De Veluwe meets Amsterdam 2
-
Upload
gerard-weck -
Category
Documents
-
view
137 -
download
0
Transcript of De Veluwe meets Amsterdam 2
De Veluwe meets Amsterdam Een meerdaagse oefening (MDO) in de Marnewaard
Een meerdaagse oefening, van woensdagavond tot en met zaterdagmiddag. Als “rookie” best
spannend. Na een jaartje Natres, oefenzaterdagen en avonden en een mislukte ISK
(schiettraining en wel heel geruststellend voor de vijand), ben ik toch nieuwsgierig wat een
MDO in zou houden. Met de gehele bravocompagnie van het 50e Natbat, togen we naar de
Marnewaard. Een gebied dat ik uit een vorige baan wel ken, maar er altijd tamelijk hard
voorbijreed. Het leger maakte toen nog weinig bij me los. De buitengewoon dienstplichtige
status sedert 1975 heb ik namelijk lang gekoesterd.
Geheel tegen mijn gewoonte pak ik op zondag al mijn spullen. Ik pleeg namelijk altijd wel
wat te vergeten en zo had ik een paar extra dagen om mij te herinneren wat ik vergeten had in
te pakken. Deze wijsheid scheelt me in elk geval een verschoning. Niet geheel onbelangrijk
als je met meerdere collegae in één ruimte moet slapen. En ervaring die ik vorig jaar tijdens
mijn AMO (algemene militaire oefening) opdeed, toen het twee weken boven de dertig
graden was en ik meende met het minimale wel te kunnen volstaan.
Woensdagavond, tegen half zeven sluit ik mijn KvK-computer af en wissel driedelig grijs
voor tweedelig gemeleerd groen. Een metamorfose die het altijd goed doet voor verbijsterde
blikken bij het interieurverzorgend personeel en nog laat werkende collega´s. Gelukkig is het
redelijk weer, zodat mijn werkkleding en (hut)koffer een ongedeeld plekje in de kofferbak
krijgen, daarmee is ie dan al aardig gevuld. Wat overigens meer zegt over de inhoud van de
bagageruimte van mijn mx5je dan de volumineusiteit van dagelijkse kleding. Het dakje kan
gestreken blijven en de plunjebaal krijgt een mooi plekje op de “hoedenplank”. De rest wordt
gestapeld op de bijrijdersstoel. Drie appeltjes uit eigen tuin vormen het avondeten. En de
gebruikelijke file op de A28 blijft dit keer beperkt tot aanvaardbare proporties. Ruim op tijd
bereikt ik de Bernhardkazerne, onze thuisbasis.
Al snel blijkt dat het tweede peloton een behoorlijke opkomst kent. En mijn alfagroep is zelfs
bijna compleet. In totaal zijn we met zo’n 80 man, ehh…., mens, want het leger verwelkomt
hedentendage met groter enthousiasme vrouwen dan in de tijd dat ik voor mijn dienstkeuring
op moest. Iets dat zeker bij heeft gedragen aan mijn verbeterde mening over het leger.
Snel zoek ik de wapenkamer op, waar ik met enige trots mijn wapenkaartje toon. Eindelijk
ben ik nu ook in het bezit van dit felgekoesterde bewijs van een eigen dienstwapen. Daarvoor
moest ik tot enige wanhoop van het uitgevend personeel, ik bleek niet altijd de juiste
gegevens in de juiste vakjes te melden, steeds een bruikleenformuliertje invullen. Na het
appèl, nu ook in driedelig (tenue, harnas en rugzak) mogen we plaatsnemen in een luxe
touringcar. Onze compagniescommandant had namelijk tijdens het appèl het vermoeden
uitgesproken dat een slordige 200 km in een viertonner de start van een geslaagde MDO wat
onder spanning zou brengen. Een opvatting die ik zeer in hem waardeer. Want nu kan ik
rustig mijn nog niet afgewerkte mail beantwoorden, zodat ik met een iets geruster gevoel de
ene werkgever voor de ander verruil.
Ruim na zonsondergang arriveren we in de Marnewaard. Tenten e.d. blijven gelukkig in de
vrachtwagens, in legertermen de YAT. En mogen we ons bed opmaken. Minder blij ben ik
met de mededeling van onze adjudant dat we de volgende ochtend de spullen weer netjes
gescheiden moeten inleveren. Dat we elke dag schone lakens zouden krijgen, hoezeer de
verzorging in het leger ook verbeterd is, lijkt me toch wat onwaarschijnlijk. Dus zal ik mijn
puptentje wel niet voor niets meesjouwen. De bar is helaas al gesloten hetgeen ik als een klein
minpuntje beschouw. Maar ik ben ook wel zo vermoeid dat het bed me snel lokt. En ach, er
zullen nog wel een paar avonden volgen, genoeg gelegenheid om innige maatjes met lokale
barkeepers te worden. Zo denk ik op dat moment nog in mijn onschuld. Dat onze
groepscommandant, de legendarische Iwan Telgt, zijn groep nog informeert over wat ons te
wachten zou staan en enige tips uitdeelt, is mij gans ontgaan. De ontspannen ligpositie op bed
doet mij onmiddellijk de luiken sluiten. De kop is er van af. Over wat er nog zou komen,
bekommer ik me, tevreden zagend, allang niet meer.
