De Kennismakers: Bianca Buurman

2
De taak van de wetenschap is feiten voor schijn en bewijzen voor indrukken in de plaats te stellen (John Ruskin). Binnen de verpleegkunde ontwikkelt de wetenschap zich met sprongen. Maar wie zijn de mannen en vrouwen daarachter, de kennis-makers? Wat is hun passie, waar winden ze zich over op, wat inspireert hen. En vooral: wat doen ze voor de patiëntenzorg? In dit nummer: Bianca Buurman, lector en senior onderzoeker Transmurale Ouderenzorg in een samenwerkingsverband tussen AMC en Hogeschool Amsterdam. ‘Er liggen zoveel uitdagende aspecten van de zorg te wachten op verdere ontwikkeling!’ BijZijn-XL 00 > nr. 09 - 2015 DE KENNIS-MAKERS BijZijn-XL 00 > nr. 09 - 2015 DE KENNIS-MAKERS > Wat is de passie van waaruit je onderzoek doet? ‘Ik heb altijd al een voorliefde voor de ouderenzorg gehad. Het is uitdagende, complexe zorg waar je als verpleegkundige veel kunt doen. Daarbij gaat het niet alleen om de ziekte of de aandoening, maar ook over de oudere in zijn of haar omgeving: welke voorzieningen zijn er nodig, hoe ondersteunen we de oudere in de gemeen- schap, voldoet de woning nog? Die hele puzzel hoort bij het leveren van volwaardige ouderenzorg. Daarbij is het belangrijk om zaken niet zomaar voor waar aan te nemen of te denken: “dat hoort nu eenmaal bij de ouderdom”. Goed onderzoek laat zien dat die vooroordelen niet altijd kloppen. Ik vind het erg leuk om dat uit te zoeken en zo nieuwe kansen en mogelijkheden voor het welzijn van deze groep te ontdekken. Daarnaast kan ik enorm genieten van de levensverhalen van oude mensen. Het is fijn maar ook belangrijk om goed naar die verhalen te luisteren en ze mee te nemen in de zorg die je aanbiedt. Dat is mijn passie.’ Hoe blijf je binnen alle wetenschap verbon- den met de praktijk en de individuele patiënt? ‘Door samenwerking met de ouderen zelf en door samen te werken met verpleeg- kundigen die in de praktijk werken. Ik heb geregeld interviews met deze mensen om te horen waar ze mee te maken hebben. Op die manier ontdek ik de thema’s die belangrijk zijn in deze zorg. Verder loop ik af en toe mee, bijvoorbeeld in de wijkverple- ging. Dat laat soms heel belangrijke aandachtspunten zien. Op een van die dagen viel het me bijvoorbeeld op hoeveel echt oude mensen er in een wijk woonden. Daar waren veel mensen bij met een vorm van dementie. Ik zag hoe waardevol het is dat zij kunnen blijven wonen op de plek waar ze al hun hele leven hebben gewoond. Maar ik zag ook de keerzijde daarvan. Woont iemand op twee hoog achter, dan wordt het wel heel moeilijk om naar buiten te gaan of oudere kennissen te ontvangen. Het levensbestendig wonen is een waarde- vol gedachtegoed. Maar als het gevolg is dat iemand de deur niet meer uitkomt en vereenzaamt, dan span je het paard achter de wagen. Ook kon ik merken dat de wijkverpleeg- kundige dicht bij de mensen staat. Dat geeft mogelijkheden die we nu nog onvoldoende benutten. Wijkverpleegkundi- gen kunnen bijvoorbeeld heel goed met de oudere praten over wat deze wil als er meer zorg nodig is. Wil iemand nog wel een ziekenhuisopname of reanimatie? Die vraag wordt nu vaak pas in het ziekenhuis gesteld. Er is dan weinig tijd om alle consequenties van het antwoord te overzien. De wijkverpleegkundige kan er rustig de tijd voor nemen, het meerdere keren aan de orde stellen en de oudere zo in de gelegenheid stellen om er goed over na te denken.’ Wat maakt dat je vakoverschrijdend kunt blijven denken? ‘Ons uitgangspunt is: Wat is nodig voor ouderen? Als je goede ouderenzorg wilt blijven leveren, dan kun je daarbij niet anders dan over de grenzen van je vak heenkijken. Artsen, fysiotherapeuten, mantelzorg, wijkzorg; allemaal leveren ze een essentieel deel van wat nodig is. Dat is iets waar ik helemaal voor sta. Daarbij is wel heel belangrijk dat we vanuit de patiënt blijven redeneren! Dus niet vanuit de gedachte dat we als zorgverleners alles onder elkaar moeten regelen. Dat gebeurt nog wel eens en dan wordt de patiënt bedolven onder goedbedoelde hulp waar hij of zij helemaal niet op zit te wachten. Ook heel belangrijk is om mee te nemen wat er buiten de context van de medische zorg gebeurt. Een oudere is niet alleen maar patiënt. Dat is vaak maar een heel klein onderdeel van het hele leven dat iemand leidt. Het is essentieel om dat leven serieus te nemen. In een van onze projec- ten, De Transmurale Zorgbrug, kijken we hoe we mensen na een ziekenhuisopname beter kunnen helpen. We weten dat oude mensen vaak met flink wat zorgvragen het ziekenhuis uitkomen. Door gesprekken met vertegenwoordigers van de intra- en extramurale zorg, maar bijvoorbeeld ook met de gemeente, kunnen we welzijn en gezondheid na de opname verbeteren. De gemeente kan daarbij kijken naar wat iemand nodig heeft om in zijn leefomgeving goed te blijven functioneren en welke voorzieningen daarvoor beschikbaar zijn. De wijkverpleegkundigen krijgen in dit project een wat andere rol. Momenteel kijken zij vaak vooral naar de ADL, en minder vaak naar de problemen die zijn ontstaan door de ziekenhuisperiode, zoals geheugenproblemen, delier, valangst of overbelasting van de mantelzorg. In het ziekenhuis zijn die aspecten meestal gedocumenteerd in een uitgebreid geriatrisch assessment, maar die kennis wordt vaak niet doorgegeven. Door dit over te dragen aan de wijkverpleegkundige kan de zorg na de opname beter worden voortgezet. Ten slotte is het heel belangrijk om vooral ook met de doelgroep zelf te praten. In het project hebben we een klankbordgroep van ouderen die in het traject meedenken. Daarin kwam bijvoorbeeld naar voren: “Sleep mensen toch niet zo van hier naar daar: ziekenhuis, revalidatieafdeling, poliklinieken… Laat oude mensen zo veel mogelijk thuis, daar varen ze wel bij!” Onze eerste reactie was: dat kan niet. Maar als je daar echt over gaat nadenken en dan ziet hoe belangrijk dat is, dan komen er ook oplossingen. ‘Ouderen weten zelf vaak heel goed wat ze nodig hebben’ LECTOR BIANCA BUURMAN TEKST: Martine Steen, arts, tekstschrijver en eigenaar van MindforMore Mindfulnesstrainingen. www.mindformore.nl. DE KENNIS-MAKERS

