Echte mannen gezocht

19
1 Lezing voor Stichting SOKA Echte mannen gezocht Jongens moeten weer de ruimte krijgen om jongens te zijn Dia: twee jongens die vechten en twee meisjes die commentaar geven In deze lezing zullen, net als op deze foto, de jongens op de voorgrond staan. Toch begin ik deze lezing met een meisje, en wel dat meisje dat mijn jongste zoon in groep acht van de basisschool uitnodigde voor haar verjaarsfeestje. Dat was in het begin van de jaren negentig. ‘Wat zal ik haar voor cadeau geven?’ vroeg hij aan mij. ‘Geef haar maar een barbiepop,’ was mijn advies, ‘dat vond ik vroeger ook leuk op die leeftijd.’ Maar zijn jarige klasgenote vond het geen leuk cadeau en de andere meisjes op het feestje deden er zelfs lacherig over. Waarom dit cadeau enigszins misplaatst was, zullen moeders van meisjes onmiddellijk begrijpen. Ik begreep het pas kortgeleden toen ik het boek Opvoeden! Een nieuwe blik op een eeuwenoud beroep (2012) van leeftijdgenoot Aleid Truijens las. Haar dochter kreeg haar eerste Barbie toen ze drie was. ‘(…) de poppen,’ schrijft Aleid, ‘waren intussen afgezakt naar de kleuterdoelgroep.’ Meisjesloos als ik was, wist ik dat niet. Mijn opvoedkundige expertise richt zich niet alleen wat mijn onderzoek betreft, maar ook privé, vooral op jongens. Terug naar de jongens dus en de opvoedboeken die vanaf het eind van de negentiende eeuw tot in deze tijd over hen geschreven zijn. In deze lezing komen, zoals gezegd, ook meisjes aan bod, maar het zal toch vooral over jongens gaan. En daarbij spring ik heen en weer tussen verleden en heden om te onderstrepen dat jongens niet veranderd zijn. Dia: Jongens klimmen over een schutting met het bord ‘Verboden Toegang’, jaren zestig Vier universele jongenseigenschappen In 1949 is het voor jongensleider K. Hoeve duidelijk: opgroeiende jongens zien overal bordjes met ‘Verboden Toegang’. Dat deze bordjes jongens niet tegenhouden, maar juist aanzetten tot verkenning, is in 1954 mooi beschreven door de psycholoog N. Beets. Hij laat een jongen die samen met zijn vrienden zo’n bordje negeert het volgende zeggen: ‘Ik leer de vreugde van het ‘heimelijke doen’ kennen, de moed die ertoe nodig is, de zelfoverwinning, het besef ‘groot’ te zijn. Het aangename gevoel van ‘spanning’ – waarin angst-en-beven, onheilsverwachting zo’n grote rol spelen – leer ik op avontuurlijke wijze kennen.’ Het zal voor iedereen duidelijk zijn: we hebben het hier over kattenkwaad. Dia: woord ‘kattenkwaad’

description

Tijdens de dag voor het gezin op 20 mei 2013 in Conferentieoord Zonnewende van Stichting SOKA sprak Dr. Angela Crott over Echte mannen gezocht Jongens moeten weer de ruimte krijgen om jongens te zijn Dit document geeft de tekst van de lezing, de bijhorende powerpointpresentatie is eveneens hier op slideshare te vinden. Stichting SOKA- sociaal-culturele en kunstactiviteiten- organiseert sinds 1983 cursussen, thema- en bezinningsweekends, concerten en lezingen die willen bijdragen aan de rijkdom van het menselijk bestaan. Zonnewende Tilburgseweg 54 5066 BV Moergestel Telefoon: 013-513 2630 http://www.soka.nl/ Angela Crott zal vier jongenseigenschappen behandelen die steeds opnieuw in de literatuur terugkeren en waar ouders tot op de dag van vandaag mee te maken hebben: baldadigheid of kattenkwaad, hoogmoed of grootspraak, ledigheid of luiheid en zwijgzaamheid of verlegenheid. Ook wordt de rol van de moeder en de vader afzonderlijk belicht en vervolgens die van de ouders gezamenlijk. Welke rol krijgt ieder van hen in de opvoedboeken toebedeeld? In de jaren zeventig vond een grote omslag plaats als gevolg van grote maatschappelijke veranderingen. De democratisering en de individualisering kregen hun beslag en de secularisering en de vrouwenemancipatie zetten door. De rollen van moeder en vader werden inwisselbaar. De meeste opvoedkundigen moesten concluderen dat jongens daar niet op zaten te wachten. Ook nu blijven zij herhalen: jongens hebben veel ouderlijke aandacht nodig. En een jongen heeft, als hij groter wordt, vooral aandacht nodig van zijn vader. Van hem wil hij leren hoe een man zich moet gedragen. Angela Crott is historica. Haar interesse in jongensgedrag dateert van de periode 1975-1980 toen ze in het basisonderwijs werkzaam was. Ook haar beide zonen, die begin jaren 80 geboren werden, waren voor haar een leerschool. Deze ervaringen heeft ze vastgelegd in Is mijn zoon een macho? Over het opvoeden van jongens (2004). In 2011 promoveerde ze aan de Radboud Universiteit te Nijmegen op het proefschrift Van hoop des vaderlands naar ADHD’er. Het beeld van de jongen in opvoedingsliteratuur (1882-2005). Een van de conclusies van dit proefschrift was dat niet het gedrag van jongens is veranderd, maar de manier waarop de maatschappij tegen dit gedrag aankijkt. Voor dit onderwerp was zoveel publieke belangstelling dat er een publieksversie is verschenen onder de titel Jongens zijn ’t. Van Pietje Bell tot probleemgeval.

Transcript of Echte mannen gezocht

Page 1: Echte mannen gezocht

1

Lezing voor Stichting SOKA Echte mannen gezocht Jongens moeten weer de ruimte krijgen om jongens te zijn Dia: twee jongens die vechten en twee meisjes die commentaar geven

In deze lezing zullen, net als op deze foto, de jongens op de voorgrond staan. Toch begin ik

deze lezing met een meisje, en wel dat meisje dat mijn jongste zoon in groep acht van de

basisschool uitnodigde voor haar verjaarsfeestje. Dat was in het begin van de jaren negentig.

‘Wat zal ik haar voor cadeau geven?’ vroeg hij aan mij. ‘Geef haar maar een barbiepop,’ was

mijn advies, ‘dat vond ik vroeger ook leuk op die leeftijd.’ Maar zijn jarige klasgenote vond

het geen leuk cadeau en de andere meisjes op het feestje deden er zelfs lacherig over.

Waarom dit cadeau enigszins misplaatst was, zullen moeders van meisjes onmiddellijk

begrijpen. Ik begreep het pas kortgeleden toen ik het boek Opvoeden! Een nieuwe blik op

een eeuwenoud beroep (2012) van leeftijdgenoot Aleid Truijens las. Haar dochter kreeg haar

eerste Barbie toen ze drie was. ‘(…) de poppen,’ schrijft Aleid, ‘waren intussen afgezakt naar

de kleuterdoelgroep.’ Meisjesloos als ik was, wist ik dat niet. Mijn opvoedkundige expertise

richt zich niet alleen wat mijn onderzoek betreft, maar ook privé, vooral op jongens.

Terug naar de jongens dus en de opvoedboeken die vanaf het eind van de negentiende

eeuw tot in deze tijd over hen geschreven zijn. In deze lezing komen, zoals gezegd, ook

meisjes aan bod, maar het zal toch vooral over jongens gaan. En daarbij spring ik heen en

weer tussen verleden en heden om te onderstrepen dat jongens niet veranderd zijn.

