Dna onderzoek Rabobank HGWZ AldusWillem 8 oktober 2015

64
Een aandeel in elkaar Onderzoek naar de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel Samen werken aan een innovatief en vitaal gebied

Transcript of Dna onderzoek Rabobank HGWZ AldusWillem 8 oktober 2015

1 / 64

Een aandeel in elkaar

Onderzoek naar de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel

Samen werken aan een innovatief en vitaal gebied

2 / 64

Inhoud

1. Inleiding 41.1 Doel- en vraagstelling 41.2 Toelichting bij de aanpak 41.3 Gebiedsbepaling en samenwerkingsverbanden 51.4 Leeswijzer 8

2. Samenvatting, aanbevelingen en strategische gebiedsagenda 9

2.1 Belangrijkste uitkomsten 92.2 Kansen 102.3 Naar een strategische agenda voor een vitale

en duurzame regio 11

3. Sociaal DNA 133.1 Inleiding 133.2 Demografisch profiel 133.3 Inkomen, opleidingsniveau en veiligheid 163.4 Sociale verbanden en gezondheid 173.5 Leefbaarheid en kleine kernen 183.6 Samenvatting 20

4. Ruimtelijk DNA 214.1 Inleiding 214.2 Grondgebruik 214.3 Wonen 224.4 Voorzieningen 244.5 Sport en cultuur 254.6 Bedrijventerreinen en kantoren 254.7 Klimatologische voetafdruk 274.8 Infrastructuur en filedruk 284.9 Samenvatting 29

5. Economisch DNA 305.1 Inleiding 305.2 Werkgelegenheid en economische structuur 305.3 Economisch presteren 355.4 Sectorale verdiepingen 355.5 Arbeidsmarkt 455.6 Economische relaties 475.7 Samenvatting 48

6. Kansen en toekomstperspectief 496.1 Algemeen 496.2 Kansen 496.3 Een uitdagend toekomstperspectief 55

Bijlage 1: Leefbaarheid, begrippen en waarden 59Bijlage 2: Bijdragen sectoren (2012) 61Bijlage 3: Informatiebronnen 63

Colofon 64

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 20153 / 64

Als coöperatieve bank leveren we graag een bijdrage aan de econo-mische en maatschappelijke agenda van het gebied waarin we actief zijn. Daarom hebben we het initiatief genomen tot het houden van een DNA-verkenning van de regio Best, Oirschot en Son en Breugel.Dit, samen met vertegenwoordigers van de gemeenten, onderwijs-instellingen en ondernemers(verenigingen). Wij zijn alle betrokkenen dankbaar voor hun waardevolle input.

In dit onderzoek leest u waarom deze regio uniek is en wat de sterkten, zwakten, kansen en uitdagingen zijn. Niet alleen van de afzonderlijke gemeenten Best, Oirschot en Son en Breugel, maar ook van de gemeen-ten samen en van de gemeenten in relatie tot Het Groene Woud en het grotere geheel.

Het onderzoek laat zien dat we een sterke regio zijn waarop we trots kunnen zijn. In de gemeenten Best, Oirschot en Son en Breugel zien

we een bijzondere combinatie van veel werkgelegenheid en een hoge kwaliteit van wonen. Maar … de tijd staat niet stil. De wereld verandert. Niet alleen morgen, maar ook al vandaag. De grote uitdaging die we met z’n allen hebben, is om ervoor te zorgen dat we deze welvaart en dit welzijn kunnen behouden. Daarvoor is samenwerking nodig, zodat er meer impact en slagkracht ontstaan.

Aan de hand van dit onderzoek denken wij dat het belangrijk is om te werken aan zowel innovatie als aan vitaliteit. In aansluiting daarop hebben wij het initiatief genomen om een aantal thema’s vast te stellen waarmee we samen met betrokkenen uit deze regio aan de slag gaan. Juist in de samenwerking liggen kansen. Ondernemers, inwoners, over-heid, onderwijs en andere stakeholders die elkaar inspireren en nieuwe oplossingen bedenken voor de uitdagingen van morgen.

We hopen dat dit onderzoeksrapport veel mensen inspireert om gerichte activiteiten te ontplooien en daarvoor de samenwerking op te zoeken. Waar dat in ons vermogen ligt, zullen we als bank dergelij-ke initiatieven van harte ondersteunen. Samen kunnen we de sterke punten van deze regio vasthouden én uitbreiden, de kansen verzilveren en de uitdagingen aangaan. Want een mooie toekomst, daar hebben we allemaal een aandeel in.

Namens Rabobank Het Groene Woud Zuid,

Lilian DamenDirectievoorzitter

VOORWOORDDit is het

onderzoek naarde kansen van

Best, Oirschot en Son en Breugel.

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 20154 / 64

1. Inleiding Het lijkt paradoxaal dat in een tijd waarin de wereld virtueel steeds kleiner wordt en informatie uit alle windstreken in fracties van seconden beschikbaar is, we een toenemende belangstelling zien voor de lokale, eigen omgeving. Toch is dat niet zo raar. Uiteindelijk vormt die omgeving nog steeds de belangrijkste sociaal-maatschappelijke en economische context, waarbinnen ons leven zich afspeelt. Mensen voelen zich betrokken bij hun eigen omgeving en willen daarop ook invloed uitoefenen. Bestuurlijk wordt dat gestimuleerd doordat een steeds groter mandaat bij lagere overheden wordt gelegd, waaronder de gemeente. Cynici zullen zeggen dat dit komt door de bezuinigingen (‘decentralisaties’), in werkelijkheid komt het voort uit de gedachte dat geëmancipeerde burgers samen met hun lokale bestuurders heel goed in staat zijn om hun eigen verantwoordelijkheden te nemen en te bepalen wat goed voor ze is. Op dat niveau zitten immers de gemeenschappelijke belangen, de betrokkenheid en de energie om zaken samen aan te pakken.

Tegen deze achtergrond belicht deze studie de kenmerken, kansen en bedreigingen van Best, Oirschot en Son en Breugel. Drie kleinere gemeenten in Zuidoost-Brabant, met één been staand in Brainport, een vooraanstaande economische kennisregio, die op wereldniveau meespeelt. En met het andere been onderdeel van Het Groene Woud, één van de onderscheidende Nationale Landschappen van ons land.

Om recht te doen aan de kwaliteiten en kansen van het gebied is gekozen voor een brede insteek met feiten, ontwikkelingen en meningen. Dan ontstaat ‘voor elk wat wils’. Maar nog interessanter is het om naar het totaal, de samenhang en het evenwicht te kijken. Waar het gaat om mensen en groeperingen, economische functies, ruimtelijke samenhang en het gebied als onderdeel van een groter geheel. Om kansen voor de toekomst aan te kunnen geven, is het belangrijk om te weten wat het gebied heeft gemaakt tot wat het nu is. Daarin zit het DNA van mensen en het gebied en deze eigenschappen vormen de rode draad van dit onderzoek en de daarop gebaseerde conclusies en adviezen.

1.1 Doel- en vraagstellingHet doel van de studie is om op basis van onderbouwde kennis en afge-wogen argumenten, met behulp van gerichte actieplannen en samen met stakeholders en partners een gerichte stimulans te geven aan een voorspoedige en duurzame ontwikkeling van het gebied.

Het belang van verbindenRabobank Het Groene Woud Zuid ziet in dit proces voor zichzelf een rol als aanjager en verbinder. Zij wil zich samen met partners inspannen om een duidelijke visie op het gebied te ontwikkelen en een versterkingsproces op gang te helpen, maar op enig moment zal het initiatief verbreed moeten worden. Het onderzoek moet uiteraard een goede kwantitatieve basis hebben, maar een kwalitatieve onderbouwing is minstens zo belangrijk. Op die manier krijgen we niet alleen de beste informatie en adviezen, het leidt ook tot draagvlak van de aanbevelingen.

De plus van deze inspanningen is vooral gericht op een integrale visie op het gebied, het formuleren van toepasbare en haalbare aanbevelingen en het opwekken van energieom samen aan een sterker gebied te werken.

Belangrijk bij de formulering en uitvoering van de adviezen is dat men-sen het gevoel hebben er samen wat van te kunnen maken, vanuit een gezamenlijk belang en gezamenlijke doelstelling. De praktijk leert – bij dit project, maar ook eerdere projecten elders in het land waarbij de Rabobank betrokken is geweest - dat velen (bewoners, ondernemers, bestuurders) goede inzichten hebben in wat er speelt en wat gedaan zou kunnen worden om het gebied te versterken. Het mobiliseren en verbinden van mensen, ook tussen groepen die voorheen misschien niet zo veel contact met elkaar hadden (cross-overs) en het organiseren van hun zelfredzaamheid rond een bepaald thema zijn dan belangrijker dan het verzinnen van nieuwe oplossingen.

De Rabobank geeft samen met enkele stakeholders dit proces een steuntje in de rug en neemt het voortouw. Het is belangrijk dat er voldoende mensen zijn met overtuiging, initiatief, energie en niet in de laatste plaats tijd om samen de kar te trekken. Overal zijn mensen met dergelijke kwalificaties te vinden, maar zij zijn doorgaans veelgevraagd en druk. Dan is het belangrijk om die groep te laten groeien door sup-porters en fans te winnen. Het gaat om een gedeelde visie, overtuiging en enthousiasme. Het onderzoek is uitgevoerd door Willem van der Velden van AldusWillem in nauwe samenwerking met Rabobank Het Groene Woud Zuid. Daarnaast hebben veel mensen kun kennis, ervaringen en ideeën ingebracht, in de vorm van interviews, groepsdiscussies en de hiervoor speciaal ontwikkelde app. Zij staan in bijlage 3 vermeld. Hun inbreng heeft belangrijke aanvullende informatie, inkleuring, prioritering en oplossingen gebracht en niet in de laatste plaats was het zeer plezierig en inspirerend om met deze personen van gedachten te wisselen.

VraagstellingBij de uitvoering van het onderzoek staan de volgende vragen centraal:

1.2 Toelichting bij de aanpakWe beginnen met een kwantitatieve analyse van het gebied op basis van bestaande bronnen en datareeksen. Daarbij kiezen we een brede insteek: sociaal (demografie, betrokkenheid, participatie), ruimtelijk (wonen, recreëren, werken, duurzaamheidsaspecten, infrastructuur en bereikbaarheid) en economisch (de verschillende sectoren, vitaliteit van

Wat is het DNA en de kracht van de gemeenten Best, Oirschot en Son en Breugel (gezamenlijk, apart en in relatie tot de omgeving), welke mogelijkheden zijn er om het gebied verder te versterken en wat zou – als eerste, door wie – gedaan kunnen worden om tot een daadwerkelijke versterking te komen?

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 20155 / 64

het bedrijfsleven, dynamiek, etc.). Tevens kijken we naar samenhang en verbanden binnen het gebied en met de omliggende regio’s, in termen van pendel, koopstromen en zakelijke relaties tussen bedrijven. We maken gebruik van bestaande statistieken en kunnen ook het specifieke en onderscheidende Rabobank-materiaal inzetten. We volgen waar mogelijk en relevant de lijn verleden-heden-toekomst. Parallel daaraan doen we literatuurstudie. Daarbij richten we ons op publicaties van de overheid (provincie, gemeenten, regio), het bedrijfsleven (Kamer van Koophandel, ondernemersorganisaties) en kennisinstellingen. De voorgaande twee stappen zijn deskresearch. Het geeft snel inzicht, maar is slechts kennis vanaf papier. Daarom zijn ter inkleuring en prioritering aanvullend acht interviews gehouden.

Een bijzondere bron en klankbord is de speciaal voor dit project ontwikkelde app geweest. Hierop heeft een groep van ca. 35 stakeholders regelmatig haar mening gegeven over thema’s die voor het gebied relevant zijn.

Samen met gesprekken met de initiatiefnemers en algemene kennis en ervaring van gelijksoortige projecten leidt deze aanpak tot een goede kijk op het DNA van het gebied. Dat leidt tot haalbare en gedragen aanbevelingen om het gebied daadwerkelijk te versterken.

1.3 Gebiedsbepaling en samenwerkingsverbandenHet onderzoeksgebied omvat de gemeenten Best, Oirschot en Son en Breugel. Voor zover relevant en het materiaal het toelaat, zoomen we tevens in op wijkniveau.

In de kwantitatieve rapportage onderscheiden we tweerapportageniveaus: • de drie gemeenten apart en gezamenlijk • de drie gemeenten gezamenlijk, vergeleken met de regio Zuid-

oost-Brabant, het totaal van de Groene Woud-gemeenten en geheel Nederland.

Op die manier doen we recht aan de bijzondere ligging van de drie gemeenten, in het zuiden van Het Groene Woud en in het noorden van Zuidoost-Brabant. En kiezen we niet bij voorbaat voor een bepaald

perspectief. Daarmee erkennen we de dynamiek van Zuidoost-Brabant (waaronder Brainport) en de ruimtelijke kwaliteiten van Het Groene Woud.

In het onderzoek en de rapportage bewaken we een goed evenwicht tussen de individuele gemeenten en het collectief. Het collectief (het collier) is de primaire insteek, maar we realiseren ons dat dit pas ontstaat als de verschillende onderdelen (de parels) aaneengeregen worden. Voorts moet bedacht worden dat een gemeenschappelijk kenmerk van de drie gemeenten is dat ze alle drie door Rabobank Het Groene Woud Zuid worden bediend, maar dat er ook andere factoren en kenmerken zijn die ze binden, of juist onderling van elkaar laten verschillen.Qua karakter en structuur hebben Best en Son en Breugel veel met elkaar gemeen. Best is tot 1819 een onderdeel van Oirschot geweest. En Oirschot is weer meer op de Kempengemeenten gericht dan Best en Son en Breugel. Iedere gemeente (bewoner, ondernemer, bestuurder) moet zich in de conclusies en aanbevelingen kunnen herkennen, maar zich ook realiseren welke bijdragen ze aan het soms wisselende collectief kunnen leveren. Tegen deze achtergrond is ook de vergelijking met Zuidoost-Brabant èn Het Groene Woud relevant.

Enkele opvallendeapp-uitkomsten zijn in

de tekst opgenomen

Het DNA van een regio zegt iets over de karakteristieke eigenschappen van een regio, tot uiting komend in diverse kenmerken en kracht. Naar analogie van de double/triple helix onderscheiden we hier drie strengen, te weten het sociale DNA (mensen), het ruimtelijke DNA (omgeving) en het economische DNA (economie, bedrijven).

Box 1: DNA, Double Helix, Triple Helix

Desoxyribonucleïnezuur, afgekort als DNA, is een bioche-misch macromolecuul dat fungeert als belangrijkste drager van erfelijke informatie in alle bekende organismen. Een DNA-molecuul bestaat uit twee lange strengen die in de vorm van een dubbele helix met elkaar vervlochten zijn.

Binnen Brainport (zie ook later) is sprake van Triple Helix: samenwerking tussen bedrijfsleven, kennisinstellingen en de overheid. Uit internationaal benchmarkonderzoek blijkt dat deze samenwerking een van de sleutels is voor een sterke en succesvolle regio. Nadat de grote banken waaronder de Rabo-bank de Brainport-agenda hebben onderschreven, wordt zelfs gesproken van de ‘Quatrohelix’.

menseconomieomgeving

menseconomieomgeving

menseconomieomgeving

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 20156 / 64

In de onderstaande kaarten staan de gebieden weergegeven: Kaart 1 Drie gemeenten (grijs), Het Groene Woud (groene begrenzing) en Zuidoost-Brabant (blauwe begrenzing

Kaart 2 Individuele gemeenten en belangrijkste kernen.

Het Groene Woud Het Groene Woud is een gebied ter grootte van circa 35.000 hectare ge-legen binnen de stedendriehoek ’s-Hertogenbosch, Eindhoven, Tilburg. Het gebied is in 2005 uitgeroepen tot Nationaal Landschap vanwege haar buitengewone kwaliteiten en een unieke combinatie van agrarisch gebied, natuur en cultuurhistorie. In het centrum van Het Groene Woud liggen grootschalige natuurgebieden die in toenemende mate met elkaar verbonden worden, zoals de Oisterwijkse Bossen en Vennen, Kampina, De Mortelen, De Scheeken, Dommeldal en De Geelders. De natuurbrug over de A2 is een in het oog springende verbinding tussen De Mortelen en De Scheeken en daardoor tussen de Kampina en het Dommeldal.

Uiteindelijk vormen de natuurgebieden een aaneengesloten oppervlak-te van 7.500 hectare. De natuurgebieden bevatten beken en beemden, heidevelden, leembossen en kleinschalig cultuurlandschap. Verschillen-de beken doorsnijden Het Groene Woud, zoals de Dommel, de Reusel, de Beerze, de Voorste Stroom en de Essche Stroom.

Rondom de natuurgebieden ligt een kleinschalig, op veel plaatsen nog authentiek landschap met tal van landschapselementen, bolle akkers, kleine agrarische percelen, monumentale gebouwen (boerderijen, schu-ren, molens, kloosters, landgoederen) en aardkundige monumenten zoals de eeuwenoude wallen rondom Landgoed Velder. In dit klein-schalige landschap liggen de dorpen ingepast. Het Groene Woud heeft haar uitlopers in de steden en vormt hiermee een fysieke verbinding. Het Groene Woud functioneert als belangrijk uitloop- en recreatiege-bied voor de stedelingen en is een grote vestigingsfactor voor de in de steden gevestigde bedrijven.

Het Groene Woud is een essentiële verbindende factor, ruimtelijk, maar ook tussen mensen, natuur, en bedrijvigheid. Het heeft in zekere zin de mensen gevormd. Ook diverse soorten van (voorbije) bedrijvigheid dan-ken hun herkomst aan de natuurlijke kenmerken van het gebied, zoals de klompenmakerij in Best en de Oirschotse meubelindustrie.

Kaart 3 Het Groene Woud

Metropoolregio Eindhoven en Zuidoost Noord-BrabantDe 21 regiogemeenten (waaronder Best, Oirschot en Son en Breugel) die samenwerken in het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) gaan samen aan de slag om de Metropoolregio Eindhoven verder vorm te geven. Dit is noodzakelijk omdat de wettelijke grondslag voor de stadsregio’s (de WGR+)1 wordt afgeschaft. Vanaf 1 maart 2014 wordt stap voor stap de nieuwe manier van samenwerken ingevoerd. Vanaf die datum gaat de Metropoolregio Eindhoven samen met andere overhe-den, bedrijfsleven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties de succesvolle regio nog beter op de kaart zetten. De nieuwe manier van samenwerken is begin 2015 vastgelegd in een aangepaste gemeen-schappelijke regeling. De Metropoolregio Eindhoven geeft dus vorm aan de bestuurlijke samenwerking van de 21 gemeenten in de regio Eindhoven. Specifiek betekent dit:• het opstellen van een gezamenlijke strategie en agenda, met doelen

voor de regionale inzet;• het organiseren van samenhang en afstemming tussen alle betrokken

regionale partijen;• gezamenlijk optrekken naar hogere overheden.

1 Wet Gemeenschappelijke Regelingen, waarbij de uitvoering van een aantal taken naar de Stadsregio was gedelegeerd. Zie ook: www.hetgroenewoud.nl

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 20157 / 64

De Metropoolregio Eindhoven valt ruimtelijk gezien samen met deCoropregio Zuidoost Noord-Brabant (Zuidoost-Brabant), die in dezestudie als benchmark wordt gehanteerd. Dit is een van de 40 regio’s waarin Nederland is verdeeld. Zuidoost-Brabant is vooral een admi-nistratieve indeling, grotendeels gebaseerd op verzorgingsgebieden, maar heeft in tegenstelling tot de Metropoolregio Eindhoven geen bestuurlijke dimensie. Zoals onder andere uit kaart 2 blijkt, grenzen de bebouwde gebieden (wonen en bedrijventerreinen) van Best en Son en Breugel nagenoeg aan die van Eindhoven en is er veel interactie. Beide gemeenten hebben nadrukkelijk aangegeven ook in de toekomst zelfstandig te willen en kunnen voortbestaan, niet alleen administratief, maar ook in hun dorpse karakter en kenmerken en zijn daarin tot nu toe geslaagd.

Brainport2

Zuidoost-Nederland is verantwoordelijk voor 35% van de Nederlandse export, 45% van de private investeringen in R&D en 55% van alle patent-aanvragen. Deze regio, met als kern Brainport, is een broedplaats voor innovatie en de thuisbasis voor bedrijven, kennis- en researchinstellin-gen van wereldklasse. Samen bedenken en maken zij de technologie van morgen die bijdraagt aan een veilige, groene en zorgzame samenle-ving en aan de duurzame economische ontwikkeling van Nederland.Brainport vormt samen met Airport en Seaport de drie steunpilaren van de Nederlandse economie en is een van de meest aansprekende en succesvolle regio’s met vooraanstaande bedrijven en kennisinstellingen. Brainport is de spil van een netwerk dat zich over Zuidoost-Neder-land en de landsgrenzen uitstrekt. Open innovatie en internationale

samenwerking zijn vanzelfsprekend. De samenwerking tussen bedrijven, kennis- en onderwijsinstellingen en overheden is een traditie die inter-nationaal wordt erkend.De kern van het economisch beleid van de overheid is gericht op negen topsectoren. Brainport speelt hier op in met topspelers in high tech systems & materials, chemie, inclusief lifetec, food en de creatieve industrie. Juist de innovatie in deze sectoren zorgt voor veel economi-sche groei. In Zuidoost-Nederland worden oplossingen bedacht voor vraagstukken die in de hele wereld van toepassing zijn.

Brainport2020 is de strategische visie en het uitvoeringsprogramma dat de koers aangeeft en concrete acties benoemt en belegt om Zuid-oost-Nederland door te ontwikkelen tot een technologische en econo-mische topregio van wereldformaat. Dat gebeurt met aandacht voor de grensoverschrijdende verbindingen naar met name Vlaanderen en Nordrhein-Westfalen. Brainport2020 is een integraal programma dat de noodzakelijke acties benoemt op het gebied van arbeidsmarkt (People), research & development / design (Technology), bedrijvigheid (Business) en omgevingskwaliteit en infrastructuur (Basics).

Via de acties in de domeinen People, Technology, Business en Basics vindt de uitvoering van het programma Brainport2020 op de schaal van Zuidoost-Nederland plaats, met als speerpunten: • People: Internationaal competitieve arbeidsmarkt; voor voldoende

technisch talent is als uitwerking van het domein People de Human Capital Agenda Brainport2020 opgesteld.

• Technology: Internationale toppositie en open innovatie; het ver-sterken en aantrekken van onderzoekscentra en het stimuleren van innovatie, samenwerken en kennisoverdracht staan centraal in het domein Technology. De campussen zijn belangrijke voorbeelden.

• Business: Ondernemerschap en excellentie in supply chains; het sti-muleren van innovatieve, startende en snelgroeiende ondernemingen draagt via het domein Business bij aan een groei van de economie. Het bevorderen van clustervorming en netwerken en het zorgdragen voor financiering van innovatieve bedrijven zijn hierbij essentieel.

• Basics: Internationaal attractief vestigingsklimaat; zorgen voor een goed woon- en werkklimaat en een prima (grensoverschrijdende) infrastructuur zijn belangrijke randvoorwaarden die voorop staan in Basics.

2 zie ook: www.brainport2020.nl

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 20158 / 64

De drie gemeenten behoren geografisch tot Brainport Regio Eindho-ven, 1 van de 6 regio’s binnen Brainport. De kern is de regio Eindhoven, met circa 740.000 inwoners en 400.000 arbeidsplaatsen, waarvan de omliggende gemeenten een belangrijke onderdeel zijn, economisch, ruimtelijk en waar het gaat om het scheppen en aanbieden van een hoogwaardig woon- en leefklimaat: ‘quality of life’. ‘Quality of life’ is een belangrijke concurrentiefactor in de internationale kenniseconomie.

KempengemeentenVoorts kan de samenwerking van de gemeente Oirschot onder de vlag van de Kempengemeenten worden genoemd. Sinds 2003 werken de gemeenten Bergeijk, Bladel, Eersel, Oirschot en Reusel-De Mierden (gezamenlijk ca. 86.600 inwoners) intensief samen op diverse gebieden, om daarmee kwalitatief beter en efficiënter te kunnen werken. Zij richten zich op een Shared Service Center (SSC), Personeel & Organisatie (P&O) en Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD), alsmede afvalverwerking, cultuurhistorie, juridische kwaliteitszorg en wonen. Ook Oirschot kiest ervoor een zelfstandige, landelijke gemeente te blijven en gaat voor intensivering van verdere samenwerking met de buur- en Kempengemeenten.

DommelvalleiDe Dommelvallei is het groene middengebied tussen Eindhoven en Helmond en omvat de gemeenten Geldrop-Mierlo, Nuenen c.a. en Son en Breugel (samen ca. 77.500 inwoners: Geldrop-Mierlo 38.800, Nuenen c.a. 22.600, Son en Breugel 16.100). Begin 2014 zijn eerste stappen gezet naar toekomstige strategische samenwerking tussen de drie gemeen-ten. Inmiddels overweegt Son en Breugel om deze samenwerking te in-tensiveren. Belangrijke thema’s zijn economie, de rol van Dommelvallei in Brainport, de vrijetijdseconomie, zorg en welzijn, en wonen en leven.

Behalve op bestuurlijk gebied, zijn er nog andere vormen en onderwer-pen van samenwerking, in wisselende constellaties. Het zegt iets over het ‘samenwerkings-DNA’ in het gebied.Inmiddels werken de gemeenten Sint-Oedenrode, Veghel en Schijndel (samen ca. 80.000 inwoners) steeds meer met elkaar samen en sturen ook de provinciale en rijksoverheid op schaalvergroting, al is het idee van de superprovincies inmiddels weer van tafel. Tegen deze achtergrond is het goed om met elkaar (binnen en tussen gemeenten) te bepalen wat ook in de toekomst houdbare modellen en schalen zijn. Als opschaling gepaard gaat met verlies van identi-teit, is dat men name voor deze drie gemeenten een gevoelig verlies. Regionale samenwerkingsverbanden en netwerkstructuren blijven ook in de toekomst belangrijk, misschien eerder dan opschaling naar

‘supergemeenten’. Deze constatering bevestigt de urgentie om in actie te komen en een gezamenlijk toekomstperspectief te bepalen, ook al dwin-gen de feiten (zie ook later in deze rapportage) daar nog niet direct toe.

1.4 LeeswijzerHet rapport opent met een algemene inleiding (gebiedsbepaling, vraagstelling, aanpak, dit hoofdstuk 1. De kern wordt gevormd door hoofdstuk 2 met een samenvatting, aanbevelingen en een strategische agenda voor de regio. De aanbevelingen zijn gebaseerd op de inhoudelijke analyse (data en literatuur), interviews en uitkomsten van de app en groepsbijeenkom-sten. Deze staan in de hoofdstukken 3 (sociaal DNA), 4 (ruimtelijk DNA) en 5 (economisch DNA).

Ten slotte wordt in hoofdstuk 6 de balans opgemaakt en geven we aan waar de kansen liggen om het gebied verder te versterken en aantrek-kelijk te houden om te werken, wonen en ondernemen. Afsluitend bevat dit hoofdstuk een doorkijkje hoe het gebied in 2025 zou kunnen zijn, geschreven vanuit een open en optimistische blik.

In de tekst staan hier en daar blauwe tekstboxen. Deze geven een tech-nische toelichting of een samenvatting uit relevante beleidsstukken, zonder aanvullend commentaar.

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 20159 / 64

2.1 Belangrijkste uitkomstenDe inhoudelijke hoofdstukken (3 t/m 5) sluiten af met de belangrijkste resultaten in de vorm van een sterkten-zwakten tabel. In deze samen-vatting worden de hoofdpunten nog eens op een rijtje gezet, geordend naar sterke en minder sterke punten. Sterke en zwakke punten liggen in de praktijk soms dicht bij elkaar.

Sterk • De drie gemeenten zijn onderdeel van een zelfbewuste en moderne

kennisregio die zich op wereldschaal manifesteert; de gemeenten heb-ben volop mogelijkheden om vanuit eigen kwaliteiten aan het succes van Brainport bij te dragen.

• De gemeenten hebben een sterk sociaal profiel, met veel dynamiek, een goede sociale samenhang en een sterke gemeenschapszin.

• Hier is sprake van een ruimtelijk gevarieerd gebied met op een betrekkelijk kleine schaal veel authentieke en onderscheidende landschapselementen en een goede mix van dorpse en grootstede-lijke voorzieningen. De aanwezigheid van Nationaal Landschap Het Groene Woud is een onmiskenbare plus, die nog verder uitgenut zou kunnen worden. Overheid en private sector investeren in een verdere verhoging van de kwaliteit van het landelijke gebied en de bebouwde omgeving, met herstructurering, verdichting en de ontwikkeling en uitvoering van centrumplannen.

• De regio profiteert van een strategisch gunstige ligging, aan de ‘A2-groeias’ en op een kruispunt van verschillende vervoersmodalitei-ten (weg, lucht, water en spoor).

• De drie gemeenten bieden een aantrekkelijke woonomgeving, ieder op hun eigen manier. Er zijn relatief veel koopwoningen, de woning-waarde ligt bovengemiddeld. Voorzieningen (in de eigen of directe omgeving) en de aanwezigheid van veel werk dragen ook bij aan het aantrekkelijke woonklimaat. Maar ook hier zien we als gevolg van de afgelopen crisis druk op de woningprijzen en een beperkte vraag.

• Daarnaast bieden de drie gemeenten relatief veel werkgelegenheid, nog afgezien van de werkgelegenheid die in grotere, nabijgelegen gemeenten (Eindhoven, Veldhoven) te vinden is. De combinatie van een aantrekkelijke woonomgeving en veel werkgelegenheid maakt dit gebied uniek. Vanuit deze optiek bezien, behoren de drie gemeenten tot de kopgroep van alle Nederlandse gemeenten.

• Dit is een koopkrachtig gebied. Het aantal personen dat van een uitkering afhankelijk is, is relatief gering en de gemiddelde inkomens zijn hoog.

• De lokale, op de eindconsument gerichte economie, toont per saldo een gemiddeld beeld. De winkelleegstand van de detailhandel ligt lager dan gemiddeld in het land en de regio, en het horeca-aanbod is enigszins beperkt, met name voor wat betreft verblijfsvoorzieningen.

• De arbeidsmarkt functioneert in het algemeen naar behoren. De arbeids-participatie ligt iets bovengemiddeld, de werkloosheid in totaliteit is laag (aandachtspunten zitten bij jongeren en ouderen) en de sleutelspelers op de arbeidsmarkt (bedrijfsleven en onderwijsinstellingen) begrijpen dat ze een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben en werken samen aan een goede aansluiting tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt.

Samenvatting,aanbevelingenen strategische

gebiedsagenda

2

82% van de app-respondenten vindt

dat ondernemers onvoldoende weten wat Brainport voor hen kan

betekenen!

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201510 / 64

Zwak • De regio kent veel samenwerkingsverbanden, zowel in de private (on-

dernemers) als publieke sfeer (gemeenten en diverse overheidsorga-nisaties). Dat is een teken van de wil om met elkaar samen te werken, maar een te grote versnippering (lappendeken) kan ook contraproduc-tief werken. De krachten worden dan minder sterk gebundeld dan in potentie mogelijk zou zijn en ook vanuit oogpunt van profilering en acquisitie is het niet altijd handig.

• Er is sprake van ontgroening (minder jongeren), vergrijzing (veel meer - zeer - ouderen) en op termijn enige bevolkingskrimp, voor de ene gemeente eerder dan voor de andere. Dit zal resulteren in een geleidelijke verschuiving in het demografisch profiel, minder draagvlak onder de samenleving en druk op het arbeidspotentieel. Het zijn min of meer autonome ontwikkelingen, waarmee ook andere regio’s wor-den geconfronteerd. Meebewegen en zo goed mogelijk anticiperen is een betere benadering dan proberen de trend om te buigen of de kop in het zand te steken. Door tijdig te anticiperen en te leren van regio’s die dat al eerder met succes hebben gedaan, kunnen de negatieve gevolgen zo veel mogelijk beperkt blijven. Daarnaast zit een antwoord in de opvatting die we – in dit geval – van ouderen hebben. Zijn zij vanaf hun (opschuivende) pensioenleeftijd inactief en een ‘last’ voor de samenleving, of zijn ze gezond, vitaal en zich bewust van de bijdragen die zij nog op velerlei vlakken kunnen leveren?

