Elixer

11
Hilary Duff is een veelzijdige actrice wier carrière begon met de Amerikaanse komedieserie Lizzie McGuire. Ze is een succesvolle muzikante en heeft wereldwijd meer dan dertien miljoen albums ver- kocht. Ook heeft ze een eigen kledinglijn ontwor- pen voor en een populair parfum uitgebracht met Elizabeth Arden. Hilary is actief betrokken bij de liefdadigheidsinstelling Blessings in a Backpack.

description

Clea Raymond is een succesvolle jonge fotograaf en de dochter van een prominente politicus. Voor haar werk zwerft ze de hele wereld over en komt op de meest exotische plaatsen. Wanneer haar vader plotseling verdwijnt, tijdens een van zijn humanitaire reizen, ziet Clea op de foto's die ze maakt een vreemde schim. Hoe vaker ze ernaar kijkt, hoe meer de schim lijkt op een mysterieuze, knappe man. Uiteindelijk ontmoet Clea de man van de foto's in het echt, en ze voelt zich direct enorm tot hem aangetrokken. Samen gaan ze op zoek naar haar verdwenen vader en komen ze erachter waarom ze zich zo verbonden met elkaar voelen. Verscheurd door tegenstrijdige gevoelens en achtervolgd door een donker geheim moeten ze samen het verleden ontraadselen om hun toekomst veilig te stellen.

Transcript of Elixer

Hilary Duff is een veelzijdige actrice wier carrière

begon met de Amerikaanse komedieserie Lizzie

McGuire. Ze is een succesvolle muzikante en heeft

wereldwijd meer dan dertien miljoen albums ver-

kocht. Ook heeft ze een eigen kledinglijn ontwor-

pen voor en een populair parfum uitgebracht

met Elizabeth Arden. Hilary is actief betrokken bij

de liefdadigheidsinstelling Blessings in a Backpack.

1

Ik kreeg geen lucht.

Ik zat ingeklemd in een zee van mensen en hapte naar adem,

maar kreeg geen lucht. De deinende massa straalde hitte uit

en stonk naar zweet. Radeloos zocht ik naar een uitweg, maar

het felle licht flitste aan en uit, waardoor ik gedesoriënteerd

raakte.

Ik had het niet meer. Ik ging vast flauwvallen.

Ik ademde de vieze lucht diep in en deed mijn best mezelf

gerust te stellen. Er gebeurde heus niks. Ik was hier veilig. Ik

bevond me op de dansvloer van een van de exclusiefste clubs

in Parijs. Mensen waren bereid de hele avond in de kou te staan

om te kunnen zijn waar ik nu was.

Het hielp niet. De technobeat dreunde door mijn hoofd, vijf

noten die voortdurend werden herhaald totdat ik het wel kon

uitgillen. De mensen drongen op en klemden me nog erger in,

zodat ik mijn armen niet meer kon bewegen en nauwelijks mijn

hoofd draaien. Opeens kreeg ik een visioen dat het altijd zo zou

zijn, dat ik tot in alle eeuwigheid hier moest blijven, zo be-

nauwd als in een doodskist.

Zoals de doodskist van mijn vader. Had hij wel een doods-

kist? Was hij wel begraven? Wist iemand hoe hij was gestor-

ven? Was hij alleen geweest, verdwaald in het oerwoud? Was

hij aangevallen door wilde dieren? Was hij ontdekt en gemar-

teld? Had hij gehoopt dat we hem zouden redden voordat het

te laat was?

Dat was de druppel. Ik ging hyperventileren. Ik sloot mijn

ogen en wurmde mijn armen omhoog. Ik zwom wanhopig tus-

sen de kronkelende lichamen door. Bijna barstte ik in tranen

uit toen ik koele lucht op mijn gezicht voelde. Ik had het bal-

kon bereikt. Wankelend liep ik naar een loveseat toe en leunend

tegen de rugleuning zoog ik verwilderd de frisse lucht diep in.

