spek en bonen bij.

Volgens Driessens en Geldof (2008) combineert Kunneman, geïnspireerd door Habermas,

de systeembenadering en de leefwereldbenadering in de professionele praktijk. Daarbij

geeft hij ook de ethiek opnieuw een plaats in de zoektocht naar hoe professioneel

handelen ook in morele zin betekenisvol kan zijn. (Driessens en Geldof, 2008, p. 67)

Page 43: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

43

Kunneman staat kritisch tegenover het bestaande sociaal werk, dat volgens hem te vaak

gereduceerd wordt tot “ het „omhoog‟ duwen van cliënten die „omlaag‟ zakken en tot het

“nauwkeurig determineren en heen en weer schuiven van deze cliënten binnen

probleemcategorieën.” (Driessens en Geldof, 2008, p. 70) Over de nadruk op de

efficiëntie en doelmatigheid van het sociaal werk, een onderwerp dat in deze

meesterproef al herhaaldelijk de revue is gepasseerd, heeft Kunneman ons het één en

ander te vertellen. Een van zijn basisstellingen is dat “de grote nadruk op efficiëntie,

protocollering en doelmatigheid in het sociaal ook als een rookgordijn functioneert voor

onderliggende sociale vragen.” (Driessens en Geldof, 2008, p. 70) Volgens Kunneman

worden succes en falen basiscategorieën, niet alleen voor cliënten maar ook steeds meer

voor sociaal werkers zelf.

Kunneman wijst op het belang van wat hij „normatieve professionalisering‟ noemt. Door de

dominantie van systeemeisen en de opkomst van het dikke-ik komen de morele waarden

van professionals steeds meer op de achtergrond te staan. Deze morele waarden zijn

echter belangrijk, zowel in de relatie met de cliënt als in de systeemcontext. In

mensgerichte beroepen spelen volgens Kunneman op drie niveaus normen en

waarden. Eerst en vooral bepalen systeemnormen (bijvoorbeeld het doelmatig en efficiënt

realiseren van specifieke organisatiedoelen) het handelen van sociaal werkers, omdat ze

niet anders kunnen dan hiermee rekening te houden. Het tweede niveau zijn de

deskundigheidsnormen die sociale werkers aanzetten tot adequaat en effectief handelen

op basis van professionele kennis, kunde en ervaring. Ze krijgen vorm in methodische regels

of stappenplannen en in de procedures die hulpverleners in hun professioneel handelen

volgen. Het derde niveau bestaat uit morele, cultureel verankerde waarden en morele

kwaliteiten.” (Driessens & Geldof, 2008, p. 70)

Volgens Kunneman ontwikkelen zich tussen deze verschillende waarden en normen meer

en meer spanningen. Zowel onder invloed van beheersingsdruk op beleidsniveau als door

een positionering van cliënten en „klanten‟ als „dikke-ik‟ groeien de fricties tussen de

systeemnormen, de algemene morele waarden en de morele kwaliteiten op het niveau

van het professionele handelen. (Driessens & Geldof, 2008, p. 71) Dit inzicht lijkt voor het

sociaal werk erg relevant en het sluit aan bij de aandacht die eerder in deze meesterproef

door diverse auteurs werd gevraagd voor ethische kwesties, morele concepties en waarden

in het sociaal werk. Want ook – en missschien vooral – daar gaat het om in het sociaal werk.

Page 44: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

44

Kunneman geeft aan dat professionals in mensgerichte beroepen zich voordurend bevinden

in spanningsvelden waarin ze morele keuzes moeten maken; Ze staan voortdurend voor

“keuzes tussen leefwereld en systeem, tussen rechtvaardigheid, solidariteit en privébelang.”