• Eindhoven is een onmiskenbare en vanuit meerdere opzichten dominante factor binnen de regio. In het verleden is voor de kleinere gemeenten soms van een dreiging sprake geweest, maar dat beeld is verleden tijd nu meer in termen van samenwerking dan van annexa-tie gedacht wordt. Dat neemt niet weg dat Eindhoven duidelijk een zuigende werking op de kleinere gemeenten heeft, met name waar het gaat om voorzieningen zoals de detailhandel. Dat beeld wordt aangescherpt door druk op consumentenbestedingen, overcapaciteit in de markt en de opkomst van nieuwe verkoopkanalen zoals internet. De lokale detailhandel zal aanvullend op de ruimtelijke investeringen die worden gedaan (centrumontwikkeling) een duidelijke strategie moeten ontwikkelen om deze zuigkracht, maar ook de nog lang niet uitgewoede ‘internetrevolutie’ het hoofd te bieden. Onderscheidend vermogen, service, een gecombineerde off- en onlinestrategie, een

klantgerichte en mogelijk zelfs persoonlijke opstelling en een prettig verblijfsgebied (inclusief voorzieningen waaronder parkeren) zijn elementen die daarbij ingezet kunnen worden. Ook het voorzieningen-niveau in de kleinere kernen zal van deze ontwikkelingen last hebben. Ruimtelijke concentratie en bundeling van verschillende voorzieningen zouden daarvoor soelaas kunnen bieden.

• Veel banen, veel infrastructuur, een omvangrijke woningmarkt en veel verschillende functies die als puzzelstukjes in elkaar passen: dit is ook een druk gebied. Dat vertaalt zich in veel vervoersbewegingen (goederenvervoer, pendel), druk op de infrastructuur en uitstoot van relatief veel schadelijke stoffen. Voor een deel zullen de oplossingen hiervoor op landelijk niveau gevonden moeten worden, maar de drie gemeenten en de regio hebben samen met ondernemers en bewo-ners ook een rol bij het terugdringen van overmatige vervuiling en infrastructuurgebruik.

• De arbeidsmarkt is eerder bij de sterke punten genoemd, maar op on-derdelen kan deze beter functioneren. Dat betreft met name jongeren die met een (te) lage kwalificatie op de arbeidsmarkt instromen en ouderen die niet uitgedaagd worden in termen van arbeidsinzet ‘een leven lang fit te blijven’.

• Brainport is wellicht bijna synoniem voor kennis, vernieuwing, creati-viteit, incubators en start-ups, maar als we kijken naar de structuur van de lokale economie en de vernieuwingsgraad (afgemeten aan het aan-deel startende ondernemingen en het investeringsniveau), dan is dat in de drie onderzochte gemeenten nog niet het geval. Op zich hoeft dat geen probleem te zijn, want de ‘creatieve klasse’ heeft nu eenmaal een duidelijke voorkeur voor het grootstedelijke woon- en werklimaat en de drie gemeenten dragen ook via de ‘Basics’ bij aan de kracht van Brainport. Maar als een structureel lager vernieuwingsniveau zich vertaalt in een afnemende vitaliteit en veerkracht van het bedrijfsleven, is het wel een punt van aandacht.

2.2 Kansen Door lijnen uit het verleden door te trekken en rekening te houden met toekomstige ontwikkelingen, ontstaat zicht op kansen waarop de regio zich zou kunnen richten. In hoofdstuk 6 worden deze verder uitgewerkt, hier volstaan we met een beknoptere samenvatting.

• Vanuit de huidige sterke positie blijven werken aan een sterke regio; niet verslappen en achterover leunen.

• Communiceren over een sterke ambitie en mobiliseren van de krach-ten die kunnen meehelpen om die ambitie te realiseren.

• Communiceren over de kwaliteiten en mogelijkheden, werken aan bekendheid van het gebied, inzetten op acquisitie voor passende/ondersteunende bedrijvigheid, nieuwe inwoners – ook van over de grenzen – en meer toeristisch-recreatieve bezoekers.

• Nog beter aansluiten op Brainport vanuit de eigen kwaliteiten, ook vanuit ‘Basics, Business en People’; aangeven van kansen en moge-lijkheden voor partijen (ondernemers) om meer te profiteren van, c.q. meer bij te dragen aan het succes van Brainport, voorlichting geven, drempels wegnemen en relaties opbouwen, bijvoorbeeld in de sfeer van toeleveren en uitbesteden.

• Blijven investeren in sociale samenhang, ondersteunen van burger- initiatieven en zelfoplossend vermogen, met name in kleinere kernen. Loslaten van denken in traditionele ‘zuilen’ en beleidsgebieden: cross-overs maken door combinaties te leggen en functies te combineren, bijvoorbeeld in de ouderenzorg en de faciliteiten voor jongeren of tussen het bedrijfs- en verenigingsleven. Speciale aandacht voor jonge-ren (met een beperkte startkwalificatie) en ouderen in hun tweede of derde werkende of maatschappelijke carrière.

• Verstevigen en borgen van verbindingen; fysiek, maar ook in over-drachtelijke zin, tussen privaat-publiek, bedrijfsleven en overheid.

• Verbeteren van de doorstroming op de woningmarkt, met de wortel (verleiden) en de stok (prikkelen). Zorgen voor een passend aanbod voor doelgroepen (starters, jonge gezinnen, ouderen, expats) in samen-werking met woningcorporaties, projectontwikkelaars, stedebouwkun-digen en vermogensverstrekkers. Daarnaast vooral inzetten op meer doorstroming. Oplossingen bieden voor ouderen die hun (te grote, te dure, niet meer aan hun eisen voldoende) huis graag willen inruilen

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201511 / 64

voor een passende woning, maar daarin belemmerd worden doordat ze in de huidige marktomstandigheden het in hun ‘stenen’ opgesloten kapitaal niet gemakkelijk kunnen vrijmaken.

• Afronden/versnellen van de ruimtelijke kwaliteitsslag voor het buiten-gebied (natuur, agrarisch, toeristisch) en de verschillende centrumge-bieden. Herstructureren en verdichten. Duidelijker functiescheidingen aanbrengen en de mogelijkheden vergroten om functies te veran-deren, toe te voegen of zelfs te saneren, als daarmee de continuïteit wordt gewaarborgd. Ruimte maken om te experimenteren met regelvrije zones.

• Verbeteren van de bereikbaarheid door het oplossen van knelpunten (wegenverkeersnet, openbaar vervoer) door betere benutting, spreiding, verleiden tot het gebruik van andere modaliteiten en capaciteitsuitbreiding. Benadrukken van de eigen verantwoordelijk-heid om hierin verbetering te brengen. Met andere woorden: het is een (inter)nationaal probleem waarvan de regio vanwege haar knooppunt-functie extra veel last heeft, maar ondernemers en burgers kunnen zelf

ook hun steentje aan de oplossing bijdragen, door de goede keuzes te maken.

• Doorontwikkelen van Eindhoven Airport voor de zakelijke en toeristische markt. De aanwezigheid van een vliegveld is onmiskenbaar een pluspunt voor een regio en zal daarmee ook als trekker voor de regio fungeren.

• Aanpak van de emissiedruk door vernieuwingen in de agrarische sector (inclusief de toeleverende en verwerkende industrie), concentratie van activiteiten en streven naar zo veel mogelijk gesloten systemen. Inzet van technische oplossingen (defensief, maar ook offensief: duurzame vormen van energie) en gedragsveranderingen in het gebruik van vervoersmodaliteit.

• Ontwikkelen van een toekomstvisie en –strategie voor activiteiten en sectoren die voor belangrijke uitdagingen staan. Feitelijk zijn dit alle activiteiten die hun bijdrage leveren aan de lokale economie, van de al eerder genoemde agrarische sector en detailhandel, de industrie die een plek opeist in de top van de mondiale eredivisie, tot de vrijetijds-besteding en toerisme/recreatie.

• De laatstgenoemde activiteiten (vrijetijdsbesteding, toerisme en recre-atie) hebben een vaak genoemd en geroemd toekomstperspectief dat hier geënt zou kunnen worden op de landschappelijke kwaliteiten en de omvangrijke vraag (zowel qua omvang als koopkracht), maar maakt die verwachtingen tot nu toe niet waar. Een nuchter stappenplan (product, doelgroepen, marketing en acquisitie, ondernemerschap) zou kunnen helpen om het potentieel daadwerkelijk zicht- en winbaar te maken.

• Gezamenlijk bepalen van een uitdagende, langetermijn duurzaam-heidsambitie met als centrale elementen energie- en CO2-neutraal, een biobased economy die het gebruik van fossiele grondstoffen beperkt en de kraamkamer van de circulaire economie. Ondersteunen van par-tijen die hun nek durven uitsteken en tegengaan van vrijblijvendheid door Green Deals waarin wederzijdse verplichtingen zijn vastgelegd: ‘put your money where your mouth is’.

• Aanpak van knelpunten in bedrijven, collectief of eventueel individu-eel. Hoewel het onderzoek zich niet specifiek heeft gericht op de gang van zaken en mogelijke knelpunten in bedrijven, lijkt het waarschijnlijk dat hier nog het een en ander te winnen is, met kennisuitwisseling

en ondersteuning, ontmoetingsmomenten, coaching door ervaren (oud)ondernemers en gerichte programma’s (financiering, personeel, internationalisering, kwaliteitsprojecten). Maak cross-overs met andere bedrijven of activiteiten. Dat kan minder bedreigend zijn en een verras-sende oplossing bieden voor taaie problemen waarbij de oplossing te veel en te lang in dezelfde hoek is gezocht.

2.3 Naar een strategische agenda voor eenvitale en duurzame regio De voorgaande paragrafen (en de hierna volgende hoofdstukken) bevatten een veelheid aan sterke en zwakke punten, kansen, oplossin-gen en actiepunten. Het is de vraag hoe je dat moet aanpakken, wie wat moet doen en waarmee je als eerste zou moeten beginnen. Wij pleiten voor de hantering van een strategische agenda die uiteindelijk moet resulteren in een sterke en vitale regio en het begin is van een waaier van initiatieven en acties.

In deze fase is het nog een tamelijk abstracte agenda op hoofdlijnen, in de uitwerking zullen steeds meer zaken concreet kunnen worden gemaakt en ook steeds meer mensen en partijen bij de uitvoering ervan betrokken kunnen worden. Deze agenda kan in het vervolgtraject in meer onderdelen worden uitgesplitst en uitgewerkt.

1. Creëer een gezamenlijk vertrekpuntKen jezelf, je buren en je collega’s. Begrijp hoe dit gebied is geworden tot wat het nu is en wat de onderscheidende kenmerken zijn. Weet waar de wortels liggen en wat het tafelzilver is. Maak kennis en deel je kennis. Markeer bestaande kansen en benoem in alle objectiviteit de bedreigingen. Hanteer een wisselend en bij de problematiek passend schaalniveau: soms met beide benen op de grond waarbij de details zichtbaar zijn, soms vanaf meer afstand met meer zicht op de onderlin-ge verhoudingen en samenhangen en vraagstukken die elders leven en waarvan je hier kunt leren. Onvoldoende gedeelde kennis is als de niet goed vastgesjorde lading van een schip dat in stormachtige omstandig-heden buitengaats gaat: als het gaat schuiven, ben je verloren.

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201512 / 64

2. Formuleer een gezamenlijke ambitie, neem geen genoegenmet de middelmaatDit gebied is geworden tot wat het is, door de forse uitdagingen die het heeft overwonnen. Van een arm, achtergebleven gebied tot een mondiale topregio. De weg daar naar toe was niet geplaveid met vooraf uitgestippelde plannen en methoden, maar vroeg om doorzettingsver-mogen, eelt op de handen, zweet op het voorhoofd en het lef om op het cruciale moment een eigen koers te kiezen. Deze regio excelleert bij een forse ambitie. Maak het jezelf niet te gemakkelijk. Van de slimste regio ter wereld tot de meest duurzame: energieneutraal, uitstootloos en zo weinig mogelijk belastend en verspillend dankzij de uitgangspunten van de circulaire economie.

3. Kies je partners in een netwerkstructuurAlleen krijg je niets voor elkaar. De gemeenten en de regio zullen voor het realiseren van hun ambities partners nodig hebben. Dat zullen soms de buren zijn of anderen met dezelfde belangen of in een zelfde situatie. Soms ondernemers, soms bestuurders, soms mensen die de gemeen-schap kunnen mobiliseren. Maar in andere gevallen zullen misschien juist concurrenten de beste partner zijn of mensen die ogenschijnlijk niets met elkaar gemeen hebben. Zoek deze partners binnen een groter netwerk. Dat geeft de mogelijkheid en vrijheid om steeds de beste keuze te maken. Wees daarbij transparant in je doelstellingen en in je keuzes, om te voorkomen dat je van opportunisme of onvoorspelbaar-heid beticht kunt worden.

4. Maak tempo en haal de vrijblijvendheid ervan af Snelle ontwikkelingen vragen om nog snellere oplossingen. Doe geen dingen overhaast, maar probeer door voortdurend vooruit te kijken toch enigszins voorbereid te zijn op wat komen gaat. Probeer daarbij in scenario’s te denken: ‘what if’. Besluitvorming die weliswaar zorgvul-dig en weloverwogen is, maar uiteindelijk te laat komt, is niet alleen nutteloos, maar zelfs schadelijk. Soms kan verantwoording ook achteraf worden gegeven, zonder te vervallen in een excuuscultuur. Zolang we regels zien als het pistool dat we elkaar op de borst houden, in afwach-ting van de eerste die het waagt om een fout te maken, komen we niet verder. Dit vraagt om een cultuur waarin we beoordelen op de succes-sen en vooruitgang die zijn gemaakt en niet op de fouten. De kracht en het DNA van dit gebied zitten in het elkaar kennen en vertrouwen; dat moet een goede basis zijn voor dat vertrouwen en het maken van tempo. Verbind de gebiedsambitie aan mijlpalen in de tijd, waarlangs de vorderingen kunnen worden gemeten, maar die ook gebruikt kunnen worden om zo nodig de koers bij te stellen. En sla die mijlpalen stevig in de grond, waardoor je ze niet kunt missen of stiekem verplaatsen.

5. Communiceer, communiceer en communiceerDe uitvoering van een forse ambitie vraagt veel inspanningen, uit-houdingsvermogen en draagvlak. Communicatie is daarbij essentieel. Stakeholders zullen overtuigd moeten worden dat het de moeite waard is om aan deze regio te blijven werken. Het is soms verleidelijk om op de lauweren te gaan rusten. Je moet duidelijk maken waar je naar toe wilt en welke doelstellingen er zijn. Aanvankelijk zul je alleen de contouren van het toekomstbeeld kunnen onderscheiden en dat vraagt verbeel-dings- en voorstellingsvermogen, maar ook communicatie en overtui-gingskracht. Je moet energie opwekken en met die energie nog meer energie losmaken. Het is niet een speeltje van een selecte groep die het licht ziet, maar iets van iedereen die zich aan het gebied verbonden voelt, er belangen bij heeft en eraan kan meewerken om het sterk te maken.

Goede en gerichte communicatie zal het vuur steeds meer aanwakkeren en ervoor zorgen dat de groep initiatiefnemers steeds breder en diverser wordt. Het nodigt mensen ook uit om hun inbreng en ideeën te leveren, successen te vieren en de lat steeds weer een centimetertje hoger te leggen.

TempoAmbitie Partners CommuniceerVertrekpunt

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201513 / 64

3.1 InleidingHet sociale DNA geeft aan in hoeverre een regio beschikt over de kenmerken en kwaliteiten die nodig zijn om de samenleving in stand te houden. Belangrijke onderdelen zijn de samenstelling en de onderlinge verbondenheid van de bevolking en verwachte toekomstige ontwikke-lingen. Het sociale DNA van een regio is echter ook afhankelijk van wat de ecologische en economische dimensies aan de inwoners te bieden hebben. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de kwaliteiten van het gebied voor wonen en recreëren, de bereikbaarheid en de mogelijkheid werk te vinden, inkomen te genereren en gebruik te maken van producten en voorzieningen die het bedrijfsleven biedt. Anders gezegd: zaken kunnen niet los van elkaar worden gezien en er is sprake van wederzijdse beïn-vloeding. Die ruimtelijke en economische aspecten komen deels ook in de hoofdstukken 4 en 5 aan de orde.

3.2 Demografisch profielDe drie gemeenten gezamenlijk telden begin 2014 bijna 62.700 inwo-ners, verdeeld over 28.600 in Best, 17.900 in Oirschot en 16.100 in Son en Breugel. Om dit in een Brabants perspectief te plaatsen: samen zouden ze de negende Brabantse stad zijn, na Bergen op Zoom (66.300) en voor Oosterhout (53.700).

Sociaal DNA3

In de afgelopen 30 jaar heeft de bevolkingsomvang zich positief ont-wikkeld met een toename van 44%, duidelijk meer dan het regionale (Zuidoost-Brabant 31%) en landelijke cijfer (26%). Deze mooie groei is geheel te danken geweest aan Best in de twee decennia tussen 1984 en 2004, dat geprofiteerd heeft van relatief veel nieuwbouw. We zien dat terug in een relatief omvangrijke binnenlandse migratie naar deze gemeente (mensen die van elders naar Best zijn verhuisd), met name in 1985, 2005 en - in iets mindere mate - 2000. Son en Breugel en Oirschot kenden een gematigder groei, hoewel deze nog steeds (licht) boven het landelijke cijfer ligt. Overigens ‘topt’ de bevolkingsgroei zowel in Best als in Oirschot de laatste jaren wat af en is sprake van stabilisatie (Oirschot) tot zelfs enige krimp (Best). Uit achterliggende cijfers blijkt dat dit vooral te wijten is aan een negatieve binnenlandse migratie (meer personen die uit de gemeente vertrekken dan zich er vestigen). Voor Best speelt dit vanaf 2003 en voor Oirschot is dat al langer (vanaf ca. 1997) het geval. Als we kijken naar leeftijdsgroepen, dan blijkt het grootste verlies in de leeftijdscategorie 15-24 jarigen te zitten met een negatief saldo van 119 personen in Best (210 vestigers, 329 vertrekkers), 33 in Oirschot (119, resp. 152 personen) en 40 in Son en Breugel (130, resp. 170 perso-nen) (2012).

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201514 / 64

Fig. 3.1 Bevolkingsontwikkeling (1972 = 100) Bron: CBS, bewerking AldusWillem

De toekomstprognoses tot 2040 tonen een aanmerkelijk genuanceerder beeld. De gemeente Oirschot zal in de nabije toekomst al met enige bevolkingskrimp worden geconfronteerd (tussen 2015 en 2040 – 3,5%, ca. 600 personen). De eerste aanwijzingen daarvoor zien we nu al. Sinds 2009 is in deze gemeente (uitgezonderd in 2011) sprake van een nega-tieve natuurlijke groei: minder geboorten dan sterften. Son en Breugel blijft gestaag groeien en voor Best wordt op de lange termijn – vanaf 2035 – enige krimp voorspeld. Per saldo zal in de drie gemeenten ge-zamenlijk tussen 2015 en 2035 nog sprake zijn van enige groei (voor de gehele periode met ca. 2%), en daarmee ligt het groeipad lager dan lan-

delijk wordt voorzien. Op zich is dit niet dramatisch, maar het betekent wel dat er een einde is gekomen aan een periode van substantiële groei, wat een ander beleid en een andere mindset vraagt dan voorheen. Anders gezegd: vroeger kon groei bijdragen aan oplossing van pro-blemen, dat is nu niet meer het geval en zou daarom meer op behoud (kwaliteit) dan op groei (kwantiteit) gestuurd kunnen worden.

Fig. 3.2 Bevolkingsprognoses 2015 – 2040 (2015 = 100) Bron: CBS, bewerking AldusWillem

Naast omvang is ook de leeftijdssamenstelling van de bevolking rele-vant. Verschillende leeftijdsgroepen stellen immers andere eisen aan bijvoorbeeld onderwijs, werk en zorg en veroorzaken ook een andere dynamiek.

De zogenaamde groene en grijze druk geven daarin inzicht. Groene druk is het aandeel jongeren (tot 20 jaar) t.o.v. de leeftijdsgroep 20-65, grijze druk het aandeel ouderen (ouder dan 65 jaar) t.o.v. de midden-groep. De gedachte daarachter is dat de ‘productieve’ middengroep het draagvlak vormt voor (‘niet-productieve’) jongeren en ouderen. In de drie gemeenten gezamenlijk is zowel de groene als de grijze druk hoger dan landelijk. Dat betekent dat jongeren en ouderen relatief oververtegenwoordigd zijn. Tussen de gemeenten onderling bestaan opvallende verschillen. Zo is Son en Breugel relatief ‘groen’ en ‘grijs, mede doordat de groep 20-65 jarigen relatief beperkt in omvang is.

Fig. 3.3 Groene en grijze druk (2013) Bron: CBS, bewerking AldusWillem

95

105

115

125

135

145

155

165

175

1972

19

74

1976

19

78

1980

19

82

1984

19

86

1988

19

90

1992

19

94

1996

19

98

2000

20

02

2004

20

06

2008

20

10

2012

20

13

Best Oirschot Son en Breugel 3 gemeenten

96 97 98 99

100 101 102 103 104 105 106

2015

2025

2030

2035

2040

Best Oirschot Son en Breugel 3 gemeenten

96 97 98 99

100 101 102 103 104 105 106

2015

2025

2030

2035

2040

3 gemeenten Groene Woud Zuidoost-Brabant Nederland

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

40%

45%

50%

Best Oirschot Son en Breugel 3 gemeenten

groene druk grijze druk

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

40%

45%

3 gemeenten Groene Woud Zuidoost-Brabant Nederland

groene druk grijze druk

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201515 / 64

Een iets genuanceerder beeld ontstaat als we naar kleinere leeftijds-klassen kijken. In figuur 3.4 is het aandeel per 5-jaars leeftijdsklasse in de totale bevolking weergegeven (2013). Het meest opvallende is het patroonverschil tussen de drie gemeenten gezamenlijk en Zuid-oost-Brabant, respectievelijk geheel Nederland. Jongeren (5-20 jaar) zijn oververtegenwoordigd, alsmede de leeftijdsgroep tussen 40 en 50 jaar. Tussen 20 en 40 jaar is echter sprake van een duidelijke ondervertegen-woordiging.

Fig. 3.4 Aandeel leeftijdsklassen (2013)Bron: CBS, bewerking AldusWillem

Zonder aanvullend onderzoek is het niet mogelijk om hiervoor een sluitende verklaring te geven. In het algemeen weten we echter dat grootstedelijke woonmilieus aantrekkelijk zijn voor jongeren, vanwege de onderwijsmogelijkheden en voorzieningen. Suburbane gebieden worden vaak weer aantrekkelijk voor gezinnen met jonge kinderen.

De drie individuele gemeenten vertonen op hoofdlijnen een zelfde patroon. Als we goed kijken (figuur 3.4) zien we verschillen: in Oirschot zien we een ondervertegenwoordiging van de allerjongsten (tot 10 jaar) en de groep 30-50 jarigen, met als gevolg een oververtegenwoordiging van de groep 50-70 jarigen. Best volgt (als grootste gemeente van de drie) het meest het gezamenlijke patroon en kent enige oververtegen-woordiging tussen 30 en 55 jaar en een ondervertegenwoordiging vanaf 65 jaar. Voor Son en Breugel valt het relatief grote aandeel personen in de leeftijdsklassen van 70 jaar en ouder op.

Zeker nu relatief omvangrijke migratiestromen vanwege een minder uitbundige uitbreiding van de woningvoorraad niet meer voor de hand liggen (zie ook paragraaf 4.3), is de huidige leeftijdssamenstelling van de bevolking ook van invloed op de bevolkingsprognoses.

De figuren 3.5 en 3.6 tonen het aandeel en de procentuele groei van geclusterde leeftijdsgroepen tussen 2015 en 2040, het eindjaar van de in dit onderzoek gehanteerde leeftijdsprognose, voor de drie gemeenten gezamenlijk en geheel Nederland. Vooral het aandeel van de leeftijds-klasse 45-65 jaar (de ‘ervaren ouderen’) daalt in de drie gemeenten aanzienlijk en het aandeel ‘oude’ ouderen neemt fors toe.

Fig. 3.5 Aandeel leeftijdsklassen 2015 en 2040Bron: CBS, bewerking AldusWillem

Fig. 3.6 Mutaties 2015 – 2040 per leeftijdsgroepBron: CBS, bewerking AldusWillem

De mutaties per leeftijdsgroep staan in figuur 3.6. Het aantal 75+’ ers zal naar verwachting tussen 2015 en 2040 ruimschoots verdubbelen: van 5.400 naar 11.000 personen. Deze ontwikkelingen zullen onmiskenbaar gevolgen hebben voor het sociale draagvlak onder de samenleving (dubbele vergrijzing: meer ouderen en de ouderen worden ook nog ouder) en ze beperken uiteraard ook de omvang van de arbeidsmarkt-vijver waaruit ondernemers kunnen vissen en meer in het algemeen de

0% 1% 2% 3% 4% 5% 6% 7% 8% 9%

10%

-4

5-9

10-1

4

15-1

9

20-2

4

25-2

9

30-3

4

35-3

9

40-4

4

45-4

9

50-5

4

55-5

9

60-6

4

65-6

9

70-7

4

75-7

9

80-8

4

85-8

9

90-9

4

95+

Best Oirschot Son en Breugel 3 gemeenten

-40%

-20%

0%

20%

40%

60%

80%

100%

120%

totaal -14 15-29 30-34 45-65 65-74 75+

3 gemeenten Nederland

0% 1% 2% 3% 4% 5% 6% 7% 8% 9%

10%

-4

5-9

10-1

4

15-1

9

20-2

4

25-2

9

30-3

4

35-3

9

40-4

4

45-4

9

50-5

4

55-5

9

60-6

4

65-6

9

70-7

4

75-7

9

80-8

4

85-8

9

90-9

4

95+

3 gemeenten Groene Woud Zuidoost-Brabant Nederland

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201516 / 64

dynamiek van het gebied. Het aantal potentieel-werkenden (hier gede-finieerd als de leeftijdsgroep 15-65 jaar, waarbij dus geen rekening is ge-houden met een geleidelijke verschuiving van de pensioenleeftijd) daalt met ca. 5.700 personen (15%). Omdat dit de werkers van de toekomst zijn, zal het duidelijk zijn dat hierin een link ligt naar het economische potentieel van het gebied.3 Uiteraard zullen deze ontwikkelingen ook gevolgen hebben voor de woningmarkt (zie ook paragraaf 4.3). Tegen deze achtergrond wekt het geen verbazing dat de gemeenten het binden en behouden van jongeren prioriteit geven. Voor Oirschot ligt hier de grootste uitdaging.

3.3 Inkomen, opleidingsniveau en veiligheidInkomensgegevens zijn een belangrijke indicator voor het welvaartsni-veau van een gebied.4 Hier hanteren we het inkomen per huishouden omdat de meeste uitgavenbesluiten in huishoudensverband worden genomen. Figuur 3.7 bevat de gemiddelde huishoudinkomens in 2006 en 2010.

Fig. 3.7 Inkomen per huishouden (€ 1.000 2006 en 2010) Bron: CBS, bewerking AldusWillem

Per saldo is sprake van een gunstig inkomensbeeld, dat in 2010 substan-tieel (Best 11,7%, Oirschot 13,4% en Son en Breugel 14,5%) boven de landelijke cijfers ligt. Ook afgezet tegen Zuidoost-Brabant is sprake van een duidelijk positief verschil. Gezamenlijk hebben de huishoudens in de drie gemeenten € 965 mln. besteedbaar inkomen, waarvan € 441 mln. in Best, € 268 mln. in Oirschot en € 256 mln. in Son en Breugel.

Opleidingsniveau en veiligheidHet opleidingsniveau is een belangrijke indicator voor de kwaliteit van de bevolking en het vermogen om (straks) een inkomen te verdienen. Van kleinere gemeenten bestaat geen compleet beeld van het oplei-dingsniveau, daarom kijken we hier naar twee indicatoren: het aandeel hoog opgeleiden (personen van 15 tot 65 jaar met hoger onderwijs (hbo en wo) als hoogst behaalde opleidingsniveau als percentage van de potentiële beroepsbevolking) en het aantal havo-leerlingen (leerjaar 3, 4 en 5) en vwo-leerlingen (leerjaar 3, 4, 5 en 6) ten opzichte van het aantal personen in de leeftijdscategorie 14-20 jaar). Daaruit resulteert een genuanceerd beeld. Best en Son en Breugel scoren boven het regionale en landelijke cijfer, Oirschot blijft voor wat betreft het aandeel hoog op-geleiden aanmerkelijk achter, maar het aandeel schoolverlaters met een goede opleiding is wel weer iets bovengemiddeld. Hier zou dus sprake kunnen zijn van een inhaalbeweging, tenzij migratiepatronen (vertrek van goed opgeleide jongeren uit de gemeente) dit tegenwerken.

De Brainportagenda legt een uitgesproken kwaliteitsopgave bij het aan-bod op de arbeidsmarkt. In zekere zin is sprake van een dubbele opgave. Enerzijds moeten er voldoende arbeidskrachten zijn, anderzijds moeten deze ook toereikend zijn opgeleid, met name met technische vaardig-heden. Dit stelt hoge eisen aan het onderwijs en de samenwerking met het bedrijfsleven. Van beide zijden worden initiatieven genomen. Zo proberen het Heerbeeck College in Best en het Kempenhorst College in Oirschot nog beter aan te sluiten op de kenmerken en vragen vanuit Brainport en leerlingen te interesseren voor een techniek- in plaats van een natuurprofiel. Daarvoor is veel belangstelling, zowel bij leerlingen als bij bedrijven. Centraal staat een betere aansluiting en verbinding met de samenleving en het bedrijfsleven, om te voorkomen dat men op

3 Aangetekend moet worden dat in de praktijk meer sprake is van een regionale dan van een lokale arbeidsmarkt en derhalve ook regionale ontwikkelingen een rol spelen. 4 De arbeidsmarkt (participatie, werkloosheid etc.) komt in hoofdstuk 5 aan bod

25

27

29

31

33

35

37

39

41

43

45

Best Oirschot Son en Breugel 3 gemeenten

2006 2010

25

27

29

31

33

35

37

39

41

43

45

3 gemeenten Groene Woud Zuidoost-Brabant Nederland

2006 2010

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201517 / 64

een eiland komt te zitten. Een ander voorbeeld is de Heerbeeck transfer office die als doelstelling heeft om de ‘gesloten’ onderwijswereld meer en beter in contact te brengen met de wereld van het bedrijfsleven. Ook daarvoor is veel belangstelling.

In het project Brainport School gaan middelbare scholen zich expli-ciet oriënteren op de 21th century skills waarbij de domeinen van Brainport centraal staan: People, Basics, Business, Technology alsmede Collaboration. Concreet betekent dit dat Brainportthema’s in het gehele curriculum aan bod kunnen komen, dat er intensief wordt samengewerkt met bedrijven in de vorm van stages, opdrachten en bezoeken en dat onderwijsactiviteiten een bijdrage leveren aan het ontwikkelen van crea-tiviteit, ondernemerschap, innovatie en een onderzoekende houding. Het Jan van Brabantcollege in Helmond, het Strabrecht college in Geldrop en het Heerbeeck College in Best zijn de eerste drie scholen die het Brainport School concept gaan uitwerken. Ze werken aan concrete plannen om de komende twee jaar diverse Brainportelementen aan het curriculum toe te voegen. Tevens zal het aantal scholen worden uitgebreid en wordt onderzoek gedaan naar de haalbaarheid van Brainport Academy.

