De Wijkagent - Politieacademie · 2017. 2. 7. · Overheidsmanagement aan de Saxion Hogeschool te...
Transcript of De Wijkagent - Politieacademie · 2017. 2. 7. · Overheidsmanagement aan de Saxion Hogeschool te...
De Wijkagent
Eindrapport
Juni 2006
Bernard Cloosterman
De Wijkagent
Een onderzoek in het kader van de Opleiding Bestuurskunde en
Overheidsmanagement aan de Saxion Hogeschool te Enschede.
Juni 2006.
Auteur: Bernard Cloosterman
Begeleider: Richard Schreuder Peters
2
Voorwoord
Voor u ligt de rapportage van het onderzoek dat ik verricht heb in het kader van de
opleiding Bestuurskunde en Overheidsmanagement aan de Saxion Hogeschool in
Enschede.
Ik ben werkzaam als beleidsmedewerker bij het programmabureau van de politieregio
Gelderland-Midden. Dit programmabureau heeft in 2005 zijn intrede binnen het korps
gedaan om te komen van een activiteitgericht aanpak naar een procesgerichte. Binnen
dit programmabureau worden de nieuwe ontwikkelingen binnen het korps vormgegeven.
Een van de ontwikkelingen die aan de orde kwam, is de heroriëntatie van
gebiedsgebonden werken. Toen Gelderland-Midden in de jaren 90 van de vorige eeuw
het gebiedsgericht werken implementeerde, was ik zelf als medewerker preventie daar
nauw bij betrokken. Het sprak mij dan ook erg aan om nu als afstudeeropdracht te kijken
hoe het gebiedsgebonden werken gepast kan worden in de huidige manier van
samenwerken met de partners. In dit onderzoek zal nader worden ingegaan op de rol
van de wijkagent binnen het gebiedsgebonden werken.
Ik had dit onderzoek niet kunnen doen zonder de bereidwillige inbreng van vele collega’s
binnen de regio Gelderland-Midden. Ik wil hen dan ook danken voor de tijd die zij mij
schonken en hun vaak openhartige antwoorden.
Bernard Cloosterman,
Elst, juni 2006
3
Samenvatting
Aanleiding
In de jaren 90 van de vorige eeuw heeft de regio Gelderland-Midden er voor gekozen om het concept
‘gebiedsgericht werken’ in te voeren. Hierbij stond het probleemgericht werken en partnership
centraal. Op deze wijze zou de woonomgeving samen met de partners leefbaarder en veiliger dienen
te worden. Na 12 jaar is het tijd om te kijken hoe deze ontwikkeling past in de huidige visie op
veiligheid en hoe het gebiedsgebonden werken in het toekomstbeeld van de politie kan passen.
Binnen het gebiedsgebonden werken heeft de gebiedsgebonden functionaris een dominanten plaats.
In dit onderzoek zal zijn rol binnen het gebiedsgebonden werken nader worden toegelicht.
Probleemstelling
Vanaf de invoering van het gebiedsgebonden werken hebben de districten op basis van hun lokale
veiligheidsbeleving invulling gegeven aan de rol van de gebiedsgebonden functionaris. De eerste
gebiedsgebonden functionarissen zijn benoemd bij de reorganisatie van de Nederlandse politie in
1994. Sindsdien heeft elke gebiedsgebonden functionaris zijn eigen werkwijze doorontwikkeld,
waardoor er regionaal grote verschillen zijn ontstaan in de wijze waarop de rol van de
gebiedsgebonden functionaris vorm wordt gegeven. Deze situatie geeft veel onduidelijkheid en kan
mogelijk conflicteren met de rol van de wijkagent zoals die in de missie, visie en strategie van het
korps aangegeven wordt.
Aan de hand van een drietal onderzoeksvragen is de rol van de gebiedsgebonden functionaris, de
indeling van zijn taakgebieden en de wijze waarop hij wordt aangestuurd omschreven.
Als eerste werd er onderzoek gedaan naar de rol die de gebiedsgebonden functionaris binnen het
gebiedsgebonden werken heeft en hoe hij deze heeft ingevuld in zijn eigen gebied. Uit de interviews
met de gebiedsagenten bleek dat er een grote verschillen zijn in de manier waarop de gebiedsagent
deze rol vervuld. Zij gaven aan dat zij grotendeels zelf kunnen en mogen bepalen waar zij hun
prioriteiten stellen. Hierbij speelt de eigen interesse en betrokkenheid bij het gebied een belangrijke
keuze.
Alle gebiedsagenten konden aangeven welke problemen zich binnen hun wijk voordeden. Zij gaven
aan dat zij zich ook bewust zijn van de veranderende taak van de politie. Door zich meer op haar
kerntaken opsporen, handhaven en noodhulpverlening toe te leggen, is er minder ruimte voor de
benadering zoals die bij de implementatie van het gebiedsgebonden werken werd gekozen. Hierbij
waren het geven zorg, onderhouden van netwerken en meewerken aan vooral de leefbaarheid de
kerngedachten. Uit het onderzoek bleek dat nog niet alle gebiedsagenten deze nieuwe benadering
ook al in de praktijk brengen. Zij zijn blijven hangen in hun oude rol.
De gebiedsgebonden functionarissen draaien allemaal een gedeelte van hun beschikbare tijd mee in
de noodhulp. De keuze hiervoor werd gemaakt om te komen tot een betere informatie-uitwisseling
4
tussen de gebiedsagent en de agent op straat. In de praktijk bleek hier nauwelijks gebruik van
gemaakt te worden. Door de komst van de briefing is de informatie-uitwisseling veel gemakkelijker
geworden. De enige reden waarom de gebiedsagenten nu nog participeren in de noodhulp is het
capaciteitsprobleem binnen de noodhulp.
Alle gebiedsgebonden functionarissen hebben binnen hun gebied netwerken opgebouwd. De aard
van de netwerken en de manier waarop zij gebruikt worden verschilt erg per gebied. Bij verschillende
overleggen is de rol van de politie niet helder, omdat er zaken op de agenda staan die niet van of voor
de politie zijn.
Bij de tweede onderzoeksvraag kwam de nadruk te liggen om de indeling van het gebied en het
onveiligheidsgevoel van haar inwoners. Bij de implementatie van het gebiedsgebonden werken werd
de indeling van de wijken hoofdzakelijk bepaald door de zogenaamde huisartsennorm. Hierbij diende
er voor elke 5000 inwoners een gebiedsgebonden functionaris aangesteld te worden. Uit het
onderzoek bleek dat dat getal inmiddels is losgelaten. De gebieden hebben nu tussen de 4.300 en
12.000 inwoners. Om te kijken naar een andere, meer effectievere indeling van de gebieden is
geprobeerd de werkdruk van de gebiedsgebonden functionaris binnen zijn gebied aan te geven. Dit is
maar ten dele gelukt. Op basis van cijfers over de omvang van het werkaanbod uitgedrukt in de vraag
naar politieproducten en de productie daarvan per gebiedsgebonden functionaris kan een globaal
beeld worden gegeven. Daar bij deze cijfers niet wordt bijgehouden hoeveel tijd een bepaald product
kost, kan er slechts een inschatting gemaakt worden van de reële werkdruk. Uit het onderzoek kwam
verder naar voren dat de gevoelde werkdruk vaak parallel loopt de aanwezigheid van voorzieningen
binnen dat gebied. In herindeling van de gebieden kan pas ingegaan nadat de wijkagenten opnieuw
geschoold zijn. Concreet betekent dit 1 juli 2007 .
De gevoelens van onveiligheid van de burgers geven een indicatie voor de leefbaarheid en veiligheid
binnen de wijk. Voor dit onderzoek werd gebruik gemaakt van de Veiligheidsmonitor 2005. Uit de
resultaten van dat onderzoek bleek dat er nauwelijks verschillen waren binnen de 23 onderzochte
gebieden. Kennelijk heeft de indeling van de ggf-gebieden hier geen invloed op.
Het derde aspect dat werd onderzocht is de wijze waarop de gebiedsgebonden functionaris werd
aangestuurd. Zoals al uit de omschrijving van de rol van de gebiedsgebonden functionaris bleek, heeft
hij een grote mate van zelfstandigheid. Kijkend naar het concept van gebiedsgebonden werken zou de
gebiedsgebonden functionaris aangestuurd dienen te worden door de unitleiding. In de praktijk bleek
dat deze aansturing er niet of nauwelijks is. De unitleiding weet vaak alleen op hoofdlijnen waar de
gebiedsagent zich mee bezig houdt. Op de dagdagelijkse werkzaamheden is geen zicht.
De regio is bezig met het implementeren van het sturingsconcept informatiegestuurde politiewerk.
Binnen dit concept wordt de keuze voor de politie-inzet nadrukkelijk bij de unitleiding neergelegd. Dit
kan in de huidige situatie tot conflicten met de werkwijze van de gebiedsagent leiden.
Naast het onderzoek naar de rol van de gebiedsgebonden functionaris heeft een werkgroep
onderzoek gedaan naar de verdere ontwikkeling van het gebiedsgebonden werken. Vanuit dat
onderzoek is een richting voor de rol van de wijkagent aangegeven die ik in mijn aanbevelingen heb
meegenomen.
5
Vorenstaande onderzoeken en conclusies leidden tot de volgende aanbevelingen:
De naam van de gebiedsgebonden functionaris dient gewijzigd te worden in wijkagent zodat we weer
in de pas lopen met de landelijke benamingen
Naast de nu reeds bestaande zuiver geografisch georiënteerde wijkagent komen er doelgroepagenten
en probleemagenten. Alle wijkagenten hebben nog maar twee taken. De eerste taak is dat zij na
verkregen opdracht van de unitleiding gericht informatie verkrijgen binnen hun wijk. De tweede taak is
dat zij namens de politie probleemeigenaar worden van een door de unitleiding aangeduid probleem.
Er is binnen deze taken geen ruimte meer om nog te participeren in het noodhulpproces.
Daar deze manier van werken afwijkt van de huidige zullen de unithoofden in de periode augustus-
oktober 2006 inventariseren of hun gebiedsgebonden functionarissen voldoen aan de gestelde
competenties. Daar waar nodig zullen de wijkagenten worden bijgeschoold. Hiervoor zal er in de 1e
helft van 2007 opleidingsruimte worden gereserveerd.
De indeling van de gebieden zal geschieden op basis van de nu beschikbare netto tijd van de
gebiedsgebonden functionarissen. Hiermee wordt de tijd bedoeld zonder de noodhulpcapaciteit. Dit
zal leiden tot minder gebieden, maar het uitgangspunt hierbij is “Liever een grotere wijk, dan een
lagere beschikbaarheid.” De noodhulpcapaciteit, die wegvalt als de wijkagenten geen noodhulp meer
draaien, kan worden opgevuld met de gebiedsgebonden functionarissen die niet aan de nieuwe
competenties voldoen. Bij de indeling van de gebieden zal met name naar de aanwezige
voorzieningen dienen te worden gekeken, daar die mede bepalend zijn voor de werkdruk binnen het
gebied.
De invoering van het informatie gestuurde politiewerk zal waarschijnlijk zich in de 2e helft van 2006
voltrekken. Dit vormt een sterke randvoorwaarden voor dit nieuwe concept voor het gebiedsgebonden
werken. Zodra dit sturingsconcept binnen de regio is geïmplementeerd, kan de sturing van de
wijkagent de gewenste vorm aannemen.
Vanaf 1 januari 2007 geeft de unitleiding aan de wijkagent de gerichte opdracht tot het verkrijgen van
informatie uit zijn wijk. De verkregen informatie geeft hij in de debriefing door aan de unitleiding en
informatie- en intellegenceafdeling. Daarnaast koppelt de wijkagent overige informatie, waar hij
zelfstandig kennis van heeft genomen door zijn signalerende rol in de wijk, terug aan de informatie- en
intellegenceafdeling.
Vanaf 1 januari 2007 geeft de unitleiding op basis van een projectvoorstel de opdracht aan de
wijkagent om een probleem binnen de wijk gericht aan te pakken.
Om de uitwisseling van de informatie zo helder mogelijk te laten verlopen, dient de informatie- en
intellegenceafdeling in persoon op de unit aanwezig te zijn. Op deze manier ontstaan korte lijnen
waardoor de kans dat er informatie verloren gaat beduidend wordt verkleind.
6
Inhoudsopgave
VOORWOORD 3
SAMENVATTING 4
1 ONDERZOEKSOPZET 9
1.1 ORGANISATIE 9 1.2 AANLEIDING 11 1.3 PROBLEEMSTELLING 12 1.4 DOELSTELLING 12 1.5 VRAAGSTELLING 12 1.6 ONDERZOEKSMETHODEN 13
2 ACHTERGRONDEN VAN HET ONDERZOEK; DE THEORIE 15
2.1 INLEIDING 15 2.2 GEBIEDSGEBONDEN POLITIEZORG ALS FILOSOFIE VOOR POLITIEWERK 15 2.3 VEILIGHEIDSPROGRAMMA 2002 17 2.4 MISSIE EN VISIE VAN DE POLITIE 18 2.5 RICHTING VOOR HET GEBIEDSGEBONDEN WERKEN 20 2.6 ONTWIKKELING IN STURING BINNEN DE POLITIE 20 2.7 GEVOLGEN VOOR HET GEBIEDSGEBONDEN WERKEN 23 2.8 GEVOLGEN VOOR DE GEBIEDSGEBONDEN FUNCTIONARIS 24
3 ONDERZOEKSRESULTATEN; DE PRAKTIJK 25
3.1 INLEIDING 25 3.2 DE ROL VAN DE GEBIEDSGEBONDEN FUNCTIONARIS 26 3.2.1 UNIT RENKUM WAGENINGEN 26 3.2.2 UNIT RIVIERENLAND-WEST 29 3.2.3 CONCLUSIES 30 3.3 DE INDELING VAN DE GEBIEDEN 31 3.3.1 UNIT RENKUM WAGENINGEN 32 3.3.2 UNIT RIVIERENLAND-WEST 36 3.3.3 CONCLUSIES 39 3.4 DE STURING VAN HET GEBIEDSGEBONDEN WERKEN 40 3.4.1 UNIT RENKUM WAGENINGEN 40 3.4.2 UNIT RIVIERENLAND-WEST 41 3.4.3 CONCLUSIES 42
7
4 GEWENSTE SITUATIE,VLEK AAN DE HORIZON 42
4.1 INLEIDING 42 4.2 SAMENWERKING MET PARTNERS 43 4.3 BASISPAKKET VOOR HET GEBIED 43 4.4 WIJKAGENT 44 4.5 INVLOED VAN HET INFORMATIE GESTUURD POLITIEWERK OP HET GEBIEDSGERICHT WERKEN 45 4.6 ROL LEIDINGGEVENDEN 46
5 EINDCONCLUSIE 47
5.1 INLEIDING 47 5.2 DE ROL VAN DE WIJKAGENT 47 5.3 DE INDELING VAN DE GEBIEDEN 48 5.4 DE STURING VAN HET POLITIEWERK 49 5.5 TOT SLOT 49
LITERATUURLIJST 50
BEGRIPPENLIJST 51
AFKORTINGENLIJST 52
BIJLAGEN 53
8
1 Onderzoeksopzet
1.1 Organisatie
Het zorggebied van de politieregio Gelderland-Midden omvat 16 gemeenten met ruim 640.000
inwoners.
De regio heeft circa 17000 medewerkers. De regio is geografische verdeeld in drie districten, te weten
Arnhem Veluwezoom, West Veluwe Vallei en Rivierenland. De andere korpsonderdelen zijn Justitiële
zaken en de Regionale Stafdiensten.
Het grootste district is Arnhem Veluwezoom, dat in het midden van de regio ligt. Dit district is
grootstedelijk van karakter en omvat de gemeenten Arnhem, Rheden, Rozendaal en Doesburg. Zij is
geografische verdeeld in de units basispolitiezorg ( BPZ) Arnhem Noord, Arnhem Zuid en
IJsselwaarden. Daarnaast heeft het district de unit Executieve ondersteuning , de Centrale Meldkamer
Gelderland-Midden en een stafafdeling.
In het noodwesten van de regio ligt het district West Veluwe Vallei. Zij omvat de gemeenten Ede,
Wageningen, Scherpenzeel, Nijkerk, Barneveld en Renkum. De verdeling in geografische units BPZ is
in dit district Nood, Midden en Renkum/Wageningen. De BPZ-unit Renkum behoorde tot 1 januari
2005 tot het district Arnhem Veluwezoom. Vanaf die datum is deze unit gefuseerd met de BPZ-unit
Wageningen, die al deel uit maakte van de West Veluwe Vallei. Daarnaast heeft het district de unit
Verkeer en de afdelingen Bijzondere Wetten, Milieu, Publiekservice en districtstaf.
In het zuiden en oosten van de regio ligt het district Rivierenland. Dit district omvat de gemeenten
Overbetuwe, Lingewaard, Westervoort, Duiven, Rijnwaarden en Zevenaar. De BPZ-units zijn hier
verdeeld in Oost en West. Verder bestaat het district uit de unit Executieve Ondersteuning, de unit
Parketpolitie & Arrestantenverzorging en een stafafdeling.
