Vorming Stagestudenten 2013 Sessie vrijdagvoormiddag Zin en onzin van Ontwikkelingssamenwerking.
DE ZIN EN ONZIN VAN ANTI- ROOKBOODSCHAPPEN...DE ZIN EN ONZIN VAN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN DE EFFECTEN...
Transcript of DE ZIN EN ONZIN VAN ANTI- ROOKBOODSCHAPPEN...DE ZIN EN ONZIN VAN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN DE EFFECTEN...
DE ZIN EN ONZIN VAN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN DE EFFECTEN VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN Aantal woorden: 17945
Irene De Hertogh Studentennummer: 01104405 Promotor: Dr. Pieter Van Dessel Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de Klinische Psychologie Academiejaar: 2017 - 2018
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
Woord vooraf
In de zomer van 2011 besloot ik Psychologie te gaan studeren aan de
Universiteit van Gent, niet de meest voor de hand liggende keuze maar dat schrikte me
niet af. Gaandeweg wist ik een effectieve studiemethode te hanteren en groeide mijn
interesse in de psychologie steeds meer. Deze interesses wisten zich doorheen de jaren
in de meest uiteenlopende domeinen te vestigen, van o.a. onco-psychologie tot
systeemtherapie en gezondheidspsychologie. Intussen sta ik bijna aan het einde van
mijn academische carrière en blik ik terug met een voldaan gevoel. Er restte me enkel
nog het schrijven van deze masterproef. Deze uitdagende opdracht, heeft enerzijds mijn
interesses weten te prikkelen doorheen de laatste 2 jaren van mijn opleiding maar
anderzijds ben ik mezelf ook enkele keren tegengekomen tijdens dit proces. Ik wil dan
ook graag stilstaan bij de personen die me hebben geholpen en gesteund tijdens het
schrijven van deze masterproef want deze personen hebben stuk voor stuk bijgedragen
tot de realisatie ervan.
Eerst en vooral wil ik mijn promotor, Pieter Van Dessel, bedanken voor de fijne
begeleiding. Je bood me enerzijds voldoende zelfstandigheid en anderzijds reikte je me
de juiste handvaten en bruikbare feedback aan om deze masterproef tot een goed einde
te brengen. Hartelijk dank voor de leerrijke ervaring!
Evenzeer wil ik mijn ouders bedanken voor de kansen die zij me bieden maar
ook voor hun onvoorwaardelijk vertrouwen in mijn capaciteiten. Mijn mama die
dusdanig met me meeleeft dat ze mijn stress soms overneemt. Mijn papa die de
ondraaglijkheden van het bestaan beter dan eender wie kan verlichten met zijn humor.
Mijn broer wens ik ook uitdrukkelijk te bedanken, wanneer informatica mijn petje te
boven ging en de computer een eigen wil leek te krijgen wist jij deze te temmen. Tevens
wens ik mijn grootouders te bedanken voor hun bemoedigende woorden, hun eeuwige
optimisme en steunende berichten wanneer ik ze het minst verwachtte. Mijn vriend, die
me opving in stressvolle momenten en die me wist te temperen met een stevige dosis
relativering, ben ik tevens immens dankbaar.
Ik ben ook Elke erkentelijk voor het luisterend oor, Laura voor de broodnodige
koffiepauzes en Lien voor de inzichten wanneer ik door de bomen het bos niet meer
zag. Tot slot dank ik Marc, Mark, Bart en Aaike voor hun medewerking, dankzij jullie
werd deze scriptie een persoonlijk werkstuk.
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
Genot gaat pas van start wanneer de worm in de vrucht is terechtgekomen.
Om overheerlijk te worden, moet geluk besmet zijn met vergif.
Georges Bataille
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
Abstract Wereldwijd tracht men met anti-rookboodschappen rokers te overtuigen te
stoppen met roken door hun impliciete attitudes over roken te beïnvloeden. Volgens
propositionele verslavingstheorieën zijn deze attitudes gebaseerd op propositionele
opvattingen die op automatische wijze rookgedrag sturen. Onderzoek toonde intussen
aan dat anti-rookboodschappen soms niet werken of zelfs contraproductief zijn. Een
mogelijke verklaring hiervoor is dat de huidige anti-rookboodschappen er niet in slagen
de juiste propositionele opvattingen te beïnvloeden omdat ze weerstandsreacties
uitlokken die rokers motiveren om de inhoud van anti-rookboodschappen te
weerleggen. Om dit te verhelpen en anti-rookboodschappen effectiever te maken lijkt
het van belang om anti-rookboodschappen te ontwerpen die geen weerstand uitlokken
en die de eigen integriteit ondersteunen eerder dan bedreigen.
In deze studie werden verschillende anti-rookboodschappen met elkaar
vergeleken m.b.t. de mate waarin ze weerstand uitlokten, zelfeffectiviteit ondersteunden
en uitkomstverwachtingen beïnvloedden. Alle participanten beoordeelden 21 anti-
rookboodschappen, waaronder 13 nieuwe boodschappen, 4 tekstuele boodschappen die
tot op heden gebruikt worden in de Verenigde Staten (VS) en 4 grafische boodschappen
die voorgesteld werden voor gebruik in de VS. De nieuwe boodschappen maakten
gebruik van getuigenissen van voormalige rokers. Alle 21 boodschappen werd
beoordeeld a.d.h.v. 6 vragen waarvan 3 die effecten nagingen op weerstand, 1 op
zelfeffectiviteit en 2 op uitkomstverwachtingen. Uitgaande van eerder onderzoek werd
verwacht dat de nieuwe anti-rookboodschappen hogere scores van weerstand, lagere
scores van zelfeffectiviteit en gunstigere scores op uitkomstverwachtingen zouden
teweegbrengen dan de ‘oude’ anti-rookboodschappen.
De resultaten ondersteunden de vooropgestelde hypotheses en ondersteunen het
mogelijke nut van de nieuwe anti-rookboodschappen. Verder onderzoek is nodig om na
te gaan of de nieuwe boodschappen meer impact hebben op impliciete attitudes ten
opzichte van roken en op rookgedrag.
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
Inhoudstafel Tabaksgebruik en preventie ervan doorheen de tijd ................................................................ 2
Niet alleen longkanker .............................................................................................................. 3
Anti-rookcampagnes ................................................................................................................. 4
Nieuwe verpakkingen ................................................................................................................ 5
Anti-rookboodschappen............................................................................................................ 6
Impliciete en expliciete evaluaties ............................................................................................ 7
Veranderen van impliciete evaluaties. ...................................................................................... 8
Anti-rookboodschappen en impliciete evaluaties .................................................................. 10
Weerstand ............................................................................................................................... 11
Weerstand, dreiging & anti-rookboodschappen .................................................................... 12
Zelfeffectiviteit ........................................................................................................................ 14
Nieuwe anti-rookboodschappen met getuigenissen .............................................................. 17
Onderzoeksopzet .................................................................................................................... 17
Onderzoekshypotheses ........................................................................................................... 19
Methode ...................................................................................................................................... 20
Design ...................................................................................................................................... 20
Steekproef ............................................................................................................................... 21
Materiaal ................................................................................................................................. 24
Boodschappen. .................................................................................................................... 24
Vragen. ................................................................................................................................ 25
Procedure .................................................................................................................................... 26
Resultaten ................................................................................................................................... 27
Confirmatorische Analyses ...................................................................................................... 28
Vergelijking van de anti-rookboodschappen m.b.t. weerstand........................................... 28
Vergelijking van de anti-rookboodschappen m.b.t. zelfeffectiviteit .................................... 30
Vergelijking van de anti-rookboodschappen m.b.t. uitkomstverwachting ‘roken’ ............ 31
Vergelijking van de anti-rookboodschappen m.b.t. uitkomstverwachting ‘stoppen met roken’ ................................................................................................................................... 32
Exploratorische Analyse .......................................................................................................... 33
Vergelijking van de anti-rookboodschappen m.b.t. de duur van de leestijd ....................... 33
Effect van Soort Oude Boodschap. ...................................................................................... 33
Effect van Specifieke Boodschap ......................................................................................... 34
Effect van Conditie van Nieuwe Boodschap ........................................................................ 36
Discussie ...................................................................................................................................... 36
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
Weerstand ............................................................................................................................... 37
Zelfeffectiviteit ........................................................................................................................ 39
Verwachting van positieve uitkomsten voor roken ................................................................ 40
Verwachting van negatieve uitkomsten voor roken ............................................................... 42
Exploratorische Analyses......................................................................................................... 43
Implicaties voor de Praktijk ..................................................................................................... 44
Beperkingen en toekomstig onderzoek .................................................................................. 45
Conclusie ..................................................................................................................................... 46
Referenties .................................................................................................................................. 48
Bijlagen ........................................................................................................................................ 57
Bijlage 1. Nieuwe Anti-rookboodschappen per conditie ........................................................ 58
Bijlage 2. Oude anti-rookboodschappen ................................................................................. 66
Bijlage 3. Geïnformeerde toestemming .................................................................................. 68
Bijlage 4. Vragen over weerstand, zelfeffectiviteit en uitkomstverwachtingen ..................... 69
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
1
Gezondheid is een ‘hot topic’ in de huidige maatschappij.
Gezondheidsboodschappen leggen hun weg af via de populaire media, maar ook tal van
horecazaken, organisaties of overheidsinstanties laten zich in met
gezondheidsboodschappen. Denk maar aan de gezondheidscampagnes van de overheid
die ons proberen aan te moedigen tot het stellen van allerhande gezond gedrag. Dit kan
gaan over gezonde voeding, sporten, hygiëne in huis, seksueel risicogedrag, enz. De
federale overheidsdienst inzake volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en
leefmilieu voerde bijvoorbeeld een sensibiliseringscampagne in omtrent het goed
gebruik van geneesmiddelen. De slogan van de campagne stelt dat geneesmiddelen geen
snoepjes zijn en biedt 12 tips aan die verduidelijken hoe geneesmiddelen het best
gebruikt worden (Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en
Gezondheidsproducten, 2016). Initiatieven om gezond gedrag aan te moedigen komen
niet enkel van de overheid maar ook van bedrijven of particulieren die hiervoor de
sociale media gebruiken. Instagram is tegenwoordig het uitgelezen medium waarop je
het gezondheidsgedrag van anderen kan volgen ter motivatie om zelf tot actie over te
gaan. Je vindt er foto’s van gezonde maaltijden, een kiekje vlak voor, tijdens of na een
sportactiviteit en als kers op de taart plaatst men daarbij vaak een motiverende quote.
Tevens pakte De Standaard uit met een artikel over Koning Filip die een glutenvrij dieet
startte vanuit de overtuiging zo gezonder te leven hoewel specialisten dit tegenspreken
(Dehandschutter, 2016). Door de grote hoeveelheid aan informatie ontstaan er ook
misvattingen over wat nu precies de gezondheid bevordert en wat niet.
Er zijn dus tal van initiatieven om gezond gedrag te promoten en deze
initiatieven komen vanuit verschillende hoeken en zijn gericht op verschillende
domeinen. Deze initiatieven worden ook wel ‘gezondheidspromotie’ of
‘gezondheidsbevordering’ genoemd. De World Health Organization (WHO) omschrijft
dit als ‘het proces waardoor mensen of groepen van mensen in staat gesteld worden om
meer controle te verwerven over de determinanten van hun gezondheid, en zo hun
gezondheid te verbeteren’. Uit onderzoek blijkt dat gezondheidspromotie soms kan
leiden tot gezonder gedrag (Pechmann, Zhao, Goldberg, en Reibling, 2003). Een
belangrijke soort gezondheidspromotie is deze die rokers aanspoort om te stoppen met
roken. In deze masterproef wordt gefocust op dergelijke gezondheidspromotie i.v.m.
(stoppen met) roken en wordt de vraag onderzocht of de huidige anti-rookboodschappen
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
2
aangepast kunnen worden om meer gewenste effecten te bekomen.
Tabaksgebruik en preventie ervan doorheen de tijd
Hoewel er tegenwoordig tal van initiatieven op poten worden gezet om het
gebruik van tabaksproducten te ontmoedigen, is dit niet altijd zo geweest. Tabak werd
reeds 2000 jaar geleden genuttigd op religieuze en sociale aangelegenheden en werd
toen niet enkel gerookt maar ook gekauwd. Op dat ogenblik was er nog geen notie van
mogelijke schadelijke effecten van tabaksproducten op de gezondheid. Integendeel,
volgens Brandt (2007) werden tabaksproducten in Amerika het centrale symbool van
aantrekkelijkheid, schoonheid en macht.
In 1602 beweerde men reeds dat ziekte bij schoorsteenvegers te wijten was aan
roet en dat tabak mogelijks gelijkaardige effecten zou hebben (Hind, Philaretes en
Atkins, 1936). Toch is het pas aan het einde van de 18e eeuw dat er steeds meer artikels
verschenen die een mogelijk verband veronderstelden tussen roken en verscheidene
soorten kankers. In de 20e eeuw zorgde een snelle toename in kennis over de
schadelijke gevolgen van tabaksproducten voor de gezondheid, voor een sterke daling
in het aantal rokers (Brandt, 2007). Men kreeg de indruk dat de tabaksindustrie gebruik
maakte van misleidende technieken om mensen te kunnen aansporen tot roken.
Op relatief korte tijd werden verschillende koninklijke besluiten geformuleerd
die een juridisch kader voorzagen m.b.t. de productie, verkoop en reclame van
tabaksproducten. Pas op 23 augustus 2004 werd een koninklijk besluit uitgegeven dat
ondersteuning bood aan het fonds ter bestrijding van tabaksgebruik (Juridat, 2004). Een
klein jaar later werd een Koninklijk besluit uitgegeven inzake het verbod op de verkoop
van tabaksproducten aan personen onder de zestien jaar door middel van automatische
distributieapparaten (Juridat, 2005). Ook reclame voor tabaksproducten was voortaan
verboden bij wet. Bovendien ontstond in 2005 het eerste wereldwijde
gezondheidsverdrag, The WHO Framework Convention on Tobacco Control (WHO
FCTC) of ook wel ‘het WHO kaderverdrag inzake tabaksontmoediging’ genoemd
(http://www.who.int/fctc/about/en/). Dit spitst zich toe op de gezondheidsproblemen
maar ook sociale, economische problemen en het effect op de omgeving als gevolg van
de globalisering van de tabaksepidemie. Pas op 29 december 2009 werd een algemeen
rookverbod in openbare ruimtes, op de werkplaats en in de horeca uitgegeven (Wet van
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
3
22 december 2009 betreffende een algemene regeling voor rookvrije gesloten plaatsen
toegankelijk voor het publiek en ter bescherming van werknemers tegen tabaksrook) dit
ging in op 1 januari 2010 en bracht een hevige discussie ter tafel.
Op 3 april 2014 werden de Europese richtlijnen i.v.m. de verpakkingen van
tabaksproducten ingevoerd en zo werd het gebruik van ‘anti-rookboodschappen’ ingang
verschaft. Dit zijn boodschappen die enerzijds rokers informeren over de schadelijke
gevolgen van tabaksrook om hen zo te kunnen overtuigen om te stoppen met roken, en
anderzijds proberen deze boodschappen niet-rokers ervan te weerhouden om te starten
met roken. Deze boodschappen moesten voortaan 65% van de voor- en achterkant, en
50% van de zijkanten van de verpakking beslaan.
Al deze verschillende initiatieven, wetten en verboden werden in werking
gesteld met het oog op één gemeenschappelijk doel: voorkomen dat mensen
onherstelbare schade oplopen door het consumeren van tabaksproducten
(http://www.who.int/fctc/about/en/).
Niet alleen longkanker
Roken heeft namelijk uiteenlopende gevolgen voor de gezondheid. Roken
veroorzaakt hart- en vaatziekten maar ook voortplantingsproblemen,
ademhalingsproblemen, verschillende soorten kanker en vele andere aandoeningen.
(Francis, Noar, Kowitt, Jarman en Goldstein, 2017). Daarnaast zijn er ook tal van
sociale gevolgen die roken met zich meebrengt. Na invoering van het algemeen
rookverbod op 1 januari bijvoorbeeld, dient men buiten te gaan roken of in een daarvoor
voorziene ruimte. Het zich verplicht afzonderen kan deelnemen aan sociale
gelegenheden bemoeilijken. Verder kan cataract, vergeling van de tanden, meer rimpels,
psoriasis, verschillende orale- en blaaskankers en minder goede genezing van infecties
ook het gevolg zijn van roken (Krueger, Williams, Kaminsky, en McLean, 2007).
Bovenop dit alles zijn er niet enkel schadelijke gevolgen voor de roker zelf, maar ook
voor de mensen rondom de roker die passief meeroken. Het passief inademen van rook
heeft nadelige effecten op de pulmonaire inflammatoire micro-omgeving en op de
immuniteit tegen infectie en vaccinatie (Bhat et al., 2018). Volgens Kalayasiri,
Supcharoen en Ouiyanukoon (2018) zorgt meeroken bij zwangere vrouwen voor meer
risico’s bij het kind waaronder een laag geboortegewicht en een slechtere gezondheid.
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
4
Kinderen die passief meeroken hebben vaker terugkerende ontstekingen van het
middenoor en huidproblemen. Daarnaast stijgt het risico op hart- en vaatziekten met 20
à 30% voor kinderen die passief meeroken (Spear en Raghuveer, 2016). Dit zijn slechts
enkele voorbeelden uit een lange reeks van schadelijke effecten die roken kan hebben
voor zowel actieve als passieve rokers.
Ter samenvatting kan gesteld worden dat roken erg schadelijk is voor de
gezondheid maar desondanks blijven veel mensen roken. De verslavende stof in de
sigaretten, nicotine, zorgt ervoor dat stoppen met roken niet gemakkelijk is. De
belangrijkste redenen waarom er in België zoveel geïnvesteerd wordt in anti-
rookcampagnes is het grote aantal rokers in België gekoppeld aan het verslavende
aspect én de schadelijke gevolgen van roken. Het feit dat, desondanks de
gezondheidsrisico’s, veel mensen in België blijven roken, roept vragen op die we verder
willen behandelen. Welke anti-rookcampagnes werden reeds in het leven geroepen?
