eeMee december 2011 no. 1

13
1 Magazine over passend onderwijs in de regio Eemland Positief belonen in de praktijk ‘Hier blijven maakt mijn kind ongelukkig’ Een ouder aan het woord ‘Extra hulp moet veel eenvoudiger’ Eemland op de kaart

description

eeMee december 2011 nummer 1

Transcript of eeMee december 2011 no. 1

Page 1: eeMee december 2011 no. 1

11

Mag

azin

e over passen

d on

derw

ijs in d

e regio Eem

lan

d

Positief belonen in de praktijk

‘Hier blijven maakt mijn kind ongelukkig’ Een ouder aan het woord

‘Extra hulp moet veel

eenvoudiger’

Eemland op de kaart

Page 2: eeMee december 2011 no. 1

2 3

Eemland op de kaart Deze pagina’s geven

een goed beeld van de

hoeveelheid scholen,

zorginstellingen, andere

organisaties en aantal-

len (zorg)leerlingen die

het Regionaal Netwerk

Passend Onderwijs

Eemland telt.

Wat vindt u van dit nieuwe magazine?‘De vormgeving is fris en helder van struc-

tuur en de inhoud is heel gevarieerd. Dat

maakt het prettig leesbaar. En dat het

magazine verschijnt, vind ik goed. Passend

onderwijs raakt iedereen. Dit blad kan

helpen om de kennis en de betrokkenheid

te vergroten.’

Welke artikelen spraken u het meest aan?‘Ik heb alles met veel plezier gelezen. Het

artikel over gedragsproblemen op pagina

10 vond ik het interessantst. Over het

belonen van positief gedrag had ik wel

vaker gehoord, maar hier wordt de nieuwe

didactische methode PBS uitgelegd. Verder

vond ik het verhaal over het speciaal on-

derwijs goed (bladzijde 14). Dat was niet

alleen leuk om te lezen, maar de directeu-

ren zijn ook heel eerlijk over de problemen

die ze ondervinden. Het is positief dat dit

magazine een reëel beeld van de zorgen en

knelpunten probeert te geven. Veel leer-

krachten staan positief tegenover passend

onderwijs, maar zien als een berg op tegen

de invoering ervan. Met alleen maar hal-

lelujah-verhalen bereik je ze niet.’

Heeft u een tip voor het volgende nummer?‘Directeur Allette Rond verzucht op pa-

gina 8 dat het voor onderwijsmensen lastig

is om de wirwar aan instellingen op het

gebied van onderwijs en zorg te overzien.

Misschien is het een goed idee om in elk

nummer een portret van een instelling als

bureau Jeugdzorg of het CJG te maken en

dan vooral over de relatie met het onder-

wijs. En verder zou ik het goed vinden als

het blad een duidelijke link legt met de

website van het netwerk (passendonder-

wijseemland.nl). Als je daar bijvoorbeeld

artikelen verder kunt lezen of fi lmpjes

kunt bekijken, maakt dat de informatie

over passend onderwijs vollediger.’

LEKKER LEZEN

MET

LEX VAN DE HATERD

Voorzitter Regionaal

Netwerk Passend

Onderwijs Eemland

CvB-voorzitter

Meridiaancollege

Amersfoort

COLOFON

eeMee is een blad voor

alle betrokkenen bij

passend onderwijs in

de Regio Eemland

UITGAVE

Regionaal Netwerk

Passend Onderwijs

Eemland

OPLAGE

6.000

CONCEPT &

REALISATIE

Inschool, Amersfoort

REDACTIE

Ron Benjamins

(hoofdredactie en

tekst)

Daniëlla van ’t Erve

(eindredactie en tekst)

ONTWERP, OPMAAK EN

ILLUSTRATIE

Jenny Lindhout

FOTOGRAFIE

Remko Scheepens,

Janita Sassen (blz. 6/7

en 14/15/16)

DRUK

Drukwerkconsultancy

Ouder aan het woordPassend onderwijs is

bedoeld om elk kind

de beste kans op maxi-

male ontwikkeling te

geven. Het liefst op een

basisschool in de buurt,

maar ook het speciaal

onderwijs blijft een

optie. Moeder Nel Kok

over haar ervaringen.

PAG

17‘WE REAGEREN BETER OP WAT

LEERLINGEN NODIG HEBBEN’

6

‘EXTRA HULP MOET VEEL

EENVOUDIGER’Ontwikkelwerkplaats Leusden

8

POSITIEF BELONEN IN DE

PRAKTIJK10

‘ER BLIJVEN LEERLINGEN

DIE ONS NODIG HEBBEN’Rol speciale scholen

14

En verder4 Nieuws

9 Column leerkracht Helma Bouman

12 Eemland op de kaart

17 Ouder Nel Kok over passend onderwijs

18 DOK12 in beeld

20 NIS en PC Eemland fuseren

23 Even bellen met Carla Franssen

6

12

Page 3: eeMee december 2011 no. 1

4 5

Vijf vragen over passend onderwijs

Wat is passend onderwijs?Het is nieuw beleid voor leerlingen die extra onderwijszorg nodig hebben.

Organisatorisch betekent het dat de ‘rugzakken’ verdwijnen. De samenwerkingsverban-

den krijgen straks een jaarbudget, waar alle onderwijszorg in de regio uit betaald moet

worden, ook de meerkosten van het speciaal basisonderwijs en het speciaal (voortgezet)

onderwijs. Onderwijskundig betekent het vooral dat we minder gaan letten op welke

stoornis leerlingen hebben, en meer op wat leerlingen nodig hebben. Handelingsgericht

diagnosticeren en werken, dus.

Wat is RNPOE?Dat staat voor Regionaal Netwerk Passend Onderwijs Eemland. Dat is een

netwerk van alle scholen in Eemland: primair, voortgezet en speciaal (voortgezet) onder-

wijs. Dit netwerk heeft van het ministerie van OCW formeel de status van ‘experiment’

gekregen. Dat betekent dat in Eemland al begonnen kan worden met het uitwerken van

een nieuwe organisatie van onderwijszorg. Eemland loopt daarom voor op de meeste

regio’s in de rest van het land.

Is passend onderwijs een verbetering? Daar is wel kans op. Het kan een boel bureaucratie gaan schelen rond het aan-

vragen van extra zorg. En als het meezit, kan er sneller en effectiever gewerkt worden.

Wat heeft het onderwijszorgprofiel ermee te maken? Als we meer gaan letten op wat een leerling nodig heeft, kijken we ook naar

welke ondersteuning er nodig is: bijvoorbeeld specifi ek lesmateriaal, extra begeleiding,

specifi eke kennis of een aanpaste werkruimte. Wat een school al te bieden heeft aan

dat soort ondersteuning en wat echt niet kan, dat staat in het onderwijszorgprofi el. Het

helpt om een goede match te maken tussen wat de leerling nodig heeft, wat de school te

bieden heeft, en wat er eventueel nog bij georganiseerd moet worden.

Blijven scholen voor speciaal onderwijs bestaan? Ja, ze worden niet opgeheven. Ze krijgen net als alle scholen een basisbekos-

tiging per leerling. En daar bovenop moeten ze bekostigd worden uit het budget van het

samenwerkingsverband. Dat wordt heel krap. Want de invoering van passend onderwijs

gaat samen met een bezuiniging van € 300 miljoen.

Het laatste nieuws over passend onderwijs vindt u op www.passendonderwijs.nl en in de nieuwsbrieven

van het regionaal netwerk Passend Onderwijs Eemland.

1

2

“Scholen zijn vaak on-

bewust kindonvrien-

delijk ingericht. Als

ik binnenkom, is het

vaak onduidelijk waar

ik me moet melden.

Laat staan dat ik kan

zien waar groep 3 zit.

Stel je voor hoe dat

voor kinderen is! Zeker

voor een kind met au-

tisme, dat is al zoveel

energie kwijt met het

bereiken van het juiste

lokaal dat er weinig

meer overblijft voor

leren.”

Interieurarchitect Jacqueline Dam in het blad

Kader Primair van de AVS, oktober 2011.

Passend onderwijs gaat ook het bedrijfs-

leven niet voorbij. Zo bedacht Philips

het lichtsysteem SchoolVision. Met een

simpele druk op de knop kan de leerkracht

hiermee kiezen voor verschillende sferen

in de klas: wit voor energie, blauw voor

concentratie en geel voor rust. Leerlingen

kunnen zich daardoor beter concentreren,

zijn gemotiveerder en werken beter samen,

beweert Philips op basis van wetenschap-

pelijk onderzoek. En daarmee sluit School-

Vision volgens het bedrijf aan bij passend

onderwijs. Aisha Choudhry uit Berkel en

Rodenrijs betaalde het lichtsysteem vanuit

de rugzak van haar dochter Iram (10).

Het meisje heeft de ziekte Narcolepsie,

waardoor ze regelmatig zomaar in slaap

valt. ‘Op het moment dat de neuroloog

lichttherapie adviseerde, las ik over de

resultaten van SchoolVision. Het systeem

is vorig schooljaar in haar groep geïnstal-

leerd. Het helpt. Iram is alerter, kan zich

beter concentreren en is langer actief,

ook na schooltijd.’ De school is duidelijk

minder enthousiast. Het systeem is wel

eenvoudig te bedienen, maar de leerkracht

zegt niets van de positieve effecten te

merken, ook niet bij de andere leerlingen.

Sterker, sommigen klagen over hoofdpijn,

het standaard licht is te donker en het licht

gaat zelfs uit als de zon schijnt. ‘We blijven

het gebruiken zolang Iram op school zit,

dat is nog twee jaar.’

Philips heeft inmiddels beloofd om met de

school te bekijken wat er aan de hand is.

