DE ROL VAN DE VERENIGDE STATEN IN DE EERSTE ... - … · schoon zag om het economische en...

18
1 DE ROL VAN DE VERENIGDE STATEN IN DE EERSTE WERELDOORLOG Anton Kruft: presentatie 18.05.17, Oostende, België INTRODUCTIE Ontstaan van de Eerste Wereldoorlog In zeer algemene zin kan gesteld worden dat de Eerste Wereldoorlog ontstaan is als gevolg van drie ontwikkelingen, nl. 1) de sterk opkomende economie als gevolg van de industriële revoluties (denk daarbij vooral aan bewapening), m.n. die van 1890 (gas, elektriciteit, chemie) 2) geopolitieke belangen, m.n. de onderwerping van imperiale gebieden, oftewel koloniaal bezit voor i.h.b. grondstoffen, afzetmarkten en politiek prestige en 3) een fervent nationalisme. En wat wilden de strijdende partijen in concreto? De Oostenrijkers wilden de schurkenstaat Servië afstraffen voor de terroristische activiteiten die het tegen Oostenrijk-Hongarije, m.n. in Bosnië-Herzegovina, ondernam, vooral na de moordaanslag in Sarajevo op kroonprins Ferdinand en zijn vrouw. Duitsland – liggend midden in Europa grenzend aan vele landen - wilde veilige grenzen en ook een koloniaal rijk opbouwen zoals dat van Engeland. De Russen wilden een doorgang forceren door de Dardanellen om zodoende ook met oorlogsschepen via de Middellandse Zee en het Suez Kanaal nieuwe koloniën te verwerven, m.n. in het Midden-Oosten en Azië. De Fransen wilden Elzas-Lotharingen weer annexeren van Duitsland dat het in 1870 verloren had en weer de dominante macht worden op het continent. Het zou uitlopen op een continentale oorlog tussen Rusland & Frankrijk enerzijds, en Duitsland & Oostenrijk/Hongarije anderzijds. Maar toen greep het VK in en schaarde zich achter Frankrijk en Rusland omdat het de kans schoon zag om het economische en technische sterk opkomend Duitsland af te troeven als sterke concurrent voor hun dominante wereldpositie. Als drogredenen die het voor een interventie aanvoerde waren het de schending van de Belgische neutraliteit en verplichtingen die het had met Frankrijk. V.w.b. de schending van de Belgische neutraliteit, moet vastgesteld worden dat in het militair strategisch plan van het VK van 1905 al was opgenomen dat Engeland een invasie uit zou voeren in België, met of zonder toestemming van de Belgische overheid, als dit het VK om wat voor reden dan ook uit zou komen. V.w.b. Frankrijk bestond geen enkele verplichting, behalve dan een verdrag uit 1904 ter regeling van koloniale geschillen die de twee landen met elkaar hadden, in m.n. Afrika en Azië. Door deze Britse houding werd een continentaal conflict, dat nog te overzien was, een wereldoorlog, waaraan ook landen als Canada, Australië, Nieuw-Zeeland, Zuid-Afrika en later ook nog Amerika bij werden betrokken. Een wereldoorlog dus met meer dan 20 miljoen doden. Door politieke stompzinnigheid brak de oorlog dan ook uit. De latere Engelse premier tijdens die oorlog, David Loyd George, schreef na de oorlog in zijn memoires dat de politici van toen, waar ook hij bij hoorde, de oorlog ‘in waren gestruikeld’ en een bekend hedendaags Australisch- Engelse historicus, Christopher Clark, noemt die politici ‘Slaapwandelaars’. 20 miljoen doden! Al van ver voor het uitbreken van de oorlog voerden de VS sterk isolationistische politiek. Men wilde niets met Europe van doen hebben. Vooral de toenmalige Republikeinse president, Theodor Roosevelt, was een overtuigd isolationist. Zelfs toen de Democraat Woodrow Wilson in 1912 president werd, werd het isolationistische beleid voortgezet, dus bij het uitbreken van de oorlog in 1914, voelden de VS zich in het geheel niet geroepen daarin op te treden. En toch…. en toch werden de VS bij de wereldoorlog betrokken en bleken uiteindelijk bepalend te zijn voor de overwinning van de Geallieerden op de Centralen. En hoe is dat verklaarbaar? We gaan proberen uit te zoeken welke de rol was van de VS in dat vreselijke conflict. KORT HISTORISCHE OVERZICHT VS Zoals we weten werden de VS in 1776 een zelfstandige natie, losgerukt als het was van het Britse koloniaal beheer. Het bestond uit 13 staten die aan de Oostkust liggen. Maar vrij snel breidde de

Transcript of DE ROL VAN DE VERENIGDE STATEN IN DE EERSTE ... - … · schoon zag om het economische en...

1

DE ROL VAN DE VERENIGDE STATEN IN DE EERSTE WERELDOORLOG

Anton Kruft: presentatie 18.05.17, Oostende, België

INTRODUCTIE

Ontstaan van de Eerste Wereldoorlog In zeer algemene zin kan gesteld worden dat de Eerste Wereldoorlog ontstaan is als gevolg van drie ontwikkelingen, nl. 1) de sterk opkomende economie als gevolg van de industriële revoluties (denk daarbij vooral aan bewapening), m.n. die van 1890 (gas, elektriciteit, chemie) 2) geopolitieke belangen, m.n. de onderwerping van imperiale gebieden, oftewel koloniaal bezit voor i.h.b. grondstoffen, afzetmarkten en politiek prestige en 3) een fervent nationalisme. En wat wilden de strijdende partijen in concreto? De Oostenrijkers wilden de schurkenstaat Servië afstraffen voor de terroristische activiteiten die het tegen Oostenrijk-Hongarije, m.n. in Bosnië-Herzegovina, ondernam, vooral na de moordaanslag in Sarajevo op kroonprins Ferdinand en zijn vrouw. Duitsland – liggend midden in Europa grenzend aan vele landen - wilde veilige grenzen en ook een koloniaal rijk opbouwen zoals dat van Engeland. De Russen wilden een doorgang forceren door de Dardanellen om zodoende ook met oorlogsschepen via de Middellandse Zee en het Suez Kanaal nieuwe koloniën te verwerven, m.n. in het Midden-Oosten en Azië. De Fransen wilden Elzas-Lotharingen weer annexeren van Duitsland dat het in 1870 verloren had en weer de dominante macht worden op het continent. Het zou uitlopen op een continentale oorlog tussen Rusland & Frankrijk enerzijds, en Duitsland & Oostenrijk/Hongarije anderzijds. Maar toen greep het VK in en schaarde zich achter Frankrijk en Rusland omdat het de kans schoon zag om het economische en technische sterk opkomend Duitsland af te troeven als sterke concurrent voor hun dominante wereldpositie. Als drogredenen die het voor een interventie aanvoerde waren het de schending van de Belgische neutraliteit en verplichtingen die het had met Frankrijk. V.w.b. de schending van de Belgische neutraliteit, moet vastgesteld worden dat in het militair strategisch plan van het VK van 1905 al was opgenomen dat Engeland een invasie uit zou voeren in België, met of zonder toestemming van de Belgische overheid, als dit het VK om wat voor reden dan ook uit zou komen. V.w.b. Frankrijk bestond geen enkele verplichting, behalve dan een verdrag uit 1904 ter regeling van koloniale geschillen die de twee landen met elkaar hadden, in m.n. Afrika en Azië. Door deze Britse houding werd een continentaal conflict, dat nog te overzien was, een wereldoorlog, waaraan ook landen als Canada, Australië, Nieuw-Zeeland, Zuid-Afrika en later ook nog Amerika bij werden betrokken. Een wereldoorlog dus met meer dan 20 miljoen doden. Door politieke stompzinnigheid brak de oorlog dan ook uit. De latere Engelse premier tijdens die oorlog, David Loyd George, schreef na de oorlog in zijn memoires dat de politici van toen, waar ook hij bij hoorde, de oorlog ‘in waren gestruikeld’ en een bekend hedendaags Australisch-Engelse historicus, Christopher Clark, noemt die politici ‘Slaapwandelaars’. 20 miljoen doden! Al van ver voor het uitbreken van de oorlog voerden de VS sterk isolationistische politiek. Men wilde niets met Europe van doen hebben. Vooral de toenmalige Republikeinse president, Theodor Roosevelt, was een overtuigd isolationist. Zelfs toen de Democraat Woodrow Wilson in 1912 president werd, werd het isolationistische beleid voortgezet, dus bij het uitbreken van de oorlog in 1914, voelden de VS zich in het geheel niet geroepen daarin op te treden. En toch…. en toch werden de VS bij de wereldoorlog betrokken en bleken uiteindelijk bepalend te zijn voor de overwinning van de Geallieerden op de Centralen. En hoe is dat verklaarbaar? We gaan proberen uit te zoeken welke de rol was van de VS in dat vreselijke conflict. KORT HISTORISCHE OVERZICHT VS Zoals we weten werden de VS in 1776 een zelfstandige natie, losgerukt als het was van het Britse koloniaal beheer. Het bestond uit 13 staten die aan de Oostkust liggen. Maar vrij snel breidde de

2

unie zich uit met de aankoop van Louisiana van Frankrijk en later met Florida van Spanje. In 1836 maakte Texas zich los van Mexico. In dat Mexicaans gebied hadden zich in de loop van de tijd veel Anglo-Amerikanen gevestigd en vertegenwoordigde de meerderheid van de bevolking van het gebied. Dat was reden voor de Texanen om zich van het steeds meer centralistische gezag van Mexico los te weken en een zelfstandige staat te stichten en vroegen daarna bescherming van de VS, waarna de staat in 1845 door de VS werd geannexeerd.