Werken de ingevoerde campagnes wel? Waarom werken sommige campagnes wel en
andere niet?
Anti-rookcampagnes
Er werd reeds stilgestaan bij de verschillende initiatieven die genomen worden
om roken te ontmoedigen. Het is nog steeds niet glashelder welke initiatieven effectief
zijn, welke niet, en vooral waarom ze al dan niet effectief zijn. Snyder et al. (2004)
gingen a.d.h.v. een meta-analyse het effect na van gezondheidscampagnes op
gedragsverandering in de VS. Uit deze studie blijken gezondheidscampagnes vooral
kleine maar meetbare effecten te hebben op korte termijn. De grootte van de effecten
was sterk afhankelijk van het soort gedrag dat de campagne probeerde te veranderen.
Snyder et al. (2004) vergeleken de effectgroottes van alle gezondheidscampagnes in hun
meta-analyse die betrekking hadden op verslavingsgedrag (roken), met de effectgroottes
van gezondheidscampagnes die geen betrekking hadden op verslavingsgedrag. Er werd
een kleiner effect vastgesteld bij gezondheidscampagnes m.b.t. verslavingsgedrag,
mogelijks omwille van de fysiologische effecten die een verslaving met zich meebrengt.
Er werden intussen verschillende prijsverhogingen ingevoerd om het gebruik van
tabaksproducten terug te brengen. Emery, White en Pierce (2001) deden onderzoek naar
het effect van prijsverhoging van sigaretten op het rookgedrag van ‘experimentele’
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
5
rokers (adolescenten). Uit hun onderzoek bleek dat prijsverhoging geen effect had op
het rookgedrag van deze doelgroep en stelden dat dit te wijten is aan het feit dat zij vaak
zelf nog geen sigaretten aankopen maar krijgen van vrienden die regelmatig roken.
Nieuwe verpakkingen
Naast tal van anti-rookcampagnes werden ook andere initiatieven genomen
binnen Europa om het nuttigen van tabaksproducten te ontmoedigen bij rokers. Zo
werden specifieke richtlijnen opgesteld voor de tabaksproducenten m.b.t. de verpakking
van hun producten. Anti-rookboodschappen – en foto’s in kleur moesten voortaan 65%
van zowel de voor– als de achterkant van de sigarettenpakjes beslaan. Daarnaast moet
ongeveer 50% van de zijkanten worden bedrukt met anti-rookboodschappen (Art.
10,1,c, Tabaksproductenrichtlijn).
In de VS werden ook nieuwe anti-rook verpakkingen ontworpen door een
overheidsinstantie, namelijk de zogenaamde Food and Drugs Administration (FDA) of
Voedsel en Geneesmiddelen Administratie. Deze instantie voert kwaliteitscontroles uit
op alles wat medicatie en voedsel betreft. In 2009 werden in de VS richtlijnen opgelegd
m.b.t. de reclame en verpakkingen van tabaksproducten. Voortaan moesten de
sigarettenverpakkingen bedrukt worden met tekstuele én gekleurde grafische anti-
rookboodschappen die door de FDA werden ontworpen (Langvardt, 2014). Echter in
2012 besliste het Amerikaanse hoogste gerechtshof dat deze tekstuele anti-
rookboodschappen met gekleurde foto’s niet gebruikt mochten worden omdat ze in
eerste instantie beangstigend waren en niet zo zeer feitelijk betrouwbaar (Sempeles,
2012). Het hoogste gerechtshof redeneerde tevens dat de FDA niet voldoende direct
bewijs konden voorleggen dat deze anti-rookboodschappen de prevalentie van roken
deden dalen. Om geoorloofd te zijn, dienen de boodschappen voortaan feitelijke
informatie te verspreiden en niet louter angst te induceren. De anti-rookboodschappen
die momenteel gebruikt worden in de VS, zijn daarom waarschuwingen van Artsen
Generaal (woordvoerders volksgezondheid VS) (Surgeons General’s Warnings,
SGW’s) waarbij geen foto’s geplaatst worden. In deze masterproef wordt dieper
ingegaan op die hierboven beschreven anti-rookboodschappen.
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
6
Anti-rookboodschappen
Anti-rookboodschappen zijn persuasieve boodschappen die op
sigarettenverpakkingen staan, waarmee men een bepaald doelpubliek probeert te
overtuigen van iets. Zo’n anti-rookboodschap heeft als doel het terugdringen van
tabaksgebruik. Dit betreft enerzijds preventie van roken (bv. naar jongeren toe), maar
anderzijds ook rokers aansporen om te stoppen met roken. Om dergelijke
gedragsveranderingen te kunnen bekomen, wordt o.a. geprobeerd om de attitudes die
rokers hebben t.o.v. rookgedrag te veranderen. Dit gebeurt op dit ogenblik voornamelijk
aan de hand van boodschappen die de negatieve gevolgen van roken aanhalen. Anti-
rookboodschappen kunnen echter zowel positief geformuleerd zijn - wanneer de
voordelen van stoppen met roken worden benadrukt - als negatief - wanneer de nadelen
van roken worden benadrukt –. Een voorbeeld van zo’n negatief geformuleerde anti-
rookboodschap is: “Roken veroorzaakt 9 van de 10 gevallen van longkanker”.
“Stoppen met roken herstelt het long-functioneren” is een voorbeeld van een positief
geformuleerde anti-rookboodschap.
Hoewel anti-rookboodschappen reeds sinds 2003 verplicht op alle
sigarettenverpakkingen worden geplaatst, bestaat er nog geen wetenschappelijke
consensus over het nut van deze anti-rookboodschappen. De vraag die centraal staat is:
“Waarom zetten sommige overtuigende boodschappen aan tot verandering en andere
niet?”. Dit is een vraag die reeds door verschillende onderzoekers gesteld werd. Levy,
Chaloupka en Gitchell (2004) bijvoorbeeld, concludeerden dat ‘zwakke’ anti-
rookboodschappen in de VS slechts beperkte (op korte termijn) tot geen effecten hadden
op rookgedrag. Grote grafische anti-rookboodschappen daarentegen zorgen voor een
daling in prevalentie van roken en een stijging in het percentage van personen die
stoppen met roken (Levy et al., 2004). Brennan, Maloney, Ophir en Capella (2016)
ontwierpen voor hun onderzoek nieuwe anti-rookboodschappen a.d.h.v. reële uitspraken
van rokers over gezondheidsrisico’s als gevolg van tabaksgebruik en plaatsten hierbij
ook een foto van de persoon die de uitspraak deed. De resultaten toonden aan dat de
‘getuigenissen’ sterkere emotionele responsen, sterkere intenties om af te zien van
sigaretten en sterkere vermijding van anti-rookboodschappen in de hand werkten dan de
oude (huidige) tekstuele anti-rookboodschappen uit de VS (maar niet ten opzichte van
de grafische anti-rookboodschappen die door de FDA werden voorgesteld) (Brennan et
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
7
al., 2016). Ondanks de vele invalshoeken blijft het echter onduidelijk welke anti-
rookboodschappen effectief zijn.
Impliciete en expliciete evaluaties
Om te bepalen of anti-rookboodschappen al dan niet effectief zijn moet een
onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende determinanten van rookgedrag
waarop de boodschappen een effect hebben. Anti-rookboodschappen proberen uiteraard
het rookgedrag te beïnvloeden maar rookgedrag wordt mogelijk gemedieerd door
verandering in attitudes ten opzichte van roken. Daarom is het belangrijk verschillende
attitudes en de veranderingen ervan te kunnen nagaan. Concreet wordt er in de literatuur
een onderscheid gemaakt tussen impliciete en expliciete attitudes.
Mann en Ferguson (2015) omschrijven attitudes als een soort uitvalsbasis om de
wereld rondom ons waar te nemen en te interpreteren. Attitudes zijn echter niet direct te
observeren. Het is daarom aangewezen om te kijken naar ‘evaluaties’ wanneer de
effecten van manipulaties bestudeerd worden (De Houwer, Barnes-Holmes &
Gawronski, 2013). Evaluaties zijn observeerbare evaluatieve responsen die uitgelokt
worden door een bepaalde stimulus (De Houwer et al., 2013). Met bovenstaande
definitie in het achterhoofd werd er in deze masterproef voor gekozen vanaf nu enkel
over ‘evaluaties’ te spreken i.p.v. attitudes. Persuasieve boodschappen, zoals eerder
beschreven, proberen deze evaluaties te veranderen. Bijvoorbeeld evaluaties van rokers
over roken, zoals in deze masterproef bestudeerd wordt.
Om hoogte te krijgen van iemands expliciete evaluaties volstaat het deze te
bevragen (bv. in welke mate vindt u roken positief?). Impliciete evaluaties daarentegen
laten zich niet zomaar bevragen omdat dit ‘automatische’ evaluaties zijn die dus dienen
te worden gemeten onder condities van automaticiteit (bv. snel, zonder evaluatie
intentie,…). Verschillende onderzoekers deden reeds onderzoek naar het belang van
impliciete evaluaties waaronder Azjen en Fishbein (2011), Chen en Bargh (1999) en
Bargh, Chaiken, Govender en Pratto (1992). Onderzoek toont aan dat impliciete
evaluaties vaak een betere voorspeller zijn van spontaan gedrag dan expliciete
evaluaties en mogelijks bepalen impliciete evaluaties het spontaan gedrag dan ook meer
dan expliciete evaluaties. Uit onderzoek van Chen en Bargh (1999) bleek dat
automatische evaluatie van een inkomende prikkel direct resulteerde in een
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
8
voorgeschiktheid van gedrag. Positieve evaluaties brachten namelijk de neiging tot
toenadering voort en negatieve evaluaties brachten de neiging tot vermijding voort
(Chen en Bargh, 1999). Deze automatische evaluaties worden dan ook verondersteld
belangrijk te zijn om o.a. gezondheidsgedrag te bevorderen (bv. vermijding van
tabaksproducten). Roefs et al. (2011) vonden inderdaad dat impliciete evaluaties een
invloed uitoefenen op gedragingen die betrekking hebben op o.a. het rookgedrag.
Het is dus belangrijk impliciete evaluaties na te gaan (en effecten van
interventies op impliciete evaluaties). en dat kan a.d.h.v. verschillende methoden. Een
voorbeeld van een methode om impliciete evaluaties na te gaan is de Impliciete
Associatie Test (IAT; Greenwald, McGhee, & Schwartz, 1998) of de Affect
Misattributie Procedure (AMP; Payne, Cheng, Govorun, & Stewart, 2005).
Interessant voor deze masterproef zijn de bevindingen in de literatuur met
betrekking tot de samenhang tussen impliciete evaluaties en gedrag. Er bestaat reeds
evidentie voor de idee dat impliciete evaluaties onze gedragingen op een unieke manier
kunnen voorspellen en vormgeven (Ferguson, 2007; Greenwald, Banaji en Nosek,
2014; Roefs et al., 2011; Chen & Bargh, 1999). Deze bevindingen wekken interessante
vragen op, in het bijzonder naar de veranderbaarheid van deze impliciete evaluaties.
Indien impliciete evaluaties vorm geven aan gedrag, dan zou gedrag indirect veranderd
kunnen worden door die impliciete evaluaties te veranderen.
Veranderen van impliciete evaluaties.
Is het mogelijk om impliciete evaluaties te veranderen? Deze vraag probeerden
Gregg, Seibt en Banaji (2006) te beantwoorden a.d.h.v. een meta-analyse. Hieruit bleek
dat impliciete attitudes moeilijk te veranderen zijn eenmaal ze gevormd zijn . Ze stelden
dat dit evidentie was voor de idee dat mentale associaties aan impliciete evaluaties ten
grondslag liggen. Namelijk, impliciete evaluaties zouden tot stand komen door
automatische activatie van associaties (verbindingen) tussen mentale representaties
(zoals representatie van het concept ‘roken’ en ‘goed’). Van hieruit werd verondersteld
dat impliciete attitudes slechts veranderd kunnen worden door uitgebreide training
waarbij een stimulus (bv. roken) heel vaak gekoppeld word aan een andere stimulus (bv.
een negatieve stimulus) om zo de associatie te her-trainen. Uit een experimentele studie
van Petty en Jarvis (1998) bleek eveneens de stabiele natuur van impliciete evaluaties.
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
9
Zij toonden aan dat eerder aangeleerde informatie een invloed blijft uitoefenen op
impliciete evaluaties, ondanks expliciete manipulaties om dit tegen te gaan.
Echter wordt recent ook evidentie gevonden voor de idee dat impliciete
evaluaties wél veranderd kunnen worden (bv. Cone en Ferguson, 2017). Smith en De
Houwer (2015) beschrijven dat op basis hiervan een evolutie m.b.t. de theorieën over
impliciete evaluaties heeft plaatsgevonden. Eerst heerste de visie dat impliciete
evaluaties traag tot stand komen en traag veranderd kunnen worden. Nadien ontsprong
de visie dat impliciete evaluaties snel tot stand komen maar traag veranderd worden en
nu neemt men steeds meer aan dat impliciete evaluaties ook snel veranderd kunnen
worden. Mann en Ferguson (2015) concludeerden op basis van hun onderzoek dat
impliciete evaluaties inderdaad snel kunnen herzien worden en dit door middel van
herinterpretatie van informatie. De informatie die in eerste instantie de basis vormde
waarop de impliciete evaluatie gebaseerd is, moet opnieuw geïnterpreteerd worden om
verandering te observeren. Daarbij is het volgens Mann en Ferguson (2015) van belang
dat er inzicht is in het verband tussen de oude informatie en de nieuwe informatie.
Verder blijkt uit een meta-analyse van Cone en Ferguson (2017) dat impliciete
evaluaties herzien kunnen worden indien enerzijds de nieuwe informatie geloofwaardig
is en anderzijds de evaluatieve betekenis van de oorspronkelijke informatie
geherinterpreteerd wordt. Cone en Ferguson (2015) vonden in een experimentele studie
bijvoorbeeld dat impliciete evaluaties volledig omgedraaid konden worden door het
aanbieden van slechts één argument dat tegenstrijdig is met de oorspronkelijke
impliciete evaluatie.
Impliciete evaluaties blijken dus toch snel te veranderen. Wat dan met impliciete
evaluaties m.b.t. roken, zijn deze ook snel te veranderen? Impliciete evaluaties m.b.t.
roken worden vaak aanzien als diepgewortelde evaluaties die zich over de jaren heen
reeds sterk ontwikkeld kunnen hebben. Is het mogelijk om ook dergelijke mogelijk
diepgewortelde evaluaties nog te veranderen? Van Dessel, Ye en De Houwer (2018)
gingen aan de slag met deze vraag a.d.h.v. een experimentele studie waarin de
impliciete evaluaties van participanten t.o.v. Mahatma Ghandi, een welgekende
positieve historische figuur, werden bestudeerd. Uit deze studie bleken impliciete
evaluaties vatbaar voor snelle verandering indien informatie werd aangeboden die niet
strookte met de verwachtingen van de participanten (Van Dessel, Ye en De Houwer,
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
10
2018).
Anti-rookboodschappen en impliciete evaluaties
Er blijkt dus wetenschappelijke evidentie te zijn voor de veranderbaarheid van
impliciete evaluaties (van welgekende stimuli). Deze bevindingen bieden een
interessante invalshoek om anti-rookboodschappen te bekijken. Er bestaan namelijk
verschillende soorten anti-rookboodschappen waaronder positief geformuleerde en
negatief geformuleerde anti-rookboodschappen waarnaar eerder in deze scriptie werd
verwezen. Daarnaast zijn er ook grafische en tekstuele anti-rookboodschappen of angst-
en/of schuld inducerende anti-rookboodschappen. Er wordt ook een onderscheid
gemaakt tussen affectieve - en cognitieve anti-rookboodschappen. Affectieve anti-
rookboodschappen spreken de emoties aan van hun doelpubliek en zijn bijgevolg
effectiever in het veranderen van evaluaties die affectief van aard zijn (Fabrigar en
Petty, 1999). Cognitieve anti-rookboodschappen daarentegen spreken cognities aan en
zijn effectiever in het veranderen van evaluaties die cognitief van aard zijn (Fabrigar en
Petty, 1999).
Impliciete evaluaties m.b.t. roken zijn mogelijks vatbaar voor anti-
rookboodschappen. Smith en De Houwer (2015) gingen na of affectieve en cognitieve
anti-rookboodschappen een verschillend effect hebben op de evaluaties van
participanten m.b.t. roken. Ze vonden verschillen tussen beide soorten anti-
rookboodschappen. Zo bleken affectieve anti-rookboodschappen voor meer negatieve
impliciete evaluaties van roken te zorgen dan cognitieve anti-rookboodschappen.
Verder vonden Smith en De Houwer (2015) dat het effect van de anti-rookboodschap op
de impliciete evaluatie afhankelijk was van verschillende factoren. Enerzijds bleek het
effect afhankelijk te zijn van het soort anti-rookboodschap (hetzij een affectieve – of
een cognitieve anti-rookboodschap), anderzijds bleken ook eigenschappen van de
participant een rol te spelen. Uit deze studie bleek tevens dat cognitieve anti-
rookboodschappen een ongewenst effect hadden op de impliciete evaluaties van
participanten, ze maakten impliciete evaluaties van roken meer positief (Smith en De
Houwer, 2015). Dergelijke ongewenste effecten worden ook in andere studies
teruggevonden en vormen een belangrijk enigma in onderzoek naar de effectiviteit van
anti-rookboodschappen.