Ik was er weer, en met mij ging alles goed. Ik haalde nog

eens diep adem, deze keer rustig, en keek uit over nachtelijk

Parijs, met de Eiffeltoren badend in geel licht. Het was prach-

tig. Intuïtief tastte ik naar de camera in de tas bij mijn heup,

maar natuurlijk had ik die niet meegenomen naar de club. Met

een zucht bracht ik mijn hand naar de zilveren iris die ik al-

tijd aan een ketting om mijn hals draag. Ik voelde aan de drie

omhoog staande bloemblaadjes en de drie neerwaarts gerich-

te kelkblaadjes. ‘Die vertegenwoordigen vertrouwen, moed en

wijsheid,’ had mijn vader gezegd toen hij op mijn vijfde ver-

jaardag het kettinkje om mijn hals vastmaakte. ‘En daar heb je

meer dan voldoende van, kindlief,’ was hij verdergegaan, voor-

dat hij knielde en me strak in de ogen keek. ‘Maar wanneer het

allemaal tegenzit en je het misschien vergeet, dan zal je ketting

je eraan herinneren.’

‘Clea? Gaat het wel met je?’

Met een glimlach draaide ik me om naar mijn beste vriendin

die op vetersandalen met heel hoge hakken klikklakkend het

balkon op kwam. Door die sandalen, de goudkleurige jurk, haar

eindeloos lange benen en haar volle bos krullend rood haar zag

Rayna eruit alsof ze zo uit een Griekse mythe was gestapt.

‘Ja, hoor,’ antwoordde ik om haar gerust te stellen.

De plotselinge frons op haar voorhoofd toonde aan dat ze

me niet echt geloofde. ‘Dacht je aan hém?’

Ik hoefde geen antwoord te geven. Ze wist het al omdat ze

me aan de kleine iris zag voelen.

‘Het is erger wanneer je moe bent,’ zei ze. ‘Misschien kunnen

we beter naar onze kamer gaan en...’

Voordat ze was uitgesproken, schudde ik mijn hoofd. Eigen-

lijk voelde ik me al beter. En ook als ik me niet beter had ge-

voeld, dan zou slapen toch niet hebben geholpen. In het afge-

lopen jaar kreeg ik dan juist nachtmerries waaraan ik totaal

geen behoefte had.

Bovendien wist ik heel goed dat Rayna hier zou weggaan als

ik het haar vroeg, maar ik wist ook dat dat wel het laatste was

wat ze wilde. Ze had nog maar drie dagen kerstvakantie voor

de boeg, en ze moest nog helemaal terug naar de Vallery Aca-

demy in Connecticut om het laatste schooljaar af te maken.

Ik wist precies hoe dat was, want het jaar daarvoor had ik ook

nog op de Vallery Academy gezeten. Ik had heel erg moeten

soebatten om mijn moeder over te halen mij thuisonderwijs te

laten volgen. De kerstvakantie was geweldig geweest. Drie we-

ken lang waren Rayna en ik overal naartoe gereisd, en ze zou

het vreselijk vinden die paar laatste dagen te verpesten met iets

slooms als rondhangen op een hotelkamer.

‘Het gaat prima met me,’ stelde ik haar gerust. ‘Ik moest er

alleen even uit. Een luchtje scheppen. En Le Féroce is de hele

nacht open, we beginnen nog maar net.’

‘Yes!’ riep Rayna blij uit. Vervolgens boog ze zich naar me toe

en fluisterde met een blik van verstandhouding: ‘Ik ga onze

vriendjes wel even halen.’

Ik grijnsde terwijl ze klikklakkend terugliep door de glazen

deur. Geweldig dat ze hen onze vriendjes noemde... We had-

den hen pas een uur geleden aan de bar leren kennen.

