Download het jaarverslag 2004 (PDF)

128
KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN JAARVERSLAG 2004

Transcript of Download het jaarverslag 2004 (PDF)

Page 1: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN

JAARVERSLAG 2004

Page 2: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

Inhoud

Inleiding 1

Organisatiestructuur van de K.U.Leuven 3

Onderwijs 7 1. Globale beleidslijnen voor het universitair onderwijs 7 2. Kwaliteitszorg voor het onderwijs 11 3. Opleidingenaanbod 17 4. Gebruik van een andere onderwijstaal dan het Nederlands 23 5. Onderwijs- en examenregelingen 24 6. Gegevens over studenten 27 7. Examencommissie Vlaamse gemeenschap 31 8. Internationale relaties 32 Tabellen 41

Onderzoek 53 1. Het onderzoeksbeleid: resultaten en vooruitzichten 53 2. Kwaliteitsbewaking 67 3. Financieringsbronnen 71 4. Personeelsbestand 72 5. Nationale wetenschappelijke samenwerking 73 6. Internationale relaties 76 7. Besluit 77 Tabellen 80

Personeel 91 1. Een personeelsbeleid voor de toekomst 94 2. Personeelsbeleid voor academisch personeel 95 3. Personeelsbeleid voor ATP 100 4. Gelijke-kansenbeleid 101

Sociale voorzieningen voor studenten 103 1. Voorwoord en financiële middelen 103 2. Huisvesting 104 3. Voedingssector: universiteitsrestaurants Alma 106 4. Dienstensector 108 5. Gezondheidssector 114 6. Studentenorganisaties 115 7. Stafdiensten 115

Synthese van de jaarrekening 117 1. Afdeling Werking 117 2. Fonds voor Onroerende Investeringen 118

Page 3: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

3. Onderzoek 119 4. Patrimonium 119

De balans van de K.U.Leuven 121

Wetenschappelijke dienstverlening 125

K.U.Leuven Campus Kortrijk 127 1. Algemeen 127 2. Advies en begeleiding bij studie en studiekeuze 128 3. Interdisciplinair Research Centrum 128 4. Dienst Postacademische vorming 129 5. Impulscentrum voor Onderwijsvernieuwing 129 6. Bibliotheek 130 7. Informaticabeleid 130 8. Algemeen beheer 131 9. Studentenvoorzieningen 131 10. Universitaire parochie 132

Bijlagen

Page 4: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

INLEIDING

Met dit jaarverslag biedt de K.U.Leuven de Vlaamse regering een overzicht aan van haar werking in 2004. Het jaarverslag is opgesteld overeenkomstig de voorschriften van het besluit van de Vlaamse regering van 4 februari 1999 ter uitvoering van artikel 162 van het universiteitsdecreet van 12 juni 1991.

Het verslag omvat de belangrijkste cijfergegevens inzake de universitaire hoofdopdrachten van onderwijs, onderzoek en wetenschappelijke dienstverlening, en geeft ook een overzicht van de financiële situatie, van het personeelsbeleid en van diverse ondersteunende functies in de universiteit. Het verslag is voor de hoofdfuncties van onderwijs en onderzoek vooral gericht op de beleidsaspecten ervan. Er wordt op deze domeinen zo intens gewerkt dat het onmogelijk is in een (zelfs al vrij uitgebreid) jaarverslag een compleet beeld te geven van alle activiteiten.

De universiteit legt met dit verslag ook tegenover de buitenwereld en tegenover de academische gemeenschap verantwoording af over haar taakvervulling, die grotendeels wordt ondersteund met financiële middelen van de overheid. Uit de lectuur van dit verslag moge blijken dat de K.U.Leuven instaat voor kwaliteitsvol onderwijs, voor hoogstaand onderzoek en voor een brede dienstverlening. Men zal in het bijzonder opmerken dat zij werk maakt van de uitbouw van een systeem van kwaliteitszorg voor de onderwijs- en onderzoeksfuncties. Dergelijk systeem moet de vinger aan de pols houden van het dagelijks wetenschappelijk werk, en moet toelaten om hoogstaande prestaties te stimuleren en tekortkomingen snel te remediëren.

Ten slotte moet onderstreept worden dat onze universiteit bestaat en presteert door de inzet van het talent van alle medewerkers. Het past dan ook bij gelegenheid van dit jaarverslag de leden van de academische gemeenschap van harte te feliciteren en hen te danken voor hun onvervangbare bijdrage aan ons gezamenlijk universiteitsproject.

J. Roos A. Oosterlinck voorzitter Raad van bestuur rector

Page 5: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

3

ORGANISATIESTRUCTUUR VAN DE K.U.LEUVEN

1. De K.U.Leuven heeft haar bestuurlijke zetel op het adres Oude Markt 13, 3000 Leuven.

2. Bestuurlijke organen op het centrale niveau De belangrijkste gegevens over de organisatiestructuur van de universiteit worden gepubliceerd in de jaarlijkse uitgave van ‘Wegwijs’.

2.1 Als rechtspersoon heeft de K.U.Leuven haar juridische grondslag in de wet van 12 augustus 1911 (laatst gewijzigd in 1969 en 1970) die de rechtspersoonlijkheid verleent aan de K.U.Leuven, de Université Catholique de Louvain, de Vrije Universiteit Brussel en de Université Libre de Bruxelles. De basisregeling van de interne structuur is opgenomen in het Organiek reglement, dat wordt vastgesteld door de Inrichtende overheid op advies van de Raad van bestuur. Verdere interne regelingen, inzonderheid inzake de structuur van faculteiten, departementen en diverse andere organen worden geregeld in het Gewoon reglement, dat wordt vastgesteld door de Raad van bestuur na advies van de Academische raad.

2.2 In 2004 werd de bovenbouw van de K.U.Leuven grondig geherstructureerd. De bevoegdheden tussen Inrichtende overheid, Raad van bestuur en Academische raad werden herschikt. De samenstelling van de Raad van bestuur en de Academische raad werd eveneens gewijzigd: - voortaan maken in de Raad van bestuur de externe leden de meerderheid uit en is de

voorzitter van de Raad van bestuur een extern lid; - in de Academische raad werden naast vertegenwoordigers van de studenten en het

AAP/BAP, ook een vertegenwoordiging van het ZAP en het ATP opgenomen. Tevens werden twee nieuwe raden opgericht: de Universiteitsraad (samenkomst van Raad van bestuur en Academische raad) en de Bijzondere universiteitsraad (Universiteitsraad minus de leden van het Gemeenschappelijk bureau). De eerste krijgt een adviserende rol van algemeen-strategische aard (opdrachtsverklaring, strategisch beleid…), de tweede krijgt taken die te maken hebben met de verkiezing van de rector en evaluatie van de zittende rector én de Gebu-leden. Ook het verkiezingsreglement van de rector werd aangepast. De termijn van de rector en zijn bewindsploeg werd op 4 jaar gebracht, met positieve evaluatie doorlopend tot acht jaar. Ook werden er voor de rector, de Gebu-leden, de voorzitter van de Raad van bestuur en de externe leden van de Raad van bestuur profielen uitgewerkt. Ten slotte werd ook het bestuurscomité LRD opgericht en in de reglementen opgenomen. De interne reglementen K.U.Leuven werden in die zin grondig aangepast.

In de loop van 2004 werden ook voorbereidingen getroffen voor de herstructurering van de zgn. benedenbouw van de universiteit. Deze hervormingen hebben tot doel het beslissingsniveau dichter bij de basis te brengen zodat er sneller en meer resultaatsgericht kan worden gewerkt.

2.3 De Inrichtende overheid is het formele toporgaan van de universiteit. Zij bestaat uit de Aartsbisschop, de Vlaamse bisschoppen en daarnaast sedert de oprichting van de Associatie K.U.Leuven uit maximum 33 andere leden. De Raad van bestuur is het orgaan dat de verantwoordelijkheid voor het universitair bestuur en de middelen van de universiteit draagt tegenover derden; behoudens de leden van het Gemeenschappelijk bureau omvat deze raad ook een aantal leden uit de universitaire gemeenschap en een aantal leden aangewezen buiten de universiteit. De externe leden maken de meerderheid uit van deze Raad. De Academische raad draagt de verantwoordelijkheid voor het gehele academisch beleid. Hij is samengesteld uit de rector en de leden van het Gemeenschappelijk bureau, de decanen, vier studentenvertegenwoordigers, drie vertegenwoordigers van het assisterend academisch personeel en het bijzonder academisch personeel, drie vertegenwoordigers van het zelfstandig academisch personeel, één vertegenwoordiger van het administratief en technisch personeel. De studentendecaan en de academisch ombudsman zetelen tevens in de Raad met raadgevende stem.

2.4 Het uitvoerend bureau van zowel de Raad van bestuur als van de Academische raad is het ‘Gemeenschappelijk bureau’ dat behalve de rector, de algemeen beheerder en de vice-rector van de Campus Kortrijk maximum zes andere leden omvat. Deze leden worden door de rector, na zijn verkiezing, ter benoeming aan de Inrichtende overheid voorgesteld. De huidige functie-invulling van deze leden is:

Page 6: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

4

- drie vice-rectoren die elk als groepsvoorzitter het beleid coördineren van respectievelijk de groep Humane wetenschappen, de groep Exacte wetenschappen en de groep Biomedische wetenschappen;

- drie coördinatoren: één voor Onderzoeksbeleid, één voor Onderwijsbeleid en één voor Studentenbeleid.

Het Gemeenschappelijk bureau draagt de verantwoordelijkheid voor het dagelijks bestuur en de beleidsvoorbereiding.

2.5 De rector wordt verkozen door een ruim kiescollege van alle voltijdse leden van het zelfstandig academisch personeel (ZAP) en vertegenwoordigers van het deeltijds ZAP, van het assisterend academisch personeel (AAP) en van het bijzonder academisch personeel (BAP), van de studenten en van het administratief en technisch personeel. De kandidaat-rectoren moeten voortaan zowel de opdrachtsverklaring als de visietekst van de K.U.Leuven onderschrijven.

De verkiezing van de campusrector van de KULAK verloopt volgens een geëigende procedure. De voordracht van de kandidaat voor de functie van rector van de Campus Kortrijk gebeurt na een voorafgaande raadpleging van een kiescollege van de Campus Kortrijk; de Academische raad bepaalt na advies van de Interfacultaire raad van de Campus Kortrijk in een bijzonder reglement de samenstelling van het kiescollege, de modaliteiten van de raadpleging en de wijze waarop de rector bij zijn voordracht rekening houdt met de resultaten van de raadpleging.

2.6 Eigen organen van de Campus Kortrijk zijn de campusrector van de KULAK (vice-rector K.U.Leuven), de Interfacultaire raad die het academisch beleid in KULAK bepaalt, en het Bestuurscomité.

2.7 De Universitaire Ziekenhuizen hebben een eigen beheersstructuur die een ruime mate van bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt voor het gehele ziekenhuisbedrijf. De organen van de Universitaire Ziekenhuizen zijn: - het bestuurscomité; - de gedelegeerd bestuurder of de algemeen directeur van de Universitaire Ziekenhuizen; - het directiecomité. Met het oog op het organiseren van het overleg tussen de groep Biomedische wetenschappen en de Universitaire Ziekenhuizen werd een permanente overlegcommissie opgericht.

2.8 Diverse centrale adviescolleges zijn opgericht voor specifieke beleidssegmenten. Vooral te vermelden zijn: - de Onderzoeksraad en de Raad onderzoeksbeleid; - de Onderwijsraad en de ICTO-adviesgroep; - de Ondernemingsraad; - het Comité voor preventie en bescherming op het werk; - de Raad van het Academisch Vormingsinstituut voor Leraren; - de Raad postacademische vorming; - de ICTS-raad; - de Bibliotheekraad; - de Interfacultaire raad voor ontwikkelingssamenwerking; - het Beleidscomité Internationale relaties; - de Commissie cultuur; - de Raad voor studentenvoorzieningen.

3. Bestuurlijke organen op het decentrale niveau In de loop van 2004 werden voorbereidingen getroffen voor de herstructurering van de zgn. benedenbouw van de universiteit. Terzake werden nog geen definitieve beslissingen genomen. Voor 2004 blijven dan ook de principes voorheen van toepassing geldig.

3.1 De groepen De universiteit is ingedeeld in drie groepen, met name Humane wetenschappen, Exacte wetenschappen en Biomedische wetenschappen. De groepen staan in voor de coördinatie tussen de faculteiten. De Groepsraad bestaat uit de vice-rector, tevens groepsvoorzitter, de decanen en eventueel de andere leden van de Academische raad uit dezelfde groep.

Page 7: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

5

3.2 De faculteiten De faculteiten (dertien in totaal) zijn tegelijk de entiteiten die het onderwijs plannen en doen uitvoeren en die de departementen coördineren. De faculteiten hebben een decaan, verkozen in de Faculteitsraad. Deze raad is samengesteld uit alle voltijdse ZAP-leden en vertegenwoordigers van het deeltijds ZAP, van studenten en van de AAP-BAP-geleding. Een beperkt bureau van de faculteit staat in voor dagelijks bestuur en beleidsvoorbereiding.

3.3 De departementen De departementen vormen de hoofdindeling voor de onderzoekstaken van de universiteit en zijn dus gestructureerd volgens onderzoeksdomeinen. Er zijn een vijftigtal departementen. Zij worden geleid door een Departementsraad met een structuur analoog aan de Faculteitsraad, en een departementsvoorzitter.

3.4 De afdelingen De departementen zijn op zeer diverse wijze verder onderverdeeld in afdelingen, centra, instituten of onderzoeksgroepen.

4. Diverse interfacultaire en dienstverleningsorganen

4.1 Buiten deze gestroomlijnde structuur zijn er nog diverse interfacultaire of gelijkaardige structuren van diverse aard: - Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA); - LUCINA (Leuvens Universitair Centrum voor Interdisciplinaire Navorming in Arbeidssituaties); - Instituut voor Levende Talen (ILT); - Katholiek Documentatie- en Onderzoekscentrum (KADOC); - Steunpunt Werkgelegenheid – Arbeid – Vorming (WAV); - Leuvense Universiteit Caritas Samenwerkingsverband (LUCAS); - Overlegcentrum voor Ethiek; - K.U.Leuven Energieinstituut; - Universitair Centrum voor Statistiek (UCS); - Interfacultair Centrum voor Agrarische Geschiedenis (ICAG).

4.2 Ten slotte dient melding te worden gemaakt van een belangrijke dienst voor onderzoeksvalorisatie: K.U.Leuven Research and Development. Deze entiteit staat in voor een actieve transferpolitiek van onderzoeksresultaten naar de industrie, handel en andere sectoren. Deze heeft de status van een exploitatie waarvan de inkomsten en uitgaven afzonderlijk worden geboekt.

Page 8: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

7

ONDERWIJS

1 Globale beleidslijnen voor het universitair onderwijs

1.1 Algemene beleidslijnen / onderwijsvisie

Begeleide zelfstudie, flexibilisering en internationalisering: dat zijn de drie objectieven die de K.U.Leuven nastreeft met haar onderwijs. Zij werden in 2003 geformuleerd in het Onderwijsontwikkelingsplan (OOP). Dit plan is voor een deel een bevestiging van het in 1999 goedgekeurde Onderwijsbeleidsplan van de K.U.Leuven. Voor een deel is het een verdere uitwerking en actualisering ervan.

Het is langs deze lijnen dat in 2004 zowel op centraal als op decentraal niveau werd verder gewerkt aan de concrete uittekening van de omgevormde en nieuwe bachelor-masterprogramma’s. Een deel hiervan, met name alle bachelorprogramma’s (60) en 29 master-na-masterprogramma’s, ging van start met ingang van het academiejaar 2004-2005. Voor veel van die opleidingen betekende dat een fundamentele herdenking van hun structuur en inhoud en als dusdanig een radicale breuk met het verleden. Deze hervorming heeft veel gevraagd van de personeelsleden in het algemeen en van diegenen die onderwijsverantwoordelijkheid dragen in het bijzonder. Naast de nieuwe opleidingsprogramma’s moesten ook nog afspraken worden gemaakt wat betreft de overgang van studenten die hun studies hadden aangevat in het oude systeem, moesten opleidingsonderdelen worden toegewezen aan docenten, moesten de administratieve systemen op punt worden gesteld, enz.

Daar doorheen werd in datzelfde jaar ook reeds het nodige gedaan om met ingang van het academiejaar 2005-2006 de bepalingen van het flexibiliseringsdecreet te kunnen implementeren. In het najaar werden de voorstellen ter zake grondig besproken tijdens drie vergaderingen van de Academische raad. Naderhand werden de afspraken vertaald in een nieuwe Onderwijsregeling en in een nieuw Examenreglement. Zoals bekend regelt dit decreet vooral de organisatorische aspecten van de flexibilisering van het hoger onderwijs. Flexibilisering heeft evenwel ook betrekking op andere domeinen van het hoger onderwijs: de toegang, de leeromgeving, het curriculum … Ook aan deze aspecten werd in het kader van de bachelor-masterhervorming heel wat aandacht besteed.

Het Onderwijsontwikkelingsplan heeft de K.U.Leuven ertoe aangezet om een evaluatie te maken van haar beleid op het vlak van onderwijsvernieuwing. Met de aanvullende werkingsmiddelen die door de Vlaamse regering naar aanleiding van de bachelor-masterhervorming ter beschikking werden gesteld, werd in 2004 met elk van de faculteiten een convenant afgesloten waarin in zeer concrete termen bepaald werd wat de faculteit in kwestie zal gerealiseerd hebben tegen het einde van respectievelijk 2005 en 2006. De reeds aan gang zijnde onderwijsdynamiek werd op die wijze bestendigd en waar nodig geactiveerd. Met deze middelen werd, ten tweede, ook de traditie van de Onderwijsgerichte, ontwikkelings- en implementatieprojecten (OOI-projecten - gestart in 1996) verder gezet. Om een bijkomende impuls te geven aan de onderwijsinnovatie binnen de Associatie K.U.Leuven en om de samenwerking tussen de associatiepartners te bevorderen werd het Onderwijsontwikkelingsfonds (OOF) opgericht. Dit fonds wordt gespijsd met 10% van de aanvullende werkingsmiddelen die de verschillende associatiepartners in het kader van het Onderwijsontwikkelingsplan ontvangen. Ten derde werden met de OOP-middelen projecten gefinancierd die worden uitgevoerd door de centrale onderwijsondersteunende diensten en die het geheel van de K.U.Leuven betreffen.

De samenwerking binnen de associatie op het vlak van het onderwijs is een belangrijke prioriteit voor de K.U.Leuven. Zij heeft in hoofdzaak betrekking op zes domeinen: onderwijskundige professionalisering, kwaliteitszorg, flexibilisering, curriculumontwikkeling, innovatieve werkvormen en studie- en studentenbegeleiding. Gaandeweg wordt via stuur- en werkgroepen op een concrete manier vorm gegeven aan deze projecten en worden de synergetische effecten ervan duidelijk.

Vanuit de drie bovenvermelde objectieven kregen ook de verschillende initiatieven die zich situeren op het vlak van de zorg voor de kwaliteit van het onderwijs vorm. Met name kan hier worden verwezen naar: de onderwijskundige vorming van docenten en assistenten, het uittekenen van een systeem voor de evaluatie door de studenten van het onderwijs, de voorbereiding van externe visitaties en de opvolging van hun adviezen.

Page 9: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

8

Om de vele activiteiten op het vlak van onderwijs zo doeltreffend mogelijk te ondersteunen werd tenslotte ook gesleuteld aan de structuur en de werking van een aantal van de centrale onderwijsondersteunende diensten. Met name gaat het hier om DUO/ICTO (Dienst Universitair Onderwijs/ Informatie- en Communicatietechnologie voor het onderwijs), DOW (Dienst Onderwijsbeleid), AVNet (Audiovisuele en Nieuwe Educatieve Technologieën), DPV (Dienst Permanente Vorming). Wat deze aanpassingen inhoudelijk betekenen, komt verder in deze tekst aan bod.

1.2 Invoering bachelor-masterstructuur

2004 is het jaar waarin de bachelor- en masterstructuur effectief van start is gegaan, na jarenlange grondige voorbereiding. In 2003 werden de in de faculteiten uitgewerkte nieuwe programma’s op basis van een advies van de Vaste Werkgroep Curriculumhervorming door de Academische Raad goedgekeurd, administratief uitgewerkt en op punt gesteld en aan de pers voorgesteld. Tijdens het academiejaar 2003-2004 werden de laatste voorbereidingen getroffen voor de start van deze programma’s. De onderwijsopdrachten werden toegekend voor het eerste bachelorjaar en voor de master-na-masteropleidingen die voor het eerst worden ingericht vanaf 2004. De docenten stonden samen met de verantwoordelijke POC in voor de verdere uitwerking en invulling van de syllabi van de hen toegewezen opleidingsonderdelen. De colleges werden ingepland en de praktische organisatie van het onderwijs werd verder op punt gesteld.

Waar nodig, werden nog kleine bijsturingen van de curricula doorgevoerd.

Met het oog op het behalen van het ECTS-label werd bovendien het volledige onderwijsaanbod (Pro-grammagids en syllabi) vertaald naar het Engels.

Een aantal opleidingen met start in 2004 werd pas tijdens het academiejaar 2003-2004 verder uit-gewerkt en goedgekeurd. In de eerste plaats ging het om interuniversitaire opleidingen waarvoor een andere instelling als penvoerder optreedt. Daarnaast werden een aantal postgraduaat opleidingen goedgekeurd.

Op basis van de omvormingslijst en de uitgewerkte gegevens, werd gerapporteerd aan het Hoger Onderwijsregister en werd de rapportering aan DTO voorbereid.

Voor de studenten werden een aantal overgangsmaatregelen uitgewerkt. In principe worden de uit-dovende opleidingen (en studiejaren) stopgezet op het moment dat de opleiding (of het studiejaar) in de bachelor-masterstructuur wordt aangeboden. Enkel voor bisstudenten met sterk gereduceerd pro-gramma kan in een aantal gevallen nog een inschrijving in (het laatste jaar van) een uitdovende voort-gezette opleiding. In alle andere gevallen werd geopteerd voor een inschrijving in de omgevormde opleiding, met maximale valorisatie van reeds geleverd werk. De faculteiten en POC’s hebben deze principes verder uitgewerkt en geïmplementeerd voor de afzonderlijke opleidingen.

Daarnaast werden 23 master-na-master opleidingen voorbereid met voorziene start in 2005-2006. De uitgewerkte voorstellen werden in het voorjaar van 2004 verwerkt en in de zomer geadviseerd en goedgekeurd.

1.3 Flexibilisering

Begin 2004 werd de Werkgroep Flexibilisering opgericht als ad hoc werkgroep van de Onderwijsraad. De representatief samengestelde werkgroep had als taak de uitwerking van een onderbouwd en gedragen advies dat de basis moest vormen voor een concrete uitwerking van onderwijsbeleidsmaat-regelen, een administratief-organisatorische omkadering (o.m. een studentvolgsysteem) en een flexi-biliseringskader voor de faculteiten. Bij de uitwerking van het advies werd rekening gehouden met de inbreng van een 20-tal programmadirecteurs. Het advies werd in juni ter bespreking voorgelegd aan de Onderwijsraad dat het in opeenvolgende vergaderingen verder uitwerkte onder leiding van haar voorzitter.

Page 10: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

9

Het aangepast advies, dat rekening hield met de opmerkingen geformuleerd tijdens een bijeenkomst voor decanen en programmadirecteurs, bestond uit drie delen: 1. Principiële keuzen met betrekking tot het flexibiliseringsdecreet (1. Nadruk op organisatorische

flexibiliteit, 2. Een meer gedifferentieerde weg naar het diploma, 3. Flexibiliteit aangepast aan de doelgroep, 4. Centrale sturing, decentrale mogelijkheden, 5. Noodzakelijk randvoorwaarden);

2. Concrete adviezen per beslissingsdomein (Studieloopbanen, Studievoortgangsbewaking, Vrijstellingen, Administratieve aangelegenheden, Overgangsmaatregelen, Niet-flexibiliteits-gebonden decretale bepalingen);

3. Een voorstel voor verdere aanpak flexibilisering.

In oktober werd het advies voorgelegd aan het Gemeenschappelijk bureau en de Academische raad die in december hun fiat gaven.

De flexibliseringsmaatregelen die de K.U.Leuven neemt, zijn vernieuwend en aangepast aan de vereisten van het decreet maar zijn tegelijkertijd in continuïteit met de traditie. Zowel de ‘uitdovende’ als de bachelor-masteropleidingen schakelen over naar het geflexibiliseerd systeem. De studievoort-gang op basis van creditaccumulatie gebeurt binnen de grenzen van het programmajaar maar een geïndividualiseerd traject is mogelijk voor bepaalde studenten.

De verdere uitwerking van de maatregelen gebeurt door drie werkgroepen o.l.v. de Stuurgroep Flexi-bilisering, m.n. de Werkgroep Onderwijs- en examenreglement, de Werkgroep Studenten- en studie-begeleiding en de Werkgroep Organisatie die begin 2005 hun activiteiten startten.

Naast de K.U.Leuven-interne afspraken, werden ook op niveau van de associatie initiatieven geno-men. De nota ‘De Associatie K.U.Leuven en het flexibiliseringsdecreet: Een gemeenschappelijk beleid en een werkplan’ geeft weer op welke wijze binnen de associatie zal worden samengewerkt op het vlak van flexibilisering. In het eerste deel zijn de gemeenschappelijke uitgangspunten opgenomen waarachter alle associatiepartners zich scharen bij de implementatie van het flexibiliseringsdecreet. In het tweede deel komen een reeks concrete punten aan bod waarrond afspraken worden gemaakt. In het laatste deel worden enkele afspraken in verband met de communicatie van het associatiestand-punt geformuleerd.

1.4 Onderwijsontwikkelingsplan

Volgens het decreet betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs werden aan de univer-siteiten en hogescholen voor de periode 2003-2006 verdere aanvullende middelen toegekend in de vorm van een tweede convenant. Zij worden toegekend op voorwaarde dat de universiteiten en hoge-scholen een Onderwijsontwikkelingsplan voorleggen waarin beschreven wordt hoe zij de omvorming van de bestaande opleidingen in de bachelor-masteropleidingen zullen realiseren en hoe zij hierbij gestalte zullen geven aan de innovatie en de flexibilisering van het onderwijs. Op 30 september 2003 diende de K.U.Leuven een onderwijsontwikkelingsplan in. De K.U.Leuven beschouwt dit plan als een verdere opvolging van het Onderwijsbeleidsplan uit 1999. Als onderwijsinstelling stelt de K.U.Leuven zich tot doel in een brede variëteit aan academische opleidingen kwalitatief hoogstaand onderwijs te verzorgen. De algemene doelen van het onderwijs aan de K.U.Leuven evenals de basisprincipes voor de vormgeving van het onderwijs zijn geëxpliciteerd in het concept Begeleide zelfstudie. In de meest algemene termen is het Onderwijsontwikkelingsplan er op gericht de kwaliteit van het onderwijs aan de K.U.Leuven te vrijwaren en waar nodig te versterken. In het Onderwijsontwikkelingsplan wordt uitgegaan van de veronderstelling dat het algemene doel kan worden gerealiseerd indien het plan - voor alle opleidingen aan de K.U.Leuven en in samenwerking met de partnerinstellingen uit de Associatie K.U.Leuven - bijdraagt tot: een nog meer systematische en doordachte invoering van Begeleide zelfstudie in de opleidingen, flexibilisering en internationalisering van de opleidingen. De K.U.Leuven werd oorspronkelijk een bedrag toegewezen van € 17,6 mio. De te ondernemen acties zijn gegroepeerd in drie actieterreinen.

In het eerste actieterrein (waarvoor 40% van de middelen gereserveerd zijn) zitten alle acties die geconcipieerd worden binnen de faculteiten en de POC’s, waaronder het vormgeven van facultaire ondersteuningscellen in alle faculteiten en het organiseren van opleidingen voor nieuwe docenten en assistenten. Actieterrein II omvat alle acties die geïnitieerd worden door docenten en didactische teams. Hiervoor werd 35% van de middelen gereserveerd. Het gaat met name over de Onderwijsgerichte Ontwikkelings- en Implementatieprojecten (deze projecten bestaan reeds sinds

Page 11: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

10

1997) en de projecten van het OnderwijsOntwikkelingsFonds (van de associatie). Actieterrein III behelst alle acties die een interventie impliceren op het niveau van de universiteit als geheel. Voor dit actieterrein werden 25% van de middelen gereserveerd.

De middelen die toegekend werden voor de realisatie van het convenant in het kader van het Onder-wijsontwikkelingsplan, werden voor 2004 gereduceerd met 40%. De reductie van de middelen heeft de K.U.Leuven ertoe genoopt haar oorspronkelijke engagementen in januari 2004 te herzien. In navolging van de richtlijnen in de brief van 17 december 2003 van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Universiteiten, heeft deze herziening van de OOP-engagementen geleid tot een eerste werkplan, waarin wordt aangegeven welke toetsbare resultaten vóór eind 2005 zullen bereikt zijn met de beschikbare middelen voor 2003 en 2004. In dit werkplan worden als eerste stap de financiële consequenties van de reductie uitgeklaard. Bij de besteding van de middelen over de 3 actieterreinen heen wordt de oorspronkelijk afgesproken procentuele verdeling gehandhaafd. Binnen actieterrein III resulteerde de operatie in sommige gevallen tot het schrappen van het project of het (drastisch) reduceren van het oorspronkelijk budget. Binnen actieterrein II werd geopteerd om een ronde OOI-projecten uit te stellen naar het volgende academiejaar. Op inhoudelijk vlak heeft de K.U.Leuven zich voor de aanmaak van het werkplan niet beperkt tot het schrappen of uitstellen van doelstellingen, maar heeft van de gelegenheid gebruik gemaakt om de opportuniteit van elke doelstelling met de verantwoordelijken te bespreken.

1.5 Samenwerking in het kader van de Associatie

De Associatie K.U.Leuven bestaat sinds 10 juli 2002. Hiermee liep ze vooruit op de bepalingen van het structuurdecreet van 4 april 2003 over de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen. De K.U.Leuven en de 12 hogescholen verenigden zich om samen de uitdagingen voortvloeiend uit de Bolognaverklaring te realiseren en een sterke positie in te nemen in het Europese hoger onderwijs-landschap. De Associatie K.U.Leuven werkt ook nauw samen met de K.U.Brussel.

De Associatie K.U.Leuven wil een voortrekkersrol spelen in de hervormingen naar de bachelor-masterstructuur in het Vlaamse hoger onderwijs. Door de competenties van de associatiepartners te bundelen beoogt ze een kwaliteitsverbetering van onderwijs, onderzoek en maatschappelijke dienst-verlening.

Het zwaartepunt van de werking van de associatie ligt bij een groot aantal stuurgroepen en werkgroe-pen die specialisten uit de verschillende instellingen samenbrengen en expertise uitwisselen. De stuurgroepen en werkgroepen zijn actief rond belangrijke thema's zoals accreditering en kwaliteits-zorg, overstapmogelijkheden, lerarenopleiding, ICT & logistiek, onderzoeksplatform kunsten, interna-tionalisering e.a.

De samenwerking op het vlak van het onderwijs is een belangrijke prioriteit voor de Associatie K.U.Leuven. De associatieleden hebben 6 thema's geformuleerd waarrond zij zullen samenwerken: onderwijskundige professionalisering, kwaliteitszorg, flexibilisering, curriculumontwikkeling, innova-tieve werkvormen en studie- en studentenbegeleiding. Vier Stuurgroepen sturen deze samenwerking aan: Stuurgroep Onderwijs (met de werkgroepen ‘Onderwijskundige aspecten leerplatformen’, ‘Onderwijskundige professionalisering’, ‘Onderwijskundige aspecten academisering’, ‘Studietijdme-tingen’, ‘Studie- en studentenbegeleiding’), Stuurgroep Accreditering en kwaliteitszorg, Stuurgroep Overstapmogelijkheden en Stuurgroep Lerarenopleiding.

Om die samenwerking een directe impuls te geven, werd een onderwijsontwikkelingsfonds opgericht. Alle partners stellen 10% van de aanvullende middelen die zij voor hun onderwijsontwikkelingsplan van de Vlaamse overheid ontvangen, ter beschikking van dit fonds.

Een belangrijke uitdaging voor de associatie is de academisering van de hogeschoolopleidingen van twee cycli. Binnen de nieuwe bama-structuur moeten deze opleidingen omgevormd worden tot vol-waardige academische bachelors en masters. Dit veronderstelt een stevige verankering in het weten-schappelijk onderzoek die gerealiseerd moet worden in samenwerking met de universiteit. Momenteel werken begeleidingscommissies per opleiding aan de concretisering van de academiseringstrajecten. Naast de onderzoeksmatige inbedding wordt tevens aandacht besteed aan de koppeling onderwijs - onderzoek.

Page 12: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

11

Binnen de Associatie K.U.Leuven kunnen de studenten kiezen uit een breed, gevarieerd en kwalitatief onderwijsaanbod. Dankzij de intensieve samenwerking en kennis van elkaars curricula kunnen de instellingen aan hun studenten vlotte overstapmogelijkheden aanbieden naar een opleiding die het beste aansluit bij hun interesses en capaciteiten. In samenhang hiermee realiseren de partners een scherpe differentiatie van de opleidingprofielen, zodat studenten duidelijk weten voor welke opleiding ze kiezen. Ook werkt de Associatie K.U.Leuven over de grenzen van de instellingen heen aan een systeem om elders verworven competenties en eerder verworven kwalificaties te valoriseren. Dit zijn slechts enkele illustraties van de inspanningen van de Associatie K.U.Leuven om flexibeler onderwijs aan te bieden.

Daarnaast biedt de associatie de kans om bestaande expertise en ervaring (bijvoorbeeld inzake kwaliteitsbewaking, onderwijskundige professionalisering, permanente vorming, etc.) uit te wisselen. Docenten kunnen onderling afspraken maken over het uitwisselen van studiemateriaal, gezamenlijke projecten, enz. Momenteel wordt er bijvoorbeeld stapsgewijs gewerkt aan een gemeenschappelijke digitale leeromgeving (e-leren).

2 Kwaliteitszorg voor het onderwijs

2.1 Interne onderwijskwaliteitszorg

De zorg voor kwaliteit vereist de samenwerking van iedereen die bij het onderwijs betrokken is. Deze samenwerking krijgt aan de K.U.Leuven gestalte in de Permanente Onderwijscommissies (POC). Iedere opleiding heeft een verantwoordelijke POC, geleid door een programmadirecteur en bestaande uit professoren, assistenten en studenten. Hun taak bestaat erin het curriculum te bewaken en permanent toe te zien op de kwaliteit van de opleiding. Concreet betekent dit dat de POC verant-woordelijk is voor de uitbouw van een curriculum dat inhoudelijk, onderwijskundig en organisatorisch coherent is, de vakspecialisatie overstijgt en de nodige aandacht besteedt aan waardevorming. Essentieel in de uitbouw is het opstellen van een onderwijskundig referentiekader enerzijds, waarin onder meer de doelen van de opleiding worden geëxpliciteerd, en de syllabi per opleidingsonderdeel anderzijds. Eens een curriculum is uitgetekend en geïmplementeerd volgt de POC de uitvoering ervan permanent op. Zij vervult tevens een sleutelrol in initiatieven die gericht zijn op onderwijsvernieuwing. De POC is ook bij uitstek verantwoordelijk voor de permanente kwaliteitszorg ten aanzien van de opleiding. Zij of een door haar samengestelde POC-subcommissie coördineert en organiseert de periodieke evaluatie van het curriculum als geheel en van de afzonderlijke opleidingsonderdelen

De kwaliteitszorg aan de K.U.Leuven rust op vier pijlers: de definiëring van onderwijsvisie, de imple-mentatie van het onderwijs, de evaluatie van het onderwijs en de opvolging ervan. In de eerste pijler, onderwijsvisie, heeft de K.U.Leuven als instelling omschreven wat verstaan wordt onder goed onderwijs en heeft zij aangegeven waar men met het onderwijs naartoe wil. Elke opleiding heeft dit nader uitgewerkt in het onderwijskundig referentiekader. Om de kwaliteit van het onderwijs ex ante te bewaken wordt de kwaliteit van curriculumvoorstellen zorgvuldig afgewogen vooraleer tot implementatie kan worden overgegaan.

Die implementatie of uitvoering van de plannen vormt de tweede pijler. Zij behoort tot de directe verantwoordelijkheid van de POC en de docenten die daarbij kunnen rekenen op de ondersteuning van de facultaire onderwijsondersteuningscel (indien aanwezig) en/of van de centrale onderwijsonder-steunende diensten zoals DUO/ICTO, Ludit, AV-Net enz.

De derde pijler betreft de evaluatie van het onderwijsgebeuren. Met de systematische bevraging van curricula en opleidingsonderdelen enerzijds en de uitbouw van een omkadering voor evaluaties ad hoc anderzijds wil de K.U.Leuven de kwaliteit van het onderwijs systematisch opvolgen. Ook de afzonderlijke opleidingsonderdelen worden periodiek geëvalueerd. In 2002-2003 werd een nieuw evaluatiesysteem met een gestandaardiseerde vragenlijst van opleidingsonderdelen (JaDe) voorbe-reid en voor de eerste maal toegepast. Omdat het nieuwe evaluatiesysteem niet naar tevredenheid werkte, besliste de Academische raad het in het voorjaar van 2004 op te schorten en de Vaste Werkgroep Kwaliteitszorg en de Onderwijsraad te vragen om met de inbreng van de bredere univer-sitaire gemeenschap een advies te formuleren over een nieuw evaluatiesysteem. In november 2004 hechtte de Academische raad zijn goedkeuring aan een voorstel voor een nieuw evaluatiesysteem van opleidingsonderdelen.

Page 13: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

12

De vierde en laatste pijler betreft de opvolging van de onderwijsevaluaties. Ook hier zijn in eerste instantie de POC en de individuele docenten de hoofdverantwoordelijken. Zij worden daarin onder-steund door de facultaire ondersteuningscel en door de centrale onderwijsondersteunende diensten, in het bijzonder DUO-ICTO. Opvolgingsinitiatieven kunnen velerlei vormen aannemen. Zo zijn er initiatieven op het vlak van onderwijskundige vorming en op het vlak van onderwijsinnovatie.

2.2 Onderwijsvisitaties

De K.U.Leuven neemt deel aan de onderwijsvisitaties zoals gepland door de Vlaamse Interuniversi-taire Raad en was betrokken bij de redactie van de nieuwe handleiding voor het opstellen van het zelfevaluatierapport ten behoeve van de visitatiecommissies.

Als basisinformatie voor de visitatiecommissie maakt een commissie van professoren, assistenten en studenten onder leiding van een facultair coördinator een zelfevaluatierapport over de betrokken opleidingen. Niet alleen de voorafgaande interne curriculumevaluatie, maar ook de daarbij onmiddellijk aansluitende bijsturing vormen een optimale voorbereiding voor het opstellen van dit zelfevaluatierapport.

Onderwijsvisitaties waren er in 2003 voor lichamelijke opvoeding, geologie, mijnbouwkunde en geotechniek, psychologie en geschiedenis. In 2004 kwamen economische en toegepaste econo-mische wetenschappen, revalidatiewetenschappen en kinesitherapie, werktuigkunde, wiskunde en wijsbegeerte en Applied Ethics aan de beurt. In 2005 komen volgende opleidingen aan bod: familiale en seksuologische wetenschappen, biomedische wetenschappen, geneeskunde, huisartsgenees-kunde, voeding en gezondheid, logopedie en audiologie, godgeleerdheid en godsdienstwetenschap-pen, biologie, rechten, notariaat, fiscaliteit, natuurkunde, sterrenkunde, medische stralingsfysica, Oude Nabije Oosten, Arabistiek en Islamkunde, Sinologie en Japanologie. Telkens zullen nu ook de daarbij aansluitende postinitiële masteropleidingen geëvalueerd worden.

2.3 Opvolging van de aanbevelingen van de visitatiecommissies

Ongeveer twee maand na de publicatie van het visitatierapport is er een overleg tussen de betrokken permanente onderwijscommissie en vertegenwoordigers van de vaste werkgroep Kwaliteitszorg en van de Onderwijsraad om van gedachten te wisselen over de evaluatieresultaten, de mogelijke bijsturing en de gewenste ondersteuning. Ter voorbereiding van dit gesprek maakt de Dienst Universitair Onderwijs met een documentenanalyse een synthese van de zwakte- of aandachtspunten van de opleiding zoals die vermeld werden in het zelfevaluatierapport en in het rapport van de visita-tiecommissie.

Aan de K.U.Leuven legt elke opleiding uiterlijk één jaar na de publicatie van het visitatierapport een opvolgingsverslag voor aan de Academische raad. Speciale aandacht gaat daarbij naar de concrete opvolging van de aandachtspunten die expliciet werden aangeduid in het visitatierapport en in de zwakteanalyse van het zelfevaluatierapport. Het opvolgingsverslag wordt eerst grondig besproken op centraal niveau samen met de coördinator onderwijsbeleid, de betrokken vice-rector, de institutioneel coördinator en de betrokken decaan, facultair coördinator en programmadirecteur. Nadien volgt een bespreking door de Academische raad en de Groepsraad, ook over resterende aandachtspunten.

Een bespreking van de opvolgingsverslagen werd in 2003-2004 gehouden voor geografie, computer-wetenschappen, informatica, toegepaste scheikunde, materiaalkunde, sociale en culturele antropolo-gie, architectuur, elektrotechniek, scheikunde, biochemie, farmaceutische wetenschappen en tand-heelkunde. De Campuskrant K.U.Leuven bracht over elke onderwijsvisitatie telkens een bondig verslag (zie: http://www.kuleuven.ac.be/ck/).

In dit jaarverslag beperken we ons tot de meest voorkomende bijsturingen: • programmawijzigingen met verschuivingen en toevoegingen van opleidingsonderdelen, wegwer-

king van overlappingen, optimalisering van keuzemogelijkheden, betere afstemming op de mogelijkheden op de arbeidsmarkt;

• uitbreiding van actieve en interactieve werkvormen en eventueel van de stages; • meer aandacht voor de voorbereiding van en de feedback over eindverhandelingen; • examens meer oriënteren naar het toetsen van inzicht; • verruimen van de internationale mobiliteit van studenten en docenten;

Page 14: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

13

• verbetering van de infrastructuur, voor zover dit financieel haalbaar is.

Er wordt bovendien een grondige motivering gegeven indien de betrokken opleidingen niet akkoord gaan met bepaalde aanbevelingen van de visitatiecommissie.

2.4 Centrale onderwijsondersteunende diensten en raden

2.4.1 Dienst Onderwijsbeleid

De Dienst Onderwijsbeleid is het concrete resultaat van een door het Gemeenschappelijk bureau en de Academische raad (13.10.2003) genomen beslissing over de taakverdeling tussen de Dienst Onderwijsbeleid en de Dienst Universitair Onderwijs (DUO/ICTO). Uit een in het najaar 2002 uitgevoerde evaluatie van DUO/ICTO bleek immers dat onderwijsondersteunende taken enerzijds en beleidsondersteunende taken anderzijds beter aan aparte entiteiten worden toevertrouwd. Dit leidde tot een hertekening van de functieomschrijving van DUO/ICTO en tot de creatie van een aparte Dienst Onderwijsbeleid (door een verschuiving van mandaten vanuit DUO/ICTO en de opheffing van de BeleidsInformatieCel Onderwijs (BICO) als aparte entiteit).

De Dienst Onderwijsbeleid (die van start ging op 1 februari 2004) is een beleidsondersteunende dienst en coördineert als dusdanig de voorbereiding en uitvoering van het onderwijsbeleid aan de K.U.Leuven. Dit impliceert de volgende taken: • samen met facultaire en centrale instanties voorbereiden van het onderwijsbeleid, inclusief de

besluitvorming op het Gemeenschappelijk bureau en de Academische raad; • operationalisering van de beleidsopties zoals genomen door het Gemeenschappelijk bureau en de

Academische raad; • opvolging van de uitvoering van het beleid zowel op centraal als op facultair niveau; • coördineren van de samenwerking tussen de K.U.Leuven en de Associatie K.U.Leuven met

betrekking tot onderwijs; • verrichten van toegepast wetenschappelijk onderzoek over het hoger onderwijs.

De Dienst Onderwijsbeleid spitst zich hierbij toe op de volgende actiedomeinen: • Onderwijsinnovatie (onder meer het Onderwijsontwikkelingsplan, convenants, OOI-projecten,

Toledo …) (zie 1.4 en 3.6) • Curriculumontwikkeling en Onderwijsaanbod (onder meer de coördinatie van de advisering van de

curriculumvoorstellen en van de administratieve verwerking, impact van flexibilisering …) (zie 1.2 en 3.1)

• Kwaliteitszorg (beleidsmatige omkadering van initiatieven die gericht zijn op de verbetering van de onderwijskwaliteit, onder meer initiatieven gericht op zowel periodieke als ad hoc evaluatie van het onderwijs en de opvolging ervan, voorbereiden van visitatie en accreditatie, beleidsmatige ondersteuning en verankering van onderwijskundige vorming …) (zie 2.1, 2.2, 2.3, 2.5)

• Dataverzameling en –analyse betreffende studenten, onderwijs en onderwijsbeleid (onder meer actuele gegevens over studentenaantallen, slaagcijfers, marktaandeel, dataverzameling in het licht van de rapporteringsplicht aan de overheid, opvolgen van ontwikkelingen in binnen- en buitenland met betrekking tot onderwijsbeleid …) (zie 6)

• Juridisch advies (opvolging van decretale en wettelijke ontwikkelingen en verplichtingen, toetsing van (voor)genomen beleidsbeslissingen aan decretale kader …) (zie o.a. 5.2)

2.4.2 DUO/ICTO

Het academiejaar 2003-2004 kan voor de dienst best omschreven worden als een overgangsjaar.

De dienst werd geconfronteerd met een periode van onduidelijkheid omtrent de opvolging van het diensthoofd. Verder werd in navolging van de aanbevelingen van de evaluatiecommissie die DUO/ICTO doorlichtte, beslist het beleidsondersteunend takenpakket over te dragen aan een nieuw op te richten dienst onderwijsbeleid (DOWB). Deze nieuwe dienst wordt voor een deel bemand met vroegere DUO/ICTO-medewerkers. Positief gevolg van deze operatie was dat DUO/ICTO meer ruimte kreeg om zich te richten op de hoofdtaak van de dienst: bijdragen tot de zorg voor kwaliteit van het onderwijs aan de K.U.Leuven.

Page 15: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

14

Zowel naar de inhoud als naar de organisatie van deze onderwijsondersteuning werd beslist de inge-slagen weg te blijven bewandelen.

Naar de organisatie van de onderwijsondersteuning worden daarbij drie principes gehanteerd. Een eerste principe is dat alle medewerkers het ‘eerste aanspreekpunt’ zijn voor alles wat met onderwijs te maken heeft binnen de faculteit(en) waarmee ze werden verbonden (principe van de ‘facultaire contactpersoon’). Een tweede principe is dat alle medewerkers binnen de dienst zich specialiseren op één van de deeldomeinen (kwaliteitszorg, onderwijsinnovatie, curriculumontwikkeling en onderwijs-kundige vorming) zodat -mits interne doorverwijzing- de ondersteuning ook de gewenste diepgang kan bereiken. Het derde principe stelt ernaar te streven om zo nauw als mogelijk samen te werken met de eerstelijnsondersteuners binnen de faculteiten. Enkel zo kan de geboden ondersteuning voldoende worden gediversifieerd en ingebed in de faculteiten.

Naar de inhoud van de onderwijskundige ondersteuning bleven de belangrijkste inspanningen van DUO/ICTO gericht op: • de onderwijskundige vorming van docenten en assistenten, waarvoor DUO/ICTO de organisatie en

de inhoudelijke vormgeving op zich neemt. De zomercursus ‘Doceren in het BaMa-tijdperk’ vormde hier zondermeer het hoogtepunt;

• de onderwijskundige begeleiding en praktische ondersteuning van de commissies die de interne algemene onderwijsevaluaties uitvoeren. De professionele onderwijskundige inbreng van DUO/ICTO is een sleutelfactor in het slagen van deze evaluatie-inspanningen;

• de onderwijskundige begeleiding van de werkzaamheden binnen de verschillende kamers van de vaste werkgroep Curriculumhervorming;

• de onderwijskundige ondersteuning van het gebruik van het toets- en leerplatform (Toledo).

Verder verleende DUO/ICTO op verzoek van faculteitsverantwoordelijken of POC’s logistieke en onderwijskundige ondersteuning bij onderzoek van onderwijsproblemen, evaluatie van studiepro-gramma’s, examens, en (in beperkte mate ook) studietijdmetingen. Vragen vanwege zowel begin-nende als meer ervaren docenten om hun onderwijsactiviteiten via gesprekken en het bijwonen van lessen van meer nabij te coachen worden recurrent gesteld. Ook in het kader van verscheidene OOI-projecten werd beroep gedaan op (onderwijskundige, mediakundige of technische) ondersteuning vanuit DUO/ICTO.

Naar het einde van het academiejaar 2003-2004 wordt de dienst geconfronteerd met een onderwijs-landschap waarin een aantal ingrijpende wijzigingen steeds vastere vorm krijgen. De uitbouw van decentrale onderwijsondersteuning zorgt voor een grotere speelruimte binnen de faculteiten. Toledo krijgt een steeds grotere impact op de concrete vormgeving van het onderwijs. De bachelor-master-structuur wordt vanaf volgend jaar een feit. Deze wijzigingen nopen de dienst tot een grondige reflec-tie over, en mogelijkerwijze herziening van de wijze waarop de ondersteunende opdracht wordt ingevuld.

2.4.3 Dienst Studieadvies

Zie deel sociale voorzieningen.

2.4.4 Permanente Vorming

Zie 3.3.

2.4.5 AVNet

AVNet is sinds begin 2004 de nieuwe gemeenschappelijke naam voor AVDienst, eLINK en het Studiecentrum Open Universiteit. Deze drie diensten werden samengebracht in hetzelfde gebouw om een daadwerkelijke synergie te creëren tussen de verschillende expertises. De naam AVNet staat zowel voor Audiovisuele en Nieuwe Educatieve Technologieën als voor Netwerking. In deze vorm profileert AVNet zich als een centrale, onderwijsondersteunende dienst voor de toepassing van audio-visuele en interactieve multimedia in het hoger onderwijs, in genetwerkt e-leren en in afstandsonder-wijs. AVNet wil een geïntegreerde, multidisciplinaire ondersteuning bieden, met aandacht voor media-kundige, organisatorische, pedagogische, en technologische aspecten, en streeft ernaar die dienst-verlening voortdurend te evalueren, te verbeteren en af te stemmen op de toekomst, via onderzoek en

Page 16: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

15

ontwikkeling, via participatie in internationale netwerken en via een voortdurende samenwerking met andere diensten binnen de eigen universiteit. De drie diensten blijven wel als dusdanig afzonderlijk bestaan.

- De taken van de AVDienst kunnen grotendeels omschreven worden als het mediakundig ondersteunen van het onderwijsproces en ook andere communicatieprocessen aan de K.U.Leuven, met hoogwaardig beeld en geluid, zowel in analoge als in digitale vorm. In 2004 werden 141 video- en (bijdragen tot) multimediaprojecten afgewerkt, ter ondersteuning van het onderwijs, maar ook van andere communicatiefuncties. In steeds toenemende mate worden deze audiovisuele producten binnen een digitale, multimediale omgeving ontwikkeld (Internet, CD-ROM, DVD, Powerpoint), en in het bijzonder voor toepassing in de digitale leeromgeving, Toledo. Ten einde (her)gebruik van audiovisuele leermaterialen in Toledo te stimuleren, werd een ambitieus project voor de archivering van de eigen collectie opgestart. Naast de reguliere multi-mediatechnische dienstverlening (herstelling van apparatuur, installaties, uitleendienst, kopiëren van audiovisueel materiaal, montagefaciliteiten, advies) en de ondersteuning van video-conferen-ties (110 sessies in 2004), ging bijzondere aandacht naar de IMMA-service, een geïntegreerde multimedia ondersteuning in de auditoria, en naar consultancy en advies voor complexe audiovi-suele componenten in infrastructuurwerken. In het bijzonder werd samen met de Technische Diensten een typologie van auditoria opgesteld op basis van de technisch-didactische uitrusting, inclusief multimedia presentatiemogelijkheden, als basis voor een grootschalig opwaarderings-project. Veel tijd werd daarbij besteed aan de ontwikkeling en programmatie van een uniform automatisch bedieningspaneel.

- De taken van eLINK (e-Leren in een Internationaal Netwerk van Kennis) situeren zich in het pedagogisch, technologisch en organisatorisch ondersteunen van e-leeractiviteiten aan de K.U.Leuven binnen de context van internationale (kennis)netwerken. In 2004 zette eLINK haar werkzaamheden verder als partner in verschillende onderzoeks- en implementatieprojecten, ondermeer i.s.m. EuroPACE. Deze internationale v.z.w., die haar operaties en secretariaat toevertrouwt aan eLINK, is een transeuropees consortium van universiteiten en organisaties met als doel de ontwikkeling en support van genetwerkte e-leeractiviteiten in een internationale context. eLINK is tevens de draaischijf van de strategische alliantie EUNITE (European University Network for Information Technology in Education), het mede door de K.U.Leuven opgezette netwerk van vooraanstaande Europese universiteiten die structureel willen samenwerken in de ontwikkeling van de mogelijkheden van ICT in het hoger onderwijs.

- Over de taken van het Studiecentrum Open Universiteit wordt elders in dit jaarverslag afzonderlijk gerapporteerd.

2.4.6 AVL

Het Academisch Vormingsinstituut voor Leraren (AVL) is door de academische overheid van de K.U.Leuven opgericht met het oog op een kwalitatief hoogstaande academische lerarenopleiding (ALO) en -nascholing. AVL rekent het o.m. tot zijn opdrachten om gesprekspartner te zijn voor het onderwijsbeleid en logistieke steun te verlenen aan de verantwoordelijken voor opleiding en nascholing van leraren. AVL is vertegenwoordigd in de VLIR-werkgroep lerarenopleiding en binnen de Associatie K.U.Leuven. De voorzitter van AVL is voorzitter van de VLIR-werkgroep lerarenopleiding, die een visietekst over de vernieuwde academische lerarenopleiding heeft uitgeschreven. Hij is tevens voorzitter van de werkgroep School of Education, die zoveel mogelijk samenwerking en synergie wil creëren tussen de lerarenopleidingen van de Associatie K.U.Leuven.

In samenwerking met de faculteiten verzorgt AVL de ALO. Het studentenaantal van de lerarenoplei-ding bedroeg in het academiejaar 2003-2004 in totaal 1006 studenten, verspreid over 30 studierich-tingen. Via de Raad van AVL en de ALO-Commissie werden de beleidslijnen van de ALO uitgetekend. De Raad van AVL vergaderde vier keer. Er werd beslist binnen de ALO-commissie een werkgroep lectoren en een werkgroep flexibilisering op te richten. De werkgroep lectoren heeft zich gebogen over de verdeelsleutel en het statuut van de lectoren. De werkgroep flexibilisering ging de mogelijkheden na van flexibilisering van de ALO. Op 14 november 2003 heeft AVL daarover een studiedag georgani-seerd voor de ALO-titularissen. Naast de genomen beslissingen en de verslaggeving over Vliebergh-Senciecentrum (VSC) en de ALO-Commissie, werd in de Raad van AVL de actuele stand van zaken opgevolgd over het aanbouwdecreet van de lerarenopleiding, de evaluatie van de ALO, de stuurgroep

Page 17: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

16

lerarenopleiding en de werkgroep School of Education van de Associatie K.U.Leuven. De ALO-Commissie, die de verschillende POC’s van de ALO overkoepelt, heeft zes keer vergaderd. Zij adviseerde o.m. over de wijziging van brugvakken, aanpassing studiepunten/studietijd, samenstelling werkgroep lectoren/flexibilisering, organisatie van interfacultaire pedagogisch-didactische lezingen, toekenning van uitrustingskredieten. Het VSC verzorgt een ruim aanbod van nascholingsinitiatieven en telde in het jaar 2003 in totaal 3540 cursisten. De nascholing wordt verzorgd door VSC in samen-werking met de afdelingen, verspreid over de faculteiten. De jaarlijkse algemene studiedag werd op 19 november 2003 voor 227 deelnemers georganiseerd met als thema ‘Hoogbegaafde leerlingen op de secundaire school: hoogvliegers of kwetsbare vogels?’ In het academiejaar 2003-2004 is de inschrij-vingssite van VSC herwerkt met het oog op een betere publiciteit en een vlotter beheer. Het Dagelijks Bestuur van VSC vergaderde vier keer en de Algemene Raad éénmalig. Zowel voor de ALO-Commissie als voor VSC werd in 2004 een nieuwe voorzitter verkozen.

Met het oog op een kwalitatieve informatiedoorstroming naar studenten, lectoren en docenten heeft een beperkte werkgroep onder supervisie van de Raad van AVL in het academiejaar 2003-2004 de website (http://www.kuleuven.ac.be/avl) volledig vernieuwd. Naar aanleiding hiervan werden de missieteksten van AVL, de ALO en VSC gereviseerd. Voor de ALO-titularissen is een aparte webstek ontworpen met specifieke administratieve en informatieve gegevens. Op 22 september 2004 werd de website op een studienamiddag aan alle titularissen en medewerkers voorgesteld. Er wordt regelmatig vanuit AVL gepubliceerd in tijdschriften m.b.t. lerarenopleiding.

De Cahiers voor Didactiek met bijdragen over didactische onderwerpen worden met succes voortge-zet. Recent verschenen de nummers dertien tot zeventien: ‘Van grijpen naar begrijpen. Over cogni-tieve strategieën bij de omgang met muziek’, ‘Een visie op internationaal projectwerk. Vakoverschrij-dend collaboratief’, ‘Testen en evalueren in het vreemdetalenonderwijs, ‘Klasmanagement. Metho-disch werken met de klas als groep’, ‘Samen voor de spiegel. Een werkboek over de begeleiding van beginnende leraren’. Zie voor meer informatie: http://www.kuleuven.ac.be/admin/al/niv3p/al-i01.htm#Cahier%2016.

Op 19 juli 2004 heeft in AVL een eerste vergadering plaatsgevonden in functie van de evaluatie van de ALO. Op deze bijeenkomst is een interne evaluatiecommissie geïnstalleerd. Deze commissie vergaderde intussen regelmatig en in maart 2005 zullen alle gegevens van de interne evaluatie beschikbaar zijn.