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
11
Ter samenvatting van bovenstaande uiteenzetting kan gesteld worden dat
impliciete evaluaties bestaan uit evaluatieve responsen die automatisch tot stand komen
wanneer stimuli (bv. een sigaret) worden aangeboden. Deze impliciete evaluaties
beïnvloeden enerzijds het gedrag (mogelijk rookgedrag) en kunnen anderzijds zelf
beïnvloed worden, zoals door anti-rookboodschappen. Sommige anti-
rookboodschappen brengen gewenste effecten met zich mee terwijl andere anti-
rookboodschappen contraproductief lijken. Het is dus van groot belang na te gaan op
welke manier anti-rookboodschappen het best geformuleerd worden opdat ze effectief
zouden zijn.
Weerstand
De tegengestelde effecten die anti-rookboodschappen soms kunnen
teweegbrengen worden in de literatuur vaak ‘weerstandsreacties’ genoemd. Vanuit deze
context wordt weerstand begrepen als een verzet tegen gezondheidspromotie.
Weerstand ontstaat mogelijk door anti-rookboodschappen die angst induceren of
gebruik maken van dreiging. Dit kan de motivatie om gezond gedrag te stellen
afremmen waardoor de gezondheidspromotie niet werkt. Er treden namelijk processen
in gang om de opgewekte angst onder controle te krijgen. Het zijn volgens Ruiter,
Abraham en Kok (2001) net die processen die in contrast staan met de motivatie tot het
stellen van gezond gedrag. Bevindingen van contrasteffecten zorgen ervoor dat het
gebruik van angst-inducerende boodschappen binnen gezondheidspromotie in vraag
gesteld wordt. Daarnaast is uit een review van Ruiter et al. (2001) ook gebleken dat de
persoonlijke relevantie van gezondheidspromotie een bepalende (modererende) rol
speelt wat betreft weerstand en effecten van bedreigende boodschappen. Wanneer de
bedreigende boodschap als persoonlijk relevant wordt ervaren, zal men zich sneller
verzetten tegen een bedreigende anti-rookboodschap.
Men kan op verschillende manieren weerstand bieden aan gezondheidspromotie.
Men kan tegenargumenten genereren, de boodschap niet ernstig lezen of de boodschap
verbergen. Zo gebeurt het dat mensen anti-rookboodschappen op tabaksproducten
overplakken met een witte sticker of een doosje kopen waarin ze het product bewaren
zodat ze niet steeds geconfronteerd worden met de anti-rookboodschap en bijhorende
afbeelding.
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
12
In een review van Van ’t Riet en Ruiter (2013) wordt weerstand besproken als
een overkoepelende term voor verschillende vormen van defensieve reacties. Er wordt
namelijk een onderscheid gemaakt tussen vermijding, ontkenning, cognitieve
herbeoordeling en onderdrukking. ‘Cognitieve herbeoordeling’ is een cognitieve
strategie die gebruikt kan worden om emoties te reguleren. Door aan een stimulus die
oorspronkelijk negatieve emoties oproept een nieuwe betekenis te verlenen, wordt
plaats gemaakt voor meer constructieve emoties. Uit het reviewartikel van Van ’t Riet
en Ruiter (2013) bleek cognitieve herbeoordeling de meest effectieve strategie om
negatieve emoties onder controle te krijgen. Een andere interessante bevinding uit deze
review is dat defensieve reacties de overtuigingskracht van gezondheid-bevorderende
boodschappen soms een duwtje in de rug geven. In een artikel van Leshner, Vultee,
Bolls en Moore (2010) waarin onderzoek wordt gedaan naar de effecten van
angstinductie en walging in anti-rookboodschappen, wordt het concept van weerstand
indirect aangehaald. In dat artikel wordt namelijk gesproken over ‘verschillende
patronen van aversieve activatie die cognitief van aard is’. Leshner et al. (2010)
veronderstellen dat deze diverse patronen van aversieve activatie mogelijks aan de basis
liggen van de geobserveerde effecten van de angst-inducerende en walging-inducerende
anti-rookboodschappen. In het werk van Brehm & Brehm (1981) wordt weerstand
uitvoerig besproken en verwerkt binnen de ‘Reactantie Theorie’ van Brehm (1966).
Deze theorie gaat uit van de idee dat men weerstand zal bieden wanneer iemands
vrijheid bedreigd of ontnomen wordt. De weerstandsreactie die optreedt ten gevolge van
een inbreuk op iemands vrijheid heet ‘psychologische reactantie’ en is volgens Brehm
& Brehm (1981) een aversieve motivationele toestand. Men zal proberen om de
verloren of bedreigde vrijheid te herstellen of te vrijwaren.
Weerstand, dreiging & anti-rookboodschappen
Ruiter, Abraham en Kok (2001) en Witte (1992, 1994) beweren dat anti-
rookboodschappen weerstand uitlokken wanneer gebruik wordt gemaakt van dreiging
én wanneer daarenboven geen aanbeveling wordt geformuleerd om het dreigende risico
tegen te gaan. Ook Hastings, Stead en Webb (2004) concluderen dat
gezondheidspromotie zo min mogelijk weerstand zou mogen oproepen opdat
gedragsverandering zou plaatsvinden en opperen ervoor het gezonde gedrag te
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
13
bekrachtigen door bijvoorbeeld de eigen-integriteit te ondersteunen in plaats van het
ongezonde gedrag te ontmoedigen via angstinductie.
Bij affectieve anti-rookboodschappen wordt vaak een confronterende foto
geplaatst waarop één van de negatieve gevolgen van roken wordt afgebeeld. Zo wordt
in België gebruik gemaakt van o.a. een afbeelding van longchirurgie op een
zwartgeblakerde rokerslong, rotte tanden of een patiënt in een ziekenhuisbed die
vasthangt aan ontelbaar veel infusen. Met dergelijke foto’s wordt geprobeerd angst uit
te lokken zodat men zou stoppen of niet zou starten met roken. Uit onderzoek blijkt dat
zo’n anti-rookboodschappen een averechts effect kunnen hebben op de (impliciete)
evaluaties van rokers. Van Dessel, Smith en De Houwer (2018) deden onderzoek naar
de impact van grafische anti-rookboodschappen op de impliciete evaluaties over roken.
Grafische anti-rookboodschappen hadden geen betere effecten op impliciete evaluaties
dan de tekstuele boodschappen. In tegendeel, de resultaten toonden aan dat de grafische
anti-rookboodschappen net resulteerden in meer positieve impliciete en expliciete
evaluaties van roken bij gelegenheidsrokers (maar niet bij frequente rokers). Dit zou
ook kunnen betekenen dat anti-rookboodschappen een verschillend effect kunnen
hebben op verschillende doelgroepen. Indien deze veronderstelling zou kloppen, zou het
aangewezen zijn anti-rookboodschappen te formuleren die afgesteld zijn op specifieke
doelgroepen. Uit het onderzoek van Kang en Lin (2015) bleek tevens dat er meer sprake
was van een ‘optimistische denkfout1’ wanneer geen gebruik werd gemaakt van angst-
inducerende foto’s. Wanneer geen angst-inducerende foto getoond werd waren
participanten meer geneigd het risico om vatbaar te zijn voor een negatieve gebeurtenis
lager in te schatten voor zichzelf dan voor anderen.
Hoewel weerstandsreacties vaak worden uitgelokt door angst – en schuld
inducerende foto’s en tekst of door bedreigende informatie, kunnen weerstandsreacties
ook ontstaan zonder deze uitlokkende factoren. Volgens Steele (1988) kunnen
weerstandsreacties namelijk ook ontstaan wanneer gezondheidspromotie de eigen
integriteit in vraag stelt. Mensen hanteren een beeld van zichzelf waarin zij hun eigen
acties en intenties percipiëren als adequaat en adaptief (Steele, 1988). Volgens Steele
(1988) proberen mensen dit beeld te bestendigen maar wanneer informatie wordt
1 Mensen zijn consequent geneigd te denken dat negatieve gebeurtenissen hen minder snel zullen overkomen dan anderen (Klein en Helweg-Larsen, 2002).
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
14
aangeboden die de eigen acties als ongezond en risicovol bestempelt, komt dit beeld van
zichzelf in het gedrang. Indien zij bijvoorbeeld accepteren dat roken schadelijk is voor
de gezondheid, dan devalueren ze anderzijds hun eigen acties (roken) als inadequaat en
maladaptief. In plaats daarvan treden zelfbevestigingsprocessen, een vorm van
weestand, in werking om alsnog de eigen integriteit te vrijwaren van kritiek (Steele,
1988). Tevens beschrijven Dijkstra en Buunk (2008) hoe bedreiging van het zelf leidt
tot zelf-evaluatieve emoties en die emoties blijken uit 3 onderzoeken van Dijkstra en
Buunk goede voorspellers te zijn van stoppen met roken bij volwassenen. Het niet in
vraag stellen van de eigen integriteit speelt dus ook een belangrijke rol in het
formuleren van gezondheidspromotie zoals anti-rookboodschappen.
Zelfeffectiviteit
Tegenwoordig worden er ook argumenten geformuleerd om ‘het zelf’ te
ondersteunen bij gezondheidspromotie. Bandura (1977) ontwikkelde een theorie m.b.t.
gedragsverandering die het concept ‘zelfeffectiviteit’ centraal plaatst, namelijk de
‘zelfeffectiviteit-theorie van gedragsmatige verandering’. Bandura (1982) beschrijft
zelfeffectiviteit als hetgeen uitdrukking geeft aan de mate waarin iemand zich in staat
voelt een bepaalde handeling, die vereist is om met toekomstige situaties om te gaan, uit
te voeren. Uit verschillende studies blijkt dat gezondheidspromoties die gebruik maken
van boodschappen die de zelfeffectiviteit ondersteunen, ongezond gedrag (bv. roken)
kunnen veranderen (Van’t Riet & Ruiter, 2013; Diclemente, 1981; Bandura, 1977,
Bandura en Adams, 1977; Gwaltney, Metrik, Kahler & Shiffman, 2009). Carey en
Sarma (2016) deden onderzoek naar de invloed van angstinductie in combinatie met
ondersteuning van de zelfeffectiviteit in gezondheidspromotie. De positieve effecten
van de ondersteuning van de zelfeffectiviteit in combinatie met een hoge angst-inductie
werden ondermijnd door een hoog niveau van woede bij de participant. Uit een
experiment van Bandura en Adams (1977) bleek zelfeffectiviteit een zeer goede
voorspeller te zijn van gedragsverandering. Het belang van zelfeffectiviteit werd door
Diclemente (1981) in verband gebracht met het volharden in stoppen met roken. In deze
studie werd een significant hogere score van zelfeffectiviteit gevonden bij personen die
volhardden in het stoppen met roken dan bij personen die hervielen in hun oude
rookgedrag.
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
15
Uit bovenstaande bevindingen blijkt dus dat zelfeffectiviteit in relatie staat met
toekomstig gedrag. Indien gepercipieerde zelfeffectiviteit hoog is, is het
waarschijnlijker een bepaalde toekomstige actie tot een goed einde te brengen. Het lijkt
er dus op aan te komen anti-rookboodschappen zodanig te formuleren dat ze de
zelfeffectiviteit van hun doelpubliek stimuleren waardoor gedragsverandering optreedt.
In dat opzicht dienen anti-rookboodschappen handvaten aan te reiken die ervoor zorgen
dat de lezer zich capabel voelt om te stoppen met roken. In België worden tot op heden
enkel anti-rookboodschappen gebruikt die hun doelpubliek wijzen op de risico’s van
roken. Deze anti-rookboodschappen maken gebruik van angst- en schuldinductie in
plaats van ondersteuning van zelfeffectiviteit. In de Verenigde Staten werden anti-
rookboodschappen die voornamelijk gebruik maken van angstinductie, walging
uitlokken of choquerend zijn, aangeklaagd door 5 grote tabaksproducenten omdat zij
van mening waren dat het verplicht afbeelden van dergelijke anti-rookboodschappen op
sigarettenverpakkingen indruiste tegen het recht op vrije meningsuiting (Sempeles,
2012). Zoals eerder aangehaald is dit de reden waarom sindsdien enkel tekstuele anti-
rookboodschappen op de sigarettenverpakkingen worden geplaatst in de VS. Dit zijn
waarschuwingen die geformuleerd werden door Artsen Generaal (woordvoerders
volksgezondheid) uit de VS (Surgeon General’s Warnings; SGW’s).
Uitkomstverwachtingen
Uit onderzoek van Eder, Rothermund, De Houwer en Hommel (2015) en
Friston (2010) blijkt dat anti-rookboodschappen o.b.v. getuigenissen belangrijke
determinanten van rookgedrag kunnen beïnvloeden, zoals opvattingen en
uitkomstverwachtingen. Uitkomstverwachtingen in deze context zijn de verwachtingen
die mensen hebben over enerzijds de gevolgen van roken en anderzijds de gevolgen van
stoppen met roken. Eder et al. (2015) deden onderzoek naar de voorspelbaarheid van
toekomstig gedrag o.b.v. de ‘Ideomotorische theorie’. Deze theorie stelt dat acties
vergemakkelijkt worden door hun waarneembare effecten (Shin, Proctor en Capaldi,
2010; Greenwald, 1970a, 1970b). Daarnaast baseerden Eder et al. (2015) zich op een
twee – fasen model m.b.t. actiecontrole van Elsner en Hommel (2001) waarin gesteld
wordt dat eigenschappen van een actie geassocieerd worden met de affectieve effecten
die deze actie teweegbrengt. Eder et al. (2015) poneerden dat affectieve gevolgen van
een actie een dirigerende functie hebben op het selecteren van de geassocieerde actie.
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
16
Gedrag wordt met andere woorden beïnvloed door de gevolgen die dat gedrag voordien
teweegbracht. Toegepast op tabaksgebruik zou dit kunnen betekenen dat wanneer roken
een aangenaam gevoel tot gevolg heeft, dat dit aangename gevoel gekoppeld wordt aan
de actie roken. Het zijn dergelijke automatische associaties, opvattingen of
uitkomstverwachtingen die het moeilijk maken om rokers te overtuigen om te stoppen
met roken.
Associaties, uitkomstverwachtingen of opvattingen zijn dus onderliggend aan
rookgedrag. Gwaltney, Shiffman, Balabanis en Paty (2005) poneren dat anti-
rookboodschappen o.b.v. getuigenissen zodanig geformuleerd kunnen worden dat ze (a)
positieve uitkomstverwachtingen m.b.t. stoppen met roken in de hand werken en (b)
positieve uitkomstverwachtingen m.b.t. roken op korte termijn terugvoeren, wat op zijn
beurt de motivatie om te stoppen met roken in de hand werkt. Deze boodschappen
bieden bijvoorbeeld concrete handvaten aan die voormalige rokers hielpen om te
stoppen met roken, wat de zelfeffectiviteit van rokers kan versterken. Eerder onderzoek
van Bandura (1997) en lshatarat, Yacoub, Khraim, Saleh en Afaneh (2016) toont aan
dat de gunstige invloed op uitkomstverwachtingen en zelfeffectiviteit van anti-
rookboodschappen o.b.v. getuigenissen, rokers kan aanzetten om te stoppen met roken
en daarenboven de slaagkansen van de poging doen toenemen.
Bovenstaande bevindingen zijn van aanzienlijk belang gezien de huidige anti-
rookboodschappen zich voornamelijk richten op het induceren van angst en het creëren
van negatieve uitkomstverwachtingen op lange termijn. In Amerika werden grafische
anti-rookboodschappen beschouwd als een inbreuk op het recht van vrijemeningsuiting
terwijl boodschappen o.b.v. getuigenissen hier geen inbreuk op plegen aangezien ze
gebaseerd zijn op feitelijke informatie om mensen te informeren over
gezondheidsrisico’s van roken. Evenwel lokken huidige anti-rookboodschappen vaak
weerstand uit bij rokers en treedt een optimistische denkfout op waardoor
gezondheidsrisico’s vaak als persoonlijk irrelevant worden aanschouwd. Mogelijks zijn
de huidige anti-rookboodschappen daardoor niet doeltreffend. Daarnaast wordt met de
huidige anti-rookboodschappen de nadruk gelegd op lange termijndoelstellingen terwijl
anti-rookboodschappen o.b.v. getuigenissen de zelf-effectiviteit op korte termijn kunnen
beïnvloeden (Gwaltney, Metrik, Kahler en Shiffman, 2009).
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
17
Nieuwe anti-rookboodschappen met getuigenissen
Ter samenvatting, lijkt het ons duidelijk dat om uit te kunnen maken hoe anti-
rookboodschappen het best geformuleerd zouden worden, er nood is aan meer
onderzoek naar de effecten van verschillende anti-rookboodschappen. Een belangrijk
aspect hierbij is de nood om na te gaan in welke mate deze zorgen voor (1) weerstand,
(2) veranderingen in zelf-effectiviteit en (3) veranderingen in uitkomstverwachtingen.
Weerstand wordt uitgelokt door angstinductie en zelf-effectiviteit wordt ondersteund
wanneer handvaten om gezondheidsrisico’s tegen te gaan, worden aangereikt. De som
der delen is dus een niet-beangstigende uitspraak, van iemand die reeds stopte met
roken, die ervoor zorgt dat de lezer zich capabel voelt om te stoppen met roken en die
de verwachtingen m.b.t. roken en stoppen met roken gunstig beïnvloedt. Er werden voor
deze studie nieuwe anti-rookboodschappen opgesteld o.b.v. uitspraken van voormalige
rokers over wat hen motiveerde om te stoppen met roken. Uit bovenstaande evidentie
kan geredeneerd worden dat dergelijke uitspraken (1) indirect informeren over
schadelijke gevolgen van roken (2) zonder angst te induceren en (3) biedt daarenboven
concrete handvaten aan om te stoppen met roken, (4) die de zelf-effectiviteit van de
lezer mogelijks beïnvloeden. Er wordt ook een positief effect verondersteld op
uitkomstverwachtingen (5) aangezien er positieve effecten worden beschreven ten
gevolge van stoppen met roken. Deze anti-rookboodschappen proberen hun doelpubliek
bewust te maken van de gezondheidsrisico’s die roken met zich meebrengt, a.d.h.v.
feitelijke informatie in de vorm van getuigenissen. Deze nieuwe anti-rookboodschappen
zijn m.a.w. niet in strijd met de Amerikaanse wetgeving, wat huidig onderzoek
interessant maakt voor verder onderzoek en praktische implicaties.