Fig. 3.8 Aandeel hoogopgeleiden van beroepsbevolking en aandeel havo 3-5 en vwo 3-6 schoolverlaters Bron: diverse bronnen, bewerking AldusWillem

Fig. 3.9 Aantal misdrijven per 1.000 inwoners (2011)Bron: diverse bronnen, bewerking AldusWillem

Ten slotte zegt het aantal misdrijven iets over de kwaliteit van de woon- en werkomgeving. Hier kijken we naar het aantal misdrijven, gerelateerd aan de bevolkingsomvang (misdrijven per 1000 inwoners). In het algemeen zien we in de grootstedelijke milieus een hoger cijfer. Zuidoost-Brabant zit nagenoeg op het landelijke cijfer, vooral Oirschot en Son en Breugel onderscheiden zich in positieve zin. Tegen die achter-grond is de waarde van Best tamelijk hoog te noemen.

3.4 Sociale verbanden en gezondheidWe kijken ook naar de meer zachte kanten van de bevolking: de mate waarin mensen vrijwilligerswerk doen en sociale verbanden.

Fig. 3.9b Aandeel vrijwilligers als percentage van de bevolking15-65 jaar (2011)Bron: diverse bronnen, bewerking AldusWillem

Fig. 3.10 Sociale verbanden (% verkiezingsopkomsten, maatschap-pelijke participatie, kerkelijk bezoek, niet-westerse allochtonen, gestandaardiseerd, NL=0)Bron: diverse bronnen, bewerking AldusWillem

83% van de app-respondenten verwacht dat het steeds moeilijker

wordt om vrijwilligerste krijgen

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

Best

Oirsch

ot

Son en

Breu

gel

3 gem

eente

n

Groene

Wou

d

Zuidoo

st-Brab

ant

Nederl

and

Hoog  opgeleiden   Schoolverlaters  

0

1

2

3

4

5

Best

Oirsch

ot

Son en

Breu

gel

3 gem

eente

n

Groene

Wou

d

Zuidoo

st-Brab

ant

Nederl

and

0,0

0,2

0,4

0,6

0,8

1,0

1,2

Best

Oirsch

ot

Son en

Breu

gel

3 gem

eente

n

Groene

Wou

d

Zuidoo

st-Brab

ant

14%

15%

16%

17%

Best

Oirsch

ot

Son en

Breu

gel

3 gem

eente

n

Groene

Wou

d

Zuidoo

st-Brab

ant

Nederl

and

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201518 / 64

De inzet van vrijwilligers met Best als positieve uitschieter en Oirschot met een in regionaal verband wellicht enigszins anders dan verwachte score.

Figuur 3.10 toont een samengestelde variabele, waarbij de waarden zijn gestandaardiseerd en het nationale cijfer op 0 is gezet. Ook hier is spra-ke van bovengemiddelde sociale verbanden, waarbij Best juist wat lager zit. Uit het onderliggende materiaal blijkt dat dit vooral komt door min-der kerkelijk bezoek en een hoger aandeel niet-westerse allochtonen.

Het lastige van bovenstaande analyse is, dat kwalitatieve waarden zo goed mogelijk worden gekwantificeerd, om ze onderling te kunnen vergelijken. De keuze van de onderliggende, zo goed mogelijk passende indicatoren is dan van invloed op het resultaat. Het beeld van de bovengemiddeld sterke sociale verbanden wordt ook in gesprekken bevestigd.

Gezondheid en sportdeelnameGezondheid is een belangrijk onderdeel van de kwaliteit van leven. De meeste Nederlanders zijn positief over hun gezondheid. In 2010/2011 beoordeelde ongeveer 80 procent zijn of haar gezondheid als goed of zeer goed. Nederlanders leven ook steeds langer. Binnen Europa heeft Nederland het op één na laagste sterftecijfer. Dit houdt verband met het feit dat onze gezondheidszorg van hoog niveau is. Desondanks zien we regionale verschillen die vooral kunnen worden gerelateerd aan de sociaal-economische status van mensen. Binnen Nederland zien we dat in regio’s waar het sterftecijfer hoger ligt dan gemiddeld, het inkomen relatief laag ligt, zoals in de perifere regio’s het geval is.Een andere determinant voor gezondheid is leefstijl, waaronder sport-deelname.

In de volgende grafieken worden gezondheidskenmerken en sportdeel-name weergegeven.

Fig. 3.11 Gezondheidskenmerken (2011, gestandaardiseerd, Neder-land = 0, hoe lager hoe beter)Bron: CBS, Zorgatlas, bewerking AldusWillem

Fig. 3.12 Sportparticipatie (2013) Bron: CBS, Zorgatlas, bewerking AldusWillem

Per saldo is sprake van een iets gezondere bevolking: Son en Breugel fractioneel boven, Oirschot rond en Best fractioneel onder het landelijke cijfer.

3.5 Leefbaarheid en kleine kernenIn de Leefbaarometer6 wordt op een laag ruimtelijk niveau (kernen, wijken) de leefomgeving beoordeeld op verschillende aspecten: de woningvoorraad, publieke ruimte, voorzieningen, samenstelling van de bevolking, sociale samenhang, veiligheid en aanwezigheid van groen en water. Daarmee is het een mix van sociale en fysieke kenmerken en hebben enkele deelindicatoren al in de bovenstaande alinea’s aandacht gehad.7

De Leefbaarometer is een instrument waarmee het oordeel van de be-woners over hun leefomgeving nauwkeurig bepaald wordt op basis van allerlei feitelijke omgevingscondities. Daarbij wordt zowel gekeken naar het direct gegeven oordeel van de bewoners over hun leefomgeving (de subjectieve kant van het instrument) als naar het bewonersoordeel dat tot uitdrukking komt via de huizenprijzen (de objectieve kant). Het achterliggende idee is dat bewoners meer geld voor een gelijkwaardig huis over hebben in een betere leefomgeving.

Figuur 3.13 toont de uitkomsten van de Leefbaarometer over 2012. Uitgezonderd ‘Voorzieningen’ 8 scoren de drie gemeenten, maar ook het gehele Groene Woud en Zuidoost-Brabant (aanzienlijk) boven het nationale gemiddelde. Het is niet ongebruikelijk dat voorzieningen in kleinere gemeenten en kernen minder goed zijn, omdat omwille van het draagvlak zowel in de private (winkels) als in de publieke sfeer (zorg, onderwijs) sprake is van een concentratietendens in grotere kernen. Op het punt van sociale samenhang en publieke ruimte zijn verschillen echter veel kleiner.

5 www.leefbaarometer.nl6 in deze rapportage worden de fysieke kenmerken apart behandeld, zie hoofdstuk 4

7 hier: nabijheid supermarkt, bankfiliaal en groot winkelcentrum

-3,0

-2,5

-2,0

-1,5

-1,0

-0,5

0,0

0,5

1,0

1,5

2,0

Chronische ziekten Psychische aandoeningen

Overgewicht

Best Oirschot Son en Breugel Noord-Brabant

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

totaal 5-10 jr 10-25 jr 25-45 jr 45-65 jr 65plus

Best Oirschot Son en Breugel

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201519 / 64

Figuur 3.13 Leefbaarometer (2012)Bron: www.leefbaarometer.nl, bewerking AldusWillem

Bijlage 1 geeft een integraal overzicht van de leefbaarheidsscores van de buurten in het onderzoeksgebied. In de nevenstaande figuren worden deze gerangschikt naar het aantal inwoners van de buurt. Iedere stip staat voor een buurt. De horizontale as geeft het aantal inwoners in 2012, van Best ’t Zand (100 inwoners) tot Son met 4.520 inwoners. De figuren geven een belangrijke nuancering op de eerdere constatering dat de leefbaarheid in kleine wijken per definitie minder zou zijn. Dit geldt enigermate voor de aanwezigheid van basisonderwijs (en meer in het algemeen ‘stenen’), maar op het punt van sociale cohesie (‘mensen’) lijkt daarentegen juist het tegenovergestelde het geval te zijn.

-40

-30

-20

-10

0

10

20

30

40

50

Bevolk

ing

Soc. s

amen

hang

Publie

ke ru

imte

Veiligh

eid

Voorzi

ening

en

Woning

voorr

aad

Best Oirschot Son en Breugel 3 gemeenten

1 2 3 4 5 6 7

0 500 1000 1500 2000 2500 3000 3500 4000 4500 5000

gemiddeld redelijk gunstig

gunstig zeer gunstig

redelijk ongunstig ongunstig

zeer ongunstig

Beschikbaarheid basisonderwijs

1 2 3 4 5 6 7

0 500 1000 1500 2000 2500 3000 3500 4000 4500 5000

gemiddeld redelijk gunstig

gunstig zeer gunstig

redelijk ongunstig ongunstig

zeer ongunstig

Beschikbaarheid winkels dagelijkse boodschappen

0

1

2

3

0 500 1000 1500 2000 2500 3000 3500 4000 4500 5000

positief

zeer positief

uiterst positief

Leefbaarheid totaal

1 2 3 4 5 6 7

0 500 1000 1500 2000 2500 3000 3500 4000 4500 5000

gemiddeld redelijk gunstig

gunstig zeer gunstig

redelijk ongunstig ongunstig

zeer ongunstig

Beschikbaarheid huisartsenzorg

1 2 3 4 5 6 7

0 500 1000 1500 2000 2500 3000 3500 4000 4500 5000

gemiddeld redelijk gunstig

gunstig zeer gunstig

redelijk ongunstig ongunstig

zeer ongunstig

Sociale cohesie

Figuur 3.14 Scores leefbaarheid naar buurtgrootte (2012)

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201520 / 64

Met onder ander Integrale Dorps Ontwikkelingsplannen (IDOP’s) probe-ren gemeenten de leefbaarheid in de kleinere kernen zo goed mogelijk in stand te houden, onder andere door concentratie en multifunctio-naliteit van voorzieningen en burgerparticipatie. Daarmee zouden de dorpen ook zo veel mogelijk hun identiteit moeten kunnen behouden. Maar bij kleine kernen is de zwaartekracht soms te beperkt en geldt de wet van Darwin: de sterksten overleven. Er zit minder werkgelegenheid in de kernen zelf – mogelijk wel in de vorm van zzp’ers, maar die zijn vaak onzichtbaar. De scheiding van functies (wonen, werken, gebruik van voorzieningen) zet door en kleine kernen worden steeds meer

woonkernen. De rol van de kerk als aanbieder en onderhouder van voorzieningen wordt ook hier minder prominent. Velen zien dit als een onomkeerbare trend die niet tegen te houden is. Dat wil niet zeggen dat je het hoofd in de schoot moet leggen, maar dat het wellicht handig is om erop te anticiperen en zo veel mogelijk de scherpe kantjes ervan af te halen. Soms moet je echter bereid zijn om delen af te hakken om de rest gezond te houden: snoeien doet bloeien.

Box 2: Verbeelden, verbinden en ondernemenBrabant heeft een rijke traditie van overleg, samenwerken en alliantiemanagement. De aanwezigheid van een actieve burger-samenleving en nieuwe media biedt unieke kansen voor een verdere verbreding en verdieping van die betrokkenheid. De oriëntatie op verbinden is een van de kernelementen van de typisch ‘Brabantse stijl’. Zelfs bij de scherpste belangen-tegenstellingen blijft men bereid tot gesprek en samenwerking. Natuurlijk wordt wel eens met de vuist op tafel geslagen, maar die vuist blijft zelden gesloten als het nodig is de handen ineen te slaan. Dat verbindend vermogen is de sleutel van het zoeken naar nieuwe verbindingen tussen mensen, sectoren en ondernemingen. Brainport is niet alleen een plaats waarop we allemaal trots zijn; het is ook een manier van denken en doen, die sterk verbonden is met de dynamica van de Brabantse iden-titeit: bezield organiseren, verbinden en ondernemen, gevoed door een verbeeldingskracht waarvan de grenzen nog lang niet bereikt zijn.

Sterk Zwak

Positieve bevolkingsdynamiek, m.n. in Best, dankzij migratie Demografische stagnatie en toekomstige krimp Best en (vooral) Oirschot door negatieve binnenlandse migratie; oplossingenkomen niet meer ‘vanzelf’ door groei

Substantieel gunstig(er) inkomensbeeld, koopkrachtig gebied Ondervertegenwoordiging en verlies jongeren / jong volwassenen

Veilig, weinig criminaliteit (m.n. Oirschot) Druk op arbeidspotentieel

Veel inzet vrijwilligers Iets minder hoog opgeleiden, wel beter opgeleide schoolverlaters

Sterke sociale verbanden, hoewel het per gemeente kan variëren Gemoedelijkheid kan leiden tot passiviteit

In het algemeen positief beeld leefbaarheid, met name opsociale component

Voorzieningenniveau in kleine kernen (scholen, winkels)

Verbindingen en samenwerking onderwijs-bedrijfsleven binnenBrainportconcept

Geen zware sociale vraagstukken

3.6 Samenvatting

Bron: Wim van de Donk in ‘Het Nieuwste Brabant’

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201521 / 64

4.1 InleidingDit hoofdstuk belicht het ruimtelijk DNA van het gebied. Onderwerpen daarbij zijn de ruimtelijke kenmerken (grondgebruik, etc.), bereikbaar-heid en infrastructuur, woningmarkt, beschikbaarheid van (ruimtelijke/fysieke) voorzieningen en verschillende duurzaamheidskenmerken, zoals de klimatologische voetafdruk.

4.2 GrondgebruikNederland is een van de dichtst bevolkte en sterkst verstedelijkte landen van Europa. Minder dan 40% van de bevolking woont op het platteland. Toch beheren boeren en tuinders nog altijd het merendeel van het landoppervlak. Een kleine 20% van de grond van Nederland bestaat uit bos en natuurgebieden. Ons land als geheel heeft dus nog een sterk ‘groen’ karakter, maar door het geringe reliëf en door de sterke versnippe-ring van het grondgebruik is toch sprake van een sterke (visuele) ‘verrom-meling’. Het Nederlandse landschap staat daardoor sterk onder druk.

In totaal omvatten de drie gemeenten bijna 16.500 ha., waarvan de ge-meente Oirschot met 10.200 ha. verreweg de grootste is, gevolgd door Best met 3.500 ha. en Son en Breugel met 2.650 ha. Ook in deze regio is het agrarische grondgebruik met meer dan 50% dominant. We zien duidelijke verschillen tussen enerzijds de gemeen-ten Best en Son en Breugel met een relatief hoog aandeel ‘stedelijk’ grondgebruik (verkeer en bebouwing) en anderzijds Oirschot, waar agrarisch en bos- en natuurgebruik dominant zijn. Best kent wel relatief veel specifiek recreatieterrein (o.a. Aquabest) hoewel het in het totaal niet zo veel is.

Opvallend is dat de gemeenten die samen Het Groene Woud vormen verhoudingsgewijs weinig bos en natuur hebben (ten gunste van de agrarische sector).

Dit is minder dan 20% van het totaal (drie gemeenten gezamenlijk 27% en geheel Zuidoost-Brabant 26%). Het agrarisch grondgebruik komt verder aan de orde bij de verdieping op de agrarische sector, zie paragraaf 5.4.

Figuur 4.1 Grondgebruik Bron: CBS, bewerking AldusWillem

Ruimtelijk DNA

4

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Best

Oirschot

Son en Breugel

3 gemeenten

Agrarisch Bebouwd en verkeer Bos en natuur Recreatief Water

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

3 gemeenten

Groene Woud

Zuidoost-Brabant

Nederland

Agrarisch Bebouwd en verkeer Bos en natuur Recreatief Water

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201522 / 64

Hoewel het niet direct uit de voorgaande statistieken herleid kan worden, is hier sprake van een relatief ‘vol’ gebied, waar veel functies samenkomen9 die als een mozaïek in elkaar passen. De bereidheid en noodzaak tot samenwerken (zie elders) zou ook daarmee verband kunnen houden. Beleidsmatig vertaalt deze situatie zich in het voornemen om de kwaliteit van het buitengebied zo veel mogelijk in stand te houden en verstening te voorkomen. Er blijft een duidelijke spanning bestaan tussen ‘rode’ en ‘groene’ functies, die wellicht enigszins weggenomen kan worden door gelijkgerichte gebieden met elkaar te verbinden, in de vorm van aaneengesloten landbouwgebieden, groene buffers (corridos) tussen de bebouwde kernen en de natuurbrug over de spoorlijn Boxtel-Eindhoven. Zo zou een koppeling tussen de Oirschotse Heide en de Mortelen een robuuste buffer tussen Best en Oirschot kunnen zijn en zal een groene buffer tussen Eindhoven en Best eraan bijdragen dat landschappelijke en ecologische waarden worden versterkt en dat Best ook ruimtelijk gezien een zelfstandige entiteit blijft.

4.3 WonenDe beleving en waardering van de woonomgeving is sterk afhankelijk van persoonlijke voorkeuren en de mate waarin men erin slaagt om deze te vinden. Voor sommigen zijn aanwezige voorzieningen bepalend voor de kwaliteit van de woonomgeving, voor anderen natuurwaarden, waarbij bossen op het zand vaak weer anders worden gewaardeerd dan het open rivierenlandschap op de klei. Vanwege deze sterk persoons-gebonden voorkeuren waarderen we de woonomgeving hier op harde, objectieve kenmerken, die onder andere verwijzen naar kwantitatieve kenmerken van de woningmarkt.De drie gemeenten hebben gezamenlijk een voorraad van bijna 25.000 woningen, waarvan 11.600 in Best, 6.800 in Oirschot en 6.500 in Son en Breugel. Ten opzichte van 1995 is sprake van een groei met 18% (totaal), 25% (Best), 11% (Oirschot) en 14% (Son en Breugel), vergeleken met 14% voor Het Groene Woud, 18% voor Zuidoost-Brabant en 17% voor geheel Nederland. Daarin zien we dat de iets bovengemiddelde groei volledig aan Best te danken is geweest, een beeld dat we eerder al bij de bevol-kingsontwikkeling hebben gezien (zie o.a. figuur 3.1). De woningmarkt kan langs een aantal dimensies worden ingedeeld. Als eerste kijken we

naar de bestaande woningvoorraad vanuit het eigendomsperspectief. Figuur 4.2 Samenstelling woningvoorraad (2012)

Bron: CBS, bewerking AldusWillemWat meteen opvalt is dat koopwoningen dominant zijn in het aanbod, veel meer dan in geheel Nederland en Zuidoost-Brabant. Sociale huur-woningen zijn vooral een grootstedelijk verschijnsel en dat zien we in deze statistieken terug.

Binnen de drie gemeenten zijn de verschillen minder groot dan in de regionale en landelijke benchmark, hoewel er wel verschillen tussen

Oirschot en Best zichtbaar zijn.De prijs is een indicatie voor de kwaliteit en omvang van een woning. We kiezen hier twee invalshoeken, te weten de gemiddelde vraagprijs per aangeboden woning in 201310 en de WOZ-waarde. De gemiddelde vraagsprijs van een te koop aangeboden woning bedroeg in 2013 in Best € 378.000, Oirschot € 399.000 en Son en Breugel € 385.000, duide-lijk meer dan in Zuidoost-Brabant (€ 335.000) en Nederland (€ 306.000). Als we naar de WOZ-waarden kijken, zien we congruente verhoudingen.

Fig. 4.3 Vraagprijs aangeboden woningen 2013

Bron: diverse bronnen, bewerking AldusWillemFig. 4.4 WOZ-waarde woningen (2013)

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Best

Oirschot

Son en Breugel

3 gemeenten

Koop Particuliere huur Sociale huur

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

3 gemeenten

Groene Woud

Zuidoost-Brabant

Nederland

Koop Particuliere huur Sociale huur

0

50.000

100.000

150.000

200.000

250.000

300.000

350.000

400.000

450.000

Best

Oirsch

ot

Son en

Breu

gel

3 gem

eente

n

Groene

Wou

d

Zuidoo

st-Brab

ant

Nederl

and

0

50.000

100.000

150.000

200.000

250.000

300.000

350.000

400.000

Best

Oirsch

ot

Son en

Breu

gel

3 gem

eente

n

Groene

Wou

d

Zuidoo

st-Brab

ant

Nederl

and

9 Zie ook paragraaf 4.7 met emissiegegevens10 De hier gebruikte vraagprijs per woning geeft een redelijk actueel beeld, maar kent ook beperkingen. De samenstelling van het pakket aangeboden woningen is er op van invloed en vanwege de crisis op de

woningmarkt zal de verkoopprijs vaak lager liggen dan de vraagprijs en is het transactievolume laag.

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201523 / 64

Bron: diverse bronnen, bewerking AldusWillemBinnen de regio zien we duidelijke verschillen in de vraagprijs. Het gemeenschappelijke is, dat de (vraag)prijzen sinds 2009 fors onder druk hebben gestaan.

Figuur 4.5 Ontwikkeling vraagprijs aangeboden woningen2009-2013 (2009=100)

Bron: ABF, bewerking AldusWillemOirschot heeft binnen de drie gemeenten verhoudingsgewijs minder last van de crisis op de woningmarkt en de neerwaartse druk op de prijzen met een daling van ruim 7% van de vraagprijs in de periode 2009 – 2013. De nuancering die hierbij hoort, is dat het wel con-form het nationale cijfer is. Best en Son en Breugel kennen lastiger marktomstandigheden met een prijsval van 11%. Ook Het Groene Woud en Zuidoost-Brabant zagen de vraagprijs bovengemiddeld dalen. Als we de WOZ-waarde (2013) relateren aan de gemiddelde vraag-prijs per aangeboden woning krijgen we een indruk van het actuele prijsniveau.11 Omwille van de onderlinge vergelijkbaarheid relateren we het aan de nationale waarden. In Best zijn de verschillen tussen de WOZ-waarde en de vraagprijs nog het kleinst: de WOZ-waarde ligt 27% boven het nationale gemiddelde, de vraagprijs per woning op 23%. De verschillen in Son en Breugel en Oirschot zijn groter met respectievelijk 47% (WOZ) en 30% (vraagprijs) en 40% (WOZ) en 26% (vraagprijs).

De woningmarkt is een belangrijk bestuurlijk beleidsterrein. Als het gaat om (substantiële) uitbreiding van de woningvoorraad heeft de provincie een grote vinger in de pap, op andere aspecten bepalen de gemeenten de koers. Beleidsmatig zijn er geen grote verschillen in de manier waarop de lokale overheden de woningmarkt benaderen. Gemeenschappelijke kenmerken zijn het behoud van het eigen karakter, in combinatie met het streven om vraag en aanbod op de woningmarkt meer op elkaar te laten aansluiten. Daarbij kiezen ze er meer voor om de doorstroming te bevorderen dan door te investeren in nieuwbouw. Oirschot kiest voor woningen voor starters en senioren, levensbestendig bouwen en een goede doorstroming op de woningmarkt. Dat laatste is vaak een betere manier om vraag en aanbod op de woningmarkt goed op elkaar te laten aansluiten en scheefgroei te compenseren dan fysieke uitbreiding van het woningaanbod. Leidend daarbij is een natuurlijke uitstraling met

cultuurhistorische waarden, conform de kernwaarden van deze gemeen-te: ‘Monument in het groen’. Oirschot ziet zichzelf het ideale woon- en leefdorp voor (goed opgeleide en koopkrachtige) kenniswerkers uit de regio en legt daarmee een verbinding naar Brainport. Uit de gemeente-lijke analyse van woningvraag en -aanbod blijkt dat er een tekort is aan 700 woningen: de vraag is 2.000 en het aanbod is 1.300 woningen. Er is met name een tekort aan meergezinswoningen (appartementen, flats) in zowel de koop- als huursector. Het verschil tussen vraag naar en aanbod van eengezinswoningen is kleiner dan bij de appartementen. Gelet op de leefbaarheid zijn de kleine kernen Oostelbeers en Spoordonk als eerste in beeld voor woningbouw. De opgave is om (oudere) mensen zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen in woningen die bij hun leef- of inkomenssituatie passen. Daarmee dragen woningcorporaties bij aan de leefbaarheid. De gemeente Son en Breugel onderscheidt zich van de re-gionale woningmarkt met een duidelijk woningtekort en een grote druk op de woningmarkt. Er is sprake van een kwalitatief zeer goede woon- en leefomgeving, waardoor men zich graag hier vestigt. Son en Breugel hecht belang aan het behoud van de historische en de visuele waarden van het (agrarisch) landschap, de dorpskernen en de verschillende woon-wijken. Op het niveau van de Metrolpoolregio zal in de nabije toekomst het tekort aan woningen oplopen, met name in de huursector.

Het dorpse en groenstedelijke woonmilieu is karakteristiek voor Best. Vanwege het relatief grote aandeel jongeren tussen de 18 en 30 jaar in Best zal er voor de komende jaren een groeiende behoefte aan starters-woningen zijn. De vergrijzing en toename van gezondheidsproblemen zullen in de toekomst naar verwachting ook in Best een hogere druk leggen op de woon- en zorgvoorzieningen. Best wil vooral bouwen voor de eigen woningbehoefte. De opvang van de regionale behoefte is hieraan ondergeschikt. Zowel kwantitatief als kwalitatief zal Best zich als woonkern de komende jaren verder ontwikkelen.

85 87 89 91 93 95 97 99

101 103 105

2009

2010

2011

2012

2013

3 gemeenten Groene Woud Zuidoost-Brabant Nederland

85 87 89 91 93 95 97 99

101 103 105

2009

2010

2011

2012

2013

Best Oirschot Son en Breugel 3 gemeenten

11 Dit is een vrij grove methode, omdat de WOZ-waarde deels administratief wordt vastgesteld en de samenstelling van de groep aangeboden woningen niet representatief hoeft te zijn voor het totale koopwoningenbestand.

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201524 / 64

4.4 VoorzieningenDe aanwezige voorzieningen12 bepalen voor een belangrijk deel de kwaliteiten en aantrekkelijkheid van een gebied. Eerder hebben we via het bodemgebruik al enig inzicht gekregen in de ruimte die beschikbaar is voor bos, natuur en recreatieterreinen. In deze paragraaf gaan we iets dieper op het voorzieningenniveau in. Daarbij kijken we niet alleen naar de aanwezigheid, maar ook naar de bereikbaarheid van voorzieningen. De spreiding van wonen en voorzieningen speelt daarin dan een rol.13

De drie gemeenten bieden zonder meer een aantrekkelijk woonklimaat. In de al eerder gebruikte zogenaamde Leefbaarometer wordt de leefbaarheidsdimensie van de woningvoorraad afgemeten aan het type woningen, de woningdichtheid en de leeftijd van het woningaanbod. Deze scoort positief. Hier zoomen we in op voorzieningen, zoals de detailhandel (zie ook later in deze rapportage), onderwijs, gezondheid en welzijn en horeca.

Figuur 4.6 Scores nabijheid voorzieningen(gestandaardiseerd, Nederland = 0)14

Bron: diverse bronnen, bewerking AldusWillemIn het profiel zien we de ligging en enkele basiskenmerken van de drie

gemeenten terug: kleinere kernen in een relatief intensief gebruikt gebied, onder de rook van de grote stad. Best en Son en Breugel scoren in het algemeen lager dan Oirschot (o.a. bij detailhandel), maar zullen in de praktijk ook meer gebruik maken van de voorzieningen in Eindhoven (zie ook bij 5.4).

De gemeente Best werkt aan de uitvoering van een ambitieus centrum-plan, dat een kwalitatieve impuls combineert met de verwachte ontwik-keling van het aantal inwoners voor de komende 25 jaar, de trends in de vraag, de aantrekkingskracht van het centrum op de omgeving van Best en de financiële mogelijkheden van de gemeente en particulier initiatief. Tevens wordt hierbij gestuurd op een aantrekkelijk winkelaanbod voor inwoners en bezoekers en de economische, ecologische en recreatieve potentie van het buitengebied.

-1,0

-0,5

0,0

0,5

1,0

1,5

2,0

Best Oirschot Son en Breugel 3 gemeenten

Gezondheid  en  welzijn   Detailhandel   Horeca  Kinderopvang   Onderwijs   Verkeer  en  vervoer  Vrije  ;jd  en  cultuur  

-1,0

-0,5

0,0

0,5

1,0

1,5

2,0

3 gemeenten Groene Woud Zuidoost-Brabant

Gezondheid  en  welzijn   Detailhandel   Horeca  Kinderopvang   Onderwijs   Verkeer  en  vervoer  Vrije  ;jd  en  cultuur  

Box 3: Internationaal concurrerend woonmilieuEr komt een impulsprogramma om het woon- en werkmilieu binnen Zuidoost-Nederland op een hoger niveau te brengen, complementair aan de internationale ambities. Als bedrijven en het innovatie-ecosysteem in de regio op mondiaal niveau excelleren, dan moet dat ook in de (beeld)kwaliteit van gebou-wen en openbare ruimte en het voorzieningenniveau meer tot uitdrukking komen. Daarvoor is een omslag nodig in denken en doen bij zowel private als publieke partijen die betrokken zijn bij de ruimtelijke ontwikkeling van de regio.

Binnen het impulsprogramma worden ruimtelijke en steden-bouwkundige projecten opgenomen die voldoen aan de uitgangspunten uitbundig en excellent, en internationale allure. Doelstelling is de identificatie met internationale toptechno-logie te versterken: het merk Brainport tastbaar, merkbaar en zichtbaar te maken met een ambitieniveau ‘uniek in Europa’.

Onderdeel van het totaalprogramma is het zichtbaar maken van technologische vindingen en design van eigen bodem in de openbare ruimte voor vergroting van de visuele aantrekke-lijkheid van Zuidoost-Nederland. De visuele aantrekkelijkheid van bedrijfslocaties en bedrijfspanden wordt vergroot doordat bedrijven, locatie- en vastgoedeigenaren meer aandacht heb-ben voor industriële eigenheid en esthetische kwaliteit.

Het programma richt zich onder andere op een stapsgewijze kwaliteitsverbetering van het cultuuraanbod en de bevestiging van de Nationale Landschappen (waaronder Het Groene Woud) als kwalitatief onderdeel van het woon- en werkmilieu.

12 In deze paragraaf zijn voorzieningen breder gedefinieerd dan in paragraaf 3.5 13 Voorzieningen zoals detailhandel en horeca hebben ook een economische betekenis. Daarom komen ze ook in het economische hoofdstuk terug.

14 Cijfers van regio’s zijn hier ongewogen gemiddelden van de gemeenten die ertoe behoren; daarmee hebben ze dus een andere basis dan andere gepresenteerde regiocijfers

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201525 / 64

De gemeente Son en Breugel richt zich op functiemenging in centra van kernen. Door inbreiding (anders dan uitbreiding) moet de compactheid en daarmee de aantrekkelijkheid van de centra terugkomen. Het centrum van Son heeft een impuls nodig in sfeer, gezelligheid en samenhang. Het realiseren van meer terrassen en stimuleren van meer kleine activiteiten komen de sfeer en uitstraling van het centrum ten goede. Voor jongeren moeten er meer uitgaansgelegenheden en sportvoorzieningen komen. Het minimale draagvlak van de centrum-/voorzieningenfunctie van Breugel is minder gemakkelijk te realiseren. Mogelijk is een minimumaanbod van dagelijkse voorzieningen hier het best haalbare resultaat.

Oirschot is een meerkernen-gemeente en heeft zich in de afgelopen decennia ontwikkeld tot een ‘Monument in het groen’, een cultureel rustpunt in een sterke economische regio. Een belangrijke opgave is om de vele en goede voorzieningen op het gebied van onderwijs, kinderopvang, zorg en gezondheid, sport, recreatie en toerisme in stand te houden, tegen de achtergrond van budgettaire beperkingen en lichte toekomstige bevolkingskrimp, waardoor de levensvatbaarheid als woonkern zou kunnen worden aangetast.