9
De divisie Justitiële Zaken houdt zich onder andere bezig met de zware en/of georganiseerde
criminaliteit, recherche-informatie en financieel economische recherche. Zij bestaat uit de units
Forensische Opsporing, Tactische Opsporing, Informatie, Milieu en Vreemdelingenzaken. Verder
heeft zij een Bureau Conflict- en Crisisbeheersing.
Het korps maakt gebruik van de regionale stafdiensten Financieel Economische Zaken, Control &
Kwaliteitszorg, Personeelszaken, Informatiemanagement, Communicatie, Beleids- en Bestuurszaken,
Programmabureau en een Facilitair Bedrijf. Deze regionale stafdiensten ondersteunen het hele
werkveld. Direct aan de korpschef zijn de Regionale Inlichtingendienst en het Bureau Interne Zaken
verbonden.
10
1.2 Aanleiding
In de jaren 90 van de vorige eeuw heeft de regio Gelderland-Midden er voor gekozen om het concept
‘gebiedsgericht werken’ in te voeren. Hierbij stond het probleemgericht werken en partnership
centraal. Op deze wijze zou de woonomgeving samen met de partners leefbaarder en veiliger dienen
te worden.
Na de regiobrede implementatie is aan het concept lokaal invulling gegeven. Centraal in dit concept
was de rol van de gebiedsgebonden functionaris. Hij werd bestempeld als de ‘korpschef in zijn wijk, de
meest vooruitgeschoven post van de politie in de samenleving. In de laatste jaren is de politie anders
in deze maatschappij komen te staan.
Landelijke ontwikkeling De Raad van Hoofdcommissarissen heeft in haar notitie “Politie in ontwikkeling’ een nieuwe visie
voorgesteld. Dat geschiedt aan de hand van tien punten aan de horizon. Het vierde punt van die
strategie geeft aan dat het gebiedsgebonden werken een leidend principe voor de Nederlandse politie
blijft, maar dat er wel een andere manier van benaderen van de omgeving wordt gevraagd. Effectiviteit
gaat hierbij boven efficiency. De toegevoegde waarde van de politie stoelt hier op de continue
aanwezigheid in de frontlinie van de samenleving, waarbij zij conflicten wil beslechten en
veiligheidsproblemen wil helpen oplossen. Op lokaal niveau zal er meer gehandhaafd dienen te
worden maar wel volgens het motto vriendelijk als het kan, streng als het moet.
Regionale ontwikkeling Het regiokorps Gelderland-Midden wil effectief en efficiënt werken om zo goed mogelijke resultaten te
behalen. De omvorming van een activiteitgerichte naar een procesgerichte organisatie is een van de
belangrijkste strategieën van het korps om tegemoet te komen aan de eisen van de samenleving.
Het korps heeft daartoe de volgende belangrijke hoofdprocessen benoemd;
1. Opsporen &Handhaven ( met het accent op Informatie Gestuurd Politiewerk) 2. Hulpverlening (Intake, Noodhulp, Arrestantenzorg en Nazorg)
Voor deze hoofdprocessen zijn twee programmamanager aangesteld. Zij worden ondersteund door
een programmabureau.
Binnen de regio Gelderland-Midden is inmiddels een nieuwe missie en visie in ontwikkeling Deze
ontwikkeling zal als startpunt gebruikt worden voor de heroriëntatie op het gebiedsgerichte werken. De
missie en visie is geschreven rond het vertrouwen dat de burger in de politie moet kunnen stellen. Als
fundament daarvoor dient de politie er voor te zorgen dat zij bescherming biedt, altijd bereikbaar is en
optreedt als de burger een beroep op haar doet. Het speerpunt van de organisatie in het
gebiedsgebonden werken is de gebiedsgebonden functionaris, die landelijk aangeduid wordt als
wijkagent. In deze notitie zal worden ingegaan op de nieuwe rol die de gebiedsgebonden
functionaris/wijkagent zou kunnen gaan vervullen.
11
1.3 Probleemstelling
Vanaf de invoering van het gebiedsgebonden werken hebben de districten op basis van hun lokale
veiligheidsbeleving invulling gegeven aan de rol van de gebiedsgebonden functionaris. De eerste
gebiedsgebonden functionarissen zijn benoemd bij de reorganisatie van de Nederlandse politie in
1994. Sindsdien heeft elke gebiedsgebonden functionaris zijn eigen werkwijze doorontwikkeld,
waardoor er regionaal grote verschillen zijn ontstaan in de wijze waarop de rol van de
gebiedsgebonden functionaris vorm wordt gegeven. Deze situatie geeft veel onduidelijkheid en kan
mogelijk conflicteren met de rol van de wijkagent zoals die in de missie, visie en strategie van het
korps aangegeven wordt.
1.4 Doelstelling
In het kader van de heroriëntatie op het gebiedsgebonden werken is het gewenst dat er onderzoek
gedaan wordt naar de rol die de gebiedsgebonden functionaris vervullen met de volgende
doelstellingen:
• Het verkrijgen van een heldere weergave van de wijze waarop de gebiedsgebonden functionaris nu in zijn taakgebied de rol binnen het gebiedsgebonden werken verricht.
• Het verkrijgen van een beeld van de werkdruk binnen de huidige ggf-gebieden1 en de onveiligheidgevoelens van de bewoners op basis waarvan een indeling van de gebieden gemaakt zou kunnen worden.
• Inzichtelijk maken hoe de gebiedsgebonden functionaris wordt aangestuurd en daarbij een beeld geven hoe dit aansluit bij het informatie gestuurd politiewerk
1.5 Vraagstelling
Om de voornoemde probleemstelling op te lossen en de doelstelling te realiseren, dienen de volgende
onderzoeksvragen te worden beantwoord:
• Op welke wijze verricht de gebiedsgebonden functionaris zijn rol binnen het gebiedsgebonden werken?
• Is de werkdruk voor elk ggf-gebied te meten en hoe verhoudt deze zich met de onveiligheidsgevoelens van de bewoners? Is hiermee een effectievere verdeling van de ggf-gebieden te maken?
• Hoe is de aansturing van de gebiedsgebonden functionaris nu vorm gegeven en sluit deze aan bij het sturingsconcept informatie gestuurd politiewerk?
Beantwoording van deze vragen levert de basis op voor een beschrijving van de huidige rol van de
gebiedsgebonden functionaris binnen het gebiedsgebonden werken (onderzoeksvraag 1), een
beschrijving van de verdeling van de ggf-gebieden op basis van de werkdruk van de
gebiedsgebonden functionaris en onveiligheidgevoelens van haar bewoners(onderzoeksvraag 2) en
1 Ggf=gebiedsgebonden functionaris. Een ggf-gebied is het gebied dat door een gebiedsagent bestreken wordt.
12
een beschrijving van de wijze waarop de gebiedsgebonden functionaris aangestuurd kan worden
passend binnen de werkwijze van het informatie gestuurd politiewerk (onderzoeksvraag 3).
Beantwoording van de onderzoeksvragen
Bij de beantwoording van de onderzoeksvragen worden aspecten belicht, zoals hieronder per
onderzoeksvraag beschreven, waarbij steeds eerst de onderzoeksvraag wordt herhaald.
Onderzoeksvraag 1
Op welke wijze verricht de gebiedsgebonden functionaris zijn rol binnen het gebiedsgebonden
werken?
Deze vraag wordt beantwoord aan de hand van de referenties genoemd in het ‘Referentiekader
Gebiedsgebonden Politie’. Daarbij komen de volgende aspecten aan bod:
• Het samenwerken met de partners en netwerken • Het hebben van zicht op zaken die spelen binnen het gebied
Onderzoeksvraag 2
Is de werkdruk voor elk ggf-gebied te meten en hoe verhoudt deze zich met de
onveiligheidsgevoelens van de bewoners? Is hiermee een effectievere verdeling van de ggf-gebieden
te maken?
Deze vraag wordt beantwoord aan de hand van de cijfers over omvang van het werkaanbod,
uitgedrukt in de vraag naar politieproducten en de productie daarvan per gebiedsgebonden
functionaris. Tevens wordt gekeken naar de cijfers van de Veiligheidsmonitor Gelderland-Midden
2005.
Onderzoeksvraag 3
Hoe is de aansturing van de gebiedsgebonden functionaris nu vorm gegeven en sluit deze aan bij het
informatie gestuurd politiewerk?
Deze vraag wordt beantwoord aan de hand van de deelprojecten van het informatie gestuurd
politiewerk.
1.6 Onderzoeksmethoden
13
Ter beantwoording van de onderzoeksvragen worden twee verschillende onderzoeksmethoden
gebruikt: mondelinge interviews en deskresearch.
Mondelinge interviews Door middel van mondelinge interviews wordt, aan de hand van een vragenlijst een beeld
weergegeven van de invulling van de rol van de gebiedsgebonden functionaris binnen het
gebiedsgebonden werken. Aan de hand van de onderzoeksresultaten wordt deze rol omschreven en
kunnen afwijkingen ten opzichte van het Referentiekader Gebiedsgebonden Politie worden
vastgesteld. Daarmee wordt de eerste onderzoeksvraag beantwoord. Tevens zal in de interviews
aandacht worden geschonken aan de sturing die er plaats vindt. Aan de hand van die
onderzoeksresultaten kunnen afwijkingen worden vastgesteld ten opzichte van het informatie
gestuurde politiewerk. Daarmee wordt de derde onderzoeksvraag beantwoord.
Om een breed beeld te krijgen van de rol van de gebiedsgebonden functionarissen worden naast de
gebiedsgebonden functionarissen ook hun direct leidinggevenden alsmede de dagcoördinatoren
(DACO’s) mondeling geïnterviewd.
Daar deze groep voor de hele regio te breed zou worden , is de keuze gemaakt om het onderzoek te
beperken tot de unit Renkum Wageningen in het district West Velluwe Vallei en Rivierenland-West in
het district Rivierenland. Door de keuze van de unit Renkum-Wageningen wordt tevens een deel van
het district Arnhem Veluwezoom bekeken. Deze unit is in 2005 namelijk ontstaan uit de units Renkum,
dat deel uit maakte van het district Arnhem Veluwe Zoom en Wageningen, dat deel uit maakte van het
district West Veluwe Vallei.
Hierbij zijn de volgende personen geïnterviewd:
Unithoofd BPZ (2x)
Groepschefs (5x)
Gebiedsgebonden functionarissen (23x)
Dagcoördinatoren (5x)
Deskresearch Ten behoeve van de beantwoording van onderzoeksvraag 2 is voor het onderzoek naar de
kwantitatieve resultaten gebruik gemaakt van het bedrijsproccesensysteem ( BPS), het
bekeuringsafhandelingsysteem TOBIAS en het Geïntegreerd Informatie Data Systeem (GIDS) van de
politieregio Gelderland-Midden en de resultaten van ‘Veiligheidsmonitor Gelderland-Midden 2005.
Voor de beeldvorming van de rol van de gebiedsgebonden functionaris is voor het onderzoek gebruik
gemaakt van de unitwerkplannen en de gebiedsscans.
14
2 Achtergronden van het onderzoek; de theorie
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk zal eerst worden uiteengezet wat gebiedsgebonden werken inhoudt en hoe zich deze
filosofie de laatste jaren heeft ontwikkeld. Vervolgens zal er worden ingegaan op de maatschappelijke
ontwikkelingen. In de afgelopen jaren is de roep om een veiligere samenleving toegenomen. Zowel
vanuit de politiek als vanuit de Raad van Hoofdcommissarissen zijn hiertoe handreikingen gedaan.
Deze aanbevelingen hebben direct invloed om de wijze waarop gebiedsgebonden werken wordt
uitgevoerd.
2.2 Gebiedsgebonden politiezorg als filosofie voor politiewerk
In de jaren negentig heeft politie Gelderland-Midden net als alle korpsen het integraal
gebiedsgebonden veiligheidszorg ( IGVZ) ingevoerd. Kernpunten in het gedachtegoed van IGVZ zijn
dat het politiewerk in een gebied van beperkte geografische omvang wordt uitgevoerd door een vaste
groep politiemensen vanuit een vestiging in het gebied zelf. Deze politiemensen worden in onze regio
aangeduid als gebiedsgebonden functionarissen. De IGVZ draagt direct bij aan de leefbaarheid van
een wijk. Leefbaarheid heeft immers een relatie met veiligheid. Gebrek aan leefbaarheid wordt gezien
als een oorzaak van het veiligheidsprobleem. Bij IGVZ gaat men uit van de gedachte dat men samen
met de direct betrokkenen partners het probleem aanpakt.
Doel van het IGVZ werk is het bevorderen van de objectieve veiligheid (de kans om slachtoffer te
worden) en de subjectieve veiligheid (de gedachte om slachtoffer te kunnen worden). Het specifieke
van de IGVZ zit hem in de wijze waarop ze deze twee doelen denkt te bereiken.
Enerzijds doordat de vaste groep politiemensen die de wijk en haar bewoners kent en hierdoor kan
inspelen op latente problemen voordat zij escaleren of opkomen(het kennen en gekend worden).
Anderzijds reageert de IGVZ niet alleen op incidenten, maar streeft naar lange termijnoplossingen,
waarbij gezocht wordt naar de oorzaken van de problemen en getracht wordt deze oorzaken te
beïnvloeden of weg te nemen (de probleemgerichte aanpak). Populair gezegd wil de politie hiermee
aan de ‘voorkant van het probleem’ komen.
In de praktijk kunnen gebiedsagenten die problemen bij burgers signaleren bij mensen langsgaan die
problemen hebben en problemen aankaarten bij andere instanties. De ambitie ten opzichte van het
probleemgericht werken binnen de IGVZ gedachte zou derhalve wat moeten worden bijgesteld. De
taken en de verantwoordelijkheden van de politie liggen dan meer op het vlak van het geven van
aandacht aan burgers met problemen en het ingrijpen bij crisissituaties. Ondanks dat wijkagenten
problemen misschien niet structureel kunnen oplossen, hebben zij een belangrijke taak op het vlak
van het geven van troost in crisissituaties, mensen kalmeren en het herstellen van de (lieve) rust op
die momenten dat burgers er zelf niet meer uitkomen.
Een derde, niet onbelangrijk, kenmerk van IGVZ dat wordt onderkend, is dat veiligheid niet alleen een
zaak is van de politie. Er dient sprake te zijn van partnership. Bij IGVZ worden 7 partners genoemd:
15
de burgers, bedrijven, gemeente, OM, politie, instellingen en media. Al deze partijen hebben een
belangrijke rol in de aanpak van het veiligheidsprobleem. In het model Gemeenschappelijke
veiligheidsaanpak worden de burger en de bedrijven als basis gezien. Daarom heen zijn drie ringen
geplaatst, (1)het sociale weefsel, (2) professionals en corporaties en (3) de veiligheidsmaatschap,
waartoe ook de politie behoort. Dit samenspel wordt geregisseerd door de gemeentelijk of landelijke
overheid. De rol van de gemeente is initiëren en bewaken van de voortgang. De politie ziet
programmasturing als adequaat middel om samenhang in het veiligheidsbeleid te organiseren tussen
de politie en haar verschillende partners2. Dit concept van gemeenschappelijke veiligheidsaanpak
vraagt een specifieke invulling van de maatschappelijke functie van de gebiedsgebonden politie.
Problemen in de buurt moeten bepalend zijn voor de wijze waarop aan de politiezorg invulling wordt
gegeven.
2 Politie in Ontwikkeling (2005)
16
2.3 Veiligheidsprogramma 2002
In 2002 heeft het kabinet besloten dat Nederland veiliger moet worden. Hiertoe is het
Veiligheidsprogramma 2002 ‘Naar een veiliger samenleving’, ontwikkeld waarbij het kabinet een
consistent pakket aan maatregelen voorstelt om Nederland veiliger te maken. Letterlijk zegt het
kabinet:
“De Nederlandse samenleving moet veiliger. Dit is de boodschap van de burger die vanuit de
verkiezingen doorklinkt” (Veiligheidsprogramma 2002: 9).
De handhaving en de criminaliteitsbestrijding door de overheid moet weer op een adequaat niveau
worden uitgevoerd. Daarbij stelt het kabinet zichzelf in de nota tot doel om de criminaliteit in de
maatschappij met 20 - 25% terug te brengen in 2006.
Het kabinet ziet drie belangrijke oorzaken voor de huidige veiligheidsproblematiek:
• de huidige versnippering van de betrokken instanties, met als gevolg onvoldoende effectieve
criminaliteitsbestrijding;
• duidelijke tekorten in de handhaving door de overheid (zaken blijven op de plank liggen,
onvoldoende rechters cellen etcetera);
• een tekort aan zichtbare handhaving (te ver doorgeschoten gedoogcultuur).
