Communicatie, sleutel tot participatiedalmar.org/rapport/somali.pdf1.5. Opkomend verzet vanaf 1978...
Transcript of Communicatie, sleutel tot participatiedalmar.org/rapport/somali.pdf1.5. Opkomend verzet vanaf 1978...
Communicatie, sleutel tot participatie
De Somalische gemeenschap in Nederland
Adri Nieuwhof
Abdullah A. Mohamoud
Maart 2000
advies
Pijlkruidlaan 14
2811 CM Reeuwijk
tel. 0182-300302
fax 0182-301318
e-mail [email protected]
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
3
Inhoud
Inleiding 5
Samenvatting 7
Sumary 11
1 De achtergrond van de Somalische gemeenschap 17
1.1. Somaliërs: Afrikanen van ten zuiden van de Sahara 17
1.2. De economie en de sociale structuur bij de nomaden 18
1.3. Orde en gezag 21
1.4. Kolonialisme en Koude Oorlog 23
1.5. Opkomend verzet vanaf 1978 26
1.6. Het ineenstorten van de staat in 1991 26
2 De Somalische gemeenschap in Nederland 29
2.1. Demografische data 29
2.2. De sociale context 32
2.3. Oorzaken van aanpassingsproblemen 35
2.3.1. Cultuurschok 35
2.3.2. Identiteitscrisis 36
2.3.3. Dubbele loyaliteit 37
2.4. Zichtbare knelpunten voor participatie 38
2.4.1. Onderwijs en werk 38
2.4.2. Wantrouwen 40
2.4.3. Gebruik van qat 40
2.4.4. Isolement 42
3 Interculturele communicatie 45
3.1. Cultuurverschillen 45
3.1.1. Maatschappelijke ongelijkheid: omgaan met macht, machtsafstand 47
3.1.2. Individualisme en collectiviteit: een "ik" of "wij"-cultuur 47
3.1.3. Man, vrouw, m/v: rollen van mannen en vrouwen 48
3.1.4. Wat anders is, is gevaarlijk: omgaan met onzekerheid 49
3.1.5. Korte termijn of lange termijn 49
3.2. Het terrein van de gespreksvoering 50
3.2.1. Taal 50
3.2.2. Ordening/invalshoek 51
4
3.2.3. Perspectieven 52
3.2.4. Organisatie/context 52
3.2.5. Inzet 53
4 Rapportage focusgroepen over de communicatie tussen Somaliërs en instellingen 55
4.1. De aanpak 55
4.1.1. Het doel van het onderzoek 55
4.1.2. De onderzoeksvragen 55
4.1.3. De werkwijze 55
4.2. De resultaten 58
4.2.1. Ervaringen met Nederlandse instellingen 58
4.2.2. Ervaringen met de Somalische gemeenschap 59
4.2.3. Algemene knelpunten in de communicatie 60
4.2.4. Specifieke knelpunten voor instellingen bij de communicatie 62
4.3. Aandachtspunten voor de toekomst 63
4.3.1. Jongeren 63
4.3.2. Alleenstaande moeders 64
4.3.3. Ouderen 64
5 Voorstellen voor het verbeteren van de communicatie 65
5.1. Een structureel knelpunt vraagt een structurele oplossing 65
5.1.1. De instellingen 65
5.1.2. De Somalische gemeenschap 67
5.2. Adviezen gericht op de communicatie 69
5.2.1. Algemene knelpunten in de communicatie 70
5.2.2. Instellingsspecifieke knelpunten in de communicatie 72
5.3. Aandacht voor kwetsbare groepen 74
5.3.1. Jongeren 74
5.3.2. Alleenstaande moeders 76
5.3.3. Ouderen 76
Literatuur 79
Noten 83
Colofon 85
5
Inleiding
In Nederland vormen Somaliërs de grootste groep onder de Afrikanen die afkomstig
zijn uit het gebied ten zuiden van de Sahara. Somaliërs zijn een nieuwe groep in de
Nederlandse samenleving. De meesten zijn gekomen op basis van politiek asiel.
Degenen die vervolgens erin slagen een duurzaam verblijf in Nederland te realiseren
staan voor de taak hier te integreren. Dat is geen gemakkelijke opgave: de kloof tussen
Somalische leefgewoonten en culturele gebruiken en de Nederlandse is erg groot. Het
is van belang dat beleidsmakers en -uitvoerders die betrokken zijn bij de opvang en
integratie van Somaliërs in Nederland zich daarvan vergewissen, juist met het oog op
een succesvol integratiebeleid.
In het eerste hoofdstuk wordt hiervoor de basis gelegd door aandacht te besteden aan
de historische, sociale en culturele achtergrond van Somaliërs. Het tweede hoofdstuk
gaat in op het verloop van het integratieproces. Het derde hoofdstuk gaat in op factoren
die de interculturele communicatie beïnvloeden. Vervolgens worden de resultaten
gepresenteerd van het onderzoek naar knelpunten in communicatie tussen Somaliërs
en Nederlandse instellingen zoals beide partijen die ervaren. In het vijfde hoofdstuk
volgen algemene en specifieke voorstellen voor het verbeteren van de communicatie en
voor de wijze waarop extra aandacht gegeven kan worden aan kwetsbare groepen onder
de Somalische bevolking in Nederland.
Het beeld dat de grote kloof tussen de Somalische cultuur en de cultuur van het nieuwe
land de participatie in de weg staat, wordt bevestigd door documentatie uit
Denemarken, Finland en Engeland. Nader onderzoek is echter nodig om te beoordelen
in hoeverre ervaringen met de Somalische gemeenschap rond integratie in deze landen
ook voor de Nederlandse situatie bruikbaar zijn.
Het onderzoek is verricht in opdracht van de Directie Coördinatie Integratiebeleid
Minderheden van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Reeuwijk, maart 2000,
Adri Nieuwhof,
Abdullah A. Mohamoud.
6
7
Samenvatting
In Nederland wonen circa 27.500 Somaliërs waarvan de meesten vanaf het eind van de
jaren tachtig als vluchteling naar Nederland zijn gekomen. De voortdurende oorlog in
het land van herkomst maakte dat men elders een veilig heenkomen zocht. Het
merendeel van de Somaliërs werd in de regio opgevangen en een klein deel van hen
kwam naar Europa. De Somalische gemeenschap in Nederland is in vijf jaar tijd met
ruim 10.000 personen toegenomen. Het betreft een jonge bevolking, waarvan de helft
jonger is dan 20 jaar.
Veel Somaliërs kampen in Nederland met problemen die grotendeels verklaard kunnen
worden uit het verschil tussen de Somalische en de Nederlandse leefwijze en
gewoonten.
In vergelijking met vluchtelingen uit andere landen is de te overbruggen culturele
afstand veel groter. Het gevolg is dat Somaliërs minder succes hebben in het onderwijs
en op de arbeidsmarkt. Het risico bestaat dat de geringe participatie van Somaliërs aan
de Nederlandse samenleving de Somalische gemeenschap verder in een isolement
drijft. Het talent wordt niet benut en men loopt kansen mis. Uiteindelijk kan dit tot een
negatieve beeldvorming over de groep leiden, waardoor participatie weer verder
belemmerd wordt.
Effectieve communicatie tussen Somaliërs en medewerkers van Nederlandse
instellingen is een voorwaarde voor goede toegang tot voorzieningen en daarmee tot
participatie. Deze studie biedt nader inzicht in de knelpunten die Somaliërs en
instellingen in het onderlinge contact ervaren. De informatie is verzameld door middel
van literatuurstudie, gesprekken (telefonisch en persoonlijk), interviews met twee
focusgroepen en berust mede op de jarenlange ervaring van de onderzoekers met de
Somalische gemeenschap en hun contact met Nederlandse instellingen. De kern van
de studie wordt gevormd door de aanbevelingen voor verbetering van de communicatie.
Hoofdstuk 1 gaat in op het wereldbeeld van Somaliërs zoals dat voortkomt uit hun
nomadische achtergrond. Reizen en trekken is voor een Somaliër de gewoonste zaak
van de wereld. Het belangrijkste middel van bestaan in Somalië is de nomadische
veehouderij. De hierbij behorende economie en sociale structuur zijn eenvoudig. Het
leven is georganiseerd rondom clans. Met centraal, hiërarchisch gestructureerd gezag
heeft men geen ervaring.
8
Vervolgens wordt in hoofdstuk 2 de sociale positie van de Somalische gemeenschap in
Nederland behandeld. Het gaat in op de omstandigheden van de gemeenschap en de
mogelijke oorzaken van de aanpassingsproblemen. Een deel van deze oorzaken is
verbonden aan het vluchtelingschap en het ontheemd zijn, zoals cultuurschok,
identiteitscrisis en dubbele loyaliteit. Daarnaast komt een aantal meer zichtbare
knelpunten aan de orde, zoals werkloosheid, uitval in het onderwijs, wantrouwen
jegens Nederlandse instellingen, gebruik van qat, en het isolement waarin de
gemeenschap verkeert.
Hoofdstuk 3 behandelt het terrein van de interculturele gespreksvoering. Het biedt
instellingsmedewerkers een kader om gesprekken met Somalische cliënten voor te
bereiden. Het gebruik ervan in combinatie met kennis van de achtergrond van
Somaliërs zal tot een effectievere communicatie en daarmee tot een effectievere
hulpverlening leiden. Overigens is dit kader algemeen bruikbaar voor interculturele
communicatie.
In hoofdstuk 4 volgt een rapportage van focusgroepen over de communicatie tussen
Somaliërs en instellingen. Het onderzoek geeft antwoord op de volgende vragen:
– Hoe verloopt het contact tussen Somaliërs en Nederlandse instellingen? Zijn er
specifieke knelpunten aan te wijzen?
– Zijn er factoren te benoemen bij de instellingen of bij de Somaliërs die de
communicatie belemmeren?
Het gebruik van schriftelijke enquêtes of individuele interviews sluit niet goed aan bij
de voor Somaliërs traditioneel gebruikelijke - groepsgerichte - manier van informatie
uitwisselen. In deze studie is daarom gekozen voor de methode van focusgroepen. Er
zijn twee focusgroepen geïnterviewd met een gelijke deelname van Somaliërs en
instellingsmedewerkers.
Aan de focusgroepen namen deel:
– Somaliërs uit Amsterdam, Arnhem, Delft, Den Haag en Nijmegen: vier volwassen
mannen, drie volwassen vrouwen en één jongere. Zij zijn actief in zelforganisaties of
werken als sleutelfiguur voor de Somalische gemeenschap.
– Medewerkers van Bureau Nieuwkomers, de Arbeidsvoorziening, het taalonderwijs, een
gemeentelijke afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid, een gemeentelijke afdeling
Nieuwkomersbeleid, VluchtelingenWerk, de Opbouw, de politie, het consultatiebureau,
het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers uit Amersfoort, Delft, Den Haag, Rotterdam,
Tilburg en De Lier.
9
De gedachtenwisseling in de focusgroepen leverde veel informatie op. Nederlandse
medewerkers en Somaliërs hadden een gelijke inbreng en bespraken openlijk hun
kritiekpunten over het verloop van de communicatie tussen Somaliërs en Nederlandse
instellingen. Heel duidelijk bracht men naar voren dat het niet juist is om te
generaliseren, noch tegenover de Somalische gemeenschap, noch tegenover de
Nederlandse instellingen. Dit rapport biedt een overzicht van veel voorkomende
ervaringen, zodat deze meegenomen kunnen worden in het ontwikkelen van een
effectievere communicatie. De uitkomsten zijn geordend naar ervaringen met
Nederlandse instellingen; ervaringen met de Somalische gemeenschap; algemene
knelpunten in de communicatie, en specifieke knelpunten die instellingen ervaren.
Aan het eind van de bijeenkomst is aan de deelnemers de vraag voorgelegd: "Hoe staat
het met de Somalische gemeenschap over vijf jaar, als wij niets doen?". Alle deelnemers
maakten zich zorgen over de gemeenschap en meenden dat er extra inspanningen
nodig zijn van de Somalische gemeenschap en de Nederlandse instellingen rond
jongeren, alleenstaande moeders en ouderen.
In hoofdstuk 5 volgen voorstellen voor het verbeteren van de communicatie.
De schrijvers concluderen dat de knelpunten die op individueel niveau in de
communicatie worden ervaren niet meer alleen het individuele probleem zijn van de
Somalische cliënt en de instellings- medewerker, maar het probleem worden van de
Somalische gemeenschap én de instelling.
De aanbevelingen richten zich op Nederlandse instellingen en de Somalische
gemeenschap.
Onderlinge samenwerking van de Somalische gemeenschap en de Nederlandse
instellingen is een voorwaarde voor effectieve communicatie. De methodiek van
interviews met focusgroepen levert veel informatie op en is goed te gebruiken om ook
lokaal de knelpunten in de communicatie in kaart te brengen. De resultaten kunnen als
basis dienen voor het ontwikkelen van oplossingen. Het is een voorwaarde dat
Somaliërs en instellingsmedewerkers een gelijkwaardige rol hebben zowel in de
focusgroepen als bij het ontwikkelen van nieuw beleid.
De auteurs adviseren dat instellingen nagaan hoe de communicatie met Somalische
cliënten verloopt en vervolgens een plan ter verbetering ontwikkelen. Vergroting van de
kennis, aanstelling van Somalische medewerkers, contacten leggen en onderhouden
met Somalische zelforganisaties, sleutelfiguren en deskundigen zijn punten die hierbij
aandacht vragen.
10
De Somalische gemeenschap is volgens de auteurs medeverantwoordelijk voor het
oplossen van de problemen die zij ervaren. De Somalische zelforganisaties en
sleutelfiguren zouden daarom projecten moeten initiëren die bijdragen aan het
overbruggen van de kloof tussen de gemeenschap en de instellingen. Zij mogen daarbij
de steun van de Nederlandse overheid en instellingen verwachten. Er worden
aanbevelingen gedaan op het vlak van versterken van de eigen organisaties, het
ombuigen van het perspectief van de Somaliërs in Nederland, het opzetten van
projecten en het geven van voorlichting aan instellingen. Verder worden suggesties
gegeven voor extra aandacht voor jongeren, alleenstaande moeders en ouderen.
Tenslotte stellen de auteurs dat de ernst van de in de studie gesignaleerde knelpunten
en problemen niet alleen de inzet vraagt van de instellingen en de Somalische
gemeenschap, maar ook van de overheid. De participatie van Somaliërs aan de
Nederlandse samenleving stuit op een aantal ernstige belemmeringen die niet
genegeerd mogen worden. Ook al is het verlangen naar terugkeer naar Somalië groot,
de toekomst van de Somalische gemeenschap zal volgens de auteurs in Nederland
liggen. Als de participatie op zijn beloop wordt gelaten, zal de Somalische gemeenschap
verder ontwricht raken. De dreiging dat deze nieuwe groep nieuwkomers aan de kant
blijft staan is groot en de overheid mag er daarom haar ogen niet voor sluiten. De
bijdrage van de overheid moet liggen op het terrein van het regisseren, stimuleren,
ondersteunen en faciliteren van oplossingen.
11
Summary
Around 27,500 Somalis are living in the Netherlands. Since the late 1980s the Somalis
have been coming to Holland as refugees. The continuing conflicts and wars in their
home country Somalia forced them to flee abroad and to come here. At present,
Somalia has no government. Most of the Somali refugees find refuge in neighbouring
countries in the region and only a very small number come to Europe. Nonetheless,
within the short time of five years, the Somali community in the Netherlands has
astronomically increased to about 10,000 individuals of which the majority are younger
than 20 years.
Many Somali refugees in the Netherlands have adjustment problems which can largely
be explained by the difference of social norms, habits and lifestyles between the Somali
and Dutch societies. Somalis coming from a nomadic culture, are a group which
experiences one of the biggest differences possible in relation to the societal norms of
their host (Dutch) society. Consequently, the Somalis remain far behind with respect to
social mobility and achieve little success both in education and at the job market. This
dismal performance and the limited participation of the Somali community in the
mainstream Dutch society indeed opens the risk of further isolation of the community.
While at the same time, the talent and the experiences of the individuals in the
community are not utilised and could be wasted forever. This can eventually develop a
negative perception of the whole Somali community which may become a further
impediment to their participation in the wider society in the country.
As this research study clearly shows, effective and better communication
is the primary condition for a better understanding and a key to a successful social
integration. With respect to the Somalis, this process should be initiated at the level of
Somali individuals and their Dutch contact persons working in the social institutions,
with whom they frequently come into contact for help and information. The intention
of this study is to lay bare the bottle-necks that the Somalis and the Dutch employees
working in the social institutions experience as they come into contact. The
information in this study is collected through literature study, informal conversations
both through individual and telephone contacts, interviews with focus groups and years
of research and participatory experience we observed over the communication
difficulties between the individual Somalis and the Dutch employees in the social
institutions. The significance of the study is that it offers practical recommendations
which will help to improve the communication between the Somali and the Dutch
society.
12
Chapter one of the study lays the groundwork and describes the historical, social,
cultural and nomadic background of the Somali community in Somalia (their original
homeland). It explains that, due to the demands of the pastoral nomadic economic
existence by which they subsist, most Somalis in Somalia move and travel constantly
in search of water and pasture. This simple pastoral nomadic economy of the Somali
society has given rise to a simple social organisation. The Somalis still organise
themselves through clan associations. This means that the Somali society has no
hierarchical authority and no historical experience of a centralised authority.
Building on the discussion in this chapter, the second chapter recounts
the social position of the Somali community in the Netherlands. It describes the
conditions of the community in Holland, examines the possible causes of the
adjustment problems they are confronted with and how their integration process
within the wider Dutch society is faring. Some of the adjustment problems the Somali
community is confronted with are caused by cultural shocks , identity crisis, double
loyalties, etc; which the Somali individuals experience in the new environment. In
addition, other concrete challenges that the Somali community is faced with are mass
unemployment, early drop out from schools, social isolation, "qat" addiction and lack of
trust in the governmental institutions.
Chapter three deals with the subject of inter-cultural communication. It provides a
well-defined framework of references that will help the workers in the social
institutions to better prepare in the consultation with their Somali clients. The
knowledge of the social and cultural background of the Somali society we discussed in
the previous two chapters combined with the techniques of inter-cultural
communication will lead to enhance a better understanding and an effective help
service to the community.
In chapter four, we account the outcome of the discussions with the focus groups over
the bottle necks in the communication between the individual Somalis and the Dutch
employees working in the social institutions.
This research study attempts to answer the following questions:
– How is the contact between the Somalis and the Dutch social institutions at the
moment?
– What are the specific bottle necks which can be concretely identified?
– Are there specific factors on either side which hinder communication between the
Somalis and the Dutch social institutions?
13
We learned in the process of collecting the research materials for the study that written
questionnaires or individual interviews are techniques Somalis are hardly familiar
with. Both techniques do not correspond with the Somali oral tradition. The Somalis
are accustomed to exchanging news and information and have group discussions. It is
because of this experience that we chose the method of focus groups. In this study, we
interviewed two focus groups in which Somalis and employees working in the Dutch
social institutions are equally represented.
In the two focus groups, the Somalis who participated come from Amsterdam,
Arnhem, Delft, Nijmegen and The Hague. Seven were adults (four male, three female)
and one youth. Either of them hold a key position in the community or play an active
role in one or other of the Somali self help organisations.
With respect to the representatives of the Dutch social institutions in the focus groups,
they were employees from the Bureau of New Comers, Dutch language schools, the
Department of Social Affairs, Employment and Labour services in the local authorities,
Department of policy making with respect to the New Comers in Municipalities,
Refugee Office, the Police, a Consultant Bureau and the Central Organs of the Refugee
Camps in Amersfoort, Delft, Rotterdam, De Lier, The Hague and Tilburg.
The brain storming and the exchange of views and experiences of the individuals in the
focus groups have produced a lot of information. Both the Somalis and the Dutch in
the focus groups have done their utmost to contribute to the two round table
discussions we organised in Delft and in Utrecht. They openly spoke about their
displeasure and frustrations over the existing difficulties in the communication
between the Somali community and the Dutch social institutions. It was very useful
that the participants in the focus groups narrated their respective experiences over the
nature of the bottle necks with respect to communication. They described many bottle
necks which very often repeat and hinder normal communication between the
individual Somalis and the employees working in the Dutch social institutions. We
detail in this study all the bottle necks the participants emphasised in the hope that they
would be considered in the process of developing a better and effective
communication. The representatives in the focus groups repeatedly emphasised that
the communication difficulties cannot be generalised since it is not a problem that
every Somali living in Holland or every Dutch employee working in social institutions
is suffering from. The results of the discussions of the focus groups are organised in
the following sequences: experiences of the Dutch social institutions; experiences of the
Somali community; general bottle necks in communication; and specific bottle necks
that the Dutch social institutions experience.
14
At the end of each meeting we asked the participants in the focus groups the following
question: How will the Somali community be over five years, if we do not act
immediately now? Answering the question, all participants in the focus groups
expressed their concern with the present condition of the Somali community in the
Netherlands. They suggested that extra attention and commitment are needed both
from the Somalis themselves and the Dutch social institutions in order to guide the
youth and help the single mothers and the unemployed elders in the community.
In chapter five, recommendations for better communication are presented.
On the basis of a deeper analysis of the social and cultural background of the Somalis
and the inventories of the bottle necks which hinder the communication between the
Somalis and the Dutch institutions that we formulated recommendations. It is very
important that the bottle necks in communication are not only seen as a problem
between the individual Somali client and the Dutch contact person working in an
institution but also as a problem between the Somali community as a whole and the
Dutch social institutions. Keeping this in mind, the recommendations are aimed at the
Dutch social institutions, the Somali community and the Dutch employees working in
those institutions.
Furthermore, a close and a good working relationship between the Somali community
and the Dutch social institutions is a condition for a better communication. It is also
very important that the Somalis and the employees working in the Dutch social
institutions accept each other as partners and play an equal role in finding solutions for
the communication problems. The Dutch social institutions have a responsibility to
assess how communication between their employees and the Somali clients is
progressing and develop a plan accordingly in order to improve it. The social
institutions can increase their know-how about the Somali community by recruiting
Somali employees, seeking contact with the Somali self-organisations, seeking advice
from key Somali figures as well as from experts on the Somali society in the
Netherlands.