(Driessens en Geldof, 2008, p. 71) Professionals moeten zich ondersteund voelen in het

maken van deze keuzes, en dat kan alleen als de organisaties waar ze tewerkgesteld zijn

werk maken van “een gedragen visie die ruimte schept voor het ontwikkelen van normatieve

professionaliteit” en “ruimte bieden voor een dialoog over thema‟s waar het „echt toe doet‟ in

de hulpverlening.” (Driessens & Geldof, 2008, p. 72)

Kunneman stelt dat normatieve professionalisering een blijvend aandachtspunt moet zijn in

het welzijns- en gezondheidswerk. Want “professioneel sociaal werk vraagt meer dan

sleutelen aan technieken en instrumenten. Ook morele en normatieve overwegingen

moeten een plek blijven krijgen op de werkvloer. Dat vraagt van professionals om

voortdurende reflectie: op hun maatschappelijke rol, op hun relatie met de mensen voor wie

ze werken, op de morele en politieke werking van hun vakkennis.“ (Driessens & Geldof,

2008, p. 66)

Kunneman stelt dat het sociaal werk zich zou kunnen ontwikkelen tot een belangrijk

„laboratorium‟ voor normatieve professionalisering. Op die manier kan het volgens hem

bijdragen tot het ontstaan van een nieuwe „postkapitalistische‟ morele matrix.” (Kunneman,

2007, p. 99) Dit morele kader zou dan de graadmeter kunnen worden voor de vooruitgang

die geboekt wordt. Het kan volgens Kunneman “de legitimering zijn van de bijdrage van het

sociaal werk en van zijn aanspraken op professionele competentie.” (Kunneman, 2007, p.

107) Het sociaal werk zou een laboratorium kunnen worden “voor normatieve wijzen van

professionalisering, waarbij vragen in verband met de productiviteit en efficiëntie aansluiting

vinden bij moreel engagement en existentiële zingeving.” (Kunneman, 2007, p. 107)

Van Houten (2006) wijst op een niet onbelangrijk „detail‟ wanneer hij opmerkt dat daar waar

aanvankelijk gesproken werd over „normatieve professionaliteit‟, men nu vooral spreekt over

„normatieve professionalisering‟. Het verschil zit volgens Van Houten in het feit dat nu het

accent wordt gelegd op het procesmatige karakter ervan. Het is niet iets dat gegeven is,

maar iets dat in ontwikkeling is. Het gaat dan om “de moraliteit van het professionele

handelen als opdracht en dat veronderstelt permanent moreel beraad, een beroepsethische

dialoog over welke morele uitgangspunten in het professionele handelen in het geding zijn.”

(Van Houten, 2006, p. 24) Het gaat dan ondermeer om handelen waarin centraal staat dat

de cliënt persoonlijke aandacht krijgt van de professional.

Page 45: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

45

Van Houten verwijst naar de ethiek van de zorg van Joan Tronto (1993) waar aandacht een

gewichtige morele dimensie van zorg is. Dit past volgens Van Houten nadrukkelijk binnen de

notie van normatieve professionalisering. Maar normatieve professionalisering vraagt ook

aandacht en dus tijd voor de professional en diens morele noties en bovenal reflectie

daarover. Volgens Van Houten is het scheppen en in stand houden van een eigen

discretionaire ruimte noodzakelijk om ruimte te maken voor normatieve

professionalisering. (Van Houten, 2006, p. 24)

Driessens en Geldof (2008) stellen dat Kunneman even begeesterend praat als hij soms

complex schrijft. Velen zullen hen hierin kunnen volgen. Maar net omdat hij inspireert en

omdat zijn analyses als een kritische spiegel kunnen fungeren voor het sociaal werk, werd in

deze meesterproef ruimte vrijgemaakt om deze auteur aan het woord te laten. Zijn werk

vormt een mooie illustratie van hoe diverse auteurs met een hart voor de praktijk van het

sociaal werk, samen zoeken naar manieren om actuele tendensen te begrijpen en te zoeken

naar wat professionaliteit kan betekenen.

6.7 Putting ethics and politics first

Dahlberg en Moss (2005) schreven met „Ethics and politics in Early Childhood Education‟

een werk dat – in tegenstelling tot wat de titel misschien doet vermoeden – voor élke

pedagogische praktijk relevante inzichten biedt. Het biedt een voorbeeld van hoe een

dominant discours in vraag kan worden gesteld en hoe alternatieve manieren van denken

over pedagogische praktijken mogelijk zijn.

In hun analyse van „early childhood education‟ geven Dahlberg en Moss (2005) aan dat de

nadruk sterk ligt op de „technische prakijk‟, samengevat in de vraag “What works?” De

auteurs proberen het mainstream debat in vraag te stellen en plaatsen ethiek en politiek op

de voorgrond in een praktijk die ze omschrijven als “in essentie publieke ruimtes vol

onvoorspelbare mogelijkheden”. Daarnaast stellen ze dat “Het dominante discours

gekenmerkt wordt door een instrumentele rationaliteit en een prakijk gefocust op technisch

handelen. Men zoekt vooral naar het antwoord op één vraag: “Wat werkt?”

