De eerstelijns 2011 nr 3
-
Upload
jan-jacobs -
Category
Documents
-
view
232 -
download
5
description
Transcript of De eerstelijns 2011 nr 3
• Eerstelijnsdiagnostiek:De sleutel naar zinnige en zuinige zorg
• Eerste stap in evaluatie integrale bekostiging
• Stappenplan naar zelfmanagement chronisch zieken
• Fysiotherapeut Rob Nolet kent het leed van beroepsmusici
Jaargang 3 • editie 3 • april 2011
De eerstelijnsMagazine voor de samenwerkende zorgverlener
• Eerstelijnsdiagnostiek:De sleutel naar zinnige en zuinige zorg
• Eerste stap in evaluatie integrale bekostiging
• Stappenplan naar zelfmanagement chronisch zieken
• Fysiotherapeut Rob Nolet kent het leed van beroepsmusici
Een heldere kijk
op verloskunde
10 jaar!
samenwerking
verloskunDe en
kraamzorg
bloeit op
Obstructieve SlaapapneusyndroomHerken het op tijd in de praktijk!
...en wanneer dit onbehandeld blijft, verhoogt het risico op:
Zich slaperig voelen
Verminderd concentratie-vermogen
Prikkelbaar zijn
Indommelen tijdens routineactiviteiten
Ochtendhoofdpijn
Het Obstructieve Slaapapneusyndroom kan tot de volgende symptomen leiden...
Partner merkt pauzes in de ademhaling
Happen naar lucht
Onrustig slapen
Regelmatig toiletbezoek
Luid snurken
Overdag‘s Nachts
© 2009 Philips Electronics N.V. All rights are reserved. RIT.EDU.005.Be * OCT 2009
Beroerte Hoge bloeddruk
Type 2-diabetesHartritmestoornissen
Snurkt u? Voelt u zich slaperig of vermoeid overdag?Misschien lijdt u aan het Obstructieve Slaapapneusyndroom
Praat erover met uw arts
12062_RIP_OSA_A2Poster_Flemish_v4.indd 1 2/11/09 15:58:05
...en wanneer dit onbehandeld blijft, verhoogt het risico op:
Zich slaperig voelen
Verminderd concentratie-vermogen
Prikkelbaar zijn
Indommelen tijdens routineactiviteiten
Ochtendhoofdpijn
Het Obstructieve Slaapapneusyndroom kan tot de volgende symptomen leiden...
Partner merkt pauzes in de ademhaling
Happen naar lucht
Onrustig slapen
Regelmatig toiletbezoek
Luid snurken
Overdag‘s Nachts
© 2009 Philips Electronics N.V. All rights are reserved. RIT.EDU.005.Be * OCT 2009
Beroerte Hoge bloeddruk
Type 2-diabetesHartritmestoornissen
Snurkt u? Voelt u zich slaperig of vermoeid overdag?Misschien lijdt u aan het Obstructieve Slaapapneusyndroom
Praat erover met uw arts
12062_RIP_OSA_A2Poster_Flemish_v4.indd 1 2/11/09 15:58:05
...en wanneer dit onbehandeld blijft, verhoogt het risico op:
Zich slaperig voelen
Verminderd concentratie-vermogen
Prikkelbaar zijn
Indommelen tijdens routineactiviteiten
Ochtendhoofdpijn
Het Obstructieve Slaapapneusyndroom kan tot de volgende symptomen leiden...
Partner merkt pauzes in de ademhaling
Happen naar lucht
Onrustig slapen
Regelmatig toiletbezoek
Luid snurken
Overdag‘s Nachts
© 2009 Philips Electronics N.V. All rights are reserved. RIT.EDU.005.Be * OCT 2009
Beroerte Hoge bloeddruk
Type 2-diabetesHartritmestoornissen
Snurkt u? Voelt u zich slaperig of vermoeid overdag?Misschien lijdt u aan het Obstructieve Slaapapneusyndroom
Praat erover met uw arts
12062_RIP_OSA_A2Poster_Flemish_v4.indd 1 2/11/09 15:58:05
Heeft uw patient last van snurken, slaperigheid of vermoeidheid overdag? Is er sprake van onderstaande volgende symptomen:
Wanneer het OSAS onbehandeld blijft, verhoogt het het risico op een beroerte, een hoge bloeddruk, hartritmestoornissen & type 2-diabetes
Bespreek het tijdig met uw patiënt!
...en wanneer dit onbehandeld blijft, verhoogt het risico op:
Zich slaperig voelen
Verminderd concentratie-vermogen
Prikkelbaar zijn
Indommelen tijdens routineactiviteiten
Ochtendhoofdpijn
Het Obstructieve Slaapapneusyndroom kan tot de volgende symptomen leiden...
Partner merkt pauzes in de ademhaling
Happen naar lucht
Onrustig slapen
Regelmatig toiletbezoek
Luid snurken
Overdag‘s Nachts
© 2009 Philips Electronics N.V. All rights are reserved. RIT.EDU.005.Be * OCT 2009
Beroerte Hoge bloeddruk
Type 2-diabetesHartritmestoornissen
Snurkt u? Voelt u zich slaperig of vermoeid overdag?Misschien lijdt u aan het Obstructieve Slaapapneusyndroom
Praat erover met uw arts
12062_RIP_OSA_A2Poster_Flemish_v4.indd 1 2/11/09 15:58:05
PR_huisarts_ad.indd 1 14-01-11 16:24
Redactioneel
velen willen innoveren, weinigen willen veranDeren
Gewoontedieren zijn we en gelukkig maar, want dat geeft rust
in het dagelijkse leven. Veranderen doen we alleen als het
echt moet. Dat kan gaan over onze leefstijl, maar ook over de
manier waarop wij de zorg inrichten.
Komt een vrouw bij de dokter en zegt: “Mijn knieën doen zo zeer”. De dokter observeert haar
en denkt: “25 kg afvallen, lijkt mij haalbaar”. Grote kans dat zij met nieuwe knieën de zorg
verlaat. Begeleiden voor afvallen is ingewikkeld en oncomfortabel, dus dan maar een dure
oplossing. Hetzelfde geldt voor de manier waarop wij de zorg inrichten. Komt een eerstelijns
lobbyist bij een zorgverzekeraar en vraagt: “Hoe gaat het met jullie inkoop van het Stoppen
met Roken zorgprogramma?” Zegt de zorgverzekeraar: “Duur spul, dat Champix”. Ik denk:
“Het gaat toch om het aantal stoppers?” Grote kans dat we in ons gezondheidssysteem ons
richten op de prijs en niet op de outcome. De prijs van pillen stuurt, maar niet het resultaat …
Innoveren willen we allemaal, maar ons professioneel gedrag aanpassen bij deze zorginno-
vaties: dat is andere koek. De zorg staat wel voor die uitdaging. Zelfmanagement is daarbij
het nieuwe toverwoord en de eerste ervaringen van Cohesie en Vilans worden in dit nummer
beschreven. Mooi en nog veel te doen!
Ook gaan we in op diagnostiek in de eerste lijn. Plexus rapporteert een haalbare besparing
van 0,8 miljard. Ook deze innovatie vraagt om ander gedrag. Het motto is niet bezuinigen op
eerstelijnsdiagnostiek, maar besparen door eerstelijnsdiagnostiek. Dit is een forse innovatie en
de zelfstandige laboratoria laten zien dat het kan.
De eerste bevindingen van de Evaluatiecommissie integrale bekostiging tonen aan dat het
meten van veranderingen in een veranderende omgeving een moeilijke opgave is. Tegelijk
leest u een mini-artikel over BTW op het koptarief. Wellicht dat door de eerstelijnssector zelf
geïnitieerde regionale datacentra de gewenste en noodzakelijke transparantie op kunnen leve-
ren. Ook dat staat duidelijk beschreven.
In dit nummer een mooi kijkje in de keuken van de verloskunde. Innovator pur sang, Frans
Annot van STBN, pleit voor een koppeling tussen de verloskunde en kraamzorg, vergelijkbaar
met Buurtzorg. Deze kleinschalige manier van werken vergt een gedragsverandering bij de
kraamzorgorganisaties. Het resultaat is wel dat we aansluiten bij de wensen van de klant.
De Eerstelijns wil in ieder geval ondersteunen bij innovatie en veranderen. Door interessante
nieuwe en vooral praktisch werkzame ideeën en mensen aan het woord te laten. Bent u zo’n
innovator en heeft u mooie concepten en liefst resultaten, dan horen we graag van u.
Veel leesplezier. •
.
Leo Kliphuis MPH
is directeur van de Landelijke
Vereniging Georganiseerde eer-
ste lijn en is lid van de redactie-
raad van de De Eerstelijns.
Obstructieve SlaapapneusyndroomHerken het op tijd in de praktijk!
...en wanneer dit onbehandeld blijft, verhoogt het risico op:
Zich slaperig voelen
Verminderd concentratie-vermogen
Prikkelbaar zijn
Indommelen tijdens routineactiviteiten
Ochtendhoofdpijn
Het Obstructieve Slaapapneusyndroom kan tot de volgende symptomen leiden...
Partner merkt pauzes in de ademhaling
Happen naar lucht
Onrustig slapen
Regelmatig toiletbezoek
Luid snurken
Overdag‘s Nachts
© 2009 Philips Electronics N.V. All rights are reserved. RIT.EDU.005.Be * OCT 2009
Beroerte Hoge bloeddruk
Type 2-diabetesHartritmestoornissen
Snurkt u? Voelt u zich slaperig of vermoeid overdag?Misschien lijdt u aan het Obstructieve Slaapapneusyndroom
Praat erover met uw arts
12062_RIP_OSA_A2Poster_Flemish_v4.indd 1 2/11/09 15:58:05
...en wanneer dit onbehandeld blijft, verhoogt het risico op:
Zich slaperig voelen
Verminderd concentratie-vermogen
Prikkelbaar zijn
Indommelen tijdens routineactiviteiten
Ochtendhoofdpijn
Het Obstructieve Slaapapneusyndroom kan tot de volgende symptomen leiden...
Partner merkt pauzes in de ademhaling
Happen naar lucht
Onrustig slapen
Regelmatig toiletbezoek
Luid snurken
Overdag‘s Nachts
© 2009 Philips Electronics N.V. All rights are reserved. RIT.EDU.005.Be * OCT 2009
Beroerte Hoge bloeddruk
Type 2-diabetesHartritmestoornissen
Snurkt u? Voelt u zich slaperig of vermoeid overdag?Misschien lijdt u aan het Obstructieve Slaapapneusyndroom
Praat erover met uw arts
12062_RIP_OSA_A2Poster_Flemish_v4.indd 1 2/11/09 15:58:05
...en wanneer dit onbehandeld blijft, verhoogt het risico op:
Zich slaperig voelen
Verminderd concentratie-vermogen
Prikkelbaar zijn
Indommelen tijdens routineactiviteiten
Ochtendhoofdpijn
Het Obstructieve Slaapapneusyndroom kan tot de volgende symptomen leiden...
Partner merkt pauzes in de ademhaling
Happen naar lucht
Onrustig slapen
Regelmatig toiletbezoek
Luid snurken
Overdag‘s Nachts
© 2009 Philips Electronics N.V. All rights are reserved. RIT.EDU.005.Be * OCT 2009
Beroerte Hoge bloeddruk
Type 2-diabetesHartritmestoornissen
Snurkt u? Voelt u zich slaperig of vermoeid overdag?Misschien lijdt u aan het Obstructieve Slaapapneusyndroom
Praat erover met uw arts
12062_RIP_OSA_A2Poster_Flemish_v4.indd 1 2/11/09 15:58:05
Heeft uw patient last van snurken, slaperigheid of vermoeidheid overdag? Is er sprake van onderstaande volgende symptomen:
Wanneer het OSAS onbehandeld blijft, verhoogt het het risico op een beroerte, een hoge bloeddruk, hartritmestoornissen & type 2-diabetes
Bespreek het tijdig met uw patiënt!
