Een zoektocht naar creativiteit en vestigingsmotieven van ... · PC en het medium internet, waarmee...
Transcript of Een zoektocht naar creativiteit en vestigingsmotieven van ... · PC en het medium internet, waarmee...
‘There is no place like home’
Een zoektocht naar creativiteit en vestigingsmotieven van webdesigners
Masterscriptie Sociologie
Grootstedelijke Vraagstukken en Beleid
Erasmus Universiteit. Faculteit der Sociale Wetenschappen.
KinMan Choy, 308193
Begeleid door: Prof. dr. J.P.L Burgers
Tweede beoordelaar: Dr. F.G. Snel
2
3
Voorwoord
Waar ik het eerste studiejaar nog het meest tegenop keek, is aan het einde van mijn
studietijd betrekkelijk makkelijk verlopen. De scriptie! Op deze plaats wil ik dan ook mijn
begeleider, prof. dr. Jack Burgers, hartelijk bedanken. Samen met zes andere studenten zijn wij
op de creatieve klasse van Richard Florida gedoken. De scriptieseminar bijeenkomsten bevatten
een goeie dynamiek, waardoor de bijeenkomsten een constructieve karakter kregen en (niet
geheel onbelangrijk) ook nog eens gezellig waren. Bedankt voor uw kritische reflecties en het
vleugje humor tijdens ieder van onze bijeenkomsten.
Een studie afronden op de EUR vergt nogal wat en tijdens dit proces heb ik een beroep
moeten doen op een aantal mensen. Ik neem dan ook de gelegenheid om de spreekwoordelijke
veren in een stel konten te stoppen.
Mam, jij was het die onvoorwaardelijk in mij geloofde. Het heeft je bloed, zweet en tranen
gekost om mij in de collegebanken te krijgen. Gedurende mijn studietijd op de Erasmus
Universiteit heb ik het voorrecht gehad om vele mensen te ontmoeten, die ieder een stukje van
mijn horizon hebben verbreed. Ik ben je daarvoor ontzettend dankbaar.
Daarnaast ben ik de volgende personen wat dank verschuldigd: Alexander, Caroline, Gai
en Iris. Door jullie intellectuele blik en kritische commentaar heeft mijn scriptie de ‘finishing
touch’ gekregen die het nodig had. Bedankt!
Tot slot wil ik twee mensen bedanken die mij altijd bijstaan met raad en adviezen: Frans
en Lily, bedankt dat jullie het geduld konden opbrengen om te luisteren naar mijn alledaagse
geklaag over de scriptie of andere dingen…
Mei 2012, Rotterdam
KinMan Choy
4
Inhoudsopgave
1.0 Inleiding p. 05
2.0 Creatieve klasse theorie p. 06
2.1 Begripsafbakening p. 07
2.2 Creatieve ethos en levensstijl p. 08
2.3 De vestigingsfactoren van de creatieve klasse p. 09
2.4 Kritiek op de creatieve klasse theorie p. 12
2.5 Onderzoeksgroep p. 14
2.6 Onderzoeksvragen p. 15
2.7 Sociologische Relevantie p. 16
3.0 Methode p. 18
3.1 Respondenten p. 19
3.2 Meetinstrumenten p. 19
3.3 Creatieve steden p. 21
4.0 Waar wonen webdesigners? p. 23
4.1 The power of place p. 25
4.2 The quality of place p. 27
4.3 Tolerantie p. 29
4.4 Overige vestigingsfactoren p. 30
4.5 Florida-Score p. 33
5.0 Conclusie p. 37
5.1 Beperkingen van het onderzoek p .40
5.2 Discussie p. 41
6.0 Literatuur p. 43
7.0 Bijlage tabellen p. 45
7.1 Bijlage Internetbureau concurrentie top 10 p. 55
7.2 Bijlage vragenlijst p. 56
5
Hoofdstuk 1
1.0 Inleiding
In de moderne maatschappij volgen technologische ontwikkelingen elkaar in rap tempo
op. Deze nieuwe technologieën leiden ertoe dat de maatschappij zelf ook verandert. Eén van de
meest ingrijpende technologische ontwikkelingen van de afgelopen decennia, is de komst van de
PC en het medium internet, waarmee digitaal informatie kan worden ontvangen en verzonden.
Door de opkomst van nieuwe communicatietechnologie lijkt fysieke afstand tussen mensen er
minder toe te doen (Van der Laan, 2000). Deze technologische ontwikkelingen leiden daarmee
tot een toename van mobiliteit. Men is minder plaatsgebonden en daarmee lijkt de factor afstand
aan betekenis in te boeten. Van Der Laan (2000) vraagt zich dan ook af of de economische
noodzaak van de clustering van bedrijven en de werkgelegenheid daarmee nog wel opgaat.
Economische bedrijvigheid lijkt niet meer louter verbonden te zijn met steden.
Richard Florida (2002) ziet echter in bepaalde steden een clustering van bedrijven ontstaan
rondom mensen met creatieve beroepen die relatief dicht bij elkaar wonen. Volgens hem is er
een nieuwe sociale klasse ontstaan, de zogenaamde ‘creatieve klasse’. In zijn boek The Rise Of
The Creative Class dicht hij een bijzondere rol aan hen toe. Hij beschouwt de creatieve klasse als
één van de belangrijkste aanjagers van de hedendaagse kenniseconomie (Florida, 2002: 6, 220-
222). In dit onderzoek wordt een selecte groep uit de creatieve klasse onder de loep genomen,
namelijk: webdesigners. Er zal worden onderzocht of de creatieve klasse theorie van Florida ook
opgaat bij deze specifieke groep of dat Nederlandse webdesigners andere vestigingsmotieven
hebben. Dit leidt tot de volgende centrale vraagstelling in dit onderzoek: Waar wonen
Nederlandse webdesigners en hoe is hun vestigingsgedrag te verklaren?
6
Hoofdstuk 2
2.0 Creatieve klasse theorie
In dit hoofdstuk wordt de creatieve klasse theorie van Florida (2002) behandeld. Aan de
hand van twee factoren, creativiteit en plaats, wordt uiteengezet welke rollen en betekenis zij
verlenen aan de stad.
In 2002 bracht Richard Florida zijn magnum opus, The Rise Of The Creative Class, uit.
Hierin beschrijft hij de opkomst van de creatieve klasse en plaatst hij de vestigingsfactoren van
de creatieve klasse in een theoretische context. Mensen behoren tot de creatieve klasse als ze
door middel van hun creativiteit economische waarde toevoegen aan hun werk (Florida, 2002:
68). Het boek laat zich kort en bondig samenvatten in twee centrale stellingen. Ten eerste stelt
Florida dat creativiteit de motor is van economische groei. De hedendaagse economie wordt ook
wel omschreven als een creatieve economie. Hierin fungeert de creatieve klasse als de
belangrijkste motor en aanjager voor economische welvaart (Florida, 2002: 6, 220-222). Doordat
de symbolische betekenis van goederen en diensten in toenemende mate belangrijker wordt,
heeft dit tot gevolg dat technologische en economische creativiteit voor het bedrijfsleven
onmisbaar geworden is. Deze vormen van creativiteit worden wederzijds gevoed via een
artistieke en culturele creativiteit, waar bedrijven hun status, prestige en imago mee willen
versterken.
Ten tweede stelt hij dat plaats de centrale organiserende factor is van deze tijd. Historisch
gezien trekken bedrijven en industrieën mensen naar een bepaalde plaats of stad. Florida
beschrijft echter dat dit niet meer het geval is. Met de opkomst van de nieuwe creatieve
economie ontstaat er een nieuwe aantrekkingskracht van bepaalde plaatsen of steden waar de
creatieve klasse zich graag vestigt. Tegelijkertijd heeft de creatieve klasse behoefte aan een
sociaal en cultureel milieu stimulerende omgeving.
Sinds het uitkomen van zijn boek zien vele beleidsmakers uit diverse steden steeds meer
het belang in de aanwezigheid van de creatieve klasse. Steden die aantrekkelijk zijn voor de
creatieve klasse vormen volgens Florida een positieve indicator voor economische groei. De
aanwezigheid van de creatieve klasse zorgt voor een arbeidsaanbod van innovatieve en creatieve
werknemers. Op hun beurt oefenen zij een aantrekkingskracht uit op bedrijven en worden er
7
nieuwe bedrijven en ondernemingen gestart. Het werkgelegenheidseffect neemt volgens Florida
(2002:243) dan ook meer dan gemiddeld toe. Mede hierdoor is de creatieve klasse volop in de
belangstelling geraakt.
2.1 Begripsafbakening
De creatieve klasse is een ruim begrip. Het kan op meerdere manieren gedefinieerd
worden en kan daarom leiden tot begripsverwarring. Om deze verwarring te voorkomen wordt er
in deze paragraaf beschreven wat er precies onder de creatieve klasse wordt verstaan, zodat
duidelijk is welke groep mensen onderzocht worden.
Allereerst hanteert Florida een brede begripsafbakening omtrent de creatieve klasse.
Creativiteit speelt een steeds belangrijker wordende rol in wonen, werken, vrije tijd en andere
aspecten van het dagelijks leven. Creativiteit is volgens hem niet meer louter voorbehouden aan
kunstenaars en derhalve komt creativiteit in bijna alle arbeidssectoren voor. Florida (2002: 44)
definieert creativiteit dan ook als het vermogen om betekenisvolle nieuwe vormen te creëren.
Mensen behoren tot de creatieve klasse als ze door middel van hun creativiteit economische
waarde toevoegen aan hun werk (Florida, 2002: 68).
Daarnaast maakt hij een onderscheid binnen de creatieve klasse. Deze bestaat uit twee
componenten, namelijk: de ‘Super Creative Core’ en de ‘Creative Professionals’. Onder de
‘Super Creative Core’ verstaat hij kunstenaars, architecten, schrijvers, acteurs, wetenschappers
en hoogleraren. Zij zijn verantwoordelijk voor het maken en creëren van nieuwe producten en
diensten. Mensen die behoren tot ‘Creative Professionals’ zijn advocaten, psychologen, ICT’ers
en managers. ‘Creative Professionals’ werken in de kennisintensieve industrieën en in de
dienstverlening. Deze groep mensen moet binnen hun werkzaamheden vaak oplossingsgericht te
werk gaan. Volgens Florida (2002: 68-69) is daar ook een bepaalde mate van creativiteit vereist
om hun werkzaamheden goed uit te kunnen voeren. Zij ontwerpen vaak nieuwe technieken,
nieuwe behandelingsprotocollen en nieuwe managementmethoden en passen deze toe op unieke
situaties.
8
2.2 Creatieve ethos en levensstijl
Nu duidelijk is welke groepen tot de creatieve klasse behoren is het van belang om te
weten wat voor mentaliteit en levensstijl deze groepen delen. Hoewel creatief werk een
stimulerend en een prestigieus imago heeft, moet creatief werk vooral gezien worden als werk.
Creativiteit, dat voor 90% uit transpiratie en 10% uit inspiratie bestaat, komt namelijk niet
vanzelf maar vereist discipline en focus (Florida, 2002: 33).
Naast deze arbeidsethos deelt de creatieve klasse een specifieke creatieve ethos en
levensstijl, waaruit ook specifieke vestigingsmotieven voortvloeien. In deze paragraaf wordt de
mentaliteit en levensstijl van deze groep uiteengezet alvorens ik me zal richten op de
vestigingsmotieven van de creatieve klasse.
Het creatieve ethos is, volgens Florida, een synthese van het protestantse ethos en het
ethos van de bohémien (Florida, 2002: 8, 21, 192-193, 223-234). De betekenis van de
protestantse werkethiek moet vooral in het harde werken worden gevonden. Hard werken wordt
als een plicht beschouwd. Het ethos van de bohémien is meer hedonistisch van aard. De zin van
het leven wordt gevonden in plezier en genot. Hiermee wordt niet het karakter van een
vraatzuchtig consumptiepatroon bedoeld, maar aan de hand van esthetische maatstaven wordt
betekenis gevonden in de beleving en waardering voor wat het leven heeft te bieden.
Op grond van Florida’s werk hebben Van Smaalen en Toussain (2006: 21) de waarden van
de creatieve klasse als volgt verwoord:
- Individualiteit: afwijzing van het conformisme. Aanpassen van gedrag en persoonlijke
opvattingen, in groepsverband, keurt de creatieve klasse af. In plaats daarvan staat het
recht op individualiteit en zelfbeschikking centraal.
- Meritocratie: waardering van vakmanschap waarin creativiteit meer wordt gewaardeerd
dan de hoogte van je salaris. Belangrijk is dat je goed bent in wat je doet.
- Diversiteit: creatieve mensen willen een omgeving die openstaat voor diversiteit. Ze
hebben een voorkeur voor contact met andere leden van de creatieve klasse. Een grote
creatieve klasse leidt tot een leefklimaat met hogere acceptatie voor minderheden en
minderheidsstandpunten (Stam & De Jong, 2005:2).