The Somali community is also responsible for finding solutions to the problems they
experience in the country. For example, the Somali self-organisations and the leading
Somali figures in the community can initiate projects aimed at bridging the
communication gap between the community and the Dutch social institutions. Of
course, establishing such projects, the Somalis need the support of the social
institutions and the government. In this study, we presented specific
recommendations which are aimed at enhancing the capacity of the Somali self-
organisations, setting up self-help projects and the provision of information about the
social and cultural background of the Somali society for the Dutch social institutions.
15
Furthermore, we recommended that extra attention be given to the young, the single
mothers and the unemployed elders.
Finally, we proposed that the seriousness of the bottle necks in the communication that
we have recounted in this study not only require the intervention of the Somali
community and the social institutions but also the involvement of the authorities , such
as the higher levels of the government, the province and the municipality. We should
not underestimate the seriousness of these obstacles since they slow the pace of the
integration process of the Somali community into the wider Dutch society. And the fact
is that if we leave the community on their own and do not help them to speeding up the
pace of their integration process into the wider society right now, certainly their social
position will deteriorate further as time passes by. This is a reality which will happen if
the government ignores the serious social situation the Somali community is
confronted with now and does not act immediately. The intervention of the
government must lie in areas such as ensuring proper registration, support,
stimulation and playing the role of facilitator in the solutions to the community’s
problems .
16
17
1 De achtergrond van de Somalische
gemeenschap
In het contact van Somaliërs met Nederlandse instellingen ontstaan vaak
misverstanden. De bedoeling van dit hoofdstuk is om via kennis van de achtergrond van
Somaliërs een deel van de bronnen die aanleiding geven tot die misverstanden te
begrijpen en te betrekken in de communicatie. Dit hoofdstuk schetst de economische en
sociale leefsituatie van Somaliërs, Somalische opvattingen over orde en gezag, en geeft
een beeld van de geschiedenis van Somalië.
1.1 Somaliërs: Afrikanen van ten zuiden van de Sahara
Er zijn naar schatting op dit moment circa acht miljoen Somaliërs. Somaliërs hebben de
laatste 1000 jaar in de Hoorn van Afrika gewoond. Zij kwamen daar in contact met
Arabische en Perzische migranten. De islam is in de loop van de tijd voor Somaliërs een
belangrijke bindende factor geworden. Somaliërs zijn nomadische herders. Hun
middelen van bestaan, culturele leven en kijk op de wereld worden bepaald door de
eenvoudige economie die daarbij hoort. Somaliërs staan bekend om hun traditie van
orale epische poëzie over hun overwinningen en verliezen, hun vreugde en zorgen, en de
ontberingen van het leven. De meerderheid van het Somalische volk woont in Somalië.
Een deel van hen woont in Djibouti waar zij een grote etnische groep vormen. In
bepaalde regio´s van Kenya en Ethiopië wonen ook groepen Somaliërs. In het Midden-
Oosten werken 250.000 Somaliërs als gastarbeider en de overigen verblijven momenteel
in het buitenland als zakenman of vluchteling.
Profiel van Somalië 1990
Bevolking 7,3 miljoenOppervlakte 637.000 km2Landbouwgrond 1,6%Aandeel BNP veeteelt 47%Export veeteelt 60%
fruit 40%
Africa Insight, vol.23, nr.1., 1993
Somaliërs zijn in vergelijking met de meeste Afrikaanse gemeenschappen etnisch
homogeen. Zij hebben een gemeenschappelijk taal, een zelfde manier van leven, een
gemeenschappelijke manier van politiek bedrijven, een diep doorleefd islamitisch
erfgoed en de sterke overtuiging dat alle Somaliërs afstammen van dezelfde mythische
18
voorouder "de Samaale" . Zij voelen zich door lijnen van afstamming en verwantschap
met elkaar verbonden.
Strijd om de schaarse natuurlijke bronnen van het land heeft de Somalische
gemeenschap echter ook diep verdeeld. Dit leidde er uiteindelijk toe dat Somalië
afgleed naar een staat van anarchie, waarin rivaliserende clans de natie en de staat
Somalië hebben vernietigd. Het ineenstorten van Somalië maakte dat de bevolking
massaal het land ontvluchtte en dat zij een van de grootste vluchtelingen-
gemeenschappen van de jaren negentig vormt.
1.2 De economie en de sociale structuur bij de nomaden
In het algemeen is het productieproces een belangrijk startpunt om de sociale
verhoudingen en de machtsverhoudingen in een gemeenschap te begrijpen.
"Productie is de materiële basis van alle sociale bestaansvormen. De manier waarop mensen
hun inzet organiseren in het productieproces beïnvloedt alle andere aspecten van het sociale
leven, inclusief het politieke leven" (Robert Cox, 1987:1).
Met dit als uitgangspunt heeft de productie van het nomadische bestaan veel
bijgedragen aan de manier waarop de Somalische gemeenschap gevormd is en aan de
kijk op de wereld die zij heeft ontwikkeld. Het nomadische bestaan overheerst nog
steeds in Somalië vanwege de barre omstandigheden in het land: het is er heet en er
valt bijna geen regen.
53% van het land (35 miljoen hectare) is geschikt voor begrazing, slechts 13% (8.2
miljoen hectare) is geschikt voor landbouw en de resterende 34% is rotsachtig of bedekt
met duinen en zo arm dat de grond ongeschikt is voor landbouw of veeteelt. In een
land met zoveel arme grond en zo´n heet klimaat is het nomadische bestaan de meest
geëigende economische activiteit. De veehouders zijn met hun kudden constant op
zoek naar water en weideland. Als zij dat vinden dan blijven zij in het gebied tot deze
bronnen uitgeput zijn. Zij zullen daardoor nooit lang op eenzelfde plaats verblijven.
In het zuiden van het land vindt op beperkte schaal commerciële landbouw plaats,
maar dit is ondergeschikt aan de nomadische veeteelt. Volgens recente schattingen is
65% van de Somaliërs nomade: het hoogste percentage van de wereld. Zij houden
geiten, schapen, kamelen en runderen.
De nomaden streven naar een structurele overproductie van hun vee om het risico van
natuurrampen, langdurige hitte en droogte te beperken . Somalië is dan ook een
19
belangrijk veeproducent in Afrika. In 1990 bezat Somalië 43% van de kamelen, 2% van
het rundvee, 10% van de geiten en 5% van de schapen van heel Afrika. Deze
statistieken zijn opgesteld door het departement van Planning en Statistiek van het
Ministerie van Landbouw in samenwerking met een Duitse ontwikkelingsorganisatie
(Damooei, in Adam, H.M., 1997).
"Hij die geen kamelen heeft leeft onder de bescherming van anderen."
"Ik blijf niet op een plaats waar kamelen geen kalveren krijgen."
"De dood van een man zonder kamelen zal onopgemerkt blijven." Rirash 1988
De nomaden houden vooral kamelen en daarom wordt de economie van Somalië ook
wel de "kameel-economie" genoemd en het Somalische gevoel van historisch
bewustzijn het "kameel-complex" (Laitin en Samatar 1987). Kamelen geven prestige
aan de eigenaar: zij zijn het symbool van rijkdom voor de Somalische nomade. In
klassieke Somalische gedichten wordt het bezit van kamelen bezongen.
De economie van de nomaden is gebaseerd op veeteelt en op extensief gebruik van
grond waarbij de technologische ontwikkeling laag is. Het is een economie met een op
de natuur gebaseerde productie die sinds de oudste tijden bestaat. In het Westen heeft
de agrarische revolutie, waarbij nomadische veetelers zich vestigden en gesettelde
landbouwers werden, zich voorgedaan lang voor het begin van de jaartelling.
Clanfamilies, clans en subclans
Somale/Somaliërs
(vooral nomaden)
Haawiye Isaaq Dir Darod
(Shermarke)
Gadabursi
Habir Gedir Abgal Dulbahante Marehan Ogaden Mijerteyn
(aidid) (Mahdi) (Morgan) (Barre)
(jess)
Sab
(vooral landbouwers)
Rahanweyn Digil
20
Plattegrond Somalië met overzicht clans
Clans
Dir
Hawiya
Darod
Rahanweyn
Ishaak
darod
Niet-Somalische clans
Indische Oceaan
Ethiopië
Djibouti
Kenia
Golf van Aden
Uit Somalia, a crisis of famine and war
• Berbera
• Hargeisha
• Garoe
• Oddur
Baldoa•
• Bardera
• Kismayo
Mogadisho
21
In Somalië was en is het echter voor de meerderheid van de bevolking nog steeds de
manier om in het onderhoud te voorzien. Het leven van nomaden in Somalië is te
beschrijven als een leven van steeds maar verder trekken naar steeds weer nieuwe
waterbronnen en nieuw weideland. Ondanks de sociale en economische veranderingen
die de laatste honderd jaar tijdens de kolonisatie zijn doorgevoerd, (over)leven de
nomaden nog steeds op dezelfde manier. Er heeft zich een gemeenschap ontwikkeld
die gebaseerd is op familie-verwantschap. De belangrijkste reden hiervoor is dat de
productie van nomaden een beperkte economische ontwikkeling geeft. Er is te weinig
geld om een andere politieke structuur te financieren dan een structuur die zich
baseert op het clan-systeem. In het vroege verleden vond je overal wel samenlevingen
die zich organiseerden rond familieverbanden: het is een elementaire fase aan het
begin van elke ontwikkeling. Hoe hoger het niveau van ontwikkeling, hoe verder sociale
systemen zich ontwikkeld hebben. In het Westen heeft de vergaand ontwikkelde
kapitalistische manier van produceren tot een maatschappij geleid die sterk op sociale
hiërarchie gebaseerd is. De geringe economische ontwikkeling van Somalië maakt dat
Somaliërs zich in kleine groepen langs lijnen van clans organiseren.
Somalië kent zes grote clan-families en enkele kleinere clans. Elke clan-familie is
opnieuw onderverdeeld in clans, sub-clans en kern-families die al generaties in
bepaalde delen van het land leven. De namen van de 6 hoofdclans zijn: Isaaq, Darod,
Haawiye, Rahanweyn, Dir en Digil.
Het continu rondtrekken van de bevolking heeft ertoe geleid dat het land dun bevolkt is
en dat de bewoners zich gelijkmatig over het hele land verspreid hebben. In het
grootste deel van Somalië hebben zich hierdoor dan ook geen dorpen of steden
ontwikkeld.
1.3 Orde en gezag
Somaliërs hebben nooit autoriteit in hun samenleving geformaliseerd. Men kent geen
hiërarchie en men heeft er ook geen respect voor. Het ontbreken van
geïnstitutionaliseerde macht en hiërarchie in de politieke organisatie van Somaliërs
onderscheidt hen van andere gemeenschappen in Afrika waar machtige chiefs zijn
opgestaan die hun positie weten te handhaven. Tot vandaag de dag is de Somalische
samenleving gebaseerd op gelijkheid. Somalische leiders zijn in naam de eersten onder
hun gelijken, met uitsluitend morele invloed door consensus en overreding. In het
verleden werden de Somalische clans geleid door sultans die door overerving deze titel
verwierven. Deze sultans hebben echter nooit formeel gezag over anderen kunnen
uitoefenen of anderen hun politieke wil kunnen opleggen. Tijdens de koloniale periode
klaagden Britse officieren vaak dat Somaliërs zich niets aantrekken van hun bevelen en
22
hun gezag. Een Britse officier noteert in zijn dagboek in 1940 de reactie van de
Somaliërs op het Britse bestuur:
"Wij willen goed bestuurd worden, maar we willen ook met rust gelaten worden."
De ervaringen van Somaliërs met het gezag van koloniale onderdrukkers en met
regeringen die na de onafhankelijkheid Somalië steeds in oorlogen verwikkelden zijn
niet positief. Hier vloeit het wantrouwen van Somaliërs uit voort voor het gezag van de
overheid, of het nu het leger, de politie of de overheidsfunctionarissen betreft. Elke actie
of beslissing die riekt naar gezag van de overheid roept achterdocht op.
De opvatting dat iedereen gelijk is en geen formele macht over de ander kan uitoefenen
overheerst in Somalië. Hiervan vindt men in het recente verleden een goed voorbeeld:
van 1992 tot 1995 probeerde de internationale gemeenschap vergeefs om door middel
van een vredesoperatie bij te dragen aan een oplossing van het politieke conflict in
Somalië. De reden voor het falen van deze interventie was dat er in Somalië geen
leiders met autoriteit zijn die als gesprekspartner konden dienen:
" De internationale gemeenschap ging uit van de universaliteit van hiërarchisch opgebouwde
overheden. Zij vroeg het Somalische volk hen naar hun leiders te brengen. De Somaliërs
hebben een totaal verschillende politieke filosofie en hebben de internationale gemeenschap
naar ‘schoonmakers’ gebracht."
(Lewis, 1995:1)
In Somalië wordt de sociale orde niet door wetten instandgehouden, maar door
onderlinge afspraken en regels. Deze vorm van sociale organisatie staat
geïnstitutionaliseerd gezag en politieke macht in de weg. Sociale relaties worden in
clanverband geregeld. Het ontbreken van effectief leiderschap heeft geresulteerd in een
situatie van diffuus gezag waarin het hoofd van de familie de belangrijke beslissingen
neemt. Consensus in de groep is hierbij het uitgangspunt. Somaliërs handhaven
sociale rust en orde met behulp van het sociaal contract. Op het niet naleven van het
sociaal contract staan morele en sociale sancties van de groep. Hierover bestaat een oud
Somalisch gezegde:
"Zonder morele en sociale codes is alles losbandigheid en mistroostige armoede."
Aan de basis van het sociaal contract ligt verwantschap en afkomst. In de Somalische
samenleving functioneert het sociaal contract op twee niveaus. Ten eerste wordt de
onderlinge solidariteit met de clan en sub-clans geregeld. Leden van een zelfde groep
23
worden geacht elkaar altijd te hulp te schieten of met elkaar samen te werken als er
moeilijkheden zijn. Deze solidariteit heeft Somaliërs eeuwenlang geholpen om in barre
omstandigheden te overleven. Het is nog steeds een goede gewoonte waardoor Somaliërs
van dezelfde clan op elkaar kunnen rekenen en elkaar helpen, waar zij ook zijn.
Ten tweede is het sociaal contract de basis voor politieke regelingen, in de besluitvorming,
voor het afdwingen van besluiten en bij conflict-bemiddeling. Voor de politieke regelingen
wordt het sociaal contract van de "heer" gebruikt. De heer is een ongeschreven sociaal
contract dat gebruikt wordt voor bemiddeling bij conflicten en om de sociale vrede voor de
hele gemeenschap te bewaren. Clans treffen heercontracten over bijvoorbeeld het gebruik
van weidegrond, waterplaatsen en handelsroutes. Ook worden de ongeschreven wetten en
regels van de heercontracten toegepast bij conflicten tussen personen, waarbij sprake is van
geweld: moord, verminking, beroving, enzovoort.
In het algemeen wordt er op de naleving van het sociaal contract toegezien door de
ouderen, de wijze mannen en de lokale religieuze leiders. Het sociaal contract is een
gewoonterecht: de ongeschreven wetten worden volgens de orale traditie overgeleverd.
Vooral de ouderen van de clan hebben kennis van de heercontracten. Mannen die veel
weten van de regels van de heercontracten staan bekend als wijze mannen .
Als er een probleem in de gemeenschap opgelost moet worden dan komen de oudsten van de
groep en de wijze mannen bijeen in een "shir" om over het conflict te praten. Nadat zij tot een
besluit zijn gekomen spreken zij hun eindoordeel uit. De vertegenwoordigers van de islamitische
rechtspraak of de religieuze geleerden vullen hun werk aan en bekrachtigen het.
Op deze manier wordt dus de orde in de Somalische gemeenschap gehandhaafd
zonder formeel gezag. In het huidige Somalië is nog steeds sprake van een
samenleving die gebaseerd is op gelijkheid zonder geformaliseerd gezag: iedere
individu is zijn eigen sultan. De ouderen en clan-leiders bieden in de ogen van
Somaliërs, of zij nu in Somalië of het buitenland leven, de enig acceptabele morele
basis voor uitoefening van gezag. Zij bieden het forum voor consultatie, consensus en
instemming zoals dat altijd het terrein van de politiek in Somalië is geweest. Na het
uiteenvallen van de staat in 1991, bestond er door het gewoonterecht van het sociaal
contract relatieve rust en stabiliteit in bepaalde regio’s van het land.
1.4 Kolonialisme en Koude Oorlog
Tot het eind van de vorige eeuw leefden de Somaliërs relatief rustig als nomaden. De
clans controleerden de verschillende gebieden van het land. Daar kwam verandering in
toen Somalië door de koloniale machten in vijven gedeeld werd: Brits Somaliland,
24
Frans Somaliland (dat is nu Djibouti), Italiaans Somaliland, Ethiopisch Somaliland en
een deel dat bekend werd als het Noordelijk Grensdistrict van Brits Kenya. De
koloniale machten bezetten Somalië om economische of strategische redenen. In het
begin van de koloniale periode gingen de conflicten tussen de koloniale machten vaak
over de grenzen. Nadat de grensconflicten "opgelost" waren, ondervonden clans en
families dat zij plotseling door de koloniale grenzen van elkaar gescheiden waren.
Een nomadische dichter die geen toestemming kreeg om zich bij zijn familie in
Ethiopië te voegen weeklaagt hierover:
Mijn broer is daar
Ik hoor de bellen van zijn kamelen klinken
Wanneer zij beneden in de vallei grazen
De bladeren van de bosjes die zij afvreten
Smaken even zoet als de bosjes bij mij
De regen waarvan zij groeien,
Valt uit dezelfde lucht
Als ik bid, bidt hij
Mijn Allah is zijn Allah
Mijn broer is daar
En kan niet naar mij toe komen.
In vergelijking met andere Afrikaanse staten is de opdeling van Somalië in vijf delen
uitzonderlijk: geen ander Afrikaans land is zo sterk uiteengevallen. Het opdelen van het
land werd door het Somalische volk als de meest dramatische daad van buitenlandse
agressie beschouwd en heeft diepe wonden heeft geslagen. Het helen van deze wonden
werd de prioriteit van de politieke elite. De vrijheidsstrijd in Somalië richtte zich tegen
de bezetters. Het ideaal dat men wilde bereiken was het opnieuw verenigen van het
Somalische volk in één staat.
De Somaliërs waren echter niet sterk genoeg om het hele land te bevrijden en te
herenigen. In 1960 werden slechts twee delen herenigd in het nieuwe onafhankelijke
Somalië: Italiaans en Brits Somaliland. Vrijwel direct na de onafhankelijkheid stelde de
nieuwe regering zich ten doel de drie andere delen terug te winnen. Ook al is het land
erg arm, toch stak de nieuwe Somalische regering veel van de schaarse middelen in
deze strijd. Hierdoor verwaarloosde zij de binnenlandse economie en de sociale
ontwikkeling. Er werd nauwelijks geïnvesteerd in het onderwijs en de
gezondheidszorg. De regering startte een agressieve campagne om het recht op
zelfbeschikking voor Somaliërs onder buitenlands bestuur te propageren. Deze politiek
25
om teruggave van oude gewesten te bereiken was op dat moment uniek in Afrika.
Andere regeringen namen de grenzen die zij erfden uit de koloniale tijd als
uitgangspunt en concentreerden zich op de binnenlandse politiek. De diplomatieke
verhoudingen met Ethiopië en Kenya kwamen onder druk te staan, omdat in beide
landen grote Somalische gemeenschappen leefden en de Somalische regering deze
gebieden terug wilde. De slogan van de regering was "wij zijn een natie op zoek naar
een staat". De vijfpuntige ster in de Somalische vlag symboliseert de eenheid van de vijf
gebieden.
Binnen drie jaar na de onafhankelijkheid ontbrandde het grensconflict met Ethiopië en
iets later ook met Kenya. Het werd een gewapend conflict dat soms opvlamde tot een
ware oorlog. De Somalische burgers in deze grensgebieden werden hier het slachtoffer
van. Het conflict eiste talloze doden en joeg mensen op de vlucht. De constante oorlog
over grensconflicten heeft Somalië gedestabiliseerd en heeft zijn stempel gedrukt op de
samenleving. Een Somalische schrijver zegt hierover:
"Het ineenstorten van de Somalische staat begon bij de geboorte ervan."
De Koude Oorlog heeft de verdere militarisering van Somalië gevoed. Op het
moment van de onafhankelijkheid was de Koude Oorlog op zijn hoogtepunt. De
geografische ligging van Somalië maakte dat het land van strategisch belang was.
Somalië grenst aan de Rode Zee en de Indische Oceaan en vormt de overgang van
Afrika naar het Midden-Oosten. Het ligt hiermee aan de route waarlangs de olie
naar het Westen getransporteerd wordt. De Verenigde Staten en de Sovjet-Unie
probeerden allebei Somalië naar hun kamp over te halen. Beide paaiden de
Somalische regering met wapenleveranties, en met hun steun bouwde Somalië een
krachtig en modern leger op. In 1960 had Somalië na Nigeria, Ethiopië en Ghana
het grootste leger ten zuiden van de Sahara. Met de komst van het militaire regime
van Siad Barre in 1969 zette de militarisering verder door, opnieuw ten koste van de
binnenlandse problematiek. Van 1970 tot 1980 besteedde de Somalische regering
naar schatting $960 miljoen aan wapenaankopen, dat is ongeveer 16% van het
bruto nationaal product (Mubarak 1996). Ook al was Somalië een van de armste
staten, de defensie-uitgaven behoorden met 25% van het overheidsbudget tot de
hoogste. De aandacht voor defensie heeft het land nog verder in de armoede
geworpen.
In 1977-78 verklaarde Somalië de oorlog aan Ethiopië met het doel de Ogaden terug
te veroveren. In de Ogaden woonden veel Somaliërs met hun vee. De oorlog werd
verloren en was een groot debacle voor de regering. Bijna een miljoen Somalische
vluchtelingen en ontheemden waren het trieste resultaat. In feite was de staat
26
hierna bankroet. De mislukte bevrijding van de Ogaden wekte de woede van de
Somalische bevolking. In april 1978 probeerden hoge officieren uit onvrede de
regering omver te werpen, maar dat mislukte.