Door deze tekortkomingen in de bestrijding van criminaliteit blijft de pakkans laag, waardoor vooral
stelselmatige daders en meer- en veelplegers nauwelijks worden geremd (Veiligheidsprogramma
2002). De aanpak in het Veiligheidsprogramma 2002 richt zich dan ook hoofdzakelijk op het veiliger
maken van de publieke ruimte. Dit doet het kabinet door zich te richten op een viertal speerpunten:
• het aanpakken van de stelselmatige dader;
• het versterken van de opsporing en de handhaving;
• het versterken van het zichtbare toezicht en de controle in / op het publieke domein;
• het intensiveren van preventieprojecten.
Het Veiligheidsprogramma 2002 benoemt vooral de lokale veiligheidspartners als de actoren ‘die het
zullen moeten doen’. Het kabinet doet dan ook met nadruk een beroep op deze lokale
veiligheidspartners om hun verantwoordelijkheid te nemen (Veiligheidsprogramma 2002).
Politie richt zich op haar kerntaken
Het Veiligheidsprogramma 2002 besteedt ook aandacht aan de gevolgen van de intensivering van de
taken van de politie op handhavings- en opsporingsgebied voor de mate waarin zij haar
17
hulpverleningstaken nog kan uitvoeren. De gemeente krijgt de verantwoordelijkheid om een aantal
hulpverleningstaken, die in de loop van de tijd bij de politie zijn komen te liggen, op te pakken.
‘De politie moet zich richten op de acute noodhulp. Niet-acute hulpverleningsactiviteiten die nu teveel
capaciteit vergen, worden dus zoveel mogelijk gestopt of overgedragen’ (Veiligheidsprogramma 2002:
79).
In de zogenaamde 'kerntakenbrief' aan de Tweede kamer (Ministers van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties en Justitie, 2004) benoemen de beide ministers nog eens expliciet dat het integrale
lokale veiligheidbeleid een verantwoordelijkheid is van de gemeente en zij dus ook verantwoordelijk
zijn voor de regie op dat lokale veiligheidsbeleid. De kerntaken van de politie dienen zich te beperken
tot handhaven en opsporen en acute hulpverlening.
2.4 Missie en visie van de politie
In aansluiting op het Veiligheidsprogramma 2002 heeft de Nederlandse politie een nieuwe missie en
visie ontwikkeld waarbij de nadruk komt te liggen om het vervullen van haar kerntaken: opsporen &
handhaven en acute noodhulpverlening.
De landelijke missie en visie De Raad van Hoofdcommissarissen heeft in 2005 haar missie en visie voor de Nederlandse politie
gepresenteerd in “Politie in ontwikkeling, visie op politiefunctie”. Deze notitie beschrijft de wijze waarop
de RHC denkt dat de inbedding van de politie binnen de samenleving plaats zou moeten vinden.
Hiertoe zijn een tiental punten op de horizon benoemd als belangrijkste elementen. Deze speerpunten
zijn:3
1. De Nederlandse politie wil bijdragen aan veiligheid.
2. Signaleren en adviseren is een expliciete taak van de Nederlandse politie.
3. Ondergeschiktheid MET gezag is richtinggevend voor de Nederlandse politie.
4. Het gebiedsgebonden werken blijft een leidend principe voor de Nederlandse politie.
5. Binnen het gebiedsgebonden werken vormt de nodale oriëntatie een noodzakelijke aanvulling
op de lokale oriëntatie.
6. De Nederlandse politie zet in op policing of communities.
7. De Nederlandse politie wil informatie gestuurd werken.
8. De Nederlandse politie ziet programmasturing als adequaat middel tot samenwerking.
9. De Nederlandse politie vormt een concern.
10. De Nederlandse politie ziet intensieve Europese politiesamenwerking als vanzelfsprekend
onderdeel van het gemeenschappelijke EU-veiligheidsbeleid.
3 Zie ‘Politie in Ontwikkeling (2005) p 13-19
18
Missie en visie voor politie Gelderland-Midden. De missie en visie van de politie Gelderland-Midden voor 2006-2008 sluit aan bij de hierboven
omschreven missie en visie van de RHC. De missie en visie is geschreven rond het vertrouwen dat de
burger in de politie moet kunnen stellen. Als fundament daarvoor dient de politie er voor te zorgen dat
zij bescherming biedt, altijd bereikbaar is en optreedt als de burger een beroep op haar doet. De
politie handhaaft de wet en doet haar best. De missie van politie Gelderland-Midden luidt dan ook:
Bijdragen aan het verhogen van de (gevoelens van) veiligheid van de inwoners in de regio
Gelderland-Midden door handhaving van de openbare orde, opsporing van strafbare feiten en het
bieden van hulpverlening die daarmee samenhangt (art. 2 Politiewet).
De visie wordt als volgt omschreven:
De burger wordt ondersteund op het terrein van veiligheid door vele overheids-, profit en non-
profitorganisaties. Ieder met eigen taken en verantwoordelijkheden.
Veiligheid wordt met een integrale aanpak vormgegeven. Daarvoor is samenwerking tussen
partners vereist.
Wij werken in beginsel onder de regie van het (lokale) bestuur en het OM.
De burger heeft primair in de zorg voor veiligheid zijn eigen verantwoordelijkheid.
Wij dragen bij aan veiligheid door: handhaven van de openbare orde, opsporing van strafbare
feiten en snelle hulpverlening die daaraan direct gerelateerd is. Daarvoor zijn we dag en nacht
bereikbaar en beschikbaar.
We werken op basis van respect voor iedereen in de samenleving. Het werk van de politie is
gebaseerd op vertrouwen van de burgers in hun politie. Het verdienen van vertrouwen stelt
aan de uitvoering van onze taken eisen op het gebied van rechtmatigheid, doelmatigheid en
doeltreffendheid.
Wij voeren het politiewerk dicht bij de burger uit en doen dit op basis van kennis van de
problemen in buurt en wijk. We zijn daarbij direct aanspreekbaar.
Wij verschuiven, bij de uitvoering van de kerntaken, onze focus tussen toezicht en opsporing
als de omstandigheden daarom vragen. We leggen verantwoording af.
Op basis van deze missie en visie is de volgende strategie geschreven:
• We richten ons op onze kerntaken.
• Niet-kerntaken dragen we zorgvuldig over aan onze partners.
• We versterken de samenwerking met onze partners, waarbij de onderlinge afstemming van de
resultaten wordt verbeterd en ook de doelmatigheid van de keten wordt vergroot.
• We maken de burger duidelijk wat hij van ons kan verwachten
• We informeren melders over de voortgang en afloop van zijn melding. We focussen op de
bestrijding van gebiedsgebonden onveiligheid en daarop zijn ook onze werkzaamheden in de
verschillende beleidsdomeinen gericht.
• We leggen onze focus op strakke, zichtbare handhaving en op veelplegers.
19
• Wij richten ons bij preventie-adviezen op de slachtoffers van delicten.
• We maken gebruik van informatie over de kans op criminaliteit/ overlast.
• We werken procesgericht om een voorspelbare en gestandaardiseerde kwaliteit te realiseren
en om structureel te blijven werken aan verbeteringen.
• We geven informatie over (on)veiligheid zodat de burger passende maatregelen kan treffen
voor zijn eigen veiligheid.
• We gaan meer interregionale samenwerkingsverbanden aan.
2.5 Richting voor het gebiedsgebonden werken
Uit deze missie, visie en strategie van de politie Gelderland-Midden is de volgende visie ontwikkeld
voor het gebiedsgericht werken:
• We geven de politiefunctie zo dicht mogelijk bij de burger vorm; kennen en gekend worden.
• We zorgen dat de wijkagent een grote mate van deskundigheid heeft. Deze kan variëren in
handelingsrepertoire (vriend, scheidsrechter en opvoeder).
• We werken vanuit territoriale eenheden,die tevens de basis vormen voor interventies,
projectmatig werken en toezicht op infrastructuur.
• We zorgen voor een politiepakket dat overal beschikbaar is.
We drukken dit uit in producten en diensten die in elke gemeente beschikbaar zijn, wij bepalen
zelf de organisatie achter deze producten/diensten, wij zullen dit differentiëren met plus-opties
daar waar nodig.
2.6 Ontwikkeling in sturing binnen de politie
Informatie Gestuurd Politiewerk
De politie Gelderland-Midden is bezig met het implementeren van het sturingsconcept informatie
gestuurd politiewerk (IGP), dat de landelijke standaard wordt voor de aanpak van problemen
De doelstelling van IGP is om een sturingsmodel te ontwerpen en te testen voor het aansturen van
het informatie- en het opsporingsproces waardoor een beter resultaat ontstaat en waardoor effect in
de omgeving wordt bereikt. Het gaat uit van drie uitgangspunten:
• Probleemgericht: kennen van de problemen van de samenleving en wat er staat te komen.
Van buiten naar binnen organiseren;
• Procesgericht: kennen van de eigen organisatie, de organisatie van de partners en heldere
taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;
• Resultaatgericht; heldere en haalbare doelstellingen.
De organisationele voorwaarden voor het werken volgens deze methodiek zijn als basisset voor het
IGP-sturingsconcept vervat in een zestal concrete onderling samenhangende sturingselementen.
20
Deze sturingselementen bevatten een groot aantal werkprocessen en instrumenten die middels zes
gelijknamige deelprojecten in de organisatie worden ingebed.
1. Sturingsmodel Dit sturingselement behelst de inrichting en werking van de strategische, tactische en operationele sturing op elk organisatieniveau.
2. Analyseproducten Om te kunnen sturen wordt informatie geïnterpreteerd, aangevuld en geanalyseerd en gevat in analyseproducten. Deze vormen het kompas voor het politiewerk.
3. Projectvoorbereiding
Ten behoeve van de besluitvorming ten aanzien van de in te zetten capaciteit, worden problemen uitgewerkt in concrete projectvoorstellen met daarin opgenomen verschillende interventiemogelijkheden en de consequenties voor de interne bedrijfsvoering.
4. Briefen/debriefen
Dit sturingselement faciliteert het operationeel leiderschap en grijpt aan op de informatietaak binnen alle uitvoerende functies. Om te komen tot gerichte politie-inzet worden tijdens de briefing gerichte informatie- en werkopdrachten uitgezet. Tijdens de debriefing wordt het resultaat geïnventariseerd en vastgelegd, waardoor nieuwe (vervolg)acties kunnen worden geïnitieerd.
5. Restinformatie
Bruikbare informatie die niet wordt meegenomen in een procesdossier wordt vastgelegd in de politiesystemen, waardoor het wordt gedeeld en alsnog kan worden gebruikt.
6. Informatie-/Intelligenceorganisatie 7. Deze zorgt ervoor dat de juiste informatie, in de juiste vorm, op het juiste moment, op de juiste
plaats (in de organisatie) terecht komt.
Het sturingsmodel maakt het verband tussen strategie, doelen, processen, middelen en resultaten van
de (politie)organisatie zichtbaar. In het sturingsmodel worden de taken, bevoegdheden en
verantwoordelijkheden belegd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de probleem- en
proceseigenaar. De probleemeigenaar is verantwoordelijk voor de keuze of de juiste zaken
aanpakken, de proceseigenaar is verantwoordelijke voor de juiste aanpak van die zaken
De sturing vindt plaats op basis van informatie- en analyseproducten. Er kan gericht informatie worden
ingewonnen. Hiervoor zullen bij de briefing en debriefing opdrachten worden uitgezet. Daarnaast kan
het ook zijn dat de informatie uit een ander proces beschikbaar is gekomen (restinformatie). Hiervoor
is directe sturing nodig op de informatie en intelligence behoeften. Op basis van de informatie zal een
project worden voorbereid. De voorstellen tot projecten zullen door de unitleiding beoordeeld worden.
Hierbij zullen heldere keuzes gemaakt dienen te worden over de wijze van interveniëren. Hierbij zal
nadrukkelijk gekeken dienen te worden of de politie wel de aangewezen instantie is om het probleem
aan te pakken of dat er mogelijk slimmere en effectievere methoden zijn. Deze andere, niet alleen op
opsporing gerichte manier van aanpak wordt Tegenhouden4 genoemd.
Als de keuze gemaakt is voor aanpak van het probleem zal dit door middel van een gerichte
interventie gebeuren. In een plan van aanpak zal het beoogde doel worden omschreven. Na de
4 Tegenhouden Troef (2005)
21
interventie zal het resultaat worden teruggekoppeld aan zowel de probleemeigenaar als de informatie-
organisatie.
Schematisch ziet IGP er als volgt uit:
IInnffoorrmmaattiiee//IInntteelllliiggeennccee--oorrggaanniissaattiiee
UUiitt--
vvooeerriinngg
BBeesslluuiitt--
vvoorrmmiinngg RReessttiinnffoorrmmaattiiee
PPrroojjeeccttvvoooorrbbeerreeiiddiinngg
AAnnaallyysseepprroodduucctteenn
PPrroojjeecctt--
vvoooorrbbeerreeiiddiinngg
AAnnaallyysseepprroodduucctteenn
BBrriieeffeenn
DDee--bbrriieeffeenn
RReessttiinnffoorrmmaattiiee
22
Bij het invoeren van de informatiegestuurde politie is een nadrukkelijke rol weggelegd voor de
unitleiding. Aan de van de informatie, die veredeld is door de informatieorganisatie (I2O) krijgen zij
een projectvoorstel. Op basis van dit projectvoorstel nemen zij het besluit of dit probleem door de
politie wordt opgepakt. Een andere mogelijkheid is dat in het kader van tegenhouden het als een
betere interventies wordt gezien als een van de andere partners het probleem gaat aanpakken. Zodra
de unitleiding besluit dat het probleem wordt aangepakt zal zij de interventiemethode en het tijdstip
aangeven. De volgende stap is dat er een plan van aanpak geschreven wordt, waarna men aan de
slag gaat. In het plan van aanpak zullen onder andere het doel en het verwachte resultaat worden
opgenomen. Deze zullen na afloop worden geëvalueerd.
Deze andere aanpak heeft direct gevolgen voor de huidige werkwijze van de gebiedsgebonden
functionaris. Tot nu toe had hij een grote beleidsvrije ruimte waarbinnen hij zelfstandig problemen kon
aanpakken.
2.7 Gevolgen voor het gebiedsgebonden werken
In ‘Politie in ontwikkeling’ heeft de RHC bij haar tien punten aan de horizon zich uitgesproken voor een
verdere ontwikkeling van het gebiedsgericht werken. Dit houdt concreet in dat de politie kiest voor de
politiefunctie dicht bij de burger te continueren en op die wijze vorm te geven aan de
basisveiligheidszorg van de overheid. Effectiviteit gaat hierbij boven efficiency. De toegevoegde
waarde van de politie is hierbij haar 7 x 24 uur aanwezigheid en beschikbaarheid in de frontlinie van
de samenleving. Dit vereist een grote mate van deskundigheid van de individuele agenten op straat.
Bij de politie in de woonomgeving past de metafoor je beste vriend, de toezichthouder, die daarbij
scheidsrechter is in de publieke ruimte, die kent en gekend wordt, die relatief weinig formele
bevoegdheden gebruikt. Het kunnen variëren in handelingsrepertoire van vriendelijk als het kan tot
streng als het moet, wegen binnen deze functies sterker dan in andere functies. Dit vraagt om
maatschappelijke integratie van de politie. Het werken op lokaal niveau op basis van kennen en
gekend worden met een ruime mate van autonomie om binnen de kaders van het korpsbeleid in te
kunnen spelen op de specifieke lokale problemen. Bij deze maatschappelijke integratie gaat het niet
alleen om de handhaving van regels (taakgericht), maar ook om het verlenen van hulp (vraaggericht,
probleemgericht). Van groot belang hierbij is de erkenning dat het bijdragen aan veiligheid niet alleen
de verantwoordelijkheid is van de politie, maar van de samenleving als geheel. Zo wordt er een groter
beroep gedaan op de zelfredzaamheid van burgers, bedrijven en instellingen. Onveiligheid en
onveiligheidbeleving zijn voor een belangrijk deel lokaal van aard en moeten dan ook
gebiedsgebonden worden aangepakt. In het gebiedsgebonden werken als vorm van community
policing heeft de nadruk tot nu toe vooral gelegen op geografische eenheden en het daaraan
verbonden lokale bestuur. De politie wil haar aandacht breder gaan richten op andere
gemeenschappen, die niet geografische gebonden hoeven te zijn en waarbij de aanpak van
probleemgericht werken de leidraad is. Hierbij kan men denken aan een groep minderheden die
verspreid over meerdere ggf-gebieden wonen en nu dus blijven beeld blijven.
23
Op basis van deze richting is er het ‘Referentiekader gebiedsgebonden politie’ ontwikkeld. Aan de
hand van een aantal referenties wordt een nadere invulling gegeven aan de politie veiligheidszorg.