Onderzoeksopzet
Hoewel anti-rookboodschappen reeds verplicht op alle sigarettenverpakkingen
worden geplaatst is er nog niet voldoende evidentie over de effecten ervan. Deze
masterproef beoogt verschillende soorten anti-rookboodschappen met elkaar te
vergelijken om na te gaan welke anti-rookboodschappen mogelijks beter werken. Met
andere woorden wordt hier de vraag gesteld hoe anti-rookboodschappen het best
worden geformuleerd opdat deze de houding van de rokers t.o.v. roken kunnen
veranderen.
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
18
De boodschappen die in deze studie worden vergeleken zijn enerzijds 8
controleboodschappen: 4 Surgeon Generals Warnings (SGW’s) en 4 grafische anti-
rookboodschappen. Dit zijn respectievelijk anti-rookboodschappen die geformuleerd
werden door Artsen Generaal (woordvoerders volksgezondheid) in de VS en anti-
rookboodschappen waarbij een foto van schade door roken wordt geplaatst. Opdat dit
vlotter leest, zal vanaf nu naar deze anti-rookboodschappen verwezen worden als ‘de
oude anti-rookboodschappen’, met onderscheid tussen ‘de grafische oude anti-
rookboodschappen’ en ‘de tekstuele oude anti-rookboodschappen’.
De grafische oude anti-rookboodschappen beroepen zich voornamelijk op
angstinductie. Dergelijke boodschappen zijn intussen verboden in de VS gezien deze in
strijd werden bevonden met het recht op vrijemeningsuiting (Sempeles, 2012). Ruiter,
Abraham & Kok (2001) toonden in hun studie aan dat anti-rookboodschappen die angst
induceren de motivatie tot gedragsverandering in de weg kunnen staan. De tekstuele
oude anti-rookboodschappen (SGW’s) worden wel nog gebruikt in de VS maar zijn
mogelijks niet effectief omdat ze wijzen op gezondheidsrisico’s van roken zonder
concrete handvaten aan te bieden om deze risico’s tegen te gaan (Ruiter, Abraham en
Kok, 2001; Witte, 1992, 1994). Tevens ondersteunen deze boodschappen het gevoel
niet dat men in staat is om te stoppen met roken en treedt er een optimistische denkfout
op waardoor deze boodschappen niet als persoonlijk relevant worden ervaren (Kang en
Lin, 2015).
De idee dat anti-rookboodschappen o.b.v. getuigenissen minder getroffen
worden door deze contraproductieve effecten en dat ze zelf gunstigere effecten
teweegbrengen (Gwaltney, Metrik, Kahler en Shiffman, 2009; lshatarat, Yacoub,
Khraim, Saleh en Afaneh, 2016) is nieuw. Er werden expliciet voor deze studie 13 anti-
rookboodschappen o.b.v. getuigenissen geformuleerd waarnaar vanaf nu verwezen zal
worden als ‘de nieuwe anti-rookboodschappen’.
In dit onderzoek worden de oude anti-rookboodschappen vergeleken met de
‘nieuwe anti-rookboodschappen’. Alle participanten beoordeelden alle 21 de anti-
rookboodschappen (8 oude en 13 nieuwe) a.d.h.v. 6 vragen over weerstand,
zelfeffectiviteit en uitkomstverwachtingen. De nieuwe anti-rookboodschappen werden
op 4 verschillende manieren aan de participanten in deze studie voorgesteld: hetzij
‘zonder foto (van de getuige) en zonder bron’ of ‘zonder foto en met bron’ of ‘met foto
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
19
en met bron’ ofwel ‘met foto maar zonder bron’. Met ‘bron’ wordt een verwijzing
bedoeld naar een fictieve website waarop voormalige rokers hun ervaringen delen. Dit
resulteerde in 4 condities waaraan participanten random werden toegewezen. Om na te
gaan welke anti-rookboodschappen beter werken werden de oude – en nieuwe anti-
rookboodschappen vergeleken m.b.t. de mate waarin deze weerstand uitlokken, zelf-
effectiviteit ondersteunen en uitkomstverwachtingen gunstig beïnvloeden.
De resultaten van deze studie kunnen enerzijds waardevolle informatie
opleveren voor het opstellen van effectievere anti-rookboodschappen. Tevens kunnen ze
de basis vormen voor een opvolg studie waarin effecten van de boodschappen worden
nagegaan op rookgedrag alsook op impliciete evaluaties van roken. Dit kan nuttig zijn
vanuit praktisch oogpunt omdat bijvoorbeeld de nieuwe boodschappen zouden kunnen
worden gebruikt. Echter, dit kan ook nuttig zijn om nieuwe inzichten in
gezondheidspromotie te bieden. Een belangrijk aspect hierbij is dat we kunnen nagaan
in welke mate veranderingen in zelf-effectiviteit en uitkomstverwachtingen van belang
zijn voor (blijvende) effecten op impliciete evaluaties en gedrag.
Onderzoekshypotheses
Het doel van deze studie bestaat eruit na te gaan of de nieuwe anti-
rookboodschappen lagere scores van weerstand en gunstigere scores van zelfeffectiviteit
en uitkomstverwachting teweegbrachten dan de oude anti-rookboodschappen (Surgeon
General’s Warnings en Graphic Warnings).
Op basis van inzichten uit voorgaande studies werd onderstaande
onderzoekshypothese opgesteld:
Het lezen van anti-rookboodschappen geformuleerd in de vorm van getuigenissen van
personen die reeds gestopt zijn met roken leidt tot minder weerstand, meer
zelfeffectiviteit en gunstigere uitkomstverwachtingen dan anti-rookboodschappen uit de
VS (Surgeons General’s Warnings en Graphic Warnings).
Bovenstaande onderzoekshypothese werd opgesplitst in 4 specifieke hypotheses die
naderhand onderzocht werden. Het betreft allereerst een hypothese (H1) die stelde dat
de nieuwe anti-rookboodschappen lagere scores van weerstand teweeg zouden brengen
dan de oude anti-rookboodschappen. Een tweede hypothese (H2) veronderstelde hogere
scores van zelfeffectiviteit voor de nieuwe anti-rookboodschappen. Tot slot werd ook
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
20
H2: ∆2 Zelfeffectiviteit
H1: ∆1 Weerstand
verondersteld dat nieuwe anti-rookboodschappen gunstigere scores op
uitkomstverwachtingen teweeg zouden brengen. Dit houdt enerzijds een lagere
verwachting in van positieve uitkomsten van roken (H3) en anderzijds een hogere
uitkomstverwachting van positieve uitkomsten van stoppen met roken (H4). In Figuur 1
worden de specifieke onderzoekshypotheses grafisch weergegeven.
Alle onderzoekshypotheses werden onderzocht a.d.h.v. een experiment waarin
alle participanten zowel nieuwe – als oude anti-rookboodschappen dienden te
beoordelen. Participanten beoordeelden elke boodschap m.b.t. de mate waarin de
boodschap weerstand uitlokte, zelfeffectiviteit ondersteunde en uitkomstverwachtingen
gunstig beïnvloedde.
Methode
Design
In deze studie werd een mixed design gehanteerd met 1 binnen-subject factor (21 anti-
rookboodschappen die aan de participanten gepresenteerd werden) en 2 tussen-subject
factoren (de nieuwe anti-rookboodschappen werden gepresenteerd met of zonder een
foto / de nieuwe anti-rookboodschappen werden gepresenteerd met of zonder bron).
Participanten werden via random toewijzing in één van de 4 experimentele condities
ondergebracht. Aan alle participanten, ongeacht in welke conditie, werden dezelfde anti-
Nieuwe Anti-rookboodschappen
Oude Anti-rookboodschappen
H3: ∆3 Uitkomstverwachtingen
Figuur 1. Onderzoekshypothesen omtrent het verschil tussen oude - en nieuwe anti-rookboodschappen m.b.t. scores van weerstand, zelfeffectiviteit en uitkomstverwachtingen. Noot: H3 belichaamt beide hypothesen m.b.t. uitkomstverwachtingen.
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
21
rookboodschappen gepresenteerd. Het enige verschil tussen de 4 condities was de
manier waarop de nieuwe anti-rookboodschappen werden gepresenteerd, hetzij met of
zonder bron en foto. Participanten kregen dus de nieuwe anti-rookboodschappen als
volgt te zien: ‘zonder foto en met bron’ ofwel ‘zonder foto en zonder bron’ ofwel ‘met
foto en met bron’ ofwel ‘met foto maar zonder bron’. In tabel 1 worden de
boodschappen met de bijhorende condities overzichtelijk weergegeven.
Tabel 1
Daarnaast werd een controlevariabele ‘rookfrequentie’ opgenomen, dit is het
aantal sigaretten dat participanten roken per dag. De afhankelijke variabelen in deze
studie zijn in eerste instantie de beoordelingen door de participanten van de anti-
rookboodschappen. Meer specifiek, waren er 3 soorten beoordelingen: beoordelingen
van (1) de mate waarin de boodschappen weerstand opriepen, (2) de mate waarin de
anti-rookboodschappen het gevoel van zelfeffectiviteit ondersteunden, en (3) de
verandering in uitkomstverwachting die de boodschap teweeg bracht. Wat de
uitkomstverwachting betreft, werd dit opgesplitst in enerzijds de verwachting dat roken
positieve gevolgen met zich meebrengt en anderzijds de verwachting dat stoppen met
roken positieve gevolgen met zich meebrengt. Tot slot werd ook het verschil in leestijd
nagegaan tussen de verschillende anti-rookboodschappen.
Steekproef
De participanten namen deel aan deze experimentele studie via ‘Prolific
Academic’ (https://www.prolific.ac/), een website waarop vrijwilligers online kunnen
deelnemen aan verschillende studies. Alvorens het onderzoek van start ging, dienden
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
22
alle participanten een geïnformeerde toestemming te ondertekenen. Eén bezoeker van
Prolific Academic verklaarde zich niet akkoord met de geïnformeerde toestemming
voor deze studie waardoor deze niet kon starten aan het experiment. Deelname was
beperkt tot personen die vóór de start van het onderzoek op de Prolific Academic
Questionnaire (PAQ) – een vragenlijst die alle participanten dienen in te vullen alvorens
ze kunnen deelnemen aan studies via Prolific Academic – hadden aangegeven dat ze (1)
tussen 18 en 75 jaar oud zijn, (2) regelmatig roken (beoordeeld aan de hand van de
vraag ‘Do you regularly smoke tobacco products (cigarettes, cigars)?)”, en (3) minstens
1 keer per dag roken (beoordeeld aan de hand van de vraag “How often do you smoke
tobacco products”, antwoord opties: “more than 6x/day”, “2-5x/day”, “1x/day”, “1-
6x/week” or “<4x/month”)?”. Een vierde criterium was dat enkel participanten uit de
Verenigde Staten mochten deelnemen. Een groot deel van de bezoekers van deze
website zijn afkomstig uit het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten aangezien
samengewerkt wordt met universiteiten en organisaties uit het VK en de VS. In deze
studie wordt gebruik gemaakt van anti-rookboodschappen die tot op heden gebruikt
worden in de VS. Opdat alle participanten dezelfde boodschappen in het dagelijks leven
tegenkomen werden dus enkel participanten uit de VS toegestaan om aan de studie deel
te nemen.
Data werden verzameld van 65 participanten. Nadien werden de data van 2
deelnemers alsnog verwijderd aangezien deze participanten tijdens de studie aangaven
dat ze momenteel wonen in Nederland en Italië. Alle participanten werden vergoed met
een bedrag van 1.50 GBP. De analyses werden uitgevoerd op de data van 63
participanten met een gemiddelde leeftijd van 41 jaar (SD = 10 jaar ). De jongste en de
oudste participanten zijn respectievelijk 24 en 64 jaar oud op het moment van de
testafname. In tabel 2 wordt een overzicht gegeven van de verschillende
leeftijdscategorieën in de steekproef. Er werden 19 vrouwen (30%) en 44 mannen
(70%) opgenomen in de studie, in tabel 3 wordt een overzicht gegeven van de
geslachtsverdeling in de steekproef.
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
23
Tabel 2
Tabel 3
De participanten binnen deze steekproef rookten gemiddeld 13 (SD = 8.9, range
= van 1 tot >20) sigaretten per dag (zie tabel 4). In tabel 5 wordt een overzicht gegeven
van het aantal gerookte sigaretten per dag in deze steekproef voor mannen en vrouwen
apart.
Tabel 4
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
24
Tabel 5
De benodigde steekproefgrootte en het analyseplan werden geregistreerd op een
online wetenschappelijk forum ‘Open Science Framework’ (OSF), alvorens de studie te
starten (Van Dessel, Tibboel, en De Hertogh, 2018). Op zo’n platform plaatsen
onderzoekers hoe ze een onderzoek uitvoeren en waarom ze bepaalde beslissingen
maken. Deze manier van werken bevordert de toegankelijkheid van wetenschappelijk
onderzoek alsook transparantie (bv. van op voorhand genomen beslissingen). Om de
steekproefgrootte te berekenen werd gebruik gemaakt van een analyse van het
onderscheidend vermogen, aangeraden door Cohen (1988). Een onderscheidend
vermogen van .80 om een binnen-subjects effect van dz = 0.35 waar te nemen vraagt
om een steekproefgrootte van minstens 52 participanten. Opdat het onderscheidend
vermogen niet in het gedrang zou komen na eventuele exclusie van participanten,
werden 65 participanten toegestaan deel te nemen aan de studie. Alle data zijn eveneens
terug te vinden op het OSF.
Materiaal
Boodschappen. In deze studie werden 13 nieuwe anti-rookboodschappen en 8
oude anti-rookboodschappen (4 grafische anti-rookboodschappen en 4 tekstuele anti-
rookboodschappen) gebruikt. Alle 21 anti-rookboodschappen werden weergegeven op
een witte sigarettenverpakking. De volledige lijst met nieuwe – en oude anti-
rookboodschappen is terug te vinden in respectievelijk Bijlage 1 en Bijlage 2.
De 13 nieuwe anti-rookboodschappen werden expliciet voor deze experimentele
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
25
studie geformuleerd. Een 50-tal personen die reeds gestopt zijn met roken werden
gevraagd hun motivatie te formuleren in een korte boodschap. Deze personen werden
rechtstreeks aangesproken door de onderzoekers of ze reageerden op een oproep op het
Facebookprofiel van één van de onderzoekers. Nadien werden hieruit boodschappen
geselecteerd op basis van de mate waarin verwacht werd dat ze de afhankelijke
variabelen zouden beïnvloeden in de gewenste richting. Er werd ook nagegaan of de
inhoud terug leek te komen in verschillende boodschappen, hoe geloofwaardig de
boodschappen oogden en in welke mate er objectief correcte informatie in voorkwam.
Het eindresultaat waren 13 uitspraken van personen die reeds gestopt zijn met roken
waarbij al dan niet - afhankelijk van de conditie - een foto en/of bron werd geplaatst. De
personen wiens quote gebruikt werd, ondertekenden een geïnformeerde toestemming
(zie bijlage 3) opdat hun quote en foto gebruikt mocht worden in deze studie. De
nieuwe anti-rookboodschappen beperken zich dus tot feitelijke informatie waardoor ze
niet in strijd zijn met de wetgeving in de VS. Eén van deze boodschappen luidde
bijvoorbeeld: “Roken was een vriend van me. Ik besloot er geen vrienden meer mee te
zijn. (Dirk, rookte 20 jaar lang, stopte met roken 10 jaar geleden).” (vertaald uit het
Engels).
Met grafische anti-rookboodschappen worden anti-rookboodschappen bedoeld
waarbij een beangstigende foto wordt geplaatst zoals een zwart geblakerde long (zie
Bijlage 2). Deze boodschappen werden opgesteld door de FDA (Food and Drug
Administration), een overheidsinstantie in de Verenigde Staten die kwaliteitscontroles
uitvoert op voedsel en medicijnen. De tekstuele anti-rookboodschappen (of Surgeon
General’s Warnings) zijn anti-rookboodschappen die geformuleerd werden door Artsen
Generaal (woordvoerders volksgezondheid) uit de VS. Bij deze anti-rookboodschappen
wordt geen foto geplaatst. De Surgeon General’s Warnings worden tot op heden
afgebeeld op sigarettenverpakkingen in de VS. Deze boodschappen luidden
bijvoorbeeld: “WAARSCHUWING VAN ARTSEN GENERAAL: Rook Van Sigaretten
Bevat Carbon Monoxide.” Of “WAARSCHUWING: Sigaretten zijn verslavend.”
(beiden vertaald uit het Engels).
Vragen. In deze studie werden 6 vragen gesteld aan elke participant, telkens
nadat ze een anti-rookboodschap gelezen hadden. Drie van deze vragen hadden
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
26
betrekking op weerstand, 1 vraag ging over zelfeffectiviteit en de laatste twee vragen
peilden naar uitkomstverwachtingen. Participanten beantwoordden elke vraag aan de
hand van een 7-punt Likertschaal (met 1 = “helemaal niet” en 7 = “zeer sterk” als
anker).
M.b.t. weerstand werd gebruik gemaakt van 2 vragen uit het werk van Gardner
(2010) om na te gaan in welke mate de anti-rookboodschappen weerstand uitlokten bij
de participanten. Deze werden geformuleerd als volgt: “In welke mate maakte de
boodschap je geïrriteerd?” en “In welke mate probeerde de boodschap je te
manipuleren?” (beiden vertaald uit het Engels). De derde vraag komt voort uit het
onderzoek van Havegheer (2015). Het betreft een vraag die peilt naar bewuste
weerstandreacties van de participanten ten gevolge van het lezen van de anti-
rookboodschappen. De vraag luidt: “In welke mate dacht u aan argumenten die ingingen
tegen wat werd beweerd, terwijl u aan het lezen was?” (vertaald uit het Engels).
