EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

172
EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND Pieter Westra

description

Pieter Westra

Transcript of EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Page 1: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

EEN MOOIE JEUGD IN

FRIESLAND

Pieter Westra

Page 2: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

BOEK: Willemgiezeman

2

Page 3: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

EEN MOOIE JEUG IN FRIESLAND

3

Page 4: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

4

Page 5: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

EEN MOOIE JEUGD

IN FRIESLAND

Pieter Westra10 maart 1948

Wisselende humeuren en een groot aantal avonturen die horen bij opgroeien en groot worden.Een bijdrage aan de geschiedenis van de familie Westra.

Annen, januari 2011

5

Page 6: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

6

Page 7: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Vooraf

Een aantal jaren geleden noteerde ik in een schriftje een paar jeugdherinneringen. Veel verder dan een jaar of acht kwam ik niet, maar ik had er wel wat aan toen ik het plan opvatte om eens wat uit-gebreider op mijn jeugd terug te kijken.

Tot in het voorjaar van 2010 werkte ik aan een boek over mijn loopbaan in publieke dienst. Heel leuk om te doen, vooral omdat ik mezelf er mee kon verrassen. Verrassend was het omdat ik zonder gebruik te maken van een document, naslagwerk of oude agenda me bleek te herinneren wat volgens mij de belangrijkste avonturen waren die ik bij die loopbaan in professionele en vrijwillige publieke dienst had beleefd. Veel gebeurtenissen of emoties die al lang vervlogen wa-ren bleken al schrijvend weer boven te komen. Het werd daardoor een bezigheid, die me de kans gaf om terug te zien naar voor mij belang-rijke momenten. En die de basis bleek voor een paar beschouwingen over het belang van die gebeurtenissen en de lessen die er uit te trekken zijn. Lessen niet alleen voor mij, maar ook voor de lezers, die wellicht wat kunnen doen met dat wat ik ervaren, gedaan en ge-leerd heb in het grote aantal jaren dat achter me ligt.

Toen dat boek af was en gereed voor publicatie ter gelegenheid van mijn pensionering, merkte ik dat ik het schrijven zou gaan missen. Het was

7

!

Page 8: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

een goede gewoonte geworden om met enige regelmaat achter de PC te zitten en pogingen te doen de goede woorden en zinnen te vinden. Ik vond het heel leuk om voor mezelf en anderen duidelijk te maken wat ik zoal heb gezien en gehoord. Het is ook heel prettig, hoewel soms wat taaier en moeilijker, om het belang van die gebeurtenissen goed te duiden en helder te krijgen wat ze voor mij betekend hebben. Al met al kreeg ik veel zin om het weer eens te proberen. Toen ik het schriftje met wat eerste herinneringen terug-vond bij het inruimen van de boekenkasten in mijn nieuwe bibliotheek, wist ik wat het thema voor mijn volgende boekje zou zijn. Mijn eigen jeugd en dan vooral dat wat ik daar graag over zeggen wil aan hen die daar in geïnteresseerd zijn, mijn kinderen en Femmy in de eerste plaats. En verder natuurlijk een paar broers, een zus, wellicht hun partners en die van de kinderen, en een paar heel goede vrienden. Mensen voor wie dit boekje misschien de aanleiding geeft voor een volgend goed gesprek.

Met veel plezier heb ik aan dit boekje gewerkt. Plezier, omdat ik me zelf in de gelegenheid stelde om herinneringen naar boven te halen waar je niet vaak bij stil staat en die ik soms al als verloren be-

8

!

Page 9: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

schouwde. Een genoegen ook, omdat ik ook dit keer weer verrast werd door wat er dan allemaal te voorschijn komt samen met de ge-voelens en emotie die bij die verschillende avonturen horen.

Ik heb ervoor gekozen om het verhaal zo te vertellen als ik het erva-ren heb, zoals ik denk dat het gegaan is. Anderen die dezelfde tijd hebben meegemaakt en (deels) in mijn avonturen hebben kunnen delen zullen er wellicht anders tegenaan kijken. Dat hoort er nu een-maal bij als je schrijft over de manier waarop jij die jaren beleefd hebt, een verhaal maakt over de zaken en activiteiten zoals ik die zelf ervaren heb. Graag hoor ik reacties, zeker als die het verhaal kunnen verdiepen. Anders zal het er niet van worden, want het is en blijft wel mijn verhaal.

Ook heb ik bij het schrijven de chronologie zo veel mogelijk vastge-houden. Dat bleek te helpen me bij de lijn te houden en me te beper-ken tot die zaken die voor mij het meest belangrijk zijn (geweest).

Op een aantal momenten in dit boek kijk ik wat dieper en heb ik me afgevraagd wat bepaalde ervaringen voor me betekend hebben, wat ik er beter van werd of heeft bijgedragen aan de persoon die ik geworden ben. Daarom wordt het verhaal soms even stopgezet om te kunnen beschrijven hoe ik toen en nu tegen gebeurtenissen en be-langrijke mensen om me heen aankeek en aankijk. Zo heb ik in het bijzonder stil gestaan bij de beelden die ik van vader en moeder uit die jaren heb overgehouden. In de loop van het verhaal en zeker aan het einde, had ik er behoefte om ook naar mezelf te kijken. Eens even te bezien hoe ik er toen bijstond en wat me daarvan is bijgebleven. Zonder er een psychologisch diepgravende autobiografie van dat deel van mijn leven van te maken. Overigens heeft het mezelf wel gehol-pen het belang van mijn jeugd wat meer te duiden. Het geeft hopelijk ook de lezer wat meer kansen om het nodige over mij en mijn motie-ven te weten te komen. Het is dit soort kennis dat de relatie tussen

9

Page 10: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

mensen verbetert en daarom ook in dat licht zeker de moeite waard.Een enkele keer kon ik het niet nalaten iets te zeggen over de mensen die ik in die periode heb ontmoet. Iets over wat hen volgens mij kenmerkt, wat me bij hen is opgevallen of wat me van hen is bij-gebleven. Ik hoop maar, dat ik hier niemand mee tekort doe of – nog erger – beledigd heb. Als excuus moet maar gelden, dat het mijn beelden zijn, die ik gebruikt heb. Beelden die voor mij zelf vaak ver-helderend hebben gewerkt bij het scherp krijgen van mijn herinnerin-gen.

Een verhaal wordt er alleen maar beter van als iemand met je mee leest. Je een spiegel voorhoudt en vraagt om verheldering van voor de lezer onbegrijpelijke teksten. Die je een voorzetje geeft over de manier waarop een boekje niet alleen voor mij, maar ook voor de lezer le-zenswaardig wordt. Mijn broer René ken ik nu ruim 60 jaar. Wij heb-ben onze jeugd grotendeels gedeeld en zijn in die tijd veel samen op-getrokken en hebben het nodige beleefd.

Nog altijd hebben we het heel goed, we verstaan elkaar. Iets dat ik als heel waardevol ervaar. Hij heeft natuurlijk zijn eigen beelden en eigen visie op de tijd die ik in dit boekje beschrijf en de lading die ik er hier en daar in leg. Met zijn wijze raad en kritische kanttekeningen heeft hij niet alleen onjuistheden opgemerkt, maar nog veel meer me de weg gewezen er een zo boeiend mogelijk verhaal van te maken. Een verhaal waarvan ik hoop, dat het een bijdrage mag leveren aan de geschiedenis van de familie Westra. Een verhaal ook, dat wellicht de basis kan zijn van goede gesprekken die ik er met de lezers graag over zou hebben.

Ik zeg René dan ook met veel plezier dank voor het gesprek dat wij er tot nu toe al aan hebben gewijd.

Een dank, die ook uitgaat naar mijn jongste broer, Eugène, die mij het genoegen heeft gedaan het boekje niet alleen te lezen, maar er

10

Page 11: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

naast een paar kleine correcties, ook zijn waardering over uit te spre-ken. Het maakt het schrijven immers alleen maar leuker, als ook de lezer er plezier aan beleeft.

11

!

Page 12: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Even voorstellen

Het moet op een doorde-weekse dag geweest zijn, dat ik geboren ben. Immers die-zelfde dag stond volgens zeggen mijn moeder nog in de winkel. 10 maart 1948 was de datum, iets meer dan tien maanden na het huwe-lijk van m’n ouders, die een jaar tevoren op een spraak-makende dag waren ge-trouwd: de eerste mei, de Dag van de Arbeid. Niet me-teen de dag waar mijn vier grootouders – allen goed katholiek – de straat voor op zouden gaan.Ik ben de oudste zoon van Piet Frans Joseph Westra en

Wilhelmina Reiniera Maria Schlaman. Jonge mensen nog, ze moes-ten allebei nog 25 worden en hadden elkaar halverwege de oorlog le-ren kennen. Hun verkering was er een van moeizaam pendelen tussen Leeuwarden, waar mijn vader woonde en Groningen, waar mijn moe-der is geboren en opgegroeid.

Hoe het nu precies zat met het “onderduiken” waar mijn vader om aan de arbeidsinzet in Duitsland te ontkomen op verschillende plaat-

12

!

Page 13: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

sen in Friesland toe genoodzaakt was, en de ontluikende liefde die tijd en reizen gekost zal hebben, weet ik eigenlijk niet. Ik ga er maar van uit, dat mijn moeder vaker naar Leeuwarden reisde om hem daar in het “geheim” te ontmoeten en dat mijn vader eigenlijk pas na de oor-log de reis naar Groningen wat vaker ondernam. Er is een menigmaal in familiekring verteld verhaal, dat deze theorie ondersteunt. Het verhaal, dat mijn moeder met leeuwinnenmoed de tocht naar Leeu-warden ondernam in de tank van een melkwagen, die overigens on-derweg ook nog beschoten werd. Goed dat haar ouders niet tevoren geweten hebben van dit snode plan.

Dat ik de oudste was en ben heb ik later nog heel veel moeten ho-ren en bij vele gelegenheden gemerkt. Daar zal deze geschiedenis later nog menigmaal op terugkomen.

Ik kreeg bij mijn geboorte naar goede katholieke traditie een drietal officiële voornamen. Ook was ik de derde generatie die van de letters P.F.J. werd voorzien, zij het dat ik dezelfde plechtige voornamen als die van mijn grootvader in mijn geboorte-akte heb gekregen: Petrus Franciscus Joseph. Mijn vader had het 25 jaar eerder moeten doen met het veel eenvoudiger klinkende Piet Frans Joseph.

Ik was niet het eerste klein-kind van mijn grootouders, maar wel de eerste Westra, en daarmee in Opa’s ogen stam-

13

!

Page 14: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

houder. Dat zal de reden geweest zijn dat ik deze voornamen heb ge-kregen.

Ik ben er overigens altijd heel gelukkig mee geweest, dat mijn ou-ders me – wellicht om me van mijn vader te onderscheiden – geen Piet maar Pieter hebben genoemd. Een naam waar je tot op de dag van vandaag mee voor de dag kan komen.

14

Page 15: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Mijn afkomst

Mijn ouders waren zoals gezegd nog jong en woonden nog geen jaar samen, veel tijd om zonder kinderen aan elkaar te wennen heb-ben ze dus niet gehad. Zeker niet als je bedenkt, dat hun verkering door de oorlog pas een kleine drie jaar voor mijn geboorte wat inten-siever kon worden gevierd.

Echt samenwonen was het trouwens ook nog niet eens. Door de naoorlogse woningnood en misschien ook de financiële situatie heb-ben ze er heel lang over moeten doen voor ze met z’n tweeën onder eigen dak waren. Vanaf hun huwelijk woonden ze zo’n 9 jaar lang bij Opa en Oma Westra in, daar in dat grote huis aan het Naauw in Leeuwarden, op nummer 9. Mijn geboortehuis, waar de grote slaapkamer op de eerste verdieping aan de achterkant door Opa en Oma was ontruimd en de bestemming van woonka-mer had gekregen. Voor de keuken en de was moest je naar beneden, waar de oor-spronkelijke bijkeuken aan mijn ouders was toebe-deeld. Slapen deden we

15

!

Page 16: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

boven op de zolderverdieping, waar een groot aantal kamers en ka-mertjes was afgetimmerd. Allemaal slaapkamers die ruimte hadden geboden aan de negen zussen en ene broer die mijn vader had. Geluk-kig hadden velen van hen het ouderlijk huis al vaarwel gezegd toen ik geboren werd, zodat er ruimte voor mij en mijn broers – waarvan ik er in snel tempo vier heb gekregen – in voldoende mate aanwezig was.

Dat al velen “de deur uit” waren is heel logisch als je weet dat mijn vader het 9e kind van Opa en Oma was. Overigens wel hun eerste zoon en net als ik stamhouder! Een kwalificatie die in onze familie vaak gebezigd is.

Ik denk, dat mijn ouders het lang niet altijd leuk hebben gevonden, dat ze zo lang hebben moeten inwonen. Zeker omdat vooral Oma verwachtte dat ze vrijwel dagelijks contact hadden of de avonden met z’n vieren zouden doorbrengen, zullen ze van tijd tot tijd opstandige momenten hebben gehad of er samen ruzie over gemaakt. Je kunt het je nu toch niet meer voorstellen om tot over je dertigste en in het bezit van vrouw en (vijf) kinderen niet alleen bij je ouders in te wonen, maar dat er ook nog van je verwacht wordt dat je de deur bij elkaar platloopt. Dan is het mij toch beter vergaan toen ik op mijn 18e niet alleen het ouderlijk huis, maar ook de ouderlijke woonplaats verliet en in Groningen ging studeren.

16

Page 17: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Het geboortehuis en zijn bewoners.

Ondanks het massale vertrek van leden van de familie Westra voor mijn geboorte was er nog genoeg leven in het grote huis boven de winkel. Mijn vader werkte beneden in de “zaak” , zoals dat heette, mijn moeder hielp hem daarbij op drukke momenten. Ze verkochten er breiwol, garen en band en natuurlijk een grote collectie wollen on-dergoed, sokken en kousen. Tricotage was het verzamelwoord voor hun handel.

Opa had er achter de winkel zijn kantoor, waar vanuit hij ook de grossierderij bestierde, die een paar straten verderop in de Weerd een

heel groot pand vulde. Oma hield alles en iedereen vanuit de bovenkamer in de gaten, en resideerde een groot deel van de dag in de grote voorkamer met uitzicht op het Naauw, op dezelfde verdieping als onze woonkamer. Dan waren er ook nog twee tantes ( Thea en An-nie) en oom Jan, net terug uit Indië. Hij bewoonde een kamer vol met schrikwekkende mas-kers en andere souvenirs op de zolderverdieping in de buurt van mijn slaapkamer. Van de huisgenoten had ik het meest met tante An van doen, want

17

!

Page 18: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

haar was de taak toebedeeld mijn moeder bij te staan in de huishou-ding. Een huishouding, die een half jaar na mijn geboorte overigens ook plaats geboden heeft aan een tijdelijke huisgenote, toen je 10 jari-ge Ursula Kral uit Oostenrijk als "hongerkind" een paar maanden naar Nederland was gekomen om aan te sterken.

Van mijn eerste jaar weet ik natuurlijk niets meer, net zo min als van het feit dat twee dagen na mijn eerste verjaardag mijn broer Jo-han werd geboren. Ik ben dan wel de oudste, maar heb nooit bewust kunnen genieten van het gegeven de enige te zijn. Er zijn meermalen in mijn leven momenten geweest, dat ik hier spijt van gehad heb en graag wat meer de aandacht op mij en/of mij alleen gericht had willen hebben.

Ook de komst van mijn tweede broer, René, die al na elf maanden na Johan’s geboorte verscheen, roept geen enkele herinnering bij me op. Wel heb ik eens een foto gezien waarop Johan en ik samen in een wandelwagen zijn te zien. Die moet niet al te lang na René’s geboorte gemaakt zijn, en was de voorbode van veel meer activiteiten en ge-beurtenissen waar ik samen met Johan deelachtig aan ben geweest.

Toen Ton geboren werd in oktober 1951 ben ik verhuisd. Dat wil zeggen, naar een andere slaapkamer. Opa had er immers genoeg. Het was een zolderkamer met slechts een enkel dakraampje. Johan en ik lagen er samen in het donker naar de regen te luisteren en een beetje bang te wezen. Het moet indruk gemaakt hebben, want ik weet het nog. Ik denk dat dit vooral vanwege het idee was verder van de kamer van vader en moeder verwijderd geraakt te zijn.

Ik ken die periode praktisch alleen van horen zeggen. Ton zag eerst nauwelijks en later heel slecht. Mijn ouders hebben daar veel zorg om gehad en zullen er erg op geconcentreerd zijn geweest. Oma ook, die probeerde met Lourdeswater een oplossing voor dit euvel te bieden.

18

Page 19: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Omdat Ton verwacht werd en het toch wel erg druk zou zijn, ging ik al op driejarige leeftijd naar de kleuterschool. Niet al te lang erna moet ik de mazelen gehad hebben. Ik weet dit vanwege een verhaal en een herinnering. Het verhaal luidt, dat ik aanvankelijk met veel ple-zier naar school ging, maar na een ziekteperiode nauwelijks meer te-rug wilde. Wat ik nog wel weet – en best scherp voor de geest kan ha-len – is, dat ik ziek mocht zijn op mijn oude slaapkamer. Er verscheen een plank dwars over het bed en er werden boekjes en spelletjes ge-bracht die deze plank vulden. Zalig was het om op die manier ziek te zijn.

19

Page 20: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Al vroeg naar school.

De kleuterschool stond aan de Grote Kerkstraat en werd geleid door nonnen, waarvan zuster Jacobina de indrukwekkendste was. Later zei iedereen dat ze een snor had gehad. Boven het schoolhek - de school zelf bevond zich op een binnenplaats - stond in grote letters R.K. BEWAARSCHOOL, en ik denk dat het dit ook voornamelijk ge-weest is. We werden er zorgvuldig bewaard. Van het gebouw zelf herinner ik me niets, wel van de zandbak. Die was op de bin-nenplaats, naar mijn idee heel groot en was rondom voor-zien van een hek. Een verplicht uurtje zandbak noemen ze zoiets.

Een paar dingen zijn me van die school en de tijd dat ik hem be-zocht heb – drie jaren – goed bijgebleven. Al vrij snel ging ik er alleen naar toe en vanaf het tweede jaar nam ik de begeleiding van broer Johan, en weer een jaar later ook René, op me. Het was niet ver en niet gevaarlijk. Twee keer een hoek om, en een keer een oversteek over de brede en overzichtelijke Eewal. Die begeleiding heb ik later, ook op andere scholen, veel op me genomen, maar voor mij als vierja-rige lag hier bij de bewaarschool het begin. Dat ik er ook wel de balen

20

!

Page 21: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

van gehad heb om me verantwoordelijk te weten voor broer of broers, is me duidelijk uit de woorden van Henkie Parkins die ik me altijd woordelijk herinnerd heb, toen hij zei dat ik mijn broertje "niet in de steek mocht laten". Ik zal hem vast wel reden hebben gegeven voor deze zware mededeling. Ik wist ter plekke, en het was op de hoek van de Grote Hoogstraat met de Eewal, wat dat in de steek laten inhield.

Het waarschijnlijk meest indrukwekkende voorval uit mijn kleuter-schooltijd was de aanwezigheid van tante An bij de schooluitgang op 9 juli 1953. Dat betekende immers dat ik weer een broer had gekregen, Eugène. Want als het een meisje was geweest, dan had ze er volgens afspraak niet gestaan en zou ik thuis verrast zijn geweest. Woedend was ik. Ik had zo graag een zusje gewild. Wat zwanger was, dat wist ik niet. Er was me alleen verteld dat er die dag een broertje of zusje zou komen.

Eugène is de eerste baby die ik gezien heb en die ik me herinner. Een klein zwart koppie aan het voeten-eind van het ouderlijk bed. Ik heb datzelfde koppie jaren later weer ge-zien, toen Josephine haar dochter Eefje kreeg. Een moment dat me in een paar tellen jaren terug wierp in mijn herinneringen.

Jammer eigenlijk, dat je zo weinig overhoudt van de kleuterschool, zeker als je er zoals ik, in tegenstel-ling tot vele anderen geen twee, maar drie jaar van je jonge leven hebt doorgebracht. Maar wel leuk, om te merken dat ik de route naar de school in de Grote Kerkstraat ook zonder daadwerkelijk in Leeuwar-

21

Page 22: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

den te zijn me nog zo voor de geest kan halen en nog precies weet op welke plekken je goed uit moest kijken voor het – overigens weinige – verkeer dat er toen was.

Dit is zo’n moment dat ik me realiseer dat het echt een andere tijd was in mijn jeugdjaren. Je zag bij wijze van spreken in de binnenstad meer bakfietsen en handkarren dan personenauto’s. Heel veel ging per fiets of te voet. Je zag er natuurlijk wel de nodige stads- en streekbussen, maar zeker niet in de mate waarin die nu het straat-beeld beheersen. Wij deden heel veel te voet, al was het maar omdat er gezien de vele en elkaar snel opvolgende kinderen in ons gezin al-tijd wel een kinder- of wandelwagen bij de hand moest zijn. Een ding waar je maar heel moeilijk tot niet mee in de bus kwam.

Gezien de foto’s moet Opa een auto gehad hebben, maar of die er nog was toen ik klein was weet ik niet. Ik heb er in ieder geval nooit in gezeten. Wel is er een foto waarop ik met Opa in de trein op weg naar Groningen sta afgebeeld. Daar ging hij dus in ieder geval niet met de auto naar toe. Ook veel meer dan nu werd het straatbeeld in de bin-nenstad bepaald door het grote aantal winkels met een smal assorti-ment. Supermarkten en andere grote zaken had je niet. Specialisme vierde hoogtij en voor verschillende geloven gold de regel dat je alleen bij “bevriende” middenstand kocht. Mijn kleren waren vooral zelfge-maakt, waarbij veel breiwol is gebruikt. Niet vreemd als je vader en grootvader handelden in wol en tricotage.

22

Page 23: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Waar kon je spelen?

Buiten spelen konden we in het Naauw niet echt. Het grachtje voor de deur had dan wel een hek, maar daar kon je zo door heen vallen of rijden met je fietsje. Een driewieler was het.

Als we op straat speelden was het onder streng toezicht, maar ge-lukkig was er achter het huis een besloten stadstuin. Achter in die tuin was er het pakhuis van Opa’s grossierderij waar vaak het nodige te doen viel voor de medewerker die daar een groot deel van z’n tijd doorbracht, en die ik vaak met een bezoekje heb vereerd.

De tuin zelf was vanuit het huis te bereiken, eruit was mogelijk via een nauw steegje naar de dwars op het Naauw gelegen St. Jacobs-straat. Een prachtige en veilige speelplek waar ik alleen en samen met broertjes menig uur heb doorgebracht. Spelen met andere kinderen

bleef daarmee iets voor het schoolplein van de kleuter-school en later de lagere school. Waarschijnlijk heb ik ook veel binnen gespeeld. Waar het spel precies uit bestond en met wie ik het deed weet ik niet meer. Wel staat een bezoek van Sin-terklaas me scherp voor

ogen. Hij zat in zo’n groene hoge stoel met leuningen en we moesten allemaal ( Ton zal er ook al wel geweest zijn) bij de Sint komen om een cadeau en een toespraak in ontvangst te nemen. Er was ook een

23

!

Page 24: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

gezamenlijk cadeau: een boerderij met (houten) beesten. Het is bij deze ene keer gebleven, maar het was overweldigend en heeft zeer veel indruk gemaakt. Pas veel later verloor ik mijn geloof in de Goed-heiligman.

Van het huis en hoe we daar leefden herinner ik me niet veel meer. Wel kan ik de kamer nog wel uittekenen. De deur rechts in de hoek, er tegenover een lange wand met drie ramen, en uitzicht op de tuin. Links aan de korte kant de kachel waar je uit de buurt moest blijven. In mijn gedachten is die kamer heel groot, maar ik denk dat hij niet groter geweest is dan de kinderkamer die we later hadden in de Colle-niusstraat.

Het huis, Naauw 9, had een grote statige trap, brede tre-den en voorzien van een por-taal in de draai. Onze woon-kamer was meteen links van de trap als je bovenkwam. Naar rechts was een gang die rechtstreeks uitliep naar de kamer van Opa en Oma. Die was echt heel groot en bevat-te onder andere een 9-zits bank en een piano. Ook hier waren er drie grote ramen, waaruit je kon uitkijken op het grachtje.Slapen deden we boven aan een hele lange gang met veel slaapkamers. Opa liep iedere

morgen die gang af om de huisgenoten te wekken. Waarschijnlijk is

24

!

Page 25: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

mijn moeder hem wel voor geweest toen ze zelf kinderen had gekre-gen.

Spelen deed ik dus achtereenvolgens binnen, vervolgens in de box op het dakterras en daarna de tuin. Pas later, zoals gezegd, mocht ik voorzichtig en onder begeleiding de straat op. Je moest dan perse op de stoep blijven en heel voorzichtig zijn op het grachtje, want de kade was erg hoog. Ik heb er trouwens nooit iemand in zien vallen. Wel herinner ik me het verhaal van mijn vader die vertelde dat hij eens iemand in zijn winkel een aanloop had zien nemen voor een prachtige sprong over het Naauw. Vanwege de snelheid die hij hiervoor nodig had was hij binnengerend bij een winkel aan de overkant, zo ging het verhaal verder.

Van vriendjes weet ik alleen nog de namen van Henkie Parkins van de kleermaker aan de overkant en de jongens van Delea, de schoor-steenveger, die om de hoek woonde.

Lezen deden mijn ouders wel, maar voorlezen was er (bijna) niet bij. Mijn vader deed er zeker niet aan en in mijn jongste jaren zal ik eerder nog door Tante An dan door mijn moeder zijn voorgelezen. Op dit gebied zal er op de kleuterschool voor mij waarschijnlijk een we-reld zijn opengegaan. Verbazend eigenlijk dat ik - en veel van mijn broers en zussen met mij - zo’n boekenwurm ben geworden. Zingen deden we ook maar zelden, iets wat me trouwens ondanks inspannin-gen van de nonnen en later onderwijzers en leraren nooit tot een re-delijke prestatie op dat gebied gebracht heeft.

25

Page 26: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Iets meer over het dagelijks leven

Het moet een klein wereldje met alleen maar vanzelfsprekendhe-den zijn geweest. Zo begreep ik er helemaal niets van toen er rond mijn vijfde verjaardag een beroep op me gedaan werd om speelgoed af te staan voor de ramp in Zeeland. Dat kwam voor mij als een ver-zoek van een andere planeet.Veel van de manier waarop mijn ouders zo dagelijks met me omgingen weet ik niet meer. Vader werkte in de winkel beneden en daar kwam je alleen maar om hem te roepen voor het eten. Moeder zal de hele dag met mij en ons opgetrokken zijn. En als ze naar beneden moest om te koken of de was te doen zal ze de zorg aan tante An overgedragen hebben. Ik heb er het besef aan over-gehouden dat ik al vrij vroeg zelf en alleen de dingen moest doen en veel aan mezelf overgelaten ben. Een van de rode draden van mijn leven, waar daarom in dit verhaal vaker sprake van zal zijn.

Oma, en vooral Opa, waren enigszins onbereikbare grootheden, die vooral met mijn ouders in gesprek waren. We zullen er wel wat spra-keloos naar gekeken hebben, uitgezonderd Ton, die een groot gemak in de omgang met Opa ontwikkelde. Pas later, toen we eenmaal waren verhuisd en er een einde was gekomen aan de lange periode van in-wonen, zijn Opa en Oma wat voor me gaan betekenen. Tante An hielp moeder met de huishouding en werd daarmee onderdeel van de van-zelfsprekendheid van het wereldje. Oom Jan met zijn kamer vol ge-heimzinnigheden bleef zelf ook een en al geheimzinnigheid. Alleen ging je zijn kamer zeker niet in.

Soms gingen we naar Groningen, waar nog een Opa en Oma woon-den. In de Fruitstraat, in het Concordiabuurtje, dat toen de wijkver-nieuwing in het begin van de volgende eeuw vorm kreeg opeens

26

Page 27: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Tuinwijk ging heten. Zal wel zijn om het imago wat op te poetsen, dat in de periode na Opa en Oma wel wat schade had opgelopen.

Of ik er alleen met mijn moeder heenging of dat er ook broertjes mee reisden weet ik niet meer. Wel herinner ik me de glorieuze aan-blik van de stoomlocomotief op het station, die ons naar Groningen zou brengen. Een zeer indrukwekkende machine die van een treinreis een echt avontuur maakt. Jaren later toen ik met de trein van Tallinn (Estland) naar Riga (Letland) reisde, kwamen de oude beelden van de treinreizen naar Groningen weer boven, tezamen met het besef dat daar een half mensenleven tussenlag. Een lange tijd waarin naast veel veranderingen ook het nodige hetzelfde blijft en het gevoel oproepen dat het oude dingen blijven.

27

Page 28: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Naar de echte school.

Na drie jaar bewaarschool maakte ik een grote sprong voorwaarts en ging naar de lagere school aan de Voorstreek. De Bonifatiusschool was er alleen voor jongens en gelegen aan een binnenplein naast de Bonifatiuskerk. De kerk waar ik gedoopt ben en later menig Heilige Mis heb gediend als misdienaar. De school was dichtbij huis: een paar honderd meter de Voorstreek af en je was er al.

Ik kwam in de eerste klas bij juffrouw Ehrich. Beeldschoon was ze in mijn ogen, en ze zorgde goed voor het verlegen jongetje, dat ik toen was, en nog lang, zo niet altijd, gebleven ben.

In het begin wist ik echt niet hoe met allerlei dingen of kinderen die ik in de klas of op het schoolplein ontmoette om te gaan, en beperkte me daarom vooral tot kijken. Goed kijken en niet opvallen, dat was veilig.

In de klas deed ik geweldig mijn best, op het schoolplein bewoog ik me niet of nauwelijks, en na school zo snel mogelijk naar huis, dat was het motto. Gehaald en gebracht ben ik, buiten de eerste school-dag zo geloof ik, nauwelijks. Dit kon je – na de kleuterschooltijd - immers zelf wel, of je liep mee met een ouder kind uit dezelfde straat of buurtje.

Hoe klein, schriel en stil ik ook was, ik voelde me wel groot. Je zag zoveel dingen om je heen gebeuren, en daar hoorde je toch maar mooi bij, ook al waren de kinderen van andere klassen veel groter en voor mijn gevoel onbereik- en onbenaderbaar. Groot voelde ik me ook, omdat gelijktijdig met de grote school de kerkgang begon.

Van de lessen herinner ik me eigenlijk niets concreets, van de Eer-ste Communie, die aan het eind van het eerste schooljaar plaatsvond,

28

Page 29: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

des te meer. Ik kreeg mooie kleren: een pakje, zij het met korte broek. We oefenden flink voor deze indrukwekkende gebeurtenis en op de dag zelf gingen we in processie naar de kerk en daarbinnen naar vo-ren, bekeken door trotse ouders en jaloerse broers die nog niet zover waren. Thuisgekomen zullen Opa en Oma en een paar tantes er wel geweest zijn om de felicitaties over te brengen.

Het was echt zo’n moment dat ik me de oudste en eerste wist en in het middelpunt van aandacht en belangstelling. Waarschijnlijk de reden dat ik er vanaf die dag naar uitgekeken heb om ook misdienaar te mogen worden. Leek me wel mooi, zo stilletjes daar te zitten in een mooie toog, en er op die manier echt bij te horen.

Niet alleen doordat kerk en school vlak bij elkaar lagen, maar ook doordat mijn ouders zelf trouwe kerkgangers waren en ons daarin stimuleerden, is mijn schoolgang nogal gelijk opgegaan met de kerkgang. Ook de school besteedde er veel aandacht aan en organi-seerde het nodige bij de voorbereiding van de viering van kerkelijke hoogtijdagen, zoals die Eerste Communie en later ook de sacraments-processies. In mei en oktober ( Mariamaanden) moest en ging ik iedere ochtend naar de kerk. Daarnaast ‘s zondags natuurlijk altijd en door de week minimaal één keer per

29

!

Page 30: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

week.Ik was een vlotte leerling. Niet vlot in de zin van praten en gezellig-

heid, want mijn verlegenheid is in de loop der jaren nooit helemaal verdwenen, hooguit flink afgenomen. Ze was er in de jaren van de lagere school, en ook de eerste jaren van de HBS, nog in hevige mate. Maar wel vlot in de zin van het leren van lezen, schrijven en rekenen en zeker ook bij de kennisvergaring.