Door de werkgroep is hierbij uitgegaan van de volgende referenties :
• Samenwerken met partners
o Samenwerking met de omgeving
o Taakafbakening en participatie partners
o Operationeel samenwerken in de keten
• De gebieden
o Indeling
o Zicht en gebiedsscan
• Organisatorische inbedding
o Wijkagent
• Informatiegestuurde Politiewerk
• Rol leidinggevenden
2.8 Gevolgen voor de gebiedsgebonden functionaris
Bovenstaande ontwikkelingen geven aan dat de rol van de gebiedsgebonden functionaris in het
gebiedsgebonden werken aan verandering onderhevig is. Hiermee wordt de doelstelling van dit
onderzoek duidelijk: Hoe past de rol van de gebiedsgebonden functionaris binnen de nieuwe richting
die het gebiedsgebonden werken aan het vormen is?
24
3 Onderzoeksresultaten; de praktijk
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk zullen de drie onderzoeksvragen worden behandeld. Zoals al is aangegeven is er voor
gekozen van 2 van de 8 units nader te bekijken. Door te kiezen voor de unit Renkum Wageningen
wordt in het onderzoek ook het derde district meegenomen, daar deze unit in 2005 ontstaan is uit de
units Renkum van het district Arnhem Veluwezoom en Wageningen van het district West Velluwe
Vallei. In totaal zijn zo 23 van de 115 gebiedsgebonden functionarissen geïnterviewd.
Methode
Dit onderzoek is gebeurd aan de hand van de interviews met de unithoofden, groepschefs,
gebiedsagenten en dagcoördinatoren. De gebiedsscans, de overige informatie uit de units en de
cijfers werden vervolgens als onderbouwing gebruikt om een inschatting te kunnen maken van de
werkdruk in de verschillende gebieden. De methode is opgebouwd uit de volgende componenten:
1. Interviews; 2. Gebiedscan; 3. Werkplannen/ overige informatie Units; 4. cijfers
Interviews Er is een vragenlijst gemaakt die als basis diende voor de interviews van alle betrokkenen. De
vragenlijst is als bijlage bijgevoegd.
Gebiedscan De geactualiseerde gebiedsscans 2005 leverden een belangrijke bijdrage aan de onderbouwing van
de interviews. De scans gaven naast o.a. demografische en kwalitatieve gegevens, een beeld van de
(te verwachten) problematiek in de huidige gebieden.
Werkplannen Informatie vanuit de werkplannen/ kennis uit de gebieden, gaven een beeld van wbs-overschrijdende5
problemen in de units. Deze problematiek zou bijvoorbeeld een ander soort benadering kunnen
vragen, bijvoorbeeld een doelgroepbenadering (als voorbeeld schoolagent, agent voor
overlastplegers/ daklozen etc.).
Cijfers Als graadmeter voor werkdruk en politie-inzet werden cijfers gebruikt. Deze cijfers hebben in dit
onderzoek gediend als ondersteuning en onderbouwing van de gegevens die binnen de interviews.
5 Door middel van de WBS-codering kunnen gebieden cijfermatig inzichtelijk worden gemaakt.
25
3.2 De rol van de gebiedsgebonden functionaris
De lokale politietaak wordt verricht door en vanuit de units. Binnen het gebiedsgericht werken is de
gebiedsgebonden functionaris de meest vooruitgeschoven post van de politie. In het ‘Referentiekader
Gebiedsgeboden politie’ worden de volgende kenmerken van een gebiedsgebonden functionaris
genoemd. Hij is de belangrijke schakel die voor elke burger en ondernemer toegankelijk moet zijn. Hij
zal met name opereren in de samenwerking met externe partners in kleinschalige verbanden bij de
gezamenlijke aanpak van problemen. De gebiedsgebonden functionaris kent de eigen beperkingen
van de organisatie op het terrein van deskundigheid en beschikbare tijd. Hij is aanspreekbaar met
betrekking tot de politiebijdrage in zijn eigen gebied. Hij weet wat de mensen in de wijk beroert op het
vlak van veiligheid en leefbaarheid. In zijn wijk is sprake van kennen en gekend worden. In zijn
taakoefening zijn de volgende vier hoofdbestanddelen te herkennen: opsporen, handhaven en
noodhulpverlening; netwerken en onderhouden van en deelnamen aan samenwerkingsketens,
signalering en advisering; probleemvoorkoming en probleemoplossing.
De huidige functiebeschrijving van de gebiedsgebonden functionaris binnen de politieregio
Gelderland-Midden is als bijlagen opgenomen bij dit onderzoek.
Aan de hand van de kenmerken voor de gebiedsgebonden functionaris is een vragenlijst opgesteld,
die gebruikt werd bij de enquêtes. In deze vragenlijst kwamen de volgende hoofdonderwerpen aan de
orde:
• Algemeen beeld van de wijk
• Inzicht in het regionale beleid, de kerntaken en de prestatiecontracten
• Werkdruk en tijdsindeling
• Netwerken
• Wijkindeling
De vragenlijst is als bijlage bij dit onderzoek gevoegd.
3.2.1 Unit Renkum Wageningen
Uit de interviews blijkt dat de op de unit werkzame gebiedsagenten allen op een verschillende manier
uitvoering geven aan hun taken en werkzaamheden.
Dit lijkt in eerste instantie niet vreemd omdat ieder gebied een andere aanpak kan vragen en er
natuurlijk ook altijd verschillen zitten in de competenties van de verschillende gebiedsagenten. Een
aantal gebiedsagenten is al werkzaam in deze functie van 1994 en een aantal zijn later aangesteld.
Gebiedsagenten die zijn aangesteld in 1994 hebben overigens allen inmiddels minstens een keer van
werkgebied geruild.
Het beste zijn de verschillen te beschrijven door een vergelijk te maken tussen de oude wijkagent van
vroeger (geven van zorg, onderhouden van netwerken, meewerken aan vooral leefbaarheid) en die
van politieagent in een gebied (vooral aandacht voor repressie, opsporen en handhaven). Beiden
voorbeelden zijn uitersten (bandbreedte) waarin de gebiedsagenten acteren.
26
De gebiedsagenten gaven aan dat zij zelf kunnen bepalen hoe zij optreden. Hoewel er voor de
gebiedsagenten een functiebeschrijving aanwezig is, laat deze kennelijk veel ruimte voor een
persoonlijke invulling.
Twee gebiedsagenten gaven aan dat zij het grootste deel van hun tijd besteden aan één concreet
probleem. Deze ene agent was nagenoeg continue bezig met de problemen rond het in zijn gebied
gelegen psychiatrische ziekenhuis. De ander was meer dan 80% van zijn taak bezig met
jeugdproblematiek door de in zijn gebeid aanwezige scholen. Beiden gaven aan dat hierdoor taken
binnen wijk op het gebied van gebiedsgebonden werken bleven liggen.
Alle gebiedsgebonden functionarissen konden een goed beeld schetsen van hun gebied en de
belangrijkste problemen die zich daarin voordeden.
Van de 12 in de unit werkzame gebiedsagenten gaven 8 agenten aan dat de visie van de Regio Politie
Gelderland-Midden duidelijk is. De districtelijke vertaling was minder bekend (3) en maar 4 collega’s
geven aan te weten wat de unitchef voor ogen heeft binnen het gebiedsgebonden werken. De meeste
gebiedsagenten (10) hebben zicht op de ontwikkeling van het gebiedsgebonden werken Zij geven
onder andere aan dat dit het volgende voor hen betekent:
• Geen wijziging van invulling (5); • Verschuiving niet van toepassing (1); • Verschuiven taakvelden/ verkeerde ontwikkeling (3); • Minder netwerken/ meer noodhulp/ waan van de dag (2);
Opvallend is dat de meeste gebiedsagenten goed kunnen aangeven dat er een verschuiving is naar
de kerntaken, meer veiligheid, minder aandacht voor leefbaarheid. Wanneer ik kijk naar de uitvoering
van taken van de gebiedsagenten wordt dit niet altijd zichtbaar in een vertaling naar “meer prestaties/
productie”. Hier wordt bij onderzoeksvraag nader bij stil gestaan.
Alle gebiedsagenten gaven aan dat zij binnen hun gebied netwerkpartners hebben. Het aantal
netwerkpartners verschilt per gebied. Ook de partners die aanschuiven voor de overleggen verschillen
enorm. Het aantal overlegsvormen verschilt ook per gebied. Bij verschillende overlegsvormen neemt
men de taak van de buurman-gebiedsagent over. Zo wordt het overleg met de woningcorporatie niet
steeds door alle gebiedsgebonden functionarissen afzonderlijk bijgewoond maar gaat een
gebiedsagent als afgevaardigde. De kwaliteit van het netwerk wordt als goed ervaren. Belangrijk
hierbij is wel dat er een gezamenlijk probleem voorhanden moet zijn. Mocht een van de partners voor
hem geen rol zien weggelegd bij de aanpak van een probleem wordt er snel afgehaakt. Het is daarna
erg lastig om die partij weer aan tafel te krijgen.
Binnen het district West-Veluwe Vallei worden de gebiedsagenten voor 1/3 van hun tijd in de noodhulp
ingezet. Deze tijd was van oorsprong vooral bedoeld om de verbinding te leggen tussen
gebiedsagenten en basis politiezorg. In deze tijd diende o.a. een uitwisseling plaats te vinden met
betrekking tot problematiek en aandachtspunten in de gebieden. Daarnaast diende deze tijd ( 6
diensten per periode) ook om de roosterdruk binnen de basis politiezorg te verlichten.
In de praktijk en uit de gesprekken met gebiedsagenten en collega’s, bleek het eerste argument,
uitwisseling van informatie, verbinding leggen, niet of onvoldoende uit de verf te komen.
27
Gebiedsagenten die een actieve rol aannemen in de uitwisseling van informatie hebben de tijd in de
noodhulp niet nodig om tot uitwisseling te komen. Zij gebruiken hiervoor de briefing, projectdiensten of
andere momenten om over hun gebied en werkzaamheden te vertellen. Gebiedsagenten die
onvoldoende in staat zijn om informatie uit te wisselen, doen dit in de praktijk ook tijdens de noodhulp
niet of nauwelijks. Zij leveren ook op andere momenten nauwelijks informatie aan. De praktijk laat dan
ook zien dat de gebiedsagenten vooral binnen het rooster participeren om de druk op de BPZ te
verlichten en gaten in het rooster te vullen. De 1/3 wordt dan ook voor een belangrijk deel in het
weekend gedraaid.
De meeste gebiedsagenten (ruim 70%) die noodhulp draaien gaven overigens aan dat de combinatie
van het verrichten van noodhulp lastig te combineren valt met werkzaamheden binnen hun gebied. Zij
zijn de regie kwijt op hun agenda en moeten afwachten wanneer de planner ze heeft ingepland (vooral
in het weekend). Overigens was er ook een aantal gebiedsagenten dat de combinatie van noodhulp
met hun wijk prima vindt. Op deze wijze zagen ze ook meer wat er in andere gebieden speelde.
Een aantal gebiedsagenten neemt in de noodhulp een actieve rol aan, naast het behandelen van
meldingen, pakken ze ook zelf werk op. Daarnaast was er ook een aantal gebiedsagenten dat vooral
de meldingen afhandelde die hij vanuit het CMG kreeg. Dit bleek uit dagrapporten en productie-
overzicht, dat bij onderzoeksvraag 2 behandeld wordt.
Het meedraaien in de noodhulp is in de praktijk vooral uit nood geboren,met als doel het verlagen van
de roosterdruk binnen de unit. Informatie-uitwisseling is niet afhankelijk van het meedraaien in de
reguliere dienst. Er zijn daarnaast genoeg momenten om informatie te (kunnen) delen of uit te
wisselen. De reactieve zorg van de gebiedsagenten (de output) ligt voor een (groot) deel in de
afhandeling van meldingen.
Naast het wijkwerk en de noodhulp, dienen de gebiedsagenten ook 1/3 van hun tijd te besteden aan
de opsporing van strafbare feiten. Uit de interviews en de cijfers, bleek dat hier op een verschillende
manier mee wordt omgegaan. Sommige gebiedsagenten gaven aan dat zij minder competent zijn op
het gebied van opsporing, sommige geven aan dat zij liever bemiddelend optreden (categorie
wijkagent).
Als voorbeeld zijn er bijvoorbeeld gebiedsgebonden functionarissen die in 2005 nog geen 10
tobiasbonnen hebben geschreven, terwijl anderen er gemiddeld 70 schreven tijdens hun
werkzaamheden. Ook wat betreft het aantal opgemaakte dossiers zit er een groot verschil. Hier ligt de
bandbreedte tussen de 2 en 15 dossiers.
Ook is gebleken dat de verbinding met bijvoorbeeld de recherche niet- of nauwelijks tot stand komt.
Dit bleek o.a. uit de frequentie waarmee de gebiedsagenten contact hadden met de rechercheafdeling
en de informatie-uitwisseling die onvoldoende plaatsvond. Het kwam nogal eens voor dat de
gebiedsagenten niet weten welke onderzoeken er binnen hun gebied plaatsvonden. Overigens is dit
ook een verantwoordelijkheid van de recherche. In de cluster Renkum namen de gebiedsagenten
28
hierin een pro-actieve houding aan. In de cluster Wageningen nemen eveneens een groot aantal
gebiedsagenten hierin een pro-actieve houding aan.
Binnen de VVC-werkzaamheden pakten de meeste gebiedsagenten hun rol op. Dit vertaalde zich niet
altijd in concreet te meten output. Beide dagcoördinatoren waren echter over het algemeen heel
tevreden over de prestaties op dit gebied. De verbinding met de recherche was over het algemeen
onvoldoende.
3.2.2 Unit Rivierenland-West
Twee van de 11 gebiedsgebonden functionarissen zijn als sinds 1994 in hun gebied in de huidige
functie werkzaam. Een gebiedsagent is pas zeer recent benoemd.
Alle gebiedsagenten gaven aan dat zij weten wat er in hun gebied speelt. Hierin speelde zeker mee
dat zij allen bezig waren om de jaarlijkse gebiedscan te schrijven. In de scans geven zij naast de
geografische en demagogische gegevens ook de problemen binnen de wijk aan.
Ook hier waren er grote verschillen in de aard en werkwijze tussen de gebiedsgebonden
functionarissen. Er was grote vrijheid in de invulling van de taak. De bandbreedte waar tussen dit zich
bewoog was van het enkel deelnemen aan geplande overleggen tot het daadwerkelijk in de
avonduren met een fiets door de wijk surveilleren. De betrokkenheid van de agent met zijn wijk was
hiervoor mede bepalend.
Dat gold ook voor de netwerken. Binnen alle gebieden zijn wijkplatforms dan wel dorpsraden
opgericht. Deze zijn de afgelopen 5 jaar in samenwerking met de gemeenten tot stand gekomen. De
politie is hierbij de kartrekker geweest. In het kader van de ontwikkeling van het gebiedsgebonden
werken is binnen de unit de afspraak gemaakt dat de regievoering voor deze overleggen bij de
gemeenten ligt. Dit houdt voor de gebiedsgebonden functionarissen concreet in dat zij alleen nog op
uitnodiging naar de overleggen toe gaan. In het verleden kwam het teveel voor dat er onderwerpen op
de agenda stonden die niet voor de politie waren. Sommige van de gebiedsagenten gaven aan dat zij
hier problemen mee hebben omdat zij nu de continuïteit in de overleggen missen. Twee gaven aan
dat zij zich daarom altijd lieten uitnodigen. De twee gemeenten zijn inmiddels bezig om het aantal
wijkplatforms terug te brengen. Hierdoor zal het aantal overleggen kleiner worden.
Vier gebiedsagenten hebben naast deze overleggen geen andere netwerken. De anderen hebben dat
wel. Dat loopt uiteen van vast overlegstructuren tot overleggen die alleen bij elkaar komen als daar
noodzaak voor is.
Alle gebiedsagenten gaven aan dat zij weten wat de visie van de regio is. De koppeling van het
regionale beleid naar het unitbeleid is minder helder. Het unitbeleid wordt mede bepaald door de
inbreng van de gebiedsgebonden functionarissen. Dit gaf tot nu toe nog geen conflicten omdat het
regiobeleid nog erg ruim omschreven werd. Vijf gebiedsgebonden functionarissen voorzagen daar wel
problemen mee als de lijnen scherper worden neergezet. Zij voelen dan dat zij minder vrijheden
hebben om namens de politie problemen in de wijk aan te pakken.
29
Een agent gaf aan dat hij zijn tijd nagenoeg geheel besteed aan de in zijn wijk gelegen Heldering
Stichting. Twee agenten gaven aan dat zij naast hun taak in het gebiedsgebonden werken ook nog
andere taken hadden.
Binnen de unit Rivierenland-West is de afspraak dat de gebiedsgebonden functionarissen voor 25%
meedraaien in de noodhulp. Hetzelfde als bij de unit Renkum Wageningen het geval was, was de
onderliggende gedachte dat er een betere informatie-uitwisseling zou plaatsen als de gebiedsagenten
mee zouden draaien. Ook hier bleek in de praktijk dat er genoeg andere en meer effectievere
momenten zijn om de informatie uit te wisselen. Zeker de invoering van de briefing heeft hiertoe aan
mee gedragen. Het meedraaien in de noodhulp wordt nu door de gebiedsgebonden functionarissen
gezien als het opvullen van de roosterproblemen. Acht van de 11 gaven aan dat het soms lastig
combineren is met de taakuitvoering.
