De#Wiershoeck,Kinderwerktuin,#dinsdag9juni2015# … 09 15.pdf ·...
Transcript of De#Wiershoeck,Kinderwerktuin,#dinsdag9juni2015# … 09 15.pdf ·...
De Wiershoeck-‐Kinderwerktuin, dinsdag 9 juni 2015 Beste natuurliefhebber/-‐ster, Het weer was zo als was verwacht, ’s morgens sterk bewolkt en in de loop van de middag brak de zon door. Ook aan de insecten was deze weersomslag te zien. Voor de middag vloog er weinig en sommige insecten bleven koppig zitten waar ze zaten. Maar na de middag werd het luchtverkeer langzamerhand een beetje drukker, maar tot problemen in het luchtruim heeft het niet geleid. Met andere woorden: het was en het bleef vrij rustig en iets echt bijzonders heb ik niet gezien.
Aardhommel op kruldistel. Een distel is een plant met stekels aan de bladeren en aan de bloemhoofdjes. Onder de naam distel vallen samengesteldbloemigen van de volgende geslachten: distels voor het geslacht Carduus, vederdistel voor het geslacht Cirsium, mariadistel voor het geslacht Silybum, wegdistel voor het geslacht Onopordon en driedistel voor het geslacht Carlina. Ook artisjok en kardoen, van het geslacht Cynara, worden vaak distels genoemd. De blauwe zeedistel lijkt wel wat op andere distels, maar is geen samengesteldbloemige.
De distels waar deze aardhommel op zit is, volgens mij, een distel van het geslacht Carduus. Het zijn stekelige planten met bloemen in hoofdjes, omgeven door puntige omwindselblaadjes. De kleur is meestal rood tot paars, soms lila of wit. De vruchtjes aan de top zijn voorzien van vruchtpluis (distelpluis). Het is een tweejarige plant: in het eerste jaar vormen zich de wortel en het bladrozet; in het tweede jaar ontwikkelen zich de bloemen en vruchten. In Nederland en België komen de volgende soorten van dit geslacht voor: tengere distel (Carduus tenuiflorus), kruldistel (Carduus crispus), knikkende distel (Carduus nutans) en langstekelige distel (Carduus acanthoïdes). De kruldistel bloeit in Nederland in juli tot september met roodpaarse, bloemhoofdjes, die alleen of tot vijf bij elkaar aan de top van de stengel zitten. De plant komt voor op droge tot vochtige, bewerkte gronden.
Ook kwam ik weer een paar bekende wantsen tegen: de kaneelwants (links) en de bessenwants.
Kniptorren zijn een familie van kevers. Er zijn meerdere geslachten en soorten, die uiteenlopende afmetingen en kleuren hebben. Gelet op de kleur van de dekschilden is het niet verwonderlijk dat dit een bruine kniptor is. Het lichaam van kniptorren is vaak langwerpig tot ovaal en versmalt geleidelijk achterwaarts. De lichaamslengte varieert van 0,2 tot 7 cm. In Nederland ligt de lengte om en nabij de centimeter. De antennes zijn vaak ongeveer de helft van de lichaamslengte en kunnen net zoals de pootjes in een groef op
de buik worden teruggetrokken bij gevaar. Kniptorren kunnen ook vliegen maar niet vanuit stand; ze klimmen eerst op een tak of halm voor de vleugels uitgevouwen worden. De kever eet niet alleen wortels en knollen van planten, maar ook bloemen, nectar en bladeren. Het insect is echter niet zo vraatzuchtig als de beruchte larve. De larve van de kniptor heet ritnaald en kan grote schade aan gewassen toebrengen. De naam dankt deze kever aan het vermogen om liggend op de rug omhoog te springen met een knapje of tikje. Bij het neerkomen zal hij dan soms op de buik landen. Het is ook een techniek die gebruikt wordt bij beetpakken waardoor de aanvaller soms zal schrikken en het dier laten vallen. Het rood van de papavers (klaprozen) valt duidelijk op in de tuin. Klaproos of papaver is een geslacht van bloeiende planten. Een bekende soort is de slaapbol, waaruit opium gewonnen wordt. Deze soort wordt ook als sierplant gebruikt. De klaproos wordt in sommige streken ook kollenbloem (toverkol of kol = heks) genoemd. Het geslacht papaver kent wereldwijd ongeveer zestig soorten. In Nederland en België komen in het wild vijf soorten voor: bastaardklaproos, bleke klaproos, grote klaproos, ruige klaproos en slaapbol. De papaver die in Nederland groeit, komt vooral voor op droge zanderige grond die kort geleden omgewoeld is, zoals op spoordijken of op opgespoten zandvlaktes. De zaden van de klaproos behouden onder de grond erg lang hun kiemkracht en ontkiemen als ze, soms na jaren, weer aan de oppervlakte komen. De klaproos is dan ook een echte pioniersplant. Klaproos heeft geen nectarklieren, maar levert hoogwaardig stuifmeel voor bijvoorbeeld de honingbijen.