Wellicht moet het systeem anders worden

afgesteld, maar soms is het ook een kwes-

tie van wennen, aldus het bedrijf.

NIEUWS PASSEND LICHT VOOR ELK MOMENT

Volgens Philips werken

ruim 150 scholen met

SchoolVision. Goed-

koop is het niet: het

is verkrijgbaar vanaf

5900 euro per lokaal.

NIEUW PRODUCTENGIDSHet Regionaal Netwerk Passend On-

derwijs Eemland bestaat sinds

1 januari 2009. Sindsdien is op allerlei

manieren gewerkt om de onderwijs-

zorg anders en slimmer te organiseren.

Dat heeft een groot aantal produc-

ten opgeleverd. Er zijn bijvoorbeeld

protocollen en werkwijzen opgesteld

voor het Zorgplatform en het Zorg

Advies Team. En er zijn overzichten

gemaakt, zoals een adreslijst van alle

samenwerkende jeugdzorgpartners per

gemeente. Begin 2012 verschijnt een

productengids waarin al deze op-

brengsten zijn verzameld. Een handig

naslagwerk voor iedereen die in het

netwerk betrokken is bij onderwijs en

zorg. Interesse? Hou www.passend-

onderwijseemland.nl in de gaten voor

meer informatie.

“Binnen de muren van

de klas is de leraar

de baas en die moet

de ruimte krijgen om

zijn gezag waar te

maken.’ Dat zei mi-

nister Marja van Bijs-

terveldt (Onderwijs)

naar aanleiding van de

aanhouding van een

adjunct-directeur van

een school in Nieuwe-

gein die een 13-jarige

leerling mishandeld

zou hebben. Ouders

gedragen zich volgens

de minister soms te

vaak als consumenten,

terwijl ook van hen een

rol op school verwacht

wordt. ‘Vroeger kreeg

je in zo’n situatie thuis

ook nog eens op je

kop.” Bron: Nu.nl, 15 november.

“Het accent verschuift van het me-

disch labelen van kinderen naar

wat leerlingen nodig hebben om

onderwijs te kunnen volgen. Niet

de medische beperking, maar de

onderwijsbehoefte van een kind

wordt het uitgangspunt. Daarom

wordt in dit wetsvoorstel expli-

ciet gesproken over onderwijson-

dersteuning van leerlingen.”

Uit het wetsvoorstel Passend Onderwijs dat op 29 november naar de

Tweede Kamer is gestuurd.

3

4

5

Page 4: eeMee december 2011 no. 1

6 7

een training sociale vaardigheden of faalangstreductie zijn.

PM IV is het moment waarop deskundigen van buiten de school

worden betrokken. Dat gebeurt vaak in het Zorg Advies Team.

Beter in beeldJan Verhoef is zorgcoördinator van de onderbouw van de Gere-

formeerde Scholengemeenschap Guido de Brès in Amersfoort.

Hij is enthousiast over de PM-structuur, omdat die versterkt wat

bijna als vanzelf op school al gebeurde. ‘Toen we er een paar jaar

geleden mee gingen werken, merkten we dat die structuur eigen-

lijk heel goed paste bij wat we al deden. Ik heb het idee dat we nu

vroeger op vragen van leerlingen kunnen reageren. We hebben ze

beter in beeld en kunnen beter reageren op wat ze nodig hebben.’

Een goede communicatie is een voorwaarde voor succes, volgens

Verhoef. ‘Je moet de lijntjes wel goed blijven gebruiken. Je moet

bijvoorbeeld goed terugkoppelen wat in het zorgteam besloten is

rond een leerling. We zetten nu een kort verslag van de vergade-

ring in het leerlingvolgsysteem, zodat een mentor dat kan zien.

Zo houd je de structuur levendig en betekenisvol voor het team.’

‘De structuur gaat goed werken, als iedereen zijn of haar rol

goed neemt’, zegt Anita Bootsman, die aan de wieg van de PM-

structuur stond. ‘Een leerkracht moet kunnen schakelen met de

mentor. Een mentor moet een leerling kunnen loslaten als het niet

gaat. Een zorgcoördinator moet vooral het hele proces rond een

leerling goed organiseren, maar hoeft zelf niet de superbegeleider

te zijn die overal een antwoord op heeft. En als je externe deskun-

digen inschakelt, moet het ook echt een verlichting zijn voor de

school zelf, in plaats van een taakverzwaring.’

AanmodderenHet team van Guido de Brès blijft werken aan borging van de

PM-zorgstructuur. Verhoef: ‘We worstelen met de ondersteuning

van nieuwe docenten. Het verloop is best groot, dus we hebben

regelmatig docenten voor wie het allemaal nieuw is. Zeker bij

beginnende docenten duurt het een poosje voordat ze eraan toe

zijn om zich een beeld te vormen van de zorgstructuur.’

Twee keer per jaar vindt er een bijeenkomst plaats voor mentoren,

waarin ze bespreken waar ze tegenaan lopen en waar ze elkaar

mee kunnen helpen. ‘We hebben gemerkt dat er behoefte is aan

intervisie’, vertelt Verhoef. ‘Verder is het belangrijk dat een men-

tor een beeld heeft van de interne en externe specialisten waar

we een beroep op kunnen doen. Een mentor moet niet blijven

aanmodderen met een leerling. Hoe goed bedoeld ook, als ze er

niet uitkomen, moet het verder met een goede vervolgvraag.’

‘WE REAGEREN BETER OP WAT LEERLINGEN

NODIG HEBBEN’

Nieuwe zorgstructuur in het voortgezet onderwijs

Afgelopen jaren werkten de scholen voor voortgezet onderwijs aan een goede zorgstructuur. Van gym-

nasium tot praktijkonderwijs, de kern van deze structuur is hetzelfde voor alle scholen. Het basisidee:

als je er niet uitkomt met een leerling, schakel dan op tijd door naar een zorgniveau waarop nieuwe

mogelijkheden worden geboden. Zo krijgt de leerling wat hij of zij nodig heeft en lopen docenten en

mentoren niet stuk op ingewikkelde hulpvragen. Het klinkt logisch. En daarom werkt het ook zo goed,

vindt Jan Verhoef van Guido de Brès.

ZESTIG KAARTJES

Wat is het zorgniveau dat op onze school ingezet wordt, om passend onderwijs te bieden aan deze

leerling? Met deze vraag bespraken alle schoolteams in de regio meer dan zestig kaartjes.

Ze deden dat om input te geven aan het onderwijszorgprofi el dat voor alle scholen is opgesteld.

De PM-structuur bood daarvoor een goed houvast. Op de foto docenten van het Mondriaan.

ANITA BOOTSMAN IS SENIOR ONDERWIJSADVISEUR.

Zij ontwikkelde de PM-structuur en begeleidde de scholen in het Regionaal Netwerk Passend Onderwijs

Eemland bij de invoering ervan. ‘Niet iedereen hoeft altijd alles te kunnen. Eigenlijk wil iedereen dat

het liefst wel: zoveel mogelijk hulp zelf bieden, opdat het maar beter gaat met de leerling. Maar niet

iedereen kan alles. Daar is niets verkeerds aan, het hoeft ook niet. Soms wil je zo graag dat het gaat

lukken met een leerling, dat de geboden hulp te lang bij één persoon blijft. Het afbakenen van je eigen

expertise en het op tijd doorgeven van een vraag aan een collega kan heel goed zijn. Dat geeft ook rust,

en vertrouwen in de ander.’

“ EEN MENTOR MOET NIET BLIJVEN

AANMODDEREN MET EEN LEERLING.”

Iedere mentor heeft het wel meegemaakt. Het loopt niet lekker

met een leerling, om wat voor reden dan ook. Je biedt een luis-

terend oor, je geeft adviezen, je zoekt eens wat uit en verzamelt

informatie. Langzamerhand voel je het als jouw persoonlijke ver-

antwoordelijkheid of het goed gaat met de leerling. Als je daarin

doorgaat, kun je niet helder meer beoordelen of je nog op de

juiste weg zit. Daarom is het goed om overleg- en refl ectiemomen-

ten te organiseren, waarop je nagaat of je nog de goede dingen

op de goede manier doet. Dat zijn Professionele Momenten (PM).

Hebben jouw interventies het gewenste effect bij de leerling? Is

het voor jezelf nog op te brengen? Als het helpt, of als je nog een

goed alternatief hebt, kun je verder. Maar als je denkt dat iemand

anders betere ondersteuning kan bieden, is het verstandig om

door te schakelen.

PM-structuurRondom die professionele momenten van overleg en refl ectie is

een structuur gebouwd: de PM-structuur. Er zijn vier niveaus:

PM I is het primaire proces in de klas. Veel zorgvragen lost een

docent zelf op.

PM II is het niveau van een leerlingbespreking. Hier zijn meestal

de mentor en verschillende collega’s bij betrokken. Ze delen

informatie met elkaar en overleggen over een goede, gezamenlijke

aanpak.

PM III is het overleg in het interne zorgteam. Daarin wordt over-

legd welke specifi eke ondersteuning de school kan bieden aan een

leerling. Dat kan bijvoorbeeld Remedial Teaching, counseling,

Page 5: eeMee december 2011 no. 1

8 9

minder groot beroep hoeven doen op het

speciaal onderwijs.’

Het vraagt veel van een team om je klas

zo te organiseren dat iedereen aan bod

komt, merkt Alette. ‘Je hebt een goede

organisatie nodig, een goede planning van

activiteiten en een heel goed overzicht. Als

leerkracht moet je ook leren genieten van

al die verschillen. We proberen het al te

doen, maar ik houd eerlijk gezegd ook wel

eens mijn hart vast als een juf met zwan-

gerschapsverlof gaat. Is een ingewikkelde

groep nog over te dragen?’