M.b.t. zelfeffectiviteit werd gebruik gemaakt van een vraag uit onderzoek van
Gwaltney, Shiffman, Balabanis en Paty (2015). Het betreft de vraag: “In welke mate gaf
de boodschap u het gevoel in staat te zijn te stoppen met roken?” (vertaald uit het
Engels).
Participanten werden aan de hand van 2 vragen bevraagd over de mate waarin de
boodschap ervoor zorgde dat ze andere ‘uitkomsten’ verwachtten van enerzijds roken en
anderzijds stoppen met roken. De vragen gebruikt in deze studie zijn gebaseerd op het
onderzoek van Gwaltney, Shiffman, Balabanis en Paty (2015). Enerzijds werden
positieve uitkomstverwachtingen bevraagd m.b.t. stoppen met roken: “In welke mate
versterkt deze boodschap uw overtuiging dat positieve dingen zullen gebeuren als u
stopt met roken?” (vertaald uit het Engels). Anderzijds werden positieve
uitkomstverwachtingen bevraagd m.b.t. roken: “In welke mate verzwakt deze
boodschap uw overtuiging dat roken u zal helpen positieve dingen te bekomen?”
(vertaald uit het Engels). Deze vragen, evenals de vragen over weerstand en
zelfeffectiviteit, zijn terug te vinden in Bijlage 4.
Procedure
Alvorens participanten konden deelnemen aan de pilootstudie werd hen een
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
27
geïnformeerde toestemming voorgelegd die zij (digitaal) dienden te ondertekenen (zie
Bijlage 3). In lijn met aanbevelingen van Zhou en Fishbach (2016) voor online studies
werden proefpersonen geïnformeerd over het verloop van het experiment en de
mogelijkheid om het experiment vroegtijdig te verlaten. Het experiment werd
gepresenteerd met behulp van het INQUISIT Millisecond Software pakket (Inquisit 5.0,
2018) dat participanten dienden te installeren alvorens ze van start konden gaan. Nadien
werden volgende instructies geprojecteerd op het scherm van de participant (vertaald uit
het Engels):
“In deze studie zullen verschillende boodschappen gepresenteerd worden over roken.
Na elke boodschap zal u gevraagd worden de boodschap te beoordelen. Gelieve dit op
een doordachte manier te doen. Als u klaar bent mag u op “verdergaan” klikken.
Bedankt!”
Na het indrukken van de knop “verdergaan” verscheen de eerste anti-
rookboodschap op het scherm. Deze werd aangeboden gedurende 6 seconden waarna de
participant de spatiebalk kon indrukken om verder te gaan naar de vragen over de
boodschap. De vragen werden één voor één in een op voorhand vastgelegde volgorde
aan de participanten voorgelegd. Eerst werden de drie vragen m.b.t weerstand
beoordeeld, dan de vraag m.b.t. zelfeffectiviteit en tot slot de twee vragen m.b.t.
uitkomstverwachtingen. Alle vragen en hun precieze volgorde kunnen geraadpleegd
worden in Bijlage 4. De 21 boodschappen werden één voor één, en in een random
toegewezen volgorde, voorgelegd aan de participanten.
Wanneer de participanten alle boodschappen gelezen en beoordeeld hadden,
werden de participanten bedankt voor hun deelname aan de studie (vertaald uit het
Engels):
“Hartelijk dank voor uw deelname aan het onderzoek.”
Resultaten
In lijn met het vooraf geregistreerde data analyse plan werd steeds gebruik
gemaakt van lme4 (Bates, Maechler, Bolker en Walker, 2015) om covariantie-analyses
(ANCOVA’s) uit te voeren op de verschillende afhankelijke variabelen met Type
Boodschap (Oud vs. Nieuw) als factor en Rookfrequentie als covariaat en controlerend
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
28
voor een random effect van proefpersoon. Alle analyses werden uitgevoerd in het
programma RStudio versie 3.4.1 (RStudio Team, 2016). Omwille van de random
toewijzing van participanten aan één van de 4 condities (nieuwe anti-rookboodschap
gepresenteerd met of zonder bron én met of zonder foto) op basis van een
gecomputeriseerd algoritme ingebouwd in het INQUISIT programma, ontstond een
ongebalanceerd design (zie design sectie). Er werd daarom gekozen om gebruik te
maken van type-III kwadratensommen omdat deze beter controleren voor
ongebalanceerde designs.
Als follow-up van effecten in de ANCOVA van type boodschap werden
geplande t-toetsen uitgevoerd. Deze waren steeds in lijn met onze hypothesen en
werden eenzijdig getest zodat er meer onderscheidend vermogen was. Bij elke t-toets
wordt Cohen’s D alsook een Bayes Factor gerapporteerd. Een ‘Bayes Factor’ (BF) geeft
aan hoe waarschijnlijk het is dat de gevonden evidentie uit de data voorkomt onder de
nul - of de alternatieve hypothese (Rouder, Speckman, Sun, Morey en Iverson, 2009).
Er kan zowel voor de nul- als de alternatieve hypothese een BF berekend worden.
Wanneer de analyse meer evidentie biedt voor de nulhypothese (afwezigheid van een
effect van Type Boodschap) wordt de Bayes Factor gerapporteerd die een indicatie
geeft van de evidentie voor afwezigheid van een effect in de populatie (BF0), wanneer
de analyse meer evidentie biedt voor de alternatieve hypothese rapporteren we een BF
die indicatie geeft voor aanwezigheid van een effect (BF1). Jeffreys (1961) maakte een
onderscheid tussen BF-scores tussen 1 en 3, tussen 3 en 10, en groter dan 10 die
respectievelijk kunnen worden geïnterpreteerd als 'anekdotische evidentie', 'substantiële
evidentie' of ‘sterke evidentie’ voor de nul- of de alternatieve hypothese. De Bayes
analyses werden uitgevoerd in overeenstemming met Rouder et al. (2009). Omdat we
geen idee hadden wat betreft de sterkte van effecten (effect size) kozen we voor een
default prior van 0.71 (zoals standaard in analyses met het R pakket. BayesFactor .
Confirmatorische Analyses
Vergelijking van de anti-rookboodschappen m.b.t. weerstand. In de ANCOVA op
weerstandsbeoordelingen werd een hoofdeffect gevonden van Type Boodschap, χ2(1) =
4.89, p = 0.027 alsook een interactie-effect van Type Boodschap met Rookfrequentie,
χ2(1) = 22.35, p < .001. Geplande t-toetsen gaven aan dat weerstand lager was voor de
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
29
nieuwe anti-rookboodschappen (M = 3.38 , SD = 1.69) dan voor de oude anti-
rookboodschappen (M= 3.55, SD = 1.79), t(62) = -1.70, p = .047, d = 0.10, 95%-
betrouwbaarheidsinterval = ]-∞ ; -0.003]. Dit betekent dat participanten minder
weerstand ervaren na het lezen van de nieuwe anti-rookboodschappen, dan na het lezen
van de oude anti-rookboodschappen. De Bayes Factor gaf aan dat er anekdotische
evidentie was voor de nulhypothese (de afwezigheid van een effect) , BF0 = 1.85. Dit
betekent dat het 1.85 keer waarschijnlijker is om de geobserveerde resultaten terug te
vinden onder de nulhypothese dan onder de alternatieve hypothese. De scores op de 3
vragen m.b.t. weerstand, meer bepaald m.b.t. tegenargumenten, irritatie en manipulatie,
worden weergegeven in respectievelijk tabel 6, tabel 7 en tabel 8.
Tabel 6
Tabel 7
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
30
Tabel 8
De interactie werd verder onderzocht door een lineaire hypothese te toetsen voor
de twee types boodschappen apart. Er werd een trend gevonden van een effect van
Rookfrequentie voor de nieuwe anti-rookboodschappen, χ2(1) = 2.51, p = .11, maar niet
voor de oude anti-rookboodschappen, χ2(1) = 0.10, p = .75. De niet-significante trend
voor de nieuwe boodschappen gaf aan dat participanten die het meest roken het minst
weerstand ervaarden.
Vergelijking van de anti-rookboodschappen m.b.t. zelfeffectiviteit. In de ANCOVA
op beoordelingen van zelfeffectiviteit werd geen hoofdeffect gevonden van Type
Boodschap, χ2(1) = 0.03, p = .87, maar wel een effect van Rookfrequentie, χ2(1) =
14.13, p < .001, en een interactie-effect van Type Boodschap met Rookfrequentie met
χ2(1) = 17.28, p < .001. Geplande t-toetsen gaven aan dat zelfeffectiviteit-beoordeling
hoger was voor de nieuwe anti-rookboodschappen (M = 4.96 , SD = 1.54) dan voor de
oude anti-rookboodschappen (M = 4.52, SD = 2.07), t(62) = 3.96, p < .001, d = 0.24,
95%-betrouwbaarheidsinterval = [0.25 ; ∞[. De Bayes Factor gaf aan dat er sterke
evidentie was voor de alternatieve hypothese (de aanwezigheid van een effect) , BF1 =
116.42. In tabel 9 worden de scores weergegeven op de vraag m.b.t. zelfeffectiviteit.
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
31
Tabel 9
De interactie werd verder onderzocht door een lineaire hypothese te toetsen voor
de twee types boodschappen apart. Er werd een groter effect gevonden van
Rookfrequentie voor de oude anti-rookboodschappen, χ2(1) = 13.80, p < .001, dan voor
de nieuwe anti-rookboodschappen, χ2 (1) = 11.16, p < .001. Beide effecten gaven aan
dat participanten minder hoge zelfeffectiviteit-beoordelingen gaven als ze veel roken.
Vergelijking van de anti-rookboodschappen m.b.t. uitkomstverwachting ‘roken’.
In de ANCOVA op beoordelingen over de uitkomstverwachting ‘roken’, werd geen
hoofdeffect gevonden van Type Boodschap, χ2 (1) = 2.42, p = .12 maar wel een
hoofdeffect van Rookfrequentie, χ2 (1) = 8.93, p = .003 en een interactie-effect van
Type Boodschap met Rookfrequentie, χ2 (1) = 17.94, p < .001. Geplande t-toetsen
gaven aan dat de beoordeling van de positieve uitkomstverwachting van roken lager
was voor de nieuwe anti-rookboodschappen (M = 4.57 , SD = 1.65) dan voor de oude
anti-rookboodschappen (M = 4.63, SD = 2.01), t(62) = 2.12, p = 0.019, d = 0.13, 95%-
betrouwbaarheidsinterval = [0.050 ; ∞[. De Bayes Factor gaf aan dat er anekdotische
evidentie was voor de alternatieve hypothese (de aanwezigheid van een effect) , BF1 =
1.11.
De interactie werd verder onderzocht door een lineaire hypothese te toetsen voor
de twee types boodschappen apart. Er werd een kleiner effect gevonden van
Rookfrequentie voor de nieuwe anti-rookboodschappen, χ2 (1) = 5.82, p = 0.016, dan
voor de oude anti-rookboodschappen, χ2 (1) = 10.50, p = .001. Beide effecten gaven aan
dat participanten die veel roken lagere beoordelingen van de positieve
uitkomstverwachting van roken gaven. In tabel 10 worden de scores de vraag m.b.t. de
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
32
uitkomstverwachting ‘roken’, weergegeven.
Tabel 10
Vergelijking van de anti-rookboodschappen m.b.t. uitkomstverwachting ‘stoppen
met roken’. In de ANCOVA op de uitkomstverwachting ‘stoppen met roken’ werd geen
hoofdeffect van Type Boodschap gevonden, χ2 (1) = 2.97, p = .085 maar wel een
hoofdeffect van Rookfrequentie, χ2 (1) = 5.89, p = .015 en een interactie-effect van Type
Boodschap met Rookfrequentie, χ2 (1) = 16.31,p < .001. Geplande t-toetsen gaven aan
dat de uitkomstverwachting om te stoppen met roken hoger was voor de nieuwe anti-
rookboodschappen (M = 4.29 , SD = 1.80) dan voor de oude anti-rookboodschappen (M
= 4.09, SD = 2.05), t(62) = 1.99, p = .027, d = 0.10, 95%-betrouwbaarheidsinterval =
[0.029 ; ∞[. De Bayes Factor gaf aan dat er anekdotische evidentie was voor de
nulhypothese (de afwezigheid van een effect) , BF0 = 1.23.
De interactie werd verder onderzocht door een lineaire hypothese te toetsen voor
de twee types boodschappen apart. Er werd een groter effect gevonden van
Rookfrequentie voor de nieuwe anti-rookboodschappen, χ2 (1) = 3.45, p = .063, dan
voor de oude anti-rookboodschappen, χ2 (1) = 7.88, p = .005. Beide effecten gaven aan
dat participanten die veel roken minder hoge beoordelingen gaven van positieve
gevolgen van stoppen met roken. In tabel 11 worden de scores m.b.t. de
uitkomstverwachting ‘stoppen met roken’, weergegeven.
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
33
Tabel 11
Exploratorische Analyse
Vergelijking van de anti-rookboodschappen m.b.t. de duur van de leestijd. In de
ANCOVA op leestijd werd noch een hoofdeffect, noch een interactie-effect gevonden,
χ2s < 2.15, ps > .14. Er was wel een hoofdeffect van Rookfrequentie, χ2 (1) = 4.40, p
= .036, dat aangaf dat participanten die veel roken minder lang keken naar de
boodschappen. Geplande t-toetsen gaven aan dat de leestijd hoger was voor de nieuwe
anti-rookboodschappen (M = 8.4 sec , SD = 10.8 sec) dan voor de oude anti-
rookboodschappen (M= 5.2 sec, SD = 7.7 sec), t(62) = 3.04, p = 0.002, d = 0.35, 95%-
betrouwbaarheidsinterval = [1.5 ; ∞[. De Bayes Factor gaf aan dat er substantiële
evidentie was voor de alternatieve hypothese (de aanwezigheid van een effect) , BF1 =
8.76.
Effect van Soort Oude Boodschap. Er werden t-testen uitgevoerd die nagingen of er
significante verschillen waren tussen (1) de oude grafische boodschappen en de nieuwe
boodschappen, (2) de oude tekstuele boodschappen en de nieuwe boodschappen, en (3)
de oude grafische boodschappen en de oude tekstuele boodschappen. Er werd eenzijdig
getoetst voor nieuwe boodschappen maar niet voor oude boodschappen, daarvoor werd
tweezijdig getoetst. Voor weerstand werd een hogere score gevonden voor oude
grafische boodschappen dan voor nieuwe boodschappen en voor oude tekstuele
boodschappen, met respectievelijk t(62) = 3.70, p < .001 en t(62) = 4.55, p < .001, maar
er werd geen verschil tussen nieuwe en oude tekstuele boodschappen, p = .89 gevonden.
Voor zelfeffectiviteit werden lagere scores gevonden voor oude grafische en oude
tekstuele boodschappen dan voor nieuwe boodschappen, met respectievelijk t(62) =
2.63, p < .005 en t(62) = 4.22, p < .001. Voor de oude boodschappen werd, in
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
34
tegenstelling tot de nieuwe boodschappen, tweezijdig getest maar er werd geen verschil
tussen oude boodschappen gevonden, p = .18. Voor de uitkomstverwachting ‘roken’
werden lagere scores gevonden voor oude tekstuele boodschappen dan voor nieuwe
boodschappen, t(62) = 2.34, p < .011, maar geen verschil tussen oude grafische
boodschappen en nieuwe boodschappen, t(62) = 1.57, p = .061. Wanneer een
tweezijdige t-toets werd uitgevoerd voor de oude boodschappen werd geen verschil
gevonden tussen de oude grafische en oude tekstuele boodschappen p < .50. Voor de
uitkomstverwachting ‘stoppen met roken’ werden lagere scores gevonden voor oude
grafische en oude tekstuele boodschappen dan voor nieuwe boodschappen met
respectievelijk t(62) = 1.71, p < .046 en t(62) = 1.78 , p > .040. Er werd geen verschil
gevonden tussen de oude boodschappen, p < .91. Tot slot werd voor leestijd een kortere
leestijd gevonden voor oude grafische en oude tekstuele boodschappen dan voor nieuwe
boodschappen met respectievelijk t(62) = 3.42, p < .001 en t(62) 2.21, p < .015.
Opnieuw werd geen verschil gevonden tussen oude boodschappen, p < .20.
Effect van Specifieke Boodschap. Er werden ANOVA’s uitgevoerd voor de nieuwe
boodschappen die enkel de factor Boodschap (1-13) en het random effect van
proefpersoon opnamen. Deze toonden telkens een effect van Boodschap, ps < .002. In
de ANCOVA van leestijd werd echter geen effect van Boodschap gevonden, p = .29.
Er werden geen verdere statistische analyses uitgevoerd maar er werd enkel
descriptief gekeken naar de uitkomsten voor de verschillende nieuwe boodschappen. De
descriptief beste boodschappen m.b.t. weerstand zijn boodschap 9, 11, 3 en 5, m.b.t.
zelfeffectiviteit 9, 12, 11 en 2, m.b.t. uitkomstverwachting ‘roken’ 9, 12, 11 en 8 en
m.b.t. uitkomstverwachting ‘stoppen met roken’ 12, 9, 11 en 8. Uit deze resultaten kan
geconcludeerd worden dat boodschap 9, 12 en 11 best kunnen worden gebruikt in een
vervolgonderzoek.
De slechtste boodschappen m.b.t. weerstand zijn boodschap 4, 8, 6 en 1, m.b.t.
zelfeffectiviteit boodschap 1, 3, 5 en 4, m.b.t. uitkomstverwachting ‘roken’ boodschap
4, 5, 1 en 6 en m.b.t. uitkomstverwachting ‘stoppen met roken’ boodschap 4, 6, 5 en 1.
Hieruit kan besloten worden dat boodschap 4, 1, 5 en 6 de boodschappen zijn die
descriptief de minst gunstige scores teweegbrengen. In tabel 12 worden de scores van
de nieuwe boodschappen op de 6 vragen weergegeven.