Binnen de unit is de afspraak gemaakt dat bij wat grootschalige rechercheonderzoeken de
gebiedsagent of zelf meedraait of op de hoogte gehouden wordt van de ontwikkelingen. Men werkt nu
twee jaar op deze wijze. Alle gebiedsagenten vonden dit een positieve verbetering omdat zij nu weten
wat er in hun gebied aan onderzoeken loopt. Hiervoor was dat overzicht er vaak niet.
3.2.3 Conclusies
De rol van de gebiedsgebonden functionaris binnen het gebiedsgebonden werken wordt nu
grotendeels door de functionaris zelf bepaald. Hierdoor zijn er grote verschillen in de uitvoering
ontstaan. Deze past niet altijd meer in het beeld dat men voor ogen had met de implementatie van het
gebiedsgebonden werken. Er zijn nu agenten die als een doelgroepagent alleen maar met één
onderwerp bezig zijn, zonder dat de rest van het gebied de zorg krijgt. Sommige agenten nemen heel
actief deel aan overleggen met verschillende partners om de veiligheid en leefbaarheid binnen hun
wijk te vergroten, terwijl andere juist heel terughoudend zijn in het deelnemen aan dit soort overleggen
en liever fysiek in de wijk aanwezig zijn. De gebiedsagenten weten wat er binnen hun gebied speelt.
Zij gaven aan dat zij weten wat de visie van het korps is. Alle gebiedsagenten gaven dat zij weten dat
de politie zich nadrukkelijker op haar kerntaken opsporen, handhaven en noodhulpverlening gaat
toeleggen. Echter het maken van de verbinding van de korpsvisie naar het unitniveau geeft
onduidelijkheden. Men is eerder bereid om te luisteren naar de problemen binnen de wijk dan te kijken
naar de kerntaken van de politie. Hierdoor kunnen er in de toekomst capaciteitsconflicten ontstaan. De
gebiedsgebonden functionaris kan in een vergadering politie-inbreng hebben toegezegd terwijl die
door de unitleiding niet wenselijk wordt geacht.
Alle gebiedsgebonden functionarissen hebben netwerken binnen hun gebied opgezet. Deze
netwerken verschillen per gebied. In Rivierenland-West zijn in het verleden door inbreng van de
gemeenten en politie netwerken ontstaan waar burgers aan deel nemen. Nu de politie zich meer op
haar kerntaken gaat terug trekken, zal de deelname aan deze overleggen minder worden. In plaats
van initiator is de rol van de gebiedsgebonden functionaris nu geworden dat hij alleen op uitnodiging
komt. Dit lijkt geen goede ontwikkeling omdat hij zo verstoken blijft een eerste lijnsinformatie over de
problemen binnen zijn wijk.
30
In beide units draaien de gebiedsgebonden functionarissen mee in de noodhulp. In de unit Renkum
Wageningen gebeurt dat voor 33% en in Rivierenland-West voor 25%. De verwachte informatie-
uitwisseling vindt niet plaats op de auto. De inmiddels deels ingevoerde briefing bleek hier een veel
geschikter middel te zijn. In plaats van een collega kan nu de hele unit voorzien worden van de
benodigde informatie en kan er aan hen juist gericht informatie gevraagd worden. Het laten
meedraaien in de noodhulp is nu dan ook alleen aan capaciteitsprobleem. Hiertoe zal de regio een
keuze moeten maken voor het gebiedsgebonden werken door aan te geven hoeveel capaciteit hier in
mag gaan zitten.
De betrokkenheid bij de opsporing verschilt per gebiedsagent. Er zijn agenten die niets op hebben met
het recherchewerk. Zij werken dan ook het liefst in uniform op straat. De keuze die in Rivierenland-
West is gemaakt om de gebiedsgebonden functionarissen meer te betrekken bij het opsporingsproces
lijkt aan te slaan.
3.3 De indeling van de gebieden
Bij de reorganisatie van de Nederlandse politie in 1994 is er binnen de regio Gelderland-Midden de
keuze gemaakt om de districten te verdelen in units. Deze indeling is in de loop der jaren
verschillende keren gewijzigd. Zo is de regio van 5 naar drie districten gegaan en is het aantal units
van 13 teruggebracht naar 8. Binnen de units was een verdeling gemaakt voor de gebiedsagenten. Bij
de start van het gebiedsgericht werken (1994) en de aanstelling van gebiedsagenten waren
nauwelijks ervaringsgegevens beschikbaar. Belangrijk uitgangspunt voor de gebiedsindeling was het
inwoneraantal, ongeveer 5000 per gebied, de zogenaamde huisartsennorm. Daarnaast werd globaal
gebruik gemaakt van de toen beschikbare incidentgegevens en logische verbanden zoals
demografische en historische gebiedsgegevens. Ondanks de organisatorische wijzigingen is de
verdeling van de gebieden voor de gebiedsgebonden functionaris nauwelijks iets veranderd. In de
komende paragrafen wordt per unit aangegeven hoe de huidige gebieden zijn ingedeeld, wat hun
problematiek is en hoe zich de werkdruk onderling verhoudt.
Binnen het gebiedsgebonden werken is de mening van de burger van groot belang. De kerngedachte
achter gebiedsgebonden werken is immers om te komen tot een veilige en leefbare woonomgeving.
Het middel dat bij uitstek geschikt is om de mening van de bevolking te peilen, is de
Veiligheidsmonitor. Dit is een onderzoek dat vanaf 1999 periodiek plaatsvindt in de politieregio
Gelderland-Midden in samenwerking met alle gemeenten in de regio. Bij dit onderzoek wordt door
middel van een schriftelijke enquête 58.000 inwoners van de regio benaderd om mee te werken. In
totaal hebben ruim 18.000 de vragenlijst schriftelijk of via internet ingevuld. Daar de resultaten van dit
onderzoek op ggf-gebied zijn uitgesplitst zijn zij goed bruikbaar voor mijn onderzoek.
Belangrijke factoren bij gevoelens van onveiligheid zijn:
• Sociale kwaliteit van de wijk
Sociale kwaliteit is niet alleen belangrijk voor de leefbaarheid, maar ook voor de ervaren
veiligheid. Inwoners voelen zich veiliger naarmate de sociale kwaliteit van de buurt beter is,
blijkt uit een onderzoek van Intomart/GfK
31
• De mate waarin inwoners dreiging ervaren in hun buurt
In wijken waar inwoners de indruk hebben dat bedreigende situaties (zoals geweld,
bedreigingen en drugsoverlast) veel voorkomen is het percentage inwoners dat zich
onveilig voelt relatief hoog. De ervaren mate van dreiging bleek ook van invloed op de
leefbaarheid
• Slachtofferschap van geweldsdelicten
Mensen die slachtoffer zijn geweest van een geweldsdelict voelen zich onveiliger dan zij die
hier geen slachtoffer van zijn geweest. In het onderzoek is gevraagd of men slachtoffer is
geweest van delicten als bedreiging met lichamelijk geweld, beroving van geld en
mishandeling
• Slachtoffer van vernieling
Ook vernieling en beschadiging van persoonlijke eigendommen maakt dat iemand zich
onveiliger voelt dan anderen. Het gaat hierbij voornamelijk om vernielingen aan het huis of
de tuin.
Per unit wordt aangegeven hoe het gevoel van onveiligheid zich ontwikkeld, wat de bewoners vinden
van de sociale kwaliteit van hun woonomgeving en hoe zij over de politie denken. Daarnaast wordt
aangegeven wat hun bijdrage in de leefbaarheid is.
3.3.1 Unit Renkum Wageningen
De gebieden In de unit Renkum-Wageningen zijn op dit moment 12 gebiedsagenten opgenomen binnen de
formatie verdeeld over 11 gebieden (Wageningen-Centrum 2 gebiedsagenten). De gebiedsagenten
zijn verdeeld over de volgende werkgebieden:
Binnen de gemeente Renkum:
• Wolfheze; • Oosterbeek hoog; • Oosterbeek laag; • Doorwerth/ Heveadorp; • Heelsum/ Renkum en • Renkum.
Binnen de gemeente Wageningen:
• Wageningen-Centrum (2); • Wageningen-Oost; • Wageningen-Midden • Wageningen-West en • Wageningen-Noordwest.
32
De werkdruk binnen de gebieden Een methode om de werkdruk binnen de gebieden te bepalen is te kijken naar het aantal incidenten
waarvoor de politie om inzet is gevraagd.
Voor de unit Renkum Wageningen zijn die cijfers:
Incidenten totaal: 2002 2003 2004 2005 Gemiddeld
Wolfheze 1053 1115 928 814 978
Doorwerth/Heveadorp 2058 2156 2015 1635 1966
Oosterbeek-Noord 1661 1620 1732 1548 1640
Oosterbeek-Zuid 1385 1379 1207 1188 1290
Renkum 1613 1608 1496 1437 1539
Renkum/Heelsum 1619 1870 1801 1925 1804
Wageningen-Centrum 4720 4629 4502 4160 4503
Wageningen-Midden 2353 2495 2590 2317 2439
Wageningen Noord West 1717 2202 2281 2124 2081
Wageningen Oost en hoog 2293 2316 2196 2007 2203
Wageningen West 1896 1856 1938 1690 1845
In Wageningen-centrum (horecaconcentratie en winkelgebied) vinden de meeste incidenten plaats. In
dit gebied zijn twee gebiedsgebonden functionarissen werkzaam. Het grootste deel van de incidenten
wordt behandeld door de basispolitiezorg en de recherche. In Wolfheze komen in verhouding met de
andere gebieden weinig incidenten voor. De gebiedsagent handelt echter een groot deel van de zaken
in zijn gebied zelf af.
Het zegt dus niet alles over de werkdruk van de gebiedsgebonden functionaris.
Een ander middel om de werkdruk van de gebiedsgebonden functionaris zichtbaar te maken is te
kijken naar de productie van elke afzonderlijke gebiedsagent.
Voor de unit Renkum Wageningen ziet dat er als volgt uit:
Productie GGF per werkgebied gemeten in BPS:
Gebied
A01
A02
A03
A04
A07
A09
Dossiers
1ste
rapporteur
Totaal aantal
bonnen
Oosterbeek-Laag 370 10 15 10 17 9 2 23
Heelsum/ Renkum 458 10 10 9 29 13 5 3
Oosterbeek-Hoog 393 10 20 14 40 8 4 26
Doorwerth/ Heveadorp 254 6 26 10 25 10 3 2
Wolfheze 242 3 89 1 48 2 16 5
Renkum 455 16 33 24 46 29 10 74
Wageningen Noord-West 1020 8 13 14 30 109 6 52
Wageningen-Centrum 354 7 21 18 45 24 14 50
Wageningen-Centrum 220 8 10 15 51 15 16 28
Wageningen-Oost 703 8 20 39 71 35 11 91
Wageningen-West 334 4 8 19 28 17 3 88
Wageningen-Midden 448 6 14 40 53 18 14 67
Gemiddeld 438 8 23 18 40 24 9 42
33
Legenda:
A01 = Hierbij wordt door de agent in een vrij tekstblok aangegeven wat zijn bevindingen bij een
bepaald onderwerp zijn.
A02 = Door middel van dit formulier handelt de agent een aanrijding af.
A03 = Door middel van dit formulier neemt de agent een aangifte van een strafbaar feit op.
A04 = In dit formulier geeft de agent aan de achtergronden en omstandigheden van de arrestatie van
een verdacht persoon weer.
A07 = Dit formulier gebruikt de agent om officiële verklaring van verdachten en getuigen op te
nemen.
A09 = Dit is de verzamelcode voor alle overige formulieren die door de agent gebruikt kunnen
worden.
Uit deze cijfers blijkt dat de twee gebiedsgebonden functionarissen in Wageningen Noord West en
Wageningen Oost de meeste mutaties maken binnen het bedrijfsprocessensysteem. Echter bij het
opnemen van aangiften scoren zij minder dan het gemiddelde. Daar scoort juist de gebiedsagent van
Wolfheze opvallend hoog. Het psychiatrisch ziekenhuis gelegen in zijn gebied bepaalt met name de
vraag naar politie-inzet. Kennelijk kan de gebiedsagent zelf bepalen waaraan hij zijn tijd besteed. Dit
zal nader worden onderzocht bij de sturing in onderzoeksvraag 3.
Uit het onderzoek van de rol van de gebiedsgebonden functionaris bleek al dat zij naast deze
werkzaamheden 1/3 deel van hun diensttijd deel nemen aan de noodhulpdienst, waarbij zij in de
gehele unit worden ingezet. In deze cijfers worden alle producten geteld die de gebiedsgebonden
functionaris gemaakt heeft. Er is dus nog geen directe koppeling tussen de werkdruk in zijn gebied en
zijn productie.
Om wat meer te kunnen duiden over de werkdruk binnen het gebied zal er eerst een beeld gegeven
dienen te worden van het gebied. Dit beeld is mogelijk gemaakt met behulp van de gebiedsscans
zoals die door de gebiedsgebonden functionarissen zijn opgesteld.
Uit de gebiedsscans bleek dat er een grote differentiatie is binnen de gebieden. De breedte
waarbinnen dit zich beweegt is van een landelijke gelegen dorp tot een redelijk drukke
universiteitsstad. De functies van het gebied zijn ook divers. In het ene gebied komt een druk horeca-
en winkelgebied voor, terwijl een ander gebied hoofdzakelijk landerijen omvat. Alle gebieden omvatte
wijken met woonfuncties. Het aantal inwoners varieert per gebied van 4.500 tot 12.000.
De trends die de gebiedsagenten aangeven op het gebied van leefbaarheid en veiligheid zijn sterk
gerelateerd met de voorzieningen binnen dat gebied. Zo spelen de aanwezigheid van een
horecagebied of een psychiatrisch ziekenhuis een belangrijke rol in het omschrijven van de problemen
binnen dat gebied.
Onveiligheidsgevoelens van de bewoners In de enquête van de Veiligheidsmonitor 2005 zijn verschillende vragen gesteld over veiligheid binnen
de gebieden. Deze vragen zijn te verdelen in twee soorten veiligheid: subjectieve en objectieve
veiligheid.
34
Bij subjectieve veiligheid gaat het om de beleving van veiligheid door de bewoners. De vragen die
werden gesteld waren:
• Voelt u zich wel eens onveilig?
Aan de mensen die hierop bevestigend antwoorden, is vervolgens gevraagd:
• Voelt u zich vaak, soms of zelden onveilig?
• Voelt u zich wel een onveilig in uw eigen buurt?
In de unit Renkum Wageningen gaf 32% van de respondenten aan dat zij zich wel eens onveilig
voelde, hetgeen overeen komt met het regionale gemiddelde. Binnen de gebieden was er nauwelijks
verschil in het percentage van bewoners die aangaven dat zij zich wel eens onveilig voelde.
Bij de bewoners die aangaven dat zij zich wel eens onveilig voelde gaf zo’n 90% aan dat zij ’s avonds
op straat in hun eigen buurt onveilig voelen. Dit percentage is hoger dan het regionale gemiddelde dat
80% bedroeg. Ook hier is er nauwelijks onderscheid tussen afzonderlijke gebieden.
Voor de objectieve veiligheid werd gevraagd naar het feitelijke slachtofferschap. Hierbij werd van een
groot aantal delicten gevraagd of men hiervan in de afgelopen twaalf maanden slachtoffer was
geworden, en waar dit voorval plaatsvond (binnen eigen buurt, buiten eigen buurt maar binnen eigen
gemeente of buiten de eigen gemeente). Het ging daarbij om de volgende delicten: inbraak, diefstal uit
auto, vernieling van de auto, autodiefstal, fietsendiefstal, straatroof, zakkenrollerij, overige diefstal,
vernieling, bedreiging met geweld en mishandeling. De zaken die de meeste invloed hebben op de
onveiligheidsgevoelens zijn zoals al is aangegeven de geweldsdelicten, bedreigende situaties en
vernielingen.
De unit Renkum Wageningen scoort met 7% gelijk aan het regionale gemiddelde op de persoonlijke
slachtofferkans geweldsdelicten. Ook binnen de gebieden zijn er nauwelijks verschillen.
De bedreigende situaties worden wel verschillend ervaren. Zo wordt aangegeven dat in Renkum,
Wageningen Centrum en Wageningen Noord vaker bedreigingen en drugsoverlast.voorkomen
Bij vernielingen in de eigen buurt zijn wel verschillen te zien. In Wolfheze en Oosterbeek Hoog is 7%
hiervan slachtoffer geworden terwijl in Renkum dit percentage 13 bedraagt. Het percentage voor de
unit bedraagt 10%.