4.5 Sport en cultuurDe onderstaande grafieken geven inzicht in het aanbod van cultuur en sportvoorzieningen, c.q. verenigingen. Qua weergave is gekozen voor het aantal inwoners per voorziening en verenigingen. Het is niet bekend hoe groot deze zijn in leden en accommodatie. Cultuurvoorzieningen zijn in het algemeen in grotere gemeenten geves-tigd. Oirschot en Son en Breugel hebben ieder 1 muziektheater. Oirschot telt 3 musea, Best 1.

Hoewel op deze kleine schaal één voorziening meer of minder een groot verschil maakt, is per saldo het aantal inwoners per museum en muziektheater gering, anders gezegd is het aanbod ruim.

Op het niveau van de drie gemeenten gezamenlijk ligt het aantal sport-verenigingen (vier meest populaire sporten) iets boven het landelijke cijfer (aantal inwoners per vereniging voor de drie gemeenten 2.985 vs. 3.220 landelijk). Best scoort lager (4.100 inwoners per gemeente). Tennis en hockey zijn relatief populair en het aantal voetbalverenigingen ligt lager dan op grond van de landelijke cijfers verwacht mocht worden, met name in Best en Son en Breugel. Fig. 4.7 Aantal inwoners per cultuurvoorziening (2013)Bron: diverse bronnen, bewerking AldusWillem

Fig. 4.8 Aantal inwoners per sportvoorziening (2013)Bron: diverse bronnen, bewerking AldusWillem

4.6 Bedrijventerreinen en kantorenHet gezamenlijk areaal bedrijventerreinen bedraagt in de drie gemeen-ten 438 ha. (netto oppervlak, bruto 580 ha., het verschil zit o.a. in wegen, parkeren, groenvoorzieningen etc.), waarvan 186 ha. in Son en Breugel. Ekkersrijt is voor de gemeente Son en Breugel verreweg het belangrijk-ste bedrijventerrein. Hoewel het al enkele decennia bestaat, is het vitaal. Er zit van alles: logistiek, high tech, science parc en nimby15 bedrijven. In die diversiteit zit de kracht van Ekkersrijt. Daarbinnen zijn nieuwe ontwikkelingen inpasbaar, inclusief grootschalige detailhandel, zoals het meubelplein.

IKEA wordt wel de grootste toeristischeattractie van Son en Breugel genoemd.

Het bruto 240 ha. grote terrein wordt beheerd door het Industrieschap Ekkersrijt, waarin naast Son en Breugel ook Eindhoven participeert.De 320 bedrijven zijn verdeeld over drie themaparken: het Science Park, het Multimedia Park en het Meubelplein. Er is sprake van een actieve ondernemersvereniging. Het terrein is geheel uitgegeven. Ook Best beschikt met 164 ha. over relatief veel industrieterrein, Oirschot komt met 88 ha. op de derde plaats. Oirschot is wel belangrijk waar het gaat om nog uitgeefbaar bedrijventerrein: 26 ha. van de in

90% van de app-respondenten denkt dat je jonge kenniswerkers

kunt binden met een dynamisch cultuurleven!

0

10.000

20.000

30.000

40.000

50.000

60.000

70.000

80.000

90.000

Musea Muziektheaters Poppodia

Best Oirschot Son en Breugel 3 gemeenten Groene Woud Zuidoost-Brabant Nederland

0

10.000

20.000

30.000

40.000

50.000

60.000

Sporthal Hockeyver. Korfbalver. Tennisver. Voetbalver.

Best Oirschot Son en Breugel 3 gemeenten Groene Woud Zuidoost-Brabant Nederland

15 Bedrijven in de zwaardere milieucategorie, die men doorgaans niet graag in de eigen achtertuin heeft (not in my backyard)

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201526 / 64

totaal nog 35 ha. uit te geven terrein (2012) bevindt zich vrijwel volledig in deze gemeente (9 ha. in Best). Eindhoven, Best en Oirschot gaan Brainport Park verder ontwikkelen, waaronder De Brainport Industries Campus, bedoeld voor hoogwaardige en kennisintensieve bedrijvigheid. Naar verwachting is het hele project in 2020 afgerond. Overigens zijn er aanwijzingen dat de regio als geheel (Zuidoost-Brabant) met 540 ha. uitgeefbaar bedrijventerrein voor de komende periode over meer dan voldoende restcapaciteit beschikt en overcapaciteit - en de noodzaak om te saneren - eerder een vraagstuk is dan tekorten.

Het wekt geen verbazing dat binnen de regio het gemeentelijk beleid goed op elkaar is afgestemd. Belangrijke elementen in het bedrijventer-reinenbeleid zijn o.a.:• Verbetering van de kwaliteit (herstructurering, revitalisering,

bodemsanering, streven naar meer hoogwaardige werkgelegenheid, voorkomen van oneigenlijk gebruik, goede bereikbaarheid).

• Eigen bedrijven de kans geven om zich op een (nieuw) bedrijventer-rein te vestigen, naast de regionale opgave die met name voor Best relevant is.

• Een realistische planning en ontwikkeling van nieuwe bedrijventerrei-nen, ook tegen de achtergrond van de huidige restcapaciteit, waarschijn-lijk structureel lagere groeipaden, een geleidelijke verschuiving van economische structuren en de opkomst van binnenstedelijke locaties als aantrekkelijke vestigingsplaats voor nieuwe economische activiteiten.

De belangrijkste kantoorvoorraad van de regio vinden we in Best (104.000 m2, voornamelijk Breeven) en Son en Breugel (81.000 m2, voor-namelijk het Science Park Eindhoven). Medio 2014 lag de leegstand met 24%, respectievelijk 27% aanzienlijk boven het landelijke cijfer van 15,7%.

Box 4: Groeiruimte voor Eindhoven AirportEr komt groeiruimte voor Eindhoven Airport zodat op meer dagelijkse, zakelijk relevante bestemmingen kan worden gevlogen. Het gaat om 25.000 extra vliegbewegingen tot 2020, waarvan de eerste 10.000 tot 2015 en na positieve evaluatie de rest. Dit is alleen mogelijk met een stevig pakket aan hinder-beperkende maatregelen en afspraken over de landzijdige bereikbaarheid én door een verplaatsing van militaire functies. De landzijdige ontsluiting van Eindhoven Airport wordt onder meer verbeterd door de aanleg van een nieuwe verbinding van hoogwaardig openbaar vervoer (HOV) en een nieuw trein-station Eindhoven Airport (Acht). Ook de doorstroom van lucht-havenpassagiers zal de komende jaren sterk worden verbeterd. Naar verwachting is het hele project in 2020 afgerond.

De extra groeiruimte voor Eindhoven Airport is aanvullend aan (toekomstige) HSL-bestemmingen, verbetert de internationale bereikbaarheid en draagt bij aan de ontwikkeling van Brainport, aan een (duurzame) afwikkeling van een groter deel van de eigen behoefte aan vliegverkeer in Zuidoost- Nederland en aan de nationale netwerkontwikkeling van de luchtvaart. Het vliegveld is complementair aan de intercontinentale luchtha-vens van Amsterdam, Brussel en Düsseldorf, die op anderhalf tot twee uur reistijd van Zuidoost-Nederland liggen.

(www.brainport2020.nl)

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201527 / 64

4.7 Klimatologische voetafdrukIn figuur 4.9 staat de klimatologische voetafdruk van drie gemeenten, Het Groene Woud en Zuidoost-Brabant voor wat betreft CO2-uitstoot. We tonen drie invalshoeken: de uitstoot gerelateerd aan de bevolkingsom-vang, de CO2-uitstoot van verkeer en vervoer per kilometer wegennet en de CO2-uitstoot van het bedrijfsleven per baan. Om de uitkomsten te kunnen vergelijken, is de Nederlandse waarde op 100 gezet. In de drie gemeenten gezamenlijk is verreweg de meeste CO2-uitstoot (231.000 ton) afkomstig van verkeer en vervoer, gevolgd door het bedrijfsleven (170.000 ton) en de bevolking (62.000 ton). In de cijfers van verkeer en vervoer zien we de keerzijde van de ruim aanwezige infrastructuur (wegen). Op diverse niveaus wordt gewerkt aan verbetering van de luchtkwaliteit. Per inwoner bestaan fractionele verschillen. De uitstoot per baan is laag, wat terug te voeren is naar de afwezigheid van zware industrie. Figuur 4.9 CO2 per inwoner, km wegennet en baan(Nederland=100), 2009 Bron: Rijkswaterstaat Klimaatmonitor, bewerking AldusWillem

Figuur 4.10 Uitstoot ammoniak en methaan per ha. landbouwgrond Bron: Rijkswaterstaat Klimaatmonitor, bewerking AldusWillem

Het agrarische karakter van het gebied zien we terug in de uitstoot van stoffen waarvan de veehouderij een belangrijke bron is, in dit geval ammoniak en methaan. Om het in een relevant perspectief te plaat-sen, is het uitgedrukt per hectare landbouwgrond. Vergeleken met de landelijke waarden zien we binnen de drie gemeenten gezamenlijk fors hogere waarden, met name in Son en Breugel en Best. Oirschot zit wat lager, maar is nog steeds meer dan landelijk, min of meer op het niveau van Het Groene Woud als geheel.

Het energielabel laat zien hoe zuinig een gebouw is en heeft onder meer betrekking op isolatie en energieverbruik. Huiseigenaren moeten een energielabel hebben bij verkoop of verhuur van hun woning. Het is ook verplicht voor utiliteitsgebouwen, zoals kantoren, scholen en ziekenhuizen, alsmede voor overheidsorganisaties in gebouwen van meer dan 500 m2.

Figuur 4.11 Energielabel (2012-2014, hoe hoger hoe slechter)Bron: Klimaatmonitor Rijkswaterstaat, bewerking AldusWillem

0,0

0,5

1,0

1,5

2,0

2,5

3,0

Best Oirschot Son en Breugel 3 gemeenten

Woningen   U)liteitsgebouwen   Overheidsgebouwen  

0,0

0,5

1,0

1,5

2,0

2,5

3,0

3 gemeenten Groene Woud Zuidoost-Brabant Nederland

Woningen   U)liteitsgebouwen   Overheidsgebouwen  

0

20

40

60

80

100

120

140

Best

Oirsch

ot

Son en

Breu

gel

3 gem

eente

n

Groene

Wou

d

Zuidoo

st-Brab

ant

CO2  per  inwoner   CO2  per  km   CO2  per  baan  

Een minderheid (43%)van de app-respondenten ziet

uitstoot als een bedreiging voor de kwaliteit van de regio

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201528 / 64

Woningen hebben in het algemeen een ongunstiger energieprofiel dan utiliteitsgebouwen en overheidsgebouwen. Deze drie gemeenten zijn daarop geen uitzondering. Het ongunstige label van overheidsgebou-wen in Son en Breugel springt er uit. Mogelijk speelt de leeftijd van de gebouwen hierin een rol, maar dit wordt niet door feiten bevestigd. Een verlaging van het energieverbruik van deze gebouwen zou relatief veel zoden aan de dijk zetten, alsmede bij utiliteitsgebouwen in Oirschot.De gemeente Oirschot heeft de ambitie om de gemeentelijke doelstel-ling ‘energie-neutraal’ eerder te bereiken dan nu is vastgelegd binnen het Kempenverband.De gemeente Son en Breugel heeft een regionaal convenant duurzaam bouwen opgesteld. Daarin wordt onder meer gesproken over een besparing van het energieverbruik van woningen en gebouwen in 2020 met 50% (t.o.v. 2008), onder meer te bereiken met energiebesparende maatregelen in gemeentelijke gebouwen (gemeentehuis, scholen).

Om in 2030 energieneutraal te kunnen zijn, stimuleert de gemeente de toepassing van duurzame energie en energiebesparing. Deze inspannin-gen hebben de afgelopen jaren o.a. al geresulteerd in een systeem voor de toepassing van bodemwarmte voor de sporthal en combigebouw en een groen dak op dit laatste gebouw.

4.8 Infrastructuur en filedrukDe Atlas Hoofdwegennet van Rijkswaterstaat (november 2012) geeft inzicht in het gebruik van Rijkswegen en de congestie. Van de landelijke ‘File top50’ 2013 zijn twee knelpunten in Noord-Brabant te vinden, beide in en rond Eindhoven en (nabij) het onderzoeksgebied, te weten op de A2 van ‘s-Hertogenbosch naar Eindhoven bij Boxtel (plek 40) en de A58 van Tilburg naar Eindhoven bij Oirschot (41). Daarmee is filedruk een vraagstuk dat zeker verbetering behoeft.

De zogenaamde A2-as is een belangrijke fysieke en economische corridor van ons land en daarmee ook voor deze regio. De as loopt door een zone die gekenmerkt wordt door een grote stedelijke en economische dynamiek, met name door de ontwikkeling van nieuwe stedelijke centra op de kruispunten met andere assen. Die hoge econo-mische dynamiek is vooral gerelateerd aan dienstverlening, innovatie en R&D, de centrale ligging in Nederland (ruggengraat) en de ligging aan belangrijke stadsgewestelijke zones rondom Schiphol, Amsterdam-Zuid, Utrecht, ’s-Hertogenbosch, Eindhoven, Maastricht en Liège. De verdere ruimtelijke ontwikkeling van de A2-zone heeft betekenis voor de positionering van Nederland in Noordwest-Europa en is daarmee van nationaal belang.16

De gemeente Best kiest voor een betere fysieke ontsluiting van Best met hoogwaardig openbaar vervoer en vergroting van de fietsveiligheid voor met name scholieren tussen Son en Best, door verbeteringen bij De Vleut. In Son en Breugel constateert men een verslechtering van het openbaar vervoer. Door overbelasting van de A50 en A58 komt de bereikbaarheid van Industriepark Ekkersrijt in gevaar. Ook vanwege het gevaar van toenemend sluipverkeer in bebouwde kommen is een tweede aansluiting van Ekkersrijt op de A50 nodig. Meer vervoer over water (Wilhelminakanaal) zou soelaas kunnen bieden, maar de praktijk leert (landelijk en regionaal) dat een substantiële ‘modal-shift’ ten gun-ste van het vervoer over water ondanks alle positieve argumenten niet gemakkelijk realiseerbaar is.

16 Bron: Gebiedsagenda Brabant, 2010

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201529 / 64

Box 5: De humuslaag van EindhovenBrabant was lang een ‘pover’ landschap, waarop je alle zeilen diende bij te zetten om het hoofd boven water te houden. Dat weerbarstige karakter staalde het karakter en de inventiviteit van de mensen die er hun bestaan moesten opbouwen. Het bleek tevens een sterke pijler onder het succes van de regio Eindhoven die zich na een opmerkelijke transformatie tot een innovatieve regio van internationale allure ontpopte. Het is het resultaat van het slim voortbouwen op de ‘voedselrijke’ humuslaag van de regio die in de afgelopen honderd jaar door hard werken is ontstaan. Deze humuslaag is nauw verbonden met de Brabantse cultuur. Brabanders waren landmannen die door het leven niet verwend waren. Dat vergde sappelen en gezamenlijk optrekken, dat heeft het DNA bepaald. Maar ook de drang tot zelfstandigheid, ondernemen voor eigen rekening en risico, nieuwe dingen uitproberen, kenmerken de Brabantse mentaliteit. Gevoed door de humuslaag en de specifieke Brabantse samenwerkings-mentaliteit zijn in de regio belangrijke competenties tot bloei gekomen, zoals de maakindustrie, R&D, engeneering en design.

Bron: Thom Aussems in ‘Het Nieuwste Brabant’

Sterk Zwak

Gevarieerd karakter: Best en Son en Breugel meer stedelijk,Oirschot meer landelijk

Bebouwings- en met name verkeersdruk in Best (Son en Breugel); ‘vol’ gebied

Relatief veel bos en natuur, erkenning kwaliteitenmet Nationaal Landschap

Uitgezonderd Oirschot forse prijsdruk op woningen, doorstroming stagneert

Diverse functies passen ruimtelijk goed bij elkaar, functioneelen fysiek

Door crisis/bouwstop dreigende tekorten op woningmarkt

Kwaliteitsslag door ruimtelijke herstructurering Nabijheid voorzieningen (onderwijs, winkels) is aandachtspunt, met name in de kleinere kernen

Duidelijke buffers tussen gemeenten voorkomen verrommeling Veel CO2-uitstoot verkeer

Aantrekkelijk woonmilieu, veel eigen-woningbezit Hoge ammoniak- en methaanuitstoot (agrarisch)

Kwalitatief goede woningmarkt (prijs, WOZ-waarde) Veel pendel, hoge verkeersintensiteit, filedruk en sluipverkeer

Ruimte voor bedrijvigheid Lage frequentie openbaar vervoer, m.n. in ‘ring’ (anders dan radiaal) rond Eindhoven

Relatief ‘schone’ bedrijvigheid (weinig uitstoot/milieubelasting) Dreigend overschot bedrijventerreinen in Zuidoost-Brabant

Aanwezigheid en groeiruimte Eindhoven Airport

Ligging aan/nabij groeias A2

4.9 Samenvatting

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201530 / 64

Economisch DNA

55.1 InleidingEconomie draagt bij aan de kracht van het gebied, verschaft werk en welvaart voor de bevolking en geeft de mogelijkheid om te blijven investeren in het gebied en bedrijvigheid. Daarmee is het samen met de sociale en fysieke kwaliteiten (zie de voorgaande hoofdstukken) een van de drie pijlers waarop het gebied steunt. In dit hoofdstuk belichten we de verschillende economische aspecten, inclusief enkele toonaangevende sectoren, de arbeidsmarkt etc.

5.2 Werkgelegenheid en economische structuur WerkgelegenheidsfunctieEen eerste indicator van het economisch DNA van een gebied is de werkgelegenheidsfunctie. Deze geeft de verhouding weer tussen ener-zijds de werkgelegenheid (het aantal banen, ongeacht de arbeidsduur, dus inclusief deeltijdbanen) en anderzijds de omvang van de beroeps-bevolking. Een gemeente of regio met een werkgelegenheidsfunctie van meer dan 100% zou theoretisch in staat zijn de eigen beroepsbevol-king volledig aan het werk te houden. In de praktijk beperkt de arbeids-markt zich echter niet tot de gemeentelijke grenzen en is van pendel sprake (zie ook later) en zijn er natuurlijk ook kwalitatieve aansluitings-vraagstukken op de arbeidsmarkt.

Landelijk bedraagt de werkgelegenheidsfunctie 102%. Dat desondanks toch nog sprake is van werkloosheid komt doordat mensen meer dan 1 baan kunnen bezetten en er kwalitatieve aansluitingsproblemen tussen vraag en arbeid op de arbeidsmarkt bestaan.De drie gemeenten gezamenlijk hebben een forse werkgelegenheids-functie van 156%, aanzienlijk meer dan die van Zuidoost-Brabant (117%). Anders geformuleerd: afgezet tegen de beroepsbevolking is er veel werk: maar liefst ca. 43.000 banen bij een beroepsbevolking van

27.200 (2012). Dit is vooral te danken aan de gemeente Son en Breugel met 13.300 banen en een beroepsbevolking van 5.700 personen. Maar ook het gehele Groene Woud heeft een bovengemiddelde werkge-legenheidsfunctie (107%), anders dan de naam wellicht zou doen vermoeden. Figuur 5.1 Werkgelegenheidsfunctie (banen/beroepsbevolking, 2013)Bron: Lisa, ABF Research, bewerking AldusWillem

Vaak is een gemeente een woongemeente (relatief hoge WOZ-waarde), of een werkgemeente (hoge werkgelegenheidsfunctie). Als we de WOZ-waarde als uitgangspunt nemen, dan staat Best landelijk gezien op de achtste plaats van gemeenten die een zelfde (of hogere) WOZ-waar-de combineren met een zelfde (of hogere) werkgelegenheidsfunctie (Lochem, Soest, Baarn, Zeist, Ouder-Amstel, Noordwijk en Vught). Son en Breugel staat op plaats 6, Oirschot staat landelijk zelf op de tweede plaats, met alleen Vught boven zich.17

0%

50%

100%

150%

200%

250%

Best

Oirsch

ot

Son en

Breu

gel

3 gem

eente

n

Groene

Wou

d

Zuidoo

st-Brab

ant

Nederl

and

17 Op 1 januari 2012 telde Nederland 415 gemeenten

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201531 / 64

Deze mooie scores krijgen extra glans als daarnaast nog de aanzienlijke werkgelegenheid in omliggende gemeenten (Eindhoven, Veldhoven) erbij wordt betrokken. Anders gezegd: dit is niet alleen een aantrekkelijk woongebied (zie het voorgaande hoofdstuk), maar ook een sterk werk-gebied en die combinatie doet zich niet vaak voor.

Economische structuurDe economische structuur van een gebied wordt vaak afgemeten aan de verdeling van de werkgelegenheid of het aantal vestigingen over de verschillende sectoren. De achterliggende gedachte is, dat sectoren uiteenlopende levenscycli hebben (denk aan de krimp van maakacti-viteiten en de opkomst van de dienstverlening), verschillend door de huidige zwakke conjunctuur geraakt worden (vergelijk de op de con-sument gerichte sectoren die nu in zwaar weer zitten) en andere eisen stellen aan hun omgeving (planologische inpassing, fysieke en virtuele ontsluiting, uitstoot en druk op de omgeving en beschikbaarheid van productiefactoren als ruimte, kapitaal en arbeid). We belichten hier ook de betekenis van het MKB en grootbedrijf voor de regionale economie. De drie gemeenten tellen gezamenlijk 5.675 bedrijfsvestigingen, waar-van 2.310 in Best, 1.780 in Oirschot en 1.580 in Son en Breugel (2013). Als het gaat om het economische belang, is het gebruikelijker om in banen en niet in vestigingen te tellen. De drie gemeenten samen tellen ca. 44.000 banen. Best is de grootste werkgever met ca. 18.000 banen, op behoorlijke afstand gevolgd door Son en Breugel (13.900) en Oirschot (12.100). Dit is overigens zonder ca. 3.300 zelfstandigen (drie gemeenten gezamenlijk) die niet meetellen in de werkgelegenheids-statistieken, maar uiteraard wel een bijdrage leveren aan de regionale economie, via werkgelegenheid en inkomen.In zekere zin hebben alle drie gemeenten hun eigen werkkarakter:

• In Oirschot zijn ‘overheid’ en ‘onderwijs’ relatief belangrijk met 39%, resp. 7% van de werkgelegenheid (Nederland 12%, 16%). We zien daar-in onder andere de Generaal Majoor de Ruyter van Steveninck Kazerne terug, één van de grootste kazernes van Nederland. Ook de agrarische werkgelegenheid is in deze gemeente bovengemiddeld met 7% vs. 2,7% landelijk.

• In Best is de industrie een belangrijke sector (23%, 17% landelijk) met als aansprekende werkgevers Philips Medical Systems en Brabant Pers / Wegener, alsmede de groot- en detailhandel (23% vs. 21%), waaronder de Makro. Ook zakelijke diensten (23%, 19%) zijn oververtegenwoordigd.

• Son en Breugel is vooral sterk in groot- en detailhandel (27%) en zake-lijke dienstverlening (23%).

Vanuit deze optiek bezien lijken de economieën van Best en Son en Breu-gel nog het meest op elkaar en heeft Oirschot een geheel eigen karakter. Figuur 5.2 Sectorstructuur (banen, 2013) Bron: ABF Research, bewerking AldusWillem

Een alternatieve manier van analyseren is door niet naar de sectorale werkgelegenheid te kijken, maar naar de toegevoegde waarde. Doordat de arbeidsproductiviteit per sector aanzienlijk kan verschillen, levert dit op onderdelen andere beelden op.18 Arbeidsintensieve sectoren, zoals detailhandel, horeca en zorg, vallen dan wat terug. Industrie wordt dan nog belangrijker, voor Best, maar ook voor hele gebied.

Het is de vraag welke invalshoek je laat prevaleren. Werkgelegenheid is in beleid en aandacht lang dominant geweest, vanwege het streven naar zo veel mogelijk werkgelegenheid. Gezien de krimpende beroeps-bevolking (zie ook paragraaf 3.2) is er steeds meer voor te zeggen om (ook, vooral) naar de toegevoegde waarde te kijken.

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

40%

45%

Agrarisch Industrie, energie,

water

Bouw Groot- en det.handel

Logistiek Horeca en vrijetijd

Zakelijke diensten

Overheid en

onderwijs

Zorg Overige diensten

Best Oirschot Son en Breugel 3 gemeenten

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

40%

45%

Agrarisch Industrie, energie,

water

Bouw Groot- en det.handel

Logistiek Horeca en vrijetijd

Zakelijke diensten

Overheid en

onderwijs

Zorg Overige diensten

3 gemeenten Groene Woud Zuidoost-Brabant Nederland

18 Doordat een andere bron is gebruikt, is de sectorale onderverdeling van de toegevoegde waarde iets anders dan die van de werkgelegenheid.

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201532 / 64

Figuur 5.3 Sectorstructuur (toegevoegde waarde, 2012) Bron: Rabobank, bewerking AldusWillem

Vergeleken met figuur 5.2 springen in figuur 5.3 de hoogproductieve en kapitaalintensieve sectoren (met name de industrie) in het oog: deze zijn in termen van toegevoegde waarde (nog) belangrijker. Het belang van sectoren waarbij de inzet van mensen belangrijk is, zoals diverse vormen van dienstverlening, wordt daarmee wat weggedrukt.

Voorspoedige werkgelegenheidsgroei De afgelopen jaren (2000 – 2012) heeft de werkgelegenheid in de drie gemeenten gezamenlijk zich voorspoedig ontwikkeld, hoewel - ook hier - sinds 2009 van enige stagnatie en zelfs krimp sprake is. Maar desondanks ligt de groei met 20,7% op meer dan het dubbele van wat we landelijk (9,3%), in de regio (Zuidoost-Brabant, 12,1%) en Het Groene Woud (8,5%) hebben gezien. Om het in een ander perspectief te plaat-sen: als de groei zich in de periode 1996-2012 conform het landelijke beeld had voorgedaan, dan telden de drie gemeenten nu gezamenlijk 40.000 banen, maar liefst ca. 2.600 minder dan werkelijk het geval is.

De groei is in belangrijke mate te danken aan de voorspoedige gang van zaken in Oirschot, dat de werkgelegenheid tussen 2000 en 2012 met bijna 32% zag toenemen. Met bijna 9% was de groei van Son en Breugel in regionaal verband enigszins teleurstellend te noemen.

De drie gemeenten gezamenlijk hebben vooral geprofiteerd van werkgelegenheidsgroei in de zorgsector (+ 2.700 banen), overige zake-lijke dienstverlening (+ 2.045 banen), het openbaar bestuur (inclusief defensie, +1.906 banen) en groot- en detailhandel (+ 1.570 banen). De werkgelegenheid in de industrie kromp in deze periode met bijna 2.000 banen (-22%). Figuur 5.4 Werkgelegenheidsontwikkeling 2000-2013 (2000=100)Bron: ABF, bewerking AldusWillem

Verklaringen voor een (in dit geval) positieve groei kunnen zonder ver-dere verdieping niet eenvoudig worden gegeven. Er kan sprake zijn van toevallige omstandigheden of een goede gang van zaken bij individuele bedrijven, wat weer uiteenlopende oorzaken kan hebben. Vanuit de wetenschap dat sectoren verschillende groeipaden hebben – en met name in de afgelopen crisisperiode – kunnen we wel deze sectorale component er grotendeels uit filteren. Dat doen we door te berekenen wat de groei zou zijn geweest wanneer lokaal (c.q. voor de drie gemeenten en vergelijkingsgebieden) de sectorale werkgelegen-heidsgroei een zelfde niveau had gekend als landelijk, anders gezegd: als de lokale sectoren het niet beter of slechter hadden gedaan dan landelijk het geval is geweest. Die berekeningen zijn uitgevoerd voor de ‘crisisperiode’ 2008-2012. De resultaten staan in figuur 5.5: naast elkaar de werkelijke groei en de op deze manier berekende theoretische groei. Zo bekeken, is Best de uitzondering: de werkgelegenheid is hier veel sterker gedaald (ruim 10%) dan je op grond van de sectorstructuur zou mogen veronderstellen (-2,5%). Oirschot en Son en Breugel hebben het juist beter gedaan dan je had mogen verwachten.19

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

Agraris

ch

Indus

trie en

nut

Bouw

Groot- e

n auto

h.

Detailh

ande

l

Logis

tiek

Horeca

Zakeli

jke di

enstv

.

Overhe

id Zorg

Overig

e dien

stv.

Best Oirschot Son en Breugel 3 gemeenten

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

Agraris

ch

Indus

trie en

nut

Bouw

Groot- e

n auto

h.

Detailh

ande

l

Logis

tiek

Horeca

Zakeli

jke di

enstv

.

Overhe

id Zorg

Overig

e dien

stv.

3 gemeenten Groene Woud Zuidoost-Brabant Nederland

80

90

100

110

120

130

140

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Best Oirschot Son en Breugel 3 gemeenten

80

90

100

110

120

130

140

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

3 gemeenten Groene Woud Zuidoost Brabant Nederland

19 gegeven de uitgangspunten is op landelijk niveau de theoretische groei gelijk aan de werkelijke.

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201533 / 64

Figuur 5.5Werkelijke en theoretische werkgelegenheidsgroei 2008-2012Bron: ABF, bewerking AldusWillem

Niet op voorhand is aan te geven waar dat voor Best nu aan lag. Hoewel er geen specifiek onderzoek naar is gedaan, mag je veronderstellen dat de omstandigheden of de concurrentiekracht van Best zich niet wezen-lijk anders hebben ontwikkeld dan in Oirschot of Son en Breugel het geval is geweest. Voor Oirschot zal wel geholpen hebben dat in 2008 10 ha. bedrijventerrein is uitgegeven. Het verschil zou vooral met ontwik-kelingen bij individuele bedrijven te maken kunnen hebben. We kunnen

wel zien dat voor Best in deze periode het verlies vooral bij de industrie en bouwnijverheid heeft gezeten, de sectoren die relatief zwaar getrof-fen zijn door de moeilijke marktomstandigheden sinds 2008.

Starters Startende ondernemingen zijn een indicatie voor ondernemerschap en brengen vaak ook vernieuwing. Niet voor niets krijgen zij beleidsmatig veel aandacht. Er zijn voorlichtingsbijeenkomsten, financiële regelin-gen waarbij starters een tegemoetkoming krijgen of met behoud van uitkering kunnen starten en maatregelen gericht op het verkrijgen van passende huisvesting. Dat laatste uit zich in speciaal voor starters ingerichte verzamelgebouwen, maar steeds vaker wordt ook de start van een bedrijf in de (eigen) woning gefaciliteerd, mits de woonfunctie en het woonmilieu niet worden aangetast en het bestaande voorzienin-genniveau niet wordt ontwricht.

Figuur 5.6 Starterspercentage per sector(starters/inschrijvingen), 2011Bron: KvK, bewerking AldusWillem

Figuur 5.7 Starters naar sectoren (2011)Bron: KvK, bewerking AldusWillem

Landelijk bedraagt het starterspercentage (aantal starters per 100 be-staande bedrijfsinschrijvingen) in 2011 4,6%. In de drie gemeenten ligt dit duidelijk (1 à 1½ procentspunt) lager. Per sector zijn er wel verschil-len. Zo kent Best relatief veel starters in de industrie en transportsector, wat gezien het economisch karakter van deze gemeente niet verbazend is. In Oirschot springen de detailhandel, bouw en zakelijke dienstver-lening eruit, terwijl Son en Breugel relatief veel starters in de overige dienstverlening heeft (figuur 5.7).

Overigens zitten veruit de meeste starters in de zakelijke dienstver-lening, zowel landelijk als in de regio. Bouw, detailhandel en horeca volgen op grote afstand als populaire sectoren. Het is niet altijd duidelijk of een startende onderneming daadwerkelijk leidt tot groei van de werkgelegenheid, omdat starters soms een dienstbetrekking inruilen voor zelfstandig ondernemerschap. Dit speelt o.a. in de bouw en in de zorg en vindt soms zijn oorsprong in bezuinigingen en/of reorganisaties bij bestaande bedrijven en instellingen.

