Download de whitepaper 'De toekomst van het vmbo

12
www.detoekomstvanhetvmbo.nl DE TOEKOMST VAN HET VMBO “Tijd voor een ander geluid” Whitepaper

Transcript of Download de whitepaper 'De toekomst van het vmbo

Page 1: Download de whitepaper 'De toekomst van het vmbo

www.detoekomstvanhetvmbo.nl

DE TOEKOMST VAN HET VMBO

“Tijd voor een ander geluid”

Whitepaper

Page 2: Download de whitepaper 'De toekomst van het vmbo

‘De toekomst van het vmbo, het vmbo van de toekomst’

Aantekeningen

2

Page 3: Download de whitepaper 'De toekomst van het vmbo

Kennis van Onderwijs

WOORD VOORAFWe hebben een tijdje geaarzeld om dit stuk te schrijven. We praten liever namelijk over de successen van het vmbo, want dan houden we het vriendelijk en gezellig met elkaar, en dat vinden wij ook zeer plezierig. Maar de feiten kunnen niet meer worden ontkend; het gaat gewoon niet goed. Zorgelijk is dat het uiten van dát geluid voornamelijk ondergronds plaatsvindt, niet op de bühne, niet in beleid en politiek, niet in de Hoftoren. Want we willen met elkaar vooral dat het goed blijft gaan. Dus blijven we dat met elkaar herhalen en plakken we niet meer dan pleisters op het échte probleem: het beroepsvoorbereidend onderwijs loopt getalsmatig in rap tempo leeg. Over tien jaar is er geen basisberoepsgerichte leerweg meer. Dat kun je gewoon uitrekenen. Wat doen we daar aan? Niets?

Het vmbo is een onderwijssector die er toe doet en het beroepsonderwijs verdient een mooie toekomst. Zeker in de huidige tijd waarin ambacht en vakmanschap weer meer erkenning verdienen en ook krijgen. We willen daarom met dit document en met het debat op 31 januari een fundamentele discussie op gang brengen op de gewenste ontwikkelingsrichting voor de toekomst van het vmbo. Uw reacties en de uitkomsten van het debat zullen we benutten om deze discussie levendig te houden in de hoop zo een positieve bijdrage te kunnen leveren aan een mooie toekomst voor het vmbo.

Rotterdam/Utrecht, januari 2013

Renée van Schoonhoven & Frank Studulski

OVER DE AUTEURS

Renée van Schoonhoven studeerde sociologie en onderwijswetenschappen en werkte onder andere bij het AOb en het ministerie van OCW. In 2002 richtte zij Actis op en is sindsdien betrokken bij verschillende opdrachten in het onderwijsveld onder andere als ambtelijk secretaris van de commissie leraren. Renée is daarnaast o.a. als docent verbonden aan de afdeling Staats- en Bestuursrecht bij de Vrije Universiteit Amsterdam.

Frank Studulski studeerde sociale geografi e aan de Universiteit van Utrecht. In de periode 1995 - 2001 was hij werkzaam bij de Directie VO van het Ministerie van OCW. Daar nam hij deel aan beleidstrajecten op het gebied van veiligheid op school, geweld op straat, jeugdbeleid, NT2, grote stedenbeleid, armoedebeleid, brede school, onderwijskansen en cultuur en school.

Frank werkt vanaf 2001 bij Sardes waar hij zich o.a. bezig houdt met de brede school ontwikkeling, jeugdbeleid en de ontwikkeling van een integraal kindcentrum.

www.detoekomstvanhetvmbo.nl

3

Page 4: Download de whitepaper 'De toekomst van het vmbo

De stukken die wij eerder hebben geschreven over het vmbo hebben steeds benadrukt dat er op het vmbo interessant en vernieuwend

onderwijs plaatsvindt, met betrokken docenten. Er is in tien jaar tijd enorm veel werk verzet. De komst van de centrale examens en duidelijke leerwegen waren een verademing. Vervolgens zijn vele mooie experimenten en initiatieven ontwikkeld die het vmbo inhoudelijk hebben verrijkt. De praktijk wijst dan ook uit dat er geen aanleiding is om te treuren over het vmbo. De helft van de leerlingen gaat na de basisschool naar het vmbo en je kunt alleen al daarom niet zeggen dat het vmbo het ‘afvoerputje van het onderwijs’ is. Het is een mooie onderwijssoort die veel kinderen met plezier volgen. Alleen maar benadrukken dat het vmbo een slecht imago heeft, dat aan het vmbo een stigma kleeft, dat men op het vmbo ‘teveel’ doet aan leerlingenzorg, dat alles lijkt ons grote onzin. Het doet geen recht aan waar het vmbo anno 2013 staat en wat er in tien jaar tijd is neergezet.