De sociale kwaliteit scoort binnen de unit iets lager dan het regionale gemiddelde; 6,3 als
rapportcijfers in plaats van een 6,5.Deze minimale verschillen worden veroorzaakt door de waardering
die de bewoners geven aan de voorzieningen voor de gezondheidszorg, openbaar vervoer en het
onderhoud van de groenvoorziening. Binnen de unit zijn wel grote verschillen. Zo is 92% van de
respondenten in Wolfheze ontevreden over de winkels voor de dagelijkse voorziening. In Wolfheze en
Doorwerth/ Heveadorp zijn beduidend meer mensen ontevreden over de voorzieningen voor jongeren.
De inwoners van de unit vonden de beschikbaarheid van de politie beter dan het regionale
gemiddelde. Bij de vragen over het contact dat de politie met buurt heeft, zijn ook grote verschillen. Zo
vindt 70% van de bewoners van Wolfheze en Doorwerth/ Heveadorp dat de politie contact heeft met
de buurt en reageert op problemen terwijl dit voor de unit maar 60% bedraagt.
35
Hoewel 80% van de bewoners zich medeverantwoordelijk voelt voor de leefbaarheid in de wijk heeft
slechts 22% actief iets ondernomen om de wijk te verbeteren. Ook hier scoort Wolfheze met 30%
beter dan de unitscore.
3.3.2 Unit Rivierenland-West
De gebieden De unit kent, verdeeld over de gemeenten Lingewaard en Overbetuwe, thans 11 GGF-gebieden. Deze
gebieden zijn verdeeld per gemeente:
Binnen de gemeente Overbetuwe:
• Elst Noord
• Elst Zuid
• Heteren/Driel/Randwijk
• Zetten/Hemmen
• Herveld/Andelst
• Valburg/Oosterhout/Slijk Ewijk
Binnen de gemeente Lingewaard
• Huissen Noord
• Huissen Zuid
• Gendt
• Bemmel Noord
• Bemmel Zuid
De werkdruk binnen de gebieden Uit het onderzoek van het incidentenpatroon van de unit Renkum Wageningen bleek al dat alleen het
aantal incidenten en de producten die de gebiedsagenten produceren, niet zoveel zeggen over de
werkdruk van de gebiedsgebonden functionaris. Er is daarom voor gekozen om op basis van de door
de gebiedsgebonden functionaris gemaakte gebiedsscans te komen tot een beschrijving van elk
gebied. Voor de omschrijvingen van het incidentenpatroon is uitgegaan van de gemiddelde van de
unit. Op basis daarvan is er een waarde oordeel gehangen aan het aantal incidenten binnen het
betreffende gebied.
De gebieden worden hieronder kort beschreven.
Elst Noord/Zuid Deze gebieden beslaan het dorp Elst . Elst heeft ongeveer 18.000 inwoners. Dit aantal zal de
komende 5 jaar nog uitbreiden door de komst van de nieuwbouw in de wijk Westeraam. In dit gebied
zijn twee gebiedsgebonden functionarissen werkzaam.
Het gebied heeft een centrumfunctie (winkelcentrum, horeca) en een woonfunctie (elf woonwijken).
Verder heeft het gebied een bedrijventerrein. In het gebied ligt het NS-station van Elst. In het gebied
36
ligt een recreatiegebied “de Rijkerswoerdse plassen”.Het centrum biedt het decor van de jaarlijkse
kermis en paardenmarkt.
Het gebied kent (met Huissen en Bemmel) het hoogste aanbod van incidenten. Dit aanbod is breed en
gevarieerd. Trends zijn verkeersoverlast, sociale problematiek en jeugdoverlast.
In het gebied zijn twee wijkplatform (Elst Noord) en een aantal leefbaarheidsgroepen actief.
Op uitnodiging sluit een van de twee gebiedsagenten bij de overleggen die gehouden worden.
Heteren/Driel/Randwijk Dit gebied beslaat de kerdorpen Heteren (ongeveer 5300 inwoners), Driel (ongeveer 3400 inwoners)
en Randwijk (ongeveer 1200 inwoners) en een langgerekt buitengebied in het Noorden van de
gemeente Overbetuwe. De woonkernen hebben overwegend een woonfunctie. In Heteren ligt een
modern en middelgroot bedrijventerrein.
Het gebied kent een benedengemiddeld aanbod aan incidenten. De belangrijkste incidentgroepen zijn:
(sociale) bemiddelingen, verkeersproblematiek (snelwegen, dijken en sluipverkeer) en delictreeksen
(woninginbraken en autokraken c.q. diefstal).
Trends zijn vernielingen, autokraken (periodiek) en verkeersoverlast (sluipverkeer)
In de drie woonkernen bestaan dorpsraden. Alleen de dorpsraden van Heteren en Driel zijn redelijk
actief. De gebiedsagent sluit regelmatig aan bij deze overleggen.
Zetten/Hemmen Dit gebied bestaat uit de woonkern Zetten en het buurtschap Hemmen. Het inwoneraantal bedraagt
ongeveer 4900.
Zetten heeft een woonfunctie. Nabij Zetten is de Heldringstichting gelegen. Deze stichting
is een orthopedagogische jeugdinrichting (ongeveer 130 minderjarigen) en zorgt voor een constant
aanbod van werk, hetzij met betrekking tot strafbare feiten binnen de inrichting, hetzij strafbare feiten
en overlast in het dorp Zetten.
Het incidentaanbod vanuit Zetten en Hemmen is benedengemiddeld. Het incidentaanbod vanuit de
Heldringstichting is bovengemiddeld (strafbare feiten, bemiddelingen, ordeverstoringen, weggelopen
minderjarigen).
Trends zijn woninginbraken (periodiek) en jeugdoverlast.
In Zetten is een dorpsraad, waar de gebiedsgebonden functionaris niet bij aansluit. Zij vergaderen
zelden.
Herveld/Andelst In dit gebied liggen de woonkernen Herveld en Andelst en een klein stuk buitengebied rondom deze
kernen. Het inwoneraantal bedraagt ongeveer 4300.
Beide dorpen hebben een woonfunctie. Langs de snelweg A15 is een klein industrieterrein gelegen.
Het incidentaanbod in dit gebied is benedengemiddeld.
Trends zijn autokraken (periodiek), jeugdoverlast en vernielingen.
37
Er is een dorpsraad Andelst/Zetten. Deze raad komt twee keer per jaar bij elkaar om de
ontwikkelingen met de gemeente door te spreken. De gebiedsagent sluit dan aan.
Valburg/Oosterhout/Slijk Ewijk In dit vrij grote buitengebied in het Zuiden van de gemeente Overbetuwe liggen de kerkdorpen
Valburg, Oosterhout en Slijk Ewijk. Het inwoneraantal bedraagt ongeveer 4500.
Alle drie dorpen hebben een woonfunctie. In het gebied ligt een recreatieplas.
Het incidentaanbod is benedengemiddeld (het laagst van de unit). Er zijn geen trends.
Alle drie dorpen hebben een dorpsraad. Deze zijn in de veiligheidszorg niet actief. De gebiedsagent
heeft hier geen bemoeienis mee.
Huissen Noord/Zuid Dit gebied de dorpen Huissen en Angeren. Het gebied telt ongeveer 16.500 inwoners en wordt
bediend door twee gebiedsgebonden functionarissen.
Het gebied heeft een centrumfunctie en een woonfunctie, Het incidentaanbod is bovengemiddeld. (alle
vormen van ordeverstoringen, overlast, criminaliteit komen voor. Daarnaast is er sprake van een groot
aantal bemiddelingsverzoeken in conflictsituaties)
Trends zijn verpaupering, buurtoverlast en jeugdoverlast, parkeeroverlast, geweld en bedreigingen en
autokraken (periodiek).
Het gebied kent vier wijkplatforms die zich actief bezig houden met probleemoplossing op
verschillende terreinen (wijkbeheer en veiligheid). Een van de twee gebiedsgebonden functionaris
bezoekt alle vergaderingen.
Gendt Het gebied beslaat de dorpskernen Gendt, Haalderen en Doornenburg. Het inwoneraantal bedraagt
ongeveer 13.000.
Het gebied heeft een woonfunctie en een landelijke buitengebied.
Het incidentaanbod is benedengemiddeld. Trends zijn autokraken (periodiek)
Het gebied kent een wijkplatform. Dit platform is actief in het wijkbeheer en de veiligheidszorg. De
gebiedsagent sluit op uitnodiging aan.
Bemmel Noord/Zuid Dit gebied beslaat het dorp Bemmel en het buurtschap Ressen. Het inwoneraantal bedraagt
ongeveer 12.000. In dit gebied zijn twee gebiedsgebonden functionarissen werkzaam.
Het gebied heeft een woonfunctie en is recentelijk uitgebreid met twee woonwijken.
Het incidentaanbod is gemiddeld. Trends zijn vernielingen.
In het gebied zijn twee wijkplatforms actief, waar de gebiedsagenten op uitnodiging aansluiten.
Onveiligheidsgevoelens van de bewoners
38
In de unit Rivierenland-West gaf 27% van de respondenten aan dat zij zich wel eens onveilig voelde,
hetgeen lager is dan het regionale gemiddelde. Binnen de gebieden was er nauwelijks verschil in het
percentage van bewoners die aangaven dat zij zich wel eens onveilig voelde.
Bij de bewoners die aangaven dat zij zich wel eens onveilig voelde gaf zo’n 80% aan dat zij ’s avonds
op straat in hun eigen buurt onveilig voelen. Ook hier is er nauwelijks onderscheid tussen de regionale
cijfers en afzonderlijke gebieden. Voor de objectieve veiligheid werd gevraagd naar het feitelijke slachtofferschap. Hierbij werd van een
groot aantal delicten gevraagd of men hiervan in de afgelopen twaalf maanden slachtoffer was
geworden, en waar dit voorval plaatsvond (binnen eigen buurt, buiten eigen buurt maar binnen eigen
gemeente of buiten de eigen gemeente). Het ging daarbij om de volgende delicten: inbraak, diefstal uit
auto, vernieling van de auto, autodiefstal, fietsendiefstal, straatroof, zakkenrollerij, overige diefstal,
vernieling, bedreiging met geweld en mishandeling. De zaken die de meeste invloed hebben op de
onveiligheidsgevoelens zijn zoals al is aangegeven de geweldsdelicten, bedreigende situaties en
vernielingen.
De unit Rivierenland-West scoort met 5% lager dan het regionale gemiddelde van 7% op de
persoonlijke slachtofferkans geweldsdelicten. Ook binnen de gebieden zijn er nauwelijks verschillen
Bij de vernielingen in de eigen buurt valt op dat Huissen Noord met 18 % en Heteren/Driel/Randwijk
met 12% beduidend hoger scoort dan de rest van de unit (7%).
De sociale kwaliteit scoort binnen de unit iets hoger dan het regionale gemiddelde; 6,8 als
rapportcijfers in plaats van een 6,5. Binnen de unit zijn wel grote verschillen. Het openbaar vervoer
scoort in Valburg/Oosterhout, Driel/Heteren/Randwijk beduidend slechter dan in de rest van de unit. In
Elst-Zuid zijn is het percentage dat ontevreden is over de parkeergelegenheid twee keer zo als het
unitgemiddelde.
De inwoners van de unit vonden de beschikbaarheid van de politie beter dan het regionale
gemiddelde. Bij de vragen over het contact dat de politie met buurt heeft, zijn ook grote verschillen. In
Heteren/Driel/Randwijk, Zetten/Hemmen vinden de bewoners dat de politie te weinig aanspreekbaar
en zichtbaar is.
Hoewel 81% van de bewoners zich medeverantwoordelijk voelt voor de leefbaarheid in de wijk heeft
slechts 19% actief iets ondernomen om de wijk te verbeteren. Hier zijn in de gebieden nagenoeg geen
verschillen.
3.3.3 Conclusies
Op basis van incidentcijfers is alleen iets te zeggen over de werkdruk van de politie binnen het ggf-
gebied, maar niets over de werkdruk van de gebiedsagent binnen dat gebied omdat hij niet zelf alle
incidenten afhandelt. Op basis van de productiecijfers wordt inzichtelijk gemaakt welke productie elke
gebiedsagent gegenereerd. Echter is hierbij niet duidelijk binnen welk gebied deze productie
geproduceerd werd. De gebiedsgebonden functionaris draait immers een belangrijk deel van zijn
diensttijd mee in de noodhulp, die op de gehele unit is gericht.
Een ander criterium was bij de invoering van het gebiedsgebonden werken het inwoneraantal. In de
omschrijving van de gebieden zijn de huidige inwoneraantallen per gebied aangegeven. Uit deze
39
cijfers blijkt dat het aantal inwoners per gebied uit een loopt van 4300 tot ruim 10.000. Hieruit kan de
conclusie getrokken worden dat de huisartsennorm van een gebiedsgebonden functionaris per 5000
inwoners is losgelaten.
De resultaten van de Veiligheidsmonitor 2005 geven op het gebied van het gevoel van onveiligheid
van de inwoners nauwelijks verschillen te zien binnen de gebieden. Kennelijk heeft de indeling van de
gff-gebieden hier geen invloed.
Uit de interviews van de gebiedsgebonden functionarissen bleek dat de werkdruk binnen een gebied
mede wordt bepaald door de voorzieningen die binnen het gebied aanwezig zijn. Twee
gebiedsagenten gaven aan dat een groot deel van hun capaciteit op gaat aan de instellingen die
binnen hun gebied liggen. Verder geven de interviews aan dat alleen een cijfermatige benadering
geen goed beeld geeft van de werkdruk. Binnen de regio wordt (nog) niet bijgehouden hoeveel tijd
men bezig is met een incident. Zo kan één nummer in BPS dagen werk betekenen hetgeen uiteraard
van invloed is op de werkdruk. Indien de regio overgegaan is van activiteitgerichte aanpak naar een
procesgerichte organisatie zal er op basis van de daarbij behorende probleemanalyses meer
duidelijkheid gegeven kunnen worden over de reële werkdruk binnen de ggf-gebieden.
Daarnaast kan er bepaald worden hoeveel de netto capaciteit is die de regio in het gebiedsgebonden
werken wil steken. Met de netto capaciteit wordt bedoeld de capaciteit die de wijkagent daadwerkelijk
aan het gebiedsgebonden werken mag besteden los van noodhulpdiensten. Op basis hiervan kan per
unit worden bepaald hoeveel gebieden er dienen te komen. Het uitgangspunt hierbij zou moeten zijn:
“Liever een grotere wijk, dan een lagere beschikbaarheid.”
3.4 De sturing van het gebiedsgebonden werken
De sturing binnen de regio is top-down weergegeven. In het Regionaal College wordt door de
korpsbeheerder, de hoofdofficier van Justitie, de burgemeesters en de korpschef het beleid op
hoofdzaken uitgezet in een meerjarenbeleidplan. Deze richting wordt vervolgens door de districten
vertaald in districtelijke werkplannen. Deze werkplannen vormen de basis voor de unitwerkplannen.
De sturing van het gebiedsgebonden werken vindt plaats van de unitleiding. De gebiedsgebonden
functionaris is onderdeel van dit basisteam. Hij dient dus aangestuurd te worden door de unitleiding.
Hij heeft wel de vrijheid om zelf waar mogelijk problemen aan te pakken. Hij heeft hierin tevens een
signalerende en adviserende rol naar de externe partners. Hij dient dan uiteraard wel op de hoogte te
zijn van de gewenste richting van het beleid binnen zijn unit.
3.4.1 Unit Renkum Wageningen
Uit de interviews bleek dat de gebiedsgebonden functionarissen redelijk om de hoogte zijn van de
hierboven omschreven beleidscyclus. Van de 12 agenten gaven er 8 aan dat de visie van de regio
Gelderland-Midden duidelijk is. De districtelijke vertaling is minder duidelijk. 10 van de 12 gaven aan
dat zij weten dat de kerntaken discussie leidt tot een ontwikkeling voor het gebiedsgebonden werken.
Hierbij zal de nadruk meer op opsporen, handhaven en noodhulpverlening komen te liggen. Gevraagd
naar hun eigen rol gaven 5 respondenten aan dat er voor hen niets veranderd, 3 zien het loslaten van
de oude gebiedsagent als een verschuiving van taakvelden en vinden dat een verkeerde ontwikkeling.
40
Twee zijn er bang dat er minder tijd komt voor het netwerken, men nog meer in de noodhulp zal
moeten participeren.
De gebiedsagenten gaven aan dat zij nu grotendeels zelf bepalen waar zij hun prioriteiten leggen. Zij
gaven dat dat de unitleiding vaak geen inzicht heeft met welke zaken men bezig is. Dit wordt beaamd
door de unithoofden en groepschefs die geïnterviewd zijn. Het betreft hier dan niet de duidelijke
probleemgebieden binnen de wijken, maar meer de kleinere zaken.
De verbinding met het unitwerkplan wordt gemaakt door middel van de gebiedscans. Deze worden
jaarlijks opgemaakt. Naast de geografische en demagogische gegevens worden hier ook de
problemen van de wijk omschreven. De aanpak van deze problemen worden opgenomen in het
unitwerkplan.