Ik ging op de loveseat zitten en keek weer naar het uitzicht,

terwijl ik inwendig foto’s met een goede compositie zat te ma-

ken, en nadacht over opdrachten die ik kon aannemen wan-

neer ik weer thuis was. Hopelijk iets met betekenis, dacht ik.

Misschien iets over GloboReach, de liefdadigheidsstichting van

mijn vader. In zijn laatste jaar had hij veel publiciteit gekregen

vanwege de flesjes die hij had ontdekt. Het was net alsof ieder-

een was vergeten dat hij belangrijker dingen had gedaan, zoals

mensenlevens redden.

‘Hier zijn ze!’ riep Rayna met een zwierig gebaar toen ze weer

het balkon op stapte, met onze ‘vriendjes’ achter haar aan.

‘Pierre en Joseph.’

‘Hoi.’ Ik lachte naar hen en nam het glas aan dat Joseph me

aanbood. ‘Dank je wel.’

‘De rien,’ zei Pierre in Josephs plaats, en hij liet zich op de

zachte zitplaats naast de mijne ploffen.‘Het is een genoegen om

voor twee zulke belles filles als jullie te zorgen.’ Hij zette twee

drankjes op het tafeltje en riep vervolgens naar Rayna: ‘Viens,

ma chérie! Viens!’

Met een speelse grom sloeg hij zijn armen om Rayna’s mid-

del en trok haar op schoot. Wat dacht hij wel? Maar Rayna leek

het niet erg te vinden, want giechelend ging ze schrijlings op

hem zitten en keek hem gespeeld boos aan.

‘Je bent een stoute jongen,’ zei ze bestraffend.

‘Mais non!’ riep hij uit, en hij overhandigde haar een glas bij

wijze van zoenoffer. ‘Pour toi,’ zei hij liefjes.

‘Merci,’ reageerde Rayna. Ze keek Pierre in de ogen en stak

haar borsten vooruit om ze groter te laten lijken. Nadat ze een

slokje had genomen, zette ze het glas weer neer. ‘Et pour toi,’

kirde ze, en vervolgens zoende ze hem intens.

Fascinerend. Volgens mijn ouders heb ik geboft dat ik een

paar van de beste acteurs op het toneel heb gezien. Maar Ray-

na die iemand verleidde, was beter dan al die grote namen.

Alleen was ik niet zo zeker van haar keuze. Pierre was knap, de

wereld zou serieus iets missen als hij geen mannelijk model

was, maar hij was zo slank en hoekig dat ik vermoedde dat op

zijn schoot zitten en hem zoenen erg moest lijken op knuffe-

len met een stekelvarken. Het leek Rayna echter niet te deren.

Ze verbrak de kus even om adem te halen, boog zich naar me

toe en fluisterde iets te hard: ‘Pierre en ik zijn soulmates!’

Ik moest op mijn lip bijten om niet in lachen uit te barsten.

Als ze het gewoon maar had gezegd om Pierre te laten weten

dat hij zijn drankje niet aan haar verspilde, zou ik hebben kun-

nen lachen. Maar ik besefte dat Rayna het oprecht meende, net

zoals ze het oprecht had gemeend bij Alexei, Julien, Rick, Jan-

ko, Steve en Avi. Alle jongens op wie ze de afgelopen drie we-

ken halsoverkop verliefd was geworden.

Zelf geloofde ik niet in soulmates. Rayna wel, en hoe! Ze is

dol op de romantiek van een gloednieuwe relatie. Het is voor

haar een opkikker. En elke keer dat ze wegzweeft, denkt ze echt

dat ze deze keer de Ware heeft gevonden en dat het voor altijd

is. Het maakt niet uit dat ze al zo vaak teleurgesteld is. Ze blijft

optimistisch, ze blijft geloven in ware liefde. Ik heb daar niets

mee, maar ik bewonder haar erom.

‘Fijn voor je.’ Ik lachte naar haar. Ik vond het echt fijn voor

haar. Als ze gelukkig werd van een fantasietje met die hoekige

jongen, moest ze maar blijven fantaseren.