-­‐10,5%

 

-­‐2,5%  

9,0%

 

-­‐3,0%  

4,6%

 

-­‐1,3%  

-­‐0,9%  

-­‐2,3%  

-12%

-10%

-8%

-6%

-4%

-2%

0%

2%

4%

6%

8%

10%

werkelijk theoretisch

Best Oirschot Son en Breugel 3 gemeenten

-­‐0,9%  

-­‐2,3%  

-­‐2,8%  

-­‐1,5%  

0,7%

 

-­‐0,9%  

-­‐0,3%  

-­‐0,3%  

-12%

-10%

-8%

-6%

-4%

-2%

0%

2%

4%

6%

8%

10%

werkelijk theoretisch

3 gemeenten Groene Woud Zuidoost-Brabant Nederland

0% 5%

10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% 45% 50%

Agraris

ch

Indus

trie

Bouw

Detailh

ande

l

Garage

s

Horeca

en re

cr.

Trans

port

Zakeli

jke di

enste

n

Overig

e dien

sten

Nederland Best Oirschot Son en Breugel

0%

1%

2%

3%

4%

5%

6%

7%

8%

Agraris

ch

Indus

trie

Bouw

Detailh

ande

l

Garage

s

Horeca

en re

cr.

Trans

port

Zakeli

jke di

enste

n

Overig

e dien

sten

Totaa

l

Nederland Best Oirschot Son en Breugel

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201534 / 64

Klein-, midden- en grootbedrijfEen andere kijk op de bedrijvigheid gaat uit van de omvang van de ves-tigingen, hier op basis van het aantal werkzame personen in een aantal klassen. Het kleinbedrijf (minder dan 10 werkzame personen) is veruit dominant en daarbinnen zelfs de allerkleinste categorie met minder dan 2 werkzame personen. Binnen de regio zien we geen grote verschillen.

Figuur 5.8 Bedrijfsgrootte (werkzame personen, 2012)Bron: ABF, bewerking AldusWillem

We kunnen het onderscheid tussen klein, midden en groot ook in de toegevoegde waarde maken. De totale toegevoegde waarde van de bedrijven en organisaties20 in de drie gemeenten gezamenlijk bedraagt bijna ca. € 3 mrd. (€ 2.984 mln., 2012). Ter vergelijking Helmond telt € 3,3 mrd. en Eindhoven € 10,7 mrd. toegevoegde waarde.Daarvan neemt de gemeente Best € 1.321 mln. voor haar rekening, Son en Breugel € 885 mln. en Oirschot € 778 mln. Landelijk en in Zuid-oost-Brabant is het MKB goed voor de helft van de totale toegevoegde waarde. Voor de drie gemeenten gezamenlijk ligt dit lager, op 43%, met name door een relatief geringe bijdrage van het MKB in Oirschot (31%) en – in iets mindere mate – Best (43%). Dit is niet zozeer aan het MKB te

wijten, maar aan de aanwezigheid van enkele (zeer) grote bedrijven en instellingen (zie ook elders), die het aandeel van het MKB ‘wegdrukken’. In het gehele Groene Woud is het MKB dominanter aanwezig, met een aandeel in de totale toegevoegde waarde van bijna 59%. Figuur 5.9Aandeel MKB en grootbedrijf in toegevoegde waarde (2012)Bron: Rabobank, bewerking AldusWillem

65,7%  

26,9%  

7,0%

 

0,4%

 

62,1%  

32,3%  

5,2%

 

0,4%

 

63,0%  

27,3%  

9,0%

 

0,7%

 

63,8%  

28,7%  

7,0%

 

0,5%

 

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

tm1 wp 2 tm 9 wp 10 tm 99 wp 100+ wp

Best Oirschot Son en Breugel 3 gemeenten

63,8%  

28,7%  

7,0%

 

0,5%

 

61,8%  

31,6%  

6,3%

 

0,3%

 

64,0%  

29,0%  

6,3%

 

0,7%

 

62,9%  

29,2%  

7,2%

 

0,7%

 

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

tm1 wp 2 tm 9 wp 10 tm 99 wp 100+ wp

3 gemeenten Groene Woud Zuidoost-Brabant Nederland

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%

100%

Best

Oirsch

ot

Son en

Breu

gel

3 gem

eente

n

Groene

Wou

d

Zuidoo

st-Brab

ant

Nederl

and

Kleinbedrijf Middenbedrijf Grootbedrijf

20 Op basis van arbeidsproductiviteit wordt ook aan niet commerciële/winstgerichte organisaties, zoals zorg en overheid toegevoegde waarde toegerekend, hoewel dit in de praktijk een minder belangrijke stuurgrootheid is.

t/m 1 wp 2 t/m 9 wp 10 t/m 99 wp 100+ wp

t/m 1 wp 2 t/m 9 wp 10 t/m 99 wp 100+ wp

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201535 / 64

5.3 Economisch presterenIn deze en volgende paragrafen gaan we dieper in op het bedrijfsleven. Als eerste kijken we naar de economische prestaties van het bedrijfsle-ven volgens drie kernbegrippen: de winstgevendheid (het bedrijfsre-sultaat na aftrek van ondernemersloon als percentage van de omzet), de solvabiliteit (eigen vermogen plus voorzieningen als percentage van het balanstotaal) en de investeringsratio (bedrag van de investeringen gerelateerd aan de toegevoegde waarde). Deze paragraaf bevat de totalen van het gehele bedrijfsleven, in de volgende paragrafen worden de cijfers voor enkele belangrijke sectoren genoemd.

Tabel 1 Kerngegevens economisch presteren (totaal) (2012)Bron: Rabobank, bewerking AldusWillem

Gebied Winst-gevendheid

Solvabiliteit Investerings- ratio

3 gemeenten 2,5% 41,5% 13,9%

Groene Woud 1,8% 31,6% 15,7%

Zuidoost-Brabant

2,5% 35,8% 17,7%

Nederland 2,4% 35,7% 18,0%

De cijfers zijn afkomstig uit de boeken van de Rabobank. Ze zijn gebaseerd op de cijfers van 3.550 bedrijven en hebben betrekking op 2012. Bij de bewerking is het materiaal representatief gemaakt voor de gehele bedrijvenpopulatie. Op rendement (winstgevendheid) en financiële positie (solvabiliteit) scoort het bedrijfsleven (iets) beter dan landelijk gemiddeld. Het investeringsniveau blijft enigszins achter. De achterliggende oorzaak hiervan is met het beschikbare materiaal niet te achterhalen. Wel kunnen we zien dat in het voorgaande jaar min of meer dezelfde verschillen bestonden.

5.4 Sectorale verdiepingenIn deze paragraaf gaan we iets dieper in op enkele sectoren. De keuze is gemaakt vanwege de betekenis/omvang van de betreffende sector (industrie), vanwege het feit dat een sector gezichtsbepalend is voor het gebied (agrarische sector) of vanwege het belang dat die sector heeft voor de leefbaarheid (detailhandel, toerisme en recreatie).

AgrarischDe agrarische sector is een belangrijke beeldbepalende en economische sector die onlosmakelijk en historisch aan het gebied verbonden is. De sector zorgt voor het aanzien van het gebied, met het agrarisch areaal en opstallen, maar ook met natuurbehoud. Al eerder (paragraaf 4.1) hebben we het omvangrijke agrarische grondgebruik gezien. Tabel 2 geeft als eer-ste een beeld van de betekenis van de sector voor de regionale economie, arbeidsmarkt en enkele bedrijfseconomische kengetallen.

Tabel 2 Kerngegevens agrarisch (2012)Bron: Rabobank, bewerking AldusWillem

Indicator Waarde Aandeel

Bruto toegevoegde waarde

€ 144 mln. 2,9% (2,2%) 1)

Investeringen € 101 mln. 9,8% (4,4%)

Arbeidsvolume 2) 2.755 3,2% (3,1%)

Economisch resultaat 3) -11,2% (-7,2%)

Solvabiliteit 4) 31,7% (35,1%)

Investeringsratio 5) 69,9% (37,7%)

1) waarde gebied (waarde Nederland)2) totaal werknemers en zelfstandigen3) economisch resultaat na aftrek van ondernemersloon in % omzet4) eigen vermogen plus voorzieningen, gedeeld door het balanstotaal5) investeringen als percentage van toegevoegde waarde

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201536 / 64

De agrarische sector in de drie gemeenten gezamenlijk heeft in 2012 een toegevoegde waarde van € 144 miljoen gerealiseerd, 2,9% van de totale economie. Daarmee is de bijdrage groter dan landelijk (2,2%), wat we ook al eerder bij de werkgelegenheidsbijdrage zagen. De agrarische sector in de regio heeft in 2012 relatief veel geïnvesteerd. Bijna 10% van de investeringen vond in deze sector plaats, meer dan het dubbele van het landelijke aandeel (4,4%). Het economisch resultaat stond onder druk, nog meer dan landelijk het geval was. Mede als ge-volg daarvan is de financiële positie zwak te noemen. De drie gemeen-ten gezamenlijk tellen 1.280 agrarische bedrijven (2013), waarvan 855 in Oirschot, 248 in Best en 177 in Son en Breugel.

Figuur 5.10 Details agrarische bedrijven (2013)Bron: CBS, bewerking AldusWillem

De meeste bedrijven zijn actief met grasland en groenvoedergewassen, wat gezien de fysieke kenmerken van het agrarisch gebied (figuur 5.12) geen verbazing zal wekken. Er zijn relatief veel zogenaamde hokdier-bedrijven, met name varkens- en geitenhouderijen in Oirschot, gevolgd door graasdierbedrijven. De in figuur 4.10 vermelde emissiecijfers duidden al op een hoge dierdichtheid.

Figuur 5.11 Ontwikkeling aantal bedrijven (2000 = 100)Bron: CBS, bewerking AldusWillem

Het aantal agrarische bedrijven neemt al jaren gestaag af. Deze drie gemeenten zijn daarop geen uitzondering.

Binnen het agrarische grondgebruik zijn grasland en groenvoeder-gewassen dominant en duidelijk meer dan in Zuidoost-Brabant en Nederland dat relatief meer akkerbouw kent. Vollegrondstuinbouw is relatief betekenisvol, met name in Son en Breugel. Deze omvat 282 ha., waarvan 217 ha. tuinbouwgroenten en 60 ha. boomkwekerijgewassen en vaste planten.

Figuur 5.12 Details agrarisch grondgebruik (2013)Bron: CBS, bewerking AldusWillem

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Best

Oirschot

Son en Breugel

3 gemeenten

Akkerbouw Graasdieren Grasland en groenvoedergewassen Hokdieren Tuinbouw onder glas Tuinbouw open grond

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

3 gemeenten

Groene Woud

Zuidoost-Brabant

Nederland

Akkerbouw Graasdieren Grasland en groenvoedergewassen Hokdieren Tuinbouw onder glas Tuinbouw open grond

60

65

70

75

80

85

90

95

100

105

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Best Oirschot Son en Breugel 3 gemeenten

60

65

70

75

80

85

90

95

100

105

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

3 gemeenten Groene Woud Zuidoost-Brabant Nederland

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Best

Oirschot

Son en Breugel

3 gemeenten

Akkerbouw Grasland en groenvoedergewassen Tuinbouw onder glas Tuinbouw open grond

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

3 gemeenten

Groene Woud

Zuidoost-Brabant

Nederland

Akkerbouw Grasland en groenvoedergewassen Tuinbouw onder glas Tuinbouw open grond

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201537 / 64

Figuur 5.13 Aandeel veestapel (% van geheel Nederland, 2013)Bron: CBS, bewerking AldusWillem

De agrarische sector is volop in ontwikkeling, ook in deze regio. Schaalvergroting is noodzakelijk om efficiënt kwaliteitsproducten te produceren en tegemoet te komen aan de toenemende voedselvraag. Het is daarbij de opgave om de schaalvergroting zo goed mogelijk in het kenmerkende en kwestbare gebied te accommoderen. Het betekent na-melijk grotere stallen, maar ook vrijkomende oude panden, die mogelijk een andere bestemming moeten krijgen. Het lokale Brabantse boerenbedrijf is van oorsprong een gemengd bedrijf. Het is echter de vraag of een dergelijke bedrijfsvoering op termijn houdbaar is, omdat je niet overal in kunt excelleren. Verbrede landbouw is ook in deze regio aan de orde, met name in de combinatie met natuurbeheer en een toeristisch-recreatieve functie, ook tegen de achtergrond van de druk die het Brabantse landschap ondervindt. Het is echter de vraag of verbreding voor de gehele sector de oplossing is om continuīteit te verkrijgen.

Een andere opgave voor de sector is om te blijven investeren in een goede relatie met de omgeving en andere stakeholders. Zie de al eerder gememoreerde ‘lappendeken’ van in elkaar passende functies die dit gebied kenmerkt. Door te laten zien waar ze mee bezig is en een open houding te kiezen, kan de sector een integraal en gewaardeerd onderdeel blijven uitmaken van het Brabantse land, de lokale econo-mie en gemeenschap, en voor een stevige verbinding zorgen tussen voedselproductie en de consument in de regio. Langs die lijnen heeft de sector ook een duidelijke bijdrage aan het Brainportconcept. Beleidsma-tig krijgt de sector veel aandacht, wat gerechtvaardigd is vanwege het ruimtegebruik van de sector, de bredere functionaliteit (met links naar natuurbehoud en toerisme en recreatie) en de ruimtelijke inpassing.

De gemeente Oirschot kiest voor eenduurzame ontwikkeling van de agrarische sector. Groei is daarbinnen belangrijk om de werkgelegenheid te behouden.

Plattelandsvernieuwing en reconstructie van het agrarisch gebied zijn daarbij leidend. Met een duurzame ruimtelijke inrichting van het bui-tengebied, de aanwijzing van landbouwontwikkelingsgebieden (LOG’s) en waar nodig concentratie van landbouwbedrijven moet de sector een toekomstvaste rol kunnen vervullen. Grootschalige opschaling van de agrarische bedrijvigheid vindt men minder passend in de lokale situatie, hoewel opschaling een niet te stuiten trend is, mede vanwege bedrijfs-economische redenen.

De gemeente Best hanteert ook de LOG’s om ontwikkelingen binnen de sector mogelijk te maken en ruimtelijk in te passen. Daar bestaan ook groeimogelijkheden (uitbreiding, herplaatsing en nieuwvestiging) voor intensieve veehouderijbedrijven. Een vereiste is dat hierbij de draag-kracht van dat gebied niet overschreden wordt.De agrarische sector heeft in Son en Breugel een minder prominente rol dan in beide andere gemeenten. Men stuurt hier op een versterking van de economische en maatschappelijke functie van het buitengebied door de combinaties landbouw en zorg, en landbouw en natuurbeheer. Als belangrijke randvoorwaarde geldt dat de natuurlijke en landschap-pelijke waarden van het buitengebied niet worden aangetast.Bestaande agrarische bedrijven in de zogenaamde verwevingsgebieden krijgen beperkte uitbreidingsmogelijkheden. Vestiging van nieuwe grootschalige intensieve veehouderijen is echter niet mogelijk.

0,0% 0,5% 1,0% 1,5% 2,0% 2,5%

Edelpelsdieren

Geiten, totaal

Kalkoenen

Kippen, totaal

Konijnen

Overig pluimvee

Paarden en pony's, totaal

Rundvee, totaal

Schapen

Slachteenden

Varkens, totaal

Best Oirschot Son en Breugel

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70%

Edelpelsdieren

Geiten, totaal

Kalkoenen

Kippen, totaal

Konijnen

Overig pluimvee

Paarden en pony's, totaal

Rundvee, totaal

Schapen

Slachteenden

Varkens, totaal

Zuidoost-Brabant Groene Woud 3 gemeenten

90% van de app-respondenten vindt T&R

een -toekomstige- drager van het landelijke gebied.

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201538 / 64

IndustrieDe industrie is bovengemiddeld belangrijk voor de drie gemeenten, vooral dankzij een flinke vertegenwoordiging in Best (23,4% van de werkgelegenheid, zie ook figuur 5.2). De sector is in het algemeen vroegcyclisch, dat wil zeggen ze reageert snel op veranderingen in de conjunctuur. Dat zagen we bij het begin van de crisis in 2008-2009 en ook bij het herstel dat vanaf 2014 zichtbaar is. De bezettingsgraad in de maakindustrie neemt inmiddels weer geleidelijk toe. Ook het producen-tenvertrouwen verbetert duidelijk. Door de verbeterde vooruitzichten verwachten bedrijven in exportgeoriënteerde sectoren zoals de maak-industrie en de handel dit jaar een toename van de investeringen ten opzichte van vorig jaar.21

Tabel 3 Kerngegevens industrie (2012)Bron: Rabobank, bewerking AldusWillem

Indicator Waarde Aandeel

Bruto toegevoegde waarde

€ 1.603 mln 22,1% (15,5%) 1)

Investeringen € 233 mln 22,8% (6,3%)

Arbeidsvolume 2) 17.242 19,9% (10,7%)

Economisch resultaat 3) 2,2% (2,6%)

Solvabiliteit 4) 42,2% (47,4%)

Investeringsratio 5) 14,5% (15,1%)

1) t/m 5): zie onder tabel 2

De vooraanstaande positie van de industrie blijkt uit de aanzienlijke toegevoegde waarde van ruim € 1,6 mrd, 22% van de totale economie van de drie gemeenten. De industrie investeerde in 2012 voor € 233 miljoen in het gebied en geeft het daarmee een belangrijke impuls. De winstgevendheid bleef in 2012 iets achter bij wat landelijk het geval was (2,2% vs. 2,6%) en ook bij het algemene regionale rendementscijfer

van 2,5%. Hierbij moet echter in aanmerking worden genomen, dat de industrie conjunctuurgevoelig is en in 2012 nog geen sprake van was conjunctureel herstel. Figuur 5.14 Ontwikkeling werkgelegenheid industrie (2000=100)Bron: Lisa, ABF Research, bewerking AldusWillem

Ook in de industrie staat de werkgelegenheid onder druk, structureel en in het lastige conjuncturele tijdsgewricht. De krimp van de werk-gelegenheid is in de drie gemeenten (en in de periode 2000-2013) echter minder sterk dan in Zuidoost-Brabant en met name landelijk het geval was.

DesignDesign heeft altijd een belangrijke rol gespeeld binnen de regio en heeft nauwe relaties met het industriële complex en met name de activiteiten van Philips op dit gebied. Na de oorlog richtte men daar het ‘Concern Industrial Design Center’ op en mede daarmee is een stevige basis gelegd onder de designactiviteiten in de regio. Daardoor maakte de regio (Brainport) een transitie door van een enkel industriële en technologische regio naar een innovatieve en creatieve regio. De vele innovatieve producten die in de regio zijn uitgevonden, ontwikkeld en geproduceerd, dragen hieraan bij. Design uit zich in zowel toegepast design, als industrieel ontwerp. Iconen van de eerste categorie zijn de Design Academy, ontwerpers Piet Hein Eek, Kiki van Eijk en Joost van Bleiswijk, en de evenementen Dutch Design Week en Glow, die jaarlijks veel bezoekers trekken.

De functie van design is steeds meer die van ‘business creator’ waarbij geavanceerde technologie en industrie de context voor design bepalen. Designers worden vanaf het begin bij het innovatieproces betrokken en leveren een bijdrage aan productontwerp. Design ziet er niet alleen goed uit, maar draagt ook bij aan gebruiksgemak, comfort en gebrui-kersbeleving; deze producten maken het leven aangenamer. De faculteit Industrial Design aan de Technische Universiteit Eindhoven speelt hierbij een belangrijke rol, net als Philips Design. Daarnaast is er een aantal grote ontwerpbureaus in de regio.

Design wordt beleidsmatig gerekend tot de creatieve industrie, een van de 9 topsectoren van de Nederlandse economie waarin het kabinet internationaal wil uitblinken. Via het topsectorenbeleid wil de overheid samen met bedrijven en de wetenschap gericht investeren in randvoor-waarden voor kennisontwikkeling, innovatie, export, financiering en human capital. Daarbinnen wordt het gerekend tot de ‘creatieve zakelij-ke dienstverlening’ en in het bijzonder tot industrieel design. Landelijk wordt de toegevoegde waarde van de ‘creatieve zakelijke dienstver-lening’ geschat op € 2,4 mrd., bij een werkgelegenheid van 59.000 fte (CBS, 2010). Gegeven het feit dat er ca. 36.500 bedrijven zijn, kan worden geconcludeerd dat het merendeel kleine zelfstandigen zijn.

60

70

80

90

100

110

120

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Best Oirschot Son en Breugel 3 gemeenten

60

70

80

90

100

110

120 20

00

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

3 gemeenten Groene Woud Zuidoost-Brabant Nederland

21 Economisch Kwartaalbericht 2014/1 Rabobank (maart 2014)

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201539 / 64

Van oudsher is Brainport goed in high tech en design. Deze hebben een stuwend karakter op de economie en daarmee een positieve indirecte invloed op het aantal banen in andere sectoren via het zogenaamde multipliereffect. Cijfers laten zien dat de twee sectoren goed zijn voor 72.400 banen, ofwel 17,8% van de private banen in Zuidoost-Brabant en 18,2% van de vestigingen. Het aantal banen in deze sectoren nam in de regio in 2013 toe. In high tech kwamen er bijna 1.000 banen bij, en in design 150. Op nationaal niveau nam het totaal aantal banen in de beide sectoren juist af.

Brainport telt 11.200 banen in design, 3% van de banen in de private sector. Dat is het hoogste aantal in de afgelopen tien jaar. Cijfers laten een toename in het aantal banen zien, met een piek in 2009. Ten op-zichte van 2012 steeg het aantal banen met 1,3%. De regio is intussen goed voor 4,6% van alle Nederlandse banen in deze sector. Dat aandeel is de afgelopen twee jaar toegenomen, omdat het aantal banen op nationaal niveau afnam. Ongeveer de helft daarvan betreft industrieel ontwerp (34% kunsten en 16% vervaardiging). Er zijn 5.300 vestigingen en 190 netto oprichtingen. Er zijn in de regio 4.175 designvestigingen met 1 werkzame persoon. 1.095 vestigingen vielen in de categorie 2-49, 17 vestigingen vielen in de categorie 50-199 en slechts 2 vestigingen hadden meer dan 200 werkzame personen.22

Box 6: Social Design in het landelijk gebied‘Design’ wordt vooral geassocieerd met een stedelijke en vaak technische omgeving. Tegen een plattelandscontext zijn echter ook interessante Cross-overs denkbaar. Daar is leefbaarheid een belangrijk begrip. Zoals het realiseren van toekomstige voorzieningen op het terrein van wonen, zorg en welzijn, het zoeken naar innovatieve oplossingen voor kleinschalig vervoer en economische perspectieven voor het platteland.Social design haakt daarop in. Het hanteert designprincipes en methoden bij het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. In twee Brabantse dorpen, Biet-Houtakker (Hilvarenbeek) en Eeneind (Nuenen) is geëxperimenteerd met de combinatie van social designers en dorpsgemeenschappen die zoeken naar nieuwe paden.

Social design kenmerkt zich niet door een strak omschreven methodiek. Het is eerder een visie op het proces en de aanpak van (maatschappelijke) vernieuwing. Een frisse blik, je niet laten leiden door geëigende vragen en antwoorden, is belangrijk. Verder valt op dat de designers in beide kernen op zoek gaan naar beantwoording van de vraag: waar is het dorp trots op, wat maakt het bijzonder? Die aanpak leidde tot concrete resultaten. In Eeneind kwam een duurzame samenwerking tussen dorp en het daar gevestigde tuincentrum tot stand. Het experiment in Biest-Houtakker levert een waaier aan ideeën op om het dorp ook aantrekkelijk(er) te maken voor jongeren.

Bron: Eindhovens Dagblad 31 oktober 2013

Box 7: Circulaire economieDe circulaire economie is een economisch systeem dat gericht is op maximaal hergebruik van producten en grondstoffen waarbij waardevernietiging wordt geminimaliseerd: van ver-bruik naar gebruik en van lineaire naar circulaire processen. In de lineaire economie worden de meeste producten na gebruik vernietigd; ze eindigen op de vuilnishoop of in de verbrandingsoven. Een oplossing die we al langer kennen, is recycling; van glas, papier, kleding en plastic. De basisge-dachte van de circulaire economie gaat verder. Producten en productieprocessen hebben, net als in de natuur, een sluitende kringloop waarbij zo min mogelijk energie, menskracht en hulpbronnen verloren gaan. Hergebruik en ‘upcycling’ van grondstoffen en producten zonder afval en schadelijke uitstoot vormen het uitgangspunt. Het circulaire systeem kent twee kringlopen van materialen. Een biologische kringloop, waarin reststoffen na gebruik veilig terugvloeien in de natuur. En een technische kringloop, waar-voor product en en productonderdelen zo zijn ontworpen dat deze op kwalitatief hoogwaardig niveau opnieuw gebruikt kun-nen worden. Hierdoor blijft de economische waarde behouden. Het systeem is dus ecologisch en economisch gezien restaura-tief. Vaak wordt er nog een derde kringloop aan toegevoegd: mensen. Het gaat dan om de herbruikbaarheid van menselijke talenten en het streven om ook op dit vlak waardevernietiging te minimaliseren.

Bron: Stichting Circulaire Economie (circulaire-economie.info)

22 bron: Brainport Monitor 2014

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201540 / 64

Detailhandel De Nederlandse economie heeft inmiddels (september 2015) weer de wind in de zeilen. De groei wordt dit jaar breder gedragen dan vorig jaar, met naast een hogere uitvoer eveneens groeibijdragen vanuit de investeringen en de particuliere consumptie. Van die laatste ontwikkeling profiteert met name de detailhandel. Verschillende factoren dragen eraan bij dat de consument dit jaar weer voorzichtig meer gaat uitgeven. De particuliere consumptie groeit dit jaar met 1,75%. Volgend jaar versnelt de consumptiegroei naar 2% door een verdere stijging van het beschik-bare huishoudinkomen door de aantrekkende werkgelegenheid en de voorgenomen € 5 miljard lastenverlichting van het kabinet. Het beeld voor de verschillende sectoren loopt nogal uiteen. Food-winkels zijn minder conjunctuurgevoelig en profiteren dus relatief minder van het herstel dan non-food. Bij non-food zien we nu een jaar-op-jaargroei van 6%. Wonen profiteert bijvoorbeeld van de aantrekkende huizenmarkt. Kleding, consumentenelektronica, huishoud, DHZ en vooral textielsuper-markten zitten vooralsnog in de min. Online specialisten (inclusief ‘postorder’) blijven de winnaars met een omzetgroei van meer dan 20%.23

Tabel 4 Kerngegevens detailhandel (2012)Bron: Rabobank, bewerking AldusWillem

Indicator Waarde Aandeel

Bruto toegevoegde waarde

€ 193 mln 2,7% (3,4%) 1)

Investeringen € 16 mln 1,5% (1,9%)

Arbeidsvolume 2) 6.205 7,1% (8,3%)

Economisch resultaat 3) -0,7% (0,4%)

Solvabiliteit 4) 13,5% (28,4%)

Investeringsratio 5) 8,1% (8,3%)

1) t/m 5): zie onder tabel 2

Met een toegevoegde waarde van € 193 mln. levert de detailhandel in het onderzoeksgebied een kleinere bijdrage aan de lokale economie (2,5%) dan landelijk het geval is (3,4%). Vooral Best en Oirschot ervaren de zuigkracht van Eindhoven, waardoor de voorzieningen relatief beperkt zijn. In termen van arbeidsvolume is de betekenis van de sector met 6.200 banen aanzienlijk groter. De detailhandel staat bekend om de dunne marges; in de de drie gemeenten was het rendement zelfs negatief. Het investeringsniveau was (in 2012) relatief beperkt en de financiële positie (solvabiliteit) kan zwak worden genoemd met een waarde die minder dan de helft is van wat landelijk gebruikelijk is(13,5% vs 28,4%).

De sector investeert minder dan het gemiddel-de bedrijfsleven in de regio, maar vergeleken met het landelijk beeld van de detailhandel zijn de verschillen gering.

Aansluitend laten we zien wat het het aanbod per inwoner is in m2 verkoopoppervlakte voor verschillende artikelgroepen. Het winkelaan-bod voor dagelijkse goederen is meer gelijkmatig over de bevolking gespreid dan bij zaken die we niet dagelijks kopen.

De drie gemeenten gezamenlijk tellen 225.000 m2 winkelverkoopopper-vlakte, waarvan Son en Breugel veruit de grootste is met 123.500 m2.Gerelateerd aan de bevolkingsomvang blijkt het aanbod in de drie gemeenten gezamenlijk bijna het dubbele te zijn van wat landelijk gebruikelijk is (3,6 m2 vs. 1,9 m2). Dit is echter volledig te danken aan het meubelplein Ekkersrijt in Son en Breugel. Het sterk bovenlokale karakter hiervan komt naar voren in een zeer groot aanbod ‘in en om huis’ van 6,8 m2, vergeleken met 0,8 m2 landelijk. Ook Best scoort hier relatief hoog met 1,9 m2.

Het aanbod van dagelijkse voorzieningen ligt nagenoeg op de landelijke norm (0,322 m2 per inwoner vs. 0,344). In het segment ‘mode en luxe’ is sprake van ondervertegenwoordiging (0,28 vs. 0,36 m2 per inwoner).

Figuur 5.15 Detailhandelsaanbod per inwoner (m2 2014) Bron: ABF, bewerking AldusWillem

0,1   0,3  

0,3  

0,2  

1,5  

0,1  0,2   0,3  

0,3  

0,1  

0,8  

0,1  0,2   0,4  

0,2  

0,0  

6,8  

0,0  0,1   0,3  

0,3  

0,1  

2,7  

0,1  

0

1

2

3

4

5

6

7

8

Leegstand Dagelijks Mode&Luxe Vrije Tijd In/om Huis Overig

Best Oirschot Son en Breugel 3 gemeenten

0,1   0,

3  

0,3  

0,1  

2,7  

0,1  0,1   0,

3  

0,3  

0,1  

1,2  

0,1  0,

2   0,4   0,4  

0,1  

0,9  

0,1  0,2   0,3  

0,4  

0,1  

0,8  

0,1  

0,0

0,5

1,0

1,5

2,0

2,5

3,0

Leegstand Dagelijks Mode&Luxe Vrije Tijd In/om Huis Overig

3 gemeenten Groene Woud Zuidoost-Brabant Nederland

23 Recente berichten (medio augustus 2014) duiden op voorzichtig herstel van de woningmarkt

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201541 / 64

Figuur 5.16 Opbouw detailhandelsaanbod 2014 Bron: ABF, bewerking AldusWillem

Winkelleegstand is een belangrijk aandachtspunt, landelijk en regionaal. Door (te) forse uitbreiding in het verleden, een consument die de hand op de knip houdt en de opkomst van internetverkopen staan steeds meer winkelpanden leeg. Dit is pijnlijk voor de detailhandel zelf, maar ook niet goed voor het aanzien en de uitstraling van steden en dorpen.Begin 2014 bedroeg de winkelleegstand in de drie gemeenten geza-menlijk 7.700 m2, 3,4% van het totale aanbod. Landelijk was sprake van

10,5% leegstand. De mooie cijfers van de drie gemeenten gezamenlijk als geheel kunnen niet verbloemen dat de winkelleegstand in Oirschot met 10,0% vanuit het regionale perspectief aanzienlijk is. De winkelleeg-stand in Het Groene Woud bedroeg 6,8% en in Zuidoost-Brabant maar liefst 11,6%. Een leegstand van 6% wordt in het algemeen acceptabel genoemd (frictieleegstand). Inmiddels heeft MRE een aangepaste detail-handelsvisie opgesteld, waarin nauwlettend aanbod en (toekomstige) vraag op elkaar worden afgestemd om een passend en vitaal voorzie-ningenniveau te kunnen blijven bieden.