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
35
Tabel 12
Scores nieuwe boodschappen op de 6 vragen, voor elke conditie Tegenarg
umenten Irritatie Manipula
tie Zelfeffecti
viteit Uitkomstverwachti
ng stoppen
met roken
Uitkomstverwachting roken
3.6 2.8 3.6 5.0 4.9 4.3 nm1_np.jpg 3.7 2.7 4.0 5.0 4.8 4.4 nm1_np_s.jpg 4.2 3.6 3.6 4.3 4.3 3.6 nm1_p.jpg 3.7 3.2 3.4 4.4 4.5 4.0 nm1_p_s.jpg 3.8 2.8 3.5 5.1 5.2 4.8 nm10_np.jpg 3.3 2.1 3.8 5.2 5.0 4.3 nm10_np_s.jpg 3.9 2.7 4.4 4.5 4.6 3.4 nm10_p.jpg 3.2 2.8 3.4 5.2 5.1 4.7 nm10_p_s.jpg 3.4 2.8 2.8 4.8 4.9 4.3 nm11_np.jpg 3.2 2.1 3.7 5.6 5.2 4.7 nm11_np_s.jpg 3.3 2.6 3.2 4.8 4.5 3.9 nm11_p.jpg 3.7 3.2 3.5 4.9 4.8 4.5 nm11_p_s.jpg 3.3 2.8 3.0 5.3 5.9 4.9 nm12_np.jpg 3.5 2.2 3.7 5.5 4.9 4.5 nm12_np_s.jpg 3.2 2.7 3.7 5.1 5.1 4.9 nm12_p.jpg 3.4 3.1 3.7 4.5 4.9 4.5 nm12_p_s.jpg 3.4 2.9 3.2 5.9 5.9 5.6 nm13_np.jpg 3.3 3.0 3.7 4.9 4.5 4.3 nm13_np_s.jpg 4.1 3.0 4.0 5.3 5.0 4.2 nm13_p.jpg 3.1 3.1 3.7 5.2 4.9 4.0 nm13_p_s.jpg 3.8 2.7 3.0 4.7 4.9 4.8 nm2_np.jpg 3.6 2.9 4.1 4.9 4.4 4.1 nm2_np_s.jpg 3.7 2.6 3.8 5.2 4.6 3.8 nm2_p.jpg 3.9 2.8 3.5 4.9 4.8 4.7 nm2_p_s.jpg 3.2 2.5 2.9 5.5 5.8 4.6 nm3_np.jpg 3.7 2.0 3.4 5.3 5.1 4.2 nm3_np_s.jpg 4.0 3.2 4.1 4.5 4.5 3.4 nm3_p.jpg 3.3 2.8 2.8 4.4 4.8 5.1 nm3_p_s.jpg 3.1 2.6 3.1 4.5 5.1 4.0 nm4_np.jpg 4.1 2.9 3.9 4.7 4.3 3.9 nm4_np_s.jpg 4.1 3.3 4.1 4.2 3.9 3.4 nm4_p.jpg 3.4 3.1 3.5 5.2 5.0 4.3 nm4_p_s.jpg 4.2 3.2 3.8 4.6 4.5 4.2 nm5_np.jpg 3.4 2.6 3.7 5.1 4.7 4.5 nm5_np_s.jpg 3.8 3.3 3.6 4.5 4.2 3.6 nm5_p.jpg 3.3 3.3 3.6 4.5 4.6 4.6 nm5_p_s.jpg 2.7 2.5 2.5 4.6 4.5 3.5 nm6_np.jpg 3.6 2.8 4.5 4.8 4.4 3.7 nm6_np_s.jpg 4.0 3.3 4.1 4.3 4.4 3.3 nm6_p.jpg 3.8 3.4 4.2 4.8 4.7 4.3 nm6_p_s.jpg 3.2 2.5 3.0 5.4 5.7 4.9 nm7_np.jpg 3.7 2.7 4.5 5.1 5.2 4.3
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
36
nm7_np_s.jpg 3.5 3.2 3.6 4.6 4.6 3.6 nm7_p.jpg 3.3 2.7 3.2 5.1 4.8 4.6 nm7_p_s.jpg 3.5 3.0 2.7 5.1 5.3 4.8 nm8_np.jpg 3.9 2.7 4.7 4.7 4.7 4.2 nm8_np_s.jpg 4.1 3.1 4.4 4.9 4.6 4.3 nm8_p.jpg 3.9 3.5 3.9 4.9 5.0 4.6 nm8_p_s.jpg 3.3 2.4 3.4 4.9 5.4 4.5 nm9_np.jpg 3.8 2.7 3.7 5.3 4.7 4.2 nm9_np_s.jpg 3.6 2.6 3.6 5.5 5.3 3.9 nm9_p.jpg 3.2 2.6 2.8 6.1 5.6 4.9 nm9_p_s.jpg 3.8 2.6 2.8 5.8 5.7 4.8 Noot. Algemene gemiddelde scores op de 6 verschillende vraagstellingen (n=52) worden bovenaan de tabel in vet weergegeven. Afkortingen np, p en s staan respectievelijk voor ‘no picture’, ‘picture’ en ‘source’. Wanneer geen s wordt weergegeven betreft dit een boodschap zonder bron weergave.
Effect van Conditie van Nieuwe Boodschap. Voor elke uitkomstvariabele werd tevens
een ANCOVA uitgevoerd voor nieuwe boodschappen m.b.t. het effect van conditie
(met/zonder prent, met/zonder bronboodschap). Deze analyses boden geen evidentie
voor een effect van Conditie, ps > .62. De manier waarop de nieuwe anti-
rookboodschappen werden gepresenteerd (met of zonder foto en/of bron) had dus geen
duidelijke invloed op de scores van weerstand, zelfeffectiviteit of
uitkomstverwachtingen.
Discussie
In deze studie werden verschillende anti-rookboodschappen met elkaar
vergeleken m.b.t. de mate waarin deze boodschappen weerstand uitlokten,
zelfeffectiviteit ondersteunden en uitkomstverwachtingen beïnvloedden. Een steekproef
van 63 rokers kreeg 13 nieuwe anti-rookboodschappen te zien die werden opgesteld
door de onderzoekers van de huidige studie. De participanten zagen tevens 8 oude
boodschappen, meer specifiek 4 boodschappen die enkel uit tekst bestonden en 4
boodschappen waarbij een angst inducerende foto werd geplaatst. Telkens beoordeelden
alle participanten elke boodschap aan de hand van 6 vragen m.b.t. weerstand,
zelfeffectiviteit en uitkomstverwachtingen. Er werden 4 onderzoekshypotheses
onderzocht. Een eerste hypothese (H1) stelde dat de nieuwe anti-rookboodschappen
lagere scores van weerstand teweeg zouden brengen dan de oude anti-
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
37
rookboodschappen. Een tweede hypothese (H2) veronderstelde hogere scores van
zelfeffectiviteit voor de nieuwe anti-rookboodschappen. Tot slot werd ook
verondersteld dat nieuwe anti-rookboodschappen gunstigere scores op
uitkomstverwachtingen teweeg zouden brengen. Dit houdt enerzijds een lagere
verwachting in van positieve uitkomsten van roken (H3) en anderzijds een hogere
uitkomstverwachting van positieve uitkomsten van stoppen met roken (H4). In de
volgende sectie worden de resultaten m.b.t. tot de vier hypotheses toegelicht. Daarna
worden de resultaten van meer exploratieve analyses besproken die nagingen hoe lang
participanten naar de anti-rookboodschappen keken, welke individuele anti-
rookboodschappen het beste scoorden en hoe de oude boodschappen onderling van
elkaar verschillen. Vervolgens worden de theoretische en praktische implicaties
besproken. Tenslotte worden beperkingen van het onderzoek aangegeven en worden
aanbevelingen voor toekomstig onderzoek gegeven.
Weerstand
Er werd een significant effect gevonden van Type Boodschap bij weerstand. De
scores van weerstand worden dus beïnvloed door het type boodschap. In lijn met H1
toonden de data aan dat de oude anti-rookboodschappen hogere scores van weerstand
teweeg te brengen dan de nieuwe anti-rookboodschappen. Dit resultaat stemt overeen
met beweringen van Ruiter, Abraham en Kok (2001) en Witte (1992, 1994) dat
gezondheidspromotie weerstand uitlokt wanneer gebruik wordt gemaakt van dreiging én
wanneer daarenboven geen aanbeveling wordt geformuleerd om het dreigende risico
tegen te gaan. Hastings, Stead en Webb (2004) concluderen dat gezondheidspromotie zo
min mogelijk weerstand zou mogen oproepen opdat gedragsverandering zou
plaatsvinden. Specifiek opperen Hastings, Stead en Webb (2004) ervoor het gezonde
gedrag te bekrachtigen, in plaats van het ongezonde gedrag te ontmoedigen door
bijvoorbeeld angstinductie te gebruiken. De oude tekstuele anti-rookboodschappen in
deze studie benadrukken lichamelijke risico’s van roken en de oude grafische anti-
rookboodschappen tonen weerzinwekkende foto’s van gevolgen van roken. Beide oude
anti-rookboodschappen in deze studie zijn dus mogelijk bedreigend en formuleren geen
aanbevelingen om het dreigende risico tegen te gaan. De nieuwe anti-rookboodschappen
in deze studie daarentegen voldoen niet aan bovenstaande criteria. In de nieuwe
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
38
boodschappen werden namelijk wél aanbevelingen geformuleerd om te stoppen met
roken, door personen die hier zelf reeds in zijn geslaagd. Dat de oude anti-
rookboodschappen dus meer weerstand uitlokken dan de nieuwe anti-
rookboodschappen is in lijn met het onderzoek van Ruiter, Abraham en Kok (2001) en
Witte (1992, 1994).
Het gevonden effect was echter klein en de Bayes Factor gaf aan dat er zelfs
(iets) meer evidentie was voor de nulhypothese (afwezigheid van het effect). Verdere
analyses toonden aan dat er wel een duidelijk verschil was in weerstand tussen de
nieuwe boodschappen en de oude grafische boodschappen. Er was echter geen duidelijk
verschil tussen de nieuwe boodschappen en de oude tekstuele boodschappen. De oude
tekstuele boodschappen lokten tevens minder weerstand uit dan de oude grafische
boodschappen. Deze laatste observatie is in lijn met voorgaande resultaten binnen de
vergelijking van tekstuele en grafische boodschappen (Van Dessel et al., 2018; Noar
et.al., 2015). De oude grafische anti-rookboodschappen werden verboden in de VS
omdat deze in strijd waren met het eerste amendement van de grondwet van de
Verenigde Staten (Sempeles, 2012). Er werd toen geargumenteerd dat het voornaamste
doel van deze boodschappen eruit bestond angst te induceren bij het doelpubliek i.p.v.
gezond gedrag te promoten. Het is dus niet verrassend dat de oude grafische anti-
rookboodschappen meer weerstand uitlokken dan de oude tekstuele boodschappen.
Belangrijk is echter dat ook de nieuwe boodschappen enige weerstand uitlokten
en niet minder weerstand uitlokken dan de oude tekstuele boodschappen. Dit kan
mogelijks verklaard worden vanuit het oneven karakter van de 7-punts Likert schaal aan
de hand waarvan participanten een score op weerstand dienden te formuleren.
Participanten interpreteerden het cijfer ‘4’ mogelijks als ‘nulpunt’ of ‘neutrale
antwoordmogelijkheid’ waardoor velen dit antwoord gaven. In elk geval is verder
onderzoek aangewezen om weerstand na te gaan in vergelijking tussen
getuigenisboodschappen en andere tekstuele boodschappen.
Onverwacht werd ook een interactie effect gevonden van Type Boodschap en
Rookfrequentie. Het interactie-effect was klein en moeilijk te interpreteren maar het zou
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
39
kunnen aangeven dat het effect van type boodschap groter is bij mensen die vaker
rookten. Dit kan verklaard worden vanuit de idee dat weerstand vaak sterk aanwezig is
bij kettingrokers. Er kan dus verwacht worden dat bedreigende anti-rookboodschappen
deze weerstand sterker zullen uitlokken bij mensen die meer roken waardoor er een
groter verschil is met blootstelling aan de nieuwe boodschappen.
Zelfeffectiviteit
In de huidige studie werd ook gekeken naar zelfeffectiviteit. De nieuwe anti-
rookboodschappen in de huidige studie werden geselecteerd met als doel het verhogen
van de zelfeffectiviteit en het verminderen van weerstandsreacties. Uit de eerder
besproken bevindingen blijkt er alvast enige evidentie te bestaan voor dit laatste
(althans in vergelijking met grafische boodschappen), voor zelfeffectiviteit vonden we
eveneens evidentie voor onze hypothese (H2). Scores van zelfeffectiviteit waren
namelijk hoger na het lezen van de nieuwe anti-rookboodschappen dan na het lezen van
de oude anti-rookboodschappen en Bayes Factor gaf sterke evidentie aan voor dit effect.
Uit verschillende studies blijkt dat het ondersteunen van zelfeffectiviteit
belangrijk is voor het veranderen van ongezond gedrag (Van’ Riet en Ruiter, 2013;
Diclemente, 1981; Bandura, 1977, Bandura en Adams, 1977; Gwaltney, Metrik, Kahler
en Shiffman, 2009). Participanten uit de huidige studie scoren hoger op zelfeffectiviteit
na het lezen van de nieuwe anti-rookboodschappen, dit zou kunnen betekenen dat de
nieuwe anti-rookboodschappen er beter in slagen rokers het gevoel te geven dat ze
kunnen stoppen met roken en bijgevolg mogelijks meer zouden kunnen aanzetten tot
gedragsverandering. Onderzoek van Diclemente (1981) gaat het verschil in scores van
zelfeffectiviteit na wanneer men reeds gestopt is met roken, na de gedragsverandering.
Ook Bandura en Adams (1977) gaan in hun studie na of zelfeffectiviteit een goede
voorspeller is van gedragsverandering. Daarnaast wordt ook onderzocht of ervaren
zelfeffectiviteit een invloed heeft op hoe zeer men zich inzet en hoe lang men volhardt
in confrontatie met obstakels en aversieve ervaringen (Bandura en Adams, 1977). De
bevindingen uit deze masterproef daarentegen beperken zich tot de scores van
zelfeffectiviteit die de anti-rookboodschappen teweegbrengen, er wordt niet gekeken
naar gedragsverandering, noch naar inzet of volharding. In het licht van verder
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
40
onderzoek kan het interessant zijn om na te gaan of deze verschillen in scores van
zelfeffectiviteit na het lezen van de nieuwe anti-rookboodschappen, een verschil in
gedragsverandering kunnen voorspellen.
Net als voor weerstand werd een interactie-effect vastgesteld van Type
Boodschap met Rookfrequentie. Hieruit komt voort dat participanten minder
zelfeffectiviteit ervaren indien ze meer roken en dat dit effect sterker was voor de oude
anti-rookboodschappen dan voor de nieuwe anti-rookboodschappen. Het is reeds vaak
aangetoond dat personen die meer roken minder het gevoel ervaren in staat te zijn om te
stoppen met roken. Dit ligt onder andere aan het feit dat deze personen zich
afhankelijker voelen van nicotine. Het zou interessant zijn om verder onderzoek te
voeren naar de invloed van de mate van afhankelijkheid van nicotine op de ervaren
zelfeffectiviteit en hoe dit relateert aan onze nieuwe boodschappen. Het is namelijk
interessant dat in de resultaten gevonden wordt dat dit effect sterker is voor oude
boodschappen dan voor nieuwe boodschappen. Mogelijks heeft dit te maken met de
psychologische gevolgen van de lichamelijke verslaving aan nicotine. Personen die veel
roken worden bij abstinentie heviger (dan gelegenheidsrokers) onderworpen aan een
lichamelijke ontwenning waarnaar in de literatuur wordt verwezen als ‘hunkering’
(beter gekend als ‘craving’ in het Engels). Dit kan mogelijks verklaren waarom
personen die veel roken zich minder capabel voel om te stoppen met roken. De nieuwe
anti-rookboodschappen bieden tips van voormalige rokers die er toch in sloegen om de
verslaving te overwinnen i.t.t. de oude boodschappen die slechts wijzen op de
gezondheidsrisico’s. Er kan dus verwacht worden dat bedreigende anti-
rookboodschappen de zelfeffectiviteit minder sterk zullen ondersteunen bij mensen die
meer roken waardoor er een groter verschil is met blootstelling aan de nieuwe
boodschappen die handvaten aanreiken om te volharden in stoppen met roken.
Verwachting van positieve uitkomsten voor roken
In deze studie werd gevonden dat de verwachting van positieve uitkomsten bij
roken na het lezen van de nieuwe anti-rookboodschappen lager was dan na het lezen
van de oude anti-rookboodschappen. Resultaten gaven aan dat opvattingen over de
positieve gevolgen van roken verschillen tussen kettingrokers en gelegenheidsrokers
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
41
zowel na het lezen van de nieuwe anti-rookboodschappen als na het lezen van de oude
anti-rookboodschappen. Dit is in lijn met de vooropgestelde hypothese (H3). De nieuwe
anti-rookboodschappen zorgen er dus voor dat participanten minder geloven dat roken
positieve gevolgen met zich meebrengt. Dit is interessant aangezien dit erop wijst dat de
nieuwe anti-rookboodschappen een invloed uitoefenen op de ‘opvattingen’ van de
participanten over roken. Levy (2014) poneerde dat verslaving in stand wordt gehouden
door confrontatie met verslavingsstimuli die ervoor zorgen dat een slingerbeweging
optreedt tussen de opvattingen om bijvoorbeeld wel en niet te roken. Door deze
slingerbeweging ontstaat op zijn beurt verlies van controle waardoor men er toch voor
kiest om bijvoorbeeld te roken (Levy, 2014). Aangezien onze nieuwe anti-
rookboodschappen ervoor zorgen dat men minder gelooft in positieve gevolgen van
roken, zal mogelijk een minder sterke slingerbeweging ontstaan bij het zien van de
sigarettenverpakking waardoor minder controleverlies zal optreden. Met andere
woorden zouden sigarettenverpakkingen met de nieuwe anti-rookboodschappen er
mogelijks voor kunnen zorgen dat personen die willen stoppen met roken deze
opvatting kunnen blijven aanhangen bij het zien van deze sigarettenverpakking. Het is
echter van belang om op te merken dat het geobserveerde effect klein was en mogelijk
niet robuust (Bayes Factor gaf slechts anekdotische evidentie voor het effect aan).