Erg ambitieus ben ik altijd geweest, wilde bij de besten horen en werd ook thuis geprikkeld om over heel veel zaken heel veel te weten.

Op de Bonifatiusschool heb ik het tot de vijfde klas geschopt, toen ik vanwege onze verhuizing naar de St Jan de Doperschool verkaste. De andere onderwijzers hebben veel minder indruk gemaakt dan juf-frouw Ehrich, want ik weet alleen nog de naam van de juffrouw van de vierde klas vanwege haar bijnaam. We noemden haar Terebult, wat zich verklaarde doordat mevrouw Terensma een grote bochel had.

Na het eerste jaar liep ik niet meer alleen naar school, want Johan ging na een jaar met me mee en René sloot zich aan het begin van mijn derde jaar aan bij ons rijtje. De school was vlakbij, zodat we ruim de tijd hadden om tussen de middag thuis een boterham te eten en op straat te bezien wat daar allemaal te beleven was.

Het was in mijn vierde jaar, dat ik werd toegelaten tot het gilde der misdienaars. Met ontzag keek ik naar de ouderen, die tijdens de Mis mochten bewegen en het nodige doen. Bewegen zat er voor mij aan-vankelijk niet in want het bleek mij, dat het begin van deze carrière bestond uit het onbewegelijk knielen op de trappen van het priester-koor gedurende de hele Mis en dat gehuld in een mooie rode toog. Wij “jongste bedienden” waren dan ook van de fraaie titel “bloempot” voorzien. Versiering op het priesterkoor, dat was je rol. Een klus die je minstens een jaar goed moest vervullen wilde je voor promotie in aanmerking komen.

30

Page 31: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Er is meer dan school en kerk alleen.

De Elfstedentocht van 1954 finishte bij de Oldehove. Van het Naauw via de Nieuwstad was je er zo. Ik stond bij deze eerste finish van dit werelde-venement die ik gezien heb, op een uitstekend plekje: het talud van de Grachtswal, pal onder de Oldehove en met uitzicht op café de Groene Weide, waar de winnaars in die jaren altijd ge-huldigd werden. Jeen v.d. Berg won hem, en met alle Friezen was ik blij met deze Friese winnaar van de Elfstedentocht, die niet mijn laatste zou blijken te zijn. Zo was er twee jaar later al weer een, die met de vijf winnaars die hand in hand over de lijn kwamen. Iets wat volgens het bestuur van de Friesche Elfstedenvereniging niet mocht. Jeen werd zesde en was volgens de praatjes om me heen eigenlijk de winnaar.

Soms gingen we naar Gronin-

31

!

Weerd 7: Opa’s grossierderij

Page 32: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

gen, op visite bij Opa en Oma in de Fruitstraat. Waarschijnlijk was dat ter gelegenheid van verjaardagen. In het begin ging dat met een stoomtrein, waardoor je tijdens het rijden niet alleen de telegraafpa-len kon tellen, maar ook de stoom en rook langs het raam zag gaan.

Opa en Oma woonden vlakbij het Noorderstation, waar ook een plek was waar de treinen water en kolen konden innemen. Ook zo’n beeld wat me bijgebleven is van het stoomtijdperk, waar ik dus nog net het einde van heb meegemaakt.

Bij Oma maakte vooral oom Theo grote indruk in zijn matro-zenuniform, en ook doordat hij tussen de middag een heel brood naar binnen kon werken. Het liefst sneed hij hem in de lengte door, deed er beleg op en dan eten maar. Vonden we wel erg stoer allemaal! Toen ik wat groter was leerde hij ons polsstokspringen en vissen in de wei-landen van Paddepoel en Selwerd. Wijken die toen nog bedacht moes-ten worden, en nu al vernieuwd zijn of daar binnenkort nodig aan toe. Langs het kanaal heen en via de Paddepoelsterweg terug kon je “de Paddepoel om lopen”, zoals Oma zei. Ze gaf ons de opdracht voor die tocht als ze ons een tijdje kwijt wilde. Het is nog altijd een hele leuke wandeling.

Twee geliefde bezigheden bij Oma waren verder het uren lang bij de spoorbomen van de Moesstraat naar de treinen kijken en naar be-neden glijden van het hoge talud dat de Bessemoerstraat heeft. Pas veel later hoorde ik over dat laatste, dat dit hoogteverschil er is, om-dat ter plekke de Hondsrug pas echt eindigt. Ik heb lang gedacht dat de Martinitoren het einde markeerde van dit restant van de IJstijd maar dat klopte bij nader inzien dus niet.

Verderop in dit verhaal komt Groningen wel vaker aan de orde. Destijds kon ik het natuurlijk nog niet weten, maar die vroege bezoe-ken aan de stad en de vele logeerpartijen bij Oma hebben flink bijge-dragen aan de liefde voor en kennis van (de) Stad waar ik niet alleen

32

Page 33: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

jaren plezierig gewoond en gewerkt heb, maar waar ik me ook erg thuis heb gevoeld.

Het speelveld werd toen ik eenmaal op de lagere school zat wat gro-ter dan tuin en straat alleen. De prachtige oude binnenstad van Leeu-warden vroeg er om verkend te worden.

Eens even binnenlopen bij Opa’s grossierderij aan de Weerd, een paar straten verderop. Of een tochtje naar de Oldehove, die scheve toren die slechts half gebouwd is omdat toen de verzakking al begon, en die zou horen bij een kerk, die er vanwege datzelfde euvel nooit is gekomen. Vlakbij de Oldehove was er de (door Vestdijk beroemd ge-maakte) Prinsentuin met hoge heuvels, omdat ze ligt op de oude ves-tingwallen van de stad. Heuvels waar je heerlijk op kon spelen en van waaruit je kon kijken naar het pontje dat je voor 1 of 2 centen naar de overkant van de stadsgracht voer. Omdat ik daarvoor geen geld had is dat pontje voor mij altijd iets gebleven waar je alleen naar kon kijken.

Voor het bezoeken van de veemarkt vlakbij het station was ik nog te klein toen we in het Naauw woonden. Dat was echt iets voor later. Dichterbij huis was er het Zaailand, het grote plein van Leeuwarden, met als jaarlijks hoogtepunt de kermis. Daar gingen we natuurlijk wel naar toe. Al waren er de nodige attracties waar ik vanwege de hoogte of snelheid van afzag. Of waar het al voldoende (en gratis) was om buiten te blijven en de kermisbazen, die je naar binnen probeerden te lokken, langdurig aan te gapen. Zeker was dat het geval bij de bok-stent, want dat was iets dat voorbehouden was aan grote en sterke mannen.

Soms liep ik op weg naar school een eindje om. Dan kon je eens wat anders zien dan de bekende route langs de Voorstreek of een vriendje ophalen en samen oplopen.

De Bonifatiusschool werd alleen door jongens bezocht, die afkom-stig waren uit verschillende wijken van de stad en die soms wat ver

33

Page 34: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

van de binnenstad lagen. Met degenen die wat dichterbij woonden maakte je daarom wat gemakkelijker kennis en verkende ik na school-tijd de binnenstad. De vriendschap bloeide in die jaren vooral op straat. Bij elkaar op visite gaan en bij een vriendje thuis een spelletje doen, ook dat was iets voor later.

Ik heb dus ruim 8 jaar in de binnenstad gewoond, er heel wat plek-jes ontdekt en activiteiten ondernomen. Maar blijkbaar nog te jong om alles goed te onderscheiden en te waarderen. Het heeft heel wat jaren geduurd voordat ik zag hoe mooi de binnenstad van Leeuwar-den wel niet is, welke geschiedenis ze herbergt en welke prachtige gebouwen je er kunt bewonderen. Ik was te klein om dat toen te kun-nen zien, en had op een paar reisjes naar Groningen na, ook niets om de directe omgeving van mijn geboortehuis mee te vergelijken. Toen ik dat eenmaal wel kon heb ik – net als Femmy – gezien dat Leeuwar-den de vergelijking met vele steden glansrijk aan kan, en een bezoekje vaak meer dan waard is.

34

Page 35: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Tijd voor wat familiegeschiedenis.

Mijn vader komt uit een groot katholiek gezin: van de 11 kinderen was hij de negende, en – zoals gezegd – de eerste zoon. Opa was al jong een eigen zaak begonnen. Hij handelde in wol, ondergoed, ga-rens en tricotage. Oorspronkelijk een paar huizen verderop, maar al vrij snel op Naauw 9, waar niet alleen mijn broers en ik geboren zijn, maar ook mijn vader en de meeste van zijn zussen. Aanvankelijk had Opa alleen de winkel, later nam hij ook een grossierderij bij, met een groot aantal klanten in Friesland en Groningen.

Opa was een bekende in Leeuwarden, zeker bij het katholieke volksdeel. Kerkbestuur, Katholieke Volkspartij, de kegelclub, de jaar-lijkse bedevaart naar Dokkum en heel veel contacten met missiepa-ters, die voor even terug op hun basis niet alleen veel vertelden over vreemde en verre landen, maar ook duidelijk maakten dat ze geld no-dig hadden. Opa was voor en na de oorlog wethouder voor de KVP. Wij waren maar wat trots om later te kunnen vertellen, dat hij ver-antwoordelijk was geweest voor de aanleg van het vliegveld Leeuwar-den dat voor de oorlog oorspronkelijk voor de burgerluchtvaart was bedoeld. Samen met Oma en vrienden reisde hij veel, vooral naar ka-tholieke plaatsen als Lourdes, Kevelaer, en Rome. Ook mochten loca-ties als de Rijn en Zwitserland zich in zijn belangstelling verheugen. Soms ging de reis per trein, andere keren met zijn eigen auto. Die laatste ken ik alleen van foto’s, want ik heb nooit bij hem in een auto gezeten. Hij had een bijbaan, die ik jaren later van hem heb afgeke-ken: buitengewoon ambtenaar burgerlijke stand. De toga stond hem prachtig, weet ik van foto’s die hem in vol ornaat laten zien.

35

Page 36: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Tijdens de oorlog is hij een tijdje ondergedoken geweest, net als mijn vader. Het tekent de man, dat hij zichzelf van een schuilnaam voorzag die er wezen mocht: “jonkheer van Starkenborgh thoe Slo-ten”. Heb ik altijd nogal opvallend gevonden voor iemand die zich schuil wilde houden.

Zakelijk ging het hem niet altijd goed. De hoge kosten van zijn gro-te huishouding, de reizen die hij graag maakte en zijn aard om ge-makkelijk meer uit te geven dan hij op dat moment had, en zonder er goed rekening mee te houden dat de crisis van de dertiger jaren in-

grijpend was, dat alles maakte dat hij drie keer failliet is gegaan. Om overigens vervolgens blijmoedig de zaken opnieuw ter hand te nemen.

36

!

Mijn overgrootvader met zijn gezin. Mijn opa staat rechts.

Page 37: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Opa had een goede opleiding: hij ging al voor 1900 naar de HBS. Hij heeft al zijn kinderen voor zover die daartoe in staat waren ook gestimuleerd zich goed te scholen, al was daar bij een aantal van zijn dochters voor nodig dat ze zich bij een kloosterorde als aanstaande non meldden. Oma was de baas in haar grote huishouding, waar ze overigens vrij weinig tijd aan besteedde. Daar had je bedienden en dochters voor. Die laatste had ze gelukkig in overvloed. Ook Oma be-

schikte over een groot aantal contacten in de katholieke wereld en vervulde daar menig bestuurlijke functie. Missiepaters kwamen zich dan ook in grote getale bij haar melden, ook al omdat Oma menig dameskring aan het breien, naaien of inzamelen zette. Ze was een echte dame, die graag haar stand ophield en zich vaak met de mooiste en nieuwste hoeden en hoedjes liet zien. Reizen deed ze net als Opa

37

!

Page 38: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

heel graag. Ze waren samen dan ook per auto of trein veel onderweg, en lang niet altijd naar locaties in de buurt van Leeuwarden.

Oma kwam uit Den Helder, waar haar vader iets bij het reddings-wezen was en daar samenwerkte met de beroemde Dorus Rijkers. Ze werd aanbeden door Opa en kon dan ook heel veel van hem gedaan krijgen. Oma was niet wat je noemt een lieve vrouw, daar was ze veel te zakelijk en dwingend voor. Mijn vader vertelde ons wel, dat ze als Oma voor ons veel aardiger was dan hij ooit als kind had ervaren. Dat kwam ons wel gelegen natuurlijk, zeker in latere jaren toen ze na Opa’s dood kwam logeren en dan cadeautjes meebracht en spelletjes

Bezorgd was hij van tijd tot tijd ook. Zo stond hij altijd bij het Noorderstation of Hoofdstation als ik zonder begeleiding naar Gro-ningen reisde, of – zoals ik wel met René gedaan heb – per fiets de afstand Sneek- Groningen overbrugde. Dan was hij een trouwe en lieve Opa, waar je graag een beetje bij in de buurt ging zitten.

Familiebijeenkomsten als verjaardagen of bruiloften bezocht hij met groot plezier en was dan graag het middelpunt van de belangstel-ling. Ik heb het heel leuk van hem gevonden dat hij bij mijn kandi-daats- en doctoraal examen beide keren kwam opdagen, gebeurtenis-sen waarbij hij zijn bewondering voor de prestaties van zijn oudste kleinzoon niet onder stoelen of banken stak.

Opa was kerkelijk en overtuigd rooms-katholiek. Als we bij hem logeerden ging hij ’s avonds voor in het avondgebed, waarbij wij ge-acht werden gedurende de hele tijd dat dit gebed duurde te knielen op de kokosmat, waarbij hij geen clementie toonde voor het gegeven dat wij onze jonge jaren in korte broek doorbrachten.

De mooiste rol die ik hem in kerkelijk verband heb zien vervullen was die van “Suisse” in de H. Hartkerk aan de Moesstraat. Zijn taak bestond uit het aan de kerkgangers aangeven waar zij moesten gaan zitten. Hij was daarbij voorzien van een prachtig pak, een mooie hoed

38

Page 39: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

en een aanwijsstok in de vorm van een houten staf, beslagen met zil-veren (of tinnen?) heiligenplaatjes of aandenkens uit bedevaartplaat-sen. Als je het ooit hebt over een martiale figuur die zich in vol ornaat laat zien en daar zichtbaar van geniet, dan was het mijn Opa. De baas van de kerk. De pastoor was er niks bij.

Ook in dit geval was Oma het hoofd van de huishouding. Afkomstig uit Gaanderen in de Achterhoek is ze als jonge vrouw met Opa mee-gegaan naar Groningen. Ze zei altijd dat ze zich daar nooit echt thuis gevoeld heeft, en ze heeft dan ook altijd haar Gelders accent behou-den en het Gronings uit haar gezin gebannen. Oma had wel praatjes. Zo voelde ze zich altijd als behorend tot de middenstand of middel-klasse en wilde ze weinig van doen hebben met mensen die daar niet toe behoorden.

Ze was een strenge moeder, en een lieve Oma. Dat zie je vaker heb ik wel gehoord. Ze heeft veel kinderen grootgebracht en was ruim 45

39

!

De Schlamannen.

Page 40: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

toen haar jongste dochter werd geboren. Dat ze nog zo laat kinderen kreeg had ook zijn effecten voor mijn moeder, die als oudste al na een jaar van de Huishoudschool werd afgehaald om Oma in de huishou-ding bij te staan. Daar heeft mijn moeder lang spijt van gehad.

Oma was veel ziek, maar krakende wagens gaan lang mee. Ook hier: ze is 95 jaar geworden en heeft Opa ruim overleefd. Ik heb veel bij haar gelogeerd, alleen of samen met een of twee broers. We moes-ten ’s avonds na het gebed op tijd naar bed, maar daar stond tegen-over, dat Oma je geweldig goed kon instoppen. Alleen, en zonder broer of broers bij haar logeren was het leukste, zeker omdat Oma zo duidelijk maakte dat ze het gezellig vond dat ik er was en we samen uit winkelen gingen. Ze was de eerste vrouw met wie ik gearmd over straat ben gegaan. Ze hield van tuinieren en had in de Fruitstraat een prachtige bloementuin, waarvan ik me de goudsbloemen en afrikaan-tjes herinner en waar Oma vertelde, dat de hortensia’s zo mooi kon-den kleuren als je ze koffiedik en theebladeren gaf. Wat ze dan ook ruimschoots deed.

Ze hield minder van reizen dan Opa, die dan ook bij verschillende familiefeestjes alleen zijn opwachting maakte. Of dit veroorzaakt werd doordat ze wat vaker ziek was, of dat ze zich als het haar zo uitkwam ziek hield, weet ik niet zeker, maar ik heb zo mijn vermoedens. Wel weet ik, dat ik het een heel lieve Oma vond, waar ik heel graag kwam en dat dan ook lang heb gedaan. Tot en met het verzorgingshuis waar ze jarenlang heeft gewoond ( vroeger ging je daar immers veel eerder naar toe dan nu), en waar ze me vertelde dat het wachten op de dood voor haar wel erg lang duurde.

Heel verrassend vond ik het, dat ik na haar dood bij mijn moeder een boekje vond, waarin Oma haar leven had beschreven; tientallen pagina’s en allemaal op rijm. Op deze manier had deze wat ingehou-den vrouw toch een vorm gevonden om ons te laten weten wat de

40

Page 41: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

voor haar belangrijke momenten in haar leven zijn geweest. Ik heb dat boekje inmiddels bij mij in de kast staan en blader er zo nu en dan in. Dan zie ik haar weer scherp voor me, met de vooral goede herinne-ringen.

41

Page 42: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

De eerste grote verhuizing.

We gingen verhuizen. Ik denk dat het in de zomer van 1956 is ge-beurd. Het jaar van de inval in Hongarije en van de Olympische Spe-len van Melbourne, waar Nederland vanwege Hongarije niet aan deelnam. Het jaar ook waar de Koude Oorlog wel erg dichtbij kwam, Hongaren naar Nederland vluchtten en communisten werden uitge-jouwd. Die hadden standpunten waar je bang voor moest zijn, en ver weg van blijven. Dat werd me thuis en op school zeer duidelijk ge-maakt. Waar dat communisme nu precies voor stond en wat er door de “Russen”, zoals de bewoners van de Sovjet Unie toen heetten, werd bekokstoofd vertelden ze er niet bij. Ik heb er althans veel later het nodige over moeten lezen voor ik er meer van begreep. Vreemde we-reld eigenlijk, verdeeld in tweeën: de goeden (Amerika en wij) en de kwaden (zij van achter het IJzeren Gordijn). En dan woonde ik ver-volgens in een klein land dat in nog veel meer dan twee zuilen was verdeeld, en waar je de meeste van je tijd doorbracht met “eigen” mensen.

We verhuisden omdat zo’n negen jaren inwonen bij Opa en Oma wel genoeg was voor m’n ouders. Is denk ik ook helemaal niet gemak-kelijk om je eigen gezin, dat in korte tijd was voorzien van vijf zonen, te runnen onder het toeziend oog van (schoon-) vader en moeder. Mijn vader woonde niet alleen bij z’n ouders in, maar werkte samen met Opa in de zaak. Ook dat gaf meermalen en in toenemende mate reden tot wrijving. Opa keek niet op een cent en gaf ook andere kinde-ren van hem een kans om een boterham te verdienen in de winkel aan het Naauw. De spoeling werd steeds dunner en de vooruitzichten on-zeker. Een zakelijk verschil van mening was de aanleiding tot een ste-

42

Page 43: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

vige verwijdering tussen mijn vader en Opa. Hij ging dan ook op zoek naar ander werk en andere huisvesting. Op dat laatste punt stond Opa ons nog wel bij. Als voorzitter van de R.K. Woningvereniging St. Jo-seph deed hij een goed woordje, zodat we een nieuw gebouwde wo-ning aan de Archipelweg konden huren.

Het was een heel nieuw complex aan de rand van de stad met een brede baan direct voor de deur. De Archipelweg was bestemd als on-derdeel van de toekomstige rondweg van Leeuwarden. Aan de over-kant van die brede strook was het op het moment dat wij er kwamen wonen nog een grote woestenij. Er was een begin gemaakt met graaf-werk in de weilanden: het allereerste begin van het bouwrijp maken van een groot gebied waar jaren later een grote nieuwbouwwijk zou gaan verrijzen. Vooralsnog hadden we vanuit ons nieuwe huis een heel ruim uitzicht over het bouwterrein en de weilanden tot aan de molen van het Kalverdijkje en bij mooi weer nog verder richting Groote Wielen (met ver daar achter het niet zichtbare Dokkum).

Door de verhuizing naar de rand van de stad – het was nog achter het Cambuurstadion – werd het leven wel even anders. Naar school lopen kostte nu een half uur. Een tocht die we overigens 4 keer per dag maakten, want de boterham voor tussen de middag bleef gehand-haafd.

Wel was het gezelschap waarmee we liepen flink uitgebreid, want in onze nieuwe buurt woonden nogal wat gezinnen, die vanwege de gezamenlijke R.K.-huisbaas niet alleen allemaal rooms-katholiek wa-ren, maar vaak ook groot van omvang. Speelkameraden genoeg dus, en hier ook speelruimte te over. Wat we aan het Naauw tekort geko-men waren, hadden we hier bijna te veel aan ruimte en aan vriendjes. Buiten spelen werd een nieuw avontuur, waar we dagelijks vele uren in stopten. Moest ook wel, want zo groot was ons nieuwe huis nu ook weer niet. Dat was wel even wennen, zeker na dat grote huis aan het

43

Page 44: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Naauw. We woonden in de onderste woning van een driehoog por-tiekflat met zes woningen in elk portiek. Onder in het souterrain wa-ren de schuurtjes, waarin ook ruimte voor een kolenhok. De woning was voorzien van een kamer, zijkamer, keuken en twee slaapkamers. Aan de achterkant hadden we een balkon, waar bij mooi weer de was kon worden opgehangen. ’s Avonds werd in de zijkamer het tweeper-soons opklapbed van mijn ouders uitgeklapt. Ik sliep met Johan en René samen op een kamer in mijn eerste stapelbed. Ton en Eugène bezetten de andere.

Nieuw was het lavet. Een klein bad, waarin een schoep gezet kon worden, zodat dit kon dienen als wasmachine. Zonder schoep konden wij er in bad gaan, en in ieder geval onder de douche. Dat was wel iets anders dan het grote bad dat we in ons oude huis gewend waren en waar je met meerderen tegelijk in kon.

Het was allemaal niet zo groot in dit huis, en in de winter werd het nog een beetje krapper als de kolenhaard geplaatst werd, die ons warm moest houden. De was werd op een rekje rondom de kachel te drogen gehangen. En als het te koud was in het lavet dan gingen we voor de kachel op zaterdag in de tobbe. René bezorgde ons een keer een natte woonkamer toen hij niet in, maar op de rand van de tobbe stapte en onze kokosvloerbedekking dagenlang een nat pak bezorgde.

Waar we ook aan moesten wennen was het feit, dat we met zes ge-zinnen samen een trappenhuis bewoonden. Dat gaf de nodige reuring in de vorm van lawaaioverlast, maar had zeker ook zijn gezellige kant. Want je had nu niet alleen familie om je heen, maar ook leuke (en minder leuke) buren. Met de leuke trokken we intensief op. Boven ons woonde een piloot van de luchtmachtbasis Leeuwarden, getrouwd met een Indische. Ze gaf me de eerste inleiding in de Indische keuken en zette meermalen de hele portiek in overheerlijke etensluchten. Ik ruik het nu nog.

44

Page 45: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Wat aten we in die tijd zoal?

De nasi en andere Indische heerlijkheden die mevrouw Hofkamp kookte waren iets geheel nieuws. Niet alleen voor ons, maar voor ve-len, zo niet iedereen bij ons in de buurt en op school. Want we aten toen allemaal nog heel gewoon de bekende Hollandse pot. Macaroni was een uitzondering en toen net nieuw, en dat at je als je nu terug-kijkt heel sober: van die kromme pijpjes van Honig die werden voor-zien van blokjes boterhamworst en gemengd met een of twee blikjes tomatenpuree. Op dat na was het echt Hollands (hoewel Honig dat natuurlijk ook is). Dus: boontjes, sla, heel veel aardappelen, zelden rijst (maar dan vooral als rijstepap met boter en basterdsuiker). En natuurlijk alle soorten kool – inclusief zuurkool met spek en worst – , bruine bonen en kapucijners. In de winter snert, met voor de hele fa-milie een worst die zorgvuldig werd verdeeld. Soms bakte moeder pannenkoeken, die we bij mooi weer in een zelfgebouwde hut of tent aan de Archipelweg mochten opeten. Binnen de familie werd het ge-rucht verspreid dat ik dol zou zijn op bloemkool, en die was er dus elk jaar op mijn verjaardag.

We aten ‘s avonds warm en tussen de middag brood. Dat heb ik dus mijn hele leven gedaan, en was in die jaren voor veel mensen een gruwel. Gedurende de jaren op de kleuter- en lagere school kwam ik iedere middag thuis ook al was daar vanaf de verhuizing naar de Ar-chipelweg een flinke wandeltocht voor nodig. Na onze eerste verhui-zing at mijn vader ‘s middags niet meer mee. Hij at zijn brood op het werk en kocht onderweg naar huis ’s middags brood voor de volgende dag. Op zondagen beperkte de warme maaltijd zich meestal tot soep

45

Page 46: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

en pudding, waarbij de pudding vaak warme vla ( met een vel er op!) betrof.

Heel lang heb ik moeite gehad met een nagerecht dat in de winter veel werd opgediend: karnemelkse pap. Alleen door er veel stroop door te doen ( bijv. door je naam in stroop op de pap te schrijven) werd het enigszins eetbaar. Andere gerechten waar ik minder enthou-siasme voor op kon brengen waren andijvie en spinazie, om over ra-barber maar te zwijgen. Gelukkig lustte mijn vader dat laatste ook niet, zodat ik daar meestal van gevrijwaard ben geweest.

Kerstmis was een speciaal moment. Dan waren er na afloop van de Nachtmis heerlijke verse broodjes en op Kerstdag zelf vaak wild in de vorm van eend, konijn of haas.

Vanwege onze R.K.-geloofsovertuiging was de vrijdag een vleesloze dag en aten we meestal vis met worteltjes. Op de vleesdagen was er vaak verse worst of gehakt: voor de ouders een hele, voor de kinderen een halve.

Bij de broodmaaltijd kende onze familie een speciaal gerecht (waarvan ik later hoorde dat dit in meer gezinnen voorkwam, maar toen dacht dat het alleen bij ons hoorde): de “boterham met tevre-denheid”. Iedere derde, en later vierde, boterham mocht slechts met boter besmeerd worden en niet verder belegd.

Voedsel dat nu – of al jaren – heel gewoon is, kenden we aanvanke-lijk niet. We woonden al in de Kersenstraat toen tante Fien ons leerde wat je kon met paprika’s of champignons. Die had ik daarvoor zelfs nog nooit gezien. Mijn moeder kon heel lekker koken en ze gebruikte dergelijke tips van Fien als aanzet voor het experimenteren met iets nieuws, zodat in de loop der tijd het menu wat varieerde en uitgebrei-der is geworden. Overigens leidde die eerste paprika-ervaring nog niet meteen tot een revolutie. Dat veranderingen niet al te snel gaan merk-te ik tien jaar na de eerste paprika toen ik in Skopje in voormalig Joe-

46

Page 47: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

goslavië op de markt twee paprika’s bestelde. Dat lukte niet volgens de koopman, ze gingen bij hem alleen per kilo en alleen van die hoe-veelheid wist hij de prijs. Ik was geschokt en heb dagenlang niet ge-weten wat ik met die berg vruchten aanmoest.

De maaltijden betekenden een belangrijk moment in het gezinsle-ven. Bij de voorbereiding ervan werden we betrokken zodra dat kon. Zo deed ik met regelmaat één (of meer) boodschappen en was ik be-last met het schillen van de aardappelen (wat de loop der tijd een steeds omvangrijker taak werd natuurlijk). De maaltijd zelf brachten we met veel gepraat gezamenlijk aan tafel door. In tegenstelling tot mijn neven uit Dokkum mochten wij van meet af aan zitten. Die ne-ven moesten tot hun tiende verjaardag staan zo werd ons verteld. Het was een drukte van jewelste, omdat velen praatten en weinigen luis-terden. En degenen die niet goed konden praten en eten tegelijk dreigden daardoor wel eens wat te weinig te krijgen, zoals Eugène – die altijd als laatste klaar was – ons dan van op luide toon duidelijk maakte. Gebed was er voor en na de maaltijd. Het dankgebed was dan tevens startsein voor het vervolg op de maaltijd: zij die daarvoor op het rooster stonden waren dan belast met afruimen en de afwas. Ook dat ging met het nodige gepraat en lawaai gepaard.

Het vaste ritme van de tussen-de middag-boterham kreeg een ein-de toen ik naar de middelbare school ging. Vanaf dat moment smeer-den Johan en ik om de beurt een weeklang de middagboterhammen die in Bolsward in de kantine – of bij mooi weer buiten – werden ge-nuttigd. De opzet van de gezamenlijke avondmaaltijd is, inclusief de bijbehorende drukte vanwege de door elkaar heen gevoerde gesprek-ken, altijd dezelfde gebleven tot ik naar Groningen ging om er te stu-deren.

47

Page 48: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Een zusje!

In ons nieuwe huis aan de Archipelweg werd het nog wat krapper door twee belangrijke gebeurtenissen. Oom Anton, net uit militaire dienst ontslagen, vond werk bij Peek en Cloppenburg in Leeuwarden en kwam gedurende de werkweek bij ons inwonen. Door nog een sta-pelbed te plaatsen werd er ruimte voor hem gemaakt op de kamer die ik tot dan toe deelde met Johan en René. Het bleek ’s morgens een heel karwei om hem wakker te krijgen. De man kon slapen als een os, ondanks alle ochtenddrukte van het ontwakende grote gezin.

De andere gebeurtenis was zo mogelijk nog veel belangrijker en had dan ook veel meer impact op ons leven. In januari 1957 – ik moest nog negen jaar worden – werd mijn zus Josephine geboren. Het was heel koud weet ik nog.

’s Morgens voor ik naar school ging was me gezegd, dat er vandaag een broer of zus zou komen. Ik werd als enige thuis verwacht, mijn vier broers waren allemaal op een logeeradres ondergebracht. Na de ochtendlessen heb ik de afstand tussen school en huis in recordtempo afgelegd. In minder dan de helft van de gewone tijd arriveerde ik er en was mijn reputatie als hardloper – iets waar ik in latere jaren met groot plezier nog veel tijd aan besteed heb – gevestigd. Het zal een dag geduurd hebben voor mijn rode hoofd weer de normale kleur kreeg, maar het was allemaal heel erg de moeite waard.

Na vier broers had ik een zus gekregen! Iets om heel erg trots op te zijn en ik was er dan ook heel blij mee. Op school had ik ’s middags natuurlijk heel veel te vertellen en liet ik mee uitgebreid feliciteren. Ik was er maar wat trots op, als enige thuis te mogen blijven die eerste dag. De anderen kwamen pas de dag erop weer opdagen.

48

Page 49: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Qua slaapplek veranderde er voorlopig niets, want Josephine kreeg met haar wiegje een plekje in de zijkamer naast het ouderlijk bed.

Mijn vader was dermate ontdaan over de geboorte van een dochter, dat hij bij het aangeven “eergister” zei in plaats van “gister”, waardoor Josephine terwijl ze op de 9e is geboren, op de 8e ingeschreven staat. Het is altijd een beetje onduidelijk gebleven wanneer ze haar verjaar-dag vierde en ze heeft het niet altijd even leuk gevonden als ze bijna iedere verjaardag weer aan deze communicatiestoornis tussen vader en ambtenaar herinnerd werd.

49

Page 50: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

De buurt.

Wat kon je hier fantastisch buiten zijn en buiten spelen. Zomers meestal aan de overkant van de Archipelweg, waar het land deels op-gespoten was en in afwachting van de nieuw te bouwen woningen lag in te klinken, en deels nog ongerept weiland. In het opgespoten ge-deelte was een groot stelsel van greppels gegraven, waar je heel goed verstoppertje kon spelen. Of waar we met eenvoudige middelen een tent maakten: een doek over de greppel vastgezet met stenen, was al genoeg. Wel een beetje gevaarlijk, want je kon een steen op je kop krijgen, maar ook heel intiem. Zeker op de momenten dat moeder er de boterhammen en soms zelfs pannenkoeken serveerde.