Leegloop beroepsgericht onderwijsMaar, zo langzamerhand geraken we wel in een steeds penibeler situatie. Dat komt omdat het leerlingenaantal in het beroepsgerichte deel van het vmbo, zeg maar het oude voorbereidend beroepsonderwijs (vbo), steeds verder terugloopt. De cijfers zijn dramatisch. Daar waar de kader- en basisberoepsgerichte leerweg in 2003 nog door ruim 130.000 leerlingen werd gevolgd, daar zijn dat er nu een kleine 100.000. Een daling van zo’n 30% in tien jaar tijd, welke zich overigens geconcentreerd voordoet in de basisberoepsgerichte leerweg. Het vmbo als geheel krimpt in diezelfde periode minder, met jaarlijks zo’n 1%. Dat terwijl het voortgezet onderwijs als totaal groeit met 3% per jaar. Deze groei doet zich logischerwijze vooral voor in het

havo/vwo, dat in het achterliggende decennium met bijna 30% in omvang is gestegen.

In onderstaande figuur zien we de ontwikkeling van het aantal leerlingen sinds 2003. Opvallend is vooral dat de basisberoepsgerichte leerweg in een rechte lijn naar beneden gaat.

www.detoekomstvanhetvmbo.nl

4

Page 5: Download de whitepaper 'De toekomst van het vmbo

5

www.detoekomstvanhetvmbo.nl

Als er niets gebeurt, kunnen we uitrekenen dat in ieder geval de basisberoepsgerichte leerweg,

over een jaar of 8 à 10 niet meer bestaat. Want deze leerweg wordt nu nog door een kleine 40.000 leerlingen gevolgd en krimpt met een kleine 4000 leerlingen per jaar. De leegloop zal zich naarmate de jaren voortschrijden waarschijnlijk versnellen omdat - als er niets gebeurt - scholen tegen een omslagpunt gaan aanlopen qua betaalbaarheid; ze zullen het onderwijs in deze leerweg naar alle waarschijnlijkheid versneld gaan afbouwen.

Belangrijk is overigens nog aan te geven dat de leegloop van het beroepsgericht vmbo zich in àlle sectoren voordoet. Met regelmaat verschijnen in media en politiek berichten alsof dit een probleem zou zijn van vooral technisch onderwijs en de zorgsector. Dat is niet correct, de daling doet zich in alle sectoren voor.

Bovendien: de leegloop heeft géén demografische oorzaak. Het doet zich in alle delen van het land voor. Al is het natuurlijk wel zo dat in delen waar sprake is van demografische krimp, de leegloop harder aankomt dan elders in het land. En als het voortgezet onderwijs over enkele jaren wél gaat krimpen ten gevolge van demografie, dan zal díe tendens de reeds aanwezige leegloop nog verder versterken. Maar op dit moment kan demografie als zodanig de exclusieve leegloop in het beroepsgericht vmbo in het gehele land, daar waar de vo-populatie als geheel groeit, niet verklaren.