Transcript of De Kennismakers: Bianca Buurman

Page 1: De Kennismakers: Bianca Buurman

De taak van de wetenschap is feiten voor schijn en bewijzen voor indrukken in de plaats te stellen (John Ruskin). Binnen de verpleegkunde ontwikkelt de wetenschap zich met sprongen. Maar wie zijn de mannen en vrouwen daarachter, de kennis-makers? Wat is hun passie, waar winden ze zich over op, wat inspireert hen. En vooral: wat doen ze voor de patiëntenzorg? In dit nummer: Bianca Buurman, lector en senior onderzoeker Transmurale Ouderenzorg in een samenwerkingsverband tussen AMC en Hogeschool Amsterdam. ‘Er liggen zoveel uitdagende aspecten van de zorg te wachten op verdere ontwikkeling!’

BijZijn-XL

00 >nr. 09 - 2015DE KENNIS-MAKERS

BijZijn-XL

00 >nr. 09 - 2015DE KENNIS-MAKERS

>

Wat is de passie van waaruit je onderzoek doet?‘Ik heb altijd al een voorliefde voor de ouderenzorg gehad. Het is uitdagende, complexe zorg waar je als verpleegkundige veel kunt doen. Daarbij gaat het niet alleen om de ziekte of de aandoening, maar ook over de oudere in zijn of haar omgeving: welke voorzieningen zijn er nodig, hoe ondersteunen we de oudere in de gemeen­schap, voldoet de woning nog? Die hele puzzel hoort bij het leveren van volwaardige ouderenzorg. Daarbij is het belangrijk om zaken niet zomaar voor waar aan te nemen of te denken: “dat hoort nu eenmaal bij de ouderdom”. Goed onderzoek laat zien dat die vooroordelen niet altijd kloppen. Ik vind het erg leuk om dat uit te zoeken en zo nieuwe kansen en mogelijkheden voor het welzijn van deze groep te ontdekken.Daarnaast kan ik enorm genieten van de levensverhalen van oude mensen. Het is fijn maar ook belangrijk om goed naar die verhalen te luisteren en ze mee te nemen in de zorg die je aanbiedt. Dat is mijn passie.’

Hoe blijf je binnen alle wetenschap verbon­den met de praktijk en de individuele patiënt?‘Door samenwerking met de ouderen zelf en door samen te werken met verpleeg­kundigen die in de praktijk werken. Ik heb geregeld interviews met deze mensen om te horen waar ze mee te maken hebben. Op die manier ontdek ik de thema’s die belangrijk zijn in deze zorg. Verder loop ik af en toe mee, bijvoorbeeld in de wijkverple­ging. Dat laat soms heel belangrijke aandachtspunten zien. Op een van die dagen viel het me bijvoorbeeld op hoeveel echt oude mensen er in een wijk woonden. Daar waren veel mensen bij met een vorm van dementie. Ik zag hoe waardevol het is dat zij kunnen blijven wonen op de plek waar ze al hun hele leven hebben gewoond.

Maar ik zag ook de keerzijde daarvan. Woont iemand op twee hoog achter, dan wordt het wel heel moeilijk om naar buiten te gaan of oudere kennissen te ontvangen. Het levensbestendig wonen is een waarde­vol gedachtegoed. Maar als het gevolg is dat iemand de deur niet meer uitkomt en vereenzaamt, dan span je het paard achter de wagen.Ook kon ik merken dat de wijkverpleeg­kundige dicht bij de mensen staat. Dat geeft mogelijkheden die we nu nog onvoldoende benutten. Wijkverpleegkundi­gen kunnen bijvoorbeeld heel goed met de oudere praten over wat deze wil als er meer zorg nodig is. Wil iemand nog wel een ziekenhuisopname of reanimatie? Die vraag wordt nu vaak pas in het ziekenhuis gesteld. Er is dan weinig tijd om alle consequenties van het antwoord te overzien. De wijkverpleegkundige kan er rustig de tijd voor nemen, het meerdere keren aan de orde stellen en de oudere zo in de gelegenheid stellen om er goed over na te denken.’

Wat maakt dat je vakoverschrijdend kunt blijven denken?‘Ons uitgangspunt is: Wat is nodig voor ouderen? Als je goede ouderenzorg wilt blijven leveren, dan kun je daarbij niet anders dan over de grenzen van je vak heenkijken. Artsen, fysiotherapeuten, mantelzorg, wijkzorg; allemaal leveren ze een essentieel deel van wat nodig is. Dat is iets waar ik helemaal voor sta. Daarbij is wel heel belangrijk dat we vanuit de patiënt blijven redeneren! Dus niet vanuit de gedachte dat we als zorgverleners alles onder elkaar moeten regelen. Dat gebeurt nog wel eens en dan wordt de patiënt bedolven onder goedbedoelde hulp waar hij of zij helemaal niet op zit te wachten.Ook heel belangrijk is om mee te nemen wat er buiten de context van de medische

