Dua silaah al-mumin NL - WordPress.com · 2012. 8. 9. · 1 Al-Baqarah: 186 . En zij verzwakten...

29

Transcript of Dua silaah al-mumin NL - WordPress.com · 2012. 8. 9. · 1 Al-Baqarah: 186 . En zij verzwakten...

  • Alle lof zij aan Allah, en moge Zijn vrede en zegeningen zijn met Zijn Boodschapper وسلم .صلى اهللا عليه Deze verhandeling wordt genomen van en gebaseerd op het boek “Athkar Al-Jihad” door een onbekende auteur, evenals een Khutbah getiteld “Ad-Du’a” door Mazin At-Tuwayjiri, en aanvullende voetnoten zijn toegevoegd waar het mogelijk is. Alle lof zij aan Allah, en vrede en zegeningen zij met Zijn Boodschapper صلى اهللا عليه وسلم. Allah (de Allerhoogste) zei:

    ي َقِريٌب ُأِجيُب َدْعَوَة الدَّاِع ِإَذا َدَعاِن َفْلَيْسَتِجيُبوْا ِلي َوْلُيْؤِمُنوْا ِبي َلَعلَُّهْم َيْرُشُدوَنَوِإَذا َسَأَلَك ِعَباِدي َعنِّي َفِإنِّ

    “En wanneer Mijn dienaren jou (O Mohammed) vragen stellen over Mij: voorwaar, Ik ben nabij, Ik verhoor de smeekbede van de smekende wanneer hij tot Mij smeekt. Laten zij aan Mij gehoor geven en in Mij geloven. Hopelijk zullen zij de juiste leiding volgen.” 1 En Hij zei ook:

    َوَما َضُعُفوْا َوَما اْسَتَكاُنوْا َوالّلُه َوَآَأيِّن مِّن نَِّبيٍّ َقاَتَل َمَعُه ِربِّيُّوَن َآِثيٌر َفَما َوَهُنوْا ِلَما َأَصاَبُهْم ِفي َسِبيِل الّلِه َوَما َآاَن َقْوَلُهْم ِإالَّ َأن َقاُلوْا ربََّنا اْغِفْر َلَنا ُذُنوَبَنا َوِإْسَراَفَنا ِفي َأْمِرَنا َوَثبِّْت َأْقَداَمَنا وانُصْرَنا ُيِحبُّ الصَّاِبِريَن

    َواَب الدُّْنَيا َوُحْسَن َثَواِب اآلِخَرِة َوالّلُه ُيِحبُّ اْلُمْحِسِنيَنَفآَتاُهُم الّلُه َث َعَلى اْلَقْوِم اْلَكاِفِريَن

    “En hoevelen van de Profeten vochten er niet, vergezeld van vele mensen en zij verloren de moed niet, wanneer zij op de Weg van Allah door rampspoed getroffen werden.

    1 Al-Baqarah: 186

  • En zij verzwakten niet en zij gaven zich niet over en Allah houdt van de geduldigen. En hun woorden waren niets anders dan dat zij zeiden: “Onze Heer, vergeef ons onze zonden en onze overdrijvingen met betrekking tot onze zaak en maak ons standvastig en help ons tegen het ongelovige volk.” En Allah gaf hun (daarom) een beloning in de wereld en een goede beloning in het Hiernamaals. En Allah houdt van de weldoeners.” 2 En Hij zei:

    ِإْذ َتْسَتِغيُثوَن َربَُّكْم َفاْسَتَجاَب َلُكْم َأنِّي ُمِمدُُّآم ِبَأْلٍف مَِّن اْلَمآلِئَكِة ُمْرِدِفيَن

    َوَما َجَعَلُه الّلُه ِإالَّ ُبْشَرى َوِلَتْطَمِئنَّ ِبِه ُقُلوُبُكْم َوَما النَّْصُر ِإالَّ ِمْن ِعنِد الّلِه ِإنَّ الّلَه َعِزيٌز َحِكيٌم

    Toen jullie je Heer (Bij de slag bij Badr) om hulp vroegen en Hij jullie verhoorde (en zei: Ik zal jullie (leger) aanvullen met duizenden Engelen die elkaar in strijdgroepen) opvolgen. En Allah deed dat slechts om verheugende tijdingen te verkondigen en opdat jullie harten daardoor tot rust zouden komen. En er is geen hulp dan van bij Allah. Voorwaar, Allah is Almachtig, Alwijs.”3 En de Boodschapper van Allah صلى اهللا عليه وسلم was gewend om te zeggen wanneer hij ging aanvallen:

    “O Allah, U bent mijn Supporter en U bent Mijn Helper. Bij U weer ik (de vijand) af en bij U van ik aan en bij U strijdt ik.” 4 Amma Ba’d: In deze “beschaafde” en “versterkte” wereld, horen we elke dag van enkele soorten nieuwe uitvindingen, of een unieke ontdekking in de wapenwetenschap. 2 Al ‘Imran: 146-148 3 Al-Anfal: 9-10 4 Verwijs naar “Sahih Abi Dawoed” (2291), “Sahih At-Tirmidhi” (2836), “Al-Kalim At-Tayyib” (126), “Sahih Al-Jami’” door Al-Albani (4757), Al-Jami’ As-Sahih” (1/312, 3/203, 3/212), “As-Sahih Al-Musnad” (56). “Sahih” verklaard door Al-Albani en Al-Wadi’i.

  • Of het nou op land is of in het midden van de lucht, of in de diepten van de oceanen – wapentuig is de munitie welke naties gebruiken om te vechten tegen hun vijanden. Dus de meting voor “sterkte” en “zwakheid” in de cultuur en gewoonte van de wereld vandaag de dag, wordt bepaald door hoeveel wapens en arsenaal die natie bezit. Maar er is een wapen welke geen fabriek in het Oosten, noch enige faciliteit in het Westen, kan produceren noch creëren; het is het machtigste wapen van massavernietiging. En dit is een zeer waardig wapen, dat eigendom is van niemand behalve een bepaalde soort mensen: zij die niet geloven in de Tawaghit en Allah alléén aanbidden, en bij Hem roepen zonder enige deelgenoten toe te kennen. Het is dat vrome wapen welke gebruikt werd door de Profeten, Boodschappers en de metgezellen over alle leeftijden. Het is het wapen waarbij Allah Noeh عليه السالم redde en zijn mensen in de storm deed verdrinken. En waarmee Allah Moesa عليه السالم redde van de tirannieke heerser, de Taghut, Pharaoh. En waarmee Allah Salih عليه السالم redde en Thamud vernietigde. Waarmee Hij ‘Ad vernederde en overwinning gaf aan Hoed عليه السالم. En waarmee Hij eer gaf aan Mohammed صلى اهللا عليه وسلم in vele veldslagen. Het is dat wapen van massavernietiging waarmee de Profeet صلى اهللا عليه وسلم en zijn metgezellen de twee supermachten in hun tijd – de Romeinen en de Perzen – aanvielen – en waarbij zij hen versloegen en hun vernederden, en Allah gaf overwinning aan het licht van Islam. 5 En met betrekking tot het gebruik van dit wapen heeft Allah gezegd:

    وَن َعْن ِعَباَدِتي َسَيْدُخُلوَن َجَهنََّم َداِخِريَنَوَقاَل َربُُّكُم اْدُعوِني َأْسَتِجْب َلُكْم ِإنَّ الَِّذيَن َيْسَتْكِبُر

    “En jullie Heer zei: Roept Mij aan, Ik zal jullie verhoren. Voorwaar, degenen die te hoogmoedig zijn om Mij te dienen zullen de Hel binnengaan als vernederden.”6 Aldus zullen we proberen om hier een manuaal demonstrerende vijfenveertig van deze wapens te presenteren. Aanvullende voetnoten zijn toegevoegd voor verwijzing en verdere uitleg betreffende de topic kwestie. We hebben deze Du’a beperkt om slechts te worden gepresenteerd van oftewel hetgeen Allah in Zijn Boek vermeld heeft, of van hetgeen welke gebruikt werd op de tong van Zijn Profeet, of van datgene welke gebruikt werd door de Nobele Metgezellen. Het zou moeten worden herinnerd dat deze niet de enige smeekbeden en Athkar zijn, noch allen ervan – eerder zijn deze,

