DE INVLOED VAN AUTHENTIEK LEIDERSCHAP OP DE...
Transcript of DE INVLOED VAN AUTHENTIEK LEIDERSCHAP OP DE...
1
UNIVERSITEIT GENT
Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen
Academiejaar 2014-2015
Eerste examenperiode
DE INVLOED VAN AUTHENTIEK LEIDERSCHAP OP DE
FEEDBACKOMGEVING
Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Psychologie,
afstudeerrichting Bedrijfspsychologie en Personeelsbeleid
door
Joicy Lee – 00803669
Promotor: Prof. dr. Frederik Anseel
Begeleider: dr. Marjolein Feys
2
Dankwoord
Graag wil ik eerste en vooral dr. Marjolein Feys, mijn begeleidster, bedanken voor haar
tijd en advies. Naast de vele suggesties die ik van haar gekregen heb, heeft ze me ook
steeds gemotiveerd, zelfs wanneer ik het even niet meer zag zitten. Zonder haar zou het
onmogelijk geweest zijn mijn masterproef met succes af te ronden. Ik bedank ook graag
mijn moeder en mijn vriend voor het overlezen van deze masterproef. Mijn dank gaat
ook uit naar Prof dr. Frederik Anseel om dit onderzoeksthema aan te bieden. Tot slot
wil ik ook mijn ouders bedanken om mij de kans te geven deze studies aan te vangen.
3
Inhoudstabel
Inhoudstabel.....................................................................................................................3
Inleiding............................................................................................................................5
Literatuurstudie...............................................................................................................5
Feedbackomgeving................................................................................................5
Achtergrond...............................................................................................5
Definitie.....................................................................................................8
Facetten......................................................................................................9
Antecedenten van de feedbackomgeving................................................10
Authenticiteit.......................................................................................................11
Achtergrond.............................................................................................11
Definitie...................................................................................................13
Dimensies................................................................................................14
Gevolgen van authenticiteit.....................................................................14
De link tussen leiderschapsstijlen en feedbackomgeving...................................16
Huidig onderzoek................................................................................................17
Methode..........................................................................................................................20
Participanten........................................................................................................20
Opzet/Procedure..................................................................................................20
Materiaal..............................................................................................................21
Authenticiteit...........................................................................................21
Feedbackomgeving..................................................................................24
Data-analyse........................................................................................................25
Resultaten.......................................................................................................................27
Descriptieve analyses..........................................................................................27
Hypothesetoetsing...............................................................................................29
T-toetsing.................................................................................................29
Hiërarchische regressieanalyse................................................................30
Discussie..........................................................................................................................38
Praktische implicaties..........................................................................................40
4
Beperkingen.........................................................................................................41
Vervolgonderzoek...............................................................................................42
Conclusie.............................................................................................................44
Referenties......................................................................................................................45
Bijlage 1...........................................................................................................................54
Bijlage 2...........................................................................................................................56
5
Inleiding
Uit de academische literatuur blijkt dat de manier waarop leiding gegeven wordt
een enorme invloed heeft op organisaties en hun werknemers. Talrijke organisatie- en
werkvariabelen zoals organisatiecultuur (Schein, 1997), prestatie (Bass, 1990; Bass,
Avolio, Jung, & Berson, 2003; Lim & Ployhart, 2004; Keller, 2006), creativiteit
(Amabile, Schatzel, Moneta, & Kramer, 2004; Jung, 2001), jobtevredenheid (Podsakoff,
MacKensie, & Bommer, 1996) , commitment (Avolio, Zhu, Koh, & Bhatia, 2004;
Podsakoff et al., 1996) en organisational citizenship behavior (Podsakoff et al., 1996)
werden reeds onderzocht in relatie met verscheidene leiderschapsstijlen.
Leiderschapsstijlen zoals transactioneel en transformationeel leiderschap (Bass, 1990)
zijn al langer bekend bij academici. Een transformationeel leider wordt doorgaans
beschreven als een bijzonder charismatisch iemand, met persoonlijke aandacht voor
zijn/haar volgers. Hij of zij probeert zijn volgers te motiveren en te inspireren door visie
en engagement (Bass, 1990). De laatste jaren wordt echter steeds meer en meer
gepubliceerd rond het topic authentiek leiderschap. Hoewel de concepten ‘charismatisch
leiderschap’ en ‘authentiek leiderschap’ gelijkaardig lijken, zijn er toch verschillen. Zo
worden beide leiderschapsstijlen bijvoorbeeld beschreven als handelend volgens
waarde, betekenis en doel. Daarnaast proberen ze ook duurzame relaties te ontwikkelen
(Avolio & Gardner, 2005; George, 2003). Bij authentieke leiders echter, wordt de
nadruk gelegd op de eigenheid. De voorbije jaren stelden een aantal auteurs zoals
George (2003), Henderson en Hoy (1983), Shamir en Eliam (2005) en Toor en Afori
(2009) verschillende definities van authentiek leiderschap voorop. In deze scriptie gaan
we dus eerst op zoek naar een duidelijke definitie, alvorens we het concept
onderzoeken. Hoe dan ook, authenticiteit is zonder meer “in” en lijkt steeds centraler te
komen staan in het bedrijfsleven. Het levert heel wat positieve uitkomsten op voor de
organisatie. Ook de Vlaamse overheid blijft niet achter op deze trend. Bijvoorbeeld,
‘Leiderschap 2020’, één van de zeven kernprojecten van Via-project ‘Modern HR
beleid’, schuift authentiek leiderschap naar voor als een belangrijke kernwaarde voor
leidinggevenden. Dit is een belangrijk gegeven in hun integriteitsbeleid (CAOP BIOS,
2009). Daarom lijkt het ons zeer zinvol om dit construct te onderzoeken in relatie tot de
feedbackomgeving. Feedback is een populair begrip dat reeds lange tijd bestudeerd is.
6
De feedbackomgeving daarentegen is een relatief nieuw concept, doch veelvuldig
bestudeerd. Wetenschappelijk onderzoek suggereert dat er een verband is tussen
authentiek leiderschap en de feedbackomgeving. In deze masterproef gaan we dus op
zoek naar een correlatie tussen authentiek leiderschap en feedbackomgeving op de
werkvloer. Er wordt getracht een antwoord op dit vraagstuk te bieden door de nu nog
onderbelichte relatie tussen de verschillende dimensies van beide na te gaan.
7
Literatuurstudie
Feedbackomgeving
Achtergrond. Het belang van feedback binnen organisaties is aanzienlijk
gegroeid de voorbije jaren (London & Smither, 2002). Organisaties zijn onderhevig aan
steeds meer en meer veranderingen. Voortdurende aanpassing is voor hen dus een grote
uitdaging. Daarom zijn leren en ontwikkelen essentiële activiteiten voor organisaties die
op de kaart willen blijven staan (Mulder & Ellinger, 2013). De rol die feedback daarin
speelt is enorm (Linderbaum & Levy, 2010; London & Smither, 2002; Skule, 2004).
Maar wat is feedback nu precies?
Feedback betekent letterlijk ‘terugkoppeling’. In 2004 onderzochten Steelman,
Levy en Snell het construct feedback. Ze beschrijven het als ‘de informele en dagelijkse
uitwisseling van feedback tussen leidinggevende en ondergeschikte’. Feedback kan op
allerhande manieren gegeven of ontvangen worden, bijvoorbeeld via een formeel
functioneringsgesprek. In dat geval wordt feedback bewust en intentioneel gegeven.
Maar feedback kan ook onbewust en automatisch gegeven worden. Naast informatie
overbrengen over hoe goed men presteert, is feedback bijvoorbeeld ook een indirecte
vorm van erkenning of beloning. Men verkrijgt er de nodige motivatie door om
werkgedrag aan te passen. Bovendien helpt feedback geven bij het ontwikkelen en
bevorderen van competenties (Feys, Libbrecht, Anseel, & Lievens, 2008).
Onderzoek naar feedback is echter helemaal niet nieuw. Een historisch overzicht
vindt men terug in de meta-analayse van Kluger en DeNisi in 1996. Diezelfde studie
toont aan dat feedback niet alleen positieve, maar ook heel wat negatieve effecten met
zich meebrengt. Zo’n 38% van de effecten zijn negatief. Zo vonden Gabriel, Frantz,
Levy en Hilliard (2013) bijvoorbeeld een relatie tussen feedbackomgeving en de
verschillende dimensies van psychologisch empowerment, die afhankelijk is van de
feedbackoriëntatie van de werknemers. Wanneer de feedbackoriëntatie hoog was,
vonden ze een positieve relatie met de dimensies van psychologisch empowerment.
Wanneer de feedbackoriëntatie laag was, vond men een negatieve relatie tussen beide
(voor twee van de drie dimensies van psychologisch empowerment). Daarnaast stelt
London (2003) dat de voordelen van feedback afhankelijkheid zijn van hoe die
8
feedback wordt gegeven. Kennis en begrip van het construct is dus essentieel, zodat
organisaties en leidinggevenden beter begrijpen wat feedback is en dit ook beter kunnen
benutten. Bijvoorbeeld, Feys et al. (2008) halen aan dat hoe positiever de reacties van
medewerkers op feedback tijdens assessment centers, 360-graden feedback…, hoe meer
deze gebruikt zal worden voor prestatieverbetering. Het is dus belangrijk te weten hoe
feedback kan gegeven worden, zodat ze ten volle geaccepteerd en benut wordt.
Daarnaast werd heel wat onderzoek uitgevoerd naar de effecten van feedback.
Zowel directe als indirecte gevolgen passeerden de revue. Feedback heeft bijvoorbeeld
een effect op de jobtevredenheid (Anseel & Lievens, 2007), organisatieprestatie
(Pulakos & O’leary 2011), motivatie en taakprocessen (Kluger & DeNisi, 1996).
In de eerste studies rond feedback werd er echter weinig rekening gehouden met
organisationele factoren. In experimentele labo’s werd onderzoek gedaan naar de
effecten van prestatie-specifieke feedbackboodschappen na een geïsoleerde prestatietijd.
Lange tijd werd enkel rekening gehouden met de hoeveelheid en het type feedback dat
gegeven werd door verschillende feedbackbronnen (Anseel & Lievens, 2007).
Geleidelijk aan ging men zich steeds meer focussen op het effect van de
organisatieomgeving op de feedbackprocessen.
Definitie. Hanser en Muchinsky (1978) definiëren als één van de eersten de
feedbackomgeving als ‘de totale set van informatie die vertelt hoe goed individuen
presteren in een organisatie’. Meer recente conceptualisaties vind je terug in
onderzoeken van Levy en Williams (2004), London en Smither (2002), Norris-Watts en
Levy (2004) en Rosen, Levy en Hall (2006).
In 2004 definiëren Steelman en collega’s feedbackomgeving als ‘de contextuele
en situationele karakteristieken van het feedbackproces’ (p. 166). Deze definitie, die wij
in deze masterscriptie zullen hanteren, werd eveneens gebruikt om een meetinstrument
te ontwikkelen dat onderzoekt in welke mate een organisatie feedbackprocessen
ondersteunt. Uit de zeven dimensies die gebruikt worden in de Feedback Environment
Scale, kunnen we een aantal antecedenten afleiden.
Facetten. De feedbackomgeving kan beïnvloed worden door de
beschikbaarheid van de feedbackbron, bijvoorbeeld. Steelman et al. (2004) definiëren
9
deze antecedent als ‘de gepercipieerde hoeveelheid contact die een werknemer heeft
met zijn/haar supervisor en collega’s en het gemak waarmee feedback verkregen kan
worden’.
De brongeloofwaardigheid blijkt ook een invloed te hebben op de
feedbackomgeving. Deze omvat de expertise, kennis en betrouwbaarheid van de
feedbackbron (Steelman et al., 2004). De ondergeschikten moeten geloven dat de bron
de nodige kennis bezit over het onderwerp. Qian, Lin en Chen (2012) bespreken hoe
Hofstede’s dimensie power distance een effect heeft op de invloed van authentieke
leiders op de gepercipieerde waarde van het krijgen van feedback. Dit komt omdat de
leiders door een hoog niveau van power distance meer geloofwaardig en betrouwbaar
lijken. Ook één van de meest geciteerde modellen binnen het feedbackonderzoek stelt
dat geloofwaardigheid een belangrijke component is binnen het feedbackproces. Het
model van Ilgen, Fisher en Taylor (1979) toont aan dat geloofwaardige feedback veel
sneller geaccepteerd wordt.
Een andere component uit het model is de gunstigheid van feedback. Of
feedback gunstig of ongunstig is, zal een invloed uitoefenen op de feedbackomgeving
(Steelman et al., 2004). De mate waarin de feedback als gunstig of ongunstig wordt
gezien, heeft vaak te maken met of de feedback positief of negatief is. Het gaat er echter
niet enkel om of men de feedback al dan niet leuk vindt. Deze facet beoogt vooral of de
gegeven feedback waarheidsgetrouw is, met andere woorden of de feedback een
accurate reflectie is op de prestatie. Hieruit ontstaan twee facetten, namelijk gunstige
feedback en ongunstige feedback.
In welke omstandigheden feedback ontvangen wordt bepaalt eveneens de
feedbackomgeving. Deze antecedent bevat de waargenomen intenties van de
feedbackbron en de reactie van de ontvanger hierop. Onderzoek van Ilgen, Peterson,
Martin en Boeschen legt uit dat consideratie tijdens het geven van feedback gelinkt is
aan hoe de sfeer van het feedbackmoment wordt waargenomen, aan tevredenheid met
de feedback en aan de waarde van feedback over prestaties (Steelman et al., 2004). Uit
onderzoek van Anseel, Lievens en Schollaert (2007) blijkt bijvoorbeeld dat mensen
meer geneigd zijn feedback te gebruiken en positievere reacties te ontwikkelen, als ze
gevraagd worden om rustig en diepgaand na te denken over negatieve feedback.
10
Daarnaast heeft ook de kwaliteit van feedback een effect op de
feedbackomgeving. In zijn boek beschrijft London (1997) hoge kwaliteitsfeedback als
consistent over tijd, specifiek en de mate waarin ze wordt gepercipieerd als bruikbaar.