9
- Tijd is schaars: er is in toenemende mate een verwevenheid tussen werk en levensstijl. Er
is geen segmentatie tussen het werk en het privé domein. Net als in de vrije tijd hoort
werk vooral leuk te zijn (Florida, 2005: 86).
De keuzes die de creatieve klasse maakt op het gebied van levensstijl zijn voor een
belangrijke deel terug te voeren tot het creatieve ethos. Veel leden van de creatieve klasse zijn
hoogopgeleid en verdienen genoeg om er een bepaalde levensstijl op na te houden. Ze hebben
een sterke behoefte naar avontuur en een drang om zoveel mogelijk uit het leven te halen. Ook
prefereren ze een omgeving waarin er ruimte is voor straattheater, muzikanten en cafés.
Daarnaast hebben ze een sterke behoefte aan ervaringen die authentiek aandoen. De creatieve
klasse wil op een (inter)actieve wijze vorm geven aan alles wat het leven heeft te bieden. De
creatieve klasse schrikt niet van onbekende bestemmingen en tijdens vakanties en reizen worden
er dan ook veel activiteiten ondernomen. Deze levensstijl voorziet de creatieve klasse van
creatieve stimuli die op haar beurt weer de persoonlijke creativiteit en identiteit voeden. (Florida,
2002: 166-168).
2.3 De vestigingsfactoren van de creatieve klasse
Zoals er op de vorige pagina is beschreven deelt de creatieve klasse met elkaar een specifiek
creatieve ethos en levensstijl, waaruit ook specifieke vestigingskeuzen voortvloeien. Deze
vestigingsplaatsen van de creatieve klasse worden ook wel centra van creativiteit, oftewel als
creatieve steden genoemd. Deze plaatsen zijn voor de creatieve klasse aantrekkelijk om in te
wonen. Creatieve steden laten zich kenmerken door de volgende thema’s (Florida, 2002: 218):
- Creatieve steden worden vaak gezien als de economisch welvarende gebieden van onze
tijd. Creatieve centra bevatten een hoge concentratie van innovatie en een sterke groei
van geavanceerde industrieën. Daarnaast kennen creatieve centra ook een sterke
regionale groei in banen en bevolking.
- Creatieve steden zijn gebieden waarin allerlei vormen van creativiteit (artistiek, cultureel,
technologisch en economisch) succesvol met elkaar geïntegreerd zijn. Het succes ervan
10
wordt bepaald doordat de creatieve klasse er graag wil wonen. De leden van de creatieve
klasse hebben op hun beurt weer bedrijven opgezet en andere bedrijven aangetrokken.
- Creatieve steden beschikken over hoogwaardige voorzieningen en ervaringen. Zij staan
open voor diversiteit en bieden leden van de creatieve klasse mogelijkheden om hun
creatieve identiteit te ontplooien en ontwikkelen.
Florida (2002: 223-234) beschrijft een aantal factoren die van belang zijn voor het
vestigingsgedrag van de creatieve klasse. Deze vloeien voort uit de aantrekkingskracht van de
creatieve steden. Bij deze vestigingsfactoren maakt hij een conceptuele onderscheid in the power
of place en the quality of place.
Bij de power of place beschrijft hij de volgende vestigingsfactoren:
- ‘Thick Labor Market’: er moet voldoende werkgelegenheid zijn. Leden van de creatieve
klasse zijn flexibel en gaan ervan uit dat ze niet lang bij dezelfde werkgever blijven. De
carrièreontwikkeling verloopt eerder in de breedte, in plaats van telkens maar te stijgen
binnen de hiërarchie van een organisatie.
- Levensstijl: de aanwezigheid van voorzieningen voor theater, sport, discotheken, cafés en
musea zijn randvoorwaarden waarmee leden van de creatieve klasse hun levensstijl
kunnen faciliteren.
- Sociale interactie: er moeten voldoende mogelijkheden zijn die sociale interactie bieden.
De samenleving is mobieler en anoniemer geworden waardoor ontmoetingsplaatsen zoals
cafés en koffiebars steeds belangrijker worden.
- Diversiteit: de creatieve klasse wordt aangetrokken door plaatsen die een verscheidenheid
aan (sub)culturen kent. Diversiteit en openheid zijn waarden die de creatieve klasse op
prijs stelt.
- Authenticiteit: leden van de creatieve klasse waarderen lokale authenticiteit. Historische
gebouwen, een oud stadscentrum maar ook de lokale muziek ‘scene’ bieden de leden van
de creatieve klasse unieke en authentieke ervaringen.
11
- Identiteit: de creatieve klasse ontleent haar status en identiteit voor een deel aan de plaats
waar ze wonen. De beeldvorming en het imago van een stad is belangrijk voor de
vestigingskeuze.
Daarnaast hanteert Florida (2002: 231-232) de term quality of place om bepaalde
vestigingsfactoren van de creatieve klasse aan te duiden. De quality of place moet volgens
Florida beschouwd worden als een dynamische combinatie van ervaringen die met elkaar
samenhangen en vorm krijgen in de stad. Het staat leden van de creatieve klasse vrij om te
kiezen in welke mate zij participeren. Dit kan bijvoorbeeld als een passieve consument,
anderzijds is het mogelijk voor hen om zelf actief onderdeel uit te maken van de lokale stedelijke
cultuur. Hij maakt een onderscheid in drie dimensies (ibid.):
- What’s there? Dit betreft de bouwstijl van de stad, de aanwezigheid van historische
gebouwen en de nabijheid van een groene omgeving.
- Who’s there? Deze dimensie heeft betrekking op de aanwezigheid van verschillende
etniciteiten en lokale (sub)culturen die een uniek karakter aan een stad geven.
- What’s going on? Deze dimensie heeft betrekking op de levendigheid en aanwezigheid
van activiteiten die buitenshuis plaatsvinden zoals festivals, cafés, muziek en kunst etc.
De juiste set van ervaringen en factoren maken steden aantrekkelijk voor de creatieve klasse
om er in te wonen.
Tot slot is het ook relevant om stil te staan bij de factor tolerantie. Dit concept is afkomstig
uit de drie T’s (Florida, 2002: 333-334). De drie T’s staan voor Talent, Tolerantie en
Technologie. De drie T’s vormen een operationalisatie van een economisch mechanisme dat via
de creatieve klasse bewerkstelligd wordt. Tolerantie wordt op verschillende manieren tot
uitdrukking gebracht en heeft volgens Florida betrekking op de acceptatie van mensen en
groepen die anders zijn. Steden met een open en tolerant karakter bezitten een hoge acceptatie
voor minderheden en minderheidsstandpunten en vormt volgens Florida een belangrijke
vestigingsfactor van de creatieve klasse.
12
2. 4 Kritiek op de creatieve klasse theorie
Het werk van Florida heeft voor een ware hype gezorgd onder beleidsmakers en
stadsbestuurders. Naar aanleiding van zijn werk en de hype rond de creatieve economie en de
creatieve klasse theorie zijn er een aantal kritiekpunten geformuleerd. Allereerst is Richard
Florida’s empirische onderbouwing afkomstig uit de Verenigde Staten. Het beleid van
Nederlandse steden is echter op deze theorie en empirische onderbouwing gebaseerd. Marlet en
Van Woerkens (2004:2) merken dan ook op dat de reisafstanden in Nederland veel kleiner zijn
dan in de Verenigde Staten. In de Nederlandse context is het dan ook waarschijnlijk dat mensen
in de ene stad wonen en in de andere stad werken. Als het gaat om wonen, werken en vrije
tijdsbesteding is men niet louter gebonden aan een stad (Marlet en Van Woerkens, 2004: 2).
Tevens stellen Marlet en Van Woerkens (2004) een aantal vraagtekens bij de afbakening
van de creatieve klasse. Er is veel kritiek op hoe Florida hele beroepsgroepen tot de creatieve
klasse rekent. Het ontbreekt aan duidelijke criteria hoe een creatief beroep onderscheiden kan
worden van andere beroepen. Zo behoren managers van een fastfoodketen volgens de indeling
van Florida tot de creatieve klasse terwijl het werk weinig innovatie of creativiteit met zich
meebrengt.
Daarnaast blijkt uit verschillende Nederlandse onderzoeken dat de creatieve klasse zich
niet louter clustert in creatieve steden. Marlet en Van Woerkens (2004) lieten al zien dat de
creatieve klasse geen homogene groep is. Uit diverse Nederlandse onderzoeken is gebleken dat
de vestigingskeuzen per subgroep van elkaar verschillen (Van Der Laan, 2000, Marlet en Van
Woerkens, 2004, Bontje en Musterd, 2005). In hun onderzoek (2004: 14) hebben zij twee
nieuwe groepen voor de creatieve klasse samengesteld: ‘bohémien ’ en ‘nerd’. Onder de
‘bohemiens’ verstaan zij: schrijvers, acteurs, artiesten, fotografen, architecten, muzikanten,
schilders, ontwerpers en vormgevers. ‘Nerds’ omvatten alle mensen die in de technologische
sector of in de ICT werkzaam zijn. Uit de empirische resultaten kwam naar voren dat de
vestigingsvoorkeuren binnen de creatieve klasse per subgroep verschillen. Dit wordt ook
bevestigd door het onderzoek van Bontje en Musterd (2005) dat is uitgevoerd in Amsterdam. Zo
blijken kunstenaars en architecten een voorkeur te hebben voor het stadscentrum terwijl ICT’ers
meer neigen naar suburbane gebieden. Dit beeld lijkt ook nog eens versterkt te worden door Van
der Laan (2000: 2). Met betrekking tot de ICT-sector heeft er een deconcentratie van de stad en
13
een hergroepering plaatsgevonden in suburbane kernen en Randstedelijke overloopregio’s.
Volgens Kotkin (2001) wordt dit verklaard doordat de stedelijke voorzieningen niet bovenaan de
lijst van woonpreferenties en woonbehoeftes staan. ICT’ers zouden meer waarde hechten aan
veiligheid en gemakken in en rond het huis.
Uit deze kritieken en onderzoeken kan worden geconcludeerd dat het vestigingspatroon
en de vestigingsmotieven van de creatieve klasse in Nederland niet in zijn geheel overeenkomen
met wat Richard Florida daar over beweert. De vestigingsmotieven en ook de levensstijl binnen
de creatieve klasse lijken per subgroep te verschillen. Om diezelfde reden wordt in dit onderzoek
een selecte groep uit de creatieve klasse onder de loep genomen, namelijk: webdesigners. In de
volgende paragrafen wordt er een beknopte literatuurstudie van de webdesigner weergegeven.
14
2.5 Onderzoeksgroep
‘’Webdesigners, dat zijn toch die op zolder opgesloten puisterige zoontjes van de overbuurman of bijdehante bebrilde
achterneefjes van 12 die wel wat voor je “fixen”? WordPress Templates zijn gratis of voor een habbekrats te
downloaden. Beetje pielen met een illegale Photoshop, daarna wysiwygen in een eveneens gekraakte Dreamweaver
en klaar ben je na een nachtje doorploeteren. Ja toch?’’ (Leijs, 2010).
Zo omschreef Leijs (2010) de beeldvorming die er is over de webdesigner. Dit beeld
tracht ik stevig bij te stellen door de ontwikkeling en opkomst van webdesign als beroepsgroep te
beschrijven. Webdesign houdt zich bezig met het maken en vormgeven van websites op het
internet. Gezien het toegenomen belang van internet in de commercie, wordt het maken en
onderhouden van een website steeds vaker uitbesteed aan een bureau met professionele
webdesigners1. Het schrijven van teksten voor het web was, tot voor kort, een taak die uitbesteed
werd aan een communicatie medewerker en een webmaster. Het schrijven van teksten voor een
website was vaak een taak die de communicatiemedewerker ‘erbij’ deed. De publicatie van deze
teksten was een taak van de webmaster, een alleskunner die ervoor zorgde dat de website in de
lucht werd gehouden en up to date bleef. De webmaster zorgde er ook voor dat de teksten
voorzien werden van html-codes zodat ze online geplaatst konden worden. De professie van
webdesign kent in de publieke sector verschillende functies en functieomschrijvingen. Er bestaan
onder webprofessionals mooie titels, zoals: webredacteur, adviseur digitale communicatie,
usability expert, graphic user interface designer, information architect, interaction designer, front
- end developer, art-director of webmanager (Leijs, 2010). Vaak wordt hier echter hetzelfde mee
bedoeld. De afgelopen jaren is het web een belangrijk medium geworden in de communicatie
van organisaties. Webdesign is voor vele organisaties een topprioriteit. Bedrijven willen
(nieuwe) klanten binnenhalen via de website. Om dit te bereiken willen ze zo hoog mogelijk
scoren via zoekmachines. Wanneer de te verwachten omzet achterblijft, steken webprofessionals
de koppen bij elkaar om hun websites te verbeteren. Poort en De Wert (2010: 3) betogen dan ook
dat het web een wezenlijke factor is geworden voor de continuïteit van bedrijven. Van een
passief digitaal uithangbord is de website veranderd naar een interactief platform waar bezoekers
actief in contact treden met organisaties. Met de doorbraak van internet in de jaren negentig werd
de consument in toenemende mate geconfronteerd met een overdaad aan informatie. Om de
1 www. creativewebsites.nl
15
stroom van informatie de baas te blijven heeft zij uiteenlopende strategieën hiervoor ontwikkeld.