Naar analogie met de analyse die Dahlberg en Moss (2005) maken van „early childhood

education‟ kan eveneens op verschillende manieren gekeken worden naar het sociaal werk.

Bekijken we sociaal werk vooral als een technische praktijk waarbij gezocht wordt naar de

beste methodes en procedures om vooraf bepaalde uitkomsten te produceren? Ligt de

Page 46: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

46

focus op de vraag welke technische praktijken het meest effectief zijn in het produceren van

gewenste uitkomsten? Of kunnen we het sociaal werk bekijken als gebieden waar ethische

en politieke praktijken plaatsvinden? (Dahlberg en Moss, 2005)

Dahlberg en Moss geven aan dat bepaalde constructies zo dominant kunnen worden dat het

moeilijk wordt om ze te behandelen als een optie in plaats van als „natuurlijk‟ en

onvermijdelijk. (Dahlberg & Moss, 2005, p. 2) Wat Dahlberg en Moss met hun boek

aantonen is dat het mogelijk is – en bovendien de moeite loont – om “te proberen bepaalde

als vanzelfsprekend beschouwde constructies te denaturaliseren en openen voor

nauwlettend onderzoek. Op die manier kunnen constructies terug verwezen worden naar

hun juiste plaats, als slechts één van vele mogelijkheden.” (Dahlberg & Moss, 2005, p. 2)

Dahlberg en Moss (2005) verwijzen net als auteurs die eerder in deze meesterproef aan bod

gekomen, naar de maatschappelijke context waarbinnen pedagogische praktijken vorm

krijgen en maken daarbij gebruik van noties als „moderniteit‟, „neoliberaal kapitalisme‟ en

„advanced liberalism‟ . Belangrijk in het werk van Dahlberg en Moss is dat zij

machtskwesties, ethische kwesties en politieke kwesties centraal plaatsen, daar waar deze

belangrijke aspecten in het dominant discours ondergesneeuwd dreigen te geraken door de

prioritaire aandacht voor effectiviteit, outcomes, beheersbaarheid, meetbaarheid en wat

werkt. Ze staan uitgebreid stil bij verschillende benaderingen van ethiek en introduceren

concepten als „the ethics of an encounter‟, „the ethics of care‟ en „a pedagogy of listening‟.

Het werk van Dahlberg en Moss (2005) is een uitstekend werk voor wie op zoek is naar

andere manieren van denken en kijken naar een pedagogische praktijk. Het behandelt

diverse onderwerpen die in deze meesterproef werden aangeraakt en zet vooral aan tot

nadenken. Nadenken over de aard van het sociaal werk, over de vraag of sociaal werk

vooral een technische activiteit is of veeleer een morele, ethische activiteit. Nadenken over

hoe het handelen van praktijkwerkers in het sociaal vooral getypeerd kan worden. Over hoe

ethiek praktijkwerkers van dienst kan zijn. Over hoe aandacht voor ethiek en politiek in ons

handelen de plaats kan krijgen die het verdient. Alleen daarom al verdient dit werk hier meer

dan een formele vermelding.

Page 47: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

47

7. BESLUIT

De literatuurstudie waarvan dit werkstuk een schriftelijke neerslag is, had tot doel een zicht

te krijgen op de probleemstelling die eerder in deze meesterproef werd toegelicht. (Zie 2.

Probleemstelling)

Een van de directe aanleidingen voor het kiezen van evidence-based practice als onderwerp

voor deze meesterproef, was het feit dat in een aantal recente publicaties evidence-based

werken naar voor werd geschoven als een opportuniteit voor het sociaal werk. Evidence-

based practice werd gekoppeld aan de professionaliteit en identiteit van het sociaal werk,

waarbij er klaarblijkelijk vanuit werd gegaan dat evidence-based practice een goede zaak is

voor het sociaal werk en dat ze kan bijdragen aan „problemen‟ op vlak van de identiteit,

professionaliteit en legitimering van het sociaal werk. Deze belofte trok de aandacht en

vroeg om een kritische analyse, met deze meesterproef als gevolg.