Dit hangt af van de stemming waarin de feedbackbron zich bevindt, wat hij/zij vindt van
de persoon waaraan feedback moet gegeven worden en mogelijkheid tot het observeren
van de feedbackbron. Ook de informationele waarde voor de ontvanger van de feedback
speelt een rol (Steelman et al., 2004).
Ook de frequentie en de mate waarin het zoeken van feedback wordt
aangemoedigd maken deel uit van de feedbackomgeving. Ashford en Cummings (1983,
1985) definiëren feedback-zoekend gedrag als ‘de moeite om anderen te vragen om
informatie betreffende gedragingen op het werk en prestatie’. In de studie werd het
construct gelinkt aan een aantal positieve werkuitkomsten. Ze toonden bijvoorbeeld aan
dat proactief op zoek gaan naar feedback een belangrijke bron van feedback is voor
werknemers. Een aantal karakteristieken spelen een rol bij feedback-zoekend gedrag,
namelijk (1) persoonlijke karakteristieken, (2) de karakteristieken van de
feedbackbronnen en (3) de context waarin de feedbackprocessen zich afspelen (Qian et
al., 2012). Of men op zoek gaat naar feedback hangt af van de feedbackomgeving.
Onderzoek hieromtrent werd reeds uitgevoerd door vele auteurs. De percepties van
feedbackomgeving worden positief geassocieerd met informeel feedback-zoekend
gedrag (Dahling & O’Malley, 2011).
Antecedenten van de feedbackomgeving. Tal van onderzoekers onderzochten
reeds verschillende feedbackbronnen (Greller, 1980; Hanser & Muchinsky, 1978;
Herold & Parsons, 1985). Onderzoek toonde echter aan dat collega’s, en vooral de
supervisor, de belangrijkste zijn. Daarom ligt de nadruk van de meeste feedbackstudies
voornamelijk op de omgeving van de supervisor (Dahling & O’Malley, 2011).
Vandewalle, Challagalla, Ganesan en Brown (2000) vonden evidentie voor het feit dat
de leiderschapsstijl van een supervisor, wanneer deze een feedbackbron is, een effect
heeft op het promoten van feedback-zoekend gedrag (zoals geciteerd in Qian et al.,
2012).
Er zijn ook een aantal andere werkplaatsvariabelen positief gerelateerd aan de
feedbackomgeving (Steelman et al., 2004). Norris-Watts en Levy (2004) toonden aan
11
dat een gunstige feedbackomgeving gerelateerd is aan extrarol gedrag (gemedieerd door
affectieve betrokkenheid). Ook heeft feedbackomgeving een invloed op
jobtevredenheid. Dit werd door verschillende onderzoekers aangetoond (Anseel &
Lievens, 2007; Dahling, Chau, & O’Malley, 2012; Rosen, Levy, & Hall, 2006;
Steelman et al., 2004). Er werden nog andere variabelen gevonden die in relatie staan
met de feedbackomgeving, zoals empowerment (Gabriel et al., 2013) en moraal (Rosen
et al., 2006). Daarnaast vond men ook positieve relaties tussen feedbackomgeving en
taakprestatie beoordeeld door de supervisor en rolduidelijkheid (Whitaker, Dahling, &
Levy, 2007). Ook op percepties rond organisatiepolitiek heeft de feedbackomgeving een
effect (Rosen et al., 2006).
Authenticiteit
Achtergrond. Meer dan ooit zijn organisaties op zoek naar leiders met
authenticiteit en integriteit (Avolio & Gardner, 2005; Cooper, Scandura, & Schriesheim,
2005; Peus, Wesche, Streacher, Braun, & Frey, 2012). De bedrijfswereld kent steeds
meer een behoefte aan diepgang en echtheid bij hun leiders. De laatste tien jaren horen
we heel wat rond het concept authentiek leiderschap. De momenteel nog lopende studie
van Leroy, Claeys en Vangronsveldt (in press) rond authenticiteit geeft hier twee
redenen voor, geïdentificeerd uit een uitgebreid aantal kandidaten. Ten eerste spreken ze
over digitale transparantie. Elektronische media zorgen er bijvoorbeeld voor dat mensen
anoniem kunnen blijven en vaak hun ware zelf of hun echtheid kunnen verbergen.
Bovendien kan je ook overal je persoonlijke mening kwijt. Leroy en collega’s (in press)
stellen dat transparantie een sleutelelement is in een goed draaiende maatschappij:
“Indien er sprake is van asymmetrie van informatie waarbij een van beide partijen in
een zakelijke relatie niet over de volledige informatie beschikt, dan hindert dat een
efficiënt kapitalistisch systeem.” Zo stellen ze dat transparantie en authenticiteit
bevorderd worden door de sociale media, maar tegelijkertijd worden ze er ook door
uitgedaagd. Als tweede reden voor de nu nog steeds groeiende trend van authenticiteit
halen ze de turbulentie van de omgeving aan. Dit ‘tijdperk van onzekerheid’ (Weick &
Sutcliffe, 2001) zorgt ervoor dat er nood is aan persoonlijke veerkracht en
12
standvastigheid. Authenticiteit is hiervoor een hulpmiddel. Leiders die trouw zijn aan
zichzelf en handelen naar persoonlijke waarden, geven meer blijk van stabiliteit en dat
is wat mensen de dag van vandaag nodig. Daarnaast bespreken Leroy en collega’s (in
press) ook de historische achtergrond van het concept. Aan de hand van de
zelfdeterminatietheorie (Deci & Ryan, 2000) wordt uitgelegd dat mensen ‘van nature
geneigd zijn om de essentiële elementen van het zelf te integreren in een eenvormig
geheel en het zelf te integreren in hun bredere maatschappelijke context’ (p.7-8). Dit
alles zorgt ervoor dat authenticiteit een actuele tendens is op vlak van leiderschap.
Authentieke leiders gaan naast de gewone successen die ze boeken, bovendien
ook een invloed hebben op de organisationele, politieke en sociale problemen (George,
2003). George legt in zijn boek uit hoe leiders hun stempel kunnen drukken op
organisaties. Volgens hem wensen authentieke leiders oprecht anderen te dienen. Ze
worden geleid door zowel kwaliteiten van het hart, passie en compassie als van het
verstand en proberen door middel van empowerment een verschil te maken (Avolio,
Gardner, Walumbwa, Luthans, & May, 2004). Verder beschrijft hij in zijn boek hoe
authentieke leiders authentieke organisaties kunnen uitbouwen en zich daardoor beter
kunnen positioneren in de arbeidsmarkt. De vele voordelen die authentiek leiderschap
met zich mee brengt, zorgden er dan ook voor dat het begrip meer in de aandacht is
gekomen.
Voorheen was er reeds onderzoek naar authenticiteit als kernkarakteristiek bij
effectieve leiders. Een eerste publicatie rond authentiek leiderschap kwam er echter
onder leiding van Henderson en Hoy (1983). Ze definiëren authentiek leiderschap als
“the extent to which subordinates perceive their leader to demonstrate the acceptance of
organizational and personal responsibility for actions, outcomes, and mistakes; to be
non-manipulating of subordinates; and to exhibit salience of self over role.” (p. 67-68)
Er werd weinig onderzoek uitgevoerd omtrent het onderwerp in de jaren die daarop
volgden. Toch wordt het concept een vijftiental jaar laten opnieuw in de kijker gezet
door auteurs zoals Bhindi en Duignan (1997). Bovendien werd niet veel later de studie
omtrent de verschillende leiderschapsstijlen ook een steeds belangrijker
onderzoeksdomein. Er kwam nood aan onderscheid tussen de verschillende
leiderschapsstijlen, zoals ethisch leiderschap (Brown, Trevino, & Harrison, 2005),
transformationeel, transactioneel en laissez-faire leiderschap (Bass & Avolio, 1997). In
13
combinatie met de veranderende omstandigheden die Leroy et al. (in press) in hun
onderzoek bespreken, zorgde dit ervoor dat de interesse in authenticiteit en authentiek
leiderschap opnieuw gewekt werd.
Definitie. Een meer prominente conceptualisatie in de hedendaagse literatuur
rond authentiek leiderschap is die van Avolio en collega’s (2004) . Verschillend van de
definitie van George is dat deze definitie een nieuwe component bevat, namelijk de
morele component. Volgens Avolio et al. wordt het handelen volgens moreel
perspectief steeds belangrijker binnen organisaties door de steeds vaker voorkomende
politiek en sociaal getinte problemen waar bedrijven mee te maken krijgen (zoals
geciteerd in Gardner, Avolio, Luthans, May, & Walumbwa, 2005). Het moreel
perspectief wordt gedefinieerd als ‘handelen volgens je ware zelf; handelen volgens je
diepe noden, waarden en overtuigingen naar geïnternaliseerde doelen toe, meer dan
handelen volgens druk van buitenaf’ (Deci & Ryan, 2000; Walumbwa, Avolio, Gardner,
Wernsing, & Peterson, 2008).
De auteurs zien authentiek leiderschap als een beginconstruct waaronder zowel
transformationeel als ethisch leiderschap vallen, waarbij leiders handelen volgens hun
kernwaarden en geloof om geloofwaardigheid op te bouwen en respect en vertrouwen
van hun volgers te winnen. Dit doen ze door verschillende gezichtspunten te promoten
en netwerken van samenwerkende relaties met hun volgers op te bouwen (Avolio,
Luthans, & Walumbwa, 2004). Ze zijn heel zelfbewust en zijn zich bovendien ook
bewust van de context waarbinnen zij werken. Verder worden ze gekarakteriseerd door
zelfvertrouwen, hoop, optimisme, veerkrachtigheid en een hoge moraal (Avolio et. al,
2004).
Walumbwa et al. (2008) leidden hun definitie af van het begrip authenticiteit
beschreven door Kernis en Goldman (2006) als multicomponent. De onderzoekers
gebruikten die vier componenten als vertrekpunt en kwamen tot de volgende definitie:
Authentiek leiderschap is… “a pattern of leader behavior that draws upon and promotes
both positive psychological capacities and a positive ethical climate, to foster greater
self-awareness, an internalized moral perspective, balanced processing of information,
and relational transparency on the part of leaders working with followers, fostering
positive self-development” (Walumbwa et al. (2008), p. 94). De onderzoekers gingen in
14
hun studie een meetinstrument voor authentiek leiderschap ontwikkelen en testen. Hun
onderzoek resulteerde in de operationalisatie ervan door middel van vier dimensies die
duidelijk de verschillende facetten van authenticiteit weergeven en zullen later ook
terug komen in de vragenlijst die gebruikt wordt in dit onderzoek.
Dimensies. Een eerste component vinden we reeds terug in de beschrijving van
Avolio en collega’s vermeld op de voorgaande pagina, namelijk het moreel perspectief
of het handelen volgens je ware zelf. Een volgend component is zelfbewustzijn. Deze
komt voor in vele definities van authentiek leiderschap en wordt gedefinieerd als het
begrijpen van de noden, waarden, emoties, competenties, doelen en impact op anderen
en het proces waarbij men continu nadenkt over zichzelf op verschillende vlakken. Dit
gebeurt vaak door blootstelling aan anderen of door levensveranderende gebeurtenissen
(Gardner et al., 2005; Ilies, Morgeson, & Nahrgang, 2005). De derde component is
gebalanceerde verwerking en wordt omschreven als het verwerken van zelfrelevante
informatie voordat men tot een eigen beslissing komt of een gedrag uitvoert zonder het
ontkennen, negeren, verdraaien of uitvergroten van die informatie (Qian et al., 2012).
Het bezitten van deze eigenschap betekent dat je aanleg hebt om de verschillende
kanten en perspectieven van een zaak te bekijken (Avolio & Gardner, 2005). Tot slot is
er nog een vierde component, namelijk relationele transparantie. Dit impliceert het
uitdrukken van je ware zelf tegenover anderen en het delen van de eigen gedachten en
gevoelens met anderen (Walumbwa et al., 2008). Relationele transparantie gaat over de
echtheid van relaties, de open manier van communiceren en het vertrouwen (Avolio &
Gardner, 2005; Gardner et al., 2005).
Gevolgen van authenticiteit. Verder onderzoek naar de gevolgen van authenticiteit bij
leiders toonde aan dat authentiek leiderschap kan zorgen voor verbetering in
werkuitkomsten zoals jobtevredenheid, jobprestatie en extrarol gedrag (Avolio et al.,
2004; Walumbwa et al. 2008). Heel wat positieve correlaties werden genoteerd zoals
die met intrinsieke motivatie, zelfvertrouwen, en creativiteit (Ilies et al., 2005),
vertrouwen, engagement, welzijn (Gardner et al., 2005) en met een betere toestand door
het promoten van een positieve gezondheid (Macik-Frey, Quick, & Cooper, 2009). Ook
15
negatieve correlaties zoals die tussen authentiek leiderschap en emotionele uitputting en
cynisme (Laschinger, Wong, & Grau, 2013) werden geconstateerd.
Hoe die authentieke leiders hun volgers precies beïnvloeden werd onderzocht
door Avolio et al. (2004). Zij stellen dat er aandacht moet besteed worden aan de
gedragscues die volgers gebruiken om conclusies te trekken. De onderzoekers stellen
een model voor waarbij authentiek leiderschap alleen niet voldoende is: persoonlijke en
sociale identificatie leidt tot hoop, vertrouwen en positieve emoties. Deze zijn essentieel
voor het ontwikkelingsproces van authentiek leiderschap. Kark en Shamir (2002)
hebben het eerder reeds over die identificatie. Ze stellen dat authentieke leiders in staat
zijn om het engagement, de motivatie, de betrokkenheid en de tevredenheid te vergroten
bij volgers zodat zij hun werk en prestatie kunnen verbeteren door middel van
persoonlijke identificatie met de volger en sociale identificatie met de organisatie.
