De Groene Amsterdammer 43-2015

68
Onafhankelijk weekblad sinds 1877 BP 22 oktober 2015 Jaargang 139 / Nr. 43 € 4,95 Vrij Koerdistan Door de strijd tegen IS leeft het Koerdische ideaal De boze burger De feiten doen er niet toe bij het verzet tegen een AZC Wat nou authenticiteit? Briefwisseling tussen P.F. Thomése & Joost de Vries

description

De Groene Amsterdammer 43-2015

Transcript of De Groene Amsterdammer 43-2015

Page 1: De Groene Amsterdammer 43-2015

Onafhankelijk weekblad sinds 1877

BP22 oktober 2015Jaargang 139 / Nr. 43 € 4,95

Vrij KoerdistanDoor de strijd tegen IS leeft het Koerdische ideaal

De boze burgerDe feiten doen er niet toe bij het verzet tegen een AZC

Wat nou authenticiteit? Briefwisseling tussen P.F. Thomése & Joost de Vries

Page 2: De Groene Amsterdammer 43-2015

1 Pull6 Sizes

50 Colors

100% extra fine merino wool

Webstore: www.joemerino.comStore Amsterdam: Kerkstraat 167-171Store Antwerpen: Kloosterstraat 28 opening november 2015

Joe gelooft in kwaliteit en eenvoud. Joe’s fijne wollen truien worden gewaardeerd om hun draagcomfort en extreme zachtheid. Joe is er voor de stijlvolle man die kiest voor gemak. Daarom bezoek je Joe online. Daar vind je een aantal zorgvuldig ontworpen truien met een enorme keuze aan kleuren. Alles in 100% extra fine merino wool.

Eenmaal overtuigd van de kwaliteit hoef je nooit meer na te denken over je nieuwe trui. Die bestel je bij Joe!

Door het online maatadvies, gebaseerd op lengte, gewicht en leeftijd, kies je altijd de juiste maat. De verzending is gratis en als de trui niet bevalt, kun je ‘m gratis retourneren. Any time, any reason!

Joe heeft nooit uitverkoop maar altijd een goede deal: buy more - save more.

Page 3: De Groene Amsterdammer 43-2015

22.10.2015 De Groene AmsterDAmmer 3

In dit nummerIn dit nummer

‘Ook met de komst van de Russen is er geen vooruitgang, alleen maar meer geknal van bommen’Bericht uit Syrië, pagina 16

12 de Boze Burger en de vluchtelingNederland is minder gastvrij dan we dachten. ‘Waarom komen ze naar Nederland: omdat hen gratis geld wordt gegeven’Irene van der Linde

16 Bericht uit SyriëKort nadat Robert Dulmers was aangekomen in Damascus schoten de Russen Assad te hulp Robert Dulmers

20 het eetBare BoSEen kok, een architect en een milieubeschermer nemen nabij Groesbeek een hap van een boomFrank Mulder

24 competente reBellenDe Maagdenhuisbezetting leert lessen en wijst de weg naar de universiteit van de toekomstCasper Thomas

28 het koerdiSche moment Zoveel als er is dat de Koerden bindt, zoals de strijd tegen IS, zoveel is er ook dat hen van elkaar doet verschillenMarijn Kruk

Cover40 Essay ironie moet

Ironie is uit de tijd, vindt Joost de Vries, we moeten serieuzer worden. Maar dan raken we verstrikt in dogma’s, aldus P.F. Thomése. Een briefwisseling P.F. Thomése & Joost de Vries

46 god in romeKeizer Constantijn de Grote had een droom, en hij liet de christenen in zijn rijk meedromenKoen Kleijn

48 Sally mannDe fotografe beschrijft de dood van haar vader en verbeeldt haar eigen levenJan Postma

Kroniek van kunst & cultuur

50 Popmuziek Josh RitterFilm The LobsterToneel Luc BoyerTelevisie Yahya & Als ik je zieKunst Koninklijke Prijs

Dichters & Denkers54 Bij Svetlana alexijevitSj, noBelprijSwinnareS, iS oorlog de kern

Marja Pruis57 chriS de Stoop mythologiSeert de natuur

Cyrille Offermans58 han van der vegt munt uit in exuBerantie

Piet Gerbrandy59 martijn SimonS componeert met inventiviteit

Kees ’t Hart60 neil macgregor Brengt duitSland tot leven

Jerker Spits

Columns6 joep BertramS 7 h.j.a. hoFland8 gorilla9 anone economie

Ewald Engelen61 chriStiaan weijtS64 kamagurka65 marja pruiS

dick tuinder

Rubrieken5 in het nieuwS 6 in de wereld 11 in den haag 53 kijken

Rudi Fuchs62 cryptogram 63 poSt

66 het eindeHilla Becher (1934-2015), fotografe van het industriële landschapJan Postma

Omslagfoto Koerdistan: Jan Sefti / Flickr.com

Page 4: De Groene Amsterdammer 43-2015

andr

iess

e ey

ck g

aler

ieLe

liegr

acht

47

1016 G

T A

mst

erda

m+31 (

0)2

0 6

23 6

237

info

@an

drie

sse-

eyck

.com

w

ww

.and

ries

se-e

yck.

com

OP

EN

Wed

nesd

ay –

Sat

urda

y 1 –

6 p

man

d by

app

oint

men

t

Mar

ijn v

an K

reij,

Unt

itle

d (P

hysi

ogno

mic

al C

hang

es a

nd T

he Ins

ider

s), 2015

marijn van kreij RANGE ANXIETYopening: Saturday 24 October 5 – 7 pm24 October – 5 December 2015

Amsterdam Art WeekendRange Anxiety – guided tours27 – 29 November

Page 5: De Groene Amsterdammer 43-2015

22.10.2015 De Groene AmsterDAmmer 5

In het nieuws

Erdogan lacht in zijn vuistjeDe internationale verhoudingen lijken het gewone leven wel. Als je de buurman echt dringend nodig hebt voor het oplossen van een probleem zet je je ergernis over zijn onwelgevallige gedrag opzij. Dan doe je je eigen principes even geweld aan, want ja, het grotere belang dringt.

Zo ging vorige week eerst EU-commissaris Frans Timmermans en vervolgens afgelopen weekeinde de Duitse bondskanselier Angela Merkel bij de Turkse president Recep Tayyip Erdogan op bezoek. Met geschenken. De Europese Unie wil wel weer gaan praten over toetreding van Turkije tot de Unie. Ook zal het afschaffen van de visumplicht voor Turken worden versneld. Vervolgens zaten er in de cadeautas ook nog een paar miljard euro om het opvangen van Syrische vluchtelingen in Turkije mee te bekostigen.

Nu Europa de buurman nodig heeft om de vluchtelingenstroom in te dammen, is het onwelgevallige gedrag van Erdogan ineens minder belangrijk. Dat de Turkse president het niet nauw neemt met de mensenrechten, Koerden in zijn land niet als gelijke burgers behandelt, kritiek niet duldt, de vrije pers een doorn in het oog vindt: Europa stapt er even overheen. Principes en idealen moeten maar even wachten op betere tijden.

Dat individuele EU-regeringsleiders zeggen niet aan de strenge EU-toetredingseisen voor Turkije te zullen tornen, moet de ontstane onrust wat tot bedaren brengen. Maar het zou niet de eerste keer zijn dat de EU een oogje dichtknijpt.

President Erdogan is vooralsnog de lachende derde. De smeekbede van zijn buren geeft hem macht, en door de deal met de EU krijgt hij daarnaast ook aanzien in eigen land. Mogelijk bezorgt dat laatste hem begin november bij de parlementsverkiezingen een gunstige uitslag voor zijn AK-partij. Daarmee zou hij dan een paar maanden later dan hij aanvankelijk wilde alsnog de absolute meerderheid in zijn land

kunnen krijgen. En daarmee nog meer macht naar zich toe kunnen trekken.

In eigen land kreeg vvd-fractievoorzitter Halbe Zijlstra begin dit jaar veel kritiek over zich heen toen hij ervoor pleitte om dictators aan de randen van Europa niet meer met het opgeheven vingertje tegemoet te treden. Een stabiel regime moest volgens Zijlstra worden gekoesterd en middels geleidelijkheid moest worden geprobeerd de situatie voor de bewo-ners te verbeteren. Erdogan is weliswaar

gekozen, maar hij vertoont wel dictatoriale neigingen. Het kan aan het herfstreces liggen, maar in de Nederlandse politiek blijft het na de deal met Turkije verdacht stil.

Dat democratie en mensenrechten niet met geweld kunnen worden geëxporteerd, heeft het Westen door veel schade en schande geleerd. Een stabiel, maar verwerpelijk regime omverwerpen kan de situatie in een land sterk doen verslechteren in plaats van verbeteren, zo weten we inmiddels.

Maar onderhandelen met een regeringsleider die het niet nauw neemt met waar het Westen voor wil staan, ervan uitgaande dat dat toch ten minste nog de bedoeling is, vergt wel enige consistentie. Bij de deal met Turkije over de toetreding tot de EU is er echter sprake van een complete, onverwachte draai. Dit zal het toch al afzwakkende vertrouwen in de EU bij haar burgers niet bevorderen. Terwijl het indammen van de vluchtelingenstroom ook juist dat als achtergrond heeft. Onderhandelen vanuit een onderliggende positie, smekend om hulp, is ook heel wat anders dan als bovenliggende partij. Europa zal het moeten leren.aukje van roeSSel Beeld milo

Principes en idealen moeten maar even wachten op betere tijden

Page 6: De Groene Amsterdammer 43-2015

6 De Groene AmsterDAmmer 22.10.2015

In de Wereld

joep

ber

tram

s

Bouterse belooft alwéér de corruptie te bestrijden

Paramaribo – Elke regerings-leider begint vol goede moed aan zijn ambtstermijn. Bij president Desi Bouterse van Suriname is dat natuurlijk niet anders. De tweede

regeerperiode van het omstreden staatshoofd, die zonder onvoorziene omstandigheden tot

Justitie is in de CAR geprivatiseerd

Bangui – Een man vindt zijn vrouw in bed met een andere man. Hij grijpt een mes en steekt zijn concurrent dood. De vrouw vlucht naar haar familie. De gendarmerie

rekent de moordenaar in. Een crime passionnel in de Centraal-Afrikaanse Republiek (car), het grote land in het hart van Afrika dat van eind negentiende eeuw tot aan de onafhankelijkheid in 1960 door Frankrijk is bestuurd.

De familie van de vermoorde vreemd ganger meldt zich een dag later bij de gevangenis in het stadje Bozoum en geeft te kennen persoonlijk met de gevangene te willen afrekenen. De gen-darmes houden de moordenaar binnen, voor zijn eigen veiligheid. In het dorp waar het drama zich heeft afgespeeld, wordt een huis in brand gestoken.

De wraakzuchtige familieleden gaan vervol-gens op jacht en vinden de jongere broer van de dader. Die probeert nog weg te vluchten maar het is vergeefse moeite. Hij wordt gevangen, zijn nek wordt gebroken en hij sterft. ‘Nu zal het wel rustig worden’, zegt een dorpsgenoot. ‘Het staat gelijk.’ En inderdaad: de rust keert weer. Kameroenese troepen van de Verenigde Naties houden de wacht voor de gendarmerie; er arri-veert zelfs een speciaal contingent politie uit de hoofdstad, een reis van vierhonderd kilome-ter over een slechte weg die jachtgebied is van gewapende bendes.

Toen rebellen van Seleka Bozoum in 2013 binnen vielen plunderden ze de regerings-gebouwen en staken er een aantal in brand. Een jaar later deden de tegenrebellen van Anti-Balaka de plunderingen over. Gevolg is dat Bozoum geen ordehandhaving kent en geen rechtspraak. Eigenrichting kwam ervoor in de plaats. De gehele Centraal-Afrikaanse Repu-bliek is zoals Bozoum. Frankrijk besteedde de exploitatie van haar minst geliefde kolonie uit aan privé-bedrijven. Na de onafhankelijkheid werd het zwakke centrale systeem overgenomen door de nieuwe lokale elite. Diamantwinning, houtkap, mijnbouw... wie ervoor wilde betalen, mocht het komen doen.

Alle overheidstaken zijn inmiddels uit-besteed. Vrede? Zorgen de VN voor. Ontwik-keling? Daar heb je ngo’s voor. Recht en orde? Laten we aan de mensen zelf over. ‘Het staat gelijk.’ Twee mannen zijn dood en iedereen gaat over tot de wanorde van de dag.Bram poSthumuS

Israëlische leiders roepen geweld over zichzelf af

Jeruzalem – Komt de moorddadige messenintifada die Israël teistert voort uit jodenhaat, ophitsing en moslimfanatisme, zoals de Israë-lische leiders en de rechtse media

ons willen laten geloven? Of is die terreur een explosie van machteloze woede over Israëls koloniale optreden, zoals de Palestijnse leiders en de vredesbewegingen beweren? Feit is dat de aanslagen door individuele Palestijnen, vaak tie-ners en jonge vrouwen, begonnen na het bezoek van minister Uri Ariel en andere ultrarechtse politici aan de Tempelberg, waar ze ostentatief in gebed verzonken. Deze provocatie hield twee boodschappen in. Een religieuze: er moet een eind komen aan de status-quo die bepaalt dat hier alleen moslims hun god mogen aanbidden. En een politieke: de Tempelberg is van de joden.

Een soortgelijke Tempelberg-provocatie door Ariel Sharon in 2000 was het sein voor de Tweede Intifada. Maar deze keer is het anders en waarschijnlijk ernstiger. Er staat nu geen organisatie achter de opstand, en de Palestijnse regering al helemaal niet. Onderhand weet ze immers dat geweld tot niets anders leidt dan tot veel groter tegengeweld. Ook nu weer zijn er veel meer Palestijnse dan Israëlische slacht-offers. Juist doordat de aanslagen het werk zijn van individuele daders staat de traditionele ter-reurbestrijding vrijwel machteloos.

De terreurgolf – of oplaaiende verzetsstrijd – lijkt een voorproefje te zijn van wat Israël te wachten staat nu de kolonisten een steeds gro-tere greep krijgen op de politiek, het leger, de politie en de geheime dienst. Door de bouw van almaar nieuwe nederzettingen in de Bezette Gebieden en de blokkade van iedere weg naar de vrede wordt een Palestijnse staat onmogelijk. Het ‘vredesproces’ is aan het afglijden naar een éénstaatoplossing. Hoe het ‘nieuwe’ Israël eruit gaat zien maken we nu al mee: religieus fana-tisme, racisme en steeds meer uitbarstingen van Palestijns geweld, dat de Israëlische leiders over zichzelf hebben afgeroepen.

Er is maar één manier waarop Israël zijn ver-loedering kan tegenhouden: vrede sluiten met de Palestijnen. De internationale omstandig-heden zijn daarvoor in lange tijd niet zo gunstig geweest als nu. Want voor het eerst is voor het gros van de soennitische moslimwereld Israël niet meer de belangrijkste vijand. Sterker nog, pragmatische Arabische heersers beginnen in Israël een bondgenoot te zien tegen de gemeen-schappelijke vijanden: Islamitische Staat en het sjiitische Iran. De enige voorwaarde die ze Israël stellen is vrede sluiten met de Palestijnen. Maar zolang er in Jeruzalem een regering zonder visie zit, blijft die voorwaarde onvervulbaar.jan van der putten

Page 7: De Groene Amsterdammer 43-2015

22.10.2015 De Groene AmsterDAmmer 7

De vluchtelingencrisis heeft het stadium bereikt waarin door de context van de crisis steeds nieuwe oor zaken ontstaan waardoor het territorium van de ellende zich handhaaft, zoniet verder wordt uit­gebreid. In de eerste fase hebben we in europa nog niet goed beseft wat zich hier als gevolg van de oorlogen in het midden­oosten aan het vol­trekken was. Die conflicten hebben sinds het begin van deze eeuw een permanent karakter gekregen.

oorlog is en blijft een bron van vluchtelingen. De syrische burger­oorlogen, vijf jaar geleden begon­nen, worden vooral sinds rusland zich erin gemengd heeft nog steeds ingewikkelder zonder uitzicht op vrede. Door de ‘gammele bootjes’ van de mensenhandelaren die eerst de Italiaanse en Griekse eilanden bereikten, hebben we op den duur beseft dat de crisis op de drempel van europa stond.

Intussen zijn we daar ruim over­heen. Gezien het jongste verleden van een aantal politieke partijen viel het te verwachten dat daar het verzet tegen de ‘islamisering’ nog aanmer­

kelijk zou toenemen, en dit des te meer door de genereuze immigratie­politiek van bondkanselier merkel. Zij heeft de toon gezet van het fatsoen jegens de misschien wel miljoenen die in de grootste nood verkeren. maar aan het stadium waarin een grote meerderheid haar min of meer bleef steunen, is ook een eind gekomen. Goed beschouwd is het een wonder dat zij zich met dit beleid zo lang heeft gehandhaafd.

misschien is het nog ongeloof­lijker. sinds het begin van deze eeuw is het publiek in toenemende mate opgevoed in een sfeer van wan­trouwen jegens de moslimwereld. eerst waren de mislukte oorlogen van bush junior de oorzaak; daarna hebben de burgeroorlogen in de regio zelf de problemen veroorzaakt, en het Westen dat geleerd had van de mislukkingen is niet bereid geweest daar nog iets aan te doen. In feite is de regio na de oorlogsfiasco’s aan zijn lot overgelaten, dat wil zeggen aan de zelfvernietiging.

als gevolg daarvan is de vluchte­lingenstroom op gang gekomen. De nieuwe crisis was geboren. en het

ronduit verbazingwekkende is nu dat merkel cum suis deze niet hebben zien aangekomen maar hun liberale beleid onverminderd hebben gehand­haafd. In de europese politiek is het een vaststaand feit dat de afkeer van moslims al jaren gestaag is toe­genomen. De successen van marine Le pen, Geert Wilders en de zijnen zijn

daarvan de oude democratische bewijzen. maar door de vluchte­lingencrisis zijn de verhoudin­gen drastisch veranderd. Het initiatief van het verzet wordt overgenomen door vereni­

gingen van radicale geweldplegers, als pegida in de bondsrepubliek maar ook officiële regeringen als de Hongaarse die een hek om het land bouwen.

misschien is hiermee het volgende stadium van de crisis begonnen. Hoe zal het europese publiek op deze geharnaste fase

in de verdediging reageren; hoe zullen de gematigde partijen zich hier opstellen? tersluiks mee­huilen met de wolven in het bos, of blijven vasthouden aan de koers van merkel? een van de factoren die in het komende half jaar de lijn van de europese politiek zal bepalen is het gedrag van de vluchtelingen zelf.

Hier bereiken we het punt van de volstrekte onvoorspelbaarheid. meer dan de helft bestaat uit jongeman­nen die misschien wel van hoop, eerzucht en energie vervuld zijn maar de taal van het nieuwe vaderland niet spreken, niets weten van zeden en gewoonten en van wie dan wordt ver­wacht dat ze onder deze ellendigste omstandigheden in dankbaarheid hun uiterste best doen om zich te handhaven. Vluchteling: een onmen­selijk bestaan.

en misschien hebben we het ergste nog niet gehad. een strenge winter waarin een paar dakloze vluchtelingen doodvriezen. We moe­ten in deze crisis met alles rekening houden, ook met een nieuwe fase in de crisis die daarvan het gevolg zou zijn.

merkel heeft de toon gezet van het fatsoen

H.J.A. HoflandEen doodgevroren vluchteling

2020 zal duren, moet in het teken staan van de corruptiebestrijding. Althans, dat beloofde Bouterse bij zijn aantreden aan de hele natie.

De reacties onder zijn landgenoten waren nogal laconiek. Eerst zien, dan geloven. Bouterse heeft wel eerder beloofd de corruptie aan te pakken, bijvoorbeeld toen hij op 12 augustus 2010 voor de allereerste maal de presidentiële ambtsketen omgehangen kreeg. Hij verzekerde een ‘kruistocht tegen de corruptie’ te beginnen. Het resultaat was er niet naar, met ministers die enveloppen vol cash geld in ontvangst namen in ruil voor overheidsprojecten, hun eigen zonen en dochters op het ministerie in dienst namen of zichzelf tienduizenden hectares grond cadeau deden.

Maar zowaar, al een paar weken lang gebeurt in Suriname het door velen onmogelijk geachte. Zo viel de politie onlangs binnen bij de Elektrici-teitsbedrijven Suriname (ebs), het staatsbedrijf dat als monopolist stroom levert. Prompt wer-den de algemeen directeur, een toeleverancier en zelfs een ex-directeur (ontslagen in 2013) in de boeien geslagen. Via schimmige contracten zouden ze miljoenen dollars belastinggeld heb-ben ontvreemd.

Een paar dagen later werd de leiding van de mIc

Hae

L Ko

un

tou

rIs

/ GaG

Le

Page 8: De Groene Amsterdammer 43-2015

8 De Groene AmsterDAmmer 22.10.2015

Stakingsvrij voor schoolkinderen in Kenia

Nairobi – Veertien miljoen kinderen zitten thuis nadat de regering de scholen heeft gesloten. Reden van de sluiting is de veiligheid van de kinderen. Wordt er gevreesd voor

een ophanden zijnde terroristische aanval? Een uitbraak van een besmettelijke ziekte? Niets van dat alles, de kinderen zaten zonder supervisie in de klas omdat de leraren al sinds september staken. Ze eisen een salarisverhoging en de rege-ring weigert die eis te honoreren.

Het hooggerechtshof stelde dat de leraren inderdaad recht hebben op een loonsverhoging van vijftig tot zestig procent. Maar van die uit-spraak is president Kenyatta niet onder de indruk. Hij zegt dat leraren genoeg verdienen en dat het land bovendien niet genoeg geld heeft om hogere salarissen te betalen, de loons-verhoging zou de staat omgerekend 145 miljoen euro kosten. Maar oppositieleider Raila Odinga riep de president op om met de lerarenbond te onderhandelen in plaats van simpelweg te zeg-gen dat hij niet kan betalen. ‘Als je niet kunt betalen, ga dan naar huis’, aldus Odinga.

Hoeveel verdienen leraren in Kenia eigen-lijk? In de laagste schalen bedraagt het loon 150 tot 200 euro per maand en in de hoogste schalen gaat het om ongeveer 1350 euro. Ver-geleken met landen in de regio verdienen Keni-aanse leraren niet eens zo slecht; de president

Bulgaren vergeten de communistische misdaden

Sofia – 25 jaar heeft het geduurd, maar vorige maand besloot het Bulgaarse parlement dat ‘politieke misdrijven begaan door personen gelieerd aan het communistische

regime’ niet meer aan verjaring onderhevig zijn.Tussen september 1944, toen de communis-

ten door een staatsgreep aan de macht kwamen, en oktober 1989 zijn meer dan tienduizend men-sen in opdracht van de communistische partij vermoord. Exacte cijfers zijn er niet. Nog eens tienduizenden, volgens sommige onderzoekers bijna tweehonderdduizend, belandden in een van de honderd strafkampen die de Bulgaarse goelag telde en waarvan het beruchtste het pre-dicaat ‘dodenkamp’ kreeg. Het laatste politieke strafkamp sloot zijn deuren pas in de winter van 1989. In de zomer van dat jaar werden nog meer dan driehonderdduizend Turkse Bulgaren het land uit gejaagd, in wat de regering eufemistisch ‘de Grote Vakantie’ noemde.

Er is dus meer dan genoeg om te bestraffen en de hoofdaanklager kaartte het probleem van de verjaringstermijn al in 1990 bij het parlement aan. Maar zelfs nadat in 2000 officieel was vast-gesteld dat het communistische regime ‘mis-dadig’ was geweest, bleef de verjaringstermijn gehandhaafd. Elke poging hem te schrappen

strandde. Zoals ook elke poging om iemand ver-oordeeld te krijgen vastliep. De communistische partij had de machtsoverdracht in 1989 zo goed geregisseerd dat politiek en samenleving tot op de dag van vandaag gedomineerd worden door de oude garde, hun kinderen en kleinkinderen.

Dat de verjaringstermijn nu komt te verval-len lijkt daarmee een grote overwinning. Einde-lijk krijgen de slachtoffers en hun nabestaanden gerechtigheid, zeiden parlementariërs van de regerende conservatieve partij, die het voorstel indiende. Ware het niet dat diezelfde parlemen-tariërs een week later het voorstel blokkeerden om de misdaden van de communisten voort-aan ook op te nemen in de schoolboeken. Nu behandelen die boeken 45 jaar communisme in welgeteld 35 pagina’s uitsluitend gewijd aan de ideologie en de biografieën van politici. Volgens het Hannah Arendt Centrum kent nu al tachtig procent van de Bulgaren jonger dan 35 jaar het woord ‘goelag’ niet, terwijl 87 procent niet weet dat er mensen waren die zich verzetten tegen de communisten.

Met dank aan het parlement zullen deze per-centages de komende jaren ongetwijfeld verder oplopen. De misdrijven van de communisten verjaren dan misschien niet meer, ze worden wel vergeten. Daarmee is gerechtigheid voor de slachtoffers en hun nabestaanden geen stap dichterbij gekomen.dirk van harten

afdeling ‘drilling’ bij Staatsolie afgeserveerd. De bedrijfstoppers hadden op kosten van het staatsbedrijf bouwmaterialen gekocht en daar-mee privé-optrekjes gebouwd.

Medio september volgde een raid van de poli-tie, die alle materialen van illegale goud zoekers op het stuwmeer in de Surinaamse jungle in beslag nam. Jaren waren ze ongemoeid gela-ten, naar bleek omdat ze in dienst waren van invloedrijke zakenfiguren.

Ten slotte ontsloeg de nieuwe minister van Justitie topambtenaren op de afdeling vreem-delingen die verblijfsvergunningen uitdeelden in ruil voor steekpenningen. Ze vertrokken niet zonder slag of stoot. Op 18 september vloog het ministerie tot tweemaal toe in brand. Aangesto-ken, zo blijkt. De politie vermoedt dat de ontsla-gen ambtenaren zo hebben geprobeerd sporen uit te wissen en startte een onderzoek.

De hamvraag blijft echter of het Bouterse ditmaal zal lukken op het goede spoor te blij-ven. Zo ligt in het parlement al decennia een ‘anticorruptiewet’ te wachten op goedkeuring. Durft hij het aan over de wet te laten stemmen, of krijgen persoonlijke belangen uiteindelijk de bovenhand? ‘We gaan ervan uit dat Bouterse het ditmaal meent’, aldus Carl Breeveld van coalitiepartner doe. Echt helemaal zeker is dus nog niemand.pieter van maele

Page 9: De Groene Amsterdammer 43-2015

22.10.2015 De Groene AmsterDAmmer 9

belastingontwijking is een plaag. Dat stelt de Franse econoom Gabriël Zuc­man in zijn zojuist verschenen Hidden Wealth of Nations: The Scourge of Tax Havens. Ik ben het hartgrondig met hem eens. Het holt de belastinggrond­slag uit; het herverdeelt de kosten van het onderhoud van onze infrastruc­tuur van rijk naar arm; het ondermijnt fiscale solidariteit; het voedt politiek wantrouwen; het creëert een ongelijk speelveld voor al die bedrijven die hun activiteiten niet achter brievenbus­maatschappijen kunnen verstoppen of blikken bespottelijk dure advocaten en fiscalisten kunnen opentrekken. Het is diefstal.

nieuw is die constatering niet. Wie ook maar een beetje het nieuws over #LuxLeaks, #swissLeaks en de onder­zoeken van de europese commissie naar de illegale belastingafspraken van nederland, Luxemburg en Ierland heeft gevolgd, wist dit al lang. Wat Zucman er echter aan toevoegt zijn harde cijfers.

Zucman begint met de observatie dat onder het huidige systeem van nationale rekeningen de schulden en bezittingen van landen even groot behoren te zijn. De schulden van de

een zijn de bezittingen van de ander. als je alles bij elkaar optelt zie je echter een gapend gat. De aarde heeft meer schulden dan bezittingen. Het is alsof, schrijft Zucman, ‘een deel van de planeet aarde eigendom is van mars’. De enige verklaring die Zucman ervoor kan bedenken is dat de bezittingen zijn gestald in belastingparadijzen. Het gaat dan om pakweg acht procent van het mondiale private vermogen, oftewel 7600 miljard dollar. Dat komt neer op gederfde belastinginkomsten van 190 miljard dollar per jaar.

Hieraan besteedt Zucman het leeuwendeel van zijn boek. Dat levert fascinerende uiteenzettingen op over de geschiedenis van belastingpara­dijzen als Zwitserland en Luxemburg. Vooral voor Luxemburg heeft Zucman geen goed woord over. Hij verwijt Luxemburg onder leiding van juncker het verlies van de staalindustrie te hebben opgevangen door een financi­eel rovershol op te tuigen. Door private partijen als eY, pwc, KpmG en Deloitte in staat te stellen de Luxemburgse soevereiniteit als koopwaar te slijten aan multinationals en superrijken is Luxemburg in de afgelopen twee decennia uitgegroeid tot een belas­tingparadijs dat mondiaal zijn gelijke niet kent. besloeg de staalindustrie in de jaren zeventig nog de helft van de economie, anno 2015 is die rol met veertig procent van het binnenlands product bijna volledig overgenomen door de ontwijkingsindustrie.

Inmiddels mag Luxemburg zich de welvarendste lidstaat van de eu noemen. Daar plukt de modale Luxem­burger echter nauwelijks de vruchten van, dat doet wél de financiële elite die de onroerendgoedprijzen in Luxemburg naar recordhoogtes stuwt. Zucman noemt het groothertogdom een ‘economische kolonie van de internationale financiële sector’ in het hart van europa, die nu al jarenlang de strijd tegen belastingparadijzen dwarsboomt. In dat licht bezien is het onbegrijpelijk dat het europees parlement akkoord is gegaan met de

benoeming van juncker tot presi­dent van de euro­pese commissie. De goede man was als minister van Financiën van 1989 tot 2009 de baas van het Luxemburgse

rovershol.Het slothoofdstuk van Zucmans

boek gaat over belastingontwijking door multinationals. De benadering is dezelfde. Door te kijken naar de locatie van de geboekte winsten van amerikaanse multinationals slaagt Zucman erin een glimp te tonen van de gigantische omvang van de belastinginkomsten die overheden daardoor mislopen. Voor de ameri­kaanse overheid komt dat neer op 130 miljard dollar per jaar. In belangrijke

mate dankzij nederland, waar maar liefst zeventien procent van de bui­tenlandse winsten van amerikaanse multinationals uitstaat. als we ervan uitgaan dat europese, aziatische en Latijns­amerikaanse multinatio­nals hetzelfde doen, kan dat bedrag worden verdrievoudigd, dat betekent substantieel meer dan de honderd tot 240 miljard dollar die de oeso raamt.

om deze plaag te bestrijden stelt Zucman voor een mondiaal kadaster voor financiële eigendomstitels in te stellen, een sanctieapparaat op te zetten dat onwillige paradijzen straft met handelstarieven ter hoogte van de schade die zij anderen toebrengen en multinationals niet langer toe te staan zelf te bepalen waar ze hun kos­ten en winsten laten neerslaan maar ze te verdelen op basis van objectieve marktaandelen.

als je dat legt naast het actieplan dat de oeso twee weken geleden presenteerde, zinkt de moed je in de schoenen. met vijftien actiepunten indrukwekkend ogend, grossiert het in goede voornemens die ontwijkers ampele mogelijkheden bieden om in een later stadium de schade te beperken. Zoals Zucman schrijft: sinds belastingontwijking op de politieke agenda staat, zijn de belasting­ontwijkende geldstromen alleen maar gegroeid.

onderschat nimmer de politieke macht van de klerken van het groot­kapitaal: eY, KpmG, pwc, Deloitte.

de aarde heeft meer schulden dan bezittingen

EconomieEwald EngelenDiefstal

noemde buurland Oeganda, waar het minimum lerarensalaris zeventig euro is, en Tanzania, met 135 euro. Maar gaat die vergelijking wel op? Kenia is met een bnp van 55,2 miljard dollar een jaar geleden toegetreden tot de midden-inkomenslanden. Oeganda en Tanzania zijn daar nog lang niet. Geen goed argument van de president dus, zo stellen briefschrijvers in lan-delijk dagblad Daily Nation. Maar hoe moet deze crisis nu worden opgelost? Heeft de over-heid inderdaad geen geld? Dat is moeilijk te geloven. De Keniaanse parlementsleden zijn de op één na best betaalde Kamerleden ter wereld. Bovendien verdween er in het boekjaar 2013-2014 omgerekend bijna 570 miljoen euro uit de schatkist, met onbekende bestemming.

Onlangs mengde de kerk zich in het debat. Geestelijken riepen beide partijen op tot kalmte en boden aan om te bemiddelen. Ondertussen huren ouders die zich dat kunnen veroorloven privé-leraren in voor hun kinderen. Zij die daar geen geld voor hebben sturen hun kroost op pad om ijzer en oude flessen te verzamelen. Daar kun je altijd wel wat centen mee verdienen.carien weSterveld

Page 10: De Groene Amsterdammer 43-2015
Page 11: De Groene Amsterdammer 43-2015

22.10.2015 De Groene AmsterDAmmer 11

In Den HaagKattensprong

In het politieke spel rond de Krim, Oekraïne, Syrië en de vluchtelingenstroom komt Nederland steeds meer alleen te staan in de jacht op de saboteurs van de MH17.

door aukje van roesselbeeld milo

Een kat in het nauw maakt rare sprongen. Maar wie is de kat? In het geval van de MH17 is het Rusland. Nederland kan er een lelijke kras door oplopen. Maar dan toch vooral omdat de Euro-pese Unie en het Westen als gevolg van de oor-log in Syrië en de vluchtelingenstroom zelf als een kat in het nauw gedreven zijn. Worden de daders van de aanslag straks ‘geofferd’ om de Russen te paaien, zoals ook Turkije inmiddels gepaaid wordt om de vluchtelingenstroom te helpen indammen?

De rare sprongen van de Russen gelden hun reactie op het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over de MH17, het passagiers-vliegtuig dat vorig jaar zomer neerstortte in Oekraïne. Alle inzittenden van het vliegtuig, de meesten Nederlanders, kwamen om het leven bij wat wij nu gewoon een aanslag kunnen noemen. Ook al was die aanslag mogelijk niet bewust gericht op een passagiersvliegtuig, laat staan op dit specifieke vliegtuig.

Op de dag dat Tjibbe Joustra, de voorzitter van de Onderzoeksraad, het eindrapport presen-teerde, deden de Russen meteen een tegenzet. Buk-raketkopnummers en vlinderdasjes gingen ineens een belangrijke rol spelen. Net als een H of een N in het serie-nummer. Als leek lees je er overheen. Maar met H is de Buk, zonder vlin-derdasjes, een verouderd type, niet meer in omloop bij het Russische leger, maar het zou wel op die fatale dag zijn gebruikt, vanuit een regio waar het Oekraïense leger het toen voor het zeggen had. Aldus de Russen.

De N in het serienummer is volgens de Onderzoeksraad de gebruikte Buk, van nieu-were makelij, met de vlinderdasjes zoals terug-gevonden in de lichamen van de piloten en bovendien gelanceerd vanuit een gebied waar de pro-Russische rebellen opereerden. Dat wijst rechtstreeks naar betrokkenheid van de Russen. Dat laatste zegt noch de Onderzoeks-raad in het rapport, noch haar voorzitter er met zoveel woorden bij. Maar de Russen snappen de boodschap zo ook wel, getuige de reactie van de onderminister van Buitenlandse Zaken Sergej Ribakov: ‘De pogingen om tot een vooringeno-men conclusie te komen, in wezen om een poli-tieke opdracht uit te voeren, zijn zonneklaar.’

Aanvankelijk werkten de Russen mee aan het onderzoek. Maar hoe groter het bewijs, soms door henzélf aangedragen, dat richting Russi-sche betrokkenheid wees, des te groter de spron-gen van de blijkbaar in het nauw gedreven kat.

Direct na de ramp beloofde minister-presi-dent Mark Rutte dat de onderste steen boven zou komen. Het vorige week gepubliceerde rap-port is de afronding van het eerste deel van het graafwerk. Deel twee is het aanwijzen en berech-ten van de daders. Dat zijn niet alleen degenen die op de knop van de raketinstallatie hebben gedrukt, maar ook zij die hoger in militaire rang staan, evenals de politiek verantwoordelijken

die de opdracht hebben gegeven de Buk-instal-latie de Russische grens over te laten steken en te gebruiken in de strijd in Oost-Oekraïne.

Dat Rusland geen mensen uitlevert, is daar-door niet de enige kink in de kabel bij het tot een bevredigend einde brengen van de taak die Rutte zich – overigens terecht – had gesteld. De Russi-sche betrokkenheid kan tot hoog niveau reiken. Het rapport van de Onderzoeksraad bewijst vooral dat het kleine Nederland als gevolg van de aanslag op de MH17 rechtstreeks betrokken is geraakt bij een groot geopolitiek vraagstuk.

Tegenspeler is het Rusland van president Poetin dat de Krim heeft ingenomen en pro-Russische rebellen steunt die andere delen van Oekraïne onder controle houden. Het is het Rusland dat president Assad in Syrië blijft steu-nen en sinds kort in dat land met zijn gevechts-vliegtuigen tegen Islamitische Staat zou vech-ten maar daarbij verdacht veel mensen doodt die tegen Assad zijn. Het is dit Rusland dat de huidige onmacht van het Westen blootlegt. Het Rusland waarmee het Westen moet gaan pra-ten, zoals je steeds vaker hoort bepleiten, om het geweld in Syrië en daarmee ook de vluchte-lingenstromen te stoppen die Europa splijten.

Het Rusland dat, zoals de Russische politicoloog Andrej Kolesnikov in de Volkskrant zei, zich weer een sterk land voelt.

Er wordt wel de ver-gelijking met de aanslag

op een toestel van Pan Am boven het Schotse Lockerbie gemaakt. Toen moesten de VS tien jaar wachten op een akkoord over de uitlevering door de Libische machthebber Moammar Kad-hafi van twee geheim agenten. Oftewel Neder-land heb geduld, lijkt die vergelijking te zeggen.

Maar die agenten hadden niet op eigen ini-tiatief gehandeld. De opdrachtgevers bleven ongestraft. Oftewel het Libië van Kadhafi kwam ermee weg, ook al betaalde het schadevergoe-ding aan de nabestaanden. Bij de vervroegde vrijlating van de enige uiteindelijk gestrafte dader speelde Libië vervolgens zelfs weer een bedenkelijke rol. Bovendien waren het toen de VS tegenover het kleine Libië. ‘Lockerbie’ is daarom een ongelukkige vergelijking.

Direct openlijk het hoofd in de schoot leggen en de conclusie trekken dat de echte opdracht-gevers en daders wel nooit berecht zullen wor-den, zou Poetin doen lachen in zijn vuistje. Als het Openbaar Ministerie directe betrokkenheid kan bewijzen, zou hij wegkomen met een daad die het Westen alom veroordeelt.

Maar wie zegt dat in het grote politieke spel rondom de Krim, Oekraïne, Syrië en de vluch-telingenstroom de roep om de echte daders te berechten overeind blijft? Misschien is Neder-land straks nog de enige die daarom roept, uit piëteit met de nabestaanden. Omdat de rest van het Westen deze zaak opoffert voor andere, geo-politiek gezien grotere belangen. Dat wordt dan een pijnlijke kras voor Nederland.

Het kleine Nederland is betrokken geraakt bij een

groot geopolitiek vraagstuk

Page 12: De Groene Amsterdammer 43-2015

12 De Groene AmsterDAmmer 22.10.2015

De bezorgde boze burger wordt serieus genomen

‘Neem ze lekker zelf in huis’Tegenover burgers die vluchtelingen welkom heten, staat de ‘bezorgde’ burger van ‘Nee, hier geen AZC’. Politici jagen die tweedeling verder aan. Een case study in Purmerend.

door irene van der linde

heidy, anna en aniS kijken vanaf het balkon van poptempel P3 in Purmerend naar de zaal beneden. Ze zijn vijftien en zestien jaar, en daar-mee verreweg de jongste aanwezigen op deze inspraakavond. Ze kwamen met een paar klas-genoten uit interesse, ze willen vrijwilliger wor-den bij de noodopvang of het asielzoekerscen-trum. Ze hopen dan ook dat die er gaan komen in Purmerend. Op school hebben ze het er ook al over gehad, ook over de voor- en tegenstanders. Maar de dingen die hier vanavond zijn gezegd... ‘Anna en ik keken elkaar soms aan’, zegt Heidy. Haar donkere haar golft over haar schouders. ‘Dat doet me wel pijn. Ik ben moslim. We had-den soms tranen in de ogen, maar we willen niet emotioneel worden.’

De gemeenteraad is uitgeweken naar de grote zaal in P3 vanwege de enorme belangstel-ling voor deze inspraakavond over de komst van asielzoekers naar de Noord-Hollandse stad. Een week geleden had burgemeester Ron Bijl (vvd) de raadsvergadering waarin voorstellen over de komst van een azc en noodopvang voor asiel-zoekers zouden worden besproken, geschorst. Er hadden zich zoveel woedende tegenstan-ders verzameld dat hij zich genoodzaakt zag de raadszaal door de politie te laten ontruimen.

Beneden op het podium zitten burgemeester en wethouders aan de ene kant, de 39 inspre-kers aan de andere kant, in het midden staat het katheder. In de zaal zitten zo’n vierhonderd mensen, buiten staan er nog eens driehonderd. Boos rammen de voorsten in de rij op de deur. Extra ingezette politie en particuliere beveiliging waarschuwen via hun walkie-talkie hun col-lega’s buiten. De laatste twee vrouwen voor wie de deur open gaat, rennen vallend naar binnen. In de hal kijken ze met een triomfantelijke blik om zich heen, elke vezel in hun lichaam gespan-nen, alsof ze erin geslaagd zijn een laatste plaats te bemachtigen bij een concert van de Toppers, in plaats van een gemeentelijke inspraakavond.

van purmerend, Oudenbosch, Oirschot, Gouda, Halderberge, Valkenswaard, Bergen op Zoom en Wezep tot Zeewolde, Steenbergen en Beverwaard: overal in het land loopt het verzet tegen de komst van vluchtelingen op. In Rijssen-Holten, Rijswijk, Wijk en Aalburg en Enschede worden burgemeesters en wethouders zelfs

bedreigd. Wat er allemaal voor schokkends geroepen wordt, is al lang niet meer verrassend. Alles mag gezegd. Dat is het nieuwe adagium. De ‘bezorgde burger’ wordt serieus genomen.

Sterker nog, politici van vrijwel elk pluimage struikelen over elkaar heen om te benadrukken dat ze deze bezorgdheid delen. Regeringspartij vvd gaat hierin met stip voorop. Zo gooien ze af en toe ‘oplossingen’ de samenleving in. Het Tweede-Kamerlid Roald van der Linde (vvd) pleit ervoor om geen woningen bij te bou-wen – ‘als wij hier vanmorgen besluiten om op korte termijn honderdduizend woningen neer te zetten, staat dat vanmiddag al in een WhatsApp-groep in Libanon of Somalië.’ vvd-voorman Halbe Zijlstra weigert heldhaftig het geven van borstvergrotingen en -verkleiningen aan asielzoekers. Na alle grappen hierover heb-ben de liberalen iets nieuws bedacht: ze wei-geren nu dieetbehandelingen. ‘Zo kunnen we de massale toestroom verminderen’, aldus de vvd-site. (Je vraagt je toch oprecht af of ze dit zelf geloven.) En nu is er weer Ayaan Hirsi Ali, ex-vvd, die pleit voor selectie van migranten op aanpassingsbekwaamheid. ‘Wanneer je denkt dat het niet gekker kan, is er altijd wel iemand die deze gedachte logenstraft’, schreef Sheila Sitalsing afgelopen week in de Volkskrant.

In het land staan ondertussen de burgemees-ters voor de taak om tegenover de ‘bezorgde burger’ te verdedigen waarom ze tóch opvang willen bieden.

‘We hebben te maken met een uitzonderlijke situatie, zoals die zich niet eerder heeft voor-gedaan...’, begint burgemeester Bijl in Purme-rend.

Zaal: ‘Ja, hoor...’ (hoongelach) De toon is gezet.

‘Ik zou u willen vragen iedereen te respecte-ren in zijn of haar betoog. Dat hoort zo in een democratie.’

Zaal: ‘Neem ze lekker zelf in huis…’ (gejoel)Het wordt een emotionele avond. De eer-

ste inspreekster is de eigenares van manege Purmerbos (het azc is gepland op een weiland ertegenover). Ze is bang voor het verlies van klanten, voor negentig procent meisjes, zegt ze. ‘Het is niet veilig voor hen om langs het azc te fietsen.’

Zaal: ‘Joehoeoe!’ (geklap)‘Ik heb gekozen voor dit bedrijf, op deze

locatie.’ De manegehoudster kan haar snikken niet meer onderdrukken. ‘Nu komt er een azc’, brengt ze nog uit en gaat zitten.

Zaal: ‘Joehoeoeoe!’ (gejoel herhaalt zich)Inspreekster 2: ‘Ik ben niet xenofoob, mijn

hart huilt als ik kinderen dood uit zee zie halen, maar mag ik me als moeder van een dochter geen zorgen maken? Zeker omdat het gaat over mannen van tussen de twintig en vijftig van wie velen last hebben van speciale driften?’

Zaal: ‘Joejoeoe.’ (uitbundig geklap)Inspreker 3: ‘Ik vind dat vluchtelingen naar

Purmerend moeten komen.’Zaal: ‘Boeehoee.’‘Het is wel van belang dat ze activiteiten aan-

geboden krijgen, zodat ze niet gaan rondhan-gen…’

Zaal: ‘Ha, en ik dan? Ik krijg ook geen activi-teiten aangeboden.’

Inspreker 4: ‘Heb uw naaste lief, net als uzelf.’Zaal: ‘Boehoeoe. Waardeloos. Rookpauze!’

(mensen lopen weg)Inspreekster 5: ‘En dan die verkrachtingen in

6 oktober. inwoners van

purmerend lopen boos weg tijdens

een gemeente­raadsbijeenkomst

over de mogelijke opvang van vluch­

telingen

‘Waarom komen ze naar Nederland: omdat hen gratis geld wordt gegeven’

Page 13: De Groene Amsterdammer 43-2015

22.10.2015 De Groene AmsterDAmmer 13

Almere, de komst van uitgehuwelijkte meisjes. Gaan we die ellende naar Purmerend halen?’

Zaal (weer terug): ‘Neeeee.’‘Ik heb al jaren niet meer landelijk gestemd,

omdat ik het zooitje in Den Haag niet meer ver-trouw. Er wordt toch niet naar je geluisterd. De gemeente lijkt nu hetzelfde te doen. Luister naar je eigen inwoners, niet naar het kabinet. Kom op voor uw burgers.’