Ze lachte terug, en ging vervolgens weer zoenen met Pierre,

waarbij ze zorgde niet te erg te worden geprikt door zijn kin en

jukbeenderen.

‘Ahum.’

Joseph was naast me op de loveseat komen zitten. Hij frons-

te zijn wenkbrauwen. De arme jongen had natuurlijk verwacht

van mijn volledige aandacht te mogen genieten.

‘Sorry,’ zei ik, en ik draaide me naar hem toe.

‘Gaat het wel met je?’ vroeg hij. Hij had een Brits accent. ‘Je

zag er nogal onthutst uit toen je de dansvloer af liep. In paniek.’

‘O ja?’ Ik kreeg een verontrustend visioen van een roddel-

blaadje met een grote kop: -

. ‘Denk je dat het iemand is

opgevallen?’ vroeg ik.

‘In die menigte?’ Hij lachte. ‘Nee, alleen ons drietjes. Of ons

tweetjes, eigenlijk, want Pierre had alleen oog voor de... Nou

ja, voor je vriendin.’ Omdat hij zo goed opgevoed was, wilde

hij niets zeggen over Rayna’s borsten en Pierres obsessie daar-

mee, dus maakte hij maar een hoofdgebaar.

Eigenlijk vond ik dat wel leuk aan hem. ‘Het geeft niet, hoor,’

zei ik. ‘Ik snap wat je bedoelt.’

‘Gelukkig!’ zei hij opgelucht. Terwijl we samen in lachen uit-

barstten, vroeg ik me af of ik mijn mening over Joseph niet

moest bijstellen. Ik had hem afgeschreven omdat ik dacht dat

Pierre hem had meegenomen om de vriendin bezig te houden

van het meisje dat Pierre zelf aan de haak wilde slaan. Mis-

schien was dat niet helemaal waar. Over Josephs uiterlijk had

ik niets te klagen. Hij was iets langer dan ik, had een bleke huid

en donker haar, en een lok die steeds voor zijn ogen viel. Hij

was slank, maar ook gespierd. Hij leek een beetje op...

‘Doe je aan voetbal?’ vroeg ik. ‘Je ziet eruit alsof je voetbalt.’

Geweldig. Nu klonk ik al net zo ranzig als zijn maatje Pierre.

‘Ik bedoel...’

‘Nee, laat maar. En ja, ik speel voetbal. Ik ben geen prof of

zo, maar gewoon...’

Joseph vertelde me over zichzelf, en ik luisterde, maar keek

ook naar zijn ogen.

‘Ogen zijn de vensters van de ziel, Clea.’ Dat had mijn vader

tegen me gezegd toen ik nog heel klein was. Tegen de tijd dat

ik oud genoeg was om te beseffen dat het een cliché was, was

het al ingesleten als pure waarheid.

Joseph had blauwe ogen met een open, heldere blik. Mis-

schien iets te helder. Ik wachtte totdat hij iets zei waardoor er

een vurige blik in zou komen, maar dat gebeurde niet. Toen hij

vertelde dat hij twee jaar had uitgetrokken om te reizen en zich-

zelf te ontdekken, was ik klaar met hem. Voor mij is de Ware

iemand die weet wat hij wil, niet iemand die op schattenjacht

gaat om zichzelf te ontdekken. Rayna zou zeggen dat het niet

uitmaakt omdat Joseph niet mijn droomman hoeft te zijn om

een leuke nacht met hem te beleven. Misschien heeft ze wel ge-

lijk. Maar ik werd al moe bij de gedachte aan alle energie die ik

erin zou moeten steken om geïnteresseerd te lijken terwijl ik

niet geïnteresseerd was.

Joseph boog zich naar me toe, en de lok viel voor zijn ogen.

‘Zo, nu heb ik je álles over mezelf verteld. Nu moet jij me over

jezelf vertellen, Clea Raymond.’