De consument slaat informatie over wat niet relevant is en neemt zijn toevlucht tot zoekmachines
die hem snel brengen wat hij zoekt. Bedrijven passen noodgedwongen hun strategie daarop aan.
Webdesigners spannen zich in om consumenten te prikkelen, te boeien en te binden (Poort en De
Wert, 2010: 4).
Met de ontwikkeling van webdesign als beroepsgroep is er ook in Nederland een
onderscheid tussen verschillende segmenten en bedrijven. Allereerst zijn de internetbureaus die
grotere bedrijven van een website voorzien, zoals Lost Boys en Tam Tam. Van deze grote
bedrijven wordt verwacht dat het personeel specialistische taken heeft als het gaat om
webdesign. Verder is er een groot segment mensen die voor het midden- en kleinbedrijf werken
en soms een groter bedrijf als klant weten te werven. Onder dit segment zijn een groot aantal
zzp’ers werkzaam. Doordat zij alle werkzaamheden zelf moeten uitvoeren zijn ze minder
gespecialiseerd in hun taakuitvoering. Over het algemeen waarderen webdesignbedrijven
kandidaten die bij een sollicitatie zich goed kunnen verkopen. Men dient later collega’s en ook
klanten te overtuigen dat hun ideeën namelijk kwalitatief en commercieel aantrekkelijk zijn. Om
deze redenen maken internetbureaus dan ook meestal geen gebruik van headhunters. Een
opleiding is echter niet een vereiste om in deze branche te werken. Als een webdesigner veel
ervaring heeft en zich goed kan verkopen kan hij voor internetbureau’s ook interessant zijn.
Tegenwoordig is veel vakkennis online beschikbaar waardoor mensen veel informatie van het
web kunnen halen. Gemiddeld ligt het brutosalaris tussen de 2500-3500 euro in dit beroep waar
ze hard voor moeten werken2. Het is geen negen tot vijf baan, omdat men ’s avonds thuis ook
achter de computer kruipt.
Het werk van een webdesigner is intensief en dynamisch. Via email, twitter, weblog,
discussielijsten en YouTube laten gebruikers en collega’s van zich horen (Poort en De Wert,
2010: 4). Door de intensieve samenwerking ontstaan wel eens botsingen tussen verschillende
afdelingen wanneer de wensen van een afdeling technisch niet uitvoerbaar zijn. Door de
technologische vooruitgang is het werk van een webdesigner continu in ontwikkeling
Webdesigners moeten daarom continu zorgen dat ze qua kennis bijblijven. Doordat er echter
2 http://www.intermediair.nl/artikel/baan-en-beloning/92908/webdeveloper-4000-euro-bruto.html
16
zoveel ontwikkelingen gaande zijn is het moeilijk voor hen om te focussen op wat ze echt
moeten weten. Een opleiding tot webdeveloper loopt dan ook bijna altijd achter op de
actualiteit3.
2.6 Onderzoeksvragen
In paragraaf 2.3 is beschreven welke factoren bepalend zijn voor het aantrekken van de
creatieve klasse. In paragraaf 2.4 is beschreven dat het vestigingspatroon van bepaalde
subgroepen van de creatieve klasse in Nederland niet overeenkomt met dat wat Florida
beschrijft. De levensstijl en de daarbij behorende vestigingsmotieven lijken per subgroep te
verschillen. Dit onderzoek tracht dan ook te achterhalen welke omstandigheden en factoren van
invloed zijn op het vestigingsgedrag van Nederlandse webdesigners.
De centrale probleemstelling in dit onderzoek, die zowel beschrijvend als verklarend is, luidt als
volgt:
Waar wonen Nederlandse webdesigners en hoe is hun vestigingsgedrag te verklaren?
Om deze probleemstelling zo volledig mogelijk te beantwoorden, is het relevant om deze uit te
splitsen in verschillende onderzoeksvragen:
- Hoe ziet de spreiding van webdesigners over Nederlandse gemeenten eruit?
- Welke rol spelen de vestigingsmotieven van Florida bij webdesigners?
- Zijn er andere vestigingsfactoren die een rol spelen bij webdesigners?
3 http://www.intermediair.nl/artikel/baan-en-beloning/92908/webdeveloper-4000-euro-bruto.html
17
2.7 Sociologische relevantie
Er is afdoende literatuur gepubliceerd over de creatieve klasse en hun aantrekkingskracht
op steden. Toch zijn er voldoende aanknopingspunten die zowel bij het werk van Florida (2002)
als van Marlet en Van Woerkens (2004) nader onderzoek verdienen. In hun onderzoek
conceptualiseren Marlet en Van Woerkens webdesigners als onderdeel van het ICT cluster die
daarmee tot de categorie ‘nerds’ behoren. Zij hebben aangetoond dat ‘nerds’ zich op andere
plaatsen vestigen dan de ‘bohémien’. Volgens Kotkin (2001) wordt dit verklaard doordat de
stedelijke voorzieningen niet bovenaan de lijst van woonpreferenties en woonbehoeftes staan.
‘Nerds’ zouden meer waarde hechten aan veiligheid en gemakken in en rond het huis.
‘Bohémiens’ willen wonen op plaatsen met een groot aanbod van stedelijke voorzieningen. Ten
behoeve van hun creativiteit prefereren zij plaatsen waar zij een diversiteit aan stimuli
ontvangen. Wellicht heeft een webdesigner, ten opzichte van de rest van de ICT’ers, hele andere
opvattingen als het gaat om vestigingsmotieven, werk en levensstijl.
Daarnaast valt de webdesigner eenvoudigweg niet tussen een dichotomie van ‘bohémien’
of ‘nerd’ te categoriseren. Webdesigners beschikken zowel over technologische vaardigheden als
creatieve vaardigheden. Het is echter niet duidelijk wat nou precies de doorslag geeft en welke
woonbehoeftes webdesigners hebben. Dit zou er wellicht toe hebben geleid dat de
woonpreferenties van webdesigners onjuist in het onderzoek van Marlet en Van Woerkens
(2004) naar voren zijn gekomen aangezien zij een enkele subgroep vormen van het gehele cluster
ICT.
Mijn onderzoek biedt dus nieuwe inzichten in waar een bepaalde subgroep van de
creatieve klasse, namelijk webdesigners, zich vestigt. Daarnaast zouden de uitkomsten van dit
onderzoek wellicht de gevestigde theorieën rondom de creatieve klasse kunnen bijstellen of
nuanceren.
18
Hoofdstuk 3
3.0 Methode
De onderzoeksvragen, zoals die in paragraaf 2.6 zijn beschreven, worden hieronder nogmaals
weergegeven.
- Hoe ziet de spreiding van webdesigners in Nederland eruit?
- Welke rol spelen de vestigingsmotieven van Florida bij webdesigners?
- Zijn er andere vestigingsfactoren die een rol spelen bij webdesigners?
Allereerst zal ik nagaan waar webdesigners in Nederland gevestigd zijn. Deze
onderzoeksvraag is louter beschrijvend, maar zal waardevolle inzichten verschaffen in hoeverre
het vestigingspatroon overeenkomt zoals deze door Florida is beschreven. Bij de tweede
onderzoeksvraag zal onderzocht worden of het vestigingspatroon te verklaren is aan de hand van
de vestigingsfactoren die door Florida zijn beschreven. De derde onderzoeksvraag is gericht op
andere vestigingsmotieven die een mogelijke verklaring vormen voor het vestigingspatroon van
webdesigners. Om zoveel mogelijk verklaringskracht rondom de woonplaatsen en de
vestigingsfactoren van webdesigners te genereren, is er binnen dit onderzoek gekozen voor een
kwantitatieve onderzoeksopzet. Om zoveel mogelijk respondenten te werven is in april 2011 een
online survey geconstrueerd. De diverse vestigingsmotieven zijn verwerkt in een survey
bestaande uit dertig uitspraken die onderverdeeld zijn in een aantal onderwerpen (zie bijlage
vragenlijst).
De vragenlijst is afgenomen bij webdesigners die werkzaam zijn bij verschillende
internetbureaus. Op diverse manieren zijn uitnodigingen verstuurd voor de online survey. Over
heel Nederland verspreid zijn er internetbedrijven geselecteerd die de laatste jaren volgens het
‘internetbureau concurrentie top tien’ (zie bijlage) tot de grootste spelers van de markt behoren.
Op basis hiervan zijn bedrijfsprofielen geselecteerd via social media sites zoals Linkedin en
Twitter. In deze bedrijfsprofielen hebben circa 500 webdesigners een uitnodiging voor de online
survey ontvangen. Op de startpagina van de survey wordt vermeld dat het onderzoek geïnitieerd
is vanuit de Erasmus Universiteit Rotterdam. Daarnaast werden vertrouwelijkheid en anonimiteit
benadrukt.
19
De data zijn verzameld in de periode juni–juli 2011. In deze periode zijn 275 mensen
gevonden voor deelname aan het onderzoek. Dit aantal valt naarmate de enquête vordert, lager
uit. De uiteindelijke respons van de online survey bedraagt slechts 33%. De lage respons is
vermoedelijk te wijten doordat de laatste paar vragen de mate van etnocentrisme meten. Dit
concept ligt gevoelig en meerdere respondenten hebben dan ook aangegeven deze vraag niet te
willen invullen. Daarnaast is de enquête volgens de respondenten te lang. Dit heeft er aan
bijgedragen dat de daadwerkelijke respons lager uit is gevallen.
3.1 Respondenten
Aan de enquête hebben in totaal 275 respondenten meegedaan. Onder de respondenten
waren 238 mannen (86%) en 37 vrouwen (14%). De gemiddelde leeftijd is 33.8 jaar. De
burgerlijke status van de respondenten is met name verdeeld tussen alleenstaanden (41%) en
samenwonenden (41%). Het overgrote deel (80%) heeft geen kinderen. En 66% van de
respondenten heeft een diploma behaald in het hoger beroepsonderwijs of hoger. 27
respondenten werken als parttimer (15%) en 150 respondenten werken fulltime (85 %) als
webdesigner.
3.2 Meetinstrumenten
De achtergrondgegevens hebben betrekking op geslacht, leeftijd, woonplaats, hoogst
genoten opleiding, burgerlijke status, gezinssituatie en het aantal werkzame uren per week.
De vestigingsfactoren zijn gebaseerd op het theoretisch raamwerk van Florida (2002). Van
deze factoren zijn 5-punts schalen geconstrueerd, variërend van 1 (irrelevant) tot 5
(doorslaggevend). Vestigingsfactoren zijn gemeten aan de hand van de variabelen: (1) algemene
werkgelegenheid, (2) werkgelegenheid van uw beroepssector, (3) de nabijheid van sportterreinen,
recreatie- en outdoor-activiteiten, (4) de aanwezigheid van uitgaansgelegenheden, (5) de
aanwezigheid van restaurants, (6) de aanwezigheid van culturele voorzieningen, (7) de kwaliteit
en diversiteit van het winkelaanbod, (8) de aanwezigheid van uitgaansgelegenheden, (9) de
aanwezigheid van restaurants, (10) de aanwezigheid van groene voorzieningen, (11) de
aanwezigheid van diversiteit onder de lokale bevolking en (12) de mogelijkheid om jezelf te
kunnen ontplooien in de woonomgeving.
20
Zoals er al in het theoretisch kader beschreven is, blijkt tolerantie een belangrijke
vestigingsfactor voor de creatieve klasse te zijn. Tolerantie wordt op verschillende manieren tot
uitdrukking gebracht en heeft volgens Florida betrekking op de acceptatie van mensen en
groepen die anders zijn. In dit onderzoek wordt tolerantie gemeten aan de hand van een
etnocentrismeschaal. De etnocentrismeschaal is gebaseerd op de schaal die Neuliep en
McCroskey (1997) hanteren. Bij de etnocentrismeschaal is een betrouwbaarheidsanalyse verricht
om te bepalen of de items binnen een dimensie homogeen zijn en om vast te stellen of de items
hetzelfde meten. Uit de betrouwbaarheidsanalyse is naar voren gekomen dat de schaal een
Cronbachs Alpha heeft van 0.72 (zie bijlage: tabel 15). Hiermee kan de schaal geconstrueerd
worden.
De etnocentrismeschaal bestaat uit vijf items: (1) Levensstijlen in andere culturen zijn even
waardig als in mijn cultuur, (2) Mensen in mijn cultuur zouden veel kunnen leren van mensen
van andere culturen, (3) Ik ben erg geïnteresseerd in de normen en waarden van andere
culturen, (4) Ik vertrouw mensen niet die anders zijn dan ikzelf en (5) De meeste andere culturen
zijn achtergesteld aan mijn cultuur.