Zaal: ‘Joeoeoe!’

het iS intimiderend, zo’n zaal vol grimmige mensen die zich niet gehoord voelen (ondanks alles), ronduit zeggen wat ze denken en er tege-lijkertijd ook veel plezier aan lijken te beleven. Er zindert opwinding vermengd met woede. De kloof tussen de voor- en tegenstanders is groot. Luisteren naar ‘de andere kant’ doet niemand. Zo gaat het ook in de rest van de samenleving. De spanning tussen beide groepen neemt toe. Vriendschappen worden opgezegd, of geblok-keerd op Facebook, op de werkvloer zijn ‘vluch-telingen’ een heikel onderwerp geworden.

‘De samenleving is gepolariseerd’, zegt Peer Scheepers, hoogleraar methodologie op het gebied van sociologie aan de Radboud Universi-teit in Nijmegen. ‘Dat is al een tijdje aan de gang. Ook de politieke leiders dragen hieraan bij. Er zijn twee kampen ontstaan. Waarbij Nederlan-ders met een positieve houding ten opzichte van migranten minder luidruchtig zijn dan de tegen-standers.’ Hij benadrukt nog eens het verschil met de jaren negentig, toen er veel meer mensen

kwamen, en hun komst lang niet als zo’n groot probleem werd ervaren. Niet in de politiek, noch in de samenleving. Onderzoekers kunnen, aldus Scheepers, nog geen goede wetenschappelijke verklaring vinden voor deze omslag.

De hoogleraar zag de verruwing beginnen bij Bolkestein, Scheffer, Fortuyn. ‘Zij hebben ervoor gepleit “de waarheid” te zeggen over migranten, in plaats van de werkelijkheid te taboeïseren.’ Sindsdien zijn er steeds meer mensen opgestaan die hun mening niet onder stoelen of banken steken. ‘Opvallend is dat het in de jaren tach-tig vooral laagopgeleiden waren, nu zijn het ook veel hoogopgeleiden’, zegt Scheepers. Niet alleen politici maar ook mensen uit de culturele elite, journalisten, schrijvers keren zich tegen nieuwkomers. ‘Ze volgen de laagopgeleiden. Dat is historisch een nieuw verschijnsel. Doorgaans zijn hoogopgeleiden de voorlopers en volgen de lager opgeleiden.’

Dat veel mensen bezorgd en bang zijn, bleek ook uit het Ipsos-onderzoek van afgelopen maand: ruim veertig procent van de onder-vraagden dacht dat de toestroom van vluchte-lingen negatieve gevolgen zou hebben voor de

Nederlandse economie en voor de veiligheid, 44 procent werd hierdoor somber over de toekomst van het land en ruim een derde was bang. Deze percentages zullen eerder gestegen dan gedaald zijn.

Toch is het merkwaardig dat zoveel politici, inclusief de regeringspartijen, deze angst en bezorgdheid zeggen te delen. Rondom azc’s of noodopvang neemt de veiligheid namelijk niet aantoonbaar af. Er zijn incidenten binnen azc’s gemeld, maar zelden daarbuiten (de enige inci-denten tot nu zijn veroorzaakt door Nederlan-ders, zoals de bestorming van de noodopvang in Woerden). Nederland heeft in het verleden veel meer asielzoekers opgevangen, ook toen zijn er geen veiligheidsproblemen ontstaan. ‘Het is niet onveiliger rondom een asielzoekerscentrum’, zegt ook hoogleraar Godfried Engbersen, die hier in het verleden onderzoek naar deed, op de website van de nos. De nos sprak met 33 gemeenten die een groot asielzoekerscentrum op hun grondgebied hebben. Allemaal gaven ze aan dat er vooral bezorgdheid vooraf was, maar dat zich weinig tot geen incidenten hebben voorgedaan waarbij mensen van buiten het azc werden gedupeerd.

‘Het begint vaak met zorgen als er een asiel-opvang komt’, vervolgt Scheepers. ‘Daarna gaat het vaak beter. Mensen die in de buurt van een azc wonen, zijn veel positiever over asielzoekers dan mensen die er niet mee te maken hebben. Doordat ze contact maken met vluchtelingen verandert hun mening.’ Gespreide huisvesting van asielzoekers is daarom belangrijk, vindt hij. Dan maken mensen eerder contact en dat is in alle opzichten positief; nieuwkomers integre-ren sneller en Nederlanders raken hun voor-oordelen kwijt. ‘Dat is niet uniek Nederlands, zo gaat dat wereldwijd.’

Het probleem dat wél overal zichtbaar is, is de achterstand bij de ind, de chaos bij het coa, het gebrek aan opvangmogelijkheden, het wanbestuur door op een avond dorpelingen in Oranje te melden dat er nog eens zevenhonderd vluchtelingen bij komen, waarvan er by the way al tweehonderd in bussen onderweg zijn. Wat zichtbaar is, is dat de overheid het niet in de hand heeft. En juist dat bevestigt veel mensen in hun angst.

De Purmerenders maken zich ook boos over een aantal concrete problemen, zoals het tekort aan sociale huurwoningen – veroorzaakt door het kabinetsbeleid van het afgelopen decen-nium – evenals de bezuinigingen in de zorg, bij de politie, de rechtspraak. Het wordt de vluchte-lingen aangerekend.

Inspreker 6: ‘Ze klagen over de opvang, maar mijn kleindochter slaapt al twee jaar op de kamer van mijn dochter omdat zij geen woning vindt. Er is bezuinigd op groenonderhoud, de prullenbakken verdwijnen…’

Zaal: ‘Ik wacht al 24 jaar op een huis.’ (geklap)

‘De uitkeringen worden gekort. Ouderen moeten langer op zichzelf wonen. Daklozen krij-

rem

Ko D

e W

aaL /

an

p

‘Martin Luther King, 1963, vrijheid, gelijkheid...’Zaal: ‘Bullshit!’

Page 14: De Groene Amsterdammer 43-2015

Nu in de boekhandel of via ww.aup.nl

EEN RECONSTRUCTIE VAN HET GROOTSTE STUDENTENPROTEST UIT DE NEDERLANDSE GESCHIEDENIS

e 17,95

Page 15: De Groene Amsterdammer 43-2015

22.10.2015 De Groene AmsterDAmmer 15

zie groene.nl voor dossier migratie

gen een hondenbot. Politie, justitie en het leger zijn ontmanteld.’

Zaal juicht.‘Ik zeg: terugsturen die ellende.’Zaal joelt.Inspreker 7 (André Fleere (48) van de groep

‘Hop Purmerend’ – hij hoopt na de volgende verkiezingen in de raad te komen): ‘Purmeren-ders moesten alles uit de media vernemen. Dit is geen democratie.’

Zaal juicht. Over het gebrek aan communi-catie en voorlichting door lokale bestuurders wordt veel geklaagd. Veel bewoners moesten volgens Fleere op Facebook lezen wat de plan-nen waren van de gemeente.

‘We zijn belazerd.’Zaal: ‘Joehoeoe.’‘Saoedi-Arabië, in dit geval Turkije, biedt aan

ze op te vangen. Maar de vluchteling? Die wil hierheen. Voor het geld.’

Zaal juicht en stampt met de voeten.

waarheid doet er niet toe. Dat wordt nog eens versterkt doordat op sociale media elk kamp in zijn eigen waarheid leeft. Groepsleden bevesti-gen zichzelf continu door alleen die informatie te delen die past bij hun standpunt. Voor- en tegenstanders van asielzoekers in Purmerend hebben elk hun eigen Facebook-site. Zoals het filmpje dat rondgaat op Facebook-sites van de tegenstanders waarin een vrouw op straat wordt geïnterviewd: ‘Ik heb een pleegzoon die is 21, die wil dolgraag werken, die krijgt geen werk. En hun krijgen over vier maanden straks werk. Waar zijn we dan mee bezig?’ (1.633.754 views)

Inspreker 9: ‘Ik heb op internet begrepen dat we hier te maken hebben met gelukszoekers. Ze krijgen vierduizend euro per maand, en hun vrouwen zijn alleen goed voor hun lusten en hun zorgen. Bestek staat niet in hun woordenboek. En ze kosten 35.000 euro per persoon per jaar.’

Zaal: ‘Meer dan 48.000! Wie gaat dat beta-len? WIJ!’

Inspreker 10: ‘Waarom komen ze naar Neder-land: omdat hen gratis geld wordt gegeven.’

Zaal: ‘Joehoeooee.’Inspreker 11: ‘Het gaat om mensen die komen

met een godsdienst die hand in hand gaat met vrouwenonderdrukking en homohaat.’

Zaal: ‘Joehoee.’ (klapt uitbundig)Inspreker 12 laat de foto van het verdronken

Syrische peutertje Ayan op het strand in Turkije zien en zet daarbij Mag ik dan bij jou van Clau-dia de Breij op. ‘Als er oorlog komt/ mag ik dan bij jou…’ – het schalt door de luidsprekers.

Zaal: ‘Boeoeoeooeoe.’ Mensen lopen weg. ‘Het kind is daar neergelegd. Het is allemaal nep’, roept iemand nog.

‘die hyperBolen – dat wellustige “het volk” is er ook een – drukken geen feitelijkheid meer uit, maar alleen nog gevoel, waar vervolgens feiten bij gezocht worden’, schrijft ook Bas Heijne in NRC Handelsblad. ‘Onzin is een relatief begrip geworden.’ Zo leek vrijwel iedereen eerst nog

geschokt door het beeld van de verdronken peu-ter op het strand, nu blijkt zelfs dat relatief te zijn.

Inspreker 13: ‘Ik ben bang om een poster voor mijn raam op te hangen met “vluchtelingen wel-kom”.’

Zaal lacht. Honend.‘Martin Luther King, 1963, vrijheid, gelijk-

heid...’Zaal: ‘Bullshit!’‘Alle mensen in waarde laten, ongeacht

afkomst en kleur…’Zaal: ‘Daaaaag!’‘Het gaat om het nemen van verantwoorde-

lijkheid voor wat er gebeurt in de wereld.’Zaal: ‘Jouw droom is mijn nachtmerrie.

Hahahaha.’Inspreker 14 (Daniël Mulders (21), student

geschiedenis en actief bij de Facebook-site Vluchtelingen Welkom): ‘Driekwart van onze leden bestaat uit jongeren. Wij zijn de nieuwe generatie, de toekomst. Wij zijn voor het helpen van vluchtelingen.’

Zaal: ‘Boeoeoe. Wegsturen!’‘Sommige mensen zoeken asiel, anderen zijn

hun hart kwijt…’Inspreker 15: ‘We krijgen shariawijken, waar

de politie niet durft te komen, waar vrouwen worden verkracht.’

Enzovoort: ‘Deze mensen zijn niet gevlucht voor de oorlog. De echte oorlogsvluchtelingen zitten in de regio.’

‘Onze vrouwen zijn niet meer veilig.’‘Christenen durven hun bijbels niet meer te

lezen.’Inspreker 16, de dominee van de Protestantse

Gemeenschap Purmerend: ‘Lieve mensen, wij moeten niet blind zijn voor...’

Zaal: ‘Aaaah, ah, ah, zieliiig.’‘... mensen in veiligheid samenleven...’Zaal: ‘Ik val in slaap. Lul.’‘… kinderen en vrouwen...’Zaal: ‘5, 4, 3,…’De voorzitter grijpt in en zet de klok die

iedereen vijf minuten spreektijd geeft stil: ‘Laat de dominee uitpraten. Een beetje respect.’

Zaal: ‘5, 4, 3, 2, 1, 000000.’

‘ik Ben Bang dat dit nog verder gaat’, vervolgt hoogleraar Peer Scheepers. ‘Ik ben niet optimis-tisch. Tegen migranten zijn is geen taboe meer. Op feestjes is het gewoon om dat te zeggen. Mensen laten zich ruwer uit. Het past in het no-nonsense-klimaat, de crisis, er worden steeds meer schuldigen aangewezen. Het is een gro-tere trend in de samenleving. Alles wordt extre-mer, dat is niet geruststellend. Het zijn vooral

Nederlanders met een migrantenachtergrond die last hebben van deze polarisatie. Zij hebben de meeste reden om somber over de toekomst te zijn. De discriminatie neemt toe. Nederlan-ders sluiten in toenemende mate migranten uit en stemmen steeds meer op partijen die nieuw-komers weren.’

de drie middelbare scholieren staan aan het einde van de inspraakavond ontdaan op het balkon. ‘Deze mensen hebben schokkende dingen meegemaakt, ze dachten dat ze het in Europa beter zouden krijgen’, zegt Heidy. ‘Ze zijn niet van IS, ze zijn juist slachtoffer van IS.’ Anis knikt. ‘Niet elke vluchteling komt hier als verkrachter, niet elke vluchteling pleegt een overval. Zoveel van wat deze mensen zeg-gen over moslims is niet waar.’ Anna begrijpt het niet: ‘Als er maar iemand in het parlement was die zei: “We komen hieruit.” Het zijn bange mensen. Er is behoefte aan iemand die ze toe-spreekt. Die zegt dat het niet altijd zo blijft, dat het goed komt.’

Een week later stemt de raadsvergadering van Purmerend met ruime meerderheid tégen de komst van een asielzoekerscentrum (alleen de pvda stemt voor). Een motie van d66 wordt wel aangenomen, hierin worden b. en w. gevraagd te onderzoeken of kleinschalige noodopvang voor maximaal tweehonderd vluchtelingen moge-lijk is (de vvd stemt ook hier tegen, samen met Leefbaar Purmerend, Trots en de ouderenpartij aov).

André Fleere van de groep ‘Hop Purmerend’ loopt in zijn roze polo tevreden rond bij de bor-rel na de vergadering. Een groot succes, roept hij. Zijn ene oorknopje glimt. ‘Zo’n tien- tot vijf-tienduizend Amsterdammers in Purmerend zijn tegen vluchtelingen’, zegt Fleere, die zelf ook in Amsterdam is geboren. ‘Bij ons kun je komen eten, we plakken je band als het moet, maar als het over dit onderwerp gaat, dan breekt de hel los.’ Er is nu een signaal afgegeven, vindt Fleere: ‘Je zet je voordeur niet zomaar open. Dat zien de vvd en andere politici ook, ze krabbelen niet voor niets terug. Ze willen nu een soberder beleid.’

Daniël Mulders van Facebook-site Vluch-telingen Welkom is teleurgesteld. ‘Het is rond-uit kut’, zegt de geschiedenisstudent verslagen. Hij schaamt zich om Purmerender te zijn en zegt tegenwoordig dat hij ‘vlak bij Amsterdam’ woont. ‘Je moet openstaan voor andere per-spectieven’, vindt hij. ‘Veel jongeren voelen zich betrokken bij de discussie. Wij zijn opgegroeid met de tweede generatie niet-westerse alloch-tonen, we gingen samen naar school. We kennen niet anders.’

Op Facebook plaatst de manegehoudster die avond een foto waarop ze samen met haar fami-lie lachend staat afgebeeld, een glas wijn in de hand, met de tekst: ‘Geen azc in Purmerend, 31 tegen en 4 voor. We hebben wat te vieren! Proost!!!’

‘Tegen migranten zijn is geen taboe meer. Op feestjes is het gewoon om dat te zeggen’

Page 16: De Groene Amsterdammer 43-2015

16 De Groene AmsterDAmmer 22.10.2015

Bericht uit Syrië

‘Bashar, wij geven ons bloed’Groene-journalist Robert Dulmers verblijft een maand in Syrië, waar sinds de Russische inmenging de kansen voor Assad gekeerd lijken. ‘De regering zal alle 185.000 vierkante kilometer van Syrië terug onder haar gezag brengen.’

door robert dulmers

het iS 30 SeptemBer, twee uur ’s middags, als ik Damascus binnenrijd. De dag is in Libanon rustig begonnen. Geen nieuws uit New York, waar in de wandelgangen van de zeventigste algemene vergadering van de VN de Syrische delegatie onder leiding van minister van Bui-tenlandse Zaken Walid Muallem en zijn rech-terhand Faisal Migdad naar verluidt de niet-gebonden landen als India en Brazilië probeert te paaien en de toezegging doet om over een opnieuw uit de kast gehaald vredesplan van VN-gezant Staffan de Mistura ‘te willen brain-stormen’ zonder verdere verplichting. ‘De Ver-enigde Staten’, heeft Barack Obama daags tevo-ren aan de verzamelde wereldleiders gezegd,

weigeren samen te werken met ‘tirannen als Assad die vatbommen gooien op onschuldige kinderen.’ Assad zelf is in New York afwezig. ‘De realiteit eist dat in Syrië een compromis wordt bereikt’, spreekt Obama de algemene vergade-ring toe. ‘De realiteit eist ook een geleide tran-sitie weg van Assad en naar een nieuwe leider.’ Na 240.000 doden in vier jaar oorlog is er nog steeds een patstelling in het Syrische conflict als ik om twee uur ’s middags Damascus binnenrijd, me volkomen onbewust dat een half uur later de wereld er in Syrië volledig anders uit zal zien.

Aan de stadsrand van Damascus verwissel je het minibusje uit Beiroet, dat niet verder mag, voor een van de vele gele taxi’s. Ze staan op de

damascus, 10 oktober

Page 17: De Groene Amsterdammer 43-2015

22.10.2015 De Groene AmsterDAmmer 17

snelweg al onder het viaduct te wachten, achter opgeworpen wal-len van zand en puin, want pal ach-ter de snelweg ligt de wijk Darayya, die stevig in handen is van de rebellen. Het is kalm en vredig en de vogels zingen als ik m’n rolkoffer versleep naar de gele taxi. Dan, als uit het niets, het gebrul van straal-jagers. Twee gevechtsvliegtuigen scheren over ons heen. Doffe klap-pen. Zwarte rookpluimen. Ineens is het weer volop oorlog.

‘Nee, de staatsmedia zeggen niets over vliegtuigbommen’, zegt Bacel op het ministerie van Infor-matie. Hij scrolt op het compu-terscherm. ‘Eens kijken wat de oppositie zegt... “14.23. Assad heeft formeel gevraagd om ingrijpen van de Russische luchtmacht. De eer-ste aanvallen zijn zojuist ingezet.”’ Na vier jaar oorlog: game changer.

‘Je krijgt Bacel de komende maand tot je beschikking wanneer je wil’, zegt Reem Haddad, direc-teur Buitenlandse Pers. ‘Engels-sprekende journalisten zijn er nu niet in het land.’ Het is mijn derde reis naar Syrië in anderhalf jaar, en ik heb een visum gekregen voor een hele maand. De komende maand zal ik in het Syrië van het regime behalve de nodige Russen twee Japanners, vier Fransen, een Span-jaard en een Griek tegenkomen die allen na een paar dagen weer ver-dwijnen. Bij vlagen ben ik de enige westerse journalist in Syrië.

Het Bureau Buitenlandse Pers zit op de achtste verdieping van een aftandse flat en biedt aan alle kanten wijd uitzicht op de stad. Opnieuw een luchtaanval op de

zuidelijke wijk Darayya. Het lijken Migs van de Syrische luchtmacht. ‘Hij heeft nu zijn handen vrij’, zegt Bacel, doelend op Assad, ‘de Russen geven hem rugdekking.’ Ook elders in Syrië, meldt het Kremlin, is de Russische interventie begonnen. Bij de strategische steden aan het oostfront, Homs en Hama, en in de westelijke provincie Idlib, die eind maart in handen viel van het met al-Qaeda verbonden Jadhab al-Nusra – een totaal onverwacht verlies voor Assad.

Het regime vecht voor z’n leven: de laat-ste verbindingsweg tussen regeringsgebied en Aleppo, de grootste stad van het land en het financiële en industriële hart van Syrië, staat op het punt om door de rebellen veroverd te wor-den. Aan de kust wordt Latakia ineens bedreigd, het hartland van het regime, de stad waar de Assads vandaan komen, en ook de havenstad Tartus, waar de Russen een marinebasis heb-ben, springplank ook voor de Russische en Iraanse grondtroepen die volgens steeds per-sistenter berichten sinds midden oktober bij

honderden, zo niet duizenden het land worden binnengeloodst.

Terwijl in Darayya vier knallen klinken en rookwolken opstijgen, loop ik met Bacel naar de geldautomaat, waar hij zijn maandsalaris van omgerekend 81 euro uit de muur wil trek-ken. Een ambulance giert over de rijbaan; er is door de rebellen klaarblijkelijk teruggeschoten. Een knal, dichtbij, en Bacel krimpt ineen. ‘Je weet: vroeger was ik nooit bang voor mortieren. Je kunt er tóch niks tegen doen en het leven ligt in Gods hand.’ Maar dit voorjaar is zijn broer Mohammed om het leven gekomen. ‘In de oude binnenstad, overigens vlak bij jouw logement. Sindsdien krimp ik bij iedere knal ineen.’ Hij herstelt zich. ‘Waarom zegt de geldautomaat “Welkom” en meldt vervolgens “Leeg”? Wel-licht omdat-ie ondanks alles beleefd wil zijn.’ De humor is weer terug. Meer ambulances gieren over de rijbaan, een militair houdt het verkeer tegen. Het loopt allemaal gesmeerd.

latakia. Het bolwerk van Assad. Vier knipper-lichtjes boven de Middellandse Zee. Langzaam vliegt een observatiedrone door de donker wor-dende hemel. Dan het oorverdovend gebrul van laagvliegende straaljagers. Twee deltavormige vliegtuigen scheren in een bocht over de stad, maken een draai boven zee en verdwijnen dan richting noorden, naar de Syrisch- Turkse grens. Langzaam verdwijnt ook de drone uit zicht. Maar veel en veel hoger, op misschien wel tien kilometer, draait een soort knipperende ster langzame rondjes. Dan scheert boven ons nóg

een straaljager. Aan zijn silhouet – potloodvor-ming met smalle vleugels – is hij makkelijk te herkennen: een Mig 23, een sovjettoestel dat door Rusland al lang niet meer gebruikt wordt, maar waarvan Syrië er, op de vooravond van de oorlog in 2011, nog 136 in gebruik had. De twee deltavormige vliegtuigen kan ik pas na enig zoekwerk op internet thuisbrengen: een Soechoj SU-30, een moderne Russische aanvalsjager.

In de verte, richting grens met Turkije, menen we wat doffe dreunen te horen. Het is waarschijnlijk het spel dat deze maand al vaker gespeeld is: op zo’n twintig kilometer van hier, aan de grens met Turkije, bombarderen hyper-moderne Russische jets Assads tegenstanders, terwijl een heel wat minder moderne Syrische Mig 23 als een hinderlijke mug langs de Turkse grens de uitgerukte Navo-jagers op z’n radar lockt en zo het westers bondgenootschap bezig-houdt.

‘De Russen spreken? Onmogelijk!’ zegt de man van het plaatselijke perscentrum. De wijde

omtrek van het Bassel Al-Assad-vliegveld, waar de Soechoj-straaljagers staan, is nu militair geheim, zo hebben de Russen bepaald. Geluk-kig heeft een Russische cameraploeg de week ervoor uitgebreid opnamen mogen maken en een rij van 28 straaljagers staat diezelfde dag op YouTube, met het hele arsenaal bommen en al. Van Iraanse grondtroepen, die in kleine patches het land zouden binnendruppelen, is volgens Bacels collega al helemaal geen sprake. Dan een geweersalvo in de steeg naast het raam. ‘Weer een martelaar gevallen’, zegt de persman; weer een regeringssoldaat gedood. Straaljagers die laag overvliegen, ingegraven tanks langs de weg, de vuurmond gericht naar het oosten; er lijkt niet ver van Latakia wel degelijk gevochten te worden, en wel voor het eerst sinds de oorlog begon. Voor het regime een veeg teken.

Twee soldaten halen ons op. Pers- of propa-gandatoertje, het is maar hoe je het beziet, naar het tussen de zee en de groen beboste bergen liggende Armeens-christelijke plaatsje Kas-sab, pal aan de grens met Turkije. Kassab werd eind maart na bloedige huis-tot-huisgevechten veroverd door het islamistische al-Nusra en de jihadistische strijdgroep Ahrar ash-Sham, en is sinds drie maanden weer stevig in handen van het Syrische regeringsleger. ‘De helft van de bevolking is weer terug’, zegt sergeant Ibrahim, een reus van een kerel met een verlegen glim-lach. We tellen in het hele stadje vier spelende jongetjes, drie gesluierde meisjes die een ijsje eten en een ongesluierde, dus Armeense oude vrouw op haar balkon. Langs de deels stuk-geschoten kerk, beklad met jihadleuzen, rijden we de heuvel op die boven de stad ligt. Ibrahim stopt bij een klein betonnen huis. Binnen is het een bende, het meubilair ligt overhoop en er zijn honderden kogelgaten.

‘Op 25 maart’, zegt Ibrahim, ‘wilden we Kas-sab heroveren. Hier liepen we in een hinderlaag. Ikzelf was pelotonleider van de tweede groep, net voor deze bocht. Toen de eerste groep van 32 man, die vlak voor ons liep, de bocht om was, werden ze van links en rechts en boven en onder beschoten. Een deel van onze manschap-pen sneuvelde onmiddellijk, de rest was zwaar gewond en werd dit huis binnen gesleept en hier ter plaatse afgeslacht. Kijk, je ziet hier het bloed nog op de muren. Een filmpje daarvan hebben ze op YouTube gezet.’ De bloedbesmeurde muren zien er akelig uit en sinds de moordpartij heeft niemand het huisje meer betreden. ‘Wat er nu door me heen gaat?’ Ibrahim bloost onder zijn dunne baard. ‘Hoe zou jij je voelen als je 32 man-nen die als broers voor je waren, had verloren?’

‘Ik zou huilen.’‘Precies.’Hij zou een monumentje willen bouwen,

‘maar dat is niet aan mij maar aan de regering. Voor mij is dit een heilige plaats, en sowieso al een monument; het bevat het bloed van mijn vrienden.’ Veel wraak op al-Nusra kon Ibrahim niet nemen bij de herovering van Kassab. ‘Áls ik dat al had gewild. Ik ben niet zoals zij; ik dood geen gewonde tegenstanders in koelen bloede –

mIK

HaI

L Vo

sKre

sen

sKIY

/ rI

a n

oVo

stI /

HH

‘Wat er nu door me heen gaat? Hoe zou jij je voelen als je 32 mannen die als broers voor je waren, had verloren?’

Page 18: De Groene Amsterdammer 43-2015

18 De Groene AmsterDAmmer 22.10.2015

het is hún manier van denken. De gevangenen die wij maakten, hebben we keurig naar boven gestuurd, naar de tribunalen.’ Veel gevangenen waren het niet. ‘De meeste rebellen vluchtten de grens met Turkije over. Turkse artillerie maakte het pad vrij. Turkse ambulances evacueerden de gewonden.’ Drie kilometer diep in Turkije, ach-ter de heuvels, zegt Ibrahim, ligt nu een klein trainingskamp van jihadisten. ‘Maar ze schieten niet op ons.’

Op naar de vroegere Turkse grenspost. Syri-sche officier in battledress met zonnebril. Veer-tig meter verderop, in blauwe plastic letters, ‘Welkom in Turkije’, en verschanste Turkse sol-daten. We mogen niet dichterbij. ‘Spreken jullie met elkaar?’ vraag ik.

‘Nee.’‘Wat gebeurt er dan?’‘Niks. Heb je verder iets te vragen?’‘Ja, wat voert u hier zoal uit?’‘Dat is een vraag die je aan een militair niet

moet stellen.’

niet alle militairen denken er zo over. Terug in Damascus, Security Square, zwaarbewaakt terrein met de hoofdkwartieren van de Leger-voorlichtingsdienst, veiligheidsdiensten en nog zo wat. Wachtposten met raketwerper en zware machinegeweren. We worden doorgewuifd. We zouden spreken met een vrouwelijke generaal, maar die blijkt halsoverkop afgereisd naar het front. Dus wordt het, heeft de kolonel van Voor-lichting bepaald, een andere generaal. Aan het noordfront van Damascus, in de wijk Qaboon, op tien minuten rijden van de binnenstad.

‘Wat denken ze eigenlijk in Holland van Syrië?’ vraagt de kolonel.

‘Laat ik vrijuit spreken’, zeg ik. ‘Niemand denkt dat jullie baardapen zijn uit de woestijn, maar het imago van president Assad is ronduit slecht.’

‘Wonderlijk...’, zegt de kolonel. ‘Dat terwijl het Westen zich lieert aan Saoedi-Arabië, waar vrouwen geen auto mogen rijden en ze handen afhakken...’

Op de tv wordt plotseling de uitzending onderbroken. ‘Vandaag zijn de Syrische strijd-krachten begonnen met een massaal offensief tegen IS en andere terroristische groepen’, ver-klaart chefstaf Ayyoub. Vandaar dat iedereen ineens weg is! Een massaal grondoffensief, in de lucht gesteund door de Russen. De beer is los. De Navo slaat alarm, vreest uitbreiding van het conflict. ‘Amerika gaat wapens, munitie en com-municatieapparatuur leveren aan een selecte groep rebellen’, kondigt daags erop het Penta-gon aan en dertigduizend rebellen verenigen zich onder de naam Syrian Democratic Force; 110 pallets met wapens en munitie hebben de VS al afgeleverd. En ook de zware Amerikaanse tow-antitankraketten duiken in flinke aantal-len op het slagveld op. Amerikaanse wapens schieten nu op de Russische tanks van Assad. Waar nodig zal de Amerikaanse luchtmacht de rebellen ondersteunen, laat het Pentagon nog weten – een war by proxy lijkt dichterbij.

‘nederland: zestien miljoen mensen. 41.000 vierkante kilometer. Jullie koning heet Willem-Alexander. Jullie zijn hoogopgeleid, hebben een democratisch systeem en jullie premier heet Mark Rutte.’ Brigadegeneraal Ghassan Afif kijkt me triomfantelijk aan. ‘Ik houd van geschiede-nis. Wie de geschiedenis niet kent, is een idioot. Kennis is grenzeloos.’ Een soldaat met rode baret springt in de houding met een stamp op de vloer. ‘Uit respect’, zegt generaal Afif: ‘Drie dingen in het leven zijn belangrijk: respecteer je comman-dant, respecteer je leraar, respecteer je ouders.’

We rijden de vijftig meter naar de frontlijn. ‘Dit is m’n vierde auto. Je ziet: al behoorlijk met kogels doorzeefd.’ Op de achtergrond toe-nemend gerommel. Kanonnen: uitgaand vuur, en dichterbij het geratel van geweren. In een oud schoolgebouw, pal aan het front, huist Afifs meerdere, de bevelhebber van het noordelijke front van Damascus. Stamp! In de ramen liggen zandzakken. ‘Mijn eerste prioriteit: je kwam hier veilig aan, nietwaar? Je reed over de snelweg, vijftig meter van hier. Als een terrorist ook maar één meter dichterbij kon komen, lag de snelweg onder vuur van sluipschutters. Het belang van één meter hier is gelijk aan het belang van een kilometer elders.’

‘Die zandzakken?’ vraag ik.‘De rebellen zitten hier op honderd meter van

mijn bureau.’Maar niet lang meer, volgens de generaal-

majoor: ‘We hebben informatie ontvangen dat de buitenlandse huurlingen de wijk ontvluchten. Met hulp van onze Russische vrienden jagen we

ze stuk voor stuk over de kling. Waarom het ons in vier jaar strijd nog niet gelukt is de hoofdstad te ontzetten? Voor ieder zichzelf respecterend leger een blamage? We gooien hier de boel niet in één keer plat; de terroristen verschuilen zich tussen burgers. We hanteren de lancet-methode om burgers te ontzien. Maar in heel Syrië is het leger nu in alarmfase rood. Volgend jaar om deze tijd zal de oorlog voorbij zijn.’

Met generaal Afif lopen we door het schoolcomplex. Dan door gaten in huizen. Dan langs een muur van zandzakken. ‘Hier moeten jullie even rennen.’ We rennen. ‘De terroristen zitten hier één meter vandaan, precies hier om de hoek.’ Juist. Dan staan we aan het uiterste front, in een oude fabrieksloods. ‘Hieronder ligt de Souk van de Kleermakers’, zegt Afif. Onbe-weeglijk tussen de zandzakken staan en zitten zwart gemaskerde commando’s. In gevechtshou-ding met helmen op. De precisiegeweren gericht door spleten tussen de zandzakken op de straat van de Souk van de Kleermakers. De vinger aan

de trekker. Klaar om te schieten op alles wat beweegt.

George, een wat verlegen jongen met droeve ogen, wil even praten. Zijn zwarte masker houdt hij op. ‘Ik kom uit een dorp bij Kassab. Ik ben een Armeense christen. In de Armeense geno-cide, honderd jaar geleden, zijn de meeste men-sen in ons dorp door de Turken vermoord, nog maar vijf families zijn er over. Onder Bashar Assad worden we beschermd. Mijn ouders zijn nu gevlucht naar Zweden. Nee, mijn ouders zijn niet bang dat ik sneuvel, we moeten onze waar-digheid behouden, ik verdedig nu mijn land.’

‘Ben je zelf niet bang?’‘Ik zou hier niet zijn als ik bang voor de dood

was. God is met ons.’Ik vraag Afif naar het gebruik van barrel

bombs. ‘Die bestaan niet. Het zijn normale pro-jectielen van nog geen halve ton zwaar, die in de media zo heten. Een journalist is een jager. Maar een havik zoekt niet naar de muis maar naar de grote prooi. Je moet je concentreren op de grote zaken: de Arabische lente is een Israëlische lente geworden. De meest dodelijke bommen ooit waren Amerikaans en vielen in Hiroshima en Nagasaki. De Amerikanen doodden drie mil-joen mensen in Irak, nu willen ze ons zelfs onze geweren afnemen. Ik zou dolgraag meer preci-siewapens willen hebben, maar die zijn te duur. Ik heb het recht om naar alternatieven te zoeken als ik geen kogels kan kopen.’

Dan, terug van de frontlijn, onder een per-gola van wijnranken, wordt er gezongen. Een rode baret met een prachtige stem zet meesle-pend in: ‘Bashar, we houden van je. Bashar we geven ons bloed voor je.’ De generaal zingt en klapt mee. Ghassan Afif – Instituut Clingendael trekt hem op mijn verzoek even na: ‘Comman-dant van het 45ste regiment Speciale Troepen. Heeft gevochten in Homs en Hama. Valt onder de EU-sancties vanwege het neerslaan van de opstand tegen Assad in 2011.’

ik Sta op het dak van mijn logement in de oude stad. Dag na dag nemen de beschietingen op de wijken waar de rebellen zich verschanst heb-ben toe. De eerste dagen van de maand knallen howitzergranaten ogenschijnlijk lukraak op de woonwijken van het stadsdeel Jobar, op de stuk-geschoten huizen nog geen kilometer verderop. Langzaam wordt de kring van zwarte rook-pluimen steeds wijder, tot aan de verre horizon.

Half oktober: steeds meer witte rook pluimen, veroorzaakt door steeds hoger vliegende straal-jagers. Enorme klappen, in de wijk Qaboon, steeds meer gericht op een en hetzelfde punt. Het kan haast niet anders: hier schiet men sinds kort met Russische precisiewapens. Terwijl ik zit te eten, schiet een straaljager een klein raketje af. Het raketje draait eens links, dan rechts, en schiet dan in volle vaart op zijn doel af.

‘Wat doe jij zo vaak op het dak?’ vraagt de ser-geant van het roadblock hier in de straat.

‘Vliegtuigen kijken.’Vooruit dan maar, dat mag. Ik krijg daartoe

speciale permissie.

‘Drie dingen in het leven zijn belangrijk: respecteer je commandant, respecteer je leraar, respecteer je ouders’

Page 19: De Groene Amsterdammer 43-2015

22.10.2015 De Groene AmsterDAmmer 19

het miniSterie van Buitenlandse Zaken. Opulent, smaakvol opgetrok-ken in blond hardsteen met arabes-ken. De marmeren vloeren spiegelen en de zalen en gangen lijken uitgestor-ven. Sinds het ingrijpen van de Rus-sen is het oorverdovend stil van de kant van de regering. Dus ga ik naar Faisal Migdad, vice-minister van Bui-tenlandse Zaken en een van de sterke mannen van het regime. Migdad, tot hij tot de inner circle van de macht toetrad permanent vertegenwoor-diger bij de VN, is welbespraakt en intelligent – sluw zouden sommigen zeggen. Hoe hoger de rang, hoe langer het antichambreren, maar dan neemt de minister uitgebreid de tijd. ‘Ja, het inroepen van steun van de Russen hebben we al maanden van tevoren gepland. En nee, ik kan je niet vertel-len wat voor militaire acties we samen met de Russen gaan onder nemen. Dat is een zaak van nationale veiligheid.’ De acties, zegt hij, zijn nog maar net begonnen en zullen nog grootscha-liger worden: ‘Het zal overal in Syrië plaatsvinden. Overal waar terroristen zijn, zullen ze worden aangevallen. Het beste voor hen is te rennen voor hun leven.’

‘Zullen er Russische of Iraanse grondtroepen ingezet worden?’ vraag ik.

‘Nee, we hebben die niet nodig. Het Iraanse leger is hier niet.’

het geSprek was zondag een week geleden en waarschijnlijk was het reguliere Iraanse leger hier toen nog nét niet. Maar daags na het inter-view trokken, volgens steeds sterkere berichten, duizenden Iraanse grondtroepen naar Aleppo, voor een laatste en wellicht beslissende slag. Syrië, Rusland en Iran hebben deze maand een militair bondgenootschap gesloten van jewelste dat, in de woorden van Migdad, ‘Amerika in z’n hemd doet staan’.

‘De regering houdt haar plannen altijd voor zich’, zegt Mary, voor de oorlog hr-manager van een grote im- en exportfirma en nu, nu de bui-tenlandse handel door de sancties vrijwel stil-ligt, de receptioniste van mijn hotel. ‘En onthult haar plannen vaak pas achteraf.’

Maar het strategische plan dat de regering-Assad in het hoofd heeft en dat Migdad niet wil onthullen, krijgt scherpere contouren; de strijd wordt langzaam opgevoerd. Het vorige maand nog uitgeputte regeringsleger, ooit 220.000 man, is door desertie en het sneuvelen van tienduizenden soldaten zo goed als gehalveerd, maar blaakt van nieuw elan.

‘Natuurlijk zijn er Iraanse troepen in het land’, zegt Mary, ‘en die zijn er al een tijdje.’ En zij kan het weten, ze is de dochter van een kolonel. De stadswijk Jobar, sinds drie jaar in rebellen-handen en de afgelopen drie weken door Rus-sische vliegtuigen bestookt, is ze ontvlucht. Ze is niet optimistisch: ‘Er is een verschil tussen een

wijk bombarderen en een wijk heroveren. Ook met de komst van de Russen is er geen vooruit-gang, alleen maar het geknal van bommen.’

‘Het Syrische leger strijdt dapper’, zegt Mirna, óók manager, ‘maar ze kunnen de verliezen niet verbergen. Ze vechten al bijna vijf jaar en velen zijn gesneuveld, en honderdduizenden jonge mensen zijn het land ontvlucht. Laat Rusland en Iran ons helpen, maar niet het commando over-nemen. Het Syrische leger moet aan de knoppen blijven.’

De burgers van Damascus – een van de oud-ste steden ter wereld en mogelijk zelfs de oud-ste nog bewoonde stad – bewaren, al lang vóór de Assads, vanouds een zekere afstand tot de macht. ‘De Fransen, de Engelsen en de Tur-ken kwamen hier allemaal om ons zogenaamd te bevrijden’, zegt Mary, ‘waarna ze het land annexeerden. De Russen en het Iraanse leger zijn hier op uitnodiging van de regering en ik hoop dat ze iets goeds betekenen voor het land en het Syrische leger ondersteunen.’ Ze zegt het met een fijne glimlach; in propaganda gelooft hier niemand meer.

Grote billboards hangen in Damascus met een vrouw met een hoofddoek en het geweer schietklaar. ‘Het Syrische leger is voor man-

nen en vrouwen. Meld je aan om je land te verdedigen!’ ‘Ja. Steeds meer vrouwen vergezellen hun mannen naar het front’, zegt Mirna, ‘en het leger beleeft een wedergeboorte.’

‘Vrouwen zijn gevaarlijker dan mannen’, zegt Mary. ‘Koelbloediger en meer vastbesloten om hun man-nen en hun kinderen te wreken. En als een IS-strijder door een vrouw gedood wordt, is dat voor jihadisten een trap in hun kruis.’

en nu? De laatste veldslag? De bombardementen op de buiten-wijken van Damascus zijn afgeno-men, de laatste dagen. Dat duidt op toenemend succes voor het regime. Maar aan drie kanten is de hoofd-stad nog door rebellen omsingeld: alleen het westen van Damascus ligt buiten schootsbereik. En: deze week opeens weer een paar mortieren op het stadscentrum, dat was lang geleden! En – nieuw – zondag is een fiets ontploft, beladen met explosie-ven. Sindsdien worden bij de road-blocks de kofferbakken weer grondig gecontroleerd.

Een laatste stuiptrekking in Damascus van al-Nusra en de Free Syrian Army? Wellicht. Elders in het land gaat de strijd knalhard ver-der. Alleen al in het gouvernement Latakia zijn het afgelopen weekend meer dan driehonderd doden gevallen, melden eensgezind het rege-ringspersbureau Sana en het oppositiegezinde Observatory for Human Rights. ‘Driehonderd terroristen’, zegt Sana. ‘Waaronder 178 bur-gers’, zegt het ohr. Vele honderden doden zijn deze week gevallen bij Raqqa, Homs, Hama en Aleppo. Een tweedeling van het land, de de facto opdeling van Syrië met in het westen het regime met de grote steden en in het oosten IS met de woestijn en de oliebronnen, is volgens de Syri-sche regering geen optie.

‘De Syrische regering zal alle 185.000 vier-kante kilometer van Syrië terug onder haar gezag brengen’, zegt minister Migdad. ‘Er zal geen oost zijn en geen west, geen noord en geen zuid. Er is maar één optie en dat is één Syrië. We zullen vechten tot de laatste vierkante centime-ter van het land.’

Mary is sceptischer: ‘De regering zal Aleppo bevrijden en Homs en Hama en de snelweg die de drie steden verbindt. Het leger trekt zich daar nu samen. Raqqa op korte termijn heroveren, lijkt me een illusie. Het consolideren van het westen van het land is, denk ik, op dit moment het hoogst haalbare. Het conflict zal voorlopig nog niet over zijn, en dus zul-len we al tijdens de oor-log het land opnieuw moeten opbouwen. En het regime? Dat heeft het in de oorlog al vijf jaar uitgehouden, en zal dat nog wel vijf jaar doen.’

‘Laat Rusland en Iran helpen, maar niet het commando overnemen. Het Syrische leger moet aan de knoppen blijven’

zie groene.nl voor dossier kruitvat midden oosten

damascus, george aan het front, geweer gericht op de Souk van de kleermakers

robe

rt D

uLm

ers

Page 20: De Groene Amsterdammer 43-2015

20 De Groene AmsterDAmmer 22.10.2015

midden in het BoS, waar ik via een nauw paadje naartoe ben gelopen, staan drie mannen gebiologeerd naar een boom te kijken. Een kok, een architect en een milieubeschermer. Het is nog maar maandagochtend, maar de natuur is al druk aan het werk. Het gonst van de bijen en de putters zwermen uitgelaten rond. Dan nemen de mannen een hap. Van de boom.

‘Franse uiensoep’, zegt de eerste, kauwend. ‘Precies’, zegt de tweede verbaasd, ‘het lijkt wel gebakken ui. Met gesmolten kaas.’ ‘Het is het blad

van de Chinese mahagonieboom’, legt de derde uit. ‘Wordt serieus geteeld in Noord-China. Hier kent bijna niemand hem. Vreemd eigenlijk, want hij past prima in ons klimaat.’

De uiensoepboom verliest een paar van zijn bladeren aan de kok. Dat is Emile van der Staak, chef-kok van restaurant De Nieuwe Winkel in Nijmegen. ‘Ik wil mijn gasten zo veel mogelijk de streek en het seizoen laten proeven’, zegt hij. ‘Ik kom hier elke week wel een keer, om de week te beginnen. Hier in de natuur krijg ik de beste ideeën.’

De man naast de kok heet Wouter van Eck. Hij is de eigenaar van het bos. Na jaren campagnes te hebben gevoerd voor een duurzame wereld, bij Milieudefensie, vond hij de tijd rijp om zich te gaan inzetten voor een concreet alternatief, waarin natuur en landbouw níet recht tegenover elkaar zouden staan. ‘Toen ben ik begonnen met een voedselbos. Een bos, met bomen, struiken en planten uit de hele wereld – maar dan eetbaar.’

De derde man ten slotte heeft een lange inventarisatielijst in zijn hand met daarop een paar honderd namen van planten en bomen. Dit is Xavier San Giorgi, de architect in het gezel-schap. Maar wel een bijzondere architect. Toen

hij afstudeerde, in Delft, dacht hij: het laatste wat ons land nodig heeft, is nóg een gebouw. San Giorgi ontwerpt nu bossen. Voedselbossen.

Een kok, een milieubeschermer en een archi-tect: ze komen uit drie verschillende werelden, maar hebben elkaar helemaal gevonden in het concept van het eetbare bos.

de grond waar we ons op bevinden, heet Ketelbroek, een terrein net buiten Groesbeek, achter Nijmegen. Dit is de plek waar Van Eck zes jaar geleden een stuk grond van bijna tweeën-halve hectare kon kopen voor zijn droom, een eetbaar bos, samen met Pieter Jansen, die werk-zaam is bij ontwikkelingsorganisatie Both Ends. Toen op een dag San Giorgi kwam aanwandelen, die over dezelfde dingen droomde, besloten ze te gaan samenwerken om voorlichting, cursus-sen en ontwerpadvies te geven. Food Forestry Netherlands noemen ze zich, en Ketelbroek is voor hen letterlijk een proefterrein.

Het klinkt misschien wat kneuterig, een voedselbos, maar er zit een heldere economische gedachte achter. Landbouw zoals wij die ken-nen is grotendeels gebaseerd op eenjarige teelt. Aan het eind ploeg je alles om en begin je van

Landbouw, natuur en recreatie staan doorgaans met de rug tegen elkaar. Maar waarom planten we niet overal bossen waar je in kunt wandelen en ook nog eens genoeg voedsel vandaan kunt halen?

door Frank mulder

kaart van het voedselbos

Botanische gastronomie: het eetbare bos

Salade van stukjes lindenhaag

XaVI

er s

an G

IorG

I

Page 21: De Groene Amsterdammer 43-2015

22.10.2015 De Groene AmsterDAmmer 21

voren af aan. Een bos is anders. In een bos groeit alles door, ieder jaar verder, en het totaal aantal bladeren, bloemen, wortels en vruchten neemt alleen maar toe. Als je er nu voor zorgt dat je die allemaal kunt eten, dan heb je een landbouw-systeem waarvan de opbrengst elk jaar groter wordt. En het mooie is: je hoeft er niks voor te doen. Niks schoffelen, harken, spuiten of ploe-gen. Alles groeit vanzelf door.