    5 Voor meer hierover, raadpleeg de boeken van Tafsir en Seerah 6 Ghafir: 60

  • slechts een paar van de vele gevonden in de boeken van Hadith en Sirah. En hulp wordt gezocht van Allah. Eerste:

    َلى الَِّذيَن ِمن َقْبِلَنا َربََّنا َوالَ َربََّنا َال ُتَؤاِخْذَنا ِإن نَِّسيَنا َأْو َأْخَطْأَنا َربََّنا َوَال َتْحِمْل َعَلْيَنا ِإْصًرا َآَما َحَمْلَتُه َع ُتَحمِّْلَنا َما َال َطاَقَة َلَنا ِبِه َواْعُف َعنَّا َواْغِفْر َلَنا َواْرَحْمَنا َأنَت َمْوَالَنا َفانُصْرَنا َعَلى اْلَقْوِم اْلَكاِفِريَن

    “Onze Heer, bestraf ons niet als wij vergeten of als wij fouten maken. Onze Heer, belast ons niet met een zware last zoals waarmee U diegenen vóór ons belastte. Onze Heer, belast ons niet met wat wij niet kunnen dragen en scheld ons kwijt en vergeef ons en wees ons genadig. U bent onze Meester en help ons tegen het ongelovige volk.” 7 Tweede:

    “Onze Heer, help ons tegen het ongelovige volk van de verderfzaaiers.” 8

    Derde:

    “O Allah, sta ons bij tegen hen (dwz. de kuffar, door hen te kwellen) met zeven (jaren van hongersnood), net zoals de zeven (jaren) van Yusuf.” 9

    7 Dit is de Vers in Al-Baqarah: 286. het is authentiek gevestigd dat Allah de Du’a van de Profeet اهللا عليه وسلم en de metgezellen in dit vers beantwoord, en Allah zei, “Ik heb al reeds (beantwoord).” Overgeleverd صلىdoor Moeslim (126) van Ibn ‘Abbas رضي اهللا عنهما. Het is ook verhaald van hem dat Allah tegen de Profeet zei, “Je zult geen letter ervan (deze Du’a) reciteren, behalve dat het zal صلى اهللا عليه وسلمworden geschonken aan jou.” Overgeleverd door Al-Bayhaqi in “As-Sunan As-Sughra” (1002, 1003). 8 Dit is gebaseerd op de Vers in Al-Ankabut: 30, َربِّ انُصْرِني َعَلى اْلَقْوِم اْلُمْفِسِديَن “Mijn Heer, help mij tegen het volk van de verderfzaaiers.” Dit is de Du’a van de Profeet Loet عليه السالم tegen zijn mensen. En dus is dit gebruikt tegen de kuffar, in het bijzonder als zij klaarblijkelijk de Fawahish kenbaar maken, zoals overspel en sodomie. 9 Overgeleverd met deze woordkeus door Al-Bukhari in zijn ‘Sahih” (4496), en Moeslim in zijn “Sahih” (2798), op gezag van ‘Abdullah Ibn Mas’ud.

  • Vierde:

    “Onze Heer! Help ons, en help niet tegen ons! En geef overwinning aan ons, en geef geen overwinning tegen ons! En maak een plan voor ons, en smeed geen complot tegen ons! En leidt ons, en maak Leiding gemakkelijk voor ons! En geef ons overwinning op degenen die tegen ons hebben overschreden!” 10 Vijfde:

    “O Allah! Openbaarder van het boek, {Manager van de Wolken}, Degene Die snel in oordeel is, {Vernietiger van de coalitie}! O Allah! Laat deze troepen verliezen! O Allah! Laat hen verliezen en laat hen beven (dwz. schok, beving) {en geef ons overwinning op hen}!” 11 Zesde:

    “O Allah! Schenk ons overwinning op degenen die ons onderdrukken, en neem van hem door onze wraak!” 12

    10 Overgeleverd door Imam Ahmad in zijn “Musnad” (1/227), Abu Dawoed (1510, 1511), en An-Nasa’i in “Al Yawm Wal-Laylah” (607), en At-Tirmithi (3551), en Ibn Majah (3830) – van de autoriteit van Ibn Abbas. At-Tirmithi verklaarde het, “Hasan Sahih”. Het werd “Sahih” verklaard door Ibn Hibban (947-948), en Al-Hakim (1/519-520), en Ath-Thahabi en Al-Albani waren het ermee eens. 11 Overgeleverd door Al-Bukhari (2775, 3889, 6029, 7051), Moeslim (1741, 1742), Ibn Khuzaymah (2775), Ibn Hibban (3843, 3844), Abu ‘Awanah (4/218-219), At-Tirmidhi (1978), Ibn Majah (2796), Ibn Abi Shaybah (29586), Ahmad (4/353,381), en An-Nasa’i in “Al-Yawm Wal-Laylah”(602), dit werd gesmeekt gedurende de Dag van de Khandaq. 12 Overgeleverd door At-Tirmidhi, verwijs naar “Tuhfat Al-Ahwathi” (10/51), en hij kwalificeerde het als

    “Hasan Gharib”. En Al-Hakim overleverde het met de verwoording,

  • Zevende:

    “O Allah! Door de ongelovigen – degenen die Uw Weg beletten, Uw Boodschappers ontkennen, en niet in Uw Belofte geloven! O Allah! Scheidt hun woord! En stop angst in hun harten! En plaats op hen Uw Straf en kwelling, Oh U Degene Die het zeker waardig is om alléén te worden aanbeden! O Allah! Dood die ongelovigen die de schrift gegeven werd (dwz. Joden en Christenen)!.” 13 Achtste:

    “O Allah! Ik zoek mijn toevlucht bij U tegen de overmanding van schuld, en bevangen worden door de vijand en de begeerten van de vijanden!” 14 Negende:

    “O Allah! Ik zoek mijn toevlucht bij U tegen het sterven op Uw Weg met mijn rug gekeerd (dwz terwijl weg aan het rennen)!” 15

    … “O Allah! Geef me overwinning op mijn vijand, en laat me in hem mijn wraak zien!”

    Verwijs naar “Al-Mustadrak”(2/154), waar het werd gekwalificeerd als “Sahih” met betrekking tot de conditie van Moeslim. 13 Overgeleverd door Imam Ahmad رحمه اهللا in zijn “Musnad” (3/424) als “Marfu” in een langdradige hadith, en het is “Sahih”, en het zal ook komen in #38 Insha’Allaah. Ook overgeleverd door Ibn Khuzaymah (1100), en hij voegde toe, “ Mensen waren het gewend om met dit te smeken in de Qiyam in Ramadan gedurende de heersing van Umar Ibn Al-Khattab رضي اهللا عنه. En ook overgeleverd door Ibn Nasr in “Kitab Al-Witr” (144) op gezag van Az-Zuhri met een soortgelijke betekenis. 14 Overgeleverd door Ahmad (2/173) en An-Nasa’i (5475, 5487), op gezag van Abdullah Ibn Amr اهللا عنه .(Verwijs ook naar “As-Silsilah As-Sahihah” (1541 .”.رضي15 Overgeleverd door Abu Dawoed (1552, 1553), An-Nasa’i (5531, 5532), Ahmad (3/427), en Ibn Abi Asim in “Al Jihad” (269); en Al-Hakim verklaarde het “Sahih” in “Al-Mustadrak” (1948).