De schaal heeft opeenlopende waarden van één tot en met vijf. Hierbij zijn de laatste twee
variabelen omgepoold zodat een hoge score een lagere mate van etnocentrisme meet. Een lage
score van één veronderstelt een etnocentrisch attitude terwijl bij een score van vijf geen
etnocentrische houding aanwezig is.
De overige factoren kunnen volgens sommige auteurs (Kotkin 2001, Smit 2008) een
belangrijke rol spelen bij de vestigingsfactor. Van deze factoren zijn vijf-punts schalen
geconstrueerd, variërend van één (zeer irrelevant) tot vijf (doorslaggevend). Deze zijn gemeten
aan de hand van de variabelen: (1) De prijs-kwaliteitverhouding van de woning, (2) De
aanwezigheid van kindervoorzieningen, kinderopvang en scholen, (3) De veiligheid van de
woonomgeving. (4) Korte afstand en/of reistijd van woon- en werkverkeer, (5)
Opleidingsmogelijkheden voor u en/of uw partner en (6) Werkgerelateerde activiteiten en/of
ontmoetingsplekken in de nabijheid van de woonomgeving voor het opbouwen van een
professioneel netwerk (bijvoorbeeld netwerkborrels).
21
3.3 Creatieve steden
Op basis van de creatieve klasse theorie zou verwacht moeten worden dat bepaalde
factoren gunstige vestigingsmotieven vormen voor degenen die in creatieve steden wonen.
Creatieve steden zouden een gunstig klimaat vormen en tegemoet komen aan de
vestigingsvoorwaarden van de creatieve klasse. Volgens Florida zijn dit vestigingsplaatsen waar
webdesigners graag zouden willen wonen. De verwachting is dat de creatieve klasse een
kritische selectie maakt in haar keuze voor een woonplaats, die tegelijkertijd zorgt voor welvaart
en werkgelegenheid (Marlet en Van Woerkens, 2004: 13). Op basis van deze verwachtingen en
op het onderzoek van Marlet en Van Woerkens (2004) is er een onderscheid gemaakt tussen
creatieve steden, andere steden en overige gemeenten .
Figuur 3.1: de creatieve klasse in Nederlandse steden
uit: Marlet en Van Woerkens, 2004)
22
Het aandeel van de creatieve klasse in Nederlandse steden wordt in dit onderzoek als een
graadmeter gebruikt om een stad als creatief aan te merken. Het gemiddelde percentage van de
creatieve klasse in de vijftig grootste gemeenten in Nederland is 22,1%. De 18 creatieve steden
in dit onderzoek zijn: Utrecht, Leiden, Nijmegen, Amstelveen, Delft, Amersfoort,
Leidschendam-Voorburg, Amsterdam, Den Bosch, Haarlem, Groningen, Hilversum, Eindhoven,
Gouda, Den Haag, Ede, Breda en Arnhem.
Steden waarvan het percentage van de creatieve klasse onder het gemiddelde ligt (zie
figuur 3.1), behoren in dit onderzoek tot de categorie overige steden. De categorie overige steden
zijn: Zoetermeer, Apeldoorn, Rotterdam, Maastricht, Alphen aan de Rijn, Leeuwarden,
Deventer, Almere, Hengelo, Lelystad, Helmond, Oss, Dordrecht, Zwolle, Haarlemmermeer,
Schiedam, Alkmaar, Velsen, Bergen op Zoom, Tilburg, Hoorn, Vlaardingen, Zaanstad, Venlo,
Sittard – Geleen, Enschede, roosendaal, Heerlen, Spijkenisse, Almelo, Purmerend en Emmen.
Woonplaatsen die niet in figuur 3.1 vermeldt staan, behoren tot de categorie overige gemeenten.
23
Hoofdstuk 4 Resultaten
4.0 Waar wonen webdesigners?
Via de survey zijn de woonplaatsen van de respondenten verzameld waarmee uiteindelijk
een kaart is geconstrueerd die de geografische spreiding van Nederlandse webdesigners omvat.
Allereerst valt het op dat de belangrijkste clustering in en rondom de Randstad waar te nemen is.
Figuur 4.1
24
Verder zien we een kleine concentratie in en rondom Arnhem, al staat dit in aantal niet in
verhouding tot dat van de vier grote steden. Een uitzondering vormt Groningen. In deze stad zijn
relatief veel respondenten gevestigd. Het grootste gedeelte van de respondenten blijkt dus vooral
gevestigd te zijn in de vier grote steden (zie tabel 4.1). Samen met Groningen vormen zij een
aanzienlijk deel, namelijk 43% (128 N), van het totale aantal respondenten.
Tabel 4.1: Woonplaatsen Webdesigners
In vergelijking met de ruimtelijke spreiding van de creatieve klasse (zie: figuur 4.1) valt het op
dat 137 webdesigners (49,1 %) in de 18 Nederlandse creatieve steden zijn gevestigd. Op basis
van de creatieve klasse theorie kan voorlopig worden verondersteld dat hun vestigingspatroon
overeenkomen met Florida’s verwachtingen. Daartegenover staat dat er een grote groep
respondenten (50,2 %) buiten de creatieve steden zijn gevestigd. In aanvulling hierop geven de
Gemeente Respondenten Percentage
Utrecht 45 16,2 %
Amsterdam 36 13 %
Rotterdam 27 9,7 %
Groningen 11 4 %
Den Haag 9 3,2 %
Leiden 6 2,2 %
Zoetermeer 5 1,8 %
Amersfoort 4 1,4 %
Arnhem 4 1,4 %
Breda 4 1,4 %
Totaal wonend in creatieve steden 137 49,1 %
Totaal wonend in overige steden 61 22,9 %
Totaal wonend in overige gemeenten 77 28 %
Totaal aantal Respondenten 275 100 %
25
resultaten weer (zie bijlage: tabel 1) dat webdesigners op de meest uiteenlopende plaatsen
wonen. Zo blijkt uit de data dat respondenten in kleinere gemeenten als Elst, Harkema, Norg,
Odijk, Valkenswaard en Aarle-Rixtel wonen. Op basis van de creatieve klasse theorie zou men
niet verwachten dat deze gemeenten vestigingsplaatsen van webdesigners zijn. De creatieve
klasse theorie lijkt bij deze respondenten niet van toepassing. Wellicht spelen andere factoren
een rol die het vestigingspatroon van deze groep webdesigners over verschillende plaatsen
verklaart.
Samenvattend kan er gesteld worden dat het vestigingspatroon van webdesigners een
verschil toont met die van de creatieve klasse, zoals door Marlet en Van Woerkens (2004) in
kaart is gebracht. Slechts 46,4 % van het totale aantal respondenten woont in creatieve steden.
Op basis van de creatieve klasse theorie kan voorlopig verondersteld worden dat hun
vestigingspatroon overeenkomen met Florida’s verwachtingen. Daartegenover staat dat er een
grote groep respondenten woont in plaatsen, die niet bekend staan als creatieve steden. In de
volgende paragrafen zal gekeken worden of het vestigingspatroon te verklaren is aan de hand van
enkele theoretische concepten van Florida.
4.1 The Power Of Place
Florida (2002: 223-234) beschrijft een aantal factoren die van belang zijn voor het
vestigingsgedrag van de creatieve klasse. Deze vloeien voort uit de aantrekkingskracht van de
creatieve steden. Florida gebruikt de term power of place om bepaalde vestigingsfactoren aan te
duiden. Bij de power of place gaat het om een aantal factoren. Allereerst moeten deze
woonplaatsen voldoende werkgelegenheid en levensstijlfaciliteiten bezitten. Daarnaast vestigen
veel leden van de creatieve klasse zich op plaatsen waar er voldoende mogelijkheden zijn voor
sociale interactie. Bovendien bezitten deze steden een bepaalde mate van authenticiteit. Deze
‘unieke’ set van faciliteiten en ervaringen maken het voor de creatieve klasse aantrekkelijk om in
bepaalde steden te wonen. Tabel 4.2 laat de gemiddelden van deze vestigingsfactoren zien. Om
vast te kunnen stellen of de gemiddelden significante verschillen opleveren, is er gebruik
gemaakt van een t-toets.
26
Tabel 4.2 Gemiddelde scores power of place
* P < (0,05)
De resultaten van deze vestigingsfactoren en de mate waarin respondenten deze
belangrijk vinden, laten zien dat de gemiddelde scores zich bevinden tussen 2.5 en 2.8. In
tegenstelling tot wat Florida beweert, hebben factoren zoals werkgelegenheid en
levensstijlfaciliteiten geen positieve aantrekkingskracht op de respondenten.
Daarnaast geeft de t-toets weer dat er geen significante verschillen zijn tussen de
creatieve steden en het restgebied. Zoals er al eerder is beschreven, veronderstelt Florida dat
creatieve steden een sterke aantrekkingskracht uitoefenen op de creatieve klasse. Op basis van de
creatieve klasse theorie zou verwacht moeten worden dat de respondenten die wonen in creatieve
steden, hoger scoren en significante verschillen opleveren ten opzichte van het restgebied. Dit
blijkt niet het geval te zijn. Factoren zoals algemene werkgelegenheid, uitgaansmogelijkheden,
recreatievoorzieningen, uitgaansmogelijkheden, restaurants en de aanwezigheid van culturele
voorzieningen leveren geen significante verschillen op.
Er kan worden geconcludeerd dat de gemiddelde scores, zoals die beschreven zijn met
the power of place, afwijken van de theoretische verwachtingen. Factoren als werkgelegenheid,
levensstijlfaciliteiten en mogelijkheden voor sociale interactie zijn voor webdesigners allen
neutrale vestigingsfactoren. Deze factoren bieden geen overtuigende verklaring waarom
Totaal gemiddelde
Woonachtig in creatieve
stad
Woonachtig in restgebied
T - toets significantie
Algemene werkgelegenheid
2.6 2.7 2.6 0.01 0.13
Werkgelegenheid beroepssector
2.8 2.8 2.8 -0.06 0.44
Recreatievoorzieningen 2.5 2.4 2.6 -0.24 0.63
Uitgaansmogelijkheden 2.6 2.7 2.6 0.09 0.92
Restaurants 2.7 2.7 2.6 0.10 0.55
Culturele voorzieningen 2.8 2.7 2.8 -0.10 0.55
27
webdesigners zich in deze steden hebben gevestigd. Bovendien leveren de verschillen in
woonplaats geen significante resultaten op. Naast de vestigingsfactoren die Florida beschrijft met
the power of place maakt hij een onderscheid in vestigingsfactoren die toebehoren aan the
quality of place. In de volgende paragraaf worden de resultaten die verkregen zijn bij the quality
of place behandeld.
4.2 The Quality of Place
Ter herinnering en verduidelijking wordt the quality of place nogmaals beknopt
weergegeven. Florida maakt een onderscheid in drie dimensies:
- What’s there? Dit betreft de bouwstijl van de stad, de aanwezigheid van historische
gebouwen en de nabijheid van een groene omgeving.
- Who’s there? Deze dimensie heeft betrekking op de aanwezigheid van verschillende
etniciteiten en lokale culturen die een uniek karakter aan een stad geven.
- What’s going on? Deze dimensie heeft betrekking op de levendigheid en aanwezigheid
van activiteiten die buitenshuis plaatsvinden zoals festivals, cafés, muziek en kunst etc.
De quality of place behelst faciliteiten zoals uitgaansmogelijkheden, restaurants en culturele
voorzieningen die ook toebehoren aan the power of place. De quality of place omvat echter ook
vestigingsfactoren die de power of place niet kent. Waar het om gaat is dat de quality of place de
juiste set van ervaringen en factoren omvat steden die aantrekkelijk maken voor de creatieve
klasse om er in te wonen. Van deze factoren zijn eveneens vijf-puntsschalen geconstrueerd,
variërend van één (zeer irrelevant) tot vijf (doorslaggevend). De gemiddelde scores op deze
vestigingsfactoren en de onderlinge verschillen worden in tabel 4.3 weergegeven.
28
Tabel 4.3 Gemiddelde scores quality of place
Totaal gemiddelde
Woonachtig in creatieve
stad
Woonachtig in
restgebied
T- toets Significantie
Groenvoorzieningen 3.1 3.0 3.3 -0.31 0.14
Diversiteit Bevolking 2.4 2.4 2.4 0.04 0,80
Zelfontplooiing 3.0 2.9 3.1 -0.23 0.19
Uitgaansmogelijkheden 2.6 2.7 2.6 0.09 0.92
Restaurants 2.7 2.7 2.6 0.1 0.55
Culturele voorzieningen 2.8 2.7 2.8 -0.1 0.55
* P < (0,05)
Op basis van de gemiddelde scores op alle quality of place factoren kan gesteld worden
dat de woonvoorkeuren van mijn respondenten niet overeenkomen met de theoretische
verwachtingen. De vestigingsfactoren die kenmerkend zijn bij de quality of place bieden geen
overtuigende verklaringen voor het vestigingspatroon van webdesigners. De gemiddelde scores
van de verschillende vestigingsfactoren blijven steken tussen 2.6 en 3.1. Ten aanzien van deze
factoren betekent dit dat webdesigners geen uitgesproken voorkeur of afkeur hebben voor
levensstijlfaciliteiten, groenvoorzieningen en zelfontplooiing. Ook lijkt de aanwezigheid van
lokale diversiteit zelfs een lagere score te krijgen dan de andere items. In tegenstelling tot wat
Florida hier over schrijft, is de aanwezigheid van lokale diversiteit voor mijn respondenten geen
aantrekkelijke vestigingsfactor.