Het probleem in Nederland is dat de schei-ding tussen natuur en landbouw heel strikt is geworden, legt Van Eck uit: ‘Natuurgebieden zijn er voor dieren en planten, landbouwgebie-den zijn er voor voedsel. Maar dat hoeft niet zo te zijn. In onder meer Engeland is het concept agroforestry ontwikkeld. Dat is een landbouw-systeem dat is gebaseerd op een natuurlijk bos. Door het diverse ecosysteem krijg je bijvoorbeeld geen plagen. Het is heel onderhoudsarm.’

De westerse landbouw is een soort ‘Mondri-aan-landbouw’ geworden, vindt Van Eck: ‘Eén platte laag met één kleur en één gewas, hectares groot. Monoculturen. Maar in de tropen ont-dekte ik dat landbouw ook polycultuur kan zijn. In Kenia zag ik boeren die grote kruinbomen telen, zoals avocado en mango. Daaronder zetten ze banaan en papaya, die halfschaduw willen, en op de grond groeien struiken, zoals koffie.’

Er is geen reden waarom dat in ons Neder-landse klimaat niet ook zou kunnen. ‘Je moet het alleen wel heel goed ontwerpen. Je moet aller-eerst goed nadenken over verschillende bioto-pen. Ophogen, verlagen, zon, schaduw, dat is de

basis, want iedere boom heeft weer iets anders nodig, droog of nat, zuur of basisch, voedingsrijk of juist schraal.’

De volgende stap is het creëren van lagen in deze biotopen. Elke laag wordt beïnvloed door de andere. ‘De laag van de wortels en knollen, de laag van de bodembedekkers zoals aardbei en postelein, dan de laag van de kruiden en vervol-gens de laag van de kleine struiken. Daarboven zitten de grote struiken en de halfstambomen, en daar weer boven steken de grote kruinbomen uit, zoals de kersen en de noten. Dwars daar-doorheen verbinden klimplanten alle lagen met elkaar.’ En dat alles zo slim mogelijk afgestemd op het zonlicht, dat bepaalde planten juist wel en andere planten niet echt nodig hebben.

Ketelbroek is ruwweg in te delen in drie zones. In de buitenste rand, ongeveer een derde deel, heeft de natuur voorrang. Het is een nat gebied, waar kikkers en salamanders wonen en waar ooievaars broeden. Het gebied vooraan is ‘rationeel bos’, zoals Van Eck het noemt. ‘Dat is aangelegd in nette rijen, zoals een rij van 120 meter van appelbessen, waar het meer om de productie gaat en waar zelfs de trekker bij kan.’ Het laatste derde deel is het ‘romantische bos’, ook wel het ‘plukparadijs’ genoemd, waar de soorten weelderig door elkaar groeien.

Van Eck is verbaasd hoe ver ze in vijf jaar zijn gekomen, en hoe snel de interactie met de natuur op gang kwam. ‘We begonnen met een overbemeste, kapotgereden akker, waar al snel een rupsenplaag uitbrak. Maar omdat we niet

spoten, trok dat juist een heleboel zangvogels aan. En de muizen trokken weer de torenvalk, de buizerd en zelfs een nest wezels aan, waar-door het uiteindelijk geen plaag werd zoals in de akkerlandbouw.’ Agro-ecologie, noemt Van Eck dat. ‘De voedselproductie ademt mee met de natuur, het landschap en de bodem.’

van eck iS volop Bezig met het planten en uitproberen van nieuwe soorten. Honderden heeft hij al staan. Om precies te zijn: 320 houtige soorten – maar dat is wel heel strikt gerekend, want de 45 appelvariëteiten tellen daarbij als één – en daarnaast nog evenzoveel kruidachtigen.

De planten komen uit de hele wereld. Trots wijst Van Eck me op een struik waar in eerste instan-tie niets bijzonders aan te zien is. ‘Dat is de kaya, oftewel de Japanse nootmuskaattaxus. Geeft pas over honderdtwintig jaar vrucht.’ Daarbij verge-leken kunnen we sneller genieten van de Kore-aanse pijnboom, zegt hij grappend. ‘Die levert al na veertig jaar.’

Gelukkig zijn er ook bomen die je nu al kunt eten. De ‘slaboom’ bijvoorbeeld, zoals ze hem hier noemen. ‘Dat is de gewone lindeboom, die overal in Nederland in parken staat. Het jonge blad smaakt heel romig. Het is een prima basis voor een salade.’ En het mooie is: als je ervan plukt, krijg je er een nieuwe twijg voor terug.

Een voedselbos is meer dan een verzame-ling eetbare planten en bomen. Het geheim is denken in complementariteit. De hele ruimte gebruiken – inclusief de grond. ‘Neem de appel. Gras bij appelbomen is niet efficiënt, want beide wortelen in de bovenste twintig centimeter en concurreren dus met elkaar. Mierikswortel haalt voedingsstoffen naar boven en sterft vervolgens af. Zo maak je veel beter gebruik van de diepte.’ Kortom, er komen nieuwe kringlopen, die je niet hebt met de eenjarige landbouw.

Zwammen en bomen leven ook in zo’n symbi-ose. ‘De schimmels kunnen via hun lange tenta-kels nutriënten uit de grond halen, zoals fosfaat, kobalt of magnesium, in ruil voor koolhydraten van de boom. Zo zit er in de Nederlandse bodem heel veel gebonden ijzerfosfaat. Planten kunnen er niets mee, maar schimmels wel. Die halen het naar boven via een meterslang netwerk.’

Dat vergt een andere manier van denken over functies, zegt Van Eck: ‘We zijn gewend om alles te scheiden. We hebben wijken vol appels en peren die speciaal zijn ontwikkeld om géén vrucht te dragen.’ Ze zouden maar op je auto val-len. ‘Hier is dat andersom: alles heeft een paar functies. De haag is zo aangelegd dat hij niet alleen de winterse wind tegenhoudt, maar ook

voedselbos ketelbroek bij groesbeek

‘We hebben wijken vol appels en peren die géén vrucht dragen.’ Ze zouden maar op je auto vallen

Page 22: De Groene Amsterdammer 43-2015

H E T W E E K E N D V A N D E V E R L I C H T I N G

I N F E L I X M E R I T I SGenootschap Felix Meritis en partners presenteren,mede in het kader van het Geelvinck Fortepiano Festival:

vrijdag 23 oktober

15.00 C U L T U U R , E R F G O E D E N B U R G E R S C H A P

Mini congres, key-note speech: Paul Spies, directeurAmsterdam Museum: Hoezo, Burgerschap? m.m.v. BertMulder, Renée Steenbergen, Cees de Graaff (t.b.c.), Marc Wingens en Jo Houben.

16.30 F O R T E P I A N O A N D W O M A N ’ S E M A N C I P A T I O N

Lecture-recital by Dr. Joyce Lindorff, Esther Boyer Collegeof Music Philadelphia.

19.30 J E N S V R A A N O C T U R N E , H U M O R E S Q U E

Inleiding bij de nieuwe compositie van Jens Vraa (dk) inNew Frontiers door de componist.

20.15 N E W F R O N T I E R S Ten premières for square piano (including the'Geelvinck Suite' on square piano and nai-flute) fromThe Netherlands, Iraq, Mexico, Denmark, Japan, Israel,Russia and Australia. Performed by Carolien Devilee,Kaoru Iwamura, Megumi Tanno, Michael Tsalka,Frederic Voorn and Sattar Alsaadi.

zaterdag 24 oktober

12.00 TWO YOUTHFUL WORKS OF SCHUMANN & BRAHMS

Shuann Chai & Michael Tsalka on two historicfortepianos.

14.30 D A N C I N G I N T H E M O O N L I G H TFrederic Voorn op twee historische fortepianos. Werkenvan John Field, Johannes Brahms, Maurice Ravel enClaude Debussy.

14.30 E U R O P E E S B U R G E R S C H A P T U S S E N H A A T S P R A A K E N I N S T I T U T I O N E L E W I L L E K E U R

Forumdebat met Alex Brenninkmeijer en Andras Pap,Academy of Science Budapest. In het kader vanAmsterdam Conversations, i.s.m. A Soul for Europe.

17.00 B A C H | G O L D B E R G V A R I A T I E SWillem Brons op historische fortepiano.

20.15 M U L T I - K E Y B O A R D R E C I T A L Joyce Lindorff (usa), James Tibbles (nz), Megumi Tanno(japan), Michael Tsalka (es/isr) op drie historischevleugels en twee tafelpiano’s met werken van Bach,Mozart, Schubert en Jens Vraa.

22.30 N A C H T C O N C E R T S C H U B E R T & S H A F F YDaniel Vecht, bariton en Jeroen Sarphati aan deenorme Challen-vleugel van Ramses Shaffy en ophistorische pianoforte.

zondag 25 oktober

14.00 B E E T H O V E N E N C L E M E N T IUrsula Dütschler (ch/nl) speelt werken van Beethovenen Clementi op twee verschillende fortepiano's.

15.30 O N F R I E N D S H I P ( C O L L A T E R A L D A M A G E )Joseph Semah, Shulamit Bruchstein (d), Michael Huijser,Ton Nijhuis, Arie Hartog (d), Matthea Westerduini.s.m. Metropool Internationale Kunstprojecten.

19.30 D E V E R L I C H T I N G O P Z O N D A Gi.s.m. De Groene Amsterdammer.

20.15 J. S. BACH THE SIX TRIO SONATAS bwv 525-230Performed on two forte- and two square pianos byMichael Tsalka (es/isr) & Norbert Broggini (it/arg).

Info en tickets: vriendenvanfelixmeritis.nl (onder agenda) en aan de zaal Keizersgracht 324 Amsterdam

meuusM

cnivllveeG Huiskc

en HuispolnHicnivllveeG

Ad Groene weekend Verlichting 2.qxp_Opmaak 1 17-09-15 14:38 Pagina 1

Page 23: De Groene Amsterdammer 43-2015

22.10.2015 De Groene AmsterDAmmer 23

zie groene.nl voor dossier klimaatverandering

het stikstof in de bodem bindt, zodat de Japanse walnoot, die nog moet groeien, daar later op kan teren.’

de BoSBouwer kan gepassioneerd vertellen over alle soorten die hij intussen bij elkaar heeft geharkt. Terwijl wij onze zakken volstoppen met allerhande exotische blaadjes en vruchtjes, om vanavond in de salade te stoppen, is San Giorgi rustig en systematisch het gebied aan het afwer-ken met zijn lijsten in zijn hand. Hij is architect in ecology, zoals hij zelf zegt, en een architect wil overzicht.

‘Wouter heeft alles in zijn hoofd zitten’, vertelt San Giorgi. ‘Maar als we het concept goed wil-len onderbouwen, moeten we een grote database samenstellen. En we moeten feiten en cijfers kunnen bieden als we het willen vertalen naar landbouw en voedselproductie.’

Het is voor veel mensen al lastig om de moes-tuinbakjes van Albert Heijn in leven te houden. Kun je nagaan hoe moeilijk het is om een goed bos aan te leggen. ‘Bij eenjarige systemen, zoals een groentetuin, kun je snel leren. Dat is hier anders. Je ziet soms pas na jaren de gevolgen van je keuzes.’ Dat is precies waar het vak van ontwerper om de hoek komt kijken. Je moet van tevoren goed vaststellen welke waarden je belangrijk vindt.

Voor de landbouw is productie een belang-rijke waarde. Daar ontwerp je vooral op oogst-baarheid. Maar in de stad staat een heel ander vraagstuk centraal. ‘Dat is, volgens mij, dat de natuur in de stad is gereduceerd tot decor. Het heeft geen functie, geen betekenis meer. Ik vind het niet gek dat mensen de binding ermee ver-liezen, en er niet meer voor zorgen. Ik denk dat het zou helpen als mensen er weer van zouden kunnen eten. Waarom planten we hier niet juist die soorten die commercieel niet interessant zijn, maar wel heel lekker? En waarom zou je geen lindenhaag om je tuin zetten? Het is een mooie afscheiding, die je kunt snoeien, maar waar je wel lekker sla van kunt plukken. Mensen weten er niet van. De gele framboos: de meeste men-sen herkennen hem niet eens. De noten van de slangen den, de apebroodboom uit Chili: die lig-gen gewoon in het park. Het is zonde. De omge-ving zou veel meer waarde voor mensen krijgen als ze ervan konden eten.’

Als San Giorgi eenmaal op dreef is, houdt hij niet meer op. Hij switcht naadloos van theo rie naar praktijk, en van plan naar plant. Zijn theo rie over duurzame bouw gaat over in een uitleg over het telen van kiwi’s (wat hij zelf doet achter zijn huis, midden in Utrecht) en van de kiwi komt hij weer uit bij de plantsoenendienst. ‘Plantsoenen-dienst zou zo mooi kunnen zijn. Het kan zo veel meer betekenen dan alleen maar de zaak aan-schoffelen! Waarom zetten we in de stad niet een zilverbes naast een walnoot?’ Waarop San Giorgi uiteenzet hoe de zilverbes niet alleen heerlijk ruikt, in november, en in april al de eerste vruch-ten oplevert, maar ook nog stikstof bindt, waar-door de walnoot een betere vruchtzetting krijgt, enzovoort. Kortom: ‘Het is helemaal niet moei-

lijk om dit anders te doen. We moeten het alleen leren zien.’ San Giorgi is betrokken bij verschil-lende projec ten. Samen met Van Eck heeft hij in Houten een productief en educatief voedselbos ontworpen voor architectuurpark Makeblijde. Voor de Floriade in Almere ontwerpen ze samen met de organisatie Urban Greeners een waar voedsel bos eiland. Dat moet over zeven jaar al staan. ‘Kom, ik kan je wel een paar tekeningen laten zien...’

terwijl een Sperwer tussen de puttertjes duikt om wat lokaal biovlees in te slaan, is ook chef-kok Emile van der Staak aan het hamste-ren. ‘Ik kom hier altijd op maandagochtend’, vertelt hij. ‘Een moment van rust en inspiratie. En ik zoek ook concreet naar ingrediënten die ik kan gebruiken. Pas had ik een dessert dat hele-maal uit dit bos kwam. Het was pudding van duindoornbes, met een compote van rozebottel en een garnering van watermunt.’

De filosofie van De Nieuwe Winkel zou je kun-nen omschrijven als ‘botanische gastronomie’, zegt Van der Staak. De streek en het seizoen, dat is wat de gasten moeten proeven als ze komen eten. ‘Ik ben daarvoor geïnspireerd door de koks van de Nordic cuisine, die er een manifest over hebben geschreven. Ik wil dat mensen bij het eten weer het besef van tijd en plaats krijgen. Bij ons dus geen citroen of olijfolie. Alles moet binnen een straal van honderdvijftig kilometer te vinden zijn.’ Dat lukt intussen bijna helemaal.

Het bijzondere is dat hij vlees en vis vooral als garnituur gebruikt. ‘De nadruk ligt op groente. Dat is wel een uitdaging. Met een ribeye in de pan is het eten al snel goed. Met groente moet je veel beter nadenken, want mensen komen nog steeds omdat ze verrast willen worden, een avond lang. Ik heb het dus nodig om de natuur in te gaan, om zelf ook de seizoenen te kunnen voelen en de smaken te proeven.’

Niet dat Van der Staak alles uit het bos haalt. ‘Nee, dan zouden de maaltijden een stuk eenvou-diger worden. Ik weet niet of onze gasten daar klaar voor zijn. In de Nederlandse context zijn wij al tamelijk radicaal. Ik ken maar één collega die net zo ver gaat als wij. Maar wie weet wat er gaat komen. Noma in Kopenhagen – het beste restaurant ter wereld – gaat het doen. Ze gaan volgend jaar verhuizen naar een stadstuin. Ze gaan daar écht alles uit het seizoen eten. Het is dus mogelijk.’

het iS natuurlijk ontzettend mooi als Nij-meegse fijnproevers weer in contact komen met de duindoornbes en als Utrechters weer kiwi’s kunnen plukken in hun eigen tuin. Maar een groeiende wereldbevolking van genoeg voedsel voorzien is andere koek. Met andere woorden, leggen de mooie verhalen over het voedselbos het niet af tegen de harde cijfers van de industri-ele landbouw?

Nee, zegt San Giorgi beslist: ‘Industriële landbouw voedt de helft van de bevolking, ruw-weg. Maar je kunt het ook omdraaien: de helft van de wereldbevolking wordt gevoed door

kleinschalige landbouw. Daar is de opbrengst geen acht ton per hectare, maar twee. Het is véél makkelijker om hen te helpen om die twee naar drie te brengen, op een ecologisch verant-woorde manier, zonder natuurschade, waarbij het voedsel ook nog op de juiste plek is, dan dat wij van acht naar negen ton zouden komen. Die uitdaging, dat is precíes waar de voedselbossen in passen.’

Immers, wat is efficiënt? Het ligt er maar aan hoe je vergelijkt. ‘We kunnen tonnen maïs produ-ceren, maar dan heb je één bulkgoed dat alleen maar uit lege koolhydraten bestaat, zonder vita-mines en mineralen. De opbrengst van een voed-

selbos kan hier prima mee concurreren, maar belangrijker: het is veel diverser. Het biedt veel meer voedingswaarde. Wat hier in dit bos aan voedingswaarde groeit – dat is in de supermarkt niet te betalen. En misoogsten komen niet voor.’

Sterker nog, als het gaat om energiebalans, aldus de architect in ecology, wint het voedsel-bos het al helemaal van het huidige landbouw-systeem. ‘De output is er hoog, maar het energie-rendement niet. Er is heel veel energie nodig, misschien wel tien calorie, vooral in de vorm van kunstmest, gif en brandstof, om één calorie voedsel op je bord te krijgen. In een voedselbos is het anders: voor elke calorie die je erin stopt, krijg je er meer terug, en dat neemt ieder jaar nog toe ook.’

Van Eck is het met hem eens. De natuurman kan helemaal vrolijk worden van het blad van de Canadese oelmeriastruik dat naar komkommer smaakt. Maar hij is wel degelijk geïnteresseerd in economie. Is er een business case voor zijn bos? ‘Jazeker. Vanaf dit jaar worden de oogsten serieus. Eerst zijn dat vooral nog de bessen, later de appels en de peren. Eerst de “snelle” appels en peren op laagstam, vervolgens de langzamere halfstambomen. Die gaan echt duizenden kilo’s opleveren.’

Maar de echte productie, die komt na twintig jaar op stoom, als de grote jongens gaan leveren, de grote kruinbomen zoals walnoot, tamme kas-tanje en pecannoot. ‘Die gaan daar vervolgens nog minimaal een eeuw mee door. Hier durf ik mijn hand voor in het vuur te steken: qua kilo’s wordt het meer dan wat Wageningen en Mon-santo samen kunnen ver-zinnen. Dus, nog los van alle andere voordelen, op het gebied van natuur, bemesting, gif, uitstoot en water – het is gewoon een heel commercieel project. Nee, over mijn pensioen hoef ik me geen zorgen te maken.’

‘Voor elke calorie die je in het bos stopt, krijg je er meer terug, en dat neemt ieder jaar nog toe ook’

Page 24: De Groene Amsterdammer 43-2015

24 De Groene AmsterDAmmer 22.10.2015

De universiteit na het Maagdenhuis

Competente rebellenZes weken was het bezette Maagdenhuis een borrelende ketel van ideeën. Casper Thomas dook onder in de universitaire revolte en kwam tot het inzicht dat het universiteitsoproer belangrijke lessen voor de academische gemeenschap bevat.

door casper thomas

onder engelSe universiteitsbestuurders doet een opmerkelijke anekdote de ronde. ‘Vraag de eerste tien mensen die je op de universiteit tegenkomt hoe het moreel is onder professoren. Iedereen zal klagen. Over vervlakking van de academie, over te weinig geld voor onderzoek, over te veel bureaucratische rompslomp. Vraag ze daarna waar ze mee bezig zijn. De antwoor-den die je krijgt zullen steevast geanimeerd en optimistisch zijn.’ Deze universitaire variant op ‘met mij gaat het goed, met ons gaat het slecht’ is opgetekend door David Watson in The Question of Morale: Managing Happiness and Unhappi-ness in University Life.

Watson, een ideeënhistoricus die een lange carrière in het universitair bestuur van onder andere Oxford achter de rug had toen hij afge-lopen zomer overleed, plaatst de eeuwige klacht van studenten en hoogleraren dat de academie teloorgaat in perspectief. Er heerst op de univer-siteiten een permanente verheerlijking van een glorieus verleden, constateert Watson, waarin de studenten leergierig waren en de hoog leraar over oneindige middelen beschikte om zijn nieuwsgierigheid te volgen. Volgens Watson is diepe ontevredenheid een onuitwisbaar facet van het universitaire leven. Ontevredenheid tonen is volgens hem een ‘retorisch instrument’ waarmee de sector onderlinge solidariteit ver-sterkt en het management onder druk zet.

Op de Universiteit van Amsterdam werd dat ‘retorisch instrument’ afgelopen winter ten volle ingezet. Op 25 februari 2015 nam een groep boze studenten bezit van het Maagdenhuis, de

bestuurszetel van de UvA. Vele docenten sloten zich bij de bezetting aan. Ze werden gedreven door ongenoegen over ‘rendementsdenken’ dat de universiteit volgens hen in de greep hield. Ach-ter die klacht ging een lange lijst grieven schuil. Over de mate van invloed die stu-denten hadden op de koers van de universiteit. Over de onderzoekers die van het ene tijdelijke contract naar

het andere rollen, omdat een vast dienstverband te risicovol is in een klimaat waarin faculteiten in onzekerheid leven over hoeveel geld ze vol-gend jaar te besteden hebben. Over plannen om opleidingen te schrappen die weinig studenten trekken. Het openbreken van de zware houten deur van het Maagdenhuis die winteravond was het begin van een zes weken durend evenement dat de fundamentele vraag op scherp zette: van wie is de universiteit eigenlijk? En voor wie is die universiteit er?

De langste studentenbezetting in de geschie-denis van Nederland is voorbij, maar het debat gaat onverminderd door. Actiegroepen discus-siëren onderling verder over de nieuwe univer-siteit, speciale onderzoekscommissies houden de bedrijfsvoering en interne democratie op de UvA tegen het licht. Tijdens bijeenkomsten

pau

L Van

rIe

L / H

H

Bezettingen van de universiteit van amsterdam.kleurenfoto’s: Bungehuis, Spui­straat, faculteit der geestes­wetenschappen, 17 februari 2015. zwart­witfoto: maagdenhuis, mei 1969

Page 25: De Groene Amsterdammer 43-2015

22.10.2015 De Groene AmsterDAmmer 25

waar wordt gesproken over de toekomst van de universiteit is de Amsterdamse academische revolte afzetpunt van discussie. Uit die gesprek-ken, minder zichtbaar dan de bezetting, waar-van uitgebreid verslag werd gedaan door de media, komen langzaam de contouren van een nieuwe universiteit naar voren.

de maagdenhuiSproteSten stonden niet op zichzelf. Het broeide al langer op de Nederlandse universiteiten. Op wetenschappelijke conferen-ties waren ‘academisch kapitalisme’ en de ‘neo-liberale universiteit’ populaire onder werpen. Je kunt een boekenkast vullen met recente titels die kritiek leveren op het idee dat de universi-teit zich aan ondernemingen moet spiegelen en vooral dient als instrument om nationale concurrentiekracht een boost te geven. Science in Transition, een collectief van kritische weten-schappers, ijvert sinds 2013 voor een andere academische cultuur, meer op inhoudelijke kwa-liteit gericht in plaats van op aantallen publica-

ties en studenten. Ook in het onderwijs moeten dingen anders, volgens hen. ‘Universiteiten leve-ren steeds meer afgestudeerden af. Maar die zijn nogal eens van discutabele kwaliteit en hebben beperkte kansen op de arbeidsmarkt. Het ideaal van hoger onderwijs voor velen zonder adequate financiering heeft de kwaliteit van het onderwijs verslechterd’, stond er in hun openingsmanifest.

Wetenschappers bedienen zich meestal van courante middelen: discussiefora, manifesten, opiniestukken in de media. Een subgroep van studenten en docenten van de Universiteit van Amsterdam voegde de bezetting aan het actie-repertoire toe. Als wetenschappers en studenten overgaan tot zoiets radicaals als een bezetting kun je twee dingen doen. Je kunt ze wegwuiven als lawaaiig tuig dat een gummiknuppel in de nek verdient, zoals mopperende reaguurders deden op webfora en sociale media. Je kunt zeg-gen dat de demonstranten met hun klachten maar naar Den Haag moeten gaan en aan de poorten van de politiek in plaats van die van het universiteitsbestuur moeten rammelen, zoals het UvA-bestuur aanvankelijk deed. Of je kunt een poging doen om de kluwen van gemop-per op de universiteit, de afwijzing van het rendements denken en beschimping van ‘regen-tesk’ bestuur enigszins te ontwarren.

Dat laatste probeer ik te doen in mijn boek Competente rebellen (zie kader). Mijn stel-lige overtuiging is dat de spectaculaire, uitda-gende en bij tijden ongenuanceerde protesten aanknopings punten bieden om na te denken over hoe de universiteit van de toekomst eruit moet zien. Soms waren die aanknopings-punten te vinden in wat de demonstranten eisten, soms bij de parade van denkers die sprak in het Maagdenhuis. Het Maagdenhuis-

protest werd gevormd door een lappendeken van verschillende protestgroepen, ieder met een eigen agenda. Dat maakt het onmogelijk om de demonstranten over één kam te scheren. Maar uit de beweging in en rondom het bezette Maagden huis zijn lessen te trekken zowel over de Nederlandse universiteiten als over de samenleving als geheel.

Om met dat laatste te beginnen: de bezetting was een oefening in nieuwe politiek. In tegen-stelling tot eerdere bezettingen op de UvA, zoals die van het Bungehuis, waar de geestesweten-schappen zitten, of het Science Park, was het Maagdenhuis een publiek forum. De deur stond in principe open en iedereen kon aanhaken bij de bezetting. De richting en aard van het pro-test lagen dan ook niet van tevoren vast, maar werden gevormd door een ad-hoc-coalitie die wisselde van samen stelling, maar werd verenigd door een gedeelde afkeer van rendements-denken. Dat bood ruimte voor activisten van buiten de universiteit, maar ook voor denkers

van wereldfaam, mondige studenten en onder-zoekers uit alle hoeken van academia. Zo werd het Maagdenhuis een openbaar discussieforum waar in principe iedereen kon meepraten over de vraag waartoe de universiteit op aarde is.

In de eerste weken van de bezetting kwam antropoloog David Graeber spreken in het Maagdenhuis. Graeber is het boegbeeld van Occupy Wall Street en criticaster van pre-cies die dingen waar de bezetters zich aan stoorden: bureaucratie, neoliberaal denken, bestuursmacht. De bezetters konden zich geen beter icoon wensen. Graeber staat voor het soort politiek dat sinds Occupy een internationaal fenomeen is geworden: een spontaan gevormde coalitie, die plaatsneemt in de openbare ruimte en met haar aanwezigheid daar het punt wil maken dat ze de bestaande orde niet accepteert. ‘Pleinburgers’ noemt politiek wetenschapper Herman van Gunsteren het in een kort boek dat hij onlangs schreef. Tegen pleinburgers zeggen dat ze zich maar verkiesbaar moeten stellen of in een medezeggenschapsraad moeten plaats-nemen als ze wat willen veranderen, is praten tegen doven. Ze betwisten juist de legitimiteit van indirect democratisch genomen beslissin-gen. Voor de UvA waren de pleinburgers een last. Het Maagdenhuis werd de universiteit uit handen genomen en omgetoverd tot een plat-form waar niet de universiteit, maar de wereld als geheel werd aangeklaagd. Het is een rol die de Amsterdamse universiteit in de historie vaker heeft gespeeld: als een plek waar een draaiende maatschappelijke wind ten volle te voelen is.

Die veranderende wind betreft onze col-lectieve voorkeur voor marktcompetitie als instrument om het algemeen belang te dienen en het welzijn van iedereen te vergroten. De

beroemde Maagdenhuisbezetting van 1969 is symbool komen te staan voor een mondiger samen leving die niet meer klakkeloos luistert naar een kleine elite (daar zit een hoop mythe-vorming bij, maar zo werkt de geschiedenis). De recente Maagdenhuis bezetting viel samen met een opvallende heropleving van linkse poli-tiek. Kijk naar Syriza, Jeremy Corbyn en Bernie Sanders. Wat vooral opvalt is de populariteit van oud links bij een nieuwe generatie.

Natuurlijk zijn jongeren niet massaal links geworden, dat waren ze in de jaren zestig ook niet. Wat wel nieuw is, is dat kritiek op het marktdenken breed gedragen wordt. Veel bur-gers, ook in het politieke midden en op de verre rechtervleugel, hebben het idee dat publieke instellingen, of dat nu woningbouwcorporaties, zorginstellingen of universiteiten zijn, onvol-doende dienend zijn aan het publiek waarvoor ze ooit in het leven zijn geroepen. De opstand tegen het marktdenken is een beweging die tra-ditionele politieke scheidslijnen overstijgt.

het marktdenken toont zich vooral in een hei-lig geloof in onderlinge concurrentie als ultieme aanjager van kwaliteit. In de afgelopen decennia heeft het idee postgevat dat universiteiten zich moeten gedragen als aanbieder van het ‘product studie’ dat wordt afgenomen door studenten die zich als consumenten gedragen: kiezen voor de beste aanbieder. Bij het beslissen welke dat is, beschikt een aankomend student over twee informatiebronnen: rapportcijfers van academi-sche inspectiediensten en rang lijstjes aan de ene kant, en de reclamecampagnes van universitei-ten aan de andere kant. De financiering van uni-versiteiten is hierop aangepast. De vergoeding per inschrijving en per uitgereikt diploma is de kurk waar universiteiten op drijven. Een oplei-ding die niet voldoende aansluit bij de vraag van, overwegend, achttienjarige schoolverlaters moet zich aanpassen of anders worden opgehe-ven als ‘niet rendabel’.

Ook voor onderzoeksgelden is een model van marktcompetitie in het leven geroepen. Als onderzoekers onderling moeten strijden om een beurs, dan komen de beste ideeën vanzelf bovendrijven, is de gedachte. En dus wordt een groot deel van het Nederlandse onderzoeksgeld verdeeld via de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (nwo). Wat vast staat is dat de competitie moordend is. Minder dan een vijfde van de onderzoeksvragen die de nwo binnenkrijgt wordt gehonoreerd. Uit een onderzoek van de Volkskrant bleek dat tien pro-cent van de onderzoekers meer dan zestig pro-cent van alle nwo-gelden binnenhaalt. Het is Thomas Piketty in wetenschapsland: een kleine bovenlaag die het leeuwendeel van het kapitaal in handen heeft.

Waar in theorie de tucht van de markt de kwaliteit van de wetenschap moet opstuwen, gaat het in de praktijk vooral om marktje spe-len. Want die academische markt wordt aan alle kanten bijgestuurd. De budgetten die de nwo vergeeft voor vrij onderzoek komen op iets meer

De klacht van de bezetters: het menselijk individu verdwijnt uit beeld als de financiële logica overheerst

Page 26: De Groene Amsterdammer 43-2015

26 De Groene AmsterDAmmer 22.10.2015

dan een derde van het totaal. De rest van het landelijke onderzoeksbudget is geoormerkt voor door de politiek oplegde prioriteiten, zoals het topsectorenbeleid. We doen alsof studenten zich voornamelijk door de kwaliteit van een oplei-ding laten leiden, terwijl in de praktijk van alles medebepalend is voor de studiekeuze, van de reisafstand van het ouderlijk nest tot en met wat een stad aan kroegen te bieden heeft. Nu zou het goed zijn als ze zich vooral lieten motiveren door de kwaliteit van een opleiding, maar waar het hier om gaat is dat de marktfictie ons naar de verkeerde conclusies leidt. Dat een studie waar weinig vraag naar is geen bestaansrecht heeft. Dat een wetenschapper die achter het net vist in de beurzencompetitie niet ‘excelleert’.

Als het marktspel gespeeld moet worden, krijg je een universiteit die zichzelf beziet met een telraam in de hand. Een universiteit waar het gaat om hoeveelheden diploma’s die worden uitgedeeld, het aantal papers dat een onder-zoeker schrijft, de hoeveelheid onderzoeks-beurzen die worden binnengehaald. Dit is het rendementsenken dat dankzij de Maagdenhuis-bezetting zo’n veelgebruikte term is geworden: de aanname dat de universiteit zichzelf moet rechtvaardigen, tegenover het brede publiek, de politiek en zichzelf, door resultaten te tonen die zich makkelijk laten begrijpen en onderling laten vergelijken. En dan kom je al snel uit bij kwantitatieve maatstaven, zoals studenten-aantallen, de plek op een ranglijst, het aantal keren dat een onderzoeker wordt geciteerd. De bonte stoet van Maagdenhuisbezetters werd verenigd door hun afkeer van dit systeem.

Niet voor niets ontkiemden de Amsterdamse universiteitsprotesten aan de faculteit geestes-wetenschappen, die flink moest bezuinigen. In het huidige financieringsklimaat zijn de geestes-wetenschappers het kind van de rekening. Nu werden de bezuinigingen vooral ingegeven door teruglopende studentenaantallen, maar ook dat probleem wordt verergerd door de utilitaire kijk op kennis die dominant is in de Nederlandse politiek. Het impliciete oordeel dat geestes-wetenschappen geen onderdeel zijn van wat ‘top’ is in Nederland is geen aanmoediging om een studie filosofie te beginnen. Zo wordt het marktsucces van de geesteswetenschappen een self fulfilling prophecy.

maar het grootSte proBleem van de uni-versiteiten en onderzoekers als onderlinge concurrentiepartners is dat dat haaks staat op wat de universiteit zou moeten zijn: een aca-demische gemeenschap. Momenteel is de aca-demische gemeenschap opgedeeld in winnaars en verliezers, in haves en have-nots. Toch is de behoefte aan een verzameling van docenten en studenten die zonder intellectuele begrenzin-gen kennis kan delen, verwerven en conserve-ren onverminderd groot. Onlangs was ik op een bijeenkomst waar een keur van vooraanstaande wetenschappers samenkwam om na te den-ken over de universiteit van de toekomst. Het belangrijkste thema die middag: hoe een acade-

mische gemeenschap te vormen? Ook hier was het Maagdenhuis een van de aanleidingen om dit onderwerp aan te snijden. Wat zijn de voor-waarden waaronder een academische gemeen-schap kan functioneren? Wie hoort er allemaal bij die gemeenschap?

De betekenis van de Maagdenhuisbezetting voor het ideaal van een academische gemeen-schap is tweeledig. Aan de ene kant rekte het bezette Maagdenhuis de grenzen van die gemeenschap op. Het was een open bezetting met als inzet de vraag: hoe de universiteit vorm te geven? Zo bezien is de Maagdenhuisbezetting het symbool van een tijdperk waarin de ivoren toren haar deuren open heeft gezet, en aller-

lei belangen de universiteit in en uit gaan. Die van het bedrijfsleven, dat graag de onderzoeks-agenda mee bepaalt, maar ook die van betrok-ken burgers die zich zorgen maken om de samenleving en de universiteit zien als een plek waar over die zorgen gesproken kan worden.

Dat de universiteit steeds meer een plek wordt van brede maatschappelijke betrokken-heid wordt ook bewezen door de Nationale Wetenschapsagenda, de lijst met vragen aan de wetenschap die via crowdsourcing tot stand komt en het brede publiek met onderzoekers in gesprek brengt. Daar wordt wel eens flauw over gedaan. Waarom zou je het brede publiek moeten vragen wat de universiteit moet doen? Wetenschappers zijn experts, die zelf prima weten welke vragen ze moeten stellen. Maar veertig procent van de Nederlanders wil graag dat burgers meebeslissen over wetenschap,

bleek uit onderzoek van de knaw. Natuurlijk wekt publiekswetenschap onbelangrijke vragen op (‘waarom gaat het scherm van een gsm zo snel stuk?’), maar net als een studentenprotest moet een nationale wetenschapsagenda niet op de buitensporigheden worden afgerekend, maar op de optelsom van het geheel. Zoals de Wetenschaps agenda vele relevante vragen bevat, trok de Maagdenhuisbezetting vele betrokken studenten en onderzoekers, oprecht geïnteres-seerd in de toekomst van de universiteit.

Tegelijkertijd is het Maagdenhuis symbool voor wat de gevolgen kunnen zijn van een gebrek aan academische gemeenschapszin. De demon-strerende studenten en docenten vonden elkaar in de afwijzing van datgene dat ze samenbracht: de cultuur op de Universiteit van Amsterdam. Het idee dat klachten op de werkvloer nauwe-lijks doordrongen in de universitaire bestuurs-kamers was een belangrijke drijfveer voor de protesten. Veel docenten waren gefrustreerd over een organisatie die in zoveel lagen was opgedeeld dat roepen om verandering een soort fluisterspelletje werd. Tegen de tijd dat de bood-schap een paar keer was doorgegeven, klonk die ineens heel anders. Studenten ergerden zich aan het beknotten van studentendemocratie tot ‘adviesrecht’ over echt belangrijke onderwerpen, zoals de wijze waarop het geld wordt verdeeld en het bestuur wordt benoemd. Hoe dan ook her-kenden bezetters (en hun vele sympathisanten die zich niet fysiek richting Maagdenhuis bega-ven) zichzelf zo weinig in de UvA dat ze zich aansloten bij het protest.

Ook hier geldt dat de bezetting staat voor een overtuiging die aan terrein wint. Noem het eco-nomisme, rendementsdenken, neoliberalisme of wat dan ook, de onderlinge klacht is dezelfde: het menselijk individu verdwijnt uit beeld als de financiële logica overheerst. Dan worden onder-

zoekers fte’s, waarvan een faculteit er te veel of te weinig heeft. Studenten worden gevangen in een systeem gebaseerd op ects, de interna-tionale munteenheid waarin onderwijs ver-rekend wordt, dat op zijn beurt weer de basis vormt voor de financiering van de universiteit. Maar een gemeenschap bestaat uit mensen, die erkend worden voor de rol die ze graag spelen. Niet uit eenheden, per stuk te verrekenen. Dat geluid was veelvuldig te horen in het bezette Maagdenhuis.

in 2013 deed een parlementaire enquête-commissie onderzoek naar hoe de privatisering van overheidsdiensten heeft uitgepakt in Neder-land. De commissie kwam tot de slotsom dat de wetgever de burger ‘in een te beperkt beeld had opgesloten’. Op universiteiten is iets verge-lijkbaars aan de hand. In een enquête van het

Competente rebellenWat was de maagdenhuisbezetting 2015? In de anderhalve maand dat het hart van de universiteit van amsterdam fungeerde als open forum werden verschillende antwoorden gegeven. Voor sommigen was het een broodnodig weerwoord tegen een academische cultuur waar niet de verbeelding, maar het geld telde. anderen zagen vooral een rel, op poten gezet door professionele actievoerders. Hoe dan ook, het bezette maagdenhuis was een spektakel dat de academische gemeenschap in zijn greep hield. In Competente rebellen: Hoe de universiteit in opstand kwam tegen het marktdenken duidt casper thomas de grootste universitaire opstand uit de nederlandse geschiedenis. Het boek is gebaseerd op veelvuldige bezoeken aan het bezette maagdenhuis, gesprekken met hoofdrolspelers en eerder journalistiek onderzoek naar het functioneren van de universiteiten. Competente rebellen laat zien hoe het maagdenhuis symbool staat voor de grote veranderingen van deze tijd.

Strijden om een onderzoeksbeurs via een Idols-achtige competitie past niet bij een academische gemeenschap

Page 27: De Groene Amsterdammer 43-2015

22.10.2015 De Groene AmsterDAmmer 27

Rathenau Instituut noemt slechts vijf procent van de wetenschappers ‘kennisbenutting en valorisatie’ als drijfveer. Goed onderwijs geven is vele malen belangrijker onder hoogleraren, zo blijkt uit de enquête, net als de ruimte om goed onderzoek te doen. Toch wordt onderwijs nauwelijks gewogen in de beoordelingen of een wetenschapper een beurs of vaste aanstelling verdient. ‘Verhogen van de concurrentiekracht’ staat helemaal onder aan de lijst van redenen om als wetenschapper je bed uit te komen. Ondertussen hamert de Wetenschapvisie 2025, waarmee het huidige kabinet zijn kijk op de uni-versiteiten ontvouwde, erop dat ‘de wetenschap bijdraagt aan de concurrentiepositie van ons land. Wetenschap is een investering in ons eco-nomisch groeipotentieel.’ Blijkbaar gaapt er een gat tussen de politieke opdracht aan de universi-teit en wat wetenschappers zelf willen.

De opsteller van die Wetenschapsvisie, minis-ter van Onderwijs Jet Bussemaker, oordeelde na afloop van de bezetting dat ‘de protesten in een groot deel van het land helemaal geen weer-klank hadden’. Ze zag er dan ook geen enkele aanleiding in om haar beleid te wijzigen. Ook hier is sprake van blik vernauwing. Amsterdam is een wereldstad en net als iedere universiteit onderdeel van een gemondialiseerd academisch bestel. Wie een internationale blik loslaat op de protesten ziet al snel dat ze passen in een wereldwijde trend. Toen ik na afloop van de Maagdenhuisbezetting sprak met Dymph van den Boom, rector magnificus van de UvA, ver-telde ze me dat ze de bezetting als een interna-tionaal verschijnsel zag dat was neer gestreken in Amsterdam. Dat zit dicht op de waarheid. Maagdenhuis- achtige gebeurtenissen doen zich voor in Canada, het Verenigd Koninkrijk, Zuid-

Afrika en vele andere landen. Het patroon is het-zelfde: de protesten beginnen klein en groeien uit tot een breed verzet tegen marktdenken op universiteiten, en in de samenleving als geheel.

De grote vraag is natuurlijk wat het alterna-tief is voor de marktuniversiteit die overal aan de schandpaal wordt genageld. Een antwoord begint met het aanpassen van de mechanis-men die wetenschappers en universiteiten tegen elkaar uitspelen, in plaats van aaneen te smeden tot die gewenste academische gemeen-schap. Strijden om een onderzoeksbeurs via een Idols-achtige competitie met veel afvalrondes en waar er maar één de winnaar kan zijn, past daar niet bij. Er is politiek geen enkel obstakel om het geld gewoon aan de universiteiten te geven. Twaalf universiteiten die in een land van zeven-tien miljoen inwoners onderling touwtrekken om de jaarlijkse studenteninstroom past even-min. Er staat universiteiten niets in de weg om een vastgesteld aantal studenten per opleiding te accepteren, en daarmee vanzelf de jonge geesten gelijkmatiger over de verschillende wetenschaps gebieden te verdelen.

Naar analogie van het ideaal van een ‘ont-spannen samenleving’ zou er een ontspannen universiteit moeten ontstaan ter vervanging van een academie die alleen kan voortbestaan door te strijden tegen elkaar, om de gunsten van anderen. Of dat nu studenten, subsidie-verstrekkers of bedrijven zijn. Een universiteit waar wetenschappers bepalen wat er gebeurt. Dat betekent dat de politiek inhoudelijk afstand moet nemen. Die heeft namelijk een instru-ment in handen om de universiteit naar haar pijpen te laten dansen: de financiering. Doordat onderzoeks financiering wordt gekoppeld aan politieke wensen wordt de universiteit mee-gesleurd in het kortetermijnperspectief van de parlementaire politiek. Terwijl de academie een taak heeft om kennisinfrastructuur te onder-houden, door de eeuwen heen.

Maar hoe de universiteit ook zal veranderen, de vrees dat de academie in de uitverkoop wordt gedaan zal niet zo snel verdwijnen, zoals David Watson laat zien in The Question of Morale. Dat is niet erg. Klagen dat de academie ten onder gaat is een universitair ritueel waarbij iedereen zijn rol speelt, bezetter en bestuurder. Het is, legt Watson uit, de manier waarop de hyper kritische gemeenschap over zichzelf nadenkt en experi-menteert met de eigen rol in de samen leving. Als de Maagdenhuis-bezetting daaraan heeft bijgedragen was het, die opengebroken deur ten spijt, een moment waarop de academie haar belangrijkste rol vervult: als instituut dat al kla-gend en mopperend de samenleving en zichzelf kritisch tegen het licht houdt.

Competente rebellen: Hoe de universiteit in opstand kwam tegen het marktdenken (Amster-dam University Press, € 17,95) ligt vanaf deze week in de boekwinkel

zie groene.nl voor dossier universiteiten

pau

L Van

rIe

L / H

H

Page 28: De Groene Amsterdammer 43-2015

28 De Groene AmsterDAmmer 22.10.2015

Koerden grijpen hun kans

De thuiskomstNa de Iraakse Koerden beleefden recent

ook Syrische en Turkse Koerden hun moment. Zal het voortduren? De strijd tegen IS

is voor de verdeelde Koerdische natie van existentieel belang.

door marijn kruk

toen leyla imret tot burgemeester van Cizre werd gekozen, wist ze dat ze niet alleen maar linten zou gaan knippen. De stad bevindt zich in het meest zuidoostelijke puntje van Turkije en telt ruim honderdduizend inwoners. Ze ligt pal op de Syrische grens en hemelsbreed zo’n twintig kilometer van Irak. Industrie is er niet, de werk-loosheid is hoog en de in hoofdzaak Koerdische bevolking botst regelmatig met de politie, niet zelden met doden tot gevolg. Daarbij ondergaat Cizre de gevolgen van de strijd tegen Islamiti-sche Staat. Vorig jaar, toen de terreurgroep de yezidi-bevolking rondom de berg Sinjar aanviel, dienden zich duizenden vluchtelingen aan. Een onbekend, maar aanzienlijk aantal jongeren uit de stad vecht in de gelederen van de Koerdische verzetsbeweging pkk tegen IS.

De moeilijke situatie in Cizre sterkte Imret juist in haar missie. Dit was waarvoor ze het vei-lige en ordelijke Duitsland achter zich gelaten had. Ze is 28 jaar, heeft blond haar, bruine ogen en een kaarsrechte neus. Ze wisselt mantel-pakjes af met traditioneel Koerdische kledij. Haar flegma geeft haar een mysterieuze glans.

Op een ochtend dit voorjaar vergezel ik haar tijdens een autorit richting Al Djoedie, de berg waar volgens de islamitische overlevering de Ark van Noach strandde. Er is een begrafenis van drie Koerdische strijders en Imret maakt met haar dienstauto deel uit van het cortège. Het is voordat haar partij, de Democratische Partij van de Volkeren (hdp), de kiesdrempel haalt bij de Turkse parlementsverkiezingen, voordat president Recep Tayyip Erdogan een grootscheeps offensief tegen de pkk begint en voordat de inwoners van Cizre lakens in de stra-ten ophangen om zich te beschermen tegen de speurende blik van scherpschutters op de daken. Maar in de entourage van Imret overheerst dan al een ernst, een gravitas, die een escalatie lijkt te anticiperen. Cizre zelf heeft tenslotte al iets

weg van een conflictgebied. Avonden zijn er spookachtig en gespannen. De politie vertoont zich er slechts in pantservoertuigen en een paar maanden voor mijn bezoek hebben hele wijken zich letterlijk ingegraven.