Zoals dat hoort in een besluit, wordt de probleemstelling erbij genomen. Deze luidde als

volgt:

“Kan evidence-based werken een bijdrage leveren aan de professionaliteit van het

sociaal werk?”.

Deze probleemstelling werd verder geconcretiseerd in volgende onderzoeksvragen:

(1) Hoe wordt evidence-based practice gedefinieerd?

(2) Hoe kan evidence-based practice maatschappelijk worden gekaderd?

(3) Wat kan evidence-based practice betekenen voor het sociaal werk?

(4) Hoe wordt professionaliteit in het sociaal werk ingevuld?

Op basis van de literatuurstudie die werd uitgevoerd, kan worden gesteld dat evidence-

based practice op uiteenlopende manieren wordt ingevuld in internationale literatuur. Toch

blijkt er sprake te zijn van een zekere eensgezindheid. Of beter gezegd: de grootste

discussies bevinden zich niet op het niveau van de definiëring van evidence-based practice

– ook al is op dat vlak soms sprake van grote meningsverschillen en wordt kritische artikels

in internationale tijdschriften snel van wederwoord voorzien.

Met betrekking tot de definitie van evidence-based practice werd vastgesteld dat zowel enge

als ruime invullingen van evidence-based practice te onderscheiden zijn en dat er sprake is

Page 48: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

48

van een zekere verzachting. Prominente voorstanders van evidence-based practice pasten

hun definities aan en trachtten de meest voorkomende kritieken te ondervangen door een

meer genuanceerde positie in te nemen, door deze kritieken (gedeeltelijk) te verwerpen of

zachtere taal te hanteren terwijl de inhoud vrijwel ongewijzigd bleef. Er is met andere

woorden geen één soort evidence-based practice. Net zoals de samenleving evolueert,

evolueren ook de invullingen van evidence-based practice en het valt te verwachten dat ook

in de toekomst nieuwe varianten van evidence-based practice worden gepresenteerd.

We zagen eveneens dat de dominante invulling van evidence-based practice een aantal

onderliggende claims bevat. Claims waarvan niet iedereen het er over eens is of evidence-

based practice ze kan of zal waarmaken Daarnaast wordt er in de internationale literatuur op

gewezen dat de keuze voor een bepaalde invulling van evidence-based practice niet

vrijblijvend is en belangrijke consequenties heeft, niet alleen voor cliënten en sociaal werkers

maar ook voor onderzoekers en onderwijzers.

Evidence-based practice wordt ook op verschillende manieren gekaderd binnen bredere

maatschappelijke ontwikkelingen, waarbij dit paradigma door diverse auteurs in verband

wordt gebracht met wat „moderniteit‟ wordt genoemd. Sommigen zien evidence-based

practice zelfs als een directe uitdrukking van alles waar „moderniteit‟ voor staat. Daarnaast

wordt evidence-based practice frequent in verband gebracht met een

managementrationaliteit en wat door sommigen als „managerialisme‟ wordt omschreven.

Bovendien wordt evidence-based practice verbonden met een bepaald soort

kennisproductie en kennisideaal. Evidence-based practice wordt gezien als een reactie op

de huidige uitdagingen waarvoor het sociaal werk staat en de problemen waarmee het

geconfronteerd wordt.

Uit de literatuurstudie bleek dat door voorstanders van evidence-based practice fel wordt

ingezet op het ontwikkelen van richtlijnen, het geven van aanbevelingen voor de

implementatie van evidence-based practice en het aanleren van evidence-based practice

aan studenten uit sociaal werk opleidingen. Ook bleek dat evidence-based practice door

voorstanders vaak als een evidentie wordt beschouwd, wil het sociaal werk haar

professionaliteit verhogen, haar identiteit versterken, haar kwaliteit verbeteren en haar

effectiviteit bevorderen.

Niet iedereen is het er echter over eens dat evidence-based practice is waar het sociaal

werk op dit moment het meest nood aan heeft of de oplossing is voor de „problemen‟ die

zich stellen. Diverse auteurs bekritiseren de enge focus van evidence-based practice op de

Page 49: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

49

vraag “Wat werkt?” en stellen vragen bij de ontwikkeling naar een evidence-based sociaal

werk. Een eenzijdige focus op de vraag “Wat werkt?” zou het sociaal werk wel eens meer

kwaad dan goed kunnen doen, omdat het de kern van het sociaal werk ondergraaft.