Het kan ook interessant zijn om te kijken naar de interactie tussen
zelfeffectiviteit en uitkomstverwachtingen. Namelijk werd reeds eerder aangehaald dat
de nieuwe anti-rookboodschappen hogere scores van zelfeffectiviteit teweegbrengen.
Gwaltney, Metrik, Kahler en Shiffman, (2009) deden onderzoek naar de relatie tussen
zelfeffectiviteit en uitkomstverwachtingen, hieruit bleek dat zelfeffectiviteit varieert
over tijd waardoor slechts voorspellingen over de nabije toekomst gemaakt kunnen
worden. Tevens wijzen Gwaltney en collega’s erop dat bij abstinentie van het
verslavingsgedrag, de zelfeffectiviteit daalt en dat men meer positieve gevolgen van
roken verwacht. In deze studie werd enkel bevraagd hoeveel sigaretten de participanten
roken per dag, er werd niet bevraagd hoe lang het geleden was dat de participanten een
sigaret hadden gerookt. Dit zijn mogelijke aanwijzingen om in verder onderzoek bij stil
te staan.
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
42
Er werd tevens een interactie-effect gevonden dat aantoonde dat hoe meer
gerookt werd, hoe meer geloofd werd dat roken positieve gevolgen heeft en dat dit
effect het grootst was voor de nieuwe anti-rookboodschappen. Opmerkelijk aan deze
bevinding is voornamelijk dat er opnieuw een interactie-effect van Type Boodschap en
Rookfrequentie wordt teruggevonden, deze interactie werd ook reeds teruggevonden
voor analyses op weerstand en zelfeffectiviteit. Vanuit deze bevindingen kan het
aangewezen zijn om in toekomstig onderzoek een onderscheid te maken tussen
kettingrokers en gelegenheidsrokers.
Verwachting van negatieve uitkomsten voor roken
De resultaten van deze studie tonen aan dat de nieuwe anti-rookboodschappen
ervoor zorgen dat participanten meer geloven dat er positieve dingen zullen gebeuren
als je stopt met roken, dan de oude anti-rookboodschappen. Deze bevindingen zijn in
lijn met één van de door ons vooropgestelde hypothesen (H4)
Aan de hand van de Bayes Factor werd echter anekdotische evidentie gevonden
voor de nulhypothese (afwezigheid van het effect). Verdere analyses wijzen echter uit
dat het effect zowel te vinden is voor verschillen ten opzichte van de oude grafische
anti-rookboodschappen en de oude tekstuele boodschappen. De nieuwe anti-
rookboodschappen lijken dus de opvatting te stimuleren dat stoppen met roken
positieve gevolgen met zich meedraagt, meer dan alle andere anti-rookboodschappen
gebruikt in deze studie. Deze bevindingen bevestigen wat eerder reeds werd aangehaald
in onderzoek van Levy (2014). De nieuwe anti-rookboodschappen bieden steun voor de
opvatting om te stoppen met roken waardoor geen slingerbeweging tussen tegenstrijdige
opvattingen ontstaat. Bijgevolg zou mogelijks geen controleverlies optreden bij het zien
van de sigarettenverpakking met daarop onze anti-rookboodschap. Deze
veronderstelling zou onderzocht kunnen worden in levensechte omstandigheden a.d.h.v.
een veldonderzoek bij personen die willen stoppen met roken.
Ook uit deze analyse kwam een interactie-effect van Type Boodschap met
Rookfrequentie voort. Het effect van de nieuwe anti-rookboodschappen is groter bij
participanten die veel roken. Kettingrokers zullen na het lezen van de nieuwe anti-
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
43
rookboodschappen minder geloven in de positieve gevolgen van stoppen met roken dan
gelegenheidsrokers. Een sluitende verklaring voor de interactie-effecten die steeds
terugkeren in deze studie kan niet gegeven worden. Er kan wel geconcludeerd worden
dat anti-rookboodschappen verschillende effecten heeft op kettingrokers en
gelegenheidsrokers. Dit kan mogelijks verklaard worden door de mate waarin iemand
afhankelijk is van nicotine. Deze afhankelijkheid zorgt volgens Baumeister (2017) voor
frequente opstoten van verlangen naar nicotine waarover men geen controle heeft.
Desondanks benadrukt Baumeister (2017) dat dit niet hoeft te betekenen dat rokers hun
vrije wil verliezen.
Exploratorische Analyses
Tijdens exploratorische analyses werd nagegaan of er een aantoonbaar verschil
werd gevonden in hoe lang de participanten keken naar de verschillende anti-
rookboodschappen. De resultaten van t-testen tonen aan dat er langer werd gekeken naar
de nieuwe anti-rookboodschappen dan naar de oude anti-rookboodschappen (hoewel dit
effect niet teruggevonden wordt in de ANCOVA). Hiervoor kunnen verschillende
mogelijke verklaringen bedacht worden waaronder de lengte van de boodschappen. De
nieuwe anti-rookboodschappen zijn vaak langer dan de oude anti-rookboodschappen en
deze zijn nieuw (men heeft ze nog niet vooraf gezien). Anderzijds kan ook
verondersteld worden dat participanten niet lang willen kijken naar de oude anti-
rookboodschappen indien ze bedreigend zijn. Verdere analyses wijzen uit dat de nieuwe
anti-rookboodschappen langer bekeken worden dan zowel de oude tekstuele – als de
oude grafische anti-rookboodschappen. De oude grafische anti-rookboodschappen
worden het minst lang bekeken, gemiddeld 4.6 seconden. In het dagelijkse leven dekken
sommige rokers de huidig gebruikte anti-rookboodschappen af door hun
sigarettenverpakking af te plakken met iets anders (bijvoorbeeld een wit blad papier) of
door hun tabaksproduct te bewaren in een sigarettendoosje waarop geen anti-
rookboodschappen vermeld staan. Het zou mogelijk positief zijn als dit minder het
geval is met de nieuwe boodschappen.
Hoewel participanten gerandomiseerd werden over 4 verschillende condities
(nieuwe anti-rookboodschappen met of zonder foto en met of zonder bron), toonden
analyses nooit een significant verschil aan tussen de verschillende groepen. Gezien de
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
44
beperkte steekproefgrootte is dit niet abnormaal, er was onvoldoende
onderscheidingsvermogen om een groot effect van tussen-subjecten condities na te
gaan.
Verdere analyses gingen systematisch na welke anti-rookboodschappen
enerzijds het best en anderzijds het slechtst scoorden op respectievelijk weerstand,
zelfeffectiviteit en uitkomstverwachtingen. Er werd een effect van Boodschap gevonden
bij de analyses van respectievelijk weerstand, zelfeffectiviteit, uitkomstverwachting
‘roken’ en uitkomstverwachting ‘stoppen met roken’. De analyses m.b.t. leestijd
leverden geen effect van Boodschap op. Indien de resultaten van al deze analyses
worden samengenomen kunnen de 3 beste en de 3 slechtste anti-rookboodschappen
geabstraheerd worden. Anti-rookboodschappen 9, 12 en 11 lokten het minst weerstand
uit, ondersteunden de zelfeffectiviteit het meest en beïnvloedden de
uitkomstverwachtingen het gunstigst. Anti-rookboodschappen 4, 1 en 5 daarentegen
scoorden het slechts. Deze boodschappen lokten dus het meeste weerstand uit,
ondersteunden de zelfeffectiviteit het minst en beïnvloedden de uitkomstverwachtingen
het minst gunstig. Alle nieuwe anti-rookboodschappen worden weergegeven in Bijlage
1 en alle oude anti-rookboodschappen worden weergegeven in Bijlage 2.
De analyses m.b.t. leestijd, conditie en het effect van specifieke boodschappen
brachten interessante bevindingen op, in aanvulling op de onderzoeksvragen die voorop
werden gesteld voor dit onderzoek. Desondanks zijn deze analyses louter exploratief en
is verder onderzoek noodzakelijk om sluitende uitspraken te kunnen doen over de
effecten die uit deze analyses voortkomen.
Implicaties voor de Praktijk
De resultaten uit deze studie brengen enkele implicaties met zich mee die van
belang kunnen zijn bij het formuleren van alternatieve anti-rookboodschappen.
Namelijk dat anti-rookboodschappen het best geformuleerd worden in de vorm van
getuigenissen van personen die reeds gestopt zijn met roken opdat ze minder weerstand
zouden uitlokken, meer zelfeffectiviteit teweegbrengen en uitkomstverwachtingen
gunstig zouden beïnvloeden. Desondanks worden deze aanbevelingen met nodige
voorzichtigheid geformuleerd. Er werden namelijk interactie-effecten teruggevonden
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
45
van Type Boodschap en Rookfrequentie in de analyses op de uitkomstvariabelen
weerstand, zelfeffectiviteit, uitkomstverwachting ‘roken’ en uitkomstverwachting
‘stoppen met roken’. Zo’n interactie-effect tussen Type Boodschap en Rookfrequentie
wijst er op dat anti-rookboodschappen mogelijks verschillende effecten hebben op
rokers, afhankelijk van het aantal sigaretten dat ze roken per dag. Indien het effect van
een anti-rookboodschap afhankelijk is van het aantal sigaretten dat iemand rookt per
dag, dan zou hiermee rekening gehouden moeten worden in het opstellen van anti-
rookboodschappen. Tot op heden wordt er geen onderscheid gemaakt tussen
boodschappen voor gelegenheidsrokers en boodschappen voor kettingrokers hoewel uit
dit onderzoek blijkt dat dat doeltreffender zou zijn. Van’ t Riet en Ruiter (2013)
verwijzen in hun review naar een reeks onderzoeken die uitwijzen dat
gezondheidspromotie het minst doeltreffend is voor personen voor wie die informatie
net het meest relevant is. Het personaliseren van anti-rookboodschappen zou dus nuttig
kunnen zijn. Echter meer onderzoek is nodig naar waarop dan precies moet worden
gelet bij het formuleren van de gepersonaliseerde boodschappen.
Beperkingen en toekomstig onderzoek
Deze studie heeft enkele beperkingen. Allereerst werd dit onderzoek uitgevoerd
op een kleine steekproef (63 proefpersonen) waardoor er slechts voldoende power was
om een gemiddeld effect te detecteren (d = .35) maar geen kleine effecten. Uit de Bayes
Factoren bleek geregeld evidentie voor de nulhypothese naar voren te komen, wat de
afwezigheid van een effect suggereert. Kunnen de effecten van onze nieuwe anti-
rookboodschappen gerepliceerd worden in toekomstig onderzoek a.d.h.v. een grotere
steekproef?
Er werden geen maatregelen getroffen bij het rekruteren van de participanten
opdat de man-vrouw ratio gelijkaardig zou zijn aan de man-vrouw ratio in de
Amerikaanse rokers. In deze studie bestond de steekproef 70% uit mannen en 30% uit
vrouwen terwijl in Amerika naar schatting 18.6% van de mannen en 14.3% van de
vrouwen rookt. Hoewel er in deze studie sprake is van een hoger percentage mannen
dan vrouwen, verschilt de man-vrouw ratio in de huidige studie sterk met de man-vrouw
ratio van de populatie. In dat opzicht is het mogelijk dat de huidige steekproef niet
representatief is om uitspraken te doen over een populatie van Amerikaanse rokers.
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
46
In deze studie werd nagegaan in welke mate anti-rookboodschappen
respectievelijk weerstand uitlokten, zelfeffectiviteit ondersteunden of een
uitkomstverachting stimuleerden. Om dit na te gaan werd gebruik gemaakt van een 7-
punt Likert schaal. De gemiddelde scores van de afhankelijke variabelen situeren zich
voornamelijk rond 4. Het oneven aantal antwoordmogelijkheden (7) zorgt ervoor dat 1
van de antwoordmogelijkheden mogelijks een neutrale houding weerspiegelt, namelijk
antwoordmogelijkheid 4. Dit kan ervoor gezorgd hebben dat participanten niet
gedwongen werden tot het maken van keuze in één bepaalde richting. Het zou
interessant kunnen zijn om in verder onderzoek een even antwoordschaal op te nemen
zodat participanten enigszins worden gedwongen tot stellingname. Mogelijks ontstaat
hierdoor een nog sterkere trend in de resultaten.
Conclusie
Deze studie biedt evidentie voor de invloed die anti-rookboodschappen hebben
op determinanten van rookgedrag. In het bijzonder toont deze studie aan dat nieuwe
anti-rookboodschappen op basis van getuigenissen minder weerstand uitlokken en
gunstigere effecten hebben op zelfeffectiviteit en uitkomstverwachtingen dan de oude
tekstuele en oude grafische anti-rookboodschappen. Daarnaast werd onverwachts een
verschillend effect gevonden dat afhankelijk is van het aantal sigaretten dat
participanten roken per dag. Steunend op deze bevindingen wordt aanbevolen anti-
rookboodschappen te formuleren a.d.h.v. feitelijke uitspraken door personen die reeds
gestopt zijn met roken. Tevens kan het aangewezen zijn anti-rookboodschappen te
personaliseren om de doeltreffendheid te optimaliseren. Besluitend wordt gesteld dat
verder onderzoek naar het effect van onze anti-rookboodschappen op rookgedrag en
naar de verschillende effecten ervan op gelegenheidsrokers en kettingrokers, is
aangewezen.
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
47
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
48
Referenties
Ajzen, I., & Fishbein, M. (2000). Attitudes and the attitude-behavior relation:
Reasoned and automatic processes. European review of social psychology,
11(1), 1-33.
Art. 10,1,c), Richtlijn 2014/40/EU Van het Europees Parlement en de Raad
betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en
bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de
presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten en tot
intrekking van Richtlijn 2001/37/EG, PbEU 24 april 2014, L127/1
Bandura A. (1977). Self-Efficacy: The Exercise of Control. New York: Freeman.
Bandura, A., & Adams, N. E. (1977). Analysis of self-efficacy theory of behavioral
change. Cognitive therapy and research, 1(4), 287-310.
Bargh, J. A., Chaiken, S., Govender, R., & Pratto, F. (1992). The generality of the
automatic attitude activation effect. Journal of personality and social
psychology, 62(6), 893.
Bates, D., Maechler, M., Bolker, B., & Walker, S. (2015). Fitting Linear Mixed-
Effects Models Usinglme4. Journal Of Statistical Software, 67(1).
Baumeister, R. F. (2017). Addiction, cigarette smoking, and voluntary control of
action: Do cigarette smokers lose their free will?. Addictive behaviors
reports, 5(1), 67-84.
Bhat, T. A., Kalathil, S. G., Bogner, P. N., Miller, A., Lehmann, P. V., Thatcher, T.
H., Phipps R. P., Sime P. J. & Thanavala, Y. J. (2018). Secondhand smoke
induces inflammation and impairs immunity to respiratory infections. The
Journal of Immunology, 200(8), 2927-2940.ISO 690
Brandt, A.M. (2007). The cigarette century: The rise, fall and deadly persistence of
the product that defined America. New York: Basic Books
Brehm, J. W. (1966). A theory of psychological reactance. New York: Academic
Press.
Brehm, J. W., & Brehm, S. S. (1981). Psychological reactance: A theory of
freedom and control. San Diego, CA: Academic Press.
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
49
Brennan, E., Maloney, E. K., Ophir, Y., & Cappella, J. N. (2016). Potential
effectiveness of pictorial warning labels that feature the images and personal
details of real people. Nicotine & Tobacco Research, 19(10), 1138-1148.
Carey, R. N., & Sarma, K. M. (2016). Threat appeals in health communication:
messages that elicit fear and enhance perceived efficacy positively impact
on young male drivers. BMC Public Health, 16(1).
Chen, M., & Bargh, J. A. (1999). Consequences of automatic evaluation: Immediate
behavioral predispositions to approach or avoid the stimulus. Personality
and social psychology bulletin, 25(2), 215-224.
Cohen, J. (1988). Statistical power analysis for the behavioral sciences (2nd ed.).
Hillsdale, NJ: Erlbaum.
Cone, J., & Ferguson, M. J. (2015). He did what? The role of diagnosticity in
revising implicit evaluations. Journal of Personality and Social Psychology,
108(1), 37.
Cone, J., Mann, T. C., & Ferguson, M. J. (2017). Changing our implicit minds:
How, when, and why implicit evaluations can be rapidly revised. In
Advances in Experimental Social Psychology (Vol. 56, pp. 131-199).
Academic Press.
De Houwer, J., Gawronski, B., & Barnes-Holmes, D. (2013). A functional-cognitive
framework for attitude research. European Review of Social Psychology,
24(1), 252-287.
Dehandschutter, W. (2016). Koning schrapt gluten, omdat hij 'gezond wil leven'.
Geraadpleegd op 15 december 2016, van
http://www.standaard.be/cnt/dmf20161214_02625568?utm_source=faceboo
k&utm_medium=social&utm_term=dso&utm_content=article&utm_campa
ign=seeding
DiClemente, C. C. (1981). Self-efficacy and smoking cessation maintenance: A
preliminary report. Cognitive Therapy and Research, 5(2), 175-187.
Dijkstra, A., & Buunk, A. P. (2008). Self‐evaluative emotions and expectations
about self‐evaluative emotions in health‐ behaviour change. British
Journal of Social Psychology, 47(1), 119-137.
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
50
Durrbach, A., Pestana, J. M., Becker, T., Grinyo, J., Lang, P., Garcia, V. D., . . .