In de weilanden kon je – zeker in de Pinkstertijd – veel bloemen plukken. Ik heb er menig bosje geplukt en van madeliefjes armband-jes voor moeder gevlochten. Nog veel leuker vond ik het om stekel-baarsjes of salamanders te vangen in een van de vele heldere slootjes in het weilandgebied. Met een afgeknipte nylonkous uit moeders kast aan een stok had je in een ogenblik een prachtig schepnet. Al kreeg ik soms wel op m’n kop omdat de kous nog (te) nieuw bleek.

Op het talud van de rijbaan van de latere rondweg speelden we vooral ’s avonds na het eten. Voetballen was toen een liefhebberij van het grootste deel van de buurtjeugd. Ook bood de Archipelweg een ideale gelegenheid om zittend op de trottoirband de kentekennum-mers van voorbij rijdende auto’s vast te leggen, en die later met een vriendje te ruilen tegen nummers die je nog niet had.

’s Winters was dit talud de plek om sneeuwpoppen en sneeuwhut-ten te bouwen. Een keer hadden we een dermate grote hut, dat we er met een groot aantal kinderen tegelijk pannenkoeken hebben zitten

50

Page 51: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

eten, die een aantal moeders voor ons gebakken had. De hut was zo sterk, dat hij goed bestand was tegen de kaarsjes die ons als verlich-ting in die donkere ruimte dienden, want al te groot kon je de ramen niet maken.

De buurt had rangen en standen. Zo woonden aan de Archipelweg en om de hoek aan de van Leeuwenhoekstraat de middenstand en de betere arbeiders. Als je de andere hoek omging kwam je in de lange Linneaustraat, die te boek stond als woonstraat voor de armere en lagere arbeiders. We werden niet echt gestimuleerd om met kinderen uit deze straat om te gaan. Wel was het de kortste weg naar school, die daarom dus vaak daarvoor, en dan slechts voor de doorgang, ge-bruikt werd.

Mijn vriend George Gildemacher woonde in het “betere”deel van de buurt. Met hem voerde ik lange gesprekken over onze toekomst, waarbij we besloten beide naar de missie te gaan in Afrika. Niet vreemd voor twee roomse jongetjes eigenlijk. We kwamen een mooie taak-en rolverdeling overeen: George zou priester worden en ik de wereld veroveren als onderwijzer, een vak waarvan ik heel lang heb gedacht dat het voor mij bestemd was. Een vak ook, dat bij mijn latere studiekeuze voor de pedagogiek niet alleen in het achterhoofd, maar op meer plaatsen in hoofd en lijf een rol gespeeld heeft

Het stadion van Cambuur, dat we nog wel kenden uit eerdere jaren, omdat we op zondagen met moeder en kinderwagen na de wedstrijd op mijn vader stonden te wachten, was nu vlakbij. René wist een gat in het hek te vinden, zodat we er een aantal keren voor niks naar trai-ning en wedstrijd zijn wezen kijken. Hij kon er hardop van dromen bij het voetballen te horen. Zo noemde hij keeper Koopman in zijn dro-men “oom Koene”, die tijdens zijn slaap dan ook menig bal uit de hoek “geranseld” heeft. Omdat René sprak tijdens dergelijke woeste dromen, konden wij er van meegenieten en er later over meepraten.

51

Page 52: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

In het zomerseizoen kwam er op zondag altijd een ijscoman, Paas-sen geheten, venten aan de Archipelweg. Soms trakteerde mijn vader, maar als wij om een ijsje van een dubbeltje in plaats van de gebruike-lijke stuiver vroegen, antwoordde hij steevast, dat zoiets alleen kon als “Paassen en Pinksteren op één dag zouden vallen”. We hebben het maar niet uitgeprobeerd.

52

Page 53: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Over wandelen, niet-wandelen en een beter zicht.

Wandelen deden we heel veel in onze tijd aan de Archipelweg, daarna trouwens ook. Door de week op en neer naar school en in het weekend met de hele schaar aan of rond de kinderwagen naar het Kalverdijkje of nog verder naar het bos van Ypey vlakbij Tietjerk. Toen mijn ouders vonden dat het huis wel wat klein geworden was en om zich heen begonnen te kijken naar wat groters en een huis met een tuin, gingen we menig weekend aan de wandel om “nieuwe huizen te kijken”. Voor ons niet altijd een genoegen, ook al niet omdat er steeds maar geen besluitvorming in zicht kwam, zodat we er op konden re-kenen een volgend weekend wel weer op jacht te moeten gaan.

Desalniettemin is wandelen voor mij altijd een plezierige bezigheid gebleven, een prima manier om je omgeving te verkennen en van de natuur te genieten.

Vanuit Leeuwarden maakten we grote tochten tijdens de vakanties door “ Miedum en Lekkum” ( twee dorpen ten noorden van de stad) om te lopen. Dat was toch zeker zo’n vijftien kilometer. In de stad zelf werd ook veel gewandeld, al was het maar de tocht naar Opa en Oma om televisie te zien. Zij verhuisden in die tijd naar de Coornhertstraat en dat was toch echt aan de andere kant van de stad.

Al eerder had ik het over de tochten naar school, die viermaal daags gemaakt moest worden. En over de wandelingen in Groningen die ik maakte als Oma een tijdje van ons af wilde. Met dat al leer je het wel, en ik ben het altijd blijven doen.

Een tijdlang echter was wandelen niet voor me weggelegd. Ik werd aan mijn voeten geopereerd: de pezen werden wat ingekort, zodat ik

53

Page 54: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

beter zou kunnen gaan lopen. Na een paar dagen ziekenhuis, waarvan me vooral het moment van ontwaken uit de narcose is bijgebleven, mocht ik naar huis, zij het voorzien van twee benen tot boven de knieën in het gips. Midden onder de voet was een hak aangebracht waar je voorzichtig op kon lopen; hele lage stelten eigenlijk. Echt wandelen kon ik natuurlijk een tijdje niet, al ben ik er wel in geslaagd om een keer op die hakken helemaal naar school te lopen, zodat ik aan mijn klasgenoten kon laten zien hoe interessant ik wel niet was. Het is bij die ene keer gebleven, want de andere dagen ging ik bij mijn vader achter op de fiets naar school. Ik zal er wel tussen de middag gebleven zijn en voorzien van een boterhammentrommeltje.

Deze ziekenhuisopname is heel lang mijn enige geweest. Iets waar ik blij en tevreden over ben. Waarschijnlijk is deze ervaring me wel duidelijk bijgebleven omdat die zo lang de enige is bleef. Ook niet niks natuurlijk om een paar dagen in een ziekenhuis te slapen, daar tijdens bezoekuren bezocht te worden en verder een heel andere drukte dan thuis om je heen.

Niet alleen mijn voeten verdienden aandacht in deze tijd. Ook mijn ogen hadden versterking nodig. Bij een controle bleek dat ik slecht zag en dat het leren er onder leed. Zo kreeg ik op mijn negende mijn eerste bril en zag ik de wereld en het schoolbord een stuk duidelijker. Ik hoefde de rest van mijn leven niet meer persé op de voorste rij te zitten. Zo nu en dan is wel leuk, maar om dat iedere dag gedwongen te doen is voor mij minder aantrekkelijk.

54

Page 55: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Logeren, een heel avontuur!

Buiten de deur had ik voor de ziekenhuisopname wel eerder gesla-pen, want zo nu en dan was er een tripje annex logeerpartij bij Opa en Oma in Groningen. Oma kon je zo heerlijk instoppen en ze zei er nooit wat van als mijn jongenskwaaltje weer opspeelde. Jarenlang heb ik gekampt met bedplassen, en als mijn moeder of Oma me niet tijdig uit bed haalde, was een verschoning dringend noodzakelijk. Een kwaal waar ik echt last van gehad heb, me voor schaamde en er soms mee ben gepest. Een euvel ook, waardoor ik niet altijd blij uitkeek naar een logeerpartij, en dat er wellicht de verklaring voor is, dat ik bij de geboorte van Josephine thuis heb mogen blijven.

Tot in mijn volwassenheid heb ik er mee te maken gehad en er vaak rekening mee moeten houden. Ik zal dan ook vaker in dit verhaal op terug (moeten) komen op dit probleem, waarvoor ik nooit een verkla-ring heb kunnen vinden, en oorspronkelijk gedacht heb, dat ik de enige was die er mee te maken had. Het gaf wel troost en zekerheid toen vroeger of later bleek, dat ook anderen, waaronder de stoere oom Theo, aan deze kwaal leden.

In de loop der jaren heb ik vaak, want dat was heel vertrouwd, bij Oma gelogeerd. En vervolgens ook – bij wijze van vakantie – bij ooms en tantes. De vakanties bij Tante Cor en Oom Cap in Ter Apel hadden de charme van de verre reis er naar toe, de grote tuin met kersenbo-men en de smidse waar oom paarden besloeg. Ofwel: een hele andere wereld dan de onze! De logeerpartijen bij Oom Bé en Tante Riet in Helpman Groningen werden interessant door de aanwezigheid van twee jongere neven: Hans en Erik. Spannend was een trip naar Cu-lemborg, waar de vrienden Lenie en Julius naar toe waren verhuisd:

55

Page 56: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

je moest overstappen in Utrecht en zelfstandig je weg zoeken op dat grote station.

Behalve de zekerheid die Oma bood ben ik bij verschillende lo-geerpartijen of later ook vakanties altijd waakzaam geweest in ver-band met mijn “plaskwaal”. Daar moet ik het gevoel van overgehou-den hebben, dat ik niet van vreemde bedden hou, en de zekerheid dat ik er vaak de eerste nacht slecht of nauwelijks in slaap val. Hoe graag ik ook logeer of op vakantie ga: mijn eigen bed slaapt uiteindelijk toch het beste en heeft dan ook de voorkeur.

56

!

Page 57: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Broers.

Die had ik dus in overvloed. In een paar jaar tijd ben ik voorzien van vier broers, die er allemaal al waren toen we naar de Archipelweg gingen verhuizen. Met Johan en René sliep ik daar op één kamer en we gingen ook gezamenlijk aan de wandel naar de Bonifatiusschool in de binnenstad. Niet met hen alleen, maar meestal voorzien van de nodige vriendjes en buurtgenoten. Voor de durfallen onder ons was er halverwege een kruidenierszaakje, waar je de winkelierster kon pes-ten door met de vuist op de toonbank te slaan en tegelijkertijd “voor een stuiver donder op de toonbank” te bestellen. Volgens mij durfden wij dat zelf niet, maar keken we er buiten wel ademloos naar.

René ging bij een andere zaak wel een stap verder. Hij spaarde voetbalplaatjes en besloot die te gaan jatten.Het liep slecht af. Vader kwam er achter, dwong hem dit bij die winkel op te gaan biechten en vernietigde de plaatjes. Dat laatste vonden we allemaal het ergste.

Ton en Eugène gingen in de buurt naar de kleuterschool en hebben – voor zover ik me herinner – nooit de lange tocht naar de lagere school hoeven maken.

We speelden veel buiten, maar niet alleen in familiekring, daarvoor was er in de buurt te veel keus aan andere speelkameraden. Echt ruim was het niet in ons huis aan de Archipelweg. Bij slecht weer of in de winter moesten we ons echter wel binnen vermaken. Het zal wel veel kleuren en plakken zijn geweest, want volgens mij begonnen we pas later met spelletjes en de daarbij behorende verliezen en winsten. Ru-zie was er van tijd tot tijd natuurlijk ook, daarvoor zaten we dicht ge-noeg op elkaar. De ruzie die ik me het best herinner kostte een schil-derijtje van Johan het leven: toen hij een schoen naar m’n kop gooide

57

Page 58: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

en ik me bukte was de prent het haasje. En het was nog wel een heili-genbeeltenis.

Maar het leukste was toch wel buiten, en dan bedoel ik niet zozeer de wandeltochten waar de broers verzameld naast of zich aan de kin-derwagen vasthoudend aan deelnamen. Het echte buitenleven be-stond uit zwerftochten in de weilanden of het bouwterrein voor de nieuwe wijk. Daar was van alles te zien en te beleven en kon je ook het nodige materiaal verwerven, zoals afvalhout, zodat je voorzien van een zwaard een riddergevecht kon aangaan.

Zolang ik mij herinner had ik broers. Ik heb dan ook mijn hele jeugd, voor zover ik die zelf kan overzien, heel veel met ze opgetrok-ken. Met de een meer dan met de ander. Soms in tweetallen, maar ook vaak genoeg met z’n vijven, al was het maar aan de dagelijkse eet-tafel. Die broers vormden, ook door het leeftijdsverschil met de zus-sen, een heel eigen groep en een herkenbare eenheid in de familie waarin ik groot geworden ben.

58

Page 59: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

De oudste.

Ik heb altijd geweten en gemerkt, dat ik de oudste ben. Het is een rode draad van mijn leven geworden. Omdat ik slechts een jaar enig kind ben geweest en dat dus niet bewust meemaakte, heb ik daarvan

de lusten niet gevoeld. De verantwoorde-lijkheid die bij een oudste hoort kreeg ik al snel opgedragen, en ook mijn le-ven lang vaak op me genomen. Is een belangrijk deel van mijn karakter ge-worden. Tot en met het “logische ge-geven”, dat ik een toespraak houd op belangrijke momenten in het leven (en de dood) van de familie. Iets dat niet alleen van mij uitgaat, maar door de anderen ook als vanzelfsprekend wordt aangenomen.Zo ging ik het eerst naar school, maar was even later de begeleider van eerst één, en een jaar later, twee broers. Als er een boodschap gedaan moest wor-den kwam ik daarvoor het eerst in

aanmerking. En als er een moeilijk verhaal bij die boodschap hoorde, omdat mijn moeder aanvullende kwali-teitseisen stelde of – nog erger – vond dat iets geruild moest worden, dan zag ik daar vanwege mijn verlegenheid als een berg tegenop. Dat waren de momenten dat ik broer René wel kon zoenen als hij me aan-

59

!

Page 60: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

bood me te vergezellen. Hij was en is altijd de broer gebleven met wie ik het meest en heel gemakkelijk optrok.

Logeren bij Oma in Groningen deed ik soms in m’n eentje, maar vaak samen met Johan. Wij kwamen er als oudsten het eerst voor in aanmerking, zoals dat ook gold voor de tripjes naar Ter Apel. Pas ja-ren later ben ik ook wel met René op reis geweest, met als hoogtepunt de tocht per fiets van Sneek naar Groningen die we vanaf Ureterp vanwege een lekke band en het ontbreken van fietsenmakers op zon-dag gescheiden hebben gemaakt: René deels te voet en deels met de bus, en ik al die kilometers met zijn fiets aan de hand. Een legenda-risch familieverhaal werd het, dat overigens past in de rijke fietsge-schiedenis die ik in mijn jeugd heb opgebouwd.

Zo ben ik als oudste door mijn ouders niet alleen vroeg op de daar-bij behorende verantwoordelijkheid aangesproken, maar ik was voor hen ook degene waar zij hun ervaringen als ouders het eerst mee op-deden. Ik ging als eerste naar school, en kwam dus ook als eerste met resultaten daarvan naar huis. Ik was de eerste voor wie een school-keuze na de lagere school gemaakt moest worden, een keuze die ze voor de volgende kinderen gemakkelijker gemaakt hebben. Ik puber-de als eerste en met de ervaringen van die periode zullen ze hun voor-deel gedaan hebben toen de anderen aan de beurt waren. Ik ging – tegelijk met Johan – als eerste de deur en stad uit, daarmee het latere vertrek van Rene en Eugene naar Groningen gemakkelijker makend.

Omdat, zoals gezegd, de verantwoordelijkheid die hoort bij een oudste deel van mijn karakter is geworden voel ik het oudste-zijn eer-der als een gegeven dan als een last. Het heeft ook zijn voordelen. Zo hoor je nieuwtjes als eerste, word je in vertrouwen genomen en mag je op z’n tijd vooraan staan en in the picture verschijnen. Ook al komt dat laatste een verlegen jongen en man niet altijd goed uit en heb ik

60

Page 61: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

me er op verschillende momenten echt toe moeten zetten om mijn rol als oudste te nemen en er van te genieten.

61

Page 62: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Misdienaar.

Na een jaar trouwe dienst maakte “Bloempot-Westra” promotie. Ik werd misdienaar, zij het aanvankelijk nog niet in de kerk, maar in het naastgelegen klooster bij de nonnen. Een zeer speciale ervaring, want je moest er een week lang heel vroeg je bed voor uit.

De nonnen hadden ’s morgens om 07.00 uur een Mis en ik moest daarom uiterlijk om kwart over zes de deur uit en in het donker de lange weg van huis naar kloosterkapel maken. Na de Mis een broodje in de keuken van het klooster, waarvan ik de geur van brood en thee nog altijd kan oproepen als ik aan “oude nonnen” denk. Ik voelde me behoorlijk belangrijk en uitverkozen, want zonder mij kon de Mis niet doorgaan. Het was toch wel iets heel anders om hier in je eentje op te treden in plaats van in de grotere kring van misdienaars in de kerk te opereren. Na het broodje en een beetje wachten kon ik rechtstreeks door naar school, want die begon om halfnegen.

Buiten deze dienbeurten viel er overigens nog genoeg kerkelijk le-ven te genieten. Naast de wekelijkse of in sommige maanden soms dagelijkse kerkgang waren er de hoogtijdagen. Zo heb ik tijdens een Sacramentprocessie, waar we allemaal verkleed moesten zijn heel plechtig als kardinaal over het kerkplein geschreden in een lange stoet van andere kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders en de nodige enge-len. Zo was er die heel speciale kerstnacht waar we met vader naar toe wandelden door de sneeuw en na middernacht thuis door moeder werden opgewacht met chocolademelk en heerlijke kadetjes.

Maar ook waren er de momenten dat een speciale dag in het kerke-lijk jaar vereiste dat de mis werd opgedragen door “drie heren”, zoals

62

Page 63: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

dat heette. Begeleid door het koor dat prachtige Latijnse liederen ten gehore bracht waren dit zeer indrukwekkende gebeurtenissen.

Het katholieke geloof ging in die tijd gepaard met de nodige show en opsmuk, die het voor velen alleen al daarom zo aantrekkelijk maakte. Wierook, wijwater, de pastoor in prachtige kledij, en wij met z’n allen in een processie op z’n tijd, dat hoorde er allemaal bij. Ik ge-noot daar niet alleen in Leeuwarden van, maar zeker ook in Gronin-gen, waar ik mijn Opa kon bewonderen als hij zijn functie van Suisse uitoefende, voorzien van een prachtige sjerp en een mooie aanwijs-stok, waarmee hij het kerkvolk zijn plaats wees.

Dit soort pracht en praal heeft me zeker in mijn jonge jaren erg bekoord, en droeg flink bij aan mijn besluit mijn carrière als misdie-naar nog geruime tijd vol te houden. Ik heb me later nog gespeciali-seerd door een van de twee “begrafenismisdienaars” van de Johannes de Doperparochie te worden. De kerk die we bezochten toen we naar de Kersenstraat waren verhuisd.

63

Page 64: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

De omgeving.

Mijn vader was gestopt met zijn werk in de zaak van Opa. Daar was een ruzie aan vooraf gegaan en een verhuizing op gevolgd. Hij vond een nieuwe baan bij de Fritex (Friesche Textielhandel). Deze verande-ring had een ander (en lager) inkomen en daarmee een ander levens-peil tot gevolg. We woonden nu minder groot en luxe en hadden het al met al wat minder. Dat kreeg ik door toen ik merkte dat mijn vader elke dag een stukje omreed van werk naar huis, omdat hij een bakker gevonden had waar het brood net een cent minder kostte.

Ik twijfelde er helemaal niet meer aan toen ik om een kilo suiker werd uitgestuurd en die liet vallen, zodat het grootste deel op straat achterbleef. Mijn moeder kon wel huilen, en gebruikte waarschijnlijk een uitdrukking die vaker bij ons thuis werd gebruikt, namelijk dat het geld niet op haar rug groeide. Op zaterdag moest ik altijd bood-schappen doen. Vond ik eigenlijk wel een plicht en een opdracht, niet iets om naar uit te zien. Zo voel ik nog de weerzin tegen de rijen in de winkels op dagen als paaszaterdag en de dag voor kerst. Vanwege de hoeveelheden en omdat ik geen fiets had moest ik dan trouwens meerdere keren de stad in. Ook dat maakte het niet tot een geliefde taak. Ik denk dat moeder zich in deze periode genoodzaakt voelde de “boterham met tevredenheid” te introduceren.

De eerste tijd na de verhuizing was de verhouding met Opa en Oma dermate bekoeld dat we er niet of nauwelijks op visite gingen. Ze kwamen ook niet bij ons op bezoek. Na een tijd ging dat weer over op een manier die niet aan mij, noch aan mijn broers bekend werd ge-maakt. Maar we gingen wel weer naar hen toe en met name op zon-dag. Lopen was blijkbaar aanvankelijk nog te ver, want we gingen met

64

Page 65: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

de bus. De route liep langs de gevangenis wat mijn vader aanleiding gaf om mijn moeder te pesten, door ter hoogte van de gevangenis ons op te roepen te "zwaaien naar Ome Willem", wiens bestaan voor ons onbekend was, maar bekend genoeg om welwillend tot zwaaien over te gaan. Reden voor schaamrood op moeders wangen.

Het bezoek bij Opa en Oma bracht ons niet verder dan de achter-kamer achter de suitedeuren, van waaruit wij een blik konden werpen op de volwassenen, van wie we mijn vader heel stoer vonden, omdat hij met Opa een borreltje dronk. Twee zelfs, nooit meer, en niet minder.Vrienden hadden mijn ouders ook. Via de kerk leerden ze meneer en mevrouw Silvius kennen, die wij al snel oom Johan en tan-te Wietske zijn gaan noemen, en die heel lang heel goede vrienden van mijn ouders zijn gebleven. Bij hen kon ook gelogeerd worden en mijn moeder was samen met tante Wietske heel actief in het Katho-lieke Vrouwengilde, iets wat ze heel veel jaren zou blijven doen. Vader en oom Johan hadden de nodige politieke debatten en gingen samen ook naar vergaderingen van de KVP.

Julius en Lenie Wierdsma, mensen zonder kinderen, woonden om de hoek ( in de “betere”straat) Ook daarmee hadden niet alleen mijn ouders, maar ook wij goede contacten, die na hun verhuizing naar Culemborg nog hebben geleid tot een logeerpartij in dat verre oord en mijn eerste treinreis zonder begeleiding, inclusief de eerder gemelde overstap op station Utrecht.

Van de kleding uit die tijd zijn vooral de “kilometerbroeken” (een korte kamgaren broek met flinke lengte) en het wollen ondergoed be-roemd geworden. Die wol kwam van de Fritex die bij een lekkage flin-ke waterschade had opgelopen, wat er de oorzaak van was, dat het ondergoed er wat vlekkerig uitzag. In ieder geval niet iets wat je graag bij een gymnastiekles aan je vrienden wilde tonen. De onderbroeken werden met een in de zoom gebreid elastiek omhoog gehouden. Dat

65

Page 66: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

dit een hele heis was, werd duidelijk bij de zwemles toen ook de zwembroeken gebreid bleken en het elastiek wel erg zijn best moest doen.

Zwemles hebben Johan en ik in die tijd gehad in de Groote Wielen, waar je in het donkere water gelukkig niet goed kon zien dat je broek dreigde te sneuvelen. Deze beroemde kledingstukken waren overigens de opvolger van eerder breiwerk want toen waren we – maar dat was nog in het Naauw – getooid in “speeltuinpakjes”. Wij liepen er in rood, groen en blauw “gestreept” bij, vaak begeleid door het beroem-de lied “en dan gaan we naar de speeltuin”. Dat heb je zo als je ouders hun brood verdienen in wol en tricotage.

Buiten George Gildemacher had ik geen echte vrienden. Wel een heleboel kinderen met wie we naar school liepen of op straat speel-den. Kinderen waren er in de directe omgeving in overvloed en van heel verschillende leeftijden. De nodige van mij leeftijd, sommigen wat ouder, en heel veel jonger. Van die laatsten gingen er samen met mijn twee jongste broers velen naar de nieuwe R.K. Kleuterschool die om de hoek was gebouwd voor de jeugd die verwacht werd toen de woningvereniging St. Joseph besloot de buurt rondom de Archipel-weg te gaan bouwen.

Na een tijdje en een groot aantal wandeltochten had het zoeken naar een nieuw huis toch resultaat en verhuisden we naar de Kersen-straat, een eindje verder aan de rondweg die toen in aanleg was. Dat was voor ons een echte verrassing, want al wandelend waren we nooit in de Kersenstraat geweest. Mijn ouders hebben het zonder ons ge-vonden en gehuurd.

66

Page 67: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

De Kersenstraat: een hoogtepunt van mijn jeugd.

Het was een hele verandering die verhuizing naar de Kersenstraat nummer 7. een tussenwoning aan een woonerf, hoewel dat woord toen nog uitgevonden moest worden. Voor en achter een tuintje en je kon alleen te voet en per fiets door de straat. Het was een zogenaamde “houtrijke woning” in dit buurtje van ruim 100 meter in het vierkant, dat grensde aan de achterkant van de flat aan de Peter Stuyvesantweg, de rondweg in het verlengde van de Archipelweg, maar dan nu aan de andere kant van het kanaal.

Ons nieuwe huis was nogal wat groter dan het vorige. Nu hadden we een eengezins doorzonwoning in die zin, dat de keuken achter de kamer lag, gescheiden door een glaswand. Naast de keuken een flinke bijkeuken, de plek waar de taken aardappelenschillen (de mijne) en schoenen poetsen (die van Johan) dienden te worden beoefend. Bo-ven een viertal slaapkamers en een douche, die tevens ruimte bood voor de wasmachine. De tuin achter bestond vooral uit een grasperk en werd vaak bezet door drogende was. Was niet erg, want je kon overal in en rond de buurt prachtig buiten spelen, waaronder het schoolplein van de christelijke school, die een hoek van ons buurtje innam.

Ook hier veel gezinnen met kinderen, en dus volop ruimte en vriendjes om mee te spelen. Johan en ik testten onze organisatorische vermogens door het organiseren van atletiekwedstrijden, die voorna-melijk bestonden uit hoog-en verspringen en lange afstandsloop in de vorm van een of meer rondjes rondom de buurt. Ook waren er “brandweerwedstrijden”, waarbij het zaak was om met een spuitfles

67

Page 68: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

van afwasmiddel of iets dergelijks een ander zo nat mogelijk te spui-ten, totdat die “af” was. Verstoppertje spelen kon ook prachtig in de nauwe straatjes die onze buurt kende.

Maar de mooiste herinneringen bewaar ik toch wel aan het vissen en het vliegeren. Vissen kon in het vlakbij stromende riviertje de Potmarge en in de daarop uitkomende slootjes. Ik heb de nodige pa-ling gevangen, een vissoort die de liefde van mijn moeder niet kon verwerven. Zij vond dat ze naar grond stonken en weigerde ze dan ook schoon te maken. Ook voorntjes en blei had ik vaak aan de haak, tot soms emmers vol.

Een bamboehengel kocht je toen voor 15 of 25 cent bij een hengel-sportzaak in de Oosterstraat. Het was natuurlijk wel zaak zuinig op haakjes en dobber te zijn, want die deden een beroep op het zakgeld, waarmee in de Kersenstraat is begonnen, maar dat wel heel beperkt was.

Vliegeren kostte ook een paar centen, vooral voor papier en touw. Want de latjes verwierven we door op een naastliggend bouwterrein ’s avonds of in het weekend op jacht te gaan. Ik heb de mooiste vliegers gebouwd en was er kampioen mee: die van mij stonden het hoogst en kwamen het verst. Het mooiste was het vliegeren met risico; dan liet ik hem op over de Potmarge in de zekerheid, dat als het touw knapte of de vlieger naar beneden kwam je reddeloos verloren was. Het was uitgesloten om aan de overkant kon komen. Dat kon alleen als het vroor, en dat is geen vliegertijd.

In de periode dat we in de Kersenstraat woonden werd ik de trotse eigenaar van een fiets. Nicht Femke, de dochter van peettante Greet, was haar fiets ontgroeid en ik kreeg hem. Na aanvankelijk de nodige “rondjes om de buurt” ben ik er een flink deel van de stad mee gaan verkennen. Ook Johan en René hebben met deze fiets de nodige “fiet-

68

Page 69: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

suren” gemaakt. Jaren later ben ik er doorgezakt, over intensief ge-bruik en duurzaamheid gesproken……

Als je nu bedenkt, dat we maar twee jaar in de Kersenstraat ge-woond hebben – even lang trouwens als aan de Archipelweg – dan is het zeer verwonderlijk hoeveel herinneringen, meest goede, ik aan deze woonplekken heb. Gezien mijn leeftijd was ik daar misschien bevattelijk voor, maar het moet toch ook zo zijn geweest, dat je in de Kersenstraat en aan de Archipelweg wel heel veel kon beleven en de nodige avonturen kon ondernemen. Naar ik mij herinner waren we heel veel buiten, en was het alleen in de winter of bij regen noodzake-lijk je binnen (of bij een vriendje thuis) te vermaken. Hoewel, in de winter bouwden we sneeuwhutten aan de Archipelweg, en waren daar dus ook op sommige momenten buiten. Verder zal het ’s winters vooral binnen zijn geweest, want schaatsen heb ik bijvoorbeeld nooit geleerd. Daarvoor heb ik mijn zwakke enkels en geopereerde voeten zo nodig als excuus gebruikt, en ook later nooit de aanvechting gehad het alsnog te gaan doen. Het leek me niks om als grote jongen of jon-ge man je tussen de kinderen achter een stoel te vertonen. Overigens vertoonden vader en moeder ook geen enkele aandrang om me schaatsen te leren of me er toe te stimuleren. Dat was iets wat je zelf moest doen, of niet dus.

Nu weer terug naar de Kersenstraat, waar in korte tijd zoveel te beleven was, dat me er tot op de dag van vandaag niet alleen veel, maar ook veel goeds van is bijgebleven.

69

Page 70: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Avonturen van het gezin.

Het wonen in de Kersenstraat was heel gezellig. Je woonde er op elkaars lip, maar het overgrote deel bestond uit prima buren en buurtgenoten. Zomers werd er veel buiten geleefd in de tuin, op het schoolplein van de (christelijke) school die de buurt rijk was, in de buurt zelf en daarbuiten in het gebied rond de Potmarge.

Wij waren wel in het bezit van radiodistributie met 3 louter Neder-landse kanalen (of waren het er twee?), maar niet van een TV. Televi-sie keken we aanvankelijk op woensdag- en zaterdagmiddag bij de familie Stokker, die er als een van de eersten in de buurt eentje had, en die zich daarom in een enorme populariteit mocht verheugen. We zaten er met velen in een halve kring rondom de buis. Toen ik iets ouder werd was het ook mogelijk om TV te kijken bij Opa en Oma, die inmiddels in de Coornhertstraat (in de buurt van de Oldehove en dus een flink eind lopen) woonden. Ik liep er dan heen met Johan, en la-ter ook René, en we maakten er een sport van om Opa - die net deed of hij sliep - wakker te maken door op het raam te tikken. Want stel je voor, dat we ook maar een minuut van de zendtijd zouden missen.

Het was de tijd van de Verrekijker en van Dappere Dodo. Daar heb ik niet alleen veel van genoten, maar ook veel van geleerd. Daar ging het ook juist om bij de Verrekijker, die ons een blik op de wereld bood met allerlei wetenswaardigheden en beelden die tot dan toe volstrekt onbekend voor me waren.

We hadden thuis allemaal een taak, want moeder zette al vroeg hulpkrachten in om het gezin draaiende te houden. Op de Archipel-weg deed ik al de nodige boodschappen, zeker in verband met week-enden en feestdagen. Maar in de Kersenstraat kwam daar een dage-

70

Page 71: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

lijkse bezigheid bij. Mij werd het schillen van de aardappelen toever-trouwd en dat was in die tijd al gauw een emmer per dag. Johan deed de schoenen en voor de afwas werden wisseldiensten ingesteld, waar-aan ook René en Ton deelnamen. Ook Eugène zal wel een taak gehad hebben. Opruimen misschien?

