De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Didactiek 1.3Didactische sleutelvragen 1.4Didactisch model 1.5Tips...
-
Upload
leona-jacobs -
Category
Documents
-
view
328 -
download
6
Transcript of De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Didactiek 1.3Didactische sleutelvragen 1.4Didactisch model 1.5Tips...
De inhoud van dit thema:
1-1
1.2 Didactiek
1.3 Didactische sleutelvragen
1.4 Didactisch model
1.5 Tips voor de praktijk
Didactiek:
1-2
de theorie van het les- en leidinggeven
Planmatig werken:
1-3
• voorbereiden of plannen
• uitvoeren of realiseren
• evalueren
Didactische sleutelvragen:
1-4
1 Waar moet ik beginnen? Wat is de beginsituatie?
2 Wat wil ik bereiken? Wat zijn mijn doelstellingen?
3 Hoe ga ik de les geven?
4 Heb ik mijn doel bereikt? Wat levert evaluatie van
de les mij op?
Componenten of pijlers van het didactisch
model:
1-5
1 de beginsituatie
2 de doelstelling
3 de les of training
4 de evaluatie
Het didactisch model:
1-6
• is een schematische weergave van het
lesgeefproces
• komt voort uit vier didactische sleutelvragen
• kent vier componenten: beginsituatie,
doelstellingen, les of training en evaluatie
• kent drie fasen van handelen: plannen, realiseren
en evalueren
De inhoud van dit thema:
2-1
2.2 Motorisch, cognitief en sociaal-affectief gedrag
2.3 Wisselwerking tussen de drie gebieden
2.4 Tips voor de praktijk
Drie aspecten bij gedrag:
2-2
• motorisch gedrag
• cognitief gedrag
• sociaal-affectief gedrag
De inhoud van dit thema:
3-1
3.2 Wat is een beginsituatie(analyse)?
3.3 De plaats van de beginsituatie in het
didactisch model
3.4 Hoe ga je te werk bij het analyseren van de
beginsituatie?
3.5 De beginsituatiefactoren
3.6 Tips voor de praktijk
Beginsituatie:
3-2
het geheel van gegevens die de startsituatie bepalen
van waaruit de les of training gegeven wordt
Beginsituatieanalyse:
het verzamelen, ordenen en interpreteren van alle
gegevens die een rol spelen bij het lesgeven
Plaats van de beginsituatie in het didactisch
model:
3-3
• er dient een wisselwerking tussen
beginsituatieanalyse en bepaling van de
doelstelling te zijn
• de beginsituatie is een belangrijk vertrekpunt
voor de les
• evaluatie leidt tot een vernieuwde, gewijzigde
beginsituatie
Gegevens over de beginsituatie zijn te
verkrijgen door:
3-4
• observeren
• vragen stellen
• specifieke middelen
Beginsituatiefactoren:
3-5
• beginsituatie van de groep
• beginsituatie van de individuele deelnemer
• beginsituatie van de lesgever
• beginsituatie van de randvoorwaarden
Specifieke, wisselende beginsituatie van de
groep:
3-6
• gemiddeld motorisch niveau:- bewegingsvaardigheden- bewegingseigenschappen- fase van het motorisch leerproces
• gemiddeld cognitief niveau:- kennis- inzicht
• gemiddeld sociaal-affectief niveau:- omgang- communicatie- motivatie
Beginsituatie van het individu:
3-7
opmerkelijke of opvallende deelnemers:
• motorisch
• cognitief
• sociaal-affectief
Beginsituatie van de lesgever:
3-8
• motorisch
• cognitief
• sociaal-affectief
• didactisch
Beginsituatie van de randvoorwaarden:
3-9
• tijd
• ruimte
• materiaal
De inhoud van dit thema:
4-1
4.2 Wat zijn doelstellingen en waarom zijn
doelstellingen nodig?