1.5 Opkomend verzet vanaf 1978
Uit frustratie over de nederlaag en de slechte economie ontstond er een
machtsstrijd in het leger die een diepe kloof sloeg tussen de clans. Ontevreden
legerofficieren verenigden zich in het Somali Salvation Democratic Front (SSDF),
een verzetsbeweging om Somalië te redden. Zij rekruteerden hun steun onder de
Mijerteyn clan uit centraal- en noord-oost Somalië. Zij opereerden vanuit een
hoofdkwartier in Ethiopië. Het militaire regime in Ethiopië had door de Ogaden-
oorlog een vijandige houding tegenover de regering van Siad Barre. Daarom was
Ethiopië bereid de verzetsbeweging logistiek en militair te steunen in hun poging
de regering van Siad Barre omver te werpen. Vanuit Ethiopië werden Somalische
steden in het grensgebied regelmatig aangevallen door het SSDF. De regering
reageerde met harde vergeldingsacties tegen de burgers die tot de Mijerteyn clan
hoorden. Onschuldige burgers werden gearresteerd en vervolgd en hun
waterbronnen en vee werden vernietigd.
In 1981 werd een nieuwe verzetsbeweging door ontevreden legerofficieren en
ministers opgericht: Somali National Movement (SNM). Ook deze beweging verbond
zich aan een clan: zij zocht steun onder de Isaaq uit het noorden van Somalië. De
SNM opereerde vanuit Ethiopië en was vastbesloten de regering van Siad Barre met
geweld omver te werpen. Vanaf 1980 bestookten beide verzetsbewegingen het land
en dit verzwakte de positie van de regering aanzienlijk.
In april 1988 sloten de regering van Ethiopië en Somalië een vredesakkoord, waarin
zij afspraken geen steun meer te geven aan elkaars dissidente bewegingen. De
Ethiopische steun aan de twee Somalische verzetsbewegingen werd ingetrokken en
zij werden gesommeerd Ethiopië te verlaten. De strijders van de SNM besloten
hierop tot een laatste grote militaire operatie om het noorden van Somalië te
veroveren. Zij faalden hierin en de regering sloeg met een keiharde tegenaanval
terug. Tienduizenden burgers werden gedood tijdens de hevige bombardementen op
de steden Hargeysa, Berbera en Burao. Veel inwoners vertrokken uit het gebied.
De genadeloze oorlog joeg veel Somaliërs op de vlucht. In deze periode kwamen de
eerste vluchtelingen uit Noord-Somalië naar Nederland. Zij waren meestal van de
Isaaq clans.
27
1.6 Het ineenstorten van de staat in 1991
De tweede fase in de geschiedenis van de Somalische vluchtelingen zette in toen het
militaire regime van Siad Barre in 1991 werd verjaagd. Daarbij stortte het centrale
gezag in en verdwenen de instellingen van het overheidsapparaat. Mensen konden zich
niet meer op bescherming door de overheid beroepen en het recht van de sterkste gold.
Dit machtsvacuüm leidde tot gewapende conflicten tussen clans en georganiseerde
milities met grote sociale gevolgen. Somalië viel uiteen in kleine stukjes waar clans en
sub-clans de macht hadden. Het bloedbad dat toen plaats had eiste meer dan 30.000
levens. Het geweld verstoorde ook de voedselproductie. De gevechten vonden vooral in
het vruchtbare zuiden plaats: de graanschuur van het land. Nog eens 300.000
Somaliërs stierven als gevolg van honger en ziekten (Sahnoun 1994).
Honderdduizenden burgers sloegen op de vlucht op zoek naar bescherming in andere
delen van het land of in vluchtelingenkampen in de regio. Een minderheid vluchtte
weg uit de regio, maar strandde onder meer in Roemenië en Rusland. Mensen met
meer middelen vluchtten naar West-Europa, bijvoorbeeld Nederland, of over de
Atlantische Oceaan naar Canada en de Verenigde Staten. Het grootste deel van de
Somalische vluchtelingen in Nederland arriveerde hier tussen 1992 en 1994.
In 1992 leidde de Verenigde Staten de internationale gemeenschap bij een interventie
in Somalië. Deze vredesoperatie "Restore Hope" richtte zich op het herstel van de orde
en van het centrale gezag, maar het ambitieuze project werd een fiasco. De Verenigde
Staten zag zich op 4 maart 1995 gedwongen uit Somalië terug te trekken. De
internationale vredesmissie had tot dan toe US$3 miljard gekost en heeft in Somalië
geen vooruitgang opgeleverd (Horn of Africa Bulletin 1995:20). Sindsdien wachten
Somaliërs tot een nieuw bestuur van het land tot stand komt en met de wederopbouw
begonnen kan worden.
Anno 2000 heeft Somalië nog steeds geen regering. Het land is uiteengevallen in
gebiedjes waar krijgsheren met hun clans heersen en elkaar het land en de toegang tot
de havens en luchthavens van Somalië betwisten.
28
29
2 De Somalische gemeenschap in Nederland
In dit hoofdstuk wordt de Somalische gemeenschap in Nederland beschreven met
behulp van gegevens over de samenstelling van de populatie. Tevens worden de
oorzaken van aanpassingsproblemen en zichtbare knelpunten voor participatie van
Somaliërs in Nederland behandeld.
2.1 Demografische data
Vanaf 1980 komen Somaliërs naar Europa vanwege de voortdurende politieke
conflicten in hun land. Velen van hen vluchtten naar Nederland.
Erkende asielaanvragen van Somaliërs in Europa 1989-1998
Land AantalGriekenland 6
Oostenrijk 43Spanje 122België 210Italië 238
Frankrijk 617Duitsland 1.215
Zwitserland 1.911Finland 2.287
Noorwegen 2.808Zweden 7.551
Denemarken 8.292Nederland 17.527
Groot Brittannië 19.158Totaal 61.938
(Bron: UNHCR)
Somaliërs zijn als vluchteling gekomen en dat onderscheidt hen van de traditionele
migranten die naar Nederland kwamen om te werken. Van 1982 tot 1986
vertegenwoordigen Somaliërs 1% van de vluchtelingenpopulatie in Nederland. Dit loopt
op tot 15% in 1991. In dat jaar breekt de burgeroorlog in volle hevigheid uit en
ontvluchten honderdduizenden Somaliërs hun land, het merendeel naar de
buurlanden. Een minderheid zocht asiel in Nederland. In de volgende tabel staat een
overzicht van het aantal allochtonen van Somalische afkomst.
30
Aantal Somaliërs in Nederland
aantal aantal asielverzoekenSomaliërs van Somaliërs
1995 16850 39971996 20060 14611997 23865 12801998 25840 27751999 27421 2731(Bron: CBS)
Aan het begin van de jaren negentig is het niet mogelijk om als asielzoeker
ingeschreven te staan bij een gemeente. Met de invoering van de Wet op de
Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) in 1994 kunnen asielzoekers na 1 jaar verblijf
in Nederland zich inschrijven in de gemeente waar zij wonen.
Niet alle Somalische vluchtelingen zijn als asielzoeker gekomen. Een klein deel is door
de overheid uitgenodigd als vluchteling naar Nederland te verhuizen. Zij verblijven op
dat moment in vluchtelingenkampen in Kenya. Anderen zijn in het kader van
gezinshereniging gekomen of zijn in Nederland geboren. Per 1 januari 1999 wonen
27.421 allochtonen van Somalische afkomst in Nederland.
Leeftijdsopbouw Somalische bevolking in Nederland per 1 januari 1999
Leeftijd Totaal Man Vrouw0- 4 5526 2807 27195- 9 2868 1518 135010-14 2732 1539 119315-19 2705 1581 112420-24 2485 1428 105725-29 3930 2259 167130-34 3459 2035 142435-39 1606 903 70340-44 944 552 39245-49 470 293 17750-54 294 179 11555-59 189 103 8660-64 78 33 4565+ 135 33 102Totaal 27421 15263 12158(Bron: CBS)
Opvallend is dat 30% van de populatie jonger is dan 10 jaar en 50% jonger dan 20 jaar.
(Ter vergelijking: voor de Nederlandse bevolking geldt dat circa 25% jonger dan 20 jaar is.)
Somaliërs wonen over heel Nederland verspreid vanwege het spreidingsbeleid van de
overheid in het kader van de Regeling Opvang Asielzoekers (ROA) en de huisvesting
31
van statushouders. Er is wel een tendens waarneembaar dat Somaliërs naar een aantal
kerngemeenten en grote steden verhuizen.
Geografische spreiding per gemeente
Absoluut %Rotterdam 1765 6,5Tilburg 1730 6,3Den Haag 1630 5,9Amsterdam 1165 4,2Eindhoven 910 3,3Delft 560 2,0Nijmegen 520 1,9Utrecht 480 1,8Arnhem 480 1,8Amersfoort 465 1,7Schiedam 435 1,6Dordrecht 380 1,4Haarlem 365 1,3Vlaardingen 360 1,3Den Bosch 330 1,2Breda 325 1,2Groningen 320 1,2Overige <300 55,4Totaal 27.421 100(Bron: CBS)
Geografische spreiding per provincie
1 januari 1999Absoluut %
Zuid-Holland 8195 30Noord-Brabant 5695 20Noord-Holland 3610 13Gelderland 2765 10Utrecht 2075 8Limburg 1415 5Friesland 975 4Overijssel 775 3Groningen 715 3Drenthe 595 2Zeeland 345 1Flevoland 265 1Totaal 27.421 100(Bron: CBS)
32
2.2 De sociale context
De sociale context van de Somalische gemeenschap is het product van de oude normen
en waarden die Somaliërs meebrachten en de "nieuwe vreemde" wereld van Nederland
waarin men terecht komt. Migratie naar Nederland is geen bewuste keuze voor
Nederland, maar vooral een vlucht voor het geweld en de ellende van de oorlog in
Somalië. Men gaat ervan uit dat het verblijf in het buitenland tijdelijk is, en men weer
terug gaat zodra het weer rustig is in Somalië.
Sinds de jaren negentig worden asielzoekers onder de regie van de overheid opgevangen
in landelijke opvangcentra. Het verblijf in deze centra is vol onzekerheid. De
asielprocedure neemt enkele jaren in beslag en gedurende deze periode verblijft men in
een opvangcentrum. Medewerkers uit de geestelijke gezondheidszorg hebben er
regelmatig op gewezen dat een langdurig verblijf in een opvangcentrum ziekmakend is.
Een Somaliër zei over het verblijf in een opvangcentrum: "Wait and dream."
Als gevolg van de ontoereikende capaciteit in de opvangcentra is in 1998 de
mogelijkheid geopend om gedurende de asielprocedure buiten het centrum te wonen:
het zelfzorg arrangement (ZZA) maakte het mogelijk om bij vrienden of familie met
zelfstandige huisvesting in te trekken. (Deze regeling wordt mogelijk afgeschaft.) De
centrale opvang in woningen (COW) onder verantwoordelijkheid van het Centraal
Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) biedt eveneens opvang in woningen in de
gemeente.
Als na jaren wachten positief wordt besloten op het asielverzoek dan verkrijgt men een
verblijfsvergunning en verhuist men vanuit het opvangcentrum naar een eigen woning.
Dit is een grote overgang. In het opvangcentrum was men afhankelijk: de overheid
verstrekte onderdak, en geld voor voeding en kleding. Nu moet men zelfstandig een
nieuw leven opbouwen en staat men
De Somaliërs voelen zich in de kou gezet bij de overgang van asielzoekerscentra naar wonen in
de wijk, door discriminatie en de eisen van de inburgeringstrajecten.
Salonbijeenkomst over opvoeden,
Nieuwsbrief Mutant, april 1999
voor verschillende taken zoals het regelen van zaken rondom de woning (huur, energie,
telefoon, verzekeringen, belastingen); het leren van de Nederlandse taal en cultuur; het
wennen aan een sneller levensritme, de arbeidsmoraal en de bureaucratie met talloze
regels.
33
Aandacht voor de kinderen
Volgens de richtlijnen van het Commissariaat voor de Vluchtelingen van de Verenigde
Naties is de beste manier om vluchtelingen- kinderen te steunen, de gezinnen te steunen; en
de beste manier om de gezinnen te steunen is om de gemeenschap te steunen.
Van Keulen, Spel aan Huis, werken met vluchtelingen, 1999:27
Somaliërs wonen vooral in grotere gemeenten in wijken met goedkope woningen:
wijken met veel mensen in een achterstandssituatie, zowel autochtonen als
allochtonen. De basis voor de integratie van Somaliërs met de Nederlandse
samenleving ligt in deze wijken, waar een cumulatie van problemen plaatsvindt. De
werkloosheid is hoog en autochtonen die zich een betere en dus duurdere woning
kunnen veroorloven trekken weg. De buren zijn vaak ook van allochtone afkomst en de
vriendjes van de kinderen ook. Zij zijn het referentiekader voor de Somaliërs, terwijl de
participatie van deze "oude" groepen allochtonen aan de Nederlandse samenleving op
zich ook nog veel aandacht vraagt. De voorzieningen in deze wijken staan onder druk.
Dikwijls zijn bijvoorbeeld het onderwijs en de gezondheidszorg overbelast.
Voor veel Somaliërs zijn de eisen die aan hen gesteld worden te zwaar. Zij voelen zich
machteloos en ontmoedigd, en trekken zich terug. Enkelen spannen zich in om de
moeilijkheden te overwinnen.
Aan de andere kant zijn de nomadische culturele waarden nog steeds van grote invloed
op het sociale leven van Somaliërs. De meeste Somaliërs hebben een nomadische kijk
op de wereld, die inhoudt dat men niet gewend is om zich te vestigen. Het leven is
georganiseerd in clanverband. De afstand tussen de eigen cultuur en de Nederlandse is
bijzonder groot. Dit verklaart waarom Somaliërs in vergelijking met andere
minderheden meer moeilijkheden ondervinden in de aansluiting bij de Nederlandse
samenleving. Dit wordt ook bevestigd in onderzoek (Brink et al., 1996).
Verder heeft de nomadische cultuur een behoudend karakter, zij is niet erg ontvankelijk
voor veranderingen. Somaliërs zullen daardoor contact met Nederlanders, maar ook
met andere minderheden, uit de weg gaan. Men wil niet beïnvloed worden door andere
culturen. Dit komt niet uit onbeleefdheid voort, maar uit onzekerheid en wantrouwen
voor het onbekende. De nomaden in Somalië hebben van oudsher slechts heel beperkt
contact gehad met de buitenwereld. Somaliërs zijn van nature op hun hoede voor
vreemden en deze houding zal niet snel veranderen.
De Somalische historicus Geschekter (1993:15) heeft hierover geschreven:
34
"Somaliërs mogen dan van verblijfplaats veranderen, maar zij verlaten nooit hun culturele
achtergrond, noch in hun geest noch in hun gedrag."
We kunnen hieraan toevoegen dat Somaliërs, waar zij ook naar toegaan, nooit hun
"thuis" verlaten. Er bestaat geen Somalisch woord voor ballingschap.
De nomadische manier van leven van Somaliërs heeft een negatief effect op hun sociale
positie in Nederland.
a Somaliërs zijn gewend om voortdurend te verhuizen. Dit steeds onderweg zijn in
Nederland, Europa, Canada of de Verenigde Staten is gericht op het handhaven en
versterken van de familiebanden. Grond, ruimte, of grenzen zijn minder belangrijk dan
familiebanden.
b Somaliërs vertrouwen voor sociale en economische veiligheid meer op verwanten en
clanfamilies dan op zichzelf. Dit staat haaks op de ontwikkeling van individuele
capaciteiten tot zelfvoorziening.
c Somaliërs regelen zaken via informele netwerken waarin nauwe verwantschap en
individuele vriendschap van belang zijn. Men geeft de voorkeur aan informele en
persoonlijke relaties boven formele en zakelijke relaties. Na een afspraak bij de Sociale
Dienst zal men opmerken of de medewerker "aardig" of "niet aardig" was. De eerste
interesse ligt bij de persoonlijke relatie tot de medewerker en niet bij de inhoud of het
concrete resultaat van het gesprek.
Als iemand "aardig" is, dan zal het wel goed komen. In contacten is het dus van belang
om eerst aandacht aan de persoonlijke relatie te besteden, bijvoorbeeld door een
zorgvuldige begroeting, en daarna een duidelijke overgang te maken naar de inhoud
van de afspraak.
d De Somalische gemeenschap is over het algemeen arm. Het inkomen dat er is, wordt
gedeeld met de familie in Somalië. De druk op familieleden in het Westen is groot. Veel
Somaliërs steken zich om die reden in de schulden. Strafrechterlijke vervolging
wegens uitkeringsfraude door het verzwijgen van extra inkomsten die worden
aangewend voor de familie in het land van herkomst neemt toe.
e Somaliërs hebben relatief vaak grote gezinnen. Dit legt een groot beslag op het
bescheiden inkomen.
f In vergelijking met andere Afrikaanse landen is in Somalië betrekkelijk laat een
onderwijsstructuur ontwikkeld (Omar, 1992). Tot 1940 meenden Somalische clan-
oudsten dat onderwijs een bedreiging is voor het geloof. Zij zagen het als hun plicht de
jonge generatie tegen dit kwaad te beschermen. Onderwijs dat verder ging dan het
leren uit de koran en een cultuur van schrijven heeft geen lange traditie, en deed pas na
de kolonisatie zijn intrede.
35
2.3 Oorzaken van aanpassingsproblemen
De Somalische gemeenschap wordt geconfronteerd met grote aanpassingsproblemen.
Deze problemen hebben dieper liggende oorzaken die verbonden zijn aan het
vluchtelingschap en het ontheemd zijn, zoals cultuurschok, identiteitscrisis en dubbele
loyaliteit.
2.3.1 Cultuurschok
De grootste problemen worden veroorzaakt door de transitie naar een totaal andere
samenleving. Dit gaat gepaard met veel spanning; een gevoel van verlies en
tekortkomen; verwarring over rollen, waarden, gevoelens en zelfbeeld; verbazing; angst
en zelfs afkeer als men zich bewust wordt van de cultuurverschillen (Oberg, 1960).
Somaliërs worden in Nederland geconfronteerd met een complexe samenleving die
hoge eisen stelt. Zij verbazen zich over de haast die Nederlanders altijd hebben, het
stipt op tijd moeten zijn op afspraken, maar ook over "de agenda" in de wc. Dit maakt
het voor hen niet gemakkelijk zijn om zich thuis te voelen in Nederland. Men blijft lang
buitenstaander.
De hevigheid van de cultuurschok hangt niet alleen samen met de grootte van het
cultuurverschil, maar ook met hoelang de persoon in Somalië gewoond heeft voor hij
naar Nederland kwam en met diens sociale achtergrond. Voor een goed begrip van
iemands positie is het dan ook van belang dat men zich verdiept in de ervaringen vóór
de komst naar Nederland: komt iemand uit de stad of uit een nomadisch bestaan op het
platteland? Hoeveel onderwijs heeft iemand genoten? Hoeveel heeft iemand van de
wereld gezien? etc.
Als wij problemen hebben thuis, en we hebben ruzie, dan lopen we boos het huis uit. Ons
hoofd zit vol en als we dan problemen op straat krijgen, dan begrijpt de politie ons niet. We
krijgen alleen maar nog meer problemen.
Interview focusgroep, Somalische jongere, 3-2-200
De spanningen als gevolg van de aanpassingsproblemen leiden vaak tot een crisis in
het gezin. De ouders hebben niet alleen de taak om hun eigen moeilijke ervaringen
rond de vlucht een plaats te geven, maar ook om de cultuurschok te verwerken. Dit
belemmert hen in het functioneren als helpende en leidende ouder. De Jong (1993)
schrijft hierover dat vluchtelingenouders zich vaak niet bij machte voelen hun kinderen
te helpen. Zij zijn hun vaderland en hun middelen van bestaan kwijt en alles waarmee
zij voor het gezin konden zorgen. Rolpatronen binnen het gezin zijn omgedraaid of
36
verdwenen en de spanningen die hierdoor ontstaan, kunnen leiden tot mishandeling
binnen het gezin, verwaarlozing of het uiteenvallen van het gezin. Echtscheidingen en
kinderen die weglopen komen vaak voor. Steeds vaker kiezen gezinnen voor een
verhuizing naar Afrika, het Midden-Oosten, Engeland, Canada of de Verenigde Staten,
omdat zij niet langer met de aanpassingsmoeilijkheden kunnen omgaan. Men heeft de
verwachting dat in een ander land deze problemen zich vanzelf zullen oplossen. Dit
betreft overigens tot nu toe nog slechts enkele tientallen gezinnen: de meerderheid van
de gezinnen probeert de aanpassingsmoeilijkheden te overwinnen.
Somalische bevolking in Nederland naar plaats in het gezin
plaats in het gezin 1997 1999gehuwd zonder kinderen 217 270gehuwd met kinderen 2.404 2.650ouder in éénoudergezin 1.837 2.590kind 8.676 11.435alleenstaand 10.284 10.130samenwonend met kinderen 299 345onbekend - 6totaal 23.717 27.421(Bron: CBS)
Uit onderzoek van Bouwmeester et al.(1998) komt naar voren dat 72% van de
Somalische kinderen een psychosociale problematiek vertoont. Bij vergelijkbaar
onderzoek naar Nederlandse kinderen ligt dit cijfer op 10%. De geïnterviewde ouders
noemen het vaakst gedragsproblemen, waaronder druk gedrag, niet luisteren en
leerachterstanden. Andere problemen zijn nachtmerries, vertraagde spraak- en
taalontwikkeling, problematische contacten met leeftijdgenoten (ruzies en pesten),
stotteren en bedplassen.
2.3.2 Identiteitscrisis
Erikson (1962:96) legt een verband tussen immigratie en identiteit. De kern van
identiteit is het vermogen van het ego om zijn eigenheid te behouden in tijden van
grote verandering. Immigratie is een vrijwillige keuze voor verhuizen naar een ander
land. Bij vluchten ziet men vaak geen andere uitweg en de veranderingen zullen
daardoor een grotere invloed hebben. De grote veranderingen in het leven van
Somaliërs die gevlucht zijn, zullen zeker hun invloed hebben op hun identiteit.