Bloemkool vond ik nog steeds heel lekker. Zo erg, dat de hele fami-lie er een traditie van begon te maken om de stronk voor mij te bewa-ren.

Van jongs af heb ik enkele dingen vreselijk gevonden. Dat waren de levertraan (die je alleen maar nam om er een snoepje mee te verdie-nen), rabarber, witlof en aanvankelijk ook andijvie. Rabarber hoefde ik gelukkig niet te eten, want vader lustte het ook niet. Die klier van een Johan koos meestal witlof voor zijn verjaardag.zodat wij die feestdag deels met lange tanden doorkwamen.

Bij verjaardagen mochten we vriendjes uitnodigen en was er in ie-der geval ranja en koekhappen. De verjaardagsfeestjes die ik me van buiten in de tuin herinner zullen gezien het seizoen wel die van vader en Eugène betreffen.

Naast de gewone kinderziektes is de geelzucht belangrijk geweest. In de Kersenstraat hebben we die met vier of vijf kinderen tegelijk gehad. We lagen boven, beneden stond de radiodistributie keihard aan, op de een of andere manier was het best gezellig en heb ik een prima tijd gehad. René heeft deze leverziekte heel lang gehad. Vaak ben ik met hem naar de dokter gelopen om te vragen of hij gezond verklaard kon worden. Dat was meermalen niet het geval, en zo heb ik een paar keer het “grote-broer-gevoel” beleefd als ik hem op de te-rugweg troostte en beloofde dat we een week later de tocht naar de dokter weer zouden gaan maken.

Vader en moeder hebben beide in die periode de nodige problemen gehad. Mijn moeder had in die tijd veel last van hernia en is daarvoor

71

Page 72: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

meermalen in het ziekenhuis opgenomen en geopereerd. De oplossing was een hele fraaie. Tante Fien en oom Anton trokken bij ons in en tante hield het gezin draaiende, soms wekenlang. Er zijn prachtige beelden bewaard gebleven van tante Fien, die met 5 of zes kinderen in de bus zat (op weg naar het ziekenhuis?) en het slachtoffer werd van meewarige blikken van medereizigers, die haar een toch wel erg jonge moeder van zoveel kinderen vonden. De eerste paprika van mijn leven kwam van haar. Zij kon er overheerlijke ragout van maken.

Anton en Fien waren niet lang daarvoor getrouwd en hadden een woning aan de St. Jacobsstraat gevonden. Omdat mijn broers en ik

niet op hun bruiloft konden komen vierde ze het met ons overnieuw. We hadden een prachtige middag in hun nieuwe huis toen tante in haar trouwjurk ons allerlei lekkers toestopte. Niet al te lang na deze

72

!

Vijftig jaar getrouwd.

Page 73: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

extra trouwpartij heb ik er nog een paar dagen noodgedwongen gelo-geerd. Toen ik er eens op visite was werd ik ziek en nog besmettelijk ook, zodat het beter was bij hen te blijven uitzieken. Ik wist toen nog niet wat een hotelverzorging was, maar het heeft er heel veel op gele-ken met als bijzonderheid dat ik de enige gast was.

Met mijn vader was het wat ernstiger gesteld. Hij is een tijd over-spannen geweest en verbleef boven op zijn slaapkamer zonder dat ons duidelijk werd gemaakt wat hem precies mankeerde en hoe lang het zou gaan duren. Wellicht is het treurige dat hem is overkomen een van de redenen van deze depressie geweest: hij kwam zonder werk en was maandenlang werkloos.

Een hele zorg met een nieuw en duurder huis en een huishouding met 6 kinderen. Mijn moeder nam een deeltijdbaan als verkoopster in een dameskledingzaak, maar het zal in die tijd zeker geen vetpot ge-weest zijn. Wij werden er wat onkundig van gehouden, maar hadden wel door, dat er wat ernstigs aan de hand was. Dit heeft een aantal maanden geduurd, maar de voortgang van allerlei jeugdavonturen niet belemmerd. Omdat we onkundig zijn gelaten over wat er echt aan de hand was ging in mijn ogen en die van mijn broers ( Josephine was helemaal nog te jong om mee te kunnen doen) het leven eigenlijk ge-woon door.

Toch vonden we het allemaal een wel heel feestelijk moment toen mijn vader thuiskwam om te melden dat hij werk gevonden had bij Vroom en Dreesman. Hij kon er in het magazijn beginnen. Vader en moeder waren er zo blij mee, dat ze het gingen vieren met de aanschaf van een nieuw servies. Bij V+D natuurlijk, want daar kreeg je als me-dewerker 15% korting op alle aankopen. Het was een wit servies met zwarte kringeltjes. Ik weet het nog zo goed, omdat ik mee mocht bij deze historische aanschaf. Een positief moment, bij het vervullen van mijn functie van oudste.

73

Page 74: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Er kwam door dit alles wat ruimte voor meer feestelijkheden. Zo vierden we in de Kersenstraat het 12 ½ jarig huwelijk van mijn ou-ders. Er waren lekkernijen voor de oudsten en ook, maar dan wel an-dere, voor de jongsten. Ton gaf ook toen al aan eigenlijk bij beide groepen ingedeeld te willen worden.

Waarschijnlijk heeft het feit dat mijn vader weer werkte flink bijge-dragen aan mijn gevoel, dat de tijd in de Kersenstraat een heel goede is geweest.

74

Page 75: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Wat meer over mijn ouders: hoe kijk ik op ze te-

rug?

Er is al veel over ze gezegd, en ik vind dit het moment om wat meer over hen te vertellen. Ik was op een leeftijd gekomen, waarbij je niet meer alles automatisch voor waar en vanzelfsprekend aanneemt, kon dus ook een begin maken met een oordeel over mijn ouders. Ik vraag me nu af wat me bij hen opviel, wat ik eigenlijk van ze vond, wat er prettig aan hen was, en waar ze de oorzaak waren van negatieve ge-voelens of trekken waar ik een hekel aan had. Even inzoomen dus, tussen alle gebeurtenissen en avonturen door. Mijn vader was groot geworden in een katholiek gezin met 8 zussen boven hem. Opa was heel trots op zijn stamhouder en verwachtte veel van hem. Daar kon en wilde mijn vader niet altijd en niet op alle fronten aan voldoen. Op school was hij lui en benutte hij zijn talenten onvoldoende. De MULO vond hij mooi genoeg, en hij kende daar de nodige momenten met lage cijfers. Dat hij thuis verzorgd werd en weinig inspanning hoefde te doen voor zijn kostje vond hij heel normaal. Oma zal hem, net als een paar zussen, flink verwend hebben. Opa had hoge verwachtingen en omdat die niet uitkwamen, zei mijn vader later dat hij Opa’s “lo-pende teleurstelling” is geweest. Dit tekent in ieder geval een deel van hun relatie.

De oorlog heeft in zoverre impact op hem gehad, dat hij een paar keer moest onderduiken, dat hij moest leren zwijgen over Opa’s ver-blijfplaats en dat hij niet ongestoord van zijn verkering met moeder kon genieten. Zij woonde in het voor hem niet of niet gemakkelijk

75

Page 76: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

bereikbare Groningen. Hij heeft over die ervaringen het nodige ver-teld, zij het slechts in korte bewoordingen.

Mijn vader was aanvankelijk een stijfkop en kon heel driftig zijn. Snel boos en aangebrand. Dat heeft hem menig verschil van mening, soms tot ruzie aan toe, met moeder opgeleverd. Het moet gezegd, dat zij er een flinke tijd over heeft gedaan om hem op dat punt milder en rustiger te krijgen, iets wat haar uiteindelijk grotendeels is gelukt.

Een ander sprekend kenmerk van hem was, dat hij graag voor zijn mening uitkwam en ook over veel zaken een mening of oordeel had. Hij had een brede interesse, kon over veel dingen meepraten, en deed dat dan ook graag. In deze karaktertrek kon hij op z’n tijd flink eigen-wijs zijn, van zijn eigen gelijk overtuigd en nogal belerend. Dan vond ik hem minder aardig. Dat was hij wel als hij op zijn praatstoel zat en mooie verhalen vertelde. Zo kon hij beeldend spreken over plaatsen waar hij nooit geweest was, en ook wilde hij door hem zelf wel beleef-de avonturen graag een beetje aandikken. Zelf zei hij daarover, dat een verhaal niet (helemaal) waar hoefde te zijn, als het maar mooi was. Als me dat zo uitkwam heb ik deze levensles van hem in praktijk gebracht en daar op z’n tijd veel plezier van gehad.

Hij heeft altijd hard gewerkt en door zijn lange werkweken niet altijd tijd voor de kinderen gehad. Doordat hij ook zaterdags moest werken had hij bijvoorbeeld geen tijd om naar onze zaterdagse sport-beoefening te komen kijken. Al betwijfel ik of het veel uitmaakte, want als ik zondags moest voetballen, kwam hij ook slechts heel zel-den. Zo miste hij de door mijn elftal met 7-3 gewonnen historische voetbalwedstrijd waarin ik 2 maal scoorde. Heel jammer vond ik dat. Hij was in zijn algemeenheid meer een man van het woord dan van het spel. Verhalen vertellen kon hij als de beste, voorlezen liet hij aan mijn moeder over, en als we een spelletje wilden doen had hij een ontzettende behoefte aan slaap.

76

Page 77: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Een man dus met veel kinderen, en met veel interesse voor de rest van de wereld, waaraan hij een groot deel van zijn vrije tijd besteedde. Hij ging voor boeken, krant, bestuurszetels bij het Kerkbestuur, Maatschappelijke Dienstverlening of voetbalclub, en debat bij politie-ke partij (lang was dat de KVP) of de middenstandsvereniging. Dat alles kon hij niet altijd verenigen of in zijn vrije tijd bij elkaar bren-gen. En dus heeft hij veel van de ouderlijke aandacht voor mij en mijn broers en zussen aan moeder over gelaten.

Daar heb ik wel last en spijt van gehad, maar ik heb het hem nooit kunnen zeggen. Ook niet toen ik op het eind van zijn leven samen met hem een reisje naar Praag maakte. Al heeft die reis me wel veel milder gemaakt in mijn oordeel over hem. Dat heb ik ook vanwege een unie-ke gebeurtenis in mijn jeugd die me nog heel scherp voor de geest staat. Ik ging - zoals jaren later weer zou gebeuren - met mijn vader samen op reis. En wel op de brommer, een Solex, die hij gehuurd had toen hij een trip naar zijn zus Cor in Ter Apel wilde maken. Ik mocht mee, uren lang achter op die Solex. Niet echt een plek voor een goed gesprek, maar wel heel lang vlak in de buurt van mijn vader. Het werd helemaal geweldig toen hij me liet kennismaken met het begrip “ uit-smijter”. Dat heerlijke gerecht kreeg ik aangeboden toen we een tus-senstop maakten in Beetsterzwaag, en waar een gerenommeerd hotel, voorzien van pluche tafelkleedjes, ons prachtig onthaalde. Een mo-ment om zeer tevreden te zijn over mijn status van oudste.

Een man dus, die te veel interesses en belangen had, en die daar niet goed uit kon kiezen. Een man die over veel, zo niet alles een me-ning had, maar die zich zo slecht ergens aan over kon geven of zich er aan kon binden – ook niet aan zijn kinderen – omdat hij zelf zo graag gezien wilde worden. Een vader voor wie ik meer respect dan liefde heb gevoeld. Ik kon naar hem kijken als een belangrijk man. Belang-rijk was hij als hij bij Opa in de voorkamer mocht zitten en er zijn bor-

77

Page 78: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

reltje dronk, en belangrijk was hij als we vroeg moesten eten, omdat vader ging “vergaderen”. Iets wat heel lang een geheime gebeurtenis is gebleven. Belangrijk was hij ook, als hij op straat gegroet werd door bekenden of als hij in de kerk zijn functie van collectant vervulde en ik mijn vrienden of klasgenoten kon laten zien dat dit nu mijn vader was.

Zich binden deed hij wel aan mijn moeder, de enige en grote liefde van zijn leven. De vrouw van wie hij vlak voor zijn dood zei, dat ze hem gelukkig had gemaakt. Ik denk, nee ik weet het wel zeker, dat het andersom ook zo is.

Hoe anders is mijn moeder, hoe ze ook bij vader paste en er geluk-kig mee geworden is. Oudste dochter van ook een katholiek gezin. Haar opleiding moest ze vroeg afbreken, om Oma met haar groeiende kinderschaar bij te staan. Daar heeft ze – terecht – lang spijt van ge-had. Al vroeg ging ze ook werken, want de hele dag hoefde ze nu ook weer niet thuis te zijn. Bij Rottinghuis op de Grote Markt en Vroom in de Ebbingestraat in Groningen. Daar leerde ze het vak van verkopen. Een vak dat ze later in Leeuwarden en Sneek nog veel uitgeoefend heeft in damesmodezaken en uiteindelijk jarenlang in een drogisterij. Zodra het kon en/of het nodig was nam ze een baan naast de drukte van ons gezin, dat ze jarenlang heeft geleid.

Ik kan het eigenlijk niet goed bevatten, wat haar als jonge vrouw is gebeurd. Na haar hele jonge leven lang met velen onder één dak in Groningen gewoond te hebben, verhuisde ze vanwege haar huwelijk naar Leeuwarden, en trok ze in bij haar schoonouders. Mensen die van haar verwachtten dat ze samen met mijn vader minstens eenmaal per dag even haar opwachting kwam maken. Jong als ze was, kreeg ze vervolgens tijdens die inwoning vijf zoons Al heel snel na haar huwe-lijk en vervolgens in hoog tempo: bijna elk jaar een. Dat is geen plan-ning meer, dat is ook niet bij-jezelf-blijven, dat is iets wat je over-

78

Page 79: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

komt, zo komt het mij voor. Toen ik mijn eerste kind kreeg was ik bijna dertig, mijn moeder had er op die leeftijd al vijf!!De snelheid waarmee ze kinderen kreeg zal er aan hebben bijgedragen, dat ze in haar ogen te weinig tijd had om de kinderen veel aandacht te geven, laat staan ieder het zijne of hare te bieden op dat vlak.

Ze heeft goed voor ons gezorgd, maar zeker niet altijd de aandacht gegeven – of kunnen geven – die een kind, ikzelf in ieder geval, graag wil hebben. Dat ze voorlas kan ik me niet herinneren, dat ze met me naar zwemles of de voetbalclub ging, evenmin. Wel was ze enorm trouw in haar zorg met betrekking tot mijn bedplassen. Iedere avond werd ik wakker gemaakt, en als ik dan mijn bed had bevuild, maakte ze dat zonder enig commentaar of verwijt weer stilletjes schoon. Als ik ging logeren, bleken de gastvrouwen goed geïnformeerd over dit eu-vel, dat dan ook in stilte werd afgehandeld. Als er pannenkoeken moesten worden gebakken, om sneeuw- of zomerhutten aan de Ar-chipelweg te bevoorraden, dan zorgde voor een hele stapel die een hele straat nauwelijks aankon. En zij was de eerste die me, toen ik uit de verdoving van mijn voetoperatie bijkwam, begroette en geruststel-de. Ze organiseerde verjaardagsfeestjes en kookte op verjaardagen ieders lievelingseten, maar kon ook goed de grens trekken. Iedere vis die ik ving werd afgekeurd en ze weigerde die schoon te maken. Over bedtijd werd niet gemarchandeerd: als je tijd gekomen was, moest je echt gaan.

Klasse- of schoolavonden sloeg ze nooit over en ze stimuleerde mijn vader om mee te gaan. En natuurlijk was er altijd de warme ka-chel, thee en een koekje als je in de winter niet alleen vermoeid, maar ook koud uit school thuiskwam.

Mijn moeder is groots als er iets echt ernstigs gebeurt, maar ze kan om de kleinste dingen in paniek raken of in de stress schieten. Als er bij ons thuis iemand naar het ziekenhuis moest, dan was het moeder

79

Page 80: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

wel. Ze is een aantal keren geopereerd en ik herinner me, dat ze in mijn jonge jaren heel vaak moest “rusten” met in ieder geval een flin-ke middagslaap. Net als in het geval van haar moeder blijkt ook hier een krakende wagen het goed te doen: ze is inmiddels op hoge leeftijd.

In mijn beleving was ze altijd bezig en vaak met meerdere dingen tegelijk. Zo kon ze breien, koken, praten en opvoeden tegelijkertijd. En ze heeft wat afgebreid, van wollen onderbroeken voor ons tot complete uitzetten voor de kleinkinderen. Beroemd waren haar Noor-se truien.

Moeder was – en is – naast vader erg op zichzelf gericht. Ze praat veel beter dan ze luistert en ze praat graag over wat zij beleeft, wat haar dwars zit of waar ze van geniet. Aandacht krijg je niet gemakke-lijk van haar, daar moet je soms flink je best voor doen. Maar als je haar aandacht hebt verworven, dan is ze er ook voor je, want zorgen kan ze, net zo als dat ze hard kon werken als de beste. Zoals mijn va-der een vrolijke man was, heeft zij zich aan mij op veel momenten in mijn leven net zo als een vrolijke vrouw laten zien, die ik nog altijd graag met een bezoekje vereer.

80

Page 81: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

School, kerk en recreatie.

De verhuizing naar de Kersenstraat betekende niet alleen een gro-ter huis, nieuwe vrienden en buren, maar ook verandering van school en kerk. Doordat we nu aan de andere kant van het kanaal gingen wonen bleek een grens overschreden te zijn, die een oriëntatie op een andere school noodzakelijk maakte.

De Johannes de Doperschool lag naast de gelijknamige kerk, waar ik meteen misdienaar bleek te kunnen worden. Een goed alternatief voor de nu beëindigde loopbaan bij de nonnen. Dat was het zeker toen ik een tijdje later door de pastoor werd uitverkoren voor een bijzon-dere specialisatie. Na gediend te hebben bij een aantal huwelijken zei hij me, dat ik geknipt was voor het leveren van bijstand bij begrafe-nissen. Vervolgens ben ik door hem samen met mijn maatje meerma-len uit de klas gehaald om naast hem op de achterbank van een taxi plaats te nemen en mee te rijden in de stoet naar het R.K. kerkhof helemaal aan de rand van de stad richting Harlingen. Dat ik werd aangewezen om het kruis te mogen dragen en daarmee de kop van de stoet op het kerkhof vormde, maakte dit alles natuurlijk alleen nog maar mooier! Het dienen bij gewone missen, wat ik volgens rooster ook bleef doen, viel er eigenlijk bij in het niet.

Misdienaarsreisjes hadden we ook. De pastoor huldigde op die ma-nier onze trouwe inzet gedurende het afgelopen jaar. De eerste reis was maar kort: naar de top van de kerktoren, en zo hoog was die nu ook weer niet. De tweede reis was al beter: met een boot, die bij de kerk kon aanleggen voeren we de Potmarge af richting Warga en Eer-newoude. Dat was tenminste wat om mee thuis te kunnen komen!Ik kwam in de vijfde klas bij meester van Baalen, één man die zich be-

81

Page 82: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

kend maakte als een oud-klasgenoot van m’n vader en met wie ik ver-schillende stevige ruzies heb gehad. Hij ging bij de zwemlessen mee in het bad en dacht er goed aan te doen me bij het rugzwemmen onder te duwen, er van uit gaand dat ik het dan sneller zou leren. Het heeft me alleen maar opgeleverd, dat ik nooit op mijn rug heb leren zwem-men, naast natuurlijk een flinke weerzin tegen de man zelf. Toen ook nog bleek, dat hij me soms onnodig voorzag van strafwerk - wellicht in een poging om aan mijn vader te laten zien hoe flink hij wel niet was - greep die in, door me te steunen bij mijn besluit dat strafwerk niet te maken. De pastoor kon me in dat jaar bij van Baalen niet vaak genoeg komen melden dat er weer een begrafenis moest worden uit-gevoerd!

Leren kon ik als de beste, en het bleek dat de Bonifatiusschool bij mij een heel goede basis had gelegd, waardoor ik het op deze school op mijn gemak kon doen.

Nieuw op deze school was, dat er ook meisjes waren. Ik werd in de vijfde klas dan ook voor de eerste keer verliefd. Blijkbaar zo zichtbaar, dat de vrienden op het schoolplein rondzongen dat ik “ging” met Ietje Hoeds. Een schoolplein overigens waar we ons als de schoolbel luidde klassegewijs in rijen moesten opstellen, om vervolgens op commando naar binnen te marcheren. Het speelkwartier werd gevierd in ver-schillende leeftijdsgroepen, zodat je voldoende ruimte had voor spel en gesprek met vriendjes.

Ook hier liepen we vier maal daags de weg tussen huis en school. De tocht was nogal wat korter geworden. We liepen door “Achter de Hoven”, het laatste stukje over een voetpad tussen de tuinen door, waar de Hoven naar waren vernoemd. Tuinen, waar ik mijn eerste baantje had en daarmee mijn eerste verdiensten verkreeg. Het werk bestond uit het plukken van rode-, witte- en kruisbessen. Je kon een kwartje verdienen als je een grote kist vol had geplukt. Dat werd soms

82

Page 83: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

lastig als grotere jongens hun kist naast de jouwe hooghielden en ver-volgens door op de onderkant te slaan mijn opbrengst in hun kist overhevelden.

De tocht tussen huis en school was er ook nu weer een met een groot aantal deelnemers, zij het dat er vanuit onze buurt ook velen naar de openbare school gingen en daarmee een andere kant op. Voor de christelijken was het helemaal gemakkelijk: hun school was onder-

deel van ons buurtje en lag pal ach-ter ons huis. Halverwege de wan-delroute naar school en kerk was een kapperszaak, die we met enige regelmaat met een bezoek moesten vereren, want zelf knippen deed mijn moeder niet. De kapper had maar een model, te weten “bloem-pot”, zodat ieder die bij hem ge-knipt was er hetzelfde uitzag. Na mijn bloempotervaring als begin-nend misdienaar, was dit dus de tweede ervaring met dit denkbeel-dige aardewerk.Tijdens het laatste schooljaar, de zesde klas, had ik les van het Hoofd

der School, de man die we vanwege zijn omvang meester Oliebol noem-

den, en wiens echte naam ik pas na hulp van René en heel lang na-denken weer kan produceren. Volgens mij moet hij Cornelissen heb-ben geheten.

83

!

Mijn Oma Westra

Page 84: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Het was een rustig jaar. Oliebol zat er zijn oude dag uit en wij ke-ken vooral uit naar het einde en het daar achter liggende vervolg op de middelbare school.

Net als bij de Bonifatiuskerk lagen ook nu school en kerk op een eigen terrein, dit keer haaks op de Huizumerlaan aan de zuidkant van de stad. Ook hier bood het ruimte voor het houden van processies, waaraan ik nu in mijn rol van misdienaar meedeed. Het was wel wat om zo op eigen terrein, zonder dat er allerlei niet-gelovige pottenkij-kers waren, je feestelijk uit te dossen en te laten zien dat je bij de ka-tholieke kerk hoorde.

Ook bood het ruimte voor het honk van welpen en verkenners, een vrijetijdsbesteding waar ik slechts korte tijd aan heb meegedaan. Broer Johan was al langer lid en vergat een keer zijn rozenkrans. Hij vroeg de mijne te leen, omdat je hem wel moest kunnen tonen. Resul-taat was dat ik naar huis gestuurd werd om er een te halen. Ik ben maar nooit meer gegaan.

Voor mij was het voetballen veel meer weggelegd. Ik ben lid gewor-den van het rooms katholieke MKV ’29, die velden had vlakbij Opa en Oma, waar ik wekelijks trainde en soms op zaterdag een tijdje mee mocht doen bij een wedstrijdje. Het was het begin van een glanzende carrière, die ik later in Sneek (bij WZS) en in Groningen (bij The Nic-kerbockers) heb voortgezet en daarbij wisselende successen mocht vieren. Al moet gezegd, dat we uiteindelijk vaker hebben verloren dan gewonnen en dat het aantal door mij geproduceerde doelpunten niet boven een tiental is uitgekomen. Niet slecht voor een “hangende rechtsbuiten”, die op last van de trainer vaak bij de zijlijn moest blij-ven.

84

Page 85: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Bezigheden in en om de stad.

Niet alleen voor het voetballen moest ik de stad in. Ook was er na de aanvankelijke Tv-middagen bij de Stokkers in de buurt, het woensdagse en zaterdagse bezoek aan Opa en Oma. Daar konden we vanuit de Kersenstraat lopend komen. Soms gingen we ’s zondags weer, dan vergezeld door ouders en jongste kinderen.

Een speciaal bezoek in de stad was die aan de veemarkt, waar ik samen met Johan en René, en eventueel een vriendje, op vrijdagen in vakanties naar toe ging. Voorzien van een stuiver per man en met de opdracht om zo lang mogelijk weg te blijven, stonden we met open mond te kijken naar de handel in koeien en schapen en naar alle be-wegingen die dat voor boeren en dieren met zich mee bracht. Heerlij-ke dagen waren het, waar mijn stuiver vaak veranderde in de vorm van zoethout, waar je zo’n lekkere kwast aan kon kauwen en zuigen.

Naar de kermis gingen we ook. Jaarlijks bood Opa ons een kermis-gang aan, waar hij wel teleurgesteld van terugkeerde als weer geble-ken was, dat wij te bang waren om van diverse attracties gebruik te maken.

Toen ik eenmaal een fiets had verworven werd de actieradius wat groter en waren sommige tochten wat gemakkelijker te volbrengen. Zo kon ik per fiets naar het voetballen. Ook was ik er met de fiets toen Oma, die bezig was haar verhuizing naar Coevorden voor te bereiden en al een heleboel spullen had weggedaan, vroeg of ik nog een tafel-kleed wilde terugbrengen.Opa kon anders niet goed van zijn ontbijt genieten. Op de terugweg werd ik aangereden door een motor, waar-van de berijder moeder aan het schrikken bracht door te komen mel-den dat het gebeurd was. Er blijmoedig aan toevoegend, dat ik te voet

85

Page 86: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

op eigen gelegenheid naar huis zou komen, omdat niet ik maar wel mijn fiets kapot was.

Omdat er op vijf broers maar één fiets was en het ons bij tijd en wijle leuk leek om met meerderen een activiteit te ondernemen wan-delden we niet alleen in de stad op zoek naar avontuur of televisie,

maar ook naar buiten. Beroemd waren de wandelingen bij “Miedum en Lekkum” (twee inmiddels door de stad geannexeerde, maar toen buiten de stad liggende dorpen) om, want daar was je wel een flink aantal uren mee zoet.

86

!

De hele familie jaren later: er zijn ook kleinkinderen gekomen

Page 87: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Johan en ik hadden een abonnement op het een eindje buiten de stad gelegen openluchtbad “de Grote Wielen”. Ook dan was het lopen.

Omdat boodschappen doen nog steeds een van mijn klussen was, gaf dit ook met regelmaat reden om de stad in te gaan. Dat werd een wat meer dragelijke taak doordat ik in die jaren of zo nu en dan een “eigen” boodschap had in de vorm van aanschaf van visgerei of vlie-gerpapier. Allebei van groot belang voor de twee belangrijkste hobby’s van die dagen.

87

Page 88: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Familie.

Door de grote kinderschaar van vaders en moeders zijde beschikten we over een hele grote familie, die aan vaders kant ook nog was uitge-breid door de komst van diverse neven en nichten die al voor mij ge-boren waren.

Jaarlijks bracht ik in m’n eentje een visite aan peettante Greet als ze weer jarig was. In dat grote huis, dat ze alleen bewoonde sinds nicht Femke de deur uit was, en haar man, oom Jo, overleden. Zijn overlijden was trouwens de eerste begrafenisbijeenkomst in de familie die ik heb bijgewoond. Begrafenissen kende ik als misdienaar natuur-lijk maar al te goed, maar nog nooit was ik aanwezig bij die van een familielid en ook niet bij het daarop volgende samenzijn. Ik was ge-schokt over de gezellige sfeer die er hing en de heerlijke broodjes waar de gasten zich aan te goed deden. Het leek niet alleen een famili-ereünie, het was dat eigenlijk ook, met alle kabaal die aan mijn familie verbonden is, van dien.

Kabaal, dat ik al wel had meegemaakt bij de verjaardagen van Opa en Oma met alle visite van ooms, tantes, neven en nichten die daarbij hoorden. Zo was er in hevige mate rumoer bij de 50-jarige bruiloft die Opa en Oma vierden in café de Groene Weide, kort voordat ze gingen verhuizen naar Coevorden. Niet alleen al hun kinderen en partners waren er, maar ook alle kleinkinderen, die onder leiding van tante Nel onder het zingen van een prachtige aubade een rozenkrans van si-naasappelen aan het gouden bruidspaar aanboden onder luide aan-moedigingen van alle ouders en verdere ooms en tantes.

Opa was in de aanloop naar deze bruiloft ernstig ziek geweest en iedereen was blij dat hij het gehaald had en er bij kon zijn. Duidelijk

88

Page 89: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

was al wel, dat het beter was naar een bejaardenhuis (zoals een ver-zorgingshuis toen heette) te verhuizen, wat dan ook niet lang na de bruiloft, die in januari 1960 was gevierd, gebeurde. Ze hadden een plek gevonden in een rooms katholiek huis te Coevorden, een hele verandering na al die jaren Leeuwarden.

Opa heeft er slechts kort van kunnen genieten, want in mei 1960 overleed hij al. Ik ben jammer genoeg niet naar zijn begrafenis ge-weest, voor mijn ouders was het te veel moeite om kinderen mee te nemen op reis naar Coevorden, waar hij begraven is.Oma kwam sindsdien alleen. Ze was nog heel actief en gezond. Elke keer als ze bij ons op visite kwam of logeerde keken we uit naar de gezelligheid die ze meebracht, en natuurlijk ook naar de cadeautjes. Dat heeft ze nog heel lang kunnen doen. Net als Oma Schlaman was ze een heel leuke Oma die eindeloos spelletjes met ons kon doen. We zagen dan ook iedere keer met heel veel verwachting naar haar uit.

Voor mijn vader betekende deze verhuizing en dood van Opa het definitieve afscheid van zijn jeugd en ouderlijk huis. Grossierderij en winkel waren al eerder verkocht, nadat oom Jo nog een tijdje in de winkel had gestaan. Het huis aan het Naauw was verwisseld voor dat aan de Coornhertstraat, maar je kon er nog elke week op bezoek gaan of, in ons geval, TV gaan kijken. Dat alles was nu over, ook al omdat – op tante Greet na – alle zussen en de ene broer van vader buiten Leeuwarden huisvesting hadden gevonden.

En dan woonde z’n moeder daar ook nog alleen in Coevorden, waar je, omdat hij niet reed en geen auto had, niet zo gemakkelijk even naar toe ging.

Vervolgens verlieten wij zelf ook nog de stad, omdat Sneek lonkte. Een voor mij volkomen vreemd oord, waar ik nog nooit geweest was en waar ik totaal geen voorstelling van had. Voor mijn vader een van de grote veranderingen in zijn leven, waarvan hij in dat jaar er dus

89

Page 90: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

een paar snel achter elkaar heeft beleefd en er wellicht met gemengde gevoelens op terug gekeken heeft.

90

Page 91: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Hoe gaat het met mij op dit kruispunt in mijn

jeugd?

Uit alle pagina’s hiervoor moge duidelijk zijn geworden, dat ik een klein, nogal verlegen en goed lerend mannetje was, wat stilletjes door het leven gaand. Je best doen, niet opvallen en toch zoveel mogelijk genieten van familie, school en vrije tijd. Ik ben er al vroeg op aange-sproken om verantwoordelijkheid te nemen, ik was immers de oudste en mijn ouders hadden meer te doen. Ook al vanwege het snel groei-ende gezin waarin ik ben opgegroeid. Dat is me niet altijd gemakkelijk afgegaan. Maar ook zijn er de momenten en de “functies”, waarop en waarmee ik mij wel degelijk kon en wilde laten zien en mijn talenten graag benutte. Zo zijn daar het misdienaarschap, en de zorg voor broers die naar school of huisarts moesten worden begeleid. Ik was met verve de kampioen vlieger bouwen en bracht met trots menig maaltje vis naar huis. Zeker ook bij de organisatorische bezigheden ten behoeve van de uitvoering van spelen en wedstrijden in en om het huis heb ik me van mijn beste kant laten zien. Op school deed ik m’n best en was nieuwsgierig, maar hield me verder wel gedeisd. Ik vroeg niet al te veel om aandacht en kreeg die dan ook niet veel. Behalve als die eer me zo nu en dan en zonder er echt om te vragen wel te beurt viel, iets waar ik dan vervolgens erg van kon genieten. Zo was er de logeerpartij bij Oma in Groningen, waar ik de enige was, en met haar gearmd door de stad liep. Zo was er ook de aanschaf van een nieuw servies waar ik als enige mijn ouders mocht bijstaan. En er was na-tuurlijk het hoogtepunt op dit vlak: ik, die als enige thuis mocht blij-ven toen Josephine geboren zou worden!