De informatie-uitwisseling verschilt erg per gebiedsagent. Sommige hebben dagelijks contact met de
rechercheafdelingen terwijl anderen daar zelden of nooit komen. Zo komt het regelmatig voor dat er
onderzoeken binnen een gebied draaien zonder dat de gebiedsgebonden functionaris hier weet van
heeft. Het verschil tussen de gebiedsagenten is erg groot. De gebiedsagenten, die een actieve rol
aannamen bij de informatie-uitwisseling, zagen voldoende mogelijkheden om tot uitwisseling te
komen. Zij gebruikten hiervoor de briefing en projectdiensten. De gebiedsagenten die onvoldoende in
staat waren om informatie uit wisselen, gebruikten deze middelen niet.
3.4.2 Unit Rivierenland-West
Ook de gebiedsgebonden functionarissen in Rivierenland-West weten hoe de beleidscyclus er uit ziet.
Naast de politionele werkplannen worden er in deze unit samen met de gemeente Overbetuwe en
Lingewaard integrale veiligheidsplannen geschreven. In deze integrale veiligheidplannen worden de
probleemgebieden helder omschreven. Daarnaast wordt aangegeven hoe de aanpak van dat
probleem zou moeten zijn en welke partner daarbij zijn steentje dient bij te dragen. De
gebiedsagenten leveren input voor dit integrale veiligheidsplan door de gebiedsscans. Hierdoor
kunnen zij direct invloed uitoefenen op de problemen die binnen hun wijk aangepakt dienen te
worden. Als manco hierbij wordt ervaren dat deze aanpak alleen op gaat voor de grotere problemen
omdat er steeds een jaar vooruit gedacht moet worden. Zeker de gebiedsagent die erg praktisch
ingesteld is, heeft hier problemen mee.
In Rivierenland-West wordt onderkend dat de gebiedsagent veel informatie binnen haalt. De
gebiedsagent ging zelf met deze informatie aan de slag. Hij werd hierdoor de organisator van gerichte
acties. Terugkoppeling naar de leiding gebeurde vaak pas als er een capaciteitsbehoefte ontstond.
Hierdoor werd de unitleiding dan op haar beurt weer verrast. Om dit te doorbreken heeft men er in
Rivierenland-West voor gekozen dat het organiseren van gerichte acties bij de gebiedsgebonden
functionarissen is weggehaald en nu op het bordje van de groepschefs ligt. Hierdoor is er meer zicht
gekomen op de werkzaamheden van de gebiedsagent voor wat betreft de aanpak van problemen.
Inzicht in zijn dagdagelijkse werkzaamheden is er nog niet.
Door de komst van de briefing kan informatie nu veel gemakkelijker gedeeld worden. Dit geldt zowel
voor het aanleveren van informatie en het uitzetten van een vraag naar informatie. Net als in de unit
41
Renkum Wageningen zijn er ook hier grote verschillen tussen de gebiedsagenten. De ene brengt en
vraagt alles aan de briefing, een ander zie of hoor je nooit.
3.4.3 Conclusies
Er vindt op dit moment geen of weinig sturing plaats van de gebiedsgebonden functionarissen. De
uitleidingen weten vaak op hoofdlijnen waar de gebiedsagent mee bezig is, maar hebben geen inzicht
in de dagdagelijkse werkzaamheden. De gebiedsgebonden functionaris heeft hier een grote vrijheid.
Los van de uren die hij voor noodhulp ingepland staat, kan hij zelf zijn agenda en werkzaamheden
bepalen.
De gebiedsgebonden functionarissen weten hoe de beleidscyclussen binnen de regio zijn
vormgegeven. Door middel van de gebiedscans hebben zij op unitniveau invloed op de problemen die
binnen hun wijk worden aangepakt. De gebiedsgebonden functionarissen zijn nu veel tijd kwijt voor
het opstellen van deze scans, terwijl zij de informatie vergaren bij andere diensten binnen het korps.
Zodra de informatieafdeling (I2O) operationeel is, lijkt het dan ook zinvoller om het maken van de
scans bij die afdeling neer te leggen en aan de gebiedsagent om input te vragen.
De gebiedsgebonden functionaris bepaalt nu zelf nog wat hij met zijn verkregen informatie gaat doen.
In Rivierenland-West heeft men dat inmiddels doorbroken door de informatie die leidt tot een gerichte
actie door te laten sluizen naar de groepschefs. Deze ontwikkeling past in het informatiegestuurde
politiewerk. Daar wordt immers de keuze voor wel of niet interveniëren neergelegd bij de unitleiding.
Na deze keuze wordt er en probleemeigenaar benoemd die de zaak dan verder kan uitwerken.
Kijkend naar de andere deelproducten van het informatiegestuurde politiewerk kan geconcludeerd
worden dat de komst van de briefing de informatie-uitwisseling eenvoudiger heeft gemaakt. De
briefing zoals die nu binnen de units draait is nog een voorloper van de briefing zoals die in het IGP
model bedoeld is. Dit heeft alles te maken met het feit dat de informatieorganisatie (I2O) nog niet
ingericht is. Toch hebben gebiedsagenten die actief informatie uit wilden wisselen hier al dankbaar
gebruik van gemaakt. De informatie uitwisseling was naar twee kanten toe. Alle medewerkers op de
unit kregen informatie, maar aan hen werd ook de vraag om informatie te leveren uitgezet.
4 Gewenste situatie,vlek aan de horizon
4.1 Inleiding
Het gebiedsgebonden werken zoals dat in de jaren 90 van de vorige eeuw is ontwikkeld is toe aan
een nieuwe richting. De nadruk zal meer komen te liggen op een gezamenlijke aanpak met de
partners met een heldere rol voor de politie daarin. Dit alles zal onder regievoering van de gemeenten
dienen plaats te vinden. De rol die de gebiedsgebonden functionaris daarin heeft zal moeten
veranderen. Na de goedkeuring van de projectopdracht door de korpsleiding is er een werkgroep
benoemd. Hierin hebben Hugo van Klaveren, programmamanager Opsporing en Handhaving, de
unithoofden Marianne Nekkers, Erik Bomhof en Albert Elsendoorn en de beleidsmedewerkers Joris
42
van ’t Hoff en Bernard Cloosterman zitting genomen. In deze paragraaf wordt aangegeven hoe de
nieuwe rol van de gebiedsagent er uit kan zien.
4.2 Samenwerking met partners
Rol burgers en bedrijven
Van de burgers en bedrijven mag worden verwacht dat zij zelf deel nemen aan het bestrijden van het
onveiligheidsgevoel in haar eigen woonomgeving. De burger en bedrijven zijn in deze benadering
tegelijkertijd producent van haar eigen veiligheid en consument van overheidsdiensten. Zij kennen de
problematiek van heel dichtbij en weten vaak goed precies welke interventiemethoden binnen hun
gebied zouden kunnen werken.
Rol gemeente
De rol van de gemeente begint bij de gemeenteraad. De raad zal zich uit dienen te spreken over
veiligheid in de gemeente in brede zin en daarmee ook prioriteiten tussen de verschillende velden aan
te geven. Dit integraal beleid zal in alle gemeenten vorm dienen te krijgen in een integraal
veiligheidsplan. In dit plan worden de problemen en hun mogelijke oplossingen zo concreet mogelijk
omschreven. Daarnaast wordt er per probleem een doelstelling geformuleerd. Nadat het integrale
veiligheidsplan in de gemeente is vastgesteld, krijgt de gemeente de rol van initiator van nieuwe
onderwerpen en die van voortgangsbewaker van de lopende processen. Het is verstandig om binnen
de gemeente zorg te dragen voor een kartrekker die affiniteit heeft met het gebiedsgebonden werken
en die voldoende mandaat heeft.
Rol overige partners
Uit het integrale veiligheidsplan van de gemeente blijkt welke partners bij welk probleem betrokken
dienen te worden. Een essentiële voorwaarde van integraal veiligheidbeleid is dat elke partner de rol
die hij krijgt toebedeelt ook daadwerkelijk op zich neemt en daarin zijn verantwoording neemt. Om te
steviger te verankeren kan er voor de grotere projecten een convenant worden afgesloten waarin de
afspraken helder worden geformuleerd.
4.3 Basispakket voor het gebied
Het basispakket omvat de producten en diensten, die de politie Gelderland-Midden levert vanuit de
gebiedsgerichte aanpak van problemen in het kader van de kerntaken. Het politiepakket biedt een
gegarandeerd dienstverleningsniveau. Het politiepakket is regionaal en ‘uniform’. Het heeft invloed
van gebiedsgericht werken op het politiewerk. Het behelst tenminste de volgende punten:
Voorziening bij grootschalig onderzoeken
Voorziening bij grootschalige ordeverstoringen
Binnen 15 minuten ter plaatse bij
43
– Confrontatie met een dader
– Levensbedreigende situaties
– Meldingen van een verdachte situatie
Alle aangiften met opsporingsindicatie worden opgepakt
Toezicht op plaatsen en tijden met verhoogd risico
Een wijkagent op basis van normering
Een herkenbare leidinggevende
Een herkenbare politie locatie
Naast dit basispakket is er differentiatie mogelijk door het aanbieden van een plus-pakket. Op basis
van het integraal veiligheidplan kan de keuze gemaakt worden om een concreet probleem passend
binnen de kerntaken van de politie op te lossen. Dit zal door middel van maatwerk worden toegepast.
Voorbeelden hier van dat er specifieke aandacht komt voor bepaalde doelgroepen of locaties. Ook
kan de dienstverlening verhoogd worden door bijvoorbeeld de afspraak te maken dat we eerder ter
plaatse zijn.
4.4 Wijkagent
Kijkend naar het basispakket heeft dat invloed op de rol die de wijkagent in het vernieuwde concept
gaat vervullen. De huidige gebiedsgebonden functionaris is alleen geografisch gebonden zoals de
functieomschrijving al aangeeft. In het nieuwe concept zal nog steeds een geografisch georiënteerde
wijkagent aanwezig zijn. Deze wordt in het basispakket benoemd. Naast het inwoneraantal zou ook de
werkdruk onderdeel moeten gaan vormen van de normering voor het aantal wijkagenten. Daarnaast
zullen er wijkagenten zijn die gericht zullen zijn op de doelgroepen en problemen om te kunnen
voldoen aan de opties in het plus-pakket.
De rol van de wijkagent zal nog moeten bestaan uit twee belangrijke pijlers. De eerste pijler is die van
informatie-inwinner. De wijkagent zal meer als nu het geval is gericht informatie uit zijn gebied dienen
te halen. Hierbij wordt niet alleen aan geografische gebieden gedacht, maar dit kunnen afhankelijk van
het probleem ook fenomenen of doelgroepen zijn. Zoals eerder is aangegeven zal het probleem
hiervoor leidend moeten zijn. Hij zal hierbij te werk dienen te gaan op de manier die tot nu gebruikelijk
is voor de CIE-rechercheur. Hiervoor zal hij dus ook moeten worden opgeleid,
Door zijn intensive contacten met de burgers zal hij eerder signalen van onveiligheid op pikken die hij
registreert.
De informatie die hij aanlevert gaat naar de I2O en analyse, die de verkregen informatie veredelen.
Hiermee past deze rol van de wijkagent in het informatie gestuurde politiewerk. De wijkagent krijgt op
basis van verkregen en veredelde informatie van zijn unitleiding de opdracht op gericht informatie te
verzamelen in zijn gebied. Deze informatie biedt de wijkagent bij het loket van de informatiediensten
op zijn unit. Dit levert tevens een prestatie-indicator op voor zijn manier van werken. De verkregen
44
informatie wordt hier gewogen en geeft daarmee een beeld van de kwaliteit die de wijkagent geleverd
heeft.
De rollen die de wijkagent hierbij vervuld zijn verbindingsmakelaar, communicator en info-runner.
Daaruit zal zijn profiel samen gesteld dienen te worden op basis waarvan de wijkagent nieuwe stijl
aangesteld kan worden. Hierbij zou de verdeling van van der Torre gemaakt voor het type agent in
mogelijk input kunnen geven.
De tweede pijler is probleemeigenaar namens de politie. Nadat de verkregen informatie is veredeld en
geanalyseerd zal deze aan de projectvoorbereiders aangeboden worden. Deze zullen aan de
unitleiding de keuzes van interventies voorleggen. De unitleiding beslist voor welke interventie wordt
gekozen en wat de rol van de wijkagent namens de politie daarin is. Op basis van deze opdracht
schrijft de wijkagent een plan van aanpak. Naast de verwachte resultaten geeft hij daarin ook aan
welke ondersteuning hij van de organisatie nodig heeft.
Naast de eerder genoemde rollen die bijdragen aan de vorming van zijn profiel komen er als
probleemeigenaar de rollen van organisator en beïnvloeder bij.
Voor het door de unitleiding goedgekeurde plan van aanpak is de wijkagent de
resultaatsverantwoordelijke wat tevens de prestatie indicator is.
4.5 Invloed van het informatie gestuurd politiewerk op het gebiedsgericht werken
De manier van weken voor de politie binnen het gebiedsgericht werken zal er steeds op gericht dienen
te zijn om veiligheidsproblemen die de bewoners ondervinden vanuit dat probleem op te lossen. Het
probleem is hiervoor leidend. Wel dient steeds bekeken te worden of de politie wel de juiste partner is
voor het oplossen van dit probleem of dat juist een van de bovengenoemde partners tot slimmere en
meer effectievere interventie leidt. Dit heeft gevolgen voor de manier van werken zoals die tot nu toe
gebezigd werd.
In het model van het informatie gestuurd politiewerk wordt de verkregen informatie geanalyseerd en
veredeld in de Informatie en Intelligence Organisatie (I2O). Vanuit deze analyse wordt het probleem in
kaart gebracht door de projectvoorbereiders. Deze leggen aan de unitleiding voor hoe en waneer er
het slimste geïntervenieerd kan worden. De unitleiding neemt hierover een beslissing waarna er een
plan van aanpak geschreven wordt voor de bestrijding van het probleem.
Alleen op deze manier kunnen problemen nog worden aangepakt. Daarom is zorg voor gedragen dat
de hierboven omschreven rol van de wijkagent precies past in het IGP-concept.
Door de positionering van de I2O en analyse op de scheidslijn tussen de gerichte informatie inwinning
en de opdracht tot de probleemaanpak past de nieuwe wijkagent exact in het beeld van IGP. Met dit
model zal de I2O en analyse ook op unitniveau gepositioneerd dienen te worden om de informatie-
uitwisseling zo helder en makkelijk mogelijk te laten verlopen.
45
4.6 Rol leidinggevenden
Door de invoering van het IGP zal de rol van de leidinggevenden binnen de regio veranderen. Er zal
veel nadrukkelijker gestuurd gaan worden. De leidinggevenden op de unit maken op basis van de
verkregen informatie de keuze welke onderwerpen er wel of niet aangepakt worden. In dat kader past
het dat de wijkagent gericht naar zijn wijk wordt gestuurd om informatie over een bepaald onderwerp
te verkrijgen. De vrije ruimte die hij dan nog heeft is de manier waarop hij aan deze informatie komt.
Dat moet aan zijn volwassen vakmanschap worden opgelaten.
46
5 Eindconclusie
5.1 Inleiding
5.2 De rol van de wijkagent
Aan de hand van het onderzoek blijkt dat er door de gebiedsgebonden functionarissen verschillend
wordt gewerkt. Het beste zijn de verschillen te beschrijven door een vergelijk te maken tussen de
oude wijkagent van vroeger (geven van zorg, onderhouden van netwerken, meewerken aan vooral
leefbaarheid) en die van politieagent in een gebied (vooral aandacht voor repressie, opsporen en
handhaven). Beiden voorbeelden zijn uitersten (bandbreedte) waarin de gebiedsagenten acteren. De
huidige functiebeschrijving geeft hiertoe alle ruimte. Naast hun werk als gebiedagent draaien zij een
deel van hun beschikbare tijd mee als noodhulp. De gedachte hierachter was dat er informatie-
uitwisseling zou plaatsvinden als de BPZ-er samen met de gebiedsgebonden functionaris op een auto
zouden rijden. In de praktijk blijkt dat deze uitwisseling slechts mondjesmaat en persoonsafhankelijk
plaatsvinden. De belangrijkste reden om het in stand te houden is de roosterdruk om de noodhulp te
kunnen draaien.
In het nieuwe concept wordt de taak van de wijkagent gesplitst in twee hoofdtaken: gericht informatie
inwinnen in zijn gebied en probleemeigenaar namens de politie. Hierbij is geen ruimte meer om nog
deel te nemen aan het noodhulpproces. Tevens vraagt het andere competenties van de medewerker.
De keuze voor de nieuwe wijkagent heeft dus personele gevolgen. Op zich lijkt het niet vreemd om
aan een van de meest gezichtsbepalende functie binnen de organisatie na 12 jaar eisen te stellen,
hetgeen in het verleden niet of nauwelijks gebeurd is.
Aanbevelingen:
De naam gebiedsgebonden functionaris wordt vervangen door de landelijke benaming van
wijkagent,
De wijkagent kan zowel geografisch als doelgroep dan wel probleemgericht georiënteerd zijn.