  • Wat gezegd moet worden bij het ontmoeten van de vijand. Tiende:

    “O jullie die geloven, als jullie een leger treffen, weest dan standvastig en gedenkt Allah veelvuldig. Hopelijk zullen jullie welslagen.” 16 Elfde:

    “Onze Heer schenk ons geduld en maak onze voeten standvastig en sta ons bij tegen het ongelovige volk.” 17 Twaalfde:

    “Onze Heer vergeef ons onze zonden en onze overdrijvingen met betrekking tot onze zaak en maak ons standvastig en help ons tegen het ongelovige volk.” 18 16 Al-Anfal: 45 De gelovigen zouden een standvastige plaats moeten nemen, en Allah veel gedenken, zoals Allah heeft opgedragen. 17 Al-Baqarah: 250 Dit werd gezegd door de gelovigen van de kinderen van Israel toen zij vooruitstrevend waren om Goliath en zijn leger te ontmoeten, en Allah gaf overwinning aan de gelovigen. 18 Al- Imraan: 147 Allah (de Allerhoogste) zei: “En hoevelen van de Profeten vochten er niet, vergezeld van vele mensen en zij verloren de moed niet, wanneer zij op de Weg van Allah door rampspoed getroffen werden. En zij verzwakten niet en zij gaven zich niet over en Allah houdt van de geduldigen. En hun woorden waren niets anders dan…” Al-Imran: 146-147.

  • Wat er gezegd moet worden wanneer je bang wordt gemaakt (angst wordt aangejaagd) door de vijanden van de duivels onder de mensen en Djinn. Dertiende:

    “Allah is ons genoeg en (Hij is) de beste Beschermer(op wie je kan vertrouwen) .” 19 Wat er gezegd moet worden als de vijanden plannen smeden tegen hem Veertiende:

    “En ik laat mijn zaak over aan Allah. Voorwaar, Allah is Alziende over de dienaren.”20 Wat er gezegd moet worden als de vijanden streven om hem te doden Vijftiende:

    “Mijn Heer, red mij van het onrechtvaardige volk.” 21

    19 Al-‘Imran: 173 Allah (de Allerhoogste) zei, “Degenen tegen wie de mensen zeggen: “Voorwaar, de mensen hebben zich tegen jullie verzameld, vreest hen dus.” Hun geloof werd erdoor versterkt en zij zeiden: “Allah is ons genoeg en (Hij is) de beste Beschermer (op wie je kan vertrouwen).” En zij keerden terug (van de oorlog) met de genieting van Allah en (Zijn) Gunst: het kwaad heeft hen niet aangeraakt, want zij volgden het welgevallen van Allah en Allah is de Bezitter van de Geweldige Gunst.” Verwijs naar Al-‘Imran: 173-174. 20 Ghafir: 44 Allah zei, “Allah beschermde hen toen, voor het slechte wat zij hadden beraamd, terwijl de ergste bestraffing Fir’aun en zijn volgelingen omsingelde. Verwijs naar Ghafir: 45.

  • Wat er gezegd moet worden bij het confronteren richting een weg of wanneer de wegen onzeker voor hem zijn Zestiende:

    “Moge mijn Heer mij op de rechte Weg leiden.”22 Wat er gezegd moet worden wanneer het aantal vijanden veel zijn en het aantal moslims weinig is Zeventiende:

    “O mijn Heer ik ben verslagen, help mij daarom.”23 Achttiende: [Indien enkele van de Moslims bang worden wegens de grote aantallen en sterkte van de kuffar, zouden de Mensen van Kennis en Imaan hen moeten herinneren met de volgende verzen.]

    21 Al-Qasas: 21 Allah (de Allerhoogste) informeerde ons, “En een man kwam aanrennen van het andere eind van de stad, terwijl hij riep: O Moesa, voorwaar, de vooraanstaanden beramen een list om jou te vermoorden. Vertrek daarom: voorwaar, ik behoor tot de raadgevers voor jou.” Daarom vertrok hij van daar, vrezend (en) op zijn hoede. Hij zei: “Mijn Heer, red mij van het onrechtvaardige volk.” Verwijs naar Al-Qasas: 20-21. 22 Allah (de Allerhoogste) heeft vermeld betreffende Moesa عليه السالم, “En toen hij in de richting van Madyan ging, zei hij, “Moge mijn Heer mij op de rechte Weg leiden.” Verwijs naar Al-Qasas: 22. 23 Dit is gebaseerd op de Vers in Al-Qamar: 10, “Waarop hij zijn Heer aanriep (en zei:), “Ik ben verslagen, help daarom.” Verwijs naar Al-Qamar: 9-11: “Vóór hen loochende het volk van Noeh, zij loochenden Onze dienaar, en zij zeiden: “Een bezetene!” En hij werd verbannen. Waarop hij zijn Heer aanriep (en zei:), “Ik ben verslagen, help daarom.“ Wij openden toen de poorten van de hemel met neergietend water.”

  • “Hoeveel Kleine troepen hebben niet grote groepen overwonnen, met het verlof van Allah.” 24 Negentiende:

    “Weet: voorwaar, de hulp van Allah is nabij.”25 Wat er gezegd moet worden bij het zien van de menigte van de vijanden. Twintigste:

    “Dit is wat Allah en Zijn Boodschapper ons hebben beloofd, en Allah en Zijn Boodschapper hebben gelijk.” 26 Wat de Moslims moeten zeggen wanneer er gevreesd wordt dat de vijanden zullen binnenvallen Eenentwintigste:

    “Ha-Mim.”27

    24 Al-Baqarah: 249 Allah vermelde over Talut en Zijn Mujahideen, “Toen hij en degenen die met hem geloofden (de rivier) waren overgestoken, zeiden zij “Wij hebben vandaag geen kracht om Djaloet (Goliath) en zijn legers te bevechten.” Degenen die overtuigd waren dat zij Allah zeker zullen ontmoeten, zeiden: “Hoeveel kleine troepen hebben niet grote groepen overwonnen, met het verlof van Allah? En Allah is met de geduldigen.” Verwijs naar Al-Baqarah: 249. 25 Al-Baqarah: 214 Allah (de Allerhoogste) heeft vermeld, “Denken jullie dat jullie het Paradijs zullen binnengaan, terwijl het gelijke dat tot degenen kwam die voor jullie zijn heengegaan, nog niet tot jullie is gekomen? Rampen en tegenspoed troffen hen en zij werden zo geschokt dat de Boodschapper en degenen die met hem geloofden, zeiden, “Wanneer komt de hulp van Allah?” Weet: Voorwaar, de hulp van Allah is nabij.” Verwijs naar Al-Baqarah: 214. 26 Al-Ahzab: 22. Allah heeft ons geïnformeerd, “En toen de gelovigen de bondgenoten zagen, zeiden zij: “Dit is wat Allah en Zijn Boodschapper ons hebben beloofd, en Allah en Zijn Boodschapper hebben gelijk.” En het doet hun slechts toenemen in geloof en onderwerping.” 27 Ghafir: 1. De Profeet صلى اهللا عليه وسلم zei, “Wanneer de vijand (besluit om) jou (in de nacht) binnen te vallen, zeg dan: “Ha-Mim” – zij zullen dan niet zegevieren.” Overgeleverd door Ahmad (4/65, 377), At-Tirmidhi (1682), Abu Dawoed (2597), An-Nasa’i in “Al-Yawm Wal-Laylah” (617), Ibn Al-Jarud (1063), Ibn

  • Wat er gezegd moet worden wanneer de vijanden controle winnen van een land en de Moslims zwak en onderdrukt worden Tweeëntwintigste:

    “Op Allah hebben wij ons vertrouwen gesteld. Onze Heer maak ons geen voorwerp van vervolging door het onrechtplegende volk.”28 Wat er gezegd moet worden tijden de veldslag als de Moslims vrezen dat zij zich zullen verbazen door hun aantallen Drieëntwintigste:

    “O Allah, U bent onze Steuner en U bent onze Helper, bij U drijven we (de vijand) terug, en bij U vallen we aan, en bij U strijden we.”29

    Sa’d in zijn “At-Tabaqat” (2/72), Abdur-Razzaq in zijn “Musannaf” (9467), Ibn Abi Shaybah (14/414). Voor authentiek verklaard door Al-Hakim (2/107), en Ibn Kathir zei in zijn “Tafsir” (4/69), “Zijn keten is Sahih”. 28 Allah (de Allerhoogste) zei, “Toen geloofde niemand Moesa, behalve (enkele) jongelingen van zijn volk, ondanks zij vreesden dat Fir’aun en zijn vooraanstaanden hen zouden vervolgen. En voorwaar, hij behoorde zeker tot de buitensporigen. En Moesa zei: “O mijn volk, als jullie in Allah geloven, stelt dan jullie vertrouwen op Hem, als jullie je hebben overgegeven (aan Allah).” Toen zeiden zij, “Op Allah hebben wij ons vertrouwen gesteld, Onze Heer, maak ons geen voorwerp van vervolging door het onrechtplegende volk. En red ons door Uw Barmhartigheid van het ongelovige volk. “ Verwijs naar Yunus: 83-86. 29 Dit is gebaseerd op de overlevering welke gevonden is in Abu Dawoed (2632), Ibn Hibban (4761), Abu Ya’la (2904, 2949, 3133), Abu ‘Awanah in zijn “Sahih” (4/217, 514), en At-Tirmidhi (3584), op gezag van Anas Ibn Malik رضي اهللا عنه. At-Tirmidhi kwalificeerde het als “Hasan Gharib”. Adh-Dhiya kwalificeerde het als “Sahih” in “Al-Mukhtarah”, en ook An-Nasa’i in “Al-Amal”(604), en vele anderen ook. Verwijs ook naar voetnoot #4, welke de oorspronkelijke verwoording van de Hadith is.