Maar de Mexicanen namen daar geen genoegen mee en een jaar later brak een oorlog uit tussen Mexico en de VS, waarbij Mexico kansloos werd verslagen en als oorlogsbuit annexeerden de VS de gebieden New Mexico, Arizona en Nevada. Tijdens die oorlog werd ook Californië geannexeerd, wat de Amerikanen heel goed uitkwam want direct daarop werd goud in redelijk grote hoeveelheden gevonden en dat bracht een geweldige trek van goudzoekers naar dat gebied met als middelpunt de stad San Francisco. Een ongelimiteerde dadendrang vierde hoogtij. Maar spoedig bleek dat er nogal wat verschillen waren tussen de noordelijke en de zuidelijke staten, waarvan de voornaamste was de slavenarbeid in het Zuiden, waar de grootgrondbezitters gebruik maakten van slaven in de z.g. cotton belt - de katoenplukkerij en – industrie. En dat was zeer tegen de opvatting van het Noorden, omdat daar de slavernij was afgeschaft en dus voor zwarte arbeiders hogere lonen werden betaald dan in het Zuiden, waar de slaven zeer goedkope arbeidskrachten waren. Dit leidde uiteindelijk tot de Amerikaanse Burgeroorlog die van 1860 tot 1865 werd gevoerd, waarna de unie zich onder de beroemde president Abraham Lincoln weer verenigde. Deze eenwording liep enigszins parallel met die van Italië in 1860 en die van Duitsland onder keizer Wilhelm I in 1870. Deze geopolitieke ontwikkelingen maakten zowel in de VS als ook in Duitsland een enorme energie en vitaliteit los, zowel op technisch als economisch terrein. Vrij snel daarop in 1867 verkregen de VS, via koop van de Russen, de zo strategisch gelegen noordelijke staat Alaska. Zo zien we ook dat niet alleen Duitsland als nieuwe staat uit was op het verkrijgen van koloniën en daarmee het antagonisme van Frankrijk en i.h.b. van Engeland op de hals haalde, maar dat ook de VS zich een imperiaal gebied gingen aanmeten. In een oorlog met Spanje vlak voor de eeuwwisseling, dus zo rond 1900, wisten de VS de Filipijnen, Cuba en Guam van de Spanjaarden los te weken en werd daarmee een koloniale macht. De Republikein Theodore Roosevelt was rond die periode president en wist de invloed van de VS op alle landen van het Amerikaanse continent verder naar de hand te zetten met zijn uitspraak: “speak softly, but carry a big stick” en als oud-legercommandant in de oorlog met Spanje en later als commissaris van politie in New York, wist hij die big stick goed te gebruiken

3

en zo werd Panama na een operetterevolutie losgeweekt van Colombia en werd het een vazalstaat van de VS met als doel daardoorheen het Panamakanaal te graven, dat twee oceanen met elkaar in verbinding moest brengen.

Dat Panamakanaal werd gezien als een logistieke noodzaak voor het land, vanwege de geostrategische ligging aan beide oceanen. In die periode voerden de VS zeer isolationistische politiek; het had alles aan grondstoffen, voedsel, technologie, mankracht en intelligentie, en voerde ter bescherming van eigen industrie ook een sterk protectionistische politiek. En dat isolationisme werd onder president Woodrow Wilson, die net voor de oorlog in 1912 aan de macht kwam met volle overtuiging doorgevoerd. De VS wilde niets met de Oude Wereld van Europa te maken hebben. Koloniale oorlogen met Spanje, Mexico, Frankrijk en Engeland, hadden de afkeer van Europa alleen maar vergroot. Wilson was een idealistische academicus die Rechten had gestudeerd. Zijn vader en schoonvader waren Presbyteriaans dominee, dus was hij streng gelovig opgevoed en had daarbij ook een sterke christelijke moraal ontwikkeld, dat zeer kenmerkend werd voor zijn presidentschap. En toen brak dan in 1914 de Eerste Wereldoorlog uit. Op dat moment waren de VS al een belangrijke wereldmacht aan het worden.

Ondanks de financieel-economische crises van 1873 en 1907, maakte de Amerikaanse industrie, techniek, economie en kapitaal een enorme expansie door. Dat werd in sterke mate ondersteund door een bevolkingsaanwas van zo’n 31 miljoen vanaf 1860 tot 92 miljoen in 1914; 21 miljoen daarvan waren immigranten. Net als na de eenwording van Duitsland in 1871 brak na het einde van de Amerikaanse Burgeroorlog in 1865 een enorm elan en vitaliteit los. Tussen 1865 en 1914 steeg het aantal arbeiders met 700%, de productie met 2.000% en de kapitaalsinvesteringen met zo’n 4.000%. In de 80-er jaren van de 19e eeuw werden drie nieuwe Atlantische spoorlijnen aangelegd en in 1914 waren al een kwart miljoen auto’s geregistreerd. Stoomkracht maakte plaats voor elektriciteit. Trusts en grote concerns werden opgericht door big business koningen, zoals John Rockefeller (Standard Oil), Carnegie (Staal), Vanderbilt (spoorwegen), etc. In 1913 verdienden 2% van de Amerikanen 60% procent van het volksvermogen.

Theodore Roosevelt in action

Woodrow Wilson

4

UITBREKEN EERSTE WERELDOORLOG In het Amerika van 1914 waren een kleine 15 miljoen van de 92 miljoen Amerikanen in het buitenland geboren en waren 8 miljoen van hen eerste of tweede generatie Duitsers. Het was dus een multi-etnische populatie en, afgezien van hun politiek van isolationisme, was het dus eigenlijk niet interessant een oorlog te beginnen waarmee de etnische loyaliteit van haar inwoners op de proef zou worden gesteld. De neutraliteit die de VS officieel toepaste werd door de meerderheid van de Amerikanen gesteund, hoewel er groepen waren, vooral rondom de Republikeinse oud-president Theodore Roosevelt, die een gewapende interventie ten voordele van de geallieerden voorstond. Delen van de bevolking waren of vóór of tegen de Geallieerden of Centralen. Bevolkingsgroepen die tegen de Geallieerden waren, betroffen vooral de eerste en tweede generatie Duitsers en uiteraard ook de Ieren, die mede vanwege de z.g. “Home Rule”-affaire de Britten uiterst vijandig gezind waren. Toch stond men in Amerika over het algemeen sympathieker tegenover de Geallieerden en werd het autocratische Duitsland in de Angelsaksische pers afgeschilderd als het land dat wereldmacht wilde veroveren en democratische landen haar wil wilde opleggen. Die sympathie voor de Geallieerden zou in de loop van de eerste oorlogsjaren steeds sterker worden vanwege de enorme toename van de Amerikaanse handel en vooral van wapenleveranties van de Amerikaanse industrie aan de Geallieerden. Dit had tot gevolg dat het neutraliteitsprincipe door de Amerikanen op een aantal manieren danig werd geschonden. Allereerst werden de machtige Amerikaanse industrie en de Amerikaanse media door de Britse persmagnaat Northcliff, vanuit Engeland zodanig bewerkt dat dit uiteindelijk leidde tot het toestaan van oorlogsleningen aan de Geallieerden, die daarmee wapens en voedsel konden kopen in de VS. Dit laatste was een gevolg van een ontstane tegenstelling tussen de president en zijn minister van Buitenlandse Zaken, Robert Lansing. Robert Lansing was William Bryan opgevolgd, die in het kabinet een overtuigd pacifist was en na een conflict met Wilson het veld moest ruimen voor Lansing. Robert Lansing was jurist die meer dan uitstekende contacten had met de financiële wereld in New York. Hij herriep onmiddellijk het door zijn voorganger uitgevaardigde verbod om aan strijdende partijen oorlogskredieten te verstrekken. Want hij zag kansen om de financiële sector een geweldige boost te geven door het verstrekken van leningen en kredieten aan de Geallieerden en drong er bij de president op aan in de oorlog te interveniëren ten gunste van de Geallieerden. De kredieten en leningen zouden eveneens de Amerikaanse economie zeer ten goede komen, omdat daarmee munitie, wapens, voertuigen en andere zaken die voor oorlogsvoering van belang waren te fabriceren en met grote winsten te verkopen. Wilson daarentegen bleef niettemin een overtuigd idealist, die de neutraliteit van de VS wilde bewaren en al helemaal geen oorlog wilde voeren. Zijn herverkiezing als president in 1916 was te danken aan het feit dat hij de VS buiten de oorlog had weten te houden. Desalniettemin was hij tegen het embargo op wapenleveranties, dat het Congres wilde instellen, omdat daarmee (volgens de president) de Geallieerden – lees Engeland - zeer benadeeld zouden worden t.o.v. de zo goed bewapende Centralen. Zijn sympathie lag dus overduidelijk bij de Geallieerden. Dus zowel Wilson als zijn minister van Buitenlandse Zaken, Robert Lansing, waren voorstanders van de kredietverleningen en wapenhandel, maar om verschillende redenen. Wilson wilde om de Geallieerden bijstaan in hun strijd tegen de Centralen, zonder in de oorlog te interveniëren, terwijl Lansing - in tegenstelling tot de president - voorstander was van een gewapende, ten einde van de terugbetaling van de leningen verzekerd te zijn. NEUTRALITEIT Maar hoe was het nu gesteld met die Amerikaanse neutraliteitspolitiek, terwijl nagenoeg uitsluitend alle wapenleveranties aan de strijdende partijen naar de Geallieerden gingen? Volgens schattingen van hedendaagse historici ging $ 35 miljoen aan wapenleverantie vóór april 1917 (het tijdstip waarop de VS Duitsland de oorlog verklaarden) naar Duitsland, terwijl $ 2.160 miljoen naar de Geallieerden ging. Dat wil dus zeggen dat 98.4% van alle wapenleveranties naar