In de internationale sociaal werk literatuur worden met betrekking tot evidence-based

practice door diverse auteurs andere vragen naar voor geschoven die relevant zijn voor het

sociaal werk en wordt erop gewezen dat er andere belangrijke kwesties zijn waar het sociaal

werk oog voor moet hebben. Er wordt o.a. gepleit voor aandacht voor onzekerheid en

onvoorspelbaarheid in het sociaal werk, voor macht, voor ethisch en politieke kwesties. In

plaats van zich te presenteren als tegenstanders van evidence-based practice, kiezen

diverse auteurs ervoor om een eigen verhaal te brengen. Elk op hun manier proberen ze

positie in te nemen in het debat over de toekomst en de professionaliteit van het sociaal

werk en de bijdrage die onderzoek kan leveren aan het sociaal werk.

Uit de literatuurstudie blijkt vooral dat evidence-based practice in het sociaal werk aanleiding

heeft gegeven en nog steeds geeft tot boeiende discussies die verder reiken dan de vraag

“What works?” en die tal van centrale thema‟s uit de sociaal werkliteratuur aanraken.

Evidence-based practice wordt door sommigen verweten een bepaald kennisideaal te

omarmen en bijgevolg een bepaalde invulling van professionaliteit met zich mee te brengen,

die bots met de aard van het sociaal werk. Volgens diverse auteurs bestaat het gevaar dat

bij evidence-based practice vooral de nadruk komt te liggen op sociaal werk als een

rationeel-technische activiteit, terwijl sociaal werk evenzeer – en misschien vooral – een

praktisch morele activiteit is.

Een veel gehoorde kritiek op evidence-based practice is dat het door de eenzijdige focus op

outcomes, effectiviteit, meetbaarheid, voorspelbaarheid en beheersing belangrijke ethische

en sociaal-politieke kwesties in de schaduw plaatst. Meer zelfs, evidence-based practice

wordt verweten vooral op methodische aspecten van de hulpverlening te focussen, terwijl

sociaal-politieke vragen niet of nauwelijks aan bod komen.

Evidence-based practice kan volgens verschillende auteurs het sociaal werk echter helpen

om haar effectiviteit te verbeteren. Maar alvorens effectiviteitsvragen te beantwoorden,

moeten de doelstellingen van het sociaal werk onder de loep worden genomen. Geen

vragen naar de effectiviteit van interventies zonder eerst de doelstellingen van het sociaal

werk helder te krijgen, aldus sommigen. Maar zijn die doelstellingen niet vaak ambigue en

onduidelijk?

Page 50: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

50

Als wordt gesteld dat evidence-based practice de professionaliteit van het sociaal werk kan

bevorderen, dan dringt de vraag zich op over welk soort professionaliteit men het dan heeft.

Gaat het om de kunde om technieken feilloos toe te passen en op die manier vooraf

vastgelegde doelstellingen te realiseren? Gaat het om het toepassen van richtlijnen die door

wetenschappers werden ontwikkeld? Is dit wat onder professionaliteit wordt bedoeld?

Volgens anderen moet het sociaal werk vooral ruimte maken voor normatieve

professionalisering. Naast aandacht voor technische professionaliteit, ook en vooral

aandacht voor morele en normatieve overwegingen en opvattingen, ethische en politieke

dilemma‟s en existentiële vragen.

Of evidence-based practice de professionaliteit van het sociaal werk kan versterken of

eerder een bedreiging betekent voor het sociaal werk als beroep, is een moeilijke vraag

waarop diverse auteurs uiteenlopende antwoorden formuleren. Waar zowel voorstanders

van evidence-based practice als critici het over eens lijken te zijn, is dat het sociaal werk de

vraag naar haar eigen effectiviteit niet uit de weg mag gaan.

Over de plaats die deze vraag moet krijgen en hoe het sociaal werk deze vraag kan

verbinden met ethische en morele vragen, daar verschillen de meningen over.