LaagdrempeligEen goede samenwerking met het Centrum

voor Jeugd en Gezin kan volgens Alette

veel winst opleveren. ‘Juist in de situaties

waar het complex is en de situatie thuis

mee gaat spelen. Er bestaat een wirwar

aan instellingen op het gebied van onder-

wijs en zorg. Voor onderwijsmensen is dat

lastig om te overzien. Als je terecht kunt

bij een medewerker van het CJG, die wel

overziet welk aanbod er allemaal bestaat

en die de weg kent, dan kan het goed gaan

werken. Dan hoef je het zelf niet allemaal

uit te zoeken. Als ouders weten dat die

banden tussen school en zorg er zijn, dan

schrikken ze er ook niet zo van dat ze via

school in contact kunnen komen met hulp

voor thuis. Dan wordt de zorg die daar

geboden wordt ook veel laagdrempeliger.’

In de ontwikkelwerkplaats spelen ouders

vanaf het begin een belangrijke rol. Ze

worden uitgenodigd om mee te praten

zodra de school met alle professionele

instellingen om tafel gaat. Alette: ‘Dat

is heel spannend, we weten ook nog niet

goed hoe dat gaat uitpakken. Maar het is

in ieder geval heel leerzaam. Als we oplos-

singen verzinnen die niet goed aansluiten

bij wat er thuis gebeurt, dan gaat er veel

kostbare energie verloren. We denken dat

ouders vaak goede ideeën hebben over wat

zijzelf en hun kind nodig hebben.’

EEN GOED BEGIN...

“Samantha zit stilletjes op haar stoel, haar popje stevig in haar

knuistjes geklemd. Net als veel kleuters zal ze de eerste weken vooral

de kat uit de boom kijken. Andere kinderen vinden school vanaf het

begin fantastisch. Jonas maakte het wel erg bont toen hij voor het

eerst kwam wennen. Zodra hij een schaar zag, wilde hij ermee knippen.

Geen tekening of knutselwerkje was veilig. Hij pakte de kwast van zijn

buurmeisje af en schilderde er vrolijk op los. Een jonge dolle hond die

voor het eerst met anderen in het gras mocht spelen.

Het zal wel wennen, dacht ik na die eerste dag, maar Jonas bleef

onstuimig. Met de nodige structuur was zijn gedrag redelijk te sturen,

maar we konden hem nooit alleen laten. Als ik naar het toilet moest,

zat hij keurig op een stoeltje naast de deur te wachten. In gesprekken

met ouders kwamen wij niet tot elkaar. Zij zagen ons als de profes-

sionals die met een oplossing moesten komen. De ene dag ging beter

dan de andere. Als Jonas moe was, ging het niet. En hij was vaak moe,

helemaal stuk door alle prikkels waarmee hij geen weg wist. Dat kon

niet langer zo. En in het zoveelste gesprek hebben wij de ouders om

advies gevraagd. Dat was de doorbraak. Door de rollen om te keren,

door te zeggen dat zij de ervaringsdeskundigen zijn en we hen nodig

hebben, voelden ze zich begrepen en groeide het vertrouwen.

KRALENKETTING Samen met de ouders bedachten we een be-

loningssysteem. Zowel thuis als op school kreeg hij een kraal als hij

luisterde. Als de ketting vol was, mocht hij kiezen wat hij wilde doen.

Dat werkte. Hij bleef weliswaar een bewegelijk kind dat veel regelmaat

en structuur nodig had, maar we konden ook het leuke van hem weer

zien. En Jonas is een fantastisch ventje.

Een van de uitgangspunten van handelingsgericht werken is een con-

structieve samenwerking met ouders. Ik ben ervan overtuigd dat die al

begint voordat een kind op school komt. Als ik als leerkracht van te voren

een gesprek met de ouders van Jonas had gehad, was de start anders

geweest. Door te vertellen wat we van kinderen en ouders in groep 1

verwachten en hoe we werken, maak je de stap naar de basisschool voor

zowel het kind als zijn ouders kleiner. Zij hebben ons nodig, maar wij hen

ook. Want wanneer je als leerkracht de interesses van het kind en zijn

karaktereigenschappen kent, kun je daar op inspelen. Voor Jonas bleek

lego de sleutel tot leren. Zijn passie voor bouwen gaf ons de mogelijkheid

om hem begrippen te leren en nog veel meer.

Met nieuwe ouders houd ik tegenwoordig een kennismakingsgesprek vlak

voordat hun kind begint. Dat kost misschien in eerste instantie meer tijd,

maar levert uiteindelijk meer op. Al is het alleen al dat vanaf het begin

duidelijk is dat we samen het beste voor het kind willen.

Helma Bouman is leerkracht op KBS

de Kameleon in Amersfoort. Educa-

tief Partnerschap met ouders is het

onderwerp van haar onderzoek in het

kader van de Mas-teropleiding Special

Education Needs.

Ontwikkelwerkplaats Leusden

van deze gesprekken is om zicht te krijgen

op het proces van zorgtoewijzing. Waar

liggen de knelpunten? Hoe kan het sneller?

Hoe kunnen we het zo organiseren dat een

kind vanuit de school vroeger en doel-

gerichter de ondersteuning krijgt die het

nodig heeft?

Een half uur per dagAlette Rond is lid van het projectteam

van de ontwikkelwerkplaats. Ze is ervan

overtuigd dat onderwijszorg veel beter kan

worden georganiseerd. ‘Op onze school

hadden we een jongen in groep 5 die in een

complexe situatie zat. Op school en thuis

liep het niet goed. We hebben er verschil-

lende mensen naar laten kijken. Begelei-

ders uit REC 3 en REC4 hebben geobser-

veerd en rapporten geschreven. In het ZAT

is de situatie besproken en zijn er mensen

in de groep geweest om advies uit te

brengen. De ouders hebben via het RIAGG

en andere zorginstellingen geprobeerd om

hulp te organiseren. Al die inzet leverde

een heel ingewikkeld beeld op. De leerling

bleek last te hebben van angststoornissen

en er werden allerlei ontwikkelingsachter-

standen geconstateerd. Het is allemaal niet

‘Het allerbelangrijkste is dat we echt

kijken naar wat een leerling nodig

heeft, los van welke indicaties er

allemaal zijn.’ Dat zegt Alette Rond,

directeur van basisschool De Heerd

in Leusden en lid van het projectteam

van de ontwikkelwerkplaats. In dit pro-

ject wordt uitgezocht hoe een nieuwe

manier van zorgtoedeling in de praktijk

kan werken.

‘EXTRA HULP MOET VEEL EENVOUDIGER’

“OUDERS HEBBEN VAAK GOEDE IDEEËN

OVER WAT ZIJZELF EN HUN KIND NODIG

HEBBEN.”

verkeerd, maar het wordt razend ingewik-

keld om op deze manier iets goed van de

grond te krijgen.’

In de kleutergroep had de school eigenlijk

al in de gaten dat het niet goed ging met

deze jongen. ‘Als we toen eenvoudigweg

een half uur per dag individuele begeleiding

hadden kunnen bieden, was het allemaal

veel beter verlopen. We moeten er echt naar

toe dat we veel eerder, veel eenvoudiger

ondersteuning kunnen bieden. De overhead

is nu zo groot. Er gaat zoveel tijd en geld

Nu is het nog zo dat extra onderwijs-

zorg mogelijk is als er een stoornis wordt

geconstateerd bij een leerling. Dan komt

er extra geld beschikbaar, in een rugzakje.

Als passend onderwijs wordt ingevoerd,

verdwijnt het systeem van de rugzakjes.

Samenwerkingsverbanden krijgen dan een

jaarbudget dat ingezet kan worden voor

onderwijszorg, volgens een eigen systema-

tiek. Omdat het Regionaal Netwerk Pas-

send Onderwijs Eemland door het ministe-

rie formeel is aangewezen als ‘experiment’,

is er meer beleidsvrijheid. Er worden nu al

nieuwe manieren uitgeprobeerd waarmee

leerlingen de onderwijszorg kunnen krij-

gen die ze nodig hebben.

Bij de leerlingbesprekingen in de ontwik-

kelwerkplaats Leusden is iedereen aanwe-

zig die een bijdrage kan leveren aan een

oplossing. De schoolarts, de leerkracht,

de schoolmaatschappelijk werken, iemand

van het CJG, de orthopedagoog, noem

maar op. Ook de ouders. De bedoeling

zitten in vergaderingen, verslagen, dezelfde

informatie drie of vier keer verzamelen en

opsturen. Daar moeten we vanaf.’

EtiketHet is niet altijd nodig om pas middelen

beschikbaar te stellen als een individuele

leerling hulp nodig heeft. In de ontwikkel-

werkplaats wordt nagedacht over hoe een

school middelen kan krijgen om een on-

derwijsaanbod te bieden. Zo gaat er geen

geld naar het probleem van een leerling,

maar naar de oplossing die een school kan

bieden. Alette Rond: ‘We kunnen echt

beter gaan organiseren om scholen in staat

te stellen om een goed aanbod te organi-

seren, in plaats van per kind een etiket te

plakken met een geldbedrag erop. En dan

voorkom je misschien ook nog dat situ-

aties zo uit de hand lopen dat zwaardere

zorg nodig wordt.’

Het speciaal onderwijs blijft volgens haar

nodig. ‘Sommige kinderen zijn nu eenmaal

beter af in een specifi eke setting. Maar ik

denk wel dat we in het regulier onderwijs

vroeger en sneller onderwijszorg kunnen

organiseren voor een kind. En dat het dan

ook minder vaak ontspoort, en we een

Page 6: eeMee december 2011 no. 1

10 11

MOTIVATIE

‘We hebben leerlingen uit het vierde jaar die zich

hebben opgegeven voor een cursus. We hebben

een intakegesprek met ze gevoerd. Maar tijdens

de cursus komen enkele leerlingen te laat en

hebben hun spullen niet bij zich. De regel is:

een briefje halen en de tijd inhalen. Als ze vaker

te laat komen, is er eerst een gesprek met de

mentor en dan met de ouders. Maar het echte

probleem is dat de leerlingen niet meer gemoti-

veerd zijn voor de cursus. Want hun spullen zitten

gewoon in het kluisje. Daarom proberen we met ze

in gesprek te gaan, te achterhalen waarom ze te

laat komen en dan aan een oplossing te werken.’