zorg gebeurt. Een oudere is niet alleen maar patiënt. Dat is vaak maar een heel klein onderdeel van het hele leven dat iemand leidt. Het is essentieel om dat leven serieus te nemen. In een van onze projec­ten, De Transmurale Zorgbrug, kijken we hoe we mensen na een ziekenhuisopname beter kunnen helpen. We weten dat oude mensen vaak met flink wat zorgvragen het ziekenhuis uitkomen. Door gesprekken met vertegenwoordigers van de intra­ en extramurale zorg, maar bijvoorbeeld ook met de gemeente, kunnen we welzijn en gezondheid na de opname verbeteren. De gemeente kan daarbij kijken naar wat iemand nodig heeft om in zijn leefomgeving goed te blijven functioneren en welke voorzieningen daarvoor beschikbaar zijn.De wijkverpleegkundigen krijgen in dit project een wat andere rol. Momenteel kijken zij vaak vooral naar de ADL, en minder vaak naar de problemen die zijn ontstaan door de ziekenhuisperiode, zoals geheugenproblemen, delier, valangst of overbelasting van de mantelzorg. In het ziekenhuis zijn die aspecten meestal gedocumenteerd in een uitgebreid geriatrisch assessment, maar die kennis wordt vaak niet doorgegeven. Door dit over te dragen aan de wijkverpleegkundige kan de zorg na de opname beter worden voortgezet.Ten slotte is het heel belangrijk om vooral ook met de doelgroep zelf te praten. In het project hebben we een klankbordgroep van ouderen die in het traject meedenken. Daarin kwam bijvoorbeeld naar voren: “Sleep mensen toch niet zo van hier naar daar: ziekenhuis, revalidatieafdeling, poliklinieken… Laat oude mensen zo veel mogelijk thuis, daar varen ze wel bij!” Onze eerste reactie was: dat kan niet. Maar als je daar echt over gaat nadenken en dan ziet hoe belangrijk dat is, dan komen er ook oplossingen.

‘Ouderen weten zelf vaak heel goed

wat ze nodig hebben’

LECTOR BIANCA BUURMAN

TEKST: Martine Steen, arts, tekstschrijver en eigenaar van MindforMore Mindfulnesstrainingen. www.mindformore.nl.

DE KENNIS-MAKERS

Page 2: De Kennismakers: Bianca Buurman

DE KENNIS-MAKERS

<

Onderzoek laat zien dat door het verbete­ren van de nazorg de sterfte bij deze groep patiënten afneemt. Vandaar dat wij dit project inmiddels breed in Nederland hebben uitgerold.’

Wie zijn of waren voor jou inspirerende lectoren en docenten en waarom?‘Sophia de Rooij, hoogleraar Geriatrie in Groningen, heeft mij enorm gestimuleerd om het pad van de wetenschap op te gaan. Als je vanuit de verpleegkunde in onder­zoek stapt, wordt er vaak gevraagd: “Oh, kan dat dan als verpleegkundige, onder­zoek doen?” Voor De Rooij is dat geen issue. Voor haar geldt: “Als je goed bent en staat voor je vak, dan kun je onderzoek doen”.Verder is Marieke Schuurmans, hoogleraar Verplegingswetenschap in Utrecht, voor mij een voorbeeld van iemand die zich afvraagt hoe je de positie van de verpleegkundige kunt versterken. Zij durft daarbij haar nek uit te steken. Ze is vernieuwend en inspirerend voor verpleegkundigen die het vak willen ontwikkelen. Ik hoop ook zo te kunnen zijn en op die manier mee te werken om de zorg verder te verbeteren.Prof. dr. Bas Bloem, neuroloog in het Nijmeegse Radboudumc, inspireert mij met zijn visie op patiëntgerichte zorg. Zijn oprichting van het Parkinsonnet is een geweldig voorbeeld van wat daarin mogelijk is. Hij heeft daarvoor wel wat heilige huisjes moeten omgooien. De manier waarop hij dat doet, vanuit verbindend leiderschap, spreekt mij erg aan.’

Welke ontwikkelingen binnen de verpleegkunde bekijk je met argusogen?‘Binnen de verpleegkundige ontwikkeling heb ik eigenlijk geen argusogen. Ik vind de ontwikkelingen daar vooral inspirerend.Wel kijk ik kritisch naar wat er gebeurt binnen de transitie naar de langdurige zorg. Er worden verpleeghuisbedden gesloten, mensen moeten zo lang mogelijk thuis blijven en geprikkeld worden om na te denken over hoe ze dat gaan organiseren. Op zich is dat goed. De ouderen willen dat over het algemeen graag en zijn gemotiveerd om daarin mee te werken. Maar wat je ziet, is dat er onvoldoende is nagedacht over wat er in

de eerste lijn nodig is om dat goed voor elkaar te kunnen krijgen. Wijkverpleging, huisartsen: ze zitten met een grote groep heel kwetsbare mensen waar ze niet goed raad mee weten. Voordat je besluit om nog meer bedden af te stoten of nog meer te bezuinigen op de wijkzorg, moet je die zorg steviger neerzetten; de professionals trainen en de ouderen voorlichten en bewust maken. Daar is tijd voor nodig.’