Dia: Jongens klimmen over een schutting met het bord ‘Verboden Toegang’, jaren zestig

Vier universele jongenseigenschappen In 1949 is het voor jongensleider K. Hoeve duidelijk: opgroeiende jongens zien overal

bordjes met ‘Verboden Toegang’. Dat deze bordjes jongens niet tegenhouden, maar juist

aanzetten tot verkenning, is in 1954 mooi beschreven door de psycholoog N. Beets. Hij laat

een jongen die samen met zijn vrienden zo’n bordje negeert het volgende zeggen: ‘Ik leer de

vreugde van het ‘heimelijke doen’ kennen, de moed die ertoe nodig is, de zelfoverwinning,

het besef ‘groot’ te zijn. Het aangename gevoel van ‘spanning’ – waarin angst-en-beven,

onheilsverwachting zo’n grote rol spelen – leer ik op avontuurlijke wijze kennen.’

Het zal voor iedereen duidelijk zijn: we hebben het hier over kattenkwaad.

Dia: woord ‘kattenkwaad’

Page 2: Echte mannen gezocht

2

Kattenkwaad of baldadigheid is dé jongenseigenschap die het vaakst in de boeken wordt

genoemd. Een goede tweede is hoogmoed of grootspraak. Daarna volgen ledigheid of

luiheid en vervolgens verlegenheid of zwijgzaamheid.

Maar eerst kattenkwaad. Baldadigheid of kattenkwaad werd in de eerste helft van de

twintigste eeuw als een heel gewone jongenseigenschap gezien: zo zijn jongens nu

eenmaal. Ze hebben nu eenmaal de neiging moedwillig wilde, uitgelaten en ongeoorloofde

streken uit te halen, gericht tegen personen en publieke eigendommen. Opvoeders hadden

er begrip voor dat jongensstreken vaak uitliepen op straatschenderijen. Wat niet wilde

zeggen dat jongens toen hun gang konden gaan. Ze werden in de gaten gehouden, want

deze straatschenderijen moesten wel binnen de perken blijven.

Dia: Jongen die met katapult op lantaarnpaal schiet, 1933

Dit hebben mijn zonen begin jaren negentig ook nog gedaan. Met de Wet wapens en

munitie van 5 juli 1997 werd de katapult onder de verboden wapens ingedeeld.

In 1943 geeft ambachtsschoolleraar C. de Galan een voorbeeld van een jongensbende die

uit is op kattenkwaad. Volgens hem gaat bij dit gezamenlijke kattenkwaad de behoefte aan

avontuur gelijk op met de behoefte aan gelding en de behoefte aan een sterke leider. Een

voorstel in de groep iets grensoverschrijdends uit te halen, bijvoorbeeld een vuurtje te stoken

of een verboden terrein te betreden, brengt de hele bende in beweging, ‘enkelen met een

spoor van angst.’ Ook De Galan weet waarom jongens kattenkwaad uithalen: juist ‘die

mengeling van gevoelens, de angst en de sensatie van de komende daad maken het

avontuur tot zulk een heerlijke onderneming’. Want de jongen moet laten zien dat hij durft,

dat hij een kerel is en dat hij zich over zijn kinderlijke angst heen kan zetten. Volgens De

Galan denkt niemand over de gevolgen van de daad na, ook van de leider wordt dit niet

verwacht. Wordt de bende betrapt, dan maakt iedereen zich op eigen gelegenheid uit de

voeten. De persoon van de leider en de samenstelling van de bende bepalen volgens hem in

grote mate de aandrift van de bende grenzen te overtreden. Is de leiding in handen van

oudere jongens, dan is het gevaar groter dat een bende tot excessen vervalt. Tot deze

excessen rekent hij het ‘op ongehoorde wijze huishouden in verlaten of in aanbouw zijnde

woningen, schuren, enz.’

Dan komen we bij de tweede jongenseigenschap: hoogmoed of grootspraak.

Dia: woorden kattenkwaad en hoogmoed

Page 3: Echte mannen gezocht

3

Deze eigenschap wordt tot in de jaren zestig in de opvoedboeken genoemd. Met de

emancipatie van de vrouw in de jaren zeventig wordt mannelijke hoogmoed een

taboeonderwerp en komt dit woord, samen met baldadigheid, onder de noemer ‘agressie’ te

vallen. Agressief jongensgedrag wordt dan gedrag dat zowel baldadige als hoogmoedige

trekken heeft en waarbij het conflict wordt gezocht.

Als mannelijke hoogmoed nog gewoon mag worden genoemd, gebeurt dit met

aansprekende voorbeelden. In 1933 geeft de protestantse jongensleider A. Janse het

volgende voorbeeld van de redeneerwijze van de eigenwijze twaalf- tot zestienjarige jongen:

Dia: tekst

‘Hij oordeelt over sociale misstanden, over de economische crisis, over de “dwaze wetten”

van de regeering, alsof hij al minstens Kamerlid is geweest. Hij oordeelt over z’n vader en

over den dominee, alsof hij zelf al jaren vader en dominee is geweest. En hij is er vast van

overtuigd, dat hij later zulke dingen niet zal doen: bespottelijk! Vierkant verkeerd! Snap je dat

nou, dat ze dát niet zien! ’t Is een ventje! die Minister!’

Ook de katholieke schrijvers noemen de hoogmoed van hun jongens. In 1957 spreekt de

priester Jean Viollet de jongen toe dat hij anderen niet moet wegzetten als ‘niet-goed-snik’ of

idioot, niet zo overtuigd moet zijn van zijn gelijk en vooral de mensheid niet in moet delen in

helden en nietsnutten.

Dia: Kattenkwaad, hoogmoed en ledigheid

Dan kom ik nu bij de derde jongenseigenschap die in de boeken wordt genoemd: ledigheid

of luiheid. Eigenlijk hadden jongens tot in de jaren zestig van de twintigste eeuw weinig tijd

om te lanterfanten. De meesten gingen na de lagere school op veertien-, vijftienjarige leeftijd

aan het werk. Zoals deze jongen.

Dia: werkende jongen bij baas, Verhoeven blz. 164

De vrije tijd van deze jongen was in de eerste helft van de eeuw wat verruimd met de

arbeidswet van 1919: de werkweek werd verkort tot 48 uur en hij kreeg de zaterdagmiddag

vrij. Een halve eeuw later, in de jaren zeventig, was de werkweek teruggebracht tot 40 uur en

was de vrije zaterdag ingevoerd. Deze vrije zaterdag gold ook voor het middelbare

onderwijs. Ik durf de stelling aan dat het echte lanterfanten van jongens met de Mammoetwet

van 1968 begon, toen een diploma verplicht werd. De vrije tijd die scholieren vanaf toen

steeds meer kregen, werd door de jongens onder hen meestal niet benut om huiswerk te

Page 4: Echte mannen gezocht

4

maken. De schrijvers van de jaren zeventig spreken overigens niet over de ledigheid van

jongens, maar over hun innerlijke leegheid, waardoor ze vaak niets beters weten te doen dan

hun tijd te verbeuzelen en te lanterfanten.

Dia: Jan Hazekamp. Lanterfantende jongens in 1985

Volgens de schrijvers moest de jongen wat gaan dóén. En daarbij hadden ze geen

schoolwerk in gedachten, maar sport. Want wie bezig is met zijn lichaam zet ook zijn geest

aan het werk. Sport wordt door de schrijvers vooral na de Tweede Wereldoorlog aanbevolen

toen de sportbeweging opkwam.