Verklaringen?Hoe kan het nu zo zijn dat het vmbo – ondanks het inhoudelijke herontwerp van de afgelopen periode – met name in de kader en basis getalsmatig leeg loopt? Met elkaar hebben we de neiging om dit te verklaren door te wijzen op ‘opwaartse druk’,

oftewel het streven van elke ouder om zijn of haar kind toch minimaal naar de havo te krijgen, en als dat niet lukt ‘dan maar naar de mavo’ maar voorál níet naar het voorbereidend beroepsonderwijs. Deze tendens is overigens ook al in de jaren negentig door het SCP gesignaleerd en is verbonden met een stabiel cultuurpatroon in onze samenleving dat algemene ontwikkeling vóór de ontwikkeling van manuele vaardigheden stelt. De tendens wordt versterkt door berichtgeving in de media, bijvoorbeeld als wordt gesteld dat kinderen die op het vmbo komen ‘verloren gaan’. Dat is vervolgens vaak ook de strekking van gesprekken tussen ouders op verjaardagspartijtjes, feestjes en tussen collega’s in de trein. Als het kind met heel veel extra bijlessen en pijn en moeite toch naar het havo kan, is ‘het kwaad afgewend’. Het beleid van OCW van de afgelopen jaren heeft in dit opzicht overigens - wellicht ongewild - het ‘goede voorbeeld’ gegeven door steeds aan te geven dat men positief staat ten opzichte van de toename van doorstroom tussen vmbo en havo.

Een tweede verklaring die dit alles versterkt, wijst op kenmerken van het onderwijsbestel anno 2013. Zo zouden bijvoorbeeld schoolleiders in het primair onderwijs, als zij leerlingen moeten adviseren over het vervolg van hun onderwijsroute, te weinig weten over het vmbo en ‘dus’ al snel doorverwijzen naar mavo of havo. Ook de Inspectie lijkt hierin een rol te spelen. Als een leerling namelijk vanaf de basisschool met een advies mavo/havo aankomt en na twee jaar blijkt het advies havo niet haalbaar, dan heeft de school een probleem. De leerling ‘zakt’ dan in niveau, hetgeen negatief aantikt op de onderwijskaart als het gaat om het ‘rendement onderbouw’. De school wordt gehouden aan het advies, en is niet van nature geneigd leerlingen met een gemengd advies op een lager niveau door te laten stromen.

Page 6: Download de whitepaper 'De toekomst van het vmbo

6

Wat ís het vmbo?Misschien spelen er ook andere zaken mee? Is het wel zo dat het aan ‘de ouders’ of aan ‘de basisschool’ ligt? Is dat niet een te gemakkelijke verklaring? Wordt het niet eens tijd dat we de feilen bij het vmbo zelf zoeken? Bij de programmering ervan?

Want wat léren kinderen in de beroepsgerichte leerwegen? Vijf avo-vakken en een beroepsgericht vak, met stage. Is dat voldoende voor een uitdagend programma dat voorbereidt op het ‘échte’ beroepsonderwijs? En komen in zo’n programma leerlingen met leerachterstanden wel voldoende aan bod? Doen we genoeg om te kijken welke talenten er tussen zitten, ook op het vlak van taal en rekenen? Of doen we alsof deze leerlingen al als ze 14 jaar oud zijn, niet meer in staat zijn om ook nog maar iets nieuws te leren?

Dit zijn natuurlijk gechargeerde vragen. Maar toch stellen we ze. Ook omdat de getalsmatige neergang die we nu in het beroepsvoorbereidend onderwijs meemaken, zich eerder in de geschiedenis ook heeft voorgedaan, namelijk bij de zogeheten burgerscholen. Deze waren in de tweede helft van de 19e eeuw bedacht om het gat te vullen tussen enerzijds de hogere burgerschool (hbs) met een curriculum van vier jaar in algemene vakken, en anderzijds de lagere school die door veel kinderen tot hun 12e levensjaar werd gevolgd. Kinderen uit de arbeidersklasse gingen na de lagere school aan het werk; kinderen uit de middenklasse zouden naar de hbs gaan, kinderen van de elite gingen naar het gymnasium. De burgerschool was bedoeld als een ‘overstapje’ na de lagere school voor kinderen uit milieus op de grens van arbeiders- en middenklasse, de ‘kleine luyden’ zogezegd. Het curriculum omvatte een programma van drie jaar, bestaande uit algemene vakken. Het

leek een goed idee zo’n burgerschool, maar het landde niet. Er kwamen te weinig leerlingen naar toe; gemeenten zagen zich na een paar jaar al gedwongen deze scholen weer te sluiten.Hoe kwam het dat dit idee niet aansloeg? Er waren drie redenen voor. Ten eerste was het programma niet onderscheidend genoeg ten opzichte van dat van de hbs. Het enige verschil was een driejarig in plaats van een vierjarig traject. Ten tweede werd in het programma te weinig tijd en ruimte genomen voor het aanleren en daarmee respecteren van manuele kennis en vaardigheden. Juist die kennis en vaardigheden werden door ‘de kleine luyden’ wél op prijs gesteld. De derde reden was een financiële: de jongeren die naar de burgerscholen konden gaan, konden ook voor hun gezin en zichzelf ‘geld verdienen in een leerbaan’. De ambachtsscholen waren immers in die periode in opkomst.