  • Wat er gezegd moet worden als je doodsbang bent of wanneer het slechte kwaad van de vijand nabij is Vierentwintigste:

    “Niemand heeft het recht aanbeden te worden behalve Allah.”30 Wat er gezegd moet worden als hij (een volk) mensen vreest Vijfentwintigste:

    “O Allah, we plaatsen U voor hen en we zoeken toevlucht bij U tegen hun kwaad.”31 Wat er gezegd moet worden wanneer de moslims belegerd worden en de vijanden wensen hen te doden Zesentwintigste:

    “O Allah, wees voldoende voor ons tegen hen zoals U wenst!”32

    30 Overgeleverd door Al-Bukhari (31, 3403. 6650, 6716), Moeslim (2880), op gezag van Zaynab اهللا عنها .رضي 31 Overgeleverd door Abu Dawoed, Ibn Hibban in zijn “Sahih” (4765), Ahmad (4/414), At-Tayalisi (524), Al-Hakim (2/154), op gezag van Abu Musa Al-Ash’ari رضي اهللا عنه. Ath-Thahabi kwam overeen met Al-Hakim in zijn keten dat het “Sahih” is, in overeenstemming met de voorwaarden van Al-Bukhari en Moeslim. Abu Awanah was het ook eens in zijn “Sahih” (4/217). En An-Nawawi en Al-Iraqi, verklaarde zijn keten “Sahih” te zijn in “Sharh Al-Manawi Ala Al-Jami As-Saghir.” (5/121). 32 Overgeleverd door Moeslim in zijn “Sahih” (3005) op gezag van Suhayb رضي اهللا عنه. Deze dua kwam in het verhaal van de Mensen van de Greppel, over de jongen, de monnik, de koning en de tovenaar. Verwijs naar de Tafsir van Surat Al-Buruj. Verwijs ook naar onze boek “de mensen van de greppel”.

  • Wat er gezegd moet worden wanneer de Kuffar de boeken van de moslims vernietigen of wanneer ze arrogantie tonen Zevenentwintigste:

    “O Allah! Verscheur hen minstens met volledige verstrooiing.”33 Wat er gezegd moet worden wanneer de kuffar de Moslims afleiden van gehoorzaamheid aan Allah Achtentwintigste:

    “Moge Allah hun (dwz. de Kuffars) huizen en graven vullen met vuur!” 34 Wat er gezegd moet worden wanneer de Moslims hun vijanden verrassen met een aanval Negenentwintigste:

    33 Overgeleverd door Al-Bukhari (64, 2781, 4162, 6836), en Abu Aqanah (4/271-272)- dat Ibn ‘Abbas عنهما rapporteerde, “De Boodschapper van Allah stuurde een brief naar Kisra met Abdullah Ibn Huthafah رضي هللاAs-Sahmi رضي اهللا عنه en zei hem om het te geven aan de gouverneur van Bahrain. De gouverneur van Bahrain gaf het aan Kisra, en toen hij de brief las, scheurde hij het in stukken. (Az-Zuhri, de hulp-verteller, voegde toe, “Ik denk dat Sa’d Ibn Al-Musayyab رحمه اهللا zei, “De Boodschapper van Allah smeekte (Allah) dat zij (dwz. Kisra en zijn metgezellen met volledige dispersie verscheurd worden.” Ibn Sa’d vermelde in zijn “At-Tabaqat” (1/258-260) op gezag van Abdullah Ibn Huthafah As-Sahmi met de woordkeus, “O Allah! verscheur zijn koninkrijk!” verwijs ook naar “Fath Al-Bari (8/127, 13/242), en “Nasb Ar-Rayah”(4/421). En hetgeen welke in Al-Bukhari is, is het meest betrouwbaar. 34 Overgeleverd door Al-Bukhari (2773) en Moeslim (627) – op gezag van Ali رضي اهللا عنه dat hij zei: toen het de dag van de slag van Al-Ahzab (dwz. de bondgenoten), zei de Boodschapper van Allah, “Moge Allah hun (dwz de Kuffars) huizen en graven vullen met vuur, aangezien zij ons zo erg bezig hielden dat we het middelste gebed (dwzs. ‘Asr) niet hadden verricht totdat de zon onderging.”

  • “Allah is de Grootste! “Khaybar” (*de ongelovige stad, die aangevallen werd zou hier moeten worden vermeld] is vernietigd! Waarlijk, wanneer we in een gemeenschap (van de vijand) aankomen (om te vechten), is het een misselijkmakende ochtend voor degene die gewaarschuwd waren!” 35 Wat er gezegd moet worden tegen degene die de Moslims uitschelden en schade berokkenen Dertigste:

    “O Allah! Overman hen met een hond van onder Uw honden!” 36 Eenendertigste:

    “O Allah! Het is op U om de ongelovigen [ * de namen van de ongelovigen zouden hier moeten worden vermeld] (te vernietigen).” 37 35 Overgeleverd door Al-Bukhari (364, 585, 905, 2785, 2829, 3447, 3961, 3962, 3964), en Moeslim (1365) – op gezag van Anas Ibn Malik رضي اهللا عنه. De Profeet صلى اهللا عليه وسلم bereikte Khaybar in de ochtend, terwijl de mensen buiten kwamen met hun spaden dragen over hun schouders. Toen ze hem zagen zeiden ze, “Dit is Mohammed en zijn leger! Mohammed en zijn leger!” En dus namen ze wraak in de fort. De Profeet rees zijn beide handen en zei: “Allah is de Grootste! Khaybar is verslagen! Waarlijk toen we arriveerden in een gemeenschap (van de vijand, om te vechten), het een ellendige ochtend voor degenen die gewaarschuwd waren!” En Moeslim overleverde dat hij dit drie keer herhaalde. 36 Het is vastgelegd dat de Profeet صلى اهللا عليه وسلم smeekte met, “O Allah! Overman hem met een hond van onder Uw honden!” tegen ‘Utbah Ibn Abi lahab; en dus sprong toen plotseling een leeuw op hem en doodde hem terwijl hij sliep in het midden van zijn metgezellen- zoals overgeleverd in “Al-Isabah”(6/527). Overgeleverd door Ibn Qani in zijn “Mu’jam”(1188), en “Sahih” verklaard door Al-Hakim (3984). Ibn Hajar zei in “Fath Al_bari”(4/39), “Het is een Hasan Hadith.” As-San’ani volgde hem en verklaarde het ook “Hasan” in “Subul As-Salam” (2/195). En evenzo, verklaarde Ash-Shawkani in “Nayl Al-Awtar”(5/98) zijn keten “Hasan”. In de overlevering van Al-Hakim, “De zoon van Abu Lahab was gewend om de Profeet صلى اهللا عليه وسلم uit te schelden. En dus bidde de Profeet صلى اهللا عليه وسلم, “O Allah! Overman hem met Uw hond!” En dus liep de zoon van Abu Lahab met een caravan voorwaarts richting Sham, en toen stopten ze bij een plaats, en zei hij, “Ik ben bang voor de smeekbede van Mohammad.”En dus zeiden zij hem, “Wees niet (bang)!”Aldus plaatsten ze hun bagage rondom hem, en zaten ze hem te beschermen. Toen kwam de leeuw en doodde hem en ging met hem weg.” 37 Overgeleverd door Al-Bukhari (237, 498, 2776, 3014, 3641), en Moeslim (1794) op gezag van Abdullah Ibn Mas’oed رضي اهللا عنه. Wanneer de Profeet het gebed verrichtte in de schaduw van de Ka’bah, terwijl Abu Jahl en enkele van zijn compagnons zaten. Ze zeiden tegen elkaar, “Wie van jullie zal de dominale inhouden van de kameel van die en die persoon halen, en het plaatsen op Mohammads rug wanneer hij