De donderdag wordt benut om het doorzoeken van huizen in vredestijd te oefenen. Ik ontdek
prachtige variaties op het 1,2,3,4 beginsel. Maar mits goed uitgevoerd heb je toch in een vloek
en een zucht de situatie in ogenschouw genomen. Een niet onbelangrijk gegeven als je bij het
betreden van het vertrek pal onder een luik plaatsneemt. Overigens gaat het doorzoeken verre
van geruisloos. Nu lukt dat toch al niet met het van rijkswege verstrekte schoeisel. Maar van
de doorzoekers wordt verwacht dat zij per vertrek luidkeels hun commandant op de hoogte
stellen van hun waarnemingen. Wie zich om welke reden dan ook nog in het gebouw zou
ophouden, zij zullen zich bij al dat gebrul licht ongemakkelijk gaan voelen. Geen tactische
doorzoeking derhalve, misschien wel een strategische benadering.
In de avond gaan we voor ’t “echie”. De casus is vrij simpel: het laaggelegen gebied dreigt als
gevolg van een aardbeving instabiel geworden dijken onder te lopen. De meeste burgers zijn
al geëvacueerd. Maar er zijn burgers die of het ontruimingsbevel niet hebben gehoord, of
weigeren het gebied en hun huis te verlaten. Aan de Natres de taak om met zachte drang hen
te bewegen het gebied vrijwillig te verlaten. De nadruk ligt op vrijwillig want ondanks onze
(wapen)uitrusting oefenen we een taak uit in vredestijd en onder dito omstandigheden. Dus
moeten we het hebben van onze overtuigingskracht en redelijke argumenten. En dat is andere
koek dan praten vanuit de loop van een geweer zoals de meesten van ons beter ligt.
Een groep jongeren van de school voor vredesmissies is ingehuurd, samen met enige lui van
het 10e, om als weerbarstige burgers de ontruiming van het gebied te bemoeilijken. Als eerste
moeten we de huizen doorzoeken om achtergebleven “burgers” te bewegen alsnog het
afgesloten gebied te gaan verlaten. Vrij snel is het gebied “gezuiverd”. Totdat blijkt dat er nog
twee meisjes zoek zijn. Na heel, heel lang zoeken, worden zij uiteindelijk op een zolder
aangetroffen die al tweemaal eerder doorzocht is. Met enig schaamtegevoel worden deze
inmiddels verkleumde jongedames aan het “10e” over gedragen. Een van hen blijkt zelfs de
vader van een van de girls te zijn! Overigens blijft het een beetje vaag welke rol onze
compagniecommandant in dit geheel heeft gespeeld: had ie nu wel of niet gezegd dat ze niet
meer in dit huis konden zitten......
Overigens, dat moge vermeld worden, deze jongens en meisjes in de leeftijd van 16-18 jaar,
blijken verre van watjes te zijn. Het merendaal is namelijk op de fiets naar de Marnewaard
afgereisd. Sommigen hadden er zelfs een tochtje van meer dan 70 km opzitten. En dan nog
met een hele nacht voor de boeg. Mijn respect hebben zij!
De pelotons krijgen verschillende gebieden toegewezen om deze te bewaken. Het tweede,
mijn peloton, wordt ondergebracht in het station. Het bivak wordt opgemaakt, de wacht en de
patrouilles ingedeeld. Het blijkt dat gedurende de nacht groepen “burgers” pogingen
ondernemen het gebied weer te betreden. Aan ons de taak hen op andere gedachten te
brengen. Overredings- en overtuigingskracht zijn dan onze krachtigste wapens. Het gaat ons
goed af. Empathie, inlevingsvermogen, maar wel strak de hand houden aan je opdracht:
niemand toelaten zijn de “wapens” waarmee we het moeten doen. Dus natuurlijk neem je dan
diep in de nacht een rondzwervende groep even mee om in de luwte van een huis te
overleggen en te vertellen wat zij moeten doen. Ondanks dat je ze dan mee je gebied in neemt
dat je eigenlijk loopt te bewaken. Het blijkt dan lastig te zijn los te komen van je traditionele
vijandsbeeld. Achteraf hoor ik dat deze oefengroep juist dit gebaar enorm op prijs heeft
gesteld.