Misschien is het beroepsgericht vmbo anno 2012 qua curriculum ook wel te weinig onderscheidend van karakter van het mavo en havo. Misschien oordelen we ook nu in het vmbo positiever over algemene cognitie dan over manuele kennis en vaardigheid; misschien miskennen we teveel de wens van veel leerlingen om snel op een zekere plek op de arbeidsmarkt terecht te komen waar een goed salaris aan verbonden zit.

Wat doen we er aan?Helaas gaat het op de grote bühne van media, beleid en politiek niet of nauwelijks over dit vraagstuk. Toegegeven, hier en daar popt af en toe het punt omhoog dat ‘de techniek’ of ‘de zorg’ een probleem heeft als het gaat om voldoende en adequaat opgeleid personeel. Maar dat probleem is dus veel breder dan alleen één of enkele maatschappelijke sectoren.

www.detoekomstvanhetvmbo.nl

Page 7: Download de whitepaper 'De toekomst van het vmbo

7

Rob Wilhem, sectordirecteur De Nieuwe Veste te Coevorden: “We moeten naar vmbo met perspectief! We zijn al te lang bezig met noodvoorzieningen om de beroepsgerichte leerwegen in stand te houden. We moeten leerlingen opleiden voor minimaal een startkwalificatie, liever nog: voor niveau 3 mbo. Dit samen met en

mbo, door een zwaarder beroepsgericht programma; dat begint dan ook eerder. De andere leerwegen zijn meer theoretisch en leiden toe naar niveau 3 en niveau 4.

Scholen moeten de moed hebben leerlingen te plaatsen in het juiste traject, en niet zwichten onder opwaartse druk. Scholen kunnen zelf de regie pakken door bijvoorbeeld met de gemeente te werken aan een regionaal tech-niekcentrum. Dit werkt bij ons, we noemen het het Drentse model.”

Het beroepsgericht onderwijs is op dit moment überhaupt niet populair. Wat doet men wel?

Het accent in beleid en politiek ligt op het opstarten van (wederom) inhoudelijke veranderingen, zoals het herontwerp van de examenprogramma’s beroepsgerichte vakken in het vmbo en het stimuleren van loopbaanoriëntatie en begeleiding (lob). We vinden dit overigens prima zaken, die goed worden opgezet en aangepakt. Maar alleen deze trajecten lossen het onderliggende vraagstuk niet op. Dat blijkt ook wel als je na een bijeenkomst over bijvoorbeeld de beroepsgerichte examenprogramma’s met enkele schoolleiders oploopt naar de parkeerplaats. Dan hoor je de echte verhalen: een dalend leerlingen aantal, en het vraagstuk hoe dit op te lossen in de school.

Het lastige bij de leegloop is vooral het voorzieningenvraagstuk. Het vmbo vraagt om instructie- en praktijklokalen met bijvoorbeeld lasapparatuur, werkpleksimulatielokalen. Dit zijn allemaal dure voorzieningen. De groepen leerlingen zijn inmiddels op veel scholen te klein geworden om dit nog te bekostigen. Scholen lossen dit op door bijvoorbeeld de 3e en de 4e klas samen te voegen op het rooster, of door het beroepsgericht vak te veralgemeniseren tot intra- of intersectoraal. De ‘oplossing’ past dan niet bij

het probleem, want intra- en intersectorale vakken waren en zijn niet bestemd om de leegloop tegen te gaan, integendeel. Laat onverlet dat scholen deze route vaak wel als een vluchtheuvel gebruiken om het onderwijs aan kleine klassen betaalbaar te houden. Of dit leidt tot een versterking van de aantrekkelijkheid en eigenheid van het vmbo als aparte onderwijssoort is nog maar zeer de vraag.