5

Frankrijk en Engeland gingen. Uiteraard bracht dit een enorme werkgelegenheid in de VS op gang en daarmee ook een geweldige economische ontwikkeling. E.e.a. had tot gevolg dat het neutraliteitsprincipe door de Amerikanen op drie manieren werd geschonden: 1. Op aandringen van machtige Amerikaanse industrie en de Amerikaanse media - vanuit

Engeland sterk ondersteund door de Britse persmagnaat Northcliff - en gebaseerd op de economische belangen, stond de Amerikaanse regering toe dat, in strijd met de neutraliteitseisen, oorlogsleningen werden verstrekt aan Amerikaanse ondernemingen zodat zij voldoende kapitaal kregen om wapens te produceren voor de Geallieerden. Uiteraard had dit ook een toenemende invloed op de groei van de wapenleveranties, wat de Amerikaanse economie alleen maar ten goede kwam. De pro-geallieerde stemming nam vanwege de economische voordelen allengs toe, terwijl de anti-Duitse stemming bij het volk steeds sterker werd.

2. Vervolgens tolereerden de Amerikanen dat Britse bewapende koopvaardijschepen Amerikaanse havens aandeden. Volgens internationaal recht en gebruik dienden bewapende koopvaardijschepen beschouwd te worden als oorlogsschepen en moesten geïnterneerd te worden. Protesten door de Duitse Ambassade haalden niets uit: de Amerikaanse regering diende weliswaar officieel een protest in bij de Britse regering, maar bleef deze situatie toch oogluikend toestaan. Ook tegen het illegaal gebruik van de Amerikaanse vlag, die Engelse schepen voerden, werd geprotesteerd, maar verder dan een protest kwam het niet.

3. De allerbelangrijkste schending van de neutraliteit was de acceptatie van de Engelse blokkade op Duitsland. Dit was een duidelijke schending van de mede door Engeland opgestelde Declaratie van Londen van 1909. Alhoewel deze declaratie niet door het Britse Hoogerhuis was geratificeerd, werd afgesproken dat alle landen deze ‘Declaratie’ als ‘Customary Law’ (gewoonterecht) zouden beschouwen. Daardoor werden, tot grote woede van het Amerikaanse State Department, ook Amerikaanse koopvaardijschepen onderhevig aan de Britse controle ter zee. Dit wekte grote irritatie bij de Amerikanen die zelfs even overwogen de wapenleveranties stop te zetten. Toen enkele ministers dat tijdens de ministerraad voorstelden, verzette president Wilson zich daar fel met onder het argument dat de geallieerden met de rug tegen de muur een strijd voerden tegen ‘wilde beesten’ en dat hij niet mee wenste te werken aan welke handeling dan ook die het voor hen moeilijker zou maken de oorlog te winnen! Alhoewel Duitsland heftig protesteerde en de Amerikaanse regering verweet zich eenzijdig achter de Geallieerden op te stellen door toe te staan dat die een illegale hongerblokkade opwierpen gericht tegen de civiele bevolking door de import van voedsel en andere levensbehoeften uit neutrale landen af te snijden, trokken de VS zich daar niets van aan.

Het was dus niet verwonderlijk dat Duitsland, ten einde aan de wurgende greep van de Geallieerde blokkade te ontkomen, besloot over te gaan tot een tegenblokkade door de Noordzee uit te roepen tot oorlogsgebied en door het beginnen van een onbeperkte duikbotenoorlog. TORPEDERING VAN DE LUSITANIA Op 7 mei 1915 werd het Britse passagiersschip Lusitania met 128 Amerikaanse passagiers aan boord, onderweg van New York naar Liverpool, door een Duitse onderzeeër, getorpedeerd. In totaal kwamen daarbij bijna 1200 passagiers om het leven. De aanval op de Lusitania leidde tot hevige reacties in de Verenigde Staten. Een deel van de Amerikaanse pers riep op tot oorlog tegen Duitsland. De Geallieerden wakkerden deze stemming uiteraard aan. De Amerikaanse president Wilson wilde niet zover gaan, maar eiste wel dat Duitsland zich zou verontschuldigen, schadevergoeding zou betalen aan de Amerikaanse slachtoffers en bovendien zou beloven dat zoiets nooit meer in de toekomst zou gebeuren. Duitsland verdedigde zich met er op te wijzen dat de Lusitania een hulpkruiser van de Britse marine was en dat het in eerdere reizen wapens, munitie en troepen had vervoerd. Bovendien had de Duitse ambassade in Amerikaanse kranten de passagiers in de Verenigde Staten gewaarschuwd dat het schip zich in een oorlogszone zou begeven, waar Britse schepen konden

6

worden aangevallen. Ook droeg het schip in de oorlogszone geen vlag, wat strijdig was met het oorlogsrecht.

Volgens het oorspronkelijke manifest bestond de lading uit 1248 kisten met elk vier shrapnelgranaten, bestemd voor de Britse pounder-snelvuurkanonnen die gebruikt worden bij de rijdende veldartillerie. Er waren ook kisten munitie, munitie-onderdelen en explosieven aan boord voor het Britse leger. Duitsland voelde zich daarom gerechtigd om het schip te torpederen, te meer omdat het in de New Yorkse kranten daarvoor gewaarschuwd had. Om de VS te bedaren besliste Duitsland op 9 september 1915 zijn duikbotenoorlog te beperken en werd een financiële compensatie aan de families van de omgekomen 128 Amerikaanse slachtoffers toegekend. Zo zouden passagiersschepen niet meer worden aangevallen. Daarna verbeterden de Duits-Amerikaanse betrekkingen weer, maar de zaak had tot een anti-Duitse stemming in de Amerikaanse publieke opinie geleid. Toen Duitsland begin 1917 toch weer overschakelde op een onbeperkte duikbotenoorlog, in een poging om aan de wurggreep van de Britse blokkade te ontsnappen, zou het in oorlog met de Verenigde Staten geraken. VREDESVOORSTELLEN VAN WILSON EN REACTIES STRIJDENDE PARTIJEN Uiteraard was gedurende de oorlog een aantal initiatieven van diverse kanten ondernomen om tot een wapenstilstand te komen. De Amerikaanse president Wilson werkte aan een aantal