Daarnaast laat de t-toets zien dat er geen significante verschillen aanwezig zijn tussen de
creatieve steden en het restgebied. Op basis van de creatieve klasse theorie zou verwacht moeten
worden dat de respondenten die wonen in creatieve steden, hoger scoren en significante
verschillen opleveren ten opzichte van het restgebied. De quality of place factoren leveren in dit
onderzoek echter geen significante verschillen op.
29
4.3 Tolerantie
Steden met een tolerant, open karakter genieten de voorkeur van de creatieve klasse en
zijn volgens Florida een belangrijke verklaring waarom de creatieve klasse zich aangetrokken
voelt tot creatieve steden. De resultaten van de etnocentrismeschaal zijn in tabel 4.4
weergegeven. De resultaten van de etnocentrismeschaal laten zien dat 113 respondenten (68%)
hoger dan drie scoren op de etnocentrismeschaal. Dit betekent dat er bij hen geen etnocentrische
attitude is waargenomen.
Tabel 4.4 Etnocentrismeschaal
Score Respondenten Percentage
1 2 1 %
2 7 4 %
3 44 27 %
4 85 51 %
5 28 17 % N= 166, gemiddelde = 3.8
Wat betreft de categorisering van de score betekent een score van drie dat zij een neutrale
houding en dus geen uitsproken mening hebben ten aanzien van etnocentrisme. Slechts negen
respondenten (5%) scoren lager dan drie op de etnocentrismeschaal. Ten aanzien van
etnocentrisme betekent dit dat een dergelijke houding aanwezig is bij 5% van de respondenten.
Met een gemiddelde score van 3.8 valt er te veronderstellen dat deze attitude bij webdesigners in
zeer beperkte mate aanwezig is. Maar wat betekenen deze resultaten wanneer de woonplaats
erbij betrokken wordt? Volgens Florida zijn creatieve steden en de creatieve klasse toleranter en
staan ze meer open voor mensen en groepen die anders zijn. In tabel 4.5 zijn de scores van de
etnocentrismeschaal wederom uitgesplitst in de categorieën woonachtig in creatieve stad en
woonachtig in restgebied.
30
Tabel 4.5 gemiddelde score tolerantie
Totaal gemiddelde
Woonachtig in
creatieve stad
Woonachtig in restgebied
T-toets Significantie
Etnocentrisme schaal 3.8 3.7 3.8 -0.09 0.42
Tolerant leefklimaat 3.0 3.0 2.9 0.13 0,48
* P < (0,05)
De resultaten in tabel 4.5 gever weer dat het onderscheid tussen creatieve steden en het
restgebied geen significante verschillen opleveren. Naast etnocentrisme is tolerantie ook op een
andere manier gemeten.
- Een tolerant leefklimaat in de buurt ten opzichte van mensen die anders zijn.
Als het gaat om de factor tolerant leefklimaat laten de resultaten in tabel 4.5 zien dat de
webdesigners neutraal tegenover een tolerant leefklimaat staan. Beide factoren leveren geen
significante verschillen op als het gaat om de woonplaats. Florida stelt echter dat creatieve steden
zich onderscheiden door hun tolerantie. Op basis van wat Florida hier over schrijft, zou verwacht
moeten worden dat creatieve steden hoger scoren en significante verschillen opleveren ten
opzichte van het restgebied. Dit blijkt in het geval van de webdesigners niet zo te zijn. Als het
gaat om de vestigingsfactor tolerantie levert het onderscheid in woonplaats geen significante
verschillen op.
4.4 Overige vestigingsfactoren
In de vorige paragrafen is uit de analyse allereerst naar voren gekomen dat het
vestigingspatroon van webdesigners grotendeels afwijkt met die van de creatieve klasse.
Vervolgens is er gekeken of Florida’s vestigingsmotieven een verklaring konden geven voor het
afwijkende vestigingspatroon. Uit die resultaten is naar voren gekomen dat bepaalde aspecten
rondom de aard van de woning en de woonomgeving een minder significante rol spelen dan
werd verwacht. Als het gaat om vestigingsmotieven en woonvoorkeuren, die toebehoren aan de
creatieve klasse, kan er gesteld worden dat deze een zeer bescheiden of marginale rol spelen.
31
Daarnaast heeft het conceptuele onderscheid van de creatieve stad en haar aantrekkingskracht
geen significante verschillen opgeleverd.
In deze paragraaf wordt er gekeken naar alternatieve vestigingsmotieven en verklaringen
voor het vestigingspatroon van webdesigners. In tabel 4.6 worden de belangrijkste resultaten van
deze factoren gepresenteerd. Van deze factoren zijn eveneens vijf-punts schalen geconstrueerd,
variërend van één (zeer irrelevant) tot vijf (doorslaggevend). Daarnaast zijn de resultaten
wederom weer verdeeld in de categorieën woonachtig in creatieve stad en woonachtig in
restgebied
Tabel 4.6 Gemiddelden overige vestigingsfactoren
Totaal
gemiddelde
Woonachtig
in creatieve
stad
Woonachtig
in restgebied
T-toets Significantie
Prijs-kwaliteitverhouding
van woning
3.7 3.6 3.9 -0.39 0.02*
Veiligheid van de
woonomgeving
3.3 3.3 3.4 -0.01 0.49
Korte woon-werkafstand 3.5 3.6 3.5 0.03 0.13
Opleidingsmogelijkheden 2.3 2.5 2.1 0.38 0.04*
* P < (0,05)
Allereerst kijken webdesigners naar de prijs-kwaliteitverhouding van de woning. Met een
gemiddelde score van 3.7 geeft de onderzoeksgroep aan dat de prijs-kwaliteitverhouding een
relevante vestigingsfactor is. De prijs-kwaliteitverhouding van de woning heeft daarmee, binnen
dit onderzoek, de sterkste verklaringskracht voor het vestigingspatroon van webdesigners. Bij het
onderscheid in groepen valt op dat de prijs-kwaliteitverhouding van de woning een significant
verschil oplevert. Dit betekent dat de vestigingsfactor prijs-kwaliteitverhouding van de woning
(p = 0,02*) een belangrijkere rol speelt in het restgebied ten opzichte van creatieve steden. Dat
32
deze factor een belangrijkere rol hierin speelt, valt wellicht te verklaren omdat huisvesting in
deze steden aanzienlijk goedkoper is in vergelijking met de creatieve steden.
Daarnaast kijken webdesigners bij de vestigingskeuze naar een korte woonwerk-afstand.
Met een gemiddelde score van 3.5 laten respondenten zien dat een dergelijke korte woonwerk-
afstand een overtuigende verklaring kan zijn bij het vestigingspatroon. Wanneer deze scores
uitgesplitst worden zien we dat het onderlinge verschil niet significant is. Dat betekent dat het
onderscheid tussen woonplaatsen hier niet relevant is. Desalniettemin blijft een korte afstand
naar het werk een overtuigende factor voor het vestigingspatroon van webdesigners. Dit zou
wellicht een verklaring kunnen vormen vanwege het feit dat de belangrijkste clustering van
respondenten in en rondom de Randstad is waar te nemen. Door zich te vestigen in
Randstedelijke overloopregio’s is een korte afstand naar het werk nog steeds realiseerbaar zonder
dat men zich hoeft te vestigen in een creatieve stad.
Een derde vestigingsmotief die belangrijk is voor het bepalen van de woonplaats is
veiligheid van de woonomgeving. Webdesigners geven met een gemiddelde score van 3.3 aan dat
dit een belangrijke woonvoorkeur is bij het bepalen van hun vestigingsplaats. Webdesigners
vestigen zich op plaatsen waar ze zich veilig voelen. Het gaat erom dat het woonmilieu een
veilige plek en leefomgeving is voor webdesigners. Ook hier levert het onderscheid tussen
creatieve steden en het restgebied geen significante verschillen op.
Het vestigingsmotief nabijheid van opleidingsmogelijkheden blijkt voor webdesigners,
met een gemiddelde score van 2.3, een irrelevante vestigingsfactor te zijn. Wanneer deze
vestigingsfactor opgesplitst wordt, blijkt dat er een significant verschil aanwezig is. Bij
opleidingsmogelijkheden (p = 0,04*) zien we dat de creatieve steden meer belang hechten aan de
nabijheid van opleidingsmogelijkheden ten opzichte van de respondenten die in het restgebied
wonen. Dit zou wellicht verklaard kunnen worden omdat er in creatieve steden meer
opleidingsmogelijkheden ten opzichte van het restgebied. Volgens Florida bestaat de creatieve
klasse vooral uit hoogopgeleiden (Bachelor graad of hoger). De aanwezigheid van hogescholen
en universiteiten in creatieve steden kan dan ook een verklaring vormen waarom webdesigners in
creatieve steden hier meer belang aan hechten ten opzichte van het restgebied.
33
4.5 Florida-Score
In de voorgaande stappen van de analyse zijn vooral de gemiddelden van diverse
vestigingsfactoren en de verschillen ertussen onderzocht. In deze fase wordt er gekeken in
hoeverre de vestigingsmotieven van respondenten overeenkomen met die van de creatieve klasse
en waar ze wonen. Hiervoor is een variabele geconstrueerd, de Florida-score, die louter
vestigingsfactoren omvat van de creatieve klasse. Hoe hoger een respondent op de Florida-score
scoort, des te groter de vestigingsfactoren overeenkomen met die van de creatieve klasse.
Vestigingsfactoren van de creatieve klasse zijn: algemene werkgelegenheid, werkgelegenheid in
uw beroepssector, de aanwezigheid van diversiteit onder de lokale bevolking, de mogelijkheid tot
zelfontplooiing, jezelf kunnen zijn, een tolerant leefklimaat, aanwezigheid van gelijkgestemden,
groene voorzieningen, recreatievoorzieningen, culturele voorzieningen, geen etnocentrische
attitude, een divers aanbod van restaurants, een divers winkelaanbod en de aanwezigheid van
uitgaansgelegenheden. Nadat de respondenten met de missing values eruit zijn gefilterd houden
we 159 respondenten over. Uit deze groep is er een ranglijst geconstrueerd waarin de bovenste
10% en de onderste 10% weergegeven worden. Vervolgens zijn de woonplaatsen van deze
respondenten aan deze scores verbonden.
34
Tabel 4.8: Top 16 hoogste Florida-Score
Florida-score Woonplaats
59.8 Drunen
57.6 Utrecht
57.6 Utrecht
55.2 Rotterdam
55.2 Amsterdam
55.0 Rotterdam
54.8 Norg
54.6 Bunschoten
52.4 Vianen
54.4 Utrecht
54.4 Utrecht
53.2 Rotterdam
52.6 Ede
52.6 Amsterdam
52.4 Leiden
52.4 Utrecht
Bij tabel 4.8 valt het op dat de ranglijst bestaat uit een mix van creatieve steden en
gemeenten die toebehoren aan het restgebied. Vast staat in ieder geval dat hun
vestigingsmotieven in sterke mate overeenkomen met die van de creatieve klasse. Volgens de
creatieve klasse theorie zouden juist deze mensen zich aangetrokken voelen tot creatieve steden
zoals Amsterdam, Utrecht en Leiden. Dit wordt ook wel deels bevestigd; in de top 16 met 9
creatieve steden ruim vertegenwoordigd. Het valt echter op dat er ook respondenten zijn die in
plaatsen wonen zoals Drunen, Norg, Bunschoten en Vianen. Deze plaatsen voldoen niet aan de
kenmerken die Florida aan creatieve steden toeschrijft. De overeenkomstige woonvoorkeuren en
vestigingsmotieven van webdesigners en de creatieve klasse hebben er niet toe geleid dat het
vestigingspatroon louter bestaat uit creatieve steden. Wellicht speelt hier een vergelijkbare
verklaring zoals er besproken is bij een korte woonwerk afstand. De respondent die het hoogst
aantal punten heeft bepaald op de Florida-Score woont in Drunen. Hoewel Drunen een vrij
kleine plaats is in Noord-Brabant bevindt deze gemeente zich in een relatieve nabijheid (20
kilometer) van creatieve stad ‘s-Hertogenbosch. Norg bevindt zich slechts 25 kilometer van
creatieve stad Groningen. De faciliteiten en de levensstijlvoorzieningen die de respondenten van
belang achten zijn daarmee relatief dichtbij, waardoor er geen vereiste is om zich in een creatieve
stad te vestigen.