Een alternatief is dat scholen met elkaar in de regio naar oplossingen zoeken. Nu is er al wel voorzichtig geëxperimenteerd met een andere voorzieningenstructuur. Zo zijn er in het hele land afspraken tussen vmbo-scholen die zijn vastgelegd in een regionaal arrangement, of, zoals ze sinds 2010 heten: Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen (RPO). Dat biedt nog niet in alle gevallen voldoende soelaas. Daarnaast is er de laatste jaren geëxperimenteerd met projecten VM2. De projecten zijn ingegeven om de verbinding tussen vmbo en mbo beter tot stand te laten komen (‘één concept, één team, één dak’). Vooral leerlingen van niveau 1 en 2 kunnen hiervan profiteren. De rapportage van 2012 is positief over het terugdringen van VSV en een stijgend aantal startkwalificaties. Een slechte overstap tussen vmbo en mbo voor deze leerlingen leidt makkelijker tot schooluitval.

www.detoekomstvanhetvmbo.nl

Page 8: Download de whitepaper 'De toekomst van het vmbo

8

Maar niet op alle plekken leidt dit besef direct tot succesvolle samenwerking. Veel VM2-trajecten stranden op praktische vraagstukken, waaronder het ontstaan van te kleine groepen leerlingen om het onderwijs blijvend betaalbaar te kunnen organiseren. Langzaam maar zeker bijten we met al dit soort oplossingsrichtingen in de eigen staart. Want omdat er steeds minder leerlingen zijn, is er ook steeds minder financieel draagvlak in de school om nog tot versterking en innovatie te kunnen komen. Ook in dit opzicht lijkt inmiddels wel een soort omslagpunt bereikt.

Wat willen we met elkaar?Het vmbo is een draaipunt in het onderwijs; er zijn heel verschillende leerlingen en daarom is het ook niet helemaal duidelijk wat we precies willen met het vmbo. Er zijn in ieder geval verschillende stakeholders met verschillende wensen:

• We willen meer praktijkoriëntatie voor leerlingen die affiniteit met die praktijk hebben.

• Maar we willen tegelijkertijd ook een hoger algemeen niveau, een soort latente maatschappelijke wens die is blijven leven na het mislukken van de middenschool en het terugdringen van de basisvorming.

• We willen een goede aansluiting bij het vervolgonderwijs.

• En we willen ook onderwijs op maat voor de leerling, hetgeen impliceert dat er allerlei kleinere routes worden gemaakt die zo goed mogelijk aansluiten bij de wensen en ontwikkelingsmogelijkheden van de leerling.

• Maar we willen ook bescherming van leerlingen die bescherming nodig hebben (zo min mogelijk kwetsbare drempels). Een voorbeeld zijn de vm2-trajecten, maar ook scholen die in de brugklassen docenten aannemen met

een pabodiploma en als school hun best doen om de organisatie van de brugklas te laten aansluiten bij de basisschool.

• En we willen tegelijkertijd dat de leerling is voorbereid op een flexibele arbeidsmarkt en vooral ook competent is op allerlei terreinen. De recente inspanningen om loopbaanoriëntatie en begeleiding (LOB) verder te stimuleren is kenmerkend voor deze wens. Bij de nieuwe benaderingen van LOB gaat het namelijk veel verder dan alleen oriëntatie op een vervolgopleiding. Met een gerichte aanpak wordt gewerkt aan versterking van zelfkennis en identiteitsontwikkeling.

www.detoekomstvanhetvmbo.nl

Page 9: Download de whitepaper 'De toekomst van het vmbo

9

www.detoekomstvanhetvmbo.nl

Corine van Doornum, afdelingsleider Martinus Col-lege, Grootebroek: “Praktijkgerichte leerroutes moeten blijven! Er blijft praktisch onderwijs nodig

voor leerlingen op jongere leeftijd.