...en wanneer dit onbehandeld blijft, verhoogt het risico op:
Zich slaperig voelen
Verminderd concentratie-vermogen
Prikkelbaar zijn
Indommelen tijdens routineactiviteiten
Ochtendhoofdpijn
Het Obstructieve Slaapapneusyndroom kan tot de volgende symptomen leiden...
Partner merkt pauzes in de ademhaling
Happen naar lucht
Onrustig slapen
Regelmatig toiletbezoek
Luid snurken
Overdag‘s Nachts
© 2009 Philips Electronics N.V. All rights are reserved. RIT.EDU.005.Be * OCT 2009
Beroerte Hoge bloeddruk
Type 2-diabetesHartritmestoornissen
Snurkt u? Voelt u zich slaperig of vermoeid overdag?Misschien lijdt u aan het Obstructieve Slaapapneusyndroom
Praat erover met uw arts
12062_RIP_OSA_A2Poster_Flemish_v4.indd 1 2/11/09 15:58:05
PR_huisarts_ad.indd 1 14-01-11 16:24
Wilt u reageren? Stuur een email naar
3 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
44
14
27
21
06
32
in Dit nummer
Redactioneel 03
patiËnt aan zetTien Stappenplan naar zelfmanagement 06
eerstelijns DiagnostiekActuele positionering in eerste lijn 08
inDiCatoren Transparantie in ketenzorg
via regionale datacentra 12
zonmw op één lijn Versterken van organisatie dicht bij huis 14
Multidisciplinair werken in achterstandswijken 16
10 jaar stbnExperiment met nieuw samenwerkingsmodel 17
Lachgas/zuurstof mengsel voor pijnbeheersing bij bevalling 21
slimmer organiserenWaar beginnen met zorg online? 23
integrale bekostigingDinny de Bakker: ‘We hebben nog veel vragen’ 24
bekkenFYsiotHerapeut Onbekend specialisme in eerste lijn 27
bijzonDere zorgverlenerFysiotherapeut Rob Nolet: soms meer coach dan behandelaar 28
Ozis-ketenzorg succesvol geïmplementeerd 32
De keuze van een keteninformatiesysteem bij RCH 34
Column jan erik De wilDt Zonne-energie en eerstelijnszorg 37
jan van es instituut Op zoek naar bewijs voor ‘passende’ praktijkorganisatie 38
opinie Tijd voor fundamentele discussie over huisartsenbekostiging 40
prisma ‘Ik ben de smoezen voorbij’ 41
Huisartsenteam toont verbeteringen diabeteszorg aan 44
De eerstelijns agenDa 46
38
bij dit nummer
In De Eerstelijns zit de
checklist ‘Hoe veilig is de
praktijk en hoe veilig is
mijn handelen?’
altij
d
bijn
a al
tijd
af e
n to
e
zeld
en
nooi
t
Bewustzijn en inzet
Ik ben mij bewust hoe door mijn doen of laten de
veiligheid van de patiënt in het geding kan komen.
Ik onderneem actie om dit risico te verkleinen en/of te
voorkomen.
Bereikbaarheid
Voor spoedgevallen is de praktijk goed bereikbaar.
Patiëntenzorg
Diagnostiek verloopt volgens de richtlijnen en
standaarden.
De hygiëne in de praktijk is op orde.
Ik stem af met andere zorgprofessionals, waarbij de
verantwoordelijkheden duidelijk zijn.
Bij overdracht gaat alle relevante informatie mee
Ik weet zeker dat het patiëntdossier hoort bij de patiënt
waar ik mee spreek.
Ik zorg voor een actueel patiëntdossier.
Ik realiseer me dat de patiënt thuis problemen kan
hebben met het zelfstandig uitvoeren van voorschriften
en adviezen.
Ik werk hygiënisch en de ruimte(s), materialen en
instrumenten zijn schoon.
Leren van incidenten
Ik vind het belangrijk om van eigen en andermans
incidenten te leren.
In onze praktijk zijn incidenten en calamiteiten
bespreekbaar.
Ik meld mijn eigen (bijna)incidenten bij het afgesproken
meldpunt.
Ik voer verbeteracties naar aanleiding van incidenten
uit.
Kwaliteitsbeleid
Ik zie het belang van verankering van patiëntveiligheid
in werkplannen, handboeken en dergelijke.
Ik zie het belang van verankering van patiëntveiligheid
middels praktijkaccreditering of certificering.
Ook belangrijk voor patientveiligheid (zelf aan te
vullen).
“Zorg voor Veilig” is het patiëntveiligheidsprogramma
van de georganiseerde en samenwerkende eerste lijn. 15 maart 2010
Hoe veilig is de praktijk en hoe
veilig is mijn handelen?
“Zorg voor veilig” is het patiëntveiligheidsprogramma van de georganiseerde en samenwerkende eerste lijn.
Hoe veilig is uw praktijk?
Werken aan patiëntveiligheid kan op vele manieren:
1. Bewust zijn hoe door uw eigen doen en laten de veiligheid van
de patiënt in het geding kan komen.
2. De belangrijkste risico’s voor uw beroepsgroep kennen.
3. Veilig werken volgens de richtlijnen en standaarden van uw
eigen beroepsgroep en de afspraken in het samenwerkings-
verband en/of de zorgketen.
4. Leren van incidenten: veilig melden, analyseren, bespreken,
verbeteracties uitvoeren. Bijvoorbeeld binnen de eigen praktijk,
binnen lokaal/regionaal overleg of toetsgroep.
5. In gesprek gaan met patiënten naar aanleiding van klachten,
incidenten en calamiteiten.
6. Als gespreksonderwerp van lopende inhoudelijke thema’s,
(home)teambijeenkomsten, werkbesprekingen,
patiëntenbesprekingen, toetsgroepen en dergelijke.
7. Aan de slag met patiëntveiligheid als onderdeel van het
kwaliteitsbeleid. Bijvoorbeeld in verband met
praktijkaccreditering of certificering.
U kunt de checklist gebruiken om na te gaan
in hoeverre u zelf aandacht hebt voor
patiëntveiligheid.
www.zorgvoorveilig.nl
Cover:: Rob Nolet,
fysiotherapeut, zie
pag.. 27. Foto:
Isabel Nabuurs.
5 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
‘De patiënt kan zijn leven laten beheersen door een chronische aandoening.
Maar het kan ook anders. Hoe kan de zorgprofessional hem daarbij helpen?
Zelfmanagement lijkt het toverwoord, maar veel patiënten zijn nog lang geen
goede zelfmanager. Er is gedragsverandering nodig bij de patiënt én in het zorg-
team dat hem begeleidt,’ zegt Jeanny Engels. ‘Daarom heeft Vilans voor alle
zorgprofessionals die chronisch zieken begeleiden een plan in tien stappen naar
zelfmanagement ontwikkeld.’
Patiënten worden gestimuleerd om meer en meer
eigen regie te voeren over hun gezondheid. Dat is goed
voor de patiënt en goed voor de behandeling. Er zijn
echter nog veel vragen en dilemma’s over de aanpak
van zelfmanagement. Soms lijkt het erop dat iedere
instelling en iedere professional op zijn eigen houtje
goed bezig is, maar onvoldoende kennis neemt van
ervaringen en onderzoeksresultaten van elders. Ook
in de zorg bij patiënten met diabetes en COPD speelt
zelfmanagement een grote rol. ‘Deze mensen moeten
hun lot in handen kunnen nemen om te blijven par-
ticiperen in de samenleving. Het gaat om meer dan
medische zorg, om kwaliteit van leven. Dat ze beseffen
maar twee van de 365 dagen per jaar contact met een
professional te hebben, en alle overige dagen zelf ver-
antwoordelijk te zijn voor keuzes die hun gezondheid
beïnvloeden. Dat roept om begeleiding.’
plan met tien stappen
Jeanny Engels, senior medewerker chronisch zieken
bij Vilans, is pleitbezorger van zorg die tegemoet komt
aan wat mensen nodig hebben. ‘Daarin past zelfma-
nagement, maar de zorgprofessional moet gaan bege-
leiden.’ Ze heeft samen met Simone Arkesteyn het
boekje Ondersteun zelfmanagement van chronisch
zieken gemaakt, met een tien stappenplan om in de
praktijk ondersteuning in zelfmanagement te bieden.
‘We hebben dit op een structurele wijze met zeven
veldpartijen, enkele experts en cliëntvertegenwoor-
digers bedacht en uitgewerkt. Het komt erop neer dat
in een praktijk het team eerst de voorwaarden voor
zelfmanagement benoemt, daarna een plan van aan-
pak opstelt, vervolgens tot uitvoer overgaat en dan
natuurlijk de resultaten evalueert. Het zal dan direct
duidelijk zijn dat de zorgverlener niet in z’n eentje zelf-
management in het dagelijks leven van de patiënt kan
inbedden. Het is een zaak van het hele team rondom
een patiënt én van de patiënt.’
individueel zorgplan nodig
Wat houden die tien stappen precies in? ‘In de voor-
bereiding moet je met jouw team weten wat je onder
zelfmanagement verstaat,’ vervolgt Jeanny Engels.
‘Kijk naar de competenties in het team, maak onder-
ling afspraken en verdeel de taken. Voor zelfmanage-
ment is een individueel zorgplan met een centrale
zorgverlener nodig en het team moet met patiënten
PATIËNT
AAN ZET
tien Stappenplan van Vilans wijst de weg voor begeleiders
onDersteun zelFmanagement van CHronisCH zieken
Ervaring bij zorggroep Cohesie
Dorien Jacobs is praktijkverpleegkundige in het Gezondheidscentrum
Withuis in Venlo. Het CVRM-programma wordt hier uitgevoerd onder
regie van de zorggroep Cohesie. ‘Omdat gedragsverandering bij zowel
de patiënt als de zorgverlener een belangrijk onderdeel is, hebben wij
een proef gedaan met het Stappenplan. In twee bijeenkomsten hebben
wij onze visie op zelfmanagement geformuleerd en de taken verdeeld
naar de competenties die in het team aanwezig zijn. Voor zelfmanage-
ment kiezen wij de POH als aanspreekpunt en centrale zorgverlener.
Ik heb 50 patiënten op het spreekuur uitgenodigd en aan hen voorge-
steld om met een individueel zorgplan te gaan werken. Hierin staat de
patiënt centraal en het is voor alle zorgverleners in de keten duidelijk
wat de route in zorgverlening is. Als de patiënt aangeeft nog niet toe
te zijn aan stoppen met roken, hoeft hij daarover geen vragen meer te
beantwoorden op een consult, ook niet bij een diëtist of fysiotherapeut.
Met het Stappenplan is zorg op maat gecreëerd en is de eigen rol van
de patiënt vastgelegd. Deze multidisciplinaire aanpak wordt door het
hele team gedragen; een individuele zorgverlener had dit nooit kunnen
bereiken.’
6de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
tien Stappenplan van Vilans wijst de weg voor begeleiders
onDersteun zelFmanagement van CHronisCH zieken
kiezen welke succesvolle methoden gebruikt gaan wor-
den. Daarna komt het aan op de uitvoering. Het team
moet de patiënt voorbereiden op een consult. Zodat
hij weet welke vragen hij kan stellen en weet dat hij
zijn wensen voor begeleiding kenbaar kan maken. Een
arts zei tegen me: “Maak het groter, zelfmanagement
moet de spreekkamer uit.” Dat is de spijker op z’n kop
geslagen, zelfmanagement moet door het hele praktijk-
team en de patiënt gedragen worden. Ondersteun de
patiënt zodanig dat hij dit buiten de spreekkamer goed
kan doen. Vervolgens moeten de afspraken met de
patiënt voor iedereen helder zijn.’
gedragsverandering
In de evaluatie weet de zorgverlener hoe de onder-
steuning van zelfmanagement door de patiënt wordt
ervaren en of bijstelling nodig is. Bij mensen met een
chronische aandoening kunnen keuzes die ze maken
de gezondheid en het leven meer beïnvloeden dan bij
gezonde mensen. Wat zal ik eten, welke activiteiten
onderneem ik vandaag, welke medicijnen neem ik, dat
zijn vragen in relatie tot de kwaliteit van leven. Het is
voor de patiënt vaak een kwestie van uitproberen hoe
iets uitpakt. Het team kan daarbij ondersteunen en
controleren of de patiënt meer zelf kan en wil doen
voor zijn aandoening, zelf meer het beheer wil voeren.