Dit zijn twee zweefvliegen die meerdere familieleden hebben die er sterk op lijken en ze zijn daardoor lastig te determineren. Maar de zweefvlieg links is volgens mij een gewone pendelvlieg, de zweefvlieg rechts zou een blinde bij kunnen zijn. Evenals de andere soorten van het geslacht Helophilus heeft de gewone pendelvlieg zwarte en gele lengtestrepen op het borststuk. Het achterlijf heeft een patroon met gele, zwarte en grijze vlekken. Midden op de kop zit een streep. Het dier is door middel van het kleurpatroon van de pootjes en de kale zwarte lengtestreep op het hoofd te onderscheiden van andere Helophilus soorten. De vlieg lijkt enigszins op de familieleden moeraspendelvlieg en de citroenpendelvlieg. Deze in Nederland en Europa zeer algemene soort kan van april tot oktober overal op bloemen gevonden worden. Bij de meeste zweefvliegen is het geslachtsonderscheid eenvoudig vanwege de ogen die bij mannetjes tegen elkaar liggen, bij vrouwtjes uit elkaar. Bij deze soort is dat echter niet het geval, wel heeft een mannetje een iets smaller achterlijf. Het uiterlijk en geluid van de blinde bij lijkt op een bij en schrikt zo belagers af. Hij heeft grote ogen en is dan ook verre van blind. Over het waarom deze zweefvlieg ‘blinde bij’ heet zijn de meningen verdeeld:
-‐ Zijn naam dankt hij waarschijnlijk aan het feit dat het geen echte bij is. -‐ De naam komt waarschijnlijk voort uit het feit dat deze soort wel erg op een bij lijkt maar niet kan
steken. Daarnaast heeft de blinde bij rijen haren op zijn ogen wat mogelijk tot de gedachte leidde dat hij blind was.
Blinde bijen zijn in ons land erg algemeen. Ze zijn van juni tot oktober veel in de tuin op bloemen te zien. De vrouwtjes overwinteren na de paring op een beschutte plek. Er zijn twee genetisch verschillende kleurvarianten blinde bij: een donkere variant waarbij de vrouwtjes bijna helemaal zwart zijn en de mannetjes alleen geel op het tweede (het eerste grote) segment hebben, en een lichte variant waarbij de vrouwtjes veel geel op het tweede segment hebben en de mannetjes ook geel op het derde segment hebben. De grootte van de gele vlekken en de intensiteit van het geel wordt ook nog beïnvloed door de temperatuur gedurende de larvale ontwikkeling (die in het water plaats vindt!).
In de kruidentuin kwam ik een paar leliehaantjes tegen. Boven op een blad zag ik een paar eitjes en als alles een beetje meezit dan resulteert dat in een nieuwe generatie leliehaantjes. De kans dat de eitjes door bijvoorbeeld een ander insect worden ontdekt lijkt me nogal groot en dientengevolge de kans op een nieuwe generatie overeenkomstig klein. Ongetwijfeld zorgt het vrouwtje leliehaantje nog wel voor een paar legsels en is ook volgend jaar het felrood van het leliehaantje op de tuin te zien.