Wat tijdens de literatuurstudie duidelijk naar voor kwam is dat we er allicht niet zullen

geraken met de vraag of interventies al dan niet effectief zijn. Verschillende voorstanders

van evidence-based practice geven aan dat evidence-based practice geen mirakeloplossing

is voor de problemen waar het sociaal werk mee wordt geconfronteerd. Het zal dus niet alle

problemen oplossen. Dit neemt niet weg dat evidence-based practice mogelijkheden inhoudt

voor het sociaal werk. Allicht is dan de vraag: welk soort evidence-based practice en voor

welk sociaal werk?

7.1 Suggesties voor verder onderzoek

Deze meesterproef over de mogelijke bijdrage van evidence-based werken aan de

professionaliteit van het sociaal werk leverde zoals verwacht meer vragen dan antwoorden

op.

Na deze intensieve kennismaking met het debat rond evidence-based sociaal werk moet ik

eerlijk toegeven dat mijn interesses voor verder onderzoek eerder uitgaan naar hoe sociaal

werkers in de praktijk omgaan met ethische en sociaal-politieke dilemma‟s en hoe zij daarbij

gebruik maken van hun discretionaire ruimte, dan dat ik sta te popelen om echt in de richting

van evidence-based practice te gaan qua onderzoek. Door zo vaak dezelfde standpunten en

Page 51: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

51

argumenten tegen te komen in de evidence-based practice literatuur, zoek ik zelf naar

verfrissende artikels, boeken, theorieën en inzichten over de sociaal-politieke en ethische

kwesties verbonden met het sociaal werk.

Zo lijkt het mij bijzonder interessant om te kijken hoe sociaal werkers in de praktijk de

verbinding maken tussen effectiviteitsvragen en ethische en morele kwesties en hoe zij zelf

„kritisch‟ blijven, zowel ten aanzien van zichzelf als ten aanzien van het dominant discours.

Daarnaast ben ik erg geïnteresseerd in hoe sociaal werkers kijken naar sociaal werk. Welke

doelstellingen streven zij zelf na, welke idealen stellen zij voorop in hun handelen? Is er nog

sprake van een groot optimistische geloof in de eigen oploscapaciteit van het sociaal werk,

zoals ooit het geval was? Dit vind ik interessante vragen. In plaats van een literatuurstudie te

doen of mij enkel te richten op wat in wetenschappelijke literatuur geschreven wordt, zou ik

er zelf voor kiezen om concreet in de praktijk te gaan kijken wat daar precies gebeurt, hoe

mensen – vaak op uiteenlopende manieren – omgaan met die spanningen die ze ervaren. Ik

ben er van overtuigd dat we veel kunnen leren door te kijken naar wat er op de werkvloer

gebeurt.

Het werk van Dahlberg en Moss (2005) heeft mij ook nieuwsgierig gemaakt naar hoe sociaal

werkers in de praktijk precies kunnen vorm geven aan wat zij „the ethics of an encounter‟ en

„a pedagogy of listening‟ noemen. Concreet stel ik mij de vraag hoe deze concepten

bruikbaar kunnen zijn en of ze herkend worden door sociaal werkers binnen bijvoorbeeld de

maatschappelijke dienstverlening vanuit een O.C.M.W. Hoe kan je deze concepten in de

praktijk brengen? Hoe kunnen deze concepten praktijkwerkers helpen om met de

spanningen om te gaan die ze in de praktijk ervaren?

Page 52: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

52

BIBLIOGRAFIE

Autrique, M. (2008). Evidence based werken in de drughulpverlening. Alert, 34(2), 44-53.

Bourdieu, P., & Wacquant, L. (1992). An Invitation to Reflexive Sociology. Cambridge: Polity

Press.

Clark, C. (2006) `Moral Character in Social Work', British Journal of Social Work, 36, 75-89.

Chu, W. C.K., Tsui, M.-s, & Yan, M.-c. (2009) Social work as a moral and political practice.

International Social Work, 52(3), 287 - 298.

Dahlberg, G. & Moss, P. (2005). Ethics and politics in early childhood education. London:

Routledge.

De Koster,K.(2007). Wetenschap en werkveld na de mythe. Alert,4,69-79.

Desair, K. (2008). Hoe wetenschap en werkveld samen zoeken naar effectiviteit. Alert, 34(2),

24-33.

Drakeford, M. (2002). Social Work and Politics. In M. Davies (Ed.) Companion to Social

Work. Oxford: Blackwell, 288-297.