Dat vraagt om een gedragsverandering. Zowel in het
begeleidende team als bij de patiënt. Bij zelfmanage-
ment is de patiënt zelf aan zet. Om hem hiernaartoe
te begeleiden hebben we het Stappenplan opgesteld.
In 2011 en 2012 wil Vilans een tiental praktijken aan
de hand van dit Stappenplan ondersteunen bij het
maken van een teamplan en evalueren welke resulta-
ten dit oplevert.’ •
Tekst: Kees Kommer/Fotografie: Vilans-Lena van der Wal
Meer weten over zelfmanagement?
Een theoretische inkadering op basis van het
Chronic Care Model en het realiseren van gedrags-
verandering is opgenomen in een bijlage van het
Stappenplan. Het Stappenplan bevat veel tips en is
te downloaden op www.vilans.nl/zelfmanagement
een patiënt is
voor bereid en weet
welke vragen hij kan
stellen in een consult
dat uitgaat van zelf-
management. (Beeld
uit Ondersteun
Zelf management van
chronisch zieken,
het Stappenplan van
Vilans.)
7 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
Het onderzoekbureau Plexus rapporteert een potentiële bezuiniging van een mil-
jard euro op diagnostiek. Niet door de stuksprijs van het laboratorium onderzoek
te verlagen maar vooral door de diagnostiek strategisch te plaatsen in het behan-
delproces in de eerste lijn. Jan Erik de Wildt en Leo Kliphuis schetsen de ach-
tergronden en pleiten voor het versterken van de zelfstandige eerstelijnsdiagnos-
tiek.
Eerstelijnsdiagnostiek staat volop in de belangstelling.
Na jarenlang in de luwte van andere zorgontwikke-
lingen te hebben gestaan, zijn er nu enkele concrete
redenen waarom eerstelijnsdiagnostiek de aandacht
trekt. Ten eerste staat in de beleidsagenda “Zorg die
werkt” van minister Edith Schippers letterlijk: “Ik
streef ernaar meer diagnostiek te laten plaatsvinden in
de eerste lijn of in onafhankelijke diagnostische centra
dicht bij huis. Per saldo zal dit leiden tot minder diag-
noses in de tweede lijn.” Ten tweede constateert Plexus
in haar Business Case Eerstelijnsdiagnostiek ( januari
2011, www.plexus.nl) dat bijna een miljard kan wor-
den bezuinigd door versterking van de eerstelijnsdiag-
nostiek. Ten derde voert de Nederlandse Zorgautoriteit
(NZa) een kostenonderzoek naar eerstelijnsdiagnos-
tiek. Door de LVG zijn vraagstekens geplaatst bij de
opzet en de uitvoering van het onderzoek. Dit onder-
zoek zal dit voorjaar worden opgeleverd.
kosten en bekostiging
Er komt steeds meer eerstelijnsdiagnostiek. Door de
vergrijzing en meer chronisch zieken, door het beter
naleven van zorgprogramma’s, door innovatie (tele-
zorg), laagdrempelige oplossingen voor beeldvor-
mende diagnostiek als decentrale echo’s of Mri door
huisartsen. Soms uitermate zinvol, soms discutabel.
Deze groei leidt tot steeds hogere kosten, al weet nie-
mand om hoeveel geld het precies gaat. Naar schat-
ting circa 800 miljoen euro in de eerstelijnsdiagnostiek
en 2350 miljoen euro aan diagnostiek in tweedelijns
DBC’s. De bekostiging is ook uitermate ingewikkeld en
loopt in opzet enorm achter met de dagelijkse praktijk.
De bekostiging is gebaseerd op de tijd dat
lichaamsvloeistoffen met een pipetje
werden opgezogen en één voor één werden
onderzocht onder een microscoop. nu
worden ladingen monsters volautomatisch
onderzocht en is de 99,99 % betrouwbare
uitslag binnen een afzienbare periode
digitaal beschikbaar.
De bekostiging van andere onderdelen, zoals functie-
onderzoek, voldoet ook niet. Er zijn geen proces- en
uitkomstindicatoren waaraan functieonderzoek moet
voldoen. Er is geen goede prestatiebeschrijving. Er is
geen goed tarief voor een betrouwbaar onderzoek.
Feitelijk kan functieonderzoek door iedereen worden
uitgevoerd. Daarmee kan verkeerde diagnosticering
plaatsvinden. Met als gevolg over- en onderbehan-
deling van patiënten, bijvoorbeeld bij longpatiënten
die geen adequate spirometrie hebben gehad. De
bekostiging is versnipperd over meerdere budgetten:
bij ziekenhuizen, eerstelijnsdiagnostiek, huisartsen en
verloskundigen en in aanvullende verzekeringen. Er
is daardoor geen eenduidige bekostiging, terwijl par-
tijen wel op elkaars zorgmarkt actief zijn. Dat leidt tot
ongelijkheid tussen partijen en niet naleven van de Wet
Marktwerking Gezondheidszorg (WMG).
Diagnostiek als positionering
Eerstelijnsdiagnostiek wordt steeds marktgerichter
ingezet. Dat proces loopt al enkele jaren. In Medisch
Contact is in 2006 het artikel “Voor een prikje” versche-
nen (zie: www.csense.nl/publicaties/vooreenprikje),
EERSTELIJNS
DIAGNOSTIEK
Actuele positionering van diagnostiek in de eerste lijn
De sleutel naar zinnige en zuinige zorg
8de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
waar in dit al werd aangekondigd. De strategische posi-
tionering komt tot uiting bij ziekenhuizen die onder de
noemer “wie de diagnostiek heeft, heeft de patiënt” de
adherentie veilig willen stellen. Er wordt dan ook flink
geïnvesteerd in eerstelijnsdiagnostiek. Terwijl tegelijk
door de hoge vergoeding extra inkomsten worden bin-
nengehaald. Deze vergoeding is immers gebaseerd op
medisch specialistische diagnostiek, maar wordt ook
verkregen bij de eenvoudigere eerstelijnsdiagnostiek.
Ook commerciële partijen zijn actief, waaronder een
aantal postbusbedrijven die alleen de marge opstrijken,
maar verder geen toegevoegde waarde hebben. Maar
noch VWS, noch de NZa, noch de zorgverzekeraars
zijn er echt geïnteresseerd in geraakt. Totdat nu duide-
lijk is geworden dat er een forse bezuiniging kan wor-
den gerealiseerd.
rol van nza
De NZa heeft door andere prioriteiten en beperkte
capaciteit de afgelopen jaren nauwelijks aandacht
besteed aan de eerstelijnsdiagnostiek. Niet onlogisch
omdat het een kleine deelmarkt betreft, technisch las-
tig in elkaar zit en er samenhang is met de bekostiging
van de ziekenhuiszorg. Er is ook niet gehandhaafd in
de eerstelijnsdiagnostiek. Ondanks enkele casus en
oproepen tot een actief beleid heeft de NZa sinds haar
oprichting in 2006 nog niet handhavend opgetreden
in eerstelijnsdiagnostiek. Alleen in 2008 is aangegeven
dat betalen van een zogenaamde kick back fee (betalen
voor aanleveren van bloed aan een bepaald laborato-
rium door huisartsen of verloskundigen) niet toege-
staan is. Maar ondanks overtredingen van dit verbod,
is er nog niet opgetreden.
een ziekenhuis betaalt ruim tien maal de
marktconforme huur aan een HoeD als
de huisartsen de diagnostiek bij het
ziekenhuis betrekken. een ander zieken
huis met een hoog tarief voor bloedafname
en een vergoeding voor een klinisch
chemicus, betaalt aan huisartsen voor
diagnostiek en drukt daarmee een
eerstelijns diagnostisch centrum uit de
markt.
Wel is de NZa in opdracht van VWS eind 2010 een
kostenonderzoek naar eerstelijnsdiagnostiek gestart.
Dit onderzoek beperkt zich tot de eerstelijnsaanbie-
ders, de huisartsenlaboratoria en eerstelijns diagnosti-
9 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
sche centra. Hoewel het onderzoek nog wordt uitge-
voerd, is de hoogte van de haalbare bezuiniging (€ 60
miljoen) al aangekondigd…. De LVG, die als formele
vertegenwoordiger van de onafhankelijk eerstelijns
diagnostische aanbieders optreedt, heeft meerdere
malen principiële en juridische bezwaren geuit tegen
de huidige onderzoeksopzet en wellicht daaruit voort-
vloeiende consequenties. Omdat het onderzoek andere
aanbieders, met name ziekenhuizen, buiten beschou-
wing laat en zich ook niet richt op de aangetoonde
marktverstoringen (prijsdumping, hindermacht en
aanmerkelijke markmacht) en ongelijke marktverhou-
dingen (kruisfinanciering en opbouw van financiële
reserves). De juridische status van het kostenonderzoek
als onderlegger voor bestuurlijke besluitvorming door
VWS, staat daarmee ter discussie.
plexus constateert versnippering
Uit het onderzoek van Plexus blijkt dat Nederland een
versnipperd aanbod van eerstelijnsdiagnostiek kent.
Met eerstelijns diagnostische centra en huisartsenla-
boratoria, ziekenhuizen, commerciële partijen en de
zorgaanbieders zelf, huisartsen, verloskundigen en
fysiotherapeuten. Er is nauwelijks sprake van schaal-
vergroting, zoals die wel optreedt in het buitenland. De
reden is het veel te grote aanbod dat zichzelf in stand
houdt met een te hoge vergoeding op onderdelen en
het opdrijven van volume. Optimalisatie van bedrijfs-
processen via robotisering en automatisering vindt
weinig plaats, omdat hiervoor grote productie-eenhe-
den nodig zijn. In de bekostiging zijn geen of onvol-
doende prikkels aanwezig. Noch bij de aanbieders van
diagnostiek, noch bij zorgverzekeraars, die door effec-
ten van postrisico-verevening en andere prioriteiten bij
de zorginkoop geen actief beleid hebben gevoerd. Op
basis van dit onderzoek naar de kosten van diagnos-
tiek, maar vooral van de daarmee gepaard gaande ver-
volgkosten, heeft Plexus berekend dat een bezuiniging
van bijna een miljard euro mogelijk is.
In het onderzoek is ook aandacht besteed aan het
ongelijke speelveld. Door kruisfinanciering kunnen
ziekenhuizen eerstelijnsdiagnostiek goedkoper aan-
bieden. Bijvoorbeeld fundusonderzoek of spirometrie
aan zorggroepen. Als tegenprestatie voor een lager
tarief, moeten de patiënten dan wel naar het zieken-
huis worden verwezen voor bloedonderzoek en liefst
behandeling via parallelle DBC’s. Terwijl huisart-
Te verwachten financiële impactals gevol van versterking van dediagnostische functie in de eerstelijns
Te verwachten impact door substitutievan diagnostiek naar de eerstelijns
Te verwachten impact doordat er minder ‘parallelle’ DBCs (interne doorverwijzing tussen specialismen) en het vervolg DBCs geopend worden
Te verwachten impact van concentratie van diagnostische voorzieningen in de eerstelijn
Minder initiële DBCs doordat het aantal doorverwijzingen naar de tweedelijn afneemt
Kosten diagnostiek uit DBCs
Kosten diagnostiek in de eerstelijn
Prijsverschil diagnostiek tussen tweedelijn en eerstelijn
Minder parallelle DBCs
Minder vervolg DBCs
Concentratie van radiodiagnostiek
Concentratie van laboratoria
++
+
+
+
+
Het substitutiemodel voor eerstelijnsdiagnostiek
Het substitutiemodel voor eerstelijnsdiagnos-tiek in de business case van Plexus, waarin de besparingen tot uitdrukking komen.