Ilies et al. (2005) toonden aan hoe authenticiteit bij leiders het positief welzijn
van de volgers beïnvloedt. Ze geven een vierledige uitleg hiervoor. Ten eerste wordt
vermeld hoe de integriteit en het zelfbewustzijn van de leiders in combinatie met de
oprechte relaties die ze proberen te ondernemen, samen leiden tot onvoorwaardelijk
vertrouwen bij de volgers. Dit zorgt op zijn beurt voor een verhoogde ‘organisational-
derived self concept’ doordat de persoonlijke identicificatie met de leider beïnvloed
wordt. Vervolgens tonen ze aan hoe de volgers worden beïnvloed door emoties. Ze
noemen dit ‘emotional contagion’. Het belang van emoties binnen een
leiderschapsproces werd reeds aangetoond door andere onderzoekers (Brief & Weiss,
2002; Kanfer & Klimoski, 2002; Larazus, 1991). Ten derde stellen ze dat authentieke
leiders fungeren als voorbeeld voor gedrag. Volgens hen zullen volgers zich na verloop
van tijd steeds meer authentiek gedragen, in navolging van hun leider. Ten vierde
stellen Ilies en collega’s dat authentieke leiders de zelf-determinatie ondersteunen van
volgers, wat zorgt voor meer creativiteit, zelfvertrouwen en intrinsieke motivatie. Als
laatste wordt uitgelegd hoe authentieke leiders hun volgers beïnvloeden via positieve
sociale relaties.
Cadwell en Dixon (2010) deden onderzoek naar liefde, vergevingsgezindheid en
vertrouwen als organisationele constructen. Volgens hen zijn deze constructen de
kernwaarden die een moderne leider zou moeten bezitten. Daarnaast stelden ze ook dat
authentieke leiders mensen beïnvloeden op verscheidene niveaus en een impact hebben
16
op volgers. Dirks en Ferrin (2002) hadden het al eerder over vertrouwen bij leiders. Uit
hun onderzoek bleek dat dit meerdere positieve uitkomsten had binnen de organisatie.
Positieve uitkomsten bij volgers zoals tevredenheid met de supervisor,
organisationeel commitment, extra effort en betere waargenomen teameffectiviteit
werden gevonden door Peus et al. (2011). Ze vonden als antecendenten zelfkennis en
zelfconsistentie. Deze werden reeds weerspiegeld in de definities van Begley (2004)
(“self-knowlegde”), Harter (2002) (“to thine own self be true“) en Gardner et al. (2005)
(“act in accorande with one’s true self ”). Beide definities suggereren dat authenticiteit
het handelen volgens de eigen waarden, noden, wensen, overtuigingen en gedachten
reflecteert (Gardner et al., 2005; Harter, 2002).
Als we nog verder terug gaan in het verleden zien we dat authenticiteit zijn
wortels vindt in de Griekse filosofie. Authenticiteit gaat namelijk terug op het Griekse
woord ‘authento’. Hieruit werden vertalingen afgeleid zoals “to have full power”
(Trilling, 1972 ) en “the master of his or her own domain” (Kernis & Goldman, 2006)
(zoals geciteerd in Gardner et al., 2011). Trilling (1972) geeft in zijn studie reeds een
verschil aan tussen sincerity en authenticiteit. Hij beschrijft sincerity als het echt en
oprecht zijn tegenover anderen. Authenticiteit daarentegen, beschrijft hij als het oprecht
en eerlijk zijn tegenover zichzelf. Een verband met het antecedent zelfconsistentie
vinden we dus al in de historische wortels van het begrip (Khan, 2010).
De link tussen leiderschapsstijlen en feedbackomgeving.
Een interessante vraag is welke rol leiderschap speelt in de ontwikkeling van de
feedbackomgeving bij werknemers. Chen et al. (2007) vonden reeds dat de supervisor
één van de belangrijkste bronnen is om feedback van te ontvangen. Dit impliceert dat
leiderschap een invloed uitoefent op het feedbackproces dat speelt bij werknemers.
Vandewalle et al. (2000) vonden hiervoor evidentie: ze toonden aan dat de
leiderschapsstijl van een supervisor, wanneer deze een feedbackbron is, een effect heeft
op het promoten van feedback-zoekend gedrag. Het onderzoek van Gardner et al.
(2005) suggereerde ook dat authentiek leiderschap een belangrijke bijdrage levert tot
feedback-zoekend gedrag. Empirische evidentie ontbrak echter.
17
Onderzoek van Anseel en Lievens (2007) toont aan dat kwaliteit van de relatie
tussen leider en volger voorspellend is voor de relatie tussen de feedbackomgeving en
jobtevredenheid. De werknemers’ perceptie van de feedbackomgeving gecreëerd door
de supervisor is sterk gerelateerd aan de kwaliteit van de relatie met die supervisor. Dit
suggereert dat de karakteristieken, en bijgevolg ook de leiderschapsstijl van de
supervisor een effect hebben op de feedbackomgeving en het zoeken van feedback.
In 2012 bood het onderzoek van Qian et al. hiervoor een uitkomst. De
wetenschappers testten authentiek leiderschap als onafhankelijke variabele voor het
zoeken van feedback en vonden een positieve relatie. Deze werd gemedieerd door de
waargenomen instrumentele waarde (het geloof in de instrumentele waarde van
feedback zelf) en imago kost (het geloof dat vragen om feedback het imago beschadigt)
van feedback zoeken. Ze vonden dus empirische evidentie voor de link tussen
authentiek leiderschap en feedback zoeken.
Huidig onderzoek
Uit het literatuuronderzoek rond feedbackomgeving op p.4 blijkt dat een
gunstige en ondersteunende feedbackomgeving organisaties en hun werknemers ten
goede komt. Een aantal van bovenvermelde onderzoeken geven eveneens aan dat de
karakteristieken en de stijl van leidinggevenden een significant effect hebben op de
feedbackomgeving en het op zoek gaan naar feedback (Dahling & O’Malley, 2011;
Steelman et al., 2004). Bovendien blijkt uit het reeds vermeld onderzoek van Qian et al.
(2012) dat er een duidelijke link is tussen feedback zoeken en authentiek leiderschap.
Vanuit dit perspectief lijkt het zeer zinvol de relatie tussen authentiek leiderschap en de
feedbackomgeving te onderzoeken. Voorlopig is nog weinig onderzoek gepubliceerd
hieromtrent. Zeker in België is het onderzoek schaars. Daarom trachtten we met dit
onderzoek het verband tussen beide op de werkvloer na te gaan. Via een kwantitatieve
analyse proberen we meer inzicht te bieden in de rol die authentieke leiders spelen bij
het zoeken en geven van feedback. Op basis van de beschikbare theorieën werd de
volgende hypotheses vooropgesteld:
18
Hypothese1: Er is een positief verband tussen authentiek leiderschap en de
feedbackomgeving.
Hypothese 1a: Er is een positief verband tussen authentiek leiderschap
en de brongeloofwaardigheid.
Hypothese 1b: Er is een positief verband tussen authentiek leiderschap
en de kwaliteit van feedback.
Hypothese 1c: Er is een positief verband tussen authentiek leiderschap
en de aflevering van feedback.
Hypothese 1d: Er is een positief verband tussen authentiek leiderschap
en gunstige feedback.
Kluger en DeNisi (1996) stellen dat de feedbackinhoud bepaalt hoe mensen reageren op
beoordelingen. In het onderzoek van Steelman et al. (2004) geven de resultaten, tegen
de verwachtingen in, aan dat waarheidsgetrouwe ongunstige feedback positief
geassocieerd wordt met tevredenheid over de feedback, motivatie om meer feedback te
vragen en het verlangen om feedback te gebruiken voor verbetering.
Waarheidsgetrouwe ongunstige feedback kan dus positieve gevolgen hebben.
Aangezien authenticiteit sterk verband houdt met eerlijkheid en waarheidsgetrouwheid,
lijkt het ons interessant ook deze relatie te onderzoeken. We stellen daarom de volgende
hypothese op:
Hypothese 1e: Er is een positief verband tussen authentiek leiderschap
en ongunstige feedback.
Hypothese 1f: Er is een positief verband tussen authentiek leiderschap
en de beschikbaarheid van de bron.
19
Hypothese 1g: Er is een positief verband tussen authentiek leiderschap
en het aanmoedigen van feedback-zoekend gedrag.
Gezien de gunstige invloed van authentiek leiderschap op de volgers, kunnen we ook
stellen dat deze een gunstige invloed zal uitoefenen op de feedbackomgeving. In deze
studie zullen we aan de hand van de Feedback Environment Scale onderzoeken welke
op welke facetten van feedbackomgeving authenticiteit een effect geeft. Eerder werd
reeds het onderzoek van Anseel en Lievens (2007) vermeld in verband met de relatie
tussen leider en volger en het verband met de feedback omgeving. Daarnaast haalt het
onderzoek van Feys, Libbrecht, Anseel en Lievens (2008) het verband tussen de
feedbackomgeving en relatiekwaliteit aan. De literatuur doet suggereren dat vooral het
relationele aspect van authentiek leiderschap een invloed zal hebben op de
feedbackomgeving. We stellen daarom de volgende deelhypothese voorop:
Hypothese 2: Er is een groter positief verband tussen relationele transparantie
en de feedbackomgeving, dan bij de andere dimensies van authentiek
leiderschap.
20
Methode
Steekproef
Iedere persoon, werkend onder toezicht van een leidinggevende, mocht de
vragenlijst invullen. Dit heeft als gevolg dat een brede leeftijdsgroep kon deelnemen aan
het onderzoek. Honderd en acht personen vulden de vragenlijst in. Tien daarvan
vervolledigden de vragenlijst echter niet. De totale steekproef voor dit onderzoek
bestaat dus uit 98 participanten (N = 98). De leeftijd van de participanten was verdeeld
als volgt: 27 participanten waren tussen 19 en 23 jaar oud (27,6%), 36 participanten
waren tussen 24 en 26 (36,7%), 20 participanten waren tussen 27 en 35 jaar (20,4%) en
15 participanten waren tussen 36 en 57 jaar (15,3%). De gemiddelde leeftijd bedroeg
28,4 jaar (M = 28,40; SD = 8,48). 42,6% waren vrouwen (N = 46) en 48,2% waren
mannen (N = 52). Alle participanten zijn woonachtig in België. De link werd
persoonlijk toegestuurd naar 228 participanten. Een aantal hiervan hebben de link
doorgestuurd naar vrienden en/of kennissen. De link werd ook verspreid via
groepen/community’s op Facebook. De response rate is bijgevolg moeilijk te bepalen.
Opzet/Procedure
De vragenlijst werd verspreid via sociale media zoals Facebook en via e-mail.
Verder werd de snowball-samplingtechniek toegepast: een klein aantal participanten
werd gevraagd om zelf op zoek te gaan naar een vijftal kennissen en/of vrienden, die
buiten mijn sociaal netwerk vallen, om deel te nemen. De online vragenlijst bestond uit
drie delen, met een introductietekst die de enquête voorafging. Daarin werd de
doelstelling van het onderzoek meegedeeld, alsook de verzekering van de anonimiteit
van de deelnemers en de geschatte tijd voor het invullen van de vragenlijst. In het
eerste deel werd gepeild naar de feedbackomgeving. De gebruikte vragenlijst was de
Feedback Enviroment Scale (Steelman et al., 2004). Het tweede deel van de vragenlijst
was een vertaling van de Authentic Leadership Inventory (Neider & Schriesheim,
2011). Bij beide sets werd vooraf de volgende instructie gegeven: “Duid aan in welke
mate u het eens bent met de volgende stellingen”. Er werd telkens een 7-punts
Likertschaal gebruikt, variërend van 0 = helemaal oneens tot 6 = helemaal eens. Tot
21
slot werden een aantal vragen met betrekking tot demografische kenmerken toegevoegd,
ter controle voor eventuele vertekeningen in de resultaten. De participanten werden
gevraagd naar leeftijd, geslacht en job/functie.
Materiaal
Authenticiteit. Tal van meetinstrumenten werden ontwikkeld om authenticiteit
te onderzoeken. Bijvoorbeeld, de eerste poging om een bruikbaar en valide
meetinstrument te ontwikkelen voor authentiek leiderschap is die van Henderson en
Hoy (1983). Zij ontwikkelden de Leader Authenticity Scale, bestaande uit 32 items.
Deze werd getest door hun definitie van ‘leader authenticity’ na te gaan (salience of self
over role, perceived non-manipulation of subordinates en willingness to accept
responsibility for one’s own actions, outcomes and mistakes and the actions of other
members of the organization).
Anderen zoals Jensen en Luthans (2006), Tate (2008), Toor en Ofori (2009) en
Wongs en Cummings (2009) trachtten ook een meetinstrument te ontwikkelen om
authenticiteit bij leidinggevenden te onderzoeken. Het meeste bekende is wellicht de
Authentic Leadership Questionnaire. Onderzoek van Walumbwa, et al. (2008) bracht
een viercomponenten-model naar voor. Dit model werd gevalideerd en
geoperationaliseerd in de vorm van een vragenlijst, namelijk de ALQ of Authentic
Leadership Questionnaire (Walumbwa et al., 2008). De vragenlijst bestaat uit 16 items,
onderverdeeld in vier subschalen, namelijk de vier dimensies die reeds eerder vermeld
worden in de scriptie. Zij vormen samen een factor van hogere orde: de Authentic
Leadership factor.
Echter niet alle ontwikkelde meetinstrumenten zijn even bruikbaar. Tate (2008),
bijvoorbeeld, ontwikkelde een eigen meetinstrument op basis van het onderzoek van
George in 2003. Zeventien items vormden samen drie subschalen, zijnde: (1)
zelfdiscipline en ethische standaarden, (2) het tot stand brengen van positieve relaties,
(3) passie voor doel. Het onderzoek van George (2003) werd echter niet gevalideerd.
Ook het wijd bekende onderzoek van Walumbwa et al. (2008) bevat een aantal
beperkingen. Desalniettemin werd het theoretisch kader toch gebruikt als basis voor het
ontwikkelen van de ALI of Authentic Leadership Inventory (Neider & Schriesheim,
22
2011), dewelke wordt gebruikt in deze scriptie. Hieronder volgt een bespreking van
beide vragenlijsten.