Fook, J. (2004). What Professionals Need from Research: Beyond Evidence-Based Practice. In

D.Smith (Ed.), Social Work and Evidence-Based Practice (pp. 29-46). London: Jessica Kingsley

Franklin, C., & Hopson, L. M. (2007). Facilitating the use of evidence-based practice in community

organizations. Journal of Social Work Education, 43(3), 377-404.

Fret, L. (2008). Evidentie kan professionalisering van sociaal werk versterken. Alert, 34(2),

34-43.

Furman, R. (2009). Ethical Considerations of Evidence-Based Practice.. Social Work, 54(1),

82-84.

Gambrill, E. (2006). Evidence-based practice and policy: Choices ahead. Research on

Social Work Practice, 16(3), 338-357.

Gilgun, J. E. (2005). The four cornerstones of evidence-based practice in social work.

Research on Social Work Practice, 15(1), 52-61.

Page 53: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

53

Goldstein, H. (1990). The Knowledge Base of Social Work Practice: Theory, Wisdom,

Analogue or Art? Families in Society, 71(1), 32-42.

Goldstein, H. (1990). If Social Work Hasn‟t Made Progress as a Science, Might It Be an Art?

or Art. Families in Society, 73(1), 48-55..

Goris, P. (2009). Debatteren over evidence-based sociaal werk. Alert, 35(1), 10-22.

Gredig, D. (2005). The co-evolution of knowledge production and transfer. Evidence-based

intervention development as an approach to improve the impact of evidence on social work

practice. In P. Sommerfeld (Ed.), Evidence-Based Social Work - Towards a New

Professionalism? (pp. 173-199). Bern: Peter Lang.

Grey, M., & McDonald, C. (2006). Pursuing Good Practice: The Limits of Evidence-Based

Practice. Journal of Social Work, 6, 7-20.

Hermans, K. (2008). Evidence-based practice: opportuniteit voor sociaal werk. Alert, 34(2),

13-23.

Howard, M., McMillen, C., & Pollio, D. (2003). Teaching evidence-based practice: Toward a

new paradigm for social work education. Research on Social Work Practice, 13(2), 234-

259.

Jenson, J. M. (2005). Connecting science to intervention: Advances, challenges, and the

promise of evidence-based practice. Social Work Research, 29, 131-135.

Kunneman, H. (2007). Sociaal werk als laboratorium voor normatieve professionalisering.

Ethische Perspectieven, (17)2, 92-107.

McDonald, C. (2003). Forward Via the Past? Evidence-based practice as strategy in social

work, The Drawing Board, (3)3, 123-142.

Macdonald, G, (2000) Critical Thinking. In M. Davies (Ed.) The Blackwell Encyclopaedia of

Social Work. Oxford: Blackwell.

McNeece, A., & Thyer, B. (2004). Evidence-based practice and social work. Journal of

evidence-based social work, 1(1), 7-23.

Maso, I., & Smaling, A. (1998). Kwalitatief onderzoek: praktijk en theorie. Amsterdam: Boom.

Page 54: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

54

Mullen, E.J. (2002). Evidence-based Social Work – Theory & Practice: Historical Reflective

Perspective. Paper presented at the 4th International Conference on Evaluation for Practice

4-6 july. University of Tampere, Tampere, Finland.

Mullen, E. J. (2004). Facilitating practitioner use of evidence-based practice. In A. R. Roberts

& K.R. Yeager (Eds.), Evidence-Based Practice Manual: Research and Outcome Measures

in Health and Human Services. (pp. 205-210). New York: Oxford University Press.

Mullen, E. J., & Streiner, D. L. (2004). The evidence for and against evidence based

practice. Brief Treatment and Crisis Intervention, 4(2), 111-121.

Mullen, E. J., Bledsoe, S. E., & Bellamy, J. L. (2008). Implementing evidence-based social

work practice. Research on Social Work Practice, 18(4), 325-338.

Munson, C E. (2004). Evidence-based treatment for traumatized and abused children‟ In

Roberts, A R and Yeager, K R (Eds) Evidence-Based Practice Manual: Research and

Outcome Measures in Health and Human Services, New York: Oxford UP.

Noordegraaf, M., & Abma, T. (2003). Management by measurement ? Public management amidst

ambiguity. Public Administration, 81 (4), 853-871.