Figuur 5.17 toont de ontwikkeling in de tijd van aanbod en leegstand, zowel in verkooppunten als verkoopoppervlakte, voor de drie gemeen-ten gezamenlijk. Figuur 5.18 toont deze ontwikkeling van het aanbod voor heel Nederland. Vanwege de geringe omvang tonen de lokale cijfers een grilliger verloop dat de landelijke.

Uit de figuren kunnen we het volgende aflezen:• Het aantal verkooppunten neemt nauwelijks toe, de verkoopopper-

vlakte wel en in de drie gemeenten zelfs progressiever dan landelijk. Dit betekent dat de winkels steeds groter worden.

• Gemeten in verkoopoppervlakte toont de winkelleegstand in de drie gemeenten een sterk fluctuerend verloop, maar over de gehele periode gezien is deze licht afgenomen. Er zijn wel lastige jaren ge-weest, met name 2009 t/m 2011 en 2013. Gemeten in winkels zien we een dalende trend.

• Het beeld voor Nederland is beduidend negatiever. Hier zien we een gestaag toenemende leegstand, zowel in verkooppunten als in oppervlakte. Je zou kunnen zeggen dat landelijk de toename van het aanbod vooral omgezet is in leegstand. Anders gezegd: er is vooral voor leegstand gebouwd.

Figuur 5.17 Ontwikkeling aanbod (verkooppunten en WVO)en leegstand, 3 gemeenten (2007=100)Bron: ABF, bewerking AldusWillem

Figuur 5.18 Ontwikkeling aanbod (verkooppunten en WVO) en leegstand, Nederland (2007=100)Bron: ABF, bewerking AldusWillem

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Best

Oirschot

Son en Breugel

3 gemeenten

Leegstand Dagelijks Mode&Luxe Vrije Tijd In/om Huis Overig

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

3 gemeenten

Groene Woud

Zuidoost-Brabant

Nederland

Leegstand Dagelijks Mode&Luxe Vrije Tijd In/om Huis Overig

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201542 / 64

Naast het aanbod is uiteindelijk ook het keuzegedrag van de consument van belang. Op basis van koopstromen kunnen we in kaart brengen waar mensen wonen en winkelen. De mate waarin de inwoners van een gemeente hun bestedingen in de eigen gemeente doen, wordt uitgedrukt in koopkrachtbinding. De koopkrachtbinding neemt over het algemeen toe naarmate een gemeente meer stedelijk is. Daarom nemen we in de volgende figuren de mate van stedelijkheid als benchmark. In het algemeen hebben de dagelijkse bestedingen een hogere koop-krachtbinding dan de niet-dagelijkse. Anders gezegd: voor de dagelijkse boodschappen reist men minder ver dan voor de niet-dagelijkse bood-schappen zoals mode en luxe, in en om huis, en vrije tijd.

De linkerfiguren tonen de koopkrachtbinding: de mate waarin inwoners in de eigen gemeente inkopen doen. De drie rechterfiguren laten zien welk deel van de bestedingen bij de lokale detailhandel afkomstig is van de inwoners van buiten de eigen gemeente (toevloeiing).25

Alle drie de gemeenten hebben een fractioneel hogere koopkrachtbinding dan op grond van hun stedelijkheidsmaat verwacht zou mogen worden.

Dit is vooral te danken aan mooie bindingscijfers voor de dagelijkse bestedingen. In het niet-dagelijkse segment wisselt het beeld. In het mode- en luxe-segment laten vooral Oirschot en Son en Breugel markt liggen: de lokale consument koopt relatief veel buiten de eigen ge-meente. Voor vrijetijdsbestedingen (hobby, media, sport en spel) liggen de verhoudingen positiever. Voor in en om huis (o.a. woonwinkels, bouwmarkten en tuincentra) ligt het beeld iets genuanceerder.

Kijkend naar de koopkrachttoevloeiing vallen vooral de hoge cijfers voor Son en Breugel en Oirschot op. In de hoge cijfers bij ‘in en om huis’ zien we de meubelboulevard op Ekkersrijt terug. Ook Oirschot heeft in dit segment een relatief hoge toevloeiing. Eveneens positief zijn de toevloei-ingscijfers voor het segment ‘mode en luxe’ in Best en Son en Breugel.

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Detailhandel totaal

Dagelijks

In en om het huis

Mode

Vrije tijd

Best Matig stedelijk

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Detailhandel totaal

Dagelijks

In en om het huis

Mode

Vrije tijd

Oirschot Weinig stedelijk

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Detailhandel totaal

Dagelijks

In en om het huis

Mode

Vrije tijd

Son en Breugel Weinig stedelijk

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Detailhandel totaal

Dagelijks

In en om het huis

Mode

Vrije tijd

Best Matig stedelijk

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Detailhandel totaal

Dagelijks

In en om het huis

Mode

Vrije tijd

Oirschot Weinig stedelijk

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Detailhandel totaal

Dagelijks

In en om het huis

Mode

Vrije tijd

Son en Breugel Weinig stedelijk

Figuur 5.18 Koopkrachtbinding Best, Oirschot, Son en Breugel (2011)Bron: Rabobank, bewerking AldusWillem

Figuur 5.19 Koopkrachttoevloeiing Best, Oirschot,Son en Breugel (2011) Bron: Rabobank, bewerking AldusWillem

25 De onderliggende formule van figuur 5.13 (lokale bestedingen van de eigen inwoners / totale bestedingen eigen inwoners) heeft een andere noemer dan figuur 5.14 (bestedingen niet-lokale inwoners / bestedingen totaal). Daarmee tellen de percentages niet op tot 100%.

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201543 / 64

Een interessant beeld ontstaat door op het niveau van gemeenten te kijken waar de consument die in de drie gemeenten besteedt, woont en – andersom – waar inwoners hun bestedingen doen. Deze resultaten staan in de figuren 5.20 en 5.21: links de bestedingen-herkomst (waar komen de consumentenbestedingen vandaan) en rechts de bestedin-gen-bestemming (waar geven de lokale consumenten hun geld uit).

Zoals al eerder is gebleken, is de eigen gemeente steeds de belangrijk-ste herkomst- en bestemmingsgemeente (zie figuur op de volgende pagina). Buurgemeenten volgen op grote afstand, andere gemeenten zijn feitelijk van weinig betekenis. We zien enige relaties tussen Best en Oirschot, over en weer. Son en Breugel heeft enige relatie met Sint-Oe-denrode. Voor de niet-dagelijkse aankopen is Eindhoven voor inwoners van Son en Breugel en Best van enige betekenis.

De detailhandel krijgt beleidsmatig veel aandacht, landelijk en lokaal. Niet alleen omdat deze op een buigpunt lijkt te zitten, conjunctureel én structureel, maar ook omdat er veel relaties zijn met ruimtelijke ordening en inrichting. Zie ook de ontwikkeling en uitvoering van het centrum-plan in Best. Beleidsmatig is de aandacht vooral gericht op de locatie van (nieuwe) detailhandel, met als belangrijk element het concentreren binnen bestaande winkelcentra en het zo veel mogelijk tegengaan van detailhandel op grootschalige (industrie)locaties, tenzij de omvang en de aard van de detailhandel dat rechtvaardigen. Daarnaast is de detailhan-del een belangrijke factor om de centrumfunctie van de gemeenten te versterken, in relatie tot een aangenaam verblijfsklimaat in meer alge-mene zin. Als er geen sprake is van een substantiële uitbreiding van het aanbod, zou concentratie in een beperkt en aantrekkelijk gebied kunnen bijdragen aan een sterke sector en een aantrekkelijk centrum.

Recentelijk is fors geïnvesteerd in het winkelverblijfsgebied van Best, met vooral de nadruk op winkelen (anders dan boodschappen doen). De gemeente investeert in infrastructuur. Van ondernemers wordt verwacht dat zij de straat goed inrichten en zorgen dat er mensen komen. Eind 2015 zullen de werkzaamheden in het centrum worden afgerond. Op on-derdelen is men in Best daarmee verder dan in Son en Oirschot, hoewel het historisch karakter van het centrum van Oirschot uniek is in de regio.

Figuur 5.20 Herkomst detailhandelsbestedingen(naar Best, Oirschot, Son en Breugel van …, 2011)Bron: Rabobank, bewerking AldusWillem

Figuur 5.21 Bestemming detailhandelsbestedingen(van Best, Oirschot, Son en Breugel naar …, 2011)Bron: Rabobank, bewerking AldusWillem

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%

100%

Bes

t

Oirs

chot

Ein

dhov

en

Son

en

Bre

ugel

Sin

t0O

eden

rode

Waa

lwijk

s-H

erto

genb

osch

Veld

hove

n

Box

tel

Nue

nen

c.a.

Sch

ijnde

l

Tilb

urg

Am

ster

dam

Arn

hem

Gel

drop

-Mie

rlo

Valk

ensw

aard

Dagelijks Niet Dagelijks

Naar Best, van ...

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%

100%

Oirs

chot

Bes

t

Hilv

aren

beek

Ein

dhov

en

Bla

del

Eer

sel

Ois

terw

ijk

Tilb

urg

Veld

hove

n

Son

en

Bre

ugel

Waa

lwijk

Box

tel

Reu

sel-D

e M

ierd

en

Sin

t-Oed

enro

de

Ber

geijk

s-H

erto

genb

osch

Dagelijks Niet Dagelijks

Naar Oirschot, van ...

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%

100%

Son

en

Bre

ugel

Sin

t-Oed

enro

de

Ein

dhov

en

Bes

t

Nue

nen

c.a.

Oirs

chot

s-H

erto

genb

osch

Hel

mon

d

Sch

ijnde

l

Ude

n

Laar

beek

Vegh

el

Gel

drop

0Mie

rlo

Veld

hove

n

Waa

lwijk

Hee

ze-L

eend

e

Dagelijks Niet Dagelijks

Naar Son en Breugel, van ...

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%

100%

Bes

t

Oirs

chot

Ein

dhov

en

Nue

nen

c.a.

Sin

t-Oed

enro

de

Box

tel

Ude

n

Veld

hove

n

Son

en

Bre

ugel

Valk

ensw

aard

Hel

mon

d

Sin

t-Mic

hiel

sges

tel

's-H

erto

genb

osch

Utre

cht

Tilb

urg

Dagelijks Niet-dagelijks

Van Best, naar ...

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%

100%

Oirs

chot

Bes

t

Bla

del

Veld

hove

n

Ein

dhov

en

Box

tel

Ois

terw

ijk

Tilb

urg

Hilv

aren

beek

Eer

sel

's-H

erto

genb

osch

Bre

da

Sch

ijnde

l

Sin

t-Oed

enro

de

Am

ster

dam

Dagelijks Niet-dagelijks

Van Oirschot, naar ...

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%

100%

Son

en

Bre

ugel

Ein

dhov

en

Sin

t-Oed

enro

de

Nue

nen

c.a.

Bes

t

Veld

hove

n

Gel

drop

-Mie

rlo

Hel

mon

d

Laar

beek

Sch

ijnde

l

Tilb

urg

Vegh

el

Oirs

chot

's-H

erto

genb

osch

Utre

cht

Dagelijks Niet-dagelijks

Van Son en Breugel, naar ...

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201544 / 64

Toerisme en recreatieToerisme en recreatie (T&R) is met name voor Oirschot en Best een potentieel aantrekkelijke activiteit. De betekenis voor Son en Breugel is geringer: meubelplein Ekkersrijt wordt zelfs - niet ten onrechte - de belangrijkste toeristische attractie van deze gemeente genoemd.26

De sector is een gezichtsbepalende factor voor het gebied en de hefboom die de natuurwaarden van het gebied kan helpen omzetten naar werkgelegenheid en activiteiten die bezoekers naar het gebied brengen. Voldoende reden voor een verdieping.

Tabel 5 Kerngegevens horeca (2012)27

Bron: Rabobank, bewerking AldusWillem

Indicator Waarde Aandeel

Bruto toegevoegde waarde

€ 173 mln. 2,4% (1,8%) 1)

Investeringen € 8 mln. 0,8% (0,7%)

Arbeidsvolume 2) 3.155 3,6% (3,4)

Economisch resultaat 3) 2,9% (-0,3%)

Solvabiliteit 4) 27,2% (23,2%)

Investeringsratio 5) 4,8% (6,8%)

1) t/m 5): zie onder tabel 2

Met een toegevoegde waarde van € 173 mln. draagt de sector 2,4% bij aan de lokale economie van de drie gemeenten, meer dan lande-lijk (1,8%). In termen van werkgelegenheid (omgerekend bijna 3.200 voltijdsbanen) is het belang groter. Het rendement en de solvabiliteit zijn vergeleken met het landelijke beeld van de sector goed. Maar vergeleken met het gehele bedrijfsleven in de drie gemeenten ligt de solvabiliteit wel structureel lager (27,2 vs. 41,5%).

In figuur 5.22 staat het lokale horeca-aanbod, in bedrijven,per 10.000 inwoners. Uitgezonderd in Oirschot is het aanbodvan relatief geringe omvang.

Figuur 5.22 Horeca-aanbod (bedrijven per 10.000 inwoners, 2013)Bron: ABF, bewerking AldusWillem

Beleidsmatig staat de sector in de aandacht, zowel landelijk als lokaal. Een uitdaging voor de regio is om de aanzienlijke stroom vakantiegan-gers die via Eindhoven Airport reist (aanvullend) een of enkele dagen aan de regio te binden. De gemeente Oirschot wil recreatie als nieuwe functie in het buitenge-bied bevorderen, bijvoorbeeld via herbestemming van boerderijen voor recreatie. Tevens zou het religieus erfgoed toeristisch-recreatieve kansen kunnen bieden.

In Best is De Nieuwe Heide een belangrijk recreatiegebied met regionale aantrekkingskracht, waaronder het openluchtmuseum en Aquabest.

Aquabest is aangeduid als locatie voor intensieve regionale (water)recreatie en als eyecatcher. Bestaande voorzieningen kunnen hier worden uitgebreid.

Ter plaatse van De Vleut wordt een recreatieve poort beoogd. Dit gebied kan verder ontwikkeld worden tot recreatiegebied. Hetzelfde geldt voor het gebied nabij de golfbaan. In het buitengebied is ruimte voor het versterken van de verblijfsmogelijkheden. Verder wordt ingezet op door-ontwikkeling van het museumpark. In de rest van de gemeente wordt vooral ingezet op extensieve recreatie. Ook Best heeft enige moeite om zich als toeristisch-recreatieve gemeente te positioneren. Het aanbod geniet individueel wel bekendheid, maar als geheel niet. De komende jaren zal vooral oostelijk Best in het kader van ‘Het Nieuwe Woud’ recrea-tief en toeristisch ontwikkeld worden.

6,6  

4,5  

3,5  

0,7  

25,1  

15,1  

3,9   8,

9  

3,9  

69,7  

5,0   5,6   6,8  

0,6  

23,5  

8,6  

4,6   5,9  

1,6  

37,5  

0

10

20

30

40

50

60

70

80

Drank Fastfood Restaurant Hotel Kamers

Best Oirschot Son en Breugel 3 gemeenten

8,6  

4,6   5,9  

1,6  

37,5  

10,0  

5,3   6,3  

1,7  

54,2  

10,8  

7,4  

6,0  

1,3  

56,5  

10,3  

6,4  

6,7  

1,9  

68,5  

0,0

10,0

20,0

30,0

40,0

50,0

60,0

70,0

80,0

Drank Fastfood Restaurant Hotel Kamers

3 gemeenten Groene Woud Zuidoost-Brabant Nederland

26 Bron: Nota Recreatie en Toerisme Son en Breugel27 Exclusief kunst, cultuur en sport, die doorgaans wel tot de toeristisch-recreatieve sector worden gerekend

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201545 / 64

5.5 ArbeidsmarktIn paragraaf 5.2 zagen we al dat de drie gemeenten relatief veel werk-gelegenheid hebben. Dit gunstige gegeven zien we terug in de kenmer-ken van de arbeidsmarkt. Maar eerst kijken we naar de aanbodkant.

Arbeidsparticipatie en werkloosheidDe arbeidsparticipatie geeft weer welk deel van de beroepsbevolking op de arbeidsmarkt actief is. Hier hanteren we de netto participatiegraad, het deel van de potentiële beroepsbevolking (leeftijdscategorie 15-64 jaar) dat daadwerkelijk actief is op de arbeidsmarkt.

Figuur 5.23 Netto participatiegraad (2012)Bron: CBS, bewerking AldusWillem

De arbeidsparticipatie van mannen ligt in het algemeen hoger dan die van vrouwen. Als we vergelijken met de regio, c.q. het landelijk beeld, dan zien we dat vrouwen een min of meer gemiddelde participatie hebben, en het cijfer voor mannen 1 à 2% boven het landelijke ligt. Best vormt daarop een uitzondering met een arbeidsparticipatie van mannen van 77% vs. 73,7 landelijk.

In juni 2014 had landelijk 5,4% van de beroepsbevolking - iedereen van 15 tot 65 jaar die 12 uur of meer per week werkt (werkzame beroeps-bevolking) en iedereen die wil en kan werken en actief op zoek is naar werk voor 12 uur of meer per week (werkloze beroepsbevolking) - een WW-uitkering. In Zuidoost-Brabant was dat 5,3%, in Best 5,5%, in Oir-schot 5,1% en Son en Breugel 4,5%.

In figuur 5.24 is het aantal werklozen uitgedrukt als percentage van de werkelijke beroepsbevolking (het deel van de bevolking in de leeftijds-categorie 15-65 jaar dat ook daadwerkelijk actief is op de arbeidsmarkt).De werkloosheid in de drie gemeenten ligt duidelijk onder het regionale (Zuidoost-Brabant) en landelijke cijfer, maar volgt uiteraard wel het algemene conjunctuurpatroon. Oirschot doet het relatief het beste, met een (op deze manier gedefinieerde) werkloosheid van 7% (vergelijk landelijk 10% en regionaal 10,2%). Maar ook beide andere gemeenten steken gunstig af.

Figuur 5.25 toont de verdeling van de werkloosheid naar drie leeftijds-categorieën en naar duur van de werkloosheid. De jeugdwerkloosheid is relatief hoog en ook ouderen komen vaak minder gemakkelijk aan de bak. Lokaal zien we kleine, maar geen structurele verschillen. De werk-loosheid van jongeren en ouderen is in Oirschot aan de hoge kant.

Figuur 5.24 Werkloosheid (totaal)Bron: UWV, bewerking AldusWillem

Figuur 5.25 Werkloosheid naar leeftijd en duur juni 2014Bron: UWV, bewerking AldusWillem

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

Best Oirschot Son en Breugel

Zuidoost-Brabant

Nederland

Mannen Vrouwen

0%

2%

4%

6%

8%

10%

12%

Best Oirschot Son en Breugel

Zuidoost-Brabant

Nederland

feb-13 feb-14

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

15-27 jaar 27-50 jaar >50 jaar < 3 mnd 3-6 mnd >6mnd Best Oirschot Son en Breugel Zuidoost-Brabant Nederland

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201546 / 64

In de gemeentelijke nota’s ‘Werk en Inkomen’ worden werklozen actief gestimuleerd om hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten, onder andere door het behalen van een startkwalificatie (het minimale onderwijsniveau dat nodig is om serieus kans te maken op duurzaam geschoold werk), het hebben van zinvolle (vrije)tijdsbesteding, het ontwikkelen van verantwoordelijkheidsgevoel voor anderen en de maatschappij en het voorkomen van gezondheidsbedreigingen. Van uitkeringsgerechtigden wordt steeds meer een tegenprestatie voor het ontvangen van een uitkering gevraagd. Dit kan vrijwilligerswerk zijn, een opstapbaan of een participatieplaats.

PendelAl eerder hebben we de forse werkgelegenheidsfunctie gezien. Je zou op grond daarvan mogen veronderstellen dat veel mensen in hun eigen gemeente werk hebben kunnen vinden. De werkelijkheid ligt echter genuanceerder, want ook hier wordt veel gependeld. Figuur 5.26 toont eerst op hoofdlijnen de pendelcijfers per gemeente (2010), afgerond in honderdtallen van de beroepsbevolking die in de eigen gemeente werkt, de inkomende arbeid (elders wonen en in de gemeente werken) en de uitgaande pendel. Er is in algemene zin sprake van veel pendel, zowel inkomend als uitgaand. In alle drie gemeenten is zelfs meer uitgaande en inkomende pendel dan het aantal mensen dat in de eigen woongemeente werkt. Het betekent relatief veel forensen-verkeer tussen gemeenten en bijbehorende druk op de infrastructuur. Figuur 5.26 PendelrelatiesBron: CBS, bewerking AldusWillemPendelbalans

De andere figuren tonen de belangrijkste herkomst- en bestemmings-gemeenten voor de individuele gemeenten. Eindhoven is een belang-rijke bestemmingsgemeente van werkenden uit alle drie de gemeenten, maar Best en Tilburg zijn dat zeker ook voor werkers uit Oirschot. Opval-lend is dat Son en Breugel meer werkers uit Eindhoven trekt, dan dat er mensen uit deze gemeente naar Eindhoven gaan voor hun werk.

Best

Oirschot

Son en Breugel

4.700 3.000 1.700

-8.000 -4.800 -4.100

8.800

4.100 8.600

-10.000 -8.000 -6.000 -4.000 -2.000

0 2.000 4.000 6.000 8.000

10.000 12.000 14.000 16.000

Best Oirschot Son en Breugel Eigen Uitgaand Inkomend

0 500

1000 1500 2000 2500 3000 3500 4000 4500

Eindho

ven

Oirsch

ot

's-Hert

ogen

bosc

h

Son en

Breu

gel

Boxtel

Tilbu

rg

Veldho

ven

Veghe

l

Amsterda

m

Breda

Geldrop

-Mier

lo

Helmon

d

Nuene

n c.a.

Oisterw

ijk

Schijn

del

Sint-O

eden

rode

Utrech

t

Valken

swaa

rd

Vught

Uitgaand Inkomend

0

200

400

600

800

1000

1200

Eindho

ven

Best

Tilbu

rg

Boxtel

Veldho

ven

Eersel

Hilvare

nbee

k

Oisterw

ijk

's-Hert

ogen

bosc

h

Son en

Breu

gel

Bladel

Helmon

d

Schijn

del

Valken

swaa

rd

Veghe

l

Vught

Uitgaand Inkomend

0

500

1000

1500

2000

2500

3000

Eindho

ven

Best

Sint-O

eden

rode

's-Hert

ogen

bosc

h

Veghe

l

Boxtel

Breda

Geldrop

-Mier

lo

Helmon

d

Laarb

eek

Nuene

n c.a.

Tilbu

rg

Veldho

ven

Uitgaand Inkomend

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201547 / 64

5.6 Economische relatiesNaar analogie van koopstromen bij de detailhandel (zie figuur 5.20) en pendel (zie hiervoor) kunnen we ook economische ruimtelijke relaties in beeld brengen. De basisgegevens die hiervoor zijn gebruikt, zijn afkomstig uit het zakelijke betalingsverkeer van de Rabobank, betreffen het jaar 2012 en zijn exclusief transacties met de financiële sector. Het basismateriaal dekt alleen het binnenlandse betalingsverkeer. Dat betekent dat export, die met name voor de industrie in bijvoorbeeld Best een belangrijke factor kan zijn, buiten beschouwing is gelaten. Het basismateriaal is niet gecorrigeerd en/of opgehoogd voor het gehele bedrijfsleven. Vanwege het aanzienlijke marktaandeel van de Rabobank in de zakelijke markt, levert de analyse toch een bruikbaar beeld op. De omvang van de geanalyseerde geldstroom voor de drie gemeenten gezamenlijk bedraagt € 5,6 mrd.

Figuur 5.27 Zakelijke relaties: belangrijkste herkomst geldstromenDrie gemeenten gezamenlijk

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

3 gem

eente

n

Eindho

ven

Eersel

Laarb

eek

Veldho

ven

Gemert

-Bak

el

Boxtel

Helmon

d

Bladel

Hilvare

nbee

k

Zuidoo

st-Brab

ant

Veluwe

Groot-A

msterda

m

Midden

-Brab

ant

Noordo

ost-B

raban

t

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

Best

Eindho

ven

Oirsch

ot

Eersel

Bladel

Son en

Breu

gel

Boxtel

Helmon

d

Veldho

ven

Reuse

l-De M

ierde

n

Zuidoo

st-Brab

ant

Veluwe

Groot-A

msterda

m

Midden

-Brab

ant

Noordo

ost-B

raban

t

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

Oirsch

ot

Eersel

Eindho

ven

Best

Laarb

eek

Boxtel

Hilvare

nbee

k

Oisterw

ijk

Bladel

Veldho

ven

Zuidoo

st-Brab

ant

Noordo

ost-B

raban

t

Midden

-Brab

ant

Groot-A

msterda

m

West-B

raban

t

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

Son en

Breu

gel

Eindho

ven

Veldho

ven

Gemert

-Bak

el

Helmon

d

Laarb

eek

Bergeij

k

Reuse

l-De M

ierde

n

Oirsch

ot

Eersel

Zuidoo

st-Brab

ant

Flevola

nd

Noordo

ost-B

raban

t

Veluwe

Groot-A

msterda

m

Best

Oirschot

Son en Breugel

De cijfers betreffen de herkomst van betalingen aan het lokale bedrijfs-leven. Daarmee geven ze de verkoop weer, waarbij we mogen aanne-men dat een ontvangen betaling de keerzijde is van een verkooptrans-actie. Om deze reden zijn de transacties met de financiële sector buiten beschouwing gelaten. Weergegeven zijn de 10 belangrijkste herkomst-gemeenten (oranje kolommen) en de 5 belangrijkste herkomstregio’s (blauwe kolommen). De percentages geven het aandeel weer. Omdat alleen de belangrijkste gemeenten/gebieden zijn getoond, tellen de waarden niet op tot 100%. In het algemeen is de eigen gemeente, c.q. de eigen regio (Zuidoost-Brabant) met voorsprong de belangrijkste afzet-markt. Opvallend is de aanwezigheid van de Veluwe en Groot-Amster-

dam in de regio top5 voor de drie gemeenten gezamenlijk. Behalve af-stand speelt ook omvang van een regio een rol: een grote regio op meer afstand kan toch meer ‘aantrekkingskracht’ hebben dan een kleine regio dichtbij. De bruto toegevoegde waarde van Groot-Amsterdam bedraagt € 63,5 mrd. (CBS, 2011), de Veluwe € 18,7 mrd., Zuidoost-Brabant € 25,4 mrd., Noordoost-Brabant (waarin o.a. ’s-Hertogenbosch, Veghel, Uden en Oss) € 20,6 mrd. en Midden-Brabant (waarin o.a. Tilburg) € 12,9 mrd. Oirschot kent vergeleken met Best en Son en Breugel een iets afwijkend patroon. Het belang van de eigen gemeente is kleiner (hetgeen op zich verklaarbaar is uit het feit dat het een kleinere gemeente is) en de regio’s Noordoost-Brabant en Midden-Brabant zijn iets duidelijker in beeld.

Bron: Rabobank, bewerking AldusWillem

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201548 / 64

Box 8: Ons-kent-ons van vroeger is nu een betrouwbaar netwerk Brainport is in wezen het terughalen van de faciliteiten en werkwijzen van het oude Philips naar onze tijd, en dan geldend voor alle bedrijven. De oude, succesvolle sjablonen van Philips en DAF, de bedrijfsinstituties van toen, zijn we eigenlijk aan het veralgemeniseren voor de hele Brainportregio. Vroeger werd er vanuit de Randstad veel gelachen om het Bra-bantse ons-kent-ons. Nu is het bij uitstek een element dat zijn vruchten afwerpt. ASML als assemblagebedrijf vaart ontzettend wel bij het ons-kent-ons; daardoor heeft men een omvangrijk, flexibel en betrouwbaar netwerk van toeleveranciers.

Sterk Zwak

Zeer veel werkgelegenheid Enige ‘economische monocultuur’ per gemeente (Best: industrie, Oirschot: overheid en zorg), maar op gebiedsniveau evenwichtigheid

Bovengemiddelde werkgelegenheidsgroei,m.n. dankzij Oirschot

Door hoog aandeel ‘overheid’ in werkgelegenheid is Oirschotgevoelig voor bezuinigingen

Weinig winkelleegstand, uitgezonderd Oirschot Werkgelegenheid Best neemt sterker af dan verwacht had mogen worden; kantorenleegstand

Realisatie centrumplan Best Agrarische sector staat onder druk, wat betreft resultaten, financiële positie en aantal bedrijven

Licht bovengemiddelde koopkrachtbinding en aanzienlijk hogere koopkrachttoevloeiing

Krimp industriële werkgelegenheid, cf. landelijk beeld, zie Best

Opwaarts potentieel toerisme en recreatie, m.n. Oirschot en Best Hoge jeugdwerkloosheid, cf. landelijk beeld

Hoge arbeidsparticipatie (m.n. mannen) Lage startersdynamiek

Lage werkloosheid (Best cf. landelijk) Gering investeringsanimo (2012)

Rendementen op financiële positie boven nationaal gemiddelde (2012) Magere rendementen en financiële positie detailhandel

Zuigkracht vanuit Eindhoven op detailhandel (Best, Oirschot)

Beperkt horeca-aanbod, m.n. in verblijfsaccommodatie

5.7 Samenvatting

Bron: Ton Wilthagen in ‘Het Nieuwste Brabant’

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201549 / 64

Kansen en toekomstperpectief

66.1 Algemeen Uit de voorgaande analyses komt een positief beeld naar voren. Er zijn uiteraard enkele aandachtspunten (zie ook elders/later), maar de intrin-sieke waarden en kwaliteiten van de drie gemeenten zijn zodanig, dat daaruit voldoende kansen kunnen worden afgeleid. Daarnaast bieden de (economische) ontwikkelingen van Brainport en de (natuurlijke) ontwikkelingen van Het Groene Woud volop mogelijkheden voor dedrie gemeenten. In dit hoofdstuk worden deze kansen nader geanalyseerd en geven we aan wat zou moeten gebeuren om deze kansen te verzilveren. Het hoofdstuk sluit af met een doorkijkje naar 2025: hoe zou het gebied er over ruim tien jaar voor kunnen staan?

6.2 Kansen In deze paragraaf worden de kansen geclusterd volgens het onder-scheid ‘sociaal’, ‘ruimtelijk’ en ‘economisch’, conform de eerder gehanteer-de indeling. Daaraan vooraf gaan enkele meer algemene opmerkingen en kansen. In diverse andere onderzoeken en veel beleidsnotities worden ook kansen genoemd. We hebben hier niet de intentie om dat nog eens dunnetjes over te doen, maar realiseren ons wel dat het goed is om alle kansen duidelijk op een rijtje te zetten, al was het maar omdat we soms eerder geneigd zijn om de bedreigingen te zien in plaats van de kansen.

AlgemeenVanuit de constatering dat het onderzoeksgebied op de onderzochte elementen goed scoort - enkele onderdelen kunnen uiteraard beter - is het op zich verdedigbaar dat het niet noodzakelijk is om aan een verdere versterking van de vitaliteit te werken, en dat het dus ook niet noodzakelijk is om (extra) kansen te creëren en te verzilveren.

De bij het onderzoek betrokken stakeholders delen deze mening na-drukkelijk niet en geven er de voorkeur aan om in het gebied te blijven investeren en kansen te grijpen, vanuit de overtuiging dat ook hier stilstand uiteindelijk achteruitgang betekent. Er is inderdaad geen noodzaak om overhaast zaken te verbeteren - nergens loopt bloed uit - maar het gebied is erbij gebaat als het mee gaat in de ontwikkelingen. Dit wil echter niet zeggen dat dit de algemene opvatting is. Daarom is het verstandig om de in dit onderzoek onderschreven ambitie om samen te blijven werken aan vooruitgang nog eens in een breder verband te toetsen, bijvoorbeeld rond de communicatie van dit onderzoeksrapport. Dat voorkomt dat energie verloren gaat en zal de basis onder en betrokkenheid bij de visies en actiepunten vergroten.