Welke ontwikkelingen moeten volgens jou gecultiveerd worden? Waar zitten veel belovende mogelijkheden?‘Ik kan heel veel dingen bedenken, want er liggen zoveel uitdagende aspecten van de zorg te wachten op verdere ontwikke­ling!Een van de belangrijkste dingen is denk ik dat we nog meer vanuit het perspectief van de patiënt gaan handelen. Dat we zoeken naar de echte hulpvraag. Wat wil deze patiënt, wat past daarin en hoe organiseren we dat? Dat kunnen we niet genoeg benadrukken.Daarnaast: laten wij blijven kijken of de problemen die wij zien ook wel echt de problemen van de mensen zijn. We hebben dat onderzocht en wat zagen we? Vijftig procent van de dingen die wij als probleem benoemen, zien de ouderen zelf niet als probleem. Neem als voorbeeld vallen. Wij zien een verhoogd valrisico en denken dat mensen daarover inzitten. De patiënt zelf bekijkt dit vaak veel nuchterder: het hoort gewoon bij het ouder worden. Een ander voorbeeld: oude mensen in verpleeghuizen worden soms tot vervelens toe gestimuleerd om iets met elkaar te ondernemen zodat ze niet eenzaam worden. Terwijl ook zij het soms heerlijk vinden om een poos alleen te zijn.Verder: Verpleegkundigen zijn vaak heel zorgzaam. Maar is het wel verstandig om mensen altijd de zorg uit handen te nemen? Op die manier maak je mensen ook afhankelijk, en stimuleer je ze niet om zelf in beweging te komen. Geef mensen de kans om voor zichzelf te zorgen.Ten slotte: we kunnen in de zorg soms best een beetje pedant zijn. Laten we niet vergeten dat mensen, ook ouderen, zelf vaak heel goed weten wat ze nodig hebben.’

Hoe zie je de rol van het ziekenhuis­management voor de verpleegkunde?‘Algemeen gesproken is binnen het verpleegkundig management een cultuur­verandering nodig. Het is niet voldoende om het verpleegkundige vak te professio­naliseren, we moeten ook kijken hoe we die hoogopgeleide verpleegkundigen vervol­gens kunnen blijven uitdagen. Zet verpleeg­kundigen in het bestuur, maak paden waarlangs ze zich verder kunnen ontwikke­len en inzetten. Dat vervolg hoeft niet altijd een wetenschappelijke loopbaan te zijn, het kan ook in het onderwijs zijn, of als beleidsmedewerker. Ik zie hoe hoog opgeleide verpleegkundigen soms weggaan uit een instelling omdat er geen perspectieven voor hun ontwikkeling zijn. Zonde! Het management zou zich nog meer kunnen inzetten om deze waardevolle groep binnen het ziekenhuis te houden’

Wat is je eigen ervaring als patiënt? Of kun je iets vertellen over een ervaring uit de praktijk van de patiëntenzorg die je heeft geraakt, en waarom?‘Toen ik 15 was, is mijn moeder overleden aan kanker. Dat is inmiddels 23 jaar geleden. Het was een andere tijd. Maar wat me uit die periode nog helder voor de geest staat, is dat er vanuit de zorg niemand was die aandacht gaf aan mij als kind. De zorg en aandacht voor mijn moeder was goed geregeld. Maar ook voor mij was de situatie enorm indrukwekkend: de ziekenhuis­omgeving met alle instrumentaria, de verpleegkundigen die zich druk met mijn moeder bezig hielden, de voortschrijdende ziekte met alle gevolgen van dien. Toen zij is overleden heb ik haar dossier opgevraagd. Nergens in dat dossier was te vinden dat zij kinderen had, of dat de verpleegkundige daar aandacht aan gaf. Later, toen ik als oncologieverpleegkundige werkte, ben ik daar altijd alert op gebleven. Kinderen even aandacht geven, vragen of het goed met ze ging, of ze iets wilden weten. Want anders kun je je als kind erg eenzaam, onzeker en buitengesloten voelen.Dat is volgens mij waar het in ons vak over gaat. Echt luisteren. Echt kijken. Verbinden. Stel de vraag: wat is er nodig?! Voor de patiënt, en voor de mensen om de patiënt heen.’

BijZijn-XL

00 >nr. 09 - 2015DE KENNIS-MAKERS