  • Wat er gezegd moet worden wanneer de kuffar opscheppen over hun Tawaghit en hun wereldse bezittingen. Tweeëndertigste:

    “Allah is de Grootste en de Subliemste! Allah is onze Helper en jullie hebben geen helper!” 38 Allah oprecht vragen voor het martelaarschap Drieëndertigste:

    “O Allah! Schenk me het martelaarschap op Uw Weg!” 39

    neerknielt!?” En dus zonden ze de meest verachtelijke persoon, en hij ging en haalde het. Ze wachtten toen totdat de Profeet صلى اهللا عليه وسلم neerknielde en plaatsten het op zijn rug tussen zijn schouders terwijl ik keek zonder iets te veranderen, had ik maar sterkte! En dus begonnen zij te lachen en elkaar te amuseren, terwijl de Boodschapper neerknielde en zijn hoofd niet optilde. Totdat Fatima (dwz. de Profeets dochter) kwam en hen van hem weggooide. Hij tilde toen zijn hoofd op en zei, “O Allah! Het is op U om de Quraysh (te vernietigen)! O Allah! Het is op U om de Quraysh (te vernietigen)! En dit werd een bezorgdheid voor hen, want zij beschouwden dat die smeekbede in dat land beantwoord wordt (door Allah). Toen zei hij (dwz. de Profeet), “O Allah! Het is op U om Abu Jahl (te vernietigen)! Het is op U om Utbah Ibn Rabi’ah (te vernietigen), en Shaybah Ibn Rabi’ah en Al-Walid Ibn Utbah en Umayyah Ibn Khalaf, en Uqbah Ibn Mu’ayt!” En hij vermelde ook een zevende persoon welke hij (dzw Ibn Masoed) niet herinnerde. Ibn Masoed zei toen, “Bij Hem in Wiens Handen mijn leven ligt! Ik zag degenen die de Boodschapper van Allah (die dag) opnoemde, (gedood en) geworpen in de put – de Put van Badr.” De zevende persoon is vastgelegd in een verschillende overlevering door Al-Bukhari (498), en die is Ammarah Ibn Al-Walid. 38 Overgeleverd door Al-Bukhari (2874, 3817), en Aboe ‘Awanah (4/323, 325) op gezag van Al-Bara Ibn ‘Azib رضي اهللا عنه, op de veldslag van Uhud- Abu Sufyan begon poëtisch te verkondigen, “O Hubal, wees groot!” Daarop zei de profeet صلى اهللا عليه وسلم (tegen zijn metgezellen), “Waarom antwoorden jullie hem niet terug?” Zei zeiden, “O Boodschapper van Allah! Wat zouden wij moeten zeggen?” Hij zei, “Zeg: Allah is Groter en Subliemer.” (Toen) zei Abu Sufyan, “Wij hebben de (Taghut) Uzza, en jullie hebben geen Uzza.” De Profeet zei (tegen zijn metgezellen), “Waarom antwoorden jullie hem niet terug?” Zij vroegen, “ O Boodschapper van Allah! Wat zouden we moeten zeggen?” Hij zei, “Zeg: Allah is onze Helper en jullie hebben geen helper.” 39 Overgeleverd door Al-Bukhari (1791) en Imam Malik in zijn “Al-Muwatta” (989) – gerapporteerd door Zayd Ibn Aslam van zijn vader dat ‘Umar Ibn Al-Khattab zei,

    “O Allah, Schenk me het martelaarschap op Uw weg! En maak mijn dood in het land van Uw Boodschapper!” Verwijs ook naar “Taghliq At-Ta’liq” (3/135). En de Profeet صلى اهللا عليه وسلم smeekte dat zijn Ummah martelaarschap wordt geschonken, zoals Imam

  • Hulp zoeken van Allah wanneer je de vijanden ontmoet Vierendertigste:

    “O Allah! Geef ons hetgeen dat U ons beloofd heeft! O Allah! Vervul voor ons hetgeen dat u ons beloofd heeft! O Allah! Indien U deze groep van de Mensen van Islam vernietigd, zult U niet aanbeden worden in het land.” 40 Wat er gezegd moet worden wanneer de Moslims de Kuffar bestormen, of wanneer ze binnen dringen in de forten van de vijanden Vijfendertigste:

    ``Niemand heeft het recht om aanbeden te worden behalve Allah, en Allah is de Grootste!`` 41 Ahmad overleverde en Al-Halim “Sahih”verklaarde; verwijs naar “Al-Musnad”(3/347-348) en “Al-

    Mustadrak”(2464); dat de Profeet صلى اهللا عليه وسلم zei “O Allah! Laat het sterven van mijn Ummah op Uw weg zijn, door het worden aangevallen en van de plaag.” Al-Munthiri verklaarde dit “Sahih”, en Al-Haythami verklaarde zijn overleveraars betrouwbaar. Ibn Hajar zei in “Fath Al-Bari (10/182), “De geleerden zeiden: Hij wilde voor zijn Ummah om de edelste type van het martelaarschap te bereiken – en dat is het gedood worden op de weg van Allah aan de handen van de vijanden, ofwel van onder de mensen, of van de djinn.” Moeslim overleverde in zijn “Sahih” (1909), op gezag van Sahl Ibn Hunayf رضي اهللا عنه dat de Profeet صلى اهللا عليه وسلم zei, “Eenieder die Allah oprecht vraag om het martelaarschap- zal Allah hem de rangen van de martelaren bereiken, zelfs als hij in zijn bed sterft.” 40 Dit is gebaseerd op de Hadith overgeleverd door Moeslim (1763), Aboe ‘Awanah (4/220, 255), en Ibn Hibban (4793) – dat op de Dag van Badr, de Profeet صلى اهللا عليه وسلم naar de Mushrikin keek en hen zag als 1000 in aantal, terwijl zijn metgezellen 319 man telde. En dus keerde de Profeet صلى اهللا عليه وسلم zich richting de Qiblah, strekte zijn twee

    handen uit en zei luidhartig tegen zijn Heer,

    “O Allah vervul voor mij hetgeen dat U me beloofd heeft! O Allah! Geef hetgeen U me beloofd heeft! O Allah! Indien U deze groep van de mensen van Islam vernietigd, zult U niet in het land aanbeden worden!” Hij ging voort met het roepen tot zijn Heer met zijn handen uitgestrekt, richting de Qiblah, totdat zijn mantel van zijn schouders viel, en dus kwam Abu Bakr رضي اهللا عنه naar hem en legde zijn mantel terug

  • Wat er gezegd met worden wanneer enkele Moslims gevangen genomen worden of in tegenspoed zijn Zesendertigste:

    ``O Allah! Red de zwakke en onderdrukte Gelovigen [* en dan zouden de namen van de gelovigen hier vermeld moeten worden]! O Allah! Verhard Uw straf op de ongelovigen [* de namen van de ongelovigen zouden hier vermeld moeten worden], O Allah! Maak het voor hen jaren (van hongersnood) zoals de jaren van Yusuf!`` 42 op zijn schouders, en stond achter hem. Hij zei toen, `` O Profeet van Allah! Zoiets is uw dringend verzoek aan Uw Heer, die Hij zeker zal vervullen met Zijn Belofte aan u!`` Aldus openbaarde Allah (de Allerhoogste) de verzen, `` … (Al-Anfal: 9). Verwijs ook naar Al-Bukhari (2758, 3737, 4594, 4596). 41 Overgeleverd door Moeslim in zijn `` Sahih`` (2920) op gezag van Abu Hurayrah رضي اهللا عنه, dat de Profeet صلى اهللا عليه وسلم zei, `` Jullie hebben gehoord over een stad, een kant welke in het land is en de andere kant is in de zee (dwz Constantinopel). Ze zeiden: ``Ja O Boodschapper van Allah!``. Daarop zei hij, `` Het laatste Uur zal niet komen tenzij zeventigduizend personen van de Kinderen van Ishaaq (de vader van Yaqub عليه السالم,, dwz. Isra´il) het zullen aanvallen. Wanneer ze daar zouden landen, zullen ze noch vechten met wapens noch zullen ze overstelpen met pijlen, maar zij zullen slechts zeggen: `` Niemand heef het recht aanbeden te worden behalve Allah, en Allah is de Grootste!`` - en dat een van de kanten van de stad zal vallen. (Thaur, een van de overleveraars) zei: Ik denk dat hij zei: Het deel bij de kant van de oceaan). Dan zullen ze voor de tweede keer zeggen: `` Niemand heeft het recht aanbeden te worden behalve Allah, en Allah is de Grootste!`` - en die tweede kant zal ook vallen en zij zouden zeggen: `` Niemand heeft het recht aanbeden te worden behalve Allah, en Allah is de Grootste!`` - en de deuren zullen voor hen geopend worden en zij zullen erin treden en zij zullen beginnen om oorlogsbuiten te verzamelen en terwijl zij hen verdelen onder henzelf, zal er een lawaai gehoord worden en er zal worden gezegd: ``Waarlijk, de Dajjal is gekomen.`` En dus zullen zij daar alles achterlaten en keren naar hem.`` 42 Aboe Hurayrah رضي اهللا عنه, vertelde, ``De Boodschapper van Allah was het gewend om zijn hoofd (na ruku´) op te heffen en te zeggen: `` Sami Allahu Liman Hamidah, Rabbana Wa Lak Al-Hamd.`` - en te smeken voor de mannen, en noemde hen bij hun namen, zoals hij zou zeggen, `` O Allah! Red Al-Walid Ibn Al-Walid, en Salamah Ibn Hisham, en ´Ayyash Ibn Abi Rabi´ah en de zwakke en onderdrukte Gelovigen! O Allah! Verhard Uw straf op (de stam van) Mudhar, en veroorzaak ervoor jaren (van hongersnood) zoals de jaren van Yusuf.`` En de Mensen van het Oosten van Mudhar waren die dag in tegenstelling in de strijd met de Profeet صلى اهللا عليه وسلم .`` Verwijs naar Al-Bukhari (771, 2774, 4322,

    5847, 6030).En in een overlevering.. , … de zwakke en onderdrukten in Mekkah.” En

    in een overlevering, herhaalde hij, `` O Allah! Red…`` voor de naam van elke zwakke en onderdrukte. En hij was het gewend te smeken met dit in de Qunut in de laatste Rak´ah van Salat Al-Isha. Verwijs ook naar Moeslim (675).

  • Het prijzen van Allah na overwinning Allah (de Allerhoogste) zei:

    ``O jullie die geloven, gedenkt de genade van Allah aan jullie, toen een leger tot jullie was gekomen. Wij zonden toen een (verwoestende) wind tegen hen en een leger (van Engelen) dat jullie niet zagen. En Allah is Alziende over wat jullie doen. Toen zij tot jullie kwamen, van boven jullie en van onder jullie en toen de ogen zich afwendden en de harten in de kelen schoten en jullie (het slechte) over Allah veronderstelden. Daar werden de gelovigen beproefd en hevig geschokt. En (gedenk) toen de huichelaars en degenen, in wier harten en ziekte is, zeiden: Allah en zijn Boodschapper hebben ons slechts een misleidende belofte gedaan.” 43

    43 Al-Ahzab: 9-12

  • Voorzeker, de Boodschapper van Allah is voor jullie een goed voorbeeld: voor wie op (de beloning van) Allah en de Laatste Dag hoopt, en voor wie Allah veelvuldig gedenkt. En toen de gelovigen de bondgenoten zagen, zeiden zij: “Dit is wat Allah en Zijn Boodschapper ons hebben beloofd, en Allah en Zijn Boodschapper hebben gelijk.” En het doet hun slechts toenemen in geloof en onderwerping. Onder de gelovigen zijn er mannen die de belofte die zij aan Allah gedaan hebben trouw blijven. Onder hen zijn er wiens wens vervuld is (omwille van Allah gedood zijn) en onder hen zijn er die (daarop) wachten. En zij hebben niets veranderd (in hun belofte). Opdat Allah de waarachtigen zal belonen voor hun waarachtigheid en Hij de huichelaars zal bestraffen, als Hij wil, of hun berouw aanvaarden. Voorwaar, Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig. En Allah dreef de ongelovigen en hun woede (over hun verlies) terug: zij bereikten niets van het goede. En Allah hield (de ongelovigen) af van de gelovigen in de strijd. En Allah is sterk, Almachtig. En Hij zond degenen die hen (de bondgenoten) steunden van de Lieden van de Schrift van hun fort naar beneden. En Hij wierp angst in hun harten. Jullie doodden een groep (mannen) en jullie namen een groep (vrouwen en kinderen) gevangen. En Hij deed jullie hun land en hun huizen en hun bezittingen erven en een land dat jullie nog niet betreden hebben. En Allah is Almachtig over alle zaken.” 44 Zevenendertigste:

    “Niemand heeft het recht om aanbeden te worden, behalve Allah alléén; Hij gaf eer aan Zijn leger, Hij gaf overwinning aan Zijn dienaren, hij versloeg de coalitie zonder hulp, en er is niets na Hem.” 45

    44 Al-Ahzab: 21-27 45 Overgeleverd door Al-Bukhari (3888) en Moeslim (2724), op gezag van Aboe Hurayrah رضي اهللا عنه,. En dit is een vorm van gedenking en dankbaarheid voor de gunsten van Allah, zoals vermeld in de vers van Al-Ahzab. Imam Ahmad Shakir رحمه اهللا zei in zijn voetnoten op “Musnad Ahmad” (15/8053), “Zijn keten is Sahih.” De deel, “er is niets na Hem” is gelijk aan de vers in Al-Qasas: 88, “…

  • Het prijzen van Allah na een Veldslag Achtendertigste:

    “O Allah! Aan U behoort alle lof! O Allah! Niemand kan hetgeen dat U gegeven heeft achterhouden, noch kan iemand geven wat u achtergehouden heeft; Niemand kan hetgeen leiden welke U heeft doen laten dwalen, noch kan iemand degenen laten dwalen welke U geleid heeft! Niemand kan hetgeen dat U verboden heeft, verlenen, noch kan iemand hetgeen dat U heeft verleend, verbieden! Niemand kan hetgeen dat U ver gemaakt heeft, dichter brengen, noch kan iemand datgene dat U nabij heeft gemaakt, op afstand houden! O Allah! Verleen ons van Uw zegeningen, Uw genade, Uw Gunst, en Uw Provisie! O Allah Ik vraag U voor de eeuwigdurende begeerten welke niet weggaan noch tot een eind komen! O Allah! Ik vraag U voor het genot op de Dag van Armoede, en voor veiligheid op de Dag van Vrees. O Allah! Ik zoek toevlucht bij U tegen het kwaad dat U ons gegeven heeft en het kwaad dat U van ons vandaan houdt. O Allah! Maak Imaan geliefd voor ons, en verheerlijk het voor ons in onze harten! En maak kufr verdorven en ongehoorzaamheid hatelijk voor ons! En maak ons van degenen die recht geleid zijn, niet onteerd en getest! O Allah! Dood de ongelovigen – degenen die Uw Boodschappers ontkennen en belemmeren op Uw Weg! En plaats Uw straf en kwelling op hen! O Allah! Dood die ongelovigen die de Schrift gegeven werd (dwz. de Joden en Christenen), O U, Degene Die het waardig is om alléén te worden aanbeden!” 46