91

Page 92: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Er zijn twee dingen waar ik echt last van gehad heb, in die zin, dat ik me er toen al aan stoorde of er over in zat: het bedplassen en mijn verlegenheid. Een verlegen misdienaar wil nog wel, je hebt tenslotte een mooi pak aan en hoeft in principe je mond niet open te doen. Maar uitgezonden worden voor een ingewikkelde boodschap of – nog erger – gevraagd te worden iets te gaan ruilen, dan ging mijn moge-lijkheden te boven.

Het bedplassen heeft me heel lang dwars gezeten. Ook al omdat je er iedere dag mee geconfronteerd werd. Zo heb ik eigenlijk nooit een eigen slaapkamer gehad, waardoor minimaal één broer en vaak nog meer kennis konden nemen van dit euvel. Ze hebben me er overigens nooit mee gepest, maar dat maakt het nog niet tot een dragelijk ge-heel.

Bij logeerpartijen moest ik altijd voorzorgmaatregelen in de vorm van bedzeil en extra kleding meenemen en werden de gastvrouwen geïnformeerd hoe in deze op te treden. Is steeds met liefde uitge-voerd, maar toch. Het ergste was eigenlijk de met deze kwaal gepaard gaande slapeloosheid of half doorwaakte nachten. Zeker als ik niet in mijn eigen bed lag, was wakker blijven een preventieve maatregel die me uren nachtrust heeft gekost. Met overigens niet altijd het gewenste resultaat, omdat je uiteindelijk toch wel in slaap valt. Met alle gevol-gen van dien.

Aan de periode in het Naauw bewaar ik, en dat is gezien mijn leef-tijd natuurlijk niet bijzonder, wat minder herinneringen. Aan de peri-ode Archipelweg en Kersenstraat, die tezamen nog niet de helft van die aan het Naauw betroffen, des te meer. Een nog hele goede ook. Ik denk daar in voorgaande tekst uitbundig van getuigd te hebben.

Aan het eind van de Leeuwarder periode bezat ik de hier beschre-ven trekken die mij kenmerken nog altijd en in duidelijke verschij-ningsvorm. Maar dat betekende zeker niet, dat ik geen zin had in het

92

Page 93: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

vervolg. Na Leeuwarden zag ik uit naar Sneek en naar wat de toe-komst brengen zou. Ik had genoeg van de lagere school, en was nieuwsgierig naar wat de middelbare school mij allemaal te bieden had. Ook daar zou ik wel weer iets vinden waar ik me in zou kunnen onderscheiden en mijn honger naar kennis zou kunnen bevredigen.Bij het voetballen had ik geleerd, dat je geen aanvoerder hoefde te zijn om toch mee te kunnen spelen. En dat een dienende rol in de zin van een goede voorzet net zo veel genoegen kan opleveren als het maken van het doelpunt. Al wil ieder mens, en ik dus ook, in het geheim en voor zichzelf best wel eens zeggen dat je wat graag zelf een doelpunt had willen maken.

Ik wist niet wat de toekomst me zou gaan brengen, was er niet al-leen aan toe, maar ook klaar voor. Het verleden had me voldoende vertrouwen gegeven om er positief tegenover te staan. En ik was toen nieuwsgierig op een manier zoals ik gelukkig altijd gebleven.

93

Page 94: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

De tweede grote verhuizing.

Nieuw werk, nieuwe kansen. Ongeveer in dezelfde tijd als Opa’s dood kreeg mijn vader een nieuwe kans bij V+D. Hij kon het onder-grondse magazijn verlaten en verkoopchef van een bovengrondse af-deling worden. Er was alleen wel de voorwaarde, dat deze baan in Sneek te vinden zou zijn. Al heel snel werd besloten dat vader niet alleen zou gaan, maar dat we met z’n allen naar Sneek gingen verhui-zen. Mijn lagere schoolperiode zat erop, en de mooie tijd in de Ker-senstraat dus ook.

Ik denk dat dit het jaar is, dat ik met Johan samen vakantie heb gevierd met een logeerpartij bij tante Cor in Ter Apel. Een hele grote tuin had ze, met onder andere morellenbomen, waar je heerlijk van kon snoepen. Om Cap was smid, die nog paarden besloeg en er een fietsenzaak bij had, want zoveel paarden waren er nou ook weer niet. Maar natuurlijk wel een prachtig gezicht als we hem zo in de smederij aan het werk zagen.

Tante Cor nam ons mee naar een zwemplas bij Sellingerbeetse en je kon prachtige wandelingen maken in en rond Ter Apel. Het was een lange busreis van Groningen over de Kielsterachterweg, maar alles-zins de moeite waard, want we hadden er een gedenkwaardige en prima vakantie. En je kon flink oefenen in onbegeleid reizen met trein en bus, dat maakte het extra avontuurlijk.

Na de vakantie ging ik als kwartiermaker naar Sneek. Onze nieuwe woning was nog niet beschikbaar en het leek wel slim, dat ik meteen op de MULO in Sneek zou kunnen beginnen. De oplossing werd ge-vonden in de vorm van een tijdelijk kostgangerschap bij oom Jan en tante Ria, die toen in Sneek woonden vanwege ooms stationschef-

94

Page 95: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

schap aldaar. Ik ging er op maandag heen en kwam zaterdag na de ochtendles weer terug. Dat was toen nog: we gingen zes dagen in de week naar school, iets wat vandaag de dag nauwelijks voorstelbaar is. Ik werd door oom en tante heel hartelijk ontvangen. Dat maakte het wennen aan de nieuwe school en een nieuwe stad wel wat gemakkelij-ker. Want wennen was het, echt wel.

Het was een katholieke MULO, die onder leiding stond van meester Lokkerbol, een naam die Maarten Toonder bedacht zou kunnen heb-ben. Hij deed onder andere van zich spreken door zich per fiets door de schoolgangen te bewegen, waarbij hij er vast op rekende dat wij eerbiedig ruimte voor hem zouden maken. Dat deden we dan ook. Het moet overigens gezegd, dat hij keurig zijn hand uitstak als hij binnen-schools voornemens was links- of rechtsaf te slaan.

De school lag aan het eind van de wijk Sperkhem, richting Joure en naast de velden van de R.K voetbalclub Wit Zwart Sneek, de club waar ik later nog de nodige triomfen zou vieren.

Wennen was het ook dat we les kregen van verschillende leraren, al waren sommigen beschikbaar voor twee en soms wel drie vakken. Zo gaf mevrouw Lindeman ons niet alleen Duits en Nederlands maar onderwees zij ons ook in het vak Schrijven, dat toen nog prominent op het rooster stond. In mijn geval overigens zonder succes, want erg leesbaar is mijn handschrift nooit geworden.

We hadden een vast lokaal, met voor ieder een vaste plek. Ik zat rechts vooraan, en verdiende wat bij door voor te zeggen of spieken toe te staan. Voor de verschillende vakken hadden we een variatie aan leraren, die dan voor hun les naar ons lokaal kwamen.

We kregen gemengd les, want hier waren niet alleen jongens, maar ook meisjes welkom. Zij het, dat het ze in de winter niet was toege-staan in broek de school, laat staan de klas te betreden. Als ze die vanwege de kou op de fiets wel nodig hadden, dienden ze zich eerst te

95

Page 96: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

verkleden voordat de les een aanvang kon nemen. Heel veel klasge-noten kwamen op de fiets, omdat er naast de leerlingen uit Sneek zelf ook diversen afkomstig waren uit de dorpen rondom mijn nieuwe woonplaats.

Dit maakte het begin van het nieuwe schooljaar extra boeiend, want voor mij, die het “Liwwarder taaltje” was gewend kwam het nieuwe in de vorm van het “Snekers”, en was er ook de eerste echte confrontatie met het Fries. Die taal kende ik alleen van spaarzame momenten, zoals bijvoorbeeld van de bezoeken aan de veemarkt. Het heeft me in het begin vrij veel moeite gekost om er achter te komen waar de betreffende klasgenoten het over hadden. Zeker ook, omdat zij gewend waren dat iedereen hen kon verstaan, want dat was in hun dorp natuurlijk altijd het geval geweest. Zij deden dan ook geen moei-te om zich in een voor hen tweede taal verstaanbaar te maken.

Na een aantal weken flink wennen aan de nieuwe school, nieuwe leraren, niet altijd te begrijpen klasgenoten en het kostgangerschap, kwam het me dan ook heel goed uit, dat de hele familie naar Sneek verhuisde en ik weer de hele week in mijn eigen bed kon slapen en in eigen familiekring verkeren.

96

Page 97: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Nieuw huis, nieuwe buurt, nieuwe stad.

We gingen wonen aan de Scherhemstraat, vlakbij de watertoren en (weer) op een bovenwoning. We woonden daar met drie gezinnen in een portiek: eentje beneden en twee boven. Naast ons eerst een rij-examinator met vrouw en dochter, die na niet al te lange tijd werden vervangen door Sietse en Tjitske Hempenius, mensen die ik nu nog wel eens tegenkom als ik in Sneek ben, en die ik nog altijd aanspreek als buurman en buurvrouw. Hij was een sterke man en oorspronke-lijk kolenboer. Later, toen het aardgas het van de kolen won, werkte hij bij de Hema. Ze hebben al die jaren contact met mijn ouders on-derhouden en doordat ze handig waren ook heel veel praktische bij-stand verleend bij klussen in en rond het huis, bij latere verhuizingen en verzorgen van de tuin.

Beneden woonde de familie Harkema met hun vier kinderen, met wie je – behalve op zondag, want ze waren streng gereformeerd – prima kon spelen in de nieuwe buurt waar we nu waren komen wo-nen.

Ons bovenhuis had deze keer wel de beschikking over een tuin, zij het dat die wat vreemd gesitueerd was. De benedenburen, wiens huis dus twee maal zo breed was als het onze, hadden over de volle breedte aansluitend aan het huis een tuin. Daarachter lag een (even grote) strook grond, die wij tot onze tuin hebben omgetoverd en die aan de achterzijde weer grensde aan de tuin van onze mede-bovenbewoners. Vooral Johan en ik zijn flink in de weer geweest met die tuin. We hebben er naast bloemen ook een deel moestuin van gemaakt, al weet ik niet meer wat we er verbouwd hebben. Onlangs bleek een hoe lang het geleden is, dat we bezig waren met die tuin. Toen ik zo’n vijftig

97

Page 98: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

jaar later weer over een moestuin beschikte kon ik er aanvankelijk helemaal niet mee uit de voeten. Vaag herinner ik me nog wel de trots, die Johan en ik hadden als we eigen opbrengst naar boven brachten.

Achter al die tuinen lag een reeks fietsenschuurtjes, met in de onze onder andere mijn fiets, waarmee ik dagelijks de ochtend- en middag-tocht naar de MULO ondernam. Mijn broers moesten lopen naar de Jongensschool en Josephine werd vooralsnog naar de kleuterschool in de buurt gebracht. Te voet, want mijn moeder, die haar bracht, fiet-ste ook toen al weinig.

Net als aan de Archipelweg en in de Kersenstraat kon je hier ook prima buiten spelen. De Scherhemstraat was slechts aan één kant met woningen bebouwd. De overkant bestond uit kantoren van het Waterbedrijf en een schoolgebouw van de lagere landbouwschool. Tussen de hoofdweg, waar dus – zeker ’s avonds – bijna niets gebeur-de, en de ventweg voor de woningen lag een prachtige groenstrook. Een gebied waar je zeker in onze tijd, ruimschoots je gang kon gaan. Onze straat was bedoeld als ontsluitingsweg voor een nieuwe wijk in naastliggende weilanden, die pas jaren is later aangelegd. Ook hier was er jeugd te over, waaronder een jongen die ik nog jaren via de krant heb kunnen volgen, omdat hij burgemeester van onder andere Reiderland en Harlingen is geweest: Chris Arlman. Voetballen was een geliefde bezigheid. Dat deden we op de groenstrook, met soms een boom en dan weer een trui of steen als doelpaal, en er dan met vier tegen vier of vijf tegen vijf met grote inzet tegenaan. Soms speel-den we met de familie tegen andere kinderen. Eugène moest bij die gelegenheden tegen zijn zin op doel, want dan konden we hem ten-minste flink verwijten maken als hij weer eens een bal doorliet, wat overigens natuurlijk zijn groeiende weerzin verklaarde. Als de familie niet compleet inzetbaar was, dan moesten de teams gekozen worden,

98

Page 99: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

wat gebeurde door na het pootje-voor-pootje ( “poten” noemden we het) aanwijzen van de beginnende aanvoerder de (afnemende) favo-rieten beurtelings gekozen te laten worden. Iets dat vooral voor de laatst gekozenen een nogal demotiverende aangelegenheid betrof. Maar anderzijds mogelijk wel een aansporing betekende om je best te doen en daardoor een volgende keer in rang en aanzien te stijgen.

’s Avonds was verder tikkertje en zeker verstoppertje spelen iets waar we uren tijd in konden stoppen. Zeker als het wat donker begon te worden hadden deze spelletjes hun eigen romantiek.

Ook in Sneek toonden Johan en ik weer onze organisatorische kwa-liteiten. We organiseerden ook nu weer hardloopwedstrijden en Olympische buurtspelen, waarin anderen zich het vuur uit de sloffen liepen of sprongen bij diverse atletieknummers en wij van alles de tel bijhielden, zodat de verschillende kampioenen aan het eind van de Spelen gehuldigd konden worden.

In het seizoen deed ik veel, en goed, aan knikkeren. Mijn ouders hebben daar, hoewel ik erg tegenstribbelde, op zeker moment een einde aan gemaakt. Ik was “te oud” geworden, en dat was “niet eer-lijk” ten opzichte van de kleintjes.

Een belangrijke reden om binnen te blijven kwam toen we TV kre-gen. Het was op kerstavond, dat een monteur van V+D verscheen om het toestel te brengen en te installeren. Hij mocht zich natuurlijk in een grote belangstelling verheugen. We zijn de hele kerstvakantie niet meer de deur uit geweest. Vanaf dat moment waren ook wij geabon-neerd op het engelse circus met kerstmis, en het nieuwjaarsconcert en schansspringen in Garmisch Partenkirchen op Nieuwjaarsdag. Er was tot onze grote vreugde een einde gekomen aan het TV-loze tijdperk, dat was ingetreden na het vertrek van Opa en Oma naar Coevorden en onze verhuizing naar Sneek. We hebben het weten te overbruggen, maar het heeft moeite gekost.

99

Page 100: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Overigens staat me bij, dat de programma’s toen vooral in het te-ken stonden van Rudi Carrell, Esther Ofarim, Corrie Brokken, Pipo de Clown en (nog altijd) de Verrekijker. Die laatsten kenden we immers nog van Opa.

Het jaar erop kregen we er voor de winterperiode nog een reden bij om veel binnen te blijven. Met Sinterklaas was er voor de gezamenlij-ke broers een tafelbiljart bedacht. Onze traditie om bij slecht weer met z’n vijven allerlei competities met verschillende spelsoorten te doen, kreeg hierdoor een enorme impuls. Een beetje toernooi duurde minstens een week en eindigde er steevast in, dat Eugène aan het eind op het nippertje verloor. Dat was bijna net zo traditioneel als dat het voetbal er altijd mee eindigt dat Duitsland na 90 minuten toch weer wint.

Lezen was in deze periode een zeer geliefde bezigheid. Arendsoog, Pim Pandoer en Bas Banning. Wat later ook Biggles, de vliegende oor-logsheld uit Engeland.

Het was een prachtige tijd, waar we heel veel met de vijf broers ge-zamenlijk zijn opgetrokken, naar de buitenwacht soms gezamenlijk front maakten en voor elkaar door het vuur gingen, en alleen in on-derlinge competities de ander geen duimbreed wilden toestaan. Maar dit laatste hoefde de andere jeugd uit de straat natuurlijk niet te we-ten.

100

Page 101: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

(Zeer) tijdelijke inwoning.

In de Scherhemstraat zijn we in het unieke bezit van een hond ge-weest. Uniek omdat het eerste keer was, en daarna ook nooit meer. Het was een klein zwart afvalbakkenras hondje waarmee mijn vader thuiskwam. En waarvan mijn moeder ogenblikkelijk zei, dat ze er nooit liefde voor zou opvatten en er dan ook niets mee te maken wilde hebben. Wij noemden hem Sjompie en gingen er om de beurt, en soms wel met z’n tweeën tegelijk, mee uit. Trots als een pauw, dat wij nu ook dat hadden waar menig buurman of buurkind mee kon pron-ken. En heel serieus bij het regelen dat onze hond zijn poep niet op ons gras- en voetbalveld zou doen.

Erg lang heeft het niet geduurd. Vrij snel bleek dat Sjompie geen hij, maar een zij was die vol vreugde door een buurhond werd gedekt. Het onheil wat ons daarmee boven het hoofd hing – nog meer inwo-ning – was reden om Sjompie snel weer terug te bezorgen bij het adres waar hij/zij vandaan gekomen was. De uitlaters moesten al snel weer op zoek naar andere bezigheden en natuurlijk naar een goed verhaal om aan de buurkinderen te kunnen vertellen waarom de hond ons ontvallen was. Of we de waarheid hebben verteld weet ik eerlijk gezegd niet meer.

101

Page 102: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Weer een zusje!

Een tijdlang hebben we met vijf broers op een gezamenlijke slaap-kamer gelegen. Twee stapelbedden en een tussenliggend eenper-soonsbed, waarin Eugène domicilie had gekozen, maakten de ruimte goed bezet. Ik lag onder Johan en we maakten er met z’n allen vaak een behoorlijk spektakel van. Dat laatste tot ergernis van vader, die regelmatig tot stilte maande, en soms moest overgaan tot een lijfstraf in de vorm van een pak(je) slaag. Johan ontkwam er een keer niet aan, toen wij naar waarheid antwoorden op de vaders vraag wie het laatste woord had gehad. Hij had slechts ons tot stilte gemaand en werd daarom deels onterecht gestraft.

Aan die lijfstraffen kwam overigens zo rond je twaalfde een einde, zijnde de leeftijd waarop vader vervaarlijk meedeelde vanaf dat mo-ment alleen “geestelijke straffen” te zullen toedienen. Reden genoeg om die sidderend af te wachten.

Toen Johan en ik naar de HBS gingen, kregen we boven op zolder niet alleen ieder een bed, maar ook een gezamenlijk bureau, waaraan we tegenover elkaar zittend konden leren. Studeren was een woord dat pas later gebruikt zou worden. Het was een mooie plek om te sla-pen en te leren, al was het in de winter wel bar koud. ’s Ochtends kon je de rijp op je dekens aantreffen. Later kwam er een straalkacheltje dat tijdens het huiswerk aan mocht.

Ik vertel dit alles, omdat Johan en ik al op de zolder sliepen toen mijn tweede zus, Nynke, in augustus 1962 geboren werd. We waren oud genoeg om het aan te zien komen, moeder werd dikker en dikker en we waren dan ook over de aanstaande heugelijke gebeurtenis geïn-

102

Page 103: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

formeerd. Heugelijk, omdat er ruim vijf jaar na de eerste zus weer een baby bij zou komen. Dat vonden wij wel spannend met z’n allen.

In de nacht dat ze geboren is, is mijn vader er in geslaagd de wieg van de zolder in z’n eentje van de vlizotrap af te krijgen zonder dat Johan en ik ook maar iets gehoord hebben. Ook moeder moet zich behoorlijk gedeisd hebben gehouden, want voor ons allemaal was de mededeling bij het ontbijt, dat er ’s nachts een zusje geboren was, een complete verrassing. Des te meer een verrassing, omdat het weer een zusje bleek te zijn. Broers hadden we immers al genoeg.

Er verscheen een kraamverzorgster, die een dag of tien ons grote gezin, want dat was het nu echt wel, volledig heeft gerund. Een prachtvrouw waar we ook later nog wel eens op visite zijn geweest toen ze zich als boerin in de buurt van Joure had gevestigd.

Na haar vertrek werden onze huishoudelijke taken op een enkel punt verzwaard en kon moeder zich op de baby concentreren. Toen Nynke iets groter begon te worden werden vooral de oudsten ook in-geschakeld bij het uit wieg of bed halen van de baby, of haar er weer in te leggen. Johan is een keer met haar van de trap gevallen, maar door dat zorgvuldig te doen heeft hij alleen zichzelf bezeerd.

De mooiste klus was natuurlijk met zus Nynke uit wandelen in kin-der-of wandelwagen, want dan kon je aan alle vrienden en buurtgeno-ten trots laten zien hoe mooi onze zus wel niet was.

Het nieuwtje was er vrij snel af en de HBS begon veel tijd te vragen. Daarom nam mijn interesse wel wat af, want zoveel kun je als vijftien-jarige nu ook weer niet met een kind van nog geen jaar. Ik besefte, dat we toch wel veel in leeftijd scheelden en er was nog zoveel anders dat me boeide of tijd vroeg.

Een tijdje later vertelde moeder mij als oudste in vertrouwen, dat ze dacht mogelijk weer zwanger te zijn. Er bij zeggend, dat ze dat ei-genlijk liever niet wilde. Dat laatste was iets waar ik niet goed raad

103

Page 104: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

mee wist. Ik heb daarom maar tegen haar gezegd, dat ik hoopte dat het niet zo zou zijn, ook al omdat ons huis vol genoeg was. Het is wel een verhaal en een moment, dat me altijd bijgebleven is, omdat het een breuk betekende met het idee dat je altijd blij zou (moeten) zijn met de komst van een kind. Omdat ik toen nog niet echt goed door-had hoe je de natuur niet zijn gang kon laten gaan, was dit ook het moment dat ik voor het eerst meemaakte dat mijn moeder zich tegen de natuurlijke gang van zaken verzette. Het is denk ik voor haar, en voor ons allemaal, goed geweest dat het loos alarm bleek te zijn.

104

Page 105: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Sporten in Sneek.

In Leeuwarden was ik lid van de voetbalclub MKV ’29. In Sneek meldde ik me al snel bij – ook weer een katholieke – club: Wit Zwart Sneek, kortweg WZS. De velden lagen pal naast de MULO, dus zo moeilijk was het niet voor mij om op het idee te komen me daar aan te sluiten.

Ik ben er jarenlang lid gebleven, trainde één maal per week, en deed een aantal seizoenen aan de competitie mee. Ik was in die tijd een heel iel en licht mannetje en had graag overzicht. Die vond ik als rechtsbuiten. Doordat ik geen al te harde traptechniek had was het soms wel moeilijk om een corner goed te nemen, maar door een dichtbij staande speler in te schakelen is dit euvel op z’n tijd te ver-helpen.

Als het trainingsveld door de weersomstandigheden niet geschikt was gingen we hardlopen. De stad door onder leiding van onze trai-ner, die een geducht hardloper voor de langere afstand was. Ik bleek deze tak van sport ook heel goed te beheersen en heb daar erg van genoten.

Het mooiste bleef natuurlijk wel het spelen van wedstrijden, waar-bij het in de beginperiode niet altijd zeker was of je wel een hele wed-strijd mee mocht doen. Of je kwam er pas later in, of je moest er eer-der uit. Vaak hadden we wel vijftien of zestien jongens die allemaal bij hetzelfde elftal hoorden. Dat betekende, dat je soms ook op het wed-strijdbord, dat ergens in het centrum van Sneek hing, kon lezen dat de wedstrijd wel doorging, maar dat jij die dag helemaal was uitgeroos-terd. Dan ging je maar niet of zat je hoopvol langs de kant te wachten tot er toch iemand geblesseerd zou raken.

105

Page 106: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Heel soms kwam mijn vader kijken, hij had vaak op zaterdag wel iets anders te doen en zo vaak speelden we toen niet op zondag. Maar de keer dat ik – toen we met 7-3 wonnen – twee doelpunten maakte (is me nooit weer gelukt) was hij er jammer genoeg niet. Het succes was echter groot en de vreugde erom niet minder.

Bij uitwedstrijden gingen we op de fiets, meestal naar een dorp in de omgeving. Lemmer was het meest veraf, en wel zo ver, dat we we-gens vermoeidheid geen bal konden raken en vernederd de terugweg moesten aanvaarden. In Blauwhuis was het spitsroeden lopen als je in de rust voor stond of de wedstrijd uiteindelijk gewonnen had. Want de kleedkamer bestond uit een boerenschuur waarvoor je het halve dorp door moest om bij het veld te komen. Het traject was lang ge-noeg om je door de dorpsjeugd bedreigd te weten.

Al voetballend heb ik de omgeving van Sneek goed leren kennen en omdat we elk seizoen uiteindelijk in de middenmoot eindigden was het al met al een prima avontuur met dat voetballen bij WZS.

Na een paar jaar kreeg mijn vader een functie bij de club. Hij werd wedstrijdleider van het eerste zondagelftal. Als ik zelf niet hoefde spe-len gingen we bij thuiswedstrijden met hem mee. Soms konden we hem en de spelers vergezellen als die met de bus naar elders in de provincie trokken voor de wedstrijd. Supporters konden toen nog ge-woon mee in de spelersbus. Met veel waren we niet, en we gedroegen ons heel netjes. Ook al omdat we bij uitwedstrijden natuurlijk veruit in de minderheid waren en niet al te luid juichten als we voorstonden of wonnen. Wat van tijd tot tijd gelukkig lukte, zodat vader trots op z’n werk kon vertellen dat hij een geslaagd weekend achter de rug had.

Een echt goede voetballer was ik niet, maar ik had er wel veel ple-zier in. Dat was wellicht een van de redenen, dat ik inging op de uit-nodiging van de trainer om me op te geven voor de scheidsrechters-

106

Page 107: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

cursus. Daarmee voorzichtig wat schreden zettend op een, wat later bleek lange, vrijwilligersloopbaan. Samen met Johan, die hockeylief-hebber was, maar het scheidsrechteren wel zag zitten, ben ik een aan-tal avonden in een café bij het kermisterrein van Sneek onderwezen in de spelregels. En daarna losgelaten op aanvankelijk alleen jeugdelftal-len. Erg leuk om te doen, al was het gedrag van de kinderen gemakke-lijker te sturen dan dat van de roepende en soms scheldende vaders langs de kant. Zij deden meer dan het aanmoedigen van hun zoon, en trokken soms het inzicht van de scheidsrechter in twijfel.

Ook bij deze hobby gold dat de wedstrijden die ik buiten Sneek moest fluiten mij per fiets in menig dorp in de omgeving brachten, waar je na verloop van tijd dan ook weer bekenden tegenkomt. Een prima hobby, al vond ik het fluiten van wat oudere spelers - wat er later ook bij kwam - wel eens wat minder geslaagd. Ze waren soms ouder (en groter) dan ik en dat is niet altijd zekerheidgevend voor dat iele mannetje met alleen zijn fluitje als wapen.

Toen het allemaal wat te veel tijd ging kosten ben ik gestopt met voetballen bij WZS en hield ik alleen het scheidsrechteren nog een tijdje aan. Ook daar kwam een eind aan toen de KNVB me strafte, omdat ik een nieuwe regel had bedacht. Ik vond het uit het veld stu-ren van een jeugdspeler wel een hele zware straf en stelde hem voor om een paar minuten buiten het veld af te koelen. Dat was in het tijd-perk dat er nog geen gele of rode kaarten - laat staan groene zoals die bij hockey later werden ingevoerd – bestonden.

Het bleek voor de vader van het slachtoffer aanleiding voor een klacht en vervolgens voor de KNVB reden om mij voor twee wedstrij-den te schorsen. Dat ging mijn rechtvaardigheidsgevoel te boven en hielp erg bij het besluit om er mee te stoppen. Dat kwam eigenlijk wel goed uit, want ik moest me erg concentreren op het voorbereiden van

107

Page 108: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

het inmiddels akelig dichtbij gekomen eindexamen voor de HBS. Iets waarvoor ik heel hard heb moeten “ leren”.

108

Page 109: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Naar de HBS.

Op de MULO haalde ik de mooiste cijfers. Reden voor meester Lokkerbol om me voor te dragen voor de 3-jarige in plaats van de 4-jarige MULO. Dat ging eenvoudig: ik zou in één keer overgaan van de eerste naar de derde klas, en zo mijn gemiddeld cijfer van bijna negen met een jaarsprong te gelde maken.

Dit voorstel was voor mijn ouders reden om zich te bezinnen op andere mogelijkheden. Die waren er eigenlijk heel dichtbij. Bolsward is slechts 10 kilometer verwijderd van Sneek en voorzien van de enige R.K. HBS van Friesland. Daar gingen ze dus praten. Bijkomend voor-deel was, dat Johan, die nu ook klaar was met de lagere school, me-teen mee kon naar de HBS, daarmee de omweg, die ik gemaakt had, omzeilend.

Al vlot werd besloten, dat we samen naar Bolsward zouden gaan. Dat was immers per fiets prima te doen en er waren in Sneek genoeg kinderen die dezelfde tocht ondernamen, zodat we met die groep mee zouden kunnen gaan.

Vanaf nu gingen Johan, die altijd een jaar na mij was geweest – wat hij niet altijd even leuk heeft gevonden – en ik, samen op. We hebben vijf jaar in dezelfde klas gezeten en lang aan hetzelfde bureau, eerst op zolder aan de Scherhemstraat en later op een slaapkamer in de Mor-rahemstraat, ons huiswerk gedaan, woordjes zitten stampen en over veel vakken het nodige opgestoken.

Het was voor ons beide wel wennen, dat we nu niet alleen thuis, maar ook op de fiets en op school zo dicht bij elkaar in de buurt wa-ren. Omdat we ook nog op dezelfde kamer sliepen waren we eigenlijk een soort van 24-uurs-broers geworden.

109

Page 110: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Naar Bolsward ging je op de fiets. De bus was er alleen voor watjes en nam je alleen in uiterste nood. Soms overwogen we de bus pas te nemen als die zelf vanwege sneeuw of gladheid al niet meer reed. Elke morgen was het verzamelen om een uur of acht aan de Bolswarder-weg, waar de fietsgroep zich vormde. Het eerste jaar werden de jong-ste deelnemers uit de wind gehouden door de oudere kinderen. Ook hoefden wij bij de waaiers die gevormd werden het eerste jaar geen “kopwerk” te doen. De eerste vijf kilometer ging het over een fietspad langs de grote weg, daar kon je dus geen echt brede waaier opbouwen.

Op de tweede helft, die over een binnenweg door het dorp Nijland liep, kon dat des te beter. Al snel werd ons ingeprent om bij het te-genkomen van auto of bus, of als zij ons achterop kwamen, meteen bij de eerste waarschuwing onmiddellijk in te dikken. Het was best ge-vaarlijk, maar door de raadgevingen van het eerste uur ter harte te nemen, is mij of mijn reisgenoten nooit iets overkomen. Anders was dat met verdekt opgestelde politie, die dan de buitenste rijder van een bekeuring voorzag. Of, zoals Johan een keer overkwam, degene die hij er vanwege iets bijzonders uitpikte. Had hij maar niet als enige met een pet op moeten fietsen, vonden wij. Het rechtvaardigheidsgevoel van Johan en dat van mijn vader dacht daar anders over: ze hebben Johan’s zaak bij de rechter bepleit. De boete werd er iets lager van. En dat was, naast de ervaring die ze er rijker van werden, natuurlijk al-leszins de moeite waard.

Afhankelijk van de windkracht deden we er tussen een half uur en drie kwartier over. Meestal was het ’s morgens tegenwind, maar soms draaide die, en had je hem ook ’s middags weer tegen. Andersom ge-beurde dat praktisch nooit. Bij normaal weer waren we daarom ‘s middags sneller thuis dan dat we er diezelfde ochtend over gedaan hadden.