2.4.7 Onderwijsraad en andere werkgroepen

Het goede verloop van het onderwijsbeleid aan de K.U.Leuven wordt vanuit diverse centrale advies- en werkgroepen aangestuurd.

De Onderwijsraad is het centrale adviesorgaan voor onderwijsaangelegenheden. De meeste adviezen van de Onderwijsraad worden voorbereid door werkgroepen die elk voor de voorbereiding en ontwik-keling van een welbepaalde thematiek verantwoordelijk worden gesteld. In het academiejaar 2003-2004 bracht de Onderwijsraad ten behoeve van de Academische raad volgende adviezen uit: - curriculumevaluaties 2003-2004 in het perspectief van externe visitaties in 2005 (sept. 2003); - overgangsmaatregelen voor studenten uit bestaande opleidingen bij de invoering van de

bachelor/master-structuur vanaf 2004-2005 (december 2003); - overgangen tussen hogeschoolopleidingen en universitaire opleidingen (schakelprogramma’s en

verkorte bachelorprogramma’s) (februari 2004); - curriculumevaluaties 2004-2005 (mei 2004); - benoeming van personen, toewijzing van onderwijsopdrachten, en de berekening van

onderwijsbelasting (juni 2004).

In het academiejaar 2004-2005 vatte de Onderwijsraad ook reeds de discussie aan over de implementatie van het flexibiliseringsdecreet en de evaluatie van afzonderlijke opleidingonderdelen. De adviezen hierover zouden in het najaar van 2004 worden uitgebracht.

De Vaste Werkgroep Curriculumhervorming staat in voor de voorbereiding van de beslissingen van de Academische raad in verband met de ontwikkeling en de hervorming van onderwijsprogramma’s. In de loop van 2003-2004 ging de aandacht in hoofdzaak naar de invoering van de bachelor-master-structuur. In totaal werden er hierover door de werkgroep 23 adviezen voor master-na-

Page 18: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

17

masteropleidingen met start in 2005 uitgebracht. Ook lopende programma’s werden nog gewijzigd en geoptimaliseerd.

De Convenantbeheergroep heeft als opdracht de werkzaamheden in verband met het Convenant 2002 en het Onderwijsontwikkelingsplan aan te sturen en te coördineren. De Convenantbeheergroep volgt de rapportering van de verschillende projecten op en de communicatie ervan naar de Vlaamse regering. In dat kader ontving de K.U.Leuven in januari 2004 de Commissie die in opdracht van de Minister van Onderwijs alle universiteiten bezoekt als onderdeel van de wijze waarop de instellingen de convenants uitvoeren.

De ICTO-adviesgroep (adviesgroep voor Informatie en CommunicatieTechnologie in het Onderwijs) formuleert aanbevelingen omtrent het zinvol inzetten van ICT in het onderwijs. In 2003-2004 hadden de activiteiten in hoofdzaak betrekking op de Gemeenschappelijke Digitale Leeromgeving (GDLO) van de Associatie K.U.Leuven, de didactische kredieten en de evaluatie van ToLeDo.

Met ingang van het academiejaar 2005-2006 treedt het flexibiliseringsdecreet in werking waarbij het huidige studiejaarsysteem wordt omgebouwd in een creditsysteem. Ter ondersteuning van de voorbe-reidende werkzaamheden werd een werkgroep Flexibilisering opgericht die een ontwerpadvies ten behoeve van de Academische raad heeft uitgewerkt dat als basis kon dienen voor een verdere concrete uitwerking van een flexibliseringskader voor de universiteit.

2.5 Onderwijskundige vorming voor docenten en assistenten

Het vormingsaanbod van DUO/ICTO heeft als belangrijkste doel de implementatie van Begeleide zelf-studie op het niveau van opleidingen en opleidingsonderdelen te ondersteunen.

Het doelgroepspecifieke aanbod bestond in 2003-2004 uit de volgende opleidingen: • vorming voor beginnende docenten, bestaande uit een collectief aanbod en intervisie. 22 docenten

namen deel; • binnen de faculteiten Farmaceutische wetenschappen, Wetenschappen en Wijsbegeerte werd in

de loop van het academiejaar samen met facultaire ondersteuners ('convenantsmedewerkers') een opleiding voor beginnende assistenten verzorgd. Deze 'pilootopleidingen' waren uitdrukkelijk bedoeld om andere faculteiten te inspireren. Er namen 27 beginnende assistenten aan deel;

• opleiding facultaire ondersteuners ('convenantsmedewerkers'): in de loop van het academiejaar werden 12 sessies georganiseerd over uiteeenlopende thema's (Toledo, Begeleide zelfstudie, …). Gemiddeld namen hieraan telkens 15 facultaire ondersteuners deel.

Het algemene aanbod richtte zich tot alle ZAP'ers en AAP'ers/BAP'ers. Het bestond uit de volgende opleidingen: • opleiding 'Het Digitale Krijt', met kennismakingsmodules (opleidingen over de functionaliteiten van

een leerplatform: aanbieden van informatie, communicatie en formatief evalueren), opleidingen voor beginners en workshops voor gevorderden (onder meer over Question Mark Perception, het gebruik van discussiefora, werken met grafisch materiaal…). Voor de centraal georganiseerde kennismakingsmodule meldden zich 40 geïnteresseerden. Een gelijkaardige kennismakingsmodule voor administratief personeel telde 42 deelnemers. Er boden zich 28 deelnemers aan voor de opleidingen voor beginners en 107 voor de workshops voor gevorderden;

• de 'zomercursus: Doceren in het BaMa-tijdperk', waaraan 61 deelnemers participeerden, richtte zich op het uit- of herwerken van een opleidingsonderdeel volgens de principes van Begeleide zelfstudie. Deze intensieve opleiding nam één week in beslag en werd achteraf opgevolgd via 'onderzoeksgroepjes'.

3 Opleidingenaanbod

3.1 Opleidingen en toelatingsvoorwaarden

3.1.1 Academische basisopleidingen

Tijdens het academiejaar 2003-2004 organiseerde de K.U.Leuven 61 academische opleidingen, waarvan 12 ook voor de eerste cyclus te Kortrijk. Te Leuven werden er vier equivalente Engelstalige academische opleidingen aangeboden: Religious Studies, Theology, Canon Law en Philosophy. Een

Page 19: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

18

overzicht van de academische opleidingen en de keuzerichtingen in 2003-2004 wordt gegeven in bijlage 1. Een overzicht van de rechtstreekse toegang tot de tweede cyclus vanuit andere opleidingen en de vermindering van studieomvang in de eerste en/of tweede cyclus vindt men in bijlage 2.

In 2003-2004 hebben enkele faculteiten de toelatingsvoorwaarden uitgebreid voor gediplomeerden van andere academische opleidingen en hogeschoolopleidingen. De academische opleidingen van de faculteiten Rechtsgeleerdheid, Economische en toegepaste economische wetenschappen, Sociale wetenschappen en Toegepaste wetenschappen worden nu ook deeltijds aangeboden. Dit betekent dat vanaf 2003-2004 alle academische opleidingen aan de K.U.Leuven ook deeltijds kunnen worden gevolgd, uitgezonderd de opleiding tot huisarts. Zoals vroeger al werd beslist worden er vanaf 2003-2004 geen studenten meer ingeschreven voor de academische opleiding voedings- en dieetleer. De al lang gevraagde wijziging van de diplomabenaming ‘burgerlijk mijnbouwkundig en geotechnisch ingenieur’ werd op 23 april 2004 goedgekeurd door de Vlaamse Regering.

3.1.2 Voortgezette academische opleidingen

In 2003-2004 organiseerde de K.U.Leuven 102 voortgezette academische opleidingen en drie taalvarianten. Van de veertig aanvullende opleidingen, waarvan tien Engelstalige opleidingen én de drie taalvarianten, worden er zes samen met andere Vlaamse universiteiten en twee met een buiten-landse universiteit georganiseerd. Van de tweeënzestig specialisatieopleidingen, waarvan vierendertig Engelstalige opleidingen, worden er achttien samen met andere Vlaamse universiteiten en twaalf met buitenlandse universiteiten aangeboden. Een overzicht van de voortgezette academische opleidingen 2003-2004 met toelatingsvoorwaarden vindt men in bijlage 3.

De diplomabenaming en de programma-inhoud werden gewijzigd voor GGS Master of European Politics and Policies (i.p.v. GGS European Master of Public Administration) en voor GAS Master in overheidsmanagement en -beleid (i.p.v. GAS Overheidsmanagement en bestuurkunde). Er werden geen nieuwe inschrijvingen meer toegelaten voor GGS Master of Science in Marketing. Daarnaast werden mede op basis van interne evaluatie volgende opleidingen geschrapt: GAS Pastoraal-theologie, GAS Vroegchristelijke en Byzantijnse studies, GAS Architectuurwetenschap en GAS Ergonomie en arbeidskunde.

3.1.3 Doctoraatsopleidingen

Alle faculteiten organiseren een gestructureerde en verplicht te volgen doctoraatsopleiding voor de doctorandi. Alle faculteiten hebben in hun reglementering beperkte uitzonderingen voorzien voor stu-denten voor wie het praktisch onmogelijk is de doctoraatsopleiding te volgen. De lijst van de doctoraatsdiploma’s in 2003-2004 vindt men in bijlage 4.

De resultaten van een evaluatieonderzoek van de doctoraatsopleidingen werden gebruikt voor een optimalisering van het doctoraatsreglement. De beleidsnota ‘Taken en opdrachten van het assisterend en bijzonder academisch personeel’ werd vanaf 1 oktober 2003 uitgevoerd. Bedoeling is om een transparante organisatie van het doctoraatswerk en de ondersteuning verleend aan de doctorandi te bevorderen en een beter rendement in zowel onderzoek- als onderwijstaken te verzekeren met maximale loopbaanperspectieven.

3.1.4 Academische initiële lerarenopleidingen

De academische initiële lerarenopleidingen worden verzorgd door de betrokken faculteiten samen met het Academisch Vormingsinstituut voor Leraren. Het aantal studenten dat zich inschrijft voor de lerarenopleiding steeg in de meeste richtingen opnieuw. Een overzicht van de academische leraren-opleidingen in 2003-2004 vindt men in bijlage 5.

3.1.5 Bijzondere onderwijsinitiatieven: interfacultaire colleges

Lessen voor de eenentwintigste eeuw

Het interfacultair college ‘Lessen voor de eenentwintigste eeuw’ startte in 1994-1995 en biedt de studenten van de tweede cyclus de mogelijkheid na te denken over de grote vragen aan het begin van de eenentwintigste eeuw. In dertien lessen wordt vanuit diverse invalshoeken toekomstgericht

Page 20: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

19

gereflecteerd over mens, maatschappij en wetenschap. In 2003-2004 kwamen volgende thema’s aan bod: ‘De olympische gedachte’, ‘Zijn onze medicijnen te duur?’, ‘Is er dood na het leven?’, ‘Zien we werkelijk wat we zien?’, ‘Wat leren we van televisiefictie?’, ‘Patiëntgestuurde zorg’, ‘Autonomie: hoek-steen of struikelblok: patiëntenrechten en ethiek in de psychiatrie’, ‘De rol van vrije software in de internetmaatschappij’, ‘De Griek als wereldburger: de krachtlijnen van de hellenistische beschaving’, Zingeving en psychologie’, Strategie en speltheorie’, De toekomst in kaart: cartografie vandaag en morgen’, ‘Het internationaal strafhof, België en de genocidewet’. In 2003-2004 waren er 750 aanwezi-gen, waarvan 330 studenten examens aflegden.

Initiatie tot ondernemen

Om studenten een wetenschappelijk onderbouwd inzicht te verschaffen in het proces van onderne-men wordt sinds 1999-2000 een algemeen interfacultair keuzeopleidingsonderdeel ‘Initiatie tot onder-nemen’ aangeboden. Dit opleidingsonderdeel omvat drie ongeveer evenwaardige componenten: (1) zeven theoretisch-conceptuele lessen met aansluitende discussie over ondernemerschap, (2) diverse praktijkgetuigenissen van ondernemers en gevalsstudies, (3) zelfwerkzaamheid en groepswerk in ondernemingsplanning via een schriftelijk en mondeling rapport. ‘Initiatie tot ondernemen’ kan als keuzevak opgenomen worden door alle studenten uit de tweede cyclus, de voortgezette academische opleidingen en de doctoraatsopleidingen, overeenstemmend met de modaliteiten in het eigen studie-programma. Ieder academiejaar volgen er 100 studenten dit interfacultair college.

Genderstudies

Vanaf 1999-2000 wordt het interfacultaire college ‘Genderstudies’ georganiseerd. De lessenreeks biedt een multidisciplinaire inleiding over de gewijzigde man-vrouw-verhoudingen in hun relatie tot een herinterpreteren van mens-zijn en menselijk samenleven. Via onderwijs, onderzoek en maatschappe-lijke dienstverlening kan de K.U.Leuven een wezenlijke bijdrage leveren tot het denken over dit verschuivend man-vrouw-perspectief. ‘Genderstudies’ omvat dertien lessen die betrekking hebben op: (1) wetenschapstheoretische vraagstellingen, (2) een sociohistorische benadering, (3) capita selecta uit het onderzoek. De lessenreeks wordt als keuzevak aangeboden in alle tweede- en derdecyclus-opleidingen. In 2003-2004 volgden 100 studenten dit interfacultair college.

Ontwikkeling en culturen / Interdisciplinary Perspectives on Development and Cultures

Op vraag van de studentenvertegenwoordigers startte de Interfacultaire Raad voor Ontwikkelings-samenwerking vanaf 2001-2002 de lessenreeks over ‘Ontwikkeling en culturen’. Dit interfacultair college beoogt de problematiek van ontwikkeling en culturen een verruimde wetenschappelijke onder-bouw te bieden en maatschappelijke weerklank te geven aan de ontwikkelingsproblematiek. De lessenreeks wordt als keuzevak aangeboden aan de studenten van de tweede en derde cyclus. Er zijn tien lessen waarin telkens twee sprekers verschillende stellingen over een onderwerp naar voor brengen. De lezingen worden gevolgd door een debat. Er volgden 75 studenten dit opleidingsonder-deel.

3.2 Samenwerking met andere universiteiten en hogescholen

Er is interuniversitaire samenwerking voor acht aanvullende opleidingen en voor dertig specialisatie-opleidingen. Voor vierentwintig opleidingen wordt samengewerkt met Vlaamse universiteiten, voor veertien specialisatieopleidingen met buitenlandse universiteiten.

Bilaterale samenwerkingsovereenkomsten zijn er met diverse buitenlandse universiteiten, b.v. Theologische faculteit Tilburg, Universiteit Utrecht, Institut Catholique Paris (Godgeleerdheid), Universiteit Stellenbosch, Georgetown University, Boston College, Boston University, University College Dublin, National University of Ireland Maynooth (Wijsbegeerte), Nortwestern University, University of Chicago, University of Michigan, New York University, University of Illinois, Duke University, Universiteit van Stellenbosch, Universiteit van Potschefstroom, University of Melborne, University of Sidney, City University of Hong Kong (Rechtsgeleerdheid), Katholieke Universiteit Nijmegen, Rijksuniversiteit Groningen (Handelsingenieur), Landbouwuniversiteit Wageningen (Voeding en gezondheid), Universiteit Twente (Communicatiewetenschappen), Technische Universiteit Eindhoven, Technische Universiteit Delft, RWTH Aachen, Imperial College (Ingenieurs-wetenschappen), Université Lille III (KULAK)…

Page 21: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

20

Met K.U.Brussel is er al geruime tijd een overeenkomst. Tussen meerdere faculteiten en UCL bestaat er een wederzijds akkoord voor het volgen van aparte opleidingsonderdelen. Dit is ook het geval voor de faculteiten Rechtsgeleerdheid en Geneeskunde en ULB. De Faculteit Ingenieurswetenschappen heeft uitwisselingsprogramma's met de FP Mons, ULB en U Liège. Met LUC/tUL wordt samengewerkt voor enkele doctoraatsopleidingen.

De samenwerking met Vlaamse hogescholen wordt vooral gerealiseerd in de Associatie K.U.Leuven (http://associatie.kuleuven.be/wg/algemeen/Jaarverslag_definitief.pdf). Binnen die associatie werkt de K.U.Leuven nauw samen met twaalf Vlaamse hogescholen: EHSAL Europese Hogeschool Brussel, Groep T-Hogeschool Leuven, Hogeschool Sint-Lukas Brussel, Hogeschool voor Wetenschap & Kunst, Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende, Katholieke Hogeschool Kempen, Katholieke Hogeschool Leuven, Katholieke Hogeschool Limburg, Katholieke Hogeschool Mechelen, Katholieke Hogeschool Sint-Lieven, Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen, Lessius Hogeschool.

De samenwerking van de K.U.Leuven met de associatiepartners speelt zich af op verschillende vlak-ken. Voor de thema’s internationalisering en ICT & Logistiek is de K.U.Leuven de coördinator. Zo is het Leuvense digitale toets- en leerplatform ‘Toledo’ (Toetsen en Leren Doeltreffend Ondersteunen) in 2004 ingevoerd bij zes partnerinstellingen als start van een gemeenschappelijke digitale leerom-geving. De K.U.Leuven coördineert en behartigt tevens de samenwerking rond onderzoek binnen de associatie. Van groot belang is de begeleiding en de ondersteuning van de academisering van de hogeschoolopleidingen van twee cycli. Begeleidingscommissies met leden van de K.U.Leuven en de hogescholen, stippelden de specifieke academiseringstrajecten uit.

De K.U.Leuven wisselt binnen de associatie ook ervaring en expertise uit rond onderwijs. Samen met de associatiepartners nam de K.U.Leuven concrete acties rond de gemeenschappelijke krachtlijnen van de onderwijsontwikkelingsplannen. Voor bepaalde opleidingen bundelt de K.U.Leuven haar krachten met associatiepartners en andere hogescholen, zoals Arteveldehogeschool en Hogeschool West-Vlaanderen. Voor de specialisatieopleiding Industrial Management is er bijvoorbeeld samenwer-king met Hogeschool West-Vlaanderen (departement PIH), Institut Catholique d’Arts et Métiers (ICAM) Lille en Katholieke Hogeschool Sint-Lieven. Rond onderwijsinnovatieprojecten is er naast de samenwerking met een groot deel van de associatiepartners ook samenwerking met Universiteit Gent, Limburgs Universitair Centrum en Karel de Grote-Hogeschool. In het Impulscentrum voor onderwijs-vernieuwing bundelen Campus Kortrijk, Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen en Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende innoverende krachten rond onderwijs. Op het vlak van onderwijs en onderzoek is er regelmatig overleg tussen de Faculteit Ingenieurswetenschappen en de departemen-ten Industriële wetenschappen van alle katholieke hogescholen. Dit is ook het geval voor de Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen en de departementen Industriële wetenschappen.

Project Schoolmanagement K.U.Leuven werkt vanaf 1995 samen het Vlaams Verbond van Katholieke Hogescholen voor de nascholing van het personeel van hogescholen, terwijl vanaf 2000 samen met het VCLB-Vormingscentrum nascholing wordt aangeboden voor medewerkers van de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB).

3.3 Dienst Permanente vorming

Naast academische opleidingen en voortgezette academische opleidingen biedt de K.U.Leuven tal van vormingsinitiatieven aan als permanente vorming. Deze omvatten zowel lezingen en studiedagen als workshops en langlopende vormingsprogramma's. Ze richten zich tot universitair en hogeschool afgestudeerden en tot personen die eenzelfde kennis door ervaring en praktijk hebben opgebouwd. Sommige programma's worden overdag gegeven, andere 's avonds, en soms kan men modulair inschrijven. Voor een aantal langlopende programma's worden certificaten en/of getuigschriften uitge-reikt.

Als centrale onderwijsondersteunende dienst situeren de activiteiten van de dienst Permanente Vorming zich op het vlak van het informeren, ontwikkelen, adviseren en ondersteunen en vertegen-woordigen op het vlak van permanente vorming. Ze informeert externen over het permanente vormingsaanbod van de K.U.Leuven en internen over haar producten en diensten evenals over actuele ontwikkelingen inzake permanente vorming. De Dienst Permanente Vorming ontwikkelt interfacultaire postacademische opleidingen in overleg met de faculteiten en in functie van de noden. Ze ondersteunt hierbij het hele proces van de totstandkoming

Page 22: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

21

van de faculteitsoverschrijdende opleidingen. De dienst verleent ook advies en ondersteuning m.b.t. permanente vorming en dit zowel op facultair, interfacultair als centraal niveau. In 2004 werden een groot aantal adviezen verleend, zowel aan interne als aan externe belanghebbenden.

De dienst zorgt voor het bekendmaken van PV-activiteiten via de e-agenda en de Campuskrant. Via de webpagina van de dienst Permanente Vorming wordt informatie verschaft over praktische schik-kingen voor PV-initiatieven.

In het academiejaar 2003-2004 werden 1.094 permanente vormingsactiviteiten georganiseerd (zie bijlage voor overzicht van aantallen en aanbod per faculteit). Daarvan waren 66 activiteiten langlo-pende programma's, die ten minste 30 uur bedroegen en gespreid waren over ten minste 10 weken (zie bijlage voor aanbod langlopende vormingsprogramma’s).

Er waren 435 studenten centraal ingeschreven voor postacademische vormingsactiviteiten in 2004.

De Vormingskrant verscheen voor het laatst in papieren versie in januari. De dienst ontving die maand 413 aanvragen voor het toesturen van deze informatie. Daarna verscheen geen nieuwe Vormingskrant, wel werd de informatie hieruit nog online ter beschikking gesteld. Hiervan werden nog 669 downloads genomen.

Via de infolijn en/of via de infomail van de dienst Permanente Vorming kan informatie gevraagd wor-den. Voor 2004 kregen we hiervoor 372 aanvragen.

De dienst Permanente Vorming participeerde actief in het beleid van het Vliebergh-Senciecentrum. Daarnaast heeft de dienst Permanente Vorming de K.U.Leuven vertegenwoordigd in netwerken voor permanente vorming, m.n. in EUCEN (European Universities Continuing Education Network) en UCEA (University Continuing Education Association).

3.4 Eurostudiecentrum Open Universiteit

De belangrijkste activiteiten van het Studiecentrum Open Universiteit Leuven blijven zoals voorheen het geven van informatie en advies aan belangstellenden, evenals de organisatie van hun studiebe-geleiding als student. Deze activiteiten omvatten individuele informatie en advies, collectieve informa-tiemomenten, begeleiding van studieplanning en studievoortgang, evenals inhoudelijke studiebegelei-ding en de organisatie van examens en examenbegeleiding. Zoals in de jongste jaren steeg het aantal nieuwe inschrijvingen op moduleniveau voor het StudieCentrum Open Universiteit Leuven gedurende 2004 opnieuw gevoelig: 711 modules werden afgenomen. Daarmee handhaaft het StudieCentrum Leuven haar eigen aandeel in het totale aantal nieuwe inschrijvingen gedurende 2004 in Vlaanderen, met 9,96% op een vierde plaats. Vooral het aantal beginnende studenten die kiezen voor een oplei-ding in plaats van voor het volgen van afzonderlijke cursussen blijft stijgen, waardoor een toekomstige opname van nieuwe cursussen gegarandeerd blijft.

In 2004 werd onder impuls van het Studiecentrum samen met het OTEC (Onderwijstechnologisch Expertise Centrum) van de Open Universiteit Nederland en de Toledo medewerkers van K.U.Leuven een verkennende studie uitgevoerd waarmee de K.U.Leuven haar positie ten aanzien van content packaging, leerobjecten-repositories, respectievelijk authoring tools kan bepalen. Dit resulteerde in een rapport: ‘Assembleren van leermaterialen met het oog op hergebruik. Casestudy: K.U.Leuven’.

3.5 Curriculumbewaking

3.5.1 Doelstellingen van de opleidingen

Deze doelstellingen zijn terug te vinden in het programmaboek.

3.5.2 Wijze van meten van studietijd

Tijdens het academiejaar 2003-2004 werd slechts in één opleiding een studietijdmeting uitgevoerd in het kader van een zelfevaluatierapport ter voorbereiding van een visitatie. Voor andere opleidingen leek het niet zinvol om net voor de grondige hervormingen die gepaard gaan met de invoering van de bachelor-masterstructuur nog studietijdgegevens te verzamelen.

Page 23: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

22

Studietijdmetingen worden tijdens het begin van het academiejaar uitgevoerd. Ze hebben betrekking op het voorgaande studiejaar en beogen de reële studiebelasting voor de studenten te meten. Bedoeling is na te gaan of de studiebelasting beantwoordt aan de normen die het universiteitsdecreet stelt. Bij problemen kunnen wijzigingen aan het desbetreffende opleidingsonderdeel worden aange-bracht.

De keuze van de te gebruiken methode, met name ‘paarsgewijze vergelijking’ of ‘absolute schatting’, verschilt naargelang van de aard van het te evalueren programma. Waar mogelijk wordt het elektro-nische toetsplatform van de K.U.Leuven (Question Mark Perception) gebruikt om de studietijdmeting uit te voeren.

Het thema ‘studietijdmetingen’ krijgt ook binnen de K.U.Leuven associatie ruime aandacht. Een werk-groep met leden vanuit de gehele associatie werkt aan gemeenschappelijke uitgangspunten en defini-ties omtrent studietijdmetingen. Bovendien wordt in het kader van een ruimer OOF-project (kwaliteits-indicatoren) een gemeenschappelijk instrumentarium voor de associatie ontwikkeld.

3.5.3 Curriculumevaluatie

Alle opleidingen aan de K.U.Leuven worden om de 8 jaar grondig geëvalueerd (cf. punt 2.1.). Deze periodieke interne curriculumevaluatie vormt het scharnierpunt tussen de interne kwaliteitszorg ener-zijds en de externe kwaliteitsbewaking anderzijds. Zij biedt de POC en alle onderwijsbetrokkenen in de eerste plaats de gelegenheid om de eigen opleiding vanuit het opleidingspecifiek referentiekader grondig te bekijken. Tegelijkertijd levert de curriculumevaluatie het materiaal dat nodig is voor het opstellen van het zelfevaluatierapport ter voorbereiding van de visitatie. Hoewel het evaluatieproces voor alle curriculumevaluaties aan de K.U.Leuven een zelfde patroon kent, beslist de subcommissie van de POC autonoom over de aanpak en invulling van de curriculumevaluatie. Zij krijgt daarbij inhoudelijke en logistieke ondersteuning van DUO/ICTO. In de planning van deze periodieke evaluaties wordt rekening gehouden met het visitatierooster. In 2003-2004 werden curriculumevalua-ties opgestart voor de opleidingen die in 2005 zullen betrokken zijn bij de visitaties biomedische wetenschappen, geneeskunde, logopedie en audiologie, familiale en seksuologische wetenschappen, godgeleerdheid en godsdienstwetenschappen, biologie, rechten, natuurkunde, oosterse studies en academische lerarenopleiding. Deze laatste visitatie werd later uitgesteld in het licht van de ontwikke-lingen rond de voorbereiding van een nieuw decreet op de lerarenopleiding. De interne curriculum-evaluatie werd echter wel voortgezet.

3.6 Onderwijsvernieuwing

3.6.1 Convenant 2002

Medio 2002 werden via een besluit van de Vlaamse regering eerste aanvullende werkingsmiddelen ter beschikking gesteld voor ‘de verbetering van de kwaliteit van het universitair onderwijs’. Eind 2002 werd aan de K.U.Leuven in het kader hiervan een bedrag van 2,55 miljoen euro toegekend voor de periode van januari 2003 tot december 2005. De universiteit heeft zelf bijkomende middelen ter beschikking gesteld. De middelen worden ingezet voor drie soorten projecten. Een eerste -meest omvattende- project is het universiteitsbrede IMBEZE-project (implementatie van begeleide zelfstu-die). De bedoeling van dit project is dat elke faculteit een facultaire ondersteuningscel uitbouwt of opricht en een aantal doelstellingen tracht uit te werken in het kader van Begeleide zelfstudie, zoals het ondersteunen van opleidingsonderdelen via een Toledo-omgeving of initiatieven in het kader van professionele vorming voor beginnende assistenten. Een tweede soort projecten zijn faculteits-specifieke projecten. Deze projecten werden door didactische teams van verschillende faculteiten ingediend. De geselecteerd projecten zijn (a) Implementatie van casusgebaseerd onderwijs aan de hand van groepswerk in de eerste kandidatuur Pedagogische Wetenschappen (Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen (b) Probleemoplossen en ontwerpen: de revisie van opleidingsonderdelen in de lijn van het projectonderwijs (Faculteit Toegepaste Wetenschappen) (c) De ondersteuning van zelfgestuurd ervaringsleren tijdens de stage in het 3e jaar arts (Faculteit Geneeskunde) (d) Idioma-tic (Campus Kulak). Een laatste soort projecten zijn centrale projecten. Een eerste project heeft betrekking op de evaluatie en vorming van docenten (Optikwest - Dienst Universitair Onderwijs) en op het elektronische leer- en toetsplatform waarmee de K.U.Leuven haar onderwijs ondersteunt (Toledo).

Page 24: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

23

De Convenantbeheergroep waakt over algemene voortgang van de initiatieven in het kader van het Convenant 2002 door middel van een halfjaarlijkse rapportering van alle projecten. Naar aanleiding van een schriftelijke rapportering wordt telkens door een delegatie van de Convenantbeheergroep een gesprek gevoerd met de promotoren en convenantsmedewerkers per project. Hierin wordt de voort-gang van de projecten besproken en wordt stilgestaan bij eventuele problemen. Een Adviescommissie van de Vlaamse Regering bracht in januari 2004 een bezoek aan alle universiteiten naar aanleiding van de tussentijdse rapportering. De Commissie adviseerde de uitbetaling van de tweede schijf van middelen.

3.6.2 Onderwijsontwikkelingsplan

Zie 1.4.

3.6.3 TOLEDO

De digitale leeromgeving ‘Toledo’ van de K.U.Leuven wordt nu gebruikt in alle opleidingen aan de K.U.Leuven. De grote meerderheid van de studenten en docenten doen een beroep op de Toledo omgeving. Alle facetten van de Toledo omgeving kenden een stijgend gebruik. Vooral de meer interactieve tools als communicatie en toetsen werden meer ingezet dan voorheen.

De overstap naar de nieuwe versies van zowel QuestionMark.Perception als Blackboard gaf de docenten meer mogelijkheden om de omgeving aan te passen aan de noden van hun particuliere onderwijssituatie. Te vermelden hierbij zijn vooral de uitgebreidere mogelijkheden van digitaal toetsen en het digitaal ondersteunen van opdrachten binnen de omgeving. Via een reeks nieuwe vormingen werden docenten en onderwijsondersteuners opgeleid in het gebruik en zinvol inzetten van deze nieuwe tools.

In het academiejaar 2003-2004 werd verder gewerkt aan Toledo als onderwijsportaal. Hiertoe werd verder ontwikkeld aan de koppeling tussen Toledo met de administratieve systemen.

Einde 2003-2004 is eveneens de start gezet van de Gemeenschappelijke Leeromgeving voor de Associatie. De krachten bundelen rond e-leren op associatievlak is immer noodzakelijk om aan alle docenten en studenten een ‘state of the art’ omgeving aan te bieden.

4 Gebruik van een andere onderwijstaal dan het Nederlands

De K.U.Leuven heeft een jarenlange traditie in het aanbieden van opleidingen en opleidingsonder-delen in een andere taal dan het Nederlands.

Een aantal academische basisopleidingen wordt eveneens in het Engels aangeboden. Heel wat voortgezette opleidingen worden ook of uitsluitend in het Engels aangeboden.

Een volledig overzicht voor het academiejaar 2003-2004 is beschikbaar op http://www.kuleuven.ac.be/onderwijs/aanbod2003/opleidingen/E/index.htm

Ook binnen (hoofdzakelijk) Nederlandstalige opleidingen worden heel wat opleidingsonderdelen in een andere taal dan het Nederlands gedoceerd. In de eerste plaats gaat het om taalvakken die geheel of gedeeltelijk worden gedoceerd in de taal waarop ze betrekking hebben. Verder zijn er de oplei-dingsonderdelen die gedoceerd worden door anderstalige gastdocenten. Tenslotte kan naargelang het onderwerp of het gebruikte studiemateriaal (sporadisch) worden overgegaan tot het gebruik van andere onderwijstalen.

De doceertaal is in een aantal gevallen opgenomen in de syllabi van de opleidingsonderdelen (bereikbaar via de Programmagids op http://www.kuleuven.ac.be/onderwijs/aanbod2003/opleidingen/N/). Deze gegevens zijn voor wat betreft het uitdovende onderwijsaanbod niet systematisch en volledig beschikbaar. Met het oog op een gedetailleerdere rapportering in het jaarverslag 2005 werden de nodige gegevens pas bijkomend en gestructureerd opgenomen voor het vernieuwde onderwijsaanbod in de bachelor-masterstructuur.

Page 25: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

24

De K.U.Leuven heeft de decretale vereisten inzake het gebruik van een andere onderwijstaal dan het Nederlands verwerkt in haar interne reglementering. Voor het academiejaar 2004-2005 kan reeds verwezen worden naar een aantal bepalingen uit het onderwijsreglement op http://www.kuleuven.ac.be/onderwijs/aanbod2004/info/algemeen/n/060403.htm#7gedragscode.

5 Onderwijs- en examenregelingen

5.1 Onderwijsregeling

5.1.1 Overzicht inschrijvingsgelden

Voor alle opleidingen werden in 2003-2004 de interuniversitair afgesproken inschrijvingsgelden gevraagd, uitgezonderd voor elf Engelstalige specialisatieopleidingen die een duidelijk internationaal karakter hebben en vooral bedoeld zijn voor buitenlandse studenten uit niet-ontwikkelingslanden. Voor studenten uit ontwikkelingslanden, voor studenten die rechtstreeks instromen uit de tweede cyclus en om specifieke sociale redenen wordt wel een verminderd tarief van inschrijvingsgeld toegestaan. 1. GGS Master of Arts in European Studies: 2 000 euro voor EU-studenten, 4 000 euro voor niet-EU-

studenten; 2. GGS Master of Arts in Eastern Mediterranean Archaeology: 1 000 euro voor EU-studenten,

3 250 euro voor niet-EU-studenten; 3. GGS Master of Laws: 5 050 euro; 4. GGS Master in European Criminology: 4 000 euro; 5. GGS European Master in Social Security: 1 500 euro voor EU-studenten, 3 000 euro voor niet-EU-

studenten; 6. GGS Master of Laws in European and International Taxation: 8 500 euro; 7. GGS Master of Energy and Environmental Law: 9 000 euro voor wie al drie of meer jaar professio-

neel actief is geweest, 6 000 euro voor wie nog niet of minder dan drie jaar professioneel actief is geweest;

8. GGS Master in International Business Economics: + 175 euro bijkomend inschrijvingsgeld; 9. GGS Master of European Politics and Policies: 2 500 euro; 10. GGS Master of Arts in Conflict and Sustainable Peace: 2 000 euro voor EU-studenten die geen lid

zijn van een internationale of gouvernementele organisatie, 4 000 euro voor andere studenten; 11. GGS European Master in Bioethics (enkel deeltijds): 2 maal 3 000 euro.

5.1.2 Toelatingsvoorwaarden

In bijlagen 2 en 3 wordt een overzicht opgenomen waarin de diploma's worden vermeld die toelating verlenen tot de academische en de voortgezette academische opleidingen, al dan niet met verminde-ring van studieomvang. De K.U.Leuven houdt zich daarbij strikt aan de overheidsrichtlijnen en de verdragsbepalingen.

5.1.3 Begeleiding van aspirant-studenten

Aspirant-studenten kunnen op de dienst Studieadvies terecht voor informatie over studierichtingen aan de K.U.Leuven: toelatingsvoorwaarden, studie-inhouden, moeilijkheidsgraad, geschiktheidseisen, combinatie- en specialisatiemogelijkheden, overschakelingen, beroepsuitwegen en perspectieven op de arbeidsmarkt. Zij kunnen heel het jaar door aanvullend individueel keuzeadvies verkrijgen onder de vorm van één of meerdere gesprekken of langs e-mail. Vooral in vakantieperiodes wordt de uitge-breide Mediatheek druk bezocht.

Studieadvies publiceert een reeks brochures die toegestuurd worden aan individuele aspiranten en aan scholen. Volgende brochures werden tijdens het academiejaar 2003-2004 gepubliceerd: 'KiesKeurig', een uitgebreid keuzewerkboek, in eigen productie ontwikkeld, 'Je Studiekeuze', een beknopte keuzehandleiding met overzicht van de academische basisopleidingen K.U.Leuven en voorstelling van de Studentendiensten, 'Studierichtingen aan de K.U.Leuven: academische basisoplei-dingen', een overzicht van alle basisstudierichtingen, toelatingsvereisten, studie-inhouden en beroepsuitwegen, de specifieke brochures per studierichting die diepgaander informatie bieden, de eigen reeks Doelmatig studeren met publicaties over 'Studiemethode' en 'Blok en Examens', 'Info K.U.Leuven', voorstelling van de diverse Studentendiensten en van facultaire diensten met contact-adressen, praktische informatie over vakantiecursussen en inschrijving. Tijdens het academiejaar

Page 26: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

25

2003-2004 werd eveneens de studie-informatie m.b.t. de nieuwe bachelor-masterprogramma’s voor-bereid. Uitgangspunt hierbij was dat toekomstige studenten bij het begin van hun laatste jaar secun-dair onderwijs zouden beschikken over informatie over het bama-studieaanbod, zoals dit in september 2004 zal starten. Een overzicht van deze brochures wordt gegeven bij de beschrijving van de activi-teiten van de dienst Studieadvies in het hoofdstuk ‘Sociale voorzieningen voor studenten’.

Studieadvies organiseerde in samenwerking met Alumni Lovanienses 17 uitgebreide avondinfoses-sies in 69 scholen/scholengemeenschappen. Themata: organisatie van het hoger onderwijs, studie-keuze, studeren in het hoger onderwijs, beroepsuitwegen.

In 2003-2004 werd met een uitgebreide delegatie informatoren deelgenomen aan de vijf regionale SIDins. Drie specifieke K.U.Leuven Infodagen en twee algemene K.U.Leuven Infodagen werden georganiseerd.

Voor aspirant-studenten worden tijdens de maand september een aantal opfrissings- en inhaalcur-sussen of kennismakingsweken georganiseerd zoals bv. scheikunde voor biomedische wetenschap-pen, wiskunde voor exacte wetenschappen, wiskunde voor economisten, wiskunde voor psychologen, lichamelijke opvoeding en kinesiologie, revalidatiewetenschappen en kinesitherapie, Duits voor stu-denten taal- en letterkunde, Frans voor studenten taal- en letterkunde

Voor een aantal specifieke vakken zijn zelfevaluatietoetsen beschikbaar waarmee de toekomstige studenten hun voorkennis kunnen evalueren en bijsturen: voor burgerlijk ingenieur, burgerlijk ingenieur-architect, Frans.

5.1.4 Begeleiding van eerstejaarsstudenten

De activiteiten inzake studiebegeleiding voor eerstejaarsstudenten worden gecoördineerd door de Vaste Werkgroep Studiebegeleiding van de Onderwijsraad. Bij de begeleiding van de eerstejaarsstu-denten werd bijzondere aandacht besteed aan het consolideren van de inspanningen die in het academiejaar 2002-2003 geleverd waren voor de invoering van het semesterexamensysteem. Er is met name werk gemaakt van het op gestructureerde wijze invoeren en vormgeven van de tussentijdse toetsen, al dan niet elektronisch aangeboden via Toledo. In tal van opleidingen kreeg het concept van didactische teams verder gestalte en werd gestart met het op systematische wijze samenbrengen van didactische teams. Het elektronische monitoraat heeft in het merendeel van de opleidingen zijn ingang gevonden. Dit ondersteunt op praktisch-organisatorische wijze de werking van de monitoraten. Tenslotte is men in tal van opleidingen reeds gestart met het treffen van voorbereidingen voor de invoering van de bachelor-masterstructuur.

5.1.5 Doorstroming van afgestudeerden van hogescholen

Er worden meer en meer overstapmogelijkheden voorzien voor gediplomeerden van hogescholen. Een overzicht van die overstapmogelijkheden naar academische basisopleidingen met eventuele vermindering van studieomvang wordt gegeven in bijlage 2. De toelatingsvoorwaarden tot de voortge-zette academische opleidingen voor gediplomeerden van hogescholen worden vermeld in bijlage 3.

Voor de academische basisopleidingen worden bepaalde overstapmogelijkheden frequenter gebruikt. Er is een grote doorstroom van industrieel ingenieur naar burgerlijk ingenieur, van maatschappelijk assistent naar criminologische wetenschappen en pedagogische wetenschappen, van geaggregeerde voor het secundair onderwijs-groep 1 naar pedagogische wetenschappen, van psychologisch assis-tent naar psychologie en van verpleegkunde naar medisch-sociale wetenschappen, van gegradueerde in logopedie en audiologie naar de licentie, van gegradueerde in communicatiebeheer naar communi-catiewetenschappen.

Bij de voortgezette academische opleidingen is er een grote doorstroom van industrieel ingenieur naar bedrijfseconomie, milieubeheer-milieukunde, Industrial Management, biomedische en klinische ingenieurstechnieken, van licentiaat-vertaler/tolk naar taal en bedrijf, E-communicatie, bedrijfsecono-mie en van hogeschoolopleidingen van twee cycli naar internationale betrekkingen en conflictbeheer-sing.

Page 27: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

26

5.1.6 Toelating afgestudeerden hogeschoolonderwijs van twee cycli tot doctoraat

Vroeger organiseerden de Vlaamse universiteiten predoctorale proeven, nogal verschillend in lengte en inhoud. Op initiatief van de K.U.Leuven zijn hierover door de Vlaamse Interuniversitaire Raad de volgende afspraken gemaakt. Voor de overgang naar de doctoraten in de toegepaste wetenschappen is de omvang van de toelatingsproef bepaald op 90 studiepunten. Voor alle andere doctoraten varieert de omvang van de toelatingsproef tussen 30 en 60 studiepunten. Op basis van relevante onderzoeks-ervaring kan vrijstelling worden verleend voor bepaalde onderdelen van de toelatingsproef. Wie slaagt in de toelatingsproef, ontvangt een getuigschrift. Vele studenten zijn echter vragende partij voor een meer geformaliseerd diploma. Tevens wordt voortaan ook veel concreter in de onderwijsregelingen duidelijk gemaakt welke gediplomeerden van hogescholen tot welke doctoraten toegang krijgen.

5.2 Examenregeling

De K.U.Leuven drong in het verleden aan op meer soepele organisatievormen voor de voortgezette academische opleidingen. Na een wijziging van de decretale bepalingen daaromtrent kan men vanaf 2002-2003 dergelijke opleidingen over meer dan twee academiejaren spreiden. Dit is belangrijk om studenten uit het werkveld toe te laten opleidingen te volgen. Voor een meerderheid van de voortge-zette opleidingen is dit ondertussen als mogelijkheid voorzien. Als men nog meer naar de toekomst blikt, dringt een verdergaande afstand van het jaarsysteem zich op. Levenslang leren, flexibel over-stappen van opleiding en maximale valorisatie van reeds gevolgde opleidingsonderdelen kunnen maar als studenten soepel credits kunnen opbouwen.

5.2.1 Examenreglement

Het examenreglement is opgenomen in het programmaboek. Vanaf 2002-2003 bestaat ook een meer toegankelijke versie via het zogenaamde examenvademecum (zie www.kuleuven.ac.be/kuleuven/ reglement/Examenvademecum.htm). Dit vademecum licht thematisch de belangrijkste vragen en antwoorden toe voor studenten, examinatoren en beleidsverantwoordelijken.

Het academiejaar 2003-2004 hield onder meer een evaluatie van het semesterexamensysteem in. Op grond hiervan bleek geen grondige bijsturing van de reglementering nodig.

Beperkte wijzigingen aan het examenreglement vonden plaats rond: - het in januari reeds kunnen afstuderen voor studenten die reeds alle opleidingsonderdelen heb-

ben afgewerkt en voldoen aan de voorwaarden van de decretaal opgelegde minimale studieduur; - het formaliseren van de verplichting om het inschrijvingsgeld tijdig betaald te hebben met het oog

op deelname aan examens; - het vastleggen van een uitgebreidere set van bepalingen omtrent het slagen en niet-slagen.

Vroeger werden de criteria exclusief door de faculteiten bepaald, terwijl vanaf nu bepaalde alge-mene regels gelden voor de hele universiteit;

- het formaliseren van het weigeringsrecht voor een overdracht ten behoeve van niet-geslaagde studenten. De wetgeving legde hier immers formele termijnen en procedures op.

5.2.2 Overdracht van examencijfers en regeling van vrijstellingen

Overdracht van examencijfers kan aan de K.U.Leuven enkel plaatsvinden bij niet-geslaagde studen-ten die voor eenzelfde of een andere opleiding blijven verderstuderen. De overdrachtsregels zijn uitvoerig beschreven in de artikels 39, 40 en 45 van het examenreglement en wijken niet af van de inmiddels decretaal vastgelegde basisregels.

Vrijstelling kan gegeven worden aan studenten die reeds eerder aan de K.U.Leuven of elders slaag-den voor een opleiding. De vrijstelling wordt in eerste orde gegeven op grond van een equivalentie-beoordeling. De vrijstellingsmogelijkheden worden door elke faculteit zelf bepaald en staan concreet beschreven in het programmaboek.

5.2.3 Reglementering individueel aangepaste jaarprogramma's

De reglementering voor individueel aangepaste jaarprogramma's (IAJ's) staat beschreven in de arti-kels 42 tot en met 45 van het examenreglement.

Page 28: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

27

5.2.4 Gelijkwaardigheidsbeslissingen

De K.U.Leuven wordt vaak door de Vlaamse overheid om advies gevraagd over het bepalen van de gelijkwaardigheid van buitenlandse einddiploma's. De adviestermijnen zijn relatief kort en de beschik-bare informatie is ook vaak eerder beperkt. Toch heeft men de indruk dat de overheid in het alge-meen met gefundeerde adviezen rekening houdt.

Formele beslissingen inzake gedeeltelijke gelijkwaardigheid worden door de K.U.Leuven niet geno-men om te voorkomen dat een beslissing ook andere universiteiten zou engageren.

6 Gegevens over studenten

De gegevens over studenten die in dit gedeelte van het jaarverslag opgenomen zijn, hebben betrek-king op de studenten die tijdens het academiejaar 2003-2004 (verder aangeduid als 2003-2004) op de rol van de K.U.Leuven waren ingeschreven. De inputgegevens hebben betrekking op de situatie 1 februari 2004, de outputgegevens op de situatie einde academiejaar 2003-2004.

De manier waarop de gegevens worden gepresenteerd, verschilt enigszins van eerdere edities van het jaarverslag. Het doel van deze wijziging is de wijze van rapportering van gegevens over studenten zo uniform mogelijk te houden over de publicaties van de K.U.Leuven heen. De rapportering in het kader van de Databank Tertiair Onderwijs nemen we hiervoor als uitgangsbasis. De wijzigingen laten ook toe om in de toekomst gegevens over studenten in de bachelor-masterstructuur op een vergelijk-bare wijze te presenteren. Naar het verleden toe wordt de vergelijkbaarheid van de gegevens hierdoor weliswaar enigszins beperkt. Bij het weergeven van evoluties moet dus de nodige omzichtigheid aan de dag worden gelegd.

Het in de tabellen opgenomen studiegebied ‘Gecombineerde studiegebieden’ omvat alle opleidingen in Niet-Westerse Talen en Cultuur evenals de opleiding Biomedische wetenschappen. Voor elk studiegebied worden gegevens opgenomen over de academische basis- en voortgezette opleidingen, de lerarenopleiding, het doctoraat en de doctoraatsopleiding. Alle andere soorten inschrijvingen (afzonderlijke vakken, post-academische vorming, interuniversitaire programma's, …) zijn samenge-nomen in de indicatie 'Niet toegewezen'.

6.1 Input

6.1.1 De totale studentenpopulatie aan de K.U.Leuven

6.1.1.1. Algemene evolutie

Op 1 februari van het academiejaar 2003-2004 waren 29 164 studenten ingeschreven aan de K.U.Leuven. Vergeleken met een jaar eerder betekent dit een toename met 1 107 eenheden (+4%). Na drie jaren van groei op rij is het aantal ingeschreven studenten reeds met 11% gestegen ten opzichte van het academiejaar 2000-2001 (Tabel 1).

6.1.2 Naar studiegebied

De numeriek grootste studiegebieden blijven Psychologie en pedagogische wetenschappen (n=3 049, 10,8%), Toegepaste wetenschappen (n=3 045, 10,4%), Rechten, notariaat en criminologie (n=3 032, 10,4%) en Economische en toegepaste economische wetenschappen (n=2 793, 9,6%) (Tabel 1).

In de meeste studiegebieden stellen we een toename vast van de totale studentenpopulatie. De grootste toename zien we bij Rechten, notariaat en criminologie (+8%), Economische en toegepaste economische wetenschappen (+5%) en Psychologie en pedagogische wetenschappen (+4%). Daar-naast is er een belangrijke toename in de Gecombineerde studiegebieden (+43%) en de Niet toege-wezen opleidingen (+31%). De grootste afname vindt plaats in de studiegebieden Toegepaste biomedische wetenschappen (-13%), Taal- en letterkunde (-9%) en Wetenschappen (-7%).

Page 29: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

28

6.1.3 Naar regime, geslacht, nationaliteit en leeftijd van de studenten

Het aandeel van de studenten ingeschreven voor een voltijdse opleiding bedraagt dit academiejaar 79,9% (n=23 288). Voor een deeltijdse opleiding zijn 3,3% (n=975) van de studenten ingeschreven. Het aandeel van diegenen waarop het voltijds of deeltijds karakter niet van toepassing is, is opnieuw gestegen en bedraagt nu 16,8% (n=4901) (Tabel 2).

Het overwicht van de vrouwen in de studentenpopulatie blijft groeien. In 2003-2004 is 53,5% van de studenten vrouw (n=15 605) (Tabel 2). De globale toename van de studentenpopulatie is in grotere mate toe te schrijven aan de toename van het aantal vrouwen (+788, +5,5%) dan aan de toename van het aantal mannen (+319, +3,5%). In 11 van de 18 studiegebieden zijn de vrouwen in de meerderheid. Zij maken twee derden of meer uit van het aantal studenten in de studiegebieden Psychologie en pedagogische Wetenschappen (80,9%), Sociale gezondheidswetenschappen (80,7%), Farmaceutische wetenschappen (77,7%), Taal- en letterkunde (71,6%) en de Gecombineerde studie-gebieden (66,9%). De mannen zijn met een tweederde meerderheid in de studiegebieden Toegepaste wetenschappen (76,1%) en Wijsbegeerte (68%).

Naar nationaliteit zijn de Belgen de grootste groep (n=25 652, 88%) (Tabel 2). 4,8% heeft de nationa-liteit van een andere EU-lidstaat, 7,2% komt van buiten de EU. De studenten van buiten de EU zijn vooral terug te vinden in de studiegebieden Godgeleerdheid, godsdienstwetenschappen en kerkelijk recht (35,4%) en Wijsbegeerte en moraalwetenschappen (29%), maar ook in de Niet toegewezen opleidingen (20%).

De leeftijdsverdeling van de studenten is stabiel ten opzichte van vorige academiejaren, met 72% van de studenten in de leeftijdsgroep 18 t.e.m. 23 jaar en 91,1% jonger dan 30 (Tabel 3). De verschillen tussen de studiegebieden moeten grotendeels worden toegeschreven aan verschillen in nominale studieduur en de aantallen studenten in opleidingen na de academische basisopleiding.

6.2 Generatiestudenten

6.2.1 Algemene evolutie

Een generatiestudent is, volgens de DTO-definitie, een student die voor het eerst ingeschreven is in het eerste jaar van een basisopleiding in het hoger onderwijs en op 1 februari nog is ingeschreven. Volgens deze definitie heeft de K.U.Leuven in 2003-2004 4 613 generatiestudenten (Tabel 4).

6.2.2 Naar studiegebied

Ook inzake generatiestudenten zijn de studiegebieden Rechten, notariaat en criminologische weten-schappen (n=643, 13,9%), Psychologie en pedagogische wetenschappen (n=561, 12,2%), Econo-mische en toegepaste economische wetenschappen (n=534, 11,6%) en Toegepaste wetenschappen (n=434, 9,4%) de dichtstbevolkte studiegebieden.

6.2.3 Naar regime, geslacht en nationaliteit van de studenten

Het overgrote deel van de generatiestudenten studeert voltijds (99,2%). Deeltijds studeren komt enkel in het studiegebied Godgeleerdheid, godsdienstwetenschappen en kerkelijk recht in belangrijke mate voor (48,9% deeltijds).

Zoals in de totale studentenpopulatie vormen de vrouwen de meerderheid in de populatie van genera-tiestudenten (n=2 569, 55,7%). Zij vormen een meerderheid in 12 van de 18 studiegebieden. De grootste concentraties vrouwen vinden we in Sociale gezondheidswetenschappen (98,1%), Farmaceutische wetenschappen (84,9%), Psychologie en pedagogische wetenschappen (84,5%) en Taal- en letterkunde (77,5%). Een overwicht aan mannelijke studenten zien we vooral in de studiege-bieden Toegepaste wetenschappen (78,6%), Wetenschappen (67,3%), Wijsbegeerte en moraal-wetenschappen (64,3%) en Economische en toegepaste economische wetenschappen (64%).

De instroom van generatiestudenten is in grote mate een instroom uit België (94,2%). Slechts 2,8% van de generatiestudenten komt uit een andere EU-lidstaat, 2,9% heeft nog een andere nationaliteit.

Page 30: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

29

Niet-Belgen vinden we vooral in de studiegebieden Godgeleerdheid, godsdienstwetenschappen en kerkelijk recht (53,3%), Wijsbegeerte en moraalwetenschappen (33,3%) en Tandheelkunde (23,1%).

6.2.4 Naar vooropleiding van de studenten

Het aandeel generatiestudenten met een vooropleiding Algemeen Secundair Onderwijs vertoont al enkele jaren een licht dalende trend en bedraagt in 2003-2004 89,6% (Tabel 5). Binnen deze groep zijn de generatiestudenten met vooropleiding Wetenschappen-wiskunde de grootste groep (n=1327, 28,8%), gevolgd door Latijn-wiskunde (n=627, 13,6%).

6.3 Nieuwe niet-generatiestudenten

In totaal stroomden 1 270 studenten in die niet eerder een inschrijving hadden aan de K.U.Leuven (Tabel 6). Meer dan de helft daarvan (n=1 148) schreven zich aan de K.U.Leuven in voor een voort-gezette academische opleiding. De inschrijvingen op het niveau van het eerste jaar van de tweede cyclus (n= 426) zijn grotendeels afkomstig uit de kandidatuurinstellingen.

Van de nieuwe niet-generatiestudenten bezit 19,7% een hogeschooldiploma, 24% een universitair diploma dat niet aan de K.U.Leuven werd behaald (Tabel 7). Een groot deel van de nieuwe niet-generatiestudenten heeft een buitenlands diploma (35,8%).

6.4 Output - Examenresultaten en diploma’s

6.4.1 Examenresultaten

De examenresultaten (Tabel 8) zijn berekend ten opzichte van het aantal studenten dat deelnam aan de examens. Dit geeft, vooral in de eerste kandidatuur, een hoger slaagpercentage in vergelijking met het slaagpercentage van het totaal aantal studenten ingeschreven op de rol. Ter illustratie: voor het totaal op de rol ingeschreven eerste kandidatuurstudenten bedraagt het slaagpercentage 52%, voor de studenten die deelnamen aan de examens 56%.

In de eerste kandidatuur slaagde 55% van de generatiestudenten, 57% van de overige studenten. De slaagpercentages eerste kandidatuur variëren van 40% tot 88% naargelang van het studiegebied. In drie studiegebieden ligt het slaagpercentage in 2003-2004 beneden de helft: Archeologie en kunstwetenschappen (40%), Wetenschappen (46%) en de Gecombineerde studiegebieden (48%). De hoogste slaagpercentages vinden we in Geneeskunde (88%), Tandheelkunde (77%) en Farmaceutische wetenschappen (66%).

In de tweede kandidatuur slaagde 80% van de studenten, wat een lichte afname betekent van het aantal geslaagden in dit studiejaar ten opzichte van het vorige academiejaar. Er blijft weliswaar ook op dit niveau een relatief belangrijke spreiding tussen de studiegebieden, van 67% tot 95%.

Voor de overige opleidingen (tweede cyclus, lerarenopleiding) ligt het slaagpercentage op 90% of meer. In de voortgezette opleidingen slaagt in totaal 70% van de studenten in de aanvullende oplei-dingen, 81% in de specialisatieopleidingen. De verschillen zijn groot tussen de studiegebieden, maar we moeten er rekening mee houden dat ook de aantallen studenten in de voortgezette opleidingen per studiegebied sterk verschillen.

6.4.2 Diploma’s

In 2003-2004 werden 10 046 diploma’s uitgereikt aan de K.U.Leuven (basisopleidingen, voortgezette opleidingen, lerarenopleiding en doctoraten) (Tabel 9). Ten opzichte van het vorige academiejaar is dit een lichte daling (-56). Het aantal diploma’s eerste cyclus is toegenomen tot 3 391 (+180). Het aantal diploma’s tweede cyclus daarentegen is, na de stijging vorig jaar, opnieuw gedaald (n=3 654, -211). We noteren een nagenoeg gelijk aantal diploma’s voortgezette opleidingen (n=1 973) en diploma’s lerarenopleiding (n=611). Het aantal doctoraten is gestegen tot 417.

Het aantal diploma’s behaald in deeltijds regime is verwaarloosbaar voor de academische basisopleidingen (minder dan één procent van het totaal aantal diploma’s). Voor de voortgezette opleidingen gaat het om 10% (n=197).

Page 31: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

30

De verdeling van het aantal diploma’s naar geslacht toont dat vrouwen een meerderheid vormen in de academische basisopleidingen (58%), de lerarenopleiding (74%) en voor het eerst ook de voortgezette opleidingen (52%). Bij de doctoraten blijft hun aandeel echter afnemen. In 2003-2004 bedroeg dat aandeel slechts 29%.

De verschillen tussen de studiegebieden naar het aantal uitgereikte diploma’s weerspiegelt grosso modo de verschillen die er ook inzake studentenaantallen van de onderscheiden studiegebieden bestaan.

6.4.3 Opvolging arbeidsloopbaan

Traditioneel wordt elk jaar door de dienst Studieadvies onderzoek verricht naar de instap op de arbeidsmarkt van de K.U.Leuven-alumni, 1 jaar na hun afstuderen. In 2004 werd daarnaast voor het eerst ook een bevraging van de K.U.Leuven-alumni 5 jaar na afstuderen georganiseerd.