Geke Niemeijer, Accent Amersfoort

HAANTJES

‘We hebben te maken met haantjesgedrag van

leerlingen. Jongens die op straat omgaan met

verkeerde vrienden, en deze straatmentaliteit

meenemen in het klaslokaal. Andere leerlingen

worden onder druk gezet om bijvoorbeeld een

rekenmachine af te staan, een boek uit te lenen

of soms zelfs de tas van het ‘haantje’ te dragen.

Lastig gedrag waar je moeilijk doorheen prikt. De

onder druk gezette leerlingen zijn vaak bang voor

represailles. We hebben een kleine school van

230 leerlingen en daardoor valt het gedrag wel

snel op. We spreken de mentoren en de leerlingen

aan op hun gedrag.’

Arjen Nanninga, Trias College Amersfoort

TE LAAT

‘Wij werken op onze school met studiehuizen.

Leerlingen die te laat komen, verzoeken we

voortaan op tijd te komen. Hebben ze op dat

moment een instructie in het instructielokaal, dan

moeten ze dat later zelf met de docent inhalen.

Ook als leerlingen niet mee doen, gaan we met ze

in gesprek. We vragen wat ze nodig hebben om

wel aan het werk te gaan en proberen dit dan te

bereiken. Dit helpt meestal prima.’

Monique Schouten, Vathorst College

POSITIEF BELONEN IN DE PRAKTIJK

Mary Anema moet even lachen als ze de

vraag hoort: ‘waarom ben je zo enthou-

siast over PBS?’. Ze kan zich bijna niet

voorstellen dat je er niet enthousiast over

zou zijn. ‘Het is een aanpak die uitgaat

van positief gedrag. Het begint ermee dat

duidelijk wordt welk gedrag je eigenlijk

zou willen zien van leerlingen. Dat gedrag

stimuleer je. Voor de meeste leerlingen zijn

eenvoudige regels en aanmoedigingen al

genoeg. Voor een kleine groep leerlingen

zijn specifi eke maatregelen nodig, maar

ook dan kun je je blijven richten op het

stimuleren van goed gedrag.’

Er is veel onderzoek gedaan naar het af-

straffen van slecht gedrag en het aanmoe-

digen van goed gedrag. Dat laatste werkt

veel beter. Bij PBS ontwikkelen scholen

een eigen beloningsysteem. Gewenst

gedrag wordt op het schoolplein, in de

gangen en op het toilet op dezelfde manier

beloond, bijvoorbeeld met een sticker of

een kaartje. Na verloop van tijd wordt

gekeken of leerlingen het gewenste gedrag

op school vertonen. Heel concreet, door

te turven welk gedrag je in de gangen en

op het plein ziet. Zo kun je steeds nagaan

wat werkt en aan welke afspraken je nog

aandacht moet besteden.

SamenwerkenMary Anema: ‘Iedereen op school doet

mee aan PBS: alle leerkrachten, de con-

ciërge, de schoolmaatschappelijk werker,

de tussenschoolse opvang en ook ouders

worden erbij betrokken. Zo ontstaat voor

leerlingen een duidelijke rode lijn. Op

school worden ze steeds aangesproken op

dezelfde dingen, op dezelfde manier, door

alle volwassenen. Op deze manier is PBS

een soort paraplu boven andere aanpak-

ken op het gebied van gedrag of sociale

vaardigheden, zoals Leefstijl. Veel scholen

in de regio Eemland werken met het

programma Vreedzame School. Dat past

prima bij PBS.’

Met Mary volgen nog drie collega’s binnen

het Regionaal Netwerk Passend Onderwijs

Eemland de opleiding voor Schoolwide

Positive Behaviour Support. Zij gaan elk

een school begeleiden bij de invoering

ervan. Als eerste zijn scholen in het pri-

mair onderwijs aan de beurt. Als de proef

succesvol is, wordt bekeken of er meer

scholen aan mee kunnen doen.

Nieuwsgierig geworden? Kijk op

www.swpbs.nl voor meer informatie.

Iedereen lijkt het erover eens, probleemgedrag is hét struikelblok bij passend

onderwijs. Want hoe moet je werken met leerlingen die zich niet kunnen ge-

dragen? En die zelfs zorgen voor een onveilig klimaat in de klas? In dit artikel

voorbeelden uit het voortgezet onderwijs en orthopedagoog Mary Anema over

Schoolwide Positive Behaviour Support (PBS) als oplossing.

GEDRAG IS MEER DAN JE ZIET!

Vorig jaar december werd dit boek van Willem

de Jong uitgereikt aan alle teamleden van het

Regionaal Netwerk Passend Onderwijs Eemland.

Op de eerste bladzijde geeft hij een verhelderend

overzicht van typen probleemgedrag:

1. dwars, dwingend, onrustig, brutaal

2. agressief, dominant, niet eerlijk

3. druk, ongeconcentreerd, impulsief

4. onvoorspelbaar, explosief, snel beledigd

5. weinig motivatie, slechte werk-houding

6. moeilijk contact, niet-communicatief

7. stil, gesloten, angstig

8. onzeker, faalangstig, dwangmatig

Page 7: eeMee december 2011 no. 1

12 13

Amersfoort

Bunschoten

SpakenburgEemnes

Baarn

Soest

SoesterbergLeusden

Woudenberg

EEMLAND op de kaart

4,4%ZORGLEERLINGEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS

rugzakleerlingen cluster 3 en 4: 184

speciaal basisonderwijs: 808

speciaal onderwijs: 290

In het Regionaal Netwerk Passend Onderwijs Eemland

participeren 164 instellingen. Het beslaat 7 gemeen-

ten: Amersfoort, Leusden, Baarn, Soest, Eemnes,

Bunschoten en Woudenberg. Overigens behoren niet

alle scholen in deze gemeenten bij het netwerk. Zo zijn

de basisscholen in Eemnes onderdeel van een ander

samenwerkingsverband. Er liggen bovendien in andere

gemeenten ook enkele scholen die wel tot het netwerk

behoren.

p

%%%

PRIMAIR ONDERWIJSAANTAL SCHOLEN IN HET

scholen voor speciaal

basisonderwijs met 808 leerlingen

scholen voor speciaal

onderwijs (SO) met 290 leerlingen

scholen voor basisonderwijs

met 27.875 leerlingen

YAANTAL SCHOLEN IN HETVOORTGEZET ONDERWIJS

scholen voor speciaal onderwijs (VSO)

met 717 leerlingen

scholen voor voortgezet onderwijs

met 16.739 leerlingen

Y

ZORGLEERLINGEN IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS

14%

rugzakleerlingen: 251

praktijkonderwijs: 423

LWOO (VMBO): 1048

voortgezet speciaal onderwijs: 717

%%%

BRON Rapportage ‘Passend Onderwijs in Regionaal Netwerk Eemland’,

dat Infi nite Financieel opstelde in opdracht van het netwerk. De cijfers

op deze pagina’s geven de stand van zaken weer in april 2011.

AANTALSAMENWERKINGSVERBANDEN

samenwerkingsverbanden primair onderwijs

PC Eemland

NIS

Zorgfederatie Kompas

samenwerkingsverband voortgezet onderwijs

SWV-VO Eemland

Regionale expertise Centra (REC) cluster 3 en 4

REC 3-6, REaCtys

13

2

28.973 TOTAAL AANTAL LEERLINGEN PRIMAIR ONDERWIJS

17.456 TOTAAL AANTAL LEERLINGEN VOORTGEZET ONDERWIJS

APRIL 2 0 1 1

46.429 TOTAAL AANTAL LEERLINGEN

ZORGLEERLINGEN

%%%

3.7211.282

2.439

Page 8: eeMee december 2011 no. 1

14 15

Wat is de kracht van jullie school?René Vaarkamp is directielid van de Koningin Emmaschool. ‘Bij

sommige van onze leerlingen kun je aan hun lichaam zien dat ze een

ontwikkelingsachterstand hebben, maar bij anderen helemaal niet.

Dat maakt een groot verschil. Als een kind met Down door de Blokker

rent, dan krijgt die een glimlach, een aai over zijn bol en een knuffel toe.

Maar een leerling met autisme is veel minder knuffelbaar. Als die door

de winkel rent, krijgt die ongezouten kritiek en afkeurende blikken. Zo

werkt het. Wij kunnen onze leerlingen en ouders daarin begeleiden. Uit-

eindelijk gaat het erom dat mensen elkaar leren begrijpen en accepteren.’

‘Wij kunnen onderwijs bieden met veel instructie en begeleiding, in

kleine groepen. Leerlingen bloeien op hier. Een ouder zei: ‘op de gewone

school was mijn kind speciaal, maar hier is mijn kind eindelijk gewoon.’

We moeten dat niet onder het mom van passend onderwijs afbreken. De

speciale school biedt juist een passend alternatief.’

‘Het lijkt wel eens alsof wij aan segregatie doen, omdat we een speciale

school zijn. Dat vind ik jammer. Als we met passend onderwijs grenzen

gaan doorbreken en creatiever worden in het zoeken van oplossingen,

vind ik dat ons specifi eke aanbod daarbij benut moet worden.’