In het artikel van Neider en Schriesheim worden een aantal problemen
besproken waarmee het onderzoek van Walumbwa et al. (2008) te kampen heeft,
namelijk: (1) het gaat voornamelijk om een kwalitatieve meting van het construct, (2) er
komen vragen naar boven rond de validiteit van het instrument, (3) de vragenlijst is
slechts gedeeltelijk beschikbaar voor andere onderzoekers. De academici halen ook aan
dat er in het onderzoek naar leiderschap een tekort is aan psychometrisch onderbouwde
metingen om de verscheidene constructen te onderzoeken. Dit komt volgens hen door
het feit dat leiderschapsattributen perceptueel van aard zijn en leiderschapsprocessen
dus moeilijk te generaliseren zijn. Veelvuldig en uitgebreid onderzoek naar authentiek
leiderschap als construct is dus aangewezen. Walumbwa et al. (2008) volgden eerder
ook dezelfde redenering en probeerden hieraan tegemoet te komen. door hun theorie-
gebaseerde meting te testen via confirmatorische factoranalyses. Uit de resultaten van
de studie bleek dat er evidentie was voor een multi-dimensioneel model, van hogere
orde. Er werd ook aangetoond dat het construct authentiek leiderschap verschillend is
van andere constructen zoals ethisch leiderschap (Brown et al., 2005) en
transformationeel leiderschap (Bass & Avolio, 2004). Op het eerste zicht leek dit een
zeer geslaagd onderzoek, met een valide en bruikbare vragenlijst als eindresultaat. Later
kwamen er echter een aantal vragen naar boven in verband met de inhouds- en
constructvaliditeit van het onderzoek: (1) de inhoudsvaliditeit die werd ondersteund
door de confirmatorische factoranalyse werd in vraag gesteld doordat er twee ‘garbage
parameters’ mee werden opgenomen in het onderzoek (Walumbwa, via persoonlijke
communicatie, 16 maart, 2009), (2) de validiteit van de Multifactor Leadership
Questionnaire of MLQ (Bass & Avolio, 1999), het instrument dat gebruikt werd om het
onderscheid tussen authentiek leiderschap en transformationeel leiderschap aan te
tonen, werd gecontesteerd. Het onderzoek van Neider en Schriesheim (2011) bood hier
een antwoord op en ging door middel van het uitvoeren van drie verschillende studies
een nieuwe vragenlijst ontwikkelen.
De eerste studie betreft de schaalontwikkeling en het testen van de
inhoudsvaliditeit. De nieuwe vragenlijst werd gebaseerd op de theorie en de acht
sample items uit het artikel van Walumbwa et al. (2008). De acht items uit het artikel
23
die wel beschikbaar waren, werden herschreven en gebruikt in de 16 item-vragenlijst
van Neider en Schriesheim (2011). Dezelfde dimensies werden behouden, namelijk
moreel perspectief (4 items), zelfbewustzijn (4 items), gebalanceerde verwerking (4
items) en relationele transparantie (4 items). Zowel de acht items uit de ALQ, als de 16
items van de ALI werden getest op inhoudsvaliditeit. Ze werden onderzocht door
middel van een kwantitatieve inhoudsvaliditeit beoordelingsprocedure ontwikkeld door
Schriesheim, Cogliser, Scandura, Lankau en Powers (1999, 1993). Men maakte gebruik
van een ANOVA-analyse en t-testen om subjectieve beoordeling te elimineren (Hinkin
& Tracey, 1999). Uit de resultaten bleek dat er ondersteuning was voor
inhoudsvaliditeit van de ALI. Eén van de 16 items, item 6, bleek echter wel hoger te
laden op de dimensie zelfbewustzijn, terwijl de theorie het item toewees aan de
component relationele transparantie. Dit was in lijn met de resultaten van de ALQ-
items. Zeven van de acht items vonden ondersteuning in de resultaten. Item 1 en item 6
uit de ALI waren gebaseerd op het item uit de ALQ dat geen ondersteuning vond.
De tweede studie had als doel de betrouwbaarheid, de factorstructuur en de
discriminante validiteit van het nieuwe instrument te onderzoeken. De interne
consistentie van de ALI-schalen werd getest met behulp Cronbach’s alpha. Bovendien
gebruikte men deze keer een grotere sample; de leiders waarover de bevragingen
werden afgenomen, waren namelijk John McCain en Barak Obama. Daarnaast werd in
deze studie ook sociale wenselijkheid (impression management) in rekening gebracht.
In tegenstelling tot het onderzoek van Walumbwa et al. (2008), dat de MLQ gebruikte
om het onderscheid tussen authentiek leiderschap en transformationeel leiderschap aan
te duiden, werd in deze studie de Tranformational Leadership Inventory of TLI
(Podsakoff, MacKenzie, Moorman, & Fetter, 1990) gebruikt om beide constructen
tegenover elkaar te zetten. De resultaten toonden aan dat er ondersteuning was voor de
vier ALI-schalen en dat sociale wenselijkheid geen verstorend effect had. Daarnaast
was er ook grote ondersteuning voor discriminante validiteit. Tegelijkertijd kwam er
wel uit de analyse naar voor dat transformationeel leiderschap en authentiek leiderschap
geen universele constructen zijn.
De derde studie die uitgevoerd werd, had als doel het repliceren van studie 2.
Alle analyses uit studie 2 werden opnieuw uitgevoerd, maar dan bij een andere sample.
Daarnaast werd er ook gebruik gemaakt van de multitrait-multimethode matrix
24
(MTMM). De bevindingen hiervan sluiten aan bij eerdere resultaten. Tot slot werd er
ook een blik geworpen op concurrente validiteit van de ALI-schalen. Het nomologisch
netwerk van authentiek leiderschap werd onderzocht door middel van drie lineaire
multiple regressieanalyses. Men gebruikte drie afhankelijke variabelen hiervoor:
organisational commitment, overall job satisfaction en supervisory satisfaction. Er werd
meerdere malen statistische significantie gevonden tussen de drie variabelen en de ALI-
schalen. Er kon dus geconcludeerd worden dat er inderdaad concurrente validiteit was.
Gegeven de resultaten van deze drie recente studies en het feit dat de ALQ niet
volledig beschikbaar is voor onderzoekers, lijkt het duidelijk waarom er gekozen werd
om de ALI te gebruiken in dit onderzoek. Cronbach’s alfa voor dit onderzoek bedroeg
voor zelfbewustzijn .70, voor moreel perspectief .61, voor relationele transparantie .66
en .86 voor gebalanceerde verwerking. In het onderzoek van Neider en Schriesheim
(2011) bedroeg Cronbach’s alfa respectievelijk .64, .65, .71 en .72. We kunnen dus
constateren dat de alfa’s in onze studie gelijkaardig zijn. Een overzicht van de items
vindt u terug in Bijlage 1.
Feedbackomgeving. De vragenlijst die in deze masterproef gehanteerd wordt
om de feedbackomgeving in kaart te brengen, is de FES of Feedback Environment
Scale. Het model van feedbackomgeving, gevalideerd door Steelman et al. (2004), dat
geoperationaliseerd wordt door de FES, hanteert twee factoren, met name de
leidinggevende factor en de collega factor. In deze studie wordt er enkel gebruik
gemaakt van de supervisor als bron, omdat de collega als bron geen effect heeft op wat
we willen onderzoeken, namelijk hoe authentiek leiderschap de feedbackomgeving
beïnvloedt. Bovendien ondersteunt confirmatorische factoranalyse voornamelijk de
leidinggevende factor. De betrouwbaarheid in het onderzoek van Steelman et al. (2004)
lag tussen .82 en .92 (Cronbach’s Alfa) voor de leidinggevende factor. Voor de collega
factor lag die tussen .74 en .92.
De Feedback Environment Scale meet zeven constructen. Deze constructen
worden eerder in deze scriptie uitgelegd. Er wordt, net zoals in dit onderzoek, gebruik
gemaakt van een 7-punts Likert schaal. De zeven facetten zijn de volgende: de perceptie
van de geloofwaardigheid en kennis van de feedbackbron (5 items), de kwaliteit van de
feedback (5 items), de aflevering van de feedback (5 items), het voorzien van zowel
25
gunstige (4 items) als ongunstige feedback (4 items), de beschikbaarheid van de
feedbackbron (5 items) en de frequentie en de mate waarin het zoeken van feedback
wordt aangemoedigd (4 items). Cronbach’s alfa van de afzonderlijke subschalen
bedroegen in dit onderzoek respectievelijk .80, .89, .84, .91, .82, .71 en .73. Voor de
totale schaal bedroeg Cronbach’s alfa .93 in dit onderzoek en .96 in het onderzoek van
Steelman et al. (2004). In Bijlage 2 vindt u de items terug.
Dit meetinstrument werd ontwikkeld met de bedoeling te onderzoeken in welke
mate de organisatie in kwestie feedbackprocessen ondersteunt. Bovendien kunnen de
resultaten van de vragenlijst inzicht en diagnostische hulp bieden om leidinggevenden
beter en anders te trainen. Andere onderzoeksinstrumenten zoals die van Herold en
Parsons (1985), werden niet gebruikt omdat de FES recenter en meer omvattend is. De
vragenlijst die in dit onderzoek gebruikt wordt, brengt ook het aspect van
waarheidsgetrouwheid bij ongunstige feedback in rekening, wat nog niet gebeurde bij
voorgaande vragenlijsten. Het is tevens ook het meest gebruikte instrument om de
feedbackomgeving te onderzoeken (Steelman et al., 2004).
Data-analyse
Beide kwantitatieve vragenlijsten worden verwerkt met het statistische
programma SPSS 22. Allereerst wordt een descriptieve analyse uitgevoerd om tot de
intercorrelaties tussen de verschillende componenten van authentiek leiderschap en de
feedbackomgeving te komen. Om de gestelde hypothesen na te gaan, wordt vervolgens
gebruik gemaakt van hiërarchische regressieanalyses. Deze worden uitgevoerd om te
onderzoeken of feedbackomgeving voorspeld kan worden door authentiek leiderschap.
Er wordt eveneens onderzocht of de zeven facetten van feedbackomgeving afzonderlijk
kunnen voorspeld worden door authentiek leiderschap. Bij de analyses worden eerst de
achtergrondvariabelen (leeftijd en geslacht) ingevoerd. Daarna werd in de tweede stap
de variabele authentiek leiderschap ingevoerd. Er wordt gekeken naar de F-toets voor
ΔR2 om de significantie te bepalen. Deze geeft de verklaarde variantie aan na het
opnemen van een extra variabele. Tot slot onderzoeken we met behulp van een one
sample t-test of relationele transparantie meer invloed heeft op de feedbackomgeving
dan de andere dimensies.
26
27
Resultaten
Descriptieve Analyses
In Tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de gemiddelden, standaarddeviaties,
interne consistenties (uitgedrukt door Cronbach’s alpha) en Pearson
correlatiecoëfficiënten van alle variabelen in dit onderzoek. De antwoorden op de
verschillende subschalen zijn over het algemeen eerder positief. De antwoorden van de
participanten worden weergegeven op een schaal van 0 tot 6: 0 = helemaal oneens, 1 =
oneens, 2 = eerder oneens, 3 = noch eens, noch oneens, 4 = eerder eens, 5 = eens en 6
= helemaal eens. Wat betreft authentiek leiderschap beoordeelden de participanten hun
leiders gemiddeld met een score van M = 3.20 voor zelfbewustzijn, M = 3.85 voor
moreel perspectief, M = 3.94 voor relationele transparantie en M = 3.94 voor
gebalanceerde verwerking. De beoordeling van de feedbackomgeving ligt iets hoger. De
gemiddelde beoordeling voor de geloofwaardigheid van de feedbackbron bedroeg M =
4.70. Ze bedroeg M = 4.24 voor de kwaliteit van de feedback, M = 3.22 voor de
aflevering van feedback, M = 3.70 voor het voorzien van gunstige feedback, M = 4.35
voor het voorzien van ongunstige feedback, M = 3.96 voor de beschikbaarheid van de
feedbackbron en M = 3.68 voor de aanmoediging van feedback-zoekend gedrag.
Bij leeftijd en geslacht vinden we geen enkele intercorrelatie terug, met
uitzondering van de correlatie tussen de aflevering van feedback en geslacht (r = .25, p
< .05). De overige Pearson correlatiecoëfficiënten variëren van r = -.14 tot r = .04 voor
geslacht bij de verschillende subschalen. Voor leeftijd varieert r bij de verschillende
subschalen van -.12 tot .15. Dit betekent dat jongere en oudere werknemers in deze
studie hun leidinggevenden gemiddeld als even authentiek beschouwen en dat er geen
verschillen zijn in hoe de feedbackomgeving ervaren wordt. Ook geslacht heeft met
andere woorden geen effect op hoe authentiek leidinggevenden bevonden worden. In
hoe mannen en vrouwen de feedbackomgeving ervaren in dit onderzoek vinden we ook
geen verschil, met één enkele uitzondering: de correlatie tussen aflevering van feedback
en geslacht duidt erop dat mannen en vrouwen verschillend kunnen reageren op
feedback en het moment en de sfeer van de aflevering van feedback anders ervaren.
28
Tabel 1
Gemiddelden (M), standaarddeviaties (SD) en intercorrelaties van alle opgenomen variabelen
M SD 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
1. Geslachta / / /
2. Leeftijd 28.4 8.48 .01 /
3. AL_zelfbewustzijn 3.20 1.19 .04 .15 (.70)
4. AL_moreelPerspec 3.85 0.95 -.14 -.05 .52** (.61)
5. AL_relationeleTra 3.94 1.08 -.02 .03 .72** .59** (.66)
6. AL_gebalaVerwer 3.47 1.34 -.02 .3 .81** .66** .75** (.86)
7.