Dia: De bokssport wordt door veel schrijvers genoemd, Jakobs 1958

De innerlijke leegheid waar de schrijvers het in de jaren zeventig over hebben, wordt in de

opvoedboeken van de jaren negentig, als de vrije tijd nog meer is toegenomen, emotionele

leegte genoemd. Vaker dan meisjesscholieren vullen jongensscholieren hun vrije tijd op met

alcohol en drugs. Door verveling, maar vooral omdat ze volgens de schrijvers niet weten

waar ze naar toe moeten met hun gevoelens. In de dan ― en nu nog steeds ― heersende

emotiecultuur worden ze geacht hun gevoelens te tonen en zich in de gevoelens van

anderen in te leven. Maar daar waren en zijn ze niet zo goed in. Ze willen zich liever al

doende inzetten voor anderen.

Dia: Tekening van Baden-Powell

Ridderlijkheid

Dat had Baden-Powell in de eerste helft van de vorige eeuw al door. Met de verkennerij

speelde hij daarop in. Minstens één goede daad per dag. Want in elke jongen zat een ridder.

Deze ridderlijkheid moest alleen nog wat aangemoedigd worden.

Met de emotionele leegte komt de vierde in de boeken genoemde jongenseigenschap om de

hoek kijken: de verlegenheid of de zwijgzaamheid van jongens.

Dia: kattenkwaad, hoogmoed, ledigheid, zwijgzaamheid

Eind jaren dertig constateren twee leraren dat de jongen vanaf de tweede klas van de

middelbare school in zijn vlegeljaren komt en daarmee lastig, ongezeglijk, uiterlijk

onverschillig en een gesloten vat wordt. In 1941 schrijft pedagoog P.W.J. Steinz dat de

Page 5: Echte mannen gezocht

5

twaalf- tot veertienjarige jongen op twee manieren zijn verlegenheid uit: hij zegt niets óf hij

doet onverschillig en onbeleefd. Met deze laatste houding zet hij zich als het ware met

geweld over zijn verlegenheid heen. Tot in het begin van de jaren zeventig kreeg de jongen

wellevendheid bijgebracht: goede manieren waarmee hij zijn verlegenheid, zeker ten

opzichte van meisjes, kon maskeren. Zo moest hij het meisje altijd laten voorgaan als hij met

haar ergens naar binnen ging en moest hij haar op straat aan de kant van de huizen laten

lopen. Dat wellevendheid nu uit is, is jammer, want jongens verrichten liever handelingen

dan dat ze hun gevoelens onder woorden brengen. Dit laatste viel Jan Waterink, professor in

de pedagogiek, in het begin van de jaren veertig ook op.

Dia: woorden m.b.t. het gevoel van meisjes en jongens

Het vocabulaire van de jongen met betrekking tot het gevoel blijft beperkt. Op de drempel

van de eenentwintigste eeuw wijzen twee schrijvers erop dat de communicatieve vaardigheid

van jongens dichter bij ‘discussietechniek’ en ‘redenaarskunst’ ligt dan bij het verwoorden

van emoties.

Dia: Foto jongen Calon

‘Laat mij worden,’ stond er in 1953 onder deze foto in het boek van psycholoog P.J.A. Calon.

‘Laat mij jongen zijn,’ is de huidige variant.

Tot in de jaren zestig konden jongens nog gewoon jongens zijn. Toen was ook het moeder-

en vaderbeeld nog vastomlijnd. De moeder was huisvrouw en de vader kostwinner. Als

huisvrouw was de moeder de schakel tussen het kind en de medemens, als kostwinner was

de vader de schakel tussen het kind en de maatschappij. Het gezin werd gezien als de

natuurlijke opvoedingsomgeving van het kind. Het ouderlijk huis als de uitvalsbasis van de

jongen.

De rol van de moeder Tot in de jaren vijftig werd de moeder gezien als de morele spil van het gezin. Zij was er

altijd. Ze begreep de jongen en ze had weet van het vele goeds dat in hem school. Zij was

degene die voor hem bad en voor hem zorgde.

Dia: foto moeder in schort, 1963

Vanaf de jaren vijftig moest de opvoeding democratischer worden ingericht en begon het

vertrouwen in de ouderlijke opvoedkunde af te brokkelen. Onder invloed van psychologische

Page 6: Echte mannen gezocht

6

en psychoanalytische inzichten kwam zowel de rol van de vader als die van de moeder in

een ander daglicht te staan.

De moeder werd emotionaliteit verweten, ze was veel te bezorgd. Als voorbeeld van een

dergelijke bezorgdheid verhaalt pater redemptorist H. Helmer in 1955 over een moeder die

haar zoon toespreekt over het gebruik van zijn nieuwe vulpen.

Dia: Helmer over vulpen

Het moederlijk begrip wordt door meer schrijvers in twijfel getrokken. Volgens schrijver Pierre

Dufoyer heeft de moeder geen enkel idee van de lichamelijke veranderingen van haar

dertienjarige zoon. Laat staan van de geestelijke veranderingen die daarmee gepaard gaan.

En alsof met deze overbezorgdheid en onwetendheid de moederrol nog niet genoeg

deuken heeft opgelopen, wordt de moeder in 1963 door de schrijfster Claire Glass Miller ook

nog eens neergezet als de vittende en zeurende. Het gebod ‘Eert uw vader en uw moeder’

verdwijnt door de secularisatie steeds meer naar de achtergrond.

Glass Miller spreekt de jongen op de volgende wijze over zijn moeder toe:

Dia: tekst

‘Zij staat je vaak in de weg, verijdelt je plannetjes, zeurt, vit. Al heb je een eigen

scheerapparaat, al loop je in schuiten van schoenen, toch probeert ze je nog steeds in een

kinderwagen te persen. Nu en dan zou je haast wensen dat je maar uit haar buurt was.

Dezelfde moederlijke bezorgdheid die je vroeger vertederde, hangt je nu de keel uit. Haar

innigste omhelzing voelt soms aan als een worggreep.’

Tussen 1973 en 1986 verschijnen geen aparte opvoedingsboeken voor jongens meer. Onder

invloed van de Tweede Feministische Golf staat dan het meisje in de schijnwerpers.

De bezorgde en emotionele moeder is weer terug in de jaren negentig. Dan houden de

schrijvers een pleidooi voor warme moederlijke aandacht. De moeder moet haar zoon vooral

emotioneel begeleiden. Ze moet niet bang zijn dat hij daardoor een moederskindje wordt,

want dat wordt hij niet. En ze moet vooral niet denken dat de jongen eigendom is van zijn

vader en dat ze daarom geen controle over hem kan uitoefenen. Zelfs in zijn puberteit moet

ze hem niet afstaan aan zijn vrienden, want die zouden wel eens een verkeerde invloed op

hem kunnen uitoefenen.

Op twee feministes na, die pleiten voor veel ‘innerlijke’ aandacht van de moeder voor haar

zoon, omdat ze immers werkt, is het voor alle andere schrijvers duidelijk: de jongen moet

gewoon veel aandacht van een aanwezige moeder krijgen. De psychologen Dan Kindlon en

Michael Thompson schrijven dat jongens buiten hun wil van hun moeder worden losgemaakt

Page 7: Echte mannen gezocht

7

als ze met vijf of zes jaar naar de kleuterschool gaan. Volgens hen moet een moeder ‘de

schortenband’ nooit te vroeg doorsnijden. Maar als het moment komt waarop de zoon de

thuisbasis steeds vaker links laat liggen, moet de moeder dit volgens hen evenmin als een

afwijzing zien. Haar zoon verwerpt haar begrip en liefde niet. Het is een natuurlijke distantie

die hij zoekt om een zelfstandige jongeman te worden. Moeders moeten dan ook proberen te

begrijpen waarom jongens zo kwaad kunnen zijn, zo actief, zulke risico’s nemen en

daarnaast zo stilzwijgend kunnen zijn. En daarbij moeten ze niet uitgaan van hun vrouwelijk

standpunt, maar zich realiseren dat hun zoon van de andere sekse is, dat hij ‘aan de

overkant’ staat, een kant waar een andere manier van doen en denken heerst. Bij de

interpretatie van het gedrag van een zoon is de vrouwelijke norm niet van toepassing.