7

plannen. Zijn eerste bemiddelingspoging vond plaats toen hij de Duitse ambassadeur ontbood na het tot zinken brengen van de Lusitania in 1915. Hij stelde voor, dat Duitsland de duikbotenoorlog zou staken in ruil voor Amerikaanse druk op Engeland om een einde te maken aan de illegale zeeblokkade van Duitsland. Maar dit had geen enkel effect op het VK. Vervolgens zond Wilson in 1915/1916 zijn persoonlijke vertegenwoordiger, Colonel House naar Groot-Brittannië, teneinde de mogelijkheden te verkennen voor onderhandelingen met Duitsland. Deze maakte er een volkomen verdraaide situatie van door de Britten voor te houden dat de VS de Geallieerden wensten bij te staan: ‘the USA wanted the British Government to do what would enable the USA to do what was necessary for the Allies to win the war’. (De president raakte later met Colonel House volledig gebrouilleerd). Via House stelde president Wilson voor een vredesconferentie te beleggen, maar dit vond grote weerstand bij Groot-Brittannië en Frankrijk omdat de VS dan weleens de vredesvoorwaarden zouden kunnen gaan dicteren, waar beide landen niets voor voelden. Eind 1916, na de overwinning van Duitsland op Roemenië, vroeg Duitse kanselier Bethmann Hollweg aan de Amerikaanse president een bemiddelingsvoorstel te doen om de oorlog te kunnen beëindigen. Daarop stuurde Wilson een nota aan alle strijdende partijen, die door de Geallieerden nogal bekritiseerd werd. De uiteindelijke kern van de reactie van de Geallieerden was niet minder dan een eis tot onvoorwaardelijke overgave van Duitsland. Ook van Duitse kant werd niet al te positief op de nota gereageerd, dus ook deze poging liep op niets uit. Zo ook kwam in 1917 de Duitse politicus Erzberger, die niet meer in een eindoverwinning van Duitsland geloofde, met een groep leden van de Rijksdag uit de hoek van Sociaal Democraten, Progressieven en van het Centrum tot de formulering van een “vredesresolutie”. Het was een initiatief om snel tot vrede te komen. Daartoe zou dan eerst de constitutie moeten worden veranderd in een “parlementair systeem”. De rijkskanselier achtte het plan, waar hij het overigens wel mee eens was, nog niet opportuun en het voorstel verdween in de lade om er nooit meer uit te komen. Tenslotte kwam Wilson in januari 1917 – twee maanden voordat het aan de oorlog zou deelnemen - met een opzienbarend vredesplan: “Peace without Victory”. In dit plan zouden de strijdende partijen vrede moeten sluiten op basis van vooraf gemaakte afspraken over de vrijheid van alle zeeën, het zelfbeschikkingsrecht voor alle volkeren, afschaffing van geheime allianties en verdragen en terugtrekking op het eigen voormalige grondgebied. En dat alles op basis van volstrekte gelijkheid zonder nog verder de schuldvraag te stellen. Het plan werd als edel, maar ook als erg naïef ontvangen en werd door alle partijen verworpen. Ondanks het feit dat de VS in april 1917 officieel in de oorlog met Duitsland waren verwikkeld, ging Wilson toch verder met zijn vredespogingen. Begin 1918 had hij, op basis van zijn eerder voorstel over “Peace without Victory”, zijn ideeën geconcretiseerd in een veertiental punten. In de VS werd dit voorstel zeer positief ontvangen, maar van de kant van de Geallieerden, was er alleen maar kritiek en spot. (Het gerucht loopt dat Clemenceau bij het doornemen van het voorstel met enige verbijstering opmerkte dat Wilson maar liefst 14 punten nodig had om de wereld te redden, terwijl de almachtige god het met 10 geboden al afkon. Ook Duitsland reageerde niet erg toeschietelijk. De voornaamste punten waar het om ging waren: • Het principe van Vrije Zee moet door alle landen worden aanvaard • Open grenzen voor de handel • Alle landen ontwapenen • Regeling voor koloniale afspraken • Elzas-Lotharingen weer terug naar Frankrijk • Recht op autonome ontwikkeling en zelfbeschikking van alle landen • Polen onafhankelijk staat • Volkerenbond De belangrijkste geschilpunten waren voor Engeland natuurlijk het openstellen van de zee voor iedere natie; dat zou haar heerschappij ter zee tot in de wortel aantasten. Voor Duitsland was

8

het onverteerbaar de gebieden Elzas-Lotharingen af te staan. Voorstellen ter zake van de koloniën vonden bij niemand gehoor. In een volgende redevoering voegde Wilson daar nog eens vier punten aan toe, vooral met betrekking tot het koloniale vraagstuk. Dat leverde zeer veel kritiek op van vooral Engeland, omdat dit zo’n beetje de ontmanteling zou betekenen van het Britse koloniale imperium. Vervolgens kwam Wilson in juni 1918 met nog een keer vier punten aan, die een verdere uitwerking van een aantal eerder genoemde punten bevatten. En tenslotte op 17 september 1918 kwam hij nog eens met een vijftal punten, eveneens een verdere uitwerking en detaillering van het oorspronkelijke veertien punten programma. OORLOGSVERKLARING VS • Onbeperkte duikbotenoorlog Ondanks het tot zinken brengen van de Lusitania, werden de aanvallen op de koopvaardijschepen van de Geallieerden voortgezet, vooral ook omdat de Britten tegen de zin in van de VS, de Duitse havens blokkeerden. Op 19 augustus 1915 werd het Britse passagiersschip “Arabic” getorpedeerd en op 24 maart 1916 de “Sussex”, waarbij eveneens een aantal Amerikanen om het leven kwam. Na een ultimatum van de Amerikaanse regering waarin gedreigd werd de diplomatieke betrekkingen te zullen verbreken als Duitsland niet stopte met de onbeperkte duikbootoorlog en niet onmiddellijk weer de ‘cruiser rules’ zou toepassen, haalde Duitsland bakzeil en beloofde ook geen passagiersschepen meer te zullen torpederen. Eind 1916 echter, na de verschrikkelijke offensieven bij Verdun, de Somme en Ieper, keerden de kansen aan het front zich tegen Duitsland, vooral vanwege de oorlogsvoering aan drie fronten. Het oppercommando begon nu aan te dringen op hervatting van een onbeperkte duikbotenoorlog. De Duitse Rijkskanselier, Bethmann Hollweg, verzette zich heftig tegen een hervatting, overtuigd als hij was dat de Amerikanen dan Duitsland de oorlog zouden verklaren, en weigerde de toestemming. Daarop trad admiraal Von Tirpitz af. Tussentijds had de Duitse admiraal Henning von Hotzendorff, chef van de Duitse marinestaf, berekend dat indien de Duitsers 600.000 ton Britse scheepsruimte per maand tot zinken zouden brengen, dit land binnen vijf maanden gedwongen zou zijn zich uit de strijd terug te trekken wegens gebrek aan voedsel en materiaal. Hij verklaarde voorts dat het risico dat de VS aan de oorlog zouden deelnemen zeer gering was, omdat - vóórdat de Amerikanen daarvoor gereed zouden zijn -, de oorlog naar verwachting afgelopen zou zijn. Toen in januari 1917 ook generaal Von Hindenburg eiste dat, gezien de precaire militaire situatie aan het Westfront, de onbeperkte onderzeebootoorlog weer moest worden ingevoerd, kon Bethmann Hollweg zich niet langer meer verzetten en gaf hij zich gewonnen. Op 1 februari 1917 voerde Duitsland de onbeperkte duikbootoorlog wederom in. Kort daarop werden weer koopvaardijschepen van of naar Groot-Brittannië zonder waarschuwing getorpedeerd. Het gevolg was dat de Amerikaanse regering de diplomatieke betrekkingen met Duitsland verbrak en Duitsland op 6 april 1917 de oorlog verklaarde. Nadat gedurende bijna het gehele jaar de geallieerde koopvaardijvloten gigantische verliezen werden toegebracht, gelukte het de Britten door de invoering van het zogenaamde ‘konvooisysteem’ en door de uitvinding en toepassing van de dieptebom, de verliezen drastisch te beperken. Tegen 1918 waren de verliezen aan schepen die in konvooi voeren aanmerkelijk gereduceerd en het effect van de onbeperkte duikbootoorlog praktisch teniet gedaan. In totaal, tot aan november 1918, torpedeerden de Duitsers meer dan 2.000 koopvaardijschepen, waarbij ca. 12.000 zeelieden het leven lieten. Meer dan 200 U-boten werden vernietigd of keerden niet op de basis terug. • Zimmermann Telegram Nog steeds wordt door Britse en Amerikaanse historici de Duitse onbeperkte duikbotenoorlog gezien als hèt moment waarop de geschokte Amerikaanse opinie en politici besloten de oorlog met Duitsland in te gaan. Naast andere redenen was toch wel het hoofdargument dat een verloren oorlog van de Geallieerden voor de VS financieel desastreus zou zijn. De verstrekte leningen aan met name Engeland en Frankrijk zouden zij niet meer terugbetaald krijgen en zou

9

er ook geen betaling meer te verwachten zijn voor de gedane wapenleveranties. Het zogenaamde ideologische uitgangspunt van de democratische president Wilson spoorde in feite volledig met de commerciële uitgangspunten van de Republikeinse Partij, de natuurlijke beschermers van het Amerikaanse bedrijfsleven. Op 3 februari 1917 kondigde president Wilson aan dat Amerika de diplomatieke betrekkingen met Duitsland had verbroken. Maar de beslissing om ook aan de oorlog te gaan deelnemen werd nog niet genomen. Een simpel telegram duwde hem over de rand en deed hem definitief besluiten actief aan de zijde van de Geallieerden aan de oorlog te gaan deelnemen. Op 12 november 1916, had de Duitse minister van Buitenlandse Zaken Zimmermann een telegram aan zijn ambassadeur in Mexico gezonden met het verzoek eens na te gaan of Mexico, als buurland van de VS, geïnteresseerd zou zijn in een alliantie met Duitsland. Het antwoord dat hij ontving leek positief genoeg en op 19 januari 1917 stuurde hij een volgend telegram aan zijn ambassadeur Eckhard in Mexico. Daarin werd aangegeven dat de ambassadeur de Mexicaanse regering Duitse steun kon aanbieden om de eerder aan de VS verloren gebieden in Texas, Nieuw Mexico en Arizona weer terug te krijgen in ruil voor het vestigen van een Duitse onderzeeboothaven aan de Mexicaanse kust.