Dat is Annemarie Tit van Mulock 2000 met hem eens. Op haar

school zitten leerlingen met acting-out gedrag. ‘Bij ons heb je

regelmatig boze en schreeuwende leerlingen. Tot de brugklas

en tweede klas is dit voor reguliere scholen vaak nog te hante-

ren. Wij hadden dit jaar op onze school geen enkele eerstejaars

aanmelding. Maar als leerlingen ouder worden, ze lichamelijk

sterker worden en fl ink gaan puberen, is het op de meeste gewone

scholen niet meer te doen. Wij weten hoe we met dit soort gedrag

moeten omgaan en leren leerlingen wat wel en niet kan.’

‘We hebben vaak te maken met grensoverschrijdend gedrag.

Gisteren liep een leerling kwaad weg onder schooltijd. En de dag

ervoor sneuvelde er een ruitje doordat een leerling er boos met

zijn hand tegenaan sloeg. Dat kan natuurlijk niet. Op reguliere

scholen is zo’n leerling dan niet te handhaven. Wij straffen en

schorsen leerlingen ook, maar het bijzondere van onze school is

dat we ze altijd opnieuw een kans geven. We keuren gedrag af, en

kijken ook meteen hoe we nu verder kunnen. We keuren nooit de

persoon af.’

‘Een paar jaar geleden dacht ik dat passend onderwijs een be-

dreiging zou worden voor onze scholen. Als gewone basisscholen

meer aankunnen, is er dan nog wel plaats voor ons?’, zegt Brigitta

Gadella, directeur van drie scholen voor speciaal basisonderwijs.

‘Maar nu merk ik dat het niet zo’n vaart loopt. Basisscholen

zitten nog middenin de ontwikkeling van handelingsgericht

werken, opbrengstgericht werken en werken met een ontwikke-

lingsperspectief. Onze SBO-scholen hebben dat al achter de rug.

Voorlopig hebben we dus een duidelijk toegevoegde waarde. Voor

sommige leerlingen blijven onze scholen wel nodig, schat ik in.

Bijvoorbeeld dyslectische leerlingen die ook autistisch zijn of soci-

aal-emotionele problemen hebben. Voor leerlingen met meervou-

dige problematiek is een gewone basisschool niet zo geschikt.’

KONINGIN EMMASCHOOL

René Vaarkamp is adjunct-directeur van de Koningin Emmaschool. Op zijn

school zitten leerlingen met een verstandelijke beperking. Het is een cluster

3 school. Er zitten leerlingen op met een laag IQ, die soms ook andere ken-

merken hebben als faalangst, gedragstoornissen of autisme. Ze krijgen les in

leren, werken, vrijetijdsbesteding en burgerschap. De leerlingen zijn tussen 4

en 20 jaar oud.

MULOCK 2000

Annemarie Tit is directeur van Mulock 2000. Op haar school zitten leerlingen

met externaliserende gedragsproblematiek. Ze laten direct zien wat ze voelen

en hebben hun gedrag niet in de hand. Het is een cluster 4 school, met

86 jongeren. De school biedt een vmbo-opleiding op basisberoepsniveau,

kaderberoepsniveau en theoretische leerweg.

STICHTING SPECIAAL ONDERWIJS AMERSFOORT E.O.

Brigitta Gadella is directeur-bestuurder van de stichting, waar drie scholen

voor speciaal basisonderwijs bij horen: de Anne Annemaschool, de Kingma-

school en De Opmaat. Op deze scholen zitten leerlingen voor wie het basis-

onderwijs geen goed aanbod heeft, maar voor wie het speciaal onderwijs te

specialistisch is. Daarnaast heeft de stichting een voorziening voor ‘jonge

risicokinderen’ en als expertiseonderdelen: het Leespaleis en de Rekentuin.

Het regulier onderwijs moet meer zorgleerlingen opnemen en op het speciaal onderwijs wordt bezuinigd. Donkere wolken

lijken zich op te stapelen boven speciale scholen. Maar kunnen we echt zonder ze? Drie vragen aan drie directeuren van

speciale scholen uit Amersfoort.

‘ER BLIJVEN ALTIJD LEERLINGEN

DIE ONS NODIG HEBBEN’

Speciale scholen geloven in toekomst

Wat vinden jullie van passend onderwijs?Brigitta Gadella: ‘Ik zou willen dat de scholen voor speciaal ba-

sisonderwijs langzamerhand kleiner worden, maar we hebben de

laatste tijd juist iets meer aanmeldingen. Het zou beter zijn voor

leerlingen als ze op hun eigen school, dicht bij huis een passend

onderwijsaanbod kunnen krijgen. Basisscholen moeten daarvoor

meer expertise en mogelijkheden ontwikkelen, dat kost tijd.’

‘Passend onderwijs moet eerst maar eens gaan draaien, voordat ik

kan zeggen wat ik er van vind’, zegt Annemarie Tit. ‘Wij doen er

alles aan om passend onderwijs te bieden voor onze leerlingen.

Een goede samenwerking met het regulier onderwijs is belangrijk.

Daarin moeten we heel eerlijk zijn over wat we aankunnen en

“HET LIJKT WEL EENS ALSOF

WIJ AAN SEGREGATIE DOEN, OMDAT WE

EEN SPECIALE SCHOOL ZIJN. DAT VIND

IK JAMMER.”

Page 9: eeMee december 2011 no. 1

16 17

‘HIER BLIJVEN MAAKT HAAR ONGELUKKIG’

“Nel Kok, moeder van Rianne (6 jaar): ‘Mijn dochter is geboren met

een hartafwijking. Pas nadat ze op haar vierde een pacemaker

kreeg, ging het goed met haar en kon ze zelfs gewoon naar school.

In februari ging het toch mis. Ze werd ziek, kreeg koorts en bleef

daarna vermoeid. Ze ging wel over naar groep 3, maar raakte

achter. De school reageerde geweldig goed. Francien, de intern

begeleider, probeerde van alles. Ik kreeg huiswerk mee om haar zelf

te begeleiden. Toen dat niet voldoende hielp, hadden we binnen

vier weken een laptop met een webcam. Ze gaat halve dagen naar

school en volgt thuis de rest van de lessen via de computer. Dat

werkt fantastisch: Rianne hoort er gewoon bij en moet bijvoorbeeld

ook aan de juf vragen of ze naar de wc mag. Bovendien komt er

elke maandagmiddag een juf die haar thuis begeleidt. Maar haar

batterij lijkt steeds leger. Vaak worden we om 10:00 uur al gebeld

of we haar komen halen. Ondanks alle goede zorgen en begeleiding

raakt ze steeds verder achter. Het gesprek met Francien, een Pre-

ventief Ambulant Begeleider en de leerkracht van groep 3 opende

onze ogen: zo kan het niet langer. Als ze groep 3 over moet doen,

mist ze de aansluiting met haar klas en zal ze steeds eenzamer

worden. Opeens besefte ik: ook al is het nog zo fi jn op deze school,

er blijven maakt haar ongelukkig.

Inmiddels was ook de indicatiestelling voor de rugzak in gang

gezet. Wat ben ik blij dat Francien deze enorme papierwinkel heeft

ingevuld. Als ouder heb je wel wat anders aan je hoofd. De dag na

de vergadering kon ik bellen en het positieve besluit had ik een dag

later ook al in de bus. Wat super dat dat binnen zes weken allemaal

is geregeld. Het budget kunnen we inzetten op de reguliere school

of door een verwijzing naar het speciaal onderwijs.

Tijdens een rondleiding op de Schans, een school voor langdu-

rig zieke kinderen in Utrecht, zag ik dat dit de juiste plek is voor

Rianne. Het is een leuke school, met een goede sfeer en er zijn

bedden waarin ze kan uitrusten als ze moe is. Ze begint in januari

voor halve dagen en kan er met de taxi naar toe. De Schans spreekt

Rianne wel aan, maar het liefst wil ze op Het Baken blijven. Dat is

ook logisch, want het is vertrouwd. De kans dat ze herstelt is klein,

maar het is een fi jn idee dat een terugkeer op Het Baken mogelijk

blijft.’

‘EXTRA HUISWERK LOSTE HET PROBLEEM NIET OP’

Francien Korpershoek, intern begeleider op Het Baken in Nijkerk: ‘Het is ge-

weldig dat alles wat we wilden inzetten, zo snel geregeld kon worden. Extra

huiswerk loste het probleem niet op. Sterker, moeder werd naast ouder en

ziekenverzorger ook nog juf, dat was te veel. Rianne’s verzuim liep op tot 70

procent en ondanks de begeleiding thuis en de computer van de stichting

Digibeter, raakte ze almaar verder achter. Om Rianne van afstand goed les

te geven, werd voor de leerkracht steeds moeilijker. De Preventief Ambulant

begeleider maakte duidelijk dat speciaal onderwijs de beste oplossing was.

We hebben alles gedaan hebben om Rianne te ondersteunen, het is helaas

niet haalbaar om haar nog langer op school te houden. De aanvraag voor

de indicatie werd binnen zes weken ingewilligd. De snelheid zegt iets over

de goede samenwerking en de betrokkenheid van medewerkers binnen

regio Eemland. Met zijn allen willen we de beste plek voor een kind en een

snelle toekenning helpt om dit zo snel mogelijk te kunnen regelen.”

Passend onder-wijs is bedoeld om elk kind de beste kans op

maximale ontwik-keling te geven.

Het liefst op een basisschool in de buurt, maar

ook het speciaal onderwijs blijft

een optie. Rianne (6) zit in groep 3

van basisschool het Baken in

Nijkerk. Vorig jaar bleef ze ernstig

vermoeid na een griepje en on-

danks de webcam en de leerkracht

aan huis, loopt de achterstand verder op. Haar moeder aan het woord over wat passend onder-

wijs in de praktijk betekent.

wat niet. We moeten het echt hebben over de vraag welk kind het

meest gebaat is bij welk soort onderwijs.’