In algemene zin liggen er kansen in eenverdere versterking van het imago van hetgebied en een daarop gebaseerde gezamen-lijke communicatie. ‘Be good and tell it’,is ook hier van toepassing.

Daarbij zou aangehaakt kunnen worden bij de sterke profilering van Brainport, met als extra element de natuurwaarden die Het Groene Woud en het Dommeldal leveren. De combinatie high-tech met authen-tiek groen zal velen verbazen. Anders geformuleerd: door verbinding tussen Brainport en Het Groene Woud te maken, worden de plussen van het gebied en van de onderdelen nog veel sterker aangezet. Tegen deze achtergrond is het zaak om de kwaliteiten en uitstraling van Het Groene Woud verder onder de aandacht te brengen, omdat de bekendheid en profilering hiervan nog minder ver gevorderd is dan voor Brainport.

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201550 / 64

De uit te dragen boodschap, de belangrijkste doelgroepen en commu-nicatiemiddelen moeten nader worden bepaald. De boodschap kan herleid worden uit de bediscussieerde en gedragen resultaten van dit DNA-onderzoek: wie zijn we, c.q. willen we zijn, waar ligt onze kracht en waar willen we naartoe? Potentiële doelgroepen zijn (toekomstige) bewoners en bedrijven, alsmede bezoekers die bij voorkeur enkele dagen in het gebied willen verblijven. Nog zinvoller is het om eerst/ook de bestaande markt als speerpunt te nemen: de mensen die hier al wonen en werken en de bedrijven en organisaties die hier actief zijn. Daar is met relatief geringe inspanningen veel te winnen en een bijko-mend voordeel is dat je je middelen veel groter maakt doordat deze mensen, die een op eigen beleving gebracht verhaal hebben (‘reviews’), als ambassadeur zullen optreden. Daarmee leg je ook de basis voor een snelle olievlekwerking.Er wordt op het vlak van communicatie en promotie al veel gedaan, zowel landelijk als regionaal. Er zijn bestaande, goede initiatieven waar-op je kunt aansluiten. En de opdracht is relatief eenvoudig. Het gaat niet om productontwikkeling of het bedenken van een slogan, maar vooral om het bestaande goed onder de aandacht te brengen en te verkopen.

Brainport is een breed en weldoordacht concept, dat veel verder gaat dan alleen ‘Technology’. Vooral waar het gaat om de bijdragen aan een internationaal attractief vestigingsklimaat (‘Basics’), de kansen die Brainport biedt voor ondernemers (‘Business’) en een goed opgeleide beroepsbevolking (‘People’) kunnen de drie gemeenten hun bijdragen leveren, vanuit hun eigen kwaliteiten en kenmerken. Er is dus sprake van elkaar aanvullen in plaats van elkaar beconcurreren, binnen Brainport, maar ook tussen de drie gemeenten onderling. Door goed inzicht te

hebben in de basisgedachten van het concept en te weten wie wat bijdraagt en wat je zelf kunt doen, is er al veel te winnen. Dat realiseer je door met elkaar kennis te maken en in elkaars wereld te treden. Dat gebeurt bij veel ondernemers al en op onderdelen, zie bijvoorbeeld de bestuurlijke samenwerking en de afstemming tussen onderwijs en bedrijfsleven. Dan zie je ook dat je binnen het concept een bijdrage kunt leveren aan het grotere geheel, zonder jezelf als onderdeel daarvan onzichtbaar en anoniem te maken.

Sociaal, demografischKansen op sociaal en demografisch terrein komen voort uit de huidige kenmerken en kwaliteiten van het gebied. Voor een deel kunnen kansen worden gecreëerd door bewust te investeren en te stimuleren (bijvoorbeeld op het raakvlak van bedrijfsleven, arbeidsmarkt en opleidingsinstituten). Kansen ontstaan ook door (tijdig en gepast) te anticiperen op ontwikkelingen die zich min of meer autonoom – of in ieder geval buiten de invloedsfeer van lokale ondernemers en bestuurders – voordoen. De ontgroening en vergrijzing zijn voorbeelden in deze hoek.

De belangrijkste kans voor de drie gemeenten op sociaal terrein is door zichzelf te blijven. Het begrip ‘participatiemaatschappij’ lijkt misschien afkomstig uit Haagse kringen,in feite wordt het hier al lang toegepast.

Door gebruik te maken van de bestaande sociale samenhang, het maat-schappelijk draagvlak, lokale platforms, burgerparticipatie en zelforgani-serend vermogen en deze waar mogelijk verder te versterken, is de regio voorbereid op de ontwikkelingen die onafwendbaar op ons afkomen, zoals een verschuiving in het demografisch profiel, de noodzaak om veel meer mensen actief in de maatschappij betrokken te houden en de

wijze waarop mensen van velerlei achtergronden en leeftijdsklassen hun bijdrage leveren aan de lokale ge-meenschap en economie. De kern van de boodschap is dat we van gemeente naar gemeenschap gaan. Waar de gemeente (als instituut) voorheen alles voor ons regelde, is het nu in toenemende mate de gemeen-schap die het moet oplossen. Zoals al meermalen aangegeven, is de gemeenschap in de drie gemeenten zonder twijfel daartoe in staat, maar kan het wel helpen

als daarbij de argumentatie en beweegredenen nog eens duidelijk wor-den gemaakt en er misschien in de overgang ook een handje geholpen wordt. In deze herschikking liggen ook kansen voor ondernemers.

Dit is een aantrekkelijk woon- en leefgebied, dorps in de goede zin van het woord, maar tegelijkertijd onderdeel van een wereldregio. Tegen deze achtergrond zijn er goede kansen om de woonfunctie van het gebied verder te ontwikkelen, voor potentiële inwoners die in de regio komen werken en hier hun domicilie kiezen, maar ook voor de eigen bevolking. Daarvoor zouden meer onderscheidende en unieke woon-milieus ontwikkeld kunnen worden, in samenwerking met betrokken partijen, zoals de overheid (gemeenten en provincie), woningcorpora-ties, projectontwikkelaars en financiers.

Alle app-respondentenvinden dat de promotie van Het Groene Woud krachtiger

aangepakt moet worden

Ruim 90% van de app-respondenten ziet dit gebied als een participatieproeftuin

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201551 / 64

Om de kansen daadwerkelijk te realiseren, zou een tweesporenbeleid gevoerd kunnen worden. Fysiek blijven investeren, ook geholpen door een ruimtelijk ordeningsbeleid dat daartoe uitnodigt (in dit verband wordt wel gesproken van uitnodigingsplanologie waarbij de overheid niet passief plannen goed- of afkeurt, maar partijen actief uitnodigt om met vernieuwende plannen te komen en zich ook als zodanig opstelt) en tegelijkertijd de doorstroming op de woningmarkt verbeteren, het ‘simpele’ en algemene medicijn dat kan helpen om de woningmarkt weer gezond te maken. Daarbij kun je denken aan prikkels voor mensen om naar een passende woning door te stromen die past binnen hun ‘wooncarrière’, maar ook aan het helpen van ouderen om naar een (klei-nere, aangepaste) woning door te stromen door hen in de gelegenheid te stellen om hun vaak aanzienlijke kapitaal dat in hun ‘stenen’ zit, weer vrij te maken.

De vergrijzing is ook hier onmiskenbaar aan de orde. Vaak wordt deze als een bedreiging gezien (druk op voorzieningen, minder draagvlak onder de economie en maatschappij door minder werkenden, hogere kosten), maar het biedt ook kansen voor ondernemers die er hun businesscase op willen bouwen. De taak van de gemeente zou dan beperkt kunnen blijven tot voorzien in een vangnet. Door de inzet van vitale ouderen in organisaties en bedrijven te stimuleren, kan de vergrijzing in een kans worden omgezet, ook tegen de achtergrond van de toenemende krapte op de arbeidsmarkt. Individuele bedrijven en organisaties kunnen hieraan bijdragen en op die manier ook een voorbeeld voor anderen zijn. Voor scholen en opleidingsinstituten ligt hier een aantrekkelijk potentieel.

RuimtelijkDe woningmarkt zit op het raakvlak van demografische en ruimtelijke thema’s. Dat betekent dat de kansen voor het gebied om een nog ster-kere positie op het thema wonen in te nemen, ook hun ruimtelijke im-plicaties hebben. Dat speelt bijvoorbeeld bij het nog sterker neerzetten van onderscheidende woonmilieus, maar ook bij het op orde hebben van de ‘gewone’ woningmarkt.

Door een goede inpassing, onderlinge afstemming en mogelijk zelfs verweving/verbinding van agrarische, natuur- en toeristisch-recreatieve functies (voor zover deze elkaar kunnen versterken) ontstaat de kans om de kwaliteiten en aantrekkelijkheid van het buitengebied verder te ver-sterken. Behoud en verbetering van het culturele erfgoed behoort daar ook toe, alsmede een passende benutting van het religieuze erfgoed (kerken, kloosters) dat zo kenmerkend is voor dit gebied. Dat geeft ook duidelijke kaders voor economische dragers, waaronder de agrarische sector en toerisme en recreatie (zie ook bij economie). Agrarische bedrij-ven die niet kiezen voor grootschalige en efficiënte productie, kunnen hiermee de basis onder hun bestaan verstevigen. Met de verdere schaalvergroting in de agrarische sector en de terugloop van het aantal bedrijven zal ook een oplossing gevonden moeten worden voor vrijko-mende agrarische opstallen. Als zinvolle en passende functieverruiming hier niet mogelijk is, is sanering in vele gevallen de beste oplossing, ook vanuit het aanzien en de kwaliteit van het buitengebied. Het ruimtelijke (en economische) perspectief heeft ook kansen bij voortzetting van de lijn van verdichting, intensivering en waar nodig re-vitalisering van bedrijventerreinen en - meer in het algemeen - zorgvul-

dig ruimtegebruik op deze locaties. In het verlengde daarvan zit ook een verbeterde bereikbaarheid van deze terreinen, met name voor Ekkersrijt. Goede bereikbaarheid kan ook gegarandeerd worden met andere modaliteiten, zoals water- en luchtvervoer en snelle digitale ontsluiting. Per saldo zal dat ook een verlichting kunnen betekenen (maar nog geen oplossing) voor het emissievraagstuk, dat toch een van de uitdagendste knelpunten van de regio is.

Door vernieuwende bedrijvigheid op niet-specifieke werklocaties mogelijk te maken, stimuleer je zelfstandig ondernemerschap, met name in de kennis- en creatieve sectoren. De gemeenten hebben deze lijn al ingezet.

Door te blijven investeren in de centrumfunctie blijven de gemeenten aantrekkelijk als levendige woon- en werklocaties. Oirschot heeft op dit punt een natuurlijke voorsprong – waarbij ervoor gewaakt moet worden dat deze niet remmend werkt. Best is vergevorderd in de uitvoering van verbeteringsplannen en in Son en Breugel (met name voor Son) onderschrijft men de noodzaak om in het centrum een kwaliteitsslag te maken. Verdichting en concentraties zijn hier sleutelbegrippen, alsmede een goede afstemming tussen publieke en private investeringen, c.q. ‘hardware’ (voorzieningen) en ‘software’ (ondernemerschap). Dit blijft een aandachtspunt en je zult nooit klaar zijn. De ontwikkelingen staan niet stil, we staan waarschijnlijk nog maar aan het begin van de inter-netrevolutie en dat is lastig omdat de snelheid van de ontwikkelingen waarmee de detailhandel wordt geconfronteerd hoger ligt dan die van

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201552 / 64

besluitvorming en uitvoering van fysieke centrumverbeteringen. De inrichting van regelvrije experimenteer- of ontwikkelingsgebieden zou kunnen leren op welke wijze een goed en effectief samenspel tussen publiek (gemeente) en privaat (ondernemers) in staat is de externe ontwikkelingen bij te houden. Daarnaast geeft de detailhandel momenteel een genuanceerd beeld (zie ook paragraaf 5.2). De leegstand is nog beperkt, maar de financiële armslag van de sector ook. Kansen voor de centrumgebieden en de daar gevestigde publieksgerichte bedrijvigheid liggen op het vlak van een prettig verblijfsklimaat, een goede, persoonlijke dienstverlening en onderscheidende bedrijfsconcepten, waarbij winkelen belangrijker is dan boodschappen doen. Alle drie gemeenten kunnen zich op dit punt op hun eigen manier onderscheiden van het nabijgelegen grootscha-

liger aanbod. Voor ondernemers blijft de uitdaging om een passend antwoord op online-ontwikkelingen te vinden. Misschien kunnen beide kanalen (off- en online) in hun oplossing bij elkaar worden gebracht.

De aanwezige infrastructuur en de hoge dichtheden (verkeer, bevolking, bedrijvigheid, veehouderij) zorgen voor een aanzienlijke uitstoot van schadelijke stoffen. Feitelijk vormen zij de keerzijde van de medaille waarin de regio sterk is en zijn ze het belangrijkste punt waarop de regio versterking behoeft. Tegelijkertijd is het een thema waarop de drie in-dividuele gemeenten niet heel veel directe invloed kunnen uitoefenen. Ook daarom is afstemming en samenwerking binnen een groter geheel (Metropoolregio Eindhoven, provincie, Rijk) van belang. Bestaande technische oplossingen zijn beter toepasbaar als sprake is

van concentratie, bijvoorbeeld in de agrarische sector, maar ook van werklocaties. Juist die concentraties en dichtheden zijn hier te vinden. Logistieke oplossingen, zoals betere doorstroming, een gelijkmatiger gebruik van de capaciteit in de tijd gezien, technische stuur- en gelei-dingssystemen, multimodale inzet (zie ook eerdere opmerkingen over vervoer over water) en nieuwe vormen van stadsdistributie inclusief elektrische voertuigen kunnen ook hun bijdrage leveren. De kennis en inventiviteit om met nieuwe oplossingen te komen, is in de regio zelf te vinden. In deze regio zitten het probleem en de oplossing dus heel dicht bij elkaar.

Door op dit punt oplossingen te ontwikkelen, ontstaan bovendien competenties, concepten en oplossingen die ook elders kunnen worden toegepast.

Niet op de laatste plaats levert ook de eigen mobiliteit druk op de infrastructuur en de leefomgeving. Zie in dit verband ook de omvang-rijke pendel in de regio. Door simpelweg meer gebruik te maken van de (elektrische) fiets (zie bijvoorbeeld ook de ontwikkeling van de slow lane, waarvan de eerste kilometers inmiddels zijn aangelegd) en de inzet van hoogwaardig openbaar vervoer kan iedereen een bijdrage leveren. Een ultieme duurzaamheidsambitie van de regio zou kunnen bestaan uit het voornemen om in de toekomst energieneutraal en emissievrij te zijn. Het lijkt ver weg en lastig haalbaar, maar er zijn inmiddels al regio’s en gemeenten28 die zich dit doel gesteld hebben en dat waarschijnlijk ook gaan halen. Deze gemeenten en deze regio zijn het eigenlijk aan hun stand verplicht om ook een dergelijke ambitie uit te spreken en te werken aan de realisatie daarvan.

Door dat te verbinden met de uitgangspunten van de circulaire eco-nomie ontstaat een werkelijk duurzaam gebied dat als voorbeeld kan dienen voor andere regio’s, zowel nationaal als internationaal. Het zou volop kansen bieden aan bewoners en bedrijven. Ook hier geldt dat alle noodzakelijke basisvoorwaarden feitelijk al aanwezig zijn (bewustzijn, techniek, noodzaak). Maar met kleine stapjes voorwaarts, hoe goed

28 Bijvoorbeeld de gemeente Goeree-Overflakkee die daarvoor wind, water en biomassa-energie wil inzetten en het Oostland (gemeenten Lansingerland en Pijnacker-Nootdorp) dat haar aanzienlijke glastuinbouwcomplex van energiegebruiker tot energieleverancier wil maken.

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201553 / 64

bedoeld ook, realiseer je een dergelijke ambitie niet. Daarvoor moet je een sterke en gedragen toekomstdroom hebben en daarvoor ook je nek willen uitsteken. Het verleden heeft aangetoond dat deze regio het beste functioneert als ze voor forse uitdagingen wordt gesteld. EconomischIn algemene zin ligt de grootste kans van de regio op economisch vlak in de aansluiting op, in het ondersteunen van en door gebruik te maken van alle facetten van Brainport. Gemeenten in minder perspectiefvolle regio’s zouden jaloers zijn op zo’n kans. In het onderzoek is soms de indruk ontstaan dat het kennelijk lastig is om een kans die letterlijk voor je voeten ligt, te herkennen.

Ook binnen de huidige lastige economische context heeft het bedrijfs-leven goede kansen om zich verder te ontwikkelen. De onvermijdelijke sanering heeft al plaatsgevonden en nog belangrijker is dat niet zozeer de aanpassingen zelf (de inhoud), maar de manier waarop deze zijn gerealiseerd (het proces), een zekere garantie voor de toekomst geven. De rode draad daarvan bestaat uit het voortdurend op zoek blijven naar vernieuwing en verbetering en elkaar op die punten steeds blijven uitdagen. Er zijn absoluut geen aanwijzingen dat het hier aan de orde is, maar zelfgenoegzaamheid is een groot gevaar. Bovendien hebben we een kort geheugen. Een ervaren en kritisch clubje mensen (met bewe-zen diensten, boven verdenking verheven, met kennis van de wereld, organisaties en mensen, oude captains of industry en bestuurders) zou een rol toebedeeld kunnen krijgen om de regio en het bedrijfsleven steeds voor nieuwe uitdagingen te stellen, richting te geven en oplos-singen te regisseren. Kansen voor het bedrijfsleven zitten vooral in het maken van verbin-

dingen (cross-overs), tussen voorheen vrij strak van elkaar gescheiden sectoren, tussen het bedrijfsleven en de onderwijsinstellingen - die zich er terdege van bewust zijn dat ze een bredere verantwoordelijkheid hebben dan alleen het opleiden van jongeren, - in de verbinding met de omliggende regio’s en uiteindelijk de hele wereld en in de verbinding met de maatschappij en lokale gemeenschap. De ontzuiling heeft in het verleden de regio toegang gegeven tot ver-nieuwing en ontwikkeling. Door steeds op zoek te blijven naar nieuwe combinaties en partners, voorkom je dat je bestaande karrensporen steeds dieper uitslijt. Door economische en sociale vernieuwing kun je andere dingen doen, maar soms ook dingen anders doen. Het stevige sociale DNA van de regio helpt hierbij en legt een vertrouwensbasis in de verbindingen en samenwerking, ook als sprake is van vernieuwing en de resultaten nog niet gegarandeerd zijn. Samenwerking op basis van contacten in plaats van contracten.

Er is geen sprake meer van ‘losse’ entiteiten die kunnen doen wat ze willen, we praten nu in mede-verantwoordelijkheden, ook als deze formeel misschien nog niet als zodanig zijn vastgelegd. Een belangrijke leidraad daarin is clusterdenken: wat heb je elkaar te bieden, waar zitten gemeenschappelijke vraagstukken en kansen - met alle partijen (privaat, publiek, instellingen zoals onderwijs en zorg). Internationalisering blijft voor veel bedrijven een uitdagende kans, omdat groeimarkten vooral in het buitenland zijn te vinden. Maar tege-lijkertijd leert de praktijk dat vooral in de internationale context perspec-tieven en verhoudingen snel kunnen veranderen, waardoor lenigheid nodig is om te overleven. Diversificatie in producten en markten helpt kwetsbaarheid voor crises (economisch en politiek) verminderen. Een internationale groeistrategie stelt ook in staat een antwoord te formu-

leren op toetreders op de binnenlandse thuismarkt. Begrijpelijkerwijs is internationalisering voor het kleinbedrijf minder vanzelfsprekend dan voor het grootbedrijf. Partnerships tussen MKB en grootbedrijf zouden kunnen helpen in het ‘samen op stap gaan’, het delen van kennis (markt, wet- en regelgeving) en het zoeken en vinden van partners.

Deze regio heeft zich een belangrijke positie verworven in de ontwikkeling en het gebruik van nieuwe materialen, nieuwe productie-methoden en daarvan afgeleide nieuwe toepassingen en markten.

Door verbinding te maken met de agrarische sector en de ontwikkelin-gen die daar plaatsvinden, ontstaat de kans om de biobased economy te versterken en te komen met oplossingen die de afhankelijkheid van eindige fossiele bronnen verminderen en kunnen helpen om kringlopen te sluiten. Het zou een steuntje in de rug geven als bedrijven en organisaties hiermee rekening houden in hun inkoopbeleid, mogelijk in een ‘Green Deal’ waarvan circulair inkopen (gebruik boven bezit) een onderdeel kan zijn.

Het idee om daadwerkelijk tot een circulaire economie te komen is uitdagend, landelijk en in deze regio. Hergebruik van materialen zit in het DNA van het gebied, maar de inrichting van een circulaire econo-mie gaat nog een stapje verder. Design en creativiteit in het algemeen kunnen daarin een belangrijke rol spelen. Het begint met inzicht in hoe het werkt, dat het met alles en iedereen verbinding heeft, en de inzet van ambassadeurs die het verhaal kunnen overbrengen. Top-down en bottom-up, voorbeelden laten zien en stapje voor stapje werken. Je

86% van de app-respondentenvindt dat we meer moeten

inzetten op vernieuwing en slimme werkgelegenheid!

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201554 / 64

moet anders gaan denken, dus niet alleen een knop omzetten: open source denken en delen.

De kansen voor de agrarische sector lopen langs meerdere lijnen. De eerste lijn betreft concentratie, schaalvergroting en intensivering (ruim-telijk, binnen de ketens) in grotere eenheden, met hoogwaardige en ge-zonde/veilige voedselproductie in zo veel mogelijk gesloten systemen. Daarbij wordt ook de verbinding gelegd met andere onderdelen van de agrofoodsector, zoals de verwerkende industrie. Aanverwante activitei-ten betreffen onder meer de verwerking van biomassa en de opwekking van warmtekracht en (zonne)energie. Deze activiteiten versterken een gezonde en schone leefomgeving.

In de tweede lijn is juist de symbiose met het landelijk gebied en de natuur van belang. Agrarische ondernemers verbreden hier met natuur-beheer en recreatieve functies die bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit, leefbaarheid en biodiversiteit, zoals streekproducten, zorgverblijven, re-creatief verblijf en landschapsbeheer. Deze ontwikkeling sluit aan op de toenemende vragen vanuit de samenleving (de stad) om het buitenge-bied meer te kunnen gebruiken voor andere functies en ondersteunen een duurzaam en vitaal platteland.

Brabant kent een sterk industrieel DNA.De (maak- en proces)industrie vormt nog steeds het kloppend hart van de economieen is de kern van de economische clusters.

Met de verschuiving van arbeidsintensieve productie naar dienst-verlening en kennisintensieve industrie wordt de aansluiting op kennisinstellingen steeds belangrijker. Er ligt een duidelijke kans om Noord-Brabant verder te ontwikkelen als duurzame, op Europees niveau concurrerende kennisregio met een diversiteit aan florerende eco-nomische clusters.

De creatieve sectoren en daarbinnen design hebben hun plek in de economie inmiddels verworven, ook in deze regio. Het is een kansrijke sector die vanuit het ‘oude’ sectorale denken en de daarvan uitgaande

stimuleringsmaatregelen echter minder gemakkelijk grijpbaar is. Het scheppen van gunstige omstandigheden waarbinnen de sector kan bloeien en groeien, is dan ook het minste wat je kunt doen en waar-schijnlijk ook het meest effectief. Er zijn duidelijke verbindingen met andere sectoren en de maatschappij, oftewel er zijn mogelijkheden om betere en vaak goedkopere oplossingen te leveren voor maatschap-pelijke problemen. Het onderstreept dat door anders naar hetzelfde probleem te kijken, vanuit een andere invalshoek of discipline, je soms heel verfrissende oplossingen ziet. Hier biedt het DNA van het gebied een belangrijke voedingsbodem. Social entrepreneurship: ondernemers die zich realiseren dat ze een verantwoordelijkheid hebben naar de maatschappij, daar ook naar handelen en daarin ook een belangrijk deel van hun business kunnen vinden. Andersom moet de maatschappij dat ook waarderen en tot uitdrukking brengen in de gunfactor, waar het nog steeds om draait.

Eindhoven Airport levert een belangrijke bijdrage aan het profiel en de economie van de regio. Verdere uitnutting en inzet ervan vergroot de kansen voor de regio, vooral zakelijk, maar ook recreatief. In het verleng-de daarvan heeft de toeristisch-recreatieve sector goede kansen, tegen de achtergrond van de landschappelijke kwaliteiten en de omvangrijke

consumentenmarkt. In het algemeen wordt de sector een goede toe-komst toebedeeld, maar de betekenis in deze regio is nog betrekkelijk gering. Het beschikken over landschappelijke kwaliteiten is kennelijk nog niet voldoende om er ook (regionaal-economisch) een goede bo-terham aan te verdienen. Een verdere verdieping op de aanwezige voor-zieningen, de gang van zaken en de ondernemersplannen zou kunnen aangeven waar nog mogelijkheden liggen. Onderdeel daarvan is ook een toets op de mogelijkheid om het aanzienlijke toeristische verkeer dat via het vliegveld loopt (voor enkele dagen) aan de regio te binden, maar mogelijk is de ‘luchttoerist’ vooral geïnteresseerd in gemakkelijk en goedkoop parkeren. Vanuit bestedingen is verblijfsrecreatie interessant. Dagrecreatie, ook van de eigen bevolking, kent echter een aanzienlijk grotere markt.

De kansen voor de detailhandel liggen genuanceerd. Enerzijds is sprake van een omvangrijk marktpotentieel (bevolking, koopkracht), anderzijds is er druk vanuit macro-economische ontwikkelingen en bestedingen en het verder groeiende aandeel internetverkopen waarop de gevestigde detailhandel een blijvend antwoord zal moeten vinden. Als we naar de huidige leegstandscijfers kijken, lijkt de lokale detailhandel in de drie gemeenten nog in redelijk rustig vaarwater te zitten, maar er is geen

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201555 / 64

garantie dat dat zo blijft. Het financiële draagvlak van de detailhandel lijkt hier bovendien wat zwakker te zijn dan gebruikelijk. Tegen deze achtergronden worden de kansen van de detailhandel vooral bepaald door de ruimtelijke investeringen die plaatsvinden om meer concentra-tie en kwaliteit te krijgen en de manier waarop ondernemers erin slagen om een succesvolle internetstrategie te ontwikkelen, individueel, maar ook collectief.

Een goed functionerende arbeidsmarkt is een essentiële randvoorwaar-de om kansen te grijpen. Lokaal en regionaal zien we goede initiatieven van overheid, bedrijfsleven en onderwijsinstellingen om het arbeids-aanbod zo goed mogelijk te laten aansluiten op de behoeften van het bedrijfsleven. Men realiseert zich dat hier de achilleshiel van de lokale economie en samenleving zit. Naast nieuwe arbeidskrachten (instroom vanuit het onderwijs) en de bestrijding van jeugdwerkloosheid liggen er ook kansen om te investeren in ouderen die aan hun tweede of derde werkcarrière beginnen en die we in het geheel niet kunnen missen.

6.3 Een uitdagend toekomstperspectiefIn deze paragraaf schetsen we een mogelijk toekomstbeeld van het gebied. Hoe ziet de regio er in 2025 uit, volgens een positief maar realistisch scenario? Als basis hebben de bevindingen van dit onderzoek gediend, aangevuld met waarschijnlijke toekomsttrends en enige ver-beelding en geschreven vanuit een optimistisch toekomstbeeld.

Tussen het moment van schrijven en het jaar 2025 zit een periode van ruim 10 jaar. De ervaring leert, dat in een dergelijke periode veel kan ver-anderen. Sterker nog: we weten zeker dat veranderingen elkaar in een steeds hoger tempo opvolgen en veranderingen in dat opzicht de enige resterende constante zijn. Daarmee heeft een dergelijke toekomstvisie altijd elementen van wens- en droombeelden in zich. Tegen deze ach-tergrond is het zinvol om het toekomstbeeld zo veel mogelijk te baseren op ontwikkelingen in het verleden, verwachte ontwikkelingen in het algemeen (macro-trends) en de maatschappij en de opvattingen van de personen die in het kader van dit onderzoek zijn geconsulteerd. Het hier geschetste toekomstbeeld fungeert primair als uitdagende stip aan de horizon waarop men (bewoners, ondernemers, bestuurders) zich zou kunnen richten. Het ambitieniveau bepaalt zowel de positie van de stip als – binnen zekere grenzen – de kans dat deze ook daadwerkelijk behaald wordt. Hier wordt een ambitieus en optimistisch toekomstper-spectief gehanteerd, dat gebaseerd is op de onderscheidende kwalitei-ten van het gebied, in combinatie met voor het gebied relevante – en waarschijnlijke – trends.

Box 9: Hoe ver weg is 2025?Het jaar 2025 lijkt gevoelsmatig misschien ver weg door onze beleving van tijd. Het krijgt meer perspectief als we een zelfde periode terugblikken.

Wat speelde in 2001?Verloving Willem-Alexander en MáximaUitbraak MKZNS staakt tegen rondje om de kerkTwintig jaar OerolMilosevic uitgeleverd aan VN TribunaalKyoto protocol bekrachtigd 9/11 Aanval op AfghanistanAfscheid van guldenEconomische groei in Nederland blijft achterMarkt verwacht rentedaling VS (5,5%)Overheid motor van economische groeiDalende huizenprijzen lastig voor jongeren Turkse economie in crisisAantal werklozen laagste sinds 1980Economische crash ArgentiniëEconomische tegenwind deert banken niet Hoogste economische groei in Groningen

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201556 / 64

Box 10: Adjiedj Bakas: Trends 2014In het boekje ‘Trends 2014’ (verschenen november 2013) presenteert trendwatcher Adjiedj Bakas een groot aantal actuele trends, verdeeld naar de categorieën ‘Economie & Marketing’, ‘Arbeid’, ‘Samenleving, Media & Politiek’, ‘Technologie’ , ‘Fashion & Design’ en ‘Huishouding, Voeding & Gezondheid’. Enkele trends zijn ook voor deze regio relevant.

• We worden door alle bezuinigingen en lastenverzwaringen nood-gedwongen duurzamer en het calvinistische credo ‘zuinigheid met vlijt’ wordt weer uit de mottenballen gehaald. We consumeren minder en investeren meer, ook in netwerken en nieuwe samenwer-kingsverbanden.

• We gaan investeren in elkaars ondernemingen en start-ups, nu de banken het laten afweten. We zoeken nieuwe allianties en koesteren de coöperatieve gedachte, want samen staan we sterk. Het draait om strategisch samenwerken, slimme coalities sluiten, verrassende allianties aangaan, zonder op te gaan in een (groot)bedrijf dat wordt gerund om aandeelhouders op korte termijn tevreden te stellen.

• De belevingseconomie en zingevingsmarkt zorgen voor nieuwe business opportunities, en ‘prosumentisme’ en decentralisatie wor-den de regel. Location based services zijn hot en marketeers verlei-den ons met een happygevoel en nostalgie. We passen mantelzorg in onze werkschema’s in.

• Het ambacht mag zich verheugen in een toenemende belangstel-

ling. Met het steeds overvloediger aanwezig zijn van producten die voorzien in onze basisbehoeften wordt ‘de belevingseconomie’ een van de sterkst groeiende sectoren. De belevingseconomie stuurt ook aan op een vervaging tussen professionals en amateurs.

• De stuurloosheid van ‘Den Haag’ zorgt vooral voor een nog diepere kloof tussen overheid en burgers. Regio’s nemen het lot in eigen hand.

• Het platteland vindt zichzelf opnieuw uit en er wordt een begin ge-maakt met historische landschapsparken. De toeristische industrie kan een belangrijke rol spelen bij het bewaren van stukjes Neder-landse geschiedenis. De schijnbaar ouderwetse wereld die zo wordt herschapen voor toeristen is natuurlijk wel voorzien van breedband.