Niet bezuinigen OP eerstelijns diagnostiek
maar bezuinigen DOOR eerstelijnsdiagnostiek
-
10de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
sen onafhankelijk dienen te verwijzen op basis van
kwaliteitscriteria, zonder “economische belangen”.
Daarnaast mogen ziekenhuizen wel een financiële
buffer opbouwen en eerstelijns diagnostische centra
niet. Daarmee kan een ziekenhuis meer bedrijfsrisico’s
nemen en zich voorbereiden op vrije prijzen. Zoals
eerder aangegeven treedt de NZa niet op.
aanbevelingen plexus
Op basis van haar onderzoek doet Plexus enkele aan-
bevelingen. Maak het eerstelijns diagnostisch budget
100% risicodragend voor de zorgverzekeraars. Dan
komt de inkoopmarkt op gang en wordt de laagste prijs
voor de beste kwaliteit geleverd. Er is een overcapaci-
teit dus de markt leent zich prima voor vrije prijzen.
Eerstelijnsdiagnostiek door ziekenhuizen alleen laten
plaatsvinden indien er een strikte organisatorische en
financiële scheiding is met de intramurale diagnostiek,
zodat er geen kruisfinanciering plaats kan vinden.
Afbouw van de postrisicoverevening in de curatieve
sector. Hierdoor zullen zorgverzekeraars actiever gaan
“knijpen” in de tweedelijns DBC’s en zorgkosten in de
tweede lijn, ten behoeve van de eerstelijnszorg.
Hoe nu verder?
Het ministerie van VWS is aan zet. Om de woorden
van minister Schippers in haar beleidsbrief “Zorg die
werkt” in de praktijk te brengen. Met de onderlig-
gende rapporten en de bezuinigingen in het vooruit-
zicht, lijkt het aannemelijk dat VWS vol inzet op zelf-
standige eerstelijnsdiagnostiek. Met als uitgangspunt:
niet bezuinigen OP eerstelijnsdiagnostiek, maar bezui-
nigen DOOR eerstelijnsdiagnostiek! •
Jan Erik de Wildt, MHA Commonsense BV,
en Leo Kliphuis, directeur LVG/Cartoon: Thijs Wessels
Advies van de auteurs
• Eerstelijnsdiagnostiekiseenstrategisch
instrument om substitutie van de tweede naar
de eerste lijn te bewerkstelligen.
• Ontwikkeleeneenduidigeeneenvoudige
kostprijssystematiek voor alle diagnostiek.
• Ontwikkeleengelijkspeelveldvooralle
aanbieders conform de WMG.
• Handhaaf deregels(NZa).
Algeruimetijdisdediscussieoverdefinancie-
ring van chronische zorg als diabetes, COPD en
CVRM op basis van het koptarief of integrale
bekostiging actueel. Wat is het onderscheid?
Integrale bekostiging bestaat uit zorgkosten en daar-
mee gepaard gaande c.q. noodzakelijke organisatori-
sche kosten om de zorg te coördineren, verantwoor-
den en declareren. De betaling van de deelnemende
zorgaanbieders op basis van de beleidsregel integrale
bekostiging diabetes, COPD of CVRM vindt plaats
aan de hoofdcontractant door de zorgverzekeraars.
Vanuit deze integrale vergoeding worden de betrok-
ken zorgaanbieders betaald. De integrale bekostiging
is rechtstreeks gekoppeld aan zorg van de verzekerde
en wordt als zorgkosten aangemerkt. Het leeuwendeel
zijn zorgkosten en die zijn vrijgesteld van BTW. Dit is
de gangbare praktijk in het land en er zijn meerdere
schriftelijke bewijzen van de belastingdienst dat dit zo
uitgelegd en geaccepteerd word.
Het koptarief is een vergoeding die wordt gegeven
door een verzekeraar voor de organisatiekosten om
de zorg te coördineren, verantwoorden en declareren.
Maar geen zorgkosten. De betaling van de organisatie-
kosten vindt plaats aan de hoofdcontractant. Het kop-
tarief bestaat grotendeels uit organisatiekosten en die
zijn belast met 19% BTW. •
Mr. Theo P.M. Bisschops, Finding Solutions BV
Theo Bisschops is fiscaal juridisch adviseur en directeur van de
zorggroepen BeRoEmD in Rosmalen.en RCH Midden-Brabant in
Tilburg.
Zorginkoop
koptarieF = btw
11 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
Met de inrichting van het Platform Regionale Datacentra is een belangrijke stap
gezet op weg naar transparantie in de ketenzorg. Met als concreet resultaat in
2011 een landelijke benchmark diabetes. Maar wie nu denkt dat deze gegevens
voor iedere toepassing – denk aan toezicht door de Inspectie of keuzemogelijk-
heid voor patiënten – geschikt zijn, heeft het volgens mij goed mis.
Als een zorggroep een contract sluit met een zorgver-
zekeraar over diabetes, COPD of CVRM, dan hoort
daar vanzelfsprekend een verantwoordingsrapportage
in de vorm van scores op proces- en uitkomstindica-
toren bij. De eerste keer zien de meeste zorggroepen
dit als een verplichting aan een andere partij. Bij veel
zorggroepen slaat dat gevoel al in het tweede jaar om,
als de afspraken met alle betrokkenen rond zijn. Als
de zorgprotocollen met iedereen zijn besproken en in
werking zijn getreden, als kaderartsen en managers
de tijd krijgen om naar de cijfers te kijken, krijgt de
rapportage de functie van sturingsinformatie voor het
eigen kwaliteitsbeleid. Er worden nieuwe en gedetail-
leerdere eisen gesteld aan de data. Daarnaast worden
ze nieuwsgierig naar hun prestaties ten opzichte van
andere zorggroepen en geven aanwijzingen voor ver-
betering.
zelf vormgeven
Dus eigenlijk bood Zorgverzekeraars Nederland in
mei 2010 een prachtig antwoord op deze nieuwsgie-
righeid met het verzoek om gezamenlijke uitvraag aan
alle zorggroepen. Zo werd het verzoek niet ontvangen.
Er waren te veel onzekerheden: wie heeft inzagerecht,
krijgt een verre zorgverzekeraar die weigert aan mijn
DBC te betalen straks wel mijn cijfers te zien? Worden
mijn eerlijke cijfers straks een-op-een gelegd naast die
van een zorggroep die de cijfers van slecht scorende
praktijken weglaat? Of worden ze vergeleken met die
van de zorggroep die maar van een paar praktijken cij-
fers heeft en deze vermenigvuldigt met het aantal deel-
nemende praktijken?
Een aantal grotere zorggroepen en gezondheidscentra,
gesteund door LHV en LVG, heeft daarom besloten
om het initiatief voor het aanleveren van scores op
indicatoren vanuit de sector zelf vorm te geven. In de
verschillende regio’s is bij de datacentra al veel ken-
nis en ervaring rond data-extractie, dataverwerking en
data-analyse, en het berekenen van scores op indica-
toren aanwezig. Dat geldt ook voor het ondersteunen
van zorggroepen bij het maken van registratieproto-
collen in het huisartsinformatiesysteem en het geven
van registratie-instructies. Daarom is besloten de regio-
nale datacentra in een platform samen te brengen. Het
platform, onder leiding van het Jan van Es instituut,
kreeg de opdracht om een landelijke benchmark te
realiseren.
tellers en noemers
Vertegenwoordigers van de regionale datacentra heb-
ben inmiddels een aantal platformbijeenkomsten ach-
ter de rug. Zij hebben elkaars werkwijze besproken en
afspraken gemaakt hoe ze in december 2011 een dia-
betesrapportage kunnen opleveren die betrouwbaar en
vergelijkbaar is en kan worden samengevoegd tot één
landelijke benchmark rapportage. Naast de wijze van
data-extractie en het vaststellen van de populatie waar-
over wordt gerapporteerd, zijn de definities van de
tellers en noemers uitgebreid onderwerp van discus-
sie: telt een verwijzing naar de oogarts als ‘ja, fundus-
controle uitgevoerd’ of telt alleen een van de WCIA
codes? Moeten alle in de richtlijn genoemde testen
voor voetonderzoek zijn aangevinkt om ‘ja’ te scoren
op voetonderzoek of is één vinkje voldoende? Welke
afkapwaardes worden gehanteerd? Valt een BMI van
10 in de categorie ‘goed’ of in de categorie ‘onbe-
trouwbare uitslag’?
INDICATOREN
landelijke benchmark diabetes
transparantie in ketenzorg via regionale DataCentra
12de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
inzagerecht
Tot zover denk ik dat er belangrijke eerste stappen
zijn gezet op weg naar transparantie in de ketenzorg.
Maar daarmee hebben we nog niet één lijstje indicato-
ren waarmee alle gebruikersgroepen bediend worden,
inclusief een goed geregeld inzagerecht. De Inspectie
voor de Gezondheidszorg bijvoorbeeld wil inzage in de
scores op de kwaliteitsindicatoren op praktijkniveau,
omdat ze daarmee denkt zicht te krijgen op de kwa-
liteit van de geboden zorg. Ik kan de inspectie verze-
keren dat het volstaat te weten dat een praktijk bij een
zorggroep is aangesloten. De zorggroep doet namelijk
het werk dat de inspectie denkt te moeten doen met de
uitkomsten: praktijken bezoeken die slecht scoren en
verbeterplannen maken. Een zorggroep kan het zich
niet permitteren slecht scorende praktijken ongemoeid
te laten. Die halen het gemiddelde van de zorggroep
naar beneden en dat verzwakt de onderhandelingspo-
sitie met de zorgverzekeraar. De inspectie heeft heel
andere informatie nodig om haar werk te doen. Wat
te denken van de bereikbaarheid? Dat een praktijk de
diabeteszorg via de zorggroep regelt, wil nog helemaal
niet zeggen dat de diabetespatiënt een assistente aan
de telefoon krijgt in plaats van een bandopname.
verlagen medicatie
Wat heeft een patiëntenorganisatie eraan te weten
dat 72% van de diabetespatiënten van zorggroep A
een goede glycemische instelling heeft als niet tevens
bekend is welke inspanningen de zorggroep levert om
die instelling te bereiken? Zit daar een enthousiaste
praktijkondersteuner met motivational interviewing
technieken de patiënt te bewegen tot gedragsverande-
ring of geeft ze telefonisch de testuitslag door die een
verhoogde waarde laat zien en maakt ze een recept
aan voor de huisarts om de medicatie aan te passen?
Medicatieaanpassingen zijn in dit verband wellicht
een veel interessantere maat. Als ik diabetespatiënt
was, zou ik kiezen voor de zorggroep met het hoogste
percentage medicatieaanpassingen naar beneden, dus
dosering verlaagd of zelfs gestopt.
Kortom, het gaat om indicatoren die echt iets zeggen
over de kwaliteit en de wijze waarop gegevens verza-
meld, bewerkt en gepresenteerd worden. Dat proberen
de zorggroepen en gezondheidscentra vanuit het veld
te realiseren om de transparantie te bieden aan meer-
dere stakeholders. De regionale datacentra kunnen
daaraan een belangrijke bijdrage aan leveren. •
Marianne Meulepas, manager en senior onderzoeker bij regionaal
datacentrum Meetpunt Kwaliteit in eindhoven
Organisatie Het Eerstelijns TransparantieCongres (HETC) is een initiatief van De Eerstelijns en het Jan van Es instituut.