Bij aankomst in Nederland zien Somaliërs een totaal onbekende omgeving die erg
verschilt van de sociale omgeving in het land van herkomst. In het algemeen zullen
nieuwkomers een daling in sociale positie ervaren. Verwezenlijking van de oude sociale
37
identiteit in het nieuwe land zal de nieuwkomer het gevoel van succesvolle participatie
geven. Het soepel verlopen daarvan hangt onder meer af van factoren als leeftijd,
sociaal-economische status en opleidingsniveau.
Bij iedere inspanning die gericht is op integratie van nieuwkomers uit een traditionele
samenleving, moet de ontvangende samenleving rekening houden met de status die
die de nieuwkomer bezat in het land van herkomst en die verloren kan gaan. Deze
positie-bepaling is een wenselijk uitgangspunt bij de herdefiniëring van status en rol in
het nieuwe land. Degenen die zich bezig houden met de opvang en integratie van
nieuwkomers moeten daarom expliciet de waarde van de meegebrachte identiteit
erkennen als onderdeel van het proces tot herdefiniëring van de positie van de
nieuwkomer (Spector, 1996).
Somaliërs ontlenen hun identiteit ook aan hun afkomst. Men voelt zich niet zozeer
"Somaliër" als wel lid van een bepaalde clan. De nieuwe Nederlandse omgeving
beschouwt de Somalische gemeenschap echter als één etnische groep.
2.3.3 Dubbele loyaliteit
Wij zijn hier tijdelijk. Nederland is een bushalte voor ons.
Interview focusgroep, Somalische vrouw, 3-2-2000
Het derde probleem de aanpassing aan de nieuwe samenleving negatief beïnvloedt is
de dubbele loyaliteit van de Somaliërs. Dat is het gevoel tegelijk in Nederland en in
Somalië te leven, waarbij het moeilijk is om deze gevoelens met elkaar in evenwicht te
brengen. Veel Somaliërs zijn fysiek in Nederland, maar geestelijk nog in Somalië. Men
zien het verblijf vaak als tijdelijk en is niet erg geneigd om te investeren in het
opbouwen van een nieuw bestaan in Nederland, ook niet na een verblijf van tien jaar.
De meesten zijn zich er sterk van bewust dat hun wortels in Somalië liggen en dat
Nederland nooit hun thuis zal worden. Men heeft het gevoel dat men nooit
geaccepteerd zal worden, hoezeer men zijn best ook doet om zich aan te passen en te
integreren in Nederland.
Het is niet uitzonderlijk dat de meeste Somaliërs in Nederland dit gevoel hebben
verscheurd te worden tussen twee werelden. Iedereen die naar een nieuwe omgeving
verhuist, denkt in het begin steeds aan zijn oorspronkelijke omgeving en oriënteert
zich daarop. In de loop van de tijd zal dit veranderen afhankelijk van de leeftijd en de
omstandigheden van de betrokkene. De jonge generatie zal uiteindelijk waarschijnlijk
volop participeren en integreren in de Nederlandse samenleving, maar de ouderen
zullen problemen houden om hun plek te vinden: Somalië zal altijd in hun gedachten
zijn.
38
Wij willen wel aanpassen, maar niet integreren. Omdat wij later teruggaan naar Somalië.
Interview Somalische man, De Pree, 1998
Nu men hier eenmaal is, zou men zich hier ook werkelijk moeten vestigen: het
voortdurend van de ene plaats naar de andere plaats trekken belemmert de opbouw van
een nieuw bestaan. Men zou moeten proberen om zich hier thuis te voelen en dat als
uitgangspunt te nemen.
Daar ligt een uitdaging voor de Somalische gemeenschap om zichzelf te helpen.
Daarvoor is niet alleen deskundigheid, creativiteit en positieve houding nodig, maar
ook een open houding, waardoor Somaliërs zich geen buitenstaander hoeven te voelen.
2.4 Zichtbare knelpunten voor participatie
Naast de dieperliggende oorzaken die de integratie kunnen belemmeren, zijn er ook
een aantal meer zichtbare knelpunten aan te wijzen zoals de werkloosheid en de uitval
in het onderwijs, het wantrouwen jegens instellingen, het gebruik van qat en het
isolement waarin de gemeenschap verkeert.
2.4.1 Onderwijs en werk
Taal is heel belangrijk; het maakt het contact met de samenleving en het leven met de buren
makkelijker; als je de taal leert, is het ook makkelijker de cultuur te begrijpen.
Somalische vrouw, Tabibian, 1999
Onderwijs en werk bieden de meest praktische mogelijkheden voor integratie. Via
onderwijs verwerft men kennis en vaardigheden die nodig zijn om de kans op werk te
vergroten. Somaliërs hebben naar Nederlandse normen weinig onderwijs genoten. Het
onderwijs in de Somalische geschreven taal is in 1972 ingevoerd. Voor die tijd kreeg
men vooral onderwijs via de koranschool. In 1988 schatte Unicef dat 76% van de
Somalische bevolking analfabeet is: 18% van de mannen en 6% van de vrouwen kan
lezen en schrijven.
De aandacht voor het onderwijs in Somalië verminderde: in 1980 was nog 9% van de
nationale uitgaven bestemd voor onderwijs, in 1988 was dit afgenomen tot 1,5%
(Economist Intelligence Unit, 1991) In de daarop volgende jaren woedde een felle
burgeroorlog en stortte het onderwijssysteem verder in.
39
De verschillen in opleidingsniveau zijn groot in de Somalische gemeenschap in Nederland:
10% heeft in Somalië een universitaire opleiding gevolgd, 68% laag of hoog voortgezet
onderwijs, 6% basisonderwijs en 16% is nooit naar school geweest (De Wit, 1998).
Gezien de geringe ervaring met onderwijs is het leren van de Nederlandse taal voor veel
Somaliërs - zeker voor de ouderen - een probleem. De in totaal 500 à 600 uur taalles
voor nieuwkomers is in de praktijk te weinig en na afloop van de cursus beheersen
Somaliërs het Nederlands onvoldoende om door te kunnen stromen naar de
arbeidsmarkt (De Wit, 1998).
Onderzoek naar de Somalische gemeenschap in Amersfoort bevestigt het beeld dat veel
Somalische ouderen en vrouwen grote moeite hebben met de Nederlandse taal. Van de
30 geïnterviewden spraken 10 personen slecht, 10 personen redelijk en 10 personen
goed Nederlands (Ali, 1999).
In Tilburg is onderzoek gedaan onder de Somalische vrouwen (Tabibian, 1999). Eén
derde van de vrouwen heeft geen Nederlandse taallessen gevolgd. Vooral
(alleenstaande) vrouwen met kinderen vinden het moeilijk om hun leven zo te
organiseren dat ze naar Nederlandse taallessen kunnen. Een deel van hen spreekt de
voorkeur uit voor taallessen aan huis.
De vaardigheden die men in Somalië heeft geleerd, sluiten niet goed aan bij de eisen
die het Nederlandse arbeidsproces stelt. De uitval in het Nederlandse onderwijs is
relatief groot (de Wit, 1992) en men mist daardoor de kans de in Nederland benodigde
vaardigheden te verwerven. In vergelijking met andere allochtone groepen is voor
Somaliërs de afstand tot de arbeidsmarkt daardoor groter.
Somaliërs gedragen zich vaak als nomaden. Zelf overwegend afkomstig uit de stad, vertonen
ze niettemin het gedrag van hun rondtrekkende voorouders. Alles heeft een tijdelijk karakter.
Ze werken ergens een aantal maanden en stappen op, vaak zonder hun werkgever in te
lichten. "Nooit eens iets opbouwen, nooit eens een probleem oplossen. Als er een probleem is,
vertrekken ze gewoon."
Tellegen: Afrikanen in Nederland, 2000
De werkloosheid onder Somaliërs is groot. Recent onderzoek van de gemeente
Rotterdam naar de positie van Somalische jongeren bevestigt dit beeld: van de 34
geïnterviewde jongeren van 16 t/m 25 jaar hebben drie een baan, vier
studiefinanciering, 20 een uitkering en van zeven jongeren is over het inkomen geen
informatie (Kolk, 1999).
In Amersfoort heeft 30% van de 30 geïnterviewden een inkomen uit werk (Ali, 1999)
40
en van de 66 geïnterviewde Somalische vrouwen in Tilburg heeft 6,7% betaald werk
(Tabibian, 1999).
De economische groei in Nederland heeft de kansen op werk voor Somaliërs vergroot.
Uit cijfers van de arbeidsinspectie blijkt echter dat de werkloosheid onder allochtonen
vier keer zo hoog is als onder autochtonen (Rapport Task Force Minderheden en
Arbeidsmarkt, 2000).
De Somalische koepel van zelforganisaties geeft aan dat de groei in betaald werk
veelal tijdelijke arbeid betreft, die via uitzendbureaus verkregen wordt. Naar hun
zeggen gaan Somaliërs voor arbeidsbemiddeling eerder naar een uitzendbureau dan
naar het arbeidsbureau. Dit draagt het risico in zich dat als de economie daalt deze
mensen als eerste weer op straat staan.
2.4.2 Wantrouwen
In het eerste hoofdstuk beschreven we dat het besloten nomadische bestaan in
Somalië tot onzekerheid en wantrouwen tegenover het onbekende leidt. Voor de
meeste Somaliërs zijn overheidsinstellingen een nieuw verschijnsel, zeker die met
een taak rond het sociale leven en het familieleven. Te noemen zijn de
bevolkingsadministratie en de Sociale Dienst. Men ervaart de vragen van deze
instellingen als een bemoeienis met het privé-leven. Het wantrouwen tegenover
(medewerkers van) overheidsinstellingen die het gezag vertegenwoordigen is meestal
groot.
Wij hebben alles verloren. De groep biedt ons veiligheid, houvast.
Interview focusgroep, Somalische man, 3-2-2000
De meeste Somaliërs organiseren hun sociale en familieleven bij voorkeur binnen
het informele netwerk van hun clan. Dat is het enige sociale instituut dat zij kennen
en vertrouwen. Als men informatie nodig heeft of iets moet regelen met een
instelling dan zal men altijd familieleden om hulp vragen. Uit onderzoek in Canada
blijkt dat deze handelwijze zijn beperkingen heeft: ook het familielid heeft beperkte
kennis van en beperkte toegang tot de werkwijze van het sociale systeem. Het risico
bestaat dat de gemeenschap door onvoldoende informatie over de mogelijkheden en
verplichtingen aan de rand van de samenleving blijft opereren.
2.4.3 Gebruik van qat
Het gebruik van qat - een stimulerende drug - vormt ook een knelpunt voor de
41
participatie van Somaliërs. Er bestaan twee soorten qat:
– Harari dat vooral groeit op het Harar-plateau en de omringende heuvels in Ethiopië. De
plant groeit uit tot een struik en men kauwt op de blaadjes om daar sappen aan te
onttrekken.
– Meera dat vooral in Kenya groeit. Men kauwt op de jonge scheuten van de takken in
plaats van op de blaadjes.
Ethiopië en Kenya zijn de grootste leveranciers van qat voor de Somaliërs. De sappen
die tijdens het kauwen van qat vrijkomen worden doorgeslikt. Qat heeft een bittere
smaak en geeft een droog gevoel in de mond. Daarom drinken qat-gebruikers er veel
water of coca cola bij. Voor het bereiken van een maximaal effect wordt qat-gebruik
gecombineerd met het roken van veel sigaretten.
Eeuwen geleden begon het kauwen van qat in het noord-westen van Somalië. Qat werd
toen op kleine schaal gebruikt door religieuze groepen en rijke zakenlieden.
Aanvankelijk gebruikten alleen de mannen qat, òf om de hele nacht wakker te blijven
voor religieuze doelen, bijvoorbeeld om de koran te lezen, òf bij het zaken doen. Het
gebruik nam vooral de laatste 30 jaar toe in heel Somalië. Een Somaliër zegt hierover:
Het kauwen van qat is voor een volwassen Somaliër net zoiets als `s ochtends een broek
aandoen voor een Nederlander (Braam et. al, 1999:69).
Qat kauwen is een geaccepteerd sociaal gebruik geworden in alle lagen van de
bevolking. De laatste tijd gaan ook vrouwen qat kauwen, maar het gaat nog om een
minderheid. Ook onder Somalische vluchtelingen is het een wijd verbreide gewoonte.
In een aantal Westerse landen, zoals de Scandinavische landen, is het importeren en
verhandelen van qat verboden. In andere landen, zoals Nederland, is de handel niet
verboden. De in Nederland geïmporteerde qat is de Meera qat en wordt vanuit Kenya
ingevlogen en over heel Nederland gedistribueerd door handelaren. De prijs van een
bosje qat - dat is genoeg voor één persoon voor één dag - ligt rond de f 12,50. Somaliërs
kunnen door het kauwen van qat de werkelijkheid even ontvluchten en de dagelijkse
problemen even vergeten. In Nederland is het voor een deel van hen een vast
tijdverdrijf geworden en een manier om de gevoelens van pijn, isolement en frustratie
te verzachten. Anderen gebruiken het middel om de nieuwe omgeving te vergeten en te
dromen van Somalië. Qat geeft het gevoel dat men de problemen in de hand heeft. Qat
biedt tijdelijk troost en opluchting, vermindert tijdelijk de spanning en gevoelens van
depressiviteit, maar na afloop volgt de ontnuchtering en komen de problemen terug.
42
Een Somalische vluchteling is iemand die heel wat problemen tegenkomt en vaak in
verwarring is. Als hij lichamelijk al niet ziek is, dan is hij moreel gesproken wel ziek. Vanwege
de zware omstandigheden waartegen hij heeft moeten vechten. Ook door de nog steeds
voortdurende oorlog in zijn land en door de zorg over de rest van de familie die hij in Somalië
heeft achter gelaten.
Interview Somalische man, De Pree, 1998
Een Somaliër in Den Haag vertelde dat qat voor de Somaliërs in Nederland zowel een
zegen als een plaag is. Het is een zegen omdat het als sociaal tijdverdrijf Somaliërs de
kans biedt de eenzaamheid te ontvluchten en tijdens een qat-sessie nieuws uit te
wisselen over Somalië, informatie te krijgen over Nederland en problemen te vergeten.
Het is een plaag omdat het een belangrijke oorzaak is van gezinsproblemen. Qat is in
Nederland op een veel later tijdstip van de dag verkrijgbaar dan in Somalië. Qat-gebruik
kan het levensritme ontregelen, doordat ook ’s avonds qat gebruikt wordt. De
stimulerende werking maakt dat gebruikers pas tegen de ochtend gaan slapen. Dit leidt
tot schoolverzuim en staat ook deelname aan het arbeidsproces in de weg. Een
aangepaste aanvoerlogistiek zou een oplossing voor dit probleem kunnen zijn (Braam
et. al 1999).
Een onderzoek van de Somalisch Nederlandse Associatie (Soneca, 1997) gaat in op de
gevolgen van qat voor de Somalische gemeenschap in Nederland. De conclusie was dat
qat-gebruik niet alleen het integratieproces en de individuele en sociale mobiliteit
belemmert, maar ook dat het de gebruikers en hun familie armoede en isolement
brengt.
Alle geïnterviewde Somalische vrouwen in Amersfoort zeggen dat qat een probleem is.
"Bijna alle echtscheidingen in de gemeenschap zijn het gevolg van de problemen die
ontstaan door het kauwen van qat", zegt een vrouw en deze opmerking wordt door vier
alleenstaande vrouwen met kinderen bevestigd (Ali, 1999).
In november 1999 werd in Rotterdam een werkconferentie gehouden over qat-gebruik
onder Somalische jongeren. Eén van de conclusies was dat de combinatie van een
"uitzichtloze situatie" en qat-gebruik elkaar zouden kunnen versterken (Anoniem, verslag
conferentie 1999).
2.4.4 Isolement
Somaliërs zijn binnenvetters, wij praten niet makkelijk over onze problemen. Onze
gemeenschap is hermetisch gesloten.
Interview focusgroep, Somalische man, 3-2-2000
43
Een ander knelpunt dat de participatie belemmert is het isolement waarin Somaliërs
leven: de gemeenschap is erg op zichzelf gericht. Men oriënteert zich op de Somalische
wereld: men gaat met Somaliërs om; trouwt binnen de gemeenschap; luistert naar de
Somalische radio-uitzendingen van de BBC.
Onderzoek (Tabibian, 1999) onder Somalische vrouwen maakt duidelijk dat velen zeer
gehecht zijn aan de Somalische tradities en gewoonten, en dat men weinig geneigd is
zich aan te passen aan de Nederlandse maatschappij. Alle geïnterviewde vrouwen, op
twee na, vinden dat zij moeten vasthouden aan de eigen tradities. Slechts 18,3% is van
mening dat ook aanpassing aan de Nederlandse gewoonten noodzakelijk is. De
vrouwen hechten geen groot belang aan sociale contacten met Nederlanders, 66,1%
heeft geen Nederlandse kennissen of vrienden.
41,4% van de vrouwen vindt hun sociale contacten onvoldoende en voelt zich geïsoleerd
vermoedelijk omdat men Somalië gewend is aan meer intensieve contacten.
Er bestaat veel interesse voor mogelijkheden om andere Somalische vrouwen (61,7%) of
vrouwen uit andere landen (61,7%) in een ontspannen sfeer te ontmoeten.
Ik verveel me vaak. Vooral in de winter voel ik mij eenzaam. In de zomer kan ik in de stad
rond lopen. Ik ga vaak naar een qat-huis, door de qat kan ik mijn problemen vergeten.
Interview Somalische jongeman, Kolk, 1999
Van de 16 geïnterviewde vrouwen in Amersfoort (Ali, 1999) zijn drie vrouwen erg
eenzaam. Zij geven aan dat al hun tijd opgeslokt wordt door het huishouden en het
verzorgen van de kinderen. Geen van de 14 geïnterviewde mannen voelt zich eenzaam.
Alle geïnterviewde mannen en vrouwen hebben contact met andere Somaliërs in
Amersfoort of elders in het land. Men heeft behoefte aan een ruimte waar men bij
elkaar kan komen. De contacten tussen Somalische en Nederlandse bewoners in
Amersfoort zijn zeer gering.
Uit onderzoek in Rotterdam (Kolk 1999) blijkt dat voor Somalische jongeren contacten
met familie en vrienden belangrijk zijn. Ook de familie elders in Nederland, in Somalië
of in het buitenland is een belangrijk onderdeel van het leven. De jongeren hebben
soms ook vrienden van andere nationaliteiten, maar de intensievere contacten bestaan
toch vooral uit die met Somaliërs. Enkele jongeren geven aan zich soms of vaak
eenzaam te voelen, doordat zij hun familie missen en heimwee hebben naar Somalië.
Het spreidingsbeleid van de overheid in het kader van de Regeling Opvang
Asielzoekers en de huisvesting van statushouders heeft Somaliërs over alle gemeenten
in Nederland verspreid. Vooral in kleine gemeenten wonen dan slechts enkele
44
Somaliërs, waardoor men de dagelijkse contacten met landgenoten moet missen. Dit
kan tot gevoelens van eenzaamheid leiden. Verhuizen naar een gemeente waar een
grotere groep Somaliërs woont is voor sommigen een oplossing.
45
3 Interculturele communicatie
In het contact van medewerkers van Nederlandse instellingen met Somalische cliënten
spelen tal van factoren rol, zoals taal, tijd, positie of verwachtingen. De betekenis die de
hulpverlener aan een woord hecht, kan zeer verschillen van de betekenis die de cliënt
hieraan toekent. Als er weinig tijd is voor de cliënt kan dat het gevoel geven dat hij niet
serieus wordt genomen.
Kennis van cultuurverschillen en een beter zicht op de factoren die van invloed zijn op
gespreksvoering helpen bij het voorkomen van misverstanden en dragen bij aan een
grotere effectiviteit. De resultaten van het onderzoek dat Hofstede heeft verricht naar
cultuurverschillen bieden een heel praktisch kader voor interculturele communicatie
(Hofstede 1991). De Jong geeft door zijn jarenlange ervaring in de transculturele
psychiatrie een duidelijk kader voor het voeren van een intercultureel gesprek (De Jong,
1996). Hun ervaringen vormen de leidraad voor dit hoofdstuk.
Omdat ieder mens uniek is bestaan er geen standaardrecepten voor succesvolle
communicatie. Wel geldt als stelregel dat het erom gaat inzicht te krijgen in de eigen
waarden en de persoonlijke geschiedenis van waaruit men werkt, én op die van de
ander. Aangezien ieder mens een product is van talloze invloeden zal dat steeds
verschillen.
3.1 Cultuurverschillen
Een cultuur kan gelden voor een land, een regio, een religie, een generatie, een sekse,
een sociale klasse of een organisatie. De kern van een (sub)cultuur wordt gevormd door
normen en waarden. Waarden horen tot de eerste dingen die kinderen op een
onbewuste manier leren. In kinderboeken bijvoorbeeld zijn de geldende normen in de
samenleving tussen de regels door te lezen. Zij hebben betrekking op gevoelens:
slecht - goedvuil - schoonlelijk - mooionnatuurlijk - natuurlijkabnormaal - normaalparadoxaal - logischirrationeel - rationeel
Het bespreekbaar maken van waarden is moeilijk, juist omdat men ze op jonge leeftijd
onbewust verwerft. Waarden zijn niet direct zichtbaar, maar slechts af te leiden uit het
handelen van mensen onder verschillende omstandigheden.
46
In een cultuur worden waarden uitgedrukt in de keuze van:
rituelen:
collectieve activiteiten variërend van manieren om elkaar te begroeten, respect te
betonen tot sociale en religieuze bijeenkomsten. (Koninginnedag vieren is in
Nederland bijvoorbeeld uitgegroeid tot een ritueel.)
helden:
personen die in een cultuur in hoog aanzien staan en daarom als rolmodel fungeren.
symbolen:woorden, gebaren afbeeldingen of voorwerpen met een betekenis die alleen
doo leden van de cultuur begrepen wordt. Nieuwe symbolen ontstaan gemakkelijk.
Denk hierbij aan jargon, kleding, vlaggen en gebaren.
Culturen kunnen van elkaar verschillen in waarden, rituelen, helden en symbolen.
Iedereen maakt gelijktijdig deel uit van een aantal verschillende groepen. Dat betekent
dat mensen verschillende culturen in zichzelf kunnen verenigen. Hoe groter de
cultuurverschillen tussen gesprekspartners zijn, hoe groter de kans is op
misverstanden. Het is zaak om voorbereid te zijn op misverstanden en daar niet
verkrampt mee om te gaan.