Florman, S. (2012). Four-Year Outcomes by Donor Type from the Long-
Term Extension of the Belatacept BENEFIT and BENEFIT-EXT Studies.
Transplantation Journal, 94(10S), 987.
Eder, A. B., Rothermund, K., De Houwer, J., & Hommel, B. (2015). Directive and
incentive functions of affective action consequences: an ideomotor
approach. Psychological Research, 79(4), 630-649.
Elsner, B., & Hommel, B. (2001). Effect anticipation and action control. Journal of
experimental psychology: human perception and performance, 27(1), 229.
Emery, S., White, M. M., & Pierce, J. P. (2001). Does cigarette price influence
adolescent experimentation?. Journal of health economics, 20(2), 261-270.
Fabrigar, L. R., & Petty, R. E. (1999). The role of the affective and cognitive bases
of attitudes in susceptibility to affectively and cognitively based persuasion.
Personality and social psychology bulletin, 25(3), 363-381.
Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten. (2011). Een
geneesmiddel is geen snoepje. Geraadpleegd op 15 december 2016 van
http://www.eengeneesmiddelisgeensnoepje.be/
Federale Overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid (n.d.). Rookverbod en regels
voor verkoop van rookwaren. Veiligheid van de Voedselketen en
Leefmilieu. Geraadpleegd op 11 mei, 2017, van
https://www.vlaanderen.be/nl/gezin-welzijn-en-gezondheid/gezond-
leven/rookverbod-en-regels-voor-verkoop-van-rookwaren
Ferguson, M. J. (2007). On the automatic evaluation of end-states. Journal of
Personality and Social Psychology, 92, 596-611.
Francis, D., Noar, S., Kowitt, S., Jarman, K., & Goldstein, A. (2017). Believability
of new diseases reported in the 2014 Surgeon General's Report on smoking:
Experimental results from a national survey of US adults. Preventive
Medicine, 99, 94-98.
Friese, M., Wänke, M., & Plessner, H. (2006). Implicit consumer preferences and
their influence on product choice. Psychology and Marketing, 23(9), 727-
740.
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
51
Friston, K. (2010). The free-energy principle: a unified brain theory?. Nature
Reviews Neuroscience, 11(2), 127.
Gardner, E. (2010). Ease the resistance: The role of narrative and other-referencing
in attenuating psychological reactance to persuasive diabetes messages.
University of Missouri-Columbia.
Greenwald, A. G. (1970a). A choice reaction time test of ideomotor theory. Journal
of Experimental Psychology, 86(1), 20.
Greenwald, A. G. (1970b). A double stimulation test of ideomotor theory with
implications for selective attention. Journal of Experimental Psychology,
84(3), 392.
Greenwald, A., Banaji, M., & Nosek, B. (2015). Statistically small effects of the
Implicit Association Test can have societally large effects. Journal Of
Personality And Social Psychology, 108(4), 553-561.
Greenwald, A. G., McGhee, D. E., & Schwartz, J. L. (1998). Measuring individual
differences in implicit cognition: the implicit association test. Journal of
personality and social psychology, 74(6), 1464.
Gregg, A., Seibt, B., & Banaji, M. (2006). Easier done than undone: Asymmetry in
the malleability of implicit preferences. Journal Of Personality And Social
Psychology, 90(1), 1-20.
Gwaltney, C. J., Metrik, J., Kahler, C. W., & Shiffman, S. (2009). Self-efficacy and
smoking cessation: a meta-analysis. Psychology of Addictive Behaviors,
23(1), 56.
Gwaltney, C. J., Shiffman, S., Balabanis, M. H., & Paty, J. A. (2005). Dynamic self-
efficacy and outcome expectancies: prediction of smoking lapse and relapse.
Journal of abnormal psychology, 114(4), 661.
Hastings, G., Stead, M., & Webb, J. (2004). Fear appeals in social marketing:
Strategic and ethical reasons for concern. Psychology & marketing, 21(11),
961-986.
Havegheer, S. (2015). Deze boodschap kan uw gezondheid ernstige schade
toebrengen. Negatieve effecten van anti-rookboodschappen. Unpublished
master’s dissertation, Ghent University, Ghent, Belgium.
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
52
Heatherton, T.F., Kozlowski, L.T., Frecker, R.C., & Gagerström, K.O. (1991). The
Fagerström Test for Nicotine Dependence: a revision of the Fagerström
Tolerance Questionnaire. British Journal of Addiction, 86, 1119-1127.
Hind, J., Philaretes, P. and Atkins, S. (1936). Work for chimney-sweepers ; or, A
warning for tobacconists. London, Oxford U.P.
lshatarat R.A., Yacoub M.I., Khraim F.M., Saleh Z.T., Afaneh T.R. (2016). Self-
efficacy in treating tobacco use. A review article. Proc Singapore
Healthcare, 254(1), 243–248.
Jeffreys, H. (1961). Theory of Probability. Oxford: Oxford University Press.
Kalayasiri, R., Supcharoen, W., & Ouiyanukoon, P. (2018). Association between
secondhand smoke exposure and quality of life in pregnant women and
postpartum women and the consequences on the newborns. Quality Of Life
Research, 27(4), 905-912.
Kang, J., & Lin, C. A. (2015). Effects of Message Framing and Visual-Fear Appeals
on Smoker Responses to Antismoking Ads. Journal of Health
Communication, 20(6), 647-655.
Klein, C. T., & Helweg-Larsen, M. (2002). Perceived control and the optimistic
bias: A meta-analytic review. Psychology and health, 17(4), 437-446.
KONINKLIJK BESLUIT betreffende de maatregelen te nemen om het verspreiden
in het land te vermijden van de personospora tabacina (blauw schimmel van
de tabak). (16 mei, 1961) Geraadpleegd 22 mei, 2017, van
http://www.ejustice.just.fgov.be/wet/wet.htm
KONINKLIJK BESLUIT betreffende het fiscaal regime van tabak. (n.d.). (24 mei,
1956) Geraadpleegd 22 mei, 2017, van
http://www.ejustice.just.fgov.be/wet/wet.htm
KONINKLIJK BESLUIT houdende verbod tabak, derivaten van tabak of
soortgelijke produkten, waaronder stoffen zijn gemengd die als toxisch of
schadelijk voor de gezondheid worden aangemerkt, te koop aan te bieden, te
verkopen of onder al dan niet bezwarende titel over te dragen. (15 juni,
11971). Geraadpleegd 22 mei, 2017, van
http://www.ejustice.just.fgov.be/wet/wet.htm
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
53
KONINKLIJK BESLUIT inzake het verbod op verkoop van tabaksproducten aan
personen onder de zestien jaar door middel van automatische
distributieapparaten. (3 februari, 2005). Geraadpleegd 22 mei, 2017, van
http://www.ejustice.just.fgov.be/wet/wet.htm
KONINKLIJK BESLUIT tot vaststelling van de voorwaarden om het fonds ter
bestrijding van het tabaksgebruik aan te wenden. (23 augustus, 2004).
Geraadpleegd 22 mei, 2017, van
http://www.ejustice.just.fgov.be/wet/wet.htm
Krueger, H., Williams, D., Kaminsky, B., & McLean, D. (2007). The health impact
of smoking and obesity and what to do about it. Toronta; Buffalo; London:
University of Toronto Press.
Langvardt A.W. (2014). Tobacco Advertising and the First Amendment: Striking
the Right Balance. William & Mary Law School Scholarship Repository L,
Rev. 331, http://scholarship.law.wm.edu/wmblr/vol5/iss2/2
Levy, N. (2014). Addiction as a disorder of belief. Biology & philosophy, 29(3),
337-355.
Levy, D. T., Chaloupka, F., & Gitchell, J. (2004). The effects of tobacco control
policies on smoking rates: a tobacco control scorecard. Journal of Public
Health Management and Practice, 10(4), 338-353.
Leshner, G., Vultee, F., Bolls, P. D., & Moore, J. (2010). When a Fear Appeal Is’nt
Just a Fear Appeal: The Effects of Graphic Anti-tobacco Messages. Journal
of Broadcasting & Electronic Media, 54(3), 485-507.
Macy, J. T., Chassin, L., Presson, C. C., & Yeung, E. (2015). Exposure to graphic
warning labels on cigarette packages: Effects on implicit and explicit
attitudes towards smoking among young adults. Psychology & Health,
31(3), 349-363.
Mann, T. C., & Ferguson, M. J. (2015). Can we undo our first impressions? The role
of reinterpretation in reversing implicit evaluations. Journal of Personality
and Social Psychology, 108(6), 823-849.
Noar, S., Hall, M., Francis, D., Ribisl, K., Pepper, J., & Brewer, N. (2015). Pictorial
cigarette pack warnings: a meta-analysis of experimental studies. Tobacco
Control, 25(3), 341-354.
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
54
Payne, B. K., Burkley, M. A., & Stokes, M. B. (2008). Why do implicit and explicit
attitude tests diverge? The role of structural fit. Journal of Personality and
Social Psychology, 94(1), 16-31.
Payne, B. K., Cheng, C. M., Govorun, O., & Stewart, B. D. (2005). An inkblot for
attitudes: affect misattribution as implicit measurement. Journal of
personality and social psychology, 89(3), 277.
Pechmann, C., Zhao, G., Goldberg, M. E., & Reibling, E. T. (2003). What to
Convey in Antismoking Advertisements for Adolescents: The Use of
Protection Motivation Theory to Identify Effective Message Themes.
Journal of Marketing, 67(2), 1-18.
Petty, R. E., & Jarvis, W. B. G. (1998). What happens to the “old” attitude when
attitudes change? Paper presented at the annual meeting of the Society for
Experimental Social Psychology, Lexington, KY.
Roefs, A., Huijding, J., Smulders, F. T., Macleod, C. M., Jong, P. J., Wiers, R. W.,
& Jansen, A. T. (2011). Implicit measures of association in
psychopathology research. Psychological Bulletin, 137(1), 149-193.
Rouder, J. N., Speckman, P. L., Sun, D., Morey, R. D., & Iverson, G. (2009).
Bayesian t tests for accepting and rejecting the null hypothesis.
Psychonomic bulletin & review, 16(2), 225-237.
RStudio Team (2016). RStudio: Integrated Development for R. RStudio, Inc.,
Boston, MA URL http://www.rstudio.com/.
Ruiter, R. A., Abraham, C., & Kok, G. (2001). Scary warnings and rational
precautions: A review of the psychology of fear appeals. Psychology &
Health, 16(6), 613-630.
Sempeles, K. M. (2012). The FDA's Attempt to Scare the Smoke out of You: Has
the FDA Gone Too Far with the Nine New Cigarette Warning Labels. Penn
St. L. Rev., 117, 223-252.
Shadel, W. G., Fryer, C. S., & Tharp-Taylor, S. (2010). Tobacco industry
manipulation messages in anti-smoking public service announcements: The
effect of explicitly versus implicitly delivering messages. Addictive
Behaviors, 35(5), 526-529.
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
55
Sherman, S.J., Rose, J.S., Koch, K., Presson, C.C., & Chassin, L. (2003). Implicit
and Explicit Attitudes Toward Cigarette smoking: the Effects of Context
and Motivation. Journal of Social and Clinical Psychology, 22 (1), 19-39.
Shin, Y. K., Proctor, R. W., & Capaldi, E. J. (2010). A review of contemporary
ideomotor theory. Psychological bulletin, 136(6), 943.
Smith, C. T., & De Houwer, J. (2015). Hooked on a feeling: Affective anti-smoking
messages are more effective than cognitive messages at changing implicit
evaluations of smoking. Frontiers in psychology, 6(1), 1488.
Snyder, L. B., Hamilton, M. A., Mitchell, E. W., Kiwanuka-Tondo, J., Fleming-
Milici, F., & Proctor, D. (2004). A meta-analysis of the effect of mediated
health communication campaigns on behavior change in the United
States. Journal of health communication, 9(S1), 71-96.
Spear, C., & Raghuveer, G. (2016). Lifelong Cardiovascular Adverse Effects of
Childhood Tobacco Smoke Exposure. Current Cardiovascular Risk
Reports, 10(8).
Steele, C. M. (1988). The psychology of self-affirmation: Sustaining the integrity of
the self. In L. Berkowitz (Ed.), Advances in experimental social psychology,
Vol. 21. Social psychological studies of the self: Perspectives and programs
(pp. 261-302). San Diego, CA, US: Academic Press.
The WHO Framework Convention on Tobacco Control: An overview. (2015,
januari). Geraadpleegd op 22 mei, 2017, van
http://www.who.int/fctc/about/en/
Van Dessel, P., De Houwer, J., Roets, A., & Gast, A. (2016). Failures to change
stimulus evaluations by means of subliminal approach and avoidance
training. Journal of personality and social psychology, 110(1), e1.
Van Dessel, P., Smith, C. T., & De Houwer, J. (2018). Graphic cigarette pack
warnings do not produce more negative implicit evaluations of smoking
compared to text-only warnings. PloS one, 13(3), e0194627.
Van Dessel, P., Ye, Y., & De Houwer, J. (2018). Changing Deep-Rooted Implicit
Evaluation in the Blink of an Eye: Negative Verbal Information Shifts
Automatic Liking of Gandhi. Social Psychological and Personality Science,
1948550617752064.
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
56
Van Dessel, P. Tibboel, H., & De Hertogh, I. (2018). Pilot Experiment. Open
Science Framework. Available at: https://osf.io/nzgvd/
Van’t Riet, J. V., & Ruiter, R. A. (2013). Defensive reactions to health-promoting
information: an overview and implications for future research. Health
Psychology Review, 7(Sup1).
Wet van 22 december 2009 betreffende een algemene regeling voor rookvrije
gesloten plaatsen toegankelijk voor het publiek en ter bescherming van
werknemers tegen tabaksrook, BS 29 december 2009, err.. BS 4 januari
2010 (ed. 2), err.. BS 18 januari 2010 (ed. 2).
Witte, K. (1992). Putting the fear back into fear appeals: The extended parallel
process model. Communications Monographs, 59(4), 329-349.
Witte, K. (1994). Fear control and danger control: A test of the extended parallel
process model (EPPM). Communications Monographs, 61(2), 113-134.
Wong, N. C., & Cappella, J. N. (2009). Antismoking threat and efficacy appeals:
effects on smoking cessation intentions for smokers with low and high
readiness to quit. Journal of Applied Communication Research, 37(1), 1-20.
Zhou, H., & Fishbach, A. (2016). The pitfall of experimenting on the web: How
unattended selective attrition leads to surprising (yet false) research
conclusions. Journal of personality and social psychology, 111(4), 493.
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
57
Bijlagen
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
58
Bijlage 1. Nieuwe Anti-rookboodschappen per conditie
Conditie 1. Zonder foto & met bron (1 – 13)
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
59
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
60
Conditie 2. Met foto & met bron (1 – 13 )
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
61
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
62
Conditie 3. Zonder foto & zonder bron (1 – 13)
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
63
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
64
Conditie 4. Met foto & zonder bron (1 – 13)
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
65
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
66
Bijlage 2. Oude anti-rookboodschappen
Grafische oude anti-rookboodschappen
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
67
Tekstuele oude anti-rookboodschappen
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
68
Bijlage 3. Geïnformeerde toestemming
This study runs in Inquisit web player. IF NECESSARY, YOU CAN EXIT INQUISIT WEB PLAYER BEFORE THE EXPERIMENT IS COMPLETED BY PRESSING CTRL-q SEVERAL TIMES. THIS EXPERIMENT WILL DOWNLOAD ROUGHLY 2MB OF IMAGES. IF IT IS SLOW TO LOAD, PLEASE BE PATIENT. Consent form The purpose of this study is to examine feasibility of anti-smoking messages. During the study you will be asked to complete several questions after seeing anti-smoking messages. Requirements In order to participate, this experiment requires you to:
• have normal or correct-to-normal vision (e.g., wear glasses or contact lenses). • have full use of both hands.
Risk and Benefits This study involves no known risks to your wellbeing. You may benefit from greater insight into psychological research. Compensation You will receive a sum of money for participating, as detailed on the Prolific website. Additional payment will be provided if the average time taken for the study across participants is higher than expected such that payment is at least 6£/hr. Confidentiality and data usage All data will be irrevocably anonymised as soon as data collection is completed. No personal identifying information is collected or stored. Later deletion of your data is not possible due to the anonymous nature of data collection. Your anonymised data may be posted to a public repository. The purpose and scope of subsequent use of your data is not forseeable. Your Rights Your decision to participate in this research is entirely voluntary. You can withdraw from the study at any time without penalty. If you have any questions or issues with this study please contact the researcher: [email protected]
EFFECT VAN ZELFEFFECTIVITEIT IN ANTI-ROOKBOODSCHAPPEN
69
Bijlage 4. Vragen over weerstand, zelfeffectiviteit en uitkomstverwachtingen
Vragen over weerstand
1. To what extent did you think of point that went against what was being said
while you were reading the message?
Vertaald: In welke mate dacht u aan argumenten die ingingen tegen wat werd
beweerd, terwijl u aan het lezen was?
2. To what extent did you feel annoyed about the message?
Vertaald: In welke mate maakte de boodschap je geïrriteerd?
3. To what extent did the message try to manipulate you?
Vertaald: In welke mate probeerde de boodschap je te manipuleren?
Vragen over zelfeffectiviteit
1. To what extent did the message make you feel more confident that you might be
able to stop smoking?
Vertaald: In welke mate gaf de boodschap u het gevoel in staat te zijn te stoppen
met roken?
Vragen over uitkomstverwachtingen
1. To what extent did the message make you believe more that positive things will
happen is you quit smoking?
Vertaald: In welke mate versterkt deze boodschap uw overtuiging dat positieve
dingen zullen gebeuren als u stopt met roken?
2. To what extent did the message make you believe less that smoking will help
you get positive things?
Vertaald: In welke mate verzwakt deze boodschap uw overtuiging dat roken u
zal helpen positieve dingen te bekomen?