Vroeg in de ochtend op een parkeerplaats aan de oever van de Tigris. Aan de overzijde van de rivier baadt de eeuwenoude stadswal van Cizre in de opkomende voorjaarszon. Op de achterbank van een zwarte Toyota Landcruiser beantwoordt Imret routineus mailtjes op haar iPhone. Haar bodyguard en de chauffeur kijken zwijgend naar het konvooi dat over de honder-den meters lange brug komt aanrollen. Voorop gaan drie ambulances met zwaaiende lichten en loeiende sirenes, gevolgd door een dertigtal auto’s. Elke ambulance vervoert het lichaam van een omgekomen strijder, twee mannen en een vrouw. Daags hiervoor zijn ze gedood in de omgeving van Kobani, de stad in Syrië waar Koerden een jaar geleden onder het oog van de wereld op leven en dood vochten tegen IS.

Als de ambulances de brug gepasseerd zijn start de chauffeur de auto en draait behendig in. In de vallei staan mensen langs de weg te jui-chen. De kleuren geel, groen en rood domineren. Hier en daar duikt een vlag op met een afbeel-ding van de gevangen pkk-leider Abdullah Öca-lan. Boerenvrouwen leggen het werk neer en komen vanuit de velden naar de weg gesneld als ze de stoet voorbij zien trekken. Imret draait de getinte ramen naar beneden en maant haar bij-rijders hetzelfde te doen. Omstanders reageren enthousiast wanneer ze haar herkennen.

De weg draait hoger de heuvels in en zo nu en dan passeren we een basis van het Turkse leger. Na anderhalf uur slingeren op berg weggetjes houden we halt voor een dorpsschooltje aan een onverharde weg. In de auto ruilt Imret haar hoge hakken om voor witte sportschoenen. De drie baren worden uit de ambulances getild en

vervolgens gaat het in optocht verder. Er is de geur van vers gemaaid gras. Insecten zoemen.

Rondom een ondiepe kuil leunt een groepje bezwete mannen zwijgend op hun scheppen. Vrouwen in wit kanten klederdracht zitten in groepjes bijeen. In een korte toespraak wijst Imret erop hoe bijzonder het is dat Koerden uit een bergdorpje in Turkije hun leven wagen voor een Koerdisch stadje in de vlakte, vele honder-den kilometers verderop in Syrië. Vervolgens worden er grote platte stenen op de lichamen gelegd en spreiden de mannen met de scheppen er verse aarde over uit.

Op de terugweg vraag ik Imret of ze zich naast Koerdisch ook Turks voelt. Ze schudt het

seLa

Hat

tIn

seVI

/ Za

man

/ sI

pa /

HH

ongeregeldheden tussen aanhangers van de koerdische pkk en de turkse veiligheidsdienst in cizre, zuidoost­turkije, 12 september

Page 29: De Groene Amsterdammer 43-2015

22.10.2015 De Groene AmsterDAmmer 29

hoofd. Kan dat wel, met een burgemeester van een middelgrote Turkse stad? ‘Maar Cizre is geen Turkse stad’, kaatst ze terug, ‘Cizre is Koerdisch! Natuurlijk respecteer ik de Turkse staat, maar hier... dit is Koerdistan.’

wat koerden zelF Koerdistan noemen strekt zich tegenwoordig uit van het zuidoosten van Turkije tot het noordoosten van Irak, van het noordoosten van Syrië tot het noordwesten van Iran. Eind negentiende eeuw lag dat heel anders. Toen kon de avonturenschrijver Karl May zijn

held Kara Ben Nemsi nog ongehinderd door het ‘Woeste Koerdistan’ laten reizen. Afgezien van aanzienlijke minderheden (Armenen, Assyriërs, Arabieren, Turken, Perzen) herbergt het gebied in totaal zo’n dertig miljoen Koerden met de grootste concentraties in het huidige Turkije en Iran. Buiten Koerdistan zelf wonen nog eens een paar miljoen Koerden en dat maakt hen tot het grootste volk ter wereld zonder eigen staat. Het

streven daarnaar bestaat al sinds het nationa-lisme begin negentiende eeuw vanuit Europa naar de regio overwaaide en resulteerde in een reeks

opstanden van Koerdische prinsen tegen de Ottomaanse sultan.

Maar toen de grenzen in het Midden-Oosten na de Eerste Wereldoorlog opnieuw werden getrokken vielen de Koerden buiten de boot. In het Verdrag van Sèvres (1920) was nog sprake van een autonoom Koerdisch gebied, in het Verdrag van Lausanne (1923) werd van Koer-distan niet langer melding gemaakt. De prijs

ongeregeldheden tussen aanhangers van de koerdische pkk en de turkse veiligheidsdienst in cizre, zuidoost­turkije, 12 september

Toen de grenzen na de Eerste Wereldoorlog opnieuw werden getrokken vielen de Koerden buiten de boot

Page 30: De Groene Amsterdammer 43-2015

30 De Groene AmsterDAmmer 22.10.2015

die de Koerden daarvoor zouden betalen was uitzonderlijk hoog. Hun taal en cultuur werden onderdrukt, hun geschiedenis werd genegeerd. Ze werden ‘geturkificeerd’, ‘gearabiseerd’, en ‘verperst’ en als het echt tegen zat werden hun dorpen met de grond gelijk gemaakt of zelfs ver-gast. Ibrahim Gürburz, voorzitter van het Ismail Bezikci-instituut, een Koerdisch documenta-tiecentrum in Istanbul, spreekt zonder omhaal van ‘genocide’, wanneer ik de Turkse assimilatie-politiek opbreng.

Maar waar Koerdistan ligt of wat een Koerd is, blijkt uiteindelijk toch vooral een kwestie van perspectief. Koerden zelf laten de referen-tie aan de landen waarin ze zich bevinden liefst helemaal achterwege. Zo spreken ze in Irak over ‘Bashur’ (zuidelijk Koerdistan) wanneer ze het over hun regio hebben. In een flatje aan de rand van Diyarbakir, de onofficiële hoofd-stad van Turks Koerdistan, spreek ik Mustafa Özgelik, oprichter van een nieuwe Koerdische partij die openlijk onafhankelijkheid nastreeft. Hij spreekt consequent over ‘Bakûr’ (noordelijk Koerdistan). Een bezoek aan ‘Rojhelat’ (ooste-lijk Koerdistan) in Iran is voor een journalist een hachelijke onderneming en ik besluit het er uiteindelijk niet op te wagen. Wel reis ik naar het noordoosten van Syrië, waar Koerden recent een autonome regio genaamd ‘Rojava’ (westelijk Koerdistan) uitriepen.

Lange tijd getuigde het gepraat over Koerdistan vooral van wishful thin-king van de kant van de Koerden zelf. Maar daar is in de afgelopen jaren verandering in gekomen. Steeds vaker wordt gesproken van ‘een Koerdisch moment’. Dat begon een krappe 25 jaar geleden toen Iraakse Koerden, eerst dankzij een geallieerde no fly zone en vervolgens dankzij overvloedige olie-inkomsten, een quasi-autonome regio wisten op te tuigen. Erbil, de hoofdstad van wat nu de Koerdische Autonome Regio heet, heeft tegen-woordig de allure van een Golfstaat. Dat is niet per se wat Koerden elders in de regio nastreven, maar de mate van onafhankelijkheid die Iraakse Koerden genieten spreekt bij alle Koerden tot de verbeelding.

Ze strekt ook tot voorbeeld, zoals in Syrië, waar Koerden, gebruik makend van de chaos en verwarring van de huidige burgeroorlog, hun eigen territoir veiligstelden. Ze maakten het tevens tot speeltuin van een politiek expe-riment dat zowel de huidige kapitalistische orde als de natiestaat uitdaagt: de Rojava Revolutie. In de grote media, gepreoccupeerd als die zijn met de strijd tegen Islamitische Staat, bleef die onderbelicht. Maar linkse intellectuelen als David Graeber wisten hun weg naar het gebied te vinden. Na een rondreis van tien dagen sprak de inspirator van de Occupy-beweging over een ‘incredible exciting experiment’.

Van grote betekenis voor het Koerdische moment was het gevecht om Kobani. In het heetst van de strijd tegen IS verenigden twee

Koerdische naties zich: strijders van de com-munistische en emancipatorisch ingestelde pkk vochten zij aan zij met de pesjmerga, loyaal aan Massoud Barzani, de president van de Autonome Koerdische Regio, waar traditie en markteconomie belangrijk zijn. Daarmee werd de Koerdische strijd tegen IS een federatief en constituerend moment in het streven naar een autonoom, ja zelfs onafhankelijk Groot Koerdi-stan. Massale steun vanuit de Europese diaspora onderstreepte dat. In een Midden-Oosten waar de oude landsgrenzen vervagen, tonen Koerden zich nu vastberadener dan ooit.

In dat opzicht is de strijd tegen Islamiti-sche Staat voor hen van meer dan existentieel belang. Koerden zijn bezig ‘facts on the ground’ te creëren: nieuwe werkelijkheden, waar geves-tigde machten niet zomaar omheen kunnen. Of ik nu spreek met het pkk-leiderschap in het Qandil-gebergte, zakenlieden in Erbil, pesjmerga-commandanten in de frontlinies met Islamitische Staat of academici en schrij-vers in Istanbul en Diyarbakir, steeds presen-teren Koerden zich als het enige alternatief. Ze framen Koerdistan als eiland van beschaving: seculier, democratisch, vrouwvriendelijk en pro-westers in een gebied dat lijkt gebrandmerkt door religieus conflict, patriarchaat en autorita-risme. Dat is omdat Koerden weten dat ze steun

uit het Westen nodig hebben, maar het is ook overtuiging.

De sympathie is wederzijds, zo blijkt uit de westerse bewondering voor de Koerdische vrou-wen die het met kalasjnikovs opnemen tegen de woeste baardmannen van IS. In een safe-house ergens in het noorden van Irak loop ik een hoogblonde jongen uit Nijmegen tegen het lijf. Hij heeft er zojuist drie maanden vechten tegen IS in Syrië op zitten aan de zijde van een pkk- gelieerde militie, de ‘Volksbeschermings-eenheden’ (ypg). Dat deed hij voor de kick, maar óók omdat hij meende dat deze Koerden waar-den vertegenwoordigden die in het Midden-Oosten nauwelijks tot geen ruimte kregen.

Idem voor het groepje Amerikanen dat ik ontmoet nabij het front in Daquq, zo’n twee-honderd kilometer ten noorden van Bagdad. Ook hier vechten pkk en pesjmerga zij aan zij tegen IS. De Amerikanen deden mee uit idea-lisme. Maar zij hadden geleidelijk het gevoel gekregen dat het bij de Koerden tegelijk óók om heel aardse zaken ging – en dat de belangen uiteenliepen. Niet alleen bleek het wantrouwen tussen pkk-strijders en pesjmerga aan de front-linies groot, ook de pesjmerga onderling rivali-seerden – een erfenis van de broederstrijd die de twee belangrijkste families, de Barzani en de Talabani, halverwege de jaren negentig uitvoch-ten. Het is iets wat Koerden zelf liever niet zien.

Maar zoveel als er is dat hen bindt, zoveel is er ook dat hen van elkaar doet verschillen.

Op de markt in Cizre maak ik mee dat koper en koopman hun toevlucht nemen tot het Turks omdat zij elkaars Koerdische dialect niet kun-nen verstaan. Vier dialecten zijn er in totaal. Ook in religieus opzicht lopen Koerden nogal uiteen. De meesten zijn weliswaar soennitische moslims, maar dat varieert van uiterst seculier tot diep conservatief. Er zijn alevitische Koer-den; yezidi’s noemen zich Koerdisch wanneer het ze uitkomt. En of ze het nu leuk vinden of niet, Koerden zijn gevormd door de nationale kaders waarin ze zich bevinden. Het maakt dat hun gedeelde historische ervaring beperkt is, en ook dat belangen uiteenlopen.

Eind jaren negentig vocht de partij van pre-sident Barzani al eens een oorlog uit met de pkk en de spanningen tussen de twee zijn ook nu te snijden. En laten we niet vergeten dat in Tur-kije veel Koerden gewoon op de conservatieve AK-partij van Erdogan stemmen. Die moeten niets weten van de progressieve hdp. Abdallah Abdallah, een kunstenaar met wie ik in Koer-disch Syrië veel tijd doorbreng, wist deze tragiek fraai te vangen. Van klei vervaardigde hij een huis, waarvan het dak gedragen wordt door vier menselijke gestalten. Ze kijken echter niet naar binnen, het huis in, maar naar buiten, ieder in

een andere windrichting.De onderlinge ver-

schillen en uiteenlopende belangen maken de Koerden kwetsbaar en een speelbal van grotere (internationale) mach-

ten, het Westen incluis. Nu Turkije aansluiting zoekt bij zijn Ottomaanse wortels, Iran begerig kijkt naar de restanten van Irak en het Wes-ten in Syrië de strijd tegen Islamitische Staat opvoert, blijkt wel hoe weinig er in dat opzicht is veranderd. Van een Koerdisch moment is zeker sprake. Tegelijk is het aloude cliché dat de Koerden geen andere vrienden hebben dan de bergen waar ze wonen actueler dan ooit. Hoe realistisch is het verlangen naar een onafhanke-lijk Groot Koerdistan? En hoe dwingend is het huidige Koerdische moment?

imret Bracht het grootste deel van haar jeugd door bij haar tante in Osterholz-Scharmbeck, een gemeente even ten noorden van Bremen. Ze doorliep een Duitse middelbare school, maar was tegelijk lid van een Koerdische vereniging en leerde thuis Koerdisch spreken. Turks leerde ze ook, via de televisie. Ze twijfelde of ze kin-derjuf wilde worden of toch naar de universiteit zou gaan. Het lot besliste anders. Vlak na haar achttiende verjaardag viel er een brief op de mat van de gemeente. Ze kon niet langer aanspraak maken op een verblijfsvergunning en diende Duitsland te verlaten indien ze er niet in slaagde een vast arbeidscontract te bemachtigen.

‘Ik raakte in paniek’, vertelt Imret op haar werkkamer op het gemeentehuis van Cizre. ‘Ik wilde onder geen voorwaarde terug naar dat

Het aloude cliché dat de Koerden geen andere vrienden hebben dan de bergen waar ze wonen is actueler dan ooit

Page 31: De Groene Amsterdammer 43-2015

22.10.2015 De Groene AmsterDAmmer 31

land dat ik niet kende. Mijn leven, mijn vrien-den, ik wist niet beter dan dat ik in Duitsland hoorde.’ Twee jaar had ze losse baantjes: eerst bij een bank, vervolgens bij een apotheek. Ten slotte bood een kennis uit de buurt haar een vaste baan aan in zijn kapsalon. Dat gaf haar recht op een vaste verblijfsvergunning. In dezelfde perio de bezocht ze tijdens een vakantie Turkije. Ze was 21 en voor het eerst na dertien jaar zag ze haar moeder terug. Dat voelde heel vertrouwd. Toch verlangde ze na drie weken ook weer hevig terug naar Duitsland.

Vijf jaar later maakte ze de reis opnieuw, en nu ging ze ook naar Cizre, haar geboorteplaats. Haar vader zat hier destijds bij de pkk. De Koerdische Arbeiderspartij was in 1978 opgericht en had in 1984 de wapens tegen de Turkse staat opgenomen. Gedurende de ‘vuile oorlog’ in de jaren negentig kwamen naar schatting 35.000 mensen om. Zowel het Turkse leger als de pkk-strijders begingen wandaden, talloze gewone burgers lieten het leven. Maar de pkk heeft altijd een grote aantrekkings-kracht op Koerdische jongeren in Turkije behouden.

Hamit Borzaslan, als historicus verbonden aan de École des hau-tes études en sciences socia les in Parijs en auteur van een compacte geschiedenis van het Koerdische conflict, verklaart dat uit het feit dat de pkk de Koerdische identiteit volledig transformeerde. ‘Voor-heen zagen Turkse Koerden zich-zelf in termen van onderdanigheid en slachtofferschap’, zegt hij in zijn kantoor nabij de Seine. ‘De pkk verschafte het beeld van een strijd-bare en onverschrokken Koerd en dat spreekt jongeren aan.’

Zo ook Hasîm Zana, Leyla’s vader. Net als veel van zijn leef-tijdgenoten in Cizre trok hij op een goede dag ‘de bergen in’, zoals men het in Koerdische steden in Tur-kije eufemistisch zegt. Hij sloot zich aan bij de pkk. Zo nu en dan daalde hij af naar Cizre om te zien hoe het zijn jonge gezin verging en op een zo’n dag in 1991 sloeg het Turkse leger toe. Hasîm, op dat moment 26 jaar, zat met drie vrienden en zijn schoonzusje thee te drinken toen soldaten binnenstormden en het vuur openden. Ze maakten geen schijn van kans. Als door een wonder waren Leyla en haar zwangere moeder er die dag niet.

Kort na dit familiedrama ruilde haar moeder Cizre in voor het veiliger Mersin. Van daaruit zou Leyla een paar jaar later naar Duitsland ver-trekken. Terug in Cizre bezocht ze het graf van haar vader, voor het eerst. Het bleek een wel-

haast metafysische ervaring. ‘Plotseling besefte ik dat ik hier hoorde, dat dit mijn thuis was’, zegt ze. Tegelijk was ze ontdaan door de armoede en de aftakeling in haar geboortestad. ‘Ik was een Duitse stad gewend, het was echt een schok.’ Ze wilde iets betekenen, maar wat? ‘Ik dacht: waarom zou deze stad niet net zo mooi kunnen zijn als een stad in Europa?’ Met de gemeente-lijke verkiezingen van 2014 in zicht besloot ze mee te doen aan de voorrondes van de Koerdi-sche partij die spoedig zou opgaan in de huidige hdp. Er waren zes andere kandidaten. ‘Ik voelde

een soort moed in mezelf ’, zegt ze. ‘Er gloeide iets, een rustige overtuiging, een stille kracht.’

Uiteindelijk won ze met 83 procent van de stemmen. Nu vormt ze de vrouwelijke helft van een burgemeestersduo, zoals ook de hdp zelf door een duo wordt geleid. Mensen die ik in Cizre spreek benadrukken dat het feit dat Imrets vader een pkk-martelaar was zeker had meegeholpen. Maar ook dat ze initiële twijfels

over haar jonge leeftijd en haar gebrek aan erva-ring snel wist weg te nemen. Ze maakt lange dagen, slaapt vier uur per nacht, haar toewijding is totaal. Daarbij lijkt ze over natuurlijke autori-teit te beschikken. Ze is goed op de hoogte van de spanningen die Cizre, net als veel Koerdische steden in het zuidoosten, kenmerken. ‘Toen ik de verkiezing had gewonnen stelde ik mezelf één opdracht. Ik wilde tegen iedere prijs een terugkeer naar de verschrikkingen van de jaren negentig voorkomen’, zegt ze.

vanaF cizre is de Tigris het hele jaar door bevaarbaar en daaraan dankt de stad zijn vroegere rol als handelscentrum. Er wordt gezegd dat Alexander de Grote vanaf hier Mesopotamië in trok en tot het midden van de negentiende eeuw was Cizre de zetel van een invloed-rijk Koerdisch prinsdom, Botan-Cizre. Het is ook de plaats waar het liefdesdrama tussen Mem en Zin is gesitueerd. Hun tragische geschiedenis werd van generatie op generatie doorverteld en in 1692 opgetekend door de Koer-dische dichter Ahmet Kani. Het is een klassiek verhaal over twee geliefden die elkaar door externe tegenwerking niet kunnen krij-gen. Hier is dat een rivaal, Bakr, die een complot smeedt waarbij Mem omkomt. Wanneer Zin het nieuws hoort sterft ze van verdriet.

Maar daarmee is het verhaal niet uit, want Bakr krijgt de bewo-ners van Cizre achter zich aan. Hij verschuilt zich in de graftombe waar Mem en Zin naast elkaar begraven liggen en wordt daar ontdekt en gedood. Hij wordt begraven aan hun voeteneinde, maar uit zijn graf groeit een doornstruik, waarvan de wortels zich tussen de graven van de twee geliefden wringen en ze zo zelfs in de dood van elkaar scheiden. In hoeverre Kani de tekst als een Koerdische stichtingsmythe heeft bedoeld is tot op de dag van van-daag onderwerp van wetenschap-pelijk debat. Maar het beeld was te mooi om niet te gebruiken, en zo groeiden Mem en Zin uit tot

symbolen voor respectievelijk het Koerdische volk en het Koerdische

land. Ook zij lijken voor elkaar bestemd, maar kunnen elkaar niet krijgen.

Van het glorieuze verleden getuigen nu alleen nog de imposante stadswal en de uit rode bak-steen opgetrokken koranschool in het centrum. In Cizre vind je de moderne appartementen-gebouwen waarmee Turkije het afgelopen decennium werd volgebouwd en er is een win-kel van een grote Franse supermarktketen. Het

mar

Ijn

Kru

K

Burgemeester leyla imret tijdens een begrafenis van drie koerdische strijders in al djoedie, zuidoost­turkije, 2015

Page 32: De Groene Amsterdammer 43-2015

32 De Groene AmsterDAmmer 22.10.2015

merendeel van de huizen is opgetrokken uit baksteen en betonnen platen. De wegen ver-tonen gaten en de elektriciteit valt regelmatig uit. ’s Nachts zitten hele wijken in het donker en kaatst het geluid van pistoolschoten door de vallei. Politieauto’s rijden rond met op het dak een soort periscoop waar een camera in is gemonteerd. Een verzinnebeelding van hoe de verhoudingen hier liggen tussen de Koerden en de Turkse overheid.

Toch leek het gedurende een aantal jaren beter te gaan. Vanaf 2006 verleende de Turkse staat zendmachtigingen aan Koerdische tv- en radiozenders en op school konden kinderen facultatief Koerdische les volgen. Tegelijkertijd kwam een dialoog tussen de pkk en Ankara op gang. Op 21 maart 2013 (Koerdisch Nieuwjaar) zorgde Öcalan voor een sensatie door in Diyar bakir een verklaring voor te laten lezen waarin hij met zoveel woorden het einde van de gewapende strijd afkondigde. De Koerdische identiteit was veiliggesteld, zei hij. Nu was het de beurt aan de politiek, aan de het jaar daarvoor opgerichte hdp. Deze partij hergroepeerde een zwik Koerdische partijtjes, maar wilde zelf niet alleen maar Koerdisch zijn. Ze profileerde zich als een linkse antikapitalistische partij à la het Griekse Syriza of het Spaanse Podemos met veel aandacht voor minderheden en vrouwenrechten.

Er was in Turkije dus onmiskenbaar sprake van vooruitgang in het Koer-dische dossier. Tegelijk kwamen de grenzen van wat mogelijk was in zicht. Onderwijs in het Koerdisch op middelbare scholen? Uitgesloten. Aardrijkskunde? Alle Koerdische plaatsnamen zijn in het Turks. Ook de onderhandelingen tussen Ankara en de pkk stokten en met de recent opgelaaide strijd lijkt een akkoord verder weg dan ooit. Riza Altun is een compagnon de route van Öcalan en medeoprichter van de pkk. Als ik hem ontmoet, hoog in het Qandil-gebergte, overheerst scepsis. ‘We maakten allerlei gebaren richting Ankara, maar steeds bleek het eenrichtingsverkeer’, zegt hij. Volgens Altun was de pkk op voorwaarde van een vrije aftocht en een amnestieregeling zelfs bereid de wapens in te leveren, maar wuifde Ankara dat weg. ‘Ze zeiden: “Eerst wapens inleveren, dan zien we verder.”’ Altun schudt zijn grijze hoofd. ‘Zeg me, is dat serieus onderhandelen?’

Net als andere Turkije-specialisten ziet Hugh Pope, verbonden aan de International Crisis Group, de gebeurtenissen rond Kobani als een keerpunt. ‘Enerzijds versterkten die het Koer-dische bewustzijn, tegelijkertijd deed Erdogan alsof hij verheugd was dat de Koerden in het nauw gedreven werden en bleef hij passief ’, zegt hij in Amsterdam. ‘Het was alsof de maskers af gingen.’ Volgens Pope heeft Erdogans houding veel kwaad bloed gezet bij Koerden in Turkije: ‘Ze waren razend, echt razend.’ In verschillende grote steden kwam het tot rellen tussen Koer-

den en de Turkse oproerpolitie. Meer dan veer-tig mensen verloren het leven en ook in Cizre verhardden de verhoudingen.

Leden van de Koerdische jeugdbeweging ydg-h groeven diepe geulen in de grond om de politie te verhinderen bepaalde wijken te betreden. Toen een veertienjarige jongen, Ümit Kurt, in zijn rug werd geschoten toen hij door het donker naar huis liep, braken rellen uit. Half januari riep Öcalan vanuit zijn cel op tot kalmte in de stad. Enkele uren later werd Nihat Kazan-han, een twaalfjarige jongen die met zijn vriend-jes buiten speelde, fataal getroffen door een projectiel. Het leidde tot nieuwe rellen, en tot een officiële ontkenning van Ahmet Davutoglu, de Turkse premier: de politie trof geen blaam. Kort daarop dook er een filmpje op waarop niet alleen te zien was dat een politieagent het fatale schot loste, maar ook dat zijn collega vervolgens trachtte de sporen uit te wissen.

Ze werden aangeklaagd. In de rechtszaal van Cizre ben ik aanwezig bij de opening van het proces. Voorin zitten de ouders van Nihat, ze ogen verslagen. Ook Leyla Imret zit in de zaal. De publieke tribune wordt vrijwel geheel door advocaten in beslag genomen, zo’n veertig. Allemaal zijn ze Koerdisch en gekomen om een statement te maken. ‘Sinds de jaren negentig is veel politiegeweld onbestraft gebleven’, ver-

telt Tahir Elçi, een jurist uit Diyarbakir, buiten tijdens een rookpauze. ‘Nu er eindelijk eens iemand terechtstaat wil ik daarvan getuige zijn.’

Tussen twee zittingen door steek ik de afge-zette straat over waar zich het politiebureau bevindt. Ik word hartelijk verwelkomd. ‘Dat die agenten geprobeerd hebben de zaak te ver-doezelen is natuurlijk niet fraai’, zegt de Turkse politiekapitein die me te woord staat, een der-tiger met sluik zwart haar en een te ruim zit-tend geruit overhemd waar een schouder holster overheen gespannen is. Toch betrof het in zijn ogen niet meer dan ‘incidenten’. Terwijl zijn col-lega door mijn paspoort bladert, probeert de kapitein duidelijk te maken dat het allemaal niet gemakkelijk is, politieagent zijn in Cizre: ‘Kin-deren gooien stenen naar ons, waarom is dat? Persoonlijk wil ik niets liever dan mij dienstbaar maken aan deze stad.’

Voordat de kapitein naar Cizre kwam, was hij gestationeerd in het verderop gelegen district Uludere. Op 28 december 2011 kwamen daar tientallen smokkelaars om tijdens een nachte-lijk bombardement van de Turkse luchtmacht. Ze zouden zijn aangezien voor pkk-strijders. Iemand in Cizre vertelt me dat de lichamen – veel van hen tieners uit dorpjes in de omgeving – door de verzengende hitte dusdanig verkleefd waren geraakt met hun gedode lastdieren dat ze niet goed van elkaar te scheiden waren. Hele-

maal opgehelderd is de zaak nooit. ‘De families hebben daar enorm geleden’, zegt de politie-kapitein. Dan, bezwerend: ‘Ik zei daar in Ulu-dere tegen mezelf: ik ga hier pas weg als ieder-een hier zo blij en optimistisch is als ik.’

enkele jaren voordat Leyla Imret haar Koerdi-sche geboortegrond verliet, was Sarwar Pedawi ernaar teruggekeerd. In zijn geval bevond deze zich in het noorden van Irak. In 1975, toen Sad-dam Hoessein de opmars van de Iraakse Koer-den stuitte, was Pedawi met zijn familie richting Iran gevlucht. Vijf jaar later reisden ze door naar Nederland. Hij leerde Nederlands, doorliep een ingenieursschool en vulde die later aan met een mba. Vanuit het veilige Amsterdam zag hij hoe Saddam zijn offensief tegen de Koerden in de jaren tachtig uitbreidde. Vanaf 1986 werden dui-zenden Koerdische dorpen van de aard bodem gevaagd, culminerend in een gifgasaanval op de stad Halabja. Tijdens de ‘Anfal-campagne’, ver-noemd naar de achtste soera van de koran, kwa-men naar schatting 190.000 mensen om.

Toen brak de Eerste Golfoorlog uit en zouden de kansen voor Iraakse Koerden spectaculair keren. Pedawi solliciteerde bij het Nederlandse leger en in het voorjaar van 1991 maakte hij als kapitein der genie deel uit van Operatie Provide Comfort, een humanitaire missie bedoeld om

naar Turkije gevluchte Koerden bij te staan. ‘Het was bizar’, zegt hij in zijn kantoor op de bovenste verdieping van de wolken-krabber die hij recent liet bouwen aan de rand

van Erbil, de hoofdstad van Iraaks Koerdistan. ‘Iedereen vluchtte weg, terwijl ik naar binnen ging.’ Het jaar daarop keerde Pedawi definitief naar Iraaks Koerdistan terug. Er was inmiddels een no fly zone ingesteld en de twee belangrijk-ste families, de Barzani en de Talabani, had-den een quasi-autonome Koerdische autoriteit gevestigd. Er waren een parlement, een volks-lied en een vlag. In opdracht van de Koerdische deel regering bracht Pedawi de eerste compu-ters het land binnen. Na enkele jaren pionieren startte hij zijn eigen bedrijf in elektronica. Hard werken, niet zeuren, eerlijk geld verdienen, dat was wat hij wilde. De economische sancties waar onder Irak gebukt ging en de economische blokkade die Saddam de Koerden oplegde druk-ten zwaar, maar boden ook kansen.

Eind jaren negentig maakte Pedawi zijn eer-ste klapper toen hij met geleend geld vijfduizend mobiele licenties kocht. ‘Telefoonkabels lagen er niet’, zegt hij. ‘Je kon in die dagen nog geen tele-foontje plegen vanuit Erbil naar de regerings-zetel in Salahedin.’ Hij verkocht drieduizend mobiele lijnen aan particulieren en de rest aan de regionale overheid.

Nadat de Amerikanen in 2003 het regime van Saddam omver hadden geworpen, begon de economische boom. Terwijl in Bagdad sjiieten en soennieten elkaar op leven en dood bestreden, bleef Iraaks Koerdistan een baken van rust. Het

Koerdistan kan niet zonder buitenlandse hulp, maar kan daar tegelijk nimmer op rekenen

mar

Ijn

Kru

K

Page 33: De Groene Amsterdammer 43-2015

22.10.2015 De Groene AmsterDAmmer 33

was pro-westers, seculier en stabiel. Investeer-ders stroomden toe, de olie-industrie floreerde. Veel westerse landen openden er een consulaat. Rondom de duizenden jaren oude citadel van Erbil verrezen in hoog tempo hotels, zaken-wijken, winkelcentra en gated communities. ‘Dreamcity’ heet het laatste speeltje voor Erbils superrijken. Het ligt net buiten het zicht van Pedawi’s kantoor: een ommuurde vesting met villa’s, restaurants en loungebars. Alleen de wat oudere Koerdische mannen met hun traditio-nele bruine pofbroeken die tussen de gepar-keerde suv’s opduiken herinneren eraan dat hier twintig jaar geleden nog schapen graasden.

Ster groep, Pedawi’s bedrijf, is op dit moment actief in de elektronica- en olietoeleveringsindu-strie, maar ook in de reisbranche, de luchtvaart,

de verzekeringsindustrie, de bouw... Het heeft circa vijfduizend mensen in dienst en draait een jaaromzet van negenhonderd miljoen dol-lar. Zakenanalisten rekenen Ster groep tot de top-vijf van grootste bedrijven in de Koerdische Autonome Regio. Daarbij is Pedawi onbezol-digd adviseur van president Massoud Barzani. Als ik hem spreek is hij juist terug van een reis naar Washington, waar Barzani tot in het Witte Huis lobbyde voor steun in de strijd tegen Isla-mitische Staat. Pedawi beschikt over een combi-natie van zelfverzekerdheid, eenvoud en eigen-zinnigheid die je in het bedrijfsleven alleen bij selfmade zakenlui aantreft.

Iets daarvan blijkt wanneer hij me naar het belendende vertrek leidt waar een gedekte tafel

wacht. Zijn vrouw stond erop dat hij meenam wat overschoot van de maaltijd van de vorige avond. En dus zijn er in wijnblad gerolde rijst-hapjes, zorgvuldig bereide kip, platte broden en schuimige ayran, de traditionele gezouten yog-hurtdrank. ‘Laat ik dit vooropstellen, we hebben heel veel bereikt in dit deel van Koerdistan’, zegt hij later bij de thee. ‘Maar het had zoveel meer kunnen zijn. Onze wegen hadden snel wegen kunnen zijn, of treinsporen. Nu hebben we één vliegveld in plaats van vier. Een verzorgings-staat, zoals in Nederland, kennen we hier niet, de overheid hangt van allerlei geïmproviseerde stukjes aan elkaar.’

wie naBij cizre de grens met Irak oversteekt en de Koerdische Autonome Regio binnenrijdt,

stapt in een andere wereld. Niet alleen oogt het veel welvarender, ook in ideologisch opzicht is het ver verwijderd van het antikapitalistische gedachtegoed dat de hdp aanhangt. Hier wordt vooral zaken gedaan en gewinkeld. De eman-cipatie van vrouwen, waar de hdp zich zo hard voor maakt, heeft hier geen prioriteit. Gebrui-ken zijn traditioneel, tribaal nog zelfs.

De strijd tussen de Barzani-familie en de Talabani-familie leidde in de jaren negentig tot een compromis, waarbij de Barzani de regio rond Erbil als invloedssfeer behielden en de Talabani het gebied rond de zuidelijk gelegen stad Suleymania domineerden.

Massoud Barzani werd president van wat de Koerdische Autonome Regio (krg) zou gaan

heten, Jalal Talabani de eerste president van het nieuwe Irak. Massouds (in 2013 verlopen) termijn werd in augustus opnieuw twee jaar verlengd. Zijn zoons en neven bezetten sleutel-posities in de regering, het leger en het bedrijfs-leven, en Hiwa Osman, een prominente com-mentator en mediaconsultant in Erbil, spreekt zonder omhaal van ‘de koninklijke familie’, wan-neer ik de alomtegenwoordigheid van de Bar-zani’s ter sprake breng.

Massoud is de zoon van mullah Mustafa Bar-zani, volgens diens aanhangers de personificatie van het Koerdische onafhankelijkheidsstreven gedurende de twintigste eeuw. Mustafa was minister van Defensie van de kortstondige repu-bliek van Mahabad (1946), de enige Koerdische staat die tot dusver het licht zag. Na een exil in de

Sovjet-Unie stelde hij zich aan het hoofd van de pesjmerga en begon vanuit de bergen een partizanen-strijd. Nu eens steun zoekend bij de Russen, dan weer bij de Ameri-kanen, wist hij begin jaren zeven-tig autonomie te bedingen bij Bag-dad. De omslag kwam in 1975 toen de Perzische sjah een geheime deal met Saddam sloot en zijn steun aan de Koerden introk. De Isra-eliërs en de Amerikanen volgden het Iraanse voorbeeld, Saddam zo de vrije hand biedend. Het veroor-zaakte een diep gevoeld trauma in de Koerdische psyche, dat tot op de dag van vandaag voortduurt: het besef dat zij het niet kunnen stellen zonder buitenlandse hulp, maar daar tegelijk nimmer op kunnen rekenen.

Het Koerdische onafhanke-lijkheidsstreven trok de afgelo-pen jaren een zware wissel op de verhoudingen tussen de regionale autoriteit in Erbil en de Iraakse federale regering. Er is onenig-heid over het bedrag dat Bagdad jaarlijks overmaakt (officieel heb-ben de Koerden recht op zeven-tien procent van de Iraakse olie-inkomsten), en toen de Koerden in 2013 een oliepijplijn met Tur-

kije openden bevroor Bagdad het budget. Maar zo efficiënt is de Koerdische olie-industrie nog niet en toen de olieprijs inzakte ontstond een financiële crisis. Nog steeds worden ambtena-rensalarissen onregelmatig betaald en stagneert de import van consumptiegoederen. Een deal met de federale regering wordt bemoeilijkt door de inname van het olierijke Kirkuk en doordat Massoud Barzani voortdurend de mogelijkheid van een referendum over onafhankelijkheid boven de markt laat hangen.

Net als vrijwel iedere Koerd in de Koerdi-sche Autonome Regio droomt Pedawi van een onafhankelijke Koerdische staat. Hij vertelde me dat zijn favoriete moment van de dag het weer bericht op televisie is: ‘Dan worden op een

pesjmerga tussen erbil en mosul in iraaks koerdistan, aan de frontlinie met iS, 2015

Page 34: De Groene Amsterdammer 43-2015

34 De Groene AmsterDAmmer 22.10.2015

virtuele landkaart de weersvoorspellingen voor heel Koerdistan uiteengezet, dus zonder inacht-neming van de bestaande landsgrenzen. Dat ontroert me echt, dan bestáát Koerdistan, al is het maar voor even.’ Maar ook Pedawi weet dat de realiteit weerbarstig is. ‘De Amerikanen wil-len het niet, en ook de Turken zouden het niet pikken’, zegt hij. ‘Het is belangrijk dat we nooit de huidige werkelijkheid uit het oog verliezen. Die is dat we twee miljoen vluchtelingen onder-dak verlenen, dat er nauwelijks werk is en dat we een frontlinie van duizend kilometer hebben met de gevaarlijkste terreurgroep ter wereld.’

voor zowel iraakSe als Syrische Koerden zou de opkomst van IS het moment van de waarheid blijken. Op 7 juni 2014 namen strijders van IS de stad Mosul in. Het was een donderslag bij heldere hemel. Kort erna volgde Tikrit, destijds het bastion van Saddam Hoessein. Het Iraakse regeringsleger stortte als een kaartenhuis in elkaar. Voor de Koerden leek het aanvankelijk een geweldige kans. Terwijl het Iraakse leger op de vlucht sloeg, namen pesjmerga Kirkuk in. Ze zitten er nog steeds en lijken niet van plan de stad ooit nog aan Bagdad terug te geven. Maar op 3 augustus kwam het bericht dat strijders van IS de Koerdische posities ten oosten van Mosul hadden aangevallen.

Sirwan Barzani weet het nog als de dag van gisteren. Hij onderhan-delde die dag in Parijs als bestuursvoorzitter van de grootste telecomaanbie-der van de Koerdische Autonome Regio met de top van de Franse telecomgigant Orange over een samenwerkingsverband. Sirwan, een neef van Massoud, nam het eerste vliegtuig terug naar Erbil, hees zich in een generaalsuniform en spoedde zich naar het front. Wat hij daar aantrof was ontluisterend. Overal sloegen pesjmerga op de vlucht. Nabij de berg Sinjar hadden pkk-strijders moeten bijspringen, nadat de yezidi-bevolking aan haar lot was overgelaten. ‘De eer-ste weken waren zwaar’, erkent Barzani in een vijfsterrenhotel even buiten Erbil. ‘We waren simpelweg verleerd te vechten.’

Barzani, een robuuste man met dikke zwarte wenkbrauwen en zorgvuldig gecoiffeerd haar, trekt zijn geparfumeerde rood-wit geblokte halsdoek recht. Die avond is hij teruggekeerd uit de beruchte zesde sector, waar vijftig pro-cent van alle aanvallen van Islamitische Staat plaatsvindt. Zes bodyguards turen gespannen de uitgestorven lobby in. Dat de terreurgroep overwegend soennitisch-Arabische steden als Mosul en Tikrit zou willen veroveren lag voor de hand. Maar dat ze ook de Koerden zou aanval-len begrijpt Barzani niet. ‘Waarom nog een extra front openen, wat is het strategisch belang? Het was volkomen irrationeel.’

Hij vertelt hoe hij aanvankelijk veteranen zij aan zij met jonge pesjmerga het veld in stuurde, de oudste soms wel tachtig jaar. Die lieten zich het hoofd niet zo gemakkelijk op hol

brengen door gruwelijke propagandafilmpjes. Ook was het belangrijk niet te veel ineens te willen. Barzani richtte zich daarom op de her-overing van één enkel dorpje tegelijk. Zo pro-beerde hij de moraal erin te houden. IS noemt hij een ‘formidabele tegenstander’. ‘Dank-zij Saddam Hoessein waren we het nodige gewend, maar deze gasten hebben geen enkele angst voor de dood.’

Barzani zegt dat hij de volgende dag zal doorvliegen naar Tsjechië. Hij hint op wapen-aankopen. De bewapening van de Koerden blijft een uiterst gevoelige kwestie. Iraakse Koerden hebben luchtsteun van geallieerden, waaronder Nederland, maar klagen over een schrijnend tekort aan zware wapens. Directe wapenleverin-gen zouden het Westen in conflict brengen met Bagdad. Het doel is de Iraakse eenheidsstaat zo goed en zo kwaad als het gaat intact te houden. Barzani kan er weinig begrip voor opbrengen. ‘Waarom die poppenkast overeind houden?’ zegt hij, honend. ‘Irak bestaat niet meer, geen soldaat die ervoor wil vechten.’

Duitsland streek met de hand over het hart en stuurde een Milan-antitanksysteem. Barzani was er dolblij mee, maar nu is hij zo goed als door zijn voorraad raketten heen. ‘Ik ontzegde mijn officieren de toegang tot het arsenaal’, zegt

hij. ‘Alleen ik weet hoeveel daar nog in zit en ik wil ze niet demotiveren.’

Tussen Erbil en Mosul stabiliseerde de front-linie zich langs de rivier de Za’ab, een zijarm van de Tigris. De posities van de pesjmerga liggen op de oostelijke heuveltoppen, die van Islamitische Staat in de onderliggende vlakte en in de Arabi-sche dorpjes aan de overzijde van de rivier. Veel te zien is er op het oog niet. Als ik het front in mei bezoek, is het al weer een week of wat gele-den dat er sprake was van een directe confron-tatie. Volgens inlichtingenofficier Hassan Askre, een goedmoedige man die er tien jaar ouder uit-ziet dan de 43 jaar die hij zegt te zijn, gaat de belangrijkste dreiging nu uit van zelfgemaakte explosieven (ied’s). Hij neemt me mee naar een veldje waar dikke metalen cilinders liggen uit-gestald, een metalen hengsel erop vast gelast, zodat een volwassen man er twee kan dragen. Volgens Askre steken iedere nacht strijders van IS in kleine bootjes de rivier over en verstop-pen de explosieven in de weg. Met behulp van sensoren op het wegdek worden ze tot ontplof-fing gebracht. ‘Opsporingsapparatuur hebben we niet, dus lopen we iedere ochtend vroeg van positie naar positie met onze ogen op de weg gericht.’

Met twee auto’s gaan we vervolgens de ver-schillende posities langs. Steeds opnieuw wor-den handen geschud en wordt thee gedronken. Rondom ieder heuvelfort zijn brede sleuven

gegraven bedoeld om kamikazevoertuigen tegen te houden. ’s Nachts verlichten bouwlampen op houten staken de directe omgeving. Bij de aller-laatste positie reikt de positiecommandant een verrekijker aan en gebaart in de richting van een dorpje in de vlakte, zo’n anderhalve kilometer verderop. Aan de zendmast die oprijst uit de trillende hitte wappert de zwarte vlag van het kalifaat zachtjes in de woestijnwind.

Of er in die Arabische dorpjes nog steeds mensen wonen, wil ik van Askre weten wanneer we weer in de auto zitten. ‘O ja, zeker!’ zegt hij, opgewekt. Via de achteruitkijkspiegel wisselt hij een blik met zijn adjudant op de achterbank. ‘Daar zitten mijn informanten’, zegt hij en laat een korte stilte vallen, alsof hij op het punt staat me deelgenoot te maken van een geheim. Spoe-dig wordt duidelijk met wie hij bijna onophou-delijk aan de telefoon is. Het zijn verklikkers in de dorpjes aan de overzijde van de rivier. Askre betaalt ze in eenheden beltegoed van Korek, het telecombedrijf van Sirwan Barzani, zijn baas. Hij biedt vijf dollar voor een simpele tip, oplo-pend tot vijftig dollar voor serieuze informatie, zoals eerder die ochtend, toen een van zijn con-tacten gewag maakte van een colonne van vier pick-uptrucks met IS-strijders, verderop in de vallei.

‘Vervolgens check ik dat met andere bronnen, en probeer ik de infor-matie zo hard mogelijk te krijgen’, zegt hij. De tip was afkomstig van een van zijn sterverklikkers.

‘Die heeft inmiddels goudgeld verdiend, wie weet maken we hem chef van politie in zijn dorp, wanneer we dat eenmaal hebben veroverd.’ Mijn vraag of IS op haar beurt Koerdische verklikkers heeft antwoordt hij bevestigend. ‘Er zijn zelfs Koerden die zich bij IS hebben aangesloten en nu tegen ons vechten.’

zo nu en dan pleegt IS aanslagen in Erbil. Het parlement was doelwit en nabij het Amerikaanse consulaat in de christelijke wijk ontplofte dit voorjaar een autobom die een populair koffie-huis verwoestte. Het leidde tot wantrouwen tus-sen de Koerden en de grote groep Arabieren die naar het relatief veilige noorden vluchtten. In de afgelopen maanden stabiliseerde de toestand enigszins: het aantal buitenlandse consulaten neemt weer toe en zelfs de Assyrische patriarch keerde terug. Maar op economisch vlak blijft het aanmodderen. De olieprijs is nog steeds laag, investeerders blijven weg, de werkloosheid steeg. Ook Pedawi merkt de gevolgen. Hij toont me een maquette van een bouwproject waarin hij participeert, een gecombineerde zaken- en woonwijk. Geraamde productiekosten: twee miljard dollar. Allemaal tot nader order opge-schort. De ochtend van mijn bezoek aan Pedawi is er zelfs een demonstratie voor het parlement. In het rijke Erbil was dat nog nooit vertoond.

In Suleymania wel. Daar vond in 2011 op kleine schaal een Koerdische variant van de

‘Waarom die poppenkast van Irak overeind houden? Irak bestaat niet meer, geen soldaat die ervoor wil vechten’

mat

ILDe

Gat

ton

I/H

H/c

orb

Is

Page 35: De Groene Amsterdammer 43-2015

22.10.2015 De Groene AmsterDAmmer 35

Arabische lente plaats. Twee maanden lang demonstreerden jongeren en studenten bij de ingang van de bazaar tegen het gebrek aan transparantie in de regering en de corruptie. Bij gewelddadige rellen kwamen zowel demon-stranten als politieagenten om. Begin oktober van dit jaar waren er opnieuw rellen, nu tegen het aanblijven van Barzani als president. Op de eerste verdieping van ‘Cultural Café’, een popu-laire loungebar in het centrum van Suleymania, spreek ik Hoshyar Ali, een van de drijvende krachten van de in 2009 opgerichte partij Gor-ran (Verandering). De partij was dé grote ver-rassing van de parlementsverkiezingen van dat jaar en stootte de partij van Talabani van de tweede positie. Inmiddels maakt Gorran deel uit van de regioregering van nationale eenheid. ‘De politiek, het bedrijfsleven, de media: alles

wordt beheerst door twee families’, zegt Ali, een goed geklede dertiger met een zwarte designbril. ‘Dat frustreert.’ Volgens Ali is ruim zestig pro-cent van de Gorran-kiezers jongeren die willen dat Koerdistan de stap zet naar een volwaardige democratie. ‘Nu zijn we een Golfstaat vermomd als democratie’, zegt hij. ‘Het is volkomen ondui-delijk wat er met alle oliegelden gebeurt.’