Door dit dubbele onderzoek is de fase van de data-inzameling nog niet afgesloten en moet de data-cleaning nog gebeuren. Met het nodige voorbehoud geven we hier toch enkele resultaten van de alumni 2003. Het tewerkstellingspercentage lijkt wat hoger uit te vallen. Dit ligt in de lijn van de verwachtingen gezien de economische situatie. Toch wachten we de definitieve resultaten af om hier-over een uitspraak te doen.

Positief is dat, net zoals andere jaren, ruim 90% van de werkenden een voltijdse job heeft. Een belangrijke indicator van het tewerkstellingsniveau is de inschatting van de noodzaak van het acade-mische diploma voor de uitgeoefende functie. Ongeveer 70% acht het academische diploma, al dan niet van de eigen studierichting, noodzakelijk.

Van de werkenden heeft ongeveer 38% een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur en 13% werkt als zelfstandige of oefent een vrij beroep uit. De arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur vertegenwoordigen 49%. Tot deze groep behoren de bursalen die onder dit statuut tijdelijk aan de universiteit werken.

Tot slot blijkt 46% van de alumni minder dan een maand naar werk te moeten zoeken. 73% is binnen de 3 maanden zoeken aan de slag.

6.4.4 Rendement toelatingsproeven

Burgerlijk ingenieur en burgerlijk ingenieur-architect

Vanaf juli 2001 werd het toelatingsexamen voor burgerlijk ingenieur en burgerlijk ingenieur-architect op een andere manier ingevuld en georganiseerd. Die wijzigingen zijn onderling overlegd tussen de drie Vlaamse faculteiten Toegepaste wetenschappen. De universiteiten van Gent en Leuven werkten vanaf juli 2001 nauw samen bij het afnemen en het verbeteren van het examen. Vanaf juli 2002 sloot ook de VUB zich hierbij aan.

Het slaagpercentage voor het toelatingsexamen burgerlijk ingenieur en burgerlijk ingenieur-architect aan K.U.Leuven ligt gemiddeld op respectievelijk 70 en 75%. In de eerste kandidatuur slaagden in 2003-2004 respectievelijk 61 en 65% van de Belgische generatiestudenten.

Geneeskunde en tandheelkunde

De overheid organiseert zelf een toelatingsexamen voor de opleidingen arts en tandarts. Voor de eerste kandidatuur van de opleidingen arts en tandarts 2003-2004 slaagden respectievelijk 85 en 75% van de ingeschrevenen. In de eerste kandidatuur slaagden respectievelijk 88 en 95% van de Belgische generatiestudenten in 2003-2004. Slechts 4 op 13 (31%) van de buitenlandse generatie-studenten slaagden in de eerste kandidatuur geneeskunde in 2003-2004. Geen enkele van de zeven buitenlandse generatiestudenten in de eerste kandidatuur tandheelkunde slaagde in 2003-2004.

De hoge slaagpercentages in de opleidingen geneeskunde en tandheelkunde duiden op een goede selectie via de toelatingsproef. Potentieel zeer bekwame studenten met een voorkennis wetenschap-pen onder het ‘gemiddelde van de leerplannen’ in het secundair onderwijs worden wellicht afgewezen. Er is wel al een versoepeling van de slaagcriteria voor het toelatingsexamen doorgevoerd. Er blijft discussie bestaan over een correcte prognose van het aantal nodige artsen, tandartsen en specialis-

Page 32: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

31

ten. Vermelden we nog dat niet alle geslaagden in de toelatingsproef inschrijven voor de studies van geneeskunde of tandheelkunde. Sommige studenten beschouwen dit als een bekwaamheidstoets.

6.5 Financierbare studenten

De werkingsuitkeringen worden uitbetaald op grond van de forfaits voorzien in het overgangsdecreet. De financierbare studenten moeten echter nog steeds vastgesteld worden volgens de regels vastge-legd in het verlaten financieringsstelsel.

De financierbare studenten worden uitgedrukt in volgende eenheden: - het aantal studenten; - het aantal voltijdse eenheden, waarbij deeltijdse studenten en studenten met een studieomvang

tussen 50% en 75% slechts voor een halve eenheid in aanmerking worden genomen; - het aantal onderwijsbelastingseenheden (OBE): de voltijdse eenheden gewogen met de coëfficien-

ten toegekend aan de verschillende financieringsgroepen: A=1; B=2; C=3; L=0,67 (academische lerarenopleiding).

Tabel 10 geeft per faculteit, afzonderlijk per campus en per financieringsgroep, de financierbare vol-tijdse eenheden en de overeenstemmende aantallen OBE, ten laste van het departement Onderwijs. Daarnaast worden ook de aantallen ten laste van de nationaal gebleven kredieten voor ontwikkelings-samenwerking vermeld (ABOS), alsook het aantal VAO-diploma's, die apart geteld worden en geen OBE’s opbrengen.

Het aantal in OBE getelde eenheden is nagenoeg stabiel en bedraagt 31 971,23 (+22,75).

7 Examencommissie Vlaamse gemeenschap

7.1 Reglementering

De reglementering voor de examencommissies van de Vlaamse gemeenschap is dezelfde als die voor de universitaire examencommissies. De enige uitzondering hierop vormt de overdrachtregeling, omdat die door het uitvoeringsbesluit van de Vlaamse regering uitdrukkelijk buiten werking is gesteld.

Enkel in bepaalde faculteiten waar bijzondere werkvormen worden gehanteerd, zoals begeleide prac-tica, excursies enz. stelt zich soms een probleem als de beoordeling hiervan een essentieel onder-deel van het programma uitmaakt. In dat geval nemen sommige studenten een bijkomende inschrij-ving voor een afzonderlijk vak om toch op de begeleiding een beroep te kunnen doen. Steeds meer studenten met bijzondere problemen (ziekte, handicap, enz.) vragen om hun reguliere inschrijving om te zetten in een inschrijving voor de examencommissie van de Vlaamse gemeenschap.

7.2 Aantal ingeschreven examinandi

In het totaal schreven zich in 2003-2004 144 studenten (82 mannen en 62 vrouwen) in voor de eerste examenperiode, gespreid over 86 verschillende studiejaren. Dit is een significante stijging ten opzichte van vorig academiejaar. Voor de tweede examenperiode schreven zich 65 studenten (39 mannen en 26 vrouwen) in, gespreid over 46 studiejaren.

Het merendeel van de studenten is Belg (91,7% in de eerste examenperiode, tegenover 6,25% EU-onderdanen en 2,08% niet-EU-onderdanen; 90,77% Belgen in de tweede examenperiode tegenover 6,25% EU-onderdanen en 3,08% niet-EU-onderdanen). Naar leeftijd is er een grotere variatie: van studenten geboren in 1952 tot 1985 met een concentratie voor de geboortejaren van 1976 tot 1983. Inzake vooropleiding gaat het in het merendeel van de gevallen om studenten die eerder met positief resultaat een academisch studiejaar volgden. In ongeveer een derde van de inschrijvingen ziet men ook studenten die bij herhaling niet slaagden voor het eerste jaar binnen een universitaire formule, en die via deze weg toch nog eens herkansen: deze studenten schrijven nog altijd in op basis van een diploma van secundair onderwijs.

Page 33: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

32

7.3 Resultaten

De resultaten voor de examencommissie van de Vlaamse gemeenschap zijn niet erg gunstig. In het totaal moest slechts voor 172 personen een beoordeling gegeven worden, gezien 106 personen zich inschreven voor 1 studiejaar in de 1ste examenperiode, 20 personen zich inschreven voor 1 studiejaar in de 2de examenperiode, 43 personen zich inschreven voor twee examenperiodes van hetzelfde studiejaar, 1 persoon zich inschreef voor twee verschillende studiejaren in één examenperiode en 2 personen zich inschreven voor twee examenperiodes voor een verschillend studiejaar. Voor die 172 personen is de verdeling als volgt: - 28 (16,28%) bereikten na één examenperiode een gunstig resultaat; - 20 (11,63%) bereikten na twee examenperiodes een gunstig resultaat; - 98 (56,98%) namen slechts aan één examenperiode deel met negatief resultaat of hebben niet

deelgenomen aan de examens van die examenperiode; - 23 (13,37%) bereikten na twee examenperiodes een negatief resultaat; - 1 (0,58%) nam deel aan één examenperiode voor twee verschillende studiejaren met een negatief

resultaat voor beide studiejaren; - 1 (0,58%) nam deel aan twee examenperiode voor twee verschillende studiejaren met een nega-

tief resultaat voor beide studiejaren; - 1 (0,58%) nam deel aan twee examenperiode voor twee verschillende studiejaren met een positief

resultaat voor één studiejaar en een negatief resultaat voor het andere studiejaar.

De slaagcijfers liggen in dezelfde grootte-orde als het vorig academiejaar, en blijven onder het gemiddeld slaagcijfer van de reguliere studenten aan de K.U.Leuven.

In het totaal reikten de examencommissies van de Vlaamse gemeenschap in 2003-2004 12 diploma's uit (10 eerste cyclus, 2 tweede cyclus).

8 Internationale relaties

8.1 Overzicht van de internationale relaties

De krachtlijnen van het internationaliseringbeleid werden vastgelegd door de Academische raad in 1999 en geactualiseerd in 2003:

- de K.U.Leuven wenst haar aanbod van internationale studieprogramma’s verder uit te breiden. Ze wenst hiermee prioritair kwaliteitsvolle postgraduate studenten uit het buitenland aan te trekken. In het bijzonder wenst de K.U.Leuven gespreid over de verschillende faculteiten een minimaal aanbod van initiële anderstalige masteropleidingen te hebben;

- naast en samen met de rekrutering van postgraduate studenten ligt de eerste prioriteit bij het aantrekken van goede doctorandi uit het buitenland. Dit kadert uiteraard in de bredere doelstelling van internationale samenwerking in het onderzoek. In dit kader wordt het streven naar gezamenlijke diplomering aangemoedigd;

- de K.U.Leuven wenst via haar benoemingsbeleid het aandeel van ZAP-leden en postdoctorale onderzoekers met buitenlands diploma of die een deel van hun onderzoekswerk in het buitenland hebben verricht, aanzienlijk te verhogen;

- de K.U.Leuven wenst zich actief te engageren in onderwijs- en onderzoeksnetwerken van universiteiten waarvan de samenwerkingsobjectieven compatibel zijn met bovenvermelde prioriteiten. Meest prominent in dit opzicht zijn de EUA (European University Association), de Coimbra Group of Universities en LERU (League of European Research Universities).

De K.U.Leuven moedigt de deelname aan VLIR-programma’s voor universitaire ontwikkelings-samenwerking aan en ondersteunt de ZAP-leden die overwegen een voorstel in te dienen. In het kader van de associatie met de hogescholen wordt gewerkt aan gemeenschappelijke procedures voor de rekrutering en het onthaal van studenten en onderzoekers uit ontwikkelingslanden en voor de selectie en voorbereiding van Vlaamse studenten die met een VLIR- (of IRO-) reisbeurs naar het Zuiden vertrekken. Dankzij extra VLIR-middelen kan de K.U.Leuven ook dienst verlenen aan de geassocieerde hogescholen.

Page 34: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

33

8.2 Internationale onderwijsprogramma’s en akkoorden

8.2.1 Samenwerkingsovereenkomsten met buitenlandse universiteiten

Tijdens het academiejaar 2003-2004 hebben volgende universiteiten en instellingen op centraal niveau een bilateraal akkoord met de K.U.Leuven: Katholieke Universiteit Nijmegen (NL), Universita di Urbino (I), Universita Cattolica del Sacro Cuore Milano (I), Katholieke Universiteit Lublin (PL), University of Wroclaw (PL), University of Warsaw (PL), University of Pennsylvania (USA), University of Illinois at Urbana-Champaign (USA), Kansai University Osaka (JAP), Waseda University Tokyo (JAP), National Cheng Kung University, Tainan (TAIW), National Cheng Chi University Taipei (TAIW), Commission of National Education, Beijing (CHI), University of Pretoria (ZA), University of Free State Bloemfontein (ZA), University of Stellenbosch (ZA), University of Cape Town (ZA), University of Western Cape (ZA). In mei 2004 werd ook de reeds bestaande samenwerking met Purdue University (USA) bekrachtigd in een centraal bilateraal akkoord.

Na vijf jaar functioneren van het systeem met de A- en B-akkoorden (centrale bilaterale akkoorden met of zonder cofinanciering vanuit de faculteiten) worden alle centrale akkoorden geëvalueerd. Via een bevraging van alle gebruikers tijdens de voorbije 5 jaar wordt de participatiegraad en output van de akkoorden in kaart gebracht. De resultaten van deze bevraging zullen het Beleidscomité Internationale relaties en het Gemeenschappelijk bureau tot basis dienen voor het uittekenen van het toekomstig beleid.

Een aparte groep van bilaterale akkoorden zijn de ‘Selectieve Bilaterale Akkoorden’. Dit initiatief biedt sedert 1999-2000 een beperkt aantal topstudenten uit China, Latijns-Amerika en Centraal- en Oost-Europa de mogelijkheid aan de K.U.Leuven te doctoreren. De beurs dekt, bij jaarlijkse positieve evaluatie, de volledige periode van vier tot hooguit vijf jaar in geval van een extra predoctoraatsjaar. Door de toetreding van Polen en Tsjechië tot de EU kunnen kandidaten vanuit de partneruniversiteiten in deze landen in 2004 voor de laatste keer aan dit beurzensysteem deelnemen. Nadien moeten zij zich kandidaat stellen voor de beurzen van de Onderzoeksraad. Partneruniversiteiten in dit project zijn Peking University, Fudan University (Shanghai), Zhejiang University (Hangzhou); voor Latijns-Amerika in Argentinië Universidad Nacional de Córdoba, Universidad Nacional de La Plata, in Bolivië Universidad Mayor de San Simón, in Brazilië Universidade de São Paolo, in Chili Pontificia Universidad Católica de Chile, Universidad de Chile, in Ecuador Universidad de Cuenca, Universidad Católica de Santiago de Guayaquil, Escuela Superior Politécnica del Litoral, in Mexico Universidad Nacional Autónoma de México, in Peru Universidad de Lima, Pontificia Universidad Católica del Perú. Voor Centraal en Oost-Europa zijn de partners voor Polen: Wroclaw University, Jagiellonian University Krakow; voor de Russische Federatie: St. Petersburg State University, Kazan State University en voor de Tsjechische Republiek: Masaryk University Brno, Charles University Praag, Palacky University Olomouc. Vanaf 2005 zullen alleen de Russische partners voor de regio Centraal- en Oost-Europa nog aan het programma kunnen deelnemen.

Page 35: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

34

8.2.2 Buitenlandse studenten

Buitenlandse studenten in het academiejaar 2003-2004 (situatie 01.02.2004)

Azië EER niet-EER

Zuid-Amerika Oceanië

Noord-Amerika Afrika Totaal

Acad. basisopl. 1ste cyclus

eerste jaar 85 191 32 4 20 16 13 361

tweede jaar 8 32 8 1 0 6 13 68

derde jaar 0 9 1 0 0 0 1 11

Acad. basisopl 2de cycluseerste jaar 26 58 12 0 0 20 25 141

tweede jaar 28 64 8 1 1 16 13 131

derde jaar 5 28 2 0 0 0 0 35

vierde jaar 3 25 2 0 0 0 0 30

Afzonderlijke vakken 8 56 3 4 4 4 2 81Doctoraat 26 23 10 2 1 6 16 84Doctoraatsopleiding 197 206 93 48 6 48 89 687

Aanvullende studies eerste jaar 165 68 23 13 0 27 42 338

Gespecialiseerde studies eerste jaar 287 211 62 32 5 42 29 668

tweede jaar 13 12 3 1 0 0 5 34

Huisarts tweede jaar 1 0 0 0 0 0 0 1

derde jaar 0 2 0 0 0 0 0 2

International scholar 9 30 6 3 1 7 1 57Interuniversitair programma 29 347 10 12 1 10 32 441Junior program 0 0 0 0 0 35 0 35Acad. lerarenopleiding 1 7 0 0 0 1 2 11Niet universitair programma

eerste jaar 23 1 0 1 0 0 1 26

Post-academische Vorming

eerste jaar 6 13 0 0 0 0 5 24

Predoctoraal programma 38 17 13 4 0 2 12 86Specialisatiestudent 13 4 2 5 0 3 3 30Andere inschrijvingen 41 26 17 5 0 5 6 100Visiting scholar 8 13 5 2 0 1 2 31Totaalresultaat 1 020 1 442 312 138 39 249 312 3 513

Page 36: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

35

Buitenlandse doctorandi per studiegebied 2003-2004 (situatie 01.02.2004)

Doctoraat Doctoraatsopleiding Wijsbegeerte en moraalwetenschappen 4 72 Godgeleerdh., godsdienstwet. en kerk. recht 9 99 Taal- en letterkunde 2 12 Geschiedenis 0 1 Archeologie en kunstwetenschappen 5 5 Rechten, notariaat en criminol. wet 5 21 Psychologie en pedagogische wet 5 33 Economische en toegep. econ. wet 5 32 Politieke en sociale wetenschappen 4 33 Sociale gezondheidswetenschappen 2 3 Lichamel opv., motor. reval. en kinesitherapie 0 5 Wetenschappen 11 93 Toegepaste wetenschappen 19 157 Bio-ingenieurswetenschappen 7 39 Geneeskunde 5 61 Tandheelkunde 0 0 Farmaceutische wetenschappen 1 15 Gecombineerde studiegebieden 0 6 Totaal 84 687

Bursalen

- 26 bursalen in het kader van Oost-Europese initiatieven van het Onderzoeksfonds uit Oost-Europa; - doctorandusbursalen van het onderzoeksfonds, toegekend aan hoog gekwalificeerde doctorandi

meestal in de eindfase van hun doctoraat: 32 doctorandi; - bursalen externe financieringsbronnen: voor masterstudenten, predoctorandi, doctorandi,

international en visiting scholars. De commissie Toelatingsbeleid beoordeelt alle aanvragen en kent een juridische kwalificatie toe aan beurs en bursaal. Zij behandelde 764 dossiers in 2003;

- in het kader van ontwikkelingssamenwerking door de VLIR voor institutionele universitaire samenwerking (IUS) en Eigen Initiatieven en beurzen via NGO’s en de Vlaamse Vereniging voor Ontwikkelingssamenwerking en Technologische Bijstand (VVOB): zie rubriek ontwikkelings-samenwerking;

- buiten ontwikkelingssamenwerking via fondsen van de Vlaamse gemeenschap (culturele akkoorden), het FWO, IWT, DWTC, de Interuniversitaire attractiepolen, toelagen van het Onderzoeksfonds (GOA, OT), ontvangsten van regionale, federale en internationale overheden, ontvangsten van de EU. en VIS-projecten (verkennende internationale samenwerking), fondsen van IMEC, LRD en de Universitaire Ziekenhuizen, ontvangsten van de privé-sector en op saldi van projecten: 764 bursalen in totaal;

- beurzen van de Vlaamse gemeenschap: 20 bursalen; - DGOS-BTC: 36 bursalen.

Vesta: een geïntegreerd onthaal voor buitenlandse gasten aan de K.U.Leuven

Om de interactie en communicatie tussen de betrokkenen te bevorderen, werd in 2003-2004 de Vesta-stuurgroep opgericht, die maandelijks samenkomt. De stuurgroep telt vertegenwoordigers van Bureau Internationaal Onthaal, Dienst Internationale Relaties, Studentenvoorzieningen (Huisvesting, Sociale Dienst, Pangaea), Personeelsdienst, Portulaca, International Contact Club, en enkele internationale programma’s. Nieuw was tevens een tweedaagse vorming voor het personeel dat veel met gasten uit Azië in contact komt, en voor de buitenlandse gasten een fietscursus i.s.m. Politie Leuven, en een infoavond over het examenreglement.

Page 37: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

36

8.2.3 Europese onderwijsprogramma’s

Socrates/Erasmus

Binnen het overkoepelende Socrates-programma blijft Erasmus (gericht op het hoger onderwijs) de hoofdbrok uitmaken. Het leeuwenaandeel van de Europese subsidies gaat zoals steeds naar de studentenmobiliteit. De lichte daling van het aantal uitgestuurde Erasmus-studenten die we de laatste jaren mochten noteren, blijft aanwezig: van 590 in 2001-2002, over 555 in 2002-2003, naar 524 in 2003-2004. Daarnaast blijft het zo dat steeds meer Leuvense studenten ook van andere uitwisselingsmogelijkheden gebruik maken, zoals de reisbeurzen naar ontwikkelingslanden of allerhande facultaire akkoorden met universiteiten buiten Europa. Het aantal inkomende Erasmus-studenten blijft stijgen: van 591 in 2001-2002, over 624 in 2002-2003, naar 680 in 2003-2004.

Erasmus-studenten per land 2003-2004 Erasmus-studenten per faculteit 2003-2004

Gastland Aantal uitgestuurd

Aantal ontvangen

Faculteit Aantal uit Aantal in

Bulgarije 6 Godgeleerdheid 2 11Denemarken 4 23 Kerkelijk recht Duitsland 43 70 Wijsbegeerte 6 11Estland Rechtsgeleerdh. 113 226Finland 15 10 ETEW 87 112Frankrijk 106 53 Soc. wet. 37 56Griekenland 5 18 Letteren 106 51Hongarije 4 12 Psych.&ped. w. 48 39Ierland 5 11 Geneeskunde 34 14Ijsland 4 Farmac. wet. 4 3Italië 56 55 F.A.B.E.R. 15 21Litouwen 6 Wetenschappen 7 14Malta 3 1 Toegepaste w. 33 74Nederland 33 27 Bio-ing. wet. 32 48Noorwegen 3 10 Totaal 524 680Oostenrijk 17 14 Polen 5 72 Portugal 14 34 Roemenië 16 Slovakije 7 Slovenië 8 Spanje 141 149 Tsjechische Republiek

4 20

Verenigd Koninkrijk

32 25

Zweden 13 22 Zwitserland 21 7

De andere Europese onderwijsprogramma’s

In het kader van het TEMPUS-CARDS-programma wordt samengewerkt met universiteiten in Albanië, Bosnië-Herzegovina, Servië-Montenegro, Kroatië en Macedonië en het TEMPUS-TACIS-programma Oekraïne, Rusland, en Wit-Rusland. In het kader van het Coimbra Group Hospitality Scheme komen jaarlijks drie jonge onderzoekers van universiteiten in de West-Balkan en Oekraïne naar Leuven om, met een K.U.Leuven-beurs, gedurende twee maanden aansluiting te vinden bij het huidige onderzoek in hun eigen vakgebied.

Page 38: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

37

In het EU ALFA II-programma met Latijns-Amerika is de K.U.Leuven actief in vier lopende projecten en in 2004 werden twee projecten goedgekeurd met deelname van K.U.Leuven in de medische en in de pedagogische wetenschappen, beiden met start in januari 2005.

Voor de regio Latijns-Amerika participeert de K.U.Leuven ook in het Coimbra Group Scholarships Programme for Young Professors and Researchers from Latin American Universities. Jaarlijks kunnen drie postdoctorale onderzoekers in Leuven samenwerken met hun collega’s. De periode per beurs bedraagt drie maanden.

In het kader van het EU/Canada-programma lopen twee projecten nog tot eind 2005: één in het domein criminologie (studentenmobiliteit en intensief programma; coördinatie: K.U.Leuven en University of Regina) en één in het domein lerarenopleiding (studenten- en docentenmobliteit, curriculum development; coördinatie: UCL en McGill University).

Sedert 2004 coördineert de K.U.Leuven een ASIA Link- en een ASIA Urbs-project met partneruniversiteiten in Sri Lanka (departement Architectuur). Verder is het departement Werktuigkunde partner in een driejarig project in het kader van het EU-Japan-programma. Ten slotte coördineert het departement Architectuur aan Europese zijde het project ‘Sharing our Heritages’, het enige project dat in 2004 werd geselecteerd in het kader van het EU-Australia-programma van de Europese Commissie.

8.2.4 Onderwijsontwikkelingsplan en Erasmus Mundus

In het kader van het K.U.Leuven-onderwijsontwikkelingsplan werd een nieuwe medewerker aangetrokken om vanaf juli 2004 binnen het deelproject ‘Internationalisering’ onderzoek te doen naar internationale studieprogramma’s. Er werd gestart met een comparatief onderzoek van vijf LERU-universiteiten, waarna conclusies voor de K.U.Leuven werden geformuleerd. Drie internationale studieprogramma’s (waarvan de twee goedgekeurde Erasmus Mundus-opleidingen en één Engelstalige master) werden geselecteerd als pilootopleidingen binnen het project. De ontwikkeling van andere studieprogramma’s zal gebaseerd worden op de ervaringen en probleemstellingen rond deze pilootopleidingen.

Er werden twee opleidingen van de K.U.Leuven geselecteerd in het kader van Erasmus Mundus: de Erasmus Mundus Master in Nanoscience and Nanotechnology (Consortium: K.U.Leuven, coördinator, Chalmers University of Technology, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft, Technische Universität Dresden) en de Erasmus Mundus Master in Adapted Physical Activity (Consortium: K.U.Leuven, coördinator, Norges Idrettshogskole, Universita Palecheho v Olomouci, University of Limerick). Beide opleidingen worden georganiseerd vanaf het academiejaar 2005-2006. Zij worden als innovatieve opleidingen ondersteund door diverse ondersteuningstrajecten vanuit de centrale diensten van de K.U.Leuven onder coördinatie van de dienst Internationale relaties. Deze trajecten hebben betrekking op respectievelijk de interne erkenning, kwaliteitsverzekering en accreditering van de opleidingen (dienst Onderwijsbeleid); de rekrutering, toelating, selectie, inschrijving, loopbaanopvolging en betaling van studenten (dienst Studieadvies, bureau Internationaal onthaal); innovatieve curriculumontwikkeling, virtuele communicatie en virtueel onderwijs (DUO/ICTO; Avnet); taalbeleid (ILT); regelgeving en reglementering curricula, inschrijvingen, examens, diploma’s (onderwijsjurist). Deze trajecten opereren telkens in de internationale context van de consortia en hun partners.

8.3 Ontwikkelingssamenwerking

8.3.1 Studenten uit ontwikkelingslanden

Van de 3 513 buitenlandse studenten die tijdens het academiejaar 2003-2004 ingeschreven waren, zijn er 1 470 afkomstig uit Latijns-Amerika, Azië en Afrika.

Page 39: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

38

Bursalen uit ontwikkelingslanden (met beurzen uit de sector ontwikkelingssamenwerking)

ICP’s (Master of Science In Water Resources Engineering (16), Master of Science in Food and Technology (13), Master of Architecture in Human Settlements (9), Master of Science in Molecular Biology (9) )

47

IRO: masters en predoc 2 IRO: doctorandi 52 VLIR - institutionele samenwerking 34 VLIR - eigen initiatieven 15 BTC/DGOS 37 VVOB 0 Totaal 187

8.3.2 Activiteiten op grond van eigen universitaire budgetten (IRO)

In 2004 beschikte de IRO over een budget van 1 183 645 euro.

Studiebeurzen

Dit is de grootste budgetpost van de IRO (90%). Absolute prioriteit wordt gegeven aan doctoraatsbeurzen. De IRO keurde 15 nieuwe beurzen en 47 verlengingen goed voor het academiejaar 2004-2005. Er werd beslist dat er vanuit het budget van de dienst Onderzoekscoördinatie, per afgestudeerde doctorandus, € 6 197 terug zal vloeien naar het IRO-budget. Op die manier kunnen meer beurzen worden toegekend.

Ondersteuningsprojecten

Hiermee wil men kleine ad hoc financiering mogelijk maken, aansluitend bij reeds lopende projecten die extern gefinancierd worden en waar bepaalde eigen accenten met dit beperkte budget worden aan toegevoegd. In 2004 heeft de IRO twee voorstellen goedgekeurd: de deelname van een onderzoeker aan de academische opening van de IUS-samenwerking met Mekelle university, twee bijkomende deelnemers aan een congres in Vietnam, gefinancierd door de VLIR.

Prospectiebeurzen

Er werd een prospectiereis goedgekeurd voor een delegatie vanuit Kenya (Institute of Primate Research) naar Leuven. Dit bezoek zal pas in 2005 plaatsvinden.

Postdoc fellowships

Dit is een interventiecategorie waarbij aan stafleden van universiteiten uit ontwikkelingslanden de mogelijkheid wordt geboden om voor een korte periode (maximum 3 maanden) naar de K.U.Leuven te komen of terug te komen voor recyclage, omdat ter plaatse vaak de nodige literatuur, apparatuur en contacten ontbreken. Daardoor versterkt men tevens de samenwerkingsband. Er werden in 2004 4 aanvragen goedgekeurd, waarvan 3 professoren afkomstig van Congo.

Reisbeurzen voor studenten

Met dit programma krijgen onze eigen studenten de kans om in het kader van hun opleiding geïntegreerde activiteiten (bv. stage, eindwerk) in een ontwikkelingsland, onder goed begeleide omstandigheden, te gaan uitvoeren. De K.U.Leuven wenst zo bij haar studenten de belangstelling voor ontwikkelingssamenwerking te stimuleren. De reisbeurzen voor studenten naar ontwikkelingslanden worden deels gefinancierd door de VLIR en deels door de K.U.Leuven. Dit programma wekt bijzonder veel interesse bij de studenten. In 2004 werden 144 aanvragen ingediend en 108 reisbeurzen toegekend, waarvan 30 reisbeurzen gefinancierd door de IRO.

Samenwerking met Congo

Een deel van het IRO-budget (€ 9 915) wordt gereserveerd voor een netwerksamenwerking met twee universiteiten in Congo: Université de Kinshasa (UNIKIN) en Université Catholique de Bukavu (UCB).

Page 40: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

39

Het volledige budget is opgebruikt. Er is één zending geweest van een ZAP-lid naar Bukavu om een cursus fysiologie te doceren. Er is een reis naar UNIKIN gefinancierd om samenwerkingsmogelijkheden te onderzoeken met de faculteit Wetenschappen. Er zijn twee verblijven van telkens 1 maand gefinancierd voor onderzoek van professoren uit de faculteit Wetenschappen van UNIKIN.

Twinning beurzen

De IRO financiert de reiskosten voor korte verblijven van onderzoekers uit ontwikkelingslanden, die door een faculteit worden uitgenodigd in het kader van de begeleiding of verdediging van een doctoraat, of voor andere activiteiten. In 2004 werden twee dergelijke reizen gefinancierd, beiden aangevraagd door de faculteit Godgeleerdheid.

8.3.3 Samenwerking in het kader van externe financiering (VLIR)

De middelen voor universitaire samenwerking in Vlaanderen worden gebundeld in programma's die gestuurd worden via de VLIR.

Het VLIR-UOS budget voor 2004 bedroeg € 27 215 000. De klemtoon van de interuniversitaire samenwerking ligt hoofdzakelijk op de 'institutionele samenwerking'. Het grootste deel van het VLIR-budget (40%) gaat naar een beperkt aantal partners overzee. In 2004 bedroeg het budget voor elke partner € 745 000. De K.U.Leuven coördineert 4 IUS-programma’s: Universidad Mayor San Simón (Cochabamba, Bolivia), University of Zimbabwe (Harare), het netwerk van Saint Louis University/Benguet State University (Filipijnen), Mekelle University in Ethiopië.

De tweede grootste omzet van samenwerking (ongeveer 20%) werd in 2004 gerealiseerd via het kanaal van de 'Eigen Initiatieven'. De K.U.Leuven is met dergelijke projecten actief in een 20-tal landen. Bij de selectieronde voor 2005 werden 5 nieuwe projecten goedgekeurd.

In 2004 zijn er 2 oproepen geweest voor Zuidinitiatieven. Hiermee beoogt de VLIR kleine projecten (max. € 15 000) te financieren die in geen andere interventiecategorie aan bod komen. In 2003 zijn er 7 nieuwe projecten van de K.U.Leuven goedgekeurd.

De VLIR financiert verschillende soorten activiteiten onder het noordactieprogramma: opleidingen, informatieverspreiding en sensibilisering, beleidsvoorbereidend onderzoek en toekenning van beurzen. De K.U.Leuven biedt 4 internationale cursussen aan: Master of Architecture in Human Settlements, Master of Science in Water Resources Engineering, Master of Science in Food Technology en Master of Science in Molecular Biology. De laatste 3 opleidingen zijn interuniversitair georganiseerd. Binnen de nieuwe financieringscategorie ‘Korte Opleidingsinititatieven’ waar mensen uit het Zuiden een intensieve praktijkgerichte training volgen, ontving de Summer School of Human Rights in 2004 een subsidiering.

Met het oog op sensibilisering en uitwisseling van ontwikkelingsrelevante expertise financiert de VLIR internationale congressen en debatten. De K.U.Leuven ontving financiering voor het organiseren van 3 internationale congressen en 2 debatcycli. De Interdisciplinary Course on Development and Cultures werd in 2003-2004 voor de derde keer georganiseerd. Op vraag van de overheid worden universiteiten betrokken bij onderzoek over ontwikkelingsrelevante thema’s. De K.U.Leuven participeerde in 2004 in één beleidsvoorbereidend onderzoeksproject rond armoedebestrijding en HIV/Aids. Vanaf 2005 krijgt onderzoek rond Poverty Reduction prioriteit. Sinds 2003 heeft de VLIR een nieuw programma gelanceerd: Vlaamse doctoraatsbeurzen. Jonge onderzoekers krijgen gedurende 4 jaar financiering om te doctoreren op een ontwikkelingsrelevant thema. In 2003 en 2004 startten respectievelijk 3 en 2 doctoraatsstudenten. Via het beurzentoekenningsprogramma worden beurzen toegekend aan studenten uit ontwikkelingslanden die participeren aan één van de VLIR-opleidingen.

In 2004 werd de samenwerking op vlak van ontwikkelingssamenwerking op associatieniveau verder uitgewerkt. De samenwerking spitst zich toe op het reisbeurzenprogramma en meer bepaald op de voorbereiding van studenten die in het kader van hun thesis of stage in het Zuiden verblijven. De aanwezige expertise werd in kaart gebracht en een gemeenschappelijke prioriteitenplanning werd

Page 41: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

40

opgesteld. Het thema ontwikkelingssamenwerking wordt telkens geagendeerd op de Stuurgroep internationalisering van de associatie.

Page 42: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

41

Tabel 1. Evolutie totale studentenpopulatie K.U.Leuven Studiegebied Aantallen Procentuele verdeling Index 00-01 01-02 02-03 03-04 00-01 01-02 02-03 03-04 00-01 01-02 02-03 03-04 Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen 504 566 531 538 1,9 2,1 1,9 1,8 100 112 105 107 Godgeleerdheid, Godsdienstwetenschappen en Kerkelijk recht 438 447 520 543 1,7 1,7 1,9 1,9 100 102 119 124 Taal- en Letterkunde 1 517 1 508 1 440 1307 5,8 5,7 5,1 4,5 100 99 95 86 Geschiedenis 833 902 911 877 3,2 3,4 3,2 3,0 100 108 109 105 Archeologie en Kunstwetenschappen 529 501 524 500 2,0 1,9 1,9 1,7 100 95 99 95 Rechten, Notariaat en Criminologische wetenschappen 2 822 2 678 2 808 3 032 10,7 10,1 10,0 10,4 100 95 100 107 Psychologie en Pedagogische Wetenschappen 2 686 2 765 2 927 3 049 10,2 10,4 10,4 10,5 100 103 109 114 Economische en Toegepaste Economische Wetenschappen 2 503 2 510 2 655 2 793 9,5 9,4 9,5 9,6 100 100 106 112 Politieke en Sociale Wetenschappen 1 610 1 708 1 902 1 971 6,1 6,4 6,8 6,8 100 106 118 122 Sociale Gezondheidswetenschappen 503 561 575 534 1,9 2,1 2,0 1,8 100 112 114 106 Lichamelijke Opvoeding, Motorische Revalidatie en Kinesitherapie 1 294 1 243 1 215 1 248 4,9 4,7 4,3 4,3 100 96 94 96 Wetenschappen 2 081 2 042 1 937 1 854 7,9 7,7 6,9 6,4 100 98 93 89 Toegepaste Wetenschappen 2 486 2 751 2 990 3 045 9,4 10,3 10,7 10,4 100 111 120 122 Toegepaste Biologische Wetenschappen 1 325 1 365 1 448 1 253 5,0 5,1 5,2 4,3 100 103 109 95 Geneeskunde 2 394 2 262 2 235 2 228 9,1 8,5 8,0 7,6 100 94 93 93 Tandheelkunde 224 206 207 214 0,8 0,8 0,7 0,7 100 92 92 96 Farmaceutische Wetenschappen 572 573 590 593 2,2 2,2 2,1 2,0 100 100 103 104 Gecombineerde studiegebieden 722 842 1 034 1 477 2,7 3,2 3,7 5,1 100 117 143 205 Niet toegewezen 1 322 1 206 1 608 2 108 5,0 4,5 5,7 7,2 100 91 122 159 Totaal 26 365 26 636 28 057 29 164 100 100 100 100 100 101 106 111

Page 43: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

42

Tabel 2. Totale studentenpopulatie K.U.Leuven naar regime, geslacht en nationaliteit

Aantallen Studiegebied Regime Geslacht Nationaliteit Totaal Volt. Deelt. N.v.t. Man Vrouw Belg EU Ander Wijsbegeerte en Moraalwet. 333 85 120 366 172 337 45 156 538Godgeleerdh., Godsd. en Kerk. Recht 269 102 172 328 215 299 52 192 543Taal- en Letterkunde 1 096 15 196 371 936 1272 21 14 1 307Geschiedenis 763 18 96 487 390 861 14 2 877Archeologie en Kunstwet. 427 10 63 190 310 467 24 9 500Rechten, Notariaat en Crimin. Wet. 2 877 47 108 1 242 1 790 2 887 82 63 3 032Psychologie en Pedagogische Wet. 2 664 151 234 581 2 468 2 878 57 114 3 049Economische en Toegep. Econ. Wet. 2 562 57 174 1 704 1 089 2 591 75 127 2 793Politieke en Sociale Wetenschappen 1 744 82 145 863 1 108 1 813 70 88 1 971Sociale Gezondheidswetenschappen 390 95 49 103 431 512 7 15 534Licham. Opv., Motor. Reval. en Kine. 1 168 6 74 496 752 1 203 31 14 1 248Wetenschappen 1 245 27 582 1160 694 1 644 53 157 1 854Toegepaste Wetenschappen 2 346 96 603 2318 727 2 564 117 364 3 045Toegepaste Biologische Wet. 1 001 2 250 667 586 1 165 13 75 1 253Geneeskunde 1 879 17 332 888 1 340 2 037 128 63 2 228Tandheelkunde 173 41 0 81 133 181 22 11 214Farmaceutische Wetenschappen 529 1 63 132 461 557 4 32 593Gecombineerde studiegebieden 1 350 85 42 489 988 1 187 105 185 1 477Niet toegewezen 472 38 1 598 1093 1 015 1 197 490 421 2 108Totaal 23 288 975 4 901 13 559 15 605 25 652 1 410 2 102 29 164

Percentages

Studiegebied Regime Geslacht Nationaliteit Totaal Volt. Deelt. N.v.t. Man Vrouw Belg EU Ander Wijsbegeerte en Moraalwet. 61,9% 15,8% 22,3% 68,0% 32,0% 62,6% 8,4% 29,0% 100%Godgeleerdh., Godsd. en Kerk. Recht 49,5% 18,8% 31,7% 60,4% 39,6% 55,1% 9,6% 35,4% 100%Taal- en Letterkunde 83,9% 1,1% 15,0% 28,4% 71,6% 97,3% 1,6% 1,1% 100%Geschiedenis 87,0% 2,1% 10,9% 55,5% 44,5% 98,2% 1,6% 0,2% 100%Archeologie en Kunstwet. 85,4% 2,0% 12,6% 38,0% 62,0% 93,4% 4,8% 1,8% 100%Rechten, Notariaat en Crimin. Wet. 94,9% 1,6% 3,6% 41,0% 59,0% 95,2% 2,7% 2,1% 100%Psychologie en Pedagogische Wet. 87,4% 5,0% 7,7% 19,1% 80,9% 94,4% 1,9% 3,7% 100%Economische en Toegep. Econ. Wet. 91,7% 2,0% 6,2% 61,0% 39,0% 92,8% 2,7% 4,5% 100%Politieke en Sociale Wetenschappen 88,5% 4,2% 7,4% 43,8% 56,2% 92,0% 3,6% 4,5% 100%Sociale Gezondheidswetenschappen 73,0% 17,8% 9,2% 19,3% 80,7% 95,9% 1,3% 2,8% 100%Licham. Opv., Motor. Reval. en Kine. 93,6% 0,5% 5,9% 39,7% 60,3% 96,4% 2,5% 1,1% 100%Wetenschappen 67,2% 1,5% 31,4% 62,6% 37,4% 88,7% 2,9% 8,5% 100%Toegepaste Wetenschappen 77,0% 3,2% 19,8% 76,1% 23,9% 84,2% 3,8% 12,0% 100%Toegepaste Biologische Wet. 79,9% 0,2% 20,0% 53,2% 46,8% 93,0% 1,0% 6,0% 100%Geneeskunde 84,3% 0,8% 14,9% 39,9% 60,1% 91,4% 5,7% 2,8% 100%Tandheelkunde 80,8% 19,2% 0,0% 37,9% 62,1% 84,6% 10,3% 5,1% 100%Farmaceutische Wetenschappen 89,2% 0,2% 10,6% 22,3% 77,7% 93,9% 0,7% 5,4% 100%Gecombineerde studiegebieden 91,4% 5,8% 2,8% 33,1% 66,9% 80,4% 7,1% 12,5% 100%Niet toegewezen 22,4% 1,8% 75,8% 51,9% 48,1% 56,8% 23,2% 20,0% 100%Totaal 79,9% 3,3% 16,8% 46,5% 53,5% 88,0% 4,8% 7,2% 100%

Page 44: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

43

Tabel 3. Totale studentenpopulatie K.U.Leuven naar leeftijd Studiegebied Leeftijd Totaal 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 30+ Wijsbegeerte en Moraalwet. 0 1 17 42 35 47 34 51 28 29 34 17 18 18 14 153 538 Godgeleerdh., Godsd. en Kerk. Recht 0 0 15 14 27 17 33 26 15 19 11 21 18 23 12 292 543 Taal- en Letterkunde 0 3 259 224 216 211 132 98 49 23 19 11 10 2 4 46 1 307 Geschiedenis 0 2 141 172 138 155 92 54 29 28 18 5 8 3 0 32 877 Archeologie en Kunstwet. 0 1 51 82 79 66 46 41 28 29 12 9 7 6 2 41 500 Rechten, Notariaat en Crimin. Wet. 0 12 534 486 462 402 416 280 159 73 36 36 28 22 17 69 3 032 Psychologie en Pedagogische Wet. 0 7 483 448 425 407 394 263 133 88 67 54 51 38 33 158 3 049 Economische en Toegep. Econ. Wet. 1 12 454 418 417 362 428 294 128 87 53 40 18 17 11 53 2 793 Politieke en Sociale Wetenschappen 0 7 261 308 279 273 244 209 111 59 41 27 35 19 13 85 1 971 Sociale Gezondheidswetenschappen 0 0 46 42 32 63 46 76 39 35 15 13 7 10 8 102 534 Licham. Opv., Motor. Reval. en Kine. 0 1 239 225 181 242 164 81 31 20 20 8 5 7 3 21 1 248 Wetenschappen 1 11 277 204 230 250 177 143 131 88 109 52 51 26 18 86 1 854 Toegepaste Wetenschappen 0 23 384 357 367 312 380 267 193 133 131 108 89 74 65 162 3 045 Toegepaste Biologische Wet. 0 5 172 158 182 180 167 93 48 36 47 38 25 25 17 60 1 253 Geneeskunde 1 10 229 221 195 202 223 225 279 155 122 83 48 32 35 168 2 228 Tandheelkunde 0 0 20 42 38 17 24 6 9 16 7 4 2 2 6 21 214 Farmaceutische Wetenschappen 0 0 92 99 90 83 75 46 33 16 11 18 4 5 4 17 593 Gecombineerde studiegebieden 0 2 212 163 159 167 226 158 91 50 34 24 29 25 26 111 1 477 Niet toegewezen 0 8 27 31 112 109 173 243 161 175 146 148 84 71 71 549 2 108 Totaal 3 105 3 913 3 736 3 664 3 565 3 474 2 654 1 695 1 159 933 716 537 425 359 2 226 29 164 Procentuele verdeling 0,0% 0,4% 13,4% 12,8% 12,6% 12,2% 11,9% 9,1% 5,8% 4,0% 3,2% 2,5% 1,8% 1,5% 1,2% 7,6% 100%

Page 45: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

44

Tabel 4. Generatiestudenten K.U.Leuven naar regime, geslacht en nationaliteit

Aantallen Studiegebied Regime Geslacht Nationaliteit Totaal Volt. Deelt. Man Vrouw Belg EU Ander Wijsbegeerte en Moraalwet. 41 1 27 15 28 5 9 42Godgeleerdh., Godsd. en Kerk. Recht 23 22 14 31 21 2 22 45Taal- en Letterkunde 280 0 63 217 272 3 5 280Geschiedenis 179 2 102 79 172 9 0 181Archeologie en Kunstwet. 78 2 31 49 71 9 0 80Rechten, Notariaat en Crimin. Wet. 641 2 248 395 622 15 6 643Psychologie en Pedagogische Wet. 559 2 87 474 545 14 2 561Economische en Toegep. Econ. Wet. 534 0 342 192 496 6 32 534Politieke en Sociale Wetenschappen 330 2 149 183 321 6 5 332Sociale Gezondheidswetenschappen 52 0 1 51 51 0 1 52Licham. Opv., Motor. Reval. en Kine. 262 1 115 148 259 3 1 263Wetenschappen 335 1 226 110 304 15 17 336Toegepaste Wetenschappen 434 0 341 93 410 3 21 434Toegepaste Biologische Wet. 181 0 99 82 179 1 1 181Geneeskunde 247 0 92 155 234 13 0 247Tandheelkunde 26 0 10 16 20 6 0 26Farmaceutische Wetenschappen 105 1 16 90 101 2 3 106Gecombineerde studiegebieden 269 1 81 189 240 19 11 270Totaal 4 576 37 2 044 2 569 4 346 131 136 4 613

Percentages

Studiegebied Regime Geslacht Nationaliteit Totaal Volt. Deelt. Man Vrouw Belg EU Ander Wijsbegeerte en Moraalwet. 97,6% 2,4% 64,3% 35,7% 66,7% 11,9% 21,4% 100%Godgeleerdh., Godsd. en Kerk. Recht 51,1% 48,9% 31,1% 68,9% 46,7% 4,4% 48,9% 100%Taal- en Letterkunde 100,0% 0,0% 22,5% 77,5% 97,1% 1,1% 1,8% 100%Geschiedenis 98,9% 1,1% 56,4% 43,6% 95,0% 5,0% 0,0% 100%Archeologie en Kunstwet. 97,5% 2,5% 38,8% 61,3% 88,8% 11,3% 0,0% 100%Rechten, Notariaat en Crimin. Wet. 99,7% 0,3% 38,6% 61,4% 96,7% 2,3% 0,9% 100%Psychologie en Pedagogische Wet. 99,6% 0,4% 15,5% 84,5% 97,1% 2,5% 0,4% 100%Economische en Toegep. Econ. Wet. 100,0% 0,0% 64,0% 36,0% 92,9% 1,1% 6,0% 100%Politieke en Sociale Wetenschappen 99,4% 0,6% 44,9% 55,1% 96,7% 1,8% 1,5% 100%Sociale Gezondheidswetenschappen 100,0% 0,0% 1,9% 98,1% 98,1% 0,0% 1,9% 100%Licham. Opv., Motor. Reval. en Kine. 99,6% 0,4% 43,7% 56,3% 98,5% 1,1% 0,4% 100%Wetenschappen 99,7% 0,3% 67,3% 32,7% 90,5% 4,5% 5,1% 100%Toegepaste Wetenschappen 100,0% 0,0% 78,6% 21,4% 94,5% 0,7% 4,8% 100%Toegepaste Biologische Wet. 100,0% 0,0% 54,7% 45,3% 98,9% 0,6% 0,6% 100%Geneeskunde 100,0% 0,0% 37,2% 62,8% 94,7% 5,3% 0,0% 100%Tandheelkunde 100,0% 0,0% 38,5% 61,5% 76,9% 23,1% 0,0% 100%Farmaceutische Wetenschappen 99,1% 0,9% 15,1% 84,9% 95,3% 1,9% 2,8% 100%Gecombineerde studiegebieden 99,6% 0,4% 30,0% 70,0% 88,9% 7,0% 4,1% 100%Totaal 99,2% 0,8% 44,3% 55,7% 94,2% 2,8% 2,9% 100%

Page 46: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

45

Tabel 5. Generatiestudenten K.U.Leuven naar vooropleiding Studierichting secundair onderwijs Aantal Percent.ASO 4 133 89,6% Wetenschappen-Wiskunde 1 327 28,8% Latijn-Wiskunde 627 13,6% Latijn-Moderne talen 347 7,5% Economie-Wiskunde 342 7,4% Latijn-Wetenschappen 337 7,3% Economie-Moderne talen 327 7,1% Moderne talen-Wetenschappen 192 4,2% Menswetenschappen 167 3,6% Moderne talen-Wiskunde 153 3,3% Grieks-Latijn 150 3,3% Grieks-Wiskunde 71 1,5% Sport-Wetenschappen 58 1,3% Rudolf Steinerpedagogie 16 0,3% Grieks-Wetenschappen 12 0,3% Wetenschappen-topsport 6 0,1% Yeshiva 1 0,0%buitenlands/Franstalig 310 6,7%TSO 155 3,4%KSO 10 0,2%BSO 5 0,1%totaal 4 613 100%

Page 47: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

46

Tabel 6. Nieuwe niet-generatiestudenten K.U.Leuven Studiegebied

Eers

te c

yclu

s

Eers

te ja

ar

twee

de c

yclu

s

Ove

rige

jare

n tw

eede

cyc

lus

Doc

tora

at

Doc

tora

ats-

ople

idin

g

Aan

vulle

nde

stud

ies

Ges

peci

alis

eerd

e st

udie

s

Aca

dem

isch

e le

rare

nopl

eidi

ng

Tota

al

Hor

izon

taal

per

c.

eers

te ja

ar

twee

de c

yclu

s

vert

icaa

l per

c.

eers

te ja

ar

twee

de c

yclu

s

Wijsbegeerte en Moraalwet. 20 14 1 0 0 22 0 0 57 25% 3%Godgeleerdh., Godsd. en Kerk. Recht 28 20 16 0 3 2 0 0 69 29% 5%Taal- en Letterkunde 13 23 1 2 1 4 5 3 52 44% 5%Geschiedenis 19 25 1 0 1 1 0 4 51 49% 6%Archeologie en Kunstwet. 13 0 0 0 2 0 7 0 22 0% 0%Rechten, Notariaat en Crimin. Wet. 84 102 6 0 3 45 66 0 306 33% 24%Psychologie en Pedagogische Wet. 83 25 1 2 9 57 0 2 179 14% 6%Economische en Toegep. Econ. Wet. 26 32 0 0 7 93 92 4 254 13% 8%Politieke en Sociale Wetenschappen 51 29 0 0 4 105 41 1 231 13% 7%Sociale Gezondheidswetenschappen 44 14 0 0 0 12 4 0 74 19% 3%Licham. Opv., Motor. Reval. en Kine. 15 0 3 0 0 3 31 0 52 0% 0%Wetenschappen 17 19 0 0 21 7 29 4 97 20% 4%Toegepaste Wetenschappen 0 32 2 0 14 22 238 0 308 10% 8%Toegepaste Biologische Wet. 3 10 1 0 8 10 8 1 41 24% 2%Geneeskunde 6 44 1 0 7 0 6 0 64 69% 10%Tandheelkunde 4 2 2 0 0 0 3 0 11 18% 0%Farmaceutische Wetenschappen 4 2 0 0 1 6 2 0 15 13% 0%Gecombineerde studiegebieden 26 33 0 0 0 123 104 1 287 11% 8%Totaal 456 426 35 4 81 512 636 20 2 170 20% 100%

Page 48: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

47

Tabel 7. Nieuwe niet-generatiestudenten naar vooropleiding Studierichting Aantal Percent.