Maar wat Zimmermann niet wist was dat de Britse Inlichtingendienst al geruime tijd in staat was de Duitse diplomatieke telegrammen te onderscheppen en te decoderen. Op 24 februari 1917 overhandigde de inlichtingendienst de Amerikaanse ambassadeur in Londen een kopie van het Zimmermann telegram, die het onmiddellijk naar Washington doorstuurde. Dit was de druppel die bij Wilson de emmer deed overlopen. Opeens ook geloofden velen wat interventionisten steeds hadden beweerd, nl. dat Duitsland een bedreiging vormde voor ’s lands veiligheid. Het was te erg, te ongelooflijk om waar te zijn deze dwaze poging tot omkoping. AMERIKA IN OORLOG

• Oorlogsverklaring De oorlogsverklaring werd uiteindelijk op 2 april, tijdens een zitting van het Congres, openbaar gemaakt. Daarin werd ook gerefereerd aan de bolsjewistische revolutie die twee maanden ervoor in Rusland was uitgebroken en die door Wilson als uiterst positief werd beoordeeld, vanwege het feit dat het autocratisch en ondemocratisch regime van de tsaar ten val was gebracht. Met de Amerikaanse oorlogsverklaring werd de kans voor Duitsland verspeeld de oorlog nog te winnen, zoals later zou blijken. Wilson vroeg het Congres ‘formeel de status van belligerent’ te aanvaarden, waartoe het door de Duitse agressie op zee gedwongen was en om alle noodzakelijke maatregelen te treffen ‘ten einde de Duitse regering tot de orde te roepen en de oorlog te beëindigen’. Het was een droeve plicht zo zei de president, ‘maar recht is kostbaarder dan vrede, en wij zullen strijden voor zaken die wij altijd dicht tegen ons hart hebben gedragen’, voor de rechten der kleine naties, voor democratie en zelfbeschikking, voor een samenspel van vrije landen ter vestiging van een

10

blijvende vrede. Het land zou er trots op gaan zich offers te getroosten voor principes die Amerika zijn bestaan en voorspoed hebben gebracht, zei de president. Hij vroeg niet om oorlog tegen het Duitse volk, maar tegen zijn verblindende leiders, en uiteindelijk tegen iedere vorm van autocratie. De wereld moest safe for democracy worden gemaakt, want alleen vrije, democratische volkeren konden de vrede bewaren. Dat was Amerika’s hoogste doelstelling.

Oorlogsverklaring van president Wilson in het Congres De rede duurde iets langer dan een halfuur en na afloop ontving de president een staande ovatie. Later zei de president daarover: ‘Bedenk eens waarom zij juichten, mijn speech van vandaag zal voor vele van onze jonge mensen de dood betekenen, vreemd daarover te applaudisseren’! Concluderend moet gesteld worden dat, alhoewel Wilson neutraliteit had nagestreefd, hij aan de ene partij strak de principes van internationaal recht streng toepaste, terwijl hij bij de andere partij soepelheid betrachtte. Daarmee had hij voor de VS het recht verspeeld zich waarlijk en volledig neutraal te achten. De Britse blokkade van Duitsland was nooit zo scherp veroordeeld als het optreden van de Duitse oorlogsbodems en U-Boote; voorts waren alle handel en kredieten gericht op de Geallieerden. Het was eigenlijk wonderlijk dat Duitsland zo lang de Amerikaanse fictie van neutraliteit had gerespecteerd. • Mobilisatie en training van het leger Een oorlogsverklaring zonder een staand leger was uiteraard niet mogelijk, maar dat was wel zo’n beetje de situatie in april 1917. Na de Burgeroorlog in 1865 was na vijf jaar strijd grote oorlogsmoeheid opgetreden en werd de Grand Army na de overwinningsparade in 1865 ontbonden en zo ontstond een krijgsmacht van slechts 25.000 man ter verdediging van dit immens grote Amerika. Alleen de cavalerie hoefde niet in te krimpen, want die moesten strijd voeren tegen de oorspronkelijke bewoners van Amerika, de Indianen die, voor zover zij het er levend van afgebracht hadden, tenslotte in een aantal reservaten werden ondergebracht. Direct na de Spaans-Amerikaanse oorlog in1899 werden de VS in het bezit gesteld van de Filippijnen, Cuba en wat andere gebieden, hetgeen leidde tot legerhervormingen, volgens het Pruisische model en de legersterkte bracht tot ongeveer 100.000 man. Rond 1915 werd mede op aandrang van de Generale staf door de minister van Defensie aan Wilson het voorstel gedaan het leger te vergroten tot 1.500.000 man. Maar Wilson wilde niet

11

verder gaan dan een kernleger van 142.000 man, dat in tijd van oorlog opgevoerd zou kunnen worden tot 400.000 soldaten. Direct na de oorlogsverklaring van Wilson aan Duitsland in april 1917, werd de ‘Selective Service Act’ aanvaard, waardoor het leger nu onverkort onder het federale gezag viel. Daarbij sloten veel vrijwilligers zich bij het leger aan, waarna ook de militaire dienstplicht werd ingevoerd. Dit leidde er uiteindelijk toe dat de VS eind 1918 over een legermacht van 3.685.000 man kon beschikken op een moment dat zowel Duitsland als Frankrijk en Engeland, vanwege de grote verliezen, geen verse troepen meer in de strijd konden brengen. Maar zover was het nog niet, want de VS waren nog lang niet klaar om de oorlog in te gaan. De uitrusting van het leger verliep aanvankelijk uiterst stroef. De legerleiding had wel geweren en munitie in voorraad, maar lang niet genoeg om de 100.000-en militairen adequaat te voorzien. De productie van tanks, kanonnen en ander zwaar geschut kwam even moeilijk op gang. De honderden vliegtuigen die volgens de regering binnen de korts mogelijke tijd boven het front zouden moeten vliegen, bleven tot diep 1918 ontbreken.

Ook de leverantie van voedsel voor het leger kwam in gevaar; zo werd er in het land de tarweloze maandag en vleesloze dinsdag ingevoerd, waar door de bevolking over het algemeen gunstig op werd gereageerd: het ging om een goede zaak: ‘safety for democracy’, zoals Wilson in zijn oorlogsverklaring had uitgesproken. De gunstige reactie van de bevolking had ook te maken met de oorlogspropaganda door het Committee on Public Information’. In opdracht van de president moest het volk over de oorlog in de ‘juiste stemming’ worden gebracht, in overeenstemming met de grootsheid van zijn visie. Het duurde niet lang of de VS werden overstroomd door affiches, posters, folders en pamfletten, waarin Uncle Sam zijn landgenoten aanspoorde tot grotere inspanningen en opofferingen.

Nu viel de Amerikaanse oorlogsverklaring samen met het desastreuze Franse Nivelle- offensief aan de Chemin des Dames met 120.000 doden, met als gevolg muiterij van de helft van het Franse leger. Generaal Pétain wist de orde weer te herstellen, maar op het komende Amerikaanse leger maakte

dit geen al te beste indruk. De Amerikaanse stafchef, generaal John Persing was in juni 1917 met een kleine Amerikaanse ongetrainde legereenheid naar Frankrijk afgereisd om niet meer dan een morele ondersteuning te geven aan de Geallieerden; meevechten aan de oorlog was nog niet aan de orde. Hij liet zijn minister van Defensie per brief weten, dat het er niet goed uitzag en stelde o.m.: ‘De ontevredenheid in het [Franse] leger is blijven toenemen (…) Het is een feit dat Frankrijk genoeg heeft van deze oorlog. Het gewone volk klaagt openlijk over de zware belastingen (…) Voedselprijzen zijn hoog (…). De klachten van de gezinnen hebben invloed aan de mannen aan het front, zodat de gevechtswaarde van de troepen ernstig kan worden aangetast’. Dus waar de Geallieerden eigenlijk op hoopten was de actieve inzet van Amerikaanse frisse, agressieve, nog niet door de ‘loopgravenpsychose’ bevangen infanteristen. Het kabinet van president Wilson kreeg pas na de oorlogsverklaring van april goed inzicht in de precaire situatie waarin Engeland en Frankrijk zich bevonden en in hun afhankelijkheid van een grote Amerikaanse inspanning.