Dia 12: Rutger (negen jaar) en boog.

Deze bezigheid van mijn man en zonen kon mij niet bekoren. Telkens als ze met pijl en boog

schoten, hield ik mijn hart vast. De pijlen belandden heel vaak in een wei verderop en ik was

telkens bang het geluid van een kermend dier of nog erger een kermend mens te horen.

Net als de katapult behoren pijlen met snijdende delen nu tot de verboden wapens.

Dia: tekst rol moeder

De rol van de vader Anders dan de moeder kreeg de vader in het begin van de vorige eeuw – en zeker vanaf

eind jaren dertig – in de opvoedboeken wél een paar duidelijke taken toebedeeld. Hij werd

geacht zijn zoon seksuele en godsdienstige voorlichting te geven en ervoor te zorgen dat hij

gehoorzaam was. Wat de godsdienstige voorlichting betrof, moest hij vooral het goede

voorbeeld geven. Volgens de katholieke ambachtsschoolleraar L.M. Leygraaf zal een door

de vader beoefend ‘royaal geloofsbeleven’ het beste helpen om de godsvrucht van de zoon

aan te wakkeren. Ook voor de protestantse pedagoog Steinz wijst de vader de jongen de

weg naar God. Want het is de vader die ‘de van God ons gegeven priester in zijn gezin’ is.

In 1943 houdt de schrijver Maurits Vanhaegendoren de vader voor dat de jongen niet van

saaie godsdienstoefeningen houdt, maar dat hij ‘soliede viriele vormen van godsvrucht die

beroep doen op den held in hem’ zoekt, zoals heldhaftig strijdende heiligen.

Dia: heldhaftig strijdende heilige. St. Georgius, blz. 64 Butler

De heilige Georgius uit het begin van de vierde eeuw na Christus was zo’n heldhaftig

strijdende heilige. Als Christen had hij gediend in het leger van keizer Diocletianus totdat

deze het christelijk geloof de oorlog verklaarde. Dit moest Georgius bekopen met de

marteldood. Waar Georgius na zijn dood aan het christelijk leger verscheen, werd de

Page 8: Echte mannen gezocht

8

overwinning behaald. Volgens de overlevering was dat ook de reden waarom koning Richard

de Saracenen versloeg.

De schrijvers wijzen de vader er vooral op dat hij zijn gezag moet handhaven. Hij moet

ervoor zorgen dat de jongen gehoorzaam is. Is de jongen dit niet dan moet de vader hem

straffen. Tot in de jaren zestig mag dat, bij katholieken en protestanten, naar de ernst van de

situatie, met een lijfstraf. Ook al vindt de jongen volgens pedagoog Steinz dit straffen naar en

is hij hierom vaak boos op zijn vader. In het onderzoek van rechtskundige Dekema uit 1963 –

over de schuldbeleving bij jongens – vinden arbeidersjongens het niet erg als ze een pak

slaag krijgen van hun vader, omdat dit volgens hen meestal verdiend is. Alle jongens die

slaag krijgen zijn onder de veertien jaar. Ik ben geen schrijver tegengekomen die het slaan

van jongens na hun veertiende jaar aanbeveelt. Waarschijnlijk omdat de jongen dan meestal

uit werken ging en daarmee de volwassenheid binnenstapte, maar vooral ook omdat de

mogelijkheid bestond dat hij terugsloeg.

In de eenentwintigste eeuw, en wel vanaf 25 april 2007 mag het ouderlijke tuchtigingsrecht

niet meer worden toegepast. Ouders mogen hun kind wel een tik geven, of stevig

vastpakken, maar dan alleen om te voorkomen dat het iets gevaarlijks doet. Bestraffen door

middel van slaan mag niet meer. Dat wordt nu onder kindermishandeling gerangschikt.

Dia: vader en zoon aan de afwas. Jaren vijftig.

Vanaf de jaren vijftig van de twintigste eeuw moest de opvoeding, zoals gezegd,

democratischer worden ingericht en kwam zowel de rol van de moeder als die van de vader

onder invloed van psychologische en psychoanalytische inzichten in een ander daglicht te

staan. De vader werd dringend verzocht zich ook met dagelijkse opvoedingszaken bezig te

houden, ook al had hij daar niet zo’n interesse voor. Dat betekende vooral dat hij meer

aandacht aan zijn zoon moest besteden.

Om de vader aan te moedigen aandacht aan zijn zoon te besteden, haalt de katholieke

psycholoog Calon in 1953 een onderzoek aan onder 2000 katholieke jongens van veertien

tot negentien jaar. Dertig procent van de jongens vindt dat hun vaders te weinig aandacht

aan hen besteden, en hoewel ze het principe “Laat je niet kennen” huldigen, vinden ze dit

erg vervelend. Een van de jongens zegt hierover: “Naar mijn mening geven zich de meeste

vaders te weinig tijd om zich met hun zonen op te houden.” Een ander vraagt zich af hoe hij

in een meer vriendschappelijke verhouding tot zijn vader kan komen. Hoewel de jongens

denken dat hun ouders hen wel zouden begrijpen als ze wisten wat er in hen omging, zijn ze

te beschroomd om - vooral de vader - aan te spreken. Calon weet ook wel dat een vaderlijke

toenaderingspoging niet alle problemen zal oplossen, omdat de jongen zich hoe dan ook los

Page 9: Echte mannen gezocht

9

van de ouders gaat maken. Maar toch: een onverschillig vaderlijk optreden tegenover de

zoon is niet goed, evenmin als een te streng of kleinerend optreden. Een zoon wil aandacht

van zijn vader, die hij als zijn voorbeeld ziet.

Hoe de jongen van negen tot veertien jaar zijn vader ziet, laat collega-psycholoog Beets in

1954 zien: als een flinke vent. ‘Hem worden afmetingen, prestaties, kundigheden en

mogelijkheden toegeschreven, waar de meeste vaders versteld van zouden staan,’ aldus

Beets. Ik maak even een uitstapje naar die dag in 1989 toen mijn jongste zoon zeven jaar

werd.

Dia: Koen die tijdens verjaarsfeestje opschept over vader (1989)

Alle jongetjes aan deze tafel schepten op over de auto van hun vader en hoe groot die

wel niet was. Alleen de vader van Koen had geen auto. Toch wist Koen een activiteit van

zijn vader te benoemen, die de andere vaders met hun auto’s in de schaduw stelden:

Mijn vader, zei Koen, eet met de opscheplepel.

Terug naar psycholoog Beets in 1954. Helaas ontmoet de vader, volgens Beets, zijn zoon

intellectualistisch en niet zoals deze graag bejegend wil worden, namelijk vitaal-dynamisch.

Terwijl de jongen met zijn vader wil stoeien, waarbij het hem tegelijkertijd om aandacht,

veiligheid en het stellen van grenzen gaat, is vader van zijn kant voornamelijk geïnteresseerd

in schoolprestaties. Als zoonlief een dak beklimt, een ruit ingooit of een aantal doelpunten

maakt, kan hem dat niet zoveel schelen, behalve als de jongen daarmee overlast

veroorzaakt. Als dan de dertien- tot veertienjarige jongen zijn toenaderingspogingen heeft

opgegeven, maakt het opscheppen over zijn vader plaats voor zwijgen. Een zwijgen dat

‘reeds een bedekte critiek’ inhoudt.