De wijkagent heeft twee taken: informatie inwinnen in zijn gebied en probleemeigenaar
namens de politie.
In de maanden augustus, september, oktober 2006 dienen alle unithoofden te inventariseren
of hun wijkagenten voldoen aan de competenties zoals die in dit onderzoek genoemd worden.
Dit dient samen met de afdeling Personeelszaken te gebeuren. Voor de wijkagenten die nog
niet aan de nieuwe competenties voldoen, worden opleidingsmogelijkheden geboden. Dit
dient niet te gelden voor die medewerkers waarbij nu al vast staat dat zij nimmer aan deze
competenties kunnen voldoen.
Op basis van deze inventarisatie dient er door afdeling Personeelszaken opleidingsruimte
geclaimd te worden voor de 1e helft van 2007.
47
Door de unitleiding wordt voor 1 januari 2007 aan de wijkagenten aangegeven in welke
overleggen zij deel mogen nemen.
De wijkagenten zullen per 1 januari 2007 niet meer ingezet worden voor de noodhulpdiensten.
Bij de indeling van de gebieden zal worden aangegeven hoe dit organisatorisch kan worden
opgevangen.
5.3 De indeling van de gebieden
In het voorgestelde basispakket politie wordt aangegeven dat er altijd een gebiedsagent moet zijn.
Vanuit het onderzoek blijkt dat de huidige verdeling volgens de huisartsennorm al is losgelaten. Er zijn
gebiedsgebonden functionaris die de werkdruk binnen hun gebied niet aankunnen terwijl er anderen
zijn die tijd over houden. In de nieuwe visie wordt daarom naast de zuiver geografisch georiënteerde
wijkagent een wijkagent belast met een doelgroep of een specifiek probleem.
Om inzicht in de krijgen in de problemen van een wijk wordt nu de gebiedsscan als instrument
gebruikt. Deze wordt jaarlijks door de gebiedsgebonden functionaris opgemaakt. In de nieuwe situatie
zal het overzicht over alle informatie niet meer bij de wijkagent liggen maar bij de I2O. Het lijkt dan ook
meer voor de hand liggend om het opmaken van de gebiedsscan op te dragen aan de I2O.
Aanbevelingen:
De regio dient aan te geven hoeveel netto capaciteit men wil vrijmaken voor het
gebiedsgebonden werken. Met de netto capaciteit wordt bedoeld de tijd die de wijkagent
daadwerkelijk aan het gebiedsgebonden werken mag besteden. Uitgangspunt hierbij zou
moeten zijn ‘Liever een grotere wijk, dan een lagere beschikbaarheid.”.
Kijkend naar de huidige capaciteitsverdeling zou dit voor de unit Renkum Wageningen in
houden dat men het gebied gaat verdelen in 8 ggf-gebieden. De huidige 12 gebiedsgebonden
functionarissen participeren immers voor 1/3 van hun tijd in de noodhulp. Dat betekent dat er
netto 8 gebiedsgebonden functionarissen capaciteit hebben voor het gebiedsgebonden
werken. Voor de unit Rivierenland-West betekent dit dat het aantal gebieden van 11 naar 7
wordt bijgesteld daar de gebiedsgebonden functionarissen hier voor 25% deel nemen aan de
noodhulp.
Bij het bepalen van de omvang het gebied dient met name gekeken te worden naar de
voorzieningen die binnen dat gebied om politionele inzet vragen. Voor de instellingen binnen
dat gebied zouden dat doelgroepagenten kunnen worden.
De nieuwe gebieden worden bemenst door wijkagenten die voldoen aan de competenties
zoals reeds omschreven. Dit houdt concreet in dat er geen sprake kan zijn van herindeling
dan nadat de wijkagenten zijn omgeschoold. De herindelingen zouden derhalve plaats kunnen
vinden in de 2e helft van 2007.
Een gedeelte van de wijkagenten voor wie geen eigen gebied meer is, zal vallen onder de
categorie die niet meer geschikt zijn. Zij dienen te worden ingezet voor de noodhulp. De
wijkagenten die wel geschikt zijn maar voor wie geen gebied is, kunnen worden ingezet als
doelgroepagent of probleemagent.
48
Vanaf 1 januari 2007 worden de gebiedsscans jaarlijks door de I2O opgesteld
5.4 De sturing van het politiewerk
Gebiedsgebonden werken kan niet goed functioneren zonder een goede informatiehuishouding.
Immers naast handhaven, opsporen en hulpverlening heeft de politie ook de taak tot signalen en
adviseren. Deze taken kan de politie alleen maar uitvoeren als zij weet welke problemen er zijn.
Daarom dient het gebiedsgebonden werken aan te sluiten bij de IGP. Door de wijkagent gericht
informatie te laten vergaren kunnen problemen eerder en beter inzichtelijk gemaakt worden. Door het
maken van keuzes welke problemen inderdaad door de politie worden opgepakt ontstaat er
duidelijkheid over de verwachtingen die de partners van de politie mogen hebben.
Aanbevelingen:
De invoering van IGP zal waarschijnlijk zich in de 2e helft van 2006 voltrekken. Dit vormt een
sterke randvoorwaarden voor dit nieuwe concept voor het gebiedsgebonden werken.
Zodra IPG binnen de regio is geïmplementeerd, kan de sturing van de wijkagent de gewenste
vorm aannemen.
Vanaf 1 januari 2007 geeft de unitleiding aan de wijkagent de gerichte opdracht tot het
verkrijgen van informatie uit zijn wijk. De verkregen informatie geeft hij in de debriefing door
aan de unitleiding en I2O. Daarnaast koppelt de wijkagent overige informatie, waar hij
zelfstandig kennis van heeft genomen door zijn signalerende rol in de wijk, terug aan de I2O.
Vanaf 1 januari 2007 geeft de unitleiding op basis van een projectvoorstel de opdracht aan de
wijkagent om een probleem binnen de wijk gericht aan te pakken.
Om de uitwisseling van de informatie zo helder mogelijk te laten verlopen, dient de afdeling
I2O in persoon op de unit aanwezig te zijn. Op deze manier ontstaan korte lijnen waardoor de
kans dat er informatie verloren gaat beduidend wordt verkleind.
5.5 Tot slot
Met deze aanbevelingen is de rol van de wijkagent neergezet binnen het nieuwe concept van het
gebiedsgebonden werken. Daarmee hebben we pas de eerste stappen gezet op weg naar de
gewenste situatie voor het gebiedsgebonden werken. Met de aanbevelingen van dit onderzoek is de
rol van de politie op het straatniveau aangegeven. De volgende stap zou richting de gemeenten
moeten zijn. Zij dienen geholpen te worden bij het overnemen van de regiorol op het gebied van
leefbaarheid en veiligheid. Pas als dat gerealiseerd is, kan de politie haar rol gebaseerd op haar
kerntaken volledig op zich nemen.
49
Literatuurlijst
Gemeenten Overbetuwe en Lingewaard (2005), Integraal veiligheidsplan.
Home Office (2004) Building Communities, Beating Crime. A better police for the 21st
century, November United Kingdom
Ministerie van Justitie en Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Naar
een veiliger samenleving, Den Haag 2002.
Nap, J, Os, P. van (2006) Referentiekader Gebiedsgebonden werken, Apeldoorn ,
Politieacademie
Politie Gelderland-Midden (2005) Veiligheidsmonitor Gelderland-Midden 2005, Arnhem
2006.
Politie Gelderland-Midden (2005), gebiedsscans
Politie Gelderland-Midden (2005), unitwerkplannen
Programmabureau Abrio (2002), Informatie gestuurde Opsporing
Raad van Hoofdcommissarissen (2005) Politie in ontwikkeling, Den Haag, NPI
Regionaal College Twente (2005) Balans in veiligheid; veiligheid in balans Enschede,
DeFirma Creative Company
Stol, W.Ph., A. Ph. van Wijk, G. Vogel, B. Foederer en L. van Heel, Politiestraatwerk in
Nederland, Zeist 2004.
Tom, van D.,Veiliger Nederland, de politiemonitor, Hilversum 2004
Torre, E.J. van der, Politiewerk, Rotterdam 1999.
Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Kernbeleid veiligheid, Den Haag 2003.
Versteegh, P., Informatiegestuurde Veiligheidszorg, Dordrecht 2005.
50
Begrippenlijst
Commissie Leemhuis De Stuurgroep Evaluatie Politieorganisatie heeft, onder voorzitterschap
van mevrouw J.M. Leemhuis-Stout, heeft onderzoek gedaan naar het
politiebestel In het rapport, getiteld Lokaal verankerd, nationaal versterkt,
concludeert de Stuurgroep dat er geen nationale politie moet worden
ingevoerd. De knelpunten in het huidige bestel worden daarmee niet
opgelost. De Stuurgroep stelt de vorming van een concern Nederlandse
politie voor, bestaande uit ondermeer de regiokorpsen en het Korps
landelijke politiediensten (KLPD).
Dossier Processen-verbaal die naar het OM worden gestuurd worden vorm
gegeven in een persoonsgebonden dossier
huisartsennorm Verdeelsleutel waarbij een agent wordt toegewezen op 5000 inwoners
Mutaties Wijze van vastleggen binnen het bedrijsproccesensysteem BPS
Noodhulp Surveillance van twee personen die belast is met het afhandelen van
meldingen
politiepakket Pakket aan producten en diensten dat altijd door de politie Gelderland-
Midden wordt gegarandeerd
Tegenhouden Concept waarmee wordt bekeken welke interventie methode het meest
effectief is en waarbij niet alleen door de opsporingsbril wordt gekeken
Tobias-bonnen Bekeuringen zoals die op straat worden uitgeschreven en die later op het
bureau door het systeem TOBIAS worden verwerkt.
Unitleiding Leiding van een unit bestaande uit een unitchef en groepchefs
51
Afkortingenlijst
BPZ Basis politiezorg
CIE Criminele Inlichtingen Eenheid
CMG Centrale Meldkamer
DAT Dader Aanhoudings team
FTE fulltime-equivalent
GGF Gebiedsgebonden functionaris
I2O Informatie en Intellegence Organisatie
IGP Informatie gestuurde politie
IGVZ Integrale gebiedsgerichte veiligheidszorg
MC Sr Mentor-coördinator Strafrecht
ME Mobiele Eenheid
NH Noodhulp
OM Openbaar Ministerie
RHC Raad van Hoofdcommissarissen
VNG Vereniging van Nederlandse gemeenten
VVC Veel voorkomende criminaliteit
WBS Wijk Buurt Subbuurt
52
Bijlagen
VRAGENLIJST GEBIEDSAGENTEN tbv heroriëntatie gebiedsgebonden werken
Inleiding
Deze vragenlijst dient als basis voor een interview van de gebiedsagenten. Met dit interview wordt
beoogd een helder beeld te krijgen van de werkdruk die de verschillende GGF-gebieden met zich
meebrengen en of de gebiedsindeling die 12 jaar geleden is vastgesteld nu nog steeds de juiste is.
Het interview dient te worden afgenomen in het licht van de huidige ontwikkelingen. Dat de politie in
het algemeen en de GGF-er in het bijzonder meer productiegericht moeten gaan werken en dat het
accent komt te liggen bij opsporing en repressief optreden is een feit. Dit heeft consequenties voor de
manier waarop vorm wordt gegeven aan het gebiedsgerichte werk. Heel concreet betekent dit dat de
gebiedsagent minder moet initiëren en zich meer zal moeten richten op signaleren en het confronteren
van partners met hun eigen verantwoordelijkheden. Onderstaande vragen dienen steeds vanuit dit
perspectief te worden gesteld en eventueel verduidelijkt. Om het beeld van de GGF-ers te kunnen
objectiveren kan het wenselijk zijn om ook de MC’s / DACO’s te interviewen. Ook daarvoor kan deze
vragenlijst als basis dienen. De interviewer maakt van ieder afzonderlijk interview een verslag en
voegt daar een korte persoonlijke noot aan toe.
Algemeen beeld
- Geef eens een algemene omschrijving van je wijk? - Vinden er grote evenementen plaats in jouw wijk? - Wat maakt jouw wijk anders dan de andere wijken in
Wageningen/Ede/Barneveld/Scherpezeel/Nijkerk?
Regionaal beleid, kerntaken en prestatiecontracten
- Is de visie van de regio duidelijk? - Heb je zicht op de districtelijke vertaalslag van het regionaal meerjarenbeleidsplan? - Heeft de unitchef duidelijk voor ogen hoe hij/zij dit wil doen? - Heb je zicht op de ontwikkeling van de functie van GGF (opsporing, meer signaleren minder
initiëren)? - Wat betekent dit voor jou?
Werkdruk
- Wat zijn de voornaamste problemen in jouw wijk? - Wat heeft dat voor een consequenties voor jouw werk? - In welke mate draagt de BPZ bij aan de veiligheid in jouw wijk? - Vragen de bewoners / burgers veel aandacht? - Heb je specifieke doelgroepen in je wijk waar je meer mee te maken hebt dan met andere? - Zijn jouw werkzaamheden vooral pro-actief of reactief (met andere woorden kan je zaken voor
zijn of loop je achter de feiten aan)? - Welke nevenactiviteiten heb je die specifiek toepasbaar zijn voor je wijk? - Welke andere nevenactiviteiten heb je? Hoeveel kosten die activiteiten? - Welke persoonlijke vaardigheden heb je nodig om in jouw wijk te kunnen werken? - Wel type mens zou absoluut niet kunnen werken in jouw wijk? - Als je het werk in jouw wijk zou mogen indelen naar opsporing, toezicht en handhaving welk
percentage ben je dan aan ieder aspect kwijt? - Zijn de werkzaamheden in de wijk te behappen?
53
- Zo nee, waar komt dat door? - Wat is de aard van de incidenten in jouw wijk? - Wat zou jouw taak kunnen verlichten?
Netwerk
- Wat zijn je meest relevante partners? - Met welke partners heb je gedurende een werkweek het meest te maken? - Hoe is de kwaliteit van je netwerk? - Vind jij dat je de juiste mensen aan tafel krijgt? - Heb je partners waarvan je je wel eens afvraagt of de samenwerking ook daadwerkelijk nut
heeft? - Functioneren de partners goed, vervullen zij hun rol? - Zo nee, waardoor komt dit (pakken verantwoordelijkheid niet op, voorkomende problematiek
in de wijk)? - Hoeveel overlegstructuren woon je bij? - Kijk je wel eens kritisch naar het rendement van de overlegstructuren?
Wijkindeling
- Hoe zou je jouw wijk ideaal gesproken indelen (groter of kleiner maken om het werk goed aan te kunnen)?
- Wat weegt het zwaarst in jouw keuze om een wijk eventueel groter of kleiner te maken? - Is de werkdruk in de GGF-gebieden gelijk verdeeld? - Hoe zou je dit zelf willen veranderen? - Zou je op een kaart een indeling kunnen maken hoe jij denkt dat werkgebieden het meest
efficiënt ingedeeld zouden kunnen worden, zodat iedere gebiedsagent ongeveer dezelfde werkdruk heeft?
54
Functieomschrijving gebiedsgebonden functionaris
-signaleren van ontwikkelingen en gebeurtenissen in het gebied.
-maken van een scan van het gebied.
-adviseren van de leiding omtrent activiteiten en maatregelen.
-opzetten en aansturen van projecten in het gebied.
2.1. Voorlichting en advisering -deelnemen aan overlegvormen in het gebied.
-adviseren aan en inlichten van collega’s, leiding, bestuurlijke instanties over problemen in het
gebied.
-ontwikkelen en onderhouden van netwerken.
-stimuleren van het zelfoplossend vermogen van de bewoners in het gebied.
2.2. Toezicht en controle
-verrichten van surveillancetaken in het gebied.
-geven van (na) zorg t.a.v. sociale problemen in het gebied.
-optreden zowel repressief als preventief.
-optreden rond punten waarin het gebied criminele activiteiten plaatsvinden.
2.3 Overige taken -houden van surveillance in de unit.
-bemiddeling bij psycho/sociale gevallen en zorgen voor adequate doorverwijzing.
-geven van nazorg aan slachtoffers van misdrijven of verkeersongevallen.
-deelnemen aan gebiedsgebonden rechercheonderzoeken.
-mogelijke inzet als ME, DAT etc.
2.4 Contacten -ontwikkelen en onderhouden van netwerken.
BEZWARENDE OMSTANDIGHEDEN
fysieke inspanning en behendigheid.
confrontatie met menselijk leed en/of schokkende gebeurtenissen.
kans op oplopen letsel bij conflicten.
NIVEAUBEPALENDE ELEMENTEN
-zelfstandig afhandelen van alle voorkomende zaken in het gebied.
-gedragsbeïnvloeding van derden.
-ontwikkelen en onderhouden van netwerken met politiepartners.
INDICATIE FUNCTIE-EISEN
-politiediploma en ruime ervaring als BPZ A.
-leveren van een bijdrage aan het verhogen van de leefbaarheid en veiligheid in een bepaald
gebied.
FUNCTIE-INHOUD
Probleembeheersing
55