Generaal Pershing

12

• Invloed Amerikanen op verloop van oorlog In mei 1918 beschouwde de Amerikaanse bevelhebber generaal Pershing dat nog slechts enkele van zijn divisies klaar waren voor de strijd. Overeenkomstig zijn opdracht van de Amerikaanse regering diende de American Expeditionary Force (AEF) als autonome legermacht te gaan functioneren. Maar na topoverleg o.l.v. generaal Foch, in zijn functie als geallieerde opperbevelhebber, werd na dringend verzoek van de Franse bevelhebber Pétain toch besloten twee Amerikaanse divisies - de 2de en 3de divisie - naar het bedreigde gebied te sturen om de Fransen te helpen de gaten te dichten. Pas in het voorjaar van 1918 namen Amerikaanse troepen dus daadwerkelijk deel aan de strijd aan het Westelijk Front. Het begon met relatief kleine acties, maar in juni-juli 1918 waren Amerikaanse divisies volop betrokken bij de gevechten om de Duitse opmars richting Parijs tegen te houden. Een strijd die de geschiedenis is ingegaan als de Tweede Slag van de Marne en als een keerpunt in de Eerste Wereldoorlog kan worden beschouwd De Amerikaanse 3de divisie werd naar de Marne tussen Château-Thierry en Dormans gestuurd om de Duitsers te beletten de rivier over te steken. De Amerikaanse 2de divisie diende de zuidwestkant van de ontstane saillant te verdedigen inclusief de weg naar Parijs. Beiden werden onder het commando van het Franse 6de leger geplaatst. Winston Churchill heeft in zijn boek The World Crisis 1911-1918 een paar treffende zinnen gewijd aan de komst van de Yankees:

‘Plotseling begonnen de wegen zich te vullen met eindeloze stromen Amerikanen [ATK: 250.000 per maand] De indruk die deze schijnbaar onuitputtelijke vloedgolf van glanzende jeugd in zijn eerste volwassenheid en kracht op de in het nauw gebrachte Fransen maakte was overweldigend. Geen van hen was onder de twintig, en weinigen de dertig gepasseerd. Toen zij opeengepakt in hun voertuigen langs de wegen ratelden, luidkeels de liederen van de nieuwe wereld zingend, brandend van verlangen het bloederige slagveld te zien, werd het Franse hoofdkwartier aangegrepen door een nieuwe levensdrang.’

Na de Tweede Slag van de Marne zou het Amerikaanse leger nog verder in omvang toenemen en uitgroeien tot een miljoenenleger. Samen met de Fransen werd de strijd in augustus 1918 voortgezet tot aan de Chemin des Dames, waar de Duitsers op 27 mei 1918 hun aanval begonnen. In de laatste twee maanden van de oorlog zou het Amerikaans leger conform de eis van generaal Pershing zelfstandig gaan opereren en naast de Fransen een eigen frontsector toegewezen krijgen in de Argonne en in de saillant van Saint-Mihiel aan de Maas. Hun opmars daar verliep niet altijd voorspoedig, maar aan de Marne werd voor het eerst de ervaring opgedaan wat een grootschalig offensief betekende. Was het optreden van de Amerikaanse troepen nu bepalend voor de uitkomst van de strijd aan de Marne geweest? Zeker niet in de eerste fase van het Duitse offensief van 27 mei 1918. Ook zonder de twee ingezette Amerikaanse divisies zou de Duitse aanval wel afgestopt zijn. Maar anders ligt het voor de geallieerde tegenaanval op 18 juli 1918. De Amerikaanse bijdrage daaraan was zodanig omvangrijk dat die mede voor de uitkomst heeft gezorgd. En een eerste overwinning na al die nederlagen en terugtrekkingen in 1918 was natuurlijk enorm belangrijk voor de geallieerde zaak. Eindelijk eens de rollen omgedraaid. Voorts werd het Amerikaanse leger met zo’n 225.000 man per maand versterkt, waardoor de legersterkte van de Geallieerden die van de Duitse legers sterk overtrof. In die zin zijn de Amerikanen een bepalende factor geweest voor de eindoverwinning van de Geallieerden. WAPENSTILSTAND EN VERDRAG VAN VERSAILLES • Wapenstilstand Tegen die tijd was het duidelijk dat Duitsland (leger en bevolking) in grote moeilijkheden verkeerde, wat reden was om op 4 oktober aan Wilson te melden dat het akkoord ging met het

13

‘veertien punten programma’, als basis voor de vredesbesprekingen met de Geallieerden en vroeg hem te bemiddelen om de bespreking over een wapenstilstand op gang te brengen en de vijandelijkheden te staken. Dat laatste was moeilijk te bereiken, want alle landen in het Geallieerde kamp moesten daarmee instemmen, wat niet gebeurde omdat zij meenden dat daardoor hun eigen onderhandelingspositie in gevaar zou komen. Dit had tot gevolg dat in de laatste vijf weken tot aan de tekening van de wapenstilstand nog eens ongeveer een half miljoen slachtoffers aan beide kanten vielen. Op 8 oktober stuurde Wilson een nota aan de Duitse regering met de mededeling dat het niet om de ‘14-punten’ sec ging maar ook om onmiddellijke ontruiming van alle door de Duitsers bezette gebieden. Hij eiste voorts, dat de Duitse regering uit naam van het Duitse volk zou spreken en niet uit naam van de keizer of het opperbevel. Op 12 oktober antwoordde de Duitse regering akkoord te gaan met deze eisen. Op 14 oktober eiste Wilson nu dat ook aan een aantal militaire eisen moest worden voldaan en dat die eisen door de Geallieerden zouden worden opgesteld. Hij eiste verder, dat Duitsland zou stoppen met de onderzeebotenoorlog en ook de nog steeds voortgaande systematische vernietiging van bezet gebied te beëindigen. Op 20 oktober antwoordde de Duitse regering ook aan die eisen tegemoet te willen komen. Daarna eiste Wilson dat de Duitse keizer moest aftreden; zou dit niet gebeuren dan kon slechts over een capitulatie worden gesproken en niet over een wapenstilstand. Gezien de inmiddels in Duitsland uitgebroken opstanden was men wel gedwongen ook deze eis te accepteren en hoewel de keizer nog niet was afgetreden zond men Wilson een bevestigend antwoord. Daarop stuurde Wilson een conceptvredesverdrag naar Duitsland ter bestudering. Echter onder druk van Groot-Brittannië en Frankrijk was een aantal essentiële wijzigingen in Wilson’s ‘veertien punten programma’ aangebracht. Zo was het principe van de vrije zeeën verdwenen en toegevoegd was de eis tot het betalen van aanzienlijke herstelbetalingen, waardoor het principe van Wilson van volstrekte gelijkheid bij onderhandelingen en een “Peace without Victory” dus geheel werd losgelaten. Nadat Duitsland tenslotte alle eisen had aanvaard, vertrok een delegatie naar Frankrijk teneinde over de wapenstilstand te gaan onderhandelen. Op 8 november werd een Duitse delegatie door de Franse maarschalk Foch, namens de Geallieerden, in een spoorwegwagon in het Franse Compiègne ontvangen, waar Foch de eisen van de Geallieerden bekend maakte. Deze behelsden onder meer:

o Onmiddellijke ontruiming van de westoever van de Rijn. o Beschikbaarstelling van bruggenhoofden op Duits gebied. o Onmiddellijke overdracht van 5.000 kanonnen, 25.000 machinegeweren, 3.000

mortieren, 1.700 vliegtuigen en alle onderzeeboten. o Internering van de gehele Duitse vloot. o Betaling van alle kosten voor een geallieerd bezettingsleger in Duitsland. o Herstel van alle aangerichte schade in de door Duitsland bezette gebieden. o Overdracht van 5.000 gebruiksklare locomotieven, 15.000 wagons en 5.000

vrachtwagens. o De economische blokkade blijft voor alsnog gehandhaafd.

Het was overduidelijk dat de Geallieerden gebruik maakten van de inmiddels uitgebroken communistische revoluties in Duitsland. De gestelde voorwaarden waren geen wapenstilstandsvoorwaarden maar vormden niet meer dan een eis tot een directe en regelrechte capitulatie, ook al werd dat niet met zoveel woorden gezegd. Op 11 november, werd onder Duits protest de wapenstilstandsovereenkomst ondertekend. Duidelijk was wel dat van onderhandelingen geen sprake was. Duitsland had de voorwaarden slechts onvoorwaardelijk te accepteren op straffe van hervatting van de oorlog, iets wat natuurlijk niet meer mogelijk was gezien de revoluties die onder meer in Berlijn en München begin november waren uitgebroken. Duitsland kon niet anders dan akkoord gaan met de zeer zware wapenstilstandseisen in de hoop en verwachting bij de komende vredesonderhandelingen in Versailles redelijke vredesvoorwaarden te verkrijgen, zoals in het ‘veertien punten programma’ van Wilson was beloofd en afgesproken. Dat zou ijdele hoop blijken te zijn!