Hogeschoolopleiding 1 cyclus

Architectuur 1 Gezondheidszorg 41 Handelswetenschappen en Bedrijfskunde 37 Industriële wetenschappen en Technologie 3 Muziek en Dramatische kunst 1 Biotechniek 1 Onderwijs 40 Sociaal-agogisch werk 70 Totaal 1 cyclus 194 8,9%Hogeschoolopleiding 2 cycli

Architectuur 3 Gezondheidszorg 17 Handelswetenschappen en Bedrijfskunde 49 Industriële wetenschappen en Technologie 125 Audiovisuele en Beeldende kunst 12 Muziek en Dramatische kunst 4 Biotechniek 4 Productontwikkeling 1 Toegepaste Taalkunde 20 Totaal 2 cycli 235 10,8%Universitaire opleiding

Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen 8 Godgeleerdheid, Godsdienstwetenschappen en Kerkelijk Recht 1 Taal- en Letterkunde 45 Geschiedenis 36 Archeologie en Kunstwetenschappen 5 Rechten, Notariaat en Criminologische Wetenschappen 92 Psychologie en Pedagogische Wetenschappen 27 Economische en Toegepaste Economische Wetenschappen 72 Politieke en Sociale Wetenschappen 52 Sociale Gezondheidswetenschappen 2 Lichamelijke Opvoeding, Motorische Revalidatie en Kinesitherapie 6 Wetenschappen 47 Toegepaste Wetenschappen 14 Toegepaste Biologische Wetenschappen 15 Geneeskunde 45 Tandheelkunde 2 Farmaceutische Wetenschappen 2 Gecombineerde studiegebieden 49 Totaal universiteit 520 24,0%Overige opleidingen

Buitenlandse opleiding 776 35,8% Opleiding in Wallonië 170 7,8% Niet toegewezen 275 12,7%Totaal 2 170 100%

Page 49: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

48

Tabel 8. Examenresultaten per opleiding en studiejaar G = geslaagd NI = niet ingeschreven voor de examens tot = totaal aantal studenten ingeschreven op de rol %G = percentage geslaagde studenten, berekend op het aantal voor de examens ingeschreven studenten Studiegebied 1e kandidatuur 2e kandidatuur 1e licentie / jaar

generatie andere totaal G NI tot %G G NI tot %G G NI tot %G G NI tot %G G NI tot %G

Wijsbegeerte en Moraalwet. 22 12 45 66,7% 15 12 53 36,6% 37 24 98 50,0% 81 9 110 80,2% 74 5 85 92,5% Godgeleerdh., Godsd. en Kerk. Recht 14 26 47 66,7% 5 5 15 50,0% 19 31 62 61,3% 54 11 92 66,7% 63 3 79 82,9% Taal- en Letterkunde 145 14 291 52,3% 54 8 119 48,6% 199 22 410 51,3% 194 0 204 95,1% 230 3 235 99,1% Geschiedenis 98 11 187 55,7% 35 3 80 45,5% 133 14 267 52,6% 150 3 167 91,5% 128 1 137 94,1% Archeologie en Kunstwet. 35 5 84 44,3% 17 5 55 34,0% 52 10 139 40,3% 82 5 98 88,2% 76 1 78 98,7% Rechten, Notariaat en Crimin. Wet. 340 36 677 53,0% 116 10 225 54,0% 456 46 902 53,3% 448 5 558 81,0% 422 2 525 80,7% Psychologie en Pedagogische Wet. 297 32 590 53,2% 100 12 208 51,0% 397 44 798 52,7% 401 8 578 70,4% 398 7 418 96,8% Economische en Toegep. Econ. Wet. 262 52 553 52,3% 109 9 173 66,5% 371 61 726 55,8% 392 4 483 81,8% 360 2 405 89,3% Politieke en Sociale Wetenschappen 174 14 343 52,9% 100 1 176 57,1% 274 15 519 54,4% 247 7 345 73,1% 268 5 284 96,1% Sociale Gezondheidswetenschappen 29 4 54 58,0% 15 0 24 62,5% 44 4 78 59,5% 69 4 92 78,4% 88 5 102 90,7% Licham. Opv., Motor. Reval. en Kine. 144 12 272 55,4% 48 6 101 50,5% 192 18 373 54,1% 199 0 231 86,1% 194 0 206 94,2% Wetenschappen 143 23 352 43,5% 68 6 132 54,0% 211 29 484 46,4% 183 7 240 78,5% 210 3 236 90,1% Toegepaste Wetenschappen 263 17 448 61,0% 52 2 74 72,2% 315 19 522 62,6% 331 3 405 82,3% 358 7 387 94,2% Toegepaste Biologische Wet. 101 10 189 56,4% 26 1 33 81,3% 127 11 222 60,2% 156 0 177 88,1% 181 33 215 99,5% Geneeskunde 215 5 252 87,0% 70 2 80 89,7% 285 7 332 87,7% 180 0 197 91,4% 221 1 243 91,3% Tandheelkunde 19 1 27 73,1% 20 0 25 80,0% 39 1 52 76,5% 31 4 38 91,2% 36 0 36 100,0% Farmaceutische Wetenschappen 60 12 113 59,4% 33 4 45 80,5% 93 16 158 65,5% 82 0 100 82,0% 85 0 92 92,4% Gecombineerde studiegebieden 123 21 288 46,1% 60 7 124 51,3% 183 28 412 47,7% 129 1 170 76,3% 149 1 158 94,9% Wijsbegeerte en Moraalwet. 2 484 307 4 812 55,1% 943 93 1 742 57,2% 3 427 400 6 554 55,7% 3 409 71 4 285 80,9% 3 541 79 3 921 92,2%

Page 50: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

49

Tabel 8 (vervolg) Studiegebied 2e licentie / jaar 3e licentie / jaar lerarenopleiding aanvullende opleidingen specialisatieopleidingen

G NI tot %G G NI tot %G G NI tot %G G NI tot %G G NI tot %G Wijsbegeerte en Moraalwet. 62 3 108 59,0% 8 6 14 100,0% 25 5 43 65,8% Godgeleerdh., Godsd. en Kerk. Recht 119 8 154 81,5% 10 12 22 100,0% 2 1 5 50,0% Taal- en Letterkunde 203 0 244 83,2% 86 34 125 94,5% 6 5 16 54,5% 14 11 25 100,0% Geschiedenis 150 3 207 73,5% 34 12 50 89,5% 11 0 17 64,7% Archeologie en Kunstwet. 80 1 122 66,1% 13 3 16 100,0% 4 2 14 33,3% Rechten, Notariaat en Crimin. Wet. 389 0 413 94,2% 311 1 324 96,3% 13 19 33 92,9% 107 5 125 89,2% Psychologie en Pedagogische Wet. 423 5 461 92,8% 338 0 377 89,7% 49 44 93 100,0% 82 12 139 64,6% 98 12 110 100,0% Economische en Toegep. Econ. Wet. 348 1 370 94,3% 154 0 162 95,1% 22 15 37 100,0% 221 28 322 75,2% Politieke en Sociale Wetenschappen 271 0 314 86,3% 22 19 42 95,7% 188 22 280 72,9% 88 6 123 75,2% Sociale Gezondheidswetenschappen 105 0 116 90,5% 18 10 28 100,0% 59 27 93 89,4% 21 3 26 91,3% Licham. Opv., Motor. Reval. en Kine. 219 2 229 96,5% 85 0 85 100,0% 21 22 48 80,8% 3 3 6 100,0% 40 14 60 87,0% Wetenschappen 231 1 252 92,0% 61 52 115 96,8% 11 1 22 52,4% 30 8 75 44,8% Toegepaste Wetenschappen 318 13 345 95,8% 297 0 309 96,1% 12 11 23 100,0% 33 5 54 67,3% 351 26 471 78,9% Toegepaste Biologische Wet. 186 0 192 96,9% 183 0 185 98,9% 20 17 37 100,0% 14 7 25 77,8% 33 0 34 97,1% Geneeskunde 190 1 194 98,4% 232 0 233 99,6% 2 3 5 100,0% 69 17 105 78,4% Tandheelkunde 27 0 27 100,0% 25 0 25 100,0% 6 0 6 100,0% 28 7 35 100,0% Farmaceutische Wetenschappen 87 0 88 98,9% 69 0 69 100,0% 5 2 7 100,0% 10 6 16 100,0% 15 3 20 88,2% Gecombineerde studiegebieden 154 0 177 87,0% 7 10 17 100,0% 198 38 384 57,2% 159 5 185 88,3% Wijsbegeerte en Moraalwet. 3562 38 4013 89,6% 1694 1 1769 95,8% 403 291 712 95,7% 976 165 1553 70,3% 950 114 1283 81,3% Studiegebied 3e kandidatuur 4e jaar enige licentie 3e jaar huisarts

G NI tot %G G NI tot %G G NI tot %G G NI tot %GRechten, notariaat en crimin. wet. 46 1 53 88,5%Geneeskunde 178 4 194 93,7% 266 1 270 98,9% 59 12 71 100,0%

Page 51: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

50

Tabel 9. Diploma’s K.U.Leuven naar studiegebied, niveau, regime en geslacht Vt = voltijds Dt = deeltijds M = man V = vrouw Tot = totaal Studiegebied Eerste cyclus Tweede cyclus Voortgezette opleidingen Lerarenopleiding Doctoraten Vt Dt M V Tot Vt Dt M V Tot Vt Dt M V Tot M V Tot M V Tot Wijsbegeerte en moraalwet. 60 11 48 23 71 55 4 37 22 59 20 1 10 11 21 11 7 18 7 1 8 Godgeleerdh., godsd. en kerk. recht 41 7 18 30 48 106 7 65 48 113 1 0 1 0 1 10 14 24 21 2 23 Taal- en letterkunde 194 1 44 151 195 202 1 50 153 203 20 2 8 14 22 24 90 114 5 5 10 Geschiedenis 146 1 75 72 147 150 0 72 78 150 8 2 7 3 10 22 35 57 7 1 8 Archeologie en kunstwet. 80 1 26 55 81 78 1 31 48 79 4 0 1 3 4 5 13 18 2 3 5 Rechten, notariaat en crimin. wet. 448 1 171 278 449 440 0 182 258 440 156 5 63 98 161 5 11 16 5 4 9 Psychologie en pedagogische wet. 395 2 62 335 397 389 2 58 333 391 73 29 35 67 102 7 79 86 12 10 22 Economische en toegep. econ. wet. 393 1 134 160 394 354 0 203 151 354 368 21 221 168 389 5 21 26 9 5 14 Politieke en sociale wetenschappen 246 1 91 156 247 270 0 99 171 270 239 14 104 149 253 7 24 31 5 3 8 Sociale gezondheidswetenschappen 67 2 3 66 69 104 2 13 93 106 18 31 27 22 49 2 22 24 1 0 1 Licham. opv., motor. reval. en kine. 199 0 75 124 199 205 0 69 136 205 41 2 12 31 43 17 42 59 8 2 10 Wetenschappen 182 1 107 76 183 228 1 137 92 229 34 3 22 15 37 23 58 81 56 31 87 Toegepaste wetenschappen 330 0 246 84 330 297 0 232 65 297 303 34 217 120 337 8 8 16 87 9 96 Toegepaste biologische wet. 157 0 73 84 157 181 2 99 84 183 47 0 25 22 47 8 15 23 31 15 46 Geneeskunde 178 0 73 105 178 327 0 125 202 327 22 3 8 17 25 1 1 2 30 25 55 Tandheelkunde 35 0 10 25 35 25 0 10 15 25 0 17 7 10 17 0 0 0 0 0 0 Farmaceutische wetenschappen 81 0 14 67 81 69 0 10 59 69 25 0 12 13 25 0 6 6 8 5 13 Gecombineerde studiegebieden 130 0 36 94 130 153 1 38 116 154 397 33 158 272 430 2 8 10 1 1 2 Totaal 3362 29 1306 1985 3391 3633 21 1530 2124 3654 1176 197 938 1035 1973 157 454 611 295 122 417

Page 52: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

51

Tabel 10. Telling financierbare studenten per 1.2.2004 FG = financieringsgroep Fin.st. = aantal financierbare studenten VTE = voltijdse equivalenten OBE = onderwijsbelastingseenheden ABOS = studenten ten laste van ABOS Evol. = Evolutie aantal OBE t.o.v. 1.2.2003 Faculteit Campus FG Fin.st. VTE OBE GAS GGS AB0S Evol.Godgeleerdheid Leuven A 303,0 261,0 253,7 3,0 0,0 51,0 34,5Hoger Inst. Wijsbegeerte Leuven A 332,0 294,0 290,0 18,0 0,0 22,0 -13,8Kerkelijk Recht Leuven A 14,0 9,5 9,5 0,0 0,0 4,0 -5,5Rechtsgeleerdheid Leuven A 2 428,0 2 379,0 2375,0 68,0 49,0 6,0 26,6 Kortrijk A 226,0 222,5 222,5 0,0 0,0 0,0 21,5Econ. en Toeg. Econ. Wet. Leuven A 1 922,0 1 865,5 1857,9 227,0 187,0 27,0 -10,5 Kortrijk A 149,0 148,0 148,0 0,0 0,0 0,0 38,0Sociale Wetenschappen Leuven A 1 421,0 1 404,5 1392,6 179,0 76,0 4,0 14,9Letteren Leuven A 2 517,0 2 483,5 2411,6 161,0 80,0 5,0 -91,2 Kortrijk A 163,0 161,5 161,5 0,0 0,0 1,0 -22,0Psychologie en Ped. Wet. Leuven A 2 625,0 2 609,0 2574,7 115,0 44,0 7,0 115,8Wetenschappen Leuven A 61,0 61,0 40,9 0,0 0,0 0,0 -0,7 B 1 102,0 1142,5 2 285,0 25,0 17,0 31,0 -141,0 Kortrijk B 95,0 94,5 189,0 0,0 0,0 0,0 33,0Toegepaste Wetensch. Leuven A 4,0 4,0 2,7 0,0 0,0 0,0 -2,0 B 878,0 866,0 1 732,0 0,0 0,0 21,0 -107,0 C 1 068,0 1 117,0 3 351,0 70,0 268,0 14,0 238,5Bio-ingenieurswetensch. Leuven A 8,0 8,0 5,4 0,0 0,0 0,0 -1,4 B 386,0 382,5 765,0 14,0 0,0 1,0 -117,0 C 596,0 616,5 1849,5 51,0 43,0 9,0 -115,5Geneeskunde Leuven A 36,0 36,0 24,1 0,0 0,0 0,0 6,0 B 1 473,0 1427,5 2 855,0 10,0 14,0 11,0 87,0 C 1 071,0 1118,5 3355,5 64,0 66,0 14,0 -235,5 Kortrijk B 162,0 162,0 324,0 0,0 0,0 1,0 38,0Farmaceutische Wetensch. Leuven A 4,0 4,0 2,7 0,0 0,0 0,0 0,0 B 237,0 230,0 460,0 0,0 0,0 3,0 19,0 C 258,0 267,5 802,5 9,0 20,0 6,0 19,5Bewegings- en Reval.wet. Leuven A 79,0 79,0 52,9 0,0 0,0 0,0 9,4 B 1 098,0 1 088,5 2 177,0 28,0 77,0 1,0 184,0Totaal Humane wetensch. totaal A 12 100,0 11 838,0 11 697,1 771,0 436,0 127,0 108,4Totaal Exacte wetensch. A 73,0 730,0 48,9 0,0 0,0 0,0 -4,0 B 2 461,0 2 485,5 4 971,0 39,0 17,0 53,0 -332,0 C 1 664,0 1 733,5 5 200,5 121,0 311,0 23,0 123,0 totaal 4 198,0 4 292,0 10 220,4 160,0 328,0 76,0 -213,0Totaal Biomedische wetensch. A 119,0 119,0 79,7 0,0 0,0 0,0 15,4 B 2 970,0 2 908,0 5 816,0 38,0 91,0 16,0 328,0 C 1 329,0 1 386,0 4 158,0 73,0 86,0 20,0 -216,0 totaal 4 256,0 4 251,0 9 729,7 111,0 177,0 35,0 89,4Totaal campus Leuven A 11 754,0 11 498,0 11 293,7 771,0 436,0 126,0 82,3 B 5 174,0 5137,0 10 274,0 77,0 108,0 68,0 -75,0 C 2 993,0 3 119,5 9 358,5 194,0 397,0 43,0 -93,0 totaal 19 921,0 19 754,5 30 926,2 1 042,0 941,0 237,0 -85,7Totaal campus Kortrijk A 538,0 532,0 532,0 0,0 0,0 1,0 37,5 B 257,0 256,5 513,0 0,0 0,0 1,0 71,0 totaal 795,0 788,5 1 045,0 0,0 0,0 2,0 108,5Algemeen totaal A 12 292,0 12 030,0 11 825,7 771,0 436,0 127,0 119,7 B 5 431,0 5 393,5 10 787,0 77,0 108,0 69,0 -4,0 C 2 993,0 3 119,5 9 358,5 194,0 397,0 43,0 -93,0 totaal 20 716,0 20 543,0 31 971,2 1 042,0 941,0 239,0 22,7

Page 53: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

53

ONDERZOEK

1 Het onderzoeksbeleid: resultaten en vooruitzichten

1.1 Raad voor Onderzoeksbeleid

De Raad voor Onderzoeksbeleid besteedde in 2004 bijzondere aandacht aan enerzijds een aantal externe beleidsaspecten (Memorandum Vlaams Wetenschaps- en Technologiebeleid 2004, de invulling en evaluatie Innovatiepact; de internationale trend naar excellentieopbouw in wetenschappelijk onderzoek,….) waaraan anderzijds een actualisering van het eigen ‘beleidsplan onderzoek’ gekoppeld werd. Deze analyse leidde tot concrete adviezen voor een aanpassing in de lange-termijn-visie en planning voor het interne onderzoeksbeleid, die kunnen onderverdeeld worden in de noden op het vlak van de ondersteuning van onderzoeksmandaten enerzijds en impulsen op het vlak van projectfinanciering anderzijds.

1) Onderzoeksmandaten: nood aan loopbaanopbouw in het onderzoek • Uitbouw ZAP-kader door groei van 1% per jaar. De formule van BOF/ZAP moet attractiever

worden gemaakt door de gerichtheid op onderzoek en de internationale doelstellingen van deze mandaten te beklemtonen. Voor het aantrekken van onderzoekers van zeer hoog niveau is in de beginfase een welkomstpakket/onderhandelingspakket noodzakelijk. Bovendien moeten bij het scheppen van dergelijke BOF/ZAP-mandaten vooraf duidelijke mandaat-profielen worden geformuleerd die aansluiten bij het beoogde excellentiebeleid.

• Uitbreiding Postdoc-kader moet worden nagestreefd door een gecombineerde impuls in excellente kandidaten enerzijds en de nodige projectmiddelen toegevoegd aan deze mandaten anderzijds. Aldus moet de betrokken postdoc kunnen beschikken over voldoende onderzoeksmiddelen/omkadering voor de eerste 5 jaar. Na deze periode volgt een evaluatie die beslissend is voor de verdere loopbaanmogelijkheden, zoals bv. een ZAP-positie, aanbod ‘tenure track positie’ of ‘assistant professorship’. Tegelijkertijd moeten jonge postdocs worden aangemoedigd tot het opdoen van buitenlandse onderzoekservaring om daarna terug te keren naar de K.U.Leuven.

2) Ondersteuning projecten • Wetenschappelijke uitrusting: de bestaande impulsen (interne impuls en impuls ‘zware

apparatuur’ van Minister Van Mechelen) moeten worden uitgevoerd en daarna geëvalueerd. De algemene infrastructurele voorzieningen (ruimte) verdienen bijzondere aandacht in het kader van het scheppen van een onderzoeksomgeving die aantrekkelijk is voor top-onderzoekers.

• Excellentiebeleid via GOA/OT-clusters, en ondersteuning van core-facilities: het stimuleren van samenwerking tussen deze projectvormen moet worden gestimuleerd via extra financiële middelen. Een verdere bundeling van onderzoekskrachten/financiële impulsen is aangewezen, zonder dat bepaalde samenwerkingsvormen kunstmatig worden opgelegd.

• Interdisciplinair onderzoek: de jaarlijkse aanvraagrondes voor IDO’s tonen aan dat interdisciplinaire samenwerking kan leiden tot uitstekende onderzoeksprojecten. De slaagkansen voor dit type projecten is evenwel niet hoger dan 1 op 4. Naast het stimuleren van samenwerking tussen groepen met een grote disciplinaire afstand, moeten ook aanverwante onderzoeksdomeinen worden aangemoedigd tot samenwerking.

• Technologie- en kennistransfer; industrieel onderzoek (met steun van het nieuwe ‘Industrieel Onderzoeksfonds’ IOF/UFKO): dit nieuwe kanaal moet worden opgestart.

De hierboven gemaakte analyse gaf aanleiding tot een aantal concrete acties: • Een intern programma voor Excellentiefinanciering werd opgesteld. De doelstelling hiervan is

10-tal onderzoeksgroepen van zeer hoog internationaal niveau een financiering van minimum 0.5 mio € per jaar te verlenen die hun internationale positie verder moet versterken. Dit programma wordt gefinancierd op basis van de defiscalisatiemiddelen. De hoofddoelstelling van het programma is gericht op excellentie-opbouw via bundeling van de beschikbare expertise en via het aantrekken van onderzoekers.

• De infrastructurele noden en de noden aan geavanceerde onderzoeksapparatuur werden geëvalueerd. Het programma ‘zware apparatuur’ van Minister van Mechelen maakte het mogelijk om de jarenlange stagnatie van de investeringen in apparatuur om te buigen. Bovendien werd op basis van BOF-middelen een vergelijkbaar bedrag geïnvesteerd in zware

Page 54: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

54

apparatuur. In 2003 werd deze gecombineerde inspanning voorbereid en begin 2004 werd aldus 22 mio € geïnvesteerd in zware apparatuur. Eind 2004 werd een bijkomende inspanning gedaan voor een bedrag van 11 mio €, waarvan nogmaals 6.37 mio € afkomstig was van de Vlaamse overheid en 4.72 mio € van het Onderzoeksfonds K.U.Leuven.

• Na intensief overleg tussen de Vlaamse universiteiten, werd het Industrieel Onderzoeksfonds operationeel gemaakt. Het intern reglement voor het IOF werd voorbereid en de IOF-raad werd samengesteld. Hierbij werden de doelstellingen die de Vlaamse overheid met dit nieuwe initiatief beoogt, nauwgezet vertaald in een werkbare regelgeving.

1.2 Onderzoeksraad

1.2.1 Samenstelling van de Onderzoeksraad

Conform aan de geldende bepalingen en rotatieregels, telt de plenaire Onderzoeksraad 19 leden van wie 9 uit de Humane en 10 uit de Exacte en Biomedische wetenschappen (waarvan één interdisciplinair). Naast de eigenlijke leden zetelen in de Onderzoeksraad ook de voorzitter, de coördinator voor onderzoeksbeleid en de drie vice-rectoren. De rector, de algemeen beheerder, de regeringscommissaris en de afgevaardigde voor de minister van begroting kunnen aan de vergaderingen deelnemen. Het Bureau Onderzoeksraad bestaat uit tien leden: vijf leden uit de Onderzoeksraad worden aangewezen als bureauleden naast de voorzitter, de coördinator voor het onderzoeksbeleid en de drie vice-rectoren.

Teneinde de algemene communicatie met betrekking tot onderzoek en kwaliteitszorg binnen de samenwerking met de hogescholen van de Associatie K.U.Leuven te bevorderen, werd de Onderzoeksraad uitgebreid met 2 leden van de hogescholen. Deze worden als waarnemende leden in de mogelijkheid gesteld ten volle te participeren aan de evaluatieprocessen.

1.2.2 Werking en taakstelling van de Onderzoeksraad

De Onderzoeksraad speelt een essentiële rol in het onderzoeksbeleid van de universiteit en heeft zowel een evaluerende, een adviserende als een stimulerende taak. Alle ingediende dossiers worden door de plenaire Onderzoeksraad besproken en geëvalueerd en de adviezen worden bij consensus geformuleerd. Het enige criterium is de wetenschappelijke kwaliteit van de dossiers: er worden door de Onderzoeksraad geen sleutels gehanteerd voor de verdeling tussen de wetenschapsgebieden, voor de evaluatie van de dossiers of voor de toewijzing van de budgetten.

In een elftal vergaderingen worden jaarlijks meer dan vijfhonderd dossiers behandeld. Voor alle categorieën worden activiteitenverslagen ingewacht die door de leden van de Onderzoeksraad worden geëvalueerd.

De Onderzoeksraad adviseert hoofdzakelijk over volgende financieringscategorieën: • Bijzonder Onderzoeksfonds (BOF):

- Onderzoeksprojecten: - geconcerteerde onderzoeksacties (gemiddeld budget van 1 360 000 €); - onderzoekstoelagen (gemiddeld budget van 260 000 €); - interdisciplinaire onderzoeksprogramma's (budget van 250 000 € tot 750 000 €); - projecten in het kader van de bilaterale wetenschappelijke samenwerking;

- Onderzoeksmandaten: - ZAP-mandaten met voornamelijk een onderzoeksopdracht; - postdoctorale mandaten; - fellowships; - doctorandusbeurzen voor niet-EU-burgers; - doctorandusbeurzen voor kandidaten met een bijzonder profiel (EU-burgers); - doctorandusbeurzen in het kader van Centraal- en Oost-Europese Initiatieven;

- Andere: - prijs van de Onderzoeksraad; - derdecyclusprogramma's; - vertaalkredieten;

• Interuniversitaire attractiepolen (IUAP, n.v.t. in 2004).

Page 55: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

55

1.2.3 Reglement inzake het Bijzonder Onderzoeksfonds en de allocatie van deze middelen

Het besluit van de Vlaamse regering van 8 december 2000 betreffende de financiering van de Bijzondere onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, reflecteerde de wens van de toenmalige regering om het BOF verder uit te bouwen tot een volwaardig instrument voor het eigen onderzoeksbeleid van de universiteiten. Een aantal kleinere initiatieven ter financiering van het wetenschappelijk onderzoek werden in het BOF geïncorporeerd en tegelijkertijd werd een belangrijk initiatief genomen om onderzoekers die in vast dienstverband werden aangesteld bij het FWO-Vlaanderen op te nemen in het kader van het zelfstandig academisch personeel (ZAP) van de universiteiten (zie 4.1.a.).

Met het besluit van de Vlaamse regering van 24 januari 2003 houdende de wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 8 december 2000, beoogde de regering diezelfde doelstellingen verder door te voeren. De Vlaamse regering wilde op een progressieve manier de overheidsbijdrage aan de Bijzondere Onderzoeksfondsen rechtstreeks verbinden aan de onderzoeksoutput die wordt gemeten met publicatie- en citatieparameters zoals dit reeds lang gebeurt op basis van financieringsgegevens en gegevens over diploma’s. Daarnaast hervormde de regering ook het concept en de procedures van het bestaande programma ‘Bilaterale Wetenschappelijke en Technologische Samenwerking'.

Met het aantreden van de nieuwe Vlaamse regering in de zomer van 2004 werd erkend dat de bekostiging van onderzoek meer en meer gebeurt vanuit de tweede en de derde geldstroom en dat de eerste geldstroom hierin achterblijft. Er zal prioritair aandacht worden geschonken aan de verruiming van de mogelijkheid om via het BOF onderzoeksprofessoren te benoemen en aan een vereenvoudiging van de bestedingsvoorschriften.

1.3 Dienst Onderzoekscoördinatie

1.3.1 Doelstellingen en taken van de dienst

De dienst Onderzoekscoördinatie is belast met diverse adviserende taken inzake het interne beleid en het functioneren van het wetenschappelijk onderzoek in zijn nationale en internationale dimensies. De aandacht gaat vooral naar de evaluatie van dit onderzoek en naar de inventarisatie, de administratie, de voorlichting en de bijstand die met het onderzoek aan de universiteit gepaard gaan.

De belangrijkste doelstellingen van het intern beleid zijn: a) de voorbereiding en de formulering van voorstellen voor het wetenschappelijk onderzoek aan de

K.U.Leuven, met sterke nadruk op kwaliteit en competitiviteit, teneinde de K.U.Leuven als topuniversiteit te zien fungeren in het Europa van morgen en in de wereld;

b) de optimalisering van het onderzoekspotentieel van de K.U.Leuven in alle onderzoekseenheden en uiteraard ook in zijn uitmuntende centra, met de bestaande of bereikbare middelen;

c) de stimulering van jonge onderzoekers en groepen in een competitieve geest en met een optimaal gebruik van mensen en middelen;

d) een maximale valorisatie van de vruchten en de resultaten van dit wetenschappelijk onderzoek ten bate van de maatschappij, de economie en de industrie;

e) de integratie en de opvolging van aspecten van kwaliteitszorg in de dagelijkse functionering van onderzoeksgroepen.

Ter uitvoering van deze doelstellingen en taken beschikt de dienst Onderzoekscoördinatie over 13,5 VTE (augustus 2004).

1.3.2 Bijzondere acties

In 2004 werden de lopende acties aangevuld met enkele bijzondere aandachtspunten: • Informatieverstrekking aan de eigen onderzoekers vormt een kerntaak van de Dienst

Onderzoekscoördinatie. Het tijdschrift 'Gedocumenteerd', (in 2004 : 14de jaargang) vormt hiertoe nog steeds een belangrijk informatiekanaal. De website Onderzoek is toegankelijk voor Nederlands- en Engelstaligen en biedt plaats aan items als de IWETO-databank, kerncijfers over het onderzoek aan de K.U.Leuven, publicaties en valorisatie (K.U.Leuven R&D), doctoreren, informatie over loopbaanmogelijkheden in het universitair onderzoek, enz…

Page 56: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

56

• De informatieverstrekking werd aangevuld met specifieke informatiesessies voor onderzoekers i.v.m. het management van onderzoeksprojecten of m.b.t. specifieke (nieuwe) onderzoeksprogramma’s. In een afzonderlijke informatiesessie voor de onderzoekers van de hogescholen van de K.U.Leuven-Associatie werd de dienstverlening van de dienst Onderzoekscoördinatie en K.U.Leuven R&D toegelicht.

• In het kader van informatieacties voor een breder publiek organiseerde de dienst Onderzoekscoördinatie op 23 april 2004 in samenwerking met K.U.Leuven R&D en Partnership&Academic Development K.U.Leuven (P&AD) een ontmoetingsnamiddag tussen K.U.Leuven-onderzoekers en bedrijfsleiders.

• Ter vertaling van het centrale onderzoeksbeleid naar de onderzoekers werd in juni 2004 een bijzondere toelichting gegeven voor de departementsvoorzitters van alle faculteiten. Hierbij werd gewezen op de sterkten en de zwakheden van het onderzoek aan de K.U.Leuven en werd opgeroepen tot een algemene reflectie over de organisatie en de ambitie van het onderzoek aan onze universiteit.

• In het kader van de kwaliteitszorg werden per departement ‘scorekaarten’ opgesteld op basis van de beschikbare statistieken m.b.t. personeelsbezetting, onderzoeksuitgaven, publicaties, e.a. Deze scorekaarten geven een aantal relevante kerncijfers met betrekking tot het onderzoek van het desbetreffende departement binnen een welbepaald tijdsvenster. Het ligt in de bedoeling in de toekomst analoge scorekaarten samen te stellen voor een recenter tijdsvenster, zodanig dat de departementen een objectiveerbaar instrument krijgen om hun algemene evolutie te volgen.

• Tenslotte werd de dienst Onderzoekscoördinatie intens betrokken bij de inspanningen die worden ondernomen om onderzoekssamenwerking te bevorderen met de hogescholen binnen de Associatie K.U.Leuven. Hiertoe werd ondermeer een enquête uitgevoerd die tot doel had kwalitatieve en kwantitatieve informatie te verzamelen betreffende het onderzoek aan de hogescholen. De resultaten van deze enquête werden voorgelegd aan de Associatieraad voor onderzoek, die wordt voorgezeten door de coördinator onderzoeksbeleid.

1.4 Uitvoering en resultaten van het Onderzoeksbeleid

1.4.1 Opvolging van de beleidsprioriteiten

De beleidsprioriteiten 2001-2005, die werden vastgelegd in 2001, definieerden de beleidsmatige doelstellingen van de K.U.Leuven rond zeven hoofdthema’s. Binnen de Raad voor onderzoeksbeleid werden de vooropgestelde doelstellingen vertaald in concrete voorstellen voor acties.

1.4.1.1 Actualisering van beleidsprioriteiten

Het overleg in de Raad voor onderzoeksbeleid (cf. hoger) en het Gemeenschappelijk bureau, leidde tot een actualisering van de beleidsprioriteiten 2001-2005 in volgende kernelementen van het onderzoeksbeleid:

‘De K.U.Leuven wil een toppositie bekleden in de Europese onderzoeksruimte: • enerzijds via het uitbouwen van de zgn. excellentiepolen (een reeks onderzoeksgroepen in een

aantal domeinen die tot de absolute wereldtop behoren); • terwijl anderzijds voor de totale onderzoeksbasis een zeer goede performance wordt nagestreefd

die concreet zal worden opgevolgd door meting van de onderzoeksoutput, zowel naar omvang als naar impact’.

Om deze operationele doelstellingen te verwezenlijken moet de K.U.Leuven zeer goede onderzoekers kunnen vormen of aantrekken en behouden, onderzoeksgroepen onderhouden of versterken met een voldoende kritische massa en een gunstig onderzoeksklimaat scheppen dat aanzet tot dynamiek en creativiteit.

Met de impulsactie 2003 werd ervoor gekozen om via specifieke stimulansen kerndomeinen en ‘core facilities’ te ondersteunen die beschikken over geavanceerde apparatuur en expertise die ook door meerdere onderzoekers/gebruikers kunnen worden aangewend.

In het licht van deze beleidsdoelstellingen werd in 2004 bijzondere aandacht besteed aan:

Page 57: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

57

a) Omkadering

De problematiek van de groeiende verhouding tussen het aantal tijdelijke mandaten voor jonge onderzoekers enerzijds en het aantal ZAP-leden anderzijds (zie figuur 1) werd voorgelegd aan de departementsvoorzitters. Bijkomende middelen tot het verhogen van het aantal ZAP-leden werden niet gevonden, hoewel dit een strikte vereiste is om de bestaande dynamiek in het onderzoek te behouden en voort te zetten.

Het nieuwe financieringskanaal van het Industrieel onderzoeksfonds opent de mogelijkheid om vanaf 2005 mandaten van onbepaalde duur te benoemen met een specifieke functie met betrekking tot het valoriseren van onderzoek. Bij constante financiering zal de K.U.Leuven een 25-tal onderzoekers kunnen aanstellen die een specifieke opdracht krijgen om de resultaten van het basisonderzoek rijp te maken voor implementatie in de gebruiksomgeving.

Ratio Junior/Senior

1,50

1,70

1,90

2,10

2,30

2,50

2,70

1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004

2002 2003 2004 Junior WP (AAP1, WET.MED2, ASP3, IWT4) 2 888 3 012 3 146 Senior WP (ZAP+VWP5, PDO6, OL/OD7) 1 227 1 231 1 230

Figuur 1: Evolutie verhouding FTE Junior/Senior

b) Onderzoeksomgeving

De gecombineerde actie 2003 van interne impulsfinanciering (BOF-middelen) en de actie zware apparatuur (Vlaamse Overheid) werd begin 2004 geïmplementeerd. Dankzij deze inspanning wordt ruim 22 mio € vrijgemaakt voor het creëren van een geavanceerde onderzoeksomgeving. In 2004 werd een analoge gecombineerde inspanning gedaan voor een totaal bedrag van ruim 11 mio €. Deze investeringen moeten het mogelijk maken om enerzijds zeer goede onderzoekers aan te trekken en anderzijds de internationale positionering van de K.U.Leuven binnen deze domeinen nog te verhogen.

1 academisch personeel inclusief wet. pedagogische medewerkers en plaatsvervangers 2 bijzonder academisch personeel, gefinancierd o.b.v. onderzoeksprojecten 3 aspirant (incl. Bijz. Doct. Beurzen) 4 specialisatiebeurzen IWT 5 zelfstandig academisch personeel (incl. BOF-ZAP en ingezapte FWO), vast benoemd wetenschappelijk personeel en gastprofessoren 6 postdoctorale onderzoekers 7 vaste FWO

Page 58: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

58

c) Excellentiebeleid

De onderzoeksgroepen die voldoen aan de strenge criteria die men zich hoort te stellen indien men wenst te behoren tot de Europese/wereld-top in bepaalde domeinen, moeten in de mogelijkheid worden gesteld om te beschikken over voldoende grote onderzoeksbudgetten voor projecten/programma’s van 4-5 jaar of langer.

In 2004 werden de voorbereidingen getroffen voor een bijzondere actie van die aard, de zogenaamde ‘Excellentiefinanciering’. Het concept dat voor deze actie werd gedefinieerd, vermeldt de volgende doelstellingen: • Wetenschappelijk: de sterke financiële steun moet ‘de wetenschap’ ten goede komen; nieuwe

onderzoeksbenaderingen mogelijk maken; de onderzoeksoutput (in volume en kwaliteit) verbeteren; het onderzoek van de K.U.Leuven aan de Europese top brengen.

• Organisatorisch: door het versterken van de organisatorische aspecten moet deze impuls duurzaam worden; centrumvorming moet daartoe worden nagestreefd en tegelijkertijd moet de betrokkenheid van de perifere groepen zorgen voor bijkomende dynamiek; het aantrekken/behouden van onderzoekers van top-niveau is een prioriteit en de instroom van doctorandi verdient bijzondere aandacht.

De defiscalisatiemaatregel van de federale overheid zorgt voor een extra financiële enveloppe van ongeveer 8 tot 10 mio € per jaar. De grootte van dit bedrag moet echter worden gerelativeerd door vergelijking met de jaarlijkse uitgaven voor onderzoek van ongeveer 200 mio €: de ‘impact’ van de defiscalisatiemaatregel is dus maximaal 5% extra steun. Dankzij een zeer gerichte investering, is het de bedoeling dat de impact ervan zodanig is dat het relatief brede potentieel van zeer goed onderzoek kan doorgroeien naar internationale top-kwaliteit. Eind 2004 werd een algemene oproep voor excellentiefinanciering gepubliceerd, hetgeen eind december leidde tot 34 aanvragen.

1.4.1.2 Middelen

Een continue groei van de totale onderzoeksmiddelen bevestigt de slagkracht van de K.U.Leuven, zowel op het vlak van fundamenteel als op het vlak van toegepast onderzoek (zie figuur 2).

Uitgaven voor fundamenteel en toegepast onderzoek aan de K.U.leuven

0,00

10,00

20,00

30,00

40,00

50,00

60,00

70,00

80,00

90,00

100,00

110,00

120,00

1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004

mio

€ TOEG.FUND.

Figuur 2: De evolutie van de uitgaven voor toegepast en beleidsgericht onderzoek enerzijds en fundamenteel onderzoek anderzijds (mio €)

'toegepast en beleidsgericht onderzoek' = rubrieken 4, 5 en 6 uit financieringsgroep a (cf. Tabel 2a) + projectonderzoek K.U.Leuven Research & Development (financieringsgroep b) 'fundamenteel onderzoek' = rubrieken 1, 2 en 3 uit financieringsgroep a (cf. Tabel 2a) + mandaten FWO en IWT (financieringsgroep c)

Page 59: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

59

De sterke impuls die in 2003 en 2004 werd gegeven aan investeringen in onderzoeksapparatuur betreft een inhaalbeweging na 10 jaar van stagnatie van deze investeringen. Tegelijkertijd is er binnen diverse onderzoeksgroepen een nijpend gebrek aan ruimte, wat nieuwe investeringen noodzakelijk maakt.

1.4.1.3 Kwaliteitszorg

De ZAP-evaluatie werd in 2004 volgens plan verdergezet. Deze persoonlijke gegevens betreffende de publicatie-output werden gesitueerd ten opzichte van de algemene publicatie-output van het desbetreffend departement of onderzoeksgroep.

Bovendien werd het in 2003 ontwikkelde concept van de departementale scorekaarten operationeel gemaakt. Deze scorekaarten moeten een departement (of per afdeling binnen de faculteit Geneeskunde) toelaten om op een objectiveerbare wijze bepaalde kerncijfers samen te brengen met betrekking tot input van mensen en middelen en output onder vorm van publicaties, doctoraten, externe middelen, e.a. Deze scorekaart heeft tot doel de evolutie van de output op het niveau van het departement of de afdeling op te volgen.

De internationale benchmarking met vooraanstaande buitenlandse instellingen blijft een belangrijke doelstelling en wordt bij voorkeur uitgevoerd per specifiek domein. Zo werd in mei 2004 een evaluatie gedaan van de groepen en technologieën rond NMR-toepassingen. Het hieruit voortkomende advies, dat werd geformuleerd door buitenlandse experten, gaf tevens een indicatie betreffende de nood en oriëntatie van toekomstige investeringen in beeldvormingstechnologie.

1.4.1.4 Valorisatie van wetenschappelijk onderzoek

Als gevolg van haar actieve valorisatiebeleid, waarbij een evenwicht bewaard wordt tussen het streven naar wetenschappelijke uitmuntendheid enerzijds en het vertalen van deze uitmuntendheid in concrete toepassingen en technologische innovaties anderzijds, heeft de K.U.Leuven tijdens de voorbije drie decennia een aanzienlijke uitstraling in Vlaanderen en Europa verworven als drijvende kracht in de waardeketen van kennis tot innovatie. In het bijzonder heeft K.U.Leuven een ruime ervaring opgedaan en hierdoor een vooraanstaande positie uitgebouwd op het vlak van maatschappelijke dienstverlening en de economische valorisatie van wetenschappelijke onderzoeksresultaten.

Het spin-off beleid, als voorbeeld, is binnen de universiteit een essentieel onderdeel van de ruime maatschappelijke en economische doelstellingen die de K.U.Leuven zich stelt. De K.U.Leuven tracht hierbij voornamelijk te voorzien in voldoende incentivering voor diegenen die de spin-off projecten dragen en tot een succes uitbouwen.

Zo werden er over een periode van 25 jaar in totaal 60 spin-off ondernemingen opgestart vanuit de K.U.Leuven, waarvan er eind 2004 nog 52 actief zijn. Deze 52 spin-off ondernemingen vertegenwoordigen een globale directe tewerkstelling van ca. 2000 voornamelijk hoog-geschoolde werknemers en een geraamde gecombineerde omzet van ca. 350 mio €.

Deze cijfers tonen aan dat het gevoerde valorisatiebeleid succesvol is waarbij een bijzondere nadruk wordt gelegd op de eigen creatie van bedrijvigheden indien daartoe het nodige potentieel aanwezig is.

Page 60: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

60

Figuur 3: Evolutie van het aantal spin-offs van de K.U.Leuven

1.4.2 Beslissingen van de Onderzoeksraad in 2004

In tabel 1 wordt het financieel overzicht weergegeven van de totale inkomsten van het Bijzonder Onderzoeksfonds in 2004 en de toekenningen in het kader van de diverse onderzoeksprogramma’s en onderzoeksacties voor datzelfde jaar. In principe kunnen de uitgaven voor deze beslissingen verwacht worden in de daaropvolgende jaren.

Sedert twee jaar is het een doelbewuste politiek om de vastleggingsstrategie binnen het BOF aan te passen. Het universiteitsbestuur laat toe gedurende enkele jaren meer toekenningen te begroten dan strikt genomen mogelijk zouden zijn volgens de BOF-inkomsten van het jaar van toekenning. Dit verklaart het negatief saldo van 8 057 632 € in 2004.

Boekhoudkundig is er op 31 december 2004 in totaliteit voor de BOF-middelen een ‘bestemd’ saldo van 85,7 mio € voor onderzoeksacties waarvoor nog uitgaven mogen worden verwacht. Hiertegenover staan ca. 93,9 mio € aan toegekende projecten. Er is dus een globaal deficit van 8,2 mio € om alle (lange termijn) projecten te financieren die nu zijn toegezegd. De boekhoudkundige reserves zijn dus onvoldoende om alle verplichtingen onmiddellijk uit te voeren, maar er mag redelijkerwijze worden aangenomen dat de toekomstige BOF-inkomsten dit zullen compenseren.

1.4.2.1 Geconcerteerde onderzoeksacties

Geconcerteerde onderzoeksacties (GOA's) zijn bedoeld ter ondersteuning van excellente, vooraanstaande universitaire onderzoekscentra of onderzoeksgroepen gefinancierd door middelen van de Vlaamse regering, op voorstel van de Onderzoeksraad en met de goedkeuring van de Academische raad en de Raad van bestuur van de universiteit. De minimale financiële omvang van een GOA bedraagt 900 000 € voor een vijfjarig project.

Aangezien het verwerven van een 'GOA-label' de onderzoeksgroep onderbrengt bij de 'centres of excellence' van de instelling, is de selectie zeer streng. De evaluatie gebeurt zowel door een bezoek aan de onderzoeksgroep als op basis van het advies van externe topexperts in het domein.

In 2004 werden veertien GOA-aanvragen ingediend voor een totaal bedrag van 26 443 580 €. Bij de beoordeling werden in de eerste fase de kwalitatieve aspecten van het project grondig besproken (1). In een tweede fase kwamen de kwantitatieve aspecten aan bod (2). Uiteindelijk adviseerde de Onderzoeksraad om op basis van deze grondige en uitgebreide evaluatie acht onderzoeksprogramma's voor te stellen als GOA 2006-2010 en één onderzoeksprogramma als GOA van bijzondere aard voor een totaalbudget van 12 275 000 €.

(1) Projectvorm en -voorstelling, projectinhoud (evaluatie door buitenlandse experten en door leden van de Onderzoeksraad),

innovatieve elementen, valorisatie voor het onderzoek aan de K.U.Leuven. (2) Samenstelling van de onderzoeksploeg, nationale en internationale financieringsbronnen, interacties met andere ploegen,

wetenschappelijke publicaties, uitwisseling van onderzoekers met buitenlandse ploegen, wetenschappelijke onderscheidingen, aantal doctoraten, citatiegegevens en impactfactorberekeningen.

0

5

10

15

20

25

30

35

40

45

50

55

1978

1979

1980

1981

1982

1983

1984

1985

1986

1987

1988

1989

1990

1991

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

1999

2000

2001

2002

2003

2004

Page 61: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

61

WOORDVOERDER TITEL

Lieven Verschaffel Fac. Psych. & Pedag. wet.

Developing adaptive expertise in mathematics education.

Mark Van de Auweraer Fac. Wetenschappen

Probing (bio)molecular dynamics.

Koen Clays Fac. Wetenschappen

Spin-related phenomena in photonics of organized media.

Hendrik Van Brussel Fac. Toegepaste wetenschappen

Autonomic computing for decentralized production systems.

Peter Carmeliet Fac. Geneeskunde

Functional angiogenomics.

Koenraad Devriendt Fac. Geneeskunde

A functional human genome project: integrated research of human congenital disorders.

Guido David Fac. Geneeskunde

Regulation of developmental signalling and patterning by cell surface heparan sulfate proteoglycan-mediated molecular trafficking.

Peter Marynen Fac. Geneeskunde

Tyrosine phosphorylation: early switch and target in cancer development.

1.4.2.2 Onderzoekstoelagen voor K.U.Leuven-onderzoekers

De onderzoekstoelagen (OT) vormen naast de GOA's de belangrijkste interventiecategorie van het Bijzonder Onderzoeksfonds. Deze kaderen in de algemene onderzoekspolitiek van de K.U.Leuven om het bestaande onderzoekspotentieel te optimaliseren en enkel kwalitatief hoogstaand onderzoek te financieren. Gevestigde onderzoekers of onderzoeksgroepen met internationaal competitief en kwalitatief hoogstaand onderzoek die reeds in ruime mate een beroep kunnen doen op andere middelen, uit een GOA of uit een IUAP, komen in principe niet in aanmerking voor onderzoekstoelagen.

Binnen de categorie onderzoekstoelagen worden twee soorten onderscheiden: 1) Toelagen van bijzondere aard

Deze kunnen bestemd zijn voor impulsfinanciering gedurende 1 à 3 jaar van onderzoeksinitiatieven die nog niet voor substantiële financiering in aanmerking komen, of voor toelagen voor zeer goed onderzoek, die uit hoofde van de discipline of om andere redenen beperkt in omvang zijn.

2) Onderzoekstoelagen Deze zijn bestemd voor ondersteuning van bestaand onderzoek van hoog niveau of van een innovatieve onderzoeksrichting van hoogstaand niveau. De projecten moeten over minimum twee en maximum vier jaar lopen en financieren in hoofdzaak personeels- en werkingskosten. Voor grotere apparatuur wordt in principe geen beroep gedaan op het Onderzoeksfonds. De omvang moet per jaar looptijd tenminste 37 500 € bedragen.

Voor de toekenning van de OT’s wordt sinds twee jaar een procedure gevolgd die eerder werd goedgekeurd door de Academische raad van 10 juni 2002 en die werd opgenomen in de 'Procedures en Beleidslijnen 2004 van het Bijzonder Onderzoeksfonds'. Volgens die procedure worden jaarlijks intentiebrieven opgevraagd die door het bureau van de Onderzoeksraad worden beoordeeld op hun ontvankelijkheid. Voor de selectie van 2004 werden 51 intentiebrieven ingediend. Uiteindelijk werd aan 45 aanvragers gevraagd om een volledig uitgeschreven project in te dienen. De ingezonden projecten werden verstuurd naar externe referees en tegelijkertijd werd elke aanvragende onderzoekgroep 'gevisiteerd' door 2 of meer leden van de Onderzoeksraad.

Op grond van verdere evaluatie en interviews werden 27 projecten geselecteerd (waarvan één toelage van bijzondere aard) voor een totaalbedrag van 6 920 000 €. Achteraf werd, na overheveling uit de GOA-ronde 2005-2009 nog een project toegevoegd voor een bedrag van 400 000 €. Bij de toekenning van de projecten werd aan de Humane wetenschappen 30% van de middelen toegekend en aan de Exacte en de Biomedische wetenschappen elk 35%.

Page 62: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

62

1.4.2.3 Interdisciplinaire onderzoeksprogramma's

Deze interventiecategorie werd ingevoerd omwille van het strategisch belang van bepaalde interdisciplinaire onderzoeksgebieden. Uit de tussentijds rapporten van de lopende IDO-programma’s blijkt dat er een grote nood is aan dit type van financiering en dat deze samenwerkingen een belangrijke wetenschappelijke meerwaarde bieden, die zich vertaalt in een gunstige publicatie-output, in wetenschappelijke doorbraken en zelfs in de oprichting van spin-off-bedrijven. In de optiek van een verdere versterking van deze aanpak, werd sedert 2002 het concept van de IDO’s aangepast door meer nadruk te leggen op het programmatorische karakter van de aanvragen, eerder dan op de projectmatige aanpak. De onderzoeksprogramma’s moeten aan de volgende criteria voldoen: er gebeurt onderzoek van internationaal hoog niveau, er is een goed gecoördineerde interdisciplinaire samenwerking die bovendien een belangrijke wetenschappelijke meerwaarde heeft en duurzaam is. Daarnaast is het strategisch belang door competentieopbouw binnen de K.U.Leuven en door internationale positionering een belangrijk criterium.

Voor 2004 werden in totaal 16 intentieaanvragen ingediend waarvan er 9 in aanmerking kwamen om het programma uit te schrijven. Uiteindelijk werden 4 nieuwe voorstellen gehonoreerd voor een totaalbedrag van 1 850 000 € (volledig ten laste van de begroting 2005). De Onderzoeksraad was van oordeel dat de goedgekeurde aanvragen tegemoetkwamen aan de vooropgestelde doelstellingen van IDO’s en aan de verhoogde eisen op het vlak van het generisch karakter.

1.4.2.4 Postdoctorale mandaten voor K.U.Leuven-gedoctoreerden

De Onderzoeksraad reserveert jaarlijks een aanzienlijk bedrag voor postdoctorale onderzoekers die hun doctoraat aan de K.U.Leuven behaalden. Sinds 1997 komen ook buitenlanders in aanmerking die aan de K.U.Leuven doctoreerden. De mandaten zijn bedoeld om het doctoraat te valoriseren aan de eigen instelling. Ze worden voor één jaar toegekend en zijn verlengbaar met één jaar.

De nood aan postdoctorale onderzoekersmandaten is groot, hetgeen blijkt uit het hoge aantal aanvragen: 264 in 2004 (281 in 2003, 211 in 2002, 166 in 2001, 171 in 2000, 128 in 1999). Een aantal aanvragen gebeurt parallel met de analoge categorie van het FWO (waar een aanstelling voor drie jaar mogelijk is). De beoordeling gebeurt op kwalitatieve en competitieve basis waarbij zowel de kwaliteit van de kandidaat en van het project als de motivering van de promotor en het belang voor de onderzoekseenheid in rekening worden gebracht.

Na 61 parallel goedgekeurde aanvragen bij het FWO, 12 teruggetrokken aanvragen en 5 aanvragen die wegvielen na een andere benoeming, bleven 186 aanvragen over ter selectie. Uiteindelijk werden 68 aanvragen goedgekeurd voor een totaalbedrag van 4 984 270 €.

Op voorstel van het Gemeenschappelijk bureau van de Academische raad en de Raad van bestuur werden tevens 12 beleidsmandaten toegekend voor 777 585 €.

1.4.2.5 Fellowships voor Belgische en buitenlandse onderzoekers

Postdoctorale junior- of senior-fellowships worden ter beschikking gesteld van onderzoekers die niet aan de K.U.Leuven doctoreerden, ongeacht de nationaliteit. De mandaten hebben een looptijd van één jaar en zijn, mits bijzondere motivering, verlengbaar met één jaar. Vanaf 1997 kunnen onderzoekers in principe hiervoor slechts in aanmerking komen indien ze gedurende een periode van 5 jaar vóór de aanvraag niet aan de K.U.Leuven actief waren.

In 2004 waren er drie selectierondes met in totaal 103 aanvragen. Daarvan werden 45 aanvragen goedgekeurd voor een bedrag van 1 298 895 €. Hiervan ging 27% naar de Humane wetenschappen, 60% naar de Exacte en 13% naar de Biomedische wetenschappen.

1.4.2.6 Doctorandusbeurzen voor Belgen en andere EU-burgers

Omwille van het belang van doctoraal onderzoek startte het bestuur van de K.U.Leuven reeds enkele jaren geleden een procedure om de creatie van extra doctorale beurzen mogelijk te maken. In 2004 werd hiervoor 6 604 000 € gereserveerd.

Page 63: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

63

Op voorstel van het Gemeenschappelijk bureau van de Academische raad en de Raad van bestuur werden tevens 13 beleidsmandaten toegekend voor 419 850 €.

1.4.2.7 Doctorandusbeurzen voor gevorderde doctorandi uit niet EU-landen

Deze beurzen worden ter beschikking gesteld van doctorandi uit niet EU-landen, die reeds in die mate met hun doctoraatsproject gevorderd zijn (aan de K.U.Leuven of daarbuiten) dat zij dit project binnen de twee jaar kunnen voltooien in een onderzoekseenheid van de K.U.Leuven en dit onder leiding van een promotor van de K.U.Leuven. De promotor engageert zich voor de voltooiing van het voorgestelde doctoraatsonderzoek. De beurzen hebben een looptijd van één jaar. Een verlenging met 1 jaar is mogelijk mits een nieuwe aanvraag en een grondig verslag van het verloop van het doctoraatsonderzoek.

In 2004 waren er 55 aanvragen. Er werden 32 beurzen toegekend aan doctorandi uit 21 landen en hiervoor werd 620 540 € gereserveerd. 27% van het toegekende budget ging naar de Humane wetenschappen, 56% naar de Exacte wetenschappen en 17% naar de Biomedische wetenschappen.

1.4.2.8 Bijzondere doctorandusbeurzen voor gevorderde doctorandi uit EU-landen

Deze beurzen zijn uitsluitend bestemd voor onderzoekers, Belgen en EU-burgers, die met toelating van de betrokken facultaire doctoraatscommissie in een periode van één tot maximum twee jaar een proefschrift willen afwerken voor het behalen van het doctorsdiploma. De promotor stelt zich garant voor de voltooiing van het doctoraat binnen een periode van twee jaar. De beurzen hebben een looptijd van één jaar. Onderzoekers die voorafgaand aan de aanvraag maximaal 6 maanden aan de K.U.Leuven werkzaam waren, kunnen een verlenging aanvragen tot maximaal 24 maanden in totaal.

In 2004 waren er 18 aanvragen, waarvan 6 aanvragen als niet ontvankelijk werden beoordeeld. Vijf mandaten werden toegekend voor een bedrag van 151 840 €.

1.4.2.9 Prijs van de Onderzoeksraad

Jaarlijks kunnen drie prijzen worden toegekend aan jonge, beloftevolle onderzoekers: één prijs binnen elke wetenschapsgroep. Elke prijs bedraagt 7 500 €. Minimaal de helft van dit bedrag moet worden besteed aan kosten voor wetenschappelijk onderzoek.

In 2004 werd enkel de aanvraag van Jan Cools (faculteit Geneeskunde/Menselijke Erfelijkheid/Humaan Genoom Laboratorium) bekroond.

1.4.2.10 Derdecyclusprogramma's voor K.U.Leuven-onderzoekers

Onderzoeksploegen kunnen toelagen aanvragen voor de organisatie van derdecyclusprogramma's zoals colloquia en seminariereeksen. De nadruk moet liggen op de doctoraatsopleiding door een confrontatie met nieuwe wetenschapsontwikkelingen. Een actieve participatie van meerdere K.U.Leuven doctorandi is een basisvereiste. De maximale tussenkomst bedraagt 2 500 € en is bedoeld voor redelijke vergoedingen en reiskosten voor externe sprekers en discussianten, voor organisatiekosten en voor secretariaat, voor zover de gewone werkingsmiddelen daarvoor ontoereikend zijn.

In 2004 waren er 3 aanvragen waarvan er 2 werden gehonoreerd voor een bedrag van 3 600 €.

1.4.2.11 Centraal- en Oost-Europese initiatieven, beurzen voor kandidaat-doctorandi uit Latijns-Amerika en China en IRO

De Onderzoeksraad en de Academische overheid keurden in 2004 een budget goed van 1 500 000 €, vooraf te nemen van het Bijzonder Onderzoeksfonds, voor de financiering van beurzen en andere dringende noden voor goede onderzoekers uit Centraal- en Oost-Europa, voor de cofinanciering van beurzen voor kandidaat-doctorandi uit universiteiten uit Latijns-Amerika, China en Centraal- en Oost-Europa en ten slotte als doctoraatsbonus voor doctoraten afgelegd in het kader van ontwikkelingssamenwerking.

Page 64: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

64

1.4.2.12 Actie van de Vlaamse Gemeenschap ter stimulering van de Vlaamse participatie aan EU-programma's

Ten gevolge van de herstructurering van de Europese programma’s werd in 2002 reeds beslist het concept van de VIS-projecten aan te passen. De doelstelling hiervan was de VIS-projecten beter af te stemmen op ‘Networks of Excellence’ en de ‘Integrated Projects’ waartoe het Zesde Kaderprogramma de aanzet zou geven.

De eerder aangehaalde voordelen van het concept van de VIS-projecten op het vlak van stimulering tot internationale netwerking blijven onverminderd gelden, maar de ervaringen met de twee voorbije aanvraagrondes waren evenwel niet onverdeeld positief. Na de operatie 2003 besliste de Onderzoeksraad tot een grondige evaluatie van de effectiviteit van deze steunformule.

Bij de daaropvolgende analyse werden de volgende probleempunten vastgesteld: - de aanvragers voor VIS-projecten zijn in groter wordende mate herindieningen van vroegere

aanvragen of ‘verlengingen’ van lopende VIS-projecten. Zo waren 5 van de 11 aanvragen die in 2003 ingediend heraanvragen of aanvragen van een promotor aan wie reeds eerder een VIS-project werd toegekend. Dit wekt de indruk dat de echte doelgroep van de VIS-formule beperkt is, terwijl de beoogde doelgroep toch ruimer bedoeld was.

- de afstemming van de VIS-projecten op de NoE’s en de IP’s heeft ertoe geleid dat de aanvragers in vele gevallen meer aandacht hebben voor integratie-activiteiten (organisatie van workshops, uitwisselingen, …) dan voor het feitelijke onderzoekswerk. Bij een 8-tal van de 11 aanvragen van 2003 zijn er opvallende tekortkomingen in de invulling van het werkplan. Klaarblijkelijk is de doelstelling dat een VIS-aanvraag een gezamenlijke onderzoeksbenadering moet inhouden, te moeilijk te verwezenlijken.

- ten slotte groeit de indruk dat het al dan niet slagen van een EU-aanvraag in grote mate wordt bepaald door aspecten die niet kunnen gewijzigd worden door een VIS-project: de EU-prioriteiten, de bijzonder lage slaagkans op EU-niveau, beleidsmatige beschouwingen, e.d.m.

- de zin van het voortzetten van de VIS-financiering na 2005 is eerder beperkt, omdat er vanaf 2005 nog slechts een beperkt aantal EU-aanvraagmogelijkheden zijn binnen het Zesde Kaderprogramma. In die zin zou de aanvraagronde 2003, die leidt tot de opstarting van de VIS-projecten in 2004, kunnen beschouwd worden als de laatste ronde die relevant kan zijn voor het Zesde Kaderprogramma.

Op basis van deze overwegingen besliste het Gemeenschappelijk bureau, op advies van de Onderzoeksraad, om geen aanvraagronde voor VIS-projecten te plannen in 2004. Het ligt in de bedoeling om, mede in functie van de oriëntaties binnen het Zevende EU-kaderprogramma, in de toekomst specifieke stimulansen te ontwikkelen.

1.4.2.13 Projecten in het kader van de bilaterale wetenschappelijke samenwerking

Vanaf 2002 worden de middelen bestemd voor internationale wetenschappelijke samenwerking geïntegreerd in het Bijzonder Onderzoeksfonds. Dit programma beoogt de internationale samenwerking tussen Vlaamse onderzoekers en partners uit één van de prioritaire partnerlanden te stimuleren en te versterken. Artikel 6 van het BOF-besluit van 24 januari 2003 bepaalt dat ‘de totale kostprijs van de door de universiteiten voorgestelde projecten (nl. projecten die in eerste orde worden gerangschikt) ten minste 3,5% van de overheidsbijdrage aan het Bijzonder Onderzoeksfonds bedraagt’. Op basis van deze sleutel moet er in 2004 ten minste 1 458 625 € aan dit programma worden besteed.

De huidige oproep 2004 stond open voor China (24 aanvragen), Hongarije (14 aanvragen), Roemenië (4 aanvragen) en Zuid-Afrika (15 aanvragen). Aan de K.U.Leuven werden dus in totaal 57 aanvragen ingediend. De verdeling over de wetenschapsgebieden is als volgt: 5 aanvragen in de Humane wetenschappen, 20 in de Wetenschappen, 11 in de Toegepaste wetenschappen, 6 in de Bio-ingenieurswetenschappen en 15 in de Medische en Farmaceutische wetenschappen.

Rekening houdend met de wetenschappelijke evaluatie en de rangschikking uitgevoerd door het partnerland en door de Onderzoeksraad K.U.Leuven werd in totaal 1 401 261 € besteed aan projecten in het kader van de bilaterale wetenschappelijke samenwerking. De aanrekening gebeurt op het BOF-budget van 2005. Hiermee worden 25 samenwerkingsvoorstellen goedgekeurd (waarbij 1 voorstel uit

Page 65: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

65

twee samengevoegde aanvragen ontstaat) en worden 31 samenwerkingsvoorstellen afgewezen. In totaal werd 57 364 € minder toegekend dan de 3,5%-drempel voorziet. Zoals in het BOF-besluit wordt voorzien kan dit bedrag in de volgende bilaterale oproep 2005 worden toegekend. De verdeling over de prioritaire samenwerkingspartners is als volgt: China (8), Hongarije (8), Roemenië (1) en Zuid-Afrika (8). Verspreid over de wetenschapsgebieden geeft dit 3 toekenningen in de Humane wetenschappen, 13 in de Wetenschappen, 3 in de Toegepaste wetenschappen, 3 in de Bio-ingenieurswetenschappen en 3 in de Medische en Farmaceutische wetenschappen.

Het slaagpercentage ten opzichte van het aangevraagd budget K.U.Leuven bedraagt 41,38%. In vergelijking met de vroegere procedure heeft de K.U.Leuven duidelijk een grotere impact op de invulling van het programma.

1.4.3 Activiteiten K.U.Leuven Research & Development

K.U.Leuven R&D is gedurende de laatste drie decennia uitgegroeid tot een entiteit binnen de K.U.Leuven die enerzijds een ruime ervaring heeft opgedaan en anderzijds een vooraanstaande positie in Vlaanderen en Europa heeft verworven op het vlak van wetenschappelijke dienstverlening en de economische valorisatie van wetenschappelijke onderzoeksresultaten.