En ik hoop niet dat we door passend onderwijs met z’n allen geld

en leerlingen gaan tellen. Wij krijgen nu veel leerlingen aangemeld

na 1 oktober. Iedereen weet waarom dat zo is. Dat is een spel dat

natuurlijk niet helemaal zuiver is. Maar het is vooral niet fair

tegenover de leerlingen. Voor hen is het heel moeilijk om binnen

te komen in een nieuwe groep die al een paar weken draait en

gesetteld is. Je kunt op je eigen school wel een grote mond heb-

ben, maar als je dan binnenkomt op een school waar nog tachtig

leerlingen zitten met een grote mond, dan schrik je toch.’

René Vaarkamp van de Koningin Emmaschool onderschrijft dat

van harte: ‘Als passend onderwijs gaat betekenen dat wij krim-

pen, dan krimpen we maar. Daar gaat het me helemaal niet om.

Ik heb geen zin om te denken in het belang van organisaties, en te

rekenen hoeveel leerlingen we per se nodig hebben. Het gaat me

om een goede oplossing voor die kinderen. Daarvoor hebben we

wat te bieden. Dat laat ik graag zien. Wij gaan heus niet in een

hoekje zitten simmen.’

‘Ik hoop dat we met passend onderwijs de rigiditeit van regels

kunnen overstijgen. Voor onze leerlingen zou het bijvoorbeeld

vaak een uitkomst zijn als ze aan sommige vakken in het prak-

tijkonderwijs kunnen meedoen. Dat mag nu niet. Ik hoop dat

passend onderwijs ervoor gaat zorgen dat we veel meer kunnen

werken vanuit de vraag wat het kind nodig heeft. En dat we daar-

voor een goede oplossing kunnen vinden.’

Hoe zien jullie de toekomst?Brigitta Gadella: ‘Onze SBO-scholen hebben speciale program-

ma’s ontwikkeld om leerlingen in het basisonderwijs te ondersteu-

nen: het Leespaleis, de Rekentuin en het Leefkasteel voor soci-

aal-emotionele ontwikkeling. Er komt dan een externe remedial

teacher op school werken. Vaak lukt het om goede resultaten met

leerlingen te halen. Daar staat de eigen leerkracht wel eens van te

kijken: ‘wat doe jij wat ik niet gedaan heb?’. Tegenwoordig zorgen

we voor een goede aansluiting met school en de ouders. Zodat ie-

dereen weet hoe je het kind kunt ondersteunen. Ons programma

valt dan als een warme deken om het kind. En wij dragen zo bij

aan de professionalisering van het regulier onderwijs.’

René Vaarkamp: ‘Laten we eerlijk zijn. Als je zwanger bent,

droom je er niet van dat je kind later naar het ZML gaat. Als

je kind toch die zorgvraag heeft, moet je dat als ouders leren

accepteren. Wij als professionals kunnen daar makkelijk over

praten, we hebben het al zo vaak gezien. We herkennen fases en

we refl ecteren erop. Je zou dat willen overdragen aan ouders,

maar dat kan niet. Ouders moeten er elke dag opnieuw doorheen.

Iedereen maakt zijn eigen geschiedenis. Voor veel ouders is het

een hele stap om met hun kind naar onze school te komen. Maar

als ze zien hoe goed het met hun kind gaat, worden ze ambassa-

deurs van onze school.’

Annemarie Tit: ‘De bezuinigingen en veranderingen zijn voor

onze school een enorme impuls om onszelf te ontwikkelen. Onze

sterke kant was altijd al de zorg die we bieden en het sterke peda-

gogisch klimaat. Nu bieden we ook heel concreet de mogelijkheid

om een vmbo-diploma te halen. Vanaf het tweede jaar, en op alle

niveaus: basisberoeps, kaderberoeps en theoretische leerweg. We

zoeken nog een school waar onze leerlingen als ‘extraneus’ het

examen kunnen afnemen. Het zou fantastisch zijn als we dat rond

hebben. Het is heel fi jn om dat als team mogelijk te maken. We

hebben een goed lesprogramma, goede spullen. Zo hebben we een

duidelijk toegevoegde waarde.

‘Met de meeste leerlingen gaat het na een paar jaar beter. Als we

ze goed begeleiden, kunnen ze zich beter beheersen. Het helpt ook

dat de hormonen niet meer zo opspelen als ze een jaar of 18, 19

zijn. En tegen die tijd krijgen onze leerlingen een wat duidelijker

toekomstbeeld. De meesten wonen in tehuizen, internaten of in

onstabiele gezinnen. Rond hun achttiende krijgen ze het perspec-

tief dat ze meer op hun eigen benen kunnen staan. Dat motiveert

vaak enorm.’

“WIJ GAAN HEUS NIET IN EEN HOEKJE

ZITTEN SIMMEN.”

Page 10: eeMee december 2011 no. 1

18 19

Op basisschool DOK12 in Amersfoort-

Vathorst is alles net even anders. Er zijn

geen lokalen, maar drie ‘units’ voor

leerlingen uit de bovenbouw, middenbouw

en onderbouw. Kinderen laten zich qua

ontwikkeling namelijk niet vangen in één

groep. Daarom bepalen ze zelf wanneer,

hoe en in welk tempo ze leren. Door

groepen samen te voegen en het onderwijs

anders in te richten ontstaat tijd en ruimte

om goed om te gaan met verschillen. Wat

DOK12 kan, kan elke school, zegt direc-

teur Bettine Bakker.

DOK12 heeft een vast ritme van wer-

ken, leren en spelen. De dag begint in de

kring. Kinderen maken hun keuze voor

een activiteit kenbaar op het planbord

en werken gedurende twee blokken aan

hun individuele weektaak. Hierbij zijn de

kerndoelen het uitgangspunt en de keuzes

zijn niet vrijblijvend. Leerkrachten geven

afwisselend individueel of aan groepjes

instructie. Aan het eind van elk blok is het

tijd voor refl ectie: wat gaat goed, wat kan

beter. Daardoor krijgen kinderen inzicht

in en verantwoordelijkheid voor hun eigen

ontwikkeling.

Voordeel van het samenvoegen van groe-

pen is de mogelijkheid om medewerkers

fl exibel in te zetten. Als een deel van de

unit met een onderwijsassistent buiten aan

het sporten is, is er binnen letterlijk meer

ruimte voor intensieve begeleiding.

Van PDDNOS tot het Syndroom van

Gilles de la Tourette. Volgens directeur

Bettine Bakker zijn er op DOK12 genoeg

zogenoemde rugzakkinderen, maar dit

brengt geen extra geld mee. ‘Doordat het

onderwijs aansluit bij de behoefte van het

kind lossen veel problemen zich vanzelf

op. Intrinsieke motivatie uit zich in een

goede werkhouding. Bovendien hoeven

leerlingen hier niet stil te zitten, over de

inrichting is zo nagedacht dat ze kunnen

wiebelen en bewegen.’

DOK12 IN BEELD VERSCHILLENDE MANIEREN VAN LEREN

’s Middags staat wereldoriëntatie op het

programma. Op de foto werkt de middenbouw

aan het thema prehistorie. Opdrachten worden

aangeboden op basis van meervoudige intel-

ligentie een methodiek die rekening houdt met

de verschillende manieren van leren. Elk kind

mag kiezen wat het wil doen. Zo ontwerpen

de kinderen links een outfi t voor de oermens,

schrijft een meisje een verhaal, bouwen de

jongens rechts een dierenweitje en maken ze

achter de computer een powerpoint. In een

afgesloten ruimte componeren kinderen een

liedje.

EIGEN LAATJE

Flexibiliteit is de sleutel tot succesvol gebruik

van de ruimte. Elk kind heeft een eigen laatje,

dat het onder de tafel kan schuiven waar het

wil zitten werken.

DE WERKDOBBELSTEEN

Kinderen werken veelal zelfstandig en ge-

bruiken de ‘werkdobbelsteen’ om duidelijk te

maken of het bijvoorbeeld rustig wil werken

(rood) of een vraag heeft (?).

WERKTROLLEY

De leerkrachten bergen hun spullen op in een

‘werktrolley’. Tijdens een vergadering schuiven

ze de trolleys bij elkaar, zo zijn alle laptops en

spullen binnen handbereik.

Page 11: eeMee december 2011 no. 1

20 21

NIS en PC Eemland fuseren

‘SAMEN KUNNEN WE BETER MAATWERK

LEVEREN’ Het interview vindt plaats in het kantoor van het Zorg Advies

Team (ZAT), een van de voorbeelden waarin de samenwerkings-

verbanden het NIS en PC Eemland elkaar al gevonden hebben. In

de stiltekamer, waar normaal gesproken orthopedagogen en bege-

leiders aan hun dossiers werken, praten Leo Bras en Jan de Jong

graag en open over hun samenwerking en de veranderingen rond

passend onderwijs. Bijna twee jaar geleden ontstond het plan om

te fuseren per 1 augustus 2012. Door de nieuwe regio-indeling

van het ministerie zal het samenwerkingsverband zelfs nog groter

worden (zie kader ‘Meer dan dertig schoolbesturen’ op volgende

pagina). Wat is het voordeel van fuseren?

Jan: ‘We doen al veel samen, zoals het ZAT en onderwijskundige

ontwikkeling als handelingsgericht werken. Met een fusie kunnen

we ook praktische zaken samendoen, zoals de fi nanciën en het

personeelsbeleid.’

Leo: ‘De samenwerkingsverbanden zijn inleners van allerlei des-

kundigen, zoals orthopedagogen en psychologen. Zij begeleiden

basisscholen en beoordelen wat de behoefte van het kind is. De

trajectbegeleiders zorgen ervoor dat het kind en het juiste aanbod

van onderwijs en zorg bij elkaar komen. De aansturing brengt

werk met zich mee, dat we heel goed samen kunnen oppakken.’