De oorspronkelijke haard van het protest ligt een uur rijden verderop, in Halabja. Dit stadje, op de grens met Iran, werd in 1988 getroffen door een gifgasaanval. De aanval werd op touw gezet door Ali Hassan al-Majid, alias ‘Ali Chemi-cali’ en een van de getrouwen van Saddam. Meer dan vijfduizend mensen kwamen om. ‘Halabja’

groeide uit tot het symbool van hoe de Koerden in de gehele regio gedurende de twintigste eeuw waren vervolgd. Aan de rand van de stad verrees een monument en ieder jaar in maart vindt er een herdenking plaats. Koerdische gezagsdra-gers komen dan uit Suleymania en Erbil, vaak in gezelschap van internationale gasten. Maar in 2006 vonden ze een woedende menigte tegen-over zich. Het waren bewoners van Halabja. In Halabja zagen ze nooit iets terug van de welvaart die de rest van de regio ten deel gevallen was.

Er werd beterschap beloofd, maar Naseh Abdulrahim Rashid, een lokale burgerrechten-activist, kan daar alleen maar hartelijk om lachen. ‘De Koerdische Autonome Regio is alleen in naam een rechtsstaat’, zegt hij in een sober ingericht huis aan de rand van Halabja. ‘De werkelijkheid is die van autoritair geleide

eenmanspartijen met een tribaal karakter.’ Het is de donkere kant van het paradijs. Want ondanks beloften van democratie en transpa-rantie zijn het volgens critici vriendjespolitiek, corruptie en intimidatie die de toon zetten.

‘Het officiële verhaal is dat alles goed ging totdat Bagdad het budget bevroor en IS haar opmars inzette’, zegt een zakenman uit Erbil die anoniem wil blijven. ‘Maar dat is de helft van het verhaal, want het zijn incompeten-tie en vriendjespolitiek die ons parten spelen. Er is geen systeem, geen staat. Soms komt dat door onkunde, maar even zo vaak door kwade wil, om corruptie te verhullen. Het tribalisme, de clans, dat remt af. In de zakenwereld draait

alles om vertrouwen, en dat ontbreekt, waar-door we de laatste stap, die naar een werke-lijk beschaafd land, niet kunnen zetten.’ In dat licht lijkt een eventuele onafhankelijkheid voor Iraaks Koerdistan eerder een vlucht vooruit, zegt Osman, cynisch: ‘Er zou vooral sprake zijn van een bananenrepubliek.’

vriendjeSpolitiek, corruptie, intimidatie: het is waar Koerden over de grens met Syrië eens en voor altijd mee hopen af te rekenen, net als met het patriarchaat. Ze proberen te realise-ren wat hun leidsman, Abdullah Öcalan, het ‘democratisch confederalisme’ noemt – eerst in het noordoosten van Syrië en wie weet wel in de gehele regio. Ze zijn antikapitalistisch, milieubewust en moeten niets hebben van de natiestaat. De ‘Rojava Revolutie’ heet dit poli-

tiek experiment en het is tevens het verhaal van een ideologische come-back, van een beweging die tot de mestvaalt van de geschiedenis leek te zijn veroordeeld, zichzelf heruit-vond en zich tot inspiratiebron van een bepaald deel van de westerse intelligentsia wist te transformeren.

Leyla Imret is in Iraaks Koer-distan noch in Syrisch Koerdistan geweest. Ze zou graag willen, maar de tijd ontbreekt. Maar kan ze me op weg helpen in Syrisch Koerdi-stan? De Turks-Syrische grens zit potdicht. Wie het toch waagt ris-keert uitzetting of erger. Ze aarzelt, zegt dat ze erover moet nadenken.

Te veronderstellen dat Imret de nodige contacten heeft, is niet zo vreemd. De Partij van Democrati-sche Eenheid (pyd), de drijvende kracht achter de Rojava Revolutie, is gelieerd aan de pkk en behoort tot dezelfde ideologische familie als Imrets hdp. Tegelijk kan de hdp zich niet al te nadrukkelijk met de pkk associëren. Het maakt haar kwetsbaar voor beschuldigingen te heulen met ‘terrorisme’. Het dag-blad Takvim meende zelfs een ver-borgen boodschap in het hdp-logo te herkennen. Wanneer je het nét iets anders schikte had je de letters

pkk, stelde de pro-Erdogan-krant. Erdogan zelf ging nog verder en riep op tot de vervolging van de in juni gekozen hdp-parlementariërs wegens ‘banden met een terroristische organisatie’. Dat er sympathie is tussen de hdp en de pkk staat wel vast. Op een avond, als ik Imret naar een verkiezingsbijeenkomst in een buitenwijk van Cizre vergezel, worden er traditionele Koerdi-sche dansen uitgevoerd. Ondertussen worden op een blinde muur ook propagandafilms van de pkk vertoond: begeleid door lofliederen op de Grote Leider Öcalan zijn opgewekte jongens en meisjes te zien die paraderen in de bergen en schietoefeningen doen.

Hoe liggen de verhoudingen? ‘De pkk heeft

een meisje wast haar vaders auto in the english village, erbil, iraaks koerdistan

Page 36: De Groene Amsterdammer 43-2015

brainwashfestival24 oktober amsterdam Damiaan Denys

David Vann

Niña Weijers Patricia Churchland Joris Luyendijk

Anita Allen

Tim Fransen

Stine Jensen

Marli Huijer

Haroon Sheikh

Nina Polak

John Gray

Wim Brands

Connie Palmen

Achille Mbembe

Kader Abdolah Marlene Dumas

Jan Jaap van der Wal

Michael Sandel

en véél meer ... brainwashfestival.nl

2015 © The School of Life

20 locaties 130 programma’s

i n v e s t e m e n t s t r a t e g i e s

vlaams cultuurhuisde brakke grond

B

GB

Page 37: De Groene Amsterdammer 43-2015

22.10.2015 De Groene AmsterDAmmer 37

het laatste woord, altijd’, zegt Mesut Yegen beslist. Volgens de aan de Sehir-universiteit in Istanbul verbonden politicoloog is dat ook wat de Koerdische situatie doet verschillen van de Ierse of de Baskische, waar de politieke arm de gewapende domineerde. ‘Van het hdp-leider-schap vraagt dat een bijna niet vol te houden balanceeract – zeker nu de handschoenen uit zijn en de pkk en de Turkse staat elkaar weer volop bevechten’, zegt hij. Imret ziet het anders. ‘Het is de pkk die de hdp mogelijk heeft gemaakt’, zegt ze. Ze benadrukt dat er geen tegenstellin-gen bestaan, de twee liggen in elkaars verlengde: ‘Mijn vader vocht met wapens, ik met woorden, en wat mij betreft is dat de oplossing voor het Koerdische conflict.’

Introducties in Syrië blijven evenwel uit. Geen man overboord. Eenmaal aan wal in Koerdisch Syrië worden journalisten binnen enkele uren naar het ‘mediacentrum’ in Amude geshuttled, een adembenemende rit. Eerst voert de weg door een hallucinerend heuvellandschap bezaaid met honderden jaknikkers. Allemaal zijn ze bevroren in een andere houding – alsof iemand ergens een schakelaar heeft omgezet. Dan opent zich het landschap met graan velden tot zo ver het oog reikt met hier en daar giganti-sche silo’s. En vervolgens, parallel aan de Syrisch-Turkse grens, een lint van stadjes en steden. Alles oogt even armoedig: huizen zijn opgetrokken uit kaal beton, wegen zijn onverhard, winkels ver-kopen alleen elementaire levensbehoeften, plastic zakjes stuiven rond. Op steun vanuit Damascus hoefde het gebied in de afgelopen decennia niet te rekenen. De Assads knepen de Koerden liever af, veel van hen beschikken niet eens over identiteitspapieren.

ten tijde van de oprichting van de pyd had Asia Abdulla niet kunnen vermoeden dat er tien jaar later een quasi-autonoom Koerdisch Syrië zou zijn, laat staan dat haar partij daarin de toon zou zetten. Ze is de vrouwelijke helft van het duo dat leiding geeft aan de pyd en we zitten in de ontvangstruimte van het partijkantoor, een onopvallend gebouw in een straat in Qamishlo, de grootste stad van Rojava. Betonnen rioolbui-zen doen dienst als road blocks. Asia, een kleine gedreven vrouw van begin veertig, stroopt haar mouwen op. Haar ogen glimmen. Begin dit jaar werd ze door de Franse president Hollande ont-vangen op het Elysée. Er werd gesproken over de wederopbouw van Kobani en de mogelijk-heid van Franse luchtsteun. Ze vocht persoon-lijk mee in de strijd tegen Islamitische Staat. Nu vertelt ze honderduit over de transformatie die het gebied in de afgelopen twee jaar heeft ondergaan. Zo kwam er een sociaal contract, dat de rechten van minderheden garandeert en ook in het kantonbestuur hebben naast Koerden ook Arabieren en Assyriërs zitting. Trots wijst Abdulla erop dat vrouwen en mannen nu gelijke rechten hebben en dat polygamie is afgeschaft.

In Irak was het de Eerste Golfoorlog die de opmaat vormde voor het eerste belangrijke Koerdische moment; in Syrië was het de bur-geroorlog die uitbrak in het verlengde van wat destijds nog hoopvol de ‘Arabische lente’ werd genoemd. In de zomer van 2012 hadden Koerdi-sche milities een groot deel van het noordoosten van Syrië onder controle. Veel strijd werd er niet geleverd. Het Assad-regime koos ervoor troe-pen rond Aleppo in te zetten en trok zich uit de overwegend Koerdische steden terug. Alleen in Qamishlo en Hassaké zijn op sommige plekken nog regeringstroepen en dat leidt tot een onge-makkelijke co-existentie.

Half november 2013 was de bestuurlijke autonomie van Koerdisch Syrië een feit. Vanaf nu waren er drie kantons: Jazira, Kobani en Afrin, met elk een eigen bestuur. Velen zagen hier een verkapte coup d’état van de pyd in. Sommige Koerdische partijen maakten bezwaar, maar beseften tegelijk dat ze weinig konden uitrichten. In laatste instantie kan de pyd beschikken over de vuurkracht van de door de pkk getrainde Volksbeschermingseenheden (ypg/ypj). Deze militie claimt over zestigdui-zend strijders te beschikken, waarvan veertig procent vrouwen. Tijdens ons gesprek verhult Asia niet dat er zeer nauwe banden tussen de twee bestaan.

Net als de Koerden in Irak kregen ook Syrische Koerden te maken met IS. Het front is nog steeds volop in beweging. Tijdens mijn verblijf in Rojava veroveren de Koerden het overwegend Arabische stadje Tell Abyad, zodat ze twee kan-tons met elkaar kunnen verbinden. De euforie ging echter snel over in paniek toen IS vervol-gens een verrassingsaanval op Kobani uitvoerde waarbij honderden doden en gewonden vielen. En nadat ook Hassaké was aangevallen kwam er een vluchtelingenstroom op gang die lange files veroorzaakte op de doorgaande weg langs de Turkse grens.

Toch is het elan na anderhalf jaar vechten nog altijd groot. De frontlijnpositie die ik bezoek beschikt slechts over een DShK-machine-geweer. Botan Cizir, de 28-jarige commandant, erkent dat hij graag de beschikking over meer zware wapens had gehad, maar brengt tegelijk het onfortuinlijke lot van het Iraakse regerings-leger in herinnering. ‘Het is het moreel dat telt’, zegt hij. En dat wordt gevoed door het hogere doel dat de pyd nastreeft. Nieuwe rekruten gaan niet naar het front voor ze zich de beginselen van de leer van Öcalan eigen hebben gemaakt, een cursus van een week of zes.

In het kantoor van de pyd heeft Abdulla steeds aan een half woord genoeg, op vragen volgen gestructureerde betogen, colleges bijna. Geduldig legt ze de notie van ‘democratisch con-

federalisme’ uit, een model dat volgens haar in heel Syrië een kans zou moeten krijgen. Maar het kloppende hart van de Rojava Revolutie, zo benadrukt ze, blijft vrouwenemancipatie. ‘Het kapitalisme en de natiestaat zijn niets anders dan voortbrengselen van eeuwenlange man-nelijke dominantie. Ieder alternatief begint daarom bij de strikte gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen. Van daaruit kunnen we bouwen aan een samenleving waarin de mens waarlijk vrij is.’ Het vloeit eruit alsof er een revo-lutionair tekstboek wordt opgedreund.

En feitelijk gebeurt dat ook, want de leerstel-lingen die Asia Abdulla zo routineus opsomt zijn stuk voor stuk afkomstig uit de revolutionaire catechismus van Abdullah Öcalan. Na de val van de Berlijnse Muur groeide bij de pkk-leiding het besef dat het bestaande ideologische fundament niet langer voldeed. ‘De marxistische notie van klassen correspondeerde niet met de werkelijk-heid, het bleek geen zinvolle schematisering’, zegt Altun. In 1999 werd Öcalan in Nairobi door Turkse geheim agenten in de val gelokt en overgebracht naar een gevangenis op een eiland in de Zee van Marmara. Hier kwam hij in con-tact met het werk van Murray Bookchin (1921-2006) een Amerikaanse sociaal-libertaristische denker. Hoe dat precies gebeurde, is niet dui-delijk. Bezoek van buiten mocht Öcalan de

eerste jaren niet ontvan-gen. ‘Was het de Turkse staat zelf? Het is allemaal uiterst schimmig’, zegt Martin van Bruinessen, emeritus hoogleraar aan de Universiteit Utrecht,

die het Koerdische vraagstuk al decennia op de voet volgt.

Öcalan heeFt steeds gezegd dat hij niets lie-ver wil dan Bookchins denken op het Midden-Oosten toepassen. Het beoogt democratisch zelfbestuur van onderop, vergelijkbaar met de Zwitserse kantons. Veel aandacht is er ook voor vrouwenemancipatie, tolerantie ten opzichte van minderheden en ecologie. ‘Democra-tisch confederalisme’, noemde Öcalan de vari-ant waarmee hij zelf op de proppen kwam. In Turkije mondde het uit in de stichting van de pro-Koerdische regenboogpartij hdp. Maar in het noordoosten van Syrië kwam het dus tot een heuse alternatieve staatsinrichting. Er zijn volksraden op buurtniveau, rechtbanken met juryrechtspraak, en Qamishlo kent sinds kort zelfs een volksuniversiteit, de Mesopotamië Academie, die crash courses in het denken van Abdullah Öcalan verzorgt.

Janet Biehl, een Amerikaanse activiste die het gebied eind 2014 samen met David Graeber bezocht, beziet de Rojava Revolutie met een wel-willend oog. Biehl was jarenlang de partner van Bookchin en is de bezorger van zijn ongepubli-ceerde werk. ‘Problemen zullen er ongetwijfeld zijn’, schreef ze in een reisverslag. ‘Maar naar wat ik ervan meekreeg staat Rojava voor tolerantie en pluralisme in een deel van de wereld dat zijn

Nieuwe rekruten gaan niet naar het front voor ze zich de beginselen van de leer van Öcalan eigen hebben gemaakt

Page 38: De Groene Amsterdammer 43-2015

E-mail

Telefoon

Naam

35%KORTING

E-bikes tijdelijk tot

Postcode/Plaats

Adres

Stuur de coupon zonder postzegel naar Stella Fietsen, antwoordnummer 725, 8070 WB Nunspeet 1510-Groene Amsterdammer

Ja, ik wil graag de gratis brochureDhr. Mevr.

0341 - 25 22 66Vul de coupon in,

ga naar Stellafietsen.nlof bel naar:

E-BIKESAL VANAF

€999*A

ctie

geld

ig t/m

zate

rdag

14

nove

mbe

r a.s.

Prij

swijz

iging

en, d

ruk e

n ze

tfout

en vo

orbe

houd

en.

35%Actie geldig t/m zaterdag

14 nova.s.

1510-Groene Amsterdammer

Gratis proefrit op

één van onze e-bikes?

(bij u in de straat)

Vrijblijvende

demonstratie

& service aan huis

Of bezoek onze nieuwe showroom

Oosteinderweg 90 in Nunspeet

Ma-Vr 8:30 - 17:30 Za 9:00 - 17:00

1510-GroeneAmsterdammer.indd 1 20-10-15 11:36

Page 39: De Groene Amsterdammer 43-2015

22.10.2015 De Groene AmsterDAmmer 39

portie fanatisme en onderdrukking wel heeft gehad.’

Critici menen dat de pyd, hoe goed haar bedoelingen ook mogen zijn, bezig is het noord-oosten van Syrië in een eenpartijstaat te veran-deren. Zo’n criticus is Sa’ad, een 36-jarige Koerd die tot 2012 als leraar Engels op een particulier taalinstituut werkte. Van hem was me verteld dat hij me de ‘andere kant’ van Rojava kon laten zien. We spreken af in een loungebar op de rand van de christelijke wijk van Qamishlo. Elders in de stad domineren afbeeldingen van Öcalan en ypg-martelaren. Maar hier staren twee mar-meren beelden van vader en zoon Assad elkaar van weerszijden van een kruispunt aan. Binnen draait een dj acid jazz van St. Germain, op zijn onderarmen zijn grote Assyrische kruizen geta-toeëerd. Sa’ad en ik zijn de enige gasten. Hij haast zich te onderstrepen dat hij van Assad niets moet hebben. Met zijn wijsvinger strijkt hij langs zijn keel. Voor wat resteert van het regime zegt hij niet bang te zijn, wél voor wat de pyd of de ypg zou kunnen doen. ‘Ik heb veel respect voor de manier waarop ze strijd leveren tegen Islamitische Staat’, zegt hij. ‘Maar voor de rest?’

Sa’ad is een aanhanger van de partij van Massoud Barzani. Onder de Koerden waren er aanvankelijk twee rivaliserende kampen: een coalitie van linkse partijen waarbinnen de pyd dominant was versus een coalitie van partijen loyaal aan Barzani. Aan-vankelijk werd er in Erbil nog geprobeerd tot een akkoord te komen. Maar toen de pyd eenzijdig de autonomie verklaarde, was het volkomen dui-delijk wie er in Noordoost-Syrië de baas was. In een bittere verklaring beschuldigde Barzani de pyd ervan gemene zaak met het Assad-regime te maken. ‘Wat beoogt die revolutie van ze? Tegen wie is zij gericht? Ze hebben het gebied van het regime cadeau gekregen.’

In een achterafstraat van Amude spreek ik Mohammed, een herenboer die net als Sa’ad anoniem wil blijven. Hij vertelt hoe strijders van de ypg op 27 juni 2013 het vuur openden op een betoging van Barzani-aanhangers. Er kwamen drie mensen om, waaronder zijn zes-tienjarige buurjongen. ‘Het zijn terroristen!’ gromt hij. In de eetkamer zitten de overige familieleden bijeen. Mohammeds verhaal wordt ondersteund door een rapport (Under Kurdish Rule) van mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch, dat gewag maakt van intimida-tie en arrestaties van politieke tegenstanders – beschuldigingen die door de leiding van de pyd in een verklaring werden tegengesproken. ‘Bij de pyd zeggen ze dat ze voor alle Koerden werken, maar ze werken slechts voor zichzelf ’, vervolgt Mohammed, die zich geleidelijk steeds meer opwindt. ‘Ze zijn als Lenin, Stalin!’

niet alleen de Koerden zijn verdeeld, ook de christelijke minderheid is dat. Er zijn er die zich hebben aangesloten bij de Rojava Revolutie.

Maar een aanzienlijk deel is trouw gebleven aan Assad en heeft zich verschanst in eigen wijken in Qamishlo, waar christelijke milities patrouil-leren. Soennitische Arabieren zitten tussen alles in. In een Arabisch dorpje dat enkele dagen daarvoor op Islamitische Staat heroverd is, vraag ik een oudere man waar zijn loyaliteit ligt. Zijn antwoord is veelzeggend: bij wie de baas is. ‘Zoals in het hele Midden-Oosten.’

Osama Ahmed, oprichter van het Mandela House, een ngo die workshops en trainingen good governance verzorgt, benadrukt dat de pyd echt iets anders is dan het Assad-regime of Islamitische Staat. Hij houdt kantoor op de derde etage van een half afgebouwd flatgebouw in het centrum van Qamishlo. Op tafel slingeren koffiebekertjes, in een hoek staat een flip-over. ‘Laten we niet vergeten dat de pyd een hoop goede dingen doet. Ze hebben ervoor gezorgd dat er elektriciteit en water is, dat het vuilnis wordt opgehaald. Er is ruimte voor een vrije pers en ze laten de privé-sfeer intact.’

Ahmed steekt een Gitanes-sigaret op. ‘De donkere kant is dat de pyd zich publieke mid-delen toe-eigent en dat pluralisme van ze schiet serieus te kort. Er zijn hier te veel partijen die de doelstellingen van de Rojava Revolutie nastreven. Tegenspraak is er nauwelijks nog.’ Ahmed tikt zijn sigaret af, zijn blik dwaalt door

de vensterloze ramen naar buiten. ‘De pyd wil de macht aan het volk geven, maar in de prak-tijk geeft ze die aan de mensen in haar directe nabijheid. Daar is een woord voor.’ Hij kijkt veel-betekenend.

Toch ligt de zwakke plek van de Rojava Revo-lutie elders. Zo is daar Erdogan die heeft laten doorschemeren nooit een Koerdische staat aan de Turkse zuidoostgrens te zullen tolereren. Maar bovenal is er de snelle leegloop van het gebied. Elisabeth Kauria, de Assyrische vice-presidente van Jazira, vertelt me dat er in min-der dan een jaar tijd alleen al uit haar kanton meer dan 240 artsen zijn vertrokken, zodat er nu een tekort is. En niet alleen hoogopgeleide mensen, iedereen die de kans krijgt vlucht weg. Je ziet het bij de veerpont, hij gaat vol heen, maar komt leeg terug. In Qamishlo zijn weinig mensen in de straten, rolluiken zijn neergelaten, ramen dichtgespijkerd. Sa’ad schat dat van zijn familie inmiddels meer dan zeventig procent vertrokken is. Hijzelf wil wel, maar vooralsnog ontbreekt het hem aan middelen. Daarmee dreigt de Rojava Revolutie een revolutie zonder volk te worden. Abdulla erkent het probleem. ‘Daarom mogen we niet versagen’, zegt ze. ‘We moeten doorgaan, laten zien dat Rojava econo-misch levensvatbaar is.’

Terug in Cizre spreek ik Leyla Imret in de lobby van het Mêm u Zin Hotel. Voor het eerst

zie ik haar in een spijkerbroek. Het is eind juni en de parlementsverkiezingen zijn achter de rug. Ze oogt ontspannen. In Cizre behaalde de hdp 93 procent van de stemmen. Imret zegt blij te zijn dat de campagne afgelopen is, nu kan ze eindelijk aan de slag, bürgermeisteren, zoals ze zegt. Glimlachend wijst ze door het raam op de betonnen middenberm die ze groen heeft laten schilderen.

Het zal allemaal heel anders lopen. Eind juli grijpt Erdogan de moord op twee Turkse politieagenten aan voor een groots offensief tegen de pkk. De aanslag op de agenten was een vergeldingsactie voor de bomaanslag op een Koerdisch cultureel centrum, waarbij 34 jonge activisten omkwamen. Ze werd opge-eist door IS, maar sinds ‘Kobani’ beschuldigen Koerden de Turkse staat ervan de terreurgroep te steunen. Wat volgt is een luchtoffensief tegen pkk- kampen in Qandil. Rellen breken uit, Koer-dische steden verklaren zich ‘autonoom’, pkk-strijders zetten checkpoints op, gevolgd door acties van het Turkse leger. Geleidelijk verandert het zuidoosten van Turkije in een oorlogsgebied.

Al snel spitst het conflict zich toe op Cizre. Opnieuw worden er geulen gegraven, jongeren nemen de wapens op en het leger omsingelt de stad. Er komen berichten over burgerdoden en voedseltekorten. Ondertussen maakt de Turkse

minister van Binnen-landse Zaken bekend dat Imret per direct wegens ‘opruiing’ uit haar ambt is gezet. Aanleiding is een reportage van het Ame-rikaanse Vice, waarin ze

vaststelt dat er sprake is van een ‘burgeroorlog’ in Turkije. Zelf neemt ze er pas later kennis van. Op het moment van de aankondiging zit ze afge-sloten van de buitenwereld in een huis in Cizre waar ze waakt over een groep vrouwen met jonge kinderen.

maar die zaterdag in juni is alles licht en hoop-vol. De toekomst lijkt open. Na het gesprek in de hotellobby rijdt Imrets jongere broer ons naar de begraafplaats van de stad, een ommuurd terrein nabij de Tigris. De dag loopt op zijn einde, de zon kleurt goud, grafstenen werpen lange schaduwen. Te midden van roze en gele stok rozen vinden we het graf van Hasîm Zana, Leyla’s vader – een grote marmeren tombe. Zo nu en dan bezoekt ze het graf. Op de achterkant zijn in rood en geel twee sterren ingelegd, het beeldmerk van de pkk. Dat is recent gedaan, vertelt Imret, en eigenlijk is het verboden. ‘De politie kan het verwijderen’, zegt ze zacht. Het lijkt haar niet te verontrusten.

Dit artikel is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projec-ten ( fondsbjp.nl). Een uitgebreide versie van dit verhaal verschijnt als e-book bij uitgeverij Fosfor ( fosfor.nl).

De dag loopt op zijn einde, de zon kleurt goud. Te midden van roze en gele stokrozen vinden we het graf van Hasîm Zana

zie groene.nl voor dossier kruitvat midden­oosten

Page 40: De Groene Amsterdammer 43-2015

Briefwisseling over ironie

De mens en zijn overbodigheidIn zijn essaybundel Vechtmemoires bestempelt Joost de Vries ironie als iets voor oudere generaties. De nieuwe generatie wil ernstig genomen worden. Onmogelijk, volgens P.F. Thomése. ‘We zijn ertoe veroordeeld een rol te spelen.’

door p.F. thomése & joost de vriesbeeld gabriël kousbroek

Beste Joost,

We moeten het er toch even over hebben. In je Vechtmemoires zet je de ironie weg als een overleefde stijlvorm, iets voor oudere generaties. Zou het waar zijn, zou ik niet hebben opgelet? Al sinds Socrates werkt de ironie als middel om onze relatie tot de wereld te onderzoeken. En nu, ergens onderweg tussen jou en mij, zou dat middel ineens uitgeput zijn? Je betoog is toepasselijk getiteld ‘Waar we het over hebben als we het over ironie hebben’. Inderdaad krijg ik sterk de indruk dat jouw iro-nie niet de mijne is. Jij maakt je in je essay in de eerste plaats druk over allerlei lifestyle-probleempjes van jonge mensen. Vervolgens definieer je ironie als een flauw trucje om niet te hoeven zeggen wat je meent. Of niet te hoeven menen wat je zegt. Het zou wel eens de ziekte van deze tijd kunnen zijn, stel je misprijzend. Inderdaad leven we in het tijd-perk van de self advertisement. Het is niet anders, de media zijn social

geworden. De babbelaars hebben het voor het vertellen. Dat is zo’n gênante aangelegenheid

dat het voor hen kennelijk nood-zakelijk wordt een dubbele

bodem in te bouwen. Een bodem waar iedereen

vervolgens dubbel en dwars doorheen zakt.

Page 41: De Groene Amsterdammer 43-2015

22.10.2015 De Groene AmsterDAmmer 41

Jij zegt dat het anders moet. Houd op met die dubbele bodems, zeg je, wees oprecht. Sta in voor wat je zegt en wat je doet. Wees eerlijk.

Je had ook kunnen zeggen: houd op met het gebabbel, met je non-stop self advertisement, stap uit je enge ikje en laat je meevoeren door de machtige stromen van het denken dat onpersoonlijk is. Want mijns inziens is niet de gemakzuchtige ironie de kern van de zaak, maar het continue zelfcommentaar waartoe de permanente online-mens zich heeft verplicht. Iedereen ondertitelt tegenwoordig zijn eigen leven, illu-streert het met foto’s en verspreidt dit zelfbeeld onder zijn honderden of duizenden volgers.

Ik kijk daar niet van op. Online de aandacht trekken is slechts een nieuwe fase in de eindeloze worsteling van de moderne mens met zijn overbodigheid.

Jij komt in opstand tegen die overbodigheid. Uit jouw hele stuk spreekt een verlangen jezelf serieus te nemen en serieus genomen te worden. Je vindt het belangrijk om ‘ergens van overtuigd te zijn’ en je vindt het idioot dat ik daar ‘bang’ voor zou zijn. Kijk, Joost, eh, hoe zal ik het zeggen. Natuurlijk zijn geloof en overtuiging nodig om je eigen kleine bergjes te kunnen verzetten, ook ik ben daarin niet anders. Toch zijn we, ook als we volledig overtuigd zijn van wat we doen c.q. moeten doen, ertoe veroordeeld een rol te spelen. Die hoeven we niet eens zelf te verzinnen, ze wordt ons toegekend door de toevallige betrokkenen die ons gadeslaan. Die rol ligt niet vast, die kan in elke nieuwe situatie opnieuw gestalte krijgen. In de ogen van de ander zijn we of tragisch of komisch. Je kunt je daar druk over maken of niet druk over maken, over die blik van anderen. Zelfbewuste mensen maken zich er wél druk over en proberen die objectivering door anderen te manipuleren. Hier komen we op het terrein van de lifestyle, waar jij zo mee worstelt.

Lifestyle is de esthetische uitdrukking van een ethisch ideaal: het perfecte leven. Niet: zo ben ik. Maar: zo wil ik zijn. In die zin is het lifestyleplaatje een parodie op het volmaakte leven, een kitschachtige samenvatting van iets wat niet bestaat. Ironie pur sang.

Die esthetisering van de ethiek zie ik in jouw kringen steeds optre-den. Het gaat over die overmatig zelfbewuste jongvolwassenen uit de middenklasse met hun voortdurende obsessie met ‘hoe kom ik over?’.

In mijn ogen kan zoiets – zoals altijd bij ijdelheid – slechts leiden tot lulligheid en belachelijkheid. Men zegt: ik wil de wereld ernstig

nemen. Men bedoelt: ik wil door de wereld ernstig geno-men worden. Dat is ipse facto ridicuul, aangezien de

wereld zich van onze beweegredenen niets aan-trekt. Op het moment dat een vulkaan uitbarst wordt het vanzelf ernstig. Daar heeft de wereld Joost de Vries niet voor nodig.

Dit ernstig genomen willen worden is inder-daad een generationeel probleem, het is zelfs een

generationeel perpetuum mobile. Alle jonge men-sen willen meetellen in een wereld die alvast zonder

hen is begonnen te draaien.De moderne mens en zijn overbodigheid. De

moderne mens en zijn stuntelige pogingen die overbo-digheid te overwinnen. ‘Het verschil maken’, zoals het in

lifestyle-taal heet. New Sincerity wordt de stroming van (Amerikaanse) schrijvers genoemd, ‘die weer oprecht durven

zijn’, om in het jargon te blijven. Bij zulke zelfverklaarde oprechtelingen is het masker aan het gezicht vastgegroeid, wat altijd lastig is als je een rol aan het spelen bent. Jij zegt dat dit goed is, zo’n met het gezicht vergroeid masker. Als iemand niet anders kan, moet het wel waar zijn wat hij doet. ‘Ik draag geen masker, want ik zie het niet.’ (Vergelijk de slapstick scène van de man die zijn bril niet kan vinden omdat hij die op zijn voorhoofd heeft.)

‘Waar ben je bang voor?’ Dat zal ik je zeggen. Ik ben bang voor men-sen die geloven dat de rol die ze spelen echt is. Die ophouden met naden-ken. Die op een gegeven moment een streep zetten en zeggen: dit is het. Hier gaan we het mee doen.

Richard Rorty – wie kent hem nog? – spreekt in dit verband van een ‘final vocabulary’. Eindtaal. Het is een wijze van spreken die geen twijfel

toelaat en ook geen tegenspraak. Er worden waarheden mee uitgedrukt die je op hun woord moet geloven. Een final vocabulary is anti-intellectueel, anti-democratisch en, voor wat het jou waard is, anti-literair. Het zijn woorden waar buiten niets bestaat. Tota-litaire taal. Definitief tot de dood erop volgt.

Voor Rorty – ik volg hem in zijn Con-tingency, Irony and Solidarity – is ironie essentieel voor een democratische rechts-staat waar mensen zich op intelligente wijze met elkaar verstaan. ‘Irony is redescription.’ Ironisch denken betekent herformuleren. Nieuwe woorden vinden. Ironie is derhalve sowieso conditio sine qua non voor het schrijven. Maar het is tevens de belangrijk-ste bouwsteen voor de open samenleving.

Zonder ironie raken we verstrikt in de dogma’s en propaganda van final vocabularies. Jij noemt dat wantrouwen tegen totalitair denken een ‘generationeel probleem’. Ik zou daar niet zo zeker van zijn. Het zijn jouw leeftijds genoten die tegenwoordig met hun final vocabulary en hun onthoofdings messen heel humorloos de genocide verheerlij-ken. Het zijn jouw leeftijds genoten die tegen dit terrorisme ‘harde veiligheids maatregelen’ eisen. De totalitairen hebben langzamerhand weer het hoogste woord.

Dan heb ik het nog niet over de totale ironieloosheid van het inter-nationale beleidsjargon, dat een angstaanjagende verspreiding heeft. Het is een jargon waarin kritiek per definitie ‘negatief ’ is. Waarin de ontkenning – als ondermijning van de waarheid – bij voorbaat deel uitmaakt van het kwaad en derhalve geen bestaansrecht heeft. Onder-mijnende geesten horen niet thuis in het ‘positieve verhaal’ dat de ano-nieme beleidsmaker verkondigt. Beleid is bouwen, kritiek is breken.

En ten slotte is ook de daadkracht der jonge generatie die je in je eigen anti-ironie-essay met zoveel jeugdig elan proclameert, de uit-drukking van een eindtaal. Oudere schrijvers als ik zouden ‘[uitkijken] over een landschap dat inmiddels allang geruimd is’. Let op de termi-nologie van het begrafeniswezen. Nee, dan ‘de jongere generatie schrij-vers, (…) zij kijkt uit over een landschap dat wijd open ligt en dat nu bebouwd kan gaan worden. Als je iets wilt bouwen, kan ironie nooit je materie zijn. Waarom zou je iets willen opschrijven wat alleen tussen aanhalingstekens kan staan?’ Dergelijke taal maakt zichzelf waar door te stellen dat zij waar is. Het zijn laatste zinnen, zinnen waaraan niets meer toe te voegen is.

Terwijl er heel wat over te zeggen valt. Zo had je best mogen uit leggen wat jonge schrijvers in hemelsnaam ‘bouwen’ in dat ‘wijd open land-schap’. Sorry dat ik het toch nog even tussen aanhalingstekens plaats, maar anders is het mij wat te pompeus. Het klinkt me zo Rutte-achtig, dat ‘bouwen’. Herschrijven dat woord, zou ik zeggen. Dat kan beter. Met een beetje ironisch vernuft vind je vast iets beters, want iets maken kan ook met humor hoor, en met relativering. Dat deed collega Shake-speare ons al zo onnavolgbaar voor. Neem je zelf iets minder serieus en je instrumentarium als schrijver juist iets meer, dan zul je begrijpen hoe onmisbaar de ironie is en hoe onleefbaar de wereld zal worden als jullie dat hele wijd open landschap gaan dichtbouwen zonder nog maar een moment aan haar te denken.

Pas op voor het drijfzand van de managersretoriek, Joost. Blijf naden-ken, blijf ontkenningen zoeken. Een laatste woord is ook altijd weer een eerste woord – van iets geheel anders. Vandaar dat tegenspraak en ont-kenning zo vruchtbaar zijn. Verlies dat niet. Schaf de ironie niet af. Wan-trouw de bouwers. Voor je het weet benemen ze je het zicht. Houd het verlangen in stand. Je bent een schrijver, je speelveld is de oneindigheid. Net als dat van God, ja. Baken het alsjeblieft niet al te zeer af.

een oprechte groet,Frans

Ironie is de belangrijkste bouwsteen voor de open samenleving. Zonder ironie raken we verstrikt in dogma’s en propaganda

Page 42: De Groene Amsterdammer 43-2015

42 De Groene AmsterDAmmer 22.10.2015

Relativering zit in ons DNA. We weten zo goed wie we zijn dat we bijna niet meer durven te bedenken die we zouden willen zijn

Beste Frans,

Ik heb zojuist de verfilming van jouw J. Kessels gezien – wat moet dat een feestje voor je zijn geweest. Wat een heerlijk vette ongein. En: als je haargrens dat al niet was in de Nederlandse Letteren, dan heeft Fedja van Huêt hem nu voorgoed legendarisch gemaakt.

Op de perspresentatie van de film vertelde een medewerker van jouw uitgeverij dat ze vlug jouw ‘grootste romans’ in chique edities gaan heruitgeven. Fijn moet dat zijn. Toen hij het zei dacht ik: is dit niet een aangewezen aangelegenheid om eens het grote, definitieve essay over het oeuvre van P.F. Thomése te schrijven? De beschouwing die alle andere beschouwingen over P.F. Thomése overbodig maakt, het laatste woord?

En toen dacht ik aan wat je me schreef. Over ‘eindtaal’, over een ‘final vocabulary’. Kijk, ik weet heel goed dat wat ik ook over je zou kunnen schrijven, ik er niemand van zou overtuigen dat dat ‘het laatste oordeel ooit’ zou zijn. Gelukkig, want intelligente literatuur is altijd op meer dan één manier uitlegbaar. Maar wat nu als ik het stuk schreef met alleen dat in mijn achterhoofd, dat wat ik op papier zet ‘ook maar een mening is’, een van de oneindig vele? Dat is een gedachte die elke ambitie zou ondermijnen. Committeer ik mezelf niet veel diepgaander als ik denk: dit is de enige mening die telt – en hier komt de essentiële twist – ook al weet ik dat dat niet zo is?

Ironie als herformuleren klinkt mooi en literair, ‘irony is rediscrip-tion’. Daar kan ik het niet mee oneens zijn. Jij zegt: jullie ironie heeft met lifestyle te maken, met ‘de esthetische uitdrukking van een ethisch ideaal (…) Niet: zo ben ik. Maar: zo wil ik zijn.’ Jij zegt: kies voor rela-tivering. Ik zeg: maar beste Frans, die relativering zit in ons dna, die relativering vergeten we echt geen seconde hoor. We weten zo goed wie we zijn dat we bijna niet meer durven te bedenken wie we zouden willen zijn. Dat is de ondermijning, hoe omzeil je die? Want wie wil er nu zijn zoals hij is, wie wil er niet beter zijn?

Ik weet trouwens niet wie ‘we’ zijn, ik heb niet het idee namens iemand te spreken – alleen al zo op schrift klinkt het al veel meer abso-luut en minder ambigue dan ik het voel. Maar Philip Huff zei laatst iets interessants bij Buitenhof, dat het de uitdaging is van deze generatie om zich te verhouden ‘tot het Grote Niets dat Mark Rutte heet’.

Misschien ben ik te onbekend met final vocabulary, met eindtaal. Rorty’s Contingency, Irony and Solidarity is van 1989 – ik beloof het bij deze op mijn leeslijstje te zetten. Tijdens mijn studie was een boek over de wereld van na 1989 in zwang, namelijk Francis Fukuyama’s The End of History and the Last Man, waarin hij betoogde dat nu het IJzeren Gordijn was opengeschoven, de wereld zich kon gaan opma-ken voor een eensgezinde liberale vrijemarktdemocratie. Dat boek was een boksbal, want ik studeerde geschiedenis en internationale betrek-kingen toen de war on terror net op zijn hoogtepunt was. Fukuyama gold als een wild anachronisme, iemand die door Mohammed Atta en Osama bin Laden belachelijk was gemaakt; het Bush-tijdperk behoorde niet aan Fukuyama toe, maar aan mensen als Samuel P. Huntington met hun ‘botsende beschavingen’. En toch lijkt Fuku-yama inmiddels sluipenderwijs gewonnen te hebben; de beschavingen botsen volop, maar nog steeds heerst in het Westen het idee dat de geschiedenis af is, dat politiek een kwestie van modderen is, regeltjes maken, dat Groot Geld bepaalt.

Hier aan de redactietafel, in het souterrain van De Groene, voerden we laatst een interessante discussie. Een redacteur wilde schrijven over zijn teleurstelling in de Partij van de Arbeid. Volgens hem had de partij haar sociaal-democratische idealen in dit kabinet met de vvd voorgoed te grabbel gegooid. Ik wist niet zo goed waar hij het over had. Mijn col-lega had nog Den Uyl in zijn hoofd, ik ken daarentegen de pvda niet beter dan als de partij van Wim Kok, die zijn ‘ideologische veren’ osten-tatief had afgeworpen, als de partij die meedenkt met marktwerking en privatisering, de Derde Weg. En bovendien, nog los van de pvda, in de kabinetten zoals ik ze heb meegemaakt kan iedereen met iedereen rege-ren, en heeft iedereen met iedereen geregeerd, zonder op onoverkome-lijke ideologische gewetensbezwaren te stuiten. Ze zijn centrum-links

geweest, dan weer centrum-rechts – Mark Rutte gaat er prat op dat hij niet iemand van grote vergezichten is. Geen eindtaal bij hem. Spreekt Geert Wilders eindtaal? Hij lijkt misschien verliefd op het geweld van zijn eigen woorden, maar hij doet geen seconde een poging ze serieus om te zetten in beleid. Veel woorden, geen daden – dat is pas ironie, dat is pas jezelf niet committeren.

Wat denk jij: leven we nu in het Grote Niets, of zie jij echt overal eindtaal opduiken?

De wereld trekt zich niets aan van onze beweegredenen, daar heb je gelijk in. Op een dag barst de vulkaan. Op een dag smelten de pool-kappen en staat Nederland tot aan het drielandenpunt onder water. Op een dag verandert de zon in een Rode Reus en verschroeit hij alle men-sen, dieren, planten, gebouwen en boeken (zelfs de onze!) op deze aarde. De vraag is, Frans, gaan we daar als couch potatoes op zitten wachten, of gaan we in de tussentijd proberen iets van betekenis te verzinnen?

Beste groeten, j.

Beste Joost,

Je voert de ironie op als een keurslijf waar je uit los wilt breken. Het is voor jou en je generatie een vloek. De ironische conditie, die alles klein maakt wat jullie in het groot dromen. Het is het kleine, venijnige stem-metje in je achterhoofd dat je het liefst het zwijgen op wilt leggen.

Over dit stemmetje hebben we het kennelijk, als het aan jou ligt. Het is precies dat stemmetje dat David Foster Wallace het zwijgen op wilde leggen in zijn fameuze essay ‘E Unibus Pluram. Television And U.S. Fic-tion’ (in: A Supposedly Fun Thing I’ll Never Do Again, 1997). Als exces-sief televisiekijker constateerde Wallace dat het hele openbare gedrag – in talkshows, in series, in reclamefilmpjes – gekenmerkt wordt door zelfironisering, waardoor elke uiting en uitspraak dubbelzinnig wordt. Nu zou je dit interessant kunnen vinden, ware het niet dat er geen ver-dubbeling ontstaat, maar juist een vereenvoudiging: niets neemt zich-zelf serieus, alles wordt vrijblijvend. Niets heeft nog betekenis, het heeft geen zin om nog ergens in te geloven.

De aanklacht van Wallace, die epidemisch is geworden onder jongere schrijvers en intellectuelen, richt zich niet zozeer tegen de ironie als lite-raire stijlfiguur of filosofische houding, als wel tegen het cynisme, het nihilisme en de vrijblijvendheid van de massacultuur waardoor wij allen – gelijk Jona door de walvis – zijn opgeslokt. Gevangen in die megamaag die, onverzadigbaar, ons vooralsnog niet wenst uit te kotsen.

En dan te bedenken dat Wallace zijn essay al publiceerde voordat wij in het wereldwijde web verstrikt waren geraakt. Al die über-zelf-bewuste lege poppetjes die ons – en zichzelf! – willen doen geloven dat ze echte mensen zijn, die zichzelf zo goed kunnen nadoen dat ze

echter dan echt lijken. Het is de echtheid van studiolicht, van de visagie, de lifestyle, de eigen Facebookpagina, de make believe. Waar iedereen zichzelf zo vaak herhaalt dat hij ten slotte wel waar móet zijn.

De oproep die Wallace doet, is: verzet je tegen de gekunsteldheid van al deze dingen, tegen de massale uitholling van betekenis-sen, wees oprecht, koester je naïviteit. Imi-teer het leven niet, geloof in het wonder. Het is de uitdrukking van een verlangen naar waarachtigheid, de affirmatie van de aloude christelijke trits geloof, hoop en liefde. En als zovele verlangens en bevestigingen komt het mij in de eerste plaats voor als een aan-sporing van Wallace aan zichzelf. Iedereen die arbeidt in de kunsten zal dit wensdenken herkennen. Iets maken wat echt is.

Page 43: De Groene Amsterdammer 43-2015

22.10.2015 De Groene AmsterDAmmer 43

Dit echtheidsverlangen gaat al net zo lang mee als de topos van Pygma-lion. De beeldhouwer Pygmalion heeft uit het marmer zo’n schitterend vrouwenbeeld gehakt dat hij er verliefd op wordt en niet kan verkroppen dat het niet ‘echt’ is. Liefdesgodin Aphrodite verhoort zijn smeekbede en brengt het beeld tot leven. Volgens de overlevering blijft het niet bij kussen en strelen, maar verwekt de gelukzalige kunstenaar ook nog een zoon bij zijn zelfgemaakte geliefde.

Is het deze naïviteit waar Wallace naar verlangt, het onvoorwaarde-lijk willen geloven in je eigen maakwerk, zo sterk dat je vergeet dat je het zelf hebt gemaakt? Het problematische van het begrip echtheid is dat je er ook zijn tegendeel bij krijgt. Wat is onechtheid voor criterium? In het geval van Pygmalion moeten we het reserveren voor kunstenaars die niet verliefd worden op eigen werk, die, zelfs wanneer het gedrukt is, blijven twijfelen aan de juistheid van dit woord of dat beeld. Ik ken veel schrijvers die verliefd worden op hun eigen uitwerpselen en ik ken er veel die nooit tevreden zijn over wat zij hebben gedaan. Het zegt niets over de kwaliteit van hun werk.