14

• Schuldvraag Het vaststellen van de schuldvraag was voor de Geallieerden een belangrijke zaak. Allereerst was de revanchegedachte van Frankrijk beeldend tot uitdrukking gebracht door Clemenceau die met zijn kreet ‘le Boche payera tout’ al duidelijk aangaf wat zijn mening was. Maar verrassend genoeg kwam de grootste druk van de Verenigde Staten. Zoals we weten hadden de VS grote leningen aan zowel de Geallieerden als het Amerikaanse bedrijfsleven verstrekt om daarmee de wapenen te financieren die door de Amerikaanse bedrijven geleverd werden. Tijdens de onderhandelingen over het Verdrag kwam het verzoek van Engeland en Frankrijk aan de VS om de lening kwijt te schelden of te verminderen, vanwege de hoge kosten die deze landen hadden om in hun eigen landen weer orde op zaken te stellen. De VS weigerden dat en daarom ging Wilson akkoord om de gehele schuld van de oorlog in de schoenen van Duitsland te schuiven, hoewel ieder weldenkend mens wist dat dit onterecht was. Dit moest er dan toe leiden dat Duitsland alle kosten van de oorlog zou moeten vergoeden aan vooral Frankrijk en Engeland, die dan op hun beurt de staatsleningen van de VS konden aflossen. De “Alleinschuld” van Duitsland was volgens de idealistische president Wilson de geëigende manier om verzekerd te zijn van de terugbetaling van de leningen. • Verdrag van Versailles Onder deze omstandigheden vond op 18 januari 1919, twee maanden na de wapenstilstand van 11 november, de eerste vredesconferentie van de Geallieerden in Parijs plaats. Daarin werd besloten dat vertegenwoordigers van de grootmachten op regelmatige basis bijeen zouden komen ter voorbereiding van het uiteindelijke vredesverdrag. Daarin zaten Wilson, Lloyd George en Clemenceau. Ook de Italiaanse premier, Orlando, mocht daarin een bijrol spelen; uitgesloten van dit viertal was de vroegere bondgenoot Rusland. Frankrijk, Engeland en de VS waren in feite de landen die de bepalingen vast zouden stellen, ondersteund door 52 speciale commissies, die zich bogen over complexe kwesties als de herstelbetalingen en nieuwe grenzen. Deze bijeenkomsten werden regelmatig onderbroken door allerlei problemen in eigen land die om een onmiddellijke oplossing vroegen. Ieder van hen had een eigen agenda. Zowel m.b.t. de voorwaarden die Duitsland moesten worden opgelegd, als op de manier waarop de bestendiging van de vrede het best kon worden verzekerd, verschilde het Amerikaanse standpunt nogal van dat van de Europese landen, die het overigens ook onderling nog niet eens waren. Wilson koesterde en diep wantrouwen jegens de motieven en doelstellingen van zijn bondgenoten. Wilson was gekomen, zoals A.J.P. Taylor – een Brits historicus - het uitdrukt, ‘with the firm conviction that all statesmen are wicked, except himself’. Wanneer de tijd gekomen was om daarover te braadslagen, moest volgens Wilson ook Duitsland de gelegenheid hebben zijn standpunt naar voren te brengen. De president streefde een rechtvaardige vrede na, dus duidelijk naar wat de Duitsers een Verständigungsfriede noemden. Dit was ook overeenkomstig de vredesonderhandelingen van het Wener Congres in 1815, waar het verslagen Napoleontische Frankrijk, dat in Europa veel schade had aangericht, aan de onderhandelingstafel mocht aanzitten. Maar in 1919 weigerden de Europese bondgenoten dat en werd Duitsland niet aan de onderhandelingstafel toegelaten; dat zou volgens de haatdragende Clemenceau en ook Lloyd George alleen maar lastig zijn. Zeer opvallend was dat tijdens zijn verblijf in Europa Wilson’s houding t.o.v. Duitsland heel wat vijandiger was, dan toen hij nog in de VS verbleef. Zo ging hij akkoord met de verscherping van de wapenstilstandsbepalingen en deed hij geen enkele stap om de blokkade op Duitsland te verzachten. Wilson achtten de Franse en Italiaanse territoriale eisen het grootste struikelblok voor de door hem nagestreefde vredesorganisatie, m.n. de Volkerenbond, een voorloper van de huidige Verenigde Naties. Met zeer grote moeite werd in april 1919 een akkoord bereikt over het handvest van de Volkenbond. Eventueel nog overgebleven twistpunten, nadat de vrede getekend zou zijn, konden in de visie van Wilson dan alsnog worden behandeld. Duitsland en Rusland zouden van deelname aan de Volkenbond worden uitgesloten. Overigens zouden de Amerikanen zelf het ideaal van hun president van de hand wijzen, omdat dit afbreuk zou doen

15

aan Amerika’s soevereiniteit en trok de VS zich in isolationisme terug. Het onbegrijpelijke politieke gedoe in Europa was de Amerikanen doodeenvoudig teveel.

De sfeer tijdens de onderhandelingsronden van de Geallieerden, was bepaald ongemakkelijk, hetgeen deels te maken had met de taalbarrière, gezien het feit dat de Fransen erop hadden gestaan de Franse taal als voertaal van de conferenties te gebruiken. En dan was er Wilson, die door zijn mederaadsleden in de loop van de conferentie steeds meer als theoloog en steeds minder als politicus werd beschouwd. De Britse financieel adviseur bij de onderhandelingen J.M. Keynes schreef daarover in zijn later verschenen boek ‘The Economic Consequences of the Peace’, ‘Het was ronduit schokkend (…) in feite had de president niets uitgedacht; als het op de praktijk aankwam waren zijn ideeën incoherent en in nevelen gehuld. Hij had geen plan, geen raamwerk, geen enkel constructief idee’. En zo werd op 28 juni 1919, precies 5 jaar na de dag van de aanslag in Sarajevo, het Verdrag van Versailles getekend. Het Verdrag had nauwelijks enige relatie met het z.g. 14-punten voorstel van Wilson, waarop het verzoek van een Wapenstilstand door Duitsland was gebaseerd. Wilson’s voorstel was volledig verwaterd en om zich ervan af te maken, hield hij vol dat de Volkenbond dan wel nodige correcties zou aanbrengen. Maar dat was een farce, omdat Duitsland verboden werd deelnemer aan de Volkenbond te worden. De Britse zeeblokkade die op de Wapenstilstandsdag van 11 november 1918 op Duitsland met zwijgende steun van Wilson was toegepast en in tussen enkele honderdduizenden slachtoffers (vooral vrouwen en kinderen) had geëist, werd nu - na zeven maanden – opgeheven. Hoewel de Geallieerden hadden verklaard dat het niet hun bedoeling was het Duitse volk aan de honger prijs te geven, was de blokkade in de praktijk steeds meer als een verhongeringblokkade uitgegroeid, zonder daarbij enig strategisch doel te dienen. De wraakgevoelens overheersten. Bij het ondertekenen van het 440 artikelen tellende Verdrag van Versailles keerden de Duitsers met grote beslistheid van de hand dat het als enige de schuld aan de oorlog had. De bepalingen hielden verder in dat Duitsland 13% van haar grondgebied moesten afstaan, waar