De vrijdagochtend glijdt eigenlijk vrij rustig voorbij. Het geeft onze groep en ons peloton de
kans wat nader tot elkaar te komen. Gelijkgestemden, maar ook uitersten staan samen voor
een klus. Ieder benadert op zijn eigen wijze de opdracht. En dan is het bijzonder boeiend waar
te nemen hoe plat Amsterdams communiceert met het Veluws dialect. Beide niet gespeend
van humor. Maar ozo verschillend. Het levert vermakelijke dialogen op en
woordenwisselingen die doordat over en weer toch niet alles verstaan wordt, alleen maar op
de lachspieren werken. “Amsterdam meets the Veluwe” in het hoge noorden. Internationaler
binnen de eigen grens is nauwelijks mogelijk.
De vrijdagnamiddag wordt de oefening aangescherpt. Het “vijandsbeeld” verandert.
Weerbarstige burgers worden dan meer infiltranten en daarmee verscherpt onze bewaking.
Waarschijnlijk omdat we in een uithoek zitten, blijft het in onze sector vrij rustig. Tijd ook om
aan andere zaken te werken. Mijn groepscommandant, Iwan Telgt, vaderlijk begaan met mijn
schamele schietprestaties, besluit mijn theoretische kennis van mijn wapen te testen. De eerste
vragen weet ik redelijk te beantwoorden. De drie onderdelen die hij aanwijst weet ik, als
trouw aanhanger van Old Shatterhand, te ontcijferen in loop, trekker en kolf. Dat daar nog het
woordje groep aan toe gevoegd dient te worden, beschouw ik als een modernisme afkomstig
uit de consultancywereld. Namelijk elk zichzelf respecterend bureautje met om
belastingtechnische redenen twee bv’s en een holding, noemt zich al een groep. So be it. Maar
dan wordt het lastiger. Iwan wijst op een klepje en vraagt mij de naam. Ik ken dat klepje wel.
Het schiet namelijk bij bijna elke handeling die ik aan het geweer verricht, open. En klapt
nimmer automatisch weer dicht. Lang heb ik gedacht dat er een veertje was afgebroken. Maar
bij navraag blijkt dat een handmatige handeling te vereisen. Vandaar de benaming semi-
automatisch wapen bedenk ik me. Maar nu dus de naam ervan. Schaapachtig bekijk ik het nog
eens goed, maar er staat niets op. “Kom Gerard, dit weet je toch wel”, spreekt Iwan mij
bemoedigend toe. “Bommenluik”, brul ik, ineens weet ik het weer. Nietsbegrijpend zie ik
links en rechts van me een paar collega’s gillend van de lach over de grond rollen. En als
Iwan op de spangreep wijst, ik enigszins wanhopig naar dat onderdeel van het wapen kijk en
antwoord: “de trekstang” (ik heb vroeger nogal veel geflipperd), zie ik de juist opgekrabbelde
collega’s weer snikkend van de lach ineen zijgen. Mijn toevoegingen dat er nog wat inzit
waarvan de benaming mij niet geheel is bijgebleven en dat uitelkaar halen mij iets
makkelijker afgaat dan inelkaar zetten, heeft het merendeel niet meer bewust meegemaakt.
Schuldbewust beloof ik het Hamil (handboek militair) op het desbetreffende hoofdstuk nog
eens na te lezen.
Pas in de late avonduren en nacht komt er meer onrust. Helaas, of gelukkig, het is maar hoe
je ’t bekijkt, blijft het juist in mijn wachttijd erg rustig. Wat overigens weer ruim de tijd geeft
om met mijn buddy wat dieper op de mores van het leger en het leven in te gaan. Ook wordt
ik geïnformeerd over enige daden uit het verleden. Sedertdien neem ik minder gerust plaats in
een dixie met de broek op de enkels. Over het fijne daarvan, vraag Jan Smit er maar eens naar.
Mij geeft het in elk geval de tijd het verhaal te doen over een jager en een ijsbeer. Een relaas
dat al gauw een klein kwartier in beslag neemt. De clou is er overigens niet minder leuk om....
De zaterdag staat in het teken van op- en ontruiming, douchen een lekkere (warme) lunch,
nabeschouwen en een lange reis huiswaarts.
Ik heb veel van deze oefening geleerd. En juist omdat naar mijn gevoel deze oefening meer in
de lijn van de taken van de Natres ligt, taken in vredestijd, voor en met eigen burgers, spreekt
mij deze oefening wel aan. Ik merk wel dat de meer gevorderde Natressers, zeker met een
gedegen militaire (beroeps)achtergrond voor dit soort taken nog enige oefening geen luxe is.
Met een groene achtergrond, “blauwe”taken uitoefenen, maar eigenlijk nauwelijks
bevoegdheden hebbend, dus het moeten hebben van overreding, gezag en uitstraling, dat blijft
nog wel even lastig. Mij spreekt het wel aan!
En tot slot natuurlijk een welgemeend woord van waardering aan degenen die deze oefening
hebben voorbereid, de commandanten en hun plv’s, natuurlijk onze collega’s in het noorden
en niet te vergeten de jongens en meisjes die zich zo dapper geweerd hebben, alle arbonormen
overtredend om ons van dienst te zijn. Chapeau.