Niet iedereen heeft dezelfde leerstijl. Het talent van leer-lingen in de vmbo-leeftijd moet geprikkeld worden zodat ze een indicatie krijgen van ‘succes’. Dat kan door aandacht te besteden aan competenties; zo krijgen ze de ruimte om de keuze voor een beroep uit te stellen en zich een beroep-shouding aan te leren. De leerling oriënteert zich en kan zo bepalen welke richting hij of zij op gaat.

Leerlingen die leren door doen moeten de tijd krijgen om te kiezen wat bij ze past, en onderwijs krijgen dat ze prik-kelt op hun talenten. Het behoud van praktijkgerichte leer-routes op verschillende niveaus is daarvoor noodzakelijk.”

Misschien willen we te veel tegelijkertijd? Kunnen we dit allemaal wel verenigen in

het vmbo? Moeten we wellichten denken aan en nieuwe voorziening? Deze voortdurende zoektocht naar de inpassing van interne en externe ontwikkelingen roept de vraag op of er wellicht ruimte is voor een structuurverandering in het vmbo.

Discussie over de toekomst van het vmbo In Nederland zijn we eigenlijk alleen maar gewend aan groei. Thema’s als leegloop en krimp roepen emoties op. De reacties zijn bijna vergelijkbaar met een rouwproces.

• De eerste fase is bagatelliseren en ontkenning. Een bekende reactie is dan: ‘het leerlingaantal zal wel weer stijgen, het fluctueert altijd’.

• Een tweede reactie is boosheid: die concurrentschool trekt veel meer leerlingen met ‘zogenaamd innovatief aanbod’. Wij gaan ook investeren in marketing.

• Pas in de derde fase komt acceptatie. Het is niet anders, we moeten wat anders verzinnen. We kunnen dit ook de fase noemen van begeleiden, ermee leren omgaan. Pas dan komt de vierde fase van benutten (nieuwe mogelijkheden zien).

Wij vinden het in ieder geval tijd om de bal op de stip te leggen. We denken dat de tijd van pleisters plakken voorbij is. Willen we met elkaar dat er over tien jaar nog beroepsgericht vmbo is, dan moeten we nú iets gaan doen. En dat start met een discussie over de toekomst van het vmbo.

We kunnen deze discussie voeren aan de hand van scenario’s die we hierna hebben uitgewerkt.

Page 10: Download de whitepaper 'De toekomst van het vmbo

10

Scenario 1, niets doenDit scenario wil zeggen: de zaak op zijn beloop laten. Eigenlijk zeggen we hiermee: we geven het beroepsvoorbereidend onderwijs op. Mavo, havo en vwo kunnen blijven. De toestroom tot het mbo zal daarmee ook minder worden, zeker op niveau 2. De meeste lager geschoolde productiearbeid halen we in het vervolg uit de rest van Europa. De consequentie is ten eerste dat het bedrijfsleven de rekening zal betalen, want die moet werknemers alsnog gaan opleiden: in de Nederlandse taal maar ook in de vaardigheden, kennis en attitude die nodig zijn voor productiviteit op de werkvloer. Ten tweede is de consequentie dat aanzienlijke delen van de Nederlandse jeugd niet afdoende worden opgeleid. Want niet iedereen kan het niveau van mavo, havo en vwo aan. Jongeren zullen uitvallen en ongeschoold – en tegen die tijd waarschijnlijk ook zonder uitkering – thuis komen te zitten.

Scenario 2, ruimte voor brancheopleidingen Hier nemen de bedrijven en brancheorganisaties de regie. Zij gaan meer gerichte opleidingen aanbieden, vooruitdenkend op de krapte op de arbeidsmarkt. In feite nemen ze de rol van het onderwijs over. Leerlingen krijgen in de eerste twee jaar op het vmbo nog een vrij stevige basisvorming, met veel aandacht voor taal en rekenen. Daarna kunnen ze kiezen voor een branche- of bedrijfsopleiding die direct een beroep doet op praktische kennis en vaardigheden, en op de ontwikkeling van hun talent en competenties. We sluiten daarmee veel dichter aan bij het ‘gildensysteem’ zoals in Duitsland en Oostenrijk. De eerste verschijnselen hebben we hiervan al gezien: de Nederlandse Spoorwegen hebben een eigen opleiding opgericht voor technisch personeel. Het is duidelijk dat hierbij meer regie bij het bedrijfsleven komt te liggen.