35
Tabel 4.9: top 16 laagste Florida-Scores
Bij tabel 4.9 zien we respondenten die het laagste aantal punten hebben behaald bij de
Florida-score. Dit betekent dat hun vestigingsmotieven sterk afwijken van die van de creatieve
klasse. In lijn met de creatieve klasse theorie voelen deze respondenten zich niet aangetrokken
tot creatieve steden omdat de woonvoorkeuren en de vestigingsmotieven niet overeenkomen
maar afwijken met die van de creatieve klasse. Desondanks zien we in tabel 4.9 dat deze
respondenten zich hebben gevestigd in creatieve steden zoals: Haarlem, Utrecht, Amsterdam en
Arnhem. Opvallend is dat er respondenten zijn die in creatieve steden wonen, ondanks dat hun
vestigingsmotieven en woonvoorkeuren sterk afwijken met die van de creatieve klasse. Deze
resultaten staan dan ook in contrast met de creatieve klasse theorie. Deze groep respondenten
heeft blijkbaar andere redenen dan die van Florida om zich in creatieve steden te vestigen.
Uit deze bevindingen kan dan ook gesteld worden dat de creatieve klasse theorie geen
sluitende verklaring biedt voor het vestigingspatroon van webdesigners. De vestigingsfactoren
van Florida lijken niet te werken bij webdesigners. Allereerst is er aangetoond dat webdesigners
niet louter in creatieve steden gevestigd zijn.. Men hoeft niet in creatieve steden te wonen om een
bepaalde levensstijl of consumptiepatroon er op na te houden. De vestigingsmotieven van de
creatieve klasse leiden dus niet tot een eenzijdig vestigingspatroon van webdesigners die een
specifieke voorkeur hebben voor creatieve steden. Door de relatieve nabijheid van omliggende
Florida-score Woonplaats
15.6 Woudenberg
15.6 Haarlem
15.6 Utrecht
16.0 Amsterdam
16.0 Rotterdam
16.4 Valkenswaard
16.4 Utrecht
19.4 Arnhem
19.4 Amsterdam
20.6 Odijk
22.4 Zoetermeer
23.0 Utrecht
24.4 Den Haag
24.6 Amsterdam
25.0 Rotterdam
25.4 Gouda
36
gemeenten is het geen vereiste om in creatieve steden te wonen. Daarnaast geven de resultaten
uit tabel 4.9 weer dat er ook respondenten zijn die om hele andere redenen, dan die van Florida,
in creatieve steden vestigen.
37
Hoofdstuk 5
5.0 Conclusie
Aan de hand van de verkregen resultaten kunnen er een aantal conclusies getrokken
worden, die op basis van het theoretisch kader niet werden verwacht. De algemene vraagstelling
van dit onderzoek luidde:
Welke omstandigheden en factoren zijn van invloed op het vestigingsgedrag van Nederlandse
webdesigners?
Om deze vraagstelling te beantwoorden zijn er verschillende onderzoeksvragen geformuleerd:
- Hoe ziet de geografische spreiding van webdesigners in Nederland eruit?
- Welke rol spelen de vestigingsmotieven van Florida bij webdesigners?
- Zijn er andere factoren die een rol spelen bij de vestigingskeuze van webdesigners?
Het antwoord op de eerste onderzoeksvraag is dat de geografische spreiding van de
webdesigners afwijkt van die van de creatieve klasse. De resultaten geven weer dat de
webdesigners in het onderzoek zich vooral in en rondom de Randstedelijke regio’s clusteren. Het
grootste gedeelte van de respondenten blijkt vooral gevestigd te zijn in de vier grote steden en in
Groningen. De geografische spreiding van webdesigners vertoont daarmee een ander beeld dan
de geografische spreiding van de creatieve klasse. In het onderzoek van Marlet en Woerkens
(2004) kwam naar voren dat het grootste aandeel van de creatieve klasse gevestigd is in de 12
creatieve steden. De resultaten laten zien dat slechts 54 % van het totale aantal respondenten in
creatieve steden zijn gevestigd. Op basis van de creatieve klasse theorie kan voorlopig worden
verondersteld dat hun vestigingspatronen overeenkomen met Florida’s verwachtingen.
Daartegenover staat dat 46% woont in plaatsen, die niet bekend staan als creatieve steden.
Vervolgens is er gekeken of deze verschillen in vestigingspatronen te verklaren zijn aan de
hand van enkele theoretische concepten van Florida. De resultaten laten zien dat
woonvoorkeuren van de creatieve klasse, zoals Florida die omschreven heeft met the power of
place en the quality of place, niet overeenkomen met die van webdesigners. Factoren zoals
werkgelegenheid, de aanwezigheid van recreatiefaciliteiten, uitgaansgelegenheden, restaurants,
38
culturele voorzieningen, groen voorzieningen, diversiteit onder de lokale bevolking en de
mogelijkheid tot zelfontplooiing vormen voor webdesigners geen relevante of doorslaggevende
factoren waar zij hun vestigingskeuze op baseren.
Betekenen de resultaten die verkregen zijn bij de tweede onderzoeksvraag dat de creatieve
klasse theorie geen verklaringskracht biedt voor de vestigingsmotieven van webdesigners? Deze
vraag lijkt zowel positief als negatief te beantwoorden. Leden van de creatieve klasse zouden
juist aangetrokken moeten worden door creatieve steden zoals Utrecht en Leiden. Voor een
beperkt deel lijkt dit op te gaan. In dit onderzoek zijn er respondenten die in creatieve steden,
zoals Amsterdam of Utrecht, wonen omdat hun vestigingsmotivatie in sterke mate overeenkomt
met die van Florida’s creatieve klasse.
Daartegenover staat dat respondenten in plaatsen gevestigd zijn die in eerste instantie niet
voldoen aan de voorkeuren van de creatieve klasse. Desondanks komen hun vestigingsmotieven
sterk overeen met die van de creatieve klasse. Wanneer er rekening wordt gehouden met het
gebruik van ruimte, de hoge bevolkingsdichtheid en de infrastructuur van Nederland, ziet men
dat er geen vereiste is om in creatieve steden te wonen om van dergelijke faciliteiten en
levensstijlvoorzieningen gebruik te maken. De grote concentratie van webdesigners in
Randstedelijke overloop regio’s (zie figuur 4.1) wijst erop dat webdesigners in de nabijheid van
de creatieve stad wonen en gebruik kunnen maken van deze faciliteiten zonder dat ze zich in
creatieve steden hoeven te vestigen.
Opvallend is dat er respondenten zijn die in creatieve steden wonen, ondanks dat hun
vestigingsmotieven en woonvoorkeuren sterk afwijken met die van de creatieve klasse. Deze
groep respondenten heeft blijkbaar andere redenen dan die van Florida om zich in creatieve
steden te vestigen. Deze resultaten vragen dan ook om een nuancering van de creatieve klasse
theorie.
In aanvulling hierop heeft de t-toets laten zien dat het onderscheid tussen creatieve steden
en het restgebied, als het gaat om bijna alle vestigingsfactoren, geen significante verschillen
oplevert. Als het gaat om de meeste vestigingsfactoren zijn er geen significante verschillen
gevonden tussen creatieve steden en het restgebied. Hiermee wordt wederom bevestigd dat deze
vestigingsfactoren niet blijken te werken bij webdesigners. Kennelijk heeft het weinig zin om
39
voor webdesigners levensstijlfaciliteiten of om een plaats met veel werkgelegenheid aan te
bieden. De woonvoorkeuren en vestigingspatronen van de respondenten komen niet overeen met
die van de creatieve klasse. De creatieve klasse theorie levert in dit onderzoek dan ook geen
overtuigende bevestigingen op.
De overige resultaten die verkregen zijn op de derde en laatste onderzoeksvraag geven aan
welke vestigingsfactoren wel een rol spelen bij webdesigners. Ten eerste hechten webdesigners
veel waarde aan de prijs-kwaliteitverhouding van de woning. De juiste prijs-kwaliteitverhouding
is voor de respondenten in dit onderzoek de belangrijkste vestigingsfactor ten aanzien van de
vestigingskeuze. Zo geeft respondent #71 aan het einde van de enquête aan: ‘‘…De werkelijke
reden waarom ik er woon is nogal voor de hand liggend: het huis wat we kochten vonden we
gewoon mooi en betaalbaar…’’.
De tweede factor die een belangrijke rol speelt voor de bepaling van de vestigingskeuze is
korte afstand en/of reistijd van woon- en werkverkeer. Ondanks technologische ontwikkelingen,
met een toename in mobiliteit als gevolg, geven webdesigners aan het belangrijk te vinden om in
de buurt van hun werkplek te wonen. Zo geeft respondent # 11 aan: ‘…Ik kan me voorstellen dat
het voor professionele webdesigners belangrijk is om in culturele hotspots te wonen, dit was
voor mij in ieder geval wel een overweging om vier jaar geleden vanuit Wageningen naar
Amersfoort te verhuizen (dichterbij de randstad)’’…‘‘Echter waren betaalbaarheid en
reisafstand belangrijker’’.
Op de derde plaats speelt veiligheid van de woonomgeving als vestigingsfactor een
belangrijke rol. Deze bevindingen komen overeen wat Kotkin (2001) stelde over de
vestigingsvoorkeuren van ICT’ers. ICT’ers vinden comfort en veiligheid in de woonomgeving
belangrijk en dat lijkt ook op te gaan voor de webdesigners.
Tot slot valt op te merken dat de verscheidenheid in vestigingskeuzes op meerdere manieren
verklaard kan worden. De manier waarop de vestigingskeuze bepaald wordt, kan zijn oorsprong
vinden in de vestigingsfactoren die door Florida zijn beschreven, maar kan evenwel een reflectie
zijn van andere motieven zoals de prijs-kwaliteitverhouding en een korte woon- werkafstand. Dit
wil echter niet zeggen dat Florida’s verklaring voor het vestigingsgedrag van de creatieve klasse
niet deugt, maar als het gaat om de subgroep webdesigners kan gesteld worden dat deze een
40
beperkte verklaringskracht biedt. Het is dan ook lastig om een theorie, die gebaseerd is op de
Amerikaanse samenleving, over de Nederlandse samenleving te leggen omdat de onderlinge
verschillen tussen beide landen erg groot zijn.
5.1 Beperkingen van het onderzoek
Met dit onderzoek is een verfijnder beeld ontwikkeld van de creatieve klasse in
Nederland. Uit diverse onderzoeken, uitgevoerd in Nederland, is gebleken dat de creatieve klasse
geen homogene groep is en dat de vestigingskeuzen per subgroep van elkaar verschillen (Van
Der Laan, 2000, Marlet en Van Woerkens, 2004, Bontje en Musterd, 2005). Als het gaat om deze
verschillen heeft dit onderzoek er aan bijgedragen dat de vestigingsvoorkeuren van één van deze
subgroepen, te weten webdesigners, in kaart zijn gebracht. Dit onderzoek kent echter ook zijn
beperkingen en met het oog op vervolgonderzoek is het verstandig om deze beperkingen uiteen
te zetten.
Allereerst is het historisch karakter van de woonplaats als woonvoorkeur niet gemeten.
Volgens Florida wordt de creatieve klasse aangetrokken tot historische gebouwen en een oud
stadscentrum. De aanwezigheid van deze stedelijke voorzieningen biedt de creatieve klasse
unieke en authentieke ervaringen waar zij naar op zoek zijn. Ook in het onderzoek van Marlet en
Van Woerkens (2004) is aangetoond dat het historische karakter een aantrekkelijke factor is voor
de creatieve klasse.
Ten tweede moet bij de vestigingskeuze rekening gehouden worden met de rol die de
levensfase van respondenten meespelen. Verschillende respondenten hebben na het onderzoek
erop gewezen dat de keuze van een woonplaats afhankelijk is van de levensfase waarin zij
verkeren. Wellicht zou een samenloop van omstandigheden (bijvoorbeeld samenwonen of
gezinsuitbreiding) ervoor zorgen dat vestigingsmotieven op den duur veranderen.
Vestigingsmotieven zijn continu aan verandering onderhevig en lijken daarom per levensfase te
verschillen.
Ten derde is niet gemeten in welke steden de respondenten werkzaam zijn. De empirische
bewijsvoering van Florida komt voort uit de Verenigde Staten. Nederland is één van de dichtst
bevolkte landen ter wereld en dit heeft grote gevolgen voor het gebruik van ruimte. In Nederland
is de woon- en werkstad niet altijd hetzelfde (Marlet en Van Woerkens, 2004). In tegenstelling
41
tot de Verenigde Staten is er in Nederland niet de noodzaak om in een stad als Amsterdam of
Utrecht te wonen, aangezien deze steden relatief dicht op elkaar zitten. Vervolgonderzoek zou er
goed aan doen om de woon- en werkstad in beeld te brengen.
Ten vierde blijkt etnocentrisme een concept te zijn die lastig meetbaar is. Bij de analyse had
ik het idee dat er sociaal wenselijke antwoorden zijn gegeven door de respondenten. Zo zegt een
respondent het volgende: ‘‘…De laatste paar vragen kwamen wel een beetje over alsof men op
zoek is/was naar mensen die discrimineren…’’. Etnocentrisme heeft vooral te maken met
oordelen over andere groepen mensen en culturen en dit lijkt een gevoelig onderwerp te zijn
waar niet iedereen open en eerlijk voor durft uit te komen. Bij een gestandaardiseerde vragenlijst
is doorvragen niet mogelijk waardoor sociaal wenselijke antwoorden niet altijd vermeden
kunnen worden.