Want op zijn vijftiende jaar, schrijft de arts Th. Bovet in 1964, merkt de jongen ‘dat vader niet

alles weet, op zijn twintigste denkt hij dat vader er helemaal niets van weet, op zijn dertigste

gaat het hem dagen dat zijn vader toch wel ergens verstand van heeft.’

Tot de jaren zeventig werd van de moeder verwacht dat ze moederde en van de vader dat hij

vaderde. Toen de vader in 1970 bij wet niet langer meer hoofd der echtvereniging was,

kwam het vaderen onder druk te staan. Onder invloed van de democratisering en de

vrouwenemancipatie moest de vader gaan moederen.

Dia: voorkant boek Spock + tekening blz. 42

In 1978 doet de bekende Amerikaanse kinderarts Benjamin Spock in zijn boek een poging

de moederende vader voor het voetlicht te brengen. Hij draagt de kersverse vader op, ‘nu

Page 10: Echte mannen gezocht

10

het niet meer beneden de waardigheid van de man is zijn handen uit de mouw te steken’,

zijn vrouw te helpen met de verzorging van de baby en het huishouden en haar bovendien

morele steun, waaronder waardering en begrip, te verlenen. Spock wijst de vader erop dat hij

dergelijk werk niet moet doen uit pure edelmoedigheid van zijn kant, maar als gelijkwaardige

partner. De gelijkwaardigheid van vader en moeder laat volgens Spock onverlet dat er

verschillende wijzen van leiding geven en orde bewaren tussen hen bestaan. Vader moet het

niet aan moeder overlaten gezag voor twee uit te oefenen. Hij moet leiding geven, anders

voelen de kinderen, vooral die van dezelfde sekse, zich in de steek gelaten. Dan zijn ze ‘als

klimop zonder een steun om tegen op te groeien.’ Daarmee komt Spock weer uit bij de

vaderende vader, die aandacht aan zijn zoon moet besteden.

Dia: vader en zoon aan de waterkant

Zoals gezegd verschijnen er tussen 1973 en 1986 geen aparte opvoedingsboeken voor

jongens. Zodra deze boeken weer beginnen te verschijnen, gaan de meeste schrijvers, zeker

vanaf de jaren negentig, weer voor de vaderende vader. Ze zeggen het onomwonden: voor

zijn ‘mannelijke identiteitsvinding’ heeft de jongen een vaderende vader nodig. Volgens de

feministes onder de schrijvers is het alleen jammer dat de vader, als hij er al is, zijn zoon op

een nogal starre dan wel ouderwetse wijze voorleeft hoe mannen moeten zijn. Het enige

voordeel hierbij is volgens hen dat het opgroeiende mannelijke ego door een nog groter

mannelijk ego begrensd wordt.

‘Vaders zijn geen mannelijke moeders,’ houdt psycholoog William Pollack zijn lezers

voor. Volgens hem hebben vaders een andere stijl dan moeders in hun omgang met hun

jonge zoons. Zij stoeien graag met hen.

Dia: vader die zoontje in de lucht gooit

En deze stoeistijl is bijzonder geschikt om de jongen te leren om te gaan met zijn emoties,

ook al vindt moeder vaak dat vader veel te wild doet. Juist door het spel (stoeien en achterna

zitten) met zijn vader worden de emoties van de jongen gestimuleerd: hij leert niet alleen zijn

agressie te bedwingen, maar hij krijgt ook een gevoel van veiligheid. Dit laatste is goed voor

zijn zelfvertrouwen als jongen en zal hem later als jongeman te pas komen in zijn relaties

met anderen.

Ook gezinstherapeut Steve Biddulph, die het stoeien en het houden van schijngevechten

schaart onder ‘uniek vadergedrag dat over de hele wereld kan worden waargenomen’, is van

mening dat het op deze wijze leren kennen van de eigen jongensgrenzen de jongen in zijn

Page 11: Echte mannen gezocht

11

latere relaties van nut zal zijn. Van zijn vader leert de jongen dat een ‘echte’ man zichzelf en

zijn gedrag in de hand heeft. Jongens die opgroeien zonder vader ‘maken statistisch gezien

meer kans gewelddadig gedrag te gaan vertonen, in problemen te raken, slecht te presteren

op school en als adolescent bij een jeugdbende te gaan.’

Bovendien kunnen volgens Biddulph veel gevallen van ADHD voorkomen worden als

vaders aandacht aan hun zonen besteden. Hij vertelt het verhaal van vrachtwagenchauffeur

Don en zijn zoon Troy. Nadat de diagnose ADHD bij de achtjarige Troy was gesteld, begreep

Don dat hij gewoon meer aandacht aan zijn zoon moest besteden. En dus nam hij Troy mee

in de vrachtwagen en op ritjes van de motorclub. Binnen een paar maanden was de jongen

een stuk rustiger geworden en hoefde hij geen medicijnen meer te gebruiken. En vader en

zoon vonden het zo leuk om met elkaar op te trekken, dat ze dit bleven doen.

Ik weet niet of Don ook een papadag nam. In 1999, toen Biddulph zijn boek schreef, was

dit woord nog niet in gebruik. In de van Dale uit 2005 wordt het woord ook nog niet genoemd.

In 2010 gaf psychiater Sigmund in zijn strip in de Volkskrant zijn visie op deze dag.

Dia: Papadag

De Volkskrant, 28 oktober 2010

Mannen die een papadag nemen zijn zeldzaam, stond in februari 2013 in nrc.next. Slechts 5

procent van de mannen ging in 2010 minder werken na de komst van hun eerste kind. De

andere mannen werken fulltime omdat ze niet alleen van mening zijn dat ze hun gezin

moeten onderhouden, maar ook dat ze carrière moeten maken. Formeel worden

aankomende vaders aangemoedigd een papadag te nemen, informeel is er weinig

aanmoediging. Want tel je nog wel helemaal mee als man als je minder werkt om zorgtaken

te verrichten? In een vergelijkend onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau in

zestien Europese landen blijkt dat de Nederlandse vader de meeste tijd aan het wassen en

aankleden van zijn kinderen besteedt: 32 minuten per dag. Het Europese gemiddelde is 16

minuten.

Vanuit de kinderen gezien en zeker vanuit zonen is een papadag aanbevelenswaardig.

Want kinderen willen graag langdurige aandacht van hun eigen vader.

Dia: tekst over rol vader

De gezamenlijke rol van vader en moeder als ouders Voor alle jongensopvoedkundigen – of ze nu op het eind van de negentiende eeuw of in het

begin van de eenentwintigste eeuw schrijven – draait opvoeding vooral om een ding:

aandacht en liefde van beide ouders. Bij deze aandacht hoort lijfelijke aanwezigheid, een

Page 12: Echte mannen gezocht

12

luisterend oor, maar zeker ook het stellen van grenzen en het aanbieden van structuur. ‘Geef

uw kinderen aandacht!’ roepen alle opvoedkundigen in koor, in de hoop gehoord te worden.

Vanaf het eind van de twintigste eeuw roepen ze dat steeds harder. Ouders moeten er beiden voor hun kinderen zijn, zeggen de psychologen onder hen en ze

moeten ook beiden aandacht aan hen besteden. Terwijl Pollack met een vijf stappenplan

komt om ouders te helpen het gevoelsleven van hun zoon te verrijken, komen zijn collega’s

Kindlon en Thompson met een zeven puntenplan dat hetzelfde doel voor ogen heeft. In ieder

geval moeten ouders jongens leren zich niet te schamen bij het uiten van hun gevoelens en

moeten ze hun actiebereidheid erkennen.