Scenario 3, vorming van regionale clustersWe halen een keer heel diep adem en gaan met elkaar stevig ingrijpen in de regionale afstemming en herverdeling van afdelingen. Het vakcollege, de scholingsboulevards en de VM2-projecten zijn daar voorbeelden van. We maken dan ook een opleiding voor kinderen van 12 tot 16 en van 12 tot 18 jaar, met een duidelijke pedagogisch-didactische aanpak en praktijkcomponenten. Het gaat dus om een inhoudelijke verandering en een andere voorzieningenplanning, waarbij gewerkt wordt op een hogere schaal. Het worden vier of zesjarige opleidingen voor vaklieden waarin vmbo en mbo samengaan voor Kader en Basis, voor niveau 1, 2 en 3; deze worden georganiseerd / aangeboden op basis van een nieuwe toedeling van locaties.De regie voor het beroepsonderwijs wordt belegd bij de provincie en gemeenten, want dat sluit ook beter aan bij zorg en passend onderwijs.

Scenario 4, loslaten van staande structurenDe scholen blijven qua infrastructuur zitten waar ze zitten, maar gaan veel meer investeren in bijvoorbeeld afstandsleren, vormen van blended learning en Flipping the classroom. Kortom: de inzet van nieuwe technologie, ‘in the cloud lesmateriaal’, Ipads, apps enzovoorts om onderwijsinhoud en kwaliteit toch overeind te houden bij leerlingenaantallen die feitelijk te klein zijn om onderwijs nog rendabel in klassieke vorm in een klaslokaal op een fysieke leslocatie aan te kunnen bieden. Bovendien: de leerlingen volgen steeds meer stage en duale trajecten en zijn alleen daarom al minder op school. Voor de nodige contactmomenten face-to-face worden de leerlingen in de regio opgehaald met een bus, zoals ook bij een aoc in Groningen al gebeurt. Ook in deze vorm van onderwijs staat de vorming voor het beroep centraal.

‘De toekomst van het vmbo, het vmbo van de toekomst’

Page 11: Download de whitepaper 'De toekomst van het vmbo

Kennis van OnderwijsKennis van Onderwijs

11

TenslotteIn dit whitepaper willen we uitdagen tot reflectie. Wij denken dat de inhoudelijke vernieuwingen op zich interessant zijn, maar dat de nood wel aan de man is in het vmbo. Er moet wat anders gebeuren en het meest waarschijnlijk is dan een ingreep die eerder de structuur betreft dan de inhoud.

De keuzes die moeten worden gemaakt in het vmbo zijn moeilijk omdat er zo veel verschillende belangen moeten worden gediend. Bovendien heeft iedere school ook eigen belangen, die geheel betrekking hebben op het in stand houden van de eigen organisatie en niet op de kwaliteit van het systeem. Maar we kunnen niet aan blijven modderen met groepjes van 6 leerlingen

per leerjaar. Soms moet je out of the box en een nieuwe voorziening bedenken. We dagen de deelnemers aan de conferentie uit om mee te denken over die structuur en kwaliteiten van het stelsel voor vmbo.

• Kunt u zich vinden in één van de scenario’s? • Of wellicht wel een combinatie? • Zijn er andere alternatieven?

In de middag gaan we met u in debat. Als bezoeker van het congres hopen we dat u niet alleen iets komt halen, maar ook iets meebrengt in de vorm van u eigen meding. Graag horen we uw stem op 31 januari 2013 in Nijkerk !

www.detoekomstvanhetvmbo.nl

Page 12: Download de whitepaper 'De toekomst van het vmbo

Colofon

Copyright: Actis Advies, Sardes

Uitgave: Rotterdam, 2013

Tekst: R. van Schoonhoven & F. Studulski

Actis AdviesPostbus 7583000 AT ROTTERDAM010 - 404 11 44www.actisadvies.nl

SardesPostbus 23573500 GJ Utrecht030 - 232 62 00www.sardes.nl

‘De toekomst van het vmbo, het vmbo van de toekomst’