Feedback_geloofwa
4.70 0.83 .01 -.04 .40** .39** .46** .44** (.80)
8. Feedback_kwalitei 4.24 1.05 .04 -.01 .54** .47** .60** .63** .72** (.89)
9. Feedback_afleveri 3.22 0.65 .25* .12 .38** .43** .44** .54** .41** .59** (.84)
10. Feedback_gunstig 3.70 1.51 .02 .05 .67** .58** .74** .74** .55** .60** .51** (.91)
11. Feedback_onguns 4.35 0.94 .04 .09 .21* .40** .20* .22* .39** .44** .30** .16 (.82)
12. Feedback_beschi 3.96 1.10 .02 -.12 .34* .31** .42** .37** .59** .51** .43** .46** .33* (.71)
13. Feedback_fbzoek 3.68 1.13 -.02 .00 .55* .47** .59** .65** .62** .63** .48** .58** .20* .52** (.73)
Noot. N = 98. De waarden tussen haakjes op de diagonaal geven de interne consistentie van de betreffende variabele weer waar mogelijk. a Geslacht is als volgt gecodeerd: man = 0; vrouw = 1.
*p<.05;**p<.01;***p<.001.
29
Daarnaast zien we, zoals verwacht, dat de vier dimensies van authentiek
leiderschap vrij sterk met elkaar correleren. Alle intercorrelaties zijn significant,
variërend van r = .52 tot r = .81. Verder zien we dat vrijwel alle correlaties tussen de
facetten van de feedbackomgevingsschaal significant zijn, met uitzondering van de
intercorrelatie tussen gunstige en ongunstige feedback (r = .16). De andere facetten van
de feedbackomgeving halen intercorrelaties variërend tussen r = .22 en r = .74.
Vervolgens zien we ook dat alle intercorrelaties tussen de facetten van de
feedbackomgevingsschaal en de dimensies van authentiek leiderschap significant zijn.
Er is een positieve correlatie waarneembaar tussen alle componenten van beide
constructen. De zwakste correlatie vinden we tussen ongunstige feedback en relationele
transparantie (r = .20, p < .05). De sterkste correlatie bedraagt r = .74 en vinden we
tussen gunstige feedback en relationele transparantie, en gunstige feedback en
gebalanceerde verwerking. Deze positieve correlaties zijn in lijn met de hypotheses
gesteld in ons onderzoek.
Tot slot vindt men de interne consistenties van de verschillende subschalen
eveneens in Tabel 1. Cronbach’s alfa varieert van .61 tot .86 bij de dimensies van
authentiek leiderschap. Bij de facetten van de feedbackomgeving varieert Cronbach’s
alfa van .71 tot .91. We kunnen dus concluderen dat de betrouwbaarheid van de
verschillende subschalen goed is.
Hypothesetoetsing
T-test. Om te onderzoeken of relationele transparantie meer invloed heeft op de
feedbackomgeving dan de andere dimensies van authentiek leiderschap, kijken we naar
de resultaten van de one sample t-test. Deze zijn in Tabel 2 weergeven. Met behulp van
de t-toets kunnen we zien of er een significant verschil is tussen de gemiddelde score op
relationele transparantie (M = 3.94, SD = 1.09) en de overige dimensies van authentiek
leiderschap (M = 3.85, SD = 0.95 voor zelfbewustzijn; M = 3.2, SD = 1.19 voor moreel
perspectief; M = 3.46, SD = 1.34 voor gebalanceerde verwerking). Voor relationele
transparantie vinden we t (95) = 2.660, p = .009. De gemiddelde score van relationele
transparantie is dus significant verschillend van de andere dimensies. Hiermee wordt
Hypothese 2 bevestigd.
30
Tabel 2 One sample t-test van de dimensies van authentiek leiderschap
Hiërarchische regressieanalyse. Om na te gaan of authentiek leiderschap een
invloed heeft op de totale feedbackomgeving wordt er een hiërarchische
regressieanalyse uitgevoerd van authentiek leiderschap op de totale feedbackomgeving.
In Tabel 3 wordt deze regressieanalyse weergeven. De variantie verklaard door de
achtergrondvariabelen bedraagt 0,4%, F(2,75) = 0.146, p = .864. Geslacht en leeftijd
zijn met andere woorden geen significante voorspellers van de totale
feedbackomgeving. Na toevoeging van authentiek leiderschap bedraagt de totale
verklaarde variantie 59%, F(1,74) = 107.857, p = .000. Authentiek leiderschap is dus
een significante voorspeller van de totale feedbackomgeving (β = .62, p < .001).
Hypothese 1 wordt hierdoor opnieuw bevestigd.
Tabel 3 Hiërarchische regressieanalyse van authentiek leiderschap op de totale
feedbackomgeving
Feedbackomgeving
Variabele b SE(b) t p ∆ R²
Stap 1
Geslacht .10 .18 .53 .93 .00
Leeftijd -.00 .011 -.09 .60
Stap 2
Authentiek leiderschap .62 .06 10.39 .00 .59***
Noot: * p < 0.05, ** p< 0.01, *** p<.001
Regressiecoëfficiënten zijn voor de laatste stap.
Dimensie t p
Zelfbewustzijn -3.645 .000
Moreel perspectief 2.108 .038
Relationele transparantie 2.66 .009
Gebalanceerde verwerking -1.282 0.203
Test value = 3.6447
31
Om na te gaan of authentiek leiderschap een invloed heeft op de
geloofwaardigheid van de feedbackbron, wordt er een hiërarchische regressieanalyse
uitgevoerd van authentiek leiderschap op de brongeloofwaardigheid. In Tabel 4 wordt
deze regressieanalyse weergeven. Bij de eerste stap kunnen we afleiden dat de
controlevariabelen geslacht en leeftijd 1%, (F(2,85) = 0.452, p = .638), van de variantie
verklaren, maar niet significant zijn. Geslacht en leeftijd zijn met andere woorden geen
significante voorspellers van de geloofwaardigheid van de feedbackbron. Na toevoeging
van authentiek leiderschap bedraagt de totaal verklaarde variantie 19%, F(1, 84) =
20.499, p = .000. Authentiek leiderschap is een significante voorspeller van de
geloofwaardigheid van de bron (β = .37, p < .001). Hypothese 1a wordt hierdoor
bevestigd.
Tabel 4 Hiërarchische regressieanalyse van authentiek leiderschap op de
geloofwaardigheid van de feedbackbron
Brongeloofwaardigheid
Variabele b SE(b) t p ∆ R²
Stap 1
Geslacht -.06 .17 -.35 .73 .01
Leeftijd -.01 .01 -.88 .38
Stap 2
Authentiek leiderschap .37 .08 4.53 .00 .19***
Noot: * p < 0.05, ** p< 0.01, *** p<.001
Regressiecoëfficiënten zijn voor de laatste stap.
32
Om na te gaan of authentiek leiderschap een invloed heeft op de kwaliteit van de
feedback, wordt er een hiërarchische regressieanalyse uitgevoerd van authentiek
leiderschap op de feedbackkwaliteit. In Tabel 5 wordt deze regressieanalyse weergeven.
Bij de eerste stap kunnen we afleiden dat de controlevariabelen geslacht en leeftijd 0%,
F(2,84) = .021, p = .979, van de variantie verklaren. Geslacht en leeftijd zijn met andere
woorden geen significante voorspellers van de kwaliteit van feedback. Na toevoeging
van authentiek leiderschap bedraagt de totale verklaarde variantie 39%, F(1,83) =
52.572, p = .000. Authentiek leiderschap is een significante voorspeller van de kwaliteit
van feedback (β = .66, p < .001). Hypothese 1b wordt hierdoor bevestigd.
Tabel 5 Hiërarchische regressieanalyse van authentiek leiderschap op de kwaliteit van
de feedback
Feedbackkwaliteit
Variabele b SE(b) t p ∆ R²
Stap 1
Geslacht .03 .22 -.13 .89 .00
Leeftijd -.00 .01 -.16 .87
Stap 2
Authentiek leiderschap .66 .09 7.25 .00 .39***
Noot: * p < 0.05, ** p< 0.01, *** p<.001
Regressiecoëfficiënten zijn voor de laatste stap
33
Om na te gaan of authentiek leiderschap een invloed heeft op de aflevering van
feedback, wordt er een hiërarchische regressieanalyse uitgevoerd van authentiek
leiderschap op de aflevering van feedback. In Tabel 6 wordt deze regressieanalyse
weergeven. Bij de eerste stap kunnen we afleiden dat de controlevariabelen geslacht en
leeftijd 6%, (F(2,85) = 2.682, p = .074), van de variantie verklaren. Geslacht en leeftijd
zijn met andere woorden geen significante voorspellers van de aflevering van feedback.
Na toevoeging van authentiek leiderschap bedraagt de totale verklaarde variantie 26%,
(F(1,84) = 31.790, p = .000). Authentiek leiderschap is een significante voorspeller van
de aflevering van feedback (β = .33, p < .001). Hypothese 1c wordt hierdoor bevestigd.
Tabel 6 Hiërarchische regressieanalyse van authentiek leiderschap op de aflevering
van feedback
Aflevering van feedback
Variabele b SE(b) t p ∆ R²
Stap 1
Geslacht .25 .13 1.88 .63 .06
Leeftijd .01 .01 1.33 .19
Stap 2
Authentiek leiderschap .33 .06 5.64 .00 .26***
Noot: * p < 0.05, ** p< 0.01, *** p<.001
Regressiecoëfficiënten zijn voor de laatste stap
34
Om na te gaan of authentiek leiderschap een invloed heeft op de gunstigheid van
feedback, wordt er een hiërarchische regressieanalyse uitgevoerd van authentiek
leiderschap op gunstige feedback. In Tabel 7 wordt deze regressieanalyse weergeven.
Bij de eerste stap kunnen we afleiden dat de controlevariabelen geslacht en leeftijd 0%,
F(2,84) = 1.62, p = .851, van de variantie verklaren. Geslacht en leeftijd zijn met andere
woorden geen significante voorspellers van gunstige feedback. Na toevoeging van
authentiek leiderschap bedraagt de totale verklaarde variantie 59%, F(1,83) = 120.014,
p = .000. Authentiek leiderschap is een significante voorspeller van de gunstige
feedback (β = 1.20, p < .001). Hypothese 1d wordt hierdoor bevestigd.
Tabel 7 Hiërarchische regressieanalyse van authentiek leiderschap op gunstige
feedback
Gunstige feedback
Variabele b SE(b) t p ∆ R²
Stap 1
Geslacht .18 .02 .20 .84 .00
Leeftijd .00 .011 -.09 .60
Stap 2
Authentiek leiderschap 1.20 .11 10.96 .00 .59***
Noot: * p < 0.05, ** p< 0.01, *** p<.001
Regressiecoëfficiënten zijn voor de laatste stap.
35
Om na te gaan of authentiek leiderschap een invloed heeft op de ongunstigheid
van feedback, wordt er een hiërarchische regressieanalyse uitgevoerd van authentiek
leiderschap op ongunstige feedback. In Tabel 8 wordt deze regressieanalyse weergeven.
Bij de eerste stap kunnen we afleiden dat de controlevariabelen geslacht en leeftijd 0%,
F(2,85) = .534, p = .588, van de variantie verklaren. Geslacht en leeftijd zijn met andere
woorden geen significante voorspellers van de ongunstigheid van feedback. Na
toevoeging van authentiek leiderschap bedraagt de totale verklaarde variantie 13%,
F(1,84) = 13.173, p = .000. Authentiek leiderschap is een significante voorspeller van
ongunstige feedback (β = .33, p < .001). Hypothese 1e wordt hierdoor bevestigd.
Tabel 8 Hiërarchische regressieanalyse van authentiek leiderschap op ongunstige
feedback
Ongunstige feedback
Variabele b SE(b) t p ∆ R²
Stap 1
Geslacht -.17 .19 -.88 .38 .01
Leeftijd .00 .01 .55 .58
Stap 2
Authentiek leiderschap .33 .09 3.63 .00 .13***
Noot: * p < 0.05, ** p< 0.01, *** p<.001
Regressiecoëfficiënten zijn voor de laatste stap.
36
Om na te gaan of authentiek leiderschap een invloed heeft op de
beschikbaarheid van de feedbackbron, wordt er een hiërarchische regressieanalyse
uitgevoerd van authentiek leiderschap op de bronbeschikbaarheid. In Tabel 9 wordt
deze regressieanalyse weergeven. Bij de eerste stap kunnen we afleiden dat de
controlevariabelen geslacht en leeftijd 2%, F(2,83) = .684, p = .508, van de variantie
verklaren. Geslacht en leeftijd zijn met andere woorden geen significante voorspellers
van de bronbeschikbaarheid. Na toevoeging van authentiek leiderschap bedraagt de
totale verklaarde variantie 19%, F(1,82) = 19.598, p = .000, Authentiek leiderschap is
een significante voorspeller van de beschikbaarheid van de bron (β = .51, p < .001).
Hypothese 1f wordt hierdoor bevestigd.
Tabel 9 Hiërarchische regressieanalyse van authentiek leiderschap op de
beschikbaarheid van de bron
Bronbeschikbaarheid
Variabele b SE(b) t p ∆ R²
Stap 1
Geslacht -.05 .24 -.22 .83 .02
Leeftijd -.02 .01 -1.15 .26
Stap 2
Authentiek leiderschap .51 .12 4.43 .00 .19***
Noot: * p < 0.05, ** p< 0.01, *** p<.001
Regressiecoëfficiënten zijn voor de laatste stap.
37
Om na te gaan of authentiek leiderschap een invloed heeft op het aanmoedigen
van feedback-zoekend gedrag, wordt er een hiërarchische regressieanalyse uitgevoerd
van authentiek leiderschap op de aanmoediging van feedback-zoekend gedrag. In Tabel
10 wordt deze regressieanalyse weergeven. Bij de eerste stap kunnen we afleiden dat de
controlevariabelen geslacht en leeftijd 0%, F(2,85) = .046, p = .955, van de variantie
verklaren. Geslacht en leeftijd zijn met andere woorden geen significante voorspellers
van de totale feedbackomgeving. Na toevoeging van authentiek leiderschap bedraagt de
totale verklaarde variantie 39%, F(1,84) = 53.239, p = .000,. Authentiek leiderschap is
een significante voorspeller van de aanmoediging van feedback-zoekend gedrag (β =
.70, p < .001). Hypothese 1g wordt hierdoor bevestigd.