Of zoekt Wallace de echtheid – de oprechtheid, de naïviteit, het geloof – in de intentie van de schrijver? Ongetwijfeld. Ik lees zijn zoe-kende betoog als een poging te ontkomen aan een cynische literatuur-opvatting, waarbij de ingewijde (=de auteur) de tricks of the trade inzet om de argeloze buitenstaander (=de lezer) een rad voor ogen te draaien. Naïviteit moet ons redden, is zijn conclusie. De onschuld van het Lam Gods, denk ik er dan achteraan, want op deze wijze raken we verstrikt in de christelijke paradox van de verloren onschuld die hervonden moet worden. Wéér onschuldig worden, de zonden van het cynisme van ons afwassen. Ik druk me ironisch uit omdat ik niet anders kan, want onschuld waar je weet van hebt, is onmogelijk. Of je bent onschuldig, of je hebt weet van de vormen waarin de dingen zich voordoen, een tussen-oplossing bestaat niet.

Het onschuldverlangen dat Wallace uitdrukt, is een verlangen naar een onmogelijkheid. Zelf verworven onschuld: het is een paradox die

automatisch leidt tot een ironische conditie. Maar als het onmogelijk is de onschuld te bewerkstelligen, is het nog niet onmogelijk om ernaar te streven. Sterker, streven naar het onmogelijke lijkt me een uitstekende definitie van het schrijverschap. Iedere schrijver (die die naam waardig is) ziet zich gesteld voor iets onvoorstelbaars, iets wat pas zal bestaan als het gemaakt is. Tijdens het maken tast de maker in het duister, onwe-tend van wat het worden gaat, ploetert hij in alle onschuld voort. Deze naïviteit lijkt me een voorwaarde om je aan het schrijven te wagen. Iro-nie en cynisme lijken me het geloof in een goede afloop alleen maar in de weg te staan. Deze werkhouding zou je ‘eerlijk’, ‘oprecht’, ‘geloofwaardig’ et cetera kunnen noemen, maar wat zegt dat over de waarde en beteke-nis van het betreffende werk?

In de hedendaagse kritiek is de echtheidsverwarring zo langzamer-hand het discours gaan beheersen. Regelmatig zie ik de begrippen ‘echt’,

‘eerlijk’, ‘oprecht’, ‘authentiek’ en ‘waarachtig’ opduiken ter bekrachtiging van het betoog. Het is echter in de meeste gevallen niet dui-delijk waar ze naar verwijzen: naar de bedoe-lingen van de auteur, naar de tekst zelf of naar de inwerking op de lezer. Maar hoe kan een criticus weten of een auteur ‘oprecht’ is geweest tijdens het schrijven? En hoe zit het met een auteur die oprecht en authentiek is in zijn intenties, maar onbeholpen en cliché-matig in de uitdrukking ervan?

Waarde en betekenis krijgt een boek pas in de buitenwereld. Als er ergens cynisme heerst, is het daar. Daar ligt dan ook het probleem voor ons schrijvers. Wij schrij-ven onze boeken van binnenuit en de lezers benaderen ze van buitenaf. En nooit zullen onze blikken elkaar ontmoeten. Natuurlijk

Een schrijver oprecht noemen of een verhaal echt is onzinnig. Het interessante van een kunstwerk is nu eenmaal dat het gemaakt is

Page 44: De Groene Amsterdammer 43-2015

HET SHANGHAI BALLET

MET MEER ZWANEN DAN U KUNT TELLEN!

HET GROOTSTE

ZWANENMEERTER WERELD®

B E T O V E R E N D E K E R S T S E R I E S T A R D U S T T H E A T R E B . V . P R E S E N T E E R T

RAI THEATER • VAN 23 T/M 30 DECEMBER • WWW.RAITHEATER.NL • 0900-33 11 333 (€ 0,45 P.M.)

CHASSÉ THEATER BREDA • 17 T/M 20 DECEMBER • WWW.CHASSE.NL • 076-530 31 32VERDER: MARTINIPLAZA GRONINGEN • 1 T/M 3 JANUARI • WWW.MARTINIPLAZA.NL • 050-522 27 97

WILMINK THEATER ENSCHEDE • 5 EN 6 JANUARI • WWW.WILMINKTHEATER.NL • 053-48 58 500NIEUWE LUXOR THEATER ROTTERDAM • 8 T/M 10 JANUARI • WWW.LUXORTHEATER.NL • 010-484 33 33

THEATER HEERLEN • 12 EN 13 JANUARI • WWW.PARKSTADLIMBURGTHEATERS.NL • 045-571 66 07THEATER ORPHEUS APELDOORN • 14 EN 15 JANUARI • WWW.ORPHEUS.NL • 055-527 03 00

WORLD FORUM THEATER DEN HAAG • 16 EN 17 JANUARI • WWW.WORLDFORUM.NL • 0900-33 11 333 (€ 0,45 P.M.)

Z I E V O O R M E E R I N F O R M A T I E W W W . S T A R D U S T T H E A T R E . C O M

HET

SHANGHAISHANGHAI SHANGHAI HET

SHANGHAIHET

BALLET

VAN 23 T/M 30 DECEMBER • WWW.RAITHEATER.NL 0900-33 11 333

Page 45: De Groene Amsterdammer 43-2015

22.10.2015 De Groene AmsterDAmmer 45

kun je proberen je lezers te imiteren, hun eisen en verwachtingen over-nemen en iets fabriceren wat zij zich van een boek voorstellen. Span-nende plot, herkenbare karakters, simpele stijl – om het bij de lezers-top-drie te houden. Maar een goed boek is juist een boek dat door de lezer onvoorstelbaar werd geacht.

Wat een lezer doet, als hij zo’n onvoorstelbaar boek leest, is het omzet-ten van het onvoorstelbare naar het bekende, zodat hij het onvoorstel-bare boek kan navertellen als een boek dat je allang dacht te kennen. De terminologie van de lezer is namelijk niet toereikend. Anders had hij het boek zelf wel geschreven. Een lezer gebruikt daarom typische lezerswoorden zoals echtheid, oprechtheid, eerlijkheid, authenticiteit. Een lezer gebruikt deze woorden om aan te geven dat hij niet bedrogen wenst te worden. Hij wil zich overgeven aan het boek, erin opgenomen worden, het eigen maken, en dat gaat niet als de schrijver een bedrieger is die hem verderop vanachter de bosjes om zijn onnozelheid staat uit te lachen. De lezer wil de schrijver kunnen vertrouwen. Dat is zijn voor-waarde. Daar is-ie weer: The willing suspension of disbelief, het bekende fictie-postulaat van Samuel Taylor Coleridge uit zijn Bio graphia Litera-ria (1817). We weten dat het verhaal verzonnen is, maar we wensen het te beleven alsof het allemaal echt gebeurt. Coleridge noemt dit poetic faith. Wij willen óók met het beeld van Pygmalion naar bed, of het nou kan of niet. Deze dubbelzinnigheid is kenmerkend voor het lezen: we doen alsof, maar we doen alsof we niet alsof doen. Een verhaal is dan misschien niet echt gebeurd, maar als het goed is hebben we het mooi wel echt meegemaakt.

De echtheid die wij lezers zoeken, geldt dus de echtheid van de erva-ring. Een schrijver oprecht noemen of een verhaal echt is onzinnig. Een beeld is en blijft van steen. Het interessante van een kunstwerk is nu eenmaal dat het gemaakt is. Het is de gekunsteldheid, het vormbewuste, waardoor we ontroerd raken. Ontroering is overgave, het betekent dat je je wantrouwen opgeeft. Je gelóóft wat er staat. Wie ontroerd raakt, zet zichzelf in, voegt zichzelf toe aan het verhaal. In ons, argelozen, komt het kunstwerk tot leven. De woorden gaan onbekende verbindingen aan in het gemoed van de lezer, verbindingen waar de schrijver geen weet van had. De ontroerde lezer herschrijft het verhaal met zijn eigen gevoelens, hij schrijft het verhaal van de schrijver naar zichzelf toe. Op dit punt wordt de positie van de auteur ingewikkeld. Wat is nog van hem? Wat is van de lezer? Wij schrijvers baren reageerbuisbaby’s, het is aan de lezers om te bepalen of zij levensvatbaar zullen zijn.

Als schrijver kun je hier op twee manieren naar kijken. Als Pygmalion die gelooft dat zijn beeld werkelijk is gaan leven, of als de ironicus die zich verbaast over zoveel naïviteit. Ik verlies mij liever in het oneindige spel van de betekenissen, in de reflecties van de losse scherven werke-lijkheid als het licht van de genade erop valt. Dat is mij echt genoeg.

met welgemeende groet,Frans

Dag Frans,

Bij wat je schrijft over Coleridge’s Willing suspension of disbelief moet ik meteen denken aan Atonement van Ian McEwan. Het is in deze cate-gorie de beste mindfuck die ik ken. Een jong meisje, aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog, saboteert jaloers de liefde tussen haar zus en de buurjongen, door hem valselijk te beschuldigen van aanranding. De jongen moet verplicht in dienst, de oorlog slaat hen uit elkaar, maar ondanks alles, ondanks de oprukkende Duitsers, ondanks de dramati-sche terugtrekking vanuit Duinkerken, weet hij ternauwernood te over-leven en zijn liefde weer terug te vinden – eind goed, bijna al goed, want de geliefden willen nooit meer iets te maken hebben met het jongere zusje.

En dan, als het verhaal is afgelopen, volgt een korte epiloog. Je hebt dan al 350 bladzijdes gelezen; de epiloog is nog geen twintig bladzijdes

lang. In de ik-persoon richt het zusje, inmid-dels een gelauwerd schrijfster, zich tot de lezer: u heeft gelezen dat mijn zus en haar geliefde elkaar weer vonden. Dat was gelo-gen. Ik heb het verzonnen. Zij kwam om tijdens de Blitz, hij stierf op het strand van Duinkerken. Omdat ik me schaamde heb ik hun happy end verzonnen, in werkelijkheid hebben ze het niet gehaald.

Ik interviewde Ian McEwan ooit en hij vertelde dat lezers nog steeds woedend op hem waren. Hoe durfde hij zo met ze te spot-ten? Ze hadden honderden bladzijdes geïn-vesteerd in een verhaal, en vervolgens ver-telde hij in de epiloog eventjes dat het nep was. Wat een gotspe!

De grap is hier natuurlijk dat alles aan het verhaal nep is, die eerste 350 bladzijdes, maar ook die epiloog. Het is allemaal fictie. Het is alsof de lezers zich beroepen op een onschuld waarvan ze vergeten zijn dat ze die helemaal niet hebben. Dat zijn pas levensvatbare reageerbuisbaby’s!

Is het ondertussen heel zalvend als ik onze verschillen naar elkaar toeschrijf? Is het mogelijk om naar je eigen leven te kijken met een soort willing suspension of disbelief? Misschien levert dat de symbiose waarin ironie met oprechtheid wordt verbonden; dat je oprecht bent in wat je wilt en hoopt, terwijl je desondanks geen moment vergeet dat je een maskert draagt, of een rol speelt (zoals jij dat noemt)?

Het doet me denken aan L’armée des ombres, van de cineast Jean-Pierre Melville, mijn ideale Zomergasten-film. Het gaat over het Franse verzet in de oorlog, waarbij de verzetslui meer met elkaar vechten dan met de nazi’s. Wie te vertrouwen, wie niet. Melville toont verzet meer als een existentiële houding dan als een militaire strategie. Naar goed Frans cinematografisch gebruik regent het de hele film. Er komt geen personage in beeld die niet de kraag van zijn regenjas omhoog heeft geslagen.

Mijn lievelingsscène is de volgende: de hoofdpersoon, gespeeld door Lino Ventura, duikt tijdelijk onder op het landgoed van een wat oudere baron. Je ziet de twee mannen een wandelingetje maken door de tuinen: ‘Voor de oorlog was ik een gezworen vijand van de repu-bliek’, zegt de baron. ‘Mijn pachters, knechten, pikeurs en ik vormen een peloton gewapend met jachtgeweren en revolvers. Ik wilde – te paard – de prefectuur aanvallen als de royalisten in opstand zouden komen.’

Dit is meesterlijke storytelling. Dit is de enige scène waarin je de baron ziet en toch weet je alles van hem. Hij draagt een geruit jasje met een hoedje, met een snor die zo strikt onderhouden is dat de man wel een militair verleden moet hebben. En hij is een gezworen vijand van de Franse republiek, met andere woorden, hij is zo conservatief dat hij terugverlangt naar het royalisme van de negentiende eeuw.

Het is de enige scène waarin personages lachen. En ze lachen hierom: omdat ze allebei weten dat de fantasie van de baron heel duidelijk een fantasie is, ze zien er allebei het onmogelijke van in, daarom lachen ze. De manier waarop de baron ‘te paard’ zegt – met een olijk vingertje omhoog – geeft al aan dat hij zijn eigen nostalgie erkent.

En toch, en dit is de wezenlijke ironische paradox, en toch meent hij het. Hij ziet de onzin van zijn idee, en toch wil hij het. Het is cynisme en toch is het oprecht. Voilà; hij gelooft en gelooft niet tegelijkertijd, hij is ironisch en oprecht.

Ik hoop, beste Frans, dat je het veelzeggend vindt dat ik het beste voorbeeld van die symbiose dat ik zo snel kan bedenken, in fictie vind. Fictie als een spiegel, in wiens reflecties je soms zomaar iets kunt aan-treffen wat het fictionele overstijgt, en wat ook buiten het boek of de film van betekenis kan zijn. Daar teken ik voor.

Beste groeten, j.

Ian McEwan vertelde dat lezers nog steeds woedend op hem waren. Hoe durfde hij zo met ze te spotten? Wat een gotspe!

HET SHANGHAI BALLET

MET MEER ZWANEN DAN U KUNT TELLEN!

HET GROOTSTE

ZWANENMEERTER WERELD®

B E T O V E R E N D E K E R S T S E R I E S T A R D U S T T H E A T R E B . V . P R E S E N T E E R T

RAI THEATER • VAN 23 T/M 30 DECEMBER • WWW.RAITHEATER.NL • 0900-33 11 333 (€ 0,45 P.M.)

CHASSÉ THEATER BREDA • 17 T/M 20 DECEMBER • WWW.CHASSE.NL • 076-530 31 32VERDER: MARTINIPLAZA GRONINGEN • 1 T/M 3 JANUARI • WWW.MARTINIPLAZA.NL • 050-522 27 97

WILMINK THEATER ENSCHEDE • 5 EN 6 JANUARI • WWW.WILMINKTHEATER.NL • 053-48 58 500NIEUWE LUXOR THEATER ROTTERDAM • 8 T/M 10 JANUARI • WWW.LUXORTHEATER.NL • 010-484 33 33

THEATER HEERLEN • 12 EN 13 JANUARI • WWW.PARKSTADLIMBURGTHEATERS.NL • 045-571 66 07THEATER ORPHEUS APELDOORN • 14 EN 15 JANUARI • WWW.ORPHEUS.NL • 055-527 03 00

WORLD FORUM THEATER DEN HAAG • 16 EN 17 JANUARI • WWW.WORLDFORUM.NL • 0900-33 11 333 (€ 0,45 P.M.)

Z I E V O O R M E E R I N F O R M A T I E W W W . S T A R D U S T T H E A T R E . C O M

HET

SHANGHAISHANGHAI SHANGHAI HET

SHANGHAIHET

BALLET

VAN 23 T/M 30 DECEMBER • WWW.RAITHEATER.NL 0900-33 11 333

Page 46: De Groene Amsterdammer 43-2015

46 De Groene AmsterDAmmer 22.10.2015

Beeldende kunst Hoe Christus Rome veroverde

De baard van JezusKeizer Constantijn de Grote gaf de christenen een plek in de zon en het christendom hulde zich daarop in heidense vormen. In de Nieuwe Kerk is te zien hoe dat proces zich voltrok.

door koen kleijn

het komt geregeld voor dat een gelovige katholiek ergens in de wereld onverwacht het gelaat van Christus ontwaart. Zijn trekken zijn waargenomen op een tortilla te Lake Arthur, New Mexico, op de console van een tweedehands Nintendo Entertainment System te Maryland, op een drie-kazenpizza in Brisbane en een hos-tie in Vilakkannoor (India), in de schaduw van een kamerplant in een kapel te Edmonton, op de betonnen vloer van de garage van een familie te Forest, Virginia en dit jaar nog in een mod-derige vlakte te Putumayo, Colombia, ontstaan na een aardverschuiving. Het wonderlijke ervan is niet zozeer dat de Verlosser er ken-nelijk aardigheid in heeft om kiekeboe te spelen met de mensheid, maar wel dat hij er daarbij altijd uitziet zoals Rafael hem schilderde: een rijzige blanke figuur met een dromerige, melancholieke gezichtsuit-drukking, lang haar, snor en baard. Je zou denken dat een joodse activist uit Palestina van rond het jaar nul er anders zal heb-ben uitgezien – niet bijzonder blank, om te beginnen – maar dat Renaissance-imago is deel van een stokoud archetype, dat ook de reputaties van John Lennon, Bob Marley en Che Guevara onmiskenbaar heeft beïn-vloed. Zij leken erop.

De tentoonstelling Rome: De droom van Constantijn in de Nieuwe Kerk Amsterdam laat zien waar dat imago voor het allereerst vorm kreeg. De boodschap van de tentoonstelling is dat onder kei-zer Constantijn (272-337) het christen-dom uitgroeide van een marginale en wat gewantrouwde sekte tot een herkenbare en invloedrijke beweging in het Romeinse Rijk. Dat proces besloeg op z’n minst een eeuw, in casu de vierde, waarin christe-lijke riten, ideeën en waarden geleidelijk in het weefsel van de Romeinse politiek en samenleving integreerden. Het christen-dom nam daarbij heel veel uiterlijke ken-

merken van de Romeinse cultuur over, een pro-ces dat de tentoonstelling laat zien in een serie verbluffend rijke, en zeer goed gekozen objecten.

Constantijn was de zoon van Constantius de Bleke, een van de vier keizers die aan het eind van de derde eeuw samen het rijk bestierden. Vanaf 305, toen keizer Diocletianus zich uit het ambt terugtrok, ontbrandde de strijd tussen zijn opvolgers. Constantius overleed in 306. Zijn zoon werd tot keizer uitgeroepen (in York, of all places) en begon toen aan een campagne die al met al zo’n twintig jaar zou duren en hem uiteindelijk tot alleenheerser van het rijk zou maken. Constantijns belangrijkste biograaf, Eusebius, beschreef die campagne later als een missie, opgedragen door de christelijke God, om de wereld te verenigen onder één regering en in één geloof. Het kantelpunt in die cam-pagne – en het uur U in Eusebius’ legende – is de slag bij de Milvische brug over de Tiber op 28 oktober 312. Constantijn was Italië binnen-gevallen, had de steden in het noorden bele-gerd en ingenomen, en stond nu voor Rome. Zijn tegenstander, mede-keizer Maxentius, had zich voorbereid op een lang beleg, maar hij besloot op het allerlaatste moment toch de vijand in het open veld tegemoet te treden, op

de oever van de Tiber, met de brug in zijn rug. Dat liep slecht af.

De dag voor die slag zou Constantijn een visioen hebben gehad. Volgens Eusebius zag hij midden op de dag aan de hemel een trofee in de vorm van een kruis, met de boodschap ‘ἐν τούτῳ νίκα’, ‘in dit, overwin’, later verlatijnst tot ‘In Hoc Signo Vinces’. De nacht daarop bezocht Chris-tus de keizer in een droom, en adviseerde hem een standaard (labarum) te maken met daarop het chi-rho-teken, het anagram van de naam van Christus. De troepen kalkten de volgende ochtend allen dat teken op hun schild en hakten vervolgens Maxentius’ legers in de pan. Maxen-tius zelf verdronk smadelijk in de Tiber.

Dit is natuurlijk als een unieke interventie van bovenaf te beschouwen, maar het proclame-ren van voorspellende visioenen was standaard-praktijk. Voor elke veldslag verzekerde elke generaal zijn troepen dat de voorspellingen gunstig waren en God aan hun kant stond. Maxentius deed dat ook: op de dag van de slag had hij de Sibillijnse Boeken laten raadplegen en de interpreten meldden hem dat op die dag ‘de vijand van de Romeinen zou sterven’. Dui-delijke taal, toch? Wij weten maar weinig van Maxentius’ overwegingen, overigens, omdat Constantijn na de overwinning zijn tegenstan-der veroordeelde tot een damnatio memoriae, de verwijdering van elke openlijke herinnering uit het publieke domein. Monumenten werden ontmanteld, inscripties verwijderd, gebouwen hernoemd. Het is zelfs mogelijk dat Constan-tijns indrukwekkende stenen hoofd, dat in het Capitolijnse museum bewaard wordt en nu in

kopie in Amsterdam te zien is, in feite een bijgehakte en daarmee iets ver-kleinde kop van Maxentius is.

de droom van Constantijn en zijn over-winning waren niet een waterscheiding, al willen latere christelijke auteurs ons dat graag doen geloven. De emancipa-tie van het christendom in de Romeinse maatschappij vertoonde al decennia een opgaande lijn, een bittere episode als de vervolgingen onder Diocletianus daar-gelaten; die werden overigens bepaald niet in het hele rijk doorgevoerd, en ze duurden al met al maar achttien maan-den. Zo zwart was het allemaal niet, en een van de kwaliteiten van de ten-toonstelling is dat ze laat zien hoezeer de visie op het heidense Rome door de verchristelijking is gekleurd. Zo was dat heidendom allesbehalve banaal, sterker nog, het was op z’n minst net zo divers, verfijnd, complex, intelligent en spiritu-eel als het geloof van de christenen. De tolerantie onder de heidense keizers was aanzienlijk. De keuze voor een cultus werd niet van boven opgelegd. Zolang de rol van de keizer maar werd erkend en de burger bereid was af en toe in het openbaar daarvan te getuigen werd de verdere geloofspraktijk grotendeels aan

rHeI

nIs

cHes

Lan

Desm

useu

m t

rIer

, Fo

to t

H. Z

üH

mer

/ ro

me,

mus

eI c

apIt

oLI

nI,

paLa

ZZo

DeI c

on

serV

ato

rI, c

ort

ILe

kopie van de kop van constantijn, rome, 312­15 (origineel), 2005 (kopie). marmer, hoogte 297 cm

Page 47: De Groene Amsterdammer 43-2015

22.10.2015 De Groene AmsterDAmmer 47

het individu overgelaten. Veel daarvan speelde zich af in de huiselijke kring. Er was bovendien in de verste verte geen enkele en eenduidige christelijke doctrine, laat staan een enkele kerk met hoofdletter K. Het zou nog eeuwen duren voordat de christenen hun theologie en hun organisatie een beetje op orde hadden, en voor het zo ver was zouden tientallen christendom-men zich van de hoofdmoot afscheiden.

Er bestond overigens ook bij de christenen zelf weerstand tegen hun inburgering. Zij moes-ten de betrekkelijke zuiverheid van een bestaan in de marge opgeven en marchanderen met maatschappij en macht. Zo boog de kerk zich al in de derde eeuw over de vraag of heidense Romeinen die posities hadden bekleed die samengingen met religieuze functies wel kon-den worden gedoopt. Tegelijkertijd stelden ze vast dat iemand die uit christelijke motieven een heidens heiligdom had aangetast, en daarvoor was terechtgesteld, niet als martelaar kon wor-den aangemerkt – een duidelijke maatregel om sektarisch geweld te voorkomen.

het iS onmiSkenBaar dat Constantijn na zijn overwinning grote veranderingen doorvoerde. Hij beëindigde de achterstelling van christenen

in het openbare leven. Hij begon een flink kerk-bouwprogramma, waar de Sint Pieter en de Sint Jan van Lateranen nog altijd van getuigen. De kalender werd aangepast, nieuwe feestdagen werden geïntroduceerd, er werden minder mis-dadigers voor de leeuwen gegooid, en de nare gladiatorenstrijd in het Circus werd gaandeweg vervangen door paardenraces.

De vormentaal en de architectuur die bij die verbeterde status hoorden werden echter niet zomaar uit het niets geconstrueerd. Er wás in feite nauwelijks een authentieke chris-telijke culturele traditie. Er waren ‘eigen’ ver-halen, Jonas in de wallevis, de Ark van Noach, Jezus’ opstanding uit het graf, en die waren eenvoudig in de catacomben in beeld weer te geven, maar voor het overige werden er vooral bestaande typen overgenomen, iets wat de ten-toonstelling met een paar echte topstukken laat zien. De zorgzame herder was zo’n beeld dat de Romeinen al eeuwen kenden, net als De jonge Dionysos of De jonge Mithras, allemaal mannen die zonder veel aanpassingen werden gebruikt om Jezus uit te beelden. Het beeld van de jonge baardeloze docent, voorlezend uit een boekrol, verandert langzamerhand in het meer respectabele type van de filosoof, zittend, in toga, met baard – de Christus, zoals wij hem kennen.

Of Constantijn overigens ook zelf christen werd is twijfelachtig. Toen hij kort na Diocletianus’ pensionering aan zijn campagne begon, waren christenen nog een ‘probleem’ in het rijk, onder-deel van het grote complex van etnische en reli-gieuze facties waar een verstandige bestuurder mee te kampen had. Op weg naar de macht moest daartussen zorgvuldig worden gema-noeuvreerd. Een pretendent moest de macht niet zelf zoeken, maar als mogelijke keizer worden herkend, liefst aangemerkt door de goden zelf. Als hij tegen zijn vijanden optrok, dan moest daar een legitieme grond voor zijn – woordbreuk, verraad, corruptie – anders was de trouw van de legioenen en de magistratuur niet zomaar verzekerd. Constantijns campagne bestond dus – net als die van huidige Ameri-kaanse presidents kandidaten – uit een handig bespelen van de media en een gehaaide coalitie-politiek.

Zo liet Constantijn overal weten dat hij voor de campagne begon in een Apollo-heiligdom in Noord-Frankrijk zelf met de god gesproken had, zoals echte keizers dat konden. Hij liet zijn mun-ten voorzien van het embleem van Sol Invictus, de onoverwinnelijke zon. Hij liet vaststellen dat hij afstamde van de vergoddelijkte keizer Clau-dius. En net als Maxentius haalde hij de banden met de christenen aan. Hij correspondeerde

vriendelijk met de bisschop van Cordoba, die zich met de bisschoppen van Autun, Arles en Keulen in Constantijns entourage bevond toen de slag bij de brug plaats had. Misschien zag de keizer in de christelijke openbaring een aan-wijzing dat zich boven het godengewoel één absolute, overkoepelende macht bevond, een ultieme Mens Divina, een onoverwinnelijke zon. Daar zat een nieuw element in, maar of dat de god van Bergoglio en Ratzinger was, waag ik te betwijfelen.

kijkend naar Constantijns kolossale kop lijkt mij het meest waarschijnlijk dat na de Slag bij de Milvische Brug het christendom werd geas-socieerd met het essentiële principe dat het rijk tot één geheel maakte, dat wat de historicus Paul Veyne noemde: ‘l’imperialisme de sa verité’: de ideologie van de boven alles uit triomferende keizer. Dat drukt dat kolossale beeld vooral uit, torenend boven de gewone mensen met hun besognes en hun geloofjes, de blik gericht op iets wat nog hoger boven ons zweeft, de blik van een mens die met de goden spreekt. Of met God, al naar gelang.

Rome: De droom van keizer Constantijn. Nieuwe Kerk, Amsterdam, t/m 7 februari 2016; nieuwekerk.nl

Constantijns campagne bestond uit een handig bespelen van de media en een gehaaide coalitiepolitiek

rom

e, m

useo

naZ

Ion

aLe

rom

ano

, paL

aZZo

mas

sIm

o

mozaïek met de kop van dionysos, rome, 250­300. marmeren en glazen blokjes, 59 x 60 cm

Page 48: De Groene Amsterdammer 43-2015

48 De Groene AmsterDAmmer 22.10.2015

Fotografie Sally Mann

Blijf staan, houd volEen foto met de titel The Perfect Tomato was ooit het middelpunt van een kolkende, morele hysterie. Zelfs die titel was volgens sommigen allesbehalve onschuldig. Over de fotografie van Sally Mann, die een autobiografie schreef aan de hand van foto’s.

door jan postma

waS de Foto honderd jaar eerder genomen, dan waren er ongetwijfeld onschuldige zielen geweest die in het beeld een onweerlegbaar bewijs voor het bestaan van engelen hadden gevonden, maar aangezien Sally Manns The Per-fect Tomato werd gemaakt in het Amerika van de vroege jaren negentig van de vorige eeuw – in het zog van affaires rond fotografen als Robert Mapplethorpe en Jock Sturges – is het haast niet meer dan vanzelfsprekend dat het beeld en de serie waarvan het deel uitmaakt het middelpunt werden van een kolkende, morele hysterie. Gek genoeg is het nu, bijna een kwart eeuw later al weer, zeker niet een subversieve of provocerende lading die in het oog springt. De eerste gedachte is eerder hoe vreemd het eigenlijk is dat zo’n sereen en volmaakt geheel kan zijn opgebouwd uit zo duidelijk onvolmaakte delen. Hoe iets waaraan welbeschouwd van alles schort toch zo duidelijk perfect kan zijn.

Het beeld lijkt amper een geheel te vormen, bijna op het punt te staan voor je ogen in twee stukken uiteen te vallen. De linkerhelft is sterk onderbelicht, je ziet nog net iemand met een kind op schoot op een stoel zitten en wat ach-teroverleunen, terwijl de rechterhelft van het negatief juist net iets te lang aan de weerkaat-sende werkelijkheid is blootgesteld. Ook was de sluitertijd te lang om het naakte kind dat op de tafel staat volledig te bevriezen. Het meisje neemt een balletpositie in – of ze staat, halver-wege een ‘tendu’, op het punt dat te doen – en haar gestrekte linkerarm is een beetje bewogen.

Soms is het net te gemakkelijk om als toe-schouwer een beeld met betekenis te vullen,

bijvoorbeeld omdat de kunstenaar zich niet kon inhouden of zijn publiek niet voldoende vertrouwde en de symboliek er, als gestold wan-trouwen, te dik bovenop ligt. Maar in een ont-toverde wereld kan zoiets een bevrijdende erva-ring zijn en in het geval van The Perfect Tomato kost het weinig moeite jezelf de neiging te ver-geven. Haar bewogen ledemaat lijkt halverwege een ovidiaanse transformatie te zijn gevangen: het is arm noch vleugel of van beide een beetje. Haar voeten suggereren een zachte landing na een lange vlucht en het licht dat ze meebrengt lijkt terwijl je naar het beeld kijkt de duisternis terug te dringen. Eigenlijk is vrijwel niets in het beeld helemaal scherp.

De engelachtige ballerina heet Jessie en ze is de oudste dochter van Sally Mann (1951), een van Amerika’s meest gevierde kunstfotografen. Samen met haar broertje Emmett en haar zusje Virginia vormt Jessie het kloppend hart van de fotoserie Immediate Family, waarin Mann haar kinderen vereeuwigde terwijl ze hun dagelijkse, dikwijls (maar lang niet altijd) naakte, gang gin-gen op de door driehonderd hectare eigen land

omgeven familieboerderij. De fotoserie bete-kende Manns grote doorbraak, maar behalve lof oogstte ze vooral heel veel onbegrip, regelrechte haat en zelfs een hardnekkige stalker. Die terug-slag zal ook de reden zijn dat de beelden alleen nog via boeken en tentoonstellingen worden verspreid en hier niet mogen worden afgedrukt. Voor wie ze toch direct wil zien: Google helpt.

in 2008 Benaderde Harvard University Mann met de vraag of ze de prestigieuze Massey Lectu-res zou willen verzorgen. De reeks lezingen, uit-gesproken in 2011, vormde de basis voor Manns nu verschenen memoires Hold Still, waarin ze onder meer uitgebreid stilstaat bij de hectiek rond de publicatie van Immediate Family.

De eerste recensies waren soms ronduit vij-andig. De Amerikaanse journaliste Janet Mal-colm vatte de kritiek bondig samen: ‘Reviewers of Immediate Family and of the exhibitions that preceded its publication harshly rebuked Mann for her un-motherliness and pitied the helpless, art-abused children.’ Maar pas toen The New York Times Magazine in september 1992 een

KIm

rus

HIn

G

Page 49: De Groene Amsterdammer 43-2015

22.10.2015 De Groene AmsterDAmmer 49

venijnig coverartikel aan Mann wijdde, stak er een storm op die eigenlijk pas na jaren weer een beetje ging liggen. De mildste kritiek kwam erop neer dat Mann haar kinderen zou hebben uitgebuit, maar het echt woedende deel van de goe gemeente stelde dat Mann haar eigen kin-deren, en daarmee eigenlijk alle Amerikaanse kinderen, praktisch op een dienblaadje had aan-geboden bij ’s lands anonieme massa pedofielen.

The Perfect Tomato is ook wat dat betreft een mooi voorbeeld. Schrijfster Mary Gordon beweerde in 1996, vier jaar later dus, over juist dit beeld: ‘The application of the word “tomato” – sexual slang for a desireable (sic) woman – to her daughter insists that we at least consider the child as a potential sexual partner.’

Voorzover er iets bestond dat we vandaag nog zouden herkennen als ‘het internet’, het was nog niet de nu alom gevreesde knokploeg van de moraal. Wie boos was had bij gebrek aan Twitter slechts twee opties: je kropte het op of je schreef een brief, en dat laatste deed men massaal.

Het is niet gek om zulke waanzin vooral te zien als een uitloper van de moral hysteria rond

(vermeend) kindermisbruik eind jaren tach-tig, maar wat terugkijkend opvalt is hoe som-mige reacties, zoals die van Mary Gordon, ook vreemd modern aandoen. Gordons interpreta-tie vergt een morele spagaat waarbij de criticus zich moedwillig in allerlei bochten wringt om tot de meest vernietigende uitleg van iemands werk te komen, hoe vergezocht ook, om diegene de maat te kunnen nemen. De paradox die op zo’n moment ontstaat is dat men blind is voor de eigen kwade wil om andermans bedoelingen in twijfel te kunnen trekken. Het is onmoge-lijk hard te maken, maar je kunt je niet aan de indruk onttrekken dat het juist alle ophef was die ertoe leidde dat het gezin Mann daadwerke-lijk een stalker achter zich aan kreeg.

hold Still is in meerdere opzichten een opval-lend mooi boek. De omslagfoto is adembene-mend – een piepjonge Sally zweeft boven een onzichtbare trampoline, de achtergrond een bijna Hollandse wolkenlucht – en ook binnenin is sprake van een welkome overdaad van beeld-materiaal, vaak subtiel met het verhaal verwe-ven. Maar belangrijker: Mann schrijft gewoon goed. Het Amerikaanse Zuiden is in het werk van de in Lexington, Virginia, geboren Mann o zo belangrijk, en het lijkt alsof het Zuiden, met z’n rijke verteltraditie, haar hier terugbetaalt.

Hoewel in Immediate Family zowel het werk als de controverse uitgebreid aan bod komt, en Mann daarbij een morele ernst tentoonspreidt die als weerwoord eigenlijk al volstaat, is de plaats die het gebeuren inneemt in het geheel toch ook bescheiden. Ze weigert die ene ‘perfect storm’ haar kunstenaarschap te laten definië-ren. Misschien is dat een groot relativerings-vermogen, misschien koppigheid, maar hoe dan ook: Hold Still biedt een verrassend rijk leven en een heldere reflectie op die rijkdom.

Van haar eigen jeugd, in een vroeg stadium getekend door een weigering kleren te dragen, iets later door een liefde voor paarden, mean-dert het boek (Mann heeft een gezond lak aan chronologie) via haar vriendschap met beeldend kunstenaar Cy Twombly en een reeks goed gedo-cumenteerde familiegeschiedenissen (moord, overspel, slavernij) naar het overlijden van haar vader, thuis dominant, maar als country doctor even bescheiden als hard werkend.

Het Amerikaanse Zuiden – iets ongrijp-baars tussen landschap, schoonheid, pijn en sentimentaliteit in – is in dit boek overal. Mann citeert ergens de Britse historicus John Keegan, die tijdens een reis door Amerika schreef hoe hij zich als Europeaan op een vreemde manier thuis voelde in ‘Dixie’. Dat had iets te maken met wat hij ‘the lingering aftermath of defeat’ noemde: ‘Pain is the dimension of old civilizations. The South has it. The rest of the United States does not.’ Pijn kent vele vormen en het Zuiden kent ze allemaal: van gekrenkte trots van de confedera-tes tot de stilte die in de auto hangt nadat Mann als adolescent vol goede bedoelingen een zwarte jongen bijkans heeft gedwongen met haar mee te liften, blind voor wat voor gevolgen zoiets

kan hebben. Dat haar eigen zoon Emmett heet, is niet toevallig. Emmett Till, een zwarte jon-gen die zou hebben geflirt met een witte vrouw, is waarschijnlijk het beroemdste lynching- slachtoffer uit de moderne geschiedenis.

de dood iS SowieSo alom tegenwoordig in Hold Still en wat opvalt is hoe weinig kramp-achtig de omgang ermee is. Tegen het einde, wanneer Mann zorgvuldig naar de dood van haar vader toe werkt, maakt ze – plotseling, maar toch ook weer niet – een uitwijking, naar een periode in 2001 waarin ze op de ‘Body Farm’, een terrein voor forensisch onderzoek, stoffelijke overschotten in verschillende stadia van ontbin-ding fotografeerde. Een groot deel van die foto’s belandde in het boek What Remains, de titel verwijst naar de vraag wat na de dood nog res-teert. Het is een deel van een frase uit Pounds Cantos, die in het zerk van Manns familiegraf is gekerfd: ‘What thou lovest well remains’.

De Body Farm-beelden die in Hold Still zijn opgenomen balanceren op het randje tussen mooi en luguber, zonder echt een van beide te worden; maar het is het droge, zelfverzekerde proza waarmee Mann vertelt over de lichamen en hoe hun conditie per dag verandert dat je hier en daar de adem ontneemt. Het besef van de vergankelijkheid wordt zo expliciet gemaakt dat je het woord vergankelijkheid plots ziet als het eufemisme dat het is. De beelden zijn een head on confrontatie met de dood in al zijn

ondoorgrondelijkheid. (Behalve dat je door Manns camera een lichaam letterlijk grond ziet worden.) Het zou allemaal ongemakkelijk kun-nen worden, sentimenteel of naar, maar Mann is daarvoor te respectvol, te trefzeker, te integer.

En na het lezen van Hold Still is het die integriteit, als eigenschap van haar werk alleen geëvenaard door de intensiteit, die beklijft. ‘What thou lovest well remains’: die woorden zijn op veel manieren uit te leggen en op veel manieren van toepassing op Manns oeuvre. In het geval van The Perfect Tomato zou ik zeggen dat de critici onterecht een leemte ontwaarden tussen Manns moeder-zijn en haar kunstenaar-schap en probeerden daar een wig tussen te drijven. Dat het beeld een kwart eeuw later niets aan kracht heeft ingeboet, terwijl de onzuivere intenties die de controverse destijds voedden langzaam maar zeker zijn vervaagd, smeekt om een hoopvolle gedachte: dat dat wat men lief-heeft, blijft, terwijl het de haat is die vergaat.

Sally Mann, Hold Still: A Memoir with Photo-graphs (Little, Brown and Company)

Haar jeugd werd in een vroeg stadium getekend door een weigering kleren te dragen, later door liefde voor paarden

Sally mann, mississippi, eind 1990

Page 50: De Groene Amsterdammer 43-2015

50 De Groene AmsterDAmmer 22.10.2015

Kroniek van kunst&cultuur

Wild en wonderlijkIdeeën over menselijke relaties in een conformis-tische maatschappij en de ware aard van de liefde tui-

melen over elkaar heen in The Lobster, de eerste Engelstalige film van de Griekse regisseur Yor-gos Lanthimos. Het verhaal, dat de dystopische satire van George Orwell, Margaret Atwood, J.G. Ballard en Michel Faber echoot, is gesitueerd in een wereld waarin het verboden is alleen-staande te zijn. Wie geen partner heeft, wordt naar een hotel net buiten de stad gestuurd waar men door indoctrinatie een levensgenoot moet vinden. Lukt dat niet, dan verandert de onge-lukkige onomkeerbaar in een dier van zijn of haar keuze, een kreeft in het geval van de hoofd-persoon, David (Colin Farrell), een man van middelbare leeftijd wiens huwelijk is gestrand.

De spelregels in het hotel: je hebt 45 dagen om een partner te vinden, in de regel iemand die één specifieke eigenschap met jou gemeen heeft, en je verblijf kun je verlengen door deel te nemen aan de jacht op eenlingen die zich in het bos verschansen.

Lanthimos componeert zijn film aan de hand

van muziek: Beethoven, Schnittke, Sjostako-vitsj, maar ook het beeldschone nummer Some-thing’s Gotten Hold of My Heart, oorspronkelijk gezongen door Gene Pitney, maar hier samen met haar man opgevoerd door de directrice van het hotel (de uitstekende Engelse actrice Olivia Colman). De scène tekent de sfeer van absurdisme: tijdens het nummer moeten de gasten met elkaar dansen, maar dat kan alleen als de partners iets gemeenschappelijk hebben. Zo zoeken twee vrienden van David naar vrou-wen die respectievelijk lispelen en mank lopen. Zelf moet David iemand vinden die bijziend is. Dan klinkt er een sirene, want het is tijd voor de jacht. Zo reflecteert het nadrukkelijk aanwezige muziek- en geluidsdecor de gemoedstoestand van de personages. De muziek brengt datgene naar voren wat David en de anderen echt den-ken en voelen, maar wat ze in de repressieve omgeving vooral niet mogen laten zien.

Uit wanhoop besluit David dat hij zich wil voegen bij een vrouw die erom bekendstaat dat ze geen greintje gevoel in zich heeft (bijna zoals Lotta Lenya als de dodelijke Rosa Klebb in de James Bond-film From Russia with Love). Maar net als David denkt dat hij iedereen om de tuin heeft geleid, slaat de femme fatale toe: ze ver-moordt zijn hond (eigenlijk zijn broer), waarna verdriet zich meester van hem maakt. David, ontmaskerd, vlucht. In het bos sluit hij zich bij

Filmthe Lobster

De F

ILm

Frea

K

Een duivel in het oogDe clip bij Getting Ready to Get Down, een zeker voor Josh Ritter-begrippen vrolijk, up-tempo nummer

dat is gebaseerd op een strak, onveranderlijk, ronduit swingend ritme, is zeer vermakelijk. Een man van middelbare leeftijd loopt het beeld van zo te zien zijn woonkamer in. In het midden van zijn kamer staat zijn grote televisie, aan de wand hangen ingelijste foto’s, zo te zien van familie-leden. De man kondigt aan wat we gaan doen: line dancing! Hij doet het voor, in zijn korte broek, witte sokken en zijn gele shirt, en voor we het weten staat er elders een zaal vol ouderen, die zich met een stijf enthousiasme door het nummer dansen. Een kwestie van tot 32 tellen na het begin van het nummer, en beginnen.

En ondertussen blijkt Getting Ready to Get Down in al die schijn-baar luchtige goedmoedigheid toch weer een mooi verhaal over een meisje dat opgroeit onder het juk van een bezorgde moeder, een bezorgde vader en een bemoeizuch-tige pastoor, die gezamenlijk beslui-ten haar naar een kleine bijbelschool in Missouri te sturen. Een inschat-tingsfout: ‘And now you come back sayin’ you know a little bit about/ Every little thing they hoped you’d never figure out.’

Hier tekent zich de kwaliteit van Ritter (Idaho, 1976) af: in twee zinnen zegt hij niets letterlijk, maar suggereert hij een volledig uni-versum vol verboden geneugten.

Ritter, die in interviews gevraagd naar zijn invloeden niet alleen Cohen en vooral Dylan noemt, maar ook altijd schrijver Mark Twain (en zelf een goed ontvangen roman schreef), steekt hoorbaar veel werk in zowel zijn secure teksten, als in de opbouw van sfeer. De opener van zijn nieuwe album Sermon on the Rocks bij-voorbeeld is niet alleen tekstueel veel dreigender dan de single, maar ook meteen in voordracht (hij zingt veel lager, bijna als een crooner, tot hij in het tweede couplet opeens uithaalt) en dit Birds on the Meadow heeft ook die licht-jazzy nachtclubsfeer waar generatiegenoot Joe Henry zo in uitblinkt. En wat een openingszinnen: ‘I didn’t come to ask you/ How you’re doing these days/ Didn’t come to roll no stones away, no/ I’ve come to tell you that the end is nigh/ I’ve come to prophesize.’

Dat woord ‘prophesize’ in het openings-nummer is tamelijk cruciaal: vaak komt Ritter terug op religie, zoals de sermon (preek) in de titel al leek aan te kondigen. Soms benadert hij

het onderwerp luchtig (in Young Moses, bijvoor-beeld), vaker niet. In Henriette, Indiana bezingt hij een man die zijn baan verliest en aan lager wal raakt, vanuit wisselende perspectieven, inclusief volledige dialogen, en dat nog steeds allemaal binnen de vele grenzen van een num-mer van nog geen vier minuten. Het refrein: ‘He had a devil in his eye, eye/ Like a thorn in the paw/ Disregard for the law/ Disappointment to the Lord on high.’leon verdonSchotJosh Ritter, Sermon on the Rocks (Pias)

popmuziekjosh ritter

Lau

ra W

ILso

n

Page 51: De Groene Amsterdammer 43-2015

22.10.2015 De Groene AmsterDAmmer 51

‘Wie zal beweren dat hij enkel ziel is’

Hij is de boomlange man met de ziel in zijn gezicht. De ongenaakbare Indo, een en al lijfelijkheid, een

podiumdier ook, die twee jaar terug door de goden werd geslagen met wat ze ‘een beroerte’ noemen. Iedere vezel in zijn lijf verzet zich tegen de desastreuze gevolgen van die blikseminslag. Als hij voor het eerst na de klap, halfzijdig ver-lamd en met een niet te stuiten innerlijke ener-gie, zijn droomwereld hervindt, is hij intens gelukkig. Hij droomt weer! Over een onder-dompeling in de handlauwe poel achter het

toneelLuc boyer

rechts: luc Boyer;

mau

rIce

boY

er

Indische huis waar hij tussen 1949 en 1953 zijn puberteit beleeft. Dan weet hij: ik zal hoe dan ook op en rond een toneel zijn.

Want Luc Boyer (1935) is een veelzijdig podiumkunstenaar, acteur en mimespeler, mimograaf en regisseur, performer, docent, beeldenmaker. In zijn ‘revalidatie’, zoals de lichaamstrainingen en geestesoefeningen na zo’n godeninslag heten, verklaart hij de totale oorlog aan wat hij elegant larmoyance noemt, zelfbeklag, slachtoffergedoe. Hij maakt in 2014 met fysieke alter ego’s, zielsgenoten en geest-verwanten, het drieluik Step by step… (by wheels, by wings, by memories). Nu zijn tachtig-ste verjaardag nadert (en hij 55 jaren in het vak

is) legt hij de laatste hand aan een mijlpaal in zijn herfst. De voorstelling Met hart en ziel. Eenmalig. Met als inspiratie de poëzie van Carlos Drum-mond de Andrade. ‘Waar houdt de kamer op, raakt hij de sterren?/ Welke lust in onze lendenen voert ons/ naar dat ver domein, etherisch, eeuwig?’