DOelgrOep HETC richt zich op beleidsmakers, be-stuurders, onderzoekers, zorg verzekeraars, commerciële aanbieders, kaderartsen en eerstelijns zorgaanbieders. Zowel werkzaam in gezondheidscentra als georganiseerd in zorggroepen.
lOcatie World Forum in Den Haag. Programma van 09.00 ontvangst tot en met 17.30 borrel.
inschrijven en kOsten Het Eerstelijns Transpa-rantieCongres (HETC) kost € 295,- per persoon (exclusief BTW). Meerdere personen uit dezelfde organisatie krijgen 15% korting als er tegelijk ingeschreven wordt. U ontvangt een factuur. Inschrijving vindt plaats in volgorde van ontvangst en verplicht tot betaling.
annulering Bij annulering vóór 29 april krijgt u uw inschrijfgeld retour onder aftrek van € 65,00 admini-stratiekosten (excl. BTW). Bij latere annulering bent u het volledige inschrijfgeld verschuldigd. Uiteraard kan iemand in uw plaats deelnemen.
accreDitatie Voor het congres wordt accreditatie aangevraagd.
infOrmatie Voor praktische vragen kunt u terecht bij Elita Zoer Congres management BV, [email protected] of tel. 0183354057. Heeft u inhoudelijke vragen, dan kunt u contact opnemen met Marc Bruijnzeels, te bereiken via e-mail [email protected]. Meer informatie over het programma vindt u op www.de-eerstelijns.nl.
het eerstelijns
Beurs Naast sprekers is er ruime aandacht voor alle partijen die op de een of andere manier een bijdrage leveren aan het transparantieproces in de eerstelijns-zorg. Zij presenteren zich op het beursplein en in kleinschalige sessies, waarin netwerken en lunchen gecombineerd worden.
De eerstelijns
Het Eerstelijns Transparantie Congres op vrijdag
20 mei in het World Forum in Den Haag brengt
u in drie blokken presentaties en een beurs met
kleinschalige sessies op de hoogte van de stand
van zaken en biedt een visie op de toekomst.
Sprekers zijn minister Edith Schippers, Anne van
Popta, Marc Bruijnzeels, Gert Westert, Nicole Kien,
Niro Siriwardena, Guus Schrijvers en Aldien Poll.
Dagvoorzitter is Maarten Klomp.
Hoofdsponsors zijn AstraZeneca, SHO Medisch
Diagnostisch Centrum en Novo Nordisk.
13 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
De eerste lijn is volop in beweging. Dat blijkt
wel uit de reacties op het ZonMw-programma
Op één lijn. Dit programma is gericht op de
organisatie van zorg dicht bij huis en ontving in
2010 maar liefst 383 projectideeën.
‘Overrompelend veel’, geeft programmasecretaris
Annette Pietersen volmondig toe. ‘We hadden maar
enkele tientallen projectideeën verwacht. De focus
op bestuurlijke organisatie bleek soms nog een lastige
opgave. Veel projectideeën betroffen verbetering van
de zorginhoud. Echter: de focus van het programma
is organisatorische versterking, gekoppeld aan een aan-
tal belangrijke doelgroepen. Mogelijk was dat verwar-
rend voor de indieners. We hebben veel projectideeën
moeten afwijzen. Heel vervelend, want het liefste wil je
iedereen die zich inzet voor verbetering van zorg steu-
nen. Het was ook een helse klus voor de commissiele-
den, hoe geef je honderden inzendingen de aandacht
die ze verdienen? Uiteindelijk mochten ruim 80 ideeën
worden uitgewerkt tot een volledig projectvoorstel.
Daarvan krijgen er 44 een projectsubsidie’.
Herkansing
‘ZonMw hoopt nog inzicht te krijgen of de afgewezen
projectideeën op de een of andere manier toch zijn
uitgevoerd’, geeft Annette aan. ‘Misschien kunnen we
iemand vinden die dat wil onderzoeken. Waarschijnlijk
zijn er onder de uitgewerkte projecten die zijn afge-
vallen nog enkele die met enige aanpassingen alsnog
in aanmerking kunnen komen voor een subsidie van
ZonMw. We gaan daar nog naar kijken. In de tweede
helft van 2011 komt er een nieuwe subsidieronde.
Deze zal een smallere scope hebben, aangepast aan de
beleidslijnen van VWS. De exacte datum van open-
stelling is nog niet bekend. Andere ideeën van de
commissie om vernieuwing in de zorg dicht bij huis te
stimuleren, worden verder uitgewerkt.’
verschillende disciplines
Bij nagenoeg alle projecten is de huisarts betrokken.
Dat geldt ook voor de fysiotherapie. ‘Maar je ziet ook
dat andere beroepsgroepen als ergotherapeuten en
verloskundigen goed vertegenwoordigd zijn’, consta-
teert Annette Pietersen tevreden. ‘Het was voor ons
VERSTERKING
EERSTE LIJN
Versterken organisatie zorg dicht bij huis
De lijn in Het programma op één lijn
Begeleidend onderzoek
Het begeleidend onderzoek van Op één lijn krijgt “SMOEL”. SMOEL
staat voor Samenwerking Monitor Op één Lijn. Voor de uitvoering zijn
een aantal partijen verenigd in een consortium, namelijk: Nivel, Jan
van Es Instituut/Juliuscentrum, Instituut Beleid en Management van
deGezondheidszorg(iBMG),EIMenResearchvoorBeleid.Hetgaat
daarbij om procesevaluatie, casestudie en gegevens over samenwer-
king vanuit het perspectief van zorgverleners en patiënten. In een van
de volgende nummers van De Eerstelijns wordt de werkwijze nader
toegelicht.
14de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
maar de vraag of zij wel konden aanhaken bij de pro-
jecten. Dat is gelukkig het geval en daar zijn we erg blij
mee. Dit zegt veel over de samenwerking in de eerste
lijn. Een aantal nieuwere spelers is in opkomst, zoals
de specialist ouderengeneeskunde en de gemeente.
Erg tevreden is ZonMw ook over het aantal projecten
waarbij zorgverzekeraars actief betrokken zijn, want
voor borging van projectresultaten is steun van zorg-
verzekeraars hard nodig.’
zes subgroepen
ZonMw heeft de gehonoreerde projecten ingedeeld in
zes herkenbare subgroepen:
• Chronische ziekten
• Ouderen
• Lokale samenwerking
• Verbinden preventie, welzijn en zorg
• Zorg rond zwangerschap en geboorte
• Focusprojecten
Bij chronische ziekten gaat het met name om verdere
versterking van organisatiestructuren in de zorgketen.
Samenwerking met de tweede lijn is bij veel projecten
een bijzonder aandachtspunt.
De organisatiestructuur bij ouderenzorg is lastig
vanwege de verschillende financieringsvormen. De
samenwerking tussen huisarts, wijkverpleegkundige,
poh-ouderenzorg, thuiszorg en specialist ouderengees-
kunde heeft de aandacht, evenals de samenwerking
met gemeenten en welzijn.
Bij lokale samenwerking ligt de oriëntatie op samen-
hang op wijk- of dorpsniveau, bijvoorbeeld gericht op
behoud van zorg in kleine woonkernen.
Er zijn tien projecten gehonoreerd rond verbinding
van preventie, welzijn en zorg. Deze zijn heel divers,
maar altijd gaat het om terugdringing van gezond-
heidsrisico’s.
De projecten betreffende Zorg rond zwangerschap en
geboorte zetten de samenwerking tussen verloskundi-
gen en gynaecologen centraal.
Bij de focusprojecten wordt ingezoomd op een deel-
vraag bij organisatievorming dicht bij huis. Zoals
verkenning van geschikte ICT-infrastructuur, cliënten-
participatie, opschalen van back-offices, toepassing van
workflowmanagement.
overeenkomst
Kortom: het betreft een grote variatie in projecten met
verschillen in omvang, insteek, participerende discipli-
nes, begroting en doelgroep. Ze vormen een treffende
illustratie van de verscheidenheid aan vragen in de
zorg dicht bij huis. De overeenkomst is duidelijk: ver-
sterking van de eerste lijn, voor zorg dicht bij de bur-
ger van hoge kwaliteit . •
Tekst: Gerda van Beek/Foto: Marijn van Zanten
Bezuiniging
Voor het programma Op één lijn was oorspronkelijk € 18,6
miljoen gereserveerd. Ook VWS en ZonMw ontkomen echter
niet aan bezuinigingen binnen de overheid. Het totaalbudget
van het programma is daarom verlaagd naar € 16,3 miljoen.
Daarbij zijn programmalijn 1 en 2 die zich richten op de
zorgpraktijk ontzien en wordt voornamelijk gesneden in
programmalijn3(wetenschappelijkonderzoek).
Programmasecretaris Annette Pietersen: ‘de focus van het programma
ligt op organisatorische versterking, gekoppeld aan een aantal belangrijke
doelgroepen.’
Website
Op www.zonmw.nl/
opeenlijn meer
infor matie over
Op één Lijn. Met
een uitgebreidere
beschrijving van
de thema’s en de
samenvattingen van
de gehonoreerde
projecten.
15 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
In achterstandswijken worden huisartsenpraktijken geregeld geconfronteerd met
sociaal maatschappelijke problematiek. De ROS 1ste Lijn Amsterdam deed
daarom in deze wijken onder de titel Recept voor Hulpverlening een onderzoek
naar de behoeften van patiënten aan huisartsenzorg.
Het onderzoek is kwalitatief van aard en bestaat
uit twee fasen. In de eerste fase zijn interviews
gehouden met bewoners van achterstands-
wijken, in de tweede fase zijn de resul-
taten hiervan voorgelegd aan een
groep huisartsen. De bewoners van ach-
terstandswijken geven aan dat de vertrou-
wensband met de huisarts van groot belang is,
evenals de bejegening en de beschikbare tijd in de
spreekkamer. Men komt vaak in eerste instantie met
somatische klachten en noemt de achterliggende soci-
aal maatschappelijke oorzaak pas na flink doorvragen.
sociale kaart
De bewoners kennen de weg niet naar de juiste sociale
voorzieningen en zouden een ‘sociaal persoon’ in de
huisartsenpraktijk willen die hen kan helpen, informe-
ren, adviseren en begeleiden. Er moet goede samen-
werking en terugkoppeling plaatsvinden tussen huis-
arts en maatschappelijk werk en van de huisarts wordt
verwacht dat hij de sociale kaart in de wijk goed kent.
Verder blijkt informatieverstrekking vanuit de huisart-
senpraktijk erg belangrijk; in de vorm van gesprekken
met de huisarts, folders maar ook groepsvoorlichting.
Daarbij zou de huisarts zich bezig moeten houden met
preventie en voorlichting over leefstijlfactoren.
migranten
De behoefte van migranten komt grotendeels overeen
met die van autochtone bewoners. Ook zij vinden ver-
trouwen, bejegening en informatieverstrekking belang-
rijk en is er behoefte aan een persoon die hen de
weg wijst naar de juiste hulpverlening. Zij leggen een
accent op groepsvoorlichting en verwachten een meer
daadkrachtige houding van de arts. Uit de behoeften
van de deelnemers zijn projectideeën voortgekomen,
die door huisartsen zijn aangevuld en beoordeeld op
praktische haalbaarheid. •
aanmelden?
De volgende Executive Masterclass Eerste lijns-
bestuurders start op 15 september a.s. De mas-
terclass omvat acht bijeenkomsten van twee
aaneengesloten dagen met overnachting in het
centrum van het land. Deze masterclass ein-
digt op 25 mei 2012. Meer informatie en aan-
melding: Jan Erik de Wildt [email protected]
06 51 821078 of Emely Scharbaai 013-4663628, [email protected].