Goede voorbeeldenDe samenwerkingsverbanden zijn partner in het Regionaal

Netwerk Passend Onderwijs Eemland. Het netwerk is door het

ministerie van OCW offi cieel aangewezen als experiment. Dat

betekent dat er hier en daar al effi ciënter gewerkt kan worden dan

de formele regels toestaan.

Jan: ‘Op een van de basisscholen zat een kind met speciale

behoeften op het gebied van lezen. Drie jaar geleden zouden we

voor die leerling een beschikking hebben aangevraagd voor het

speciaal basisonderwijs. Dus we zouden het kind naar de zorg

toe brengen, in plaats van de zorg naar het kind. Maar voor dit

kind zou een verandering van school niet verstandig zijn, dus we

hebben het omgedraaid. De SBO-school heeft met hulp van het

samenwerkingsverband een programma gemaakt voor de pedago-

gische aanpak en het leesonderwijs, met materialen en begeleiding

op maat. Ook het team werd ondersteund om het leesonderwijs

aan deze leerling goed te kunnen geven. Zo zou het steeds vaker

moeten gaan.’

Leo: ‘We gaan uit van de mogelijkheden van kinderen. Die

mogelijkheden willen we versterken. We willen leerkrachten en

leerlingen in hun kracht zetten. Dat is ons idee. Als we concrete

activiteiten opzetten, willen we daar graag iets van terugzien.

We willen zo effi ciënt mogelijk het onderwijs afstemmen op de

behoefte van leerlingen.’

Jan: ‘De betaling is wel een puzzel. Een deel van de kosten betaal-

de het Regionaal Netwerk. Dat kan, omdat er nu geld is voor dit

soort experimenten. De ondersteuning kostte ongeveer € 5000,-

aan materialen en menskracht. Als we straks samengevoegd zijn,

Procesmanager Leo Bras van het NIS en directeur Jan de Jong van PC Eemland

zijn samen verantwoordelijk voor de onderwijszorg aan ongeveer 25000 leerlingen

in het primair onderwijs. Als een leerling iets extra’s nodig heeft, dan wordt dat

door hun organisaties geregeld. Nu doen ze dat nog vanuit twee gescheiden orga-

nisaties. Binnenkort zullen ze samengaan in één samenwerkingsverband, dat door

de nieuwe regio-indeling zelfs nog groter zal worden. ‘Ik zie vooral kansen, maar

het is absoluut niet te voorzien hoe ingewikkeld iedereen het gaat maken.’

zal het makkelijker zijn om dit soort arrangementen te bekosti-

gen. Je bent dan af van veel gedoe en overleg, waardoor er meer

middelen overblijven om in te zetten voor scholen en leerlingen.

Maar dan moeten de bezuinigingen niet al te slecht uitpakken.’

Krachtige rolHet NIS en PC Eemland spelen een krachtige rol bij de profes-

sionalisering van het onderwijs. Alle scholen deden mee met het

project Afstemming, waarin het handelingsgericht werken werd

geïntroduceerd.

Leo: ‘In november was er een training voor alle directeuren en

intern begeleiders en deze maand een voor bestuurders en boven-

schools managers. Daarmee zorg je voor een gezamenlijke taal en

visie. Dat schept eenheid in de manier waarop wij over onderwijs-

zorg denken. Ik hoop dat dat straks nog mogelijk is. We moeten

daar nieuwe manieren voor samenwerking met de schoolbesturen

voor vinden. Het kan zijn dat sommige schoolbesturen meer hun

eigen koers willen varen. Dat zou jammer zijn.’

Ook het opstellen van onderwijszorgprofi elen is door de samen-

werkingsverbanden NIS en PC Eemland in gang gezet. Alle scho-

len hebben op dezelfde manier vastgelegd welk aanbod ze kunnen

bieden voor leerlingen met specifi eke onderwijsbehoeften.

Leo: ‘We kunnen nu in elke buurt, wijk of kern nagaan welke

scholen er staan, en welke mogelijkheden en grenzen die hebben.

Dat zijn natuurlijk scholen van verschillende schoolbesturen:

openbaar, katholiek, protestant, gereformeerd en algemeen bij-

zonder. Als we samen willen kijken hoe we de onderwijszorg voor

leerlingen in een wijk zo goed mogelijk kunnen krijgen, moeten

scholen onderling gaan samenwerken en hun aanbod op elkaar

afstemmen. Ik hoop dat iedereen daaraan gaat meewerken. Het

zou een hele stap vooruit zijn.’

OnzekerDe nieuwe rol van het samenwerkingsverband in passend onder-

wijs is nog onduidelijk. Het beleid roept nog veel vraagtekens

op. Het samenwerkingsverband krijgt één onderwijszorgbudget

voor het regulier onderwijs, voor het SBO en voor het speciaal

onderwijs.

Leo: ‘We moeten zelf een manier vinden om dat effi ciënt en recht-

vaardig in te zetten. Maar hoe dat moet is nog helemaal niet zo

duidelijk. Hoe voorkom je dat in april je geld op is, terwijl er dan

nog scholen zijn die geld aanvragen voor leerlingen die iets extra’s

nodig hebben? Ik heb er wel vertrouwen in dat we dat kunnen

oplossen, maar nu zit daar nog onzekerheid in. De onzekerheid

is het sterkst in het speciaal onderwijs. De bekostiging voor die

Jan de Jong en Leo

Bras: ‘We willen de

mogelijkheden van

kinderen versterken’

WAT IS EEN SAMENWERKINGSVERBAND?

In een samenwerkingsverband werken schoolbesturen samen om de

onderwijszorg te organiseren. Het NIS en PC Eemland werken daarvoor al

jarenlang samen in een Onderwijs Loket Bovenschoolse Zorg (OLBZ) en een

Zorg Advies Team (ZAT). Hierin wordt geregeld welke leerling welke zorg krijgt.

Met de komst van passend onderwijs, verdwijnen de ‘rugzakken’. Het samen-

werkingsverband krijgt dan een jaarlijks budget waarvan alle onderwijszorg

in Eemland bekostigd moet worden, ook de meerkosten van het speciaal on-

derwijs. De schoolbesturen krijgen de verantwoordelijkheid voor het bieden

van passend onderwijs aan alle leerlingen uit de regio die dat nodig hebben.

Page 12: eeMee december 2011 no. 1

22 23

‘ALS HET THUIS BETER GAAT, MERK JE DAT

OOK OP SCHOOL’Carla Franssen (53) is ruim tien jaar als schoolmaatschappelijk werker in dienst van welzijnsorganisatie Mee. Ze is verbonden aan drie SBO-scho-

len, een school voor praktijkonderwijs en is lid van het Zorg Advies Team

(ZAT) in het primair onderwijs van PC Eemland en het NIS. eeMee biedt een

kijkje in haar agenda. ‘Een ratjetoe aan afspraken, maar daar hou ik van.’

als een school denkt dat de thuissituatie

ook een rol kan spelen. Als het thuis beter

gaat, merk je dat meteen op school. Dat

ouders mij al kennen, maakt de drempel

voor opvoedingsondersteuning lager. Bo-

vendien ben ik meteen op de hoogte, wat

prettig is als ik op huisbezoek ga om zijn

gedrag thuis in beeld te brengen.’

Woensdag, 17:15 uur‘Zojuist een gesprek gehad met een moeder

van een meisje dat vaak zonder reden

thuisblijft. Het ouderwetse maatschappelijk

werk, zeg maar. Het meisje kan moeilijk

wennen aan de nieuwe sbo-school, alles

vindt ze maar stom. Vaak is ze te laat bij

het busje en moeder zegt niet in staat te zijn

om haar zelf op school af te leveren. Als een

inspectrice met je vingertje gaan zwaaien,

werkt averechts. Door begrip te tonen en te

vragen wat ze nodig heeft, probeer ik haar

langzaam te motiveren om een stap verder

te zetten. Dat ze ondersteuning bij de op-

voeding of bij het zoeken naar werk krijgt.

Dat kost tijd, maar uiteindelijk is het kind

ermee gebaat. Want als ouders grip krijgen

op hun leven, heeft dat direct een positief

effect op het kind, thuis én in de klas.’

Donderdag, 8:55 uur‘Een seconde… even een leeg lokaal zoe-

ken. Ik zit in een vergadering van het Zorg

Advies Team, op de zolder van de Konin-

gin Wilhelminaschool in Amersfoort. Het

ZAT is een multidisciplinair team van

ib’ers, leerplichtambtenaren, medewerkers

bureau Jeugdzorg en schoolmaatschap-

pelijke werkers, dat zo snel mogelijk de

juiste hulp voor een kind probeert te re-

gelen. Het ZAT houdt zich ook bezig met

indicatiestelling voor verwijzing naar het

speciaal onderwijs. Bijna wekelijks komt

het team in wisselende samenstelling bij el-

kaar. Vandaag bespreken we de voortgang

van de zorgleerlingen. Maar bel anders

straks even weer, dan heb ik meer tijd.’

Donderdag, 15:00 uur‘Heb net de administratie afgerond. Dat

hoort er natuurlijk ook bij. Mijn week be-

staat uit een ratjetoe aan afspraken en het

is soms heel hectisch, maar daar hou ik

van. Geen dag is hetzelfde. Straks heb ik

nog een huisbezoek en daarna begint mijn

weekend, maar ook dan houdt het werk

natuurlijk niet op. Soms blijf ik prakkise-

ren welke hulp in een bepaalde situatie het

beste is. Als je daar geen zin in hebt, moet

je een ander vak kiezen.’