110

Page 111: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Het was uiterst gezellig om met de hele groep op en neer naar Bolsward te fietsen. Je kreeg er trouwens ook een mooie pauze door tussen het eind van de lessen en het huiswerk dat je te wachten stond. Het waren lange dagen en dan was zo’n tochtje waarin je een frisse neus haalde en menig goed gesprek kon voeren niet te versmaden. Overigens kwamen die gesprekken pas wat later, want in het eerste jaar moest ik, hoewel uit de wind gehouden door de ouderen, alles op alles zetten om de groep bij te kunnen houden. Want het ging echt hard, zeker als de waaier was geformeerd.

En dan was ik natuurlijk ook nog het wat stille jongetje, dat op de MULO zo zijn best had gedaan niet op te vallen, de lessen goed te vol-gen en de resultaten vooral voor zichzelf te vieren.

Had ik er op de MULO aan moeten wennen om niet meer bij de oudste groep van de lagere school te horen, maar gewoon weer onder-aan te beginnen, dan gebeurde me dat bij de eerste stappen op de HBS-carriere gewoon nog een keer.

Al op de fiets werd je dat duidelijk gemaakt: jullie horen achteraan en je luistert goed naar de aanwijzingen van de ouderen. Op school gebeurde dit nogmaals. Het was een groter gebouw dan de MULO, en ook waren er meer leerlingen. Al ging het er naar huidige begrippen maar om een heel kleine en overzichtelijke middelbare school. Met 350 leerlingen had je het wel gehad.

Een groot deel daarvan kwam dagelijks met fiets of bus naar Bols-ward, en natuurlijk waren er ook die te voet gingen, omdat ze in de stad zelf woonden. Al waren dat er niet zoveel.

Een heel specifieke groep betrof de leerlingen van het internaat. De paters Franciscanen, die niet alleen de directie en een aantal leraren voor de katholieke HBS leverden, runden ook internaten voor katho-lieke leerlingen die van ver kwamen. Zo was er een jongensinternaat, dat gekoppeld was aan het patersklooster, en dat zo’n 50 kostgangers

111

Page 112: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

herbergde. Een paar straten verderop woonden zo’n 25 meisjes apart. Het merendeel van deze internaatbewoners kwam van buiten Fries-land en was vanwege problemen op eigen scholen naar deze kost-school gestuurd, waar ze wat strenger aangepakt konden worden. Ze-ker gedurende de eerste paar jaar keek ik met enig ontzag naar deze oudere klas- en schoolgenoten, die al veel meer geschiedenis achter de rug hadden dan ik. Het viel me op dat ze over het algemeen veel beter hun mondje konden roeren dan dat ik dit kon.

Nieuw waren ook de paters in hun donkerbruine pij, voorzien van een lang koord om hun middel, waarmee sommigen om indruk te maken vervaarlijk konden zwaaien of dreigend op je afkomen. Op het totale lerarenbestand waren ze in de minderheid, maar alleen al door hun uiterlijk duidelijk aanwezig en hoog in de hiërarchie. De directeur en zijn vervanger waren beide paters, die ook graag in hun waardig-heid wilden worden aangesproken. De lekenleraren kon je aanspre-ken met meneer, maar de paters heetten Pater Directeur, Pater Saris of Pater v.d. Barsselaar, en je moest het niet wagen het met “meneer” te proberen.

Op de MULO had ik een vast klaslokaal, waar de leraren naar toe kwamen, en dus ook een eigen vaste plek. Op der HBS was dat com-pleet anders. Hier had iedere leraar zijn eigen klas, soms ook voorzien van de nodige speciale apparatuur voor natuurkunde, scheikunde of biologie. We renden tussen de lessen door snel naar de volgende lo-kaal. Snel, omdat het rooster er in voorzag dat de lessen elkaar met een hele korte tussenpauze opvolgden. Dat was maar goed ook, want met al die lessen die je op een dag moest volgen wilde je maar wat graag om vier uur weer op de fiets om een beetje op tijd weer thuis te kunnen zijn.

112

Page 113: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Al met al een behoorlijk intensieve ervaring met heel veel indruk-ken, die eerste weken op de HBS. Ik denk dat pas met Kerstmis het ritme er wat inkwam en dat ik waarschijnlijk het hele eerste jaar heb gebruikt om me helemaal thuis te voelen in deze nieuwe omgeving, waar een heel andere manier van leren werd gevraagd dan die ik op de lagere school en op de MULO gewend was geweest. Hier ging het meer om kennis en minder om vaardigheden. Waarbij het wat het laatste betreft niet meer ging om de “schrijfles” van de MULO, maar om het leveren van mijn eerste acteerprestaties bij Nederlands als je iets moest voordragen of om het oefenen met een proefje bij natuur- of scheikunde.

Aan het begin van het tweede jaar werd me duidelijk, dat ik bij het waaierfietsen nu ook mijn beurt “ op kop” had te vervullen, en was dat het moment dat ik me er helemaal bij voelde horen. Ik had de in-troductietijd van de middelbare school achter de rug en ging vanaf dat moment volop meedoen aan het zeer brede programma dat de HBS zijn leerlingen bood.

113

Page 114: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Het lespakket.

Het HBS-programma omvatte een groot aantal vakken.Gedurende de eerste drie jaren liepen alle leerlingen gelijk op, daarna maakte je de A- of B-keuze en waren er verschillende programma’s.

Vanaf het begin kreeg ik les in een aantal talen. Om te beginnen Nederlands natuurlijk, waarbij naast aandacht voor de grammatica gelukkig ook ruimte was voor literatuur. Heerlijk voor een lezer als ik ook toen al was. De leraar Nederlands trad jaarlijks op als regisseur van het toneelstuk dat aan het eind van het schooljaar voor leerlingen en ouders werd opgevoerd. Hij had er groot plezier in om ook tijdens zijn lessen te oefenen in presentatie van een stuk proza of een gedicht. Ook het non-verbale sprak hem aan. Zo droeg hij eens een groepje waarvan ik deel uitmaakte op om een "bloeiend aardappelveld" te verbeelden. Ik heb nog nooit zo snel na het poten een veld tot bloei zien komen. De man kon over literatuur en de geschiedenis daarvan prachtig vertellen, en is er toch ook in geslaagd me een goed gevoel voor grammatica bij te brengen

In het Duits werden we onderwezen door een pater, die ons al heel vroeg beloofde dat we in een later jaar met hem naar Duitsland zou-den gaan om daar onze uitspraak te oefenen en er in een werkkamp de rest van onze vakantie te verdienen. Het onderwijs van het Duits betrof hoofdzakelijk het stampen van de "Schwere Wörter” en het steeds maar weer herhalen van de toepassing van naamvallen voor mannelijke, vrouwelijke en onzijdige begrippen. Daar ben ik nooit echt vrolijk van geworden. Ook al niet, omdat het in het eerste jaar een herhaling was van het “stampen van Duitse woordjes” waar ik me op de MULO ook al onledig mee had gehouden.

114

Page 115: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Engels werd ons bijgebracht door een "burgerleraar", meneer Tros die om onduidelijke redenen "Eussie" genoemd werd. De Engelse taal vond ik leuk en best vlot leerbaar. Het hielp natuurlijk ook wel, dat Tros een wat losse manier van lesgeven had in een gezellige en rom-melige sfeer. Omdat Engels hier en daar lijkt op het Nederlands en het Fries (waarmee ik op de MULO kennismaakte) had ik er niet al te veel moeite mee.

Frans daarentegen vond ik een crime. Ik snapte er niets van en kon me er al helemaal niet in uitdrukken. Mijn accent klopte gewoon niet bij deze taal. Omdat de zinsbouw voor mij volstrekt onnavolgbaar in elkaar zat, en er ook bij het Frans – net als bij het Duits – ook nog sprake was van mannelijke, vrouwelijke en onzijdige onderwerpsvor-men, waarvan mij de logica ontging, heb ik met deze taal nooit vrede kunnen sluiten. Toen ik later een paar maal in Frankrijk op vakantie ging begreep ik meer van het waarom van deze onmogelijkheid: Fran-sen bleken helemaal geen aardig volk en ze hadden geen enkel mede-dogen met mijn armzalige pogingen om me verstaanbaar te maken. Ofwel: taal en volk hebben me nooit het gevoel gegeven dat ik er wel-kom was. Dat was heel anders ten aanzien van de eerste lerares Frans die we hadden: een prachtvrouw bij wie we allemaal moeite deden om vooraan te mogen zitten en aan haar lippen te hangen. Niet dat dit hielp voor het begrip, want ze deed pogingen om tijdens haar lessen zo veel mogelijk Frans te spreken, waarbij slechts een enkeling haar moet hebben begrepen.

Aardrijkskundeles kregen we van dezelfde leraar die ons ook de grondbeginselen van de kosmografie heeft bijgebracht. Leuke vakken, vooral ook omdat het aardrijkskundeonderwijs zich niet beperkte tot topografie en het daarbij behorende stampwerk, maar we ook verteld kregen over de geschiedenis en kenmerken van een groot aantal lan-den en volken. Ik heb er altijd plezier in gehouden tot en met het ver-

115

Page 116: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

zamelen van wandel-, fiets- en autokaarten, om daarmee de omgeving van vaste of tijdelijke verblijfplaatsen te verkennen.

Voor Geschiedenis moest ik naar het lokaal van de oudste leraar die de school bezat. De man werkte dan ook onder de erenaam "Opa Bos". Hij kon boeiend vertellen over de Nederlandse, Europese en later ook de wereldgeschiedenis. Hij begon elk jaar onverstoorbaar weer bij het begin: Grieken, Egyptenaren en Romeinen, en ging er ook elk jaar weer sneller door heen om toch maar tijd over te houden om dichter bij de Nieuwe Geschiedenis te komen. Aan de eeuw waarin we zelf leefden is hij overigens nauwelijks toe gekomen. Daar moesten we ons zelf maar mee redden door bibliotheekbezoek en thuisarbeid.

Minder aardig was zijn gewoonte om onaangekondigd schriftelijke overhoringen te organiseren, of je zomaar “een beurt te geven” door indringende vragen te stellen. Ook zijn proefwerken waren niet al te eenvoudig, want hij deed niet alleen een groot beroep op je feitenken-nis over jaartallen en gebeurtenissen, maar verwachtte al vrij snel dat je blijk kon geven van inzicht in het waarom van die geschiedkundige hoogtepunten. Maar natuurlijk een prachtvak, dat vast in de genen van mijn familie een mooi plekje heeft. Mijn vader en zoon Folkert hebben er een flink deel van hun hart aan verpand, en dat doet mij natuurlijk deugd.

Voor de Muziekles werd de kantine gebruikt, want alleen daar was ruimte voor een piano en een pick-up waarop ter illustratie van hetgeen ons verteld werd platen konden worden gedraaid. De leraar kwam uit Leeuwarden, waar hij o.a. dirigent was van het kerkkoor in de Bonifatiuskerk, en in december jarenlang als Sinterklaas een glansrol vervulde. De lessen zelf zijn voor mij geen succes geworden. Mijn wijze van zingen was voor de leraar regelmatig aanleiding mij te verzoeken mijn mond te houden of het lokaal te verlaten. Ik ben nooit

116

Page 117: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

in het bezit van enig maatgevoel gekomen, en heb door de regelmatige verwijderingen ook nimmer een noot leren lezen.

Bij Biologie was een pater beschikbaar, Saris. Een heel aardige man, die prachtig en beeldend kon vertellen over zijn vak en die heel veel liefde uitstraalde over alles wat leeft en bloeit. Door voorzichtig te beginnen over bijtjes en bloemetjes en dat vervolgens uit te bouwen naar de wetten van Mendel en nog verder, heeft de pater ons voorge-licht over de voortplanting van plant, dier en mens. Van hem kregen we ook inzicht in de evolutieleer van Darwin, al hadden we toen nog niet door hoe haaks dat allemaal stond op het boek Genesis en het scheppingsverhaal. Naast de prachtige verhalen gebruikte pater Saris ook graag plaatjes of opgezette dieren, waarmee hij zijn verhaal lar-deerde. Zo nu en dan kwam zijn assistent uit de kast in de vorm van een levensgroot skelet, aan de hand waarvan hij dan vertelde hoe wij er van binnen eigenlijk uitzagen. Het was elke keer weer een plezier als biologie op het rooster stond. Saris beschikte over een TV-toestel en het was dan ook in zijn lokaal, dat we Kees Verkerk zilver zagen winnen bij de Olympische Spelen van Innsbruck. Daarbij maakte niet alleen Kees, maar ook de pater zich bij velen zeer geliefd.

Wiskunde heb ik altijd het moeilijkste vak gevonden. Vanaf de eerste klas hadden we algebra en meetkunde, later kwam er ook nog goniometrie bij, ofwel leren rekenen en tekenen in drie dimensies. Bij algebra ging het erom om in allerlei formules te vatten hoe de wereld in elkaar zit. Daar moest je jezelf bekwamen in het oplossen van ver-gelijkingen met een of meerdere onbekenden.Het accepteren van axi-oma's, oftewel de uitgangspunten die aan de algebra ten grondslag liggen, was voor mij een drempel waar ik slechts na lang nadenken en aarzelen overheen ben gestapt. Op mijn – en ook vaak onze – vraag naar het waarom van een axioma kreeg je slechts het vage antwoord dat dit nu eenmaal de afspraak of het uitgangspunt was waar iedereen

117

Page 118: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

zich aan te houden had. Jaren heb ik er over gedaan om de werkelijk-heid achter die formules te begrijpen. Ik heb nooit het gevoel gekre-gen dat ik het heb leren doorgronden, en het is dan ook niet iets van mezelf geworden. Wel heeft het, denk ik, bijgedragen aan het analy-tisch vermogen dat ik heb, maar een rechtstreeks verband kan ik er niet van maken.

Meetkunde was al weer een stukje gemakkelijker, omdat je er beelden bij kon maken en reeksen in grafieken kon uitdrukken. Dit sprak mij dan ook meer aan, hoewel ik het altijd heel moeilijk ben blijven vinden.

In de Economie ben ik ook ingewijd, al heette het toen nog heel deftig “staatshuishoudkunde”. Eigenlijk best een mooi woord, dat de economie dicht bij het meer bekende huishouden en huishoudboekje bracht.

We kregen bij dit vak niet alleen les in de economie, maar ook in de hoofdlijnen van de inrichting van onze democratie en het politieke bestel. Dat laatste deel heeft me altijd meer aangesproken dan het economische gedeelte, al heb ik er door deze lessen goed te volgen en een prima proefwerk af te leveren in de vierde klas wel het Midden-standsdiploma mee verworven. Hiervoor heb ik nog wel een truc moeten toepassen. Toen het proefwerk klaar was bleek tussen debet en credit een dubbeltje zoek. Ook na lang speurwerk bleef dit pro-bleem onoplosbaar. Door er het ontbrekende bedrag in pasmunt bij te plakken heb ik de leraar kunnen verleiden me toch een 10 voor deze proef te verlenen, zodat ik altijd kan blijven zeggen, dat ik het boek-houdonderwijs met glans heb afgerond.

Godsdienstles was er natuurlijk ook en niet te zuinig. Pater v.d. Barsselaar, bijgenaamd Flip, onderwees ons er in. Al te bijbelvast zijn katholieken niet, maar Flip heeft zijn leerlingen, vooral over het Nieuwe Testament het nodige bijgebracht. Ook deed hij pogingen om

118

Page 119: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

ons minimaal met de namen van moderne theologen als Theilhard de Chardin, Heidegger en Dorothee Sölle bekend te maken. De gods-dienstles werd er voor gebruikt om iedereen er aan te herinneren, dat in mei en oktober een extra bezoek aan de kloosterkerk van Bolsward

wel gewenst was. We gingen er dan klasgewijs, en op sommige mo-menten met de hele schoolbevolking naar toe.

Met Scheikunde werd pas in de tweede klas een begin gemaakt. Hiervoor was een jonge en rommelige leraar beschikbaar: Schweig-man uit Groningen. Waarschijnlijk studeerde hij nog, want het ver-haal ging dat hij al lang studeerde en in Groningen bekend stond als eeuwige student. Hij arriveerde per auto, die er al net zo rommelig uitzag als zijn chauffeur. Een bodemplaat ontbrak en Schweigman moest zijn voeten dus wel op de pedalen lasten rusten.

Zijn lessen waren prachtig in het speciaal voor dit vak ingerichte proeflokaal. We mochten er diverse eenvoudige proefjes doen, die de

119

!

Page 120: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

verhalen van de leraar tot werkelijkheid maakten. Zoals de kleur die je te voorschijn kon toveren bij een geslaagde lakmoesproef. Om het allemaal een beetje ordelijk te laten verlopen kreeg de leraar assisten-tie van de conciërge, die zich hier dan in een andere rol dan zijn ge-woonlijke liet zien. Gewoonlijk was hij namelijk vooral luid en duide-lijk op de gang de orde aan het bewaren of tussen de middag in de kantine aanwezig om kort en goed voor te gaan in het aan de maaltijd voorafgaande gebed.

Natuurkunde begon nog weer later, pas in de derde. Voor de A-klanten betekende dit dat ze slechts een jaar van dit voor hen vreselij-ke vak hoefden te genieten, terwijl wij van de B-richting in drie jaar werden voorbereid op dit vak waarin de geheimen van de natuurwet-ten worden ontsluierd. Het zijn voor mij grotendeels geheimen geble-ven, zij het dat ik er wel aan heb overgehouden dat deze wetenschap niet alleen veel verklaart over de werking van de natuur, maar ons ook in staat stelt haar te beïnvloeden. De mechanica helpt ons allerlei processen te sturen, machines te ontwerpen en zelfs het klimaat aan veranderingen onderhevig te laten zijn. Fascinerend vond ik het, maar heel moeilijk vatbaar.

De “hoek van inval” en de “hoek van uitval” bij de lessen over spie-gels en lenzen hebben me veel hoofdbrekens gekost. Met onder ande-re als verrassende uitkomst dat ik bij een proefwerk over holle spie-gels een 10 verwierf toen ik exact dezelfde antwoorden gaf als een week tevoren bij eentje over bolle spiegels die met een 1 ( voor de moeite) was beloond omdat het helemaal fout was. Zo heb ik met de volmaakte omkering leren werken.

Voor de Tekenles was een apart lokaal ingericht, waar je niet al-leen echt kon tekenen, maar ook met verf, klei en soms emaille mocht werken. De leraar, een heel klein mannetje, was van een indrukwek-kende naam voorzien: van Basten Batenburg, voor ons Bassie. Best

120

Page 121: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

wel lastig op z'n tijd. Zo ging het nog wel om een beker na te tekenen of iets wat op Mondriaan-vlakken leek te maken, maar als Bassie ons aan het tekenen van een menselijk lichaamsdeel of een heel dier zette, dan leek het meestal nergens naar. Hij heeft veel moeite gedaan ons de principes van het perspectief bij te brengen. Het inzicht kwam er wel, maar de vaardigheid om dat in de praktijk te brengen bleek erg lastig en slechts weinigen gegeven. Met de handhaving van de orde had hij de nodige moeite. Zijn ingrijpen kon niet altijd voorkomen, dat wij elkaar tijdens de lessen met klei of propjes bekogelden of met behulp van verf het tekenlokaal in een zwijnenstal veranderden.

En dan was er natuurlijk ook nog de Gymnastiek. 's Winters bin-nen, 's zomers buiten. Binnen niet helemaal mijn favoriete vak, omdat je er in touwen of wandrekken moest klimmen of je leven wagen door over een bok te springen of bij de evenwichtsbalk ongedeerd aan de overkant te komen. Voor het binnenprogramma kreeg ik dan ook meestal niet meer dan een vijf.

Op de dagen dat we gymnastiek hadden was het nog een hele sjouw, want naast de boeken moest er in de schooltas en op de baga-gedrager ook ruimte gemaakt worden voor sportkleding en de hand-doek voor douchepartij waarmee de lessen eindigden.

’s Zomers was het een stuk leuker, want dan sportten we op het veld waarover de school beschikte. Heel veel softbal en heel veel hoc-key, want daar hield de leraar het meeste van. Hij trainde ook de hoc-keyclub die de HBS rijk was, en waar Johan nog een tijdje lid van is geweest. Als je bij deze teamsporten maar flink mee holde en zo nu en dan een bal raakte, dan kon je op het veld je eindcijfer voor gym-nastiek mooi opkrikken naar een zes, en dat vond ik best voldoende.

De start van het buitenseizoen kon soms een pijnlijke zijn. We wa-ren gewend om ongeschoeid te sporten (net als binnen trouwens) en de gymleraar opende het buitenseizoen het liefst zo vroeg mogelijk.

121

Page 122: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Als je dan de pech had om vroeg in de morgen ingeroosterd te zijn, kon het zijn dat je op blote voeten een berijpt veld betrad. Dat was dan reden genoeg om de verplichte twee of drie opwarmrondjes met grote snelheid af te leggen.

Al met al een heel breed pakket dus, waarvan een groot aantal tot het eindexamen volgehouden moest worden. Een pakket waar ik wis-selend over dacht en er ook wisselende resultaten mee heb behaald. Het gegeven dat iedere leraar zijn – of in een enkel geval haar – eigen lokaal had, had als voordeel dat je bij ieder vak een nieuwe (vaste) plaats kon kiezen. In mijn herinnering zat ik bijna altijd vooraan als het betreffende vak zich in mijn belangstelling of liefde mocht ver-heugen. Bij wiskunde daarentegen bleef ik zo ver mogelijk uit de buurt van de leraar in de hoop, dat hij zover niet kon komen als hij aan een leerling iets te vragen had. Gelukkig had ik Johan nog. Hij heeft me menigmaal tijdens de huiswerkuren geduldig de geheimen van de wiskunde op zijn eigen wijze uitgelegd, met als resultaat dat ik er tenslotte nog zo veel van begreep, dat ik op elk rapport net een vol-doende wist te behalen. Dit is zo doorgegaan tot het eindexamen, dat ik op het vlak van de wiskunde nooit gehaald zou hebben zonder zijn broederlijke bijstand. Geschiedenis, aardrijkskunde en biologie gin-gen er bij mij in als een pater in een kerk. Daar kon ik niet genoeg van krijgen en las en sprak er thuis dan ook veel over.

Werd het naarmate het eindexamen dichterbij kwam steeds maar moeilijker, en moest ik veel tijd in huiswerk en leren stoppen, in de eerste jaren liep alles op rolletjes. Als je in een of meer vakken de bes-te van je jaargang was kon je een prijs verdienen, die voor de volledige schoolbevolking aan het eind van het jaar werd uitgereikt. Toen Jo-han aan het eind van het eerste jaar met een vulpen aan de haal ging, heb ik in het tweede jaar zo mijn best gedaan, dat dit kleinood mij dat

122

Page 123: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

jaar ten deel viel. Ofwel: het was hard werken, maar dan had je ook wat.

Ik ben op de HBS de wat stille en verlegen jongen gebleven, die wel hard zijn best deed om alles zo goed mogelijk te doen om daardoor niet alleen goede cijfers te behalen, maar ook bij de leraren in de smaak te vallen. Dat laatste is zeker wel gelukt bij de vakken die ik leuk en gemakkelijker vond. Naast goede rapporten kregen mijn ou-ders op schoolavonden dan ook te horen, dat ik goed mijn best deed, over het algemeen goed presteerde, maar vooral aandacht aan mijn zwakke kanten moest blijven besteden. Ze kwamen van zulke avonden dan ook tevreden thuis, zij het met een opdracht.

Dat op de HBS in Bolsward sprake was van twee werel-den – die van de internaat-leerlingen afkomstig uit alle windstreken en die van de katholieke Friezen die dage-lijks te voet, per fiets of met de bus naar school kwamen – heb ik altijd scherp aange-voeld. De eerstgenoemde groep had in de klas, op het schoolplein en bij gebeurte-nissen als de jaarlijkse to-neeluitvoering of schoolrei-zen, het hoogste woord of ze vervulden met verve de hoofdrollen die overigens ook voornamelijk aan hen werden toebedeeld. Een

123

!

Page 124: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

merkwaardige tweedeling eigenlijk, waar ik enerzijds met een zekere jaloezie naar gekeken heb – en soms huizenhoog tegenop – maar die me anderzijds iedere dag weer tevreden naar eigen huis en eigen sfeer deed gaan, waar ik me het beste thuis voelde.

Ik heb op deze school een prima tijd gehad en ben nog altijd blij met de goede ondergrond die ik me eigen heb kunnen maken met het brede vakkenpakket dat de HBS te bieden had. Een basis waar ik bij mijn verdere studie veel plezier van gehad heb.

124

Page 125: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Hoe gaat het intussen verder met de familie in

Sneek?

Mijn vader werkte bij V+D in Sneek op een aantal afdelingen als verkoopchef. De baas stimuleerde dat hij zich bekwaamde in verschil-lende vakken en daarom studeerde hij veel om de diverse vakdiplo-ma’s te halen. Zo was hij in de weer met bijvoorbeeld parfumerie, boeken, campingartikelen of speelgoed. Hij had een heel zichtbaar beroep, want hij liet zich op de hem toevertrouwde afdelingen veel en vaak zien. Daardoor was hij ook voor zijn familie goed bereikbaar, en met enige regelmaat ging ik, al of niet voorzien van een of meer broers, mijn vader goedendag zeggen of een boodschap doen bij V+D. Je kon gebruik maken van een bijkomend voordeel van zijn baan bij het warenhuis. Op al onze boodschappen gold een personeelskorting van 15 %. Ik leende zijn kaartje dan ook van tijd tot tijd.

Omdat V+D in die tijd nog alle kruidenierswaren verkocht, zij het alleen vanuit het filiaal in Leeuwarden, verscheen er iedere week een vrachtauto, die ons de wekelijkse boodschappen bezorgde.

Juist omdat zijn werk zo zichtbaar was, omdat mijn vader veel tijd moest vrijmaken voor vakstudie en soms op reis ging voor weer een examen, en ook lange dagen maakte, inclusief de zaterdag waarop hij vaak werkte, hadden wij thuis de gewoonte opgevat er aan tafel over te praten. Mijn broers en ik gaven met regelmaat commentaar op de gang van zaken bij V+D, en hadden er grote behoefte aan hem te wij-zen op het beeld dat bij ons postvatte, dat hij meer tijd over had voor baas en werk dan voor ons. Maatschappijcritici als we waren wezen we hem op de schaduwzijden van het beleid van het warenhuiscon-

125

Page 126: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

cern. Hij heeft deze tafelgewoonten lang aangehoord, en er na verloop van tijd definitief een einde aan gemaakt, onder de uitroep dat “we er van aten” en dus een beetje moesten dimmen in onze opvattingen, zeker wat betreft het luidkeels uiten er van.

Mijn vader was ambitieus en wilde zich graag laten zien op het werk, bij de voetbalclub, in de parochieraad of in de instelling voor maatschappelijke dienstverlening waar hij in het bestuur zat. Hij liet graag horen dat hij het nodige kon en over veel zaken een mening had. Vooral voor dat laatste kwam hij fel en duidelijk uit, soms wel wat onbezonnen en niet altijd even goed doordacht. Als hij dan op een te snel geformuleerd standpunt of een genomen besluit terug moest komen, kon je hem daar best moeite mee zien hebben. Ook deed hij wel een beroep om steun bij moeder , die dan omstandig uit kon leg-gen hoe het eigenlijk allemaal bedoeld was. Hij was driftig van aard, en kon een van ons dan soms gemakkelijk een lijfstraf toedienen in de vorm van een fikse tik of schop. Mijn moeder heeft er lang over moe-ten doen om hem te helpen op de momenten dat daar aanleiding voor was, een beetje in te binden en te voorkomen dat hij spijt van zijn gedrag zou krijgen.

Door zijn passie voor het werk en de diverse bezigheden buitens-huis, waar hij zich graag liet zien, had hij wel wat minder tijd voor vrouw en kinderen. Maandags was hij vrij, maar dan zag ik hem van-wege school natuurlijk niet.

Het weekend was maar kort: alleen de zondag. Aan een spelletje heb ik hem in mijn Sneker jaren (evenals in voorgaande jaren) zelden tot nooit mee zien doen. Wel maakte hij, toen Johan, René en ik op de HBS zaten, in de zomer bij mooi weer prachtige fietstochten met ons in grote kringen rondom Sneek. Moeder kon zich dan op de kleinere kinderen concentreren, terwijl mijn vader ons het liefst door gerefor-meerde dorpen voerde, waar de plaatselijke bevolking op zondag niet

126

Page 127: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

mocht fietsen en wij onze katholieke vrijheid op dat punt met vreugde toonden. Natuurlijk waren we dan ’s ochtends eerst wel in groepjes naar de kerk geweest. Sommigen naar de vroegmis en anderen naar de Hoogmis, als ik al niet als misdienaar moest optreden. Want ook in Sneek was ik tot dat gilde toegetreden.

Mijn moeder kreeg in augustus 1962 Nynke, haar zevende kind. Ik stond op het punt naar de tweede klas van de HBS te gaan, en Johan met mij. René ging toen voor het eerst mee om ingewijd ter worden in de geheimen van de fietstocht naar Bolsward en zeker ook die van middelbare school waar hij voor het eerst zijn opwachting zou gaan maken. Moeder had het dus druk genoeg met de achterblijvende vier, van wie Ton en Eugène de lagere (jongens)school bezochten en Josp-hine de kleuterschool. Ze zal het er best zwaar mee gehad hebben en schakelde ons groteren dan ook intensief in bij alles wat in een huis-houding komt kijken. De taken die al in Leeuwarden in de Kersen-straat waren verdeeld zullen wel uitgebreid zijn en er werd meer van ons eigen initiatief verwacht.

Van de tijd in de Scherhemstraat herinner ik me dat mijn moeder me meermalen aansprak in mijn rol als oudste. Me op mijn verant-woordelijkheid ook ten aanzien van de andere kinderen wees en me soms betrok bij de nodige indringende twijfels of problemen die ze had. Meermalen betrok ze me in de verschillen van mening die ze met mijn vader had – soms tot stevige ruzie toe, gepaard gaand met slaande deuren of het tijdelijke vertrek uit de woning voor een afkoe-lende wandeling – met het verzoek haar te helpen om het samen weer goed te maken. Daar kon ik natuurlijk niets mee, en ik vond het nogal wat op een dergelijke manier aangesproken te worden. Ik wist dan ook niet altijd goed raad met mijn houding en vroeg me af of ik het ten opzichte van haar wel kon verantwoorden om me er buiten te houden. Overigens niet wetend wat te doen als ik zou overwegen om

127

Page 128: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

wel iets te gaan doen. Nogal verwarrend allemaal, maar het heeft wel aan bijgedragen aan het verantwoordelijkheidsgevoel waardoor ik me in latere jaren vaak genoodzaakt heb gevoeld om in bepaalde situaties als oudste de leiding of het voortouw te nemen.

Eenmaal op de HBS bestond ons gezin uit verschillende onder-scheiden werelden. Die van de kleinere kinderen, samen met moeder aan huis of lagere school gebonden. Die van mijn vader met zijn werk en vrijwilligerswerk, en die van ons drieën elke dag afreizend naar Bolsward en de avond gebruikend voor het nodige huiswerk en een kort spelletje binnen of buitenshuis.

De vakanties betekenden veel buitenactiviteit: fietstochten, naar het voetballen, buiten spelen met buurtkinderen, of de beroemde Westra-competities. Die laatste kon je bij slecht weer ook naar binnen verplaatsen, al werd de deelname dan wel beperkt tot de familiekring. Tijdens het schoolseizoen riep het huiswerk. Meestal pas rond vijf uur thuis, op zaterdag - want dan gingen we ook naar school – was dat een uur of een, zat ik al vrij snel na thuiskomst achter het bureau op zolder. Ik had vrij veel huiswerk, en ik heb er altijd flink moeite voor moeten doen om de resultaten te halen die ik wilde. Het was wel pret-tig dat we er samen mee bezig waren, al was Johan meestal eerder klaar dan ik. Vooral met wiskunde heeft hij me veel geholpen: geluk-kig was hij er gewoon beter in. Samen hebben we René natuurlijk ook het nodige kunnen vertellen waar hij bij het huiswerk zijn voordeel mee kon doen.