En ouders moeten hun zoon complimenten geven, is de raad van opvoedkundige Elizabeth

Hartley Brewer. En daaronder verstaat ze niet alleen woorden, maar ook aanrakingen. Deze

zijn volgens haar ‘minder vatbaar voor verkeerde interpretaties dan een stroom eervolle

woorden’. Door aanrakingen groeit het zelfvertrouwen van de jongen en zal zijn zelfdiscipline

en moreel besef worden gestimuleerd. Langdurige afwezigheid, door bijvoorbeeld

zakenreizen, is volgens haar voor kinderen moeilijk te begrijpen en te verdragen. Hun liefde

zal erdoor verzwakken. Wie aandacht en daarmee vooral zijn kostbare tijd aan zijn zoon

besteedt, geeft hem daarmee een groot compliment: het bewijs dat hij gezien wordt als een

gewaardeerd en gerespecteerd gezinslid.

‘Zet je telefoon(s) op de voicemail of zet het antwoordapparaat aan,’ schrijft Hartley Brewer

in 2005. Deze raad kunnen ouders zich in 2013 ook ter harte nemen. Nu gaat het om

iPhones en Blackberries. De ouder die telkens zijn Blackberrie raadpleegt, laat niet echt

blijken dat hij of zij het leuk vindt aandacht aan zijn kind te besteden. En daar wordt een kind

niet blij van. In een interview met 314 kinderen in Kidsweek van afgelopen april, liet menig

kind weten dat vader en moeder te vaak achter de computer zitten of teveel met hun mobiele

telefoon bezig zijn.

In 2010 tekende Peter de Wit voor de Volkskrant de volgende strip over dit onderwerp.

Dia: Sigmund en ADHD, 19 mei 2010

Een gebrek aan ouderlijke aandacht wordt door jongensdeskundigen als een van de (vele)

oorzaken van de diagnose ADHD gezien (we zagen eerder al dat zoon Troy rustiger werd

toen zijn vader Don veel aandacht aan hem ging besteden). Ik kom zo nog terug op de

diagnose ADHD.

Veel ouderlijke aandacht is niet alleen goed voor basisschooljongens. Ook puberjongens

zijn er bij gebaat. Ouders moeten dat volgens gymnastiekdocent Freerk Ykema dan wel niet

al te opzichtig doen. Want de jongen moet ‘het gevoel hebben dat hij het vooral zelf is die

zijn weg naar volwassenheid aan het bouwen is’. Het is ontzettend belangrijk, noteren de

Page 13: Echte mannen gezocht

13

schrijfsters Lynda en Area Madaras, dat ouders tijd vrij maken voor hun puberzonen. De

band die op deze manier gesmeed wordt, kan ervoor zorgen dat zonen later hun ouders bij

belangrijke beslissingen in vertrouwen nemen. Maar ze moeten niet verwachten dat jongens

dit nu al doen, nu ze in de puberteit zijn.

Dia: ouders en puberzoon

Eigenlijk zouden ouders puberschapsverlof moeten kunnen opnemen, schrijft Mirjam

Schöttelndreier, redacteur van de Volkskrant, in 2007 in deze krant. Juist als kinderen gaan

puberen moeten ouders tijd voor hen hebben. Opvoeden is niet klaar met twaalf jaar. Dan

begint het op een andere manier opnieuw. Dat moeders en vaders met pubers fulltime

zouden kunnen gaan werken is volgens haar een grote misvatting, zeker nu de maatschappij

zegt dat ouders weer moeten gaan opvoeden. De meeste jongensopvoeders kunnen het met

haar eens zijn. Juist pubers hebben ouderlijke aandacht nodig en dan vooral in de vorm van

ouderlijk toezicht. Want als de kat van huis is, dansen de muizen om de meelton, aldus een

oud gezegde. Ook ouders ervaren dit zo en daarom gaan vrouwen, volgens Schöttelndreier,

niet massaal fulltime de arbeidsmarkt op als de kinderen naar de middelbare school gaan.

En dat is maar goed ook.

In onze buurt ging een ouderpaar op vakantie en liet huis en haard over aan twee zonen

van een jaar of zeventien, achttien. Zodra de ouders hun hielen hadden gelicht, gingen de

zonen over op feesten. Tot diep in de nacht op het dakterras. Dat zorgde voor buurtoverlast.

Het kan zijn dat deze jongens door hun ouders opgevoed waren tot zelfstandigheid, maar

niet tot een zelfstandigheid die rekening hield met anderen.

Een activiteit die ouders samen met jongens én meisjes kunnen ondernemen, is met ze de

natuur in gaan. Zeker nu de ruimte om buiten te spelen sinds de jaren tachtig danig

ingekrompen is. Zelden spelen kinderen nog buiten op de wijze zoals op deze foto uit de

jaren vijftig.

Dia: cowboy en indiaantje spelen, 1955

In 2007 constateert de Amerikaanse journalist Richard Louv in zijn boek Het laatste kind in

het bos dat kinderen niet aan ADHD of andere kwalen lijden, maar aan een

natuurtekortsyndroom. Kinderen klimmen niet meer in bomen en bouwen geen hutten meer,

maar zitten voor de televisie of achter de pc. En daar worden ze niet gelukkiger van. In

plaats van het medicijn ritalin beveelt Louv een bos, een sloot of een park aan. Maar dan

moeten kinderen in deze natuur wel hun gang kunnen gaan. Tegenwoordig wordt het

Page 14: Echte mannen gezocht

14

kinderen vaak verboden om in bomen te klimmen, omdat deze beschadigd kunnen raken en

dat is in een aangeharkt park geen mooi gezicht. In de jaren vijftig, met nog heel veel

onbebouwd land, viel een beschadigde boom niet op. Door het aaneengroeien van dorpen

en steden vanaf de jaren zestig verdwenen er steeds meer plekken waar kinderen konden

onbespied konden spelen.

Louv haalt een Amerikaans onderzoek van het Landscape and Human Health Laboratory

aan naar de invloed van natuur op ADHD. In dit onderzoek werden ouders van AHDH-

kinderen tussen de zeven en twaalf jaar geïnterviewd. Alle ondervraagde ouders

rapporteerden dat hun kinderen minder symptomen van ADHD vertoonden nadat ze in een

groene omgeving waren geweest. Een verblijf in de natuur maakt kinderen evenwichtiger en

stimuleert hun concentratievermogen. Als ze buiten zijn geweest, kunnen ze zich thuis en op

school beter concentreren. En ouders moeten af van het idee dat het tijd kost om er op uit te

gaan in de natuur, aldus Louv.

Dia: Ik ben oerrr van natuurmonumenten.

Niet alleen in Amerika komen veel kinderen nog maar weinig buiten. Ook in Nederland is dit

het geval. Daarom presenteerde Natuurmonumenten op 24 september 2012 in Amsterdam

het initiatief ‘Oerrr’. Oerrr is de buitenruimte waarin het kind komt zodra het de binnenruimte

van zijn huis verlaat: de tuin, de straat, het bos, het strand. Volgens natuurmonumenten kan

het kind in Oerrr zijn fantasie ontwikkelen, zijn angsten overwinnen, vertrouwen op zichzelf

en anderen en vooral in contact komen met dieren en planten. Daarvoor stelt de vereniging

ook de eigen natuurgebieden open en organiseert ze Wilde Buitendagen voor het hele gezin

om te leren overleven in het wild.

Van deze gezamenlijke Wilde Buitendagen terug naar zaken waar kinderen minder vrolijk

van worden, omdat ze dan hun ouders of een van hen minder vaak zien: fulltime

kinderopvang en echtscheiding.