EEN SCHOOLMAAT-

SCHAPPELIJK WER-

KER is een belangrijke

schakel tussen school

thuis. Ze signaleert,

geeft informatie en ad-

vies, bemiddelt, biedt

kortdurende hulp aan

leerlingen en/of ouders

en verwijst indien

nodig door. Daarvoor

werkt zij nauw samen

met allerlei instanties,

zoals de leerplicht-

ambtenaar, huisarts

en Bureau Jeugdzorg,

bijvoorbeeld in het

Zorg Advies Team (ZAT)

in de regio Eemland

Eve

n be

llen

met

…C

arla

Fra

nsse

n

Maandag, 12:25 uur‘Ik zit in de wachtkamer van de huisarts,

het loopt nogal uit. Wacht, ik loop even

naar buiten…. Ik begeleid een jongen uit

het praktijkonderwijs die graag medicatie

voor zijn woedeaanvallen wil. Zijn vader

kon niet mee. Het mooie van dit werk is

dat ik zelf kan inschatten of dit onder mijn

taken valt. Het komt maar weinig voor dat

een puber uit zichzelf geholpen wil worden

en ik kan hem helpen zijn probleem beter

te verwoorden. Zodra hij op de juiste weg

naar hulp zit, trek ik me weer terug.’

Dinsdag, 14:50 uur‘Ik sta op het punt om met het schoolad-

viesteam van een basisschool in Soest een

intakegesprek met ouders te houden. De

leerkracht vraagt ondersteuning in de klas

voor een jongetje dat veel in zichzelf is ge-

keerd. Het is fi jn dat je er als schoolmaat-

schappelijk werker al bij betrokken wordt

ZORGFEDERATIE KOMPAS

De Zorgfederatie Kompas is een samenwerkings-

verband van gereformeerde basisscholen en een

school voor het SBO. Er werken vier schoolbestu-

ren in samen, die een groot gebied bestrijken.

Scholen in Amersfoort, Leusden en Bunschoten-

Spakenburg doen mee, maar bijvoorbeeld ook

scholen uit Hilversum, Almere, Apeldoorn en

Zutphen. De zorgfederatie werkt in Eemland sa-

men met PC Eemland en NIS, en in andere regio’s

met andere partners.

De scholen in de zorgfederatie werken samen

om de lichte zorg goed te laten verlopen. Ze

houden een zorgteam in stand dat kan helpen bij

trajecten tot aan verwijzingen naar het SBO. Piet

Immerzeel is zorgmanager van Kompas: ‘We heb-

ben de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in de

kwaliteit van de begeleiding. We werken met een

goed team van bijvoorbeeld orthopedagogen en

ambulant begeleiders waar iedereen heel tevre-

den over is. We hebben samen handelingsgericht

werken ingevoerd, en de 1-zorgroute. Het zou jam-

mer zijn om het zorgteam uit elkaar te halen.’

Als een leerling beter af is in een school voor spe-

ciaal onderwijs, wordt samenwerking gezocht met

een school in de regio. Dat is dan geen gerefor-

meerde school. ‘Voor onze ouders is dat altijd een

punt van afweging. Het liefst kiezen ze voor een

school van de eigen identiteit, maar je wilt toch

ook dat je kind de zorg krijgt die het nodig heeft.

We waken er ook voor dat kinderen niet op onze

school verpieteren, omdat ouders liever willen dat

hun kind op de eigen school zit.’

In de toekomst blijven gereformeerde scholen

samenwerken met de scholen voor speciaal

onderwijs in de regio Eemland. ‘De inhoudelijke

samenwerking is prima en dat zal vast zo blijven.

Van de fusie tussen PC Eemland en NIS hebben

wij eigenlijk geen voordeel, maar wij hebben er

ook geen last van. Wij doen niet mee aan de

fusie, omdat onze organisatie in een veel groter

gebied actief is.’

MEER DAN DERTIG SCHOOLBESTUREN

In het NIS werken vijftien schoolbesturen samen,

met in totaal 64 scholen. PC Eemland bestaat uit

7 schoolbesturen, met 38 scholen. Samen met

een deel van Zorgfederatie Kompas zullen zij een

regionaal samenwerkingsverband vormen waarbij

het gebied overeenkomt met de regio-indeling van

het ministerie. Het nieuwe samenwerkingsverband

wordt dan nog uitgebreid met:

2 besturen uit Woudenberg

1 bestuur uit Soest

1 bestuur uit Baarn

1 Vrije School

2 scholen van cluster 3

1 school van cluster 4

Eind november is er een eerste bijeenkomst

geweest van alle schoolbesturen.

scholen wordt anders en er wordt ook nog eens op bezuinigd.’

Jan: ‘We proberen samen iets af te spreken over de basiszorg. Wat

moet elke school kunnen, en waar begint specifi eke onderwijs-

zorg? Hoort een dyslexieprotocol bijvoorbeeld bij de kwaliteit die

we van iedere school verwachten, of mag een school daarvoor een

beroep doen op het onderwijszorgbudget?

We moeten die vragen nu stellen aan scholen die aangeven dat

ze aan het eind van het jaar werken met een kleutergroep van 38

leerlingen. Of dat ze nu werken met een combinatiegroep 7/8 van

34 leerlingen. Ik verzin het niet, zo is het echt. Die leerkrachten

zijn bezig met overleven in de klas. Dat moet je willen erkennen.

Voor die mensen komt het beleid rond passend onderwijs al snel

op de stapel ‘mooie verhalen’, waar ze niet zoveel mee kunnen.’

SamenwerkenLeo: ‘Het is een grote uitdaging om het geld passender in te zet-

ten. In Eemland zijn we daar al mee bezig. Ik zie vooral nieuwe

kansen om de onderwijszorg effi ciënter en meer op maat te or-

ganiseren. Als we meer gaan samenwerken, kunnen we hetzelfde

doen met minder kosten. Bovendien kunnen we meer maatwerk

gaan leveren, daar zit iedereen echt op te wachten. Maar het is

nog niet te overzien, hoe ingewikkeld iedereen het gaat maken.

Het samenwerkingsverband wordt verantwoordelijk voor het

budget van onderwijszorg. Maar schoolbesturen blijven verant-

woordelijk voor hun eigen onderwijs. Het is belangrijk dat we

elkaar blijven vertrouwen en samen bekijken hoe we het willen

aanpakken en wat de consequenties zullen zijn. We moeten slim

omgaan met geld en goed afspreken wie wat doet.’

Jan: ‘We kunnen straks de samenwerking met de gemeenten beter

vormgeven. Onlangs vroegen de 36 grootste gemeenten in een

brief het recht op instemming met de nieuwe zorgplannen van

de samenwerkingsverbanden. In het onderwijs was daar nogal

wat verbazing over, zo van ‘waar bemoeien de gemeenten zich

mee’. Dat snap ik ook wel, je moet het zorgvuldig regelen. Maar

inhoudelijk gezien zou ik zeggen dat instemming wel het minste

is dat je van de gemeente nodig hebt. Ik zou het liefst heel nauw

samenwerken, zodat we het werk van Bureau Jeugdzorg, de GGD

en het Centrum voor Jeugd en Gezin goed kunnen afstemmen

met het werk dat we in het onderwijs doen. Daar valt nog een

wereld te winnen. Het inhoudelijke gesprek over het afstemmen

van zorgtrajecten wordt nog bijna niet gevoerd. Het is heel goed

dat we daar nu aan beginnen.’

Page 13: eeMee december 2011 no. 1

KELLY SAKKERS (12)‘Hier voel ik me thuis’Kelly zit in de havo/vwo-brugklas

van het Griftland College in Soest.

Ze krijgt een rugzak vanwege haar

slechtziendheid. ‘Op deze school voel

ik me thuis. De leraren zijn aardig, de

begeleiding is goed en de klas is leuk.

Dat is belangrijk, want anders durf ik

niet te vertellen dat ik hulp nodig heb.

De overgang van de basisschool naar

het voortgezet onderwijs is kleiner

dan verwacht. Ik was bang dat ik de

lokalen niet kon vinden, maar het went

snel. Het is fi jn dat mijn docenten voor-

lichting hebben gehad over slechtziend-

heid zodat ze er rekening mee kunnen

houden. Ik zit vooraan in de klas en

de docenten gebruiken een groter

lettertype op het digibord en voor de

toetsen. Zo kan ik gewoon alle vakken

volgen. Het gaat goed, ik haal goede

cijfers en eigenlijk vallen de aanpas-

singen wel mee. Ik heb wel een leesbril

en laptop, maar die gebruik ik nog

nauwelijks. Soms is een opdracht lastig

voor mij. Bij techniek moesten we iets

meten in millimeters, dat is voor mij

niet te doen, maar gelukkig mocht het

ook in centimeters. Het leukst vind

ik gym, vooral de balspelen. Dat gaat

prima met een knalgele of -roze bal,

die felle kleuren zijn trouwens ook veel

leuker.’

‘Ze draait lekker mee’Mariëtte Matthijsen, afdelingsdirec-

teur en docent geschiedenis: ‘Vooraf

is met de zorgcoördinator doorgespro-

ken wat er voor Kelly aan begeleiding

of aanpassingen nodig is. Ze heeft

bijvoorbeeld een laptop en recht op

extra tijd voor een toets. De voorlich-

ting werd gegeven door de ambulant

begeleider van haar basisschool en van

het voortgezet onderwijs. We kregen

een bril waarmee we zelf konden er-

varen hoe vermoeiend het is om slecht

te zien. Dan besef je pas hoe belang-

rijk een duidelijke lay-out, een goed

contrast en grote letters voor haar zijn.

Het gaat hartstikke goed en ze draait

lekker mee. Kelly weet wat ze wil en is

ontzettend gemotiveerd. Zo wil ik er

wel tien in de klas.’