16

10% van haar bevolking woonde; 13 miljoen Duitstaligen woonden nu buiten de grenzen van het Duitse Rijk. Voorts werd bepaald dat 1) de gehele koopvaardijvloot moest worden overgedragen, 2) dat gedurende 5 jaar 200.000 ton aan scheepsruimte voor de Geallieerden moest worden gebouwd, 3) het steenkolenbekken van de Saar moest voor 35 jaar worden afgestaan. T.a.v. de herstelbetalingen wilden de Britten een vordering opleggen van $ 120 miljard, de Fransen van $ 220 miljard en de Amerkanen een vordering van $ 22 miljard, terwijl de econoom J.M. Keynes berekende dat Duitsland hooguit $ 10 miljard kon betalen. Het uiteindelijke bedrag werd in 1921 gesteld op 132 miljard goudmark. De Britse econoom Keynes trok zich als adviseur van Lloyd George in protest terug en publiceerde een boek waarin hij aankondigde dat deze eisen een volgende oorlog zouden veroorzaken. Niet alleen hij dacht daar zo over, maar ook de Franse generaal en revanchist, generaal Foch. Deze kwalificeerde het getekende Verdrag als een ‘wapenstilstand van 20 jaar’. AMERIKAANSE INVLOED IN EUROPA 1919-1933 • Binnenlandse politiek van Amerika Na de ondertekening van het Verdrag van Versailles aanvaarde de president de terugreis naar de VS. Daar moest hij de strijd aangaan met de Republikeinen die het Verdrag helemaal niets vonden en ook weinig of geen fiducie hadden in de Volkenbond. Daarin werden de Republikeinen gesteund door Duits-Amerikanen, Iers-Amerikanen en Italiaans-Amerikanen, die om verschillende redenen tegen het verdrag waren. Daar kwam nog bij dat hij in september 1919 een heftige beroerte kreeg. Tot overmaat van ramp voor Wilson verloor hij de presidentsverkiezing van 1920 en werd vanaf dat moment een sterk isolationistische politiek gevoerd. • Duitse herstelbetalingen Het was duidelijk dat Duitsland de herstelbetalingen niet kon betalen. Dat had gevolgen voor Engeland en Frankrijk, die daardoor de geldleningen die het van de VS had ontvangen niet konden terugbetalen. Zoals eerder aangegeven, had de VS het verzoek van Engeland om de schuld, in ieder geval voor een deel, kwijt te schelden naast zich neer gelegd. De hoogte van de herstelbetalingen die Duitsland moest betalen werd in 1921 tenslotte vastgesteld op 132 miljard goudmark (waarvan 52% voor Frankrijk). De Duitse regering besloot zich te houden aan de akkoorden, maar voerde een bewuste inflatiepolitiek om de Geallieerden ervan te overtuigen dat het land niet in staat zou zijn dit bedrag uiteindelijk te betalen. Daaropvolgend besloten Frankrijk en België het Ruhrgebied te bezetten om de herstelbetalingen af te dwingen. Arbeiders en ambtenaren gingen in staking maar werden doorbetaald door de Duitse overheid, waardoor de inflatie nog verder toenam tot een niveau waardoor het volstrekt onbeheersbaar werd. Uiteindelijk werden de stakingen in het Ruhrgebied beëindigd en door het invoeren van de zogenaamde Rentenmark, die gedekt werd door een soort hypotheek die de Duitse staat nam op de Duitse handel, industrie en banken. Op die manier werd de inflatie een halt toegeroepen. Via het Amerikaanse Dawesplan – genoemd naar de Amerikaanse financiële expert Charles Dawes - werd in 1924 Duitsland de mogelijkheid geboden leningen vanuit de VS te krijgen, waardoor de herstelbetalingen konden doorgaan. Ook nadat het Dawesplan werd toegepast, bleek dan toch weer dat Duitsland haar betalingsverplichtingen aan de Geallieerden niet te kunnen nakomen. Daarop ontwikkelde de Amerikaan Owen D. Young in 1929 een herschikking van de Duitse schuld, waarbij de schuld op 112 miljard goudmark werd gesteld en de betalingen over een langere periode (59 jaar) zouden worden uitgesmeerd. Engeland was daar sterk op tegen, maar moest tenslotte in de conferentie van Den Haag in januari 1930, inbinden. Maar dit nieuwe plan kon echter niet gerealiseerd worden, want terzelfdertijd brak een hevige crisis in Amerika uit - de Wall Street Crash van 1929. Deze crisis werd veroorzaakt door een hausse van aankopen van aandelen door de bevolking vanwege de enorme economische welvaart en stijgende winsten en dus ook de koersen van de

17

grootbedrijven. En zoals we gezien hebben was deze in grote mate veroorzaakt door de oorlogsproductie voor de Geallieerden. En om zoveel mogelijk te profiteren van deze hausse vroegen velen Amerikaanse burgers hypotheekleningen aan op hun huizen en gingen met de vrijkomende gelden grote hoeveelheden aandelen kopen om te profiteren van de koersstijgingen en dividenden. En degenen die geen huizenbezitter waren gingen leningen aan bij de bank in de verwachting dat het rendement op de aandelen veel hoger zouden uitvallen dan de interest op de bankleningen. Maar dat creëerde een geweldige bubbel. Door de vergrote vraag naar aandelen stegen de koersen van aandelen de pan uit, totdat enkele aandelenbezitters hun vertrouwen in de koersstijgingen verloren en aandelen gingen verhandelen, wat een beweging op gang bracht, waardoor steeds meer mensen de aandelen gingen verkopen, met als gevolg dat de koersten volledig ineenstortten. Faillissement op faillissement volgde en banken die de vele lening hadden uitgezet, die niet mee terugbetaald werden, vielen om. Bedrijven moesten de deuren sluiten en grote werkloosheid brak uit. De economische crisis was nu compleet en zo kwam de gehele bankensector in grote moeilijkheden, hetgeen internationale implicaties had. Die negatieve implicaties hadden te maken met de functie van New York als financieel centrum die anders was dan die van Londen. New York was namelijk niet zo sterk geïntegreerd in de wereldhandel als de City van London van voor de oorlog. Dit had tot gevolg dat de leningen die de VS verstrekten kortlopend van aard waren. Met deze kortlopende leningen, tegen relatief hoge rentes, probeerden Europese landen in de jaren ‘20 nieuwe langlopende ontwikkelingen te financieren. Dat lukte uiteindelijk van geen kant. Enerzijds veroorzaakten de hoge rentes een verhoging van de staatsschuld en anderzijds konden de rendementen van de langlopende investeringsprojecten nog niet aangewend worden om de leningen definitief af te lossen. Dat culmineerde in 1929 in een financiële wereldcrisis toen de VS besloten geen leningen meer te verstrekken. Europese landen konden daardoor geen nieuwe kortlopende leningen meer afsluiten, waardoor financiering van langlopende ontwikkelingen volledig vastliep en ook in Europa grote werkloosheid optrad. Devaluatie op devaluatie en inflatie op inflatie volgden elkaar in snel tempo op. Tegen 1932 was de industriële productie in de wereld de helft van wat het in 1928 was geweest en was de wereldhandel tot minder dan de helft geslonken. Dit had ook grote gevolgen voor de scheepvaart en dus ook de scheepsbouw, verzekeringswezen, en zo verder. De situatie werd nog verergerd door de protectionistische handelspolitiek van de VS die rond 1920 werd ingevoerd. Daardoor werd de import van welk land dan ook zo zwaar belast dat van export van Europese producten naar de VS geen sprake meer kon zijn. Er werd dan ook van vele kanten in de VS aangevoerd dat de Europese staten hun oorlogsschuld aan de VS alleen konden terugbetalen, indien het land zich openstelde voor importen uit Europa. Maar deze wijze raad werd door de Republikeinen, die toen aan de macht waren, volledig verworpen. Het adagium van de toenmalige president Calvin Coolidge was: ‘The business of America is doing business’. Dit bemoeilijkte de terugbetaling van de oorlogsschulden in zeer hoge mate en verergerde daarmee ook de politieke ontwikkelingen in Europa, m.n. de democratische ontwikkelingen in Duitsland. Dit had tot gevolge dat ook andere landen zich protectionistisch gingen gedragen en de onderlinge concurrentie zeer sterk opkwam met als neveneffect een fervent nationalisme.

Voor Duitsland, dat in 1923 al een volledige geldontwaarding doorstaan had en vervolgens na het Amerikaanse Dawesplan de herstelbetalingen weer had moeten aanvangen, was dit een desastreuze ontwikkeling. De VS annuleerden de leningen die het volgens het Young plan van 1930 zou verstrekken. Daarop volgde in Duitsland een ernstige bankencrisis en steeg de werkloosheid tot 40%. En onder dit gesternte kwam het Nationaal Socialisme van Hitler op en kondigde de Tweede Wereldoorlog zich aan.

Installatie Hitler door Von Hindenburg

18

Ondanks de optimistische voorspelling van Woodrow Wilson dat de naoorlogse wereld ‘veilig voor democratie’ zou zijn, werden de meeste democratieën die in 1918 in Europa waren gevestigd uiteindelijke vervangen door een of ander autoritair regime, zoals fascisme, communisme en corporatisme. En dat brengt ons dan nu bij de politieke problematiek van vandaag, want ook de Amerikaanse president George Bush wilde met zijn inval in Irak, naast andere overwegingen (olie), een democratische heilstaat in het Midden-Oosten vestigen. En we zien nu m.n. in Irak, Syrië en een aantal andere landen in het Midden-Oosten wat daarvan de gevolgen zijn. Geraadpleegde literatuur • Clark, C., Slaapwandelaars; Hoe Europa in 1914 ten oorlog trok, Antwerpen 2013 • Feder, B., & W. K. Schoenberg, American History, New York, 1964 • Ferguson, N., The Pity of War 1914-1918, London 1999 • Ferguson, N., Colossus; The Rise and Fall of the American Empire, London 2005 • Ferguson, N., The War of the World; History’s Age of Hatred, London 2006 • Flato, C., The Golden Book of the Civil War, New York 1966 • Gerwarth, Robert, Waarom de eerste Wereldoorlog nooit is opgehouden; 1917-1923,

Amsterdam 2016 • Kennedy, P., Strategy and Diplomacy, 1870-1945, Glasgow 1983 • Kruft, A.T., Van Continentaal Conflict naar eerste Wereldoorlog, Soesterberg 2013 • Lippmann, W., Amerika en Internationale Samenwerking, Londen 1944 • Morris, E., The Rise of Theodore Roosevelt, New York 1979 • Nevins, Allan & Henry Steele Commager, A Pocket History of the United States, New York

1966 • Schuurma, R.L., red., De Eerste Wereldoorlog 14-18, delen 1, 2, 3, 4, en 5, Amsterdam

1976 • Taylor, A.J.P., The First World War, London 1966 • Tuchman, B., The First Salute; A view of the American Revolution, New York 1988 • The American Heritage, Book of the Presidents, 12 volumes, New York, 1968