5.2 Discussie
Naast de bekende hoofdpunten voor vervolgonderzoek is er tot slot een persoonlijke behoefte
om het debat over de creatieve klasse en het beleid in een bredere context te plaatsen. Hoewel
beleidsadvies geen kerntaak is van de wetenschap zijn er legio rapporten en onderzoeken die de
beleidskeuzes in het boek van Florida stevig bekritiseren. Het Europese onderzoeksproject
ACRE heeft aangetoond dat de creatieve klasse theorie in Europa slechts beperkt houdbaar is.
Deze kritieken kunnen samengevat worden in een aantal vragen (Bontje & Pelzer, 2011:19):
- Is alleen, of vooral, bouwen voor de creatieve klasse wel verstandig en wat betekent dit
voor de rest van de stadsbevolking?
- Wil de creatieve klasse alleen maar in levendige buurten wonen en vinden ze de menging
van bevolkingsgroepen en levensstijlen daadwerkelijk aantrekkelijk zoals Florida
beweert?
- Kun je economische groei aantrekken door aantrekkelijke woon-werkmilieus te creëren?
Het is hier niet de bedoeling dat er in deze afsluitende paragraaf een antwoord wordt
geformuleerd op deze vragen omdat de beantwoording alleen al een aparte studie vereist.. Het is
interessant om stil te staan waarom het creatieve klasse beleid, ondanks de vele kritische studies,
42
zo dominant en uiteindelijk een hype is geworden onder beleidsmakers. Hiervoor worden drie
mogelijke verklaringen gegeven.
Een ruimtelijke hype is een narratief of discours dat overdreven veel aandacht krijgt of
overdreven vaak gebruikt wordt. Ruimtelijke hypes zijn narratieven die een bepaald perspectief
op de sociale werkelijkheid weergeven. In de managementwetenschappen heeft men onderzoek
gedaan naar bestuurskundige hypes. Volgens Van Meeteren (2011:5) ontstaan bestuurskundige
hypes doordat men rationeel probeert een ambitie te verwezenlijken die tot uiting komt in
zogenaamde best practices. Beleidsmakers willen de ambities die politici verkopen graag
waarmaken. Ruimtelijke concepten kunnen onder beleidsmakers populair worden, omdat zij als
onderbouwing dienen van beleidsmaatregelen, investeringen en subsidies. Door een bepaalde
regio of stad als creatief aan te merken wordt het voor lokale actoren ook mogelijk om een
beroep te doen op de nationale subsidiepot (ibid.).
Daarnaast wijzen Bontje en Pelzer (2011) erop dat Florida’s creatieve klasse vooral populair
onder beleidsmakers werd omdat Florida’s werk al bestaand beleid legitimeerde. Europese
steden zoals Amsterdam en Barcelona waren de afgelopen decennia erg sterk in citymarketing,
imago-opbouw en cultuur. Met name het stedelijk beleid van Barcelona in de jaren tachtig komt
sterk overeen met de beleidsaanbevelingen van Florida, deze beleidsplannen zijn echter
ontwikkeld in een periode voordat het concept van de creatieve klasse populair werd (ibid.).
Een derde mogelijke verklaring is dat creatieve beleidsvorming vooral de uitkomst is van een
strijd tussen verschillende (machtige) actoren. De belangrijkste stelling van het beleid rondom de
creatieve klasse is dat zij fungeert als de belangrijkste motor en aanjager voor economische
welvaart. De creatieve klasse in Nederland is gepositioneerd in een culturele sector die
afhankelijk is van overheidssteun en subsidies. De Nederlandse creatieve klasse kan hierdoor
nooit die rol of invloed op de economie uitoefenen. Bij beleidsvorming proberen verschillende
actoren invloed op elkaar proberen uit te oefenen om hun persoonlijke doelen en belangen na te
jagen. De voortzetting van bestuurskundige hypes is dat wetenschappelijke concepten en
onderbouwingen slechts verhalen zijn, waarin particuliere belangen worden verwoord tot het
algemene belang (Engelen, 2011).
43
6.0 Literatuurlijst
Bontje, M., Pelzer, P., (2011) , De creatieve hype, Agora magazine voor sociaal ruimtelijke
vraagstukken, vol 27(3): 18-21
Bontje, S., Musterd, S., (2005) Hoe woont de creatieve kenniswerker, verkregen op 19 februari
2011 via: http://www.os.amsterdam.nl/pdf/2005_wonen_in_de_creatieve_kennisstad.pdf
Cascadis, verkregen op 13 maart 2011 via http://www.cascadis.nl/wp-
content/uploads/Functieprofielen_Cascadis.pdf
Engelen, E., (2011), lulkoek, Agora magazine voor sociaal ruimtelijke vraagstukken, vol 27(3):
26-29
Florida, R., (2002), The Rise Of The Creative Class, And How It’s Transforming Work, Leisure,
Community and Everyday Life. New York: Basic Books.
Florida, R., (2005), The flight of the creative class: the new global competition for talent. New
York: HarperCollins Publishers Inc.
Gunterman, J., (2010), ‘’Het is hier Goddelijk’’ en andere vestigingsmotieven van Nederlandse
architectenbureaus., Erasmus Universiteit Rotterdam
Intermediair (2010), webdeveloper- 4000 euro bruto. Verkregen op 13 maart 2011 via:
http://www.intermediair.nl/artikel/baan-en-beloning/92908/webdeveloper-4000-euro-bruto.html
Johnson, A., (2000), The Blackwell Dictionary of Sociology, Blackwell Publishers.
Kotkin, J. (2001), The new geography: how the digital revolution is reshaping the American
landscape. Random House: New York
Laan, L. van der, (2000), Ruimte voor ICT, in: Economische Statistische Berichten. 85e jaargang,
nr. 4278, pagina D27. REGIO-RISBO, Rotterdam.
Leijs, E., (2010), De identiteitscrisis van de webdesigner, Verkregen op 12 maart 2011 via:
http://www.heeftstijl.nl/kollum/de-identiteitscrisis-van-de-webdesigner/
Marlet, G., Woerkens, C. van (2004). Atlas voor gemeenten 2004. Utrecht.
44
Marlet, G., Woerkens, C. van (2004). Het economische belang van de creatieve klasse, in:
Economische Statistische Berichten. 89e jaargang, nr. 4435, pagina 280
Van Meeteren, M. (2011), Valleien in de polder, Agora magazine voor sociaal ruimtelijke
vraagstukken, vol 27(3): 4-6
Neuliep, J.W., McCroskey, J.C. (1997) The Development of a U.S. and Generalized
Ethnocentrism Scale, Communication Research Reports, Volume 14, Number 4, pages 385-398
Poort, G., Wert, C. de (2010). Handboek webredactie. Uitgeverij Thema.
Van Smaalen, W., Toussain, R. (2006). Vakmanschap is broederschap. Erasmus Universiteit
Rotterdam.
Smit, A.J. (2008) Ruimtelijke kwaliteiten van Creatieve werkmilieus, Creatieve werkmilieus in
Amsterdam, Rotterdam, Groningen, NICIS Kortlopend onderzoek.
Stam, E., Jong, C. de (2005), De Creatieve Klasse op de Pijnbank, Economische statistische
berichten. 90e jaargang, nr. 4462.
45
7.0 Bijlage tabellen
Tabel 1: Woonplaats respondenten
Woonplaats Aantal Percentage Woonplaats Aantal Percentage
Utrecht 45 16.3 Eerbeek 1 .4
Amsterdam 36 13.0 Elst GLD 1 .4
Rotterdam 27 9.8 Emmen 1 .4
Groningen 11 4.0 Esch 1 .4
Den Haag 9 3.3 Fijnaart 1 .4
Leiden 6 2.2 Hackland 1 .4
Zoetermeer 5 1.8 Harkema 1 .4
Amersfoort 4 1.4 Heerenveen 1 .4
Arnhem 4 1.4 Heerlen 1 .4
Breda 4 1.4 Hensbroek 1 .4
Enschede 4 1.4 Heumen 1 .4
Gouda 4 1.4 Hoofddorp 1 .4
Haarlem 4 1.4 Hoogezand 1 .4
Leeuwarden 4 1.4 Hoogland 1 .4
Maastricht 4 1.4 Horst 1 .4
Hilversum 3 1.1 Houten 1 .4
Rijswijk 3 1.1 Huizen 1 .4
Schiedam 3 1.1 IJsselmuiden 1 .4
Vianen 3 1.1 Katwijk 1 .4
Capelle aan de ijssel 2 .7 Klazienaveen 1 .4
Diemen 2 .7 Leerdam 1 .4
Dordrecht 2 .7 Maarssen 1 .4
Ede 2 .7 Maasland 1 .4
Eindhoven 2 .7 Middelburg 1 .4
46
Hengelo 2 .7 Norg 1 .4
Leidschendam 2 .7 Odijk 1 .4
Nijmegen 2 .7 Oosterbeek 1 .4
Tilburg 2 .7 Oss 1 .4
Woudenberg 2 .7 Oude Tonge 1 .4
Zutphen 2 .7 Oude Wetering 1 .4
Zwolle 2 .7 Ouderkerk ad amstel 1 .4
\'s-Heer Henderikskinderen 1 .4 Oude-Tonge 1 .4
Aarle-Rixtel 1 .4 oudkarspel 1 .4
Almelo 1 .4 Putten 1 .4
Almere 1 .4 Rilland 1 .4
Alphen aan den Rijn 1 .4 Roelofarendsveen 1 .4
Apeldoorn 1 .4 Roermond 1 .4
Assen 1 .4 Scherpenzeel 1 .4
Baarn 1 .4 Silvolde 1 .4
Barendrecht 1 .4 Spijkenisse 1 .4
Bilthoven 1 .4 Steenbergen (NB) 1 .4
Boxmeer 1 .4 Valkenswaard 1 .4
Bunschoten 1 .4 Vlaardingen 1 .4
Bussum 1 .4 Voorburg 1 .4
Capelle 1 .4 Wageningen 1 .4
Deil 1 .4 Weert 1 .4
Delfgauw 1 .4 Westervoort 1 .4
Den Hoorn 1 .4 Zevenhoven 1 .4
Dieren 1 .4 Zwijndrecht 1 .4
Drunen 1 .4 Total 275 99.6
47
Tabel 2 : achtergrondgegevens respondenten
Geslacht Respondenten percentage
Man 238 86%
Vrouw 37 14%
N=277
Burgelijke status Respondenten Percentage
Alleenstaand 113 42 %
Samenwonend 113 41 %
Getrouwd 47 17%
Gescheiden 1 0 %
N=275
Kinderen Respondenten Percentage
O 217 80 %
1 18 7 %
2 32 12 %
3 of meer 4 1 %
N=272
Opleidingsniveau Respondenten Percentage
WO 22 8 %
HBO 159 58 %
MBO 70 25 %
Middelbare school 24 9 %
N=276
Tabel 3: algemene werkgelegenheid in de woonomgeving
Respondenten Percentage
Zeer Irrelevant 55 29,1 %
Irrelevant 22 11,6 %
Neutraal 51 27%
Relevant 54 28,6 %
Doorslaggevend 7 3,4 %
N=188, gemiddelde = 2.6
Tabel 4: werkgelegenheid van uw beroepssector in de woonomgeving
Respondenten Percentage
Zeer Irrelevant 45 23,9 %
Irrelevant 26 13,8 %
Neutraal 54 28,77%
Relevant 48 25,5 %
48
Doorslaggevend 15 8 %
N=189, gemiddelde= 2.8
Tabel 5: de nabijheid van recreatie-, sportterreinen en outdoor-activiteiten.