Als ik hem vraag hoe de repetities verlopen: ‘Ik rol-stoel af en aan. Er is hier een bijzondere groep mensen bij elkaar. Zoals mijn alter ego Gerindo Kartadinata en Klaske Bruinsma, ooit collega bij bewth, nu de oer-moeder van mijn gang.’ Hoe regisseer je? Boyer: ‘Ik wacht af. Tot ik iets zie wat bruikbaar kan zijn. Dat steel ik als het ware van de spelers. Een van mijn grootste

verlangens na de beroerte was: een studio met bewegers, met studenten, een enorme behoefte om energie te delen.’ Met hart en ziel zal ook veel gaan over de herinnering aan handelingen die je zelf niet meer kunt. Boyer: ‘En die je wel weer kunt, door ze vorm te geven in de bewegingen van anderen. Kijken naar bewegende mensen is voor mij een ultiem geluk. En ik zit in deze voor-stelling in alle personages.’

Een paar dagen na ons gesprek belt hij op. Hij heeft gelezen over een film die net uit is, over een sopraan die vals zingt, dat van zichzelf niet weet, en niemand wil het haar vertellen. Boyer citeert de regisseur: ‘Wat heb je aan technische perfectie als je het over kunst hebt? Dan moet je spreken over gevoelens, over chaos.’ Hij vult aan: over verlangen, verlies en over gemis. Daarom is Andrade zo’n goeie inspiratiebron voor Met hart en ziel. Want: ‘Wie zal beweren dat hij enkel ziel is?/ Wie voelt niet van ziel zijn lichaam zwellen/ tot het openbarst in louter kreten.’loek zonneveldMet hart en ziel is eenmalig te zien in Theater Bellevue, op 26 oktober, 20.30 uur; theaterbelle-vue.nl. Op de dag na de voorstelling vindt u een stuk over Luc Boyer op de site van De Groene

de eenlingen aan. Hij ontmoet de beeldschone Rachel Weisz. Een vrouw die bijziend is. Wor-den ze verliefd op elkaar? Is dat mogelijk in deze emotieloze wereld van regels en surveillance?

Soms is de film defect als het gaat om ver-haallogica; waarom David bepaalde beslissingen neemt klopt niet met wat eraan vooraf is gegaan. Maar dat hoort weer bij het absurdisme, en als er geen betekenis mogelijk is, dan is David een held. De suggestie dat die betekenis er wel kan zijn – vooral in het slot van de film – compliceert alles. The Lobster is een bizarre film. Onvergete-lijk, wild en wonderlijk.gawie keySerTe zien vanaf 22 oktober

onder: colin Farrell en rachel weisz in

The Lobster

links: josh ritter;

Page 52: De Groene Amsterdammer 43-2015

52 De Groene AmsterDAmmer 22.10.2015

De schilderDe Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst wordt uitgereikt op voordracht van een jury, die uit vier

kunstenaars en drie niet-kunstenaars bestaat. Dat levert een afgewogen doorsnee op. Voor-zitter Benno Tempel zei dit jaar: ‘Naast “echte schilders” die niet bang zijn voor olieverf werd

kunStKoninklijke prijs

ook het experiment gezocht.’ Dat zegt de voor-zitter elk jaar. Er is altijd wat gedoe met graffiti en populaire cultuur. Er is altijd iemand die zijn doek achterstevoren ophangt, of in stukken heeft gezaagd. Er is gips, tape, bijenwas en veel ‘foto-grafie’. Toch is de ‘Prijs’ een leuke tentoonstelling en ook wel een relevante, omdat zicht krijgen op ‘de doorsnee’ niet eenvoudig is, en omdat die ‘echte schilders’ het in het grotere kunstenveld niet makkelijk hebben. De meest spraakma-kende kunstenaars houden het immers al lang niet meer bij zo’n plat ding op de muur: die zijn de wijde wereld in getrokken van de installatie, de film, de megasculptuur, enzovoort.

De beste van het stel, en een van de winnaars, is Joost Krijnen. Die schildert grote conversaties en tafelstukken in enkele rake lijnen. De opper-vlakte blijft goeddeels wit, kleur wordt spaar-zaam ingezet en maar zelden in een vlak, het is meer tekenen dan schilderen. Sommige stukken zijn later opgeplakte vellen, waardoor het opper-vlak iets tijdelijks krijgt, als van een eerste schets met beetjes van dit en dat, losjes opgeplakt als post-its op de deur van de ijskast. Het lijkt zelfs onaf. Dit onaffe is, als u per se een overkoepe-lend thema wilt, een overkoepelend thema in de hele presentatie. Het is zelfs een internationale trend: schilders lijken terug te deinzen voor een assertieve, sterke boodschap en maken werk dat ‘mislukt’ lijkt, onvoltooid is, misschien zelfs door de schilder zelf gesaboteerd.

Het zoekende, spaarzame bij Krijnen is ech-ter heel elegant en allesbehalve onzeker: het is zelfs veelzeggend en zwierig. Het terughoudend gebruik van kleur is even rijk en levendig als dat van een complete DeKooning. De jury noemt hem schatplichtig aan Hockney en Emo Ver-kerk, maar als ze brutaler waren geweest had-den ze ook die DeKooning, Twombly, Matisse en, waarom niet, Picasso kunnen noemen.

De drie andere winnaars vond ik minder bril-jant. Jouni Toni (een Fin) is een mooi voorbeeld van zo’n aandachtig onderzoeken de schilder, die laag op laag legt en duidelijk laat zien dat het ‘maar’ een constructie is van vlakken en coulis-sen, een podium zonder zanger. Lennart Lahuis maakt mooie blurry platen, zachte vellen papier en bijenwas over foto’s. De van oorsprong Syri-sche kunstenaar Rabi Koria leverde één uit-stekend werk af, schilderijtjes van (verwoeste) gebouwen op witte badkamertegels, samen-gevoegd tot een serieel tableau. Het andere werk, een parafrase van negen calligrafische figuren, stak daar slap bij af. Misschien dat de ‘manipu-latie van de westerse kijker’ (dixit de jury) aan mij voorbijging, want ik zag er vooral een teken in van een (begrijpelijkerwijs) beperkte beeld-traditie en een herhaling van een beeldelement dat buiten de context van het schrift weinig zeg-gingskracht heeft. Dat het ‘schilderkunst’ was maakte dat niet opeens interessant.koen kleijnKoninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst 2015. Koninklijk Paleis Amsterdam, t/m 15 novem-ber; paleisamsterdam.nl

Liever honderd euro halalTwee documentaires kort achtereen in de sterke traditie van ncrv’s Doku-ment, tegenwoordig kro-

ncrv 2Doc. Over probleemjongeren, zij het in ver uiteenliggende gradatie. In Yahya en de 222 afwijzingen probeert een twintig jarige Mocro-Mokummer aan een leerwerkplek te komen, stevig aan de hand genomen door Geoffrey van Streetcornerwork. Die zien we eerst huisbezoeken afleggen bij enkele van de 35.000 Nederlandse werkloze jongeren zonder diploma. Als ze al thuis zijn doen ze vaak niet open. Doen ze dat wel, dan willen ze geen hulp zodra blijkt dat die niet verplicht is. Maken ze wel een afspraak, dan komen ze vaak niet opdagen. Zoals Yahya zelf in eerste instantie. Geoffrey treft hem nu thuis en de titel maakt al duidelijk dat dat het begin is van een heus traject, dat lijdensweg wordt.

Yahya vindt het achteraf ook onverstandig dat hij kort voor diplomering van school ging omdat

hij flink geld kon verdienen, waarschijnlijk met een luchtje eraan. Terwijl zijn alleenstaande, hard werkende, liefhebbende moeder hem had bezworen door te zetten. Van haar hoeft hij geen dokter of advocaat te worden als hij maar werkt voor eerlijk verdiend geld: liever honderd euro halal dan een kapitaal door duistere praktijken. Maar hij was jong. In de queeste naar een oplei-ding met baan zijn er momenten dat je baalt van Yahya. Als hij zich op een cruciaal moment ver-slaapt bijvoorbeeld. De bewondering voor Geof-frey wordt er alleen maar sterker door. Die heeft in Yahya een relatief goedwillende en represen-tatieve klant.

Maar een eindeloze reeks telefonades en bezoeken aan scholen, instanties en bedrijven levert niets op. Een nieuw onderwijsproject van een commerciële dame geeft hoop. Het blijkt door haar gladde praatjes veelbelovend maar op niets gebaseerd. Racisme op de arbeids-

markt is niet het thema van de film maar het gluurt er doorheen. Als Yahya met een bedrijf belt, is de eerste drempel al zijn naam, die nie-mand verstaat of kan spellen. Bij Kees ligt dat toch anders. En ja, bedrijven zullen ook slechte ervaringen hebben met diplomalozen met las-tige namen. Yahya blijkt een aardige jongen die wat kan en dolgraag wil maar de kans niet krijgt. En wat dan?

In Als ik je zie, dan groet ik je vertelt Julia Roeselers haar eigen verhaal. Ze werd bij haar werk in een kroeg op IJburg onder bedreiging met een mes beroofd. Traumatische ervaring. De twee daders bleken piepjonge buurtgenoten. Julia wil geen vergelding maar excuses, verzoe-ning en zo de mogelijkheid te vergeven. Om vrede te krijgen, zich veiliger te voelen en de kids maatschappelijk een kans te geven. Ze gelooft niet dat detentie iets zal oplossen, integendeel. Rechter noch advocaten van de daders gaan in op de gewenste mediation. Maar ze is volhar-dend. Ze krijgt contact met de moeder van een van de jongens, die zich schaamt en zelfs bereid

is voor de camera te praten. Maar hij wil geen contact, hij heeft het immers niet gedaan. ‘Laat mijn moeder met rust.’ Toch komt er een kleine doorbraak. Nu nog een grote door meer kansen voor mediation.walter van der kooiJulia von Graevenitz, Yahya en de 222 afwijzin-gen, 26 oktober, NPO 2; Julia Roeselers, Als ik je zie, dan groet ik je, 28 oktober, NPO 2

televiSieYahya / als ik je zie

yahya in Yahya en de 222 afwijzingen. regie: julia von graevenitz

Kro

­ncr

V 2D

oc

Page 53: De Groene Amsterdammer 43-2015

22.10.2015 De Groene AmsterDAmmer 53

Het is mij maar ten dele duidelijk welke vertel-ling in het donkere schilderij Malerwald van Jörg Immendorff wordt opgevoerd. Zo te zien zijn we in een bos. Dat wil zeggen: op de rug zien we een figuur, gekleed in spijkerbroek en een zwart hemd, die een bos in gaat. Omdat ik enigszins bekend ben met de iconografie in Immendorffs schilderijen zie ik dat deze figuur geen arbeider is maar een kunstenaar die zich-zelf echter ook als werker ziet: het is Immen-dorff zelf, op weg naar zijn werk. Er bestaat een wat wazige oude foto van Paul Cézanne op weg, staat er steeds bij, naar het motief. Op weg mis-schien naar zijn geliefde berg in de Provence. Hij staat even stil langs de weg en heeft zich naar de fotograaf gedraaid: op zijn rug draagt hij zijn ezel, samengepakt met andere schilder-spullen. Ik herinner me die foto nu omdat ik hem zo ontroerend vond. Figuratieve schilde-

rijen als Malerwald roepen zulke herinneringen op: je kunt er niet neutraal naar kijken. Zelfs bij schilderijen die wij abstract noemen kun je de vrije verbeelding niet onderdrukken. Maar waarom zou je? In de orthodoxie van de abstrac-tie wordt daar anders over gedacht. Toch is het niet uitgesloten dat mensen door een strakke, monochroom witte constructie van bijvoorbeeld Sol Lewitt ook sentimenteel geroerd worden.

Hoe dan ook is de atmosfeer in Immendorffs mise-en-scène van een heel andere theatraliteit. Op een goede dag, in een donker bos – hoeveel sprookjes beginnen niet zo? De taal voert de lezer in de richting van iets wat hij nog niet weet. Precies die spanning is het verhaal. Het tafereel in dit schilderij is niet documentair, eerder lijkt het op zo’n typisch donker toneelbeeld zoals we dat kennen uit het Duitse theater uit de jaren zeventig. Het donkergroene licht dat zich uit-spreidt vanaf de bodem van het bos glijdt tussen de bruine bomen en wordt dan, verder in het bos, donkerder. De bomen zijn zonder bladeren; ze zijn als afkortingen getekend. In alle opzich-ten, ook in de verder summiere detailleringen, bevinden we ons hier in een decor op een toneel – in een omlijsting zelfs. In die witte lijst zien we in porseleinblauw ook nog kleine figuren: vogel-tjes die op een penseel zitten en muizen met pen-selen in de hand – speelse decoraties met zeer wendbare, moeilijk te vangen dieren als motief. Zo lijkt Malerwald, zoveel is wel duidelijk, een

sprookjesachtige fantasie. In het bos fluisteren geesten, het zit vol geheimzinnigheden en ver-rassingen. In plaats van een hoofd draagt de protagonist iets ronds dat op een bijenkorf lijkt. Rondom zien we kleine figuren druk in de weer: ijverig als bijen. Maar het kan ook een pot van aardewerk zijn. Of het een pot of een korf is – het is een vorm waar energie en gedachten en voorstellingen en dromen in bewaard worden die rusteloos in de weer zijn. Rond dat silhouet dat het hoofd van de kunstenaar voorstelt zie je het zinderen van licht.

Je ziet dat dat sterke licht Immendorff, vlak voor zijn voeten, ook bijlicht op zijn pad door het bos waar de weg wonderlijk is en onzeker. Zulke gevoelens passen precies in het senti-ment van zijn kunst. Het pad bijlichten met zelf meegebracht licht en helderheid versprei-den in het donker. In Malerwald zien we dat de figuur van de schilder in zijn linkerhand een brandende kaars vasthoudt waarvan hij met zijn rechterhand de vlam voorzichtig beschermt. Natuurlijk doet dat denken aan het tafereel in het museum van Duisburg waar Joseph Beuys de Lehmbruckprijs in ontvangst nam. Hij sprak daar over de kunst en de warmte van menselijk contact en ook, denk ik, over wat hij de soziale Plastik noemde en de rol van kunst daarin. Dat was enkele weken voor zijn dood. Hij was al ziek. Voor hem op het katheder stond een brandende kaars die hij, terwijl hij sprak, met zijn hand beschutte. En zo kwam hij te spre-ken over de verplichting van de kunstenaar de vlam levend te houden en door te geven naar de volgende generatie en de verbeelding te vrijwa-ren van orthodoxie. Het was een onvergetelijk beeld. Wij werden gemaand. Dat is wat er in dit schilderij gaande is. Toch iets meer en ernstiger dan in een fantasie – al wil ik de waarheid van sprookjes niet onderschatten.

KijkenIn het bosHet bos zit vol geheimzinnigheden. De sprookjesachtige fantasie Malerwald van Jörg Immendorff herinnert ons, via Joseph Beuys, aan de vlam van de verbeelding.

door rudi Fuchs

jörg immendorff, Malerwald, 1998

steD

eLIj

K m

use

um

am

ster

Dam

De bomen zijn zonder bladeren; ze zijn als afkortingen getekend

Page 54: De Groene Amsterdammer 43-2015

54 De Groene AmsterDAmmer 22.10.2015

Dichters&Denkers

Onze intieme oorlogNobelprijswinnares Svetlana Alexijevitsj is geen dissident. Toch is ze een staatsgevaarlijke schrijver, omdat ze pijnlijk precies laat zien welke consequenties ideeën kunnen hebben.

door marja pruis beeld konstantinos papamichalopoulos

Afgelopen zomer werd Svetlana Alexijevitsj in de Russische media nog gebrandmerkt als Rus-land-hater, vanwege haar kritiek op de inval in Oekraïne. In reactie vertelde ze op het Onafhan-kelijkheidsplein in Kiev om zich heen te kijken en niet anders te kunnen dan te huilen om de foto’s van de mannen die door sluipschutters om het leven waren gekomen. ‘Huilen om het lot van anderen heeft niets met haat te maken’, zei ze. Alexijevitsj werd vanwege haar indringende werk, dat zich bevindt tussen journalistiek en literatuur, en dat door Timothy Snyder in The New York Review of Books op z’n Pools werd gekarakteriseerd als ‘literatura faktu’, al langere tijd genoemd als kandidaat voor de Nobelprijs voor de literatuur. Ironisch genoeg wordt ze in haar eigen land, Wit-Rusland, niet uitgegeven sinds Loekasjenko aan de macht is.

Het eerste boek dat van haar werd gepu-bliceerd, in 1983, zou in het Nederlands zoiets heten als Het onvrouwelijke gezicht van de oor-log. Dankzij de perestrojka kon het boek waarin ze voor het eerst haar ‘luisterende’ literaire methode zou beproeven alsnog na twee jaar ver-schijnen. Hoe ze dit boek inleidt – ik baseer me op de geactualiseerde Duitse editie, Der Krieg hat kein weibliches Gesicht – is tekenend voor haar aanpak en toon: persoonlijk, urgent, en op een bepaalde manier simpel. ‘Ik schrijf een boek over de oorlog. Ik, die niet van oorlogsboeken houd, ofschoon ze in mijn jeugd bij al mijn leef-tijdgenoten tot de lievelingslectuur behoorden. Dat is niet echt verbazingwekkend. Wij waren de kinderen van de overwinning. Kinderen van de overwinnaars. Wat herinner ik me van de oorlog? Mijn kinderlijke onbehagen jegens onbekende en angstaanjagende woorden. Over de oorlog werd onomwonden gesproken: op school en thuis, bij bruiloften en partijen, op feestdagen en op het kerkhof. Ook onder kinde-ren. Een buurjongen vroeg me eens: wat doen die mensen toch onder de grond? Hoe leven ze daar? We wilden het geheim van de oorlog ontraadselen. Toen begon ik over de dood na te denken. En hield daar niet meer mee op, het werd het hoofdthema van mijn geheime leven.’

Het is een simpelheid die gerechtvaardigd is als je je tot aan je oren in een woelende, geweld-dadige wereld bevindt. Een simpelheid ook die je je kunt veroorloven als je het over grote din-gen hebt. Bovendien is het een effectieve manier om je lezers mee te nemen op een helse tocht. Onomwonden, dwingend, en je persoonlijke geschiedenis verbindend met die van alle Rus-sen. Haar Oekraïense grootvader, de vader van haar moeder, sneuvelde aan het front. Haar Wit-Russische grootmoeder, de moeder van haar vader, stierf bij de partizanen aan tyfus. Van de drie zonen die naar het front werden gestuurd, keerde er eentje terug: Svetalana’s vader. Elf iets verdere familieleden werden tezamen met hun

Page 55: De Groene Amsterdammer 43-2015

22.10.2015 De Groene AmsterDAmmer 55

kinderen door de Duitsers levend verbrand. Zo was het in ieder gezin, schrijft ze. Bij iedereen. In het dorp waar ze opgroeide, oorspronkelijk Pools, toen Oekraïens, erna Sovjet-Russisch, in de oorlog bezet door de Duitsers en na de oorlog weer helemaal Sovjet-Unie, werd nog lang Duit-sertje gespeeld. ‘Hände hoch! Zurjuck! Gitler kaputt!’

‘We kenden geen wereld zonder oorlog’, schrijft ze. ‘De wereld van de oorlog was de enige wereld.’ De helft van de boeken in de school-bibliotheek ging over de oorlog. Op school werd de kinderen geleerd van de oorlog te houden. Ze schreven opstellen over hoe ze in de oorlog zou-den sterven. Ze droomden erover. Alleen kreeg Alexijevitsj steeds meer oor voor de stemmen op straat die een ander verhaal vertelden. Zoals ze er ook oog voor kreeg dat na de oorlog het dorp van haar jeugd volkomen vrouwelijk was.

Alexijevitsj beschrijft zichzelf in verschillende documenten als iemand die lange tijd een boe-kenmens was: evenzeer aangetrokken door als bang voor de werkelijkheid. En zoekende naar woorden, en een vorm, om die werkelijkheid proberen te vatten. ‘Ik zocht naar een genre dat kon ontsluiten hoe ik de wereld zag, hoe mijn ogen en oren bezig zijn.’ Toen ze de roman Kha-tyn (1971) las, van de Wit-Russische schrijver Ales Adamovitsj, was dat een schok zoals ze die eerder alleen nog had ervaren bij het lezen van Dostojevski. In deze roman zit de verteller in een bus die hem terugbrengt naar zijn dorp Khatyn. Hij keert als een blinde man terug uit de oorlog, en kan zijn oude kameraden alleen nog maar horen. De roman was volkomen opgebouwd uit stemmen. Ze wist: ik heb gevonden wat ik zocht.

Het schrijven van haar eerste boek, waarvan in Rusland minstens twee miljoen exemplaren werden gedrukt en dat in het Engels verscheen als War’s Unwomanly Face, werd ingegeven door het verlangen vrouwen, zowel de soldaten als de achterblijvers, te vragen naar hun ervarin-gen in de oorlog. Allereerst omdat ze zich reali-seerde dat alles wat van de oorlog bekend was, afkomstig was van mannenstemmen. Niemand had ooit iets gevraagd aan haar grootmoeder. Of aan haar moeder. Maar ook omdat ze ervan uitging dat het voor vrouwen, als draagsters van het leven, moeilijker was om te doden. Een ver-onderstelling die overigens werd gelogenstraft door de verhalen die ze optekende. Gruwelijke getuigenissen, door Alexijevitsj zorgvuldig en zonder enig commentaar vastgelegd, alsof het allemaal lange innerlijke monologen zijn.

Het feit dat ze zelf vrouw was, en jong, maakte haar een veilige gesprekspartner. Ze werd aan-gesproken als meisje, dochtertje, kindje. Als je er oor voor hebt blijkt oorlog een uiterst intieme aangelegenheid. Op de eerste plaats draaide alles weliswaar om vernietiging, verlies, dood, afgebeuld worden, maar oorlog betekende ook:

zingen, verliefd worden, haren in de krul zetten. In de vernieuwde Duitse editie geeft Alexijevitsj aan welke passages zij heeft moeten schrappen van de censor – vaak verwijzingen naar seksua-liteit en menstruatie – en welke passages zij zelf heeft geschrapt – gruwelijke, sadistische details. De censor verweet haar dat zij met haar boek de vrouw vernederde, de heldin onttroonde en van haar een gewone vrouw maakte. ‘De sov-jetvrouw is geen dier’, kreeg zij te verstaan. ‘U denkt dat de waarheid is dat wat er in het leven gebeurt. Dat wat op straat ligt. Nee, waarheid is dat waarvan we dromen. Hoe we willen zijn. We hoeven uw kleine geschiedenis niet, we willen de grote geschiedenis.’

Natuurlijk is het wel ‘gewoon’ de grote geschiedenis die Alexijevitsj met koppige regel-maat verder begon vast te leggen, op een heel eigen en toch wel subliem te noemen manier. Het is niet dat haar wijze van geschiedschrijving het ondraaglijke draaglijk maakt. Evenmin ste-vent ze af op een historische duiding, wat haar onderscheidt van bijvoorbeeld Solzjenitsyn. De enige manier juist waarop ze de heersende

kaders en verhalen tegen kan gaan, is door heel dicht bij de ervaringen en herinneringen van de betrokkenen zelf te blijven. Het ondraag-lijke geeft ze een menselijk gezicht, door in te zoomen op individuele geschiedenissen, en van iedere actor zijn of haar unieke stem te laten klinken. Gestuurd door haar vragen natuurlijk, en uiteindelijk door haar gecomponeerd, inge-deeld, van hoofdstuktitels voorzien als ‘Kinder-koor’, ‘Dat was ik niet…’, ‘Over de sprakeloosheid van het leven en de schoonheid van de fantasie’. Ze wil weten hoe mensen de oorlog in gingen. Wat ze als laatste tegen hun geliefde zeiden. Hoe afscheid werd genomen. Hoe op ze gewacht werd, op de jonge mannen. ‘Ik schrijf niet over de oorlog, maar over de mensen in de oorlog.’

Anders dan Kapuscinski, met wie zij wel eens wordt vergeleken, is ze niet bezig personages te construeren. Zij heeft geen personages, alleen stemmen. Tot nog toe schreef ze op deze manier boeken over de sovjetoorlog in Afghanistan (Zinky Boys, 1989), over de generatie van haar ouders, helden van de Tweede Wereld oorlog, die in de jaren negentig van de vorige eeuw zelf-moord pleegden (In de ban van de dood, 1993), over de gevolgen van de ramp in Tsjernobyl (Wij houden van Tsjernobyl, 2005), en over haar eigen generatie, die het einde van de Sovjet-Unie meemaakte (Het einde van de rode mens, 2013). Dat laatste boek schreef ze in balling-

schap en publiceerde ze kort na haar terugkeer in Wit-Rusland.

Alexijevitsj is geen dissident. Ze voert geen oppositie. Ze is niet politiek actief. Ze is een staatsgevaarlijke schrijver. Niet omdat ze erop uit is om een beweging in gang te zetten, maar omdat ze pijnlijk precies laat zien welke conse-quenties ideeën kunnen hebben. Hoe in naam van een collectieve waan mensen tot onnoeme-lijk lijden worden veroordeeld. In haar inleiding tot Het einde van de rode mens schrijft ze weer zo akelig nuchter en to the point zoals ik het niet eerder heb gelezen: ‘Het communisme had een krankzinnig plan: het herscheppen van de oude mens, de oude Adam. Dat lukte ook nog: de homo sovieticus. De sovjetsukkel. Die mens ken ik goed. Ik ben er zelf een.’ Om vervolgens te beschrijven hoe je deze mens, ook al woont hij tegenwoordig in verschillende staten, onmid-dellijk herkent. Met hun eigen woordenboek, hun eigen opvattingen over goed en kwaad, helden en martelaren. Ze hebben een speciale betrekking tot de dood. Ze zitten vol haat en vooroordelen.

En ze kunnen heel goed praten, vul ik daar bij aan. En hun luisteraars aan het huilen maken. Wie als toneelmaker op zoek zou zijn naar een tekst waarin ‘alles’ zit, zou Aleksijevitsj’ werk moeten opslaan. Ik stel me voor hoe het verhaal van Ljoedmila Ignatenko zou klinken, de vrouw van de overleden brandweerman Vasili Igna-tenko, dat werd opgetekend in haar boek over Tsjernobyl. De vrouw die verzweeg dat ze zwan-ger was om maar bij haar radio actief besmette man in de buurt te kunnen blijven. ‘We waren net getrouwd’, zegt ze. ‘We hadden nog niet genoeg van elkaar kunnen krijgen.’ Al die dingen die ze doet, hoe ze verband om zijn handen wik-kelt, de troep die ze uit zijn mond pulkt… Die gedachtepuntjes horen erbij. Net als uitroepte-kens. ‘Eigenlijk moet ik dit niet vertellen! Het moet niet opgeschreven worden!’ Bij ons zou je er niet mee moeten aankomen, maar bij Alek-sijevitsj doen ze hun hartverscheurende werk.

In het Nederlands is nu alleen Het einde van de rode mens: Leven op de puinhopen van de Sovjet-Unie verkrijgbaar (De Bezige Bij, 2014, vertaling Jan Robert Braat). De eerdere boeken die in het Nederlands verschenen, In de ban van de dood en Wij houden van Tsjernobyl, zijn antiquarisch te koop. Uitgeverij De Bezige Bij is van plan haar gehele oeuvre in vertaling uit te gaan brengen

‘Het communisme had een krankzinnig plan: het herscheppen van de oude mens (...). Dat lukte ook nog: de homo sovieticus. De sovjetsukkel. Die mens ken ik goed. Ik ben er zelf een’

Page 56: De Groene Amsterdammer 43-2015

jan

rotH

uIZe

n

divers-----------------------------------------------------------------OP de HUID – een verrassende en origi-nele duo-column in beeld en woord. Proe-ven? Ga naar www.fikx.nl-----------------------------------------------------------------cursussen en coaching-----------------------------------------------------------------WWW.YOUCANYOGA.NL Yoga, Wellness en Pilates Aalsmeerweg 25 en Stadionweg 283 Amsterdam-----------------------------------------------------------------diensten (aangeboden)-----------------------------------------------------------------Vakvrouwen! Drie meubelmaaksters en een timmervrouw bieden vakwerk op maat. Voor inspiratie en mogelijkheden: www.vakvrouwen.comof 020-6827614-----------------------------------------------------------------diensten-----------------------------------------------------------------Cilia Prenen Tuinadvies en Ontwerp. DOMWEG GELUKKIG IN DE ACH-TERTUIN. 020-6837762 www.cilia-prenen.nl-----------------------------------------------------------------Een huis dat leeft: rust, ruimte en avon-tuur. www.Emma-interieuradvies.nl-----------------------------------------------------------------Uw boeken opruimen? Liefhebster haalt ze, zorgt v.e. zinvolle bestemming en betaalt evt. een passende vergoeding. Inez 06 3304 4863-----------------------------------------------------------------KWALITEITS schilderwerk, wanden,plafonds en houtwerk. Amsterdamen omgeving. Marian: 06-1460 1388www.marpi-schilders.nl-----------------------------------------------------------------OPRUIM assistentie: thuis, kantoor of studio graceorganizer.blogspot.nl-----------------------------------------------------------------vakantie (binnenland)-----------------------------------------------------------------FRIESLAND. Te huur voor weekend of vakantie een alleraardigst, geheel vrij gele-gen boerderijtje met een groot stuk grond, in het zuidoosten van Friesland. Rust en ruimte, eenvoudig maar van alle gemak-ken voorzien en geschikt voor 1 tot 6 per-sonen. www.boerderij.inthelowlands.info / telefoon 020-4204388 -----------------------------------------------------------------20 tot 22 november Het 12de weekend STAMHOTEL in de Veluwse natuur!Leo Lucassen spreekt over vluchtelingen, workshop Literatuur over Familie, cello-piano muziek door Doris Hochscheid en Frans van Ruth, monoloog Dan snij ik het vlees wel door Saskia Driessen, wandelen, dansen, samen eten. Welkom!www.stamhotel.nl

-----------------------------------------------------------------Vakantiebungalows met veel privacy op duurzame en kleinschalige plek met kin-derboerderij in de bossen van Otterlo vlak-bij Park Hoge Veluwe en het Kröller Müller Museum www.deroek.nl-----------------------------------------------------------------vakantie (buitenland)-----------------------------------------------------------------Ardèche-Drôme: boerderij 2-8 pers, rust, sfeer, comfort. 4 seizoenen, www.rignas.nl-----------------------------------------------------------------Even bijtanken in het zonnige Andalusië!www.alcandora.nl-----------------------------------------------------------------Breng de winter door in de Franse Pyre-neeën. Mooi huisje in het bos op een berg, tien minuten lopen van de weg. Veel kans op sneeuw. Ideaal voor schrijven of tot rust komen. Vrij van 20 december tot 10 maart tegen een vriendelijke prijs. [email protected] -----------------------------------------------------------------Ligurië Italië boerenhuis aan rivier: rust ruimte romantiek. 45 min vanaf Nice nabij zee www.ciantri.com-----------------------------------------------------------------Slapen op een wijnpers! Huur, onze kleine Kroatische wijnboerderij – max 3 à 4 pers. Eenvoudig, van alle gemakken voorzien, met uitzicht op eigen wijngaard. Info: 06 51320677 / www.gornjavoca.eu-----------------------------------------------------------------vakantie buitenland (gevraagd)-----------------------------------------------------------------Wie (m 55-65) wil met mij (vr 63) voorjaar 2016 campertocht maken in New Mex/ Arizona? jozet@chello.nl-----------------------------------------------------------------lezersaanbieding-----------------------------------------------------------------www.rutgerweemhoff.nl-----------------------------------------------------------------huisvesting (aangeboden)-----------------------------------------------------------------Fraai appartement in A’dam Oud-Zuid, geschikt voor een duo, in ruil voor goede 1prsns woonstek in A’dam. Meer info: www.woningruil.nl, adv nr 388026-----------------------------------------------------------------Pied-a-terre voor paar nachten p.w. in monument A’dam centrum € 325 p.m. Info: piedaterreAdam@gmail.com-----------------------------------------------------------------huizenruil-----------------------------------------------------------------Gevraagd: Karakteristiek HUIS BUI-TEN, te huur voor onbepaalde periode.Aangeboden: AMSTERDAM CON-CERTGEBOUWBUURT:Klassiek dubbel benedenhuis (5k.), met blijvend lage huur.Reacties: e-mail: bhuis@xs4all.nl-----------------------------------------------------------------

Klavers

De spektakelmaatschappij& Commentaar op de spektakelmaatschappij

Guy Debord

La Société du spectacle van Guy Debord (1931-1994) heeft niets aan relevantie ingeboet, want de geschiedenis doet er alles aan om Debords analyses te be-vestigen. De hedendaagse beeldinvasie bewijst dat het beeldgeworden kapitaal in ons bestaan een status van absolute oppermacht heeft bereikt. Wij zijn ge-

Een pageturner, een boek dat leest als een avon-turenroman. Middeleeuwers tussen hoop en vrees ver telt het verhaal van de middeleeuwen in acht kenmerkende gebeurtenissen waarin hoop en vrees de toon bepalen. Van Houtert kent de feiten, verstaat de kunst de gebeurtenissen in hun context te plaatsen en weet de verhalen meeslepend te vertellen. Wie wil weten hoe de

reduceerd tot passieve beeldconsumenten, de permanente onderdompeling in een schijnwereld is onze echte wereld geworden. Middeleeuwers tussen hoop en vrees Cas van Houtert

middeleeuwers leefden, wat ze zagen of meenden te zien, wat ze deden, dachten, geloofden, hoopten en vreesden, zal dit boek niet ongelezen laten.

Symposium:De urgentie van

klimaatveranderingZaterdag 31 oktober

Is klimaatverandering het belangrijkste milieuprobleem? Moeten we alles op alles zetten om dit tegen te gaan? Moet hiervoor de economie op de schop? Wordt er eind

december in Parijs een baanbrekend klimaatakkoord gesloten? Een aantal inspirerende sprekers gaat op 31 oktober samen met jou op zoek naar antwoorden op

deze prangende vragen.

Wil je ook graag mee discussiëren over klimaatverandering? Meld je dan nu aan op milieudefensie.nl/klimaatsymposium Hier vind je ook het meest actuele

programma en een overzicht van de sprekers. Wees er snel bij, want vol = vol.

Advertentie_groene.indd 1 13/10/15 10:05

56 De Groene AmsterDAmmer 22.10.2015

Kijk ook naar onze klavers online! U kunt uw Klavers alleen online aan melden groene.nl/klavers

Page 57: De Groene Amsterdammer 43-2015

22.10.2015 De Groene AmsterDAmmer 57

chriS de StoopDit is mijn hofDe Bezige Bij, 286 blz., € 19,90

Die Zeeuws-Vlaamse Hedwigepolder moest maar gauw onder water worden gezet, vond ik een paar jaar geleden. De milieubeweging vond dat ook: als compensatie voor de verloren landbouwgrond zou er in de directe omgeving immers heel wat nieuwe natuur ontwikkeld mogen worden, en dat was goed voor de kluut en de fuut. Twijfels staken de kop op toen ik een reportage zag van protesterende boeren vlak over de grens. Zo te zien werd er wel erg gemak-kelijk voorbij gegaan aan hun belangen.

Die twijfels werden heviger door de lectuur van Dit is mijn hof van Chris de Stoop, niet de eerste de beste als het om hoogwaardige onder-zoeksjournalistiek en geëngageerde literatuur gaat. Vooral Zij kwamen uit het Oosten (2003) was me bijgebleven. Dat boek, geschreven in een mengvorm van roman en verslag, geeft een genu-anceerd beeld van de maffia, de mensenhandel en vooral de sekswerkers – hij concentreert zich op een Albanese vrouw – die in Europa aan de slag proberen te komen. Toen Wilders zijn haar nog moest laten blonderen wierp De Stoop al een verhelderend licht op het vluchtelingenprobleem en de militante bureaucraten van Fort Europa.

Dat het hem ernst was met zijn engagement was meteen duidelijk, dat hij kon schrijven gelukkig evenzeer. Zijn nieuwe boek geeft van beide een overtuigende bevestiging. De Stoop keert als auteur terug naar zijn geboortestreek waar hij zich vijftien jaar terug al daadwerke-lijk had gevestigd. Hij schreef er ook toen al een boek, De bres, over de verloedering van het oude polderdorp Doel, tegen de Nederlandse grens, door de uitbreiding van de Antwerpse haven.

Dit is mijn hof is een soort vervolg op De bres. Het boek is weer van alles tegelijk: kritiek op de door de EU gemotiveerde agro- en bio-industrie; aanklacht tegen de ideologen van de nieuwe natuur, inclusief de milieubeweging die zich vol-gens hem voor de kar van de havenbaronnen laat spannen; verdediging van de kleine boeren en loflied op het oude boerenbestaan; herinnerin-gen van een boerenzoon die koos voor het schrij-verschap maar nu, terug in het ouderlijk huis, het verhaal vertelt van zijn broer die ‘eruit stapte’ en van zijn oude, tanige moeder die haar laatste opstandige dagen slijt in een verzorgingstehuis.

Die verscheidenheid van thema’s moet De Stoop voor niet geringe compositorische pro-blemen hebben gesteld. Hoe dat alles zonder dominante verhaallijn tot een min of meer uitge-balanceerd geheel te maken? Helemaal geslaagd is hij daarin naar mijn gevoel niet. De fragmen-tarische opzet brengt hem ertoe vaker dan nodig van alles te herhalen. Soms zijn dat eenvoudige feitjes. Zo krijgen we tot drie keer toe te lezen dat de abdij van Zaligem, die verantwoordelijk was voor de ontginning van de kleine polder van zijn jeugd, in 1136 werd gebouwd. Wel zit er telkens

een flink aantal pagina’s tussen die vermeldin-gen. De Stoop zal gedacht hebben dat de lezer dat precieze jaartal inmiddels wel vergeten is.

Storender vind ik de op den duur erg voorspelbare kritiek op de verdedigers van de nieuwe natuur. Dat die achter de tekentafel is bedacht en met bulldozers aangelegd weten we op een gegeven moment wel, en ook dat de heren erover denken in targets, grafie-ken en win-winsituaties. De Stoops verontwaardiging is terecht én overtuigend, maar het boek zou nog aan kracht gewonnen hebben als hij wat minder vaak op dat aambeeld had geslagen.

Maar dat zijn kleine bezwaren, er staat heel veel tegenover. Om te beginnen betoont De Stoop zich een begenadigd natuurbeschrijver. Als jongetje heeft hij goed leren kijken en zich gedetailleerde kennis van planten en dieren, het land en de boerderij eigen gemaakt, duidelijk niet op school, hoezeer hij ook al vroeg een lezer bleek die niet geschikt was als opvolger van zijn vader. Die diepgewortelde, met het alledaagse boerenbestaan verbonden schoonheidservaring is uiteindelijk zijn belangrijkste argument tegen de ontpolderaars. Hij betreurt het dat de natuur van de mythologie naar de wetenschap wordt

overgeheveld, dat alle magie eruit moet. En dat de boer van zijn waardigheid wordt ontdaan.

De Stoop zegt het nergens met zoveel woor-den, maar het is duidelijk dat de zelfmoord van zijn broer daaraan te wijten is. Hoewel zij her-haaldelijk met elkaar in de clinch lagen, zie ik Dit is mijn hof toch allereerst als een postuum eerbe-toon aan die broer. Als ik me niet vergis komt de titel, met de nadruk op het bezittelijk voornaam-woord, alleen voor in een context die beslissend moet zijn geweest voor diens heilloze capitulatie. Het zinnetje is een woedende verdedigingsreflex als de broer wordt bedreigd door ‘een van die groene mannen’: ‘Dit is mijn hof, en als ge niet maakt dat ge wegkomt, bel ik de politie.’ Hij voelt zich voortdurend bedreigd door nieuwe regels, controles, boetes en administratieve terreur. Dramatisch, door de broer niet overleefd diepte-punt: huiszoeking van de ‘hormonenbrigade’ in de vorm van een intimiderende razzia.

Achter in het boek geeft De Stoop een lite-ratuurlijst. Aan sommige titels heeft hij het nodige ontleend, niet zelden als kop van Jut. Dat geldt voor Frank Vera’s ‘evangelie voor natuurbeschermers’ Wildernis in Nederland, waarin een verdere intensivering van de land-bouw wordt bepleit ‘zodat meer grond over-blijft voor nieuwe natuur’, en geschriften van diens geloofsgenoot Patrick Meire, die meent dat ontpoldering van de Hedwigepolder ‘ons fortuinen zal opbrengen’. De Stoop raadt hun De druiven der gramschap van Steinbeck aan, en impliciet, in de literatuuropgave, John Ber-gers fenomenale trilogie De vrucht van hun arbeid en Willem van Toorns Het grote land-schapsboek. Ik mis daar één naam: Paul de Wispelaere, in wiens Tussen tuin en wereld en Het verkoolde alfabet De Stoop makkelijk een strijdvaardige en welbespraakte medestander van het eerste uur zou herkennen.

hedwigepolder

Hij voelt zich voortdurend bedreigd door nieuwe regels, controles, boetes en administratieve terreur

rob

HuI

bers

/ H

H

Ontpolderingsdramacyrille offermans

Page 58: De Groene Amsterdammer 43-2015

58 De Groene AmsterDAmmer 22.10.2015

De gedichtenbundel zoals we die sinds de negen-tiende eeuw kennen, is failliet. Enkele generaties lezers en dichters zijn opge-groeid met de gedachte dat het een goed idee was losse gedichten op een sta-peltje te leggen en er een nietje doorheen te slaan, om het geheel als ‘bundel’ te presenteren. Natuurlijk, over de volgorde van de gedichten werd wel nage-dacht, in negentig procent van de gevallen kwam die tot stand door associatieve schakels, maar in essentie

bleef het afzonderlijke gedicht de eenheid. Op basis van deze visie ontstond tevens het meest verwerpelijke verschijnsel dat de poëzie kent: de bloemlezing. Een echte poëzieliefhebber zal nooit een bloemlezing kopen.

Gelukkig is dat tijdperk voorbij. Dichters denken weer in grotere eenheden, schrijven lange, min of meer verhalende gedichten of bou-wen hun ‘bundels’ (dat woord moeten we dus afschaffen) op als samenhangende kunstwerken waaruit men niet straffeloos losse fragmenten kan plukken. Robert Anker, H.C. ten Berge, Pieter Boskma, Annemarie Estor, Jacob Groot, Leonard Nolens, Henk van der Waal: allemaal construeren ze werken van lange adem waar-voor je een paar uur geconcentreerd moet gaan zitten. Het geïsoleerde gedicht is passé. Wie nog een kort gedicht zoekt voor zijn uitvaart wende zich tot ‘de symbolen van het voormalige’, om met Leopold te spreken. Dit wordt een eeuw van epiek. En er zijn voorbeelden genoeg, van Vergi-lius en Vondel tot Nijhoffs Awater en de Cantos van Pound.

Han van der Vegt (1961) heeft zich van meet af aan toegelegd op het lange gedicht. Dat hij zich wil scharen in een eeuwenoude traditie van barden en vertellers blijkt bovendien uit het feit dat hij zijn gedichten van buiten kent en op fenomenale wijze weet voor te dragen. Behalve Tsjêbbe Hettinga, die ons helaas is ontvallen, ken ik geen hedendaags dichter wiens verhalen een publiek zo in hun ban weten te dwingen als Van der Vegt. Zijn nieuwe boek, Navigatiesystemen, gaat gepaard met een cd waarop de dichter een van de gedichten voorleest, ondersteund door (overigens niet erg inventieve) minimal music van Jan Frans van Dijkhuizen. Die voordracht duurt een uur – dit om een indruk te geven van de schaal waarop Van der Vegt werkt.

Als om te benadrukken dat de traditie ook een toekomst heeft, schildert hij werelden die een amalgaam lijken van Dante en science-

fiction, van Jheronimus Bosch en Sin City. Zo vertelt het eerste gedicht het verhaal van Orfeus en Eurydice, hier Orf en Ryddic geheten, in de vorm van een computergame met zes levels, ter-wijl het laatste gedicht (maar liefst 35 pagina’s) in dactylische hexameters een eindtijd oproept waarin de wereld voor mensen onbewoonbaar is geworden. Inferno, rampenfilm, dubieuze fantasy, maar vooral veel afgerukte ledematen, soppende modder, gistende lichaamssappen en futuristische techniek, dat is het universum van Van der Vegt.

De dichter munt uit in exuberante beschrij-vingskunst. Hier staat Orf op het punt zich in de krater van de hel te storten, waarin zich echter een reusachtige cocon bevindt die de toegang lijkt te versperren:

op je vlucht naar beneden zie je dat het weefsel – van de cocon – met broedkamers – is gema-zeld – madenkopjes wriemelen op uit iedere cel – zoogsters komen hen voeden met een dikke bloedpap – kijk, sommige krijgen scharen, som-mige snavels – waarvan een hap – een zoogster zo – de kop afbijt – ze vreten tot – hun gulzigheid en gal hen de vulkaan uit drijven – om ergens in dit rijk hun aandeel in te rijven

Hoewel het boek in zes gedichten uiteenvalt, waarvan de middelste vier allemaal uit zeven episoden bestaan, komen allerlei elementen steeds terug. Eenlingen of groepen ondernemen een queeste, trekken door onherbergzaam gebied en proberen met liederen op de been te blijven, maar in geen van de gevallen is de reis een succes. Weliswaar slaagt Orf erin Ryddic aan Wormgoor te ontfutselen, maar beiden zijn niet

meer wie ze waren. Tannhäuser verdwaalt op een reusachtig vrouwenlichaam, waar hij steeds wegzakt in deinend vlees en zompige lichaams-openingen. De reeks ‘Afdaling in het zelf ’ biedt het zoveelste inferno:

Halverwege het woud wacht een hyena je op,die jouw gezicht draagt op zijn kop en om zijn anus.Wat is de weg tot het zelf, vraagt hij je. Inkeer enontluistering, zeg je. Daarop spert hij zijn kaken.

Het behoeft geen betoog dat het zelf overal en nergens wordt aangetroffen, zonder dat de held of de lezer er wijzer van wordt: ‘Waar het zelf is, daar is geen uitsluitsel, lispelt het.’

Van der Vegt is een virtuoos verteller, maar schieten we ook iets op met al die heftige beel-den in technicolor, die schier oneindige aaneen-schakeling van bizarre metamorfosen? Dat er geen rem op zit is tot daar aan toe, maar heeft de felle buitenkant ook substantie? Neem nu het lange slotgedicht De paladijnen, dat alleen al in de metrische vorm refereert aan het klassieke epos. Een monsterlijk voertuig dat het vermogen heeft zichzelf te repareren, trekt door een onleef-baar landschap van ‘zwavelvalleien’, ‘dauw-grijze asgebergten’ en ‘lavarivieren van plastic en steenslag’, waar hier en daar nog resten van een menselijke beschaving worden aangetrof-fen. De reizigers zijn vertrokken uit het paleis van een machtige koning, op zoek naar de Graal, en na eindeloze, waarschijnlijk eeuwenlange omzwervingen komen ze terug bij hun uitgangs-punt. Het lichaam van de koning is intussen gebalsemd en ‘weer in zijn oude glorie hersteld’. Mogelijk begint de queeste hierna opnieuw.