• Gebieden die niet geschikt zijn voor toerisme blijven zoals ze zijn, worden teruggeven aan de natuur of er worden bijvoorbeeld ‘energiegebieden’ van gemaakt, die gedomineerd worden door windmolens, zonnepanelen, ‘grasflats’ voor biomassa en installaties waarin biomassa wordt verwerkt.

• De landbouw wordt multifunctioneel. Dat betekent dat de boer niet alleen dieren fokt en gewassen teelt, maar dat hij zijn centjes met allerhande andere bezigheden gaat verdienen.

• Ons voedsel gaan we steeds meer als medicijn zien.• We zien ook steeds meer jongeren en zelfstandigen terugtrekken

naar het platteland en dan met name de krimpregio’s, want daar zijn

de huizen en bedrijfsruimtes nog goedkoop. Rurbanisatie wordt dit verschijnsel genoemd. Er is een steviger sociale bedding, die men steeds meer waardeert. En door de digitale infrastructuur ben je tegenwoordig ook in een huisje in de wildernis nog verbonden met de hele wereld. De grotere gebouwen op het platteland, bijvoor-beeld boerenschuren, kunnen gebruikt worden door woongroepen en ondernemerscollectieven. Het platteland wordt voor velen weer aantrekkelijk.

• Een belangrijke ontwikkeling is de opkomst van de biobased economy. Die zal een hoofdrol gaan vervullen in ontwikkeling naar duurzaamheid. De landbouw intensiveert en industrialiseert in snel tempo en past ondertussen even goed bij de stad als bij het platteland.

• Zonne-energie zal over een jaar of twintig zo goed als gratis zijn, omdat zonnecellen dan zo goedkoop en efficiënt zijn dat we geen enkele andere energiebron meer nodig hebben. Het watertekort zal worden opgelost door zeewater te ontzilten en tot drinkwater te verwerken.

• Ruilen is het nieuwe kopen. Steeds vaker ruilen we bij gebrek aan geld onze producten en diensten. Soms ruilen we geen producten, maar delen we ze. Zoals ruilen het nieuwe kopen is, zo is delen is het nieuwe geven. We delen als buren of vrienden bijvoorbeeld steeds vaker onze auto. De ruil- en deeleconomie krijgt definitief gestalte.

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201557 / 64

In 2025 is dit gebied….We schrijven het jaar 2025. Ogenschijnlijk is hier niet zoveel veranderd, in de lijn zoals veel veranderingen in Brabant gaan: geleidelijk, soms bijna onzichtbaar, maar als je wilt, kun je ze wel degelijk zien.

Het sociale DNA van het gebied is niet veel veranderd, daar is een periode van meerdere generaties voor nodig. Wel zien we dat door de toenemende aanwas van nieuwe bewoners van elders het karakter van het gebied wat wijzigt: kenmerkend zijn nog steeds de dorpse eigen-schappen, maar er komt wel nieuw bloed bij. Het gaat ook geleidelijk omdat de mensen die zich hier vestigen, dat bewust doen op basis van die kwaliteiten en ze die dus in zekere zin ook in stand houden. Mensen hebben zich hier gevestigd omdat het hier goed wonen en leven is. Voor een belangrijk deel werken ze elders in de regio en het land, maar we zien ook hier nieuwe vormen van bedrijvigheid ontstaan.

De aanwas is een mooie compensatie voor de demografische krimp die zich toch sterker dan verwacht heeft ingezet. Daardoor is de woning-markt vitaal gebleven. Het was ook een welkome steun in de rug voor

de voorzieningen, waaronder de detailhandel en het onderwijs, die last hadden van vraaguitval, vanwege het kleinere aantal consumenten en de aanhoudende periode van laagconjunctuur die eigenlijk pas na 2020 is afgesloten. Het sterke profiel van Brainport, de toonaangevende en vernieuwende bedrijven en de clustering van kennisinstellingen heeft Brabant aantrekkelijk gemaakt voor vestiging van elders. Waar het arme Brabant vroeger werkers verloor aan regio’s met meer werkgelegenheid, zien we nu een omgekeerde trend. De opening van de derde interna-tional school die zich richt op de kinderen van de omvangrijke stroom expats uit het Verre Oosten, is daarvan een mooi voorbeeld.

Mensen komen hier niet alleen om te wonen en te werken. De expansie van de luchthaven, dankzij de toewijzing als tweede hub van Nederland naast Schiphol en de internationale verbindingen met alle belangrijke kennis- en economische centra in West-Europa, hebben de regio geen windeieren gelegd. Ook de hogesnelheidstreinverbindingen met de belangrijkste delen van Europa, inclusief de voormalige Oostbloklan-den die nu een volwaardig onderdeel van Europa zijn, hebben daaraan bijgedragen.

De regio is hip om te wonen en te werken.Waar nog maar enkele decennia geledeniedereen vond dat hij in de Randstad moest zijn voor creativiteit, nieuwe ontwikkelingen en een spannend leven, heeft deze regio nu deze functie overgenomen.

Dat is vooral te danken geweest aan de verdichting en de enorme ener-gie die in de binnensteden tot stand is gekomen. Maar het komt ook doordat vooral jongeren de kwaliteiten van het kleinschalige woonmi-lieu zijn gaan ontdekken: betaalbaar en goed wonen en toch op korte afstand van de stad.

De Brabantse zorgparticipatie is inmiddels een begrip geworden dat elders navolging krijgt. Het Kabinet Klaver heeft ternauwernood de kri-tische resultaten van de parlementaire enquête naar het mislukken van het participatiemodel in de zorg kunnen overleven door te wijzen op de successen die in Brabant wel zijn behaald, waarbij de participatiemaat-schappij niet een Haagse trouvaille is, maar iets wat van onderaf uit de

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201558 / 64

maatschappij naar voren komt. Klavers Brabantse connecties waren hem daarbij behulpzaam: ook ‘in den vreemde’ helpen Brabanders elkaar.

Ruimtelijk gezien heeft de regio geprofiteerd van de groene corridors die een duidelijke scheiding hebben gegeven tussen stedelijk en lande-lijk gebied. Ze hebben voorkomen dat het stedelijke gebied aan elkaar groeit en daardoor het landelijke weggedrukt wordt. Dat betekent niet dat er niets is gebeurd. Gelukkig hebben de bestuurders en overheden tijdig ingezien dat een verdere concentratie van bedrijvigheid op de bestaande bedrijventerreinen het beste is en tegelijkertijd een plan voor herstructurering en hergebruik voor andere terreinen opgesteld.

Op de vrijkomende terreinen zijn grootschalige en industriële agrari-sche bedrijven gevestigd. Deze zijn in staat om in gesloten kringlopen betrouwbaar en kwalitatief hoogwaardig voedsel voort te brengen, dat ook voldoet aan de consumenteneis dat het herkenbaar, herleidbaar en van dichtbij moet komen. Maar dat wil niet zeggen dat de agrarische bedrijvigheid elders verdwenen is. Ze produceert nog steeds, maar in

goede balans met de omgeving en de beleving en wensen van de be-woners. Daarmee is de sector eigenlijk weer terug waar ze in het begin was: de drager van het landelijke gebied en de voedingsbodem voor mensen en activiteiten.

Brainport heeft zichzelf opnieuw uitgevonden. Het concept is nog steeds hetzelfde: voort-durend gezamenlijk aan de keukentafel op zoek naar vernieuwing en onderscheidende producten, afzetmarkten en processen, maar de thema’s waar dit zich op richt zijn nu anders.

Nieuwe materialen, nieuwe productiemethoden waarbij maatwerk centraal staat en nieuwe toepassingen voor bestaande oplossingen zijn daarin de kernwoorden. De mens is in de toepassingen veel centraler komen te staan dan de techniek op zich. Een belangrijk winstpunt daarbij is dat we nu anders tegen ouderen aankijken. Waren zij in het vorige decennium nog een last vanwege hun afnemende productiviteit,

nu beschouwen ondernemers ze als een lust vanwege hun inzet en er-varing. Het heeft ook meegeholpen dat kennis- en onderwijsinstellingen de oudere burger als een nieuwe doelgroep hebben ontdekt. Bestuurlijk zijn de kleinere gemeenten in deze regio door het oog van de naald gekropen toen minister Plasterk in Samson II een allerlaatste en uiteindelijk mislukte poging deed om zijn superprovincies tot stand te brengen. Het argument dat er met de uitgebouwde Metropoolregio Bra-bant al een effectieve bestuurlijke laag bestaat, gaf daarbij de doorslag. Daardoor zijn de gemeenten zelfstandig kunnen blijven, wetende dat veel beslissingen in een groter verband genomen moeten worden.

De regio, haar bewoners, bedrijven en instellingen zijn een onderdeel geworden van de Noordwesteuropese metropool. Omdat ze dat vanuit haar eigen kenmerken en krachten heeft gedaan, is ze zichzelf niet voorbij gelopen en zijn nog steeds de authentieke en intrinsieke sociale en ruimtelijke kwaliteiten zichtbaar. Een regio die bijzonder is geworden door zichzelf te blijven.

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201559 / 64

BIJLAGEN 1Leefbaarheid,begrippen en

waarden

Wat is de leefbaarometer? De leefbaarheid van buurten en wijken staat de laatste jaren hoog op de politieke agenda. Kenmerkend aan het hedendaagse begrip van leefbaar-heid is dat het iets zegt over de mate waarin de woon- en leefomgeving aansluit bij de wensen en eisen die er door de mens aan gesteld worden.

De Leefbaarometer is een instrument waarmee het oordeel van de bewoners over hun leefomgeving nauwkeurig voorspeld wordt op basis van allerhande feitelijke omgevingscondities. Daarbij wordt zowel gekeken naar het direct gegeven oordeel van de bewoners over hun leefomgeving (de subjectieve kant van het instrument) als naar het bewonersoordeel dat tot uitdrukking komt via de huizenprijzen(de objectieve kant). Het achterliggende idee is dat bewoners meer geld voor een zelfde huis over hebben in een betere leefomgeving.

Uiteindelijk bleken 49 indicatoren statistisch van belang om de verschil-len in bewonersoordelen en huizenprijzen te verklaren. Die indicatoren zijn gewogen opgeteld tot één leefbaarheidsscore. Door deze methode zijn de indicatoren en de gewichten die in dit model zijn opgenomen niet arbitrair of normatief, maar weerspiegelen ze wat de inwoners vanNederland gemiddeld belangrijk blijken te vinden in hun woonomge-ving. De score op de Leefbaarometer is vervolgens weer onderverdeeld in zes dimensiescores. De zes dimensies waaruit de Leefbaarometer be-staat zijn woningvoorraad, publieke ruimte, voorzieningen, bevolkings-samenstelling, sociale samenhang en veiligheid. Die dimensiescores zijn opgebouwd uit de gewogen scores van de afzonderlijke indicatoren.

De dimensiescore samenstelling bevolking is bepaald aan de hand van de volgende indicatoren: • Aandeel niet-werkende werkzoekenden • Dominantie inkomens tot 2x modaal • Dominantie minimuminkomens • Dominantie inkomens meer dan 2x modaal • Aandeel niet-westerse allochtonen • Aandeel hoogop-geleiden

De dimensiescore sociale samenhang is bepaald aan de hand van de volgende indicatoren: • Dominantie middelbare paren zonder kinderen • Dominantie jonge paren zonder kinderen • Dominantie oudere paren zonder kinderen • Dominantie jong alleenstaand • Dominantie middelbaar alleenstaand • Aandeel ouderen • Aandeel gezinnen met kinderen • Homogeniteit gezinnen met oudere kinderen • Homogeniteit gezinnen met jonge kinderen • Dominantie eigenaar bewoners •Verhuizingen (mutatiegraad)

De dimensiescore publieke ruimte is bepaald aan de hand van de volgende indicatoren: • Waarde verkochte huurwoningen • Aandeel sloop • Geluidsbelasting railverkeer • Geluidsbelasting totaal • Nabijheid groot water • Groene ruimte tussen vroegnaoorlogse bouw • Water in de wijk • Uitzicht op binnenwater

De dimensiescore veiligheid is bepaald aan de hand van de volgende indicatoren: • Vernielingen • Verstoring openbare orde • Geweldsmisdrijven • Diefstal uit de auto • Overlast

De dimensiescore publieke ruimte is bepaald aan de hand van de volgende indicatoren: • Nabijheid supermarkt • Nabijheid bankfiliaal • Nabijheid groot winkel-centrum

De dimensiescore woningvoorraad is bepaald aan de hand van de volgende indicatoren:• Dominantie vrijstaande woningen • Dominantie tweekappers• Dominantie flats met meer dan 4 verdiepingen • Dominantie eta-gewoningen • Dominantie boerderijen en tuinderijen • Dominantie stedelijke statuswoningen • Dominantie suburbane statuswoningen • Dichtheid • Percentage sociale huurwoningen • Dominantie 1940-1959 bouw • Dominantie 1970-1979 bouw • Dominantie vroegnaoorlogs (1945-1960) • Dominantie vooroorlogse bouw (tot 1940)

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201560 / 64

Leef

baar

heid

[cat

egor

ie] 2

010

Soci

ale

cohe

sie

cate

gorie

[c

ateg

orie

] 201

1

Besc

hikb

aarh

eid

win

kels

da

gelij

kse

bood

scha

p-pe

n ca

tego

rie [c

ateg

orie

] 20

12

Hui

sart

senz

org

sam

enge

stel

d ca

tego

rie

[cat

egor

ie] 2

011

Basi

sond

erw

ijs

sam

enge

stel

d ca

tego

rie

[cat

egor

ie] 2

011

Aand

eel b

ijsta

nd ca

tego

-rie

[cat

egor

ie] 2

010

Sam

enge

stel

de sc

ore

wer

kloo

shei

d ca

tego

rie

[cat

egor

ie] 2

012

Besc

hikb

aarh

eid

wer

k ca

tego

rie [c

ateg

orie

] 20

11

Aant

al in

won

ers 2

012

Aant

al h

uish

oude

ns

2012

Aand

eel (

%)

jong

eren

[%] 2

011

Aand

eel (

%)

oude

ren

[%] 2

011

Best: Centrum zeer positief Gemiddeld Gemiddeld Zeer gunstig Ongunstig Gemiddeld Redelijk gunstig Gemiddeld 1270 815 8 58

Best: Hoge Akker zeer positief Gemiddeld Gemiddeld Gunstig Ongunstig Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld 1745 825 26 24

Best: Speelheide zeer positief Gunstig Gemiddeld Gemiddeld Ongunstig Zeer gunstig Zeer gunstig Gemiddeld 1390 505 29 11

Best: De Leeuwerik zeer positief Gunstig Gemiddeld Zeer gunstig Ongunstig Redelijk ongunstig Gemiddeld Gemiddeld 1765 730 27 13

Best: Villawijk uiterst positief Zeer gunstig Gemiddeld Ongunstig Ongunstig Zeer gunstig Redelijk gunstig Gemiddeld 200 90 16 29

Best: Batadorp zeer positief Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Ongunstig Zeer gunstig Gunstig Gemiddeld 535 215 26 12

Best: Salderes zeer positief Redelijk gunstig Gemiddeld Redelijk gunstig Gemiddeld Gemiddeld Redelijk gunstig Gemiddeld 3365 1260 32 11

Best: Wilhelminadorp positief Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Ongunstig Gemiddeld Gemiddeld 3730 1710 27 19

Best: Naastenbest positief Gemiddeld Gemiddeld Redelijk gunstig Gemiddeld Ongunstig Gemiddeld Gemiddeld 3590 1550 29 16

Best: 't Zand positief Zeer gunstig Gemiddeld Redelijk gunstig Zeer ongunstig Zeer gunstig Gemiddeld Gemiddeld 100 45 37 3

Best: Breeven - - - - - - - - - - - -

Best: Heide - - - - - - - - - - - -

Best: Heuveleind zeer positief Zeer gunstig Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Redelijk gunstig Gemiddeld 3750 1240 39 4

Best: Heivelden uiterst positief Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gunstig Zeer gunstig Gemiddeld 4075 1440 37 8

Best: Buitengebied zeer positief Zeer gunstig Gemiddeld Redelijk ongunstig Ongunstig Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld 1600 600 32 16

Best: Dijkstraten zeer positief Zeer gunstig Gemiddeld Zeer gunstig Zeer ongunstig Zeer gunstig Zeer gunstig Gemiddeld 155 65 33 14

Best: Kantonnier zeer positief Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Ongunstig Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld 1515 555 34 7

Oirschot: Oirschot-Centrum zeer positief Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Redelijk gunstig Redelijk gunstig Gemiddeld 4040 1845 23 29

Oirschot: Oirschot Noordoost zeer positief Zeer gunstig Gemiddeld Redelijk gunstig Zeer ongunstig Zeer gunstig Zeer gunstig Gemiddeld 160 60 29 14

Oirschot: De Notel zeer positief Zeer gunstig Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Redelijk gunstig Gunstig Gemiddeld 4135 1540 32 10

Oirschot: Industrieterrein De Stad zeer positief Zeer gunstig Gemiddeld Redelijk gunstig Zeer ongunstig Zeer gunstig Zeer gunstig Gemiddeld 245 105 20 19

Oirschot: Snepseind en Bijsterveld zeer positief Redelijk gunstig Gemiddeld Gemiddeld Zeer ongunstig Zeer gunstig Zeer gunstig Gemiddeld 450 135 38 13

Oirschot: Straten met Moleneind uiterst positief Zeer gunstig Gemiddeld Gemiddeld Zeer ongunstig Zeer gunstig Redelijk gunstig Gemiddeld 205 80 27 22

Oirschot: Verspreide huizen Zuid-Oirschotse Heide zeer positief Zeer gunstig Gemiddeld Gemiddeld Zeer ongunstig Zeer gunstig Zeer gunstig Gemiddeld 835 295 34 10

Oirschot: Verspreide huizen Noord en De Mortelen zeer positief Zeer gunstig Gemiddeld Ongunstig Zeer ongunstig Zeer gunstig Zeer gunstig Gemiddeld 390 135 33 12

Oirschot: Spoordonk uiterst positief Redelijk gunstig Gemiddeld Zeer ongunstig Zeer ongunstig Zeer gunstig Zeer gunstig Gemiddeld 620 225 37 13

Oirschot: Verspreide huizen Spoordonk uiterst positief Zeer gunstig Gemiddeld Zeer ongunstig Zeer ongunstig Zeer gunstig Gunstig Gemiddeld 1415 530 31 15

Oirschot: Middelbeers uiterst positief Zeer gunstig Redelijk ongunstig Gemiddeld Ongunstig Redelijk gunstig Zeer gunstig Gemiddeld 2740 1080 30 16

Oirschot: Verspreide huizen Westelbeers uiterst positief Gunstig Redelijk ongunstig Zeer ongunstig Zeer ongunstig Zeer gunstig Zeer gunstig Gemiddeld 325 110 32 12

Oirschot: Verspreide huizen Middelbeers uiterst positief Zeer gunstig Redelijk ongunstig Gemiddeld Zeer ongunstig Zeer gunstig Gunstig Gemiddeld 635 210 34 14

Oirschot: Oostelbeers uiterst positief Zeer gunstig Redelijk ongunstig Zeer gunstig Zeer ongunstig Redelijk gunstig Redelijk gunstig Gemiddeld 1070 410 32 10

Oirschot: Verspreide huizen Oostelbeers zeer positief Zeer gunstig Redelijk ongunstig Gemiddeld Zeer ongunstig Zeer gunstig Gunstig Gemiddeld 575 205 33 13

Son en Breugel: Son zeer positief Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Redelijk gunstig Zeer gunstig Gemiddeld 4520 2120 22 33

Son en Breugel: De Gentiaan uiterst positief Redelijk gunstig Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gunstig Gemiddeld 4400 1635 33 16

Son en Breugel: Industrieterrein Ekkersrijt - - - - - - - - - - - -

Son en Breugel: 't Zand uiterst positief Gunstig Gemiddeld Gemiddeld Ongunstig Zeer gunstig Zeer gunstig Gemiddeld 1330 450 38 9

Son en Breugel: Verspreide huizen Son zeer positief Zeer gunstig Gemiddeld Ongunstig Zeer ongunstig Ongunstig Gemiddeld Gemiddeld 505 195 36 10

Son en Breugel: Breugel zeer positief Gemiddeld Redelijk ongunstig Gemiddeld Ongunstig Zeer gunstig Zeer gunstig Gemiddeld 1145 465 23 34

Son en Breugel: 't Eigen en Hoogstraat zeer positief Gemiddeld Redelijk ongunstig Ongunstig Gemiddeld Gemiddeld Gunstig Gemiddeld 3550 1435 32 12

Son en Breugel: Verspreide huizen Breugel zeer positief Gemiddeld Redelijk ongunstig Zeer ongunstig Zeer ongunstig Zeer ongunstig Zeer ongunstig Gemiddeld 170 65 31 13

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201561 / 64

BIJLAGEN 2Bijdragen sectoren

(2012) 3 Gemeenten Groene Woud Zuidoost-Brabant NederlandAgrarisch 2,0% 2,8% 2,0% 2,2%

Energie en nutsbedrijven 2,8% 1,9% 1,8% 4,4%

Industrie 22,1% 18,2% 19,0% 15,5%

Bouw 5,3% 7,8% 5,3% 4,9%

Handel in auto's 1,1% 1,5% 1,9% 1,9%

Groothandel 16,7% 15,1% 11,7% 12,4%

Detailhandel 2,7% 3,2% 2,7% 3,4%

Logistiek 3,3% 3,2% 3,7% 5,3%

Horeca 2,4% 2,3% 2,0% 1,8%

ICT 5,1% 2,9% 4,5% 4,8%

Financiële instellingen 1,5% 2,0% 3,7% 4,5%

Verhuur en handel OG 5,4% 8,1% 9,8% 7,7%

Zakelijke dienstverlening 8,4% 7,7% 10,4% 7,8%

Overheid, onderwijs 15,3% 13,4% 10,7% 12,2%

Zorg 4,4% 8,2% 8,5% 9,0%

Cultuur, sport, recreatie 0,7% 0,7% 1,1% 1,2%

Overige dienstverlening 1,0% 1,0% 1,3% 1,2%

Totaal 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%

A. Aandeel toegevoegde waardeBron: Rabobank, bewerking AldusWillem

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201562 / 64

3 Gemeenten Groene Woud Zuidoost-Brabant NederlandAgrarisch 3,2% 4,6% 2,9% 3,1%

Energie en nutsbedrijven 0,5% 0,3% 0,5% 0,9%

Industrie 19,9% 15,4% 18,1% 10,7%

Bouw 6,7% 9,8% 7,5% 7,2%

Handel in auto's 2,3% 2,3% 2,1% 2,0%

Groothandel 11,2% 9,0% 7,0% 7,3%

Detailhandel 7,1% 8,0% 7,5% 8,3%

Logistiek 3,8% 3,4% 4,0% 5,0%

Horeca 3,6% 3,9% 3,4% 3,4%

ICT 3,5% 2,4% 3,3% 3,5%

Financiële instellingen 0,9% 1,1% 2,0% 2,6%

Verhuur en handel OG 0,2% 0,4% 0,8% 0,9%

Zakelijke dienstverlening 14,5% 13,0% 16,6% 16,0%

Overheid, onderwijs 13,4% 11,9% 9,4% 11,5%

Zorg 6,3% 11,1% 11,3% 13,2%

Cultuur, sport, recreatie 1,2% 1,5% 1,7% 1,9%

Overige dienstverlening 1,7% 2,1% 2,0% 2,4%

Totaal 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%

B. Aandeel werkgelegenheidBron: Rabobank, bewerking AldusWillem

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201563 / 64

BIJLAGEN 3Informatiebronnen

Deelnemers interviews en workshopsZonder de inbreng van velen was dit onderzoek niet tot stand gekomen. Rabobank Het Groene Woud Zuid is iedereen die een bijdrage aan het onderzoek heeft geleverd zeer dankbaar. Het gaat hierbij om de betrokkenen die hebben deelgenomen aan één of meer workshops of interviews en de mensen die nauw betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van het onderzoek.

De interviews zijn gehouden met: Jos van Alphen Centrummanagement BestTon Broeren Voortgezet onderwijs Best-OirschotJan van Hapert Ondernemersvereniging EkkersrijtErik van den Oord Ivanhoe Management OirschotTheo Stevens Brainport EindhovenJohn Verheijen Wethouder gemeente BestFrans Versteden ZLTO Oirschot De BeerzenRobert Visser Wethouder gemeente Son en Breugel

Bij de totstandkoming van het onderzoek waren nauw betrokken: Piet Machielsen Wethouder gemeente OirschotHarold van de Ven Architect Frans Verouden Ondernemer Theo Stevens Brainport Eindhoven

Literatuur en overige bronnen• ABF (2013). Vastgoedmonitor

• Adjiedj Bakas (2014). Trends 2014

• Arcadis (2013). Ibis werklocaties

• Best Duurzaam (2014). Gesprekstafel Duurzaamheid 12 februari 2014;

Opkomst energiecooperaties en rol gemeenten

• Brainport (2014). Brainportmonitor 2014 – Brainport versterkt Nederlandse

concurrentiepositie

• BRO. Eindhoven, regional koopstromenonderzoek SRE

• Bureau Buiten (2007). Toeristisch-recreatief meerjarenbeleidsprogramma

Zuidoost-Brabant 2008-2013

• Bureau voor Regionale Economie en Toerisme (2007). Integrale visie Toeris-

me - Recreatie Gemeente Oirschot

• Croonen Adviseurs (2005). Landschapsontwikkelingsplan Best

• DTZ Zadelhof (2014). Factsheets kantoren- en bedrijfsruimtemarkt

• Ecorys (2013). Economie monitor Brabant

• Etin Adviseurs (2008). Prognose bedrijventerreinen 2006-2040

• Gemeente Best (2006). Beleidsnotitie detailhandel op bedrijventerreinen

• Gemeente Best (2006). Economische ontwikkelingsvisie

• Gemeente Best (2011). Beleidsnota Werk en Inkomen

• Gemeente Best (2011). Structuurvisie Best 2030

• Gemeente Best (2011). Zienswijzen notitie Structuurvisie Best 2030

• Gemeente Best (2012). Coalitieprogramma 2012 – 2014

• Gemeente Best (2012). Cultuurnota Best 2012-2015

• Gemeente Best (2012). Nota Bewonersparticipatie

• Gemeente Best (2013). Burgerjaarverslag 2012

• Gemeente Best (2013). Gebiedsonwikkeling ‘Kloppend Hart van Het Groene

Woud’ met project ‘De Vleut’

• Gemeente Best (2013). Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan

• Gemeente Best (2013). Marketingstrategie toerisme en vrijetijdseconomie

• Gemeente Oirschot (2013). Burgerjaarverslag 2012

• Gemeente Oirschot (2002). Bestuursvisie Oirschot 2002 – 2012

• Gemeente Oirschot (2009). Woonvisie 2009-2013

• Gemeente Oirschot (2010). Oirschot in Balans 2010 – 2014

• Gemeente Oirschot (2010). Overdrachtsdocument

• Gemeente Oirschot (2010). Vingerafdruk van Oirschot, Omgevingsanalyse

• Gemeente Oirschot (2011). Boomteeltvisie Gemeente Oirschot

• Gemeente Oirschot (2011). Toekomstvisie Oirschot 2030

• Gemeente Oirschot (2011). Woonzorgbeleid 2012-2016

• Gemeente Oirschot (2012). Burgerparticipatie in Oirschot

• Gemeente Son en Breugel (2004).Toekomstvisie Son en Breugel

• Gemeente Son en Breugel (2005). Regionaal Meerjarenontwikkelingspro-

gramma Son en Breugel

• Gemeente Son en Breugel (2008). Strategie notitie voor de samenwerking

van Nuenen en Son en Breugel

• Gemeente Son en Breugel (2008). Visie op 2009

• Gemeente Son en Breugel (2009). Beleidsnota toerisme & recreatie

• Gemeente Son en Breugel (2009). Feitenkaart gemeente

• Gemeente Son en Breugel (2011). Ruimtelijk kwaliteitsbeleid voor de

gemeente Son en Breugel

• Gemeente Son en Breugel (2012). Beleidsnota milieu en duurzaamheid

2012 - 2014

• Gemeente Son en Breugel (2012). Nota Grondbeleid Son en Breugel 2012-

2015

• Gemeente Son en Breugel (2007). Economisch beleid Son en Breugel 2007-

2010

• Pouderoyen (2004). Structuurvisie Plus Oirschot

• Provincie Noord-Brabant. Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties

• Provincie Noord-Brabant (2011). Het Groene Woud, Versterking door Samen-

werking, Ontwikkelingsvisie 2011-2025

• Provincie Noord-Brabant (2012). Economisch Programma Brabant 2020

• Provincie Noord-Brabant (2014). Structuurvisie 2010 – partiële herziening

2014

• Rabobank (2013). Cijfers & Trends, sectorprognoses 2014

• Rabobank (2013). Duurzaamheids Monitor

• Rabobank (2013). Fun of functie, Verschuivingen in ruimtelijk koopgedrag

• Rabobank (2013). Koopstromenmonitor 2011

• Rabobank (2013). Regionaal-economische thermometer, meerdere jaren.

• Rabobank (2013). Van welvaart naar welzijn

• Rabobank (2014). Cijfers & Trends, MKB-visie

• Rabobank (2014). Economisch Kwartaalbericht maart 2014

• Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (2014). Hotspots 2014 S&O in kaart

• Rijkswaterstaat (2011). Klimaatmonitor

• Rijkswaterstaat (2012). Atlas Hoofdwegennet

• SER Brabant (2012). Advies Economisch Programma Brabant 2020

• Stichting Streekhuis, Stichting Streekrekening, Coöperatie Het Groene Woud

(2012). Jaarverslag 2012, Samenwerking in Het Groene Woud

• UWV (2013). UWV Arbeidsmarktprognose 2013-2014

• UWV WERKbedrijf (2012). Regio in beeld 2011-2012

• UWV WERKbedrijf (2014). Basisset Regionale Arbeidsmarktinformatie;

arbeidsmarktregio Zuidoost-Brabant

• Vrije Universiteit Brussel (2012).Behoefteonderzoek senioren Gemeente Best

• Wim van de Donk (et.al) (2014). Het Nieuwste Brabant

Onderzoek naar het DNA en de kansen van Best, Oirschot en Son en Breugel | 08 Oktober 201564 / 64

COLOFONOnderzoek naar de

kansen van Best, Son en Breugel en

OirschotSamenstellingAldusWillemWillem van der VeldenConstantijnstraat 52712 CZ Zoetermeerwww.alduswillem.nl

VormgevingCanon Creative Studio Lotte de GrootTelefoon (030) 216 42 12Referentie: PEF-026915

Fotografie• Bart van Overbeeke• Fotografie van den Oetelaar• Stock-fotografie

In opdracht vanRabobank Het Groene Woud Zuid

ContactgegevensRabobank Het Groene Woud Zuid Telefoon (0499) 58 38 00

Postbus 17, 5688 ZG OirschotBezoekadres: St. Jorisstraat 55, 5688 AS Oirschot

www.rabobank.nl/hgwzTwitter: @Rabohgwz

© AldusWillem, 2014De in deze publicatie gepresenteerde cijfers zijn gebaseerd op gegevens uit door ons betrouwbaar geachte in- en externe bronnen. Deze gegevens zijn op zorgvuldige wijze in onze analyses verwerkt. Rabobank Het Groene Woud Zuid en AldusWillem aanvaarden echter geen enkele aansprakelijkheid voor het geval dat de in deze publicatie neergelegde gegevens of prognoses onjuistheden bevatten. Het betreft algemene informatie die aan veranderingen onderhevig is.Gehele of gedeeltelijke overname is uitsluitend toegestaan met bronvermelding. De afnemer van de informatie is verantwoordelijk voor de keuze en elk gebruik van de informatie.