    46 Overgeleverd door Imam Ahmad in zijn “Musnad” (3/424), Al-Bukhari in zijn “Al-Adab Al-Mufrad” (699), Al-Hakim in “Al-Mustadrak”(1868, 4308), An-Nasa’i in “As-Sunan Al-

  • Wat er gezegd moet worden voor iemand die niet standvastig kan zijn op een strijdros of soortgelijken Negenendertigste:

    “O Allah! Maak hem stevig, en maak hem een leider, een rechtgeleide iemand!” 47

    Kubra” (6/156), Al-Bazzar in zijn “Musnad” (9/3724), At-Tabarani in “Al-Mu’jam Al-Kabir” (5/4549), Al-Bayhaqi in “Al-Itiqad (152-153), Aboe Nu’aym in “Al-Hilyah” (10/127), Ibn Abi ‘Asim in “As-Sunnah” (381). Dit is wat de Profeet صلى اهللا عليه وسلم smeekte toen de mushrikun zich terugtrokken op de Dag van Oehud, en de metgezellen stonden achter hem in rechte rijen. Al-Hakim verklaarde het “Sahih” op de voorwaarden van Al-Bukhari en Moeslim, en Ath-Thahabi stemde ermee in. Al-Haythami zei in “Al-Mujma” (9849), “de overleveraars van Ahmad (in deze hadith) zijn mannen van de Sahih.” Al-Albani اهللا .(verklaarde het authentiek in “Sahih Al-Adab Al-Mufrad.” (1541 رحمه47 Overgeleverd door Al-Bukhari (2857, 2911, 4098, 4099, 5739, 5974) en Moeslim (2475, 2476), op gezag van Jarir Ibn Abdillah رضي اهللا عنه,, dat hij zei, “De Boodschapper van Allah zei tegen me, Zul jij me niet ondersteunen tegen Thul-Khalasah (dwz een idool welke de mensen gebruikten om te aanbidden en het werd Al-Ka’bah Al-Yamaniyyah genoemd)?” Ik antwoordde, “Ja (Ik zal u ondersteunen).” En dus reed ik verder met honderdenvijftig strijdkrachten van de Ahmas stam, die ervaren waren in het berijden van paarden. Ik was het gewend om niet stevig op paarden te zitten, en dus informeerde ik daarover de Profeet en hij klopte mijn borstkast met zijn hand totdat ik de tekenen van zijn hand op mijn borstkas zag en hij zei, “O Allah! Maak hem stevig en maak hem een leider, een rechtgeleide!” Sindsdien ben ik nooit gevallen van een paard. Thul-Khalasah was een huis in Jemen behorend tot de stammen van Khath’am en Bajilah, en erin waren er idolen welke aanbeden werden, en het werd “Al-Ka’bah” genoemd. Jarir ging daar, verbrandde het met vuur en sloopte het. Toen Jarir Jemen bereikte, was er een man die goede voortekenen voorspelde en gaf door afgeworpen pijlen van waarzeggerij (Azlam). Iemand zei tegen hem, “De boodschap van de Boodschapper van Allah is hier aanwezig en als hij jou te pakken krijgt, zal hij jouw nek afhakken. Op een dag toen hij hen (dwz. de pijlen van waarzeggerij) gebruikte, stopte Jarir daar en zei tegen hem, “Breek ze (dwz de pijlen) en getuig dat niemand het recht heeft om aanbeden te worden behalve Allah, anders zal ik fel naar jouw nek uithalen.” En dus brak de man die pijlen en getuigde dat niemand het recht heeft om aanbeden te worden behalve Allah. Vervolgens zond Jarir een man genaamd Aboe Artat van de stam van Ahmas naar de Profeet om het goede nieuws (van het vernietigen van Thul-Khalasah) mee te delen. Aldus toen de boodschap de Profeet bereikte, zei hij, “O Boodschapper van Allah! Bij Hem die U zond

  • Het bevel van de Imam aan de Commandant van het leger Veertigste:

    Hij geeft hem het bevel om Allah te vrezen en goed te zijn met de Moslims die met hem zijn, en zegt dan: “Plunder in de Naam van Allah op de Weg van Allah! Vecht tegen degenen die niet geloven in Allah. Val binnen! Houdt de buit niet achter; breek je belofte niet; vermink (de dode lichamen) niet; en dood geen kinderen. En wanneer je jouw vijand van onder de mushrikeen ontmoet, nodig hen uit naar drie manieren van actie. Als zij dan aan jullie antwoorden met betrekking tot een ervan, accepteer het van hen en weerhoudt jezelf van het berokkenen van enige schade aan hen.

    met de Waarheid, Ik verliet het niet totdat het net als een schurftige kameel was.” Vervolgens zegende de Profeet de paarden van Ahmas en hun mannen vijf keer.

  • Nodig hen dan uit om Islam (te accepteren); als ze dan jou antwoorden, accepteer het van hen en weerhoud jezelf van het brengen van enige schade aan hen. Nodig ze daarom om van hun landen te migreren naar het land van de Muhajireen (emigranten) en informeer ze dat, indien ze dat doen, dat voor hen dan hetgeen wordt wat voor de Muhajireen is en op hen zal hetgeen zijn welke op de Muhajireen is. Indien ze dan weigeren om te migreren van daar, informeer ze dat zij net zoals de Bedoeïen Moslims zullen zijn; het Oordeel van Allah welke toegepast wordt op de Gelovigen zal op hen toegepast worden, en zij zullen geen enkele deel van de oorlogsbuiten krijgen of de Fay’ tenzij zij met de Moslims vechten (tegen de ongelovigen). Wanneer zij dan weigeren (om de Islam te accepteren), vraag hen dan om de Jizyah. Als zij jou antwoorden, accepteer het dan van hen en weerhoudt je van het berokkenen van enige schade aan hen. Als zij weigeren (om de Jizyah te betalen), zoek dan hulp van Allah en bevecht hen. En wanneer je een fort bestormt en zij (de bestormde mensen) willen dat jij hen het verbond van Allah en het verbond van Zijn Profeet geeft, geef hen dan niet het verbond van Allah noch het verbond van Zijn Profeet, maar eerder, geef hen jouw verbond en het verbond van jouw metgezellen, omdat voor jou het houden van bewaking over jouw overeenkomsten en de overeenkomsten van jouw metgezellen makkelijker is dan het houden van bewaking over het verbond van Allah en het verbond van Zijn Boodschapper. En als je de mensen van een fort belegerd en zij willen dat je hen eruit laat in overeenstemming met Allahs Bevel, laat hen er dan niet uit in overeenstemming met Allahs bevel, maar doe als jouw (eigen) bevel, want je weet niet of je wel of niet in staat zult zijn om Allahs Bevel met betrekking tot hen kunt uitvoeren.” 48 Wat de Mujahideen zingen gedurende hun voorbereidingen Eenenveertigste:

    48 Overgeleverd door Moeslim (1731) op gezag van Buraydah رضي اهللا عنه, die zei, “Wanneer de Boodschapper van Allah een commandant voor een leger of detachement aanwees, zou hij hen specifiek bevelen om Allah te vrezen en om goed te zijn voor de Moslims die bij hem zijn, en dan zou hij bevelen: “Plunder in de Naam van Allah op de Weg van Allah…”. Verwijs ook naar Al-Bukhari in “At-Tarikh”(7/70), en Al-Khatib in zijn “Tarikh” (3/39). “…doodt geen kinderen…”. Met betrekking tot het verbod van het doden van vrouwen en kinderen van de kuffar, en zijn beperkingen, verwijs naar onze essay, “De Opheldering betreffende het opzettelijk richten op vrouwen en kinderen”.