Vanuit haar missie om de transfer van kennis en technologie tussen universiteit en industrie te bevorderen, biedt K.U.Leuven R&D aan onderzoekers professioneel advies en ondersteuning aan op het vlak van de volgende activiteiten: • contractonderzoek en onderzoek in consortia. K.U.Leuven R&D biedt professionele ondersteuning

m.b.t het onderhandelen en uitwerken van onderzoekscontracten tussen de universiteit en de industrie. Deze dienstverlening werd in 2004 uitgebreid met ondersteuning en adviesverlening toegespitst op onderzoek in consortia, zoals de Europese Kaderprogramma’s en SBO-projecten.

• bescherming en exploitatie van intellectuele eigendom. K.U.Leuven R&D biedt juridische en octrooi-technische ondersteuning aan op het vlak van bescherming en exploitatie van intellectuele eigendom. K.U.Leuven streeft hierbij een actief octrooi- en licentiebeleid na.

• spin-off creatie en ondersteuning van de groei van spin-offs. K.U.Leuven R&D biedt professioneel advies en ondersteuning aan ondernemers die, vanuit de universiteit, een nieuwe, kennisintensieve onderneming willen opstarten die aan de K.U.Leuven ontwikkelde kennis en technologie commercialiseert.

Ter ondersteuning van voornoemde activiteiten is K.U.Leuven R&D bovendien actief betrokken bij het bevorderen van innovatie en kennisintensief ondernemerschap, zowel binnen de universiteit als binnen de Leuvense regio. Tot slot staat K.U.Leuven R&D tevens in voor de financiële opvolging en de personeelsadministratie die gepaard gaan met voornoemde activiteiten.

Als gevolg van het actieve valorisatiebeleid dat door K.U.Leuven R&D gevoerd wordt kende de omzet uit valorisatie-activiteiten over de laatste jaren een gestage groei.

De totale omzet gerealiseerd door K.U.Leuven R&D steeg in 2004 met 9,8 miljoen € tot een bedrag van 54,7 miljoen €. Dit is een stijging met 21,8% ten opzichte van 2003. Deze stijging is ondermeer het gevolg van het feit dat het Europese Zesde Kaderprogramma in 2004 uit de startblokken is geschoten, en anderzijds dat de inkomsten uit licentie-inkomsten in 2004 spectaculair zijn gestegen. De inkomsten uit EU-financiering betreffen voorschotten, die gekoppeld zijn aan specifieke projectplannen en financieringsmodaliteiten. Deze stijging zal zich pas in de loop van het volgende jaar weerspiegelen in effectieve uitgaven. Voor de onverwacht hogere inkomsten uit licenties wordt in 2005 een aanwendingsprogramma uitgewerkt. De stagnatie van de uitgaven binnen het luik ‘projectonderzoek K.U.Leuven R&D’ (zie Tabel 2a) is derhalve niet structureel en eerder te beschouwen als een occasionele situatie.

De activiteitenpool ‘contractonderzoek en onderzoek in consortia’ neemt in 2004 ongeveer 78% van de omzet voor zijn rekening. In 2004 werd een verdere impuls gegeven aan het systematiseren van contractuele procedures en werkwijzen en de verdere informatisering van de interne werking. Tevens werd zoals vooropgesteld de nieuwe dienstverlening omtrent consortiavorming en Europese kaderprogramma’s opgestart en snel uitgebouwd door het aantrekken van bijkomende adviseurs. Op die manier speelt K.U.Leuven R&D ten volle in op de steeds complexere eisen die aan dergelijke overeenkomsten worden gesteld, en kan zij in deze een pro-actief beleid voeren. Tijdens 2004

Page 66: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

66

werden 182 contracten afgesloten in het kader van contractonderzoek en 89 contracten in het kader van onderzoek in consortia (7 SBO en 82 EC-contracten, waarvan 5 waarin de K.U.Leuven de rol van coördinator op zich neemt).

De activiteitenpool ‘bescherming en exploitatie van intellectuele eigendom’ kende in 2004, net als het jaar voordien, een verdere ontwikkeling en groei. De krachtlijnen van het octrooibeleid bestaande uit (1) bewustmaking van alle betrokkenen, (2) selectiviteit, om alzo een kwalitatieve octrooiportefeuille op te bouwen, en (3) een actieve exploitatie en zoektocht naar partners en licentienemers, werden in 2004 op een consequente manier verder geïmplementeerd. Dit leidde in 2004 tot een indiening van 85 nieuwe octrooiaanvragen en een toekenning van 16 nieuwe octrooien. Ook in 2004 heeft K.U.Leuven R&D zich in toenemende mate omringd met het nodige professionele contactnetwerk van octrooigemachtigden, ‘broker’-organisaties en externe juridische adviesverleners teneinde de octrooiportefeuille maximaal te rendabiliseren.

De activiteitenpool ‘spin-off creatie en ondersteuning van de groei van spin-offs’ evolueert verder gunstig. Alle instrumenten ter ondersteuning van een professioneel spin-off beleid zijn momenteel aanwezig. Hierbij wordt niet enkel aandacht besteedt aan het opstarten van nieuwe spin-offs maar ook aan het ondersteunen van de groei van de spin-off ondernemingen, bijvoorbeeld door het uitbouwen van preferentiële relaties met lokale en internationale VC’s en business angels. In de periode 1979-2004 werden 60 spin-off bedrijven opgericht, waarvan er eind 2004 nog 52 actief waren. Hierbij was K.U.Leuven R&D eind 2004 aandeelhouder in 39 spin-offs. In 2004 werden door K.U.Leuven R&D en het Gemma Frisius Fonds, het zaaikapitaalfonds verbonden aan de K.U.Leuven, in totaal 26 dossiers behandeld (met verregaande analyse om reeds voorafgaand aan de oprichting de commerciële levensvatbaarheid van de betreffende spin-off projecten aan te tonen). Dit leidde tot de opstart van twee nieuwe spin-off ondernemingen (ICsense n.v. en M4E n.v.). Daarenboven werden vijf kapitaalsverhogingen gerealiseerd. Tot slot werden de activiteiten van Data4S n.v. in november 2004 via een aandelenruil geconsolideerd met die van Norkom Technologies (Ierland), waardoor Norkom door de competenties van beide ondernemingen te bundelen over voldoende kritische massa beschikt om een internationale marktleider te worden in het domein van fraudedetectie-technologie, en de aandeelhouders van Data4s nu aandeelhouder geworden zijn van Norkom.

In nauwe samenwerking met de stad Leuven, Interleuven en de GOM Vlaams-Brabant werd in 2004 belangrijke vooruitgang geboekt in de uitbouw van de ondersteunende infrastructuur. Zo werd er in 2004 aangevat met de bouw van de eerste cluster, bestaande uit twee gebouwen (samen 12 000 m²), van het nieuwe Arenberg Wetenschapspark. Deze gebouwen zullen normaliter gebruiksklaar zijn tegen eind 2005. Bovendien werd een consortium bestaande uit K.U.Leuven, VIB en AVEVE samengesteld voor de bouw van een nieuwe bio-incubator, waarvan de start van de bouwwerken gepland zijn in 2005, zodat in 2006 in een eerste fase 4 000 m² beschikbaar zal komen. Tot slot werd het Innovatie- & Incubatiecentrum uitgebreid met extra ruimte voor laboratoria en werkplaatsen voor de ontwikkeling en constructie van mechatronische systemen.

Teneinde de voornoemde activiteiten optimaal te kunnen vervullen blijft K.U.Leuven R&D een drijvende kracht in een aantal professionele netwerken, zowel intern binnen de K.U.Leuven, als op nationaal en internationaal vlak. Allereerst blijft het intern contactnetwerk voor onderzoeksvalorisatie een essentiële rol vervullen in het creëren van een grootschalige bewustmaking, het succesvol definiëren en uitvoeren van valorisatiestrategieën en -projecten, het ondersteunen van technology brokerage & assessment, het organiseren van industriële contactdagen en het initiëren van voldoende grootschalige en multidisciplinaire projecten.

Op nationaal vlak is K.U.Leuven R&D een actieve partner bij het opstarten en uitbouwen van netwerken die innovatie, kennisintensief ondernemerschap en samenwerking stimuleren en ondersteunen. Een continue ondersteuning van Leuven.Inc vanuit de K.U.Leuven R&D ervaringen en noden blijft essentieel. Bovendien kwam in 2004 het Regionaal InnovatieSamenwerkingsverband ‘Steunpunt Innovatie’, gecoördineerd door de GOM-Vlaams-Brabant, op kruissnelheid. Via de participatie aan de stuurgroep en zijn ondersteuning aan de Leuven.Inc werking, levert K.U.Leuven R&D een actieve bijdrage aan dit grootschalige bewustmakingsproject m.b.t. innovatie voornamelijk gericht op KMO’s.

In 2004 werd actief de verdere opstart ondersteund van het Incubatiepunt Geo-informatie. Hierbij werd nauw samengewerkt met UGent, VITO en VUB. Bovendien werd onder impuls van een aantal

Page 67: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

67

bedrijven en organisaties in 2004 ook gestart met de analyse van de haalbaarheid van de oprichting van een e-healthcare cluster.

Op internationaal vlak was K.U.Leuven R&D tijdens 2004 nauw betrokken bij ondermeer de volgende initiatieven: • ProTon Europe, het vanuit de Europese Commissie ondersteunde thematisch netwerk dat als doel

heeft om kennis- en technologietransfer vanuit Europese publieke onderzoeksinstellingen te stimuleren en professionaliseren en waarbij K.U.Leuven R&D een actieve rol gespeeld heeft in de definitie- en opstartfase.

• LERU (League of European Research-Intensive Universities): de contacten met internationale kenniscentra en high-tech regio’s werden in de loop van 2004 verder uitgebouwd.

• GlobalStart, een project in het kader van het Europese PAXIS programma dat het ontwerp, de validatie en de implementatie beoogt van tools en ondersteunende maatregelen die de creatie van zogenaamde ‘global start-ups’ bevorderen. Dit project ging van start in 2003 onder coördinatie van de Universiteit Twente en werd in 2004 verder uitgevoerd.

• Tot slot is K.U.Leuven R&D ook één van de toonaangevende partners in het grensoverschrijdend Interreg Project ELAT: Eindhoven Leuven Aachen Triangle. De doelstelling van dit project is om via de definitie en implementatie van een gemeenschappelijke innovatiestrategie te komen tot een grensoverschrijdende high-tech regio met voldoende kritische massa om zich internationaal succesvol te kunnen positioneren t.o.v. top high-tech regio’s zoals Cambridge en München.

2 Kwaliteitsbewaking

2.1 Kwaliteitsbewaking begeleiding doctorandi

2.1.1 Opvolging en begeleiding doctorandi

Doctorandi worden opgevolgd en begeleid door hun (co)promotor(en), door hun begeleidingscommissie, de facultaire doctoraatscommissie en eventueel andere adviescommissies. De voortgang van het doctoraatsonderzoek is een basiselement van de doctoraatsopleiding en tevens een criterium bij de hernieuwing van mandaten.

Wat de doctoraatsopleiding betreft, blijft het principe gehandhaafd dat deze verplicht is. De faculteiten kunnen echter op individuele basis en uitzonderlijk beslissen dat bepaalde doctorandi worden vrijgesteld van de doctoraatsopleiding. De doctoraatsopleiding bestaat uit vijf basiselementen die weerspiegelen wat van de doctorandi verwacht wordt: publiceren op internationaal niveau, actief deelnemen aan internationale congressen, geven van doctoraatsseminaries, volgen van doctoraatscursussen en regelmatig de voortgang van het onderzoek rapporteren. Naast een betere begeleiding en opvolging van de doctorandi, stimuleert de doctoraatsopleiding de onderzoeksdynamiek door doctorandi met elkaar in contact te brengen en stimuleert ze de organisatie van (inter)facultaire seminaries en vakken op doctoraatsniveau. Om de doctorandi te ondersteunen bij het publiceren werden er ook in 2004 cursussen Academic English (modules writing en presenting) georganiseerd. Daarnaast organiseerde de Centrale Bibliotheek in de faculteiten opnieuw het doctoraatsseminarie ‘Wegwijs in elektronische databanken’. In samenwerking met de dienst Communicatie organiseerde de dienst Onderzoekscoördinatie het doctoraatsseminarie Schrijven voor een ruim publiek. In dit seminarie leren doctorandi in het jaar van verdediging communiceren over hun doctoraatsonderzoek naar een breder publiek toe (o.m. de pers).

Jonge onderzoekers en doctorandi worden gezien als een belangrijke groep aan de universiteit. Om een betere registratie en opvolging van de doctorandi mogelijk te maken werd in de loop van 2004 een nieuw registratiesysteem voor doctorandi ontwikkeld. Het nieuwe registratiesysteem zal operationeel zijn vanaf 1 januari 2005. Eens alle doctoraatsprojecten in het nieuwe systeem zijn ingevoerd, biedt de website een exhaustief overzicht van alle lopende doctoraatsonderzoek per faculteit en per (co)promotor. Naast de centrale webpagina’s zijn er de facultaire webpagina’s voor doctorandi. Verschillende faculteiten hebben bijzondere inspanningen geleverd om deze pagina’s te vernieuwen en verder te stofferen. In 2004 werden ook de vragenlijst en procedure voor de structurele exit-bevraging van jonge onderzoekers verder voorbereid. De exit-bevraging is een initiatief van de Dienst Onderzoekscoördinatie en de Personeelsdienst i.s.m. Ludit en werd aangestuurd door de stuurgroep Exit-bevraging. Het betreft een automatische bevraging van elke vertrekkende AAP/BAP-medewerker met de bedoeling te peilen naar de ervaringen aan de

Page 68: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

68

K.U.Leuven. Op basis van de resultaten van deze bevraging kunnen initiatieven genomen worden om de begeleiding van de jonge medewerkers en de kwaliteit van de werkomgeving te optimaliseren.

Doctorandi worden opgevolgd door algemene en gepersonaliseerde doctoraatscommissies (begeleidingscommissies). Per faculteit is er een algemene doctoraatscommissie, aan wie de doctorandi per jaar, of voor meerdere jaren samen, hun programma voor de doctoraatsopleiding voorleggen. De algemene doctoraatscommissie beslist over de goedkeuring van dit programma, ziet toe op de uitvoering en de regelmatige evaluatie ervan en beslist over de toekenning van het getuigschrift van de doctoraatsopleiding. De voorzitters van deze algemene doctoraatscommissies vergaderen meermaals per jaar samen met de leden van de universitaire Commissie doctoraatsopleiding. Op deze bijeenkomsten worden diverse aspecten m.b.t. het proces van doctoreren besproken. Enkele thema’s die in 2004 aan bod kwamen: nieuw registratiesysteem voor doctorandi, presentatie vervolgstudie CWTS doctoraatsefficiëntiecijfers K.U.Leuven, statuten buitenlandse studenten en onderzoekers, elektronische archivering doctoraten, EUA-doctoral programmes project.

De K.U.Leuven nam in 2004 deel aan het EUA-doctoral programmes project, meer bepaald aan het netwerk rond innovatieve praktijken voor de doctoraatsopleiding. Bedoeling van het netwerk was om de innovatieve praktijken m.b.t. doctoreren in de verschillende deelnemende universiteiten in kaart te brengen en voorstellen te formuleren. Een eerste bijeenkomst van het netwerk had plaats in de universiteit van Bergen (coördinator van het project) en de tweede bijeenkomst had plaats in oktober 2004 aan de K.U.Leuven. Het kennismaken met innovaties van de doctoraatsprogramma’s aan andere buitenlandse universiteiten en met de uitkomsten van de SWOT-analyses (sterkte/zwakte-analyses) was verrijkend voor de invulling van de K.U.Leuven-doctoraatsopleiding(en).

Tot slot wordt het belang van de opvolging en begeleiding van doctorandi ook duidelijk bij de hernieuwing van mandaten. Bij de hernieuwing van het mandaat van AAP en BAP wordt een gemotiveerd advies van de departementsvoorzitter, van het rechtstreekse diensthoofd en van het bureau van de faculteit gevraagd. Dit advies slaat op de wetenschappelijke waarde van het AAP/BAP-lid en, in voorkomend geval, in het bijzonder op de vordering en kwaliteit van het doctoraat, de wijze waarop de taken van onderzoek en/of onderwijs(assistentie) werden vervuld alsook op de attitude van het AAP/BAP-lid in de onderzoeks- en/of onderwijsomgeving waar dit lid werkt.

2.2 Evaluatie bij nieuwe aanstellingen en bevorderingen van het academisch personeel

Bij de benoeming of aanstelling in één van de graden van het ZAP wordt rekening gehouden met de bekwaamheid en de verdiensten van de kandidaat inzake wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijk onderwijs. Eventueel wordt rekening gehouden met de wetenschappelijke dienstverlening, en in voorkomend geval met de mate waarin hij/zij voordien als lid van het AP zijn/haar taken plichtsgetrouw heeft vervuld.

2.3 ZAP-Evaluatie

Jaarlijks verzamelt de dienst Onderzoekscoördinatie, voor de samenstelling van het luik Onderzoek van de decretaal verplichte ZAP-evaluatie, gegevens per ZAP-lid met betrekking tot publicaties, citaties, begeleiding van doctoraten en het verwerven van onderzoeksprojecten. Het is hierbij de bedoeling zoveel mogelijk gebruik te maken van centraal beschikbare gegevens en de onderzoekers niet extra te bevragen. Er wordt een periode van 10 jaar in beschouwing genomen voor de publicatie- en doctoraatsoutput en een periode van 5 jaar voor de projectgegevens.

De publicatie- en citatiegegevens worden voor alle geëvalueerde ZAP-leden opgezocht in Web of Science (Science Citation Index Expanded, Social Sciences Citation Index, Arts & Humanities Citation Index). Ter aanvulling worden publicaties opgezocht in disciplinespecifieke databanken (bv. Inspec, Sociological Abstracts, APId, …), en waar mogelijk (cf. 2.8) ook in de Academische Bibliografie. Voor de begeleiding van doctoraten wordt het aantal promotor- en copromotorschappen in rekening gebracht. De projectgegevens worden opgezocht in de IWETO-databanken.

De gebundelde onderzoeksgegevens worden aan de leden van de evaluatiecommissies bezorgd. In die zin werden voor de ronde 2003-2004 een tweehonderdtal dossiers aan een grondige evaluatie onderworpen.

Page 69: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

69

2.4 Evaluatie van het onderzoek van het ZAP-kader per departement/afdeling

In 2003 werd het initiatief genomen om de ZAP-evaluatie op individueel niveau in belangrijke mate te verruimen. Hierbij werd beoogd het aggregatieniveau te verhogen en dus niet enkel de individuele ZAP-leden, maar ook de onderzoeksafdelingen en/of -departementen te evalueren.

Het doel van deze evaluatie is de huidige output in termen van publicaties, citaties, impact en doctoraten in kaart te brengen en de evolutie in de beschouwde indicatoren op te volgen. Deze ‘scorekaart’ moet - in combinatie met aanvullende gegevens van het departement of de afdeling - een nuttig instrument zijn om problemen in de kwaliteitszorg op te sporen en het beleid tijdig te kunnen bijsturen.

In de loop van 2004 werden de eerste scorekaarten voor de periode 1996-2000 aan de departementsvoorzitters van de groep Exacte wetenschappen overgemaakt. Vanuit hun reacties werden een aantal fijnstellingen aanbevolen. De nieuwe scorekaarten voor de periode 1998-2002 zullen in het voorjaar van 2005 aan de departementsvoorzitters worden bezorgd, van waaruit duidelijk moet worden in welke zin de betrokken departementen geëvolueerd zijn. Ook de groep Biomedische wetenschappen ontvangt in 2005 de scorekaarten voor de beide periodes. Voor de groep Humane wetenschappen zal de scorekaart pas vorm krijgen als alle relevante parameters zijn vastgelegd.

2.5 Evaluaties door de Onderzoeksraad

Door een ruime aandacht voor selectie en permanente evaluatie van onderzoeksprestaties wordt een hoog niveau van onderzoekskwaliteit nagestreefd. De ex-post evaluatie van de gesteunde projecten en mandaten gebeurt systematisch, diepgaand en met terugkoppeling naar de betrokken onderzoeker(s). De evaluatie van de toegekende mandaten of van de projectuitvoering gebeurt door de beoordeling van tussentijdse- en eindrapporten. Na een beslissing van de Onderzoeksraad in 2003, ingegeven door de nood om in te spelen op de bezorgdheid aangaande de overbevraging van ZAP-leden, werden de rapporteringsvereisten inzake onderzoeksprojecten (GOA en OT) versoepeld: i.p.v. een jaarlijkse rapportering worden vanaf het academiejaar 2003-2004 slechts twee tussentijdse verslagen en een eindverslag voor GOA en slechts één tussentijds- en een eindverslag voor OT vereist. De evaluatie van de rapporten is bedoeld om na te gaan of toegekende middelen goed werden besteed, d.i. werd de beloofde, of werd er voldoende output gegenereerd in de vorm van bevindingen en internationale publicaties/erkenning over die bevindingen. Impliciet geeft rapportering de financierder een instrument voor de toekenning van verlengingen van projecten of programma's.

De eindrapporten van de verschillende onderzoeksprojecten (GOA of OT), opgesteld door de woordvoerders van de afgelopen K.U.Leuven-projecten, werden ook in 2004 ter evaluatie voorgelegd aan de leden van de Onderzoeksraad. De procedure bestond erin dat elk eindrapport geëvalueerd werd door twee leden van de Onderzoeksraad die qua discipline het best het gefinaliseerde project konden beoordelen. Deze rapporten én de verschillende evaluaties daarvan werden nadien ook nog eens door de voorzitter van de Onderzoeksraad beoordeeld. De conclusies werden in de plenaire Onderzoeksraad kritisch besproken.

Uit de analyse van de evaluatie van GOA- en OT-projecten blijkt duidelijk dat de eindbalans zeer goed tot uitstekend is voor op één na alle geanalyseerde GOA-projecten. 1 verslag werd als matig beoordeeld en de nood aan een nieuwe impuls werd aan de promotor duidelijk gemaakt. Van de OT-projecten is de grote meerderheid positief geëvalueerd. Drie OT-projecten werden onvoldoende of negatief geëvalueerd en dit werd gemotiveerd naar de promotoren teruggekoppeld. De selectieprocedure werkt dus behoorlijk, doch ze moet continu worden bewaakt en, indien nodig, versterkt.

Ook de toegekende mandaten worden geëvalueerd op basis van een verslag. Terwijl bij doctorandi vooral de vordering of het behalen van het doctoraat als criterium wordt gehanteerd, worden bij fellowships en postdoctorale mandaten vooral de publicaties in rekening gebracht. De trend bestendigt zich dat over het algemeen het productierendement zeer hoog ligt bij postdocs en hoog bij fellows.

Page 70: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

70

2.6 Evaluaties door andere instanties (FWO, IWT, EU)

Doctorandi en andere mandaathouders worden bovendien geregeld geëvalueerd door de bevoegde organen van FWO, IWT, EU, ondermeer naar aanleiding van hernieuwingen van mandaten.

2.7 Globale evaluatie van de onderzoeksoutput

De evaluatie van de wetenschappelijke output behoort tot de basisopdrachten van de Onderzoeksraad en de dienst Onderzoekscoördinatie. Deze evaluatie kan vervolgens leiden tot concrete aanbevelingen inzake groepsvorming, onderzoeksoriëntatie, enz. De belangrijkste outputindicatoren die gemeten worden zijn de publicatieoutput en de het aantal behaalde doctoraatstitels.

2.7.1 Publicatieoutput

a. Academische Bibliografie

Het huidige systeem voor de Academische Bibliografie (Amicus) is aan vernieuwing toe. De plannen voor de vervanging van het systeem namen in 2004 concrete vormen aan en een eerste blauwdruk werd uitgewerkt. In het nieuwe systeem zal elke onderzoeker zelf (of via delegatie) publicaties kunnen invoeren. Hierdoor wordt vermeden dat de invoer te grote achterstand oploopt. Vanuit het systeem zal het mogelijk zijn publicatielijsten aan te maken voor aanvragen van bevorderingen, benoemingen, diverse mandaten en projecten. Daarnaast zal ook voorzien worden dat publicaties van faculteiten, departementen en/of afdelingen rechtstreeks vanuit het systeem op een website kunnen gepubliceerd worden. Een prototype van het systeem wordt eind 2005 verwacht.

Intussen wordt alle publicatie-informatie nog steeds centraal (via catalografen) in Amicus ingevoerd. Voor een aantal faculteiten in de Exacte en Biomedische wetenschappen is gezien de beschikbaarheid van andere databanken (zie 2.7.b), de invoer van gegevens tijdelijk opgeschort. Voor de meeste faculteiten in de Humane wetenschappen wordt de Academische Bibliografie wel vrij volledig ingevuld. Daarom wordt in Tabel 10a enkel het aantal ingevoerde publicaties voor de disciplines van de Humane wetenschappen weergegeven.

b. SCIE-gegevens

Jaarlijks verzamelt het Steunpunt O&O Statistieken de ISI SCIE (Science Citation Index Expanded) publicaties van de Vlaamse universiteiten. Voor de K.U.Leuven waren dat 3 126 publicaties in 2003 (in 2001 en 2002 waren dat er resp. 2 690 en 2 688). Aan de hand van deze gegevensset kunnen publicaties in de categorie IT (artikels in internationale tijdschriften) voor de disciplines in de Exacte en Biomedische wetenschappen geteld worden. De resultaten zijn weergegeven in tabel 10b. De telling omvat publicaties (type article, letter, review of note) in tijdschriften die in ISI SCIE zijn opgenomen en waaraan tenminste één lid van het ZAP (incl. vast wetenschappelijk personeel) van de K.U.Leuven heeft meegewerkt.

2.7.2 Behaalde doctoraatstitels

Naast de publicatieoutput wordt het aantal behaalde doctoraatstitels beschouwd als een belangrijke outputindicator, aangezien de doorstroming van jong talent duidt op de wetenschappelijke dynamiek van de onderzoeksgroep. In tabel 8 wordt een overzicht gegeven van de doctoraten die in het academiejaar 2003-2004 aan de K.U.Leuven werden uitgereikt. Vergeleken met 2002-2003 is er een sterke toename van het aantal afgelegde doctoraten (+34), of een stijging met 8,9%.

Zowel het aantal SCIE publicaties als het aantal doctoraten is in de afgelopen 10 jaar flink gestegen. Deze trend is weergegeven in onderstaande figuur.

Page 71: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

71

Evolutie SCIE publicaties en doctoraten

500

1000

1500

2000

2500

3000

3500

1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003

aant

al S

CIE

pub

licat

ies

per j

aar

150

200

250

300

350

400

45019

94-1

995

1995

-199

6

1996

-199

7

1997

-199

8

1998

-199

9

1999

-200

0

2000

-200

1

2001

-200

2

2002

-200

3

2003

-200

4

aant

al d

octo

rate

n pe

r aca

dem

ieja

ar

publicaties doctoraten

Figuur 4 Evolutie SCIE publicaties en doctoraten

3 Financieringsbronnen

3.1 Globaal

De totale uitgaven voor onderzoek bedroegen in 2004 208 €, een toename van 4,55% ten opzichte van 2003. Deze uitgaven houden geen rekening met onderzoek via VIB en de universitaire ziekenhuizen. De verdeling van deze uitgaven over de verschillende financieringskanalen is weergegeven in Tabel 2a.

De belangrijkste stijging wordt genoteerd bij regionale (Vlaamse) overheden (+14,4%), het FWO-Vlaanderen (+6,44%) en het Bijzonder Onderzoeksfonds (+6,16%).

De relatieve achteruitgang van de projecten gefinancierd door internationale organisaties (-5,06%) houdt in grote mate verband met de praktijkregel dat het beheer van de Europese projecten onder het Zesde Kaderprogramma, met uitzondering van de Marie-Curie acties, sinds 2004 wordt ondergebracht bij K.U.Leuven R&D.

De financiële tegenwaarde voor de mandaathouders van FWO en IWT kende een stijging van 4,7% ten opzichte van 2003. Indien men de som maakt van de financieringsmiddelen die een uitgesproken 'fundamenteel' karakter hebben, nl. het Bijzonder Onderzoeksfonds, FWO, IUAP en de mandaten FWO en IWT, dan stelt men voor 2004 een groei vast van ongeveer 5,6% (zie ook Figuur 3)8. De onderzoeksuitgaven voor toegepast en beleidsgericht onderzoek (overheden, internationale organisaties, privé en mecenaat en projectonderzoek K.U.Leuven R&D) kenden in 2004 een enigszins vertraagde groei, die - op basis van de inkomsten in 2004 - evenwel niet structureel is. Ten opzichte van 1995 zijn de globale uitgaven voor onderzoek (excl. VIB en excl. Onderzoeksprojecten U.Z.) toegenomen met ruim 81%.

3.2 Per faculteit

Tabel 3 geeft een totaaloverzicht van de onderzoeksuitgaven opgedeeld per faculteit. In 2004 stelt men een groei vast van de onderzoeksuitgaven (excl. K.U.Leuven R&D en Mandaten FWO en IWT) in

8 Vermindering in uitgaven door defiscalisatie buiten beschouwing gelaten.

Page 72: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

72

de Biomedische wetenschappen van 12,2% t.o.v. 2003. Ten opzichte van 1995 zijn de onderzoeksuitgaven binnen de Biomedische wetenschappen toegenomen met 101%.

De groei van de onderzoeksuitgaven binnen de Humane wetenschappen bedraagt 2% in vergelijking met 2003 en 163,5% in vergelijking 1995.

Binnen de Exacte wetenschappen kenden de onderzoeksuitgaven in 2004 gemiddeld een groei van 3,5% in vergelijking met 2003 en 63% in vergelijking met 1995.

KULAK kende de afgelopen 10 jaren een verdrievoudiging van het onderzoeksbudget.

Tabel 4 toont de evolutie van de onderzoeksuitgaven inclusief de uitgaven via K.U.Leuven R&D en inclusief de mandaten FWO en IWT. Deze cijfers tonen een zeer vergelijkbare trend.

3.3 Per wetenschapsdiscipline

De besteding van de financiële middelen per wetenschapsdiscipline wordt weergegeven in Tabel 5a en Tabel 5b.

4 Personeelsbestand

4.1 Globaal en per faculteit

Na optelling van de gedetailleerde cijfers per faculteit krijgt men een overzicht zoals weergegeven in Tabel 6.

In het kader van de competitieve allocatie van personeel en middelen, en met het oog op de vorming van jonge onderzoekers, verdienen de mandaten FWO en IWT bijzondere aandacht.

Aangezien zowel de FWO-mandaten als de IWT-specialisatiebeurzen rechtstreeks gefinancierd worden door de betrokken fondsen, kan het gewicht van deze mandaten in het onderzoeksbudget enkel door een berekening van de tegenwaarde worden ingeschat. In het boekjaar 2004 bedroeg deze tegenwaarde 32,7 mio €.

a) Mandaten FWO

Tabel 6 toont dat het aantal FWO-mandaten tijdens het academiejaar 2004-2005 533 eenheden bedroeg, te verdelen over 270 aspiranten, 261 postdoctorale onderzoekers en 2 Bijzondere Doctoraatsbeurzen.

Ten opzichte van vorig jaar is het aantal aspiranten gedaald met 3 eenheden. Het aantal postdoctorale onderzoekers is lichtjes toegenomen (+5).

In 2000 werd de overheveling van de Leuvense vaste mandaathouders FWO naar het ZAP-kader geregeld. Vijf van deze vaste mandaathouders (waarvan 2 onderzoeksleiders en 3 onderzoeksdirecteurs) besloten bij het FWO te blijven met een contract van onbepaalde duur. De financiering van deze groep valt ten laste van de universiteit via een transfer vanuit het Bijzonder Onderzoeksfonds. De kostprijs van deze groep wordt door het FWO gefactureerd aan de universiteit. In 2004 is één vaste mandaathouder op emeritaat gegaan waardoor dit 'uitdovend' korps nog uit 2 onderzoekers bestaat.

b) BOF-ZAP-mandaten

Na diverse besprekingen in de verschillende geledingen van de universiteit (Onderzoeksraad, Raad Onderzoeksbeleid, Gemeenschappelijk bureau, Academische raad en Raad van bestuur) rond de creatie van bijkomende ZAP-mandaten met een onderzoeksstatuut, verscheen in het najaar van 1999 de profielvacature 'nieuwe, voltijdse ZAP-leden met voornamelijk onderzoeksopdracht' (BOF-ZAP-mandaten).

Page 73: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

73

De Academische overheid besliste dat de evaluatie en de selectie van deze BOF-ZAP-mandaten in verschillende opeenvolgende fases verloopt. In een eerste fase wordt het advies ingewonnen van de Onderzoeksraad als 'opvolger' van de wetenschappelijke commissies van het FWO. Er wordt een beoordeling gevraagd van de onderzoekskwaliteit van de kandidaat (curriculum en publicatierecord) en van het voorgestelde onderzoeksplan. Parallel wordt, net zoals voor de andere profielvacatures, het advies ingewonnen van de departementale en/of facultaire beoordelingscommissies. Op basis van deze twee adviezen wordt in een tweede fase door de Academische overheid een definitieve beslissing tot benoeming genomen. Bij de uiteindelijke beslissing omtrent de zeer goed geklasseerde kandidaten kunnen ook beleidsaspecten een rol spelen.

In 2004 werden in totaal 36 aanvragen ingediend: 8 uit de Humane wetenschappen, 19 uit de Exacte wetenschappen en 9 uit de Biomedische wetenschappen. Na de bespreking en de selectie kwam de Onderzoeksraad uiteindelijk tot het volgende advies: 32 kandidaturen werden positief tot uitstekend beoordeeld. Per 1 oktober 2004 kende de academische overheid uiteindelijk 9 nieuwe 'BOF-ZAP-mandaten' toe waarvan 1 in de Humane wetenschappen, 4 in de Exacte wetenschappen en 4 in de Biomedische wetenschappen.

Sinds het in voege treden van het BOF-besluit van 20 september 2000 bestaat het totale ZAP-korps gefinancierd vanuit het Bijzonder Onderzoeksfonds uit 115 onderzoekers (64 ex-FWO-proffen, 49 BOF-ZAP-mandaten, en 2 vaste FWO-ers) of 106,28 FTE en vertegenwoordigt het aldus meer dan 10% van het totale ZAP-kader.

Vooral dankzij het BOF-ZAP systeem zou een langzame groei van het totale ZAP-kader mogelijk worden gemaakt.

c) IWT-specialisatiebeurzen

Het IWT financierde in 2004-2005 252 specialisatiebeurzen (totaal aantal beurzen, inclusief wijzigingen aan de hand van de reservelijst). In Tabel 7 wordt de vergelijking gemaakt met het voorgaande academiejaar: in absolute cijfers stijgt de totale Leuvense bursalenpopulatie voor het eerst sedert vier jaar met 33 bursalen. Ten opzichte van het aantal IWT-bursalen voor de Vlaamse universiteiten is het K.U.Leuven-aandeel met 3,7% gestegen en bedraagt 39,8%. Deze trend is te verklaren door enerzijds de extra financiële input van de Vlaamse Overheid met 2 mio € waardoor het aantal nieuwe eerstejaarsbursalen voor 2004-2005 van 150 naar 200 kon verhoogd worden en anderzijds de daling van het aantal IWT-aanvragen in Vlaanderen (-13,6%) en terzelfdertijd een status quo van het aantal Leuvense aanvragen. Mede hierdoor is het globaal slaagpercentage in Vlaanderen gestegen van het historisch dieptepunt van 22,2% naar 34,2%. Voor de Leuvense onderzoekers ligt dit percentage in 2004 boven dit gemiddelde nl. 36,6%.

Wat de verdeling van deze bursalen onder de Leuvense faculteiten betreft zet de tendens van vorig jaar voor de faculteit Wetenschappen zich verder door: alhoewel in absolute cijfers er 3 bursalen meer werden toegekend, daalt het relatief aandeel tot 22,2% (of -2%). Het is vooral bij de faculteit Bio-ingenieurswetenschappen dat het aandeel in het aantal bursalen toeneemt nl. met 2,3%. Het aandeel van de faculteiten Toegepaste wetenschappen, Geneeskunde, Farmaceutische wetenschappen en de KULAK blijft quasi status quo.

4.2 Per wetenschapsdiscipline

Het overzicht van het personeelsbestand per wetenschapsdiscipline wordt gegeven in Tabel 9.

5 Nationale wetenschappelijke samenwerking

5.1 Vlaamse onderzoeksacties

5.1.1 Onderwijskundig beleids- en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek 2004 (OBPWO)

Voor de oproep OBPWO-2004, traditioneel gelanceerd door de Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, werd tijdens de finale begrotingsronde het beschikbare budget geschrapt. Er zijn dan ook geen toekenningen te noteren.

Page 74: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

74

5.1.2 Beleidsvoorbereidend onderzoek ter ondersteuning van het arbeidsbeleid (VIONA)

Sinds 1994 functioneert het 'Vlaams Interuniversitair Onderzoeksnetwerk Arbeidsmarktrapportering' VIONA als basis voor de uitbouw van een model van strategisch, beleidsondersteunend en wetenschappelijk arbeidsmarktonderzoek. Het VIONA-arbeidsmarktonderzoeksprogramma kent jaarlijks een oproep en de evaluatie is duidelijk gebaseerd op de beleidsmatige relevantie en de wetenschappelijke kwaliteit van de ingediende voorstellen. In 2004 werden voor Vlaanderen 6 projecten geselecteerd. De K.U.Leuven trekt 5 van de Vlaamse voorstellen.

5.1.3 Strategisch Basisonderzoek SBO

De evaluatieprocedure voor SBO-projecten werd grondig hervormd en bovendien werd een bijzonder luik voorzien voor de projecten met een maatschappelijke finaliteit.

In de aanvraagronde 2004 was de K.U.Leuven betrokken in 25 aanvragen, waarvan er 18 werden toegelaten tot de tweede ronde. Binnen het maatschappelijke luik was de K.U.Leuven betrokken in 5 aanvragen, die allen werden toegelaten tot de tweede selectiefase.

In de verdere selectie van de dossiers op basis van wetenschappelijke criteria enerzijds en valorisatie-criteria anderzijds werd het aantal projecten dat in aanmerking komt voor financiering verder gereduceerd tot 15, waaronder 5 projecten met een K.U.Leuven-promotor (nl. 2 in het technologische luik en 3 in het maatschappelijke luik). Hierdoor verwerft de K.U.Leuven naar schatting 34% van de SBO-middelen van 2004, hetgeen beduidend minder goed is dan in 2003 (ruim 50%). De redenen voor deze relatieve terugval werden onderzocht en omgezet in een uitgebreide informatiecampagne voor de nieuwe aanvraagronde.

5.1.4 Steunpunten voor beleidsvoorbereidend onderzoek

2004 was het derde volledige werkjaar van deze steunpunten. Onderzoekers van de K.U.Leuven zijn betrokken bij 10 van de 12 goedgekeurde steunpunten, waarvan 5 keer als promotor. Het concept van de steunpunten werd gecreëerd om de versnippering van expertise en van middelen tegen te gaan. Jaarlijks leggen de steunpunten een jaarrapport en een jaarplanning voor aan de bevoegde minister.

Thema K.U.Leuven woordvoerder

Rol K.U.Leuven Universitaire leden van het consortium

Bestuurlijke organisatie in Vlaanderen G. Bouckaert Promotor K.U.Leuven; UA; RUG Sport, beweging en gezondheid G. Beunen Promotor K.U.Leuven; RUG; VUB Recreatief Vlaanderen R. Laermans Partner RUG is promotor;

K.U.Leuven; VUB Toerisme M. Verbeke Promotor K.U.Leuven Gezondheid en milieu H. Van Loon

R. Vlietinck Partner VUB is promotor;

K.U.Leuven; LUC; UA; RUG Duurzame landbouw E. Mathijs

R. Geers H. Gulinck

Partner RUG is promotor; K.U.Leuven

Milieubeleidwetenschappen S. Proost H. Cossey

Partner UA is promotor; RUG; K.U.Leuven

Ondernemerschap, ondernemingen en innovatie

L. Sels L. Sleuwagen

G. Van Hootegem

Partner RUG is promotor; K.U.Leuven

Loopbanen van leerlingen in het onderwijs

H. Cossey J. Van Damme

Promotor K.U.Leuven; UA; RUG; VUB

O&O statistieken K. Debackere R. Veugelers

Promotor K.U.Leuven

5.1.5 Vlaams Interuniversitair Instituut Biotechnologie (VIB)

Betreffende de performantie op het vlak van onderzoeksoutput realiseerden de VIB-departementen van de K.U.Leuven in 2004 24 top-publicaties (Impact Factor meer dan 10) hetgeen 43% vertegenwoordigt van alle top-publicaties van VIB in 2004. Ook de werving van externe middelen (industrie, internationale bronnen) kwam tegemoet aan de vooropgezette doelstellingen. In totaal verwierven de VIB-departementen van de K.U.Leuven 2,5 mio € via externe bronnen. Binnen de

Page 75: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

75

K.U.Leuven-departementen werd er bijzondere aandacht besteed aan het aantrekken van nieuwe expertise.

5.1.6 Landbouwkundig onderzoek

K.U.Leuven was in 2004 betrokken in 6 van de 23 goedgekeurde projecten hetgeen zich weerspiegelt in een 25%-aandeel in het totale budget voor dit programma.

Een opvallende vaststelling hierbij is dat 17 van de 18 niet gerangschikte K.U.Leuven-projecten een te lage utilisatie-score (gericht op de toepasbaarheid en de valorisatie-aspecten) hebben, terwijl zij op wetenschappelijk-technologisch vlak wel de drempelscore behalen. Men kan zich hierbij de vraag stellen in welke mate de meer geavanceerde oriëntatie van het onderzoek, waardoor de affiniteit met de landbouwsector afzwakt, een nadeel vormt voor dit type van onderzoeksfinanciering. De evaluatieprocedure omvat ondermeer een oordeel vanwege de administratie Land- en Tuinbouw in verband met de ‘relevantie’ voor de Vlaamse land- en tuinbouw. Deze werkwijze kan leiden tot een systematische achterstelling van het meest geavanceerde onderzoek.

5.2 Federale onderzoeksacties

5.2.1 Interuniversitaire attractiepolen

Op 1 januari 2002 zijn 36 nieuwe IUAP-netwerken gestart voor een periode van 5 jaar (tot eind 2006).

Het totale budget voor de K.U.Leuven bedraagt 26 680 598 €. De K.U.Leuven-onderzoeksgroepen nemen deel aan 28 van de 36 netwerken waarbij per netwerk één of meerdere onderzoekers als hoofdpartner of als geassocieerde partner optreden: 9 onderzoeksgroepen zijn coördinator van een netwerk (en tevens hoofdpartner), 4 onderzoeksgroepen zijn hoofdpartner, 31 onderzoeksgroepen zijn geassocieerde partner. Tevens komen 8 onderzoeksgroepen in aanmerking voor het statuut van 'bijhorende partner'. Hierbij wordt aan een niet-gefinancierde partner van een geselecteerd IUAP-netwerk de mogelijkheid geboden, mits instemming van de instelling, wetenschappelijk deel te nemen (met eigen middelen) aan de werkzaamheden van het netwerk.

5.2.2 Wetenschappelijke en technologische samenwerking met Centraal- en Oost-Europa: fellowships

Onderzoeksgroepen die momenteel financiering ontvangen in het kader van de interuniversitaire attractiepolen of van een federaal impulsprogramma kunnen als onthaalinstelling optreden voor een postdoctorale onderzoeker uit Centraal- en Oost-Europa. Deze beurzen hebben een maximale duur van 12 maanden.

In 2004 werden 12 aanvragen door K.U.Leuven-onthaalinstellingen ingediend waarvan er uiteindelijk 7 werden toegekend.

5.2.3 Actie ter aanmoediging van de terugkeer van jonge Belgische onderzoekers die buiten de Europese Unie verblijven naar Belgische onderzoekscentra

In 2002 werd dit nieuwe programma opgestart met de bedoeling om hooggekwalificeerde Belgische onderzoekers die ten minste twee jaar in het buiten de EU verblijven of 4 jaar binnen de EU, de mogelijkheid te bieden terug te keren naar een Belgische onderzoeksgroep die momenteel door de federale overheid financiering ontvangt hetzij in het kader van de interuniversitaire attractiepolen hetzij door een federaal onderzoeksprogramma. Deze 'terugkeermandaten' hebben een maximale duur van 24 maanden. De onderzoeker ontvangt een maandloon equivalent aan deze toegekend door de Federale Overheid aan een werkleider en een werkingskrediet van 12 500 € per jaar.

In 2004 werden 4 aanvragen via Leuvense onderzoeksgroepen ingediend waarvan er 3 werden toegekend.

Page 76: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

76

6 Internationale relaties

De K.U.Leuven heeft het afgelopen jaar belangrijke stappen gezet in de richting van internationalisatie. Op gebied van onderzoek werden er naar schatting tot op 1 januari 2005 ongeveer 160 Europese 6de Kaderprojecten ingediend, waarvan 14 K.U.Leuven coördinatieprojecten.

Onderstaande figuur geeft de verdeling van de participatie aan Europese 6de Kaderprojecten over de drie verschillende groepen en centrale diensten heen, naargelang van het type contract of instrument. De cijfers in cursief in de figuur zijn een weergave van de K.U.Leuven coördinatieprojecten.

Figuur 5 Participatie aan Europese 6de Kaderprojecten

Legende: Strep: Specific targeted research projects; NoE: Networks of excellence; IP: Integrated Projects; RTN: Research Training Networks Marie Cury; CA: Co-ordination actions; SSA: Specific Support Actions; CRAFT: KMO-gerichte projecten; e-Learning, e-Ten en e-content: toepassingen van nieuwe informatietechnologieën in specifieke werkomgevingen; III: Infrastructures; CRP: Co-operative Research Programmes

Het aantal ondertekende Europese 6de Kaderprojecten tot dan toe bedroeg 58 en de verdeling over de verschillende thematische prioriteiten is weergegeven in onderstaande tabel.

Integrated Projects

Networks of Excellence

Other

Life Sciences and Health 7 3 2Information Society & Technology 6 10 11Nanomaterials 3 3 3Aerospace 0 1 2Food 1 0 0Sustainable dev./global change 3 1 1Citizens and governance 0 1 0

Op het niveau van wetenschapsbeleid werden de samenwerkingen tussen de topuniversiteiten in het LERU-netwerk verder uitgebouwd, hetgeen zich reflecteert in gemeenschappelijke positieartikels en coöperatieve projecten. In het kader van het LERU-netwerk (www.leru.org) zijn bijvoorbeeld enkele 6de Europese projecten opgezet (EUREA, e-LERU) om een invulling te geven aan een Europese onderzoeksruimte voor hoger onderwijs, door de mogelijkheid tot uitwisseling en door het poolen van cursusmateriaal en wetenschappelijke evenementen.

CRP 0

10

20

30

40

50

Strep NoE IP RTN CA SSA CRAFT e-Learning e-Ten e-Content III

1

1

2

3

1

1

1

1 1

1 1

Hum Ex Biomed Centraal

Page 77: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

77

7 Besluit

De totale onderzoeksuitgaven in 2004 bedroegen 218,4 mio € (inclusief uitgaven via K.U.Leuven R&D, mandaten FWO en IWT, wetenschappelijke dienstverlening en VIB, exclusief het klinisch onderzoek in de U.Z. en het onderzoeksaandeel van de primaire universitaire werkingsmiddelen - eerste geldstroom). Dit betekent een toename van ruim 4,87% ten opzichte van 2003. Deze groei toont een lichte vertraging ten opzichte van de voorgaande jaar, toen de groei ruim 8% bedroeg. Bij de groei in 2004 moet evenwel worden opgemerkt dat de defiscalisatie-maatregelen van de federale overheid hebben geleid tot minder-uitgaven op de personeelskosten. De hierdoor ontstane reserves zullen in de loop van het volgende werkjaar worden gemobiliseerd, in hoofdzaak ter uitvoering van het excellentiebeleid, maar ook ter ondersteuning van het onderzoeksbeleid op groepsniveau.

Het totale onderzoeksbudget van de K.U.Leuven kent een relatief constante groei van ongeveer 8% per jaar gedurende de voorbije 10 jaar. Ten opzichte van 1995, toen de onderzoeksuitgaven 112 mio € bedroegen, zijn de onderzoeksuitgaven 2004 nagenoeg verdubbeld.

Deze groei is evenwel sterk gediversifieerd in functie van de financieringsbron. Zo zijn de onderzoeksuitgaven in het kader van het Bijzonder Onderzoeksfonds (echter inclusief de middelen voor de vaste mandaten FWO) meer dan verviervoudigd sinds 1995. De uitgaven via projecten FWO-Vlaanderen kenden een gemiddelde groei. Bijzonder opmerkelijk is dat het financieringskanaal van de Interuniversitaire Attractiepolen in 1995 nog een aandeel van 4,6% vertegenwoordigde van de totale onderzoeksuitgaven, tegenover nog slechts 2,25% in 2004. Dit impliceert tevens dat het hefboomeffect dat dit type van financiering beoogt in het licht van het streven naar wetenschappelijke topkwaliteit, in relatieve termen halveerde.

Naast de gediversifieerde groei per financieringskanaal, is er ook een relatief sterk gediversifieerde groei per faculteit. Zo kennen de faculteiten in de Humane wetenschappen sinds 1995 een groei van 164% (excl. K.U.Leuven R&D), terwijl de groei van de onderzoeksuitgaven van de faculteiten in de Exacte wetenschappen nauwelijks half zo groot is (63%). De groei van de Biomedische faculteiten bedraagt in deze periode 101%.

In functie van het type onderzoek stelt men vast dat gedurende de laatste 5-6 jaren de financiering van het fundamenteel onderzoek (financiering via BOF, FWO, IUAP) substantieel hoger is dan de financiering van het onderzoek met een meer toepassingsgericht karakter. Terwijl in 1997 beide onderzoekstypes nog een vergelijkbaar financieringsniveau hadden, zijn de onderzoeksuitgaven voor het fundamenteel onderzoek thans ruim 15% hoger dan de onderzoeksuitgaven voor onderzoek met een meer toepassingsgericht karakter.

Een bijkomende vaststelling hierbij is dat de 4 faculteiten met het grootste onderzoeksbudget (Geneeskunde, Wetenschappen, Toegepaste wetenschappen en Bio-ingenieurswetenschappen) in 1995 ruim 80% vertegenwoordigden van de onderzoeksuitgaven, tegenover 65% in 2004. De verhoogde dynamiek van het onderzoek aan de andere faculteiten moet in verband worden gebracht met een doelbewuste keuze in het gevoerde onderzoeksbeleid van de voorbije 10 jaar. Hierbij werd de verhoging van het onderzoeksbudget in hoofdzaak aangewend om een groot aantal onderzoeksgroepen van strikt noodzakelijke middelen te voorzien om hun onderzoek verder uit te bouwen. Hierbij werden meerdere stimuleringsmogelijkheden aangeboden voor talentrijke jonge onderzoekers via Postdoc-mandaten, BOF-ZAP-mandaten en in een verdere fase via een Onderzoekstoelage, IDO,… De thans beschikbare extra financiële middelen (bv. defiscalisatie-maatregel van de federale overheid) biedt thans bijzondere mogelijkheden voor de verdere ontwikkelingen binnen het onderzoeksbeleid van de K.U.Leuven. Hierbij wordt uitdrukkelijk gesteld dat de K.U.Leuven een toppositie wenst te bekleden in de Europese onderzoeksruimte: enerzijds via het uitbouwen van de zgn. excellentiepolen (een reeks onderzoeksgroepen in een aantal domeinen die tot de absolute wereldtop behoren of de goede kans maken daarnaar te evolueren), terwijl anderzijds voor de totale onderzoeksbasis een zeer goede performance wordt nagestreefd die concreet zal worden opgevolgd door meting van de onderzoeksoutput, zowel naar omvang als naar impact. Ter verwezenlijking van deze doelstelling werd in 2004 een intern programma voor excellentiefinanciering operationeel gemaakt met een jaarlijks budget van 7 mio €. Dit bedrag stemt overeen met ongeveer 3% van de huidige, totale onderzoeksuitgaven.

Page 78: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

78

Tegenover de groei van de globale middelen staat ook een duidelijke groei van de 'output'. Het aantal doctoraten is de voorbije 10 jaar sterk toegenomen, 265 doctoraten in 1994 in vergelijking met 417 doctoraten in 2004. Het gevoerde stimuleringsbeleid en de aandacht voor de kwaliteit van de doctoraatsbegeleiding en de doctoraatsdiploma’s heeft effect. Niettemin moeten de inspanningen om de doctoraatsefficiëntie te verbeteren worden voortgezet.

Naast de toename van het aantal doctoraten, vormen ook de verdere toename van het aantal spin-offs (+18 in de periode 2000-2004) en de wetenschappelijke publicaties belangrijke outputindicatoren. De publicatie-output (aantal publicaties en citaties in de Web of Science) toont aan dat de K.U.Leuven ruim 45% van de Vlaamse output genereert terwijl de K.U.Leuven slechts ongeveer 38% van het ZAP-kader en eerste geldstroom-middelen vertegenwoordigt. Er wordt dus hard en efficiënt gewerkt door de K.U.Leuven-onderzoekers. Ook bij internationale 'output'-evaluaties scoort de K.U.Leuven bij de topgroep van de Europese universiteiten. Er is echter nog een lange weg af te leggen om de Noordamerikaanse concurrentie bij te benen.

De aanzienlijke globale groei bevestigt de sterke positie van de K.U.Leuven in het verwerven van onderzoeksmiddelen, maar veroorzaakt anderzijds belangrijke secundaire problemen.

Een eerste bijzonder zorgwekkende evolutie betreft de overheidsfinanciering van het Bijzonder Onderzoeksfonds. De relatieve daling van het K.U.Leuven-aandeel in de BOF-middelen berust immers op een daling van het aantal tweede cyclus-diploma’s en een kleiner aandeel in de werkingsmiddelen van de Vlaamse universiteiten en dit wordt onvoldoende gecompenseerd door een relatieve stijging van de onderzoeksoutput.

Een tweede vaststelling in verband met de evolutie van het onderzoek aan de K.U.Leuven betreft de aanhoudende groei van de ratio ‘aantal junior onderzoekers’ tegenover ‘aantal senior onderzoekers’. Terwijl het aantal senior onderzoekers in 2004 zelfs met 1 VTE daalde, nam het aantal ‘juniors’ verder toe van 3 012 naar 3 146 VTE. De nood aan kwaliteitsvolle begeleiding van deze jonge onderzoekers vormt een bijzonder aandachtspunt in het onderzoeksbeleid aan de K.U.Leuven. De stagnatie van het aantal seniors met een vaste aanstelling schept een belangrijk obstakel dat men binnen diverse onderzoeksgroepen poogt te compenseren door tijdelijke postdoctorale medewerkers aan te werven die gefinancierd worden met externe middelen en die voor een bepaalde tijd begeleidingstaken kunnen waarnemen.

Een derde neveneffect van de aanhoudende groei situeert zich op het vlak van de infrastructurele noden. Indien men de hogergenoemde toename van het aantal tijdelijke medewerkers (met ruim 1 530 eenheden sinds 1995) een bruto-onderzoeksruimte van 30 m² per werkplek zou willen aanbieden, dan gaat dit gepaard met een infrastructurele kost van meer dan 66 mio €. Hierbij zijn de specifieke kosten voor inrichting en de recurrente kosten voor het onderhoud niet meegerekend. Het is duidelijk dat de huidige overheidssteun voor investeringen en/of de overhead op projecten onvoldoende zijn om aan deze infrastructuurbehoeften op een adequate wijze te kunnen voldoen.

Anderzijds moet hierbij worden aangegeven dat de zorgwekkende evolutie van de financiering van wetenschappelijke apparatuur in zekere mate werd weggewerkt door een dubbele ingreep. Enerzijds stelde Minister Van Mechelen in een bijzondere actie m.b.t. zware apparatuur een bedrag van ruim 11 mio € (2003) en 6,37 mio € (2004) ter beschikking van de K.U.Leuven voor de aankoop van zware apparatuur ter waarde van ten minste 1 mio € per apparaat. Anderzijds werd binnen de K.U.Leuven een vergelijkbaar pakket aan middelen vrijgemaakt in het kader van de interne impulsfinanciering die tot doel heeft het bestaande potentieel binnen een aantal strategische kerndomeinen te versterken. Deze acties werden in 2003 opgestart en in 2004 geïmplementeerd. De totale waarde van deze investeringen bedraagt 33 mio €.

De K.U.Leuven wenst als moderne onderzoeksgerichte universiteit een belangrijke rol te spelen in de toekomstige kennismaatschappij. Meer bepaald wil de K.U.Leuven een kenniscentrum zijn en dat ook ten dienste stellen van maatschappij en industrie. Deze functie sluit aan bij de klassieke rol van de universiteit inzake het genereren en het overdragen van kennis, maar de Vlaamse universiteiten beschikten totnogtoe niet over de nodige middelen om strategisch basisonderzoek op een volwaardige wijze uit te voeren. De oprichting van het ‘Industrieel Onderzoeksfonds’ is een belangrijke stap naar een nieuwe structurele ondersteuning van kennisoverdracht naar het Vlaamse bedrijfsleven. In 2004 werden de concrete voorbereidingen getroffen om dit nieuwe initiatief op een doelgerichte

Page 79: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

79

wijze operationeel te maken. De doelstelling hierbij moet zijn om op korte termijn via het IOF een bijzonder financieringskanaal te creëren voor strategisch basisonderzoek, rekening houdend met industriële noden. We bepleiten hierbij een ruime vrijheid van middelenbesteding zodat we de doelstelling van dit strategisch fonds kunnen realiseren zoals weerspiegeld in de voorgestelde verdeelsleutel (contract- en EU-onderzoek, octrooien en spin-off-realisaties).

Globaal genomen is de evolutie van het onderzoek aan de K.U.Leuven zowel kwantitatief als vooral kwalitatief positief en is de onderzoekspositie van de K.U.Leuven in Vlaanderen en België zelfs duidelijk versterkt in de loop van de laatste 10 jaar. Dit bezorgt ons een goede positie om actief en competitief bij te dragen aan de realisatie van de ambitieuze plannen van de K.U.Leuven en de Vlaamse overheid om Vlaanderen een belangrijke rol te laten spelen in de realisatie van de Europese kennismaatschappij en economie.