Tabel 10 Hiërarchische regressieanalyse van authentiek leiderschap op het
aanmoedigen van feedback-zoekend gedrag
Aanmoedigen feedback-zoekend gedrag
Variabele b SE(b) t p ∆ R²
Stap 1
Geslacht -.04 .24 -.18 .86 .00
Leeftijd -.00 .13 -.24 .81
Stap 2
Authentiek leiderschap .70 .10 7.30 .00 .39***
Noot: * p < 0.05, ** p< 0.01, *** p<.001
Regressiecoëfficiënten zijn voor de laatste stap.
38
Discussie
De doelstelling van deze studie was inzicht brengen in de relatie tussen
authentiek leiderschap en de feedbackomgeving. Via kwantitatieve vragenlijsten werden
de gepercipieerde authenticiteit van leidinggevenden en de gepercipieerde
feedbackomgeving bij 98 participanten in kaart gebracht. Door middel van statistische
analyses werd gepoogd meer inzicht te bieden in het verband tussen beide. De zeven
facetten van feedbackomgeving werden onderzocht in relatie tot vier dimensies van
authentiek leiderschap. De correlationele analyse toonde reeds een aantal interessante
zaken aan: alle intercorrelaties tussen de subschalen van beide concepten zijn significant
en positief. Er werd dus een positief significant verband gevonden tussen beide
constructen, net zoals verwacht werd. Uit de regressieanalyses konden we afleiden dat
59% van de variantie van de totale feedbackomgeving verklaard wordt door authentiek
leiderschap in het model van deze studie. Bovendien vond men, net zoals in de
deelhypotheses vooropgesteld werd, een positief significant verband bij alle zeven
facetten van de feedbackomgeving en authentiek leiderschap. De verklaarde variantie
door authentiek leiderschap bedraagt 19% voor de geloofwaardigheid van de
feedbackbron, 39% voor de kwaliteit van de feedback, 26% voor de aflevering van
feedback, 69% voor het voorzien van gunstige feedback, 13% voor het voorzien van
ongunstige feedback, 19% voor de beschikbaarheid van de feedbackbron en 39% voor
de aanmoediging van feedback-zoekend gedrag. Hypothese 1 werd dus bevestigd,
alsook de deelhypotheses. Belangrijk, maar niet onverwacht is het positieve verband
tussen ongunstige feedback en authentiek leiderschap. Andere meetinstrumenten
brachten eerder het feedbackteken (of feedback negatief of positief is) in rekening. Tot
nu toe had de dimensie negatieve feedback steeds een omgekeerde correlatie of negatief
verband met uitkomsten zoals jobtevredenheid. Hoewel we de laagste correlaties
waarnemen en authentiek leiderschap het minst voorspellend is voor deze facet, is dit
toch een belangrijk gegeven. Leidinggevenden hebben vaak het idee dat het geven van
negatieve feedback zorgt voor onprettige gevoelens en negatieve reacties bij hun
werknemers (Larson, 1986). De positieve relatie tussen ongunstige feedback en
authentiek leiderschap suggereert dat dit niet het geval is. Authentiek leiderschap lijkt
het meest voorspellend te zijn voor de facet gunstige feedback. 59% van de variantie
39
van gunstige feedback wordt verklaard door authentiek leiderschap. Voorgaand
onderzoek leverde reeds empirische evidentie voor positief verband tussen beide.
Atwater, Roush en Fischthal (1995) onderzochten de invloed van positieve feedback op
de beoordeling van leidinggevenden. De onderzoekers vonden dat de beoordelingen van
de leidinggevenden verbeterden na feedback. De relatie in twee richtingen kan er zorgen
voor een groter verband. Bovendien is intussen geweten dat authentiek leiderschap
gelinkt is aan verschillende organisatie-uitkomsten. Het is mogelijk dat werknemers
met meer authentieke leidinggevenden zich in een werksituatie bevinden die zeer
gunstig is, waarin ook meer gunstige feedback gegeven wordt.
Ook een aantal demografische variabelen werden in rekening gebracht. Uit het
onderzoek blijkt dat leeftijd en geslacht slechts in zeer beperkte mate invloed hebben op
de feedbackomgeving in dit onderzoek. Geen van de facetten van feedbackomgeving
worden verklaard door de controlevariabelen. In de correlationele analyses werd echter
een kleine, maar significante correlatie gevonden tussen geslacht en aflevering van de
feedback. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat vrouwen anders reageren op het
ontvangen van feedback en het moment en de wijze waarop de feedback gegeven wordt
anders gaan ervaren. Verdere evidentie hiervoor werd in deze studie echter niet
gevonden.
Via een one sample t-test werd ook onze tweede hypothese bevestigd. Er werd
een significant verschil gevonden tussen de gemiddelde score van relationele
transparantie en de andere dimensies van authentiek leiderschap.
Bovendien kan ook opgemerkt worden dat er over het algemeen geen hoge
scores van authentiek leiderschap waargenomen zijn. Deze resultaten kunnen een
aanleiding zijn om als bedrijf meer te gaan investeren in de zoektocht naar
leidinggevenden met authentieke eigenschappen of om een omgeving te creëren die
meer toelaat om authentiek op te treden.
40
Praktische implicaties
In alle bedrijven en op alle niveaus van de organisatie is feedback van belang.
De gebruikte vragenlijsten kunnen voor leiders en organisaties van nut zijn om
verbeteringspunten te identificeren en specifiekere trainingen voor leidinggevenden te
ontwikkelen. Bovendien kan het een licht werpen op wanneer werknemers meer
geneigd zijn feedback goed te ontvangen en ook effectief te gebruiken.
Het is belangrijk dat werknemers een goede relatie opbouwen met hun
leidinggevende. Wanneer ze het gevoel hebben dat hun leider waarden bezit zoals
integriteit, eerlijkheid en openheid, en die ook gereflecteerd worden in de relaties die ze
hebben met hun werknemers, zal feedback veel geloofwaardiger overkomen en
bovendien beter opgenomen worden.
Uit het gevonden positieve verband tussen authentiek leiderschap en ongunstige
feedback, kunnen we een belangrijke les halen. Al te vaak denkt men dat negatieve
feedback slecht ontvangen zal worden. Wanneer ze echter op een accurate en
waarheidsgetrouwe manier gegeven wordt, heeft feedback geen negatieve impact op de
gepercipieerde feedbackomgeving. Authenticiteit bij leidinggevenden geeft blijk van
eerlijkheid bij het geven van feedback. Er kan dus veel geleerd worden uit de manier
waarop authentieke leidinggevenden negatieve feedback overbrengen.
Tot slot hopen we dat dit onderzoek een bijdrage kan leveren in de ontwikkeling
van begrip en kennis van het construct authentiek leiderschap. Het is belangrijk
aandacht te hebben voor de werkomgeving van de leidinggevende. De mogelijkheid tot
reflectie binnen een organisatie kan bevorderlijk zijn voor de feedbackomgeving.
Authentieke leiders reflecteren immers vaak over hun handelingen en acties en dienen
dus ruimte en tijd krijgen om dat te doen. Vaak vervullen leidinggevenden een
voorbeeldfunctie. Eerder haalden we reeds het belang van gedragscues aan. Deze
worden door volgers gebruikt om conclusies te trekken (Avolio et al., 2004). Het is
belangrijk dat werknemers een aantal gedragingen van hun leidinggevenden gaan
overnemen. Het creëren van een ondersteunende feedbackomgeving, waarbinnen het
mogelijk is om over zichzelf en anderen te reflecteren, kan belangrijk zijn voor de
individuele ontwikkeling van zowel leidinggevende als subordinaat. Feedback maakt
immers een groot deel uit van het leerproces.
41
Beperkingen
Deze studie heeft een aantal beperkingen waarmee men rekening moet houden
bij het interpreteren van deze resultaten. Een eerste beperking schuilt in de steekproef.
Wegens tijdsgebrek konden slechts 98 participanten deelnemen aan het onderzoek en
hierdoor vermindert de power van de studie. Bovendien bestond de steekproef voor het
grootste deel uit jongere werknemers. Niet alle leeftijdsgroepen zijn evenredig
vertegenwoordigd in deze studie: er is een ondervertegenwoordiging van werknemers
boven de 28 jaar, wat de generaliseerbaarheid van deze studie in het gedrang brengt.
Deze beperking is te wijten aan de gemiddelde leeftijd van de mensen uit het sociale
netwerk dat geraadpleegd werd.
Een tweede aantal beperkingen in dit onderzoek heeft te maken met het
gebruikte meetinstrument. De data werd verkregen door middel van een vragenlijst, dus
op basis van subjectieve beoordelingen. Vooral authentiek leiderschap, maar ook de
feedbackomgeving, zijn echter moeilijk te meten via een ander meetinstrument.
Daarnaast werden ook een aantal variabelen niet bevraagd. De scholingsgraad van de
werknemers, bijvoorbeeld, werd niet bevraagd in deze vragenlijst, waardoor hiervoor
dus niet gecontroleerd kon worden. Mogelijks heeft de scholingsgraad van de
werknemer een effect op hoe feedback wordt ontvangen. De job of functie die de
participanten uitoefenen werden wel bevraagd. De afwisseling in antwoorden duidt erop
dat participanten uit verschillende sectoren komen. Ook de kennis en informatie omtrent
het profiel en de positie van de leidinggevenden waarover de vragenlijst werd
afgenomen is klein. Als werknemer zijn deze vragen echter moeilijk te beantwoorden.
Er is bijvoorbeeld niet bevraagd hoeveel werknemers de leidinggevende onder zich
heeft staan en op welk niveau van de organisatie de leidinggevende zit. De context
waarin de relatie van de werknemers en leidinggevenden zich afspeelt, kan hierdoor
moeilijk ingeschat worden. Dit bemoeilijkt het interpreteren van de resultaten.
Bovendien was dit een cross-sectioneel onderzoek. Aangezien dit een
momentopname was, kunnen oorzakelijke verbanden niet worden vastgesteld. Hiervoor
is longitudinaal onderzoek nodig.
Tot slot dient men bij het interpreteren van de resultaten rekening te houden met
de subjectiviteit van de authenticiteitsbeoordelingen. Er werd telkens slechts 1
42
beoordeling per leidinggevende opgenomen in de data. Dit kan een vertekend beeld
geven.
Vervolgonderzoek
Hoewel deze studie een aantal beperkingen bevat, kunnen uit dit onderzoek, net
zoals uit alle andere, een aantal lessen getrokken worden. Bovendien is het onderzoek
van authentiek leiderschap nog vrij recent en zijn alle bijkomende studies van nut om
het concept beter te begrijpen en in kaart te brengen. Het is een onderzoekdomein dat
nog vele lacunes kent. Rekening houdend met bovenvermelde beperkingen, kan de
relatie tussen authentiek leiderschap en de feedbackomgeving nog verder onderzocht
worden.
Een eerste aanbeveling betreft het reeds vermelde probleem van het cross-
sectioneel design. Er kunnen geen causale conclusies getrokken worden. Longitudinaal
onderzoek kan verbanden tussen andere antecedenten van de constructen blootleggen en
de gevolgen ervan onthullen. Hoewel aan de gevonden verbanden in dit onderzoek geen
richting kan gegeven worden, vertrok deze studie in de eerste instantie vanuit het idee
dat authentiek leiderschap een invloed zou hebben op de feedbackomgeving. Meer
specifiek kan men met een longitudinaal design onderzoeken of de feedbackomgeving
ook een impact heeft op de authentiek leiderschap en andere leiderschapsstijlen.
De relatie tussen beide constructen kan evenwel nog verder uitgediept worden.
Mogelijks spelen een aantal mediërende variabelen een rol. In het onderzoek van Qian
et al. (2012) werd er reeds empirische evidentie gevonden voor twee mediërende
variabelen. De positieve relatie tussen feedback zoeken en authentiek leiderschap wordt
gemedieerd door percepties van instrumentele waarde en imagokost. Het onderzoek
werd uitgevoerd in China. Naar aanleiding van het onderzoek van Neider en
Schriesheim (2011), waaruit bleek dat authentiek leiderschap geen universeel construct
is, stellen we voor het onderzoek van Qian et al. (2012) in de toekomst te repliceren bij
verschillende samples in verschillende landen. Het loont zeker ook de moeite een blik te
werpen op andere mogelijke mediatoren of moderatoren. Contextvariabelen kunnen
bijvoorbeeld de impact van feedback veranderen (Dahling & O’Malley, 2011).
Feedbackoriëntatie heeft mogelijks ook een impact op de relatie tussen beide.
43
Onderzoek rond mogelijk meespelende variabelen stelt wetenschappers in staat een
aantal belangrijke mediatoren te identificeren om zo nog meer verbeteringen op het van
leiderschap en management en training te verwezenlijken.
Een mogelijke suggestie voor bijkomend onderzoek is nagaan wat het verschil is
tussen het effect van transformationeel leiderschap en authentiek leiderschap op de
feedbackomgeving. Heel wat auteurs onderzochten reeds de verschillen tussen beide
leiderschapsstijlen. Een significant verschil in effect tussen beide stijlen op de
feedbackomgeving kan verdere evidentie leveren voor de discriminante validiteit van
authentiek leiderschap. Bovendien kan men op deze manier nog meer specifieke
suggesties leveren voor training van leidinggevenden.
Een andere mogelijkheid is, bijvoorbeeld, een meer grootschalig onderzoek
uitvoeren, waarbij zowel werknemer als leidinggevende ondervraagd worden.
Merendeel van de studies die de ALI gebruiken, bevragen slechts één van beide.
Bevraging van de leidinggevende via zelfrapportage biedt meer inzicht in de context
waarin de relatie tussen leidinggevende en werknemer zich afspeelt, bijvoorbeeld door
bijkomende vragen met betrekking tot de omgeving, zoals het niveau van de organisatie
waarop de leidinggevende zit, of hij/zij al dan niet cruciale beslissingen moet maken en
het aantal werknemers waaraan hij/zij leiding geeft. Er bestaat echter wel een
mogelijkheid op vertekening van de resultaten door sociale wenselijkheid. 180-graden
beoordeling kan dus een oplossing bieden.