‘Eh... Eigenlijk wil ik liever naar boven om te dansen,’ zei ik

heel eerlijk.

‘Nou, dan doen we dat toch?’ reageerde hij.

Ineens schudde ik mijn hoofd. ‘Eigenlijk wil ik het allerliefst

een poosje alleen zijn,’ zei ik met een lach die hopelijk vrien-

delijk genoeg was.

‘Zeker weten?’

‘Ja. Wacht maar niet op me. Ik wil je avond niet verpesten.

Er zijn hier vast andere leuke meisjes.’

‘O,’ zei hij, en hij stond op.

Ik kromp in elkaar. Had ik hem gekwetst? Maar toen glim-

lachte hij. Misschien vond hij het niet fijn, maar hij snapte het

wel.

‘Nou, leuk even met je gepraat te hebben.’ Hij stak zijn hand

uit, en ik schudde die. Hij was best schattig, en ik hoopte dat

hij die avond iemand anders zou leren kennen. Toen hij weer

naar binnen was gegaan, tikte ik Rayna op haar schouder, en

toen ik zeker wist dat ze het had gezien, ging ik de trap op naar

boven. Ik voelde een windvlaag langs me heen gaan, en ik hui-

verde. Mijn zijden jurkje met spaghettibandjes was veel te koud

voor de winter, zelfs met de terrasverwarming, maar het was

een fijne jurk om in te dansen. Niet in die claustrofobische

nachtmerrie beneden, maar écht dansen.

Ik trok de balkondeuren open en voelde me meteen op mijn

gemak. De kleine Upper Lounge van Le Féroce was precies het

tegengestelde van de woeste bedoening beneden, veel meer

mijn stijl. Het was er intiem, met subtiel licht, met fluweel be-

klede zitjes, en met kaarsen aan de muur. Verder was een gro-

te toog van mahoniehout, een dansvloer en een klein toneel

waar een geweldige zangeres nummers van Etta James te ber-

de bracht. Ik voelde me thuis in deze prettige sfeer, en liep langs

de dansende mensen totdat ik bij het toneel kwam, waar ik me

door de muziek in vervoering liet brengen.

Ik ben dol op dansen. Als het de juiste muziek is, kan ik er

helemaal in opgaan, en dan vergeet ik alles een poosje. Voor

mij is dansen wat yoga en meditatie voor Rayna is, denk ik.

Het lijkt een beetje op wat ik voel als ik helemaal alleen tegen

een rotswand klim, en ik me uitsluitend kan concentreren op

waar ik mijn hand of voet nu weer moet zetten, en op de ver-

slavende pijn in mijn spieren terwijl ik mezelf steeds hoger op-

trek.

Wanneer ik dans, gaan mijn gedachten alle kanten uit. Deze

keer dacht ik aan het gesprek met Joseph, en hoe dat zou zijn

verlopen als het niet was beëindigd. Uit ervaring weet ik dat

zijn volgende vraag waarschijnlijk zou zijn geweest: ‘En, hoe is

het om de dochter van Victoria Weston te zijn?’

Het zou een malle vraag zijn, vooral van Joseph, die achte-

loos had verteld dat hij verwant was aan de Britse koninklijke

familie, en dat familieleden van hem vaak in de Engelse rod-

delblaadjes stonden. Hij wist wat het was om in de schijnwer-

pers te staan. Maar het antwoord zou hem toch niet hebben

geïnteresseerd, hij zou het alleen maar hebben gevraagd om iets

te zeggen te hebben.

Rayna was dol op die vraag. Die werd haar ook vaak gesteld,

maar dan anders, meer hoe het was om banden met de fami-

lie Weston te hebben. Het was een prima inkoppertje. Ze keek

de jongen die het had gevraagd dan diep in de ogen en kirde

betekenisvol: ‘De mensen... Ik leer zo ontzettend veel ongeloof-

lijk leuke mensen kennen.’