Slechts een keer zijn we met de hele familie gezamenlijk op vakan-tie geweest. Alle andere keren gingen we in vakantietijd meestal in groepjes van twee naar Oma in Groningen, tante Cor of logeerden we bij vrienden van m’n ouders. Ditmaal trokken we met z’n allen naar Wageningen, waar een tante van moeder haar huis ter beschikking had gesteld. Alleen al de reis er heen was een gedenkwaardig

128

Page 129: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

avontuur.Het plan was opgevat, dat moeder met de vier kleinste kin-deren en met de bagage voor 14 dagen naar Wageningen gebracht zou worden door een chauffeur van V+D. Johan, René en ik zouden sa-men met vader op de fiets volgen. Een fikse tocht van 165 kilometer, die voor ons vieren een onvergetelijke dag is geworden. Eerst door de Noord-Oostpolder, vervolgens via Kampen naar de Veluwe en daar vervolgens dwars over heen richting Rijn. Mijn vader kende de route nog een beetje, zei hij, van voor - en vlak na de oorlog, doordat hij logerend bij zijn zus Ada in Zwolle de omgeving daarvan destijds ver-kend had. Toen we ergens diep in de bossen bij ’t Harde vastliepen op een militair terrein moest hij toegeven dat het er allemaal wat veran-derd was en vonden via diverse omwegen na lang zoeken de rechte weg zuidwaarts weer terug. Voor het drinken onderweg legden we zo nu en dan aan bij een kruidenier, en fietsten we voorzien van de toen bekende priklimonade van Exota weer verder. We hebben er een hele dag over gedaan. Vader was het meest vermoeid van ons allen. Hij kon het niet aanzien, dat wij een half uurtje na aankomst al weer bui-ten aan het badmintonnen waren, terwijl hij de zadel- en spierpijn zat te verbijten. Een tocht om nooit te vergeten en het begin van een pri-ma vakantie, waarin we nog gezwommen hebben in de Rijn. Kom daar nu maar eens om! Ook de dierentuin in Rhenen is met een be-zoek vereerd en per fiets en te voet werd de omgeving goed verkend. Voor de hele familie een eenmalige gebeurtenis, zo twee weken met z’n allen op pad. Voor de terugweg gaven we de fietsen aan de V+D-chauffeur mee en zijn we met de trein naar huis gereisd.

In de Scherhemstraat verscheen zo nu en dan tijdens de weeken-den familiebezoek. Waren we in Leeuwarden gewend bij Opa en Oma op bezoek te gaan, en daar dan ooms en tantes te ontmoeten, nu we in Sneek woonden waren wij zelf bij tijd en wijle het reisdoel. De bezoe-ken die Oma uit Coevorden bracht waren meerdaags en gaven ons

129

Page 130: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

veel plezier. Ze bracht niet alleen voor iedereen wat mee, maar ze kon ook urenlang meedoen met onze spelletjes. Zo leerden we Oma van een heel andere kant kennen. Ze kwam trouwens altijd alleen, ook nadat ze tot verbazing van de hele familie weer in het huwelijk was getreden met meneer Bartels uit Ter Apel, die wij al gauw aanduidden met “oom Bartje”, klein van stuk als hij was. Dat laatste konden René en ik uit eigen waarneming bevestigen toen we, uit logeren zijnde bij Oom Jan en tante Clary in Zuidlaren, Oma voorzien van een tafelge-noot ontwaarden op het terras van het Brinkhotel aldaar. Ze bleken op huwelijksreis te zijn.

Tante Nel uit Dokkum maakte op verschillende momenten haar opwachting, soms voorzien van Oom Jos, die dan een fotoreportage van onze familie maakte. Later kwam ze alleen in haar prachtige Ci-troen-snoekebek voorrijden als ze bij ons op bezoek kwam, of – wat vaker gebeurde – langs kwam om mijn ouders mee te nemen naar een familiebijeenkomst elders in het land.

En dan was er natuurlijk het regelmatige bezoek uit Zwolle, als tan-te Ada en oom Genie met hun kanariegele DAF hun zondagse ritje naar Sneek maakten.

Verhuizen deden we ook hier weer na niet al te lange tijd. Een be-nedenwoning met tuin en meer ruimte bleek toch te aantrekkelijk en na Nynke’s geboorte des te meer gewenst. Toen er eenmaal een aantal woningen was verrezen in de de Scherhemstraat ontsloten nieuwe wijk, zijn we daar zo’n anderhalf jaar voor mijn vertrek naar Gronin-gen in de Morrahemstraat gaan wonen. Nog steeds geen huis met CV, want ook hier hadden we een kolenhok. Zij het nu niet in een kelder of schuur, maar in de bijkeuken. Dit huis had vier slaapkamers waar-door we allemaal meer ruimte kregen. Johan en ik hoefden niet meer op een koude zolder ons huiswerk te maken. Ondanks het feit, dat we slechts een paar straten verderop waren gaan wonen, verwaterden

130

Page 131: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

toch de contacten met de speelkameraden van de Scherhemstraat al heel snel. Rondom ons nieuwe huis was er ook nu weer een ruime keus aan nieuwe vrienden voorhanden. Ik zal er nu wat minder tijd voor gehad hebben, omdat er meer besteed moest worden aan leren en huiswerk. Het eindexamen kwam zo langzamerhand in zicht. Ook gaf ik meer en meer de voorkeur aan mijn ook in Sneek wonende klasgenoten van de HBS en bracht ik, aarzelend maar toch, soms een vriendinnetje mee naar huis.

131

Page 132: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Zondagen in Sneek

Naast bovengenoemde familiebezoeken hebben de zondagen in Sneek voor mij lange tijd een vast patroon gekend. Omdat de HBS ook zaterdags les gaf was de zondag de enige dag in de week die ik in zijn geheel in Sneek doorbracht. Eigenlijk heb ik in deze stad dus slechts zeer ten dele echt gewoond.

De zondag begon bijna altijd met de gang naar de kerk. Mijn hele jeugd ben ik gelovig opgevoed en ik heb de kerkgang lange tijd geen straf gevonden. Integendeel: juist omdat we naar de rooms katholieke kerk gingen was daar altijd veel te beleven. Mooie koren, veel pracht en praal, de nodige processies, en natuurlijk mijn functie als misdie-naar, die ik overigens in Sneek niet al te lang heb uitgeoefend. Lang waren het Latijnse missen, waar het vooral ging om de herkenning, en veel minder om begrip van wat er gezegd of gezongen werd. In mijn Sneker tijd werd voorzichtig geëxperimenteerd met missen in het Ne-derlands of met speciale diensten die jongeren moesten trekken. An-dere zaken bleven bij het oude: met grote regelmaat ging ik biechten. Deze belijdenis der zonden bracht mij menig zaterdag naar de kerk, waar ik soms de nodige moeite had om me ernstige zonden voor de geest te halen. Dan kwam ik niet verder als het geplaagd hebben van een of meer van mijn broers of het niet gehoorzaam zijn aan mijn ou-ders. Kleine misdrijven, waarvoor vrij gemakkelijk vergeving viel te verkrijgen.

In de loop van mijn HBS-tijd, waar we overigens ook vaak vanwege het R.K.-karakter ervan en de dagelijkse confrontatie met het bestaan van paters met regelmaat aan de kerk en de noodzakelijke kerkgang werden herinnerd, begon ik moeite te krijgen met het automatisme

132

Page 133: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

van het “iedere zondag maar weer”. Ik bleef wel trouw gaan, maar met minder blijmoedigheid en onbevangenheid dan eerder. En zo begon ook in die tijd bijna iedere zondag met de gang naar de kerk. Meestal in gezelschap van vader of moeder en een paar broers.

Na de kerk was er de vrijheid. Zelf voetballen – als dat niet zater-dag al gebeurd was – of gaan kijken bij de wedstrijd van hogere teams van WZS of zo nu en dan bij het eerste elftal van voetbalclub Sneek. Bij mooi weer maakten we vaak een fietstocht, alsof de dagelijkse gang naar Bolsward al niet genoeg was. Het leukste waren de tochtjes waar vader aan mee deed, want hij wist heel veel over de dorpen en hun geschiedenis die we dan bezochten. Hij kon er prachtig over vertellen.Veel minder kon hij dat over de natuur en vogels, want daar wist hij niet veel van, maar dat laat onverlet dat deze zondagen veel hebben bijgedragen aan mijn liefde voor de natuur.

In de wintermaanden was gedurende de lange zondagmiddagen het klaverjassen met drie schoolvrienden een geliefde bezigheid. Meestal deden we dat bij Paul Andela thuis, maar soms werd er ook gewisseld en speelden we bij Jan Landman, Tom Oud of bij mij thuis. Tussen de bedrijven door hadden we natuurlijk hele gesprekken over alle on-derwerpen die opgroeiende jongens zo boeien. Zoals daar zijn: de meisjes, gesignaleerde “verkeringen” bij klas- of stadgenoten, de lera-ren op school, de nieuwtjes die in Sneek de ronde deden en de voor-zichtige verkenningen over toekomstdromen, de wens om te gaan studeren, de moeilijkheid van de goede keuze en het naderde span-nende moment van het verlaten van de ouderlijke woning. Dit alles wil niet zeggen, dat het kaarten er bij maar bij gedaan zou worden. We waren we alle vier fanatiek genoeg om dat spel tussen de gesprek-ken door serieus te beoefenen..

We waren alle vier heel verschillende jongens. Tom Oud stond be-kend om zijn stoïcijnse karakter, het was een mopperkont met een

133

Page 134: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

heel eigen humor. Belezen en altijd klaar voor een scherp commen-taar. Ik ben later in de studietijd jarenlang met Tom lid geweest van hetzelfde dispuut en heb ook daar menigmaal met zijn wisselende humeuren kennis kunnen maken. Na mijn verhuizing naar Annen bleek, dat we inmiddels vlakbij elkaar wonen. Tom bewoont er al zo’n 35 jaar een grote woonboerderij in een dorp verderop.

Jan Landman was een vrolijke flierefluiter. Altijd in voor een gein-tje en volstrekt geen studiehoofd. Een prima vent om er bij te hebben en behept met de meest zuivere Sneker tongval van dit groepje. Ik ben hem na de HBS-tijd uit het oog verloren. Paul had veruit de grootste mond van dit gezelschap. Een grote stevige jongen, die in het voetbal-elftal de positie van stopperspil vervulde en zijn hele lichaam kon ge-bruiken om de tegenstander af te stoppen. Dat hij daarbij zijn benen schoor om er nog stoerder uit te zien, vonden wij wel vermakelijk. Ook geen studiehoofd, maar door hard te werken en met veel lef het examen tegemoet te gaan, kwam hij er toch door. De meeste feestjes werden bij hem thuis georganiseerd, iets waar Paul, die graag het middelpunt was, heel erg van genoot. Hij liet anderen graag delen in zijn bezit, kennis en relaties en kon prachtige verhalen vertellen over zijn veroveringen op het vrijerspad. Hij ging samen met mij studeren in Groningen, en vond zijn eerste kamer in hetzelfde huis als de mij-ne. Toen hij na een paar maanden stopte met zijn studie Duits en uit Groningen vertrok, ben ik ook hem uit het oog verloren.

Als de vrienden bezet waren en het voetballen of fietsen geen uit-komst boden, dan was er altijd nog een goed boek, waar ik de zon-dagmiddag mee kon doorbrengen. Zo heb ik heel veel afleveringen van Arendsoog gelezen, Biggles natuurlijk ook, en Karl May wat min-der. Ook Pim Pandoer ging er bij mij wel in. Naarmate de HBS wat vorderde en er voor de “lijst”gelezen moest worden, werden boven-staande schrijvers vervangen door “echte literatuur”, zoals die van

134

Page 135: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Jan de Hartog, Arthur van Schendel, Godfried Bomans, maar ook Ernest Hemingway en John Steinbeck. Soms moest er natuurlijk ook voorzichtig wat geploeterd worden in Franse, Duitse en Engelstalige werken, waarbij ik zorgvuldig dunne werkjes uitzocht, vaak zonder er ondanks de geringe omvang de pointe van te begrijpen.

Al met al heb ik me eigenlijk maar vrij weinig verveeld. Er was al-tijd wel wat te doen of iets te beleven.

De zondagavond begon steevast met de gezamenlijke maaltijd met het vaak weerkerende menu dat slechts “soep en pudding” omvatte, iets dat we al van jongs af aan gewend waren. Daarna was er Sport in Beeld met heel veel voetbal en vervolgens tijdig naar bed in verband met de naderende schoolweek. Dat tijdig werd elk jaar een beetje la-ter, maar om half elf lag ik er op het laatst toch wel in.

135

!

Page 136: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

136

Page 137: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

HBS-A of toch maar B?

Naarmate de derde klas vorderde kwam het moment dichterbij dat ik moest kiezen tussen HBS-A en B. A trok me in zoverre aan, dat die richting gemakkelijker leek en daardoor minder risicovol. Daar stond tegenover, dat ik niet veel tot niets met vreemde talen heb en dat de status van B duidelijk hoger was. Iets wat zeker voor jongens gold, en dat vervolgens ook bevestigd werd: op één na kozen alle meisjes voor A. HBS-B stond me tegen, omdat het vrij veel wiskunde vergde, iets waar ik elke dag weer grote moeite mee had. De leraren maakten dui-delijk, dat B een beter pakket bood voor hen die verder wilden stude-ren. Toen Johan me aangaf me ook bij deze keuze te zullen helpen bij wiskunde en de leraren tijdens ouderavonden aangaven dat ik, als ik er mijn best voor zou doen, B zou kunnen halen, heb ik uiteindelijk hiervoor gekozen. Best kans, dat de hogere status mij stilletjes naar deze keuze heeft geleid. Ik heb inderdaad twee jaar lang hard moeten werken om het eindexamen zonder kleerscheuren te kunnen halen. Op latere momenten heb ik echter geen spijt van mijn keuze gehad. Zo slaagde ik tijdens het eerste studiejaar met glans en wimpel voor statistiek, iets waar de meeste anderen bijna onoverkomende proble-men mee hadden. Ook in mijn werk heb ik er vaak plezier van gehad dat ik niet bang bleek om met cijfers te werken, begrotingen te lezen en financieringsvoorstellen op te zetten.Op het ene meisje na, dat 30 jongens twee jaar lang in de klas gezelschap hield, leek het wel weer op de jongensschool waar ik ooit mijn leertijd begonnen was. Ge-mengd is toch leuker.

137

Page 138: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Op vrijersvoeten

Mijn eerste liefde – die met Ietje Hoeds op de lagere school – lag inmiddels ver achter me. Op de middelbare school zette ik de volgen-de schuchtere stappen op het vrijerspad. Zo keek ik in de eerste klas mijn ogen uit naar Wietske Zeinstra, een meisje van het internaat. Ze keek nooit terug en heeft mijn blikken nimmer beantwoord.

Nieuwe impulsen kwamen er door een aantal ontwikkelingen, zoals de fuifjes bij Andela, de schoolavonden en – vooral – de dansles. Dat laatste had nogal wat voeten in aarde. Mijn ouders vonden het goed dat ik op mijn zestiende naar dansles ging, maar dan wel naar het “ka-tholieke uurtje” op zondagmiddag bij dansschool Vergohet. Daar werd je alleen toegelaten als je een bewijs van toestemming van de pastoor had. Dus ging ik samen met Johan – die ook mocht – bij de pastoor een dergelijk bewijs halen. Na enig vragen over goed gedrag werd ons dit verstrekt en konden we ons aanmelden voor de cursus “beginners”. Dansen vond ik het heel moeilijk, en ook niet altijd leuk. Het was erg als de jongens de opdracht kregen naar de overkant van de danszaal te rennen en daar een meisje te vragen. Ik kwam altijd wat laat aan, en dan was de keus niet zo groot meer. Overigens vond ik het voor de meisjes die er dan nog stonden ook een enigszins be-schamende toestand. Het werd nog erger als de aanzoek andersom moest worden gedaan en ik de zekerheid kreeg niet bij de eerste keus te horen. Bijna even erg was de schrikkeldans, waarbij je tijdens een dans van partner moest wisselen en dan in het gedrang een nieuwe keus moest maken.

Al met al was het een les in omgang met het andere geslacht en ook een les in “geven en nemen”, want niet alleen tijdens de lessen, maar

138

Page 139: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

zeker ook bij de dansavonden die zo nu en dan werden georganiseerd, speelden we het spel van kiezen en gekozen worden. Een ingewikkeld spel, dat ik op zich beter leerde beheersen dan het dansen zelf. Dat laatste werd me aan het eind van het eerste jaar nog eens goed duide-lijk gemaakt, toen de dansleraar hardop meedeelde, dat ik wederom in aanmerking kwam voor een tweede jaar bij de beginners. Dat in

aanwezigheid van de hele groep! Ik wist op dat moment heel zeker, dat het nooit wat zou worden met deze techniek en besloot toen het niet altijd leuk te vinden, ongeacht met wie ik ook zou gaan dansen in de toekomst.

Wat ik wel heel spannend vond, was het kiezen van een meisje met wie ik naar de door school georganiseerde dansavonden zou gaan. Ik moest leren vragen, afwijzingen accepteren en mijn uitverkorene trakteren tijdens de pauzes. Heb ik een boel van geleerd en ook –

139

!

Page 140: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

maar dan vooral van binnen – de triomf gevoeld en gevierd als een meisje op mijn verzoek inging.

De fuifavonden bij Paul Andela waren een nog beslissender factor gedurende het puberteitsbestaan, dat ik toen leidde en die de nodige extra spanningen en onzekerheden opleverden. Paul's vader was een slager die beschikte over een prachtige werkplaats, een ruimte die hij met regelmaat ter beschikking stelde voor het organiseren van feest-jes. Fuiven heetten die toen, en er waren veel visnetten, chiantifles-sen, rode en groene lampjes, de nodige duisternis en nieuwe – en vooral harde – muziek voor nodig om ze tot onvergetelijke gebeurte-nissen te maken. Deze fuifjes boden een prachtige gelegenheid om te dansen, om kennis te maken met meisjes, om te leren hoe je ze na afloop naar huis kon brengen en er dan een of meer zoentjes van te stelen. Heel mooie feesten waren het, waarbij we het meestal lieten bij

140

!

Page 141: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

veel frisdrank en later een enkel biertje en in het donker – die don-kerte was wel een vereiste – menig diepgaand en soms filosofisch ge-sprek werd gevoerd. Ook alles heel leerzaam op het vrijersvoetpad, al was het maar dat je bij je vrienden kon afkijken hoe het moest. Het was op één van deze avonden, dat ik “verkering” kreeg met Vronie, Paul’s oudste zus. Ik ben met haar een paar keer naar de HBS-schoolavonden geweest en haar thuis trots voorgesteld als “mijn vriendin”, iets wat in de ogen van mijn broers en zussen iets heel nieuws en bezienswaardigs was. Na een tijdje verliep dit weer, zonder

dat het ooit echt beëindigd is met een gesprek of afspraak. Ik heb nog foto’s van haar en mij, en denk met plezier aan de mooie avonden met haar terug. Avonden, die we trouwens soms ook doorbrachten met een bezoek aan Hotel Hanenburg, waar je op zaterdagen kon gaan dansen. Dat waren avonden, waarop mijn vader me twee of drie siga-

141

!

Page 142: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

retten meegaf en me op het hart drukte vooral ook een vertering voor mijn vriendinnetje te bestellen en te betalen.

Een moment waar ik met nog veel groter plezier aan terugdenk, is de triomf die ik voelde toen het mooiste meisje van de dansschool, tevens mooiste meisje van de stad, de door iedereen begeerde Marjo Karstkarel, er in bewilligde samen met mij naar een schoolfeest in Bolsward te gaan. Ze was blond. Een pure schoonheid, dat was heel Sneek met me eens. Met kloppend hart haalde ik haar daarom thuis op, niet zeker zijnd of ze haar toezegging wel na zou komen. Met een zo mogelijk nog kloppender hart betrad ik samen met haar het gym-nastieklokaal van de HBS waar het feest plaatsvond.

Glimmend van trots bracht ik de avond met haar door. Toen ik haar thuisbracht kreeg ik zelfs nog een kusje in de portiek, zodat er

142

!

Page 143: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

thuisgekomen weinig tot niets van slapen kwam. Een dierbare en on-uitwisbare herinnering, ondanks het gegeven, dat Marjo niet veel later met een andere jongen werd gesignaleerd. Een heel kortdurende vriendschap was mij blijkbaar al genoeg. Vandaag de dag weet ik nog altijd niet waar ik de moed vandaan heb gehaald om haar te vragen en het nog daadwerkelijk gedaan heb ook.

Dansen deden we in die tijd op muziek van o.a. The Beatles en The Rolling Stones, maar ook een Duitse Schlager ging er wel in, zeker als

die uitnodigde tot een foxtrot of Engelse Wals. Dat waren de twee dansen, die ik het meest gemakkelijk vond. Ze waren een prettige af-wisseling voor het geswing van die dagen, omdat je dan een meisje kon vasthouden in plaats van er al swingend tegenover plaats te ne-men zonder elkaar aan te raken.

143

!

Het is stil in Oost-Berlijn

Page 144: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Zo heb ik op het vrijerspad – zij het wat aarzelend – een aantal stappen gezet, menig uur in het gezelschap van een meisje doorge-bracht en soms lange gesprekken gevoerd. Dat deze ontmoetingen vaak gepaard moesten gaan met dansen en dansavonden heb ik niet als de grootste vreugde ervaren, maar meer als iets wat er nu eenmaal bij hoorde en waar je dan maar het beste van probeerde te maken door er zo goed mogelijk aan mee te doen. Leuk bleef het vooral door bekende meisjes ten dans te vragen, want anders kwam er ook nog het avontuur bij van het benaderen van onbekenden. Al met al toch een tijd met mooie herinneringen aan visnetten, donkerte, harde mu-ziek waardoor een gesprek niet mogelijk was tijdens het geschuifel van je vrienden en vriendinnen om je heen

144

Page 145: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Voor het eerst naar het buitenland: naar Duits-

land.

Pater Plouvier, onze leraar Duits, organiseerde elk jaar voor de leerlingen van de vierde en vijfde klas van de HBS een reis naar Duits-land. Opzet was een werkkamp van ruim een week in de bossen van Nörten-Hardenberg (Harz) en daarna een dag of vijf om de verdiende centen op te kunnen maken in Berlijn. In Nörten logeerde je dan in een tentenkamp dat in een oude steengroeve werd opgeslagen, in Ber-lijn werden we ondergebracht in een internaat dat behoorde bij een Franciscanerklooster. Omdat de internaatleerlingen op vakantie wa-ren, was er ruimte voor ons beschikbaar.

In 1965 was ik aan de beurt, evenals Johan natuurlijk, we zaten immers in dezelfde (vierde) klas. De trip werd gemaakt met drie Volkswagenbusjes, die bestuurd werden door de godsdienstpater en door twee oudere leerlingen, die al van een rijbewijs waren voorzien. Na een dag reizen kamen we in Nörten aan, waar de tenten werden opgezet. Het werden er drie: een grote voor de jongens, een kleinere voor de meisjes en een heel kleintje voor Johan en mij. Moeder had met pater Plouvier geregeld, dat wij in verband met mijn bedplassen in een afzonderlijk tentje zouden slapen. Vragen naar het waarom van deze opzet werden door de pater met nietszeggende antwoorden afge-daan.

De volgende dag werden we naar onze werkplek gebracht, waar de boswachter uitlegde wat er van ons verwacht werd. Het bleek dat we het volume van een bos moesten bepalen, aan de hand waarvan de boswachter kon bepalen wanneer het tijd werd om te hakken en het

145

Page 146: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

bos te vernieuwen. We kregen daarvoor een meetlat, waarmee je op een bepaalde hoogte de breedte van een boom moest meten. Vervol-gens konden we dan per boomsoort met een formule de inhoud van een bos berekenen. In groepjes van vier liepen we in rechte lijnen door het bos, waarbij een drietal boomsoort en breedte riep en de vierde man dat alles op een schema moest schrijven. We hebben flink wat boswandelingen gemaakt tijdens de dagen die we in Nörten en omgeving doorbrachten, waarbij we elke keer dat we aan het eind van een perceel kwamen een rustpauze inlasten. Die pauzes werden hele-maal leuk als je een paar slokken van een in de greppel koel gelegde biertje kon nemen.

's Avonds waren we vrij natuurlijk, hoewel er ook in ploegen ge-kookt moest worden, en vanzelfsprekend afgewassen. Maar daarna was het bal. Vaak werd er bij het kampvuur gezongen, gedronken en kennis gemaakt met de plaatselijke jeugd die bij ons op visite kwam. Kon je ook nog eens flink oefenen op je Duits en daarmee voldoen aan een van de geheime agendapunten van Plouvier, die ons eigenlijk met dat doel naar Duitsland organiseerde. Het ene bezoek lokte het ande-re uit, zodat we een paar keer naar het dorp trokken om daar in het plaatselijke café de kennismaking met de Nörtense jeugd te verdie-pen. Het heeft mij nog een vriendinnetje gebracht.

Elisabeth, de dochter van de dorpsburgemeester zag het helemaal zitten met mij, en andersom was dat ook zo. Hier hoefde gelukkig niet gedanst te worden en bleef het vooral bij een gezamenlijk wandelinge-tje of een min of meer diepzinnig gesprek. Deze vriendschap heeft me nog tot in de burgemeesterswoning gebracht, die wel eens wilden zien met wie hun dochter verkeerde. Nog een tijdlang hebben we elkaar brieven geschreven en foto’s uitgewisseld. Heel leuk om post te krij-gen. Jammer dat het na een tijdje was afgelopen, de afstand was blijkbaar toch te ver en de vriendin uit het oog.

146

Page 147: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Na verschillende kampvuren, feestelijke avonden en na het door-brengen van de werkdagen in de bossen hadden we genoeg verdiend om een aantal dagen in Berlijn vakantie te gaan vieren. De tocht er naar toe was indrukwekkend, omdat die door Oost-Duitsland liep. Bij Darmstadt passeerden we de grens en reden vervolgens over een snelweg, die aan beide zijden van hekken was voorzien om te voor-komen dat je van de weg af zou raken, dit zwaar bewaakte land in. Na een aantal uren rijden over deze doodse weg kwam Berlijn in zicht. Een heel grote stad met twee totaal verschillende gezichten. We lo-geerden in West, maar gingen natuurlijk snel naar de Muur, die er toen nog maar een paar jaar stond. Het bleek echt een hele opgave om aan de andere kant te komen. Heel lang wachten bij de doorlaatpost Checkpoint Charlie aan de Friedrichstrasse voor je een visum kreeg van vervaarlijk uitziende douaniers en wachtposten, die bekend ston-den als “Vopo’s”. Voor een visum moest je vervolgens ook flink in de beurs tasten, want per keer dat je naar de “overkant” wilde moesten 10 Duitse Marken worden betaald, waarvoor je overigens 40 Oost-Duitse terugkreeg. Een bedrag dat je vervolgens met geen mogelijk-heid aan die kant van de muur kon besteden, want of er was weinig tot niets te koop, en dat wat er was bleek erg goedkoop. Zo kon je in het enige restaurant dat Binnenstad-Oost rijk was – een gaarkeuken – voor 2 tot 3 oostmarken een volledige maaltijd krijgen.

Verkeer was er nauwelijks, het straatbeeld daarmee volkomen in tegenstelling met de andere kant van Berlijn. Soms zag je een bus, en zo nu en dan passeerde een auto van het toen bekende merk Trabant ( in de volksmond “trammelant”, want vaak deed hij het niet). Je kon gewoon midden op straat lopen en dat deden we dan ook. Gaf je het gevoel dat je in een andere wereld rondliep, en dat was het eigenlijk ook. Tegen het eind van de middag moesten we op tijd terug zijn bij de doorlaatpost, want dan ging Oost-Berlijn weer op slot.

147

Page 148: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Mijn bezoek aan Berlijn betekende ook mijn eerste kennismaking met een ondergrondse, de metro die hier de naam “U-bahn” droeg. Heel speciaal was wel het station Friedrichstrasse, waar midden over het perron een hek was geplaatst waarachter je de Oost-Duitsers kon zien lopen en zij ons natuurlijk. Zelden zag ik de gescheiden wereld zo dichtbij als op dat station.

In West-Berlijn viel veel te beleven: Tiergarten, een enorm waren-huis met de uitdagende naam “ Kaufhaus des Westens”, de indruk-wekkende Kurfustendamm met het enorme aantal heel dure winkels en veel verkeer. Uren hebben we door de stad gewandeld en door zo nu en dan naar het Oosten te gaan ons steeds maar weer kunnen ver-gapen aan de drukte en rijkdom van de westelijke helft.

Je liep in Berlijn midden in de Koude Oorlog die toen op zijn hoog-tepunt was, en waar de Muur zich als indrukwekkend en afschrikwek-kend symbool manifesteerde. Ik wist bij mijn eerste bezoek al gauw dat ik hier vaker naar toe zou willen met de stille hoop een en ander ten goede te zien veranderen. Ik besefte terdege, dat ik slechts 20 jaar na de oorlog rondliep in het vroegere hoofdkwartier van het Duitse Rijk waarover thuis en op school veel is gesproken, ook omdat het nog maar zo kort geleden was en veel mensen scherp voor ogen stond wat die oorlog allemaal teweeg had gebracht. Je liep hier dus midden in de wereldpolitiek en je was vlakbij de fysieke scheiding tussen Oost en West. Een scheiding die symbool stond voor de totale verwijdering die na de oorlog tussen een groot aantal landen was ontstaan. Een schei-ding ook die vorm had gekregen in de tegenover elkaar staande machtsblokken van NAVO en Warschaupact.

Overigens is deze ervaring misschien wel de verklaring voor een specialisatie die ik in die periode bij mijn hobby om postzegels te ver-zamelen verkoos: vanaf dat moment spaarde ik slechts zegels van alle landen van de 2 genoemde machtsblokken en defensiepacten.

148

Page 149: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Een jaar later maakten we dezelfde trip. Dat betekende weerzien met de mensen van Nörten-Hardenberg, al bleek Elisabeth niet meer in me geïnteresseerd. In het bos bleken we inmiddels ervaren krach-ten. De kampvuren en feestavonden waren weer als vanouds, het ge-zelschap deels veranderd: de vijfde jaars waren er niet meer, en de nieuwe vierdejaars toegetreden tot het gilde van Duitslandgangers. Berlijn was niet veranderd in dat ene jaar. Ik bleef me verbazen over Muur en scheiding en over het enorme verschil tussen de twee werel-den van Berlijn. Maar nog steeds in bezit van het vaste voornemen hier vaker naar toe te gaan en hopend zaken ten goede te zien veran-deren. Dat heeft gelukkig jaren later in november 1989 – toen ik door een toeval juist in Keulen, Duitsland logeerde in verband met een werkbezoek – door de val van de Muur en alles wat daarna gebeurde op indringende wijze vorm gekregen. Mijn beheersing van de Duitse taal is er door deze twee bezoeken niet echt beter van geworden. Nog altijd heb ik moeite met de naamvallen, en slik ze als het even kan zo veel mogelijk in

149

Page 150: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Vakantiewerk en vakantie

Zakgeld kreeg ik pas laat en toen ook niet veel. Om de noodzakelij-ke uitgaven te dekken moest er dus wat bij verkregen of verdiend worden. De vlieger-, vis- en postzegelhobby’s kostten het nodige en later natuurlijk ook de op de dansles volgende uitgaansavonden of de fuifjes bij Paul Andela. Om maar niet te spreken van de behoefte op de HBS om tijdens de pauze een suikerkoek ("sukerlat") of ijsje te verorberen. En al helemaal niet om de kosten van de reisjes naar Duitsland – waar natuurlijk altijd geld bij moest ondanks het werk in de bossen en de bijdrage die vader hiervoor uittrok – gedekt te krij-gen.

De eerste bijverdiensten bestond uit het tonen van mooie rappor-ten aan Opa en Oma, tante Fien en oom Anton of een toevallig ons huis aandoend kapitaalkrachtig vriend of familielid. De verhuizing van Opa en Oma naar Coevorden en de onze naar Sneek betekende een belangrijke aderlating van deze bron van inkomsten, zodat naar andere omgezien moest worden.