In dit onderzoek werd de relatie tussen authentiek leiderschap en de
feedbackomgeving met collega als feedbackbron niet onderzocht. Authentieke leiders
fungeren als voorbeeld voor hun werknemers. Een verband tussen authentiek
leiderschap en de feedbackomgeving met collega’s als feedbackbron is dus zeer
aannemelijk. Een mogelijke suggestie is dus het onderzoeken van deze relatie. Meer
specifiek kan men de totale feedbackomgeving met beide feedbackbronnen bestuderen
in relatie tot authentiek leiderschap.
Een laatste mogelijke suggestie is het nader onderzoeken van de facet
ongunstige feedback in relatie met authentiek leiderschap. Het element van
waarheidsgetrouwheid is een nieuw gegeven bij het onderzoeken van de
feedbackomgeving. Aanverwante concepten zouden eventueel als mediatoren kunnen
optreden in de relatie tussen authentiek leiderschap en de feedbackomgeving.
44
Conclusie
De veranderende en turbulente omstandigheden van tegenwoordig maken
authenticiteit als eigenschap bij een leidinggevende meer dan belangrijk. Aangezien
feedback een enorme invloed kan uitoefenen op allerhande zaken zoals prestatie op de
werkvloer en jobtevredenheid, leek het ons zeer interessant de relatie tussen beide in
kaart te brengen. Samenvattend kunnen wij stellen dat we met deze studie empirische
evidentie gevonden hebben met betrekking tot de relatie tussen authentiek leiderschap
en de feedbackomgeving. Er blijkt een duidelijke link te zijn tussen authentiek
leiderschap en de zeven facetten van de feedbackomgeving. Dit is niet verwonderlijk,
aangezien leidinggevenden en hun leiderschapsstijl een doorslaggevende rol spelen bij
het ervaren van de werkomgeving en dus ook van de feedbackomgeving op de
werkvloer. Meer onderzoek naar het verband tussen beide is nodig. Wij hopen met dit
onderzoek de aanzet gegeven te hebben om meer kennis binnen dit onderzoeksdomein
op te doen. Zo kunnen nog meer handvaten aangereikt worden ter verbetering van
allerhande jobuitkomsten en werkuitkomsten.
45
Referenties
Amabile, T. M., Schatzel, E. A., Moneta, G. B., & Kramer, S. J. (2004). Leader
behaviors and the work environment for creativity: Perceived leader support.
The Leadership Quarterly, 15, 5-32. doi: 10.1016/j.leaqua.2003.12.003
Anseel, F., Beatty, A., Shen, W., Lievens, F., & Sackett, P. R. (in press). How are we
doing after 30 years? A meta-analytic review of the antecedents and outcomes of
feedback-seeking behavior. Journal of Management, 41 (1), 318-348. doi:
10.1177/0149206313484521
Anseel, F., Beirens, K., & Feys, M. (2008). Effectief communiceren en samenwerken.
Academia Press.
Anseel, F., & Lievens, F. (2007). The long-term impact of the feedback environment on
job satisfaction: A field study in a belgian context. Applied Psychology: An
International Review, 56, 254-266. doi: 10.1111/j.1464-0597.2006.00253.x
Anseel, F., Lievens, F., & Schollaert (2007, April). Guidance and elaboration as
instructional strategies for improving task performance in a web-based context.
Paper presented at the 22th Conference of the Society of Industrial and
Organizational Psychology, New York, NY.
Ashford, S. J., & Cummings, L. L. (1983). Feedback as an individual resource: Personal
strategies of creating information. Organizational Behavior and Human
Performance, 32, 370-398. doi: 10.1016/0030-5073(83)90156-3
Ashford, S. J, & Cummings, L. L., (1985) .Proactive feedback seeking: the instrumental
use of the information environment. Journal of Occupational Psychology, 58,
67-79. doi: 10.1111/j.2044-8325.1985.tb00181.x
Atwater, L. A., Roush, P., & Fischthal, A. (1995). The influence of upward feedback on
self- and follower ratings of leadership. Personnel Psychology, 48, 35-60. Doi:
10.1111/j.1744-6570.1995.tb01745.x
Avolio, B. J., Bass, B. M., & Jung, D. I. (1999). Re-examining the components of
transformational and transactional leadership using the Multi-factor Leadership
Questionnaire. Journal of Occupational and Organizational Psychology. 72, 4,
441-462. doi: 10.1348/096317999166789
46
Avolio, B. J., & Gardner, W. L. (2005). Authentic leadership development: Getting to
the root of positive forms of leadership. The Leadership Quarterly, 16, 315–338.
doi: 10.1016/j.leaqua.2005.03.001
Avolio, B. J., Gardner, W. L., Walumbwa, F. O., Luthans, F., & May, D. R. (2004).
Unlocking the mask: A look at the process by which authentic leaders impact
follower attitudes and behaviors. The Leadership Quarterly, 15, 801–823. doi:
10.1016/j.leaqua.2004.09.003
Avolio, B. J., Luthans, F., & Walumbwa, F. O. (2004). Authentic leadership: Theory-
building for veritable sustained performance. Working paper. Gallup Leadership
Institute, University of Nebraska-Lincoln. in Gardner, W. L., Cogliser, C.C.,
Davis, K.M., & Dickens, M.P. (2011). Authentic leadership: A review of the
literature and research agenda. The Leadership Quarterly, 22, 1120–1145.
Avolio, B. J., Zhu, W., Koh, W. & Bhatia, P. (2004). Transformational leadership and
organizational commitment: mediating role of psychological empowerment and
moderating role of structural distance. Journal of Organizational Behavior, 25,
8, 951-68. doi: 10.1002/job.283
Bass, B. M. (1990). From transactional to transformational leadership: Learning to share
the vision. Organizational Dynamics, (Winter): 19-31. doi: 10.1016/0090-
2616(90)90061-s
Bass, B. M., & Avolio, B. J. (1993). Manual: The Multifactor Leadership
Questionnaire. Palo Alto, CA: Consulting Psychologists Press. doi:
10.1037/t03624-000
Bass, B. M., & Avolio, B. J. (1997). Full range leadership development: manual for the
Multifactor Leadership Questionnaire. Palo Alto, CA: Mindgarden.
Bass, B. M., & Avolio, B. J. (1999). Manual for the multifactor leadership
questionnaire (form 5X). Redwood City, CA: Mind Garden.
Bass, B. M., Avolio, B. J., Jung, D. I., & Berson, Y. (2003). Predicting unit
performance by assessing transformational and transactional leadership. Journal
of Applied Psychology, 88, 207−218. doi: 10.1037/0021-9010.88.2.207
Begley, P. T. (2004). Understanding valuation processes: Exploring the linkage between
motivation and action. International Studies in Educational Administration,
32, 4–17. doi: 10.1177/0013161x96032003006
47
Bhindi, N., & Duignan, P. (1997). Leadership for a new century: Authenticity,
intentionality, spirituality, and sensibility. Educational Management and
Administration, 25(2), 117–132. doi: 10.1177/0263211x97252002
Brief, A. P., & Weiss, H. M. (2002). Organizational behavior: Affect in the workplace.
Annual Review of Psychology, 53, 279–307. doi:
10.1146/annurev.psych.53.100901.135156
Brown, M. E., Trevino, L. K., & Harrison, D. A. (2005). Ethical leadership: A social
learning theory perspective for construct development. Organizational Behavior
and Human Decision Processes, 97, 117-134. doi: 10.1016/j.obhdp.2005.03.002
Burke, C. S., Stagl, K. C., Klein, C., Goodwin, G. F., Salas, E., & Halpin, S. M. (2006).
What type of leadership behaviors are functional in teams? A meta-analysis. The
Leadership Quarterly, 17, 288-307. doi: 10.1016/j.leaqua.2006.02.007
Caldwell, C., & Dixon, R. D. (2010). “Love, Forgiveness, and Trust: Critical Values of
the Modern Leader.” Journal of Business Ethics, 93, 1, 91-101. doi:
10.1007/s10551-009-0184-z
CAOP BIOS. (2009). Handreiking integriteitsplan. Geraadpleegd 2 januari, 2015 op
http://www.bestuurszaken.be/integriteitsbeleid-voor-uw-entiteit-0
Chen, Z. G., Lam, W., & Zhong, J. A. (2007). Leader– member exchange and member
performance: A new look at individual-level negative feedback-seeking
behavior and team-level empowerment climate. Journal of Applied Psychology,
92, 202–212. doi: 10.1037/0021-9010.92.1.202
Cooper, C. D., Scandura, T. A., & Schriesheim, C. A. (2005). Looking forward but
learning from our past: Potential challenges to developing authentic leadership
theory and authentic leaders. The Leadership Quarterly, 16, 475-493. doi:
10.1016/j.leaqua.2005.03.008
Crommelinck, M., & Anseel, F. (2013). Understanding and encouraging feedback-
seeking behaviour: A literature review. Medical Education, 47, 3, 232–241. doi:
10.1111/medu.12075
Dahling, J. J., Chau, S. L., & O’Malley, A. (2012). Correlates and consequences of
feedback orientation in organizations. Journal of Management, 38, 531-546. doi:
10.1177/0149206310375467
48
Dahling, J. J., & O'Malley, A. L. (2011). Supportive feedback environments can mend
broken performance management systems. Industrial and Organizational
Psychology: Perspectives on Science and Practice, 4, 201-203. doi:
10.1111/j.1754-9434.2011.01327.x
Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2002). Handbook of self-determination research.
Rochester, NY: University of Rochester Press.
Dirks, K. T. & Ferrin, D. L. (2002). Trust in leadership: Meta-analytic findings and
implications for organizational research. Journal of Applied Psychology, 87,
611-628. doi: 10.1037//0021-9010.87.4.611
Feys, M., Libbrecht, N., Anseel, F., & Lievens, F. (2008). A Closer Look at the
Relationship between Justice Perceptions and Feedback Reactions: The role of
the quality of the relationship with the supervisor. Psychologica Belgica, 48(2-
3), 127-156. doi: 10.5334/pb-48-2-3-127
Feys, M., Libbrecht, N., Anseel, F., & Lievens, F. (2008). Supervisor-subordinate
relationship quality as a moderator in the relationship between procedural justice
and feedback reactions in performance appraisal. Gedrag en Organisatie, 21,
430-450. doi: 10.1037/e518422013-271
Gardner, W. L., Avolio, B. J., Luthans, F., May, D. R., & Walumbwa, F. O. (2005).
“Can you see the real me?” A self-based model of authentic leader and follower
development. The Leadership Quarterly, 16, 343–372. doi:
10.1016/j.leaqua.2005.03.003
Gardner, W. L., Cogliser, C. C., Davis, K. M., & Dickens, M. P. (2011). Authentic
leadership: A review of the literature and research agenda. The Leadership
Quarterly, 22, 1120–1145. doi: 10.1016/j.leaqua.2011.09.007
Gabriel, A. S., Frantz, N. B., Levy, P. E., & Hilliard, A. W. (2013). The supervisor
feedback environment is empowering, but not all the time: Feedback orientation
as a critical moderator. doi: 10.1111/joop.12060
George, J. M. (2000). Emotions and leadership: The role of emotional intelligence.
Human Relations, 53, 1027–1055. doi: 10.1177/0018726700538001
George, W. (2003). Authentic leadership: Rediscovering the secrets to creating lasting
value. San Francisco: Jossey-Bass.
Greller, M. M. (1978). The nature of subordinate participation in the appraisal inter-
49
view. Academy of Management Journal, 21, 646-658. doi: 10.2307/255705
Hanser, L. M., & Muchinsky, P. M. (1978). Work as an information environment.
Organizational Behavior and Human Performance, 21, 142-147. doi:
10.1016/0030-5073(78)90038-7
Harter, S. (2002). Authenticity. In Snyder, C. S., & Lopez, S. J. (2002). Handbook of
positive psychology, 382–394. Oxford: Oxford University Press.
Henderson, J. E., & Hoy, W. K. (1983). Leader authenticity: The development and test
of an operational measure. Educational and Psychological Research, 3(2), 63–
75.
Herold, D. M., & Parsons, C. K. (1985). Assessing the feedback environment in work
organizations: Development of the job feedback survey. Journal of Applied
Psychology, 70, 290–306. doi: 10.1037//0021-9010.70.2.290
Hinkin, T. R., & Tracey, J. B. (1999). An analysis of variance approach to content
validation. Organizational Research Methods, 2, 175–186. doi:
10.1177/109442819922004
Ilgen, D. R., Fisher, C. D., & Taylor, M. S. (1979). Consequences of individual
feedback on behavior in organizations. Journal of Applied Psychology, 64, 349–
371. doi: 10.1037//0021-9010.64.4.349
Ilgen, D. C., Peterson, R. B., Martin, B. A., & Boeschen, D. A. (1981). Supervisor and
subordinate reactions to performance appraisal sessions. Organizational
Behavior and Human Performance, 28, 31 l-330. doi: 10.1016/0030-
5073(81)90002-7
Ilies, R., Morgeson, F. P., & Nahrgang, J. D. (2005). Authentic leadership and
eudaemonic well-being: Understanding leader–follower outcomes. The Leadership
Quarterly, 16, 373–394. doi: 10.1016/j.leaqua.2005.03.002
Jensen, S., & Luthans, F. (2006). Entrepreneurs as authentic leaders: impact on
employees' attitudes. Leadership & Organization Development Journal, 27, 8,
646-666.
Jung, D. I. (2001). Transformational and transactional leadership and their effects on
creativity in groups. Creativity Research Journal, 13(2), 185–195. doi:
10.1207/s15326934crj1302_6
50
Kanfer, R., & Klimoski, R. (2002). Workplace emotions: Looking back to the future. In
Lord, R., Klimoski, R., & Kanfer, R., (2002), Emotions in the Workplace:
Understanding the Structure and Role of Emotions in Organizational Behavior,
473-490.
Kark, R., & Shamir, B. (2002). The dual effect of transformational leadership: Priming
relational and collective selves and further effects on followers. In Avolio, B. J.