Parton, N. (1998). Risk, advanced liberalism and child welfare: The need to rediscover uncertainty

and ambiguity. British Journal of Social Work, 28(1), 5-27.

Parton, N. (2000). Some thoughts on the relationship between theory and practice in and for

social work. British Journal of Social Work, 30(4), 449-463.

Roose, R. (2008). Niet-gepubliceerde cursus. Agogische Theorieën. Gent: Universiteit Gent.

Rosen, A. (2003). Evidence-based social work practice: Challenges and promise. Social

Work Research, 27(4), 197-208.

Rothstein, B. (1998). Just Institutions Matter. The Moral and Political Logic of the Universal

Welfare State. New York: Cambridge University Press.

Rubin, A., & Babbie, E. (2005). Research Methods for Social Work (5the ed.). Belmont, CA:

Thomson.

Rubin, A. (2007). Improving the teaching of Evidence-Based Practice: Introduction to the

special issue. Research on Social Work Practice, 17(5), 541-547.

Page 55: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

55

Sackett, D. L., Rosenberg, W. M. C., Gray, J. A. M., Haynes, R. B., & Richardson, W. D.

(1996). Evidence based medicine: what it is and what it isn't. British Medical Journal, 312,

71-72.

Sackett, D. L., Straus, S. E., Richardson, W. S., Rosenberg, W., & Haynes, R. B. (2000).

Evidence based medicine: How to practice and teach EBM. London: Churchill Livingstone.

Sanderson, I. (2002). Does it “Work”? Is it “Appropriate”? Instrumental and Practical

Rationality in Evidence-based Policy Making. Paper presented at European Evaluation

Society Fifth International Conference in Seville, Spain. October 10-12th 2002.

Schrödter, M. (2005). Will the Dodo Bird also Be Hunting Social Work? In P. Sommerfeld

(Ed.), Evidence-Based Social Work - Towards a New Professionalism? (pp. 52-60). Bern:

Peter Lang.

Shaw, I. (2005). Evidencing Social Work. In P. Sommerfeld (Ed.) Evidence-Based Social

Work - Towards a New Professionalism? (pp. 77-107). Bern: Peter Lang.

Shlonsky, A., & Stern, S. (2007).Reflections on the teaching of EBP. Research on Social

Work Practice, 17(5), 603-611.

Shön, D.A. (1983). The Reflective Practitioner: How professionals Think in Action. New York:

Basic Books.

Shön, D.A. (1987). Educating the Reflective Practitione. San Francisco, CA: Jossey-Bass..

Soydan, H. (2007). Improving the teaching of evidence-based practice: challenges and

priorities. Research on Social Work Practice, 17(5), 612-618.

Steyaert, J., & van den Biggelaar, T. (2008). Gaat evidence based werken de sociale sector

redden? Maatwerk, 6 , 25-27.

Sundström, G. (2004). Management by Measurement. It‟s Origin and Development in the

Case of the Swedish State. Working Paper 2004-2008, Stockholm Centre for Organizational

Research. Stockholm.

Thyer, B. A. (2008). The quest for evidence-based practice? We are all positivists! Research

on Social Work Practice, 18(4), 339-345.

Page 56: Evidence-based Werken · 2010. 6. 7. · evidence-based medicine als “het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te

56

Tsui, M., & Cheung, C. (2004). Gone with the wind: The impacts of managerialism on human

services. British Journal of Social Work, 34(3), 437–42.

Verzelen, W. (2007). Onderzoek en werkveld samen op de tandem. Alert, 4, 81-91. Webb, S.A. (2001). Some Considerations on the Validity of Evidence-based Practice

in Social Work. British Journal of Social Work, 31, 57-79.

Walker, J. S., Briggs, H. E., Koroloff, N., & Friesen, B. J. (2007). Implementing and

sustaining evidence-based practice in social work. Journal of Social Work Education,

43(3), 361-375.

Ziegler, H. (2005). What Works in Social Work . Challenging the Political Agenda. In P.

Sommerfeld (Ed.), Evidence-Based Social Work - Towards a New Professionalism? (pp. 31-

51). Bern: Peter Lang.

Zlotnik, J.L, & Galambos, C. (2004). Evidence-based practices in health care: Social work

possibilities. Health and Social Work, 29, 259-261.