Page 80: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

Tabel 1: Allocatie van de middelen van het Bijzonder Onderzoeksfonds (BOF) 2004

INKOMSTEN EN VOORWAARDEN 2004 EUR Overheidstoelage (initieel) Bijkomende toelage (nav FWO overname personeel, stimuleringsactie) Totale overheidstoelage

K.U.Leuven wettelijke bijdrage (min. 12% van totale overheidstoelage) Totaal bruto BOF

GOA-toelage: min. 27% van het totaal bruto BOF OT-projecten: min. 18% van het totaal bruto BOF Keuze GOA-OT Minimum te besteden aan GOA + OT Minimum te selecteren aan BWS: uitzonderingsregel: ½ van het aangevraagde bedrag Maximum te besteden aan ZAP: 20% van het totaal bruto BOF

(1)

39 341 839 2 333 161

41 675 000

5 001 000 46 676 000

12 602 520 8 401 680 2 333 800

23 338 000 819 057

9 335 200

TOEKENNINGEN 2004

Mandaten BOF-K.U.Leuven doctoraatsbeurzen Bijzondere doctorandusbeurzen Doctorandusbeurzen (niet-Belgen) Doctorale beleidsmandaten Centraal- en Oost-Europese initiatieven, Speciaal Bilaterale Akkoorden en doctoraatsbonus IRO-bursalen Totaal doctorale mandaten

Fellowships Postdoctorale mandaten Postdoctorale beleidsmandaten Totaal postdoctorale mandaten

Projecten Onderzoekstoelagen (2 tot 4-jarige projecten) Interdisciplinaire Onderzoeksprogramma’s (2 tot 4-jarige projecten) Bilaterale wetenschappelijke samenwerking Totaal

Geconcerteerde onderzoeksacties (start 01/10/03 en 01/01/04)

Prijzen en andere ondersteuningen Prijs Onderzoeksraad Derdecyclusprogramma’s Vertaalkredieten Diverse onderzoeksacties (o.a. Acad. Engels, …) Totaal

ZAP (ex FWO) BOF-ZAP Vast FWO Correctie kostprijs BOF-ZAP en ZAP (ex FWO) 2003 Totaal

(2)

(3)

6 604 000

151 840 620 540 419 850

1 500 000

9 296 230

1 298 895 4 984 270

777 585 7 060 750

7 320 000 2 050 000

798 865 10 168 865

15 900 000

7 500 3 600

0 1 235 648 1 246 748

5 640 102 2 739 088

292 818 399 828

9 071 836 SUBTOTAAL 1 52 744 429

Werking Dienst Onderzoekscoördinatie Bijdrage aan de universiteit (overhead 2%)

(4) 466 760 833 500

SUBTOTAAL 2 1 300 260

ALGEMEEN TOTAAL INKOMSTEN 2004 - TOEKENNINGEN 2004 Rechtzetting jaarverslag 2003 gedeeltelijke aanwending defiscalisatiegelden TOTAAL SALDO 2004 INKOMSTEN 2003 - TOEKENNINGEN 2003 INKOMSTEN 2002 - TOEKENNINGEN 2002

(5)

54 044 689

- 7 368 689 - 688 943

- 8 057 632

- 4 240 593 - 704 251

(1) Schrijven mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming d.d. 13 februari 2004. (2) Vanaf 2001 kunnen GOA’s aanvatten per 1 oktober. Drie toegekende GOA’s voor 2005 worden daarom bij het budget van 2004 gevoegd (prof. G. Orban,

prof. A. De Loof en prof. P. Rutgeerts). (3) De effectieve kostprijs voor de BOF-ZAP en ZAP (ex-FWO) lag in 2003 399.828 EUR hoger dan aanvankelijk voorzien. Dit tekort wordt in 2004 gecorrigeerd. (4) Bijdrage aan de universiteit ter dekking van algemene uitgaven, zoals voorzien in art. 6§3 van het BOF-besluit. (5) Het negatieve jaarsaldo is het gevolg van de stagnering van de BOF-middelen en het grote aantal kwalitatief goede aanvragen in de categorie geconcerteerde

onderzoeksacties, een duidelijke groei inzake de doctorale mandaten en de jaarlijkse stijging van het budget voor BOF-ZAP. Het tekort van 8 057 632 EUR zal worden opgevangen via interne leningen op het bestemd saldo binnen het BOF. Correctie op het jaarverslag van 2003: de toenmalige rapportering van een gedeeltelijke aanwending van defiscalisatiegelden ten bedragen van 688 943 EUR voor de wegwerking van het negatieve jaarsaldo, vond uiteindelijk niet plaats. Dit budget zal daarom dit jaar extra moeten worden gecompenseerd door de interne lening.

Page 81: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

Tabel 2a: Uitgaven K.U.Leuven voor onderzoek in 2004 - (x 1000 €)

Financieringsgroep Personeels-kosten6)

Uitrusting Werking Totaal 2004 % groei t.o.v. 2003

% aandeel

2004% groei tov 1995

a) Projectonderzoek en mandaten K.U.Leuven

1. Bijz. Onderzoeksfonds 27.129,11 1.653,33 19.558,05 48.340,49 6,16 23,62 410,02(Defiscalisatie B2003) (212.05) (212,05) 2. FWO 13.458,55 4.652,73 11.100,13 29.211,41 6,44 14,27 84,153. IUAP1) 3.128,82 187,50 1.291,91 4.608,23 2,03 2,25 -7,804. Overheden2) 19.466,87 4.301,96 13.478,26 37.247,10 4,97 18,20 79,834.a. Federaal 5.994,69 257,82 3.227,34 9.479,85 -14,21 4,63 2,384.b. Regionaal 12.757,08 3.988,59 9.721,54 26.467,21 14,35 12,93 164,884.c. Andere 715,10 55,55 529,38 1.300,03 0,94 0,64 -10,995. Internationale Organisaties 5.418,72 222,01 3.561,37 9.202,11 -5,06 4,50 16,746. Privé + Mecenaat 1.548,19 69,25 1.256,62 2.874,07 -12,58 1,40 -30,997. Saldi Onderzoeksprojecten4) 91,39 42,42 -223,20 -89,38 -0,04 0,00(Defiscalisatie O4003) (1.476,89) (1.476,89) Totaal K.U.Leuven 70.241,66 11.129,21 50.023,15 131.394,02 5,64 64,20 99,70

b) Projectonderzoek K.U.Leuven R&D 23.540,15 3.177,56 13.832,77 40.550,48 -0,12 19,81 80,451. EU 4.977,90 235,97 1.517,48 6.731,35 3,29 2. IWT 7) 2.729,28 268,30 699,15 3.696,73 1,81 3. Industrie 3.a. Bilaterale contracten 9.251,13 2.021,18 9.926,54 21.198,85 10,36 3.b. Contr. ind. IWT-financiering 6.577,19 652,11 1.689,60 8.918,91 4,36 4. Economie en Overheid 4,65 0,00 0,00 4,65 0,00

c) Mandaten FWO en IWT3) 32.714,00 4,68 15,98 41,58Totaal 204.658,50 4,30 100,00 83,76

d) Wetenschappelijke Dienstverlening 1.045,87 715,05 1.697,47 3.458,39 21,59 -3,43

Totaal 208.116,89 4,55 81,04

e) VIB-departementen5) 10.324,68 11,79 Totaal 218.441,57 4,87 90,02

1) Voor IUAP 3e jaar van het 5-jarige programma. 2) De groep van overheden werd als volgt ingedeeld:

4a. Federale overheden: onderzoeksacties die rechtstreeks door de federale overheid gefinancierd worden. 4b. Regionale overheden: onderzoeksacties die rechtstreeks door de regionale overheid (Vlaamse Gemeenschap of Gewest)

gefinancierd worden, met inbegrip van het IWT, Aminal, e.a. 4c. Andere: bevatten de onderzoeksacties die niet rechtstreeks gefinancierd worden door de federale of regionale overheid, maar

via een daartoe geëigend orgaan (VLIR, SERV, steden en gemeenten, ...). 3) De mandaathouders FWO en IWT zijn rechtstreeks verbonden aan deze fondsen, zodanig dat de financiële tegenwaarde van deze

mandaten moet worden toegevoegd aan de boekhoudkundige uitgaven uit financieringsgroep a. De mandaten op FWO- en IWT-projecten en deze gefinancierd door het BOF (zie ook Tabel 2b) werden daarentegen wel in financieringsgroep a) meegerekend.

4) Totaal definitief verworven saldo voor onderzoekscontracten uit a) 2.,3.,4.,5. en 6. Op 3 oktober 2002 werd samen met het Rekenhof beslist dat saldi op onderzoekscontracten uit Andere Onderzoeksfondsen na definitieve afsluiting van de contracten zullen worden overgeboekt op kredieten met een specifieke financieringsbron. Dit leidt tot een overschatting van uitgaven onder Werking via financieringsgroepen a) 2.,4.,5. en 6., maar wordt hier gecompenseerd door een negatief saldo onder Werking zoals dit in de jaarrekening verschijnt. Deze cijfers mag men aldus vergelijken met de rapportering in voorgaande jaren.

5) Het cijfer voor VIB geeft de uitgaven zowel via dotatie als via externe middelen voor industriële en internationale projecten, gerealiseerd door de departementen van VIB die in de K.U.Leuven gelocaliseerd zijn en voor de onderzoeksprojecten die beheerd worden door het VIB.

6) Om een vergelijking met het verleden mogelijk te maken zijn de personeelskosten die hier weergegeven worden, de werkelijke loonkosten, zonder rekening te houden met defiscalisatie. Door de beslissing van de overheid i.v.m. Defiscalisatie is er een minderuitgave geweest in 2003 voor het bedrag vermeld tussen haakjes. Vanaf 01/10/2003 werd echter alle ingehouden bedrijfsvoorheffing met terugwerkende kracht gecentraliseerd op afdeling V. Patrimonium.

7) Rechtstreekse financiering door IWT.

Bron: op basis van jaarrekeningen Boekhouding K.U.Leuven, K.U.Leuven R&D, VIB en eigen berekeningen Dienst Onderzoekscoördinatie.

Page 82: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

Tabel 2b: Uitgaven Bijzonder Onderzoeksfonds K.U.Leuven in 2004 (financieringsgroep a, rubriek 1 in tabel 2a); in 1000 €

1. Bijzonder Onderzoeksfonds

Personeels- Kosten 2)

Uitrusting Werking Totaal 2004

a) Projecten 13.964,69 1.567,24 8.194,98 23.726,91 GOA 6.757,52 971,49 4.620,80 12.349,81 Andere 7.207,17 595,75 3.574,18 11.377,10

b) Mandaten 12.339,68 10.269,0722.608,75

Vaste mandaten 333,38 8.379,191) 8.712,57

Tijdelijke mandaten 12.006,30 1.889,88 13.896,18

c) Andere 824,75 86,09 1.094,00 2.004,83 Totaal 27.129,11 1.653,33 19.558,05 48.340,49

1) Transfers loon ingeZAPte FWO-ers en BOF-ZAP-mandaten.

2) Om een vergelijking met het verleden mogelijk te maken zijn de personeelskosten die hier weergegeven worden, de werkelijke loonkosten, zonder rekening te houden met defiscalisatie.

Tabel 3: Onderzoeksuitgaven per faculteit voor projectonderzoek en mandaten in 2004

(financieringsgroep a uit Tabel 2a1); in 1000 €

Faculteit Personeels-kosten3)

Uitrusting Werking Totaal 2004 groei tov 2003

groei tov 1995

Godgeleerdheid 1.036,05 93,97 524,82 1.654,83 36,6 1043,4 2)

Bijz. Fac. Kerkelijk Recht 8,75 39,10 0,84 48,69 221,0 0,0Rechtsgeleerdheid 1.360,96 84,57 370,37 1.815,91 -22,2 -1,6ETEW 4.496,78 216,27 1.565,64 6.278,69 6,1 304,8Soc. wet. 3.257,64 176,25 1.580,12 5.014,01 10,2 178,4HIW 908,10 51,73 449,93 1.409,76 7,1 297,7Letteren 5.316,43 232,29 2.118,71 7.667,43 -4,8 179,2Psych. en ped. wet. 4.309,55 214,72 2.099,90 6.624,16 1,6 111,4Totaal Humane Wet. 20.694,26 1.108,90 8.710,32 30.513,48 2,0 163,5Wetenschappen 11.616,84 3.270,63 9.619,06 24.506,53 4,5 104,6Toegepaste wet. 8.375,87 738,31 5.758,12 14.872,30 10,7 40,9Bio-ingenieurswet. 8.246,12 703,55 3.967,13 12.916,80 -5,4 35,9Totaal Exacte Wet. 28.238,83 4.712,48 19.344,31 52.295,63 3,5 63,3Geneeskunde 14.374,92 4.389,98 14.396,79 33.161,69 12,6 89,7Farmaceut. wet. 882,69 161,68 1.054,04 2.098,41 20,9 350,7FABER 1.067,36 29,20 457,39 1.553,94 -4,4 328,2Totaal Biomedische Wet. 16.324,97 4.580,85 15.908,22 36.814,03 12,2 101,1Interfacultaire instituten 3.291,18 88,84 1.488,92 4.868,94 -15,1 203,2KULAK 702,11 101,55 707,42 1.511,08 11,4 336,7Diverse 990,31 536,59 3.863,95 5.390,86 33,6 0,0(Defiscalisatie) (1.688,94) (1.688,94) Totaal (excl. defiscalisatie) 70.241,66 11.129,21 50.023,15 131.394,02 5,6 105,7

1) Hierbij inbegrepen zijn de kosten van ingeZAPte FWO-ers, BOF-ZAP mandaten en vast FWO die verdeeld werden over de faculteiten.

2) Procentuele groei van onderzoeksuitgaven Godgeleerdheid en Bijz. Fac. Kerkelijk Recht samen.

3) Om een vergelijking met het verleden mogelijk te maken zijn de personeelskosten die hier weergegeven worden de werkelijke loonkosten, zonder rekening te houden met defiscalisatie. Door de beslissing van de overheid i.v.m. Defiscalisatie is er een minderuitgave geweest in 2003 voor het bedrag vermeld tussen haakjes. Vanaf 01/10/2003 werd echter alle ingehouden bedrijfsvoorheffing met terugwerkende kracht gecentraliseerd op afdeling V. Patrimonium.

Page 83: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

Tabel 4: Onderzoeksuitgaven in 2004 per faculteit, inclusief K.U.Leuven Research and Development en inclusief mandaten FWO en IWT in 1000 €

Faculteit Projectond. En mand.

K.U.Leuven1)

K.U.Leuven R&D2)

Mand. FWO en

IWT3)

Totaal5) groei tov 20036)

groei tov 1995

aandeel 2004

Godgeleerdheid 1.654,83 0,00 672,68 2.327,51 29,8 328,9 1,1Bijz. Fac. Kerkelijk Recht 48,69 0,00 0,00 48,69 0,0 0,0Rechtsgeleerdheid 1.815,91 435,44 527,49 2.778,84 -11,9 18,7 1,4ETEW 6.278,69 547,31 528,53 7.354,53 3,1 220,9 3,6Soc. Wet. 5.014,01 381,05 921,98 6.317,04 15,5 203,1 3,1HIW 1.409,76 0,00 609,81 2.019,57 4,8 138,2 1,0Letteren 7.667,43 108,52 3.740,31 11.516,26 0,2 126,1 5,6Psych. En ped. Wet. 6.624,16 134,57 1.427,75 8.186,48 1,6 105,8 4,0Totaal Humane Wet. 30.513,48 1.606,89 8.428,54 40.548,92 3,9 136,0 19,8Wetenschappen 24.506,53 2.664,73 7.039,93 34.211,18 3,1 71,4 16,7Toegepaste wet. 14.872,30 15.835,64 5.673,07 36.381,01 3,1 62,6 17,8Bio-ingenieurswet. 12.916,80 6.485,86 3.472,22 22.874,88 2,2 67,2 11,2Totaal Exacte Wet. 52.295,63 24.986,23 16.185,21 93.467,06 2,9 66,8 45,7Geneeskunde 33.161,69 11.179,93 6.505,16 50.846,78 5,6 68,9 24,8Farmaceut. Wet. 2.098,41 1.322,91 751,54 4.172,85 23,2 223,2 2,0FABER 1.553,94 359,18 420,47 2.333,58 3,0 447,4 1,1Totaal Biomedische Wet. 36.814,03 12.862,02 7.677,16 57.353,21 6,6 80,2 28,0Interfacultaire inst. 4.868,94 36,95 33,61 4.939,49 -15,2 153,0 2,4KULAK 1.511,08 813,33 389,48 2.713,89 18,0 417,4 1,3Diverse4) 5.390,86 245,08 0,00 5.635,93 28,4 2177,1 2,8(Defiscalisatie) (1.688,94) (1.688,94) Totaal (excl. Defiscalisatie) 131.394,02 40.550,48 32.714,00 204.658,51 4,3 89,9 100,0

1) financieringsgroep a uit Tabel 2, hierbij inbegrepen zijn de kosten van ingeZAPte FWO-ers, BOF-ZAP mandaten en vast FWO die verdeeld werden over de faculteiten.

2) financieringsgroep b uit Tabel 2.

3) financieringsgroep c uit Tabel 2.

4) Administratieve Diensten, Centraal Beheer K.U.Leuven R&D.

5) Om een vergelijking met het verleden mogelijk te maken zijn bij de uitgaven die hier weergegeven worden de werkelijke personeelskosten gerekend, zonder rekening te houden met defiscalisatie. Door de beslissing van de overheid i.v.m. Defiscalisatie is er een minderuitgave geweest in 2003 voor het bedrag vermeld tussen haakjes. Vanaf 01/10/2003 werd echter alle ingehouden bedrijfsvoorheffing met terugwerkende kracht gecentraliseerd op afdeling V. Patrimonium.

Bron: jaarrekeningen boekhouding K.U.Leuven, K.U.Leuven R&D en eigen berekeningen Dienst Onderzoekscoördinatie.

Page 84: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

Tabel 5a: Totale uitgaven (x 1 000 €) voor onderzoek in 2004 per discipline (exclusief mandaten FWO en IWT, exclusief 1e geldstroom), opgedeeld in personeel, uitrusting en werking

Discipline Personeel3) Uitrusting Werking Totaal1) Aandeel (%) Aardwet. en Aardrijkskunde 1.863,16 139,27 646,85 2.649,28 1,43 Arch., Ruimt. Ord. en Stedebouw 1.442,48 169,59 564,31 2.176,38 1,17 Biologie 1) 2.516,32 542,26 1.279,85 5.221,53 2,81 Biomedische wet.1) 8.548,04 1.138,87 6.545,49 25.673,98 13,82 Bouwkunde 1.328,80 79,11 502,63 1.910,55 1,03 ETEW 5.246,93 259,40 1.872,98 7.379,32 3,97 Elektronica en Elektrotechniek 6.399,12 1.281,70 2.962,03 10.642,85 5,73 Farmacie 2.397,19 580,91 2.202,19 5.180,30 2,79 Geneesk. en Tandheelkunde 10.617,73 4.061,74 11.942,47 26.621,94 14,33 Historische wetenschappen 1.781,55 76,41 706,14 2.564,11 1,38 Informatica 1.221,10 75,85 345,53 1.642,47 0,88 Informatie- en communic.technologie 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 Letteren 4.001,58 217,24 838,88 5.057,71 2,72 Lich. Opv. en Kinesitherapie 1.251,20 111,87 763,65 2.126,73 1,15 Materiaaltechnologie 3.427,53 425,49 1.358,91 5.211,93 2,81 Natuurkunde 5.198,96 1.699,36 3.360,49 10.258,81 5,52 Ped. wet. en Didactiek 1.759,97 65,16 859,28 2.684,41 1,45 Pol. en Sociale wet. 6.118,55 491,88 3.081,07 9.691,50 5,22 Psychologie 2.600,03 175,75 785,84 3.561,63 1,92 Rechtswetenschappen 1.793,00 167,89 468,38 2.429,27 1,31 Scheikunde 3.758,80 1.117,79 2.967,60 7.844,20 4,22 Soc. Gezondheidswet. 1.494,38 155,99 1.050,44 2.700,81 1,45 Techn. en Toegep. Scheikunde 591,33 169,07 528,94 1.289,35 0,69 Theologie, Bijbel- en Godsdienstwet. 1.036,05 99,05 342,82 1.477,92 0,80 Toeg. Biol. wet. 11.077,82 771,01 5.009,72 16.858,55 9,08 Werktuigkunde 4.022,94 289,64 1.700,58 6.013,15 3,24 Wijsbegeerte 918,05 53,20 297,54 1.268,79 0,68 Wiskunde 477,56 9,58 106,90 594,04 0,32 Overige2) 1.937,51 596,72 12.461,85 14.996,07 8,07 (Defiscalisatie) (1.688,94) (1.688,94) Totaal (excl. Defiscalisatie) 94.827,68 15.021,83 65.553,39 185.727,57 100,00

1) VIB-totalen zijn niet opgedeeld in personeel, uitrusting, werking maar wel toegevoegd aan het totaal voor Biologie en Biomedische Wet.

2) Omvat interdisciplinair, administratie, centraal beheer, kosten van ingeZAPte FWO-ers, BOF-ZAP-mandaten en vast FWO.

3) Om een vergelijking met het verleden mogelijk te maken zijn de personeelskosten die hier weergegeven worden de werkelijke loonkosten, zonder rekening te houden met defiscalisatie. Door de beslissing van de overheid i.v.m. Defiscalisatie is er een minderuitgave geweest in 2003 voor het bedrag vermeld tussen haakjes. Vanaf 01/10/2003 werd echter alle ingehouden bedrijfsvoorheffing met terugwerkende kracht gecentraliseerd op afdeling V. Patrimonium.

Page 85: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

Tabel 5b: Totale uitgaven (x 1 000 €) voor onderzoek in 2004 per discipline, opgedeeld per geldstroom1)

Discipline Eerste2) Tweede4) Derde5) Vierde6) Eigen7)

Aardwet. en Aardrijkskunde 949,74 869,77 1.627,81 93,33 58,37 Arch., Ruimt. Ord. en Stedeb. 916,78 371,96 1.349,50 434,20 20,72 Biologie 1.262,04 2.950,23 1.929,72 148,83 192,76 Biomedische wet. 4.026,43 10.495,04 12.383,05 2.238,21 557,67 Bouwkunde 890,35 509,43 819,30 553,50 28,32 ETEW 3.637,73 3.252,35 3.359,08 581,56 186,32 Elektronica en Elektrotechniek 1.905,27 3.430,32 4.837,85 2.198,99 175,69 Farmacie 1.856,42 2.114,75 1.169,00 1.733,28 163,27 Geneesk. en Tandheelkunde 9.041,85 10.397,82 7.182,26 8.431,65 520,09 Historische wetenschappen 1.481,93 1.883,88 384,58 177,27 118,38 Informatica 1.204,53 1.327,17 111,84 114,32 89,14 Letteren 4.650,41 1.783,98 2.222,40 932,81 118,53 Lich. Opv. en Kinesitherapie 2.366,57 588,17 899,71 586,95 51,90 Materiaaltechnologie 915,81 1.138,51 3.043,18 967,35 62,89 Natuurkunde 2.186,32 7.321,64 2.082,56 462,96 391,64 Ped. Wet. en Didactiek 1.475,54 714,69 1.834,98 89,13 45,61 Pol. en Sociale wet. 2.434,09 1.428,14 7.134,60 1.058,03 70,73 Psychologie 2.777,70 1.802,60 1.352,17 273,06 133,80 Rechtswetenschappen 4.278,00 1.062,41 996,10 319,44 51,32 Scheikunde 1.383,30 4.285,08 2.014,12 1.261,39 283,61 Soc. Gezondheidswet. 1.110,47 139,41 1.597,50 952,93 10,97 Techn. en Toegep. Scheikunde 586,27 752,29 274,61 189,34 73,11 Theologie, Bijbel- en Godsd wet. 1.253,07 1.277,41 99,04 9,49 91,98 Toeg. Biol. wet. 3.110,71 4.244,61 9.481,33 2.781,47 351,14 Werktuigkunde 1.197,45 1.619,94 3.410,45 884,74 98,03 Wijsbegeerte 1.367,01 1.082,93 91,00 48,68 46,18 Wiskunde 683,35 500,53 5,16 44,29 44,06 Overige3) 0,00 9.635,86 4.432,61 -125,27 1.142,98 Totaal 58.949,13 76.980,93 76.125,52 27.441,92 5.179,20

1) Exclusief mandaten FWO en IWT en exclusief vermindering uitgaven voortkomend uit defiscalisatiemaatregel.

2) Eerste geldstroom omvat toelagen en subsidies (werkingsuitkeringen; werkgeversbijdragen; uitkering ABOS; investeringsuitkeringen; uitkering Vl. Gemeenschap en investeringsuitkering Vl. Gemeenschap). De eerste geldstroom wordt geschat op 25 van de werkingsmiddelen en verdeeld over de verschillende disciplines in verhouding tot hun respectieve uitgaven op de werkingsmiddelen.

3) Omvat interdisciplinair, administratie, centraal beheer, kosten van ingeZAPte FWO-ers, BOF-ZAP-mandaten en vast FWO.

4) Tweede geldstroom: Overheidsbijdrage fundamenteel basisonderzoek (BOF; IUAP; FWO; Vlaamse Gemeenschap - IWT specialisatiebeurzen).

5) Derde geldstroom: Overheidsbijdrage beleidsgericht wetenschappelijk onderzoek (Federale overheid - uitgezonderd IUAP; Vl. Gemeenschap - ministerie, IWT uitgez. specialisatiebeurzen, andere Vl. Interm. org., andere; Steden en provincies; Europese Unie; Internationale instellingen; andere buitenlandse overheden).

6) Vierde geldstroom: Contractonderzoek en wetenschappelijk dienstverlening (bijdragen vanwege de privésector, wetenschappelijke dienstverlening, etc.).

7) Eigen bijdrage in BOF.

Page 86: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

Tabel 6: Personele middelen per faculteit in voltijdse equivalenten - volume over het hele jaar 2004 (incl. Leuven R&D)

Faculteit Mand. K.U.Leuven1) Mand. FWO2) Mand. IWT3) ZAP-VWP AAP WET MED ASP PDO OL/OD SB

Godgeleerdheid 24,27 3,59 30,60 8 7 Kerkelijk Recht 2,33 1,25 0,20

Rechtsgeleerdheid 43,78 81,10 42,50 7 4 ETEW 63,43 25,46 118,42 7 3

Sociale wet. 27,85 35,10 65,05 10 9 HIW 25,13 9,27 25,23 7 6

Letteren 93,45 53,33 114,95 35 37 2 Psych. en Ped. wet. 66,92 63,45 95,55 17 16

Totaal Humane Wetenschappen 348,52 272,55 492,49 90 82 2

Wetenschappen 91,01 33,43 281,67 42 63 56 Toegepaste wet. 128,35 56,54 440,28 50 26 86

Bio-ingenieurswet. 50,07 13,22 224,37 17 23 60 Totaal Exacte

Wetenschappen 269,43 103,19 946,31 108 112 202

Geneeskunde 203,76 113,37 336,98 59 53 42 Farmaceut. wet. 23,19 5,26 35,40 3 6 6

FABER 38,28 23,45 31,74 6 4 Totaal Biomedische

Wetenschappen 265,24 142,08 404,12 68 63 48

Interfacultaire instituten 12,03 24,08 80,94 1 KULAK 33,67 27,60 26,77 3 4 2 Diverse 39,92 14,05 87,87

Totaal 2004 967,43 583,55 2.038,50 272 261 2 252

1) in prestatie-VTE (i.p.v. betaalde VTE cfr. vorige jaren) ZAP-VWP: zelfstandig academisch personeel (incl. BOF-ZAP en ingezapte FWO), vast benoemd wetenschappelijk personeel en

gastprofessoren; AAP: assisterend academisch personeel inclusief wet. pedagogische medewerkers en plaatsvervangers; WET MED: bijzonder academisch personeel, gefinancierd o.b.v. onderzoeksprojecten.

2) ASP: aspirant (incl. 2 Bijz. Doct. Beurzen); PDO: postdoctorale onderzoekers; OL/OD: 2 vaste FWO.

3) SB: specialisatiebeurzen IWT. Mandaten FWO en IWT (exclusief ingezapte FWO): per 1 oktober 2004.

Tabel 7: K.U.Leuven: evolutie aantal IWT-bursalen per faculteit

IWT-bursalen Fac. 98-99 99-00 00-01 01-02 02-03 03-04 04-05

WET. 74 29,2 79 31,3 81 33,5 68 29,9 65 29,1 53 24,2 56 22,2 Ing.W. 69 27,3 62 24,6 57 23,5 60 26,4 69 30,9 75 34,3 86 34,1 Bio-ing 75 29,6 73 29,0 66 27,3 54 23,8 46 20,6 47 21,5 60 23,8 GEN. 30 11,9 32 12,7 30 12,4 36 15,9 35 15,7 36 16,4 42 16,6 FARM. 4 1,6 5 2,0 7 2,9 7 3,1 6 2,7 6 2,7 6 2,4 KULAK 1 0,4 1 0,4 1 0,4 2 0,9 2 0,9 2 0,9 2 0,8

253 100 252 100 242 100 227 100 223 100 219 100 252 100

Page 87: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

Tabel 8: Doctoraten uitgereikt aan de K.U.Leuven tijdens het academiejaar 2003-2004; vergelijking met het academiejaar 2002-2003

Faculteit Belgen Buitenlanders Totaal Vergel. t.o.v. 2002-2003 Godgeleerdheid 7 16 23 +7 Kerkelijk recht 0 1 1 +0 Rechtsgeleerdheid 7 1 8 +0 ETEW 11 3 14 -6 Soc. wet. 8 0 8 +3 HIW 3 5 8 +0 Letteren 20 5 25 +4 Psych. en Ped. wet. 18 4 22 -5 Wetenschappen 74 13 87 +6 Toegepaste wet. 62 34 96 +28 Bio-ingenieurswet. 39 7 46 +1 Geneeskunde 42 14 56 -6 Farmaceut. wet. 12 1 13 -3 FABER 9 1 10 +5 Totaal 312 105 417 +34

Tabel 9: Inzet van personele middelen1, uitgedrukt in voltijdse eenheden, volume over het hele jaar 2004: globaal en per wetenschapsdiscipline (incl. Leuven R&D)

Discipline ZAP-VWP AAP ATP WET MED Totaal Aandeel Aardwet. en Aardrijkskunde 15,06 5,59 19,83 54,49 94,98 1,52 Arch., Ruimt. Ordening en stedeb. 13,55 13,42 10,53 14,89 52,40 0,84 Biologie 18,01 5,08 40,27 53,75 117,09 1,87 Biomedische wet. 46,91 11,44 222,38 134,10 414,83 6,62 Bouwkunde 14,13 7,70 17,13 26,13 65,10 1,04 Econ. en toeg. econ. wet. 64,72 28,51 43,88 128,03 265,14 4,23 Elektronica en Elektrotechniek 31,53 7,21 45,27 139,73 223,74 3,57 Farmacie 31,65 7,26 53,15 49,53 141,60 2,26 Geneeskunde en Tandheelkunde 139,79 96,80 217,14 181,83 635,57 10,14 Historische wetenschappen 33,89 11,57 41,57 44,56 131,58 2,10 Informatica 23,73 9,43 10,33 49,49 92,98 1,48 Informatie- en communicatietechn. 0,00 0,00 0,50 0,00 0,50 0,01 Letteren 76,95 71,07 75,91 95,76 319,69 5,10 Lichamelijke Opv. en Kinesitherapie 38,28 23,30 37,53 30,06 129,17 2,06 Materiaaltechnologie 12,05 0,04 42,50 56,11 110,70 1,77 Natuurkunde 33,08 2,22 49,91 133,27 218,47 3,48 Pedagogische Wet. en Didactiek 23,90 17,94 14,32 34,18 90,33 1,44 Politieke en Sociale wet. 37,93 36,15 72,50 116,73 263,33 4,20 Psychologie 36,69 44,34 39,79 60,92 181,74 2,90 Rechtswetenschappen 49,58 88,23 51,80 39,70 229,30 3,66 Scheikunde 27,83 1,39 22,45 106,07 157,73 2,52 Sociale Gezondheidswet. 22,13 11,68 29,33 27,10 90,23 1,44 Technische en Toeg. Scheikunde 6,82 5,00 13,95 24,48 50,25 0,80 Theol., Bijbel- en Godsdienstwet. 22,99 3,45 28,63 31,10 86,16 1,37 Toeg. Biologische wetenschappen 43,87 13,51 128,84 174,06 360,28 5,75 Werktuigkunde 20,32 4,90 31,23 82,75 139,19 2,22 Wijsbegeerte 27,38 10,83 11,49 25,08 74,78 1,19 Wiskunde 13,02 6,04 4,07 18,98 42,11 0,67 Administratie 41,67 39,45 1.303,37 105,62 1.490,11 23,77 Totaal 967,43 583,55 2.679,60 2.038,50 6.269,07 100,00

1) in prestatie-VTE (i.p.v. betaalde VTE cfr. vorige jaren)

ZAP-VWP, AAP, WET MED: zie tabel 6; ATP: Administratief en Technisch Personeel

FWO en IWT bursalen zijn niet opgenomen in deze tabel

Page 88: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

Tabel 10a: Aantal publicaties van 2003 ingevoerd in Amicus per discipline van Humane Wetenschappen1), 3)

Disciplines IT AT BA BE HB IC2) NC2) TH2) IR2) DI2) Economie & toeg. econ. wet. 117 45 23 4 44 36 0 10 218 11 Historische Wetenschappen 72 38 21 17 67 23 3 7 3 37 Letteren 139 57 34 34 226 67 1 6 27 102 Pedagogische wet. en didactiek 52 9 16 12 68 10 7 8 22 0 Politieke en sociale wet. 107 77 39 23 149 19 11 9 97 67 Psychologie 78 21 12 9 65 14 8 16 48 0 Rechtswetenschappen 143 264 39 43 256 17 10 2 31 214 Theologie, bijbel- en godsdienstwet. 41 23 14 17 77 1 1 1 0 113 Wijsbegeerte en moraalwet.5) 67 26 20 15 104 Totaal2) 816 560 218 174 1056 187 41 59 446 544

1) Deze tabel geeft weer hoeveel publicaties van het jaar 2003 in het bibliotheeksysteem Amicus werden ingevoerd. Verklaring van de gebruikte afkortingen: IT: internationaal gerangschikte tijdschriften; AT: andere wetenschappelijke tijdschriften; BA: boeken (auteur); BE: boeken (editor); HB: hoofdstuk boek; IC/NC: conference proceeding (resp. internationaal/nationaal); TH: thesissen (doctoraat of aggregaat hoger onderwijs); IR: onderzoeksrapport; DI: diverse, niet onder te brengen in bovenstaande categorieën. Publicaties in e-tijdschriften en e-boeken werden in de overeenstemmende categorie ondergebracht.

2) Facultatief.

3) Aangezien de invoer onvolledig is voor de disciplines in de Exacte en Biomedische Wetenschappen, werden enkel de disciplines van de Humane Wetenschappen in bovenstaande tabel opgenomen. Voor de overige disciplines verwijzen we naar Tabel 10b.

4) Er dient rekening gehouden te worden met ongeveer 11 dubbeltellingen als gevolg van samenwerkingen tussen faculteiten of departementen.

5) Bron: facultaire publicatiedatabank.

Page 89: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

Tabel 10b: Publicaties van ZAP-leden en vast wetenschappelijk personeel per discipline van de Exacte en Biomedische wetenschappen in de categorie IT op basis van ISI (SCIE) gegevens 1) 2)

Disciplines 2001 2002 2003 Aardwet. en aardrijkskunde 36 40 40 Architectuur, ruimt. ord. & stedebouw 2 1 Biologie 95 94 116 Biomedische wet. 366 377 397 Bouwkunde 21 25 20 Elektronica & elektrotechniek 164 182 248 Farmacie 138 124 142 Geneeskunde en tandheelkunde 909 855 989 Informatica 31 27 53 Lich. opvoeding en Kinesitherapie 56 70 83 Materiaaltechnologie 76 100 85 Natuurkunde 219 253 233 Scheikunde 260 215 270 Sociale gezondheidswet. 36 33 31 Technische en toeg. scheikunde 26 45 50 Toegepaste Biologische Wet. 183 186 259 Werktuigkunde 23 29 47 Wiskunde 25 27 25 Totaal3) 2666 2682 3089

1) In deze cijfers werden enkel ISI SCIE publicaties (type article, letter, review of note) opgenomen, met tenminste één lid van het ZAP en vast wetenschappelijk personeel van de K.U.Leuven als (co-)auteur.

2) Telling op basis van gevalideerde gegevens.

3) Er dient rekening gehouden te worden met 12 tot 13 dubbeltellingen als gevolg van samenwerking tussen faculteiten of departementen.

Page 90: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

91

PERSONEEL

Tabel 1. Algemeen overzicht - per graad, mannen en vrouwen per 01.02.2004, contractuele VTE

mannen vrouwen totaal statuut voltijds deeltijds VTE voltijds deeltijds VTE aantal VTE

gewoon/buitengewoon hoogleraar 363 63 385,70 22 2 22,65 450 408,35hoogleraar 167 86 192,05 29 13 33,05 295 225,10hoofddocent 151 118 175,55 27 35 35,35 331 210,90Docent 42 179 71,45 19 68 31,05 308 102,50vast wetenschappelijk personeel 7 2 7,78 3 0 3,00 12 10,78ZAP 730 448 832,53 100 118 125,10 1 396 957,63AAP 228 234 304,50 179 237 285,20 880 589,70overig WP doctoraal 1 270 138 1 339,04 856 185 956,89 2 459 2 295,93overig WP postdoc 340 24 352,15 166 19 177,10 552 529,25OWP 1 610 162 1 691,19 1 022 204 1 133,99 3 011 2 825,18atp graad 1-2 117 14 124,80 149 42 172,60 322 297,40atp graad 3-6 613 38 633,10 795 390 1 032,03 1 837 1 665,13atp graad 7-13 271 24 284,43 158 72 206,27 525 490,70atp graad 14-17 40 1 40,80 3 2 4,55 46 45,35ATP 1 041 77 1 083,13 1 105 506 1 415,45 2 730 2 498,58TOTAAL 3 609 921 3 911,35 2 406 1 065 2 959,74 8 017 6 871,09

Tabel 2. Opsplitsing naar financiering/duur tewerkstelling, in voltijdse equivalenten per 01.02.2004

ZAP AAP OWP ATP

financiering BD OD totaal BD OD totaal BD OD totaal BD OD totaal TOTAAL

WU 65,45 892,1778 957,6278 589,70 589,70 112,40 1 394,92 1 507,32 3 054,65

SOC 4,50 101,93 106,43 106,43

OF 1 862,17 42,90 1 905,07 339,34 72,33 411,67 2 316,74

PATR 118,87 11,84 130,71 105,24 295,55 400,79 531,50FWO/IWT VIB 777,90 11,50 789,40 36,55 35,82 72,37 861,77

TOTAAL 65,45 892,18 957,63 589,70 0,00 589,70 2 758,94 66,24 2 825,18 598,03 1 900,55 2 498,58 6 871,09

BD: bepaalde duur OD: onbepaalde duur WU: werkingsuitkeringen SOC: sociale voorzieningen voor studenten OF: onderzoeksfondsen PATR: patrimonium en eigen inkomsten FWO/IWT/VIB: personeelsleden rechtstreeks ten laste van deze instellingen

Page 91: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

92

Tabel 3. Academisch en wetenschappelijk personeel, opsplitsing naar wetenschaps-discipline (in voltijds equivalenten) per 01.02.2004

Discipline ZAP AAP OWP totaal Aardwetenschappen en aardrijkskunde 15 7,4 58,85 81,25 Architectuur, ruimtelijke ordening en stedenbouw 13,35 13,85 23,55 50,75 Biologie 17,75 5,9 150,55 174,2 Biomedische wetenschappen 47 12,3 272,2 331,5 Bouwkunde 13,9 8 39,8 61,7 Criminologie 9 13,15 12,5 34,65 Diergeneeskunde 1 1 Economie en toegepaste economie 62,45 29,55 143,69 235,69 Elektronica en elektrotechniek 32,92 15 225,65 273,57 Farmacie 32,2 9,1 52 93,3 Geneeskunde 127,55 70,5 257,3 455,35 Historische wetenschappen 22,35 9,5 53,8 85,65 Informatica 23,9 12,7 75,7 112,3 Informatie- en communicatietechnologie 14 14 Kunstwetenschappen (incl. Archeologie) 12,2 1,75 26 39,95 Letteren 75,95 69,7 136,84 282,49 Lichamelijke opvoeding en kinesitherapie 38 24,15 30,8 92,95 Materiaaltechnologie 11,65 63,8 75,45 Natuurkunde (inclusief sterrenkunde) 45 20,7 174,2 239,9 Pedagogische wetenschappen en didactiek 24,4 21,3 57,1 102,8 Politieke en sociale wetenschappen 37,7 38,4 137,75 213,85 Psychologie 37,1 42,3 74,05 153,45 Rechtswetenschappen (inclusief notariaat) 38,3 70,9 41,15 150,35 Scheikunde 35,9 1,75 144,95 182,6 Sociale gezondheidswetenschappen 21,9 10,4 27,7 60 Tandheelkunde 11,9 26 9,7 47,6 Technische en toegepaste scheikunde 6,3 6 31 43,3 Theologie, bijbel- en godsdienstwetenschappen 24,45 3,45 43,3 71,2 Toegepaste biologische wetenschappen 42,65 11,85 250,05 304,55 Werktuigkunde 20,2 4,5 83,3 108 Wijsbegeerte (inclusief moraalwetenschappen) 28,4 12,8 44,05 85,25 Wiskunde 13,8 7,8 45,15 66,75 Interdisciplinair, algemene diensten 14,45 9 23,7 47,15 TOTAAL 957,63 589,70 2 825,18 4 372,51

Page 92: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

93

Tabel 4. Opsplitsing naar faculteit en geslacht, in voltijdse equivalenten per 01.02.2004

ZAP AAP OWP ATP TOTAAL faculteit man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw

godgeleerdheid 22,3 2,1 2,5 1,15 30,3 12,15 11,5 9,22 66,6 24,62

kerkelijk recht 2,25 1 0,25 0,2 1,5 3,25 1,95

rechtsgeleerdheid 39,35 2,7 37,45 38,65 20,9 28,55 8 30,9 105,7 100,8 econ. en toeg. econ.wetensch. 51,3 10,5 12,75 14,05 66,19 64,8 11 28,8 141,24 118,15

sociale wetenschappen 24,4 2,7 19,95 17,4 46,9 27,3 5 23,35 96,25 70,75 hoger Instituut voor wijsbegeerte 24,75 0,4 7,45 2,35 24,7 13,1 3,5 5,82 60,4 21,67

letteren 79,25 13,9 27,45 26,2 96,21 95,7 18,75 26,25 221,66 162,05 psychologie en pedagogische wet. 52,85 14,85 21,4 41,85 72,65 57,8 15 25,23 161,9 139,73

wetenschappen 101,85 12,4 16,25 22,2 334,15 171,95 94,45 72,25 546,7 278,8

toegepaste wetenschappen 110,67 14,65 51,05 12,7 474 119,7 110,3 68,65 746,02 215,7 landbouwkundige en toeg. biol. wet. 48,15 0,8 6,85 5 184,2 127,35 68,5 75,78 307,7 208,93

geneeskunde 171,7 29,1 58,85 52,25 228,15 261,95 142,7 358,22 601,4 701,52 farmaceutische wetenschappen 19,7 4 4,6 2,5 25 27,3 21 14,4 70,3 48,2 lichamelijke opv. en kinesitherapie 32,4 5,55 14,35 9,8 16,5 25,3 16,25 17,15 79,5 57,8

campus Kortrijk 32,65 3,5 14,85 13,45 15,4 20,65 13,68 25,35 76,58 62,95

interfacultair 8,05 3,95 3,95 17,7 33,54 56,8 14,6 55,4 60,14 133,85 algemene diensten en diversen 10,9 4 3,8 7,7 22,4 23,39 528,9 577,18 566 612,27

TOTAAL 832,53 125,10 304,50 285,20 1691,19 1133,99 1083,13 1415,45 3911,35 2959,74

Tabel 5. Gastprofessoren en leerstoelen

aantal gastprofessoren aantal leerstoelen Godgeleerdheid 6 3 kerkelijk recht 0 0 rechtsgeleerdheid 5 0 econ. en toeg.econ. wetensch. 16 4 sociale wetenschappen 17 1 hoger instituut voor wijsbegeerte 4 0 letteren 34 1 psychologie en pedagogische wet. 15 0 wetenschappen 18 0 toegepaste wetenschappen 56 3 landbouwkundige en toeg. biol. wet. 11 1 geneeskunde 48 33 farmaceutische wetenschappen 5 0 lichamelijke opv. en kinesitherapie 3 1 campus Kortrijk 13 0 totaal 251 47

Page 93: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

94

Tabel 6. Leeftijdsstructuur, in voltijds equivalenten

leefcat ZAP AAP OWP ATP <25 89,45 687,54 163,4

25-29 2,3 261,1 1273,13 324,95 30-34 24,75 136,9 486,25 339,55 35-39 102,55 40,85 207,2 380,95 40-44 156 24,5 97,1 372,54 45-49 165,85 20 35,78 275 50-54 137,4 12,15 22,41 272,41 55-59 202,6 4,65 10,14 318,9 60-64 159,72 0,1 5,6 50,88 >64 6,45

TOTAAL 957,63 589,70 2825,18 2498,58

1 Een personeelsbeleid voor de toekomst

De overtuiging dat het personeel het belangrijkste actief vormt van de kennisorganisatie die de universiteit is, is aan de K.U.Leuven steeds sterk aanwezig geweest. De universiteit wenst een personeelsbeleid uit te tekenen dat een antwoord biedt op de evoluties en uitdagingen, die leiden tot nieuwe verwachtingen en noden, zowel bij de medewerkers zelf, als in de faculteiten en diensten. Zoals in de vorige jaren waren in de loop van 2004 een aantal belangrijke initiatieven aan de orde die dit personeelsbeleid voor de toekomst gestalte moeten geven.

De rol van de personeelsdienst werd in 2000 omschreven in haar opdrachtsverklaring die luidt als volgt: ‘De personeelsdienst ondersteunt, verleent advies en ontwikkelt instrumenten en competenties inzake personeelsbeleid die ze ten dienste stelt van faculteiten en centrale diensten. Zij neemt de administratieve verplichtingen van de K.U.Leuven als werkgever voor haar rekening. Zij heeft een belangrijke dienstverlenende functie zowel naar diensthoofden als naar medewerkers. De personeelsdienst voert niet zelf het beleid, maar stimuleert de strategische reflectie rond het personeelsbeleid. Wel ziet zij het als haar rol om het beleid en de dagelijkse praktijk af te toetsen op correctheid, consistentie en zorgvuldigheid. Wanneer de verwachtingen en belangen van de verschillende soorten klanten niet overeenstemmen, speelt de personeelsdienst een bemiddelende rol. De uiteindelijke beslissing ligt altijd bij de lijnverantwoordelijken. Wij engageren ons tot een constructieve ingesteldheid en een professionele ondersteuning. Onze belangrijkste waarden zijn kwaliteit van dienstverlening, efficiëntie, professionalisme en zorgzaamheid. Ons ultiem doel: bijdragen tot de ontwikkeling en vitaliteit van de K.U.Leuven en al haar medewerkers.’

De basisstructuur van de personeelsdienst omvat de departementen Personeelsbeheer AAP-BAP-ATP, Personeelsbeheer ZAP, Salarisadministratie, Informatiebeheer, Stafdienst en Onthaal. Voor elk van deze departementen werd in 2003 een missietekst uitgewerkt en werden de resultaatgebieden op lange termijn en de ambities op korte termijn geëxpliciteerd. Daarbij staat een bewust streven naar kwaliteit centraal. Er werd gewerkt vanuit de principes van de ‘lerende organisatie’, waarbij de medewerkers ook zelf verantwoordelijkheid nemen voor de eigen werkprocessen en waarbij dan ook veel belang gehecht werd aan de betrokkenheid van iedereen.

De leiding van de dienst werd explicieter gestructureerd door de oprichting van een Management team, dat geleid wordt door de algemeen directeur personeel en dat thans verder de hoofden van de verschillende departementen omvat.

Inzake personeelsadministratie werden verdere stappen gezet in het rechtstreeks elektronisch ter beschikking stellen van individuele informatie aan personeelsleden met de mogelijkheid zelf bepaalde gegevens aan te passen of aanvragen te verrichten via K.U.Loket. Zo werd het nodige gedaan om het aanvragen en goedkeuren van verlof volledig elektronisch te laten verlopen, waardoor de traditionele ‘verlofkaarten’ tot het verleden zullen behoren.

Page 94: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

95

Inzake personeelsbeleid moeten een aantal belangrijke projecten vermeld worden, waaraan in 2004 gewerkt werd, zoals de implementatie van de beleidsnota inzake opdracht en taken van het AAP-BAP, de reflectie over een diepgaande hervorming van de principes en de procedures inzake de vacantstelling van ambten en de toewijzing van taken van het ZAP, de verdere uitwerking van het project functieclassificatie en verloning van het ATP en de verdere ontplooiing van opleidingsbeleid.

2 Personeelsbeleid voor academisch personeel

2.1 Beleidsdoelen

2.1.1. Implementatie van de beleidsnota over opdracht en taken van AAP - BAP

In de loop van 2003 werd een omstandige beleidsnota goedgekeurd over de opdracht en taken van de leden van het assisterend en bijzonder academisch personeel. Het was de bedoeling te komen tot een transparantere regeling die de uitvoering van de opdracht en de taken van AAP en BAP moet bevorderen en aldus een beter rendement in onderwijs en onderzoek verzekeren.

Enkele belangrijke opties uit de nota worden hierna in herinnering gebracht. - Een fundamentele optie in de beleidsnota is een betere definiëring van de taken van het

assisterend academisch personeel zowel globaal als individueel vanaf het begin van de aan-stelling. Hierdoor ontstaat ook het onderscheid tussen onderzoeksassistenten (doctoraatsfinaliteit) en onderwijsassistenten (geen doctoraatsfinaliteit). Het is evenwel geenszins de bedoeling hier twee geheel zelfstandige personeelscategorieën te onderscheiden waarvan de ene zich uitsluitend met onderwijs bezighoudt en de andere uitsluitend onderzoek verricht. Het gaat veeleer om een explicitering van twee hoofdcategorieën binnen de grote groep van de junior medewerkers.

- Een andere vernieuwing is dat het hele AAP-BAP voor wat hun taken van dienstverlening in onderwijs en onderzoek betreft voortaan in eerste instantie zal worden opgenomen in een ruimere pool. Het is daarbij niet de bedoeling bestaande goed werkende organisatiesystemen af te bouwen. De concrete organisatie van deze ondersteuningspool kan dan ook verschillen naar gelang van de interne organisatiesystemen van faculteiten en departementen. Voor de berekening van de belasting en de tijdsbesteding voor vermelde ondersteuningstaken kan elke eenheid een geëigend model uitwerken.

- Verder is geopteerd om de begeleiding en opvolging van AAP-BAP-leden te organiseren op twee niveaus, enerzijds dit van de kleine eenheid (afdeling, vakgroep, onderzoekseenheid, labo) en anderzijds dat van de grotere eenheden, die de faculteiten of departementen zijn. Beide niveaus zijn complementair en leveren een eigen bijdrage.

- In de vacatureberichten wordt voortaan een nauwkeurige omschrijving gegeven van het profiel van het vacante mandaat, het takenpakket en de werkomgeving. Sollicitatiegesprekken, functioneringsgesprekken, evaluatiegesprekken bij verlenging en exit-interviews en -enquêtes met het oog op het opsporen van deficiënties worden op verschillende niveaus voorzien.

- Reeds bij de kandidaatstelling moet een summiere voorstelling van een doctoraatsproject toegevoegd worden. Voor het einde van het eerste jaar moet een levensvatbaar doctoraatsproject worden voorgelegd aan de bevoegde doctoraatscommissie. Vragen voor verlenging van AAP-BAP-aanstelling moeten vergezeld zijn van een voortgangsrapport over het doctoraatswerk.

- De taken van onderwijsassistentie, onderzoeksassistentie en dienstverlening zullen worden vast-gelegd in een functiefiche.

- Reguliere AAP-mandaten met een omvang van minder dan 50% moeten ten stelligste vermeden worden en deeltijdse AAP-leden hebben recht op 50% van de werktijd om binnen hun mandaat aan het doctoraatsonderzoek te besteden. Voor de voltijdsen wordt dit 70%.

In de loop van 2004 werden een aantal onderdelen concreet geïmplementeerd, onder meer inzake de organisatie van de werkzaamheden van de assistenten en onderzoekers, de vacatures, de aanstellingdossiers en de aanvragen voor verlenging.

Bijzondere aandacht ging naar een project betreffende de in de beleidsnota voorziene exitbevraging van AAP-BAP-medewerkers. Het vertrek van AAP-BAP medewerkers is namelijk, onder meer door de tijdelijke aard van hun mandaat, een courante aangelegenheid binnen de K.U.Leuven (ongeveer 670 vertrekkers per jaar). Deze vertrekkers zijn de allereerste ervaringsdeskundigen van het onderzoeks- en personeelsbeleid en hun feedback is dan ook van het grootste belang. Vandaar dat vanaf maart 2005 alle vertrekkende medewerkers bevraagd zullen worden. Op basis van de resultaten van die

Page 95: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

96

bevraging kunnen initiatieven genomen worden om de integratie en begeleiding van deze jonge medewerkers te optimaliseren.

2.1.2. Reflectie over de toewijzing van opdrachten aan ZAP

Op basis van voorstellen van een werkgroep binnen de Onderwijsraad kwam in 2004 een diepgaande reflectie op gang betreffende de toewijzing van opdrachten aan ZAP-leden.

Daarbij werd de mogelijkheid verkend om de toewijzing van onderwijstaken los te koppelen van de procedure van vacantstelling. Aldus zouden er enkel, desgevallend deeltijdse, profielvacatures overblijven. Deze zouden enkel nog vereist zijn wanneer de capaciteit of de competentie om een bepaalde opdracht uit te oefenen niet bij het aanwezige ZAP voorhanden is. Verder zouden alle onderwijstaken via een procedure van interne toewijzing kunnen verdeeld worden.

De vermelde werkgroep heeft ook mogelijkheden verkend om tot een vernieuwde eenheid van onderwijsbelasting voor titularissen te komen. De bestaande eenheid (jaaruren) sluit namelijk minder aan bij het concept van begeleide zelfstudie.

2.2 Bevorderingspolitiek en selectiebeleid

De essentiële criteria voor selectie en bevordering in het ZAP zijn in uitvoering van het universiteitsdecreet van 1991 vastgelegd in het reglement van het academisch personeel. Aan de K.U.Leuven heerst de overtuiging dat bij een eerste benoeming in het ZAP de kwaliteit van het gepresteerde onderzoekswerk centraal moet staan. Daarnaast spelen uiteraard ook didactische aanleg, leidinggevende capaciteiten, bereidheid tot samenwerking en persoonlijkheidskenmerken een rol.

Bij benoeming van ZAP-leden wordt gestreefd naar een evenwicht tussen enerzijds extern en internationaal rekruteren en anderzijds het opnemen van getalenteerde jongeren uit eigen midden in het ZAP-kader. Deze laatsten worden sterk gestimuleerd om bij het begin van hun loopbaan buitenlandse ervaring op te doen. Mede daartoe wordt er ook naar gestreefd om de onderwijs-belasting van jonge ZAP-leden binnen de perken te houden.

Bij bevorderingen wordt uitgegaan van de kwaliteit en de kwantiteit van de objectief vaststelbare realisaties op het vlak van onderzoek, onderwijs en eventueel, in bijkomende orde, wetenschappelijke dienstverlening.

Inzake de evaluatie van het onderzoeksdossier wordt gestreefd naar een grotere diversificatie van de relevante criteria per vakgebied. Het gaat hier zowel om de aard van de publicaties en andere realisaties die het meest in aanmerking genomen worden als om het in rekening brengen van de wijze van werken in de onderscheiden disciplines, waarbij onder meer de grote verschillen tussen teamwork en meer geïndividualiseerd onderzoek in het oog springen.

De K.U.Leuven heeft ervoor geopteerd om door minimale beperkingen van de totale formatie de bevorderingsruimte voor het zelfstandig academisch personeel uit te breiden zodat meer dan in het verleden eenieder die op basis van zijn dossier een bepaalde graad verdient, deze ook zou verkrijgen. Deze bevorderingsruimte was traditioneel vastgesteld op basis van een constant houden van de formatie van de onderscheiden graden in het ZAP. Uit berekeningen en simulaties is gebleken dat het mogelijk en verantwoord was de bevorderingsruimte gedurende drie jaar te verdubbelen, zodat er een inhaalbeweging kon gebeuren en de wachtlijst van professoren van wie men vindt dat ze een bevordering verdienen, maar die werden uitgesteld, werd weggewerkt.

De aankondiging van deze verruimde bevorderingsoperatie had in 2001 een sterke toename van het aantal aanvragen voor bevordering meegebracht. Er werden toen 318 dossiers voor bevordering ingediend, tegenover telkens zowat 260 de jaren daarvoor. Voor 2002 waren er slechts 230 aanvragen voor bevordering en dit aantal evolueerde verder tot 209 in 2003 en 213 in 2004. Deze dalende tendens bevestigt dat de beoogde inhaalbeweging inzake bevorderingen inderdaad gerealiseerd is. Vanaf 2004 werd teruggekeerd naar het vaststellen van de bevorderingsruimte in functie van een constante ZAP-formatie.

Page 96: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

97

2.3 Prestatiebeloning

Voor de toekenning van persoonlijke vergoedingen voor prestaties van wetenschappelijke dienst-verlening wordt verwezen naar dat hoofdstuk van dit jaarverslag.

Hier weze enkel opgemerkt dat toekenning van persoonlijke vergoedingen voor prestaties van wetenschappelijke dienstverlening ook dit jaar voor het overgrote deel (meer dan 90%) gebeurde ten laste van de saldi van projecten die gefinancierd worden door het bedrijfsleven. De beslissingen hieromtrent worden genomen in het kader van K.U.Leuven R&D. Voor de toekenning van een persoonlijke vergoeding ten laste van saldi van andere projecten van wetenschappelijke dienstverlening beslist een centrale commissie Overhead en wetenschappelijke dienstverlening: deze gevallen zijn evenwel zeldzaam.