In het labyrint op de Kinderwerktuin zag ik twee vrouwtjes platbuiken. Het is een gemakkelijk te herkennen libel die 39-‐48 mm lang is. Het is een forse libel, die extra groot oogt vanwege het zeer brede achterlijf. Zowel voorvleugels als achtervleugels aan de basis met donkere vlek. De aders in de donkere vlekken zijn opvallend geel. Schouders met crèmekleurige streep. De platbuik is een zeer algemeen voorkomende libel en hij komt vooral voor bij stilstaande en zwak stromende wateren die zich in een pioniersstadium bevinden, zoals pas gegraven poelen, vijvers, sloten, enz. De platbuik vliegt van eind april tot begin september, met een piek in de tweede helft van mei en de eerste helft van juni. De larven overwinteren meestal twee keer, maar in snel opwarmende wateren kan dit ook één keer zijn. Uitsluipen gebeurt van eind april tot eind juni, voornamelijk in mei.
Vrouwtje: achterlijf na het uitsluipen vergelijkbaar met mannetje: oranje met gele zomen langs de segmentranden. Bij uitgekleurde vrouwtjes is het oranje verkleurd naar bruin, terwijl de gele zomen zichtbaar blijven. Erg oude vrouwtjes kunnen enige blauwe berijping op het achterlijf vertonen, maar zelden zo uitgebreid als bij het mannetje. Mannetje: achterlijf na het uitsluipen oranje, met gele zomen aan de segmentranden. Na enige tijd raakt het achterlijf blauw berijpt, waarbij alleen de gele zomen langs de segmentranden nog zichtbaar blijven. Bij oude mannetjes verdwijnen ook de gele zomen onder de blauwe berijping, waardoor het achterlijf geheel blauw wordt.
Ook de smalle randwants is weer aanwezig, maar ik zag slechts één exemplaar. De wants is 12 tot 15 millimeter lang. Hij lijkt op de zuringwants, maar hij is slanker. Ze zijn gespikkeld en roodbruin van kleur. De dieren vind je vooral op struiken die bessen dragen, ze zuigen met name op rijpe vruchten. De volwassen wantsen vindt je op veel verschillende soorten planten; zelfs op coniferen zoals jeneverbes. De volwassen wantsen vliegen zeer actief bij hoge temperaturen.
De soort is wijdverspreid van Europa tot Centraal-‐Azië, met uitzondering van het noorden van Europa. Hij heeft zich wel steeds meer naar het noorden verspreid. In Nederland is hij nu overal te vinden. De nimfen hebben een groen achterlichaam.
Nog een tweetal zweefvliegen (vrouwtjes) die we de komende maanden veel zullen zien. Links de pyjamazweefvlieg en rechts een groot langlijfje. De pyjamazweefvlieg (10-‐11 mm) is een relatief smalle zweefvlieg en heeft een opvallend geel achterlijf met brede en smalle zwarte dwarsstrepen. Daarmee bootst hij een wesp na, zoals veel (niet stekende) soorten zweefvliegen doen. Zijn naam dankt hij echter aan de veel minder opvallende maar wel kenmerkende grijze lengtestrepen op de bovenkant van zijn glanzend koperkleurige borststuk. De pyjamazweefvlieg staat vaak stil in de lucht. Hij bezoekt vooral schermbloemigen. Het groot langlijfje is een merkwaardige zweefvlieg met een lengte van 8 tot 10 mm. Zowel het mannetje als het vrouwtje hebben een lang, slank lichaam. Bij het mannetje is het lichaam langer dan de vleugels. Bij het vrouwtje loopt het lichaam meer spits toe. Het mannetje heeft oranje of zwarte banden. Het vrouwtje is zwart met gele banden. De soort vliegt van april tot oktober in allerlei open, natuurlijke landschappen en tuinen. Deze zweefvlieg staat bekend als een trekker waardoor vooral in de nazomer soms hoge aantallen worden gezien. De larven eten bladluizen. Groetjes, Luit