& Yammarino, F. J., (2002). Transformational and Charismatic Leadership,
67–91. doi: 10.5465/apbpp.2002.7517557
Keller, R. T. (2006). Transformational leadership, initiating structure, and substitutes
for leadership: A longitudinal study of research and development project team
performance. Journal of Applied Psychology, 91, 202-210. doi: 10.1037/0021-
9010.91.1.202
Kernis, M. H., & Goldman, B. M. (2006). A multicomponent conceptualization of
authenticity: Theory and research. Advances in experimental social psychology,
38, 283–357. doi: 10.1016/s0065-2601(06)38006-9
Khan, S. N. (2010). Impact of Authentic Leaders on Organization Performance.
International Journal Of Business & Management, 5(12), 167-172. doi:
10.5539/ijbm.v5n12p167
Kluger, A.N., & DeNisi, A. (1996). The effect of feedback interventions on perfor-
mance: A historical review, a meta-analysis, and a preliminary feedback inter-
vention theory. Psychological Bulletin, 119, 254-284. doi:
10.1037/00332909.119.2.254
Larson, J. R. (1986). Supervisors’ performance feedback to subordinates: The impact of
subordi- nate performance valence and outcome dependence. Organizational
Behavior and Human Decision Processes, 37, 391-408. doi: 10.1016/0749-
5978(86)90037-3
Laschinger, H. K. S., Wong, C. A. & Grau A. L. (2013). The Influence of Authentic
Leadership on Newly Graduated Nurses’ Experiences of Workplace Bullying,
Burnout and Retention Outcomes: A Cross- sectional Study. International
Journal of Nursing Studies, 49(10), 1266–1276. doi:
10.1016/j.ijnurstu.2012.05.012
Lazarus, R. S. (1991). Emotion and adaptation. Oxford, UK: Oxford University Press.
51
Leroy, H., Claeys, J., Vangronsvelt, K. (in press). Wees jezelf, maar niet teveel jezelf.
Authentiek leiderschap. Lannoo Campus.
Levy, P. E., & Williams, J. R. (2004). The social context of performance appraisal: A
review and framework for the future. Journal of Management, 30, 881-905. doi:
10.1016/j.jm.2004.06.005
Lim, B., & Ployhart, R. E. (2004). Transformational leadership: Relations to the five-
factor model and team performance in typical and maximum contexts. Journal
of Applied Psychology, 89(4), 610–621.
Linderbaum, B. G., & Levy, P. E. (2010). The development and validation of the
Feedback Orientation Scale (FOS). Journal of Management, 36, 1372 – 1405.
doi: 10.1037/0021-9010.89.4.610
London, M. (2003). Job feedback: Giving, seeking and using feedback for performance
improvement (2nd ed.). Mahwah, NJ: Erlbaum. doi:
10.1177/0734371x0002000106
London, M., & Smither, J. W. (2002). Feedback orientation, feedback culture, and the
longitudinal performance management process. Human Resource Management
Review, 12, 81–100. doi: 10.1016/s1053-4822(01)00043-2
Macik-Frey, M., Quick, J. C., & Cooper, C. L. (in press). Authentic leadership as a
pathway to positive health. Journal of Organizational Behavior, 30, 3, 453-458.
doi: 10.1002/job.561
Mulder, R. H. & Ellinger, A. D. (2013). Perceptions of quality of feedback in
organizations: Characteristics, determinants, outcomes of feedback, and
possibilities for improvement: Introduction to a special issue. European Journal
of Training and Development, 37(1), 4-23. doi: 10.1108/03090591311293266
Nemanich, L., & Keller, R., (2007). Transformational leadership in an acquisition: A
field study of employees. The Leadership Quarterly, 18, 49-68. doi:
10.1016/j.leaqua.2006.11.003
Norris-Watts, C., & Levy, P. E. (2004). The mediating role of affective commitment in
the relation of the feedback environment to work outcomes. Journal of
Vocational Behavior, 65, 351–365. doi: 10.1016/j.jvb.2003.08.003
Peus, C., Wesche, J. S., Streicher, B., Braun, S., & Frey, D. (2012). Authentic
leadership: An empirical test of its antecedents, consequences, and mediating
52
mechanisms. Journal of Business Ethics, 107, 331-348. doi: 10.1007/s10551-
011-1042-3
Podsakoff, P. M., MacKensie, S. B., & Bommer, M. (1996). Transformational leader
behaviors and substitutes for leadership as determinants of employee
satisfaction, commitment, trust, and organizational citizenship behaviors.
Journal of Management, 22, 259−29. doi: 10.1177/014920639602200204
Podsakoff, P. M., MacKenzie, S. B., Moorman, R. H., & Fetter, R. (1990).
Transformational leader behaviors and their effects on followers' trust in leader,
satisfaction, and organizational citizenship behaviors. The Leadership Quarterly,
1, 107–142. doi: 10.1016/1048-9843(90)90009-7
Pulakos, E. D., & O’Leary, R. S. (2011). Why is performance management broken?
Industrial and Organizational Psychology. Perspectives on Science and Practice,
4, 146–164. doi: 10.1111/j.1754-9434.2011.01315.x
Qian, J., Lin, X., & Chen, Z. (2012). Authentic leadership and feedback-seeking
behaviour: An examination of the cultural context of mediating processes in
China. Journal of Management & Organization, 18, 3, 286-299. doi:
10.5172/jmo.2012.18.3.286
Rosen, C., Levy, P., & Hall, R. (2006). Placing perceptions of politics in the context of
the feedback environment, employee attitudes, and job performance. Journal of
Applied Psychology, 91, 211-220. doi: 10.1037/0021-9010.91.1.211
Schein, E. (1997). Organizational Culture and Leadership. San Francisco: Jossey-
Bass.
Schriesheim, C. A., Cogliser, C. C., Scandura, T. A., Lankau, M. J., & Powers, K. J.
(1999). An empirical comparison of approaches for quantitatively assessing the
content adequacy of paper-and-pencil measurement instruments. Organizational
Research Methods, 2, 140−156. doi: 10.1177/109442819922002
Schriesheim, C. A., Powers, K. J., Scandura, T. A., Gardiner, C. C., & Lankau, M. J.
(1993). Improving construct measurement in management research: Comments
and a quantitative approach for assessing the theoretical adequacy of paper-and-
pencil survey-type instruments. Journal of Management, 19, 385−417. doi:
10.1177/014920639301900208
53
Shamir, B., & Eilam, G. (2005). “What's your story?”: A life-stories approach to
authentic leadership development. The Leadership Quarterly, 16, 395–417. doi:
10.1016/j.leaqua.2005.03.005
Skule, S. (2004). Learning conditions at work: a framework to understand and assess
informal learning in the workplace. International Journal of Training and
Development, 8, 1, 8-20. doi: 10.1111/j.1360-3736.2004.00192.x
Steelman, L. A., Levy, P. E., & Snell, A. F. (2004). The feedback environment scale
FES: Construct definition, measurement and validation. Educational and
Psychological Measurement, 64, 165-184. doi: 10.1177/0013164403258440
Tate, B. (2008). A longitudinal study of the relationships among self-monitoring,
authentic leadership, and perceptions of leadership. Journal of Leadership and
Organizational Studies, 15, 16–29. doi: 10.1177/1548051808318002
Toor, S., & Ofori, G. (2009). Authenticity and its influence on psychological well-being
and contingent self-esteem of leaders in Singapore construction sector.
Construction Management and Economics, 27, 299–313. doi:
10.1080/01446190902729721
Trilling, L. (1972). Sincerity and authenticity. Cambridge, MA: Harvard University
Press. doi: 10.1177/004724417300300105
Vandewalle, D., Ganesan, S., Challagalla, G. N., & Brown, S. P. (2000). “An integrated
model of feedback-seeking behavior: Disposition, context, and cognition.”
Journal of Applied Psychology, 85, 996-1003. doi: 10.1037//0021-9010.85.6.996
Walumbwa, F. O., Avolio, B. J., Gardner, W. L., Wernsing, T. S., & Peterson, S. J.
(2008). Authentic leadership: Development and validation of a theory-based
measure. Journal of Management, 34, 89–126. doi: 10.1177/0149206307308913
Weick, K. E., & Sutcliffe K. M., (2001). Managing the Unexpected. San Francisco,
Jossey-Bass. doi: 10.1016/s0263-2373(02)00124-x
Whitaker, B. G., Dahling, J. J., & Levy, P. E. (2007). The development of a feedback
environment and role clarity model of job performance. Journal of Management,
33, 570–591. doi: 10.1177/0149206306297581
Wong, C., & Cummings, G. (2009). Authentic leadership: A new theory for nursing or
back to basics? Journal of Health Organization and Management, 23, 522–538.
doi: 10.1108/14777260910984014
54
Bijlage 1 Overzicht van de items uit de Feedback Environment Scale (Steelman et al.,
2004)
De geloofwaardigheid van de feedbackbron
1. Mijn leidinggevende is vertrouwd met mijn prestaties op het werk
2. Over het algemeen respecteer ik de mening van mijn leidinggevende over mijn
prestaties op het werk.
3. Ik vertrouw mijn leidinggevende meestal niet, wat betreft feedback over mijn
prestaties op het werk.
4. Mijn leidinggevende is fair/eerlijk wanneer hij/zij mijn werkprestaties evalueert.
5. Ik heb vertrouwen in de feedback die mijn leidinggevende me geeft.
De kwaliteit van de feedbackbron
1. Mijn leidinggevende geeft me bruikbare feedback op mijn werkprestaties.
2. De feedback over mijn prestaties die ik krijg van mijn leidinggevende is
behulpzaam/nuttig
3. Ik waardeer de feedback die ik krijg van mijn leidinggevende.
4. De feedback die ik krijg van mijn leidinggevende helpt me bij het uitvoeren van
mijn job.
5. De informatie over mijn prestaties die ik krijg van mijn leidinggevende is over
het algemeen niet echt belangrijk.
De aflevering van feedback
1. Mijn leidinggevende geeft me ondersteunende feedback op mijn prestaties.
2. Wanneer mijn leidinggevende me feedback geeft over mijn prestaties, dan houdt
hij/zij rekening met mijn gevoelens.
3. Mijn leidinggevende geeft me meestal feedback op een ondoordachte manier.
4. Mijn leidinggevende behandelt de mensen niet goed tijdens het geven van
feedback op prestaties.
5. Mijn leidinggevende is tactvol in het geven van feedback op werkprestaties.
Gunstige feedback
1. Als ik iets goed doe op het werk, dan is mijn leidinggevende zeer lovend over
mijn prestaties.
2. Mijn leidinggevende is zeer zelden lovend over mijn werk.
3. Mijn leidinggevende zegt me over het algemeen wanneer ik iets goed doe op het
werk.
4. Ik krijg regelmatig positieve feedback van mijn leidinggevende.
55
Ongunstige feedback
1. Als ik de deadlines niet haal, laat de leidinggevende mij dit weten.
2. Mijn leidinggevende zegt me wanneer mijn werkprestaties niet overeenstemmen
met de standaarden van de organisatie.
3. Wanneer mijn werkprestaties lager zijn dan verwacht, zegt mijn leidinggevende
me dat.
4. Wanneer ik een fout maak op het werk, zegt mijn leidinggevende me dat.
Beschikbaarheid van de feedbackbron
1. Mijn leidinggevende is meestal beschikbaar wanneer ik informatie wil over mijn
prestaties.
2. Mijn leidinggevende heeft het te druk om me feedback te geven.
3. Ik heb weinig contact met mijn leidinggevende.
4. Ik heb dagelijks contact met mijn leidinggevende.
5. Ik krijg alleen maar feedback op mijn prestaties tijdens een evaluatiegesprek.
Aanmoedigen van de feedbackomgeving
1. Mijn leidinggevende vindt het vaak vervelend wanneer ik vraag naar feedback
op mijn prestaties.
2. Als ik feedback vraag op mijn prestaties, geeft mijn leidinggevende me vaak
niet onmiddellijk de informatie die ik vraag.
3. Ik voel me er goed bij om feedback op mijn prestaties aan mijn leidinggevende
te vragen.
4. Mijn leidinggevende moedigt me aan om feedback te vragen wanneer ik onzeker
ben over mijn werkprestaties.
56
Bijlage 2 Overzicht van de items uit Authentic Leadership Inventory (Neider &
Schriesheim, 2011)
Dimensie zelfbewustzijn
1. Mijn leidinggevende vraagt om feedback om zijn/haar omgang met anderen
de verbeteren
2. Mijn leidinggevende beschrijft op een accurate manier hoe anderen zijn/haar
capaciteiten zien.
3. Mijn leidinggevende toont dat hij/zij weet dewelke zijn/haar sterktes en
zwaktes zijn.
4. Mijn leidinggevende is zich duidelijk bewust van de impact die hij/zij heeft op
anderen.
Dimensie moreel perspectief
1. Mijn leidinggevende maakt duidelijk wat hij of zij bedoelt.
2. Mijn leidinggevende geeft het toe wanneer er fouten gemaakt worden.
3. Mijn leidinggevende deelt openlijk informatie met anderen.
4. Mijn leidinggevende drukt zijn/haar ideeën en gedachten duidelijk uit naar
anderen toe.
Dimensie relationele transaparantie
1. Mijn leidinggevende is consequent wat betreft zijn/ haar overtuigingen en
handelingen.
2. Mijn leidinggevende gebruikt zijn/haar kernovertuigingen wanneer er
beslissingen moeten gemaakt worden.
3. Mijn leidinggevende weerstaat de druk om dingen te doen die ingaan tegen
zijn/haar overtuigingen.
4. Mijn leidinggevende wordt geleid in zijn/haar handelingen door interne
morele normen.
Dimensie gebalanceerde verwerking
1. Mijn leidinggevende vraagt naar ideeën die zijn/haar kernwaarden uitdagen.
2. Mijn leidinggevende luistert aandachtig naar andere perspectieven voordat
hij/zij conclusies trekt.
3. Mijn leidinggevende analyseert op een objectieve manier gegevens voordat
hij/zij een beslissing neemt.
4. Mijn leidinggevende moedigt anderen aan om diverse standpunten te uiten.