Het is van belang mensen te benaderen als een unieke persoon en niet vanuit de
stereotype ideeën over diens cultuur.
Hofstede heeft onderzocht waarin nationale culturen verschillen. Een multinational merkte
dat managers die in de vestiging van het ene land zeer succesvol waren, faalden als zij aan
het hoofd werden gesteld van een vestiging in een ander land. Aangezien het bedrijf
waarvoor zij werkten hetzelfde bleef, ging de multinational op zoek naar een verklaring die
in cultuurschillen tussen landen lag. Uit een grootschalig onderzoek onder functionarissen
in 72 vestigingen in 50 landen werden vijf cultuurdimensies gedestilleerd. Verschillen in
nationale culturen op deze dimensies zijn relatieve en graduele verschillen. In de ene
cultuur scoort men hoger of lager op deze dimensies in vergelijking met andere culturen.
Het gaat dus niet om een tegenstelling, waarbij culturen ingedeeld worden op de uitersten
van de schaal: het is niet het één of het ander.
Bij interculturele communicatie ontstaan snel misverstanden door de verschillen op deze
dimensies. Hieronder worden deze dimensies genoemd.
1. Maatschappelijke ongelijkheid: omgaan met macht of machtsafstand
2. Individualisme en collectiviteit: een "ik" of "wij"-cultuur
3. Man, vrouw, m/v: rollen van mannen en vrouwen
4. Wat anders is, is gevaarlijk: omgaan met onzekerheid
5. Korte termijn of lange termijn
47
Zij worden geïllustreerd met voorbeelden uit de Nederlandse en Somalische nationale
cultuur.
3.1.1 Maatschappelijke ongelijkheid: omgaan met macht, machtsafstand
Culturen verschillen van elkaar in de mate waarin maatschappelijke ongelijkheid
geaccepteerd is. In Nederland is de afstand tot het gezag niet groot. Het is voor de
meeste Nederlanders geen probleem om in discussie te gaan met een politie-agent. Het
gevoel dat iedereen gelijkwaardig is overheerst: de dochter van een burgemeester én de
dochter van de timmerman hebben evenveel recht op een universitaire studie.
In Somalië is de afstand tot de macht van de overheid groot. Vertegenwoordigers van de
macht - leger, politie, docenten, overheid, chefs - roepen veelal wantrouwen op en zal
men niet snel tegenspreken. In culturen met een grote machtsafstand gaat macht vaak
boven recht. Bovendien valt macht vaak samen met status, rijkdom en opleiding.
Iemand met macht heeft dus status, is doorgaans rijk en heeft doorgaans diploma´s.
Toegang tot voorzieningen verloopt in dit systeem vaak via relaties (familie of
vrienden).
Voorbeeld 1
Een sleutelfiguur voor de Somalische gemeenschap in Delft ging op zondagmorgen
met een aantal andere Delftenaren op bezoek bij een minister. Hij sprak later zijn
verbazing uit dat de minister niet in een paleis woonde, maar in een huis in een rij
langs de gracht. Het meubilair en serviesgoed vond hij meer in zijn eigen huis passen
dan in het huis van een minister.
Voorbeeld 2
Een Somaliër zoekt werk. Hij kan goed overweg met de directeur van
VluchtelingenWerk en vraagt haar om wat voor hem te regelen. Vanuit de Somalische
achtergrond geen ongebruikelijke aanpak, maar voor de Nederlandse situatie is dit niet
geschikt.
3.1.2 Individualisme en collectiviteit: een "ik" of "wij"-cultuur
Nederland is een samenleving die op individualisme is gebaseerd. De onderlinge
banden tussen individuen zijn los. Ieder wordt geacht voor zichzelf te zorgen en voor
zijn naaste familie. Het belang van het individu gaat boven het belang van de groep.
Een eigen mening hebben is gewoon en wordt gewaardeerd. Een fout maken leidt tot
schuldgevoel bij het individu.
48
In Somalië is sprake van een collectivistische samenleving. Individuen zijn vanaf hun
geboorte opgenomen in een sterke hechte groep, die levenslang bescherming biedt in
ruil voor onvoorwaardelijke loyaliteit. Het in harmonie bijeen zijn in een groep op zich
is voor veel Somaliërs voldoende. De mening van het individu valt samen met de
mening van de groep. De ouderen in de groep zijn bepalend voor de meningsvorming.
Een fout maken leidt tot schaamtegevoel bij de groep.
Voorbeeld 3
Een alleenstaande jongeman zal alles in het werk stellen als zijn zieke moeder in
Somalië om medische hulp vraagt. Geld lenen en schulden maken zijn ondergeschikt
aan een goede zoon willen zijn.
Voorbeeld 4
Een alleenstaande minderjarige asielzoeker (AMA) is slecht voorbereid op het leven in
een ik-maatschappij. Het zelf keuzen maken en zelfstandig wonen zijn nieuw. De
veiligheid en bescherming van het leven in een breed familieverband is weggevallen.
Veel Somalische jongeren zoeken daarom steun bij elkaar. Zij creëren hun eigen
nieuwe familie.
3.1.3 Man, vrouw, m/v: rollen van mannen en vrouwen
Culturen verschillen in opvattingen over de vraag of gedragingen als mannelijk
(masculien) of vrouwelijk (feminien) gezien worden. In een masculiene cultuur zijn de
sekse-rollen duidelijk gescheiden. De mannen worden geacht assertief en hard te zijn
en gericht op materieel succes. Conflicten vecht je uit. Vrouwen horen bescheiden en
teder te zijn en vooral gericht op de kwaliteit van het bestaan. In een masculiene
cultuur hecht men voor de "ideale baan" grote waarde aan veel verdienen, erkenning
voor prestaties krijgen, vooruit kunnen komen en nieuwe uitdagingen. In een
feminiene cultuur overlappen de sekse-rollen elkaar. Zowel mannen als vrouwen
worden geacht bescheiden en teder te zijn en gericht op de kwaliteit van het bestaan. In
een feminiene cultuur zijn voor de "ideale baan" goede werkrelaties, samenwerken,
prettige woonomgeving en zekerheid belangrijk.
Somaliërs hebben meer een achtergrond van een masculiene cultuur. De Nederlandse
cultuur is in vergelijking met de Somalische veel feminiener.
Voorbeeld 5
Een Somalische vader is werkloos en het gezin maakt aanspraak op een
bijstandsuitkering. Ook al onderhoudt vader de contacten met de Sociale Dienst, hij is
toch zijn status kwijt. Hij is overdag thuis en maakt zijn traditonele rol als man
49
(kostwinner) niet waar. Zijn statusverlies in het gezin brengt spanningen mee en kan
het gezinsverband ondermijnen.
3.1.4 Wat anders is, is gevaarlijk: omgaan met onzekerheid
Culturen verschillen in de mate waarin leden zich bedreigd voelen door onzekere of
onbekende situataties. Dit gevoel wordt onder andere uitgedrukt in nerveuze spanning
en in een behoefte aan voorspelbaarheid: aan formele en informele regels.
Onzekerheidsvermijdende culturen hebben moeite met onduidelijkheid. Men streeft
naar een structuur in organisaties en relaties die maakt dat gebeurtenissen
ondubbelzinnig en voorspelbaar worden. Er is weinig ruimte voor twijfel en
relativisme, en er wordt grote waarde aan deskundigheid gehecht.
De wijze waarop men in Nederland via regels zekerheid probeert te verkrijgen sluit niet
aan bij de achtergrond van de meeste Somaliërs. In Somalië heeft men weinig ervaring
met een georganiseerde bureaucratie. De meeste Somaliërs zoeken houvast bij familie
en vrienden.
Voorbeeld 6
Een Somalische vrouw heeft een afspraak bij de Sociale Dienst. Zij is onzeker over wat
er gaat gebeuren. Zij belt met landgenoten om na te gaan of zij dit al eens hebben
meegemaakt. Zij vraagt advies: "Wat moet ik doen?" "Welke antwoorden moet ik
geven?" Zij voelt zich prettiger als haar vriendinnen meegaan en gaat met hun steun
naar de afspraak. De Nederlandse medewerkster is dit niet gewend en weet niet hoe zij
de situatie moet hanteren.
3.1.5 Korte termijn of lange termijn
Culturen verschillen in hun gerichtheid op de korte termijn of de lange termijn.
Volgens
Hofstede behoren bij gerichtheid op de lange termijn de volgende waarden:
– volharding
– gevoel voor status (ordenen van relaties en respecteren van deze rangorde)
– spaarzaamheid
– schaamtegevoel.
Bij gerichtheid op de korte termijn horen de waarden:
– kalmte
– bescherming van "je gezicht"
– respect voor traditie
– verplichtingen nakomen bij begroeting, gunsten en giften.
50
Deze termijn-dimensie is heel bepalend bij het maken van keuzen. Als het perspectief
van Somalische vluchtelingen bij het opbouwen van hun leven in Nederland op de
korte termijn gericht is - en daar lijkt het op - dan botst dat met het lange-
termijnperspectief van de medewerkers van Nederlandse instellingen. Zij voeren
gesprekken met elkaar vanuit een verschillend perspectief. De keuze voor een opleiding
om uiteindelijk een goed betaalde baan op de arbeidsmarkt te veroveren, zal niet
makkelijk gemaakt worden. Dit geeft frustratie, zowel bij de Somalische cliënt als bij de
instellingsmedewerker: zij vragen en bieden elkaar niet wat zij van elkaar verwachten.
3.2 Het terrein van de gespreksvoering
Cultuurverschillen zijn een bron van misverstanden in gesprekken. In Handboek voor
hulpverlening en beleid onder redactie van J. de Jong en M. van den Berg wordt het
TOPOI- model aangeboden voor gespreksvoering. Dit model onderscheidt vijf gebieden
in de communicatie, dus ook de interculturele communicatie, waar misverstanden
kunnen ontstaan: Taal, Ordening, Perspectieven, Organisatie en Inzet (TOPOI). In de
gespreksvoering zijn deze gebieden bronnen van misverstanden.
1 taal: aandacht voor verbaal en non-verbaal
2 ordening:vanuit welke invalshoek kijken de gesprekspartners?
3 perspectieven: hoe zien de gesprekspartners zichzelf, elkaar en de onderlinge
relatie? Welke anderen hebben invloed op de communicatie?
4 organisatie/context: kent de cliënt de organisatie, het doel en de inhoud van het
gesprek, de functie van de medewerker?
5 inzet: welke vormen van inzet worden getoond en worden erkend? Zijn er
verschillen tussen bedoelingen en effecten?
Dit model is goed te gebruiken in gesprekken met Somaliërs als aanvulling op de
kennis van cultuurverschillen. Hieronder gaan we op elk van deze gebieden in.
3.2.1 Taal
Medewerkers van instellingen hanteren de Nederlandse taal als vanzelfsprekend in het
contact met de cliënt. Somaliërs spreken van huis uit Somalisch, soms Arabisch, en
een deel van hen spreekt ook enig Engels. Het is belangrijk om een tolk in te schakelen
als de cliënt zich niet goed in het Nederlands kan uiten. Medewerkers moeten zich ook
bewust zijn van het jargon dat zij gebruiken. Ook spreekwoorden en uitdrukkingen
kunnen verwarrend zijn. "De deur staat altijd voor u open" en "op hetzelfde spoor
zitten" zijn voor de medewerker wellicht duidelijk, maar kunnen voor de cliënt heel
51
verwarrend zijn. In het gesprek is het belangrijk na te gaan of de boodschap voor de
cliënt duidelijk is.
Naast de taal van de woorden is er nog een andere taal, de taal van de niet-afgesproken
tekens. De betekenis van gebaren, non-verbale expressie en interactionele regels
kunnen in verschillende culturen een heel verschillende betekenis hebben. Men moet
daarbij denken aan de vertelwijze, elkaar wel of niet in de ogen kijken, kleding en
opmaak, hoe wordt een gesprek geopend en beëindigd, etc.
Voorbeeld 7
Een Somaliër tolkt een gesprek. De Somalische cliënt stelt een vraag en de medewerker
antwoordt in twee zinnen. De vertaling neemt enige minuten in beslag. De
medewerker vraagt de tolk wat hij allemaal vertelt, omdat het veel meer lijkt dan er
gezegd is. De tolk antwoordt dat het hier om een belangrijk onderwerp gaat en dat het
antwoord voor de cliënt van groot belang is. Door de tijd te nemen voor de
beantwoording geeft hij de cliënt de boodschap mee dat het betreffende onderwerp
serieus genomen moet worden.
3.2.2 Ordening/invalshoek
Iedereen ordent de werkelijkheid op zijn manier, heeft een bril op waardoor men naar
de werkelijkheid kijkt. Mensen hebben een verschillend referentiekader, verschillen in
waar hun loyaliteit ligt, of nemen verschillende machtsposities in. Dit is bepalend voor
hoe men aan een gesprek deelneemt. Ieder gaat uit van zijn eigen waarheid.
In een gesprek moet een medewerker oog hebben voor andere ideeën, opvattingen,
gewoonten, normen en waarden. Dat vraagt een open houding en een bereidheid om te
luisteren. Het vraagt ook een bewustzijn van de eigen kijk op het leven, de mensen en
het werk. Het heeft geen zin om te strijden over elkaars werkelijkheid. Het is belangrijk
die werkelijkheid te verduidelijken, zodat verwachtingen van elkaar aangepast kunnen
worden aan de realiteit.
Voorbeeld 8
Een cliënt komt met een vraag bij een uitvoerend medewerker. De cliënt krijgt niet het
antwoord dat hij wil horen, en vraagt naar de directeur. Zijn verwachting is dat
directeuren de macht hebben om problemen op te lossen. Dat in Nederland de
directeur aan dezelfde regels gebonden is als de uitvoerend medewerker is onbekend.
52
3.2.3 Perspectieven
In een gesprek brengen de partners naast een inhoudelijke boodschap ook een
relationele boodschap over. Zij zeggen tegelijk iets over hoe zij willen dat de ander met
hen omgaat. Opvattingen over man-vrouw verhoudingen en respect voor ouderen
kunnen hierin bijvoorbeeld heel bepalend zijn.
Ook spelen sociale perspectieven een rol, bijvoorbeeld de publieke beeldvorming rond
buitenlanders. Een beeld dat van grote invloed op gesprekken kan zijn, is het heersende
beeld onder Nederlanders dat buitenlanders zich snel moeten aanpassen. Als de
medewerker vanuit dit beeld werkt, zal hij weinig oog hebben voor de realiteit van de
cliënt. Dit kan een reactie bij de cliënt oproepen die effectieve communicatie in de weg
staat.
Voorbeeld 9
Een Somalisch meisje van 16 jaar vertelt op school hoe moeilijk zij het thuis heeft. Zij
wil ’s avonds uitgaan met haar Nederlandse vriendinnen. Haar moeder vindt dit niet
goed. De spanningen lopen op en zij zegt dat zij thuis wordt geslagen. Het meisje wil
weglopen. De school belt met een medewerker van VluchtelingenWerk met de vraag of
men wil helpen bij het zoeken van een plek voor het meisje. De school handelt vanuit
het idee dat meisjes van 16 in zo´n situatie recht hebben op een eigen leven. De in de
Somalische cultuur zo belangrijke familieband wordt niet als uitgangspunt genomen.
De ouders voelen zich niet serieus genomen.
3.2.4 Organisatie/context
Hiermee wordt bedoeld het kader waarin het gesprek plaatsvindt. Is het voor de cliënt
duidelijk bij wat voor instelling hij is (wat zijn de regels en procedures); wat is de
functie van de medewerker (verantwoordelijkheid en bevoegdheid); wat is het doel van
het gesprek; hoeveel tijd is hiervoor en van welke voorzieningen kan de cliënt gebruik
maken? De medewerker kan deze duidelijkheid geven tijdens het gesprek. Door naar
de verwachtingen en de ideeën die de cliënt hierover heeft te vragen, krijgt de
medewerker zicht op de bronnen van misverstanden. Met name de organisatie van de
gezondheidszorg geeft aanleiding tot veel vragen en verwarring. Het is vaak onduidelijk
voor allochtonen bij wie je met welke hulpvraag moet zijn.
Voorbeeld 10
Een Somaliër voelt zich niet goed en laat zich door een vriend naar de Eerste Hulp van
het ziekenhuis brengen. Het ziekenhuis ergert zich aan deze actie; het gaat op het
eerste gezicht niet om urgente, ernstige gezondheidsproblemen. De Somaliër voelt zich
53
tekort- gedaan, omdat hij niet wordt geholpen. In Somalië kun je als je voldoende geld
hebt met al je medische klachten rechtstreeks naar het ziekenhuis gaan.
3.2.5 Inzet
Voor het oplossen van een probleem zal men iets moeten doen. In het TOPOI-model
wordt deze factor benoemd als "inzet". De inzet van zowel de medewerker als de cliënt
zijn nodig om aan de oplossing van problemen te werken. Als een van beiden het idee
heeft dat de ander zich niet inzet, dan zullen de gesprekken niet tot veel resultaat
leiden. Het is met het oog hierop belangrijk de inzet van de cliënt te (h)erkennen.
Erkennen van inzet is overigens niet hetzelfde als instemmen.
Voorbeeld 11
Een ouder slaat zijn zoon om hem op het goede pad te houden. Hij zet zich in voor zijn
zoon, en laat zien dat hij zijn verantwoordelijkheid neemt als opvoeder. Als de
medewerker de ouder direct aanspreekt met: "het is fout om kinderen te slaan", dan is
de kans groot dat de ouder zich niet erkend voelt in zijn betrokkenheid bij het oplossen
van het probleem. Hoe ongelukkig een inzet van een cliënt ook lijkt of is, eerst zal de
medewerker deze inzet moeten (h)erkennen. Daarna kan verder gewerkt worden aan
verandering en kan gepraat worden over andere manieren om met het probleem om te
gaan.
Schema voor interculturele gespreksvoering
medewerker gesprek cliëntcultuurverschillen TOPOI cultuurverschillen-machtsafstand taal - machtsafstand- ik-wij ordening/invalshoek - ik-wij- man-vrouw rollen perspectieven - man-vrouw rollen- omgaan met onzekerheid organisatie/context - omgaan met onzekerheid- korte-, lange termijn inzet - korte-, lange termijn
54
55
4 Rapportage focusgroepen over de
communicatie tussen Somaliërs en instellingen
In dit hoofdstuk wordt het onderzoek naar de knelpunten in de communicatie tussen
Somaliërs en instellingen beschreven. Wij gaan in op de aanpak van het onderzoek en de
resultaten ervan.
4.1 De aanpak
4.1.1 Het doel van het onderzoek
Het onderzoek heeft ten doel om een goed beeld te krijgen van de knelpunten die
Somaliërs en instellingen in het onderlinge contact ervaren. De bijeenkomst van de
focusgroepen is aangegrepen als middel om actieve Somaliërs, hun zelforganisaties, en
actieve medewerkers van instellingen met elkaar in contact te brengen en te inspireren de
knelpunten in hun communicatie op te lossen.
4.1.2 De onderzoeksvragen
Het onderzoek moet antwoord geven op de volgende vragen:
– Hoe verloopt het contact tussen Somaliërs en Nederlandse instellingen? Zijn er specifieke
knelpunten aan te wijzen?
– Zijn er factoren te benoemen bij de instellingen of bij de Somaliërs die de communicatie
belemmeren?
4.1.3 De werkwijze
De informatie is verzameld door middel van literatuurstudie, gesprekken (persoonlijk en
telefonisch), interviews met twee focusgroepen en uit de jarenlange ervaring van de
onderzoekers met de Somalische gemeenschap en Nederlandse instellingen.
Het gebruik van schriftelijke enquêtes of individuele interviews sluit niet goed aan bij de
voor Somaliërs traditioneel gebruikelijke - groepsgerichte - manier van informatie
uitwisselen. De onderzoekers hebben de ervaring dat deze methoden wantrouwen
oproepen bij Somaliërs: zij hebben er veelal negatieve ervaring mee opgedaan bij de
interviews door de Immigratie- en Naturalisatie Dienst in de context van het asielverzoek.
In het onderzoek is daarom gekozen voor de methode van interviews met focusgroepen.
56
De opzet van de focusgroepen is van tevoren met de opdrachtgever besproken. Er is
besloten om twee focusgroepen te interviewen. Als uitgangspunt is gekozen dat
gestreefd wordt naar een gelijke deelname van Somaliërs en instellingsmedewerkers,
en dat de onderzoekers een extra inspanning verrichten om de Somaliërs goed voor te
bereiden op de inbreng die van hen wordt verwacht. De Somalische deelnemers
hebben wij gezocht in kringen van zelforganisaties en vluchtelingenwerkgroepen waar
de onderzoekers een uitgebreid netwerk hebben. De deelnemers zijn geselecteerd op
hun deskundigheid, hun betrokkenheid bij het onderwerp en vermogen om verder te
kijken dan hun individuele ervaring. De meeste deelnemers kennen de onderzoekers
door hun bijdrage aan de versterking van de Somalische gemeenschap. Dit alles maakte
dat de deelnemers vol vertrouwen en met een open houding naar de bijeenkomsten
kwamen. De discussie vond op een hoog abstractieniveau plaats en er was volop
interactie tussen de deelnemers.
Alle deelnemers zijn eerst telefonisch benaderd. Met de Somalische deelnemers zijn in
het kader van een goede voorbereiding vaak meerdere telefoongesprekken gevoerd,
waarin ingegaan is op het doel van het onderzoek en de inbreng die van hen verwacht
werd. Deze manier van voorbereiden is effectief, omdat deze goed aansluit bij de orale
traditie van Somaliërs.
Vervolgens is een schriftelijke uitnodiging gestuurd, waarin de onderzoeksvragen aan
de deelnemers zijn voorgelegd met de vraag hierover na te denken. Verder werd hen
gevraagd wat zij geprobeerd hebben om de communicatie te verbeteren en waaraan zij
behoefte hebben om verder te werken. Zij kwamen goed voorbereid naar de
bijeenkomst, hetgeen onder meer bleek uit het feit dat sommige Somalische
deelnemers een schrift hadden meegenomen met hun aantekeningen voor de
bijeenkomst.
De beide onderzoekers namen als gespreksleider en notulist deel aan de focusgroepen.