WETENSCHAP
EN PRAKTIJK
Recept voor Hulpverlening: onderzoek van studenten Executive Masterclass Eerstelijnsbestuurders
multiDisCiplinair werken in aCHterstanDswijken
Beste onderzoeksidee
‘Recept voor Hulpverlening is uitgevoerd door Pien van Langen en
Peter Eusman, studenten van de Executive Masterclass Eerstelijns-
bestuurders 2009-2010. Op basis van het beste onderzoeks idee in deze
masterclass heeft TRANZO € 10.000 ter beschikking gesteld voor de
uitvoering. TRANZO heeft als doelstelling een brug te slaan tussen
wetenschap en praktijk. De masterclass en dit onderzoek zijn voorbeel-
den hiervan.’ Prof. dr. Dinny de Bakker, programmaleider masterclass.
16de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
De verloskunde is weer onderwerp van debat. Het streven is moeder en kind in
de hoofdrol. Al tien jaar staat STBN verloskundigen die willen professionalise-
ren en innoveren ter zijde. ‘We zoeken nieuwe vormen van samenwerking, maar
het ei van Columbus hebben we nog niet gevonden’, zegt directeur Frans Annot.
Kraamzorg à la Buurtzorg spreekt hem aan, want één ding is zeker: cliënten heb-
ben baat bij de opbloeiende samenwerking tussen verloskunde en kraamzorg.
Om de bovengemiddelde perinatale sterfte in ons
land terug te dringen, moet de zorg rond zwanger-
schap en geboorte verbeterd worden en aansluiten
op de wensen en behoeften van de vrouw. Hoe je
de zorg anders moet organiseren en op een andere
manier moet samenwerken, zijn vragen die STBN nu
probeert te helpen beantwoorden. Tien jaar geleden,
toen de verloskundige beroepsgroep STBN heeft opge-
richt, speelden er andere problemen. ‘Er was sprake
van onderbezetting en verloskundigen voelden zich
ondergewaardeerd. Het is een intensief vak, je moet
7 x 24 uur bereikbaar zijn. Het speerpunt lag destijds
op behoud van de thuisbevallingen. We hebben tijde-
lijke geboortecentra opgericht om de thuisbevallingen
te behouden. De eerste groepspraktijken ontstonden
en de automatisering van de praktijken is opgepakt.
Er kwam een fors bedrag voor uitbreiding van de
opleidingscapaciteit en de beroepsorganisatie KNOV
zorgde voor professionele ondersteuning,’ blikt Annot
terug.
advies een goed begin
De kwaliteit en veiligheid van de verloskundige zorg
staat nu ter discussie. Dat komt omdat de babysterfte
vlak voor, tijdens en in de dagen na de geboorte in
Nederland hoog is, vergeleken met andere West-
Europese landen. De thuisbevalling ligt weer onder
vuur. De toenmalige minister van VWS, Ab Klink,
JUBILEUM
StBN experimenteert met nieuw samenwerkingsmodel
‘verloskunDe is nog erg aanboDgeriCHt’
Een heldere kijk op verloskunde
10 jaar!
17 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
stelde in 2008 een externe stuurgroep in, die de
opdracht kreeg een advies uit te brengen met concrete
en realistische voorstellen om de zorg rond zwanger-
schap en geboorte te optimaliseren, zodat waar moge-
lijk de perinatale sterfte en morbiditeit kan worden
teruggedrongen. Deze Stuurgroep Zwangerschap
en Geboorte kwam begin vorig jaar met het advies
“Een goed begin. Veilige zorg rond zwangerschap en
geboorte”. Hierin staan concrete aanbevelingen die in
vijf jaar tijd moeten leiden tot een halvering van het
aantal maternale en perinatale sterfgevallen.
Zwangeren dienen de beste zorg te krijgen, goed
georganiseerd en veilig. Belangrijkste aanbevelingen:
luister naar de verwachtingen, wensen en angsten
van de zwangere en betrek actief haar leefomgeving.
Vrouwen moeten gezonder aan een zwangerschap
beginnen. Professionals krijgen het advies om een net-
werk te vormen en bindende afspraken te maken over
kwaliteit, registratie, verantwoording en transparantie.
En actief te participeren in verloskundige samenwer-
kingsverbanden. Tot slot moet iedere zwangere een
casemanager, geboorteplan en verplicht huisbezoek
krijgen. Annot: ‘De aandacht gaat nu vooral uit naar
de samenwerking tussen de eerste en tweede lijn, daar
wordt veel energie in gestoken. Maar je hoort niemand
over een wijkgerichte aanpak. Er valt ook veel winst te
behalen door het centraal stellen van de cliënt.’
kraamzorg à la buurtzorg
De zorg organiseren en samenwerken rondom
dezelfde cliënt gebeurt in geboortecentra (zie kader)
die in een rap tempo ontstaan. ‘Het is van belang dat
voor de cliënt volkomen helder is wie verantwoorde-
lijk is voor de zorg. In een geboortecentrum krijgt de
vrouw één integrale dienst geleverd onder leiding van
één regisseur, de verloskundige. De kraamzorg wordt
vroegtijdig ingezet.’
Annot spreekt enthousiast over de samenwerking met
de kraamzorgorganisaties. ‘Verloskundige praktijken
werken met een vast team gespecialiseerde kraamver-
zorgenden dat assisteert bij de bevalling. Zij bieden
passende zorg aan dezelfde cliënt en kunnen blinde-
lings op elkaar vertrouwen.’ Hij realiseert zich dat
kleinschalig werken rondom de cliënt voor de kraam-
zorgorganisaties wennen is. Zijn ideaal is Kraamzorg
à la Buurtzorg. ‘Zet de kraamzorg weer vroegtijdig
in, net als vroeger. Maak gebruik van hun expertise
en hun korte lijnen met bijvoorbeeld de jeugdgezond-
heidszorg. Deze samenwerking met de kraamzorg
is een goed voorbeeld van denken vanuit de cliënt
in plaats vanuit het eigen vak: waar heeft de cliënt
behoefte aan en hoe krijgt zij de goede zorg?’
samenwerking verloskunde en kraamzorg
Annot stuurde de directie van de organisatie van zor-
gondernemers Actiz, de organisatie voor zorgaan-
bieders in de thuis- en de kraamzorg, Branchebelang
Thuiszorg Nederland (BTN) en de Koninklijke Neder-
landse Organisatie van Verloskundigen (KNOV),
onlangs een open brief waarin hij hen opriep om
ook op koepelniveau meer te gaan samenwerken. De
samenwerking tussen verloskunde en kraamzorg bloeit
op in de praktijk, waarom dan niet op uitvoerend en
landelijk niveau? Hij noemt het een geweldige com-
binatie: juist verloskundigen kunnen een forse input
goed gebruiken bij het ondernemerschap. Voor de
kraamzorg is een extra investering in kwaliteitsont-
wikkeling en onderzoek welkom. Hij wijst daarbij op
het gezamenlijke belang van de ontschotting: de cliënt
centraal. Die is erbij gebaat dat zij kan rekenen op één
dienst, geboden door verschillende professies die naad-
loos op elkaar aansluiten en samenwerken, zowel op
landelijk niveau als op het niveau van de cliënt.
Frans Annot: ‘de
samenwerking tussen
verloskundige en
kraamzorg bloeit
op in de praktijk.
Het is een geweldige
combinatie.’
18de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
behoud essentie eerste lijn
De bevalling thuis en poliklinisch is het domein van de
verloskundige. De medische bevalling is van de gynae-
coloog. ‘We zijn doorgeschoten in deze scheiding die
niet in het belang van de zwangere is’, vindt Annot.
Als het aan hem ligt, heeft de verloskundige de leiding.
Zijn streven is één groep verloskundigen - inclusief kli-
nisch verloskundigen - die de cliënten continu begelei-
den, pijnbestrijding kunnen toedienen en als medisch
ingrijpen nodig is, de gynaecoloog inschakelen. ‘Dan
behoud je de essentie van wat we nu nog de eerste lijn
noemen: laagdrempelig, vrouw-gericht en oog hebben
voor de wensen en behoeften van de cliënt.’
nieuw organisatiemodel
Hoe geef je optimale zorg rond de cliënt in de prak-
tijk vorm? Dat probeert STBN in opdracht van Agis
uit in een nieuw organisatiemodel in Amsterdam:
2MoVe)). In een pilot krijgen negentig vrouwen ver-
loskundige zorg volgens dit model. Belangrijke pijlers
zijn: de cliënt in de hoofdrol en continuïteit van zorg
en begeleiding tijdens de baring. Daarbij wordt een
aantal nieuwe instrumenten ingezet, waaronder case-
Meer afstemming en samenwerking in geboortecentrum
STBN is betrokken bij de oprichting van geboortecentra. Hier kunnen
vrouwen bevallen in een huiselijke, niet-medische omgeving en krijgen
ze continu één-op-één begeleiding. De verloskundige heeft de regie en
is eindverantwoordelijk voor de medische zorg en de organisatie, de
kraamverzorgende is vroegtijdig aanwezig, voor de ‘doulafunctie’ en kan
assisteren bij de bevalling. De tweede lijn is als het nodig is in de buurt.
‘Het geboortecentrum sluit aan op de wensen en behoeften van
zwangeren en is een wat late maar noodzakelijke en zeker niet geringe
innovatie van de poliklinische bevalling. Het biedt mogelijkheden
voor pijnbestrijding. Het is een middel voor samenwerking tussen alle
verloskundigenpraktijken én binnen de gehele keten van verloskundige
zorg. Het maakt een einde aan de versnippering. De infrastructuur
is aanwezig om tot heldere, vergaande afspraken te komen tussen
bijvoorbeeld verloskundigen en gynaecologen’, verklaart Annot. Het
geboortecentrum groeit uit tot een brandpunt van interdisciplinaire
samenwerking.
Verloskundigen behouden de regie voor de groep cliënten die niet
kiezen voor een thuisbevalling en houden meer bevallingen in de eerste
lijn. Geboortecentra kunnen de eerstelijnsverloskunde prima verster-
ken. Verloskundigen bundelen hun krachten en pakken “bovenprak-
tijkse” zaken op.
19 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
management en huisbezoek. De professionals nemen
de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het bieden
van passende zorg door uit te gaan van dezelfde visie
en protocollen en het hanteren van dezelfde werkwijze.
Niet nieuw of revolutionair, maar als het goed gaat,
ervaart de cliënt dat de zorgverleners opereren als één
geheel. Zij hoeft niet langer haar weg in de zorg te
zoeken. ‘Natuurlijk vereist dit model veel praten met
elkaar en transparantie over je manier van werken.
Aanvankelijk was er veel enthousiasme, maar voelden
bijvoorbeeld de gynaecologen weinig voor huisbezoe-
ken. Ook hebben we de cliënten gevraagd wat zij wil-
len: dat is één centrale zorgverlener, één huisbezoek.
Onze verwachtingen zijn hoog gespannen, al moet
nog blijken of de zorg beter is, de cliënt meer tevreden
en de deelnemers blij met betere samenwerking onder-
ling.’
Ook op andere plaatsen werkt STBN aan een nieuwe
manier van samenwerken en het verbeteren van de
kwaliteit. In Groningen bijvoorbeeld. ‘Daar spelen
andere problemen die de verloskunde bedreigen, als
versnippering, centralisatieplannen en grote afstanden.
Hier gaan we met alle partijen aan de slag om de orga-
nisatie van de verloskunde echt goed te veranderen en
te verbeteren.’
regie nemen
Annot benadrukt niet op zoek te zijn naar een blauw-
druk voor een toekomstbestendige eerste lijn. ‘Wij
proberen verloskundigen verder te professionaliseren
en een aanjager van nieuwe ontwikkelingen te zijn.’
Functionele bekostiging ligt in het verschiet. ‘Dat
biedt de eerstelijnsverloskunde kansen. Laat zien dat je
goedkoper bent, goede zorg levert en optimaal samen-
werkt.’ Het vereist dat verloskundigen een goede par-
tij zijn, maar volgens Annot staan ze op achterstand
en zijn ze versnipperd. ‘Maar door de regie te nemen
en zich op hun eigen waarde te profileren, moet het
lukken. Dat kan zonder hun verlies van autonomie.