Respondenten Percentage
Zeer Irrelevant 36 19 %
irrelevant 70 37 %
Neutraal 40 21 %
Relevant 34 18 %
Doorslaggevend 8 4 %
N=188, gemiddelde = 2,5
Tabel 6: de aanwezigheid van uitgaansgelegenheden
Respondenten Percentage
Zeer Irrelevant 40 21 %
Irrelevant 50 26 %
Neutraal 52 28 %
Relevant 38 20 %
Doorslaggevend 9 5 %
N=189, gemiddelde= 2.6
Tabel 7: de aanwezigheid van restaurants
Respondenten Percentage
Zeer Irrelevant 43 23 %
irrelevant 36 19 %
Neutraal 55 30 %
Relevant 44 24 %
Doorslaggevend 8 4 %
N=186, gemiddelde= 2.7
49
Tabel 8: de aanwezigheid van culturele voorzieningen
Respondenten Percentage
Zeer irrelevant 31 16 %
irrelevant 49 26 %
Neutraal 50 27 %
Relevant 46 25 %
Doorslaggevend 13 7 %
N=189, gemiddelde =2.8
Tabel 9: de kwaliteit en diversiteit van het winkelaanbod
Respondenten Percentage
Zeer irrelevant 18 10 %
Irrelevant 26 14 %
Neutraal 71 38 %
Relevant 62 33 %
Doorslaggevend 9 5 %
N=186, gemiddelde = 3.1
Tabel 10: de aanwezigheid van groene voorzieningen
Respondenten Percentage
Zeer irrelevant 21 11 %
Irrelevant 35 19 %
Neutraal 43 23 %
Relevant 73 39 %
Doorslaggevend 17 9 %
N=189, gemiddelde = 3.1
Tabel 11: diversiteit bevolking
Respondenten Percentage
Zeer Irrelevant 45 27 %
Irrelevant 45 27 %
Neutraal 53 31 %
Relevant 23 13 %
Doorslaggevend 3 2 %
N=169, gemiddelde = 2,4
50
Tabel 12: zelfontplooiing
Respondenten Percentage
Zeer Irrelevant 25 15 %
Irrelevant 20 12 %
Neutraal 62 37 %
Relevant 48 29 %
Doorslaggevend 13 8 %
N=167, gemiddelde = 3
Tabel 13: etnocentrismeschaal
Score Respondenten percentage
1 2 1 %
2 7 4 %
3 44 27 %
4 85 51 %
5 28 17 %
N= 166, gemiddelde = 3.78
Tabel 14: factoranalyse etnocentrisme
factorlading
Levensstijlen in andere culturen zijn even waardig als in mijn cultuur .65
Veel kunnen leren van andere culturen .77
Interesse in andere normen en waarden .75
Vertrouw mensen niet die anders zijn .71
Andere culturen achtergesteld dan mijn eigen cultuur .73
51
Tabel 15: betrouwbaarheidsanalyse etnocentrismeschaal
Reliability Statistics
Cronbach's
Alpha N of Items
.728 5
Item-Total Statistics
Scale Mean if
Item Deleted
Scale Variance
if Item Deleted
Corrected Item-
Total
Correlation
Cronbach's
Alpha if Item
Deleted
levensstijlen in andere
culturen even waardig
15.0364 8.816 .621 .627
veel kunnen leren van
andere culturen
15.3212 9.512 .485 .683
ben erg geinteresseerd in
andere normen en waarden
15.5152 9.605 .498 .678
rvertrouw 14.6000 10.827 .354 .728
Rachtergesteld 14.7273 9.553 .486 .682
Tabel 16: tolerant leefklimaat
Respondenten Percentage
Zeer irrelevant 30 18 %
Irrelevant 19 11 %
Neutraal 51 30 %
Relevant 58 34 %
Doorslaggevend 11 7 %
N=169, gemiddelde = 3
52
Tabel 17 : prijs-kwaliteitverhouding van de woning
Respondenten Percentage
Zeer Irrelevant 17 9 %
Irrelevant 11 6 %
Neutraal 35 19 %
Relevant 75 40 %
Doorslaggevend 51 27 %
N= 189, gemiddelde = 3,7
Tabel 18: de veiligheid van de woonomgeving
Respondenten Percentage
Zeer Irrelevant 10 5 %
Irrelevant 23 12 %
Neutraal 61 32 %
Relevant 81 43 %
Doorslaggevend 14 7%
N=189, gemiddelde = 3,3
Tabel 19: de aanwezigheid van kindervoorzieningen, kinderopvang en scholen
Respondenten Percentage
Zeer Irrelevant 112 59,6 %
irrelevant 21 11,2 %
Neutraal 25 13,3 %
Relevant 23 12,2 %
Doorslaggevend 7 3,7 %
N=188, gemiddelde = 1,9 Tabel 20: korte afstand en/of reistijd van woon- en werkverkeer
Respondenten Percentage
Zeer Irrelevant 22 11,6 %
Irrelevant 13 6,9 %
Neutraal 36 19 %
Relevant 76 40,2 %
Doorslaggevend 42 22,2 %
N=188, Gemiddelde = 3,5
53
Tabel 21: werkgerelateerde activiteiten en/of ontmoetingsplekken in de nabijheid van de
woonomgeving voor het opbouwen van een professioneel netwerk (bijvoorbeeld netwerkborrels).
Aantal Respondenten
Percentage
Zeer Irrelevant 52 28 %
Irrelevant 33 18 %
Neutraal 52 28 %
Relevant 47 25 %
Doorslaggevend 4 2 %
N=188, gemiddelde = 2.5
Tabel 22: opleidingsmogelijkheden voor u en/of uw partner
Aantal Respondenten
Percentage
Zeer Irrelevant 72 38 %
irrelevant 32 17 %
Neutraal 41 22%
Relevant 34 18 %
Doorslaggevend 10 5 %
N=189, gemiddelde = 2.3
Tabel 23: t-toets creatieve steden versus restgebied
CS Rest Verschil Gemiddelde T Sig
Prijs-kwaliteitverhouding woning
3,51 N=97
3,90 N=91
-0.39 -2.3 0.02*
Groene voorzieningen 3,00 N=97
3,31 N=91
-0.31 -0.18 0.14
Kindervoorzieningen 1,88 N=97
1,87 N=90
0.01 0.05 0.96
Recreatievoorzieningen 2,39 N=97
2,63 N=90
-0.24 -1.74 0.63
Veiligheid 3,34 N=97
3,35 N=91
-0.01 -0.76 0.49
Culturele Voorzieningen 2,74 N=97
2,84 N=91
-0.10 0.42 0.55
* P < (0,05)
54
Tabel 23: t-toets creatieve steden versus restgebied (vervolg)
CS Rest Verschil Gemiddelde T Sig
Winkelaanbod 3,10 N=96
3,08 N=89
0.02 0.09 0.61
Uitgaansgelegenheden 2,65 N=97
2,56 N=91
0.09 0.58 0.92
Restaurants 2,71 N=95
2,61 N=90
0.10 0.59 0.55
Algemene Werkgelegenheid
2,65 N=97
2,64 N=91
0.01 0.06 0.13
Werkgelegenheid beroepssector
2,76 N=96
2,82 N=91
-0.06 -0.34 0.44
Woon-werkafstand 3,55 N=97
3,52 N=91
0.03 0.16 0.13
Opleidingsmogelijkheden 2,53 N=97
2,15 N=91
0.38 2.04 0.04*
Werkgerelateerde activiteiten
2,62 N=97
2,49 N=91
0.13 0.76 0.44
Aanwezigheid gelijkgestemden
2,72 N=82
2,41 N=88
0.20 1.05 0.29
Diversiteit Bevolking 2,39 N=82
2,35 N=87
0.04 0.24 0,80
Tolerant leefklimaat 3,06 N=82
2,93 N=87
0.13 0.70 0,48
Jezelf kunnen zijn 3,33 N=90
3,41 N=77
-0.08 -0.44 0.65
Zelfontplooiing 2,91 N=92
3,15 N=75
-0.23 -1.31 0.19
Etnocentrismeschaal 3,71 N=78
3,81 N=87
-0.09 -0.80 0.42
* P < (0,05)
55
7.1 Bijlage Internetbureau concurrentie top 10
Leverancier Punten*
1. Lbi Lost Boys 55
2. Mirabeau 49
3. Tam Tam 46
4. eFocus 25
5. Fabrique 21
6. NR6 12
7. Colours 11
8. Netvlies 10
9. Mangrove 9
10. Clockwork 7
Bron: ITcommercie (2010) * max. 145 punten haalbaar
56
7.2 Bijlage vragenlijst
Enquête vestigingsfactoren Webdesigners
De afdeling Sociologie van de Erasmus Universiteit Rotterdam is bezig met een onderzoek naar
de woonplaatsen en woonvoorkeuren van verschillende beroepsgroepen in Nederland. Wij
verzoeken u deel te nemen aan het onderzoek middels deze enquête. De enquête neemt maximaal
10 minuten van uw tijd in beslag. De onderzoeksresultaten zullen anoniem worden verwerkt.
Alvast hartelijk dank voor uw bijdrage!
Wat is uw geslacht?
Man Vrouw
Wat is uw leeftijd?
Wat is uw woonplaats?
In welk type woning woont u?
Koopwoning
Huurwoning
Overig, namelijk:
Wat is uw gezinssituatie?
Alleenstaand
Samenwonend
Gehuwd
Gescheiden
Hoeveel kinderen heeft u?
57
Wat is uw hoogst behaalde opleiding?
WO
HBO
MBO
Middelbare school
De volgende vragen hebben betrekking op het werk.
Wat is de naam van het bedrijf waarvoor u werkzaam bent?
Hoeveel uur per week werkt u?
Hoeveel uur hiervan werkt u thuis?
Hoeveel jaar werkt u bij uw huidige werkgever?
Tot welk vakgebied behoort u binnen uw beroepsgroep?
Interaction Designer
Front end Developer
Back end Developer
Visual Designer
Creative Designer
Web Designer
Hoeveel jaar bent u werkzaam in uw huidige functie?
Op wat voor basis werkt u?
Freelance
Contract
Overig, namelijk:
58
Hoe gaat u over het algemeen naar uw werk?
Openbaar vervoer
Auto
Fiets
Lopend
Overig
De volgende factoren hebben betrekking op de aard van de woning en woonomgeving.
Geef aan op een schaal van 1 tot 5 hoe groot de invloed is geweest op de keuze van de woonlocatie aan de hand van onderstaande vestigingsfactoren.
Zeer Irrelevant Doorslaggevend
De prijs-kwaliteitverhouding van de woning.
De aanwezigheid van parken, natuur en groenvoorzieningen.
De nabijheid van recreatie-, sportterreinen en outdoor-activiteiten.
De aanwezigheid van kindervoorzieningen, kinderopvang en scholen.
De veiligheid van de woonomgeving.
De aanwezigheid van culturele voorzieningen.
De kwaliteit en diversiteit van het winkelaanbod.
De aanwezigheid van uitgaansgelegenheden (
kroegen, discotheken etc.).
De aanwezigheid van restaurants.
59
De volgende factoren hebben betrekking op de economische aspecten bij de keuze van de
woonlocatie. Geef aan op een schaal van 1 tot 5 hoe groot de invloed is geweest op de keuze van de
woonlocatie aan de hand van onderstaande vestigingsfactoren.
Zeer Irrelevant Doorslaggevend
Algemene werkgelegenheid in de woonomgeving.
Werkgelegenheid in uw beroepssector in de woonomgeving.
Korte afstand en/of reistijd van woon- en werkverkeer.
Opleidingsmogelijkheden voor u en/of uw partner.
Werkgerelateerde activiteiten en/of ontmoetingsplekken in de nabijheid van de
woonomgeving voor het opbouwen van een professioneel netwerk (bijvoorbeeld netwerkborrels).
De volgende stellingen hebben betrekking op de sociale aspecten bij de keuze van de woonlocatie.
Geef aan op een schaal van 1 tot 5 hoe groot de invloed is geweest op de keuze van de woonlocatie aan de hand van onderstaande vestigingsfactoren.
Zeer Irrelevant Doorslaggevend
De aanwezigheid van gelijkgestemden in de woonomgeving.
De aanwezigheid van diversiteit onder de lokale bevolking.
Een tolerant leefklimaat in de buurt ten
opzichte van mensen die anders zijn.
De mogelijkheid om jezelf te kunnen zijn in de woonomgeving.
De mogelijkheid om jezelf te kunnen ontplooien in de woonomgeving.
60
Geef uw mening over de volgende stellingen:
Zeer Oneens Zeer Eens
De meeste andere culturen zijn achtergesteld aan mijn cultuur.
Levensstijlen in andere culturen zijn even
waardig als in mijn cultuur.
Mensen in mijn cultuur zouden veel kunnen leren van mensen van andere culturen.
Ik ben erg geinteresseerd in de normen en waarden van andere culturen.
Ik vertrouw mensen niet die anders zijn dan ikzelf.
Als u nu zou gaan verhuizen, wat zijn dan de drie belangrijkste factoren bij de keuze van een woning en woonlocatie?
Werkgelegenheid in de woonomgeving
Prijs / kwaliteit woning
Bereikbaarheid en reisafstand van woon en werkverkeer
Voorzieningen voor kinderen
Voorzieningen voor invulling levensstijl
Culturele diversiteit
Tolerant leefklimaat
Aanwezigheid familie en / of vrienden
Veiligheid van de woonomgeving
Als u nu zou gaan verhuizen, wat zijn dan de drie minst belangrijkst factoren bij de keuze van een woning en woonlocatie? (selecteer niet dezelfde opties als bij de vorige vraag)
Werkgelegenheid in de woonomgeving
Prijs/kwaliteit woning
Bereikbaarheid en reistijd van woon- en werkverkeer
Voorzieningen voor kinderen
Vrijetijdsvoorzieningen
Culturele diversiteit
61
Tolerant leefklimaat
Aanwezigheid familie en/of vrienden
Veiligheid van de woonomgeving
Als u nergens op zou hoeven letten, in welke woonplaats zou u dan het liefst willen wonen in Nederland?
Tot slot: zijn er aspecten die u mist in deze enquête of heeft u andere opmerkingen die u
kwijt wilt?
Hartelijk dank voor het invullen van deze enquête!