4.3 De plaats van doelstellingen in het didactisch
model
4.4 Soorten doelstellingen
4.5 Het formuleren van korte-termijndoelen
4.6 Tips voor de praktijk
Doelstelling:
4-2
dat wat je wilt bereiken met je les
Doelstellingen zijn nodig om:
4-3
• aan te geven wat je wilt bereiken
• je aan te zetten tot nadenken over wat je gaat doen
• te komen tot een optimaal leerresultaat
• richting te geven aan de praktische invulling van de
les
• je te kunnen verantwoorden tegenover anderen
De plaats van ‘doelstellingen’ in het
didactisch model:
4-4
• er is sprake van een wisselwerking tussen de
bepaling van doelstellingen en de
beginsituatieanalyse (doelstellingen kunnen
nauwkeuriger worden bepaald, naarmate de
beginsituatie concreter is)
• de inhoud van de les wordt gestuurd door de
gekozen doelstelling
• evaluatie leidt tot een vernieuwde, bijgestelde
doelstelling
Doelstellingen kunnen worden ingedeeld
naar:
4-5
• gedragsaspecten
- motorische doelstellingen
- cognitieve doelstellingen
- sociaal-affectieve doelstellingen
• de termijn
- lange termijn
- middellange termijn
- korte termijn (lesdoel, lesdeeldoel, oefendoel)
Bij de omschrijving van doelstellingen
onderscheiden we:
4-6
• algemeen geformuleerde doelstellingen
• concreet geformuleerde doelstellingen
In de omschrijving van een concrete
doelstelling moet:
4-7
1 de bewegingsvorm genoemd worden (inhoud)2 sprake zijn van waarneembaar eindgedrag
(deelnemergedrag, werkwoord)3 aangegeven worden onder welke voorwaarden of
omstandigheden de groep/het individu het gewenste eindgedrag moet kunnen laten zien
4 aangegeven worden welke zogenaamde minimumprestatie(s) de lesgever als maatstaf gebruikt:- kwalitatieve minimale eis (vaardigheidseis), en/of- kwantitatieve minimale eis (meetbaar resultaat)
De inhoud van dit thema:
5-1
5.2 Wat verstaan we onder planning?
5.3 Functies van planning
5.4 Soorten planning
5.5 Macroplanning
5.6 Mesoplanning
5.7 Tips voor de praktijk
Planning is:
5-2
• bepalen van doelen
• bepalen van de volgorde van doelen
• bepalen van tijdspad om doelen te realiseren
• bepalen van de inhoud om de doelen te
realiseren
Functies van planning:
5-3
• steunfunctie
• afstemmingsfunctie
• verantwoordingsfunctie
Soorten planning:
5-4
1 Op basis van doelgroep en situatie:
situatiegerichte planning
- gesloten planning
- open planning
2 Op basis van ‘tijd’:
- macroplanning (lange termijn planning)
- mesoplanning (middellange termijn planning)
- microplanning (korte termijn planning)
Mesoplanning:
5-5
• een planning voor de middellange termijn
• er zijn diverse typen mesoplannen:
jaarplannen, periodeplannen en themaplannen
• bij het maken van een mesoplan volg je de
structuur van het didactisch model
De inhoud van dit thema:
6-1
6.2 Plaats van de lesopbouw in het didactisch model
6.3 Wat is een standaardopbouw van een les?
6.4 Het begin van een les
6.5 De kern van een les
6.6 Het einde van een les
6.7 Tips voor de praktijk
Lesopbouw:
6-2
1 begin: warming-up of inleiding
2 kern: één of meerdere kernen
3 einde: cooling-down of speelse vormen
Het begin van een les:
6-3
• lesintroductie
• warming-up of inleiding
Functies van de warming-up/inleiding:
6-4
• fysiologische functie
• psychologische functie
• pedagogische functie
Fasen van de warming-up:
6-5
1 algemene warming-up
2 rekken en losmakende oefeningen
3 specifieke warming-up
De kern van een les bestaat uit:
6-6
• aanleren
• verbeteren
• toepassen
De kern van de les kan zijn:
6-7
• één kern• meerdere, afzonderlijke kernen• meerdere, aan elkaar gekoppelde kernen
• kern 1: bekende vaardigheden verbeteren en verfijnen
• kern 2: - het herhalen en toepassen van de
vaardigheden uit kern 1
- het herhalen en toepassen van de vaardigheden
uit voorgaande les(sen)
Het einde van een les:
6-8
• cooling-down of speelse bewegingsvormen
• lesafsluiting
De inhoud van dit thema:
7-1
7.2 Wat is organiseren?
7.3 De functies van organiseren
7.4 Plaats van organisatie in het didactisch model
7.5 Opstellingen
7.6 De organisatiemomenten
7.7 Differentiatie
7.8 Organisatie van spel
7.9 Tips voor de praktijk
Een goede organisatie moet leiden tot:
7-2
• een veilig verlopende les
• een intensief verlopende les
• een doelmatig verlopende les
Opstellingen:
7-3
• ‘opstelling’ is de organisatie van de lesgever, de deelnemers en de materialen
• belangrijke organisatorische vaardigheden zijn:
- het komen tot opstellingen
- het aanpassen van opstellingen
- het veranderen van opstellingen (6 W’s)
• bij organisatievorm is het belangrijk om de plaats van de lesgever ten opzichte van de deelnemers goed aan te geven
Organisatiemomenten:
7-4
1 de lesvoorbereiding
2 vlak voor de les
3 de start van de les
4 tijdens de les
5 het einde van de les
6 na de les
De organisatie van spel is te verdelen in:
7-5
• de organisatie vóór het spel
• de organisatie tijdens het spel
• de organisatie na het spel
De inhoud van dit thema:
8-1
8.2 Wat verstaan we onder bewegingsvormen?
8.3 Plaats van bewegingsvormen in het
didactisch model
8.4 Het kiezen van bewegingsvormen
8.5 Methodiek
8.6 Tips voor de praktijk
Beweginsvormen:
8-2
De activiteiten die de sport en bewegingsleider
de
deelnemers laat uitvoeren om de geplande
doelstelling(en) te bereiken
Richtlijnen bij het kiezen van
bewegingsvormen:
8-3
• eisen (criteria) vanuit het didactisch model:- aansluiten bij beginsituatie- bijdragen aan realiseren van doelstelling
• eisen waaraan bewegingsvormen moetenvoldoen:- veilig- betekenisvol - voldoende belevingswaarde en afwisseling
(psychische curve)- optimale intensiteit (arbeidscurve)- differentiatie
Methodiek, methode, leergang:
8-4
• methodiek: de theorie die ons richtlijnen geeft over de weg waarlangs we ons doel kunnen bereiken, en met name over de volgorde van de bewegingsvormen die we onze SB-deelnemers aanbieden
• methode: de manier waarop we iets aanleren en de volgorde van bewegingsvormen die we daarbij gebruiken
• leergang, een methodiek: de stapsgewijze, gefaseerde opbouw van een aantal specifieke bewegingsvormen om tot een bepaald (bewegings)doel te komen
Algemene methodiek:
8-5
• algemeen methodische principes
• methoden: deelmethode en totaalmethode
• leergang
• methodisch-didactische hulpmiddelen
Algemeen methodische principes:
8-6
• bewegingsvormen moeten aansluiten bij bekende
en beheerste bewegingsvormen
• bewegingsvormen moeten geleidelijk oplopend in
moeilijkheidsgraad zijn (van makkelijk naar
moeilijk)
• bewegingsvormen kennen een opbouw van
enkelvoudig naar samengesteld (complex)
• bewegingsvormen nemen in moeilijkheid toe op
basis van veranderingen op arrangementsniveau
(organisatieniveau) en/of op leervoorstelniveau
De inhoud van dit thema:
9-1
9.2 Wat zijn didactische werkvormen?
9.3 De plaats van didactische werkvormen in het
didactisch model
9.4 Indeling van didactische werkvormen
9.5 De keuze van didactische werkvormen
9.6 Didactische werkvormen
9.7 Didactische hulpmiddelen
9.8 Tips voor de praktijk
Didactische werkvormen:
9-2
manieren om leren in de zaal (veld, zwembad) zo te
organiseren, dat deelnemers zoveel mogelijk leren
Indeling didactische werkvormen:
9-3
• organisatorisch
• wijze van aanbieden
• open en gesloten
De keuze van didactische werkvormen is
afhankelijk van:
9-4
• beginsituatie:
- randvoorwaarden
- deelnemerkenmerken (leeftijd, intelligentie, aantal)
• doelstellingen:
- motorisch
- cognitief
- sociaal-affectief
• bewegingsvormen (sport- en bewegingsactiviteiten):
- gevaar
- concentratie
Indeling didactische werkvormen:
9-5
• organisatorisch- vrij werken- werken in groepen- werken in een vaste volgorde (banen, stroomvorm)- klassikaal werken
• wijze van aanbieden- opdrachtvorm- instructievorm- vraagvorm of vraaggesprek- vorm van zelfontdekking - coachvorm- spelvorm
• ruimte die de lesgever biedt- open didactische werkvormen- gesloten didactische werkvormen
Twee voorbeeldvormen:
9-6
• het opdrachtvoorbeeld
• het instructievoorbeeld
De inhoud van dit thema:
10-1
10.2 Het belang van presenteren
10.3 Succesvol presenteren
10.4 Eigen vaardigheid
10.5 Voorbeeldfunctie
10.6 Tips voor de praktijk
Succesvol presenteren:
10-2
• voorbereiden van een presentatie
• verbale communicatie
• aandacht voor non-verbale aspecten
De voorbereiding van een presentatie:
10-3
• deelnemers, doel en afstemmen boodschap
• opbouw van de presentatie
Communicatie:
10-4
• verbaal: in woorden
• non-verbaal: in lichaamstaal
Non-verbale aspecten van presenteren:
10-5
• uiterlijk
• lichaamshouding
• gezichtsuitdrukking, oogcontact
• arm- en handgebaren
Belang van eigen vaardigheid:
10-6
• voorbeeld
• motivatie
• acceptatie
• inleving
• hulpverlening
Voorbeeldfunctie:
10-7
• de lesgever als model• beroepshouding
- betrokkenheid- respect- empathie- echtheid- openheid- flexibiliteit- betrouwbaarheid- omgaan met emoties- klantgerichtheid- distantie (integriteit)
De inhoud van dit thema:
11-1
11.2 Wat is leren?
11.3 Vormen van leren
11.4 Sociaal-affectief leren
11.5 Cognitief leren
11.6 Motorisch leren
11.7 Input tijdens het motorisch leerproces
11.8 De persoon binnen het motorisch leerproces
11.9 Feedback tijdens het motorisch leerproces
11.10 Fasen van het motorisch leerproces
11.11 Kwantiteit van de les
11.12 Tips voor de praktijk
Rijping en leren:
11-2
• rijping: min of meer autonome ontwikkeling van
het menselijk lichaam
• leren: proces waarbij onder invloed van
oefening of het opdoen van ervaring een
relatief permanente verandering ontstaat
Vormen van leren:
11-3
• sociaal-affectief, cognitief en motorisch leren
• intentioneel leren en incidenteel leren
Sociaal-affectief leren gaat over:
11-4
• samenwerken
• assertiviteit
• kritiek geven en ontvangen
• fair play
• accepteren, incasseren
Cognitief leren gaat over kennis van
en inzicht in:
11-5
• gezondheid en hygiëne
• spelregels
• tactiek
• techniek en methodiek
Basisschema motorisch leren:
11-6
input persoon output(instructie)
(leerresultaat)
volgende poging feedback
Instructievormen:
11-7
• visuele instructie (plaatje)
• auditieve instructie (praatje)
• tactiele of manuele instructie (beweging aan
laten voelen)
• mentale instructie (in gedachten uitvoeren,
zelfinstructie)
Visuele instructie:
11-8
• voorbeeld
• foute voorbeeld
• foto
• video
• markeringspunten
Auditieve instructie:
11-9
• uitleg, praatje
• ‘doe alsof’-opdrachten
• ritmische begeleiding
• gedragsgecentreerde instructie
• doelgecentreerde instructie
Tactiele of manuele instructie:
11-10
• aanvoelen van de beweging
• tikje of zetje
• inzet van een beweging
Mentale instructie:
11-11
• mental rehearsal, uitvoeren in gedachten
• zelfinstructie
Cognitieve handelingen van de deelnemer:
11-12
• MHV-patroon:
- motivatie
- houding (concentratie)
- verwachting
• aanpakgedrag:
- foutenanalyserende aanpak
- momentaanpak
Relatie alertheid/prestatie:
11-13
prestatie
alertheid/concentratie
Handelingstheorie (Pijning):
11-14
• instructie:
- gedragsgecentreerde instructie
- doelgecentreerde instructie
• aanpakgedrag:
- foutenanalyserende aanpak
- momentaanpak
• didactische werkvorm:
- dialogisch bewegingsonderwijs
Indelingen van feedback:
11-15
• feedback over het bewegingsverloop• feedback over het resultaat
• intrinsieke feedback- auditief- visueel- proprioceptief
• extrinsieke feedback- auditief- visueel- tactiel- mentaal
Corrigeren:
11-16
• functies
- geven van informatie
- vergroten motivatie
• manieren
- auditief
- visueel
- tactiel
- situatie beïnvloeden (arrangement)
Motorisch leerproces:
11-17
1 oriëntatiefase- globale bewegingsvoorstelling- opdoen bewegingservaring
2 grofmotorische fase- gedetailleerde bewegingsvoorstelling- uitvoeren totale beweging
3 verfijningsfase- verfijnen van de beweging- verbeteren deelstructuren
4 automatiseringsfase- bewegingsverbindingen- bewegingscombinaties- bewegingsverzwaringen
Kwantiteit van de les:
11-18
• dosering
- hoeveelheid
- intensiteit, arbeid-rustverhouding, massed practice,
distributed practice
• frequentie
- aantal herhalingen
• variatie
- veranderingen
De inhoud van dit thema:
12-1
12.2 Wat is evalueren en waarom doe je dat?
12.3 Plaats van de evaluatie binnen het didactisch
model
12.4 Evaluatievormen
12.5 Evaluatiemethoden
12.6 Evaluatie-instrumenten
12.7 Tips voor de praktijk
Functies van evalueren:
12-2
• verbeteren volgende les
• bijstellen doelstellingen
• beoordelen en selecteren
• input voor begeleiding
• reflectie eigen functioneren
• verantwoording
Functies van evalueren:
12-3
• productevaluatie: evaluatie van resultaat, van doelstellingen- kwantitatieve productevaluatie- kwalitatieve productevaluatie
• procesevaluatie: evaluatie van lesverloop, van de didactische componenten- beginsituatie- lesopbouw- organisatie- bewegingsvormen- didactische werkvormen
Evaluatiemethoden:
12-4
voor productevaluatie
• prestatieproeven
• circuit
• wedstrijd
voor procesevaluatie:
• groepsgesprekken
• individuele gesprekken
• evaluatieformulieren