In uitvoering van het onderwijsdecreet VIII werden daarnaast vergoedingen toegekend aan enkele emeriti jonger dan 65 jaar die nog taken van onderwijs en/of wetenschappelijk onderzoek verderzetten. Deze vergoedingen bedragen in geen enkel geval meer dan 9 420 euro per jaar (kostprijs). Aan de K.U.Leuven werden twee wegen uitgetekend om bij vervroegd emeritaat nog een gedeelte van de opdracht verder te zetten: enerzijds 'bijzonder emeritaat', dat nog een volledige verantwoordelijkheid voor een pakket onderwijs- en/of onderzoekstaken, met alle bijbehorende bevoegdheden, impliceert; anderzijds het opnemen van specifieke beperkte opdrachten, zonder verdere verantwoordelijkheid of bevoegdheden. In beide gevallen is een vergoeding mogelijk. In totaal werden in 2004 een twintigtal dergelijke vergoedingen uitbetaald. Dit aantal vertoont over de jaren heen een licht stijgende tendens.

2.4 Coryfeeëntoeslag

De K.U.Leuven heeft in 2004, zoals in het verleden, geen initiatieven genomen voor toekenning van de zogenaamde coryfeeëntoeslag (artikel 100, 2e lid universiteitsdecreet) aan leden van het academisch personeel.

2.5 Evaluatie van het academisch personeel

Voor toelichting over de reeds vroeger bestaande initiatieven inzake evaluatie van zowel onderwijs als onderzoek wordt verwezen naar de betrokken gedeelten van het jaarverslag en naar punt 2.2 hierboven inzake de bevorderingspolitiek.

Intussen legt het onderwijsdecreet X een periodieke evaluatie van alle AP-leden op, binnen de drie jaar na aanstelling of benoeming of na elke bevordering en vervolgens ten minste om de vijf jaar. Het decreet voorziet naast positieve evaluaties twee mogelijke negatieve beoordelingen: ondermaats en onvoldoende. Aan de K.U.Leuven worden binnen de positieve evaluaties geen verdere differentiaties voorzien. Negatieve beoordelingen (ondermaats of onvoldoende) kunnen leiden tot vertragingen in de opbouw van de geldelijke anciënniteit. Twee opeenvolgende evaluaties 'onvoldoende' of driemaal 'onvoldoende' over de gehele loopbaan kan leiden tot ontslag.

Voor assistenten, doctor-assistenten, praktijkassistenten, wetenschappelijk medewerkers en doctoraatsbursalen werd door de K.U.Leuven geen nieuwe evaluatieprocedure opgezet, omdat het reeds bestaande onderzoek voor de hernieuwing van hun aanstelling als evaluatie kan gelden.

Er werd wel een geheel nieuwe procedure uitgewerkt voor de evaluatie van de leden van het zelfstandig academisch personeel. Deze procedure voorziet in voorstellen van evaluatie, die worden geformuleerd op het niveau van de faculteit, door facultaire evaluatiecommissies. In principe is er één evaluatiecommissie per faculteit, maar de mogelijkheid van meerdere commissies voor één faculteit of van één commissie voor meerdere faculteiten werd voorzien. Zo werd een gezamenlijke commissie opgericht voor de faculteit Godgeleerdheid en het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte en sluit de Bijzondere faculteit Kerkelijk recht aan bij de faculteit Rechtsgeleerdheid. Voor de drie faculteiten van de groep Biomedische wetenschappen werden twee commissies opgericht, een voor de ZAP-leden van deze faculteiten met een klinische opdracht in de U.Z.Leuven en een voor de ZAP-leden zonder dergelijke klinische opdracht. De facultaire evaluatiecommissies bestaan uit leden van het ZAP. Ze werden samengesteld op voordracht van de faculteitsraden, voor het eerst in 2001 voor een periode

Page 97: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

98

van drie jaar, en opnieuw in 2004. Er werd dit jaar opnieuw gezorgd voor een inbreng van deeltijdse, vrouwelijke en jonge ZAP-leden.

De eigenlijke evaluatiebeslissingen worden genomen op het niveau van de groep, door een algemene evaluatiecommissie per groep, die wordt voorgezeten door de vice-rector en die bestaat uit de leden van het Gemeenschappelijk bureau, met uitzondering van de rector en de algemeen beheerder, en de decanen van de faculteiten van de betrokken groep. Beroep tegen evaluatiebeslissingen is mogelijk bij een onafhankelijke evaluatiecommissie van beroep, waarvan naast drie externe leden de rector en de algemeen beheerder deel uitmaken en die door de rector wordt voorgezeten.

Bij evaluatie gaat de aandacht in zeer grote mate naar de onderzoeks- en onderwijsprestaties, desgevallend en in ondergeschikte orde ook naar activiteiten van wetenschappelijke en maatschappelijke dienstverlening en bestuurlijke taken. Voor alle te evalueren leden van het ZAP wordt een evaluatiedossier samengesteld dat gebaseerd is op het geëigende schema dat gehanteerd wordt voor benoemingen, aanstellingen en bevorderingen. Deze informatie wordt zoveel mogelijk samengesteld door de centrale en facultaire administraties zonder werklast voor de betrokken ZAP-leden, op wie enkel indien nodig een beroep gedaan wordt voor het bezorgen van aanvullende informatie.

In 2004 moesten 201 ZAP-leden worden geëvalueerd. Het betrof hier vooral de 180 professoren die drie jaar voordien tijdelijk aangesteld, vast benoemd of bevorderd werden, maar ook 21 ZAP-leden voor wie tot een snellere nieuwe evaluatie dan na de decretaal bepaalde maximumtermijn beslist werd. Mede door dit relatief beperkt aantal dossiers kon de individuele evaluatie van elk betrokken ZAP-lid grondig gebeuren. Er werden in 2004 drie evaluaties ‘ondermaats’ uitgebracht, er waren geen evaluaties ‘onvoldoende’.

2.6 Vorming van het academisch personeel

Hier kan vooreerst worden verwezen naar drie reeds vroeger bestaande initiatieven, met name de doctoraatsopleiding voor de assistenten, wetenschappelijk medewerkers en doctoraatsbursalen, de docententraining voor ZAP-leden en de didactische opleiding van assistenten. Voor verdere toelichting over deze punten wordt verwezen naar het deel over het onderwijsbeleid.

Daarnaast zijn de nieuwe activiteiten die georganiseerd worden via de vormingscoördinator binnen de personeelsdienst eveneens gericht op leden van het academisch personeel. Zie in dit verband verder onder punt 3.2.

2.7 Samenwerkingsovereenkomsten met andere universiteiten en hogescholen

In 2004 waren er een zestigtal uitwisselingsovereenkomsten van kracht met andere universiteiten of hogescholen.

34 betroffen overeenkomsten met hogescholen, waarvan 30 naar de K.U.Leuven en 4 vanuit de K.U.Leuven.

Er waren 28 overeenkomsten met andere universiteiten, waarvan 7 naar de K.U.Leuven en 21 vanuit de K.U.Leuven

Deze aantallen vertonen over de jaren heen een stijgende tendens, die veroorzaakt wordt door de toename van het aantal overeenkomsten met hogescholen. Het aantal akkoorden met andere universiteiten, die in het begin de grote meerderheid van de uitwisselingen uitmaakten, is de laatste jaren nagenoeg constant gebleven.

Page 98: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

99

2.8 Gemiddelde leeftijd bij promoties

De gemiddelde leeftijd bij promoties in de loop van 2004 wordt hieronder per graad weergegeven. Ter vergelijking wordt tussen haakjes de gemiddelde leeftijd bij promotie voor de vier vorige jaren weergegeven, respectievelijk 2003, 2002, 2001 en 2000.

gewoon hoogleraar 45 (51, 50, 47, 45) buitengewoon hoogleraar 47 (52, 50, 46, 46) hoogleraar 43 (44, 46, 45, 46) deeltijds hoogleraar 43 (43, 48, 43, 43) hoofddocent 41 (42, 47, 44, 42) deeltijds hoofddocent 41 (43, 43, 40, 39)

Deze cijfers vertonen beperkte fluctuaties over de jaren heen, maar geen uitgesproken tendensen.

De lichte stijging van de gemiddelde leeftijd bij bevordering tot gewoon en buitengewoon hoogleraar, die de laatste jaren werd vastgesteld, heeft zich niet verder bevestigd.

2.9 Personeelsverloop

In de tabel hieronder wordt het personeelsverloop weergegeven.

Pensioen Overlijden Einde mandaat

Ontslag wn (1)

Ontslag wg (2)

Wijz.financ Totaal

ZAP 54 1 14 8 0 8 85

AAP 0 1 90 42 0 52 185

BAP 4 1 900 214 3 563 1 685

58 3 1 004 264 3 623 1 955

(1) ontslag door de werknemer (2) ontslag door de werkgever

De dalende tendens van de laatste jaren werd in 2004 bruusk afgebroken (2 860 in 2000, 2 005 in 2001, 1 562 in 2002 en 1 381 in 2003).

Het einde van een mandaat is zoals de vorige jaren de meest voorkomende reden van verloop. Waar vroeger het ontslag door de werknemer de tweede belangrijkste reden was, is sinds 4 jaar de wijziging van financiering.

Zoals in het verleden wordt ook thans weer vastgesteld dat het grootste verloop plaatsvindt in het bijzonder academisch personeel waar de afloop van onderzoekscontracten telkens noopt tot het einde van een mandaat.

Hierbij moet ook opgemerkt worden dat de vermelde 'ontslagen' lang niet altijd een afscheid van de universiteit impliceren. Soms neemt men ontslag als AAP om BAP te worden of omgekeerd. Zo ook impliceert wijziging van financiering bij velen enkel een beëindiging van een contract, dat meteen gevolgd wordt door het opnemen van een nieuwe opdracht ten laste van een andere financiering.

Page 99: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

100

2.10 Aantal personeelsleden met uitsluitend formele onderwijstaken

In 2004 werden een dertigtal nieuwe ZAP-leden aangesteld of benoemd met uitsluitend een onderwijsopdracht, maar wier opdracht procentueel uitgedrukt is. Dit aantal is vergelijkbaar met dit van de vorige jaren.

2.11 Aantal AP-leden per afstudeerinstelling

85% van de in 2004 tewerkgestelde AP-leden zijn afgestudeerd aan de eigen instelling. 10% aan een andere Belgische universiteit en 5% aan een buitenlandse universiteit. Deze cijfers zijn vrijwel hetzelfde als de vorige jaren.

Er moet bij deze percentages steeds aan worden herinnerd dat de K.U.Leuven in Vlaanderen ongeveer 45% van de universitaire diploma's aflevert.

2.12 Overzicht van het aantal medewerkers met ervaring buiten de eigen instelling

25% van de medewerkers tewerkgesteld in 2004 hebben werkervaring in een organisatie buiten de K.U.Leuven. Voor het zelfstandig academisch personeel is dat 50%, voor het assisterend academisch personeel 15% en voor het bijzonder academisch personeel 15%. Deze percentages zijn vrijwel identiek als de laatste drie jaar, maar de langere evolutie ervan vertoont een stijgende tendens.

3. Personeelsbeleid voor ATP

3.1 Selectie en aanwerving

De coördinatie van, ondersteuning en adviesformulering bij de selectie en aanwerving van ATP-medewerkers blijft een belangrijke opdracht van de personeelsdienst.

In 2004 werden 139 vacatures met volledige selectieprocedure ingevuld. Daarnaast werd voor kortlopende opdrachten of vervangingen gezocht naar geschikte kandidaten in de werfreserve of door verschuivingen in de groep van tijdelijke medewerkers. In totaal werden 327 ATP-medewerkers aangeworven, waarvan 59 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur kregen aangeboden en 268 een arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur.

We ontvingen 5 564 gerichte sollicitaties naar aanleiding van een vacaturebericht. Daarnaast dienden 2 128 personen spontaan hun kandidatuur in. Het totaal aantal reacties ligt opnieuw beduidend hoger dan het vorige jaar 2003, toen ontvingen we 4 144 gerichte sollicitaties en 1 247 spontane sollicitaties.

In 2004 werd heel wat aandacht besteed aan de verdere uitbouw en professionalisering van de Cel Werving en Selectie. Ook in 2005 blijft dit een aandachtspunt.

3.2 Vormingsaanbod en ontwikkelingsbeleid

Verschillende diensten binnen de universiteit organiseren reeds jarenlang kwaliteitsvolle opleidingen voor het personeel.

Binnen de personeelsdienst is één van de taken van de stafmedewerker Opleiding en Ontwikkeling informatie inzake alle interne en externe vormingsmogelijkheden voor medewerkers van de K.U.Leuven op te bouwen, te consolideren en te versterken. De opleidingenwebpagina biedt een overzicht van alle beschikbare opleidingen en opleidingsorganisaties. Elke medewerker kan zodoende op een efficiënte manier zijn vormingsmogelijkheden leren kennen. De webpagina leidt o.a. ook naar interessante elektronische handleidingen specifiek ontworpen voor medewerkers van de K.U.Leuven.

Een tweede belangrijke taak is het opvangen van vragen in verband met opleiding en ontwikkeling van medewerkers en hun team om vervolgens, in overleg met de lijnverantwoordelijken, de personeelsconsulenten en de aanvrager, oplossingen te adviseren. In geval van opleidingen over management, leidinggevende vaardigheden, communicatie en samenwerking worden de opleidings- en ontwikkelingstrajecten ontwikkeld, georganiseerd, gecoördineerd en opgevolgd. Het vaste aanbod

Page 100: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

101

aan opleidingen, toegankelijk voor APT én AP, groeide het afgelopen jaar verder. Voor meer en meer teams en diensten werden op-maat-trajecten specifiek als antwoord op hun vraag ontwikkeld.

Het advies geven aan directies en het universiteitsbestuur over een gepast opleidingsbeleid aan de K.U.Leuven kreeg concreet vorm in de presentatie: ‘Van opleiding naar beleid: opleiding en ontwikkeling’.

3.3 Project functieclassificatie en verloning

Eind 2001 werd een project opgestart rond functieclassificatie en verloning van het ATP (niveau A). Aanvankelijk werd aan de hand van een steekproef van 135 functies een referentiekader uitgewerkt van typefuncties, die werden gewogen volgens de gestandaardiseerde Hay-methodiek. Op basis van deze wegingsresultaten werd een functieclassificatie uitgewerkt. Functies met eenzelfde gewicht worden daarbij ondergebracht in eenzelfde groep of klasse. Zowel de uitgewerkte typefuncties als de individuele functies uit de steekproef werden volgens deze classificatie ingedeeld.

Als laatste fase van het project werd een loonstudie uitgevoerd. Zowel de interne billijkheid als de externe competitiviteit van de huidige verloningspraktijk werden daarbij geanalyseerd. Het project werd afgesloten met een conferentie waarin de resultaten van de classificatie en de loonstudie werden voorgesteld aan het universiteitsbestuur, en waarin een eerste discussie werd gevoerd over het gewenste verloningsbeleid voor de toekomst. De conferentie vormt een eerste stap in de besluitvorming rond de implementatie van het ontwikkelde referentiekader.

Als eerste toepassing van de resultaten van dit project worden de wegingsmethodiek en de classificatie systematisch gebruikt bij de aanwerving van nieuwe medewerkers in het ATP van niveau A. Daarnaast wordt het instrumentarium ook gebruikt bij de behandeling van de bevorderingsaanvragen binnen de jaarlijkse formatie. De ervaring die hierbij werd opgedaan vormt de basis voor een systematische implementatie van de methodiek die in 2004 werd uitgerold.

4. Gelijke-kansenbeleid

Het Centrum voor gelijke kansenbeleid werd in 1999 aan de K.U.Leuven opgericht, ter ondersteuning van de werkzaamheden van de rectoraal adviseur gelijke kansen. Deze opdracht wordt thans vervuld door professor Reinhilde Veugelers.

De algemene doelstelling van het Centrum is de uitwerking van een gelijke kansenbeleid voor alle geledingen van het personeel (AP en ATP) en voor de studenten van de K.U.Leuven. De gehanteerde strategie is deze van de gender-mainstreaming, waarbij het gender-perspectief geïntegreerd wordt doorheen de gehele organisatie.

In 2004 werd verder gebouwd aan het interne netwerk van mainstreaming promotoren in de faculteiten en aan het netwerk gelijke kansen in de diensten (ATP). In elke dienst werd een duo M/V van mainstreaming promotoren aangesteld. Voor de mainstreaming promotoren werd een gendertraining uitgewerkt. Een vijfjarenplan gelijke kansen werd opgesteld en de website van het centrum werd verder uitgebouwd.

Page 101: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

103

SOCIALE VOORZIENINGEN VOOR STUDENTEN

1 Voorwoord en financiële middelen

2004 was voor Studentenvoorzieningen K.U.Leuven een belangrijk jaar. Begin van het jaar werd Prof. Pieters aangesteld als nieuwe coördinator. Onder zijn leiding werd op de diensten nagedacht over welke prioriteiten er in de toekomst dienden gelegd te worden. Dit resulteerde in het ‘Kaderprogramma Studentenvoorzieningen begin XXIe eeuw’. Later werd de nabije toekomst voor de verschillende sectoren meer in detail opgenomen in de respectievelijke sectoriële nota’s. Al deze krachtlijnen werden bekrachtigd op de Raad voor studentenvoorzieningen.

De uitvoering van de actiepunten werd voorzien om gerealiseerd te worden in de loop van het academiejaar 2004-2005.

Uitgangspunt van het kaderprogramma vormt de resolutie om alle activiteiten van Studentenvoorzieningen terug te plaatsen in het perspectief van een dubbele doelstelling: - de selectieve doelstelling: het gelijkekansenbeleid of de democratisering van het universitair

onderwijs, daaronder verstaan we het verlenen van gelijke kansen aan alle jongeren tot vorming en intellectuele ontplooiing, ongeacht hun afkomst, financiële mogelijkheden of sociaal-cultureel milieu;

- de universele doelstelling: het informeren, opvangen en begeleiden van studenten die behoeften hebben, voortspruitend uit of nauw samenhangend met hun verblijf aan de universiteit.

De inbedding van Studentenvoorzieningen binnen de universiteit dient versterkt te worden zonder dat Studentenvoorzieningen zijn eigenheid mag verliezen.

Er dienen continue pro-actieve maatregelen genomen te worden om veranderingen in de begroting op te vangen. Wanneer er minder budget beschikbaar is dienen er fundamentele keuzes gemaakt te worden zonder continu de ‘kaasschaafmethode’ te gebruiken.

Vanaf het academiejaar 2005-2006 zullen er lokale aanspreekpunten opgestart worden. Dit zijn personeelsleden van Studentenvoorzieningen die zitdagen houden op de plaatsen waar veel studenten komen teneinde de diensten van Studentenvoorzieningen ruimer kenbaar te maken.

Het organigram van de dienst Studentenvoorzieningen werd vereenvoudigd.

In samenwerking met de kringen wordt in de eerste jaren een project opgesteld over de kosten van het studiemateriaal.

Voorbereidende acties werden opgestart voor de opmaak van een uniek sociaal studentendossier.

De Raad voor studentenvoorzieningen, samengesteld uit studenten, personeelsleden en academici, wordt voorgezeten door de coördinator studentenbeleid en waakt over de realisering van deze doelstellingen. De Raad neemt initiatieven op de werkterreinen voeding, huisvesting, mobiliteitsadvies, psycho-medisch-sociale begeleiding en studentenleven en beschikte daarvoor in 2004 over een budget van 12 707 322 euro, waarvan 6 745 838 euro toelagen (rechtstreeks van de overheid en van uit de inschrijvingsgelden) en 5 825 484 euro andere inkomsten.

De exploitatie 2004 van Studentenvoorzieningen werd afgesloten met een positief resultaat van 802 209 euro.

De kosten (exclusief Fonds onroerende investeringen) stegen t.o.v. 2003 met 3,13% naar 12 145 077 euro. De kosten van het administratief personeel daalden t.o.v. 2003 met 1,35% tot 4 215 526 euro bij een begroting voor 2004 van 4 452 275 euro.

De opbrengsten (exclusief Fonds onroerende investeringen) stegen met 5,58% naar 12 947 286 euro.

De inspanningen die de sector levert voor de democratisering van het hoger onderwijs en het invullen van de nodige randvoorwaarden hiertoe zijn in principe en voor de meeste werkterreinen ook letterlijk gelijkaardig voor hogeschool- en universiteitsstudenten uit de Leuvense regio. Voor de werkvelden

Page 102: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

104

voeding, privé-huisvesting, mobiliteitsadvies, psycho-medische en enkele andere vormen van juridische en sociale dienstverlening, werd een raamovereenkomst afgesloten met de v.z.w.’s voor sociale voorzieningen van de Katholieke Hogeschool, de GROEP T Hogeschool en de Hogeschool voor Wetenschap en Kunst te Leuven. De studenten van deze hogescholen kunnen op dezelfde wijze als universiteitsstudenten gebruik maken van de afgesproken vormen van dienstverlening. In ruil betalen ze hiervoor een gedeelte van hun sociale toelagen (in totaal 745 782 euro).

2 Huisvesting

Voor wat betreft de huisvesting is de universele doelstelling het streven naar een kwalitatief goede huisvesting voor iedereen en zulks tegen een redelijke prijs.

De selectieve doelstelling bestaat er in om extra inspanningen te leveren voor een aantal specifieke doelgroepen (bv. minvermogenden, studenten met functiestoornis, buitenlanders). Er zal gestreefd worden naar een eenmaking van exploitatie tussen de residenties uitgebaat door Studentenvoorzieningen en deze door het Algemeen beheer. Bij deze eenmaking dienen de nodige sociale doelstellingen verankerd te worden in een convenant. Binnen deze groep blijft ook de ondersteuning van acties rond mobiliteit, veiligheid en duurzame ontwikkeling een belangrijk onderdeel.

2.1 Studentenhomes

2.1.1 Capaciteit

Kerncijfers:

Eigen residenties: gesubsidieerd: 2 536 kamers, 36 dubbele kamers, 133 studio’s en appartementen, 5 kleine huizen; niet gesubsidieerd: 990 kamers,110 studio’s en appartementen.

2.1.2 Gemiddelde huurprijs

In de gesubsidieerde studentenhuizen bedraagt de gemiddelde huurprijs ongeveer 125 euro.

2.1.3 Berekening van de huurprijs

De huurprijs in de gesubsidieerde studentenhuizen is niet afhankelijk van de kamer, maar wordt berekend op basis van het gezinsinkomen en het aantal personen ten laste van het gezinshoofd. De huurprijzen gaan van 77 tot 176 euro per maand; met een 10-maanden huurcontract als standaard.

In de niet-gesubsidieerde universitaire studentenhuizen bedraagt de huurprijs ongeveer 205 euro per maand.

2.1.4 Bezettingsgraad

De bezettingsgraad in de gesubsidieerde residenties was in december 2004 circa 97%. De blijvend stijgende migratie onder studenten heeft tot gevolg dat het aantal tijdelijke verblijven gestaag toeneemt; de vervanging van Belgische studenten die aan internationale programma’s deelnemen door buitenlandse die naar Leuven komen, resulteert in hiaten in de bezetting van heel wat kamers. Steeds meer buitenlandse studenten komen voor een beperkte periode (twee tot drie maanden) naar Leuven. Enkele kamers hebben noodgedwongen een permanente specifieke functie voor tijdelijke opvang en hebben daardoor een bezettingsgraad die duidelijk beneden het gemiddelde blijft. Om sociale redenen wordt een soepele houding aangenomen tegenover studenten die om diverse redenen hun studies stopzetten voor het einde van het huurcontract; het is niet steeds mogelijk in de loop van het academiejaar de aldus vrijgekomen kamers nog te verhuren.

2.1.5 Aandachtspunten van het beleid

Het voorbije jaar werd heel wat aandacht besteed aan een uitbreiding van het kamerbestand. Ook voor de komende jaren zal dit nog zo zijn, met plannen voor nieuwbouw zowel in Leuven als in

Page 103: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

105

Heverlee. Belangrijk zal blijken een goede structuur op te zetten om deze (nieuwe) kamers op een efficiënte manier te exploiteren, zodat de K.U.Leuven zijn rol als beïnvloeder van de markt ten volle kan spelen. In de loop van 2004 werden de eerste stappen tot nieuwe structuren omgezet.

Belangrijk is tevens dat niet alleen de kwantiteit doch ook de kwaliteit van de studentenkamers op een goed peil wordt gehouden. De nood aan studentenhuisvesting mag geen excuus zijn voor het rechtvaardigen van een daling van de aangeboden kwaliteit. Bovendien dienen we ons niet enkel te richten naar kamers, ook de vraag naar appartementen voor onderzoekers die met familie gedurende enkele jaren naar België komen, is stijgende. Door het niet vervangen van de appartementen in de voormalige residentie Terbank, is deze niche binnen onze residenties onder druk gekomen en zijn er aanzienlijke wachtlijsten ontstaan. Het betreft bovendien studenten of onderzoekers die zich geen appartement op de Leuvense private huisvestingsmarkt kunnen veroorloven. De enige oplossing is het niet laten overkomen van vrouw en kinderen, wat uiteraard sociaal gezien nefast is.

Binnen de kamermarkt staat de niche huisvesting voor studenten die niet zo gemakkelijk een privé-kamer vinden of kunnen betalen nog steeds erg onder druk. Dit als gevolg van de gestegen huurprijzen op de private markt. Het gaat om studenten uit gezinnen met een laag inkomen of in scheidingsperikelen; om buitenlandse gasten uit ontwikkelingslanden, om studenten die een goede woonstructuur en -cultuur nodig hebben om behoorlijk te kunnen functioneren. In 2004 werden 52 studenten met een fysieke functiebeperking (waarvan 22 in een rolstoel) in de betoelaagde residenties omkaderd door medestudenten. Op deze manier werd huisvesting te Leuven én studeren voor deze jongeren mogelijk.

Gedurende 2004 werden opnieuw heel wat inspanningen gedaan om de wooncultuur en het sociale weefsel binnen de residenties te voeden. Hoe groter de studentenmobiliteit, hoe belangrijker dit sociaal weefsel. De verwachting is dan ook dat deze thema’s de komende jaren nog meer aandacht krijgen. Vorming van gangvertegenwoordigers en residenten groeit uit tot een belangrijk actiepunt. Het gaat om werk in het kader van security en safety, van extra-curriculaire activiteiten - al dan niet op basis van het sociaal-cultureel budget - en van de preventieve gezondheidszorg. Naar de toekomst toe zal een evaluatie dienen te gebeuren van het energieverbruik in de residenties. Zowel bouwfysisch als organisatorisch dient nagegaan te worden in hoeverre we rationeler kunnen omspringen met energie.

Ten slotte werd met de v.z.w. Lens - de sociale voorzieningen van de K.H.Leuven - een akkoord gesloten over het huisvesten van gehandicapte studenten en de omkaderende studenten op de twaalfde verdieping van de residentie Willem Neve.

2.2 Werking van de huisvestingsdienst

Deze dienst verzorgt ondersteuning zowel naar de privé-sector toe als naar de eigen residenties.

Kerncijfers

7 745 consultaties voor Belgen (56,7% studenten, 38,9% verhuurders) gebruik Kotwijs: 291 814 zoekopdrachten voor 36 170 gebruikers 178 huisbezoeken Bezoekdagen residenties (eigen K.U.Leuven-residenties en privé): 2 900 bezoekers 10-maandencontracten: 42,7% 11-maandencontracten: 12,7% 12-maandencontracten: 44,3% gemiddelde huurprijs 10-maandencontract: 230 euro

Op de Huisvestingsdienst kunnen studenten en verhuurders terecht met al hun vragen en problemen in verband met huisvestingsmogelijkheden voor Belgische en internationale studenten, huurcontracten en huurwetgeving, fiscaliteit, normen en reglementeringen in verband met woonkwaliteit, (brand)veiligheid en bouwvergunningen. Ook externe diensten, de Stad en derden nemen vaak contact op met de Huisvestingsdienst in verband met deze materies. De adviseurs bemiddelen in huurgeschillen tussen student en verhuurder en in samenlevingsconflicten tussen studenten. In 2004

Page 104: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

106

werd in 347 dossiers bemiddeld via briefwisseling of mail. De dossiers betroffen vooral terugbetaling van de waarborg, eindafrekeningen en contractverbrekingen.

Er hebben zich 82 kandidaat-verhuurders aangemeld met vragen over het kamerdecreet, reglementeringen, huurwetgeving e.d. Met de verhuurders die nadien hun aanbod op Kotwijs wensten te plaatsen, werd het aangeboden contract besproken. Er werd een huisbezoek in het studentenhuis afgelegd vooraleer het aanbod in de databank werd opgenomen.

Einde 2004 zaten 19 366 studenten (64%) op kot. In 2003-2004 waren er nog 20 423 kotstudenten (69% van de K.U.Leuven-studenten). In het verleden had de K.U.Leuven een vrij stabiel aantal kotstudenten op 75%. Waar we in 2003 nog voorzichtig waren in het opmerken van een trendbeweging - de gegevens waren voor de eerste maal uit SAP afkomstig - spreken de gegevens van 2004 voor zich.

We merken dezelfde tendens in het spectaculair dalend gebruik van Kotwijs, de zoekrobot waar studenten en kotbazen ‘elkaar ontmoeten’. Jaar na jaar steeg het aantal gebruikers van de zoekrobot tot 355 553 zoekopdrachten voor 50 888 gebruikers in 2003. Ook hier stellen we een aanzienlijke daling vast in 2004; ‘slechts’ 36 170 (-29% op jaarbasis) gebruikers brachten 291 814 zoekopdrachten in (-18%). Bovendien zou de stijging van het aantal buitenlandse studenten normaal voor een stijgend effect moeten zorgen, zowel in het aantal kotstudenten als in het gebruik van de zoekrobot.

De gemiddelde kostprijs voor een studentenkamer op jaarbasis bedraagt 2 790 euro (2 630 euro in 2003). De stijging van de kosten op jaarbasis heeft vooral te maken met een blijvende stijging van het aantal 12-maandencontracten. Het aantal 12-maandencontracten bedraagt voor het academiejaar 2004-2005 44,3% tegenover 41,66% in 2003-2004. De gemiddelde kostprijs van een studentenkamer met een 10-maandencontract steeg licht naar 2 300 euro op jaarbasis (2 280 euro in 2003).

De Huisvestingsdienst blijft ijveren voor een betere juridische bescherming van de student-huurder. In die zin werd contact opgenomen met andere Vlaamse universiteiten en hogescholen om samen met hen beleidsvoorbereidend te werken. De beleidsmensen op Vlaams niveau ervan overtuigen dat het reglementeren van huurcontracten voor studentenkamers nodig is, blijft een doel. Maar een eenvormig huurcontract dat zowel door de onderwijsinstellingen als door het Algemeen Eigenaarssyndicaat goedgekeurd wordt, kan er al voor zorgen dat meer verhuurders een contract aanbieden waarin de rechten en plichten van huurder en verhuurder evenwichtig verdeeld zijn.

De situatie op de huisvestingsmarkt voor studenten verbeterde weer wat in 2004. De spanning op de kamermarkt nam af en er was een klein overschot aan studentenkamers. De combinatie van een kleiner aantal kotstudenten en het feit dat de universiteit werk maakt van zijn bouwplannen deed het aantal kamers opnieuw stijgen.

Het huisvesten van de buitenlandse studenten lukte in 2004 vrij goed, de verbetering van de situatie op de kamermarkt was hier uiteraard de voornaamste oorzaak van. Het huisvesten van het stijgende aantal studenten die voor een korte periode komen en van onderzoekers met families blijft echter een zeer moeilijke zaak. Wat de uitwisselingsstudenten betreft merken we dat het aantal Belgen dat vertrekt stabiliseert, maar het aantal buitenlandse studenten dat naar Leuven komt stijgt. Hierdoor dient een steeds grotere groep beroep te doen op de private markt, het systeem van kamerruil kan slechts ongeveer 1/3 van de betreffende studenten huisvesten. De bereidheid van kotbazen om een aantal kamers a-priori voor te behouden voor een korte termijn blijkt moeilijk stand te houden bij een krappe marktsituatie; vele verhuurders vragen ter compensatie voor een korte huurtermijn dan ook een hogere huurprijs of leggen minder voordelige contractvoorwaarden op.

3 Voedingssector: universiteitsrestaurants Alma

De sector voeding blijft een belangrijke doelstelling. Het principe van gewone subsidiëring dient vervangen te worden door een constructie van beheerscontracten die de sociale verplichtingen waarborgen.

Binnen de Raad van beheer van Alma werden specialisten opgenomen ten einde te komen tot een efficiëntere bedrijfsvoering en een verbeterde strategische visie.

Page 105: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

107

De Stuurgroep werd geheractiveerd ten einde meer inspraak te hebben vanuit de basis, de studenten.

Kerncijfers: Totale omzet: 10 484 657 euro (inclusief subsidies) Aantal maaltijden: 1 033 787 maaltijden Aantal zitplaatsen: in de studentenrestaurants: 3 200, in cafetaria’s: 580 Gemiddelde prijs van een warme maaltijd: 3,27 euro

3.1 Berekeningswijze van de prijs van een warme maaltijd

De prijscategorieën en gemiddelde maaltijdprijs worden door de Raad van beheer op advies van de Stuurgroep Alma vastgelegd. De aangeboden maaltijden worden over deze prijscategorieën gespreid, zodat in 2004 een gemiddelde maaltijdprijs bereikt werd van 3,07 euro inclusief de broodmaaltijden en van 3,27 euro voor enkel de warme maaltijden. Alma garandeert dat er in elk restaurant op elk moment een volwaardige warme schotel wordt aangeboden aan de laagste prijs. (2,3 euro). In de grote restaurants wordt er tijdens de lesweken steeds één vegetarische schotel aangeboden. Alma voerde in 2004 een beperkte prijsstijging door (zie tabel).

Prijs-categ. € 2002

% Prijs-categ. € 2003 Links: t.e.m. 31.07.03 Rechts: vanaf 01.08.03

% Prijs-categ € 2004 Links: t.e.m. 15.09.04 Rechts: vanaf 16.09.04

%

1,65 7,1 1,75 1,8 11 1,8 1,8 10,5 2,15 27,7 2,25 2,3 21,8 2,3 2,3 21,2 2,40 4,6 2,5 2,55 4,2 2,55 2,7 4,8 2,70 7,8 2,95 3 11 3 3,05 12,8 3,10 20,9 3,35 3,4 18,2 3,4 3,4 15,6 3,55 24,5 3,8 3,9 26,2 3,9 3,95 22,1 3,80 7,1 4,2 4,3 7,7 4,3 4,3 12,9

met broodmaaltijden 2,76 euro Gemiddelde prijs 2002 zonder broodmaaltijden 2.95 euro met broodmaaltijden 3,04 euro Gemiddelde prijs 2003 zonder broodmaaltijden 3,18 euro met broodmaaltijden 3,07 euro Gemiddelde prijs 2004 zonder broodmaaltijden 3,27 euro

Aantal verbruikte maaltijden per maand (2004)

Januari 73 770 Februari 102 730 Maart 135 350 April 85 336 Mei 88 562 Juni 69 299 Juli 30 730 Augustus 28 728 September 67 947 Oktober 130 365 November 121 233 December 99 737

Page 106: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

108

3.2 Beleid

In 2004 werd Alma 50 jaar oud. Het werd voor Alma een echt feestjaar dat begon in februari met een menu uit de oude doos en eindigde in oktober met een spetterend p@lma-feest. Zeer verheugend is dat de student ook weer vaker de weg naar Alma vond in vergelijking tot vorig jaar. In 2004 stegen de bedrijfsopbrengsten van Alma tot 10 484 657 euro (+3,14%). Alma kijkt natuurlijk ook vooruit naar de volgende 50 jaar. In december 2004 vatte de herinrichting van Alma2 aan tot een trendy restaurant. Het is de uitdaging er voor te zorgen dat ook de andere Alma-restaurants zich de komende jaren ontpoppen tot nog aangenamere ontmoetingsplaatsen met een gezond en lekker menuaanbod dat nog beter afgestemd is op de wensen van de klant.

4 Dienstensector

Binnen de Socio-juridische diensten zal de Juridische dienst functioneren als tweedelijnsdienst. In de Sociale dienst wordt het principe van eigen studiefinanciering volledig herbekeken met als doelstelling maximaal te kunnen functioneren met expliciet definieerbare criteria voor de doelgroepen die dit het meest nodig hebben.

Het beter bereiken van een aantal doelgroepen vraagt om een gecoördineerd beleid. Het gaat om minvermogenden, studenten met een functiestoornis of chronische aandoening, buitenlandse studenten en studenten waarvan de levenssituatie of achtergrond een gelijke kans op participatie aan de universitaire gemeenschap in de weg staat.

Voor het verlenen van aanvullende studiefinanciering werden een aantal standaardcategorieën gedefiniëerd en werden de selectieve toekenningen kritisch onder de loep genomen.

4.1 Sociale dienst

Kerncijfers:

Sociale dienst: 9 704 consultaties, met 14 486 vragen Internationale studenten: 2 777 consultaties met 2 925 vragen

Studiefinanciering voor studenten van de K.U.Leuven:

263 studenten van de K.U.Leuven deden een aanvraag voor financiële steun. Hiervan werden 19 aanvragers geweigerd. - 179 toelagen werden toegekend voor een totaal bedrag van 81 705,40 euro; - 14 leningen en 2 voorschotten werden omgezet in een toelage voor een totaal bedrag van

13 606,84 euro; - 67 leningen op lange termijn werden toegekend voor een totaal bedrag van 67 160,06 euro; - 17 leningen op korte termijn voor een bedrag van 9 662 euro; - 5 omzetbare leningen voor een bedrag van 7 520 euro; - 16 specialisatieleningen voor een bedrag van 18 830 euro; - 172 studenten kregen een voorschot op de studiefinanciering van de Vlaamse gemeenschap, voor

een bedrag van 156 998,59 euro; - 23 studenten kregen een tussenkomst via de Medico-sociale dienst voor een totaal bedrag van

3 819,47 euro.

92 internationale studenten deden een aanvraag voor financiële steun. Hiervan werden 19 aanvragers geweigerd. - 21 huurtoelagen voor een totaal bedrag van 9 818,04 euro; - 8 omzettingen van leningen voor 5 623,63 euro; - 24 leningen korte termijn voor 19 882,60 euro; - 1 lening lange termijn voor 3 000 euro; - tussenkomsten Medico-sociale dienst voor 19 studenten voor een bedrag van 5 909,53 euro.

Page 107: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

109

Werking

De Sociale dienst is een eerstelijnsdienst voor alle studenten van de K.U.Leuven en de hogescholen waarmee raamakkoorden zijn afgesloten (K.H.Leuven, GROEP T Hogeschool, Lemmensinstituut). De dienst informeert en begeleidt studenten financieel, psychologisch en op het vlak van hun sociaal statuut.

De adviseurs van de Sociale dienst werken in teamverband. Voor de meer algemene vragen kunnen studenten bij alle adviseurs terecht. Vragen met een meer technisch karakter worden beantwoord door adviseurs die in deze materie gespecialiseerd zijn, bv. inzake kinderbijslag, studietoelagen Vlaamse gemeenschap, leefloon, … Daarnaast zijn er een aantal adviseurs gespecialiseerd in opvang en begeleiding van studenten met psycho-sociale problemen. Voor vragen met een meer juridisch-technisch karakter kunnen studenten terecht bij de juriste op de Sociale dienst. Dit maakt dat de adviseurs zeer complementair zijn en een breed gamma aan problemen kunnen behandelen.

De Sociale dienst heeft ook beleidsvoorbereidende opdrachten, bv. op het vlak van de studiefinanciering van de Vlaamse gemeenschap. Er wordt intensief samengewerkt met de afdeling Studietoelagen door de terbeschikkingstelling van een programma, geconcipieerd door de Sociale dienst, voor het berekenen van studietoelagen (BerTA).

De Sociale dienst werkt ook mee aan publicaties , zoals ‘Centen voor studenten’ (in samenwerking met andere Sovo’s), ‘Uitweg’ (in samenwerking met Studieadvies) en de informatiebrochure voor studenten van de Stad Leuven (zowel Nederlandstalig als Engelstalig).

De Sociale dienst neemt deel aan de infodagen van de K.U.Leuven en de K.H.Leuven en aan de bezoekdagen van de residenties en geeft uiteenzettingen, bv. op de ‘Jobinfodag’, over het sociaal statuut van de afstuderende.

Internationale studenten met een tijdelijk verblijfsstatuut in België kunnen terecht bij gespecialiseerde adviseurs. Hun belangrijkste taak is het informeren van en bemiddelen voor internationale studenten. Dringende noodhulp vormt de hoofdmoot voor internationale studenten. Dit omvat niet enkel het sociaal onderzoek maar ook de herhalingsbezoeken om het dossier administratief af te handelen en om de terugbetaling van de leningen op te volgen.

Wegens de anderstaligheid en het gebrek aan kennis van de organisatie van Belgische instellingen en diensten van de internationale studenten, neemt de dienst een bemiddelingsrol op tussen de student en de bevoegde instanties. Voorbeelden hiervan zijn de contacten met de vreemdelingendienst van de gemeente, belastinginstanties, ziekenfondsen, verzekeringsmaatschappijen, commerciële instellingen, gerechtelijke instanties,… Deze bemiddelingen zijn zeer arbeidsintensief en vergen een nauwgezette opvolging van elk dossier.

De internationale adviseurs spelen ook een coördinerende rol bij interdepartementale activiteiten zoals de informatiebeurs van de onthaaldagen. Daarnaast werken ze mee aan de Engelstalige website voor studenten en verspreiden ze specifieke folders zoals ‘Housekeeping tips’ en een folder over de verzekeringen voor studenten.

4.2 Jobdienst

Kerncijfers:

Consultaties vanwege studenten: 7 909. Consultaties vanwege werkgevers: 1 541 Jobstudentencontracten voor tewerkstelling binnen de K.U.Leuven: 2 176 contracten voor 1 274 studenten (88 FTE) voor een werkgeverskost van 1 664 072,91 euro 99 931 bezoekers op de website

De Jobdienst maakt deel uit van de sociale dienstverlening aan studenten. Studentenarbeid dient gezien te worden als een specifieke vorm van studiefinanciering en een eerste gekaderde kennismaking met de arbeidsmarkt van de toekomst. De Jobdienst brengt studenten in contact met externe werkgevers en is hiervoor erkend als bureau voor kosteloze arbeidsbemiddeling. De

Page 108: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

110

doelgroep van de dienst zijn de studenten van de K.U.Leuven en van de hogescholen waarmee binnen de sociale voorzieningen raamakkoorden zijn afgesloten, nl. K.H.Leuven, Lemmensinstituut en GROEP T Hogeschool.

Daarnaast zorgt de dienst - als gedelegeerde van de Personeelsdienst van de K.U.Leuven - voor de volledige opvolging van de tewerkstelling van studenten aan de K.U.Leuven. Voor deze laatste taak wordt de Jobdienst gefinancierd door de respectievelijke aanvragers van jobstudenten. De Jobdienst verleent hierbij een totaalservice aan de eigen universitaire diensten, zijnde de selectie van de jobstudenten, het verzorgen van een tijdige Dimona-aangifte gevolgd door het opmaken van de contracten, tot en met de loonbetaling.

Om deze duale opdracht te vervullen, bestaat de dienst uit twee cellen, nl. ‘Jobbemiddeling’ en ‘Jobadministratie’.

Ingevolge de uitvoering van het sectorieel plan voor de Sociale diensten is er een nauwe samenwerking met de Sociale dienst. Een specifieke vorm van studiefinanciering bestaat bijvoorbeeld in het toekennen van een prioriteit op de Jobdienst. 15 studenten werden aldus zeer individueel gecoacht bij het vinden van een geschikte baan.

Een bijzondere doelgroep van de Jobdienst zijn de internationale studenten. Zij vormen 11,5% van het aantal ingeschreven studenten bij de Jobdienst. Internationale studenten maken meer gebruik van de persoonlijke bemiddeling. Ze hebben vaak te kampen met een taalbarrière en worden ook geconfronteerd met extra wettelijke formaliteiten zoals het aanvragen van een arbeidskaart.

De Jobdienst beschikt over een zeer uitgebreide website die ook in het Engels beschikbaar is. Jaarlijks wordt de folder ‘Een studentenjob - De Jobdienst’ herwerkt en op ten minste 4 000 exemplaren verspreid. Ook andere folders zoals ‘Werken als zelfstandige’ en ‘Student Employment’ worden jaarlijks bijgewerkt.

4.3 Juridische dienst

Kerncijfers:

1 431 consultaties met 1 611 vragen

De Juridische dienst heeft een coördinerende rol ten aanzien van de Sociale diensten, inbegrepen de Jobdienst en neemt het beleid waar van de organisatie van de sociale dienstverlening als diensthoofd. Ook zorgt de Juridische dienst voor de doorstroming van de technisch-juridische informatie naar de diensten toe.

De Juridische dienst staat ook in voor het opvolgen van alle juridische dossiers van de studentendiensten. Deze taak omvat het geven van technisch-juridisch advies aan directie en adviseurs van de diensten die ressorteren onder de bevoegdheid van de coördinator Studentenbeleid.

Daarnaast neemt de Juridische dienst deel aan het beleid door actieve deelname aan interne werkgroepen (bv. Werkgroep examenreglement, Commissie toelatingsbeleid) en aan externe werkgroepen (bv. VLIR), door het publiceren van bijdragen over het statuut van de student en door het meewerken als expert bij bepaalde opdrachten.

4.4 Dienst Studieadvies

De activiteiten van de dienst Studieadvies situeren zich op het vlak van: - studie-informatie en keuzeadvies voor toekomstige studenten; - vakoverschrijdende studiebegeleiding en heroriënteringsadvies voor studenten K.U.Leuven; - informatie en advies m.b.t. voortgezette opleidingen en tewerkstelling in binnen- en buitenland voor

laatstejaarsstudenten en alumni; - begeleiding van studenten met een handicap.

Het informeren van (toekomstige) studenten gebeurt via het publiceren van informatiebrochures, via de webpagina’s, het deelnemen aan infobeurzen en via het organiseren van info-activiteiten en

Page 109: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

111

infodagen. Tijdens spreekuur, individuele gesprekken op afspraak en groepstrainingen worden studenten geadviseerd en begeleid op diverse momenten in hun leertraject. Studieadvies beschikt hiertoe over een Mediatheek met documentatie over studierichtingen aan de K.U.Leuven, over studiemogelijkheden hoger onderwijs en over studeren en werken in binnen- en buitenland. De Mediatheek is eveneens toegankelijk voor studenten uit hogescholen die deel uitmaken van LENS en voor studenten van GROEP T.

Op Studieadvies gebeurt onderzoek m.b.t. studiekeuze van studenten (cf. Studentenvoorzieningen - Onderzoek en Ontwikkeling) en m.b.t. intrede op de arbeidsmarkt van K.U.Leuven-afgestudeerden (cf. hoofdstuk onderwijs 5.2.3. Opvolging arbeidsloopbaan).

In het kader van de Associatie K.U.Leuven werd tijdens het academiejaar 2003-2004 deelgenomen aan de vergaderingen van de stuurgroep Communicatie en informatie, de EVC/EVK projectgroep, de stuurgroep Overstapmogelijkheden en de werkgroep Studie- en studentenbegeleiding.

4.4.1 Informatie

De informatieverstrekking tijdens het academiejaar 2003-2004 stond vooral in het teken van de bekendmaking van de nieuwe bachelor-master structuur die vanaf september 2004 werd opgestart. De bekendmaking van deze nieuwe onderwijsprogramma’s gebeurde op diverse vlakken. Op de eerste plaats werd de reeks van de informatiebrochures zowel qua inhoud als qua vorm grondig aangepast. Bij het begin van het academiejaar 2003-2004 werd de brochure ‘Studeren aan de K.U.Leuven - wegwijs in bachelors en masters’ voorgesteld. Deze brochure bevat een overzicht van alle bacheloropleidingen aan de K.U.Leuven. N.a.v. de SIDIN-beurzen en de infodagen werd deze brochure gevolgd door 14 facultaire brochures waarin de bacheloropleidingen en aansluitende masteropleidingen op een meer gedetailleerde manier werden voorgesteld. Ook de brochure International Study Programmes K.U.Leuven en de informatiebrochures van een aantal Master na Master programma’s werden grondig herwerkt en aangepast aan het onderwijsaanbod 2004-2006. De studiewegwijssite op de internetpagina’s werden eveneens grondig geactualiseerd. Ook aan de bekendmaking voor studiekeuzebegeleiders (leerkrachten en CLB-medewerkers) werd de nodige aandacht besteed. Op de eerste plaats gebeurde dit via de organisatie van een algemene Profieldag waar alle bacheloropleidingen werden voorgesteld, zowel in Leuven als in Kortrijk. Daarnaast was de dienst Studieadvies ook betrokken bij de organisatie van studiedagen rond dit thema voor scholen Vlaams-Brabant, in het kader van het SOHO-project in Mechelen en in het kader van pedagogische studiedagen van diverse individuele scholen.

Via gerichte mailings werd informatie verstuurd naar laatstejaars secundair onderwijs (23 000 adressen), scholen en CLB-centra. De hervorming van de onderwijsprogramma’s betekende ook een duidelijke stijging van het aantal individuele informatievragen (meer dan 9 200 - d.i. +20%). 1 354 aspirant-studenten en studenten uit binnen- en buitenland bezochten de dienst en kregen individueel advies over studeren aan de K.U.Leuven, over studiemogelijkheden in binnen- en buitenland en rond hun intrede op de arbeidsmarkt. Het aantal contacten via telefoon en e-mail bedroeg ongeveer 4 000.

Collectieve sessies:

Informatie over academische basisopleidingen: - in het kader van de reeks ‘Sleutel aan je toekomst’ werden tijdens het academiejaar 2003-2004

infosessies georganiseerd op 18 locaties in Vlaanderen voor 99 scholen/scholengemeenschappen. Bij de organisatie van deze activiteiten werden telkens samengewerkt met de partner uit de associatie uit de betrokken regio. Themata: organisatie van het hoger onderwijs, studiekeuze, studeren in het hoger onderwijs, beroepsuitwegen. Daarnaast werden ook 15 presentaties m.b.t. studeren aan de K.U.Leuven georganiseerd voor andere secundaire scholen;

- traditioneel werd met een grote groep informatoren deelgenomen aan de vijf driedaagse Studie-Informatiedagen (SIDin), en aan de KISS-dagen die samen met K.U.Leuven - Campus Kortrijk, de hogescholen KATHO en KHBO gezamenlijk worden georganiseerd in Brugge en Kortrijk;

- in 2003-2004 werden alle studierichtingen K.U.Leuven voorgesteld op drie specifieke Infodagen. 4 444 toekomstige studenten namen hieraan deel. Daarnaast werden twee Algemene Infodagen (met infomarkt en medewerkers van elke studierichting) georganiseerd (872 resp. 644 deelnemers);

Page 110: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

112

- Studieadvies was ook aanwezig met een info-stand op de driedaagse nationale Nederlandse Studiebeurs te Utrecht. De informatie op deze studiebeurs werd ondersteund door mailings naar Nederlandse schooldecanen en de organisatie van een contactdag voor Nederlandse toekomstige studenten vóór de infodagen.

Informatievragen rond verdere opleidingen en/of intrede op de arbeidsmarkt: - informatie m.b.t. voortgezette opleidingen werd gebracht op infobeurzen aan de UCL, op de

Studiebeurs in Utrecht, op informatiebeurzen georganiseerd door studentenkringen en/of faculteiten (VRG, faculteit Bio-ingenieurswetenschappen, faculteit Wetenschappen, faculteit Toegepaste wetenschappen, faculteit Geneeskunde) en op de beurs van Focus Career Services;

- voortgezette opleidingen en studiemogelijkheden in het buitenland werden toegelicht op diverse infosessies van studentenkringen en op de Jobinfodag;

- over verdere studiemogelijkheden voor industrieel ingenieurs werd informatie geboden op industriedagen, ingericht door hogescholen (KHBO Oostende, PIH Kortrijk, KAHO St. Lieven, KHLimburg, W&K St. Katelijne Waver, GROEP T Leuven);

- verder studeren in het buitenland kwam aan bod in 1 startinfosessie en 7 verschillende landensessies. In totaal namen 844 studenten deel aan deze info-activiteiten. Vooral de infoavond 'Success in the US' over specialisatie, research en doctoraat in de VS, kent een toename aan belangstelling. Daarnaast werd ook informatie gebracht op infobeurzen georganiseerd door diverse studentenkringen en op de Jobinfodag. Zoals de voorbije jaren werd ook een simulatie-oefening in groep georganiseerd voor de kandidaten voor een BAEF-beurs en werd de selectieprocedure georganiseerd voor de beurzen van het Collegio dei Fiamminghi in Bologna.

De publicaties 'Voortgezette Opleidingen aan de K.U.Leuven' en 'Overgangen van Hogeschool naar K.U.Leuven' werden geupdated.

4.4.2 Kerncel tewerkstelling

Voor laatstejaarsstudenten en studenten aanvullende opleidingen K.U.Leuven organiseerde de Kerncel tewerkstelling, in het kader van het programma Loopbaanbegeleiding, 8 infosessies per tewerkstellingssector. Die activiteiten worden aangekondigd in het informatieblad 'Loopbaanbegeleiding' dat 4 keer per jaar naar die doelgroep wordt gestuurd en via de website. De sessies werden druk bezocht. Aan de Jobinformatiedag die jaarlijks georganiseerd wordt namen 40 bedrijven deel. Meer dan 1 700 studenten boden vooraf hun curriculum vitae aan. Ruim 2 000 studenten K.U.Leuven bezochten de beurs.

De K.U.Leuven-vacaturedatabank is in 2001 definitief erkend als dienst voor kosteloze arbeidsbemiddeling. Gedurende de voorbije jaren stelden we een systematische stijging van het aantal logon’s vast. Tijdens het academiejaar werd de databank 36 315 keer geraadpleegd door studenten en 9 325 maal door alumni. Bovenop de stijging die tijdens het academiejaar 2002-2003 werd gerealiseerd, betekent dit een toename met 25%. Over een periode van 2 jaar betekent dit meer dan een verdubbeling van het aantal logon’s.

66 studenten volgden de training Eerste Hulp Bij Solliciteren.

Gegevens van het jaarlijkse onderzoek ‘Loopbaanopbouw K.U.Leuven’ werden aangeleverd aan de verantwoordelijken van de Infodagen.

4.4.3 Studiebegeleiding

Tijdens het academiejaar 2003-2004 deden 1 571 studenten een beroep op de afdeling Studiebegeleiding. Dit resulteerde in 2 482 geregistreerde begeleidingsgesprekken. De populatie studenten bestond voor 69% uit eerstejaars en 31% ouderejaars. In het kader van deze begeleidingsgesprekken werden ook 350 volledige testonderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken gebeuren vooral tijdens de maand juli en september in het kader van een heroriënteringsbegeleiding. Ook tijdens het academiejaar werden ongeveer 250 psycho-diagnostische testen via de computer afgenomen. Er wordt hierbij gepeild naar motivatie, studiehouding, interessepatroon, faalangst, studievaardigheden, enz.

Page 111: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

113

Zeven groepen studenten (10 tot 12 studenten per groep) volgden een intensieve training 'Doelgericht studeren' (studievaardigheden) en twee groepen volgden een training 'Studiemanagement' (planningsvaardigheden).

Op 6 november 2003 werd een studiedag georganiseerd voor studie- en studentenbegeleiders van de Associatie K.U.Leuven (71 deelnemers).

Op 3 december werd een infonamiddag voor examenombudsen georganiseerd (125 deelnemers).

Er waren verschillende overlegmomenten met (nieuwe) monitoren. 1 medewerker nam deel aan de werkgroep Flexibilisering van de Onderwijsraad en aan de werkgroep Examenreglement. 1 medewerker was actief betrokken bij het steunpunt Psycho-sociale ondersteuning, met als doel de begeleiding van studenten met een psychiatrische problematiek beter te coördineren. In mei 2004 werd gestart met de assessment-procedure van potentiële studenten die niet beschikken over het geschikte diploma secundair onderwijs. De expertise in psycho-diagnostiek werd hiervoor ingeschakeld. 1 medewerker maakt deel uit van de overleggroep van het OOF-project Studietrajectbegeleiding en van de vaste werkgroep Studie- en studentenbegeleiding.

4.4.4 Begeleiding van studenten met een functiebeperking, chronische ziekte, dyslexie

Cijfers

In 2003-2004 deden 240 (aspirant-)studenten met een motorische of sensoriële handicap, chronische ziekte of dyslexie een beroep op de Werkgroep Gehandicapte Studenten K.U.Leuven. Dienstverlening werd geboden aan 26 studenten met een visuele functiebeperking (waarvan 6 blind), 13 studenten met een auditieve functiebeperking, 41 met motorische functiebeperkingen (waarvan 19 rolstoelgebruikers), 114 studenten met leerproblemen (dyslexie e.a.), 39 chronisch zieke studenten, en 9 studenten met multiple functiebeperkingen. Studenten zijn vertegenwoordigd in alle studierichtingen. Voor 53 studenten werd een dossier voor aanvraag van spreiding van examens voorbereid en ingediend bij de coördinator Studentenbeleid.

Accenten K.U.Leuven intern en Leuvense context

Wat betreft de dienstverlening naar faculteiten toe (o.a. introductie studenten met een handicap) werd de lijn die vorig jaar werd ingezet om meer inclusief te werken, versterkt. De ervaringen die op de faculteiten aanwezig zijn worden zo maximaal benut.

In samenwerking met de Facilitaire Diensten werd een aanzet gegeven tot het scherper in kaart brengen en vlotter ter beschikking stellen van informatie over toegankelijkheid van leslokalen aan studenten met een functiebeperking.

De samenwerking met de Orthopedagogische Consultatiedienst (Fac. PPW) (diagnosestelling studenten leerproblemen) werd versterkt (uitbreiding doelgroep ADHD).

De participatie aan de Stedelijke Werkgroep Toegankelijkheid werd verdergezet. Een lid van de Werkgroep en een aantal studenten met een visuele functiebeperking waren ook betrokken bij het in een samenwerking tussen Stad en prof. Devliegher (voorzitter Stedelijke Werkgroep Toegankelijkheid) georganiseerde symposium ‘Visually Impaired People in Historic European Cities’.

Projecten

Het OOF-project ‘Onderwijsvernieuwing en studeren met een visuele functiebeperking: uitdagingen en kansen’ waarin K.U.Leuven (dienst Studieadvies) functioneert als co-promotor (Rega hoofdpromotor, K.U.Leuven en Katho co-promotoren), ging van start. De samenwerking met Esat (prof. Jan Engelen) krijgt hierdoor nieuwe implusen.