De inbreng van de deelnemers werd gestimuleerd door het stellen van open vragen.
Verder werd gelegenheid geboden om elkaar onderling om verduidelijking te vragen,
hetgeen positief werkte. Nederlandse medewerkers en Somaliërs hadden een
gelijkwaardige inbreng en bespraken openlijk hun zorgen en twijfels over het verloop
van de communicatie tussen Somaliërs en Nederlandse instellingen. Gedurende de
drie uur durende bijeenkomst zijn intensief ervaringen uitgewisseld. Aan het eind is
aan de deelnemers de vraag voorgelegd: "Hoe staat het met de Somalische
gemeenschap over vijf jaar, als wij niets doen?"
De deelnemerslijst is aan iedereen uitgereikt om het onderlinge contact te stimuleren.
In de bijeenkomsten bleek dat deelnemers elkaars deskundigheid hard nodig hebben.
Het enthousiasme van de deelnemers was zo groot dat de meesten na afloop druk met
elkaar bleven napraten.
57
Voor de eerste focusgroep zijn tien personen schriftelijk uitgenodigd en namen er
negen deel: drie vertegenwoordigers van Somalische zelforganisaties, en zes
instellingsmedewerkers, namelijk van Bureau Nieuwkomers, de Arbeidsvoorziening,
het taalonderwijs, een gemeentelijke afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid, een
gemeentelijke afdeling Nieuwkomersbeleid en het Nieuwkomers- en
Vluchtelingenwerk. De deelnemers kwamen uit Amersfoort, Amsterdam, Arnhem,
Delft, Den Haag, Nijmegen, Rotterdam, Tilburg.
Het Landelijk Punt Nieuwkomers van de Arbeidsvoorziening kon helaas niet
deelnemen. Het onderkent dat voor Somaliërs een speciale aanpak nodig is.
Voor de tweede focusgroep zijn 13 personen schriftelijk uitgenodigd en namen er elf
deel: vijf vertegenwoordigers van Somalische zelforganisaties en zes
instellingsmedewerkers namelijk van de politie, een consultatiebureau, het
Nieuwkomers- en Vluchtelingenwerk, de Opbouw en het Centraal Orgaan Opvang
Asielzoekers (COA). De deelnemers kwamen uit Amsterdam, De Lier, Delft, Den Haag
en Tilburg.
In het kader van het verzamelen van informatie en het organiseren van de
focusgroepen is verder contact geweest met instellingen, zoals het Centraal Orgaan
Opvang Asielzoekers, Arbeidsvoorziening Rotterdam, Landelijk Punt
Arbeidsvoorziening Nieuwkomers, Bureau Bevolking Delft, het ministerie van VWS,
Vluchtelingenwerk Arnhem en Vluchtelingenwerk Rijnmond, Centrum voor
Verslavingsonderzoek, Garab Galid Arnhem, Prof. Dr. Mohamed Saleh (oorspronkelijk
uit Soedan en werkzaam aan het Institute of Social Studies), en Prof. Dr. Gerd Junne
(Universiteit van Amsterdam).
Gezien het grote belang van een draagvlak voor het project hebben de onderzoekers
tevoren gesproken met de voorzitter en de penningmeester van de Federatie van
Somalische Associaties in Nederland (FSAN) om met hen het doel en de opzet van het
project Communicatie en Somaliërs te bespreken. In een tweede gesprek met het
bestuur van de FSAN is uitgenodigd om in beide focusgroepen te participeren. Het
project is een eerste aanzet tot het in kaart brengen van knelpunten en mogelijke
oplossingen. Het succes van het project wordt echter mede bepaald door de bereidheid
van betrokken partijen om verder te investeren in het verbeteren van de communicatie.
Betrokkenheid van de Somalische gemeenschap is daarom een voorwaarde. De ruime
deelname van vertegenwoordigers van Somaliërs uit Amsterdam, Arnhem, Delft, Den
Haag, Nijmegen aan de focusgroepen is bemoedigend: vier mannen, drie vrouwen en
één jongere.
58
Met een medewerker van Vluchtelingen Organisaties in Nederland (VON), het landelijk
platform van vluchtelingen-zelforganisaties, is het project en de deelname aan de
focusgroepen besproken. Dat leidde tot participatie van een Somalisch kandidaat-
bestuurslid van de VON.
4.2 De resultaten
De gedachtenwisseling in beide focusgroepen leverde tal van ervaringen op. Hieronder
worden die ervaringen weergegeven die door de deelnemers (h)erkend werden als een
belangrijk gegeven voor de communicatie tussen Somaliërs en Nederlandse
instellingen.
Heel duidelijk bracht men naar voren dat het niet juist is om te generaliseren, noch
tegenover de Somalische gemeenschap, noch de Nederlandse instellingen. Bij elk
contact is het zaak om de persoon of de instelling open te benaderen. Het is echter
zinvol om veel voorkomende ervaringen te benoemen, zodat deze meegenomen
kunnen worden in het ontwikkelen van een effectievere communicatie.
Hieronder worden de uitkomsten weergegeven:
– ervaringen met Nederlandse instellingen
– ervaringen met de Somalische gemeenschap
– algemene knelpunten in de communicatie
– specifieke knelpunten die instellingen in de communicatie ervaren
4.2.1 Ervaringen met Nederlandse instellingen
a De instellingen gaan in hun benadering van de Somalische gemeenschap nog te veel
uit van het beeld dat van de traditionele migranten bestaat. De groep verschilt echter
van de traditionele migranten alleen al door de achtergrond van vluchtelingschap.
Instellingen weten veelal niet dat Somaliërs naar Nederland gekomen zijn vanwege de
burgeroorlog in het land van herkomst.
b Voor zover er een beeld van Somaliërs bestaat, is dit vaak een negatief beeld. In dit
beeld passen typeringen als "veeleisend", "niet bereid zich in te zetten", "veel schulden
maken", "frauderen met uitkeringen", "de kinderen zijn druk en niet goed opgevoed"
en "de vrouwen moeten alles doen".
c De instellingen kennen een bureaucratie met strakke regels. Subsidiëring van het werk
van de instelling is vaak output-gestuurd. Interculturele communicatie kost gemiddeld
meer tijd dan er beschikbaar is. Dit belemmert het contact.
d Financiering van de inburgering is output-gestuurd: het afsluiten van een
inburgeringscontract levert 30% van het beschikbare budget op, het maken van een
59
toets levert nog eens 70% op. Cliënten die voortijdig afhaken of uit onzekerheid niet
naar de toets gaan, brengen de Bureaus Nieuwkomers in een moeilijk parket. Het werk
- de begeleiding van de Somalische inburgeraars - wordt wel verricht, maar de financiën
van de tweede termijn van 70% blijven uit.
e Instellingen kiezen vaak voor het geven van informatie per brief in de Nederlandse taal.
Veel Somaliërs maken hun brieven echter niet open. De instelling gaat ervan uit dat er
contact is, maar in feite is dat er niet.
f Belangrijke informatie is vrijwel altijd in het Nederlands. Dat is een drempel, waardoor
Somaliërs geen toegang hebben tot deze informatie. Slechts enkele instellingen zorgen
ervoor dat essentiële informatie vertaald wordt in het Somalisc
4.2.2 Ervaringen met de Somalische gemeenschap
a Het verblijf in Nederland wordt als tijdelijk gezien.
b De afstand tot de Nederlandse samenleving is groot.
c De gemeenschap is gesloten, men praat niet makkelijk met buitenstaanders over
problemen.
d Men vertrouwt eerder op de hulp van de eigen groep dan op de hulp van Nederlandse
instellingen.
e Veel Somaliërs hebben het gevoel dat zij niet geaccepteerd worden in Nederland.
f De benadering door de instellingen wordt door veel Somaliërs als onpersoonlijk
ervaren.
g De druk om geld naar familie te sturen is zó groot dat daardoor (grote) schulden
ontstaan. De neerwaartse spiraal die hierdoor ontstaat is moeilijk te doorbreken.
h Men verhuist gemakkelijk naar een andere gemeente. Soms hoopt men zo het
probleem van de schulden op te lossen.
i De onderlinge communicatie binnen de gemeenschap verloopt mondeling en is
razendsnel. Als bekend is dat een gemeente iets te bieden heeft dan wordt dat
doorverteld. Meer Somaliërs zullen naar deze gemeente verhuizen. Zo zijn in Tilburg
grote woningen te huur. Relatief veel Somaliërs hebben grote gezinnen, dus Tilburg is
hierdoor een aantrekkelijke gemeente geworden voor huisvesting.
j Veel personen die in Somalië een rolmodel waren voor anderen, zijn nu werkloos. Men
kan hierbij denken aan oudere artsen. Zij zijn hun status en hun macht kwijt: hun
succesverhaal is gestopt in Nederland. Volgens de traditionele waarden staan zij in
hoog aanzien, maar zij kunnen anderen - ook de jongeren - in feite niet goed adviseren
over het behalen van succes in Nederland. Er ontstaat een vacuüm in de gemeenschap.
k Voor de in Nederland afgestudeerde Somaliërs is de drempel om te gaan solliciteren te
hoog. Het idee leeft dat aan allochtonen extra zware eisen worden gesteld. Men is bang
om niet aan deze eisen te voldoen.
60
l De bijstandsuitkering is een ongekend resultaat voor een geringe inspanning. De
Sociale Dienst is een " oom" die goed zorgt voor zijn familie. De prikkel om werk te
zoeken is niet groot.
m De gemeenschap is moeilijk te mobiliseren wat de emancipatie in de weg kan staan.
Als men iets organiseert - of het nu van Somalische of Nederlands kant komt - wordt
dat al gauw gezien als een actie die opgezet is in het voordeel van de initiatiefnemers en
niet van de gemeenschap. De ervaring in het land van herkomst met een jarenlange
burgeroorlog, waarbij verschillende clans elkaar bevechten heeft veel Somaliërs
wantrouwend gemaakt.
n De kloof tussen de ouderen en de jongeren in de gemeenschap is groot.
o De gemeenschap kent relatief veel alleenstaande minderjarige asielzoekers die steun bij
elkaar zoeken.
p Het aantal grote gezinnen met meer dan vier kinderen is groot.
q De vrouwen zijn geïsoleerd. Er zijn relatief veel alleenstaande moeders die de zorg voor
hun kinderen hebben. Het gaat zowel om moeders die hier alleen zijn gekomen als om
moeders die in Nederland gescheiden zijn. De beheersing van de Nederlandse taal bij
vrouwen is gering. De stap naar voorzieningen als de peuterspeelzaal is voor veel
moeders te groot. De zorg voor het gezin valt hen zwaar.
4.2.3 Algemene knelpunten in de communicatie
a Beide partijen hebben onvoldoende kennis van elkaars achtergrond en cultuur.
Somaliërs missen daardoor kansen op bijvoorbeeld kwijtschelding van gemeentelijke
belastingen of tegemoetkoming in de studiekosten van hun kinderen.
b De taalvaardigheid van veel Somaliërs belemmert de communicatie. Instellingen
kunnen een tolk inschakelen om dit knelpunt te ondervangen, maar doen dat niet vaak.
c Veel Somaliërs komen trots over en dat is een houding die Nederlandse instellingen
niet zo goed vinden passen bij het vragen van hulp.
d Nederlandse instellingen hanteren een directe stijl van communiceren. Dit botst met
de indirecte stijl van de Somalische gemeenschap.
e Somaliërs kijken naar de inspanning die de medewerker zichtbaar voor hen verricht.
Een aardige persoon zal zijn best doen voor de klant. Een direct "nee" wordt ervaren als
onwil van de medewerker iets voor de klant te doen. De Nederlandse medewerker wil
echter zo snel mogelijk duidelijkheid geven. Een Somaliër zal dan zeggen: "Jullie doen
niets voor ons."
f Over het algemeen ervaren de instellingen die betrokken zijn bij de inburgering een
hoge ambitie bij de deze doelgroep. "Ik wil arts worden", "ik wil een kantoorbaan" zijn
vaak geuite wensen. De inzet van de Somalische cliënt om dit doel te bereiken
ontbreekt vaak. Dit komt makkelijk als veeleisend over op medewerkers. Gezien het
61
genoten onderwijs en de eisen die de arbeidsmarkt stelt is deze ambitie vaak niet reëel.
Een directe reactie die op de onmogelijkheid van het realiseren van de ambitie wijst,
wordt door de cliënt al snel als discriminerend ervaren.
g Afspraak is afspraak voor Nederlandse instellingen. Voor Somaliërs is het moeilijk om
op tijd te komen, zeker als het te verwachten resultaat gering is. Schriftelijk uitnodigen
voor een afspraak is niet effectief: veel brieven worden niet gelezen.
h Nederlandse instellingen bedoelen nee, als zij nee zeggen. Veel Somaliërs hebben
echter het idee dat er dan toch nog wel wat te regelen valt.
i Het is voor veel Somaliërs heel moeilijk om nee te zeggen, omdat dit onbeleefd wordt
gevonden. Ja-zeggen is respect tonen. Nederlandse instellingen ergeren zich
vervolgens: "Hij heeft toch ja gezegd? En nou doet hij het niet."
j Veel Somaliërs handelen met het oog op het behalen van korte-termijnresultaten. Dit
botst met de lange-termijngerichtheid van Nederlandse instellingen, zoals bijvoorbeeld
het arbeidsbureau.
k Nederlandse instellingen, zoals het Arbeidsbureau en Bureau Nieuwkomers,
verwachten dat Somaliërs initiatieven nemen. In het land van herkomst is het echter
ongebruikelijk om bij instellingen, en zeker bij overheidsinstellingen, initiatief te
nemen. Men heeft in Somalië slechte ervaring met machtsmisbruik door medewerkers
van overheidsinstellingen.
4.2.4 Specifieke knelpunten voor instellingen bij de communicatie
Bureau Nieuwkomers:
Bureau Nieuwkomers ziet steeds minder Somaliërs voor inburgeringstrajecten. De
afgelopen twee jaar vroegen ruim 2700 Somaliërs asiel aan, maar door een trage
besluitvorming rond asielverzoeken en het toekennen van voorwaardelijke
vergunningen tot verblijf (vvtv) komen zij niet allen in aanmerking voor inburgering in
het kader van de WIN (Wet Inburgering Nieuwkomers) in. Met de invoering van de
nieuwe Vreemdelingenwet zal de vvtv verdwijnen.
Arbeidsvoorziening:
a De arbeidsvoorziening bereikt de Somaliërs moeilijk. Zij staan doorgaans wel
ingeschreven, omdat dit een voorwaarde is voor het verstrekken van een
bijstandsuitkering. Somaliërs zijn echter niet positief over wat het arbeidsbureau voor
hen kan doen. Zij gaan, als zij aan het werk willen, eerder naar een uitzendbureau. Dit
past in het beeld dat zij het liefst op korte termijn resultaten willen zien.
b In Somalië keken nomaden neer op mensen die hun handen vuil maakten met
handarbeid. ("Achter de kamelen houd je schone handen.") Werken in de
schoonmaakbranche of de tuinbouw is om die reden niet aantrekkelijk.
62
c Veel Somaliërs komen trots over. Dat werkt bij sollicitatie gesprekken niet gunstig.
d Het maken van tests is voor veel Somaliërs een nieuwe ervaring en zal niet snel
betrouwbare resultaten opleveren.
AZC
Het is moeilijk om tot de Somalische groepen door te dringen. Er zijn enkele personen
waar men contact mee heeft. De groep maakt weinig gebruik van de voorzieningen en
activiteiten in het AZC.
Gemeentelijk Bureau bevolking
a De spelling van de namen geeft veel verwarring, omdat bij de omzetting van het
Somalisch naar het Nederlands wel eens wat mis gaat: het Somalische Axmed wordt
bijvoorbeeld Ahmed. Ook de volgorde van de namen geeft misverstanden. In Somalië
is de naam opgebouwd uit de namen van de voorouders. De voornaam van de vader is
daardoor de tweede naam van de zoon, en die wordt gevolgd door de naam van de
grootvader: er is geen vaste familienaam. In Nederland moet een achternaam en een
voornaam gekozen worden.
b Voor inschrijving in de GBA zijn officiële documenten nodig. Het ontbreken van
geboorte- en huwelijksakten leidt tot langdurige, arbeidsintensieve
inschrijvingsprocedures. De klant verwacht dat zaken snel geregeld worden en denkt al
snel dat er sprake is van onwil bij de ambtenaar.
Consultatiebureau
Het consultatiebureau heeft een aanbod rond opvoedingsondersteuning. De
alleenstaande moeders met grote gezinnen zouden veel profijt van dit aanbod kunnen
hebben, maar het lukt niet om hen hiermee te bereiken. De gezondheidscontroles
worden goed bezocht, maar zodra het onderwerp opvoeden aangesneden wordt, stokt
het gesprek.
De Opbouw
a Familieproblemen worden niet met de voogd besproken, ook de problemen van het
pleegkind niet.
b Een sekseverschil tussen de voogd en de pleegouder werkt belemmerend.
c Als er een pleegvader is, dan voert hij het gesprek met de voogd, terwijl de pleegmoeder
vaak verantwoordelijk is voor de zorg.
d In het belang van het kind is het nodig dat er ouders of familieleden opgespoord
worden, waarvoor persoonsgegevens nodig zijn. De reisagent die bemiddelde bij de
vlucht heeft nogal eens geadviseerd met valse persoonsgegevens te reizen. Men is
vervolgens terughoudend om de benodigde informatie te geven, waardoor het
63
onmogelijk is om kinderen met hun familie te herenigen.
e De Somalische en de Nederlandse opvoedingsstijlen botsen en drijven ouders en
kinderen uit elkaar. Jongeren overzien de verantwoordelijkheden die bij de
ogenschijnlijke vrijheid van de Nederlandse jeugd horen niet. Zij verwachten dat
anderen de problemen oplossen die er ontstaan door hun nieuwe leefstijl.
Politie
Het is heel belangrijk om niet alleen met elkaar te praten als er problemen zijn. Het is
echter moeilijk om de tijd te vinden om regelmatig met elkaar contact te houden. Toch
is dat belangrijk uit het oogpunt van voorkomen van problemen. In een sfeer van
onderling vertrouwen kan men meer bereiken dan wanneer men elkaar wantrouwt.
4.3 Aandachtspunten voor de toekomst
Hoe staat het met de Somalische gemeenschap over vijf jaar, als wij niets doen? Deze
vraag is aan de deelnemers van de focusgroepen voorgelegd en leverde een beeld op dat
door iedereen werd onderschreven, zowel van Somalische als de Nederlandse zijde.
Tegelijk werd de aantekening gemaakt, dat het wellicht een somber beeld is, en dat er
wel degelijk mogelijkheden zijn om het tij te keren. Daarbij zijn inspanningen nodig
van de Somalische gemeenschap en de Nederlandse instellingen.
4.3.1 Jongeren
De deelnemers signaleren dat ouderen en jongeren steeds verder van elkaar komen te
staan. De ouderen hebben grote zorgen om de jongeren en vrezen dat zij verdrinken.
Veertig procent van de Somaliërs in Nederland is jonger dan 15 jaar: dat zijn 11.125
jongeren.
De talloze alleenstaande jongeren lopen grote risico’s. Het feit dat velen van hen door
de oorlog familie hebben verloren, maakt hen naar verwachting onverschilliger
tegenover geweld. Zij hebben niets meer te verliezen omdat zij al zoveel verloren
hebben. Met het bereiken van de leeftijd van 18 jaar komt er een abrupt einde aan de
ondersteuning van de voogdijvereniging De Opbouw. Zij moeten dan hun leven verder
alléén opbouwen. Hun verlangen naar sociale steun maakt dat zij veel met Somalische
leeftijdgenoten optrekken. De steun die zij hierdoor krijgen heeft echter zijn
beperkingen omdat zij onvoldoende kennis hebben van de kansen en mogelijkheden in
Nederland.
64
4.3.2 Alleenstaande moeders
De verwachting bij de deelnemers is dat het merendeel van de gezinnen uit elkaar zal
vallen. Redenen hiervoor zijn er onder meer in gelegen dat Somalische vrouwen in
Nederland - in tegenstelling tot hun situatie in Somalië - niet van hun echtgenoot
afhankelijk zijn voor een inkomen. In geval van nood kunnen zij een beroep doen op
de Algemene Bijstandswet. De werkloosheid onder Somalische mannen - de
traditionele kostwinners - maakt veel gezinnen al afhankelijk van een
bijstandsuitkering. De man verliest hierdoor zijn status en zijn rol in het gezin wordt
onduidelijk. Daar komt dan nog bij dat, als de man frequent qat-gebruik, hij een groot
beslag legt op het gezinsinkomen. Het verschil tussen een bijstandsuitkering voor een
alleenstaande ouder met kinderen of een echtpaar met kinderen is niet zo groot. Dit
alles bij elkaar doet steeds meer vrouwen besluiten tot echtscheiding.
Het aantal alleenstaande moeders is nu al groot - bijna evenveel als het aantal gehuwde
ouderparen - en de verwachting is dat dit aantal verder zal toenemen. De moeders
hebben de zorg voor de kinderen en dat is zo’n zware taak dat zij aan niet veel anders
toekomen. Zij spreken de Nederlandse taal niet goed omdat het praktisch gezien
moeilijk is om de Nederlandse lessen te volgen. Het isolement dat dreigt vormt een
risico, met name ook voor de kinderen. De moeders hebben eigenlijk steun nodig bij
het opvoeden van de kinderen, maar weten die steun niet te vinden.
4.3.3 Ouderen
Vooral de Somaliërs die ouder zijn dan 45 jaar leven in de overtuiging dat zij terug
zullen gaan naar Somalië. Zij zullen hierdoor de aansluiting in Nederland missen en
nauwelijks participeren in de Nederlandse samenleving. Traditioneel spelen de ouderen
een belangrijke rol in de gemeenschap. Het is van belang te werken aan het herstel van
deze positie.Van de eerste generatie zal het slechts een klein deel van de Somaliërs
lukken een plekje te veroveren in Nederland.
65
5 Voorstellen voor het verbeteren van de
communicatie
De kloof tussen leefgewoonten en culturele gebruiken en de Nederlandse is erg groot
en is de aanleiding tot tal van misverstanden in de communicatie. Op basis van kennis
van de achtergrond van Somaliërs en de geïnventariseerde knelpunten in het contact
tussen Somaliërs en Nederlandse instellingen worden in dit hoofdstuk voorstellen
gedaan voor het verbeteren van de communicatie. De aanbevelingen zijn gericht op de
Nederlandse instellingen, de Somalische gemeenschap en instellingsmedewerkers.