Vanaf een jaar of veertien heb ik tijdens vrije middagen en vooral tijdens vakanties – die immers lang genoeg duurden – verschillende vakantiebaantjes gehad. De eerste en schoonste bestond uit inpak-werk bij oom Anton in zijn damesmodezaak in Leeuwarden. Hevig blozend en onder toeziend oog van de klant pakte ik dan hele (vooral zaterdag-) middagen dameskleding in. Pas na een tijdje lukte het om er een beetje fatsoenlijk ogend pakje van te maken.

Iets vuiler werd het al bij vaders broodwinning: Ven D in Sneek. Ik heb bij verschillende afdelingen verkoopactiviteiten ondernomen en de kassa – die er toen nog gewoon per afdeling was – bediend. Als er

150

Page 151: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

geen klanten waren, werd me gezegd dat er altijd afstofwerk was en als de hele winkel stofvrij was en nog altijd geen klant in zicht, kon je ingezet worden bij de bevoorrading van de vakken van je eigen of een belendende afdeling. Als er echt helemaal niets meer te doen viel werd je geacht rechtop in je vak te staan in afwachting van de na ver-loop van tijd toch altijd weer verschijnende klant. Staan was een voorwaarde bij deze uiteindelijk daarmee zeer vermoeiende arbeid, die toch wel leuk was, vooral omdat je een hele of een halve dag kon zien wat vader zo de hele dag deed en meemaakte.

Johan was er het eerste bij, René en ik volgden wat later naar de werkkring waar we de meeste tijd aan besteed hebben en daarmee ook het best verdiend. De grossierderij van drogist Berkhout had voor ons een keur aan werkzaamheden variërend van het koken en in fles-sen gieten van limonadesiroop tot het vullen van vaatjes met zout-zuur.

Wijn hebben we getapt, de kurkmachine bediend en bestellingen klaargemaakt van een groot assortiment aan drogisterijartikelen. In die tijd werden veel artikelen nog niet voorverpakt, zodat we uit vaten en zakken moesten scheppen om doosjes, zakjes en flesjes te vullen. Werkplaats en magazijn waren nogal donker en onverwarmd, zodat zeker in najaar en winter – als we ook werden ingeschakeld – het werk de nodige vochtigheid en kou met zich mee bracht en je pas na thuiskomst weer wat op verhaal kon komen. Tegenover al dit leed stond de goede verdienste die met hard werken behaald kon worden. Dit was een aansporing om als het even kon aan Berkhout te vragen of hij nog hulp nodig had. We hebben het een aantal jaren gedaan en ik ben er pas mee gestopt toen met het studentenleven in Groningen een aanvang was gemaakt.

De opbrengst van dit vakantiewerk zette ik enerzijds in voor activi-teiten in Sneek en Bolsward: feestjes, dansavonden, een drankje en

151

Page 152: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

een sigaretje, en natuurlijk het drankje dat je aan de partner van de avond diende te verstrekken.

Ook kocht ik er boeken van als Sinterklaas of mijn verjaardag te lang op zich lieten wachten. Het merendeel ging op aan logeerpartijen en vakanties. Op je logeeradres diende je gastvrouw en –heer natuur-lijk van een kleinigheid te voorzien en was het voorts handig een paar centen op zak te hebben als je in den vreemde aan de wandel ging. De eerder genoemde reizen naar Duitsland hebben een flinke hap uit de met vakantiewerk verdiende centen genomen. En in de laatste HBS-jaren ging ik experimenteren met zelfstandige vakanties op Vlieland, waar ik voorzien van een zelfverdiende tent mijn eerste schreden zette op de later zo vaak bezochte camping Stortemelk. Vlieland was het begin van een lange reeks vakanties die me in de loop der jaren op veel plaatsen verspreid over Europa gebracht heeft. Vlieland is het eiland waar ik nog altijd heel graag kom, als het even kan minstens een keer per jaar.

152

Page 153: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Leren en examen doen

Na drie jaar HBS moest er echt gekozen worden. Ik koos, zoals gezegd voor B, en daar-mee voor hard werken. Want zonder dat zou ik het niet in twee jaar gered hebben. Voor-al met wiskunde had ik het moeilijk, maar gelukkig was Johan, zoals beloofd, nabij. We zaten immers aan hetzelf-de bureau en tegenover el-kaar. Al zat ik er dagelijks wel wat langer dan hij gezien de moeite die ik voor een goed resultaat moest doen.

Na de fietstocht van Bolsward naar huis was er even tijd voor een kopje thee en – in de wintertijd – het terugkrijgen van warme voeten en handen, en vervolgens voor etenstijd een eerste termijn voor leren en huiswerk. Na het eten zat buitenspelen of een spelletje doen, zoals ik dat in de eerste drie jaar vaak gedaan had, er niet meer in. Want ook dan was ik een flink deel van de avond aan het leren, proefwerken voorbereiden of aan het lezen voor de boekenlijst die je ter voorberei-ding van het examen moest afwerken.

Vanaf Kerstmis in het laatste jaar werd het allemaal nog serieuzer. Het examen kwam daadwerkelijk in zicht en ik begon er al flink ze-nuwachtig van te worden. Soms zag ik er als een berg tegen op en kon me meermalen niet voorstellen dat ik er ongeschonden door zou ko-

153

!

Page 154: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

men. Het ging immers niet alleen om het zonder overleg oplossen van wiskundige problemen of het ontsluieren van algebraïsche raadsels, je moest je ook nog eens verstaanbaar uitdrukken in het Duits, Frans en/of Engels. Waarbij ik me alleen wat die laatste taal betreft niet al te veel zorgen maakte.

Gelukkig hoefde ik voor een aantal vakken geen examen te doen. Wel moest er natuurlijk in de loop van het jaar een zo goed mogelijk cijfer behaald worden voor vakken als economie (boekhouden), gods-dienst, muziek, tekenen, en gymnastiek. Er bleven nog genoeg vakken over voor het schriftelijk examen: Nederlands, drie vreemde talen, drie wiskundevakken, aardrijkskunde, geschiedenis, biologie, en na-tuur-en scheikunde, ofwel twaalf stuks. Voor het mondelinge examen vielen er weer een paar af, maar bleven er toch 7 of 8 over.

In mei 1966 was het zover. Dagen achtereen zaten we met z’n allen in de gymnastiekzaal voor de verschillende schriftelijke examens. Ik had me er avonden lang en elke dag weer op voorbereid en blijkbaar zo goed, dat het eigenlijk wel meeviel. Als we na afloop de vragen en antwoorden vergeleken dan leek ik de opgaven wel zo bewerkt te heb-ben dat een voldoende er in moest zitten. Was wel nodig ook, want met het mondeling voor de boeg deed je er goed aan een stevige basis te leggen. Bij niet alle vakken was het mogelijk de vergelijking met je klasgenoten te maken. Voor Nederlands bijvoorbeeld moesten we een brief en een tekstverklaring schrijven.

Het mondelinge examen vond plaats in juni en was natuurlijk nog meer individueel van opzet, zodat er maar weinig vergelijkingsmate-riaal met klasgenoten kon worden gebruikt. Bij Nederlands kreeg je vragen over je eigen boekenlijst en bij biologie, natuurkunde en ge-schiedenis bleken de examinatoren over verschillende hobby’s en ver-schillende vragensets te beschikken.

154

Page 155: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Extra spannend vond ik het mondelinge examen omdat je de uit-slag van het schriftelijk niet tevoren te horen kreeg, zodat je alleen maar zo goed mogelijk kon presteren en er dan maar het beste van hopen. Ook was er bij het mondeling natuurlijk geen sprake van mul-tiple choice vragen, zodat je zelf op de goede antwoorden moest ko-men. En dan was er natuurlijk ook nog dat vreselijke fenomeen van je moeten uitdrukken in een vreemde taal bij de examens Frans en Duits. Waarbij ik vreselijk mijn best heb gedaan om mannelijk, vrou-welijk en naamvallen zoveel mogelijk te verdoezelen door wat bin-nensmonds te praten en woorden en zinnen zo stilletjes mogelijk te beëindigen. Het heeft weinig geholpen, maar gelukkig bleek uiteinde-lijk, dat mijn negatieve mondelinge prestatie werd gecompenseerd door goede schriftelijke, zodat er toch nog voldoendes op de cijferlijst verschenen. Ook de mondelinge examens vergden een hele week, ter-wijl je elke dag een of twee keer een optreden moest verzorgen. Ik heb die week ten volle moesten uitdienen, want mij laatste examen – mondeling Duits – vond plaats op zaterdagmorgen.

Na twee keer een week lang zweten, en elke avond lang bezig met de voorbereiding van de dag van morgen, begon na die zaterdag een periode van wachten, omdat de cijfers van het mondeling gemixt moesten worden met die van de centraal nagekeken resultaten van het schriftelijk. Dan komt de dag van de uitslag. Vaders en moeders mee en onbekend met het resultaat staan we dan met z’n allen in de hal van de school te wachten op Pater Directeur, die vanaf de trap zal gaan voorlezen wie wel en wie niet geslaagd zijn. Het vonnis wordt in het openbaar uitgesproken, zodat iedereen dat goed kan horen en kan zien hoe de kandidaten het oordeel in ontvangst nemen. Voor de ver-liezers is er mogelijk nog de ontsnapping van een herexamen en daarmee voor een verlengde periode van studeren en onzekerheid. Ik vond het knap spannend, maar was er op dat moment eigenlijk wel

155

Page 156: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

van overtuigd, dat het goed zou komen. Ik had er te veel mijn best voor gedaan, was aardig te voorschijn gekomen uit de vergelijkingen bij het schriftelijk en had me niet totaal ontredderd gevoeld bij een paar mondelinge examens. Het was ook zo. Ik ben geslaagd zonder onvoldoendes. Hier en daar viel het cijfer me zelfs nog mee, ik had zeker niet alleen maar zessen bij de voor mij moeilijke vakken. Gaf een heel goed gevoel.

En dan is het ineens helemaal over, die HBS waar ik vijf jaar elke werkdag naar toe fietste. De HBS waar je in de eerste klas erg opkijkt naar die “ouderen” van de vierde en vijfde. Waar ik een paar jaar hard heb moeten werken, en waar je dan zonder dat je het eigenlijk door hebt bij de “ouderen” bent gaan behoren en nu de school gelauwerd gaat verlaten. Hoe lang lijkt zo’n schoolloopbaan als je er aan begint, en hoe kort is hij als je er mee klaar bent. Het waren mooie jaren en heel veel plezierige momenten. Ik ben er in een paar jaar tijd een flink stuk groter en ouder van geworden en het heeft me een prima basis gegeven voor mijn verdere loopbaan in leren, werken en leven. Een prettige en overzichtelijke school waar ik vooral goede herinneringen aan bewaar.

156

Page 157: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Welke studie gaat het worden?

Al sinds mijn vriendschap met George Gildemacher aan de Archi-pelweg wist ik precies wat mijn latere beroep zou worden. Hij ging voor priester en ik voor onderwijzer. Leek me geweldig om de hele dag kinderen te vertellen over alles wat ze moeten weten. Om ze te laten delen in wat ik zelf aan kennis had vergaard en ze te leren reke-nen en schrijven. Hoewel het beeld van het dagelijks bestaan van een onderwijzer in de loop van mijn jeugd natuurlijk wel veranderde en naar ik hoop realistischer, had ik tot ver in mijn HBS-tijd deze loop-baan in het onderwijs voor ogen. Na de middelbare school zou de kweekschool mij kunnen begroeten. Eussie, ofwel de leraar Engels meneer Tros, bracht verandering in deze overtuiging toen hij tijdens ouderavonden mijn ouders inzage gaf in zijn eigen geschiedenis. De man was onderwijzer geweest en had daarna via avondstudies een aantal onderwijsaktes M.O. (middelbaar onderwijs) verworven, waar-voor hij veel in de avonduren had moeten studeren om er uiteindelijk leraar op onze HBS mee te worden. Zijn ervaringen zetten ons aan het denken en toen Eussie in vervolg op zijn eerste betoog, adviseerde om die omweg te omzeilen door aansluitend op de HBS naar de Universi-teit te gaan, kwam gaandeweg die mogelijkheid als iets wat ook voor ons was weggelegd scherper in beeld. Ik zeg “ons”, omdat Tros het niet alleen voor mij, maar ook voor Johan een logische stap vond om naar de Universiteit te gaan. Terwijl ik nog gespannen en zenuwachtig was over het nog komende eindexamen, was Tros al bezig met het onderwijs daarna en gaf hij aan er alle vertrouwen in te hebben.

We hebben er thuis een poosje over gedaan om aan het idee te wennen, maar het werd wel steeds aanlokkelijker, zeker ook omdat

157

Page 158: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

het voor ons een overgang naar Groningen zou betekenen. De stad die we zo goed kenden, waar de nodige familie woonde die voor opvang zou kunnen zorgen en die ons in ons nieuwe bestaan zo nodig met raad en daad bij zou staan. Dat je ook ergens anders zou kunnen stu-deren kwam eigenlijk niet eens op en zeker niet ter sprake.

Lastiger was het de keuze te maken welke studie ik dan zou gaan volgen. Het onderwijzersideaal had ik te lang voor ogen gehad om zo maar een andere weg in te kunnen slaan. Ik bezocht in Leeuwarden een beroeps- en studiekeuzebeurs en kon ook daar niet eenvoudig tot een keuze komen. Alles wat naar wiskunde zweemde leek me niks, evenals een vreemde taal, waar ik immers op Engels na onoverkome-lijke bezwaren zag in verband met geslachten, naamvallen en uit-spraak. Ik weet nog, dat ik Geologie heb bezocht, maar daar snel af-scheid van nam toen ik hoorde dat dit vak voornamelijk werkgelegen-heid bood in het buitenland en dan ook nog bij een oliemaatschappij. Vond ik toen al veel te ver van mijn bed. Aan het eind van de beurs bleven voor mij eigenlijk alleen Nederlands en Geschiedenis over, beide vakken die me op de HBS het meeste boeiden en me goed af-gingen. Ook waren het vakken, waarbij ik me kon voorstellen, dat je er leraar op de middelbare school mee zou kunnen zijn. Maar iets in deze keuze zinde me echter niet. Ik denk dat dit kwam, omdat ze een specialisatie betekenen, wat streed met mijn onderwijzersdroom, waarbij je kinderen een breed spectrum aan kennis en vaardigheden bijbrengt. In tegenstelling tot twee klasgenoten, die ook zouden gaan studeren, bleef ik nog een tijdlang twijfelen. Tom Oud maakte snel duidelijk dat het Nederlands zou worden en broer Johan wist het ook zeker: Biologie. Paul Andela daarentegen wist net als ik niet gemakke-lijk te kiezen. Voor hem werd het uiteindelijk Duits, iets wat hij slechts een half jaar heeft volgehouden, waarna hij in het voorjaar van 1967 uit Groningen vertrok.

158

Page 159: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Toen langer uitstel echt niet meer kon, de inschrijvingstermijn van de Universiteit was bijna verstreken, heb ik in een kort moment en helemaal in m’n eentje de keus gemaakt dat het Pedagogiek zou wor-den. Hier gold voor mij zeker de gedachte dat dit iets was dat dicht bij het onderwijzerschap – alleen van een wat hogere orde – zou blijken te zijn. Ik had er verder niet al te veel voorstelling van, en hoopte dat dit in de loop van de studie duidelijk zou worden. Op de een of andere manier kon ik vader en moeder het logische van deze keus aanneme-lijk maken, en kreeg er daardoor zelf ook meer vrede mee. Ik sprak met mezelf af, dat als het echt geen goede keuze bleek te zijn, ik altijd nog de overstap naar Nederlands of Geschiedenis zou kunnen maken en dan alsnog leraar in een van deze vakken zou kunnen worden.

Met deze toekomst voor ogen was ik in de zomer van 1966 voor de tweede keer actief als groepsleider bij het zomervakantiefeest “Jon-gens en Meisjesstad” in Sneek. Het plezier dat ik gedurende die drie weken heb beleefd in de omgang met kinderen sterkte me in de over-tuiging, dat ik een goede studiekeuze gemaakt had en de hier opgeda-ne ervaring goed zou kunnen gebruiken bij wat me aan colleges en studieboeken te wachten stond.

Het ging trouwens deze keer zo goed bij deze vakantieactiviteit, waarmee ik in het begin van mijn vrijwilligersloopbaan doende ben geweest, dat ik gevraagd werd om het jaar erop het algemeen leider-schap op me te nemen. Iets wat ik vervolgens een paar jaar met veel plezier heb gedaan. Deze activiteit heeft er zeker aan bijgedragen, dat ik er al snel achter kwam met Pedagogiek nog niet zo’n slechte keus gemaakt te hebben.

Een bewijs van een draad van mijn leven die ik veel later heb leren zien, de ervaring dat mijn professionele en vrijwillige activiteiten el-kaar op meerdere vlakken hebben beïnvloed, en hebben geleid tot betere prestaties bij diverse gelegenheden en aan beide kanten van

159

Page 160: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

dat activiteitenpakket. Daarom herhaal ik graag wat ik elders heb ge-zegd: het valt iedereen aan te raden om niet alleen professioneel, maar ook vrijwillig actief te zijn, je wordt er op beide terreinen beter van.

160

Page 161: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Op naar Groningen!

In augustus 1966 was het zover. Het studentenleven gaat beginnen en wel met een kennismakingsperiode bij Albertus Magnus, de R.K. studentenvereniging waar ik bijna 2 jaar lid van geweest ben. Mijn vader had een studiebeurs voor me aangevraagd, waarbij hij het nodig vond om niet het maximale bedrag dat je kon krijgen te vragen. On-danks het feit, dat je een beurs niet terug hoefde te betalen als je op tijd je voldoendes haalde, was hij van oordeel, dat een wat lagere bij-drage voldoende was om van rond te komen. Zeker als je vaak thuis kwam, je moeder de was liet doen en niet te veel uitging. Om er voor te zorgen, dat ik - zeker in het begin - vaak thuis zou komen hield hij

161

!

Een paar jaar later: net afgestudeerd

Page 162: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

de rijksbijdrage in kas en gaf me op zondagavonden het weekgeld voor de komende week mee. Dat hebben we tot Kerstmis volgehou-den, toen ik duidelijk kon maken, dat het voor de studie beter was dat ik daar in de weekenden, en wel in Groningen, ook tijd aan besteedde.

Tijdens de kennismakingsweken bij Albertus werden we ontgroend en in dat kader tijdens een van de eerste avonden kaalgeschoren, zo-dat iedereen kon zien wie de groentjes waren en wie de oudere jaars. Onze verschijning in Sneek aan het eind van de eerste week baarde vanzelfsprekend nogal wat opzien. Want natuurlijk moesten we naar de kerk en daar kon eenieder genieten van dat wat ons overkomen was. Met name voor mijn vader leverde dit schouwspel ook een zekere trots op. Hij kon immers goed laten zien, dat de tijd over was dat stu-deren iets was voor de rijkere klasse. Ook gewone jongens als Johan, Tom Oud, Paul Andela en ik waren nu toegelaten tot het hoger on-derwijs, waarmee een grote stap was gezet in de emancipatie van “ons soort mensen”.

Voor een goede woonplek was gezorgd, waarbij voor mij gold, dat vanwege het nog steeds opspelende probleem van het bedplassen, met enige zorgvuldigheid naar een goed adres gezocht moest worden. Johan regelde en vond zelf een kamer in Hoogkerk, maar voor mij kwam oom Wim in het geweer. Die wist in de straat waar hij woonde, de Adriaan Pauwstraat, een mevrouw die aan twee studenten wilde verhuren. Zo kwam ik samen met Paul Andela op mijn eerste kamer in Groningen en had ik aan de overkant een oom en tante waar ik te-rechtkon voor vragen en momenten van gezelligheid.

Ook anderszins bood Groningen opvang voor de nieuwbakken stu-dent. Opa en Oma woonden inmiddels aan de Populierenlaan in Sel-werd en vlakbij hen vond ik bij tante Riet en oom Bé een prima adres-je voor het kijken van voetbalwedstrijden op TV. Daar heb ik lang en

162

Page 163: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

vaak gebruik van gemaakt, want het zou jaren duren voor ik zelf over TV beschikte.

163

Page 164: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

Hoe staat het er bij met mij aan het einde van

mijn jeugd?

Over het studentenleven en de studie zelf noteer ik in dit boekje verder niet. Dat vraagt een aparte beschrijving. Wel is de verhuizing naar Groningen, het einde van mijn Friese periode en het verlaten van de ouderlijke woning de gelegenheid om nog eens terug te kijken hoe het er op dat moment met mezelf bijstond. Wat was er gekomen van het jongetje, dat ruim 18 jaar eerder in het Naauw geboren was? De jongeman, die een paar verhuizingen achter zich had en inmiddels voorzien van vier broers en twee zussen. Die de lagere school keurig had doorlopen, de MULO een jaartje had bezocht, en met flink wat spanning in de buik het er uiteindelijk bij de HBS heel goed had afge-bracht. Die erg van lezen hield en het voetballen niet alleen actief als speler en scheidsrechter had beoefend, maar ook graag live en op TV de verrichtingen van anderen volgde. Die vooral door moeder vroeg voor verscheidene taken verantwoordelijk werd gesteld, die graag or-ganiseerde, maar verder liever niet te veel opviel. Een rustige jongen, die voorzichtig op vrijersvoeten was geweest, over een helder verstand beschikte en niet erg gericht, maar met een open vizier op zoek ging naar avontuur en experiment. Dit alles zegt het nodige, maar is on-voldoende om de rekening op te kunnen maken van de achttien ach-terliggende jaren, of – om het anders te zeggen – de tussenstand te geven van een leven met nog een lange toekomst voor de boeg.

Ik denk, dat ik kan zeggen al met al een prima jeugd gehad te heb-ben. Een jeugd met veel mensen om me heen vanwege de nabijheid van ouders, broers, zussen, Opa’s en Oma’s, ooms en tantes en na-

164

Page 165: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

tuurlijk toen ik was groter was geworden, vrienden, klasgenoten, on-derwijzers en heel soms een vriendinnetje. Zeker tot aan mijn vertrek naar Groningen een trouw kerkganger, met daarbij ook taken als mis-dienaar en acoliet. Ook dat gaf veel geborgenheid, evenals bijvoor-beeld het wonen in Archipelweg, Kersenstraat en Scherhemstraat (Sneek), waar je met veel buurtgenootjes heel veilig kon spelen en ik me zichtbaar goed toonde bij bezigheden als vliegeren, vissen en het organiseren van spelletjes en voetbalwedstrijdjes. Ik viel niet graag op en was altijd en beetje teruggetrokken, zeker op school, waar anderen vaak een veel grotere mond hadden. Wel kon ik er heel erg van genie-ten als ik stilletjes en door iets te doen kon laten zien waar ik goed in was. Dat hoort denk ik bij de verlegenheid waar ik lang mee te kam-pen heb gehad (ik spreek over “te kampen”, omdat het zeker niet al-tijd plezierig was) en die nog altijd in zekere mate bij me hoort, zon-der het overigens inmiddels als lastig te ervaren. Er zijn teveel mo-menten geweest dat ik me er over heen heb moeten en kunnen zetten.

Ik wilde de dingen die ik deed graag goed doen, en was daarbij wel uit op complimenten. Iets wat je niet altijd krijgt, omdat de ander het vaak logisch vindt dat je iets doet of presteert.

In het grote gezin waarin ik groot geworden ben was er niet echt een cultuur van prijzen en geprezen worden. Er werd weinig aandacht besteed aan individuele wensen op dat vlak. “Je doet immers allemaal gewoon je best, want de talenten heb je gekregen om ze te benutten”; zodat je meestal gewoon deed wat er van je verwacht mocht worden. Dat ik toen te weinig heb gekregen leid ik inmiddels wel af uit de er-varing, dat ik ook nu nog maar wat graag een complimentje wil horen, ook voor de gewoonste dingen die gedaan zijn.

Van jongs af aan is me duidelijk gemaakt, dat ik de oudste was en dat daarbij verantwoordelijkheden horen. Ik heb die verantwoorde-lijkheid vaak gevoeld en niet altijd als prettig ervaren, ook al omdat

165

Page 166: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

het soms met zich mee bracht, dat ik mezelf moest laten zien of “het podium” beklimmen. Maar ik ben er zeker wel door gevormd en er al met al ook wel beter van geworden. Immers in de loop van mijn privé-leven, studie en werk heb ik de nodige momenten gekend, dat ik mijn verantwoordelijkheid moest nemen en daarbij gebruik maakte van de leerschool die ik op dit vlak gehad heb.

Ik ben groot geworden in een gezin met veel lawaai. Het waren er gewoon veel, en er waren er met een grote mond en veel geluid. Ik heb daar natuurlijk op z’n tijd ook zelf een bijdrage aan geleverd, maar me ook vaak wat teruggetrokken uit het kabaal en me wat meer de rol van observator aangemeten. Dat past ook wel bij me, sterk als ik ben qua analytisch vermogen. Dat vermogen onderken ik niet alleen nu, ik deed het ook toen ik achttien was en op het punt stond de studie te beginnen. Ik hield er van om de zaken goed op een rij te zetten, op zoek te gaan hoe zaken in elkaar zitten, en bij verschillende lesvakken na te gaan hoe een en ander in elkaar zit of te verklaren valt. Hoe wei-nig wiskundige aanleg ik ook heb, ik hou er wel erg van dat zaken lo-gisch zijn of goed in onderdelen uiteen te leggen.

Het bedplassen had me nog altijd in de greep toen ik naar Gronin-gen afreisde. Naast een mogelijke fysieke oorzaak moet het ook deels de behoefte aan aandacht geweest zijn, waardoor ik er zo lang mee ben behept. Uiteindelijk was ik de dertig al gepasseerd toen het defi-nitief over was. Wel bewaar ik goede herinneringen aan de zorg die ermee gepaard ging. Iedere avond kwamen vader en/of moeder me wekken, Oma liet weten me er even lief om te vinden en bij het zo-merkamp in Duitsland werd er een afzonderlijke tent voor me gere-geld. Daar tegenover staan de vele nachten die ik doorwaakt heb doorgemaakt, het verdriet dat je bij wakker worden voelt als je in een nat bed ligt, en die eeuwige bedzeiltjes die ik maar overal mee naar toe moest slepen als de reis mij buiten mijn eigen bed bracht. Deze

166

Page 167: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

kwaal, want zo heb ik hem altijd genoemd, deze kwaal bezorgde mij een grote mate van onzekerheid toen ik aan de studie begon en was er aanvankelijk waarschijnlijk een verklaring voor, dat ik me niet verzet-te tegen het verzoek om ieder weekend thuis te komen. Vuile was ge-noeg, immers!

Op het moment dat ik naar Sneek verhuisde had ik net de lagere school achter me en was in een klein wereldje opgegroeid. Niet veel van de wereld gezien en me vooral thuis heel thuis gevoeld. Buiten was het allemaal wat enger, maar in de loop van de tijd ontdekte ik vrienden en speelkameraadjes met wie je buiten avonturen kon bele-ven. Ondanks dat ik ook meedeed aan groepsactiviteiten is het denk ik tekenend dat ik zoveel plezier beleefde aan activiteiten die je in je eentje kon ondernemen en waarmee ik me kon onderscheiden: vissen en vliegeren.

De verhuizing naar Sneek opende een nieuwe wereld. Ik ging er als enige van ons gezin naar de MULO en ontmoette er mensen van bui-ten de stad, die ook nog eens Fries spraken, tot dan voor mij een taal die je alleen op de veemarkt hoorde. Maar daar was zoveel te zien, dat je je niet echt in de taal verdiepte. Het werd een andere voetbalclub met de nodige nieuwe gezichten. Na een jaar naar Bolsward, wat door het schoolprogramma en de schoolbevolking maakte dat de wereld snel groter werd. Ik keek aanvankelijk erg op tegen de leerlingen van de hogere klassen en zeker tegen diegenen die uit het westen des lands kwamen en daar luidkeels kond van deden. Maar oefening baart kunst. Zo was er de woordloze rol van Plebejer 3, die mij in Julius Caesar van Shakespeare op het toneel deed belanden. En was er de onderscheiding van “ beste leerling” die mij aan het eind van de twee-de klas te beurt viel. Naarmate ik ouder werd moest ik vaker jongere leerlingen uit de wind houden tijdens de tochten naar en van Bols-ward. Kleine zaken zo te zien, maar voor mij belangrijk bij het zoeken

167

Page 168: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

van mijn rol en mogelijkheden. De HBS heeft voor mij heel veel bete-kend, en meer aan mijn opgroeien bijgedragen dan Sneek, waar ik slechts in de weekenden tijd voor had.

Nog ouder wordend werd de wereld verder vergroot: dansles, feest-avonden, fuifjes, vriendinnetjes, en natuurlijk ook de lange uren die ik met vrienden doorbracht: dat alles heeft de nodige impact gehad. Ze-ker ook op mijn behoefte en vaardigheid om het woord te voeren, ver-klaringen te geven en een mening naar voren te brengen. Want er werd dan wel veel kaart gespeeld met die vrienden, maar ondertussen hadden we toch maar menig filosofisch, politiek of elkaar uitleggend gesprek. Goede oefeningen in analyse en debat, al was het voor mij – zeker in het begin - meer van het eerste dan het tweede.

Op het vrijerspad was een kus in portiek, steeg of een donker plekje in de feestzaal het maximale gebleken. Ik verliet Sneek dan ook als maagd. Beter gezegd als “knaap”, want dat was de term die bij een dergelijke staat aan jongens was voorbehouden.

Op het moment van vertrek naar Groningen was ik nog altijd flink verbonden met de kerk. Van jongs af groot geworden met het Rijke Roomse Leven en alle pracht en praal die dat te bieden had. Er niet alleen naar gekeken, maar ook actief aan deelgenomen, trots als ik was als ik me vanaf het koor of tijdens een begrafenis in mijn mooie pakje kon laten zien. Op het laatst werd ik, net als vele andere pubers, natuurlijk wel meer kritisch. Zo vroeg ik me af of de biecht nou wel zo zinvol en nodig was, ergerde ik me aan de donderpreken van missie-paters en vroeg ik hardop wanneer er nu eindelijk eens verstaanbare missen zouden komen in plaats van dat eeuwige en onbegrijpelijke Latijn.

Mijn ouders reageerden afwijzend op verzoeken om een keertje over te slaan.Uit het feit dat me dit niet echt wat deed valt op te ma-

168

Page 169: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

ken, dat ik niet alleen trouw was en ben, maar ook nog niet los genoeg van kerk en jeugd.

Heel trots was ik op mijn resultaten op de HBS. Had ik toch maar mooi geflikt: een diploma zonder onvoldoendes en dat binnen de ge-stelde vijf jaar. Ook was er de trots, toen de leraren adviseerden, dat ik naar de Universiteit kon en daar een goede slaagkans zou hebben Niet alleen vader en moeder zagen dat zitten, ik zelf net zo goed. Al had ik toen niet het gevoel, dat zij er wel bij hadden: het uitkomen van de droom, dat je kinderen het beter hebben en krijgen dan je zelf hebt bereikt. Dat zij dit onderkenden weet ik, omdat zij het vaak als een van hun opvoedingsidealen hebben aangemerkt voor ik mijn vertrek en ook menigmaal erna.

Er is mij in mijn jeugd erg duidelijk gemaakt, dat je iets moet doen met de talenten die je gegeven zijn. En niet zomaar iets, maar het liefst alles er uit halen wat er in zit. Dat is een dure plicht aan jezelf en de gemeenschap, zo werd me bijgebracht, een opdracht die al vanaf vroeg in mijn leven een inspiratie is geweest om, zoals dat heet, goed mijn best te doen. Een inspiratie ook, waarmee ik de start van de nieuwe fase in Groningen met veel energie heb aangepakt.

De wereld was steeds groter geworden, en het mannetje dat zich daarin meer en meer staande wist te houden en zich een beetje thuis begon te voelen in die grote wereld, ging met een zekere mate van vertrouwen zijn toekomst tegemoet. Naast vertrouwen was er nieuwsgierigheid en toch ook de spanning vanwege de vraag of het allemaal wel goed zou komen. De vraag hoe het zou zijn om op eigen benen te staan en hoe dat zou voelen. Ik had er wel zin in, zin in iets anders.Te gaan kijken wat het leven nog meer te bieden heeft. Een gedenkwaardig moment dus, dit einde van mijn jeugd, dat tevens een afsluiting van mijn Friese periode betekende.

169

Page 170: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

170

Page 171: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

171

Page 172: EEN MOOIE JEUGD IN FRIESLAND

172