Van der Vegt is er niet voor teruggedeinsd herhaaldelijk te verwijzen naar Leopolds Cheops, een van de indrukwekkendste gedichten uit de Nederlandse literatuur. In vergelijking daar-mee getuigt Navigatiesystemen van een pijnlijk gebrek aan diepte. Is dat misschien waarom het Van der Vegt te doen is?

door piet gerbrandy

Er zit geen rem op

uit: De paladijnen

Niets brengt zo nauw tezamen, geen bloed, geen zaad en geen regel

als de omkapping die ons beschut, de wielen die ons naar

één gemeenschappelijk heilsuur horrelen, dat gelijktijdig

in elke voorwaartse schuifduik eerder gedeelde ontbijtpap

ons aan de huig schuimt. Adem stokt ons zuur in de strotklep.

Zij die leven binnen één ritme hoeven geen woorden,

blikken te delen. Zelden gebeurt het dat een van ons misgrijpt,

stuur dan wel pook uit handen laat glippen, haar evenwicht kwijtraakt.

Ik ken geen hedendaags dichter wiens verhalen een publiek zo in hun ban weten te dwingen als Van der Vegt

han van der vegtnavigatiesystemen: Zes gedichten voor­bij de menselijkheidWereldbibliotheek, 96 blz., € 19,99

Page 59: De Groene Amsterdammer 43-2015

22.10.2015 De Groene AmsterDAmmer 59

Aan het woord in deze roman is de puber en latere jonge man Julius, ook wel Skip genaamd. Weerzin is his middle name. Zijn ouders zijn fout, zijn broer is een patser, zijn vriendin wil alleen kinderen, ver-pleegsters zijn trutten, publiek in de IJsbreker in Amsterdam is snobis-tisch en truttig, et cetera. Over art-sen krijg je dan dit: ‘Die artsen, mijn god. De mannen in nonchalante spijkerbroek en overhemd, riemen met dikke gespen en klokjes waarop je van een meter afstand nog zonder moeite en op de seconde nauwkeu-rig de tijd kunt lezen (...).’ En over klasgenootjes lezen we: ‘Alle meis-jes in de klas, die hockeytrutjes met hun polo’s met opgezette kragen in alle denkbare pasteltinten, hadden zo’n klein ventilatortje.’ Over een familiefeest: ‘Ik had nooit zin om te gaan, het waren altijd dezelfde ver-velende, oude mensen met roos op hun schouders en dezelfde jongeren die zo’n feest beschouwden als een inkijkje in de wereld waar ze later deel van wilden uitmaken.’

Uiteraard probeerde de schrijver mij hiermee over te halen tijdelijk net zo naar de wereld te kijken als zijn beklemde held die nu eenmaal in de roman veel voor zijn kiezen krijgt. En ‘dus’ iedereen gek vindt en alles niks. Maar logisch is dit niet en Skip werd er bij mij niet sympathieker op. Zou dat de bedoeling geweest zijn? Een clichébeeld van een puber oproepen? Wie weet had Simons moeten probe-ren die zwartgallige clichéblik op een of andere manier tegen te spreken. Er een stem tegenin te laten fluisteren, hoe weet ik ook niet, via valse terzijdes, een scheve blik, een daverende grap. Of via zinnen die meer te bieden hebben dan die van hier boven. Misschien zoals J.D. Salinger dat deed met zijn zwartgallige puber in The Catcher in the Rye. Hoe dan ook, ik verveelde me regel-matig bij Skips blik op de wereld of ik zette in de kantlijn ‘ja hoor, toe maar weer’.

Toch heeft deze roman meer te bieden dan dit. De schrijver vertelt het verhaal van een fami-lie die uit elkaar valt: moeder depressief, vader ongeïnteresseerd, broer een eikel. Dan verschijnt het mooie meisje Mimi, ze is een nichtje en komt tijdelijk bij de familie inwonen. Uiteraard gaat dit flink mis, daar kun je vergif op innemen. Ze verdwijnt, Skip zoekt haar, zijn moeder sterft op Curaçao, zijn vader krijgt een hersenbloeding, Skip verzorgt hem. Oef! Zo verteld krijgt deze

roman wel een sterk melodramatische bijklank waar de schrijver zich overigens geen moment voor schaamt. Wat mij betreft terecht, maar dan had hij toch meer moeten maken van dat ongrijpbare meisje Mimi, dat nu niet meer blijft dan een soort geheimzinnige Fee, de droom van iedere man, die sinds de negentiende eeuw door heel wat boeken van mannelijke schrijvers rond-spookt. Veel vlees aan de botten krijgt ze niet, ja, ze is wispelturig, onbetrouwbaar, leuk, slecht, gemeen, hoerig. En neuken dat ze kan! ‘Je wist het gewoon nooit met haar, het kon van het ene op het andere moment afgelopen zijn met dat zachte gekreun, die dierlijke geluiden die ze maakte.’ Ongrijpbaar dus, De Fee en de Hoer, tja, die vrouwen toch, maar vooral: die mannen-blik daarop! Ik zat erbij te grinniken, maar dat was denk ik toch niet de bedoeling.

Overigens zette Simons het geheel allemaal inventief in elkaar. Hij springt moeiteloos van de ene tijd en plaats naar de andere, laat het geheel zich binnen een week afspe-len, terwijl wat er verteld wordt toch vele jaren beslaat. Het blijft prima te volgen. En mijn interesse nam vooral toe bij de scènes op Cura-çao. Niet alleen omdat ik daar als jongetje vijf jaar woonde en er nog altijd allerlei herinneringen aan koester, maar ook omdat hier ineens de zeer bijzondere Curaçaose com-ponist Jan Gerard Palm (luister via YouTube naar zijn fraaie muziek) opduikt. Skip gaat op zoek naar de achtergrond van deze figuur, omdat hij daarmee herinneringen en beel-den rondom zijn moeder denkt te kunnen oproepen.

Het is er allemaal een beetje met de haren bij gesleept, maar het gaf Simons wel de kans zijn niet geringe schrijftalent te etaleren. Ineens kwam Curaçao dichterbij, zie de beschrijving van een volks-wijk in Willemstad: ‘Aan weers-zijden van de stoffige weg kleine huisjes, gammele constructies, hout en bakstenen, uitgesleten trappe-tjes van beton, daken van golfpla-ten die schots en scheef over elkaar lagen, een enkel huis opgeknapt en net in de verf gezet.’ Ja, daar woonde ik dus. Ook geeft Simons een pakkende beschrijving van het wereldberoemde Curaçaose bordeel-conglomeraat Campo Alegre, waar-over mijn ouders destijds alleen zeer

besmuikt met elkaar spraken. Wat zou ik daar graag een keer geweest zijn! Maar dat de held er een soort tweede Mimi denkt terug te vinden, of is zij het echt zelf, ging er bij mij weer niet in.

Het is ook nooit goed. Waarom zo inge-wikkeld? dacht ik vaak. De verhaallijnen bui-telen over elkaar, het zijn er te veel, ook al

zijn ze prima aan elkaar geknoopt: pubers, mid-delbare school, Cura-çao, vriendinnetje, Palm, coming of age, verzet tegen vader, ziekenhuis, familie-geheimen, moeder, broer. Van mij hoeft een roman niet drie honderd pagina’s dik te zijn. Waarom niet alleen ingezoomd op die geweldige Palm? En zijn familie. Aan de andere kant zit er te weinig karakter tekening bij van de personages, ze bleven ver van me af, ik wond me er niet genoeg over op.

martijn Simons zette het geheel allemaal inventief in elkaar

Ik verveelde me regelmatig bij Skips blik op de wereld of ik zette in de kantlijn ‘ja hoor, toe maar weer’

KeKe

Keu

KeLa

ar

Ja, daar woonde ik dusdoor kees ’t hart

martijn SimonSIk heet juliusDe Bezige Bij, 301 blz., € 18,90

Page 60: De Groene Amsterdammer 43-2015

60 De Groene AmsterDAmmer 22.10.2015

Neil MacGregor, directeur van het British Museum in Londen, kijkt naar Duitsland met de frisse blik van een buitenstaander en plaatst de Duitse cultuur in een Europees perspectief.

door jerker Spits

Lange tijd was het vooral de cultuur die Duits-land tot een eenheid maakte. De taal die werd gesmeed door Luther, de literatuur die met Goethe grote hoogte won en een Bildungs-bürgertum dat zich niet op zijn politieke mon-digheid, maar op zijn culturele ontwikkeling liet voorstaan. De politieke eenheid kwam pas laat, onder Bismarck in 1871. Door die ontwikkeling onderscheidde Duitsland zich van andere Euro-pese mogendheden, zoals Engeland en Frank-rijk. Het was een Sonderweg die werd gekoes-terd door schrijvers en burgers. Zij verheugden zich in het hoge aanzien van de Duitse cul-tuur en lieten autoriteit onaangevochten. Ook Thomas Mann keek in zijn Betrachtungen eines Unpolitischen (1918) met minachting neer op het compromis, de nuchtere blik, de aanpassing, het evenwicht, kortom: op de politiek als ‘kunst van het mogelijke’.

Veel Duitse historici zien het Derde Rijk als het onvermijdelijke eindpunt van deze hoog-moed. In de woorden van Sebastian Haffner: ‘De catastrofe van deze vorm van politiek den-ken stond evenzo vast als een dodelijk verkeers-ongeluk in het leven van een automobilist die autorijden niet als een kunst van aanpassen en zich schikken, maar als zelfverwezenlijking en zelfontplooiing beschouwt, die niet onge-deerd wil aankomen, maar zich koning van weg en ruimte wil voelen.’ Het land van de Dichter und Denker werd een land van Richter und Henker (rechters en beulen). Pas na 1945 werd Duitsland een deel van het Westen, en groeide het langzaam maar zeker uit tot een stabiele en betrouwbare democratie.

Die ontwikkeling staat centraal in boeken als de Deutsche Gesellschaftsgeschichte van Hans-Ulrich Wehler en Der lange Weg nach Westen (2000) van Heinrich August Winkler. Het zijn diepzinnige en soms wat taaie studies over het conflict tussen Geist en Macht. Neil MacGregor schrijft een andere geschiedenis van Duitsland: beeldend, tastbaar, en zonder vooroordelen over een onvermijdelijke weg die achteraf gemakke-lijk te construeren is. Hij richt zich op objecten en gebouwen, mensen en plaatsen die bepalend zijn voor de Duitse nationale identiteit. Hij beschrijft Duitsland van de Gutenberg-bijbel uit de vijftiende eeuw tot de Rijksdag in het herenigde Berlijn van na de Wende. Dat beeld in fragmenten blijkt krachtig: juist omdat het

recht doet aan een geschiedenis die ‘bescha-digd’ is: ‘Duitse wetenschappers hebben wel pogingen gedaan de verschillende stukken van de puzzel aan elkaar te leggen, maar geen van hen is in staat gebleken om de grote intellectuele en culturele prestaties van het Duitsland van de achttiende en negentiende eeuw en de morele afgrond van de nazi’s dusdanig met elkaar te verbinden dat er een begrijpelijk patroon ont-staat. In diepste wezen is dit een geschiedenis die zo is beschadigd dat herstel niet mogelijk is, maar waar we wel voortdurend op terug moeten komen.’

Het is een scherp beeld, dat duidelijk maakt dat MacGregor met precisie naar de Duitse geschiedenis heeft gekeken. Duitsland: Portret van een natie is een rijk geïllustreerd boek, van een grote spanwijdte, knap en levendig verteld.

Het is niet loodzwaar, maar licht, levendig en ook met humor geschreven.

Neil MacGregor is sinds 2002 directeur van het ver-maarde British Museum in Londen. Hij schreef de wereldwijde bestseller A History of the World in 100 Objects, die ontstond na een radio progamma op de bbc. In 2014 organi-seerde hij de tentoonstel-ling Germany: Memories of a Nation. Die was beschei-den in grootte, maar werd een groot succes. Bonds-kanselier Angela Merkel bezocht de tentoonstelling. MacGregor sloeg barsten

in het bevroren Engelse beeld van Duitsland. Het was een bijles voor de Britten, een poging hun beeld van Duitsland bij te stellen. Blitz-krieg en alter Fritz maakten plaats voor Goethe en Schiller. Veel Engelsen luisterden naar de radioserie op de bbc waarin de charmante en sympathieke MacGregor enthousiast over de Duitse geschiedenis vertelde. Tegenover Duitse kranten was hij soms direct over de Britse ken-nis. ‘Van de grote Europese staten is Duitsland het land dat we het minste kennen en begrijpen, niet in de laatste plaats omdat ons kennisniveau op het peil van zeventig jaar terug is blijven ste-ken’, zei hij in een gesprek met de Frankfurter Allgemeine.

Voor Duitsland: Portret van een natie vormt de collectie van het British Museum de leidraad. En dat heeft, hoe rijk ze ook is, zijn beperkin-gen. Filosofie en muziek – die belangrijk zijn om Duitsland te begrijpen – blijven buiten beeld. Daar staan goed gedocumenteerde beschrij-vingen van het Bauhaus en prachtige verhalen over het houtsnijwerk van de Nürnbergse kun-stenaar Tilman Riemenschneider (1460-1531) tegenover. En aan de hand van een klein beeldje van Bismarck als smid vertelt de Engelsman levendig over de eerste Duitse eenheidsstaat: Bismarck the Blacksmith. Het was een beeldje dat bij Duitsers in de huiskamer stond, als een

Tastbare geschiedenis

neil macgregorDuitsland: biografie van een natieVertaald door Pon Ruiter. Hollands Diep, 597 blz., € 39,99

Het land van de Dichter und Denker werd een land van Richter und Henker

Bierdrinkers in münchen,

in traditionele kleding

Page 61: De Groene Amsterdammer 43-2015

22.10.2015 De Groene AmsterDAmmer 61

icoon voor de man die stond voor de Duitse eenheid.

Hoewel het te prijzen is dat MacGregor zich niet verliest in ideologische loopgraven gaat hij soms wat kort door de bocht. Zo noemt de Schot de historicus Michael Stürmer ‘een eminent politiek commentator’. Maar Stürmer is een historicus die nauw gelieerd is aan de cdu en in de befaamde Historikerstreit een uitgespro-ken, conservatieve positie innam. Zijn duiding van het verleden staat niet los van zijn politieke opvattingen over Duitslands heden en toe-komst. En of Christa Wolf, die schrijfster uit de ddr die zelf ook korte tijd voor de Stasi werkte, altijd schreef ‘met een helderheid en integriteit die je niet vaak tegenkomt’ en er ‘geen reden (is) om aan haar oprechtheid te twijfelen’ – daarover zijn de meningen in Duitsland verdeeld. Voor de Duitse lezer of de lezer die vertrouwd is met het Duitse cultuurpolitieke debat is MacGregors beeld soms wat te rooskleurig.

Dat laat onverlet dat Duitsland een prachtig boek is dat zich onderscheidt van andere boeken over de Duitse cultuurgeschiedenis door zijn levendigheid, toegankelijkheid en reikwijdte. De Engelsman kijkt naar Duitsland met de frisse blik van een buitenstaander. Zijn blik is ook eigentijdser dan die van de hierboven genoemde historische studies. Natuurlijk is er veel aandacht voor Hitler-Duitsland, maar het is niet meer de periode waar alle lijnen naartoe lopen, of waar-van alle lijnen uitgaan. MacGregor plaatst de Duitse cultuur in een Europees perspectief.

Zo staat hij stil bij drie Europese monumen-ten die herinneren aan een militaire overwin-ning: de Arc de Triomphe in Parijs, de Wel-lington Arch in het Londense Hyde Park en het Siegestor in München. Het zijn triomfbogen die trotse leeuwen en ruiters tonen. Ze zijn rijk gedecoreerd met reliëfs en bronzen figuren in strijdwagens, vaak in de richting van de versla-gen vijand. Maar de achterkant van het monu-ment in München is anders. Het werd bescha-digd in de Tweede Wereldoorlog en de stad besloot die wond niet te helen. Boven de boog is er een leeg fresco, met simpele, zwarte letters: ‘Aan de overwinning opgedragen, door oorlog vernietigd, manend tot vrede’.

Aan het eind van dit jaar neemt MacGregor afscheid van het British Museum. Hij zal met aanbevelingen komen voor het Humboldt-forum, het nieuwe ‘Museum voor Wereld-culturen’ in Berlijn. Het forum moet, net als de broers Wilhelm en Alexander von Humboldt, staan voor het goede Duitsland: het land van Bildung en nieuwsgierigheid naar andere cul-turen. Het zou, in andere woorden, een variant moeten worden op het succesvolle wereld-kampioenschap voetbal dat Duitsland in 2006 organiseerde, en waarvan het motto luidde: ‘De wereld te gast bij vrienden’. Of de Engelsman ook directeur van het Humboldtforum wordt? Wie zijn oor in cultuurpolitiek Berlijn te luiste-ren legt, hoort dat hij de Lieblingskandidat is van Frau Merkel.

Christiaan WeijtsNapels aan de ScheldeIn een brussels restaurant liet ik eens achteloos vallen dat ik belgië meer op Italië vond lijken dan op Frankrijk of nederland. Daarop veerde een Vlaming naast mij overeind. Hij keek me fonkelend, gelukzalig aan, zeker zes seconden lang. Dat hij me nog net niet ging tongzoenen kwam alleen doordat we onze monden vol garnalenkroket hadden. belgië lijkt meer op Italië dan op zijn buurlanden! Dat was exact wat hij altijd had gevonden en hij had er zelfs een boek over geschreven, en wel het boek Mijn Italië van Luc Devoldere.

telkens als ik in belgië ergens een zuil, fonteinrijk plein of een met krulvoluten getooide gevel zie, denk ik weer even aan dat moment. Laatst had ik het zelfs bij een boek, van een Italiaan. Daar zit een kronkelige voorgeschiedenis aan vast die ook bij een Vlaming begint, tom Lanoye.

tom Lanoye hield onlangs in de schouwburg van mijn geboortestad een vurig pleidooi om meer theaterteksten te lézen: shakespeare, Vondel, maar ook hun hedendaagse collega’s als Quentin tarantino.

Zonder het te weten had ik dit advies van Lanoye in Leiden al opgevolgd. Ik wilde de film Youth van paolo sorrentino gaan zien, maar die draaide nog niet in nederland. Wel al in belgië trouwens, daar had je het al. Wij Hollanders moesten ons maar behelpen met de wel reeds beschikbare ‘verboeking’, die feitelijk neerkomt op een integrale uitgave van het script, in de typografie van lopend proza gegoten. met Jeugd las ik dus voor het eerst een script voordat ik de bijbehorende film heb kunnen zien. Ik denk dat Lanoye gelijk heeft. Geschreven dialogen dringen beter tot je door. sommige heb ik al meer dan vijftien keer gelezen, ook om erachter te komen wat nu precies hun kracht is.

neem deze. ‘Werkt u voor de koningin?’ ‘Daar komt het wel op neer.’ ‘mooi. Ik heb altijd een beetje te doen met monarchieën. er hoeft maar één persoon weg te vallen, en opeens verandert de wereld. net als in huwelijken.’

of deze, tussen de twee hoofdpersonen, de componist en de filmmaker, tijdens een wandeling door de alpen: ‘Ik las op Wikipedia dat je als jongen een tijdje bent omgegaan met strawinsky.’ ‘Klopt.’ ‘Wat voor type was strawinsky?’ ‘een heel kalme man. Hij zei een keer: “Intellectuelen hebben geen smaak.” Vanaf die dag heb ik er alles aan gedaan om geen intellectueel te worden.’

Het is mild absurdisme, gemixt met ernst, exact in de juiste verhoudingen. Die talige kant van sorrentino zou op het doek best eens overvleugeld kunnen raken door alle visuele strelingen – Youth schijnt namelijk voort te gaan op de weg die sorrentino met La grande bellezza insloeg.

maar het belangrijkste gebeurde na het lezen van dit script. toen pas ben ik sorrentino’s roman gaan lezen, Iedereen heeft gelijk, uit 2010. Dit is een krankzinnig goed boek. Dit is de razernij van céline met het coloriet van Veronesi. Dit is een feest, waanzin, leven. Ik laat een flard proeven, in de vertaling door etta maris, die ook weergaloos werk leverde door zulke muzikale zin­nen naar ons moerastaaltje over te brengen:

‘Het is de ischias, die tweederangs sloerie. en dan komen, gewapend met onbetaalde facturen, legers gespierde osteopaten en fysiotherapeuten blakend van vitaliteit als doedelzakspelers de bergen af lopen. De nieuwe tovenaars. Ze vertellen een heleboel dingen en niemand, zelfs niet de eeuwige Vader, weet of ze eerlijk zijn. maar je kunt niet anders dan geloven, om te blijven hopen. Want je moet verder, omringd door een tonijnennet van kwaaltjes.’

Het ritme, de rijkdom, de exuberantie die toch in bedwang wordt gehouden door de meesterhand… Ik wilde sorrentino tongzoenen. en tegelijkertijd ben ik hem gaan haten, echt intens gaan haten. Want dat doe ik met schrijvers wanneer ze echt overrompelend goed zijn. Dat is geen jaloezie. Het gaat veel dieper dan jaloezie. Dit boek komt zo dicht bij mijn ideale ooit te schrijven Gedroomde boek in de buurt dat het me moedeloos kan maken en verlammen. Dat ik bij al die geweldige passages ook de aandrang moet onderdrukken het tegen de muur te slingeren, het daar tot op de bindtouwtjes te versnipperen, te verscheuren, eroverheen te pissen.

afijn.Waarom ik erbij aan Luc Devoldere

moest denken, is omdat de vertelstem in dit verschrikkelijke boek voor mij absoluut Vlaams is. Ik hoor een mengeling van Lanoye, mortier, Verhulst, brusselmans… en eenmaal op dat spoor zie ik tal van overeenkomsten tussen Italiaanse en Vlaamse auteurs. mogelijk delen ze dat katholieke gevoel voor rijke theatraliteit, vermengd met het carnavaleske, met ook altijd nog een zweemsel mystiek.

eind deze maand zal ik dan eindelijk Youth zien, al sluit ik niet uit dat ik niet kan wachten en er al eerder voor afreis naar het Florence aan de Leie of het napels aan de schelde.

Dit is de razernij van céline met het coloriet van Veronesi

uLL

steI

n bI

LD/a

KG­I

maG

es (F

oto

uIt

bes

pro

Ken

boeK

)

Page 62: De Groene Amsterdammer 43-2015

62 De Groene AmsterDAmmer 22.10.2015

Cryptogram 3293 henk jongeBloed

Horizontaal4. Uiteraard is men daar niet voor, dat zou abnormaal zijn (14)9. Het velletje om de haring (6)10. ’t Is krom dat zoiets wordt aangedaan (7)11. Problematisch drankje dat van alles oplost (14)12. Vorm van delegeren aan steuntrekkers (9)14. Staat mogelijk vol met Fransen (5)15. Ik spoor die dwarsligger aan erheen te lopen (4)16. Daar zit de gemeente haar geld op (8)19. Hielden prikacties voor een betere cao (6)21. Val(t) snel aan!! (8)22. Quickscan van je kennis en je mag meteen door naar het programma (9) 23. Er komt een tijdstip waarna u ’m moet lozen (5)

Verticaal1. Het is druk op de weg dus leveren terrassen het nodige op (15)2. Slippen voor je plezier is tamelijk plat (15)3. Eerst nog onervaren, zit je hierna op de blaren (8)5. In de loop gedraaid en verder gegaan (9)6. Ondanks dit alternatief ingenomen met de prestatie (5)7. Een ruiker voor de piloot die over grenzen ging (14)8. Buiten westen en de ziekte in door die afstraffing (8)13. Doet afstand van de troon hoewel hij nog niet onder de pannen is (8)17. Een tijdje zonder geld is mooi schering en inslag! (6)18. Ik haal het beeld naar me toe en leg het om (4)20. Tussen ruiten en rund (4)

Oplossing cryptogram 3292Horizontaal - 6 terecht-stellen, 9 brug-ligger, 10 Elle, 11 verzamel-uitgave, 13 deel (de kaarten), 14 lam-enteren, 16 stop-order, 18 item, 20 ma-je-m, 21 peenhaar, 22 première, 23 hef-tig (keer).Verticaal - 1 sterrenensemble, 2 vrij-gezel, 3 schimmel-vorming, 4 S.T.E.R., 5 ón-gemeen, 7 Tegel (berlijn), 8 leer-gierigheid, 12 inner-veren, 15 modepop, 17 object, 19 morgen (maat).

2329

0400

2401

2267

0490

2364

2260

1305

2041

0431

2345

0139

2369

0420

0607

0270

0537

0142

1262

2347

1358

029

52196

1261

2361

0427

1316

1260

1348

1335

0480

2331

030

9

1330

1331

1081

0323

1975

2226

0312

2356

0310

HENK

KOMT

VAN

OST

HU

IS 11 / 10 201510 / 01 2016

SPUI25-Oktober

spui25.nl

High time for a European Defence Union?

Iconic images of refugees and war: powerful tools or clichéd reality?

FNWI Collegetour: Is licht te vangen?

Bijzondere lezing door prof. dr. Beppie van den Bogaerde

Moslims in Nederland: hoe het Islamdebat onze blik vernauwt

Proost op de wetenschap: Zorg dat je erbij hoort - een kritische reflectie op het Nederlandse inburger-ingsbeleid

2 2

2

2

2

2

2 7

8

9

2

3

- -

-

-

-

-

Donderdag17.00 - 18.30

Dinsdag20.00 - 21.30

Woensdag20.00 - 21.30

Donderdag17.15 - 18.15

Donderdag20.00 - 21.30

Vrijdag16.00 - 17.00

Page 63: De Groene Amsterdammer 43-2015

22.10.2015 De Groene AmsterDAmmer 63

jan

rotH

uIZe

n

U kunt uw ingezonden brief van maximaal 400 woorden sturen naar [email protected]

Russen op de HerengrachtReagerend op het mooie maar verontrustende onderzoeksverslag over het opkopen van panden in de binnenstad door investeerders (De Groene, 1 oktober) stel ik voor dat dit verboden wordt aan eigena-ren die voor de verbouw van hun huis subsidie van rijk, provincie of stad gekregen hebben van, in totaal, meer dan honderdduizend euro, eventueel uit te breiden tot eigenaren die over de laatste tien jaren meer dan honderdduizend euro aan belastingaftrek voor het onderhoud van hun huis genoten hebben.

Vroeger kreeg je, als je op een aantrekkelijke plek in de stad woonde, briefjes van Amsterdamse makelaars in de bus met de vraag of je je huis niet wilde verkopen. Nu krijg je per post op naam gestelde deftige brieven van grote

vastgoedondernemingen die vra-gen of ze langs mogen komen voor een vrijblijvend gesprek waarin ze vertellen hoeveel zij denken dat je huis nu waard is. Mijn vrouw stond erop dat ik zo’n brief meteen weggooide, waarschijnlijk omdat zij bang was dat ik zou kunnen zwichten voor de miljoenen die ons in het vooruitzicht zouden kunnen worden gesteld. Maar als daar de sancties op hadden gestaan zoals ik hierboven voorstel, had ik haar zowel kunnen geruststellen als ook op die uitnodiging kunnen ingaan.DOLPH KOHNSTAMM, Prinsengracht, Amsterdam

De Oekraïense avant-gardeUitstekend essay over Oekraïne (in De Groene van 1 oktober). Hoe kwamen de EU en de VS op het onzinnige idee de oostgrens van Europa te verschuiven naar het oosten van dat gebied? Zijn al die mislukte VS-oorlogen nog niet genoeg? Rusland is het grootste land ter wereld en ligt overwegend in Azië. Laat die grootmacht nu eens wat regelen en laten de VS in Amerika blijven. Hofland heeft gelijk!E. RUTGERS-HESSELO, Haarlem

De banaliteit van het goedeBij De Groene straalt de feelgood-factor je bepaald niet tegemoet; ik moet me vaak, zij het minder vaak dan een paar jaar terug, worstelen door nogal wat pagina’s vol door-wrochte verwijten en vermaningen

aan mijn adres: je zult maar een blanke mannelijke babyboomer met een comfortabel pensioen zijn. Maar je blijft nieuwsgierig en dus ook abonnee – tot nader order.

Recente artikelen van onder anderen Henri Beunders helpen mij wat dat betreft lankmoedig te zijn. Zijn De banaliteit van het goede (De Groene, 24 september) bood een mooie kanttekening aan het belendende artikel ‘Wir schaf-fen das’ van Saskia Jonker en Joris Kooiman. Deze week weer een boeiend en rijkgeschakeerd verhaal over Beieren en de vluchtelingen-crisis van Beunders’ hand. Ook al is de feitelijke inhoud van deze bijdragen zorgwekkend genoeg, ik voel niettemin iets van opluchting dat dit geluid nu eindelijk ook in uw blad, dat – u raadt het al – niet mijn natuurlijke bondgenoot is, mag klinken. Mijn dank daarvoor, al klinkt dat wat serviel.

Ten slotte nog een paar pedante opmerkingen bij Beunders’ artikel Völlig aus der Fugen: bedoeld is Völlig aus den Fugen; verderop wordt een rijtje voormalige ddr-plaatsen genoemd, waaronder Solingen dat in Noordrijn-West-falen ligt, en is dertig niet dreizig maar dreißig. Flauw en onheb-belijk van mij, beken ik; tegelijk blijf ik erbij dat de heer Beunders journalistiek naar mijn hart en hoofd bedrijft.BEN VAN DEN ENDEN, Rotterdam

Ondertussen op Groene.nl Marjoleine de Vos over de rol van de maaltijd in de literatuur, Rob van Erkelens over de ideologische strijd tussen Brabanders en corpsballen en de nieuwe avonturen van onze columnist Sadettin

NV Weekblad De Groene AmsterdammerOnafhankelijk weekblad sinds 1877Postbus 353, 1000 AJ AmsterdamSingel 464, 1017 AW Amsterdamgroene.nl / [email protected] Redactie 020.524 55 24Administratie 020.524 55 55

Redactie Xandra Schutte (hoofdredacteur), Evert de Vos (redactiechef), Hassan Bahara, Margreet Fogteloo, Koen Haegens, Rutger van der Hoeven, Thijs Kleinpaste, Irene van der Linde, Roos van der Lint (kunst), Marja Pruis (Dichters & Denkers), Aukje van Roessel, Casper Thomas, Jaap Tielbeke, Joost de Vries (Dichters & Denkers), Trinette Koomen (secretariaat), Liesbeth Beneder (secretariaat)Eindredactie Rob van Erkelens, Hugo Jetten, Jorie HorsthuisVormgeving Christine Rothuizen, Sanne van de GoorBeeldredactie Simone Berghuys, Rachel Corner, Mels van der MedeWebredactie Katrien Otten, Jan Postma, Fabienne Meijer (stagiaire), Robin Goudsmit (stagiaire)

Directeur/uitgever Pieter ElshoutAdministratie Fatima Leeuwenberg, Heleen de Waard, Eva Weller, Kim Weller, Leon Smits, Esmee Meertens (abonnementen), Jacqueline Wolf, Anil Goksun (financiën)Marketing en acquisitie Tiers Bakker, Igor Bijlsma, Hans Boot, Pieter Wolter, 020.524 55 11/[email protected] Abonnementenwerving Hans Boot, Ivo Jansen op de Haar Abonnementenadministratie020.524 55 [email protected] Abonnementsprijzen Nederland: per jaar € 183,-, per half jaar € 96,-, per kwartaal € 51,-, studenten-abonnement per 4 weken € 10,-. Overige landen prijzen op aanvraag. Digitaal abonnement per jaar € 150,-. Losse nummers € 4,95.Rekeningnummer abonnementen NL65TRIO0198496176Druk Senefelder Misset, DoetinchemGesproken en digitale versieLoket Aangepast Lezen 070.338 15 00

Wilt u een gift overmaken of een legaat nalaten, dan kan dat t.b.v. Stichting 1 8 7 7, rekeningnummer NL66TRIO0254382320 (BIC TRIONL2U)De stichting heeft een ANBI-status

Page 64: De Groene Amsterdammer 43-2015

64 De Groene AmsterDAmmer 22.10.2015

Page 65: De Groene Amsterdammer 43-2015

22.10.2015 De Groene AmsterDAmmer 65

Marja Pruis Als een kamer door de nachtBeeld Femke van heerikhuizen

straks zorgen we langer voor onze ouders dan voor onze kinderen. Waarom ik ‘straks’ schrijf weet ik niet. straks ben ik er zelf niet meer, en ik zit er nu midden in. nu het weer vroeger donker wordt, en iedereen in de loop van de middag de lichten opsteekt, zie ik vlak voor ik de sleutel in de eigen voordeur steek mijn geschiedenis weerspiegeld in de kamer van mijn buren. ‘Dan zie ik plots, als waar ’t een droom, in ’t glas ijl en doorzichtig’ hoe vastgeklonken onze werelden zijn. mijn buurjongetjes zitten aan tafel, de jong­ste ingeklemd in een triptrapstoel, zijn vader snijdt voor hem de maaltijd in hapklare brokjes, eet hij zelf niet dan wordt hij gevoerd. ons kind is de tachtig gepasseerd, ze zit tussen ons in, haar zoon snijdt haar eten, brengt het geduldig naar haar mond.

een boek waar ik vaak aan terugdenk is De reis naar het kind van Vonne van der meer, dat in 1989 verscheen. julia verlangt zo naar een kind dat ze naar peru afreist om er een te kopen. aldaar wordt ze het slachtoffer van een vuige mensenhandel. In plaats van een baby krijgt ze een tandeloze oude man in haar schoot gewor­pen, alleen in zijn hulpeloosheid lijkend op een baby. julia accepteert de consequentie van haar eigen verlangen, en neemt – tot afgrijzen van haar omgeving – die bejaarde voor lief.

omdat ik een boekhouder ben, kan ik mijn verse leeservaring terugvinden. Het was het eerste boek van Vonne van der meer dat ik las, en ik schrijf dat ik het impulsief had gekocht nadat ik een interview met de schrijfster had gelezen. Dat ik sowieso al eens wat van haar had willen lezen omdat rudy Kousbroek over haar gezicht had gezegd dat hij dát nou een mooi, lief en intelligent gezicht vond. er was een tijd dat alles wat Kousbroek zei of schreef heilig was.

Wat ik níet opschrijf, maar wat ik weer weet als ik deze aantekeningen lees – waarmee maar weer eens bewezen is dat elke vorm van

dagboek de schrijver herinnert aan wat hij heeft verzwegen of verdraaid, en voor ieder ander een onbetrouwbare informatiebron is – is dat ik op grond van dat interview had gedacht dat dit boek mij zou kunnen helpen. Ik was 29 en wist niet of ik aan kinderen zou durven beginnen.

‘Vind jij een vrouw zonder kinderen tragisch?’ vraagt deze week een vriendin aan me. toevallig of niet, maar zij is 29. De wereld raast door, maar in het lichaam van de vrouw huist een prehistorisch beest dat zich in het zicht van het dertigste levensjaar begint te roeren. Zo ook in dat van haar, maar vooralsnog is ze van plan het beest de kop in te drukken. We zitten in De jaren in amsterdam, wijn te drinken, ossenworst en olijven te eten. Ik vind het een moeilijke vraag, stop nog maar eens een olijf in mijn mond.

ook genoteerd: de ruzie die ik kreeg met mijn toen­beste vriendin. eenmaal zwanger – ik, zij niet – ervoer zij het als kwetsend dat ik zei het moederschap niet te zien als levensvervulling. Ik probeerde de zwangerschap denk ik kleiner te maken, voor haar, maar ook voor mezelf. We kwamen er niet uit. Het is makkelijk relative­ren als je eenmaal iets hebt, en de ander niet. categorie: eindelijk aangespoeld de lof van de woeste wateren bezingen. Ik beging ook nog eens de fout om haar De reis naar het kind cadeau te doen. mij had het inderdaad geholpen,

‘Vind jij een vrouw zonder kinderen tragisch?’ vraagt een vriendin aan me

maar zij voelde zich voor gek gezet. Ik heb het boek nooit meer durven inkijken, bang dat ik opeens vernietigende regels zou zien. nu pak ik het uit de kast, en vind al gauw de bladzijden die ik toen relativerend vond. nu jagen ze me angst aan, zo indringend als de fysieke schrik van julia wordt beschreven als ze beseft wat daar knikkebollend op haar zit te wachten, en de nieuwe betekenis van tandeloosheid tot haar doordringt, de donzigheid van een schedel. ‘In de stoel zat geen baby, geen kleuter, geen jongen. De man naar wie zij zich voorover boog en die zij nu recht in het gelaat keek, was ouder dan haar vader toen hij stierf, veel ouder.’ er is zoveel weerzin die ze moet zien te overwinnen.

mooie trui heeft ze aan, de 29­jarige vriendin. Wit staat haar goed. straks stapt ze op de fiets, een vriend is jarig. morgen reist ze een liefde achterna. of niet. Ze weet niet wat regeert, hoofd of hart. ‘Daar zie ik ook mezelf.’ Wat kan ik haar anders zeggen dan dat ik een vrouw mét kinderen ook niet per se níet­tragisch vind?

Actie!

Page 66: De Groene Amsterdammer 43-2015

66 De Groene AmsterDAmmer 22.10.2015

Het einde

Hilla Becher2 september 1934 – 10 oktober 2015Samen met haar man Bernd fotografeerde ze de rauwheid van de naoorlogse industrie: een spektakel van vuur en stoom, met ‘monsterlijke machines’. De drijfveer voor het vastleggen van industriële architectuur was uiteindelijk sentiment.

door jan postma

Luik-Bastenaken-Luik is het onderwerp van een gedicht van Herman Brusselmans, maar de naam van de wielerkoers zelf is wat mij betreft het kortste gedicht uit de sportwereld. Wie op zoek naar een equivalent graaft in de geschiede-nis van de fotografie kan niet anders dan uit-komen bij ‘Bernd und Hilla Becher’, het huwe-lijk dat de naoorlogse Duitse fotografie heeft gedomineerd. Uit die zes lettergrepen doemt een complete visuele poëtica op. Bernd stierf in 2007, aan complicaties tijdens een hartoperatie. Vorige week maakte haar galerie bekend dat op 10 oktober als gevolg van een beroerte ook Hilla was overleden.

Hilla Becher (né Wobeser) wordt in 1934 geboren in Potsdam. Ze krijgt al op jonge leef-tijd een plaatcamera van haar fotograferende moeder. Wanneer een oom naar het Westen vertrekt, laat hij haar zijn donkere kamer na. Hilla gaat in de leer bij de wat ouderwetse Wal-ter Eichgrun, wiens werkwijze door fotograaf Michael Collins in The Guardian werd gekarak-teriseerd als ‘a distinctly 19th-century approach to photography’. De vaardigheden die Hilla bij hem opdoet zullen uiteindelijk de beeldtaal van ‘de Bechers’ bepalen.

Met haar moeder verhuist ze naar Hamburg, waar ze als freelance fotograaf aan de slag gaat voor een bedrijf dat is gespecialiseerd in lucht-fotografie, vervolgens belandt ze, op 23-jarige leeftijd, in Düsseldorf. Op het kantoor van Troost, het reclamebureau waar ze werkt, loopt ook een student van de kunstacademie rond: Bernd. Hij probeert in zijn vakanties wat bij te verdienen als fotograaf. De twee zijn tot op zekere hoogte elkaars concurrenten. Bernd heeft voordat hij in Düsseldorf terechtkwam al in Stuttgart gestu-deerd. Buiten het reclamebureau gebruikt hij de fotografie vooral om zaken vast te leggen die dreigen te verdwijnen voordat hij zijn werk als schilder heeft kunnen doen. Daar komt pas verandering in wanneer een jaar later ook Hilla zich inschrijft op de academie. De twee begin-nen al snel samen te werken en trouwen in 1961.

In het dankwoord dat Hilla uitsprak bij het in ontvangst nemen van de Erasmus-prijs, in 2002, benadrukte ze dat de twee geen groots plan had-den toen ze begonnen met het vastleggen van allerlei soorten industriële architectuur. ‘De drijfveer was uiteindelijk sentiment. Bernd, die opgroeide tussen mijnen en hoogovens, wilde de beelden van zijn jeugd op papier zetten. Hij schetste en schilderde ze, tot hij besloot dat foto-graferen een preciezere weergave zou opleveren.’

Voor Hilla zelf is het eerder een daad van jeug-dig verzet, zo zegt ze. Na haar jeugd in Potsdam, ‘met al zijn lieflijke paleizen en parken’, voelt ze zich aangetrokken tot de rauwheid van de haven en de industrie. Ze beschrijft het Ruhrgebied in die jaren als een plek die kookt van energie: een spektakel van vuur en stoom, een land bevolkt door een veelheid van ‘monsterlijke machines’. Ieder ‘vreemd wezen’ dat ze aantreffen vraagt

om een eigen behandeling. Ze werken met een technische camera met grote negatieven. Op bewolkte dagen of vroeg in de morgen is het het gemakkelijkst om harde schaduwen te vermij-den. Soms schieten ze vanaf speciaal gebouwde steigers. Al snel beginnen de wezens die ze vast-leggen in soorten uiteen te vallen. Maar para-doxaal genoeg is het juist hun gelijksoortigheid die de onderlinge verschillen zichtbaar maakt. Hoe verschillend twee watertorens kunnen zijn, zie je pas als je er tien naast elkaar zet.

In retrospectief is het bijna overdreven hoe naadloos hun werk past in iets wat je bijna een Duitse traditie zou kunnen noemen: die van de typologische fotografie. Eerder gingen bijvoor-beeld August Sander en Karl Blossfeldt op ver-gelijkbare wijze te werk bij het vastleggen van, respectievelijk, mensen en planten.

De Bechers werken in de jaren zestig zo veel als ze zich kunnen veroorloven. Er moet tenslotte soms ook nog geld verdiend worden. Richten ze zich aanvankelijk nog op Bernds thuisregio Siegerland, op den duur moeten ook het Ruhrgebied, de Benelux en Frankrijk eraan geloven. In 1966 toeren ze samen met hun twee-jarige zoon Max zes maanden in een Volkswa-genbusje, met een als doka ingerichte caravan aan de trekhaak, door Groot-Brittannië om de

architectuur van de mijn-industrie vast te leggen.

Na het succes van hun Anonieme sculpturen, een grote solotentoon-stelling in 1969, breken

de twee ook internationaal door. Als enige niet Amerikanen worden de Bechers uitgenodigd om werk te leveren voor de inmiddels legen-darische New Topographics-tentoonstelling in Rochester, New York, in 1975.

De niet te onderschatten invloed van die tentoonstelling op de landschapsfotografie valt in het niet bij de veel directere invloed die de Bechers hebben als leermeesters van een hele generatie Duitse fotografen. Het is Bernd die in 1976 gaat doceren in Düsseldorf, Hilla komt als vrouw niet in aanmerking voor eenzelfde positie. ‘Zo waren de tijden’, zei ze onlangs schouderophalend tegen het British Journal of Photography. Maar het was niet voor niets dat de Erasmus-prijs aan hen beiden werd uit-gereikt. Andreas Gursky, Thomas Ruff, Candida Höfer en Thomas Struth komen allen vanonder hun vleugels. In een profiel van die laatste in The New Yorker beschreef journaliste Janet Malcolm hoe de lessen vaak bij de Bechers thuis werden gegeven. Struth zei ook dat hij dacht dat de twee uiteindelijk vooral als leraren zullen worden herinnerd. De oud-leerling bedoelde het minder arrogant dan het klonk.

Anders dan Struth kan ik me goed voorstel-len hoe de typologieën, die eindeloze reeksen voor de vergetelheid behoede bouwwerken, nog door vele generaties zullen worden herontdekt en hoe de vreemde wezens die ooit onze wel-vaart produceerden almaar meer ongeloof en fascinatie zullen wekken.

2010, düsseldorf

Hilla krijgt op jonge leeftijd een plaatcamera van haar

fotograferende moeder

ImaG

o / K

oLV

enba

cH /

HH

Page 67: De Groene Amsterdammer 43-2015

De Douro vallei, een vallei van extremen!

van€10,50

voor

€7,49

Niet voor niets worden de wijngaarden van de Douro vermeld op de Unesco werelderfgoed lijst. De streek is adembenemend. Extreem steile hellingen, extreem hete zomers, een extreem harde bodem, maar vooral: extreem goede wijnen!

De wijngaarden van de familie Brites Aguiar liggen niet ver verwijderd van de wijngaarden van grote porthuizen. Op het perceel van deze Bafarela heeft elk van de vier inheemse druivenrassen op het ruige klimaat een microklimaat aangewezen gekregen, waar de druiven zich optimaal kunnen ontwikkelen. De wijn rijpt, na nauwkeurig geselecteerd te zijn, gedurende 12 maanden in grote gebruikte Franse eiken vaten. Bovenstaande resulteert in een rijke, geconcentreerde wijn vol rood fruit met verweven houttonen en een aangename, warme afdronk.

Drink deze veelzijdige wijn bij vleesgerechten, verschillende kazen of gewoon op zichzelf, maar vergeet hem niet wat lucht te geven, alvorens u hem inschenkt.

Let op: deze aanbieding is alleen per 6 fl essen te bestellen, de verzending is gratis.

Bestel nu op www.drinkzz.nl/DeGroene

DeGroene_Adv_Bafarela_236x301mm_DEF.indd 1 20-10-15 10:06

Page 68: De Groene Amsterdammer 43-2015

€7.000

BIJ VOORBEELD

INLEG

+5%€350,- PER JAAR

14 BONDS

350,-

350,-

350,-

350,-

WindShareFund investeert in rendabele, kwalitatief hoogwaardige windmolenparken op land in Duitsland. Stabiele, duidelijke energiewetgeving garandeert een veilige, betrouwbare investering. WindShareFund ClimateBonds zijn beschikbaar voor € 500,- per stuk met een jaarlijks vast, duurzaam rendement van 5% met uitkeringen per kwartaal. Neem deel en deel mee!

PARTNERS WINDSHAREFUND WINDSHAREFUND FOUNDATION MEMBERS

Voor uitgebreide informatie, ga nu naar

www.WindShareFund.com of bel +31 (0)26 - 44 55 66 5

Jaarlij ks duurzaam rendement van 5%

Instappen vanaf € 500,-

Voor € 7.000,- is uw huishouding volledig CO2 neutraal

Stabiele Duitse energiewetgeving (EEG)

Beleggen met hoofd en hart

CLIMATEBONDS VANAF € 500,- MET EEN GEGARANDEERD DUURZAAM RENDEMENT

5%Vaste rente

uit windenergie

5212 WindShareFund adv 230x295mm new beeld zonder onderregel NEW.indd 1 16-09-15 14:09