5.1 Een structureel knelpunt vraagt een structurele oplossing
De in hoofdstuk 4 gesignaleerde knelpunten in de communicatie tussen Somaliërs en
Nederlandse instellingen zijn in de meeste gevallen terug te voeren op de grote kloof
die bestaat tussen de Somalische en Nederlandse leefgewoonten en culturele
gebruiken. De oplossing van de communicatieproblemen moet in eerste instantie
gezocht worden in het overbruggen van deze kloof. De knelpunten manifesteren zich
op het niveau van de individuele Somalische cliënt en de instellingsmedewerker. De
instellingsmedewerker ervaart dat de contacten niet goed verlopen en vaak niet tot
vooruitgang leiden. De Somalische cliënt raakt gefrustreerd, doordat het contact niet tot
de gewenste resultaten leidt.
Het is van belang dat knelpunten in de communicatie niet meer het individuele probleem zijn
van de betrokkenen - de Somalische cliënt en de instellingsmedewerker - , maar het probleem
worden van de instelling én de Somalische gemeenschap.
5.1.1 De instellingen
De instellingen zullen op basis van de ervaring van de medewerkers en de Somalische
cliënten moeten vaststellen of er sprake is van een probleem dat extra aandacht vraagt.
Daarop zullen zij vervolgens beleid moeten ontwikkelen om deze problemen te
voorkomen. Het instrument van een focusgroep is ook plaatselijk geschikt voor het
verkrijgen van inzicht in de communicatieproblemen. De aanpak die in hoofdstuk 4
staat beschreven is dan goed bruikbaar. Het biedt de instelling de mogelijkheid om op
deze manier gelijk een relatie met de doelgroep op te bouwen en hen bij het oplossen
van de knelpunten te betrekken.
66
De werkwijze van interviews met gemengd samengestelde focusgroepen leent zich uitstekend
om lokaal zicht te krijgen op de knelpunten in het contact tussen Somaliërs en instellingen.
Belangrijke aandachtspunten voor het opstellen van een plan ter verbetering van de
communicatie zijn:
a vergroten van de kennis in de instelling van de achtergrond, leefgewoonten en cultuur
van Somaliërs, in samenwerking met de Somalische gemeenschap. De instelling kan
(enkele) medewerkers scholen en trainen en op laten treden als interne deskundige;
b aanstellen van Somalische medewerkers, waardoor de instelling kennis in huis haalt en
haar toegankelijkheid vergroot voor de doelgroep;
c het bieden van taal- of werkstages aan Somaliërs, zodat zij ervaring op kunnen doen en
de instelling haar kennis van de doelgroep kan vergroten en haar contacten met de
doelgroep kan verbeteren;
d contact leggen en onderhouden met Somalische zelforganisaties, sleutelfiguren en
Somalische deskundigen (rolmodellen) met het doel de toegankelijkheid van de
instelling voor de doelgroep te vergroten en het wantrouwen te doorbreken;
e vaststellen binnen welk kader de contacten van medewerkers zullen plaatsvinden:
1 welke resultaten wil de instelling behalen, zodat dit duidelijk is voor de Somaliërs
en de medewerkers;
2 op welke wijze wordt de doelgroep benaderd:
• alleen een schriftelijke uitnodiging voor afspraken is niet effectief, kort van
tevoren telefonisch uitnodigen werkt beter;
• algemene informatie kan het best groepsgewijs gegeven worden in overleg en
met hulp van Somalische zelforganisaties, sleutelfiguren en deskundigen. Soms is
het aan te raden de voorlichtingsbijeenkomst niet in de instelling te houden, maar op
neutraal terrein. Bepaal ook in overleg met Somalische sleutelfiguren het beste
moment van een bijeenkomst;
3 hoe moet worden omgegaan met het taalverschil (inzet van sleutelfiguren, tolken of
de tolkentelefoon, vertalen van essentiële informatie);
4 de beschikbare tijd voor contacten (kan er meer tijd dan gemiddeld besteed worden?).
f het vergroten van de vaardigheden van de medewerkers rond interculturele
communicatie via trainingen. Dit kan ondersteund worden met de productie van een
handleiding. In 5.1.3. geven we praktische adviezen voor medewerkers op de
gesignaleerde knelpunten in de communicatie met Somaliërs. Deze punten kunnen als
uitgangspunt voor een training genomen worden.
Onderlinge samenwerking van de Somalische gemeenschap en de Nederlandse
instellingen is een voorwaarde voor een effectievere communicatie.
67
5.1.2 De Somalische gemeenschap
De Somalische gemeenschap moet zich in het kader van het vergroten van de
participatie verdiepen in de problemen die Somaliërs ervaren in het contact met
Nederlandse instellingen. De verantwoordelijkheid voor participatie aan de
Nederlandse samenleving, voor het pakken van kansen, ligt vooral ook bij de Somaliërs
zelf. Zij zijn medeverantwoordelijk voor het oplossen van de problemen die zij zelf
ervaren. De Somalische zelforganisaties en sleutelfiguren zouden daarom projecten
moeten initiëren die bijdragen aan het overbruggen van de kloof tussen de
gemeenschap en de instellingen. Zij mogen daarbij de steun van de Nederlandse
overheid en instellingen verwachten. Hieronder doen wij aanbevelingen op het vlak van
het versterken van de eigen organisaties, het ombuigen van het perspectief van de
Somaliërs in Nederland, het opzetten van projecten en het geven van voorlichting aan
instellingen.
a Zelforganisaties
Met het oog op de emancipatie van de groep is het van groot belang dat Somaliërs zich
meer gaan organiseren. Alleen als zij gezamenlijk opereren, zullen zij zich met meer
succes een plaats in Nederland kunnen verwerven. Een nationaal opererende
organisatie van Somaliërs in Nederland, die ook het vertrouwen krijgt van de
Somaliërs, ligt nu nog niet binnen het bereik. Het onderlinge wantrouwen vormt
hierbij een belemmering, maar ook de geringe ervaring met nationale organisaties:
hun oriëntatie richt zich tot nu toe vooral op de eigen clan-familie.
Met lokale, meer kleinschalige zelforganisaties wordt een belangrijke eerste stap gezet
naar een oriëntatie op de belangen van de Somalische gemeenschap als geheel.
Het opzetten van lokale zelforganisaties moet dan ook prioriteit krijgen en zou zich
moeten richten op het overbruggen van onderlinge verschillen. De oorlog in het land
van herkomst heeft Somaliërs verdeeld, maar de Somaliërs die in Nederland zijn,
hebben ervoor gekozen de oorlog achter zich te laten. Het ligt voor de hand dat
zelforganisaties het accent leggen op de gemeenschappelijke taak om als Somaliër een
plek te vinden in Nederland.
b Kader in kaart brengen
Het inventariseren van de gegevens van Somalische sleutelfiguren, deskundigen en
studenten is van belang: wie zijn zij, waar wonen zij, wat is hun deskundigheid? Deze
groep kan een belangrijke rol spelen bij het overbruggen van de kloof tussen de
Somalische gemeenschap en de Nederlandse samenleving. Zowel de Somalische
zelforganisaties als de Nederlandse instellingen hebben het Somalische kader hard nodig.
68
De Somalische gemeenschap kan de deskundigheid van het kader inzetten:
1 bij het geven van voorlichting over de kansen en de mogelijkheden die de
Nederlandse samenleving biedt,
2 bij het coachen van nieuw talent en kader,
3 als voorbeeld voor de Somalische gemeenschap dat je in Nederland iets kan bereiken,
4 als ondersteuning bij het behartigen van de belangen bij de overheid en instellingen,
5 als denktank en ondersteuning bij het opzetten van projecten
c Landelijke ontmoetingen
Landelijke ontmoetingen van zelforganisaties en Somalisch kader, waar informatie-
uitwisseling en deskundigheidsbevordering op de agenda staan, kunnen bijdragen aan
het versterken van de onderlinge contacten en het vergroten van het onderlinge
vertrouwen. Zo wordt aan de voorwaarden voor samenwerking op nationaal niveau
gewerkt.
d Perspectief ombuigen
Het is belangrijk dat het perspectief van de Somaliërs wordt omgebogen naar
Nederland. Alleen de Somalische gemeenschap zelf kan hierin verandering brengen,
de Nederlandse overheid en instellingen kunnen dit veranderingsproces aanmoedigen
en ondersteunen. De volgende middelen kunnen hierbij aangewend worden:
1 In Den Haag heeft de Somalische zelforganisatie Soneca vier uur zendtijd per week.
In de uitzendingen wordt voorlichting gegeven over tal van onderwerpen die van
belang zijn voor Somaliërs, zoals "gezondheidszorg in Nederland", "onderwijs in
Nederland". Radio is een uitstekend medium voor contact met de Somalische
gemeenschap. Somalische zelforganisaties kunnen in hun eigen regio ook zendtijd
aanvragen en in samenwerking met Soneca programma’s uitzenden.
2 Somaliërs vertrouwen veelal op de hulp van de eigen groep, maar de kennis van de
mogelijkheden in Nederland is beperkt. Voorlichtingsprojecten gericht op de
Somalische gemeenschap, georganiseerd door Somalische zelforganisaties en
deskundigen in samenwerking met relevante instellingen is nodig. Met deze
samenwerking wordt tevens een basis gelegd voor het opbouwen van een relatie die
van belang is voor de participatie en de belangenbehartiging van de Somalische
gemeenschap. De Somalische zelforganisaties kunnen voorlichtingsprojecten
initiëren over de Nederlandse voorzieningen, zoals "Naar welke school gaat mijn
kind?", "Hoe blijf ik gezond in Nederland?", "Wat moet ik doen om werk te vinden?",
" (Over)leven in Nederland", "Wat zijn onze rechten en plichten?" en "Informatie
over het gebruik van qat".
69
e Opzetten van projecten
Somalische zelforganisaties en sleutelfiguren kunnen werken aan het vergroten van het
welbevinden van de Somalische gemeenschap. De cultuurschok, de identiteitscrisis en
het gevoel in twee werelden te leven veroorzaken spanningen en stress, waardoor men
zich lichamelijk ongezond voelt. De ervaring met de Nederlandse gezondheidszorg is
niet positief, omdat men niet de behandeling krijgt die men verwacht. Intensieve
voorlichting over de opzet en inhoud van de Nederlandse gezondheidszorg is
belangrijk, maar niet voldoende. Zelforganisaties en sleutelfiguren zouden moeten
onderzoeken hoe men de gezinnen die in de problemen raken - door echtscheiding of
weggelopen kinderen - kan steunen. Somaliërs gaan niet snel naar het Nederlandse
maatschappelijk werk en de Riagg omdat het beeld bestaat dat je hier alleen naar toe
gaat als je gek bent. Het is belangrijk om deze gezinnen niet in de kou te laten te staan.
Wellicht kan men hiervoor projecten ontwikkelen in samenwerking met Somalische en
Nederlandse deskundigen. Wellicht kunnen zelforganisaties overwegen projecten rond
"Gezondheid van het gezin" opzetten, waarbij onderwerpen aan de orde komen als
"Vaak verhuizen, wat betekent dat voor mijn kinderen" en "Een groot gezin, wat
betekent dat voor mij nu ik in Nederland woon."
f Voorlichting aan instellingen
Het is van belang dat de lokale Somalische zelforganisaties, sleutelfiguren en
deskundigen het initiatief nemen tot het geven van voorlichting over de achtergrond
van de Somaliërs aan de instellingen in hun gemeenten. De instellingen hebben deze
informatie nodig voor een effectieve uitvoering van hun taken. Door dit aanbod te doen
wordt tevens de basis gelegd voor verdere onderlinge samenwerking.
5.2 Adviezen gericht op de communicatie
Uit het onderzoek kwamen diverse knelpunten in de communicatie tussen Somaliërs
en instellingsmedewerkers naar voren. In deze paragraaf worden praktische adviezen
gegeven over hoe deze knelpunten aangepakt kunnen worden. Het oplossen van de
knelpunten vraagt een inspanning van beide partijen: de Somaliër en de
instellingsmedewerker. Beiden zouden via voorlichting voorbereid kunnen worden op
de struikelblokken in de communicatie en getraind kunnen worden in hoe zij hiermee
om kunnen omgaan. De adviezen worden gegeven vanuit het perspectief van de
instellingsmedewerker. Een gedegen voorbereiding op een gesprek is van groot belang.
Kennis van de achtergrond van Somaliërs en de punten uit hoofdstuk 3 over
interculturele gespreksvoering zijn hierbij een bruikbare kapstok.
70
5.2.1 Algemene knelpunten in de communicatie
a Onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal
Voor het overbrengen van belangrijke informatie of vragen is het van groot belang dat
dit in de taal gebeurt die de cliënt goed spreekt. Als men de Nederlandse taal niet goed
beheerst dan is het beter om het gesprek in het Somalisch te voeren door een
(telefonische) tolk in te schakelen. Het is niet aan te raden kinderen als tolk op te laten
treden bij persoonlijke gesprekken met de ouders, omdat het ouder-kindpatroon wordt
doorbroken: het kind wordt aangesproken op de persoonlijke problemen van de ouders.
b Directe stijl van de medewerker
Voor een effectieve communicatie met Somaliërs is het niet goed een gesprek direct
met zakelijke mededelingen te beginnen. Het is belangrijk om de eerst aandacht te
besteden aan de relatie door de tijd te nemen voor de begroeting, te informeren hoe het
gaat met de familie en de kinderen, en de cliënt uit te nodigen om plaats te nemen. Het
is ook van belang dat de cliënt ziet dat de medewerker zich inspant voor hem. Een
directe afwijzing op een verzoek komt al snel over als onwil om de cliënt te helpen.
Probeer stappen te verzinnen die duidelijk maken dat de medewerker zich wel degelijk
inzet voor de cliënt. Men kan denken aan: "ik zal eens informeren bij mijn chef", of "ik
zal eens bellen met de instantie". Op deze manier kan men het ijs breken en het
vertrouwen winnen van de cliënt.
c Grote ambitie van Somaliërs
De grote ambitie van Somaliërs is een sterk punt en het is zaak hier niet gelijk negatief
op te reageren. Als de medewerker de wens om arts te worden onmiddellijk afdoet met
"daar heeft u niet voldoende opleiding voor", dan zal het heel moeilijk zijn om nog een
relatie met de cliënt op te bouwen. Het is aan te bevelen de ambitie als uitgangspunt
voor het gesprek te nemen.
Ga met iemand die arts wil worden na welke stappen dan gezet moeten worden. Vertaal
de hoge ambitie in kleine stappen en zeg niet "nee, dat kan niet". De medewerker kan
de cliënt ook adviseren om bij een Somaliër die in Nederland als arts werkt te
informeren hoe hij dat bereikt heeft.
d Afspraken
Op de volgende manieren kan het succes van de afspraak worden vergroot:
1 Maak een Somalische cliënt medeverantwoordelijk voor de volgende stappen,
bijvoorbeeld door te vragen wanneer en op welk tijdstip de volgende afspraak zal zijn
en wat het onderwerp zal zijn. De medewerker kan aan de orde stellen hoe de cliënt
zich op het gesprek kan voorbereiden;
71
2 de medewerker kan de cliënt inzicht geven in het resultaat dat met de afspraak
behaald kan worden. Als er een duidelijk resultaat te behalen is, zal de cliënt komen;
3 een afspraak om alleen een formulier in te vullen zal door de cliënt gezien worden
als een afspraak waar alleen de instelling resultaat haalt. De kans dat de cliënt niet
komt is dan veel groter.
4 wanneer de cliënt te laat op zijn afspraak komt en de medewerker is inmiddels met
andere zaken bezig, dan kan de medewerker de cliënt vragen om even te wachten tot
de medewerker vijf minuten de tijd heeft om wat te vertellen. In deze vijf minuten
begroet de medewerker de cliënt, zegt de medewerker dat het fijn is dat de cliënt er
is, maar dat het jammer is dat de cliënt te laat is. De medewerker legt uit dat er nu
geen tijd meer is, maar dat de medewerker graag op een ander tijdstip wil praten.
Het is belangrijk om de cliënt niet te veroordelen, maar te verduidelijken hoe het in
de instelling werkt.
Als de medewerker een afspraak heeft met een Somalische cliënt die niet komt
opdagen, dan kan de medewerker de tijd het beste gebruiken om de cliënt op te bellen
en te vragen waar hij blijft en wat de reden is dat hij niet is gekomen.
e "Nee" betekent "nee" voor Nederlandse instellingen
De Somalische cliënt heeft een verzoek waaraan de medewerker niet tegemoet kan
komen: de medewerker moet dan vertellen dat hij dit keer niet kan helpen.
Verduidelijk de redenen waarom dit niet mogelijk is en dat dit geen persoonlijke keuze
is. Het is belangrijk dat de medewerker aan de cliënt duidelijk maakt dat het feit dat hij
nu niet geholpen kan worden, niets zegt over de relatie die de medewerker met de
cliënt heeft. Een volgende keer kan de medewerker wellicht wel helpen. Men moet zich
realiseren dat het voor de cliënt zeer moeilijk is om duidelijk "nee" te zeggen op een
vraag omdat het naar zijn gevoel getuigt van een gebrek aan respect.
f Korte-termijngerichtheid
De Somalische cliënt richt zich vooral op het behalen van resultaten op de korte
termijn. Sommige zaken vragen echter een aanpak die zich op de lange termijn richt
zoals bij het saneren van schulden of het verwerven van hooggeschoolde arbeid. In het
contact is het van belang het doel dat op de lange termijn bereikt moet worden te
vertalen in stappen voor de korte termijn. Bij alle stappen is het nodig om het resultaat
dat de cliënt kan behalen te benoemen zodat duidelijk wordt wat er op het spel staat.
Ook is het van belang de cliënt te betrekken en medeverantwoordelijk te maken voor de
gekozen oplossingen. Door het stellen van open vragen biedt de medewerker ruimte
voor de inbreng van de cliënt.
72
g Initiatief nemen
De medewerker verwacht dat de Somalische cliënt initiatieven neemt tijdens het
gesprek, maar dat is voor veel cliënten hoogst ongebruikelijk. Door de cliënt te vragen
naar zijn ideeën en suggesties voor de aanpak laat de medewerker merken dat hij de
inbreng van de cliënt belangrijk vindt. De oplossingen die de cliënt aandraagt dienen
als basis voor het uitwerken van de te volgen aanpak. Het geeft de medewerker inzicht
in de mogelijkheden van de cliënt terwijl de verantwoordelijkheid en betrokkenheid van
de cliënt zo vergroot wordt. Een goede vraag die in dit kader gesteld kan worden is:
"Hoe zou u dit probleem opgelost hebben toen u nog in Somalië woonde?"
5.2.2 Instellingsspecifieke knelpunten in de communicatie
Arbeidsvoorziening:
a Het in dienst nemen van Somalische medewerkers zal de drempel aanzienlijk verlagen.
b Het is van belang om te investeren in Somalisch kader door het bieden van taal- en
werkstages.
c Samenwerken met Somalische zelforganisaties en sleutelfiguren zal bijdragen aan het
vergroten van de toegankelijkheid van de arbeidsvoorziening. Met hen kan besproken
worden wat de beste manier is om de doelgroep te bereiken en hoe de beste resultaten
behaald kunnen worden.
d Scholingstrajecten met garantie op een baan sluiten aan bij de resultaatgerichtheid van
Somaliërs omdat aan de inspanning een duidelijk resultaat gekoppeld wordt.
e De trotse houding van veel Somaliërs kan een ongunstige invloed hebben op de
sollicitatie. Hieraan zou de sollicitatietraining aandacht moeten besteden.
f Het maken van tests zal niet snel betrouwbare resultaten opleveren. Praktische vormen
van assessment geven meer inzicht in de mogelijkheden van cliënten.
g De krapte op de arbeidsmarkt dwingt werkgevers en de Arbeidsvoorziening tot
creatieve oplossingen. Uitsluiting van mensen die de Nederlandse taal niet goed
beheersen werkt in tijden dat er voldoende aanbod van arbeidskracht is. Bij een grote
vraag naar arbeidskrachten zouden meer mensen gerekruteerd kunnen worden als zij
vaardigheden hebben die van belang zijn voor het vervullen van vacatures, waarbij de
werkgever de werknemer in de gelegenheid stelt om in werktijd Nederlands te leren.
AZC:
Bij het organiseren van activiteiten die zich richten op de Somalische gemeenschap is
het van belang dat zij hierbij betrokken wordt en er medeverantwoordelijk voor is. Het
initiatief moet in feite bij de gemeenschap liggen en de instelling kan dat
ondersteunen. Dan nóg kan een factor als onderling wantrouwen het slagen van
activiteiten belemmeren. De instelling zou alleen activiteiten moeten steunen die zich
73
richten op de hele groep om een aanzet te geven tot het overbruggen van onderling
wantrouwen. Activiteiten gericht op de kinderen zijn vaak een goede ingang, omdat
ouders het beste voor hun kinderen wensen.
Gemeentelijk Bureau bevolking:
a Voorlichting aan de Somalische gemeenschap over de werkwijze die gevolgd wordt bij
de GBA is noodzakelijk. Er zou gestreefd kunnen worden naar een vaste Somalische
contactpersoon als intermediair voor de ambtenaren.
b Veel Somaliërs hebben geen officiële documenten van huwelijken en geboorten. In een
aantal steden wordt al gewerkt met de mogelijkheid om een eed of gelofte af te leggen
tegenover de ambtenaar omtrent de geldigheid van de gevraagde mondelinge
overeenkomst over huwelijk of vaderschap. De formele aflegger van een eed of gelofte
is daarbij strafbaar (meineed) als er later bewijzen komen dat familierelaties toch
anders blijken.
Consultatiebureau:
In Delft heeft het consultatiebureau in overleg met Somalische sleutelfiguren bedacht
om de gezondheidscontroles voor Somalische kinderen op een vast tijdstip te
organiseren, zodat de moeders bij die gelegenheid elkaar ontmoeten. Voor deze
middag wordt dan ook een vrouwelijke Somalische tolk uitgenodigd. Het bureau werkt
zo aan de voorwaarden om ook opvoedingsvraagstukken bespreekbaar te maken. Dit
lijkt een goede aanpak.