Geen grote megapraktijken en iedereen in loondienst,
dat niet, maar krachtenbundeling in eigen coöperaties
voor echo’s, geboortecentra en wellicht ook heel prak-
tische zaken als gezamenlijke inkoop, kraamzorg en
waarneming.’ •
Tekst: Corina de Feijter/
Fotografie: Zorg in Beeld-Frank Muller en Marjon Zijlstra
eerstelijntjes‘nu niet snijden in eerstelijns psychologische zorg’
De kosten van de geestelijke gezondheidszorg zullen stijgen als
de minister snijdt in de eerstelijns psychologische zorg. Hiervoor
waarschuwen vier beroepsverenigingen in de psychologische
zorg en het landelijk platform GGZ. De organisaties zijn fel
tegen de bezuinigingsplannen van minister Schippers om het
aantal zittingen van de eerstelijns psychologische zorg terug te
brengen van acht naar vijf per kalenderjaar, de eigen bijdrage te
verhogen en ook de te vergoeden zorg in te perken. “De minis-
ter moet nu niet hakken in de voordelige en effectieve eerstelijns
psychologische zorg.”
De beroepsverenigingen vrezen dat de voorgenomen maatrege-
len juist zullen zorgen voor een kostenstijging en niet voor de
gewenste besparing. “Ook wij vinden dat er gewerkt moet wor-
den aan kostenbeheersing in de zorg, maar deze plannen zijn
ondoordacht en tegenstrijdig.” Eerstelijns psychologische zorg
aan volwassenen en kinderen is goedkoop en zeer effectief zoals
ook uit cijfers blijkt. Ruim zeventig procent van de cliënten is
geholpen binnen acht zittingen. Als de minister het aantal zittin-
gen terugdringt tot vijf, stijgen de kosten doordat meer mensen
met psychische problemen een beroep zullen doen op de veel
duurdere tweedelijns specialistische zorg of de alsmaar uitdij-
ende huisartsenzorg. “Een verhoging van de eigen bijdrage voor
eerstelijns psychologische zorg terwijl het eigen risico ook nog
eens verhoogd kan worden, maakt de voorziening feitelijk onbe-
reikbaar voor de cliënt.”). •
PERSBERICHT
Amsterdam, 11 maart 2011
Beroepsverenigingen psychologische zorg:
“Nu niet snijden in eerstelijnspsychologische zorg”
De kosten van de geestelijke gezondheidszorg zullen stijgen als de minister snijdt in de
eerstelijnspsychologische zorg. Hiervoor waarschuwen vier beroepsverenigingen in de
psychologische zorg en het landelijk platform GGZ. De organisaties zijn fel tegen de
bezuinigingsplannen van minister Schippers om het aantal zittingen van de eerstelijns
psychologische zorg terug te brengen van acht naar vijf per kalenderjaar, de eigen bijdrage te
verhogen en ook de te vergoeden zorg in te perken. “De minister moet nu niet hakken in de
voordelige en effectieve eerstelijnspsychologische zorg.”
De beroepsverenigingen vrezen dat de voorgenomen maatregelen juist zullen zorgen voor een
kostenstijging en niet voor de gewenste besparing. “Ook wij vinden dat er gewerkt moet worden aan
kostenbeheersing in de zorg, maar deze plannen zijn ondoordacht en tegenstrijdig.”
Eerstelijnspsychologische zorg aan volwassenen en kinderen is goedkoop en zeer effectief zoals ook
uit cijfers blijkt. Ruim zeventig procent van de cliënten is geholpen binnen acht zittingen. Als de
minister het aantal zittingen terugdringt tot vijf, stijgen de kosten doordat meer mensen met
psychische problemen een beroep zullen doen op de veel duurdere tweedelijns specialistische zorg of
de alsmaar uitdijende huisartsenzorg.
Los van het feit dat de financiële opbrengst van de bezuinigingen zeer beperkt zal zijn, wordt er ook
een hoge drempel opgeworpen voor cliënten in de eerstelijns ggz. “Een verhoging van de eigen
bijdrage voor eerstelijnspsychologische zorg terwijl het eigen risico ook nog eens verhoogd kan
worden, maakt de voorziening feitelijk onbereikbaar voor de cliënt.” De verenigingen vrezen dat
cliënten zich niet meer laten behandelen vanwege de hoge kosten en waarschuwen voor het risico op
economische schade door bijvoorbeeld meer werkverzuim.
Noot voor de pers – niet voor publicatie
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Dick Nieuwpoort, directeur van de Landelijke
Vereniging van Eerstelijnspsychologen (LVE) via (020) 667 39 56/06-51339323 of Hans Kombrink,
voorzitter Algemeen Bestuur van het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) via 06-13906202.
20de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
Het geboortecentrum van het Erasmus MC heeft het lachgas/zuurstof mengsel
(merknaamRELIVOPAN®)alspijnbestrijdingsmiddelbijdebevallinginereher-
steld. Na een aantal trials is gebleken dat het bij strikt geprotocolleerd gebruik
veilig is voor zorgverleners.
‘Na mijn eerste bevalling waarbij ik Relivopan heb
gebruikt, ging ik fluitend naar huis. Ik vind het heel
plezierig dat ik deze mogelijkheid voor pijnbestrijding
nu in mijn arsenaal van mogelijkheden heb’, zegt ver-
loskundige Renate Hazel uit Rotterdam enthousiast.
Ze noemt het een overbruggingsmiddel. ‘Het komt bij
vrijwel elke bevalling voor dat een vrouw zegt: “hoe
lang duurt het nog”, of “ik kan niet meer”. Naast de
gebruikelijke methoden als een warme douche of een
rugmassage kan ik deze mogelijkheid nu aanbieden.
Ik heb drie bevallingen gedaan met het mengsel en ik
zie dat het effectief is. Vrouwen ontspannen, ze gaan
anders met de pijn om. De volledige ontsluiting volgt
daarna en de vrouw kan gaan persen.’
volle bewustzijn
Haar collega Elaine Joziasse, klinisch verloskundig van
de verloskamers van het Erasmus MC, beaamt dit.
‘Relivopan is een inhalatieanalgeticum, dat bestaat uit
een mengel van vijftig procent zuurstof en vijftig pro-
cent distikstofoxide, oftewel lachgas. Het is een middel
om de pijn te beheersen, het neemt de vrouw weg van
de pijn.’
De vrouw dient via een masker het mengsel zelf toe
en blijft bij volle bewustzijn. Relivopan wordt via de
longen in het bloed opgenomen en ook weer via de
longen uitgescheiden. Het voordeel is dat het vrijwel
direct werkt na een paar ademhalingen en na enkele
minuten weer stopt na het beëindigen van de behan-
deling. >>>
ADVERTORIAL
lachgas/zuurstof mengsel bij veilig gebruik prima middel pijnbeheersing
gezonD en veilig baren met relivopan®
Bij een dubbelmasker is
er sprake van twee soorten
bronafzuiging, waarmee het
vrijgekomen lachgas wordt
afgevoerd.
21 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
veilige toediening
Het gebruik van lachgas was in ongerede geraakt in
Nederland. Zorgverleners die te veel aan het middel
werden blootgesteld, zouden gezondheidsrisico’s lopen.
In 2004 adviseerde de Inspectie voor de Gezond-
heidszorg en de Arbeidsinspectie om waar mogelijk
alternatieve middelen te gebruiken ofwel piekbelas-
ting te voorkomen door bronafzuiging. Aanleiding
was het relatief hoge aantal verpleegkundigen in een
Haags ziekenhuis dat tussen 1998 en 2003 beviel van
een kind met een aangeboren afwijking. Zij hadden op
de afdeling verloskunde gewerkt met lachgas. Toch is
het verband tussen de geboorte van deze kinderen en
blootstelling aan het middel nooit aangetoond.
vanaf de bouw
Bij de plannen voor de bouw van het geboortecentrum
in het Erasmus MC heeft de projectgroep besloten om
rekening te houden met de mogelijkheid van het toe-
dienen van lachgas. Het kan namelijk veilig toegediend
worden als voldaan wordt aan een aantal bescher-
mende maatregelen. Het gaat daarbij onder meer om
een goede ventilatie en afzuiging, zodat de blootstelling
van medewerkers aan lachgas onder de gestelde grens-
waarden blijft. ‘Alle lof voor de leiding dat ze wilden
investeren in de aanpassingen van de verloskamers en
mee wilden werken aan de hernieuwde toepassing,
zonder zekerheid over de uitwerking,’ aldus Joziasse.
Dubbel masker
Besloten werd om een medisch onderzoek te starten
met Relivopan om te kijken of er voor de medewerkers
een veilige werkomgeving kon worden gecreëerd. ‘Dat
hebben we samen gedaan met de arbeidshygiënisten
van het ziekenhuis. Zij moesten dus bij elke bevalling
aanwezig zijn om de grenswaarden te meten.’
Relivopan veilig toedienen blijkt te kunnen bij het
gebruik van het zogeheten Anervac P-systeem. Kort
gezegd krijgt de vrouw eerst een kinmasker op, met
dubbelmasker. Met dit dubbelmasker is er sprake van
twee soorten bronafzuiging, waarmee het vrijgekomen
lachgas wordt afgevoerd. Door een intelligent ventiel,
een demand valve systeem, wordt alleen Relivopan
toegediend wanneer dit nodig is.
‘Vrouwen ontspannen,
ze gaan anders met de
pijn om’
tot het persen
Op basis van de uitkomsten van de proef zijn een aan-
tal aanpassingen gedaan. Zodra een vrouw kan gaan
persen, wordt Relivopan niet meer toegediend. Hazel:
‘De vrouw moet het kinmasker dan nog zo’n vijftien
minuten ophouden, omdat het lachgas nog in haar
longen zit. Daarnaast krijgt ze vijf minuten zuurstof
toegediend. Ik vraag haar een paar keer diep adem te
halen, zodat het lachgas eruit wordt gewassen.’ Als het
lachgas op deze manier wordt toegediend, is het veilig
en blijft de blootstelling onder de grenswaarden.
minder verwijzingen
Relivopan wordt in het geboortecentrum strikt gepro-
tocolleerd toegediend. Er zijn acht protocollen en er
vinden periodiek blootstellingmetingen plaats. De ver-
loskundigen benadrukken dat veiligheid voorop staat
bij het gebruik van lachgas. ‘Aan veiligheid moet je
nooit concessies doen. Daarom kan Relivopan alleen
poliklinisch worden toegediend’, zegt Hazel stellig. Ze
voegt eraan toe dat alleen gezonde vrouwen het mid-
del mogen gebruiken. Het is ook niet zo dat het in de
plaats komt van epidurale analgesie. ‘Relivopan helpt
prima bij het gezond baren in de eerste lijn. Het leidt
ook tot minder verwijzingen naar de tweede lijn. Het
voorkomt onnodige medicalisering. Het bespaart dus
kosten.’ •
Tekst: Corina de Feijter/Fotografie: Linde Healthcare
Verplichte training
Het geboortecentrum van het Erasmus MC is het eerste geboortecen-
trum in ons land dat Relivopan toepast. In snel tempo worden verlos-
kundigen en kraamverzorgenden uit Rotterdam getraind. Deze training
is verplicht. Er komen ook verzoeken van verloskundigen uit de nabije
omgeving van het ziekenhuis. Over een aantal maanden wordt er een
evaluatie en een patiënttevredenheidsonderzoek uitgevoerd.
Meer informatie over Relivopan van Linde Healthcare:
zie www.relivopan.nl
>>>
22de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
Jeroen Cornelissen
is eigenaar van iC25 en
lid van NZE.