Fulltime kinderopvang en echtscheiding

Vanaf de jaren negentig gaan steeds meer kinderen naar de kinderopvang en neemt het

aantal echtscheidingen toe. Het is dan niet politiek correct om daar iets van te zeggen. Door

de secularisatie heeft de kerk als controlerende en corrigerende instantie geen macht meer

en door de individualisering is het eigenbelang – van de volwassenen – voorop komen te

staan.

De meeste jongensopvoeders dragen langdurige kinderopvang en echtscheiding geen

warm hart toe. Deze horen volgens hen niet bij een goede opvoeding waarin beide ouders

Page 15: Echte mannen gezocht

15

veel aandacht aan hun kinderen besteden. En dus negeren ze deze onderwerpen en als ze

er al over spreken doen ze dit negatief. In de jaren negentig verschijnt ook het boek van

Elly Singer, Kinderopvang: goed of slecht? (1993)

Dia: voorkant boek Elly Singer.

In dit boek schrijft Singer dat volgens de onderzochte literatuur in kinderdagverblijven de

cognitieve en de sociale ontwikkeling en de ontwikkeling van de grove motoriek meer

lijken te worden gestimuleerd dan thuis.

De drie opvoedkundigen die de kinderopvang bespreken – psychiater Gideon Zlotnik,

gezinstherapeut Biddulph en opvoedkundige Hartley-Brewer – hebben hier geen boodschap

aan. Zlotnik rekent plaatsing in een kinderdagverblijf tot de levenssituaties die voor kinderen

zeer belastend zijn. Zeker voor jongens. Uit onderzoek blijkt volgens hem dat jongens meer

huilen en meer tegenstand bieden dan meisjes als ze ‘overdag het huis uit worden gedaan’.

Biddulph vindt dat het voor jongens het beste is als ze tot een jaar of drie bij hun ouders thuis

blijven. Opvang door ‘een liefdevol familielid of een hartelijk gastgezin’ kan ook nog, maar

een kinderdagverblijf is voor jongens onder de leeftijd van drie jaar beslist ongeschikt. Hij

noemt onderzoek dat laat zien dat jongens in een crèche meer last hebben van

scheidingsangst dan meisjes, zich eerder emotioneel afsluiten als ze denken dat ze in de

steek gelaten worden en zich vaker rusteloos en agressief gedragen. Hartley-Brewer kan het

met Biddulph eens zijn. Volgens haar voelen jonge kinderen zich snel in de steek gelaten,

ongewenst of schuldig, helemaal ‘als ze naar een kinderdagverblijf gaan en zich daar niet

thuis voelen’.

In het begin van de eenentwintigste eeuw constateren drie Nederlandse sociaal

wetenschappers ‘dat er eigenlijk verontrustend weinig bekend is over de kwaliteit van de

Nederlandse kinderopvang en over de gevolgen voor de ontwikkeling van de betrokken

kinderen.’ De uitkomsten van enkele verkennende Nederlandse studies, dat kinderopvang

positief zou kunnen werken op de verstandelijke en taalontwikkeling en negatief op de

sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen, worden volgens deze wetenschappers

bevestigd door de belangrijkste (Amerikaanse) studie naar kinderopvang: de NICHD-studie.

In dit langdurende onderzoek wordt bovendien een samenhang gevonden tussen het aantal

uren kinderopvang in de eerste vier levensjaren en ‘verhoogde agressie’ in de

kleuterperiode: ‘hoe meer uren in de kinderopvang, hoe meer gedragsproblemen in de

kleuterleeftijd.’ De onderzoekers beklemtonen dat de Amerikaanse situatie niet per se hoeft

te gelden voor de Nederlandse situatie, waar kinderen zelden voltijds naar de - ook nog eens

gemiddeld kwalitatief betere - kinderopvang gaan. Verder onderzoek naar de Nederlandse

situatie is in ieder geval dringend gewenst.

Page 16: Echte mannen gezocht

16

Dia 13: foto omslag boek Eerkens

Het idee van een kwalitatief betere Nederlandse kinderopvang wordt in 2012

onderuitgehaald door psychologe Marilse Eerkens in haar boek Wat doen we met de baby?

Aan de hand van onderzoek constateert ze dat de kwaliteit van de Nederlandse crèche

onvoldoende is. Ouders kunnen hun baby beter thuishouden, is haar boodschap. In de

kinderopvang worden baby’s en peuters teveel aan stress blootgesteld. Dat is niet goed voor

de ontwikkeling van hun hersenen en bijgevolg niet goed voor hun sociaal-emotionele

ontwikkeling. Terwijl meisjes op stress reageren met angstig en waakzaam gedrag, worden

jongens boos en agressief. Deze agressie wordt in het langlopende NICHD-onderzoek in 2010

nog steeds aangetroffen bij vijftienjarigen.

Lieten drie jongensopvoeders zich uit over de negatieve gevolgen van kinderopvang, over de

negatieve gevolgen van echtscheiding schrijven slechts twee van hen. Daarbij is

kinderpsychiater Zlotnik weer van de partij. Hij schrijft dat het ontbreken van de vader in een

gezin door een scheiding voor de jongen zeer nadelig is. Veel vaker dan meisjes laten

jongens na een scheiding ‘verhoogde agressiviteit en disciplinaire moeilijkheden’ zien.

In haar jongensvragenboek behandelt de schrijfster Sylvia Schneider naast veel andere

vragen van de jongen ook zijn vraag waarom zijn ouders willen scheiden. Schneider erkent

dat een ‘gelukkige, harmonische familie, die samen door dik en dun gaat’ de wens van ieder

kind is, maar dat dit tegenwoordig steeds minder het geval is. En ook al gaat een scheiding

in de eerste plaats de ouders aan; het is voor kinderen ‘een van de zwaarste belastingen en

meest ingrijpende gebeurtenissen’ in hun leven. De jongen moet vooral niet denken dat hij

ook schuldig is aan de scheiding van zijn ouders. Dat is niet zo. En als ouders gaan

scheiden, wil dit niet zeggen dat ze niet meer van hem houden. Zelfs de ouder die weggaat

en door wie de jongen zich zeer gekwetst zal voelen, houdt nog van hem.

Tot 1971 kon een scheiding alleen worden aangevraagd op grond van overspel,

kwaadwillige verlating, gevangenisstraf of zware lichamelijke mishandeling. Daarna kon het

ook als men vond dat men uit elkaar was gegroeid. Meestal was het de vrouw die een

scheiding aanvroeg.

Dia 14: tekening Limburger over echtscheiding

Met het aantal scheidingen nam het aantal vaders toe dat hun kinderen niet meer mocht

zien. Om deze ontwikkeling een halt toe te roepen, houden ouders vanaf 1998 beiden het

Page 17: Echte mannen gezocht

17

gezag. Vanaf 2009 kan de vader bovendien in een ouderschapsplan zijn bezoekrecht laten

vastleggen.

In 2011 gingen van ongeveer 70.000 kinderen de ouders uit elkaar. Een pedagoge die

onderzoek deed naar deze materie viel het op hoe belangrijk de band met de vader was.

Ook na een scheiding was hij nog steeds van groot belang voor het kindergeluk. Hadden

kinderen een goede band met hun biologische vader dan had dat bovendien zijn effect op de

relatie met hun eventuele stiefvader. Anders dan de meisjes vonden de jongens de relatie

met hun uitwonende vader warmer dan die met hun stiefvader.