Inburgering:
Schakel Somaliërs in bij de maatschappelijke begeleiding in het kader van het
inburgeringstraject van landgenoten.
De Opbouw:
a Er moet zoveel mogelijk rekening gehouden worden met de sekseverschillen tussen de
voogd en de pleegouder. Omdat dit niet altijd haalbaar is, is het belangrijk om aan het
begin van de relatie de betekenis van het sekseverschil te bespreken. De voogd geeft aan
dat zij van de instelling de taak heeft gekregen de pupil en het gezin te begeleiden, en
dat zij zich realiseert dat dit wellicht een nieuwe ervaring is voor de pleegvader, maar
dat er geen keuze is.
b Als de pleegvader vooral het woord voert, terwijl de pleegmoeder de zorg heeft, dan is
het van belang de moeder bij het gesprek te betrekken. Erken eerst de pleegvader als
hoofd van het gezin en verduidelijk vervolgens waarom de inbreng van de pleegmoeder
voor de voogd belangrijk is.
c Vrijwel elke jongere heeft familieleden in Nederland. In plaats van te vragen naar de
74
persoonsgegevens is het ook mogelijk om te vragen "waar woont familie van je die
dichtbij is". Vaak kunnen Somalische zelforganisaties of sleutelfiguren hier ook bij
helpen. Het voordeel van deze aanpak is dat op een informele manier de familiebanden
kunnen worden hersteld.
d Het uitgangspunt van het werk van De Opbouw moet het herstel van verbanden in de
familie en de gemeenschap zijn. De pleegouders moeten in hun rol als opvoeder
gesteund en gesterkt worden.
Politie:
De politie kan niet vanzelfsprekend rekenen op het vertrouwen van Somaliërs: de
ervaring in het land van herkomst sluit dit uit. De politie in Delft heeft dit probleem
aangepakt en haar voorbeeld verdient navolging. De politie onderhoudt contact met de
Somalische zelforganisatie, sleutelfiguren en Delftse Somalische jongeren. Er hebben
gesprekken plaatsgevonden tussen diverse politieagenten, Somalische jongeren en de
zelforganisatie over de wederzijdse ervaringen en irritaties. Er zijn vervolgens
afspraken gemaakt over hoe men elkaar hierop voortaan zou aanspreken. Verder is er
ter verbroedering een voetbalwedstrijd georganiseerd van Somalische jongeren tegen
een elftal van de politie. Het is van belang te blijven investeren in deze relatie zodat zij
het vertrouwen en het gezag verwerven van de Somalische gemeenschap. Als er
vertrouwen is zal men eerder naar de politie gaan en minder snel het recht in eigen
hand nemen.
5.3 Aandacht voor kwetsbare groepen
In paragraaf 4.3. staan de resultaten beschreven van de discussie in de focusgroepen
over de toekomst van de Somalische bevolking in Nederland. Het beeld dat naar voren
komt, is zorgwekkend. Er zijn extra inspanningen nodig, die zich richten op de
kwetsbare groepen in de Somalische gemeenschap, opdat isolement en marginalisatie
bestreden worden. In de volgende paragraaf doen wij daarvoor voorstellen.
5.3.1 Jongeren
De deelnemers aan de focusgroepen waarschuwen dat Somalische gezinnen uit elkaar
groeien. Het toekomstperspectief van de ouders is veelal op Somalië gericht, evenals
het perspectief dat zij voor hun kinderen zien. Vasthouden aan de Somalische
gewoonten en leefwijzen zijn daarom van belang. De jongeren groeien op in Nederland
en zij richten zich dan ook op een permanent verblijf in Nederland. Zij nemen
Nederlandse gewoonten aan, die voor de ouders ver staan van de Somalische. Dit roept
bij de ouders de vrees op dat zij hun kinderen zullen verliezen.
75
Jongeren opvoeden in Somalië is niet alleen de taak van de ouders: de school, de
geestelijke leiders en de clan-familie dragen daar allemaal aan bij. In Nederland valt
deze steun bij de opvoeding weg. De ouders zijn hier verantwoordelijk voor alle facetten
van de opvoeding en dat stelt zware eisen aan hen. In de opvoeding worden jongeren
voorbereid op de taken die aan hen gesteld worden als zij eenmaal volwassen zijn. De
taken in Somalië zijn anders dan die in Nederland, omdat de samenleving totaal anders
georganiseerd is. De ouders hebben echter bij hun opvoeding veelal nog de taken voor
ogen die in Somalië gesteld worden.
Steun aan de ouders in hun rol als opvoeder is een goede manier om de jongeren te
helpen. Het kan bijdragen aan het voorkomen van hevige conflicten. Vroegtijdige
laagdrempelige steun aan de gezinnen, die zich richt op het versterken van de ouders
in hun rol van opvoeder en bijdraagt aan het verstevigen van de relatie tussen ouders en
hun kinderen, is daarom aan te bevelen. Als voorbeeld hiervan noemen wij het Spel
aan Huis-project in Gouda van de Stichting Spel- en Opvoedingsondersteuning, waar
een allochtone medewerksters opvoedingssteun biedt aan de gezinnen in antwoord op
een vraag van de ouders.
Deze stichting ontwikkelt in samenwerking met vluchtelingenouders een cursus:
"Stilstaan bij veranderingen" gericht op het leven en gezinsleven van vluchtelingen.
Het doel van de bijeenkomsten is het herstellen van het vertrouwen van ouders in de
eigen opvoedingscapaciteiten. Vluchtelingen worden getraind om deze bijeenkomsten
in hun gemeenschap te houden.
Bij problemen met jongeren is het van groot belang deze aan te pakken met steun van
hun familie, sleutelfiguren, religieuze leiders of "wijze" ouderen uit de gemeenschap.
De instellingen die met deze jongeren te maken krijgen moeten zich realiseren dat de
Nederlandse - op het individu gerichte- aanpak niet goed zal werken. Jongeren hebben
de sociale steun van hun familie en gemeenschap hard nodig. Met een individuele
aanpak worden de verhoudingen in het gezin nog meer verstoord. De inzet en
betrokkenheid van de jongere, zijn familie en de gemeenschap zijn nodig bij het
aanpakken van de problemen. Consultatie van Somalische sleutelfiguren of
deskundigen over hoe de instelling het beste kan handelen is een belangrijke eerste
stap.
Het abrupte beëindigen van de begeleiding van AMA’s (Alleenstaande Minderjarige
Asielzoekers) bij het bereiken van de leeftijd van 18 jaar brengt risico’s met zich mee
voor de jongeren. Als 18-jarige zijn zij plotseling zelf verantwoordelijk voor hun
huisvesting, inkomen, studie en gezondheid. Dat is een moeilijke taak en bijvoorbeeld
bij het zoeken naar woonruimte worden zij geconfronteerd met een grote
terughoudend van kamerverhuurders jegens Afrikanen met een donkere huidskleur.
76
De op een individualistische manier van leven afgestemde voorzieningen in Nederland
sluiten slecht aan bij de traditionele manier van samenleven in de clan-familie.
Jongeren zoeken vervolgens steun bij elkaar. Het is van groot belang dat AMA’s ook
steun van volwassenen krijgen bij het opbouwen van een zelfstandig leven in
Nederland als zij 18 jaar zijn geworden.
Asielaanvragen van Somalische AMA’s in Nederland
jaar aantal1996 2421997 3021998 5341999 496(Bron: CBS)
5.3.2 Alleenstaande moeders
In 1999 telde de Somalische bevolking in Nederland 2.590 éénoudergezinnen. Dat zijn
er bijna 750 meer dan in 1997, en dit aantal zal naar verwachting verder toenemen.
Alleenstaande moeders dreigen in een isolement te raken, omdat zij vanwege de zorg
voor hun kinderen minder vaak naar Nederlandse les gaan en minder vaak een baan
hebben. De in 5.3.1. geschetste kloof tussen kinderen en hun ouders geldt onverkort
ook voor de jongeren en hun alleenstaande moeder. Het behoeft geen toelichting dat de
opvoeding voor deze moeders heel zwaar is. Het feit dat Somalische gezinnen
kinderrijk zijn, versterkt dit. Laagdrempelige steun voor de moeders is van groot
belang. Zelforganisaties en vrouwelijke Somalische sleutelfiguren zouden de vrouwen
kunnen ondersteunen bij het realiseren van activiteiten die voor hen van belang zijn.
De moeders zouden gestimuleerd moeten worden om gebruik te maken van de
mogelijkheden van de kinderopvang. De drempel is vaak hoog, maar in het belang van
de ontwikkeling van het kind is dit van groot belang. Bovendien geeft het moeder enige
ruimte als haar kinderen naar deze voorzieningen gaan. Spel aan Huis-projecten zijn
een uitstekend instrument, ook voor de toeleiding naar de kinderopvang.
5.3.3 Ouderen
De ouderen die traditioneel een belangrijke rol vervullen in de gemeenschap vinden
maar moeilijk hun weg in Nederland. Het statusverlies dat zij ervaren doordat zij geen
werk meer hebben is groot. Aandacht voor het herstel van hun positie is noodzakelijk.
Dit kan door in samenwerking met zelforganisaties en Somalische sleutelfiguren
projecten op te zetten die zich richten op de activering en bemiddeling naar
77
(vrijwilligers-) werk. Een eerste stap is wellicht hen te motiveren tot activiteiten in de
gemeenschap.
Een andere mogelijkheid is om speciale projecten voor arbeidsbemiddeling op te
zetten. Het eerder genoemde uitzicht op een baan moet duidelijk aanwezig zijn. Onder
de ouderen zijn mensen met een redelijk goede opleiding en jarenlange werkervaring.
Leeftijd zou geen drempel mogen zijn bij het stimuleren tot activiteiten. Het draagt
bovendien bij aan het ombuigen van het toekomstperspectief richting Nederland.
Somaliërs die al langer in Nederland zijn, zouden alsnog in de gelegenheid gesteld
moeten worden om de Nederlandse taal te leren en ondersteuning moeten krijgen bij
de inburgering. Middels speciale oudkomersprojecten zou de groep oudere Somaliërs
alsnog aansluiting bij de Nederlandse samenleving kunnen vinden.
78
79
Literatuur
Ali Ayaan Hirshi, Somalische gemeenschap Amersfoort, Utrecht: 1999
Besteman, Catherine and Cassanelli, Lee V., (eds), The Struggle for Land in Southern Somalia:
The War Behind the War, Boulder: Westview Press, 1996
Bouwmeester, M., Dekovic, M., Groenendaal, H., Opvoeding in Somalische
vluchtelingengezinnen in Nederland, Assen: Van Gorcum, 1998
Braam, R., Dupont, H., Verbraeck, H., Asielzoekers en middelengebruik, Utrecht: Centrum voor
Verslavingsonderzoek, 1999
Bradbury, M., Somaliland Country Report, London: CIIR, 1997
Brink, M., Pasariboe, M., Hollands, M., Integratie van vluchtelingen op de arbeidsmarkt;
resultaten van een vervolgonderzoek onder statushouders afkomstig uit Iran, Somalië en
voormalig Joegoslavië, Amsterdam: Universiteit van Amsterdam, 1996
Cassanelli, Lee V., The Shaping of Somali Society: Reconstruction of the History of a Pastoral
People, 1600-1900, Philadelphia: University of Pennsylvania Press, 1982
Daahir, J., Canshur, M., Cabdi, M., Mijn vlucht, Den Haag: HOF, 1998
Damooei, Jamshid, Analyzing Somalia’s Past and Present Economic Constraints and
Opportunities for Creating Conducive Economic Environment, Mending Rips in the Sky: Options
for Somali Communities in the 21st Century (eds.) Hussein Adam and Richard Ford, Asmar:
The Red Sea Press, 1997
Erikson, E., Insight and responsibility, New York: Norton, 1962
Federatie van Somalische Associaties in Nederland (FSAN), Mutant, Opvoeding en onderwijs in
Nederland, Informatie voor Somalische ouders in het Somalisch en het Nederlands, Utrecht:
1999
FSAN, Bespaar uw dochter de pijn van besnijdenis, Amsterdam: 1997
Garab Galid, Ondersteuningsproject Somalische Arnhemmers, Evaluatieverslag, Arnhem: 1999
80
"Goed gedaan jongens!", Verslag van de UAF-Studie- en Ontmoetingsdag voor Somalische
studenten, Utrecht: UAF, 1997
Hofstede, G., Allemaal andersdenkenden, Omgaan met cultuurverschillen (vijfde druk).
Amsterdam: Contact. Vertaling (1991) van: Cultures and Organizations, Software of the
Mind. London: McGraw-Hill, 1995
Hulshof, M., Ridder, L. de, Krooneman, P., Asielzoekers in Nederland, Amsterdam:
Universiteit van Amsterdam, 1992
Jong, Joop T.V.M., de, Handleiding bij psychotrauma, Amsterdam: Koninklijk Institutt voor de
Tropen, 193
Jong, Joop de , Berg, Margo van den (Red.), Transculturele psychiatrie & psychotherapie,
handboek voor hulpverlening en beleid (eerste druk). Lisse: Swets & Zeitlinger, 1996
Jong, Janny de, Janssen, Joep, Omgaan met vluchtelingenkinderen en hun ouders, (cursussen
voor werkers in het basisonderwijs, de ouder- en kindzorg en de kinderopvang), Gouda:
Stichting Spel- en Opvoedingsvoorlichting Zuid-Holland in samenwerking met Stichting
Vluchtelingenwerk Delft, 1997
Kattestaart, Paul, "Probleem Somaliërs te groot voor hulpverlening", Alphen a.d. Rijn:
Binnenlands Bestuur, 31/1/1997: 27
Kessel, I. van., Tellegen, N. (Red.), Afrikanen in Nederland, Amsterdam: Koninklijk Instituut
voor de Tropen, 2000
Keulen, A., van, "Salonbijeenkomst verrassend", Utrecht: Mutant Nieuwsbrief, april 1999:1
Keulen, A., van, Handleiding voor Spel aan Huis voor vluchtelingengezinnen, Amsterdam:
Averroès stichting, Stichting Vluchtelingenwerk Delft en Stichting Spel- en
Opvoedingsvoorlichting, 1997
Kolk, R., Bronsveld, C., Somalische jongeren in Rotterdam, Rotterdam: Gemeente Rotterdam,
Sociale Zaken en Werkgelegenheid, november 1999
Kusow, A., Migration and Identity Processes Among Somali Immigrants in Canada, Detroit,
Michigan: Wayne State University, 1998
81
Laitin, David, Samatar, Said, Somalia: Nation in Search of a State, Boulder: Westview Press,
1987
Lewis, A, Pastoral Democracy: A Study of Pastoralism and Politics Among the Northern
Somali of the Horn of Africa, Oxford: Oxford University Press, 1991
Lewis, I.M., A Modern History of Somalia: Nation and State in the Horn of Africa (Revised,
Updated, and Expanded Edition), Boulder, Colorado: Westview Press, 1995 (1988)
Lewis, I.M., Understanding Somalia: Guide to Culture, History and Social Institutions,
London: Haans Associates, 1994
Lewis, I.M., Blood and Bone: The Call of Kinship in Somali Society, Lawrenceville, NJ: The
Red Sea Press, 1994
Lewis, I.M., A study of decentralised political structures for Somalia, a menu of options,
London: The London School of Economics and Political Science, 1995
Mubarak, Jamil, From Bad Policy to Chaos in Somalia: How an Economy Fell Apart,
Westport: Praeger, 1996
Oberg, K., "Culture shock: adjustment to new cultural environments", Practical Anthropology,
7:177-82.
Postma, I., "Eenheid Somaliërs begint in Delft", De Gelderlander, 14/11/1997
Pree, P. de, Over de kloof....; een kwalitatief onderzoek naar de ervaringen van vluchtelingen
met de Nederlandse gezondheidszorg, Amsterdam: VluchtelingenWerk Nederland, 1999
Qatgebruik in sociale context van Somalische jongeren in Rotterdam, verslag van een
werkconferentie, Rotterdam, november 1999
Qat kauwen: een zegen of een plaag?, Den Haag: Soneca, 1997
Ricciuti, E.R., Somalia, a crisis of famine and war, London: Evans Brothers Ltd., 1995
Sahnoun, Mohammed, Somalia: The Missed Opportunities, Washington: United States
Institue of Peace Press, 1994
82
Samatar, Abdi I., The State and Rural Transformation in Northern Somalia, 1886-1986,
Madison, Wisconsin: The University of Wisconsin Press, 1989
Samatar, Abdi I., "Destruction of State and Society in Somalia: Beyond the Tribal
Convention" in The Journal of Modern African Studies, Volume 30, Number 4, 1992a:625-
641
Samatar, Abdi I., "Dictators and Warlords are a Modern Invention", in Africa News,
December 21, 1992 - January 3, 1993:1
Samatar, Ahmed I., The Somali Challenge: From Catastrophe to Renewal?, Boulder,
Colorado and London: Lynne Rienner Publisher Inc., 1988 (1994)
Samatar, Ahmed I., Somalia: State Collapse, Multilateral Intervention, and Strategies for
Political Reconstruction, Washington, D. C: The Brookings Institution, 1995
Samatar, Ahmed I., The Death of a State, and Other Reflections, a paper delivered at the
University of Otago in Dunedin, New Zealand, 1996
Samatar, Ahmed I., The Somali Catastrophe: Explanations and Implications, a paper
presented at the International Congress of Somali Studies in Turku, Finland, 1998
Samatar, Said S., Somalia: A Nation in Turmoil, London: Minority Rights Group, 1991
Spectra, G., Surviving culture shock: helping immigrant parents to cope with the challenge of
adaptation to the new country, Jerusalem: Hebrew University, 1996
Tabibian, N., Maatschappelijke zelfstandigheid van Somalische vluchtelingenvrouwen,
Tilburg: PON, 1999
"Voorlichtingsproject Somalische vrouwen", Amsterdam: VluchtelingenWerk Nederland
Contouren nr.1, 2000: 1
Wit, W. de, "Somalische vluchtelingen in het onderwijs", Profiel, nr. 5, mei 1998
Wit, W. de, Vluchtelingen in het Nederlandse onderwijs: Somaliërs in Nijmegen, Nijmegen:
Katholieke Universiteit Nijmegen, ITS, 1994.
83
Eindnoten
1 Veel Somaliërs verklaren de naam Samaale met de Somalische woorden "soo" en "maal" die letterlijk "gaan
melken" betekenen. De naam Samaale verwijst naar het dagelijkse karwei van het melken dat voor nomadische
veehouders het belangrijkste middel van bestaan oplevert. Volgens een andere verklaring is de naam Samaale
afgeleid van het Arabische woord "zumal" dat "rijkdom" betekent en verwijst naar het overvloedige Somalische vee.
Beide verklaringen drukken de lange verbondenheid uit van de Somaliërs met het nomadische veehoudersbestaan.
2 Somaliërs krijgen ook veel nakomelingen om er zeker van te zijn dat een deel van hun nageslacht de barre
omstandigheden zal overleven. De kindersterfte is erg hoog. Een andere reden is ook dat de omvang van de clan
optimaal blijft. Militaire kracht en politieke kracht is een zaak van de macht van het aantal. Een derde reden is dat
Somaliërs gelovig zijn en ook vaak uiten dat Allah de kinderen zal voeden. Met deze houding en kijk op de wereld is
geboortebeperking niet aan de orde. Hierin ligt ook de verklaring voor de kinderrijkheid van de Somalische families
die in Nederland wonen.
3 De clan is in de context van Somalië het hoogste niveau van politieke structuur. Een clan omvat een groot
aantal groepen die in een groot gebied wonen. Politieke samenwerking van verwante groepen vindt maximaal op het
niveau van de clan plaats.Een clan verschilt van een stam in het ontbreken van een stabiel politiek systeem en het
rondtrekken van de leden.
4 De schoonmaker wordt hier aangehaald als symbool voor iemand zonder macht.
5 "Heer" is een woord van Somalische nomaden en staat voor het gewoonterecht van het sociaal contract. Het
doel van het sociaal contract is om veiligheid en sociale rechtvaardigheid van de hele gemeenschap te bewaren.
6 Een wijze man in Somalië is iemand die grote wijsheid en geleerdheid belichaamt in traditionele conflict-
bemiddeling. Zijn advies in heercontracten is zwaarwegend.
7 "Shir" is het Somalische woord voor vergadering. De shir is een forum waar alle mannen van de gemeenschap
bijeen komen in de schaduw van een grote boom. Zij praten over de brandende kwestie en werken via consensus aan
een voor alle partijen acceptabele oplossing.
8 Zie verder over dit conflict, Africa Watch, Somalia: A Government at War with its own People (1990).
9 Dit is het aantal allochtonen van Somalische afkomst. Een allochtoon is volgens deze definitie een persoon die
zelf in Somalië is geboren, of waarvan tenminste één van de ouders in Somalië geboren is. De cijfers zijn gebaseerd
op de gegevens van de GBA.
84
10 Een Somaliër die geïnterviewd werd zei: "Het is heel moeilijk om je aan te passen aan een samenleving die zowel
individueel als collectief zo georganiseerd is. Iedere persoon heeft verschillende agenda’s, er hangt er zelfs één in de
wc." (Mohamoud, in Afrikanen in Nederland, 2000)
11 De Somalische gemeenschap in Canada is er in tien jaar niet in geslaagd dit te veranderen. Zij zien zichzelf niet
als Somaliër of Afrikaan, maar alleen als clan-families, clans en sub-clans (Kusow, 1998)
12 Qat is een struik die groeit in Ethiopië en Kenya, Jemen en sinds kort ook in Somalië. De Latijnse naam voor qat
is Catha edulis Forsk.
85
86
Colofon
UitgaveMinisterie van Binnenlandse Zaken en KoninkrijksrelatiesDirectie Coördinatie Integratiebeleid Minderheden
TekstSamora advies
ProduktiebegeleidingDirectie Voorlichting en Communicatie
Ontwerp omslagMaarten Balyon, grafische vormgeving bv, Zoeterwoude
Lay out en drukDirectie Informatievoorziening
juni 2000
Meerdere exemplaren kunt u opvragen bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Afdeling servicevoorlichtingPostbus 20011, 2500 EA Den HaagTelefoon 070 426 6038