Ik gaf dat antwoord nooit. Ik ben niet zo sociaal. Misschien

vond ik het daarom prima om het laatste schooljaar thuison-

derwijs te krijgen. Rayna zei dat zij zoiets niet zou kunnen. Ze

zou alle dramatische gebeurtenissen op school veel te erg mis-

sen. Mij kon dat allemaal niets schelen. Niet dat ik niet op

mensen gesteld ben. Ik zou niet willen leven zonder bepaalde

mensen. Of althans, dat denk ik. Het afgelopen jaar heb ik on-

dervonden dat het leven gewoon doorgaat, ook zonder die be-

paalde mensen. Maar leuk is anders.

Een van de mensen die ik niet kan missen, is Rayna. Ik ken

haar al vanaf mijn geboorte. Wanda, Rayna’s moeder, zorgt

voor de paarden van mijn moeder. En dat is een drukke baan,

Wanda zou het nooit kunnen doen als ze ook nog op en neer

zou moeten reizen. Dus woont ze in een huisje op het terrein

van ons huis, met George, de vader van Rayna.

Mijn moeder en Wanda werden tegelijkertijd zwanger, en

mijn vader zei dat hij gek van hen werd omdat ze allebei niet

naar hem wilden luisteren en het rustiger aan wilden doen.

Toen Wanda negen maanden zwanger was en een enorme buik

had, waggelde ze nog rond, maakte de stallen schoon, voerde

de paarden en roskamde ze en liet ze lopen aan de leiband. Mijn

moeder zat toen nog in de landelijke politiek, en ook al hoef-

de ze niet ver te reizen, ze was toch heel vaak van huis. Voor

mijn vader kwam het als een soort wonder dat ze thuis was op

het moment dat ze moest bevallen. Vijf minuten later bleek dat

ook Wanda op het punt van bevallen stond. Omdat George op

zijn werk was, moest mijn vader beide aanstaande moeders

naar het ziekenhuis brengen. Op de achterbank hielden ze el-

kaar stevig vast. Twee kreunende vrouwen met een enorme

buik die jammerden over het werk dat ze nu niet konden doen.

Mijn vader reed plankgas naar het ziekenhuis, er vrijwel zeker

van dat hij aan de kant zou worden gezet en wegens polygamie

gearresteerd.

Rayna en ik werden precies vijf uur na elkaar geboren, ik als

eerste. En sindsdien zijn we onafscheidelijk. We zeggen wel eens

dat we een tweeling zijn met verschillende ouders.

De roddelblaadjes schrijven graag over het verschil in status

tussen Rayna en mij. Maar voor mij is ze familie. Mijn ouders

denken er ook zo over, en ze hebben er altijd voor gezorgd dat

Rayna naar dezelfde dure scholen ging als ik, en dat ze altijd

meeging in de vakanties.

Voor de buitenwereld hoort ze niet echt bij de Westons. Ik

weet eigenlijk niet of dat wel zo erg is. Ik ben een echte Weston,

en dat betekent dat ik vanaf mijn geboorte ben achtervolgd door

paparazzi, dat er werd gespeculeerd of mijn geboorte invloed

zou hebben op de carrière van mijn moeder, en of ik in de voet-

sporen van mijn voorouders zou treden en ooit zorgen voor een

betere wereld. Vanwege mijn achternaam stond er toen ik twee

maanden in de brugklas zat een artikel met heel veel foto’s in

People, met de kop: .

De foto’s waren allemaal even afschuwelijk, gemaakt in de

zomervakantie, toen ik op kamp was. Ik wist niet eens dat die

foto’s waren gemaakt. Ik stond erop met warrig haar na het sla-

pen, en met een bril met dikke glazen op, en met de naad van

mijn broek tussen mijn billen. Het is voor een twaalfjarige erg

goed voor haar zelfvertrouwen om die foto’s in de gangen op