Op Vlaams niveau ging in een projectmatig samenwerkingsverband tussen K.U.Leuven (2 personeels-leden 50%), Hogeschool West-Vlaanderen en VUB (financiering Departement Onderwijs) het VEHHO (Vlaams Expertisecentrum Handicap en Hoger Onderwijs) van start. Het centrum heeft o.a. als opdracht opleiding en vorming te voorzien voor alle instellingen in Vlaanderen. De expertise die de

Page 112: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

114

voorbije dertig jaar aan de K.U.Leuven is opgebouwd, wordt daarbij ter beschikking gesteld.

Voor het door de Europese Commissie D.G.XXII gefinancierde project rond de bekendmaking van de dienstverlening van studenten met een handicap in de Europese lidstaten (www.heagnet.org) engageerde K.U.Leuven zich om in de tweede projectfase (aanvraag lopende) als projectpartner voor Vlaanderen te blijven functioneren.

5 Gezondheidssector

De Medische en Psychotherapeutische diensten worden samengebracht in een overkoepelende dienst, geleid door een diensthoofd. Voor het realiseren van de noodwendige dienstverlening in deze sector zal gestreefd worden naar een optimale samenwerking met de bestaande diensten in het Leuvense en de verschillende faculteiten. Dit moet o.a. leiden tot het volledig verdwijnen van de wachtlijsten op de Psychotherapeutische dienst.

Kerncijfers:

Psychotherapeutisch Centrum: 1 077 cliënten waarvan 760 nieuwe aanmeldingen, 5 813 individuele therapie-uren, 2 131 groepstherapeutische contacten. Medisch Centrum: 4 637 patiënten, waarvan 2 350 nieuwe patiënten, en 8 287 prestaties. 2 694 studenten kwamen op het ‘eerstejaarsonderzoek’.

De psychomedische diensten zijn, om deontologische vereisten en de eigen specifieke invalshoeken, onderverdeeld in verschillende entiteiten. De medewerkers werken echter nauw samen in grensoverschrijdende werkgroepen en projecten. Ook met externen binnen en buiten de universiteit wordt naar meer overleg gestreefd. Samenwerkingsverbanden met de Universitaire Ziekenhuizen en het Sportmedisch Adviescentrum, extramurale centra voor geestelijke gezondheidszorg en het lokale huisartsennetwerk dienen in die zin dan ook extra aandacht te krijgen.

De belangrijkste vaststelling in het Psychotherapeutisch Centrum is andermaal dat de vraag naar professionele hulp voor psychische problemen blijft stijgen. Het aantal consulterende studenten is op tien jaar tijd vertienvoudigd. Opvallend is ook dat het aantal buitenlandse studenten blijft toenemen (bijna 10% in 2003-2004, wat een verdubbeling is op vier jaar tijd).

De ernst van de psychische problemen waarmee studenten zich in het Psychotherapeutisch Centrum aanmelden, lijkt toe te nemen. Studieproblemen (faalangst en uitstelgedrag) vormen uiteraard het grootste segment binnen de aanmeldingsklachten. De meest geregistreerde klinische diagnoses zijn: angststoornissen, stemmingsstoornissen, eetstoornissen, aanpassingsstoornissen en persoonlijkheidsstoornissen; verder ernstige ouder-kind-relatieproblemen en partner-relatieproblemen, alsook levensfase- en identiteitsproblemen.

Naast de individuele psychotherapieën en psychiatrische begeleidingen blijven diverse, al dan niet themagerichte psychotherapeutische groepen een belangrijke plaats innemen in het aanbod van het Psychotherapeutisch Centrum. Het aantal contacten met derden (academisch personeel en collega’s van andere studentendiensten die geconfronteerd worden met studenten met ernstige psychische problemen, alsook hulpverleners buiten de universiteit) blijft stijgen.

Op curatief medisch vlak bestaat de hoofdactiviteit van het Medisch Centrum uit het aanbieden van laagdrempelige eerstelijnsgezondheidszorg aan individuele patiënten. Studenten toelaten om zonder beperking te consulteren voor elke pathologie vergroot de kans op detectie van moeilijk bespreekbare problemen, vaak typisch voor deze leeftijdscategorie in een bijzondere omgeving (stress m.b.t. verlaten van de vertrouwde en beschermende omgeving, studie, relatievorming, zoeken naar de eigen identiteit). De ervaring met deze bijzondere problematiek en de vertrouwdheid met de universiteit (diensten, reglementen, personen) helpt ontwrichte studenten vaak sneller terug op de sporen, waarbij naast een maximaal herstel van de gezondheid in al zijn aspecten, een optimalisatie van de slaagkansen nagestreefd wordt. Een enquête bij de Leuvense huisartsen toonde aan dat enkelen onder hen hier graag actief in wensen te participeren. Er zal dan ook in de toekomst gestreefd worden naar een samenwerkingsverband, zodat dit aanbod van specifieke eerstelijnszorg geografisch kan worden uitgebreid.

Page 113: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

115

Op basis van externe criteria kunnen bovendien nog aparte doelgroepen onderscheiden worden die een bijzondere aandacht van het Medisch Centrum verdienen. Het gaat hier om minder gegoeden en internationale studenten, voor wie de drempel tot zoeken van medische hulp verhoogd is door financiële problemen of onvoldoende vertrouwdheid met onze gezondheidszorg. Vooral zij hebben nood aan een vlot bereikbare coördinator van hun persoonlijke gezondheidszorg.

Het Medisch Centrum treedt daarnaast op als manager bij crisissituaties op de Universitaire Campus, bijvoorbeeld bij ongevallen, epidemieën (meningitis), bijstand na suïcide of acute psychiatrische incidenten. Ook studenten die zich met een dringende hulpvraag, doch zonder afspraak, melden op het Psychotherapeutisch Centrum worden in een eerste fase opgevangen op het Medisch Centrum.

Jaarlijks worden alle eerstejaarsstudenten uitgenodigd voor een preventief psycho-medisch consult bij een arts. Naast een aantal doelstellingen op individueel vlak (primaire preventie zoals vaccinatie, detectie van gezondheidsproblemen, doorverwijzen naar de curatieve medische sector of naar andere diensten binnen of buiten de K.U.Leuven) vormt het eerstejaarsonderzoek ook een platform voor epidemiologisch onderzoek (gezondheidstoestand van 18-19 jarigen) voor het uitbouwen van preventieve projecten (bedoeld voor alle studenten) en voor het verrichten van wetenschappelijk onderzoek. Ook in het kader van de Wet op het Welzijn werkt het centrum samen met de preventiedienst IDEWE om medische begeleiding van studenten die een stage zullen lopen te waarborgen. Alle studenten krijgen dus een gezondheidsadvies op maat, wat hen helpt om stil te staan bij de eigen verantwoordelijkheid die ze voor hun gezondheid dienen op te nemen.

De preventieve en curatieve centra lenen zich omwille van hun kennis, gebaseerd op ervaring en permanente bijscholing, tot expertisecentra waar studenten, ouders en interne en externe studentenbegeleiders terechtkunnen met vragen rond studentspecifieke gezondheidsthema’s. De website bundelt algemene informatie; via telefoon en e-mail worden specifieke vragen beantwoord.

6 Studentenorganisaties

Studentenvoorzieningen betoelaagt enkel Loko, de overkoepelende studentenorganisatie. Binnen Loko worden vijf werkvelden van participatie, inspraak en medebeheer aangepakt; de academische zone binnen Kringraad, de sociale sector binnen Sociale raad, cultuur en sport respectievelijk binnen Cultuurraad en Sportraad, en het werkveld van de buitenlands studenten, respectievelijk de studenten die naar het buitenland gaan binnen Portulaca. Loko geeft bovendien ook de studentenkrant Veto uit.

De facultaire of departementele kringen houden jaarlijks praesidiaverkiezingen. Afgevaardigden uit deze praesidia vinden zich terug in de thematische raden binnen de koepel Loko. Ze zijn verantwoordelijk voor inspraak en medebeheer in en de stimulering van de sector die hen toevertrouwd wordt door de praesidia. Veto besteedt als weekblad van de Leuvense Kringorganisatie aandacht aan alle topics die voor een studentenorganisatie en voor studenten in het bijzonder van belang zijn.

7 Stafdiensten

7.1 Logistiek team

Het logistieke team heeft een ondersteunende opdracht ten aanzien van de overige diensten van Studentenvoorzieningen. De opdracht betreft enerzijds de coördinatie en de uitvoering van de informaticaondersteuning en anderzijds de ondersteuning met betrekking tot het publicatie- en mediabeleid.

De basisopdracht van het informaticateam bestaat uit het beheer van het netwerk van Studentenvoorzieningen, het onderhoud en het updaten van het PC-park (120 PC’s en 2 servers) en de ondersteuning van de personeelsleden. Daarnaast worden, op vraag van de gebruikers, specifieke softwarepakketten aangepast of ontwikkeld.

7.2 Onderzoek en Ontwikkeling

2004 werd vooral gekenmerkt door het afwerken van onderzoeken die opgestart werden in 2003, namelijk leefgewoonten van studenten (het gebruik van genees- en genotmiddelen door K.H.Leuven-

Page 114: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

116

en K.U.Leuven-studenten), tevredenheid (evaluatie van de sectoren wonen en voeding door K.H.Leuven-, GROEP T- en K.U.Leuven-studenten) en voedingsgewoonten en verwachtingen van internationale gasten - studenten en personeel van K.U.Leuven - ten aanzien van studentenrestaurants.

In het kader van de opdracht voor Studieadvies werd het jaarlijkse onderzoek ‘Loopbaanopbouw’ afgewerkt. Op basis van dit onderzoek worden elk jaar, met het oog op de infodagen, de resultaten per diplomarichting ter beschikking gesteld van de faculteiten. Diezelfde data worden ook gebruikt voor de visitaties.

Page 115: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

117

SYNTHESE VAN DE JAARREKENING

De totale inkomsten van de K.U.Leuven bedragen in 2004 € 515,9 miljoen, een afname met 0,7% in vergelijking met 2003.

Het aandeel van de overheidsuitkeringen in de totale inkomsten bedraagt 71,5%, tegen 74,9% in 2003. Veruit de tweede belangrijkste inkomstenbron is de privé-sector, die staat voor 12,0% van de inkomsten.

Na een sterke toename van het relatieve aandeel van de onderzoeksinkomsten in de totale inkomsten in 2003, is er in 2004 een afname van het relatieve aandeel waar te nemen: de inkomsten van het Bijzonder Onderzoeksfonds en van de Andere Onderzoeksfondsen samen vertegenwoordigen in 2004 34,4% van de totale inkomsten, tegen 39,0% in 2003.

De totale uitgaven van de universiteit totaliseren € 488,6 miljoen. De personeelsuitgaven vertegenwoordigen hiervan 60,2%, terwijl de uitgaven voor werking en uitrusting 39,8% bedragen. Het relatieve aandeel van de personeelsuitgaven in de totale uitgaven ligt in 2004 substantieel lager dan in 2003. Dit heeft in belangrijke mate te maken met de inhouding van 50% van de bedrijfsvoorheffing op de bezoldiging van assistent-onderzoekers ingevolge artikel 385 van de programmawet van 24 december 2002. Deze maatregel is in 2004 voor het eerst gedurende een heel jaar van kracht geweest. De inhouding is geboekt als een vermindering van € 8,7 miljoen van de personeelsuitgaven op de afdeling Patrimonium. Zonder de inhouding zouden de personeelsuitgaven 60,9% van de totale uitgaven bedragen. Het aandeel van de personeelsuitgaven in de totale uitgaven verschilt overigens sterk van afdeling tot afdeling: voor de werkingstoelagen bedraagt het 81,1%, voor de onderzoeksafdelingen bedraagt het 60,2%, voor de afdeling sociale voorzieningen 35,0%. Door de gecentraliseerde boeking van de inhouding op de afdeling Patrimonium bedraagt het aandeel van de personeelsuitgaven op deze afdeling nog slechts 23,8%.

Structuur van de inkomsten en uitgaven 2004

2003 2004

Samenstelling van de inkomsten (in %) Overheidsuitkeringen 74,9 71,5 Inkomsten van internationale instellingen 3,2 3,8 Inkomsten uit de privé-sector 10,8 12,0 Rechten, royalty's en overhead 3,6 4,4 Inschrijvings- en examengelden 2,1 2,2 Financiële inkomsten 1,7 3,4 Inkomsten uit onroerende goederen 2,0 1,7 Diverse 1,7 1,0

Samenstelling van de uitgaven (in %) Personeelsuitgaven 62,9 60,2 Werking en uitrusting 37,1 39,8

1 Afdeling Werking

De totale werkingstoelage bedraagt in 2004 € 221,7 miljoen en de transfer van de afdeling Bijzonder Onderzoeksfonds naar de afdeling Werkingstoelagen € 9,2 miljoen. De uitgaven van de afdeling Werkingstoelagen totaliseren € 222,1 miljoen (€ 225,3 miljoen incl. interne verrekeningen) en de transfers naar het Bijzonder Onderzoeksfonds en naar het Fonds voor Onroerende Investeringen bedragen samen € 10,4 miljoen. In het boekjaar 2004 werd bijgevolg op de afdeling Werkingstoelagen een negatief resultaat gerealiseerd van € -4,8 miljoen.

Page 116: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

118

De personeelskosten op de afdeling Werking vertegenwoordigen 81,1% van de totale uitgaven en zijn voor 44,4% samengesteld uit personeelsuitgaven voor het ZAP, voor 16,0% voor het AAP en 39,6% voor het ATP.

2 Fonds voor Onroerende Investeringen

Ten laste van het Fonds voor Onroerende Investeringen werden in de loop van 2004, naast de investeringen voor groot onderhoud, een aantal projecten nagenoeg afgewerkt of beëindigd, namelijk: - Bibliotheek Godgeleerdheid – uitbreiding met aanbouw; - (Ex)Studentencentrum – herinrichtingen voor Hoger Instituut voor de Arbeid; - Burgerlijke Bouwkunde – gedeelte ombouw; - Mechanica – ruimtenoden Werktuigkunde; - Computerwetenschappen – deel ombouw; - Universitair Centrum voor Meisjesstudenten – renovatiewerken.

Andere belangrijke projecten blijven lopende of werden opgestart, namelijk: - (Ex)Geologisch Instituut – kantoorruimten niveau 04; - Collegium Veteranorum – herinrichtingen; - Erasmushuis – belangrijke gevelrenovaties; - Sociale wetenschappen – heroriëntatie hoofdtoegang; - Departement Pedagogische wetenschappen Leo XIII – diverse herinrichtingen; - KADOC – nieuwbouw boekenmagazijn; - Kasteel de Maurissens – aanpassingswerken voor LUCINA; - Arenberg Kasteelpark – expansie Landbouw – partieel Dierkunde; - Landbouwinstituut hoofdgebouw – carrousel; - Tropische Plantkunde – nieuwe serres; - Domein Arenberg III – nieuwbouw monitoraten EW; - Domein Arenberg III – doorschuifoperatie Wiskunde – Natuurkunde – Sterrenkunde; - Arenbergkasteel – renovatiewerken ASRO; - Computerwetenschappen – uitbreiding inclusief nieuwbouw; - Geo-Instituut – nieuwbouw; - UZSR Kuithoek A – nieuwe tandstoelen Tandheelkunde; - Gasthuisberg – nieuwbouw Onderwijs & Navorsing 2; - Gasthuisberg – Anatomopathologie en Anatomie; - Universiteitshal – ontsluitingen; - KULAK – projecten met betrekking tot Leren en Leven op de Campus fase 2.

Deze projecten en hun financiering waren opgenomen in het Investeringsplan 2004-2008.

Tevens werden een aantal voorstudies opgestart met betrekking tot de in volgende jaren te realiseren projecten, namelijk: - Kasteelpark Arenberg – 2 bijkomende centrale auditoria; - Elektrotechnisch Instituut – uitbreiding niveau 04; - Gasthuisberg – Onderwijs en Navorsing 1 – integratie CEHA en CHT.

De reële globale uitgaven bedroegen in 2004 € 27,0 miljoen. Naast nieuwbouwprojecten gaat het in hoofdzaak om grondige upgrading en modernisering van de ruimtelijke voorzieningen en het gebouwenbestand.

De investeringsprojecten die voorzien zijn in het thans voorliggende goedgekeurde investeringsplan 2005-2009 kunnen slechts gerealiseerd worden middels belangrijke financiële transfers vanuit de werkingstoelagen en vanuit het Patrimonium. Daarnaast zullen bijkomende financiële injecties nodig blijven, voornamelijk om de expansie van de onderzoeksprojecten mogelijk te maken.

Naast de investeringen, die opgenomen zijn in het Fonds voor Onroerende Investeringen en geheel of gedeeltelijk bestemd zijn voor onderwijs, onderzoek en administratie, werden doorgedreven investeringen gerealiseerd en zijn belangrijke projecten lopende en ter studie voor huisvesting van studenten en buitenlandse gastprofessoren.

3 Onderzoek

Page 117: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

119

Zowel de inkomsten van het Bijzonder Onderzoeksfonds als van de Andere Onderzoeksfondsen liggen in 2004 lager dan in 2003. Het aandeel van de onderzoeksinkomsten in de totale inkomsten van de universiteit bedraagt 34,4% tegenover 39,0% in 2003.

De personeelskosten voor onderzoek stijgen sneller dan de personeelskosten op de andere afdelingen: wanneer het effect van de besparing door de inhouding van 50% van de bedrijfsvoorheffing op de bezoldiging van assistent-onderzoekers ingevolge artikel 385 van de programmawet van 24 december 2002 (van kracht sinds oktober 2003) geëlimineerd wordt, stijgen de personeelsuitgaven die gedragen worden door het Bijzonder Onderzoeksfonds en de Andere Onderzoeksfondsen in 2004 met 5,3% terwijl de toename voor de K.U.Leuven in zijn geheel 3,5% bedraagt. De werkings- en uitrustingsuitgaven die verband houden met de onderzoeksactiviteiten liggen in 2004 echter 1,4% lager dan in 2003.

4 Patrimonium

De inkomsten van de afdeling Patrimonium stijgen met 17,4% (incl. de inkomende interne verrekeningen is er een toename met 19,1%). De uitgaven stijgen met 5,9% exclusief transfers (15,0% inclusief de uitgaande interne verrekeningen) en met 12,9% inclusief transfers.

De financiële opbrengsten nemen toe met 97,6% door gerealiseerde meerwaarden uit de verkoop van een aantal activa van het Voorzorgsfonds einde 2004 in afwachting van de wijzigingen in de fiscale wetgeving vanaf 2005. De inkomende interne verrekeningen stijgen met 35,6%. Deze verrekeningen komen vooral toe aan het Proefdierencentrum, LUDIT, de Technische Diensten en het Hoger Instituut voor de Arbeid. Het toegenomen studentenaantal heeft niet geresulteerd in hogere inschrijvings- en examengelden. De opbrengsten uit onroerende goederen dalen met 38,4%. Deze opbrengsten waren exceptioneel hoog in 2003 door de verkoop van Terbank. De opbrengsten uit overhead liggen 5,0% lager dan in 2003. Ook deze inkomsten waren in 2003 uitzonderlijk hoog door de inhaaloperatie bij de boeking van inkomsten op projecten Andere Onderzoeksfondsen. De inkomsten uit postacademische vorming nemen toe met 35,6%, waardoor de lange-termijn-trend wordt verdergezet. De inkomsten uit giften, schenkingen en legaten blijven op eenzelfde niveau als in 2003.

De personeelskosten ten laste van de afdeling Patrimonium zijn gedaald met 41,8% door de centralisatie van de inhouding van 50% van de bedrijfsvoorheffing op de bezoldiging van assistent-onderzoekers ingevolge artikel 385 van de programmawet van 24 december 2002. Zonder deze inhouding stijgen de personeelsuitgaven met 7,2% ten overstaan van 2003. In 2004 zijn niet alleen ten laste van het Fonds voor Onroerende Investeringen maar ook ten laste van de afdeling Patrimonium, onroerende investeringsprojecten gerealiseerd, met name voor een bedrag van € 7,5 miljoen. Deze uitgaven passen in het kader van een gestructureerd lange termijn investeringsprogramma ten laste van het Patrimonium ter waarde van € 64,8 miljoen.

Page 118: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

Synthese van de jaarrekening 2004

Werkings-toelagen

Fonds Onroerende

Investeringen

Sociale voorz. Studenten

Bijzonder Universitair

Onderzoeks-fonds

Andere Onderzoeks-

fondsen Patrimonium Orde TOTAAL 2004 TOTAAL 2003

1. Overdracht saldo vorig jaar 33.953.261,01 29.547.481,32 2.937.780,50 87.539.740,08 82.038.687,16 146.033.842,14 2.673.401,30 384.724.193,51 325.611.431,39 2. Inkomsten lopend jaar 221.697.645,95 10.611.410,81 10.802.758,14 41.675.000,00 135.581.466,81 83.464.609,87 12.108.248,23 515.941.139,81 519.807.933,93

Overheidsuitkeringen 221.697.645,95 7.610.000,00 4.712.000,00 41.675.000,00 81.171.385,59 0,00 11.949.634,50 368.815.666,04 389.132.446,69 Inkomsten van internationale organismen 0,00 0,00 0,00 0,00 19.801.236,13 0,00 0,00 19.801.236,13 16.463.380,93 Inkomsten uit de privé-sector 0,00 0,00 0,00 0,00 21.687.135,90 39.915.154,01 158.613,73 61.760.903,64 55.933.021,62 Inkomsten uit rechten, royalties en overhead 0,00 0,00 0,00 0,00 10.962.350,07 11.916.019,81 0,00 22.878.369,88 18.738.338,00 Inschrijvings- en examengelden 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 11.187.188,32 0,00 11.187.188,32 11.156.860,98 Financiële inkomsten 0,00 653.917,18 37.793,36 0,00 0,00 16.796.418,09 0,00 17.488.128,63 8.918.502,79 Inkomsten uit onroerende goederen 0,00 723.577,73 4.231.262,75 0,00 0,00 3.649.829,64 0,00 8.604.670,12 10.273.296,74 Diversen 0,00 1.623.915,90 1.821.702,03 0,00 1.959.359,12 0,00 0,00 5.404.977,05 9.192.086,18

Uitgaven 222.121.658,32 26.127.933,85 12.445.569,25 38.357.324,53 121.928.585,14 55.115.832,03 12.516.744,93 488.613.648,05 460.695.171,81

Personeel 180.098.649,59 0,00 4.356.107,15 27.341.165,17 69.212.244,63 13.096.423,09 778,49 294.105.368,12 289.905.704,46 Werking en uitrusting 42.023.008,73 26.127.933,85 8.089.462,10 11.016.159,36 52.716.340,51 42.019.408,94 12.515.966,44 194.508.279,93 170.789.467,35

4. Overschrijvingen en verrekeningen tussen afdelingen -4.411.521,79 7.282.428,74 3.051.036,36 -5.103.199,62 -1.185.510,82 366.767,13 0,00 0,00 0,00

Inkomsten overschrijvingen 9.212.689,70 7.442.461,00 3.288.929,51 5.001.000,00 0,00 0,00 0,00 24.945.080,21 48.646.663,61 Uitgaven overschrijvingen 10.445.461,00 852.068,98 0,00 9.212.689,70 0,00 4.434.860,53 0,00 24.945.080,21 48.646.663,61 Inkomsten verrekeningen 0,00 692.036,72 86.724,33 91.023,64 4.657.435,13 10.271.432,31 0,00 15.798.652,13 8.721.416,60 Uitgaven verrekeningen 3.178.750,49 0,00 324.617,48 982.533,56 5.842.945,95 5.469.804,65 0,00 15.798.652,13 8.721.416,60

Saldo huidig jaar -4.835.534,16 -8.234.094,30 1.408.225,25 -1.785.524,15 12.467.370,85 28.715.544,97 -408.496,70 27.327.491,76 59.112.762,12

6. Provisies, fondsen en over te dragen saldi 29.117.726,85 21.313.387,02 4.346.005,75 85.754.215,93 94.506.058,01 174.749.387,11 2.264.904,60 412.051.685,27 384.724.193,51

7. Interne toekenningen 58.434.068,57 22.177.387,00 4.346.005,75 93.995.733,00 94.506.058,01 169.280.891,93 2.264.904,60 445.005.048,86 0,00

8. Overschot/Tekort -29.316.341,72 -863.999,98 0,00 -8.241.517,07 0,00 5.468.495,18 0,00 -32.953.363,59 0,00

Page 119: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

BALANS K.U.LEUVEN in EURO A C T I V A 2003 2004

VASTE ACTIVA 263.084.084,48 288.718.360,49

I. OPRICHTINGSKOSTEN 0,00 0,00

II. IMMATERIELE VASTE ACTIVA 1.346.425,25 1.481.319,84

III. MATERIELE VASTE ACTIVA 253.382.629,17 273.961.330,48A. Terreinen en gebouw en 199.174.874,28 218.120.107,09B. Installat ies, machines en uit rust ing 34.164.804,42 35.410.590,14C. Meubilair en rollend materieel 5.764.894,10 6.059.021,07D. Leasing en soortgelijke rechten 0,00 0,00E. Overige materiële vaste act iva 14.278.056,37 14.371.612,18F. Act iva in aanbouw en vooruitbetalingen 0,00 0,00

IV. FINANCIELE VASTE ACTIVA 8.355.030,06 13.275.710,17A. Verbonden ondernemingen 0,00 0,00B. Ondernemingen w aarmee een deelnemingsverhouding bestaat 7.622.066,16 12.970.872,38C. Andere f inanciële vaste act iva 732.963,90 304.837,79

VLOTTENDE ACTIVA 421.491.707,30 440.170.444,41

V. VORDERINGEN OP MEER DAN EEN JAAR 3.935.145,39 4.009.061,49A. Handelsvorderingen 0,00 450.564,85B. Overige vorderingen 3.935.145,39 3.558.496,64

VI. VOORRADEN EN BESTELLINGEN IN UITVOERING 3.148.114,01 2.628.150,75A. Voorraden 3.148.114,01 2.628.150,75B. Bestellingen in uitvoering 0,00 0,00

VII. VORDERINGEN OP TEN HOOGSTE EEN JAAR 71.641.634,02 68.248.205,78A. Handelsvorderingen 43.214.084,27 42.840.989,44B. Overige vorderingen 28.427.549,75 25.407.216,34

VIII. GELDBELEGGINGEN 327.481.329,70 355.530.647,91

IX. LIQUIDE MIDDELEN 5.180.889,72 4.230.124,23

X. OVERLOPENDE REKENINGEN 10.104.594,46 5.524.254,25

TOTAAL DER ACTIVA 684.575.791,78 728.888.804,90

Page 120: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

BALANS K.U.LEUVEN in EURO P A S S I V A 2003 2004

EIGEN VERMOGEN 577.894.895,52 630.436.710,28I. KAPITAAL 0,00 0,00

A. Geplaatst kapitaal 0,00 0,00B. Niet-opgevraagd kapitaal 0,00 0,00

II. UITGIFTE PREMIE 0,00 0,00III. HERWAARDERINGSMEERWAARDE 0,00 0,00IV. RESERVES 113.038.313,63 134.633.291,52

A. Wettelijke reserves 0,00 0,00B. Onbeschikbare reserves 113.038.313,63 134.633.291,52 1. Eigen aandelen 0,00 0,00 2. Andere 113.038.313,63 134.633.291,52C. Belastingvrije reserves 0,00 0,00D. Beschikbare reserves 0,00 0,00

V. OVERGEDRAGEN KREDIETEN, FONDSEN EN PROVISIES 384.724.193,51 412.051.685,27 - Afdeling Werking 33.953.261,01 29.117.726,85 - Afdeling Investeringen 29.547.481,32 21.313.387,02 - Afdeling Sociale voorzieningen voor studenten 2.937.780,50 4.346.005,75 - Afdeling Onderzoeksfondsen : Bijz. Univ. Onderzoeksfonds 87.539.740,08 85.754.215,93 - Afdeling Onderzoeksfondsen : Andere Onderzoeksfondsen 82.038.687,16 94.506.058,01 - Afdeling Patrimonium 146.033.842,14 174.749.387,11 - Afdeling voor Orde 2.673.401,30 2.264.904,60

VI. KAPITAALSUBSIDIES 80.132.388,38 83.751.733,49

VOORZIENINGEN VOOR RISICO'S EN KOSTEN 1.018.395,30 0,00VII. A. Voorzieningen voor risico' s en kosten 1.018.395,30 0,00

B. Uitgestelde belast ingen 0,00 0,00

SCHULDEN 105.662.500,96 98.452.094,62

VIII. SCHULDEN OP MEER DAN EEN JAAR 65.347.538,42 61.719.770,33A. Financiële schulden 65.347.538,42 61.719.770,33 1. Krediet instellingen, leasingschulden en soortgelijke 65.133.738,58 61.505.970,49 2. Overige leningen 213.799,84 213.799,84B. Handelsschulden 0,00 0,00C. Ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen 0,00 0,00D. Overige schulden 0,00 0,00

IX. SCHULDEN OP TEN HOOGSTE EEN JAAR 35.956.466,07 32.786.695,89A. Schulden > 1 jaar die binnen het jaar vervallen 3.517.485,47 3.517.485,47B. Financiële schulden 0,00 0,00 1. Krediet instellingen 0,00 0,00 2. Overige 0,00 0,00C. Handelsschulden 10.062.475,45 11.401.133,61 1. Leveranciers 10.062.475,45 11.401.133,61 2. Te betalen w issels 0,00 0,00D. Ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen 0,00 0,00E. Schulden mbt belast ingen, bezoldigingen en sociale lasten 19.397.060,89 15.066.846,46 1. Belast ingen 5.410.187,78 6.104.122,94 2. Bezoldigingen en sociale lasten 13.986.873,11 8.962.723,52F. Overige schulden 2.979.444,26 2.801.230,35

X. OVERLOPENDE REKENINGEN 4.358.496,47 3.945.628,40

TOTAAL DER PASSIVA 684.575.791,78 728.888.804,90

Page 121: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

125

WETENSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING

De wetenschappelijke dienstverlening behoort, naast onderwijs en onderzoek, tot de kerntaken van de universiteit. Zij omvat een ruime waaier van activiteiten die de universiteit levert ten bate van de maatschappij.

Het decreet van 22 februari 1995 bepaalt voor de wetenschappelijke dienstverlening een aantal spelregels en legt de universiteiten op een eigen reglement ter zake uit te werken. De K.U.Leuven heeft een dergelijk reglement opgesteld. De afdeling K.U.Leuven Research & Development beheert de contracten die gesloten worden met bedrijven. De andere contracten lopen via de centrale administratieve diensten. Het decreet staat toe dat persoonlijke vergoedingen kunnen worden uitbetaald aan personeelsleden voor maximum de helft van het netto overschot dat op dergelijke contracten van wetenschappelijke dienstverlening wordt gerealiseerd. Er wordt nochtans zelden gebruik gemaakt van deze mogelijkheid omdat de onderzoekers er gewoonlijk voor opteren reserves binnen de universiteit aan te houden om tegemoet te komen aan toekomstige noden van hun onderzoeksgroepen.

De definitie die het decreet geeft aan de wetenschappelijke dienstverlening is zeer ruim en omvat in feite al het contractueel onderzoek. Over het volume aan contractueel onderzoek wordt in het hoofdstuk Onderzoeksverslag van dit rapport verder ingegaan.

Het financieel volume van specifieke contracten voor wetenschappelijke dienstverlening bedraagt in 2003 € 18,1 miljoen, waarvan € 11,0 miljoen te maken heeft met de valorisatie van onderzoeksresultaten.

Page 122: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

127

K.U.LEUVEN CAMPUS KORTRIJK

1 Algemeen

Tijdens het jaar 2004 werkten wij stelselmatig verder aan de uitvoering van het in 2002 goedgekeurde ‘Toekomstplan KULAK’, in het bijzonder de verdere uitvoering van de strategie om de Campus te ontwikkelen en te profileren als persoonlijke universitaire ‘opstapcampus’ voor de Vlaamse jeugd.

Mede dankzij deze positionering en de intense communicatie- en wervingsinspanningen slaagde de Campus er voor het academiejaar 2004-2005 nogmaals in een groter aantal studenten te rekruteren; in de spreiding over de verschillende disciplines werd een beter evenwicht bereikt. Het totaal aantal inschrijvingen steeg met 13%, tot 960 studenten; het aantal nieuwe eerstejaars steeg met 16%. Deze vooruitgang motiveert ons tot verdere inspanningen om de psychologisch betekenisvolle kaap van 1 000 studenten te halen in het jaar 2005-2006. Het verbreden van het aantal aangeboden studiegebieden is inherent aan onze strategie om dé ‘opstapcampus’ voor Vlaanderen te zijn. De start van de opleiding Onderwijskunde in oktober 2004 was daarom een belangrijke stap. Hiermee kreeg de Campus aansluiting met het studiegebied Psychologie en pedagogische wetenschappen, dat in Vlaanderen een aanzienlijke rekrutering kent.

Met het academiejaar 2004-2005 gingen ook de nieuwe bachelor-curricula van start. Bij het ontwikkelen van de nieuwe programma’s volgde de Campus het beginsel om de Kortrijkse curricula identiek te houden met die te Leuven; op deze wijze is de ‘naadloze’ aansluiting met Leuven gegarandeerd en wordt de strategie van ‘opstapcampus’ kracht bijgezet.

De opleiding in de Toegepaste economische wetenschappen ontving haar visitatierapport. Zowel in absolute zin, als relatief tot de andere opleidingen in Vlaanderen, scoort de Campus Kortrijk uitmuntend en wordt de gevolgde strategie van persoonlijke ‘opstapcampus’ door de visitatiecommissie duidelijk naar waarde geschat.

De hervorming van het hoger onderwijs noopt de instellingen met professionele en met academische opleidingen, zeker binnen de associaties, tot overleg om de overgang tussen verwante opleidingen (het zogeheten ‘schakelen’) doeltreffend te organiseren. Met de hogescholen uit de omgeving is tijdens het jaar 2004 geregeld overleg gepleegd om na te gaan hoe de Campus Kortrijk kan voldoen aan de - meer regionaal te beantwoorden - vraag naar schakelprogramma’s. Er zijn concrete afspraken gemaakt, o.m. op het vlak van de programma’s in de Onderwijskunde. Ook op andere vlakken is er intens contact en waren er gezamenlijke initiatieven met nabijgelegen hogescholen uit de associatie K.U.Leuven.

De onderwijsinfrastructuur op de Campus is verder uitgebouwd, o.m. door het mogelijk maken van draadloze computerverbinding op het domein van de Campus, door het inrichten van een open leercentrum in de bibliotheek en van decentrale disciplinegerichte leerhoeken of -centra op diverse plaatsen. De bouw van de Spina, die de onderwijs- en onderzoeksgebouwen van de Campus zal verbinden, werd voor een korte tijd opgeschort in het licht van de beslissing van de universiteit om voor de Campus een ruimer en ambitieus bouw- en investeringsprogramma op te zetten. Dit plan behelst, benevens de uitvoering van het Spina-project, investeringen in een studentenresidentie, in onderwijsruimten, in onderzoeksruimte en in onderzoeksprogramma’s. Een volledig dossier daarvoor was eind 2004 klaar. Deze investeringsplannen kunnen ook belang krijgen in het licht van de overeenkomst die werd bereikt omtrent de bestemming voor het ‘Research Park Hoog Kortrijk’. Dit domein, dat aan de Campus paalt, bleef vele jaren lang onbestemd wegens het verzet van omwonenden. Het bereikte akkoord zal toelaten deze ruimte (‘de Vlasakker’) te gebruiken voor doeleinden van onderwijs, onderzoek en ontwikkeling.

Voor de derde maal werd, volgens een vast stramien, bij alle studenten een tevredenheidspeiling gehouden (te consulteren via http://www.kulak.ac.be/nl/Studenten), zodat de metingen over de tijd kunnen vergeleken worden. De peiling wijst uit dat de (goede) tevredenheid op de meeste vlakken blijft of vooruitgaat. Waar vorig jaar tot verbetering of remediëring was besloten, is vooruitgang merkbaar; op diverse gebieden is verdere verbetering mogelijk en is daartoe met de medewerkers actie genomen.

Page 123: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

128

De Kortrijkse Campus ondersteunt met overtuiging initiatieven die de brede en open intellectuele ontwikkeling van jonge mensen stimuleren en die aanzetten om samen hun wereld te verkennen en te interpreteren. De befaamde september-introductieweken te Anseremme waren voor het eerst weer volledig volgeboekt. De studentenparochie vroeg en kreeg een nieuwe en meer centrale ruimte op de Campus toegewezen. Onder leiding van de studentenpastor werken de studenten aan de definitie en inrichting van deze ruimte volgens eigentijdse inzichten. Kunstenaar Roger Raveel is bereid gevonden zijn naam en faam te verbinden aan dit initiatief, dat mede door mecenaat mogelijk werd. Het belang dat wij hechten aan activiteiten die voor studenten reflectie, verdieping en ontmoetingen bevorderen, blijkt meer dan eens te botsen met de toenemende studiedruk op de studenten. De verantwoordelijke voor de studenten neemt zich voor op dit punt verbetering te zoeken tijdens het lopende academiejaar en de volgende -jaren.

2 Advies en begeleiding bij studie en studiekeuze

De Dienst voor studieadvies helpt optimale kansen scheppen voor de studenten zodat ze hun eigen studieproject kunnen waarmaken.

2.1 Ondersteunen van de overgang van het secundair naar het hoger onderwijs

Om deze overgang te bevorderen, geven wij correcte en volledige informatie over het studieaanbod via de studie- en informatiedagen die provinciaal worden georganiseerd door de CLB’s en het Departement Onderwijs, steeds in samenwerking met de K.U.Leuven. In 2004 werd voor de derde maal, samen met de K.U.Leuven, de KHBO en de KATHO een speciale infohappening georganiseerd ‘de KISS-dag’, op 20 november te Brugge en op 27 november te Kortrijk. Verder waren er de eigen infodagen op 18 en 20 februari (zowel voor ouders als voor studenten), een infomarkt op 24 april en voor de late beslissers een extra infodag op 7 september. Deze verschillende infodagen hadden steeds succes. Zoals vorige jaren bezochten wij individuele scholen in West- en Oost-Vlaanderen. In het kader van de onderwijshervormingen leverden wij bijzondere inspanningen om rechtstreeks contact te leggen met de directies, graadcoördinatoren van scholen en CLB’s in deze provincies. Zo werd onder meer i.s.m. de hogescholen van West-Vlaanderen op 15 december een infonamiddag voor studiekeuzebegeleiders georganiseerd.

2.2 Begeleiden van de studenten

De begeleiding van de studenten van het eerste bachelorjaar richt zich op de ondersteuning van de evolutie van 'leerling' naar 'student', via het bevorderen van doelmatig studeergedrag, al dan niet gekaderd in een sociaal-emotionele aanpak. Er waren in totaal zo’n 185 contacten met studenten van de Campus Kortrijk die individueel advies vroegen. Ongeveer de helft van de vragen betreft het studeren zelf, een kwart de heroriëntering of het stopzetten van de studies. Ongeveer 1/8e van de problemen is eerder van psychische of relationele aard. De begeleiding gebeurt in hoofdzaak individueel. In het begin van het academiejaar worden verschillende groepssessies rond studiemethode, studieplanning en faalangst georganiseerd.

3 Interdisciplinair Research Centrum

In 2004 blaakte het IRC van gezondheid wat zich enerzijds weerspiegelt in de verdubbeling van het onderzoeksgeld uit externe kredieten en anderzijds in een stijging van de output van 26 in 2003 naar 44 (+11 in druk) artikels in internationale gereviewde tijdschriften in 2004, naast 16 (+2 in druk) in internationale proceedings. Het aantal externe mandaten, waarvan 7 opgenomen door buitenlanders, bedroeg 22. Daarenboven waren aan het IRC 16 extra buitenlanders voor kortere of langere periode te gast. De financiering kwam vanuit projectkredieten van de EU (6), ESF (1), FWO (6), IWT (3) en BOF (1 GOA, 4 OT, 2 BIL).

Blikvangers dit jaar waren de start van de drie FP6 EU-projecten, met als acronymen Aeronews (K. Van Den Abeele, coördinator), TRIoH (Z. Debyser co-coördinator) en Bloodomics (H. Deckmyn, partner), de publicatie door N. Declerck en medewerkers, waaronder O. Leroy, van een artikel over de merkwaardige klankeffecten aan de trap van de El Castillo Maya-piramide in Chichen-Itza, Mexico, dat weergalmde in de internationale pers, en het toekennen van de prestigieuze Sidmarprijs door de Koninklijke Academie van Geneeskunde van België aan H. Deckmyn voor het werk met zijn team rond het ontwikkelen van nieuwe antitrombotica.

Page 124: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

129

4 Dienst Postacademische vorming

4.1 Postuniversitair Centrum Campus Kortrijk

Het Postuniversitair Centrum (PUC) Campus Kortrijk organiseert studiedagen, lezingen, lessenreeksen, langlopende opleidingen, e.a. in bijna alle takken van de wetenschap. De missie is een uitstekend aanbod postacademische vorming verzorgen, gebaseerd op recent wetenschappelijk onderzoek en inspelend op de actualiteit, gericht op vragen en behoeften van de dagelijkse praktijk voor mensen die door studie of ervaring een hoger onderwijsniveau hebben, in een gastvrij kader dat ontmoeting en dialoog bevordert.

De inhoudelijke kwaliteiten van de programma’s steunt eerst en vooral op de inbreng van docenten en onderzoekers van de Campus Kortrijk, de K.U.Leuven, andere universiteiten en hogescholen en tevens op de input van inhoudelijke adviesgroepen met vertegenwoordigers uit diverse praktijkgerichte kringen.

In het academiejaar 2003-2004 omvatte het aanbod 400 sessies, goed voor ongeveer 1 500 lesuren. Verspreid over alle programma’s werden 4 635 cursisten bereikt, goed gespreid over de verschillende domeinen. Dit betekent dat het PUC een behoorlijke groep alumni en professionals heeft bereikt in de diverse disciplines, ook in vakgebieden waarvan op de Campus Kortrijk geen initieel onderwijs aanwezig is.

4.2 Eurostudiecentrum Open Universiteit (ESC O.U.)

Het ESC O.U. biedt het cursusaanbod aan van de Open Universiteit Nederland, ruim 280 cursussen die afzonderlijk of in diplomalijnen kunnen bestudeerd worden. Daartoe vindt coördinatie plaats van activiteiten, zoals advies aan geïnteresseerden, bekendmaking van het aanbod en de studiemogelijkheden via afstandsonderwijs, het onderhouden van contacten met ingeschreven studenten en studiebegeleiders. Dit academiejaar registreerde het ESC O.U. 441 modulen, de hoogste moduleomzet ooit.

4.3 Eekhoutcentrum. Didactisch Pedagogisch Centrum

De Campus Kortrijk is een dragende partner van de v.z.w. Eekhoutcentrum, samen met de Diocesane Pedagogische Begeleidingsdienst, de departementen voor lerarenopleiding van de hogescholen Katho en KHBO en de Centra voor Leerlingenbegeleiding in West-Vlaanderen. Voor personeelsleden van het brede onderwijsveld, van het kleuter- tot het hoger onderwijsniveau, worden studienamiddagen en langlopende opleidingen georganiseerd. Dat gebeurt in open aanbod maar ook op vraag van scholen en scholengemeenschappen.

De directeur van DPAV treedt op als woordvoerder voor de Campus Kortrijk in het Regionaal Expertisenetwerk (REN) West-Vlaanderen. Dit netwerk verzorgt in opdracht en met financiering van de Vlaamse Minister van Onderwijs opleiding, technische en organisatorische ondersteuning voor het toenemend gebruik van informatie- en communicatietechnologie in het onderwijs (alle niveaus). De Campus leidt dit netwerk samen met het Eekhoutcentrum, dat naast alle hogescholen ook partners uit het officieel onderwijs omvat.

5 Impulscentrum voor Onderwijsvernieuwing

Het Impulscentrum voor Onderwijsvernieuwing is een tweepolige structuur. Vooreerst is het een samenwerkingsverband van de Campus Kortrijk met KATHO en KHBO dat zich concentreert op het multimediale en de inbreng van ICT in het onderwijs en op onderwijsvernieuwing. De coördinatie en opvolging van deze projecten wordt opgenomen door de coördinator van het Impulscentrum. De werking van het samenwerkingsverband wordt aangestuurd door een gemeenschappelijke stuurgroep van de Campus met de betrokken hogescholen.

In 2004 werd op niveau van de stuurgroep van het Impulscentrum een discussie over de toekomstige opdracht en positionering gevoerd. In vergelijking met het oprichtingsjaar is de omgeving immers sterk veranderd. Enerzijds is er de associatie die op het vlak van onderwijs, onderwijsvernieuwing en ICT belangrijke initiatieven neemt en het Impulscentrum overvleugelt, anderzijds hebben elk van de

Page 125: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

130

samenwerkende instellingen eigen onderwijsondersteunende en -vernieuwende diensten opgezet. Er werd ook een brede waaier van kleinere multimediaprojecten gerealiseerd. Aanvullend werd één groter project ‘www.kulak.ac.be/doza’ ontwikkeld in samenwerking met de spin-off Telraam. Het thema 'werken met cases' werd afgerond. In de schoot van het Impulscentrum ECHO (zie ook Eekhoutcentrum) werd een zeer succesvolle opleidingsreeks rond flexibiliseren en alternatieve vormen van evaluatie georganiseerd. Deze kreeg in het najaar 2004 een vervolg met een nieuwe reeks met als centrale insteek ‘begeleid zelfstandig leren’.

De tweede pool van het Impulscentrum functioneert als onderwijsondersteunende en -vernieuwende dienst voor de Campus Kortrijk. In 2004 kregen volgende thema’s de meeste aandacht: (1) het versterken en ondersteunen van de systematiek van onderwijsbegeleiders en onderwijs-managementteams binnen de subfaculteiten; (2) het voorbereidend werk voor de nieuwe opleiding Onderwijskunde; (3) een voortraject in het derde jaar professionele bachelor Onderwijs voor het verkort traject van de eigen academische bachelor Onderwijskunde; (4) het opvolgen en coördineren van het IMBEZE-project (implementatie van de elektronische leeromgeving TOLEDO) en van het Onderwijsontwikkelingsplan.

6 Bibliotheek

In de zomer van 2004 kreeg de Campusbibliotheekraad een nieuwe voorzitter. Paul Trio volgde Paul Cruysberghs op die na zeven jaar afscheid nam. De start van de studierichting Onderwijskunde leidde tot het uitbreiden van de betreffende collectie, het verfijnen van de ontsluiting en het vrijmaken van een leerhoek. Bovendien werd, zoals voor de andere studierichtingen, een virtuele leerhoek op punt gezet.

Samenwerking, ook met de associatiepartners, betreft hoofdzakelijk onderwijsgerelateerde zaken. Qua ondersteuning van studenten experimenteerde de Campus Kortrijk in 2004 verder met diensten en werkvormen gecentreerd rond het concept ‘informatievaardigheden’. De resultaten werden opgenomen in een breder onderzoek en op uiteenlopende wijzen gerapporteerd binnen en buiten de K.U.Leuven.

De herschikkingen op de Campus waren van elektronische aard. De aankoop en aanbieding van elektronische documentatie werd samen met de moederbibliotheek en de andere campussen nog hechter gestructureerd. De herschikkingen waren ook ruimtelijk van aard. De cafetaria kon in 2004 opnieuw als bibliotheekruimte in gebruik genomen worden in de vorm van een stille ruimte en een halfopen magazijn. Hierdoor en ook door een deelcollectie klassieke studies naar Leuven over te brengen kon elders ruimte gecreëerd worden. Het plaatstekort liet zich in 2004 scherper voelen dan ooit tevoren. Het elke maand toenemend belang van elektronische documentatie kan daar nog niet veel aan veranderen.

7 Informaticabeleid

De realisaties van de Commissie informaticabeleid en de Systeemgroep in 2004 situeren zich enerzijds op het vlak van de vernieuwing en uitbreiding van het (publiek toegankelijke) PC-arsenaal van de Campus Kortrijk, en anderzijds op het vlak van de zorg voor optimale connectiviteit, performantie en beheerbaarheid van de huidige ICT-apparatuur.

Het publieke PC-park werd vernieuwd en stevig uitgebreid. Met de inrichting van de nieuwe leercentra (bibliotheek en geneeskunde Gebouw C), inclusief de decentrale leerhoeken, werden ook de ICT-voorzieningen gemoderniseerd. Voor de sturing van de ICT-infrastructuur werd gebruik gemaakt van Terminal Services (TS) of Server Based Computing (SBC). De twee grote leercentra zijn bovendien ook uitgerust met wireless connecties. Daarnaast werd ook het Talencentrum in een nieuw fraai kleedje gestoken. Dit alles maakt dat de Campus momenteel maar liefst 1 publieke PC heeft per 7 studenten, en dat draadloos internettoegang op de belangrijkste plaatsen een feit is.

Wat betreft connectiviteit en performantie werd de backbone van het KULAK-netwerk geherconfigureerd in een dubbele-ster structuur. Om de performantie te bestendigen werden ook enkele noodstroomvoorzieningen in de serverlokalen gemoderniseerd. Wat betreft de zorg voor beheerbaarheid engageerde de systeemgroep zich actief in het PIG-project (Programma Installatie Groep) voor het automatiseren van installaties van PC's. Bovendien werd een nieuw toestel voor

Page 126: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

131

centrale storage geïnstalleerd, met een grote flexibiliteit qua opslagruimte, frequente backups (snapshots) en snelle recuperatie van recente data.

De systeemgroep werkte ook mee aan de realisatie van de nieuwe Infowand die ter gelegenheid van de infodagen op de Campus voor het eerst in gebruik werd genomen. Verder vermelden we nog dat het laptop-project van de faculteit Wetenschappen dat onder het waakzaam oog van de systeemgroep van start ging in oktober 2004, tot hiertoe nog weinig technische problemen heeft gekend.

8 Algemeen beheer

Voor de periode 2002-2006 werd een investeringsprogramma goedgekeurd van 1,25 miljoen euro. Het bestaat uit twee delen.

Het programma van herschikkingen in de gebouwen werd afgewerkt. De inrichting van een nieuw Campussecretariaat voor alle faculteiten en de acties tot herwaardering van hal A als een sfeervolle en functionele ontmoetingsplaats voor studenten werden gerealiseerd. Eind 2004 werd de laatste hand gelegd aan twee nieuwe open leercentra. In gebouw A, op de benedenverdieping van de bibliotheek, vinden docenten en studenten nu een mooie ruimte met 21 functioneel ingeplante PC’s die flexibel kunnen worden aangewend voor individuele studie of leeractiviteiten in kleine groepen. In gebouw C is er, voor de opleiding Arts, een gelijkaardige nieuwe leeromgeving ingericht bestaande uit een ruimte met 13 PC’s en aansluitend daarop twee lokalen die flexibel kunnen worden ingezet voor individuele studie of werk in kleine groepen.

Het programma dat betrekking heeft op de bouw van de spina nl. de verbinding van de gebouwen A en B met het gebouw C werd nog niet uitgevoerd. Er werd beslist de realisatie ervan te koppelen aan het nieuwe strategisch plan tot verdere uitbouw van de Campus Kortrijk in de periode 2005-2010. Volgende investeringen worden voorzien: een nieuw gebouw voor de studierichting Onderwijskunde en onderzoek in de Humane wetenschappen, een bijkomende module voor onderzoek in de Biomedische wetenschappen en een bijkomende studentenresidentie. Er werden drie werkgroepen aangesteld om het strategisch plan om te zetten in concrete programma’s. Het is de bedoeling om het investeringsprogramma formeel goed te keuren midden 2005 en de eerste realisatie, het nieuw gebouw voor onderwijs en onderzoek in de Humane wetenschappen in gebruik te nemen in oktober 2007.

De recurrente werkingsmiddelen voor de algemene diensten daalden met 3,8 %. De toelage voor de faculteiten bleef op het niveau van vorig jaar (633 000 euro). De saldi op de recurrente begroting 2004 waren beduidend kleiner dan in 2003. Uit het krediet voor didactische infrastructuur van de K.U.Leuven ontvingen we extra financiering voor de opstelling van zes nieuwe vaste LCD-projectoren in de auditoria. Een belangrijk deel van de patrimoniumgelden werd bestemd voor niet-recurrente uitgaven nl. de verhoging van het budget toekomstplan, het stimuleringsfonds voor de onderzoeksinzet van KULAK-ZAP en de inrichting van een nieuwe stille ruimte onder begeleiding van de kunstenaar Roger Raveel.

De inspanningen voor de modernisering van de infrastructuur verliepen volgens het geplande hoog tempo. Het auditorium A214 werd gerenoveerd en ingericht als een multimedialokaal. In de kantoren van gebouw A werd vast tapijt vervangen door linoleum en werd het sanitair (laatste fase) gerenoveerd. Een belangrijk pakket schilderwerken werd uitgevoerd. Naar aanleiding van de start van de nieuwe studierichting Onderwijskunde werd de bestemming van lokalen gewijzigd; dit ging gepaard met de ombouw van enkele lokalen en met een relatief grote verhuisoperatie tijdens de zomervakantie van 2003. In gebouw C lag het accent op de inrichting van het nieuwe leercentrum en op de inrichting van een bijkomend labo voor thrombose-onderzoek. De wegsignalisatie over het gehele terrein van de Campus werd herschilderd. De belangrijkste werken in de studentenresidenties waren de renovatie van het sanitair in de residentie de Groene Mote en het herschilderen van de keukens in het Studentendorp.

9 Studentenvoorzieningen

Het prijskaartje voor het project ‘gratis openbaar busvervoer voor KULAK-studenten’, een overeenkomst tussen De Lijn West-Vlaanderen, de Campus Kortrijk en de stad Kortrijk bedroeg 8 812 euro (7 809 euro in 2003) goed voor 56 086 ontwaardingen (51 478 in 2003) met pieken van

Page 127: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

132

8 663 en 8 545 in de maanden maart en oktober. Per ontwaarding betalen de Campus Kortrijk en de stad Kortrijk elk 0,1517 euro (inclusief BTW). Studenten die aan een gunsttarief een fiets willen huren kunnen terecht bij de v.z.w. Mobiel. De sociale voorzieningen komen tussen voor het verschil. 12 studenten maakten hiervan gebruik, goed voor 834 euro. De sportievelingen onder de studenten kunnen in het nabijgelegen sportcomplex de Lange Munte (op 500 meter afstand) een sportkaart aanschaffen. De sociale voorzieningen van de KULAK komt voor ongeveer de helft tussen. 52 studenten maakten hiervan gebruik, goed voor 1 204 euro.

De universitaire residenties, de Groene Mote en het Studentendorp waren opnieuw volledig bezet. De huurprijs van de kamers steeg met een factor 1,0134 als gevolg van de jaarlijkse aanpassing aan de gezondheidsindex.

De samenwerking tussen de verschillende studentenvoorzieningen van de universiteiten en hogescholen van Vlaanderen verloopt uitstekend. Zo is er opnieuw de gezamenlijke publicatie omtrent alle voorzieningen waar men als student mee te maken kan hebben; kinderbijslag, OCMW-steun, studietoelagen van de Vlaamse Gemeenschap, enz.

Onder het motto ‘Kortrijk Studentenstad’ zet de stad samen met de studentendiensten van de Campus en van de verschillende hogescholen, en met medewerking van diverse handelszaken, een actie op die de studenten tal van voordelen oplevert. De website www.kortrijkstudentenstad.be maakt de studenten hierbij wegwijs.

Vanuit de sociale sector werd er 38 978 euro gesubsidieerd aan de v.z.w. Alma, 36 608 euro vorig jaar. Er werden 44 802 warme maaltijden geserveerd (40 676 vorig jaar); de subsidie per warme maaltijd bedroeg 0,87 euro. Het budget voor de sociale sector bedroeg 486 387 euro (467 990 euro in 2003).

10 Universitaire parochie

Zoals in de voorgaande jaren bleken de sessies te Anseremme een belangrijke start te zijn voor zowel de studenten als voor de parochie. Eerstejaars leren elkaar kennen en ouderejaars (bv. praesidium) leggen er contacten voor het komende jaar. De pastores ontmoeten er onmiddellijk heel wat studenten aan wie ze de activiteiten van de parochie kunnen voorstellen. Op een open, ontspannen en onbevangen manier zetten nieuwe studenten hun eerste stappen in het KULAK-leven. Er werden onmiddellijk vier sessies gepland in Anseremme. In totaal maakten 145 nieuwe studenten op 504 generatiestudenten deze dagen mee (=28,77%). De inzet van ouderejaars (38 in aantal) voor deze ontmoetingsdagen blijft heel belangrijk.

De aanwezigheid van zowel studenten als personeelsleden op de openingsviering was vrij groot. Aangezien de interesse in kerkelijke vieringen tanende is, werd n.a.v. Kerstmis de traditionele eucharistieviering vervangen door een kerstwandeling in een gemoedelijke en familiale sfeer tussen de talrijk opgekomen studenten en personeelsleden. De viering ter gedachtenis van de mensen die hun lichaam afstonden aan de subfaculteit Geneeskunde kon rekenen op grote interesse van de eigen studenten.

Avondactiviteiten van de parochie kenden zoals het voorgaande jaar een wisselend succes. Ondermeer het semestersysteem kan als een oorzaak van een negatieve evolutie worden aangewezen. Op vraag van de parochie werd op 1 maart een themadag georganiseerd waarbij gastdocenten binnen het kader van een (verplicht) college Congo in de kijker plaatsten. De vrijblijvende avondactiviteiten rond dit thema kenden een geringe opkomst. Voor thema-avonden rond Auschwitz of voor een poëzie-avond rond ‘Oorlog & Vrede’ toonden de studenten grote belangstelling.

De sociale activiteiten blijven een aantal studenten aanspreken in de werkgroepen ‘bejaarden’ en ‘kinderen’. Maandelijks bezorgde een groepje studenten hen een aangename namiddag. De werkgroep ‘kinderen’ onderhoudt goede contacten met de buurtwerking van de wijk ‘Lange Munte’. Het oudejaarsavondfeest op de Campus voor ‘eenzamen en armen’ werd verdergezet.

Het is een bewust gekozen strategie van de Kortrijkse pastores zichtbaar deel uit te maken van het leven op de Campus Kortrijk. De gesprekken die met studenten en personeelsleden werden gevoerd

Page 128: Download het jaarverslag 2004 (PDF)

133

n.a.v. de inrichting van een nieuwe stille ruimte, brengen op een nieuwe manier cultuur, religiositeit en spiritualiteit ter sprake.