EHealth heeft de toekomst, zeggen ze. EHealth moet mij tijd
gaan besparen, maar ik zie niet waar en hoe! Dat is toch niets
voor ons? Dat is toch alleen iets voor ziekenhuizen? Dit soort
vragen krijg ik geregeld gesteld, omdat professionals uit de eer-
ste lijn vaak niet weten waar ze moeten beginnen.
Er zijn voldoende redenen om niet tot actie over te gaan: te hoge aanschafkosten, te lage ver-
goeding, te complex, of te ver van mijn bed. Of: ‘mijn patiënten willen dit niet’ en ‘daar ben
ik te oud voor’. Andere bezwaren liggen bij het extra werk dat er door verwacht wordt, en
daar zitten de meeste professionals niet op te wachten. ‘Want als ik mijn praktijk via internet
ga ontsluiten, is het hek van de dam’. De digitale barbaren staan voor de virtuele deuren van
de praktijk en popelen van verlangen bezit te nemen van alles waar een kabeltje aan zit.
Hoe anders is de praktijk. Een goed uitgangspunt is je af te vragen hoe jij de ideale eerste-
lijns dienstverlening voor jezelf ziet, voor het geval jij bent veranderd van aanbieder in aan-
vrager. Zit jij er dan op te wachten om alleen tussen 8 en 9 de assistente te kunnen bereiken
voor het maken van een afspraak, in een uur dat iedereen dat probeert? Of om in de wacht
gezet te worden als je met een simpele vraag de huisarts of POH even wilt spreken?
Veel van wat we nu eHealth noemen bestaat al. Zo hebben enkele HIS-leveranciers al de
mogelijkheid van een online agenda ingebouwd. Je zou dan bij wijze van oefening kunnen
beginnen met het openstellen van de agenda voor bijvoorbeeld twee afspraken per dag,
of per week. Gewoon maar kijken of daar wel animo voor is en horen hoe patiënten dat
ervaren. Het positieve bij-effect voor huisartsen is een reductie van de no-shows. Waarom?
Omdat patiënten het gevoel hebben dat deze afspraken beter bij hen passen, meer ‘van hen’
zijn.
Een stapje verder is het openstellen van het dossier, of van een deel daarvan. Ook daarmee
zijn al ervaringen opgedaan. Zo blijken patiënten geen moeite te hebben met de vele afkor-
tingen en de ‘artsentaal’, want daar lezen ze doorheen. Maar gaan ze dan ook niet meer
mailen of bellen als ze hun dossier kunnen inzien? Nee, ze zijn vooral gerustgesteld omdat ze
nu het hele plaatje kunnen zien.
Er zijn meer bezwaren te bedenken dan aanleidingen om te beginnen met zorg online. Het
grootse bezwaar is niet de techniek, maar de eerste stap in het ongewisse. Als je die stap wilt
zetten, zijn er veel mogelijkheden waarmee je kunt beginnen. •
Column Jeroen Cornelissen
zorg online: waar kun je beginnen?
SLIMMER ORGANISEREN
23 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
De invoering van de integrale bekostiging is gepaard gegaan met veel aandacht.
Voor- en tegenstanders lieten van zich horen. De voorstanders waren blij met de
nieuwe bekostiging. Geen betaling meer per verrichting, maar één bedrag voor
de totale zorg volgens de zorgstandaard. De tegenstanders wezen op het gevaar
van opdeling van de patiënt in aparte aandoeningen. Op verzoek van de Tweede
Kamer is een overgangsperiode ingesteld. Een evaluatiecommissie moet in die
periode de ontwikkelingen rond de integrale bekostiging monitoren. Aan het eind
komt de evaluatiecommissie met een advies aan de minister.
‘Geen makkelijke opgave’, geeft professor Dinny de
Bakker toe, voorzitter van de evaluatiecommissie. ‘De
commissie is in juni 2010 formeel ingesteld. Eind 2012
moet al duidelijk zijn of voldoende aan de randvoor-
waarden is voldaan om de overgangsperiode te beëin-
digen. Dat betekent dat we medio 2012 ons advies
gereed moeten hebben. Tegelijk verloopt de invoering
van de integrale bekostiging minder hard dan was
beoogd. Het is voor ons niet eenvoudig om te kijken
naar de zuivere invoeringseffecten.’
De problemen waarvoor de commissie zich ziet
gesteld, komen in de eerste rapportage duidelijk naar
voren. Dit rapport is begin 2011 uitgebracht. ‘De
integrale bekostiging van chronische zorg betreft een
ingrijpende maatregel’, stelt De Bakker vast. ‘De eerste
lijn is altijd gefinancierd per discipline en per verrich-
ting, met stevige schotten tussen de eerste en tweede
lijn. Dat was 25 jaar geleden zo en dat is met de invoe-
ring van het nieuwe zorgstelsel niet veranderd. De
integrale bekostiging is daarentegen volstrekt anders
vormgegeven. Met een totaalsom voor ketenzorg. Dat
heeft geleid tot de opzet van tientallen zorggroepen
die zorg moeten leveren volgens de zorgstandaard, die
contracten moeten afsluiten met zorgverleners, maar
ook met subcontractanten. En die de automatisering
op orde moeten krijgen, want voor samenhangende
INTEGRALE
BEKOSTIGING
Voorzitter Dinny de Bakker over eerste rapportage van de Evaluatiecommissie
‘we Hebben nog veel vragen’
Op weg naar de eindrapportage
Net zoals deze rapportage, zal de eindrapportage ook niet veel weten-
schappelijk onderbouwde gegevens kunnen bevatten. Is dat lastig voor
een onderzoeker-pur-sang als professor De Bakker? Glimlachend:
‘Inmiddels loop ik lang genoeg in de wereld van beleid dat ik weet dat
beleidsprocessen anders gaan dan je als onderzoeker zou willen. We
zullen ons zoveel mogelijk baseren op ervaringen en feiten. Ons advies
zal weloverwogen zijn. Het is aan de politiek wat ze er vervolgens mee
doet. Gaan we vanuit deze situatie verder met het ontwikkelen van
zorgprogramma’s en met integrale bekostiging.? Of gooien we het over
een ander boeg? De vraag is dan: welke boeg?’
Monitoring Integrale Bekostiging Zorg voor Chronisch Zieken
Eerste rapportage van de Evaluatiecommissie Integrale Bekostiging
Januari 2011 Evaluatiecommissie Integrale Bekostiging Postbus 93245 2509 AE Den Haag Telefoon 070 349 52 24 [email protected]
24de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
zorg is samenhangende ICT noodzakelijk, met geza-
menlijk inzicht in de patiëntgegevens en de mogelijk-
heid tot het aanleveren van tal van indicatoren.’
verschillend startpunt
Niet elk programma kan hetzelfde worden gemeten.
‘Bij de chronische zorgverlening is sprake van ver-
schillende invoeringsfasen. Er was al veel ervaring
opgedaan met diabetes-ketenzorg’, geeft De Bakker
aan. ‘Daar is eigenlijk geen sprake van een nulmeting.
Cardiovasculair risicomanagement is later toegevoegd,
maar dat is vorig jaar slechts mondjesmaat gecontrac-
teerd. Dat geldt ook voor COPD, waarvoor integrale
bekostiging pas mogelijk is geworden per 1 juli 2010.
De zorgverlening van deze programma’s lijkt dit jaar
pas redelijk op gang te komen, al is nog niet duidelijk
of alle gewenste contracten worden afgesloten.
Twee financieringsssytemen
En om het nog complexer te maken: er is ook sprake
van twee verschillende financieringssystemen: de inte-
grale bekostiging en de traditionele financiering met
aparte verrichtingen en een koptarief. ‘Bij ziekenhui-
zen bestond er na de invoering van de dbc-bekostiging
geen mogelijkheid meer om verpleegdagen te declare-
ren. Dan weet iedereen waar hij aan toe is. In de situa-
tie die nu is ontstaan in de eerste lijn, kunnen zorgver-
leners en zorgverzekeraars nog steeds een eigen keuze
maken: wel of geen integrale bekostiging. Dat maakt
de opgave om te monitoren wel extra lastig. Zeker
omdat soms zorggroepen integraal declareren, maar
tegelijk ook noodgedwongen werken met kop tarief
vanwege verre verzekeraars die de integrale bekosti-
ging niet volgen.’
evaluatiekader en hoofdvragen
Met name gezien de problematiek, is een goede opzet
van de evaluatie voor de commissie dan ook van groot
belang. Daartoe is een evaluatiekader vastgesteld, met
beschrijving van een aantal belangrijke randvoorwaar-
den om het beleid te doen slagen.
De commissie staat voor drie hoofdvragen:
• Worden de beoogde effecten gerealiseerd?
• Is aan de randvoorwaarden voldaan?
• In hoeverre is er sprake van al dan niet gewenste
neveneffecten?
Met deze hoofdvragen houden de evaluatiecommissie-
leden zich de komende tijd intensief bezig. Dat gebeurt
vanuit tal van invalshoeken. ‘Het RIVM is verant-
woordelijk voor de uitvoering van het onderzoek ten
Professor dinny
de Bakker: ‘Ons
eindadvies zal
weloverwogen zijn.
Het is aan de
politiek wat ze er
vervolgens mee doet.’
Monitoring Integrale Bekostiging Zorg voor Chronisch Zieken
Eerste rapportage van de Evaluatiecommissie Integrale Bekostiging
Januari 2011 Evaluatiecommissie Integrale Bekostiging Postbus 93245 2509 AE Den Haag Telefoon 070 349 52 24 [email protected]
Uit de eerste rapportage: ‘de integrale bekostiging van chronische zorg
betreft een ingrijpende maatregel.’
25 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
behoeve van de evaluatiecommissie’, licht De Bakker
toe. ‘Zij heeft daarvoor een inventarisatie uitgevoerd
van lopend onderzoek en beschikbare bronnen. Dit
overzicht zal binnenkort worden uitgebracht. Op basis
daarvan besluit de commissie of aanvullend onder-
zoek nog noodzakelijk is. Daarnaast gebruikt de com-
missie gegevens van het NIVEL, van het Landelijke
Informatie Netwerk Huisartsenzorg (LINH), uitkom-
sten uit het netwerk van paramedici en gegevens van
het panel chronisch zieken. Dat zijn onze belangrijkste
bronnen. Iedereen die onderzoeksgegevens heeft, roe-
pen we op die door te sturen. Ook vindt dit jaar nog
een rondetafelconferentie plaats met de belangrijkste
stakeholders.’
voorlopige conclusie
Het verbaast niemand dat de voorlopige conclusie in
het eerste evaluatierapport begint met de opmerking
dat er nog veel vragen zijn. ‘Een deel daarvan zal in de
komende periode kunnen worden beantwoord, maar
een deel ook niet’, stelt Dinny de Bakker vast. ‘Zo zul-
len we bijvoorbeeld de beoogde kostenbesparingen
waarschijnlijk niet kunnen aantonen.’
De slotregels van het rapport geven wel een richting.
“Het invoeren van een integrale bekostiging zou een
eerste stap kunnen zijn naar een integrale bekostiging
van de gehele eerstelijnszorg…… Consistent beleid
betekent eerder dat aanpassingen worden gemaakt
binnen de ingeslagen weg, dan dat wordt teruggekeerd
naar het oude systeem van gescheiden financiering.’ •
Tekst: Gerda van Beek/Fotografie: Marjon Zijlstra
Samenstelling Evaluatiecommissie Integrale
Bekostiging Commissieleden:
Prof. Dr. Dinny de Bakker, bijzonder hoogleraar
Structuur en Organisatie Eerstelijns gezondheids zorg
tranzo/Universiteit van tilburg, Nivel,
voorzitter
Drs. J. Raams, huisarts, mede-initiator Diamuraal
Eemland
Prof. dr. Erik Schut, hoogleraar Economie van
de Gezondheidszorg, iBMG Erasmus Universiteit
Rotterdam
Prof. dr. Bert Vrijhoef, bijzonder hoogleraar