Initiatieritueel Veel jongensopvoedkundigen vinden dat er eigenlijk een initiatieritueel zou moeten zijn bij de

overgang van jongen naar man. Dit ritueel, waarbij het tonen van fysieke kracht en

uithoudingsvermogen voorop zou moeten staan, zou begeleid moeten worden door vaders

en andere mannen. Zoals de initiatierituelen bij natuurvolken, waarbij jongens door mannen

worden ingeleid in de volwassenheid.

In 1953 verhaalt de psycholoog Calon over het lef van jonge Wajana indianen, die het

verdragen als ze ‘een mat, waarin ruim 360 levende wespen zijn gestoken, op hun blote lijf

gelegd krijgen’; en over het lef van jonge Manda indianen, die het verduren als ze ‘een mes

door armen, dijen, knieën, borst en schouders’ gestoken krijgen.

Dia: initiatierite indianenstam. Amazone indianen. Terwijl de mannen op de heilige fluiten

spelen, slaat de sjamaan de jongens met een twijg om hun dapperheid te vergroten

In 1929 had Baden-Powell ook al de initiatierite bij natuurvolken genoemd. Anders dan Calon

had hij hier zijn eigen initiatierite tegenovergesteld: die van de installatie bij de verkennerij,

waarbij de verkenner de plicht kreeg om één goede daad per dag te verrichten.

Zoals gezegd wordt het ontbreken van een initiatieritueel voor de jongen in de twintigste

eeuw door veel schrijvers aangekaart. Zo schrijft de protestantse arts Th. Bovet in 1964 dat

het jammer is dat de initiatieriten bij ons zijn afgeschaft. Want ook de moderne jongen zou

graag willen weten ‘wat eigenlijk de zin van het man-zijn is en wanneer hij zich tot de

mannen zal mogen rekenen.’ Als ‘weerbarstige rebel’ probeert de jongen volgens hem ‘de

knellende band van de hele wereldorde’ van zich af te schudden om een antwoord op deze

vraag te vinden.

Pas op de drempel van de eenentwintigste eeuw, als er steeds meer problemen met jongens

worden gesignaleerd, komen twee jongensdeskundigen met nieuwe voorstellen voor

initiatierituelen: Biddulph in 1999 en Ykema in 2002.

Page 18: Echte mannen gezocht

18

Biddulph geeft in zijn boek eerst een voorbeeld van een traditionele initiatierite. Voor de

traditionele rite verwijst hij naar het Lakota-volk, een indianenstam. Hier moest een jongen

rond zijn veertiende jaar alleen op de top van een berg plaatsnemen, totdat hij van de honger

een visioen kreeg. In dit visioen verscheen een wezen dat boodschappen uit het geestenrijk

bracht, welke zijn verdere leven richting zouden geven. Biddulphs moderne initiatierite vond

plaats op een Australisch eiland met negen veertien- tot negentienjarige jongens en twaalf

volwassen mannen. Zeven van deze volwassen mannen waren met hun zoon meegekomen.

Van de andere mannen vertegenwoordigden er twee de vaders van de andere jongens, van

wie er een in de gevangenis zat. Naast de gezamenlijke lichamelijke inspanning maakten

vooral de kampvuurverhalen indruk op de jongens. Rondom het vuur spraken de mannen

niet alleen over hun eigen leven, maar ook over dat van de jongens en dan vooral over hun

goede eigenschappen. De jongens kwamen eveneens aan de beurt om te praten ‘over hun

leven, hun waarden en de hoop die zij koesterden.’ Naderhand werden in kleine groepjes de

doelen besproken die de jongens zich hadden gesteld. Bij het verwezenlijken van deze

doelen - zoals alsnog een diploma halen, een baan vinden en van een drugsverslaving

afkomen - boden de mannen hun hulp aan.

Dia: voorkant boek Ykema

Ook Ykema noemt in zijn boek de initiatieriten van traditionele culturen, waarbij de jongen

vaak aan zware beproevingen werd (en wordt) onderworpen om zo zijn man-zijn te kunnen

bewijzen. In de huidige moderne maatschappij, waar ouders steeds vaker de opvoeding

proberen door te schuiven naar school, zijn er volgens hem geen initiatieriten meer

voorhanden, terwijl jongens meer dan ooit zekerheden nodig hebben en vooral willen weten

hoe ze hun energie richting kunnen geven. Daarom heeft Ykema zijn programma ‘Rots en

Water’ ontwikkeld. Dit is een cursus van veertien basislessen met aan elkaar verbonden

thema’s en bestemd voor jongens vanaf negen tot veertien jaar en ouder. Rots staat daarbij

voor de gerichtheid op het eigen ik en water voor de gerichtheid op de ander.

Het ‘Rots en Water’ – programma, onder andere gebaseerd op de Chinese

bewegingskunst tai chi – is gebouwd als een huis: het ‘Rots en Water’-huis. De drie

bouwstenen die het fundament van dit huis vormen zijn zelfbeheersing, zelfreflectie en

zelfvertrouwen. Het huis bestaat uit vijf verdiepingen. De eerste drie verdiepingen, de

onderbouw, zijn voor jongens van negen tot veertien jaar. Het accent ligt hier vooral op

externe communicatie: op fysieke kracht, lichaamstaal, en de ontwikkeling van

grensbewustzijn. Bij de laatste twee verdiepingen, de bovenbouw, gaat het om interne

communicatie. Hier volgt de jongen de weg van het innerlijk kompas dat tot verbondenheid

met de gemeenschap zal leiden.

Page 19: Echte mannen gezocht

19

‘Rots en Water’ werd mede ontwikkeld met steun van Nederlandse specialisten zoals Lauk

Woltring en buitenlandse auteurs zoals de Australiër Steve Biddulph. Het ‘Rots en Water’-

programma ging voor het eerst in Australië van start: bijna duizend leraren werden hier

geïnstrueerd om met het programma te werken. Terwijl het jongensbeleid zich in Nederland

slechts richtte op preventie, zagen de Australiërs het in een groter perspectief: de jongen

moest begeleid worden op zijn weg naar volwassenheid. Alleen op deze wijze konden de

(universele) jongensproblemen van schooluitval, risicovol gedrag, vandalisme,

gewelddadigheid en criminaliteit worden aangepakt.

In Nederland zijn ook particuliere initiatieven van mannen, vaders en anderen, die jongens

een soort initiatieritueel bieden.

Dia: Boys of the Wood

Zoals beeldhouwer en projectorganisator Marco Mout die stuurloze pubers de helpende

hand biedt. Zijn aanpak is niet praten, maar doen. In de veertiende-eeuwse kruittoren van

Zutphen heeft Mout zijn atelier annex werkplaats voor jongeren. Elk jaar coacht hij twee

jongens, strak en streng. De jongen mag een half jaar zijn ouders niet zien en hij mag niet

blowen of drinken. De jongens krijgen bij Mout maar een kans en die grijpen ze altijd. Want

Mout gelooft in een doel hebben, verantwoordelijkheid dragen en doen. Precies wat een

jongen wil. En vervolgens de vader, de planoloog Arthur Brilman

Dia: HeartHunting

Avontuurlijke weekenden voor vaders met zonen, ‘waarbij vader en zoon veel actief

samen zijn en avontuur, sport en bushcraft een grote rol spelen’.

Dia: samenvatting

Jongens moeten weer de ruimte krijgen om jongens te zijn

Dit betekent dat we

- rekening moeten houden met hun jongenseigenschappen

- hun behoefte aan veel ouderlijke aandacht moeten erkennen

- hun grote behoefte aan structuur en begrenzing voor ogen moeten houden

- het grote belang moeten inzien van de rol van de vader voor de ontwikkeling van de

mannelijke identiteit van de zoon

Angela Crott, Moergestel 20 mei 2013