  • “O Allah, ware het niet voor U, dan zouden we niet geleid zijn, Noch zouden we in liefdadigheid hebben gegeven,

    Noch zouden we hebben gebeden. Aldus zend op ons Sakinah (dwz. rustigheid, kalmte) neer,

    En maak onze voeten stevig wanneer we (de vijand) ontmoeten, Inderdaad, de vijanden hebben een zonde jegens ons begaan,

    Als zij (ons in) fitnah (willen stoppen) (dwz. tegen ons willen vechten) weigeren we ( om te vluchten en zullen we vechten).” 49

    Tweeënveertigste:

    “O Allah, ware het niet voor U, zouden we niet geleid zijn, Noch zouden we in liefdadigheid hebben gegeven,

    Noch zouden we hebben gebeden. (Van Uw gunsten zijn we afhankelijk)

    En dus vergeef – en (wij ) zijn een opoffering voor U – wat we hebben gepleegd; En maak onze voeten wanneer we (onze vijand) ontmoeten stevig,

    En zend Sakinah (dwz rustigheid, kalmte) op neer Waarlijk als we geroepen worden (om oorlog te voeren tegen hen), zullen we komen.

    49 Overgeleverd door Al-Bukhari in zijn “Sahih” (2681, 2682, 2870, 3873, 3880, 6246, 6809) en Moeslim in zijn “Sahih” (1803), op gezag van Al-Baraa Ibn Azib رضي اهللا عنه,. Hij vertelde, “Ik zag de Boodschapper van Allah op de dag (van de veldslag) van Al-Khandaq, aarde dragen totdat het haar van zijn borstkast bedekt was met stof en hij was een harige man. Hij reciteerde de volgende verzen (van poëzie) van Abdullah (Ibn Rawahah) …” De Profeet was gewend zijn stem te heffen wanneer hij deze verzen

    reciteerde en hij verlengde (maakte het langer) met zijn stem.

  • En door te schreeuwen, hebben zij (dwz. de kuffar) steun (van anderen) tegen ons gezocht.” 50 Drieënveertigste:

    “O Allah! Waarlijk, het (ware) leven is het leven van het Hiernamaals!” [* En geef dus overwinning aan de Mujahideen over de kafir coalitie.] “Wij zijn degenen die de Ba’yah (Eed van Trouw) hebben gegeven aan [* de naam van de Amir zou moeten worden vermeld] om Jihad te voeren voor zolang als we leven.” 51

    50 Verwijs naar Al-Bukhari (3960), 5796, 5972) en Moeslim (1802, 1807), zie ook “Fath All-Bari” (7/466) – op gezag van Salamah Ibn Al-Akwa رضي اهللا عنه,, “we gingen uit naar Khaybar in het gezelschap van de Profeet. Terwijl we in de avond verder gingen, zei een man van de groep tegen ‘Amir, “O ‘Amir! Waarom laat je ons niet jouw poëzie horen?” ‘Amir was een dichter. En dus kwam hij naar beneden en begon voor de mensen poëzie te reciteren die tempo hield met de kameel’s voetstappen, zeggend: […het gedicht…]. Daarop vroeg de Profeet, “ wie is die (kameel) rijder (die poëzie reciteert)?” De mensen zeiden, “Hij is ‘Amir Ibn Al-Akwa.” Toen zei de Profeet, “Moge Allah Zijn Genade aan hem schenken.” Een man van onder de mensen zei, “O Boodschapper van Allah! Is (martelaarschap) aan hem geschonken. Zou dat kunnen zijn dat u ons langer van zijn gezelschap laat genieten. “ Toen bereikten we en belegerden we Khaybar totdat we getroffen werden met hevige honger. Toen hielp Allah de Moslims om het (dwz. Khaybar) te veroveren. In de avond van de dag van de overwinning van de stad, maakten de Moslims grote vuren. De Profeet zei, “Wat zijn deze vuren? Om te koken, waarvoor maken jullie het vuur?” De mensen antwoordden, “ (om) vlees (te koken).” Hij vroeg, “wat voor soort vlees?” Zij (dwz. de mensen) zeiden, “Het vlees van ezels.” De Profeet zei, “Gooi het vlees weg en breek de potten!” Enkele mannen zeiden, “O Boodschapper van Allah! Zullen we het vlees weggooien en de potten echter wassen?” Hij zei, “(Ja, je kunt) dat ook (doen).” En dus toen de legerrijen gearrangeerd werden in rijen (voor het gevecht), was Amirs zwaard kort en hij probeerde de voet van een jood ermee in te slaan, maar het scherpe kling van het zwaard keerde naar hem terug en verwondde zijn eigen knie, en dat veroorzaakte voor hem, zijn dood.Toen zij terugkeerde van de veldslag, zag de Boodschapper van Allah mij (in een droevige toestand). Hij nam mijn hand en zei, “Wat zit jou dwars?” Ik antwoordde, “Laat mijn vader en moeder opgeofferd worden voor u! De mensen zeggen dat de daden van ‘Amir verloren zijn.” De Profeet zei, “Eenieder die dat zegt, heeft het mis, want Amir heeft een dubbele beloning.” De Profeet rees twee vingers en voegde eraan toe, “Hij (dwz. Amir) was een volhardende vechter in de zaak van Allah en er zijn weinig Arabieren die het soortgelijk bereikt hebben van (de goede daden) die Amir heeft gedaan.” 51 Dit is gebaseerd op de overlevering van Al-Bukhari (2679, 2680, 2801, 3584, 3873, 3585, 3874, 6050), en Moeslim (1805), op gezag van Anas Ibn Malik, die zei, “De Boodschapper van Allah صلى اهللا عليه وسلم ging uit richting de Khandaq (dwz. greppel) en zag de emigranten en de Ansar de greppel in de koude ochtend opgraven. Ze hadden geen slaven om dat arbeid te doen voor hen. Toen de Profeet hun tegenspoed en honger zag, zei hij, “O Allah! Waarlijk, het (echte) leven is het leven van het Hiernamaals,

  • Smeekbede voor degenen die de Kuffar doodschieten Vierenveertigste:

    “O Allah! Verscherp (het mikken van) hun schotten! En beantwoordt hun smeekbeden!” 52 Smeekbede voor de detachering welke succesvol was Vijfenveertigste:

    “O Allah! Zegen hun strijdrossen en hun mannen!” 53 En we verlaten deze verhandeling welke bedoeld was om voordeel uit te halen voor de oprechte tegen de arrogante, met de smeekbede van de Edele Metgezel, Khubayb Ibn ‘Adiyy رضي اهللا عنه, toen hij zei voordat hij gekruisigd werd aan de handen van de vijanden van Allah:

    “O Allah! Tel hen één voor één! En dood hen bovendien verstrooit!

    En laat zelfs niet eens één van hen achter!” 54

    aldus vergeef de Ansar en de Emigranten.” Zei zeiden als antwoord aan hem, “Wij zijn degenen die de Bayah (eed van trouw) hebben gegeven aan Mohammed om Jihad te voeren voor zolang als we leven.” 52 Verteld door Al-Hakim (3/26, 500), Ibn Abi Asim in “As-Sunnah” (1408), Adh-Dhiya’ in “Al-Mukhtarah (1007), Aboe Nu’aym in “Al-Hilyah” (1/93), As-Sahmi in “Tarikh Jurjan” (321) – dat de Profeet اهللا عليه وسلم -met deze smeekbede. Authentiek verklaard door Al رضي اهللا عنه bidde voor Sa’d Ibn Abi Waqqas صلىHakim op de voorwaarden van Moeslim, en Ath-Thahabi stemde in en ook “Sahih” verklaard door Adh-Dhiya Al-Maqdisi. Al-Albani bestempelde het als “Dha’if” in zijn voetnoten aan “Mishkat Al-Masabih” (6069). 53 Overgeleverd door Al-Bukhari en Moeslim op gezag van Jarir Ibn Abdillah رضي اهللا عنه,, zijn Takhrij is vooraf gegaan in voetnoot # 47.

  • Dit is wat Allah ons in staat voor heeft gesteld om te brengen, en bij Hem vragen we om vergeving voor onze tekortkomingen hierin. Als er enige goed van dit is, is het van Allah, en als er enige fouten in zitten, is het van ons zelf en Shaytan – en Allah en Zijn Boodschapper zijn er vrij van. En we vragen Allah om Zijn zegeningen en gebeden te tonen op onze Boodschapper, en zijn familie, en zijn Metgezellen. Alle lof behoort aan Allah.

    54 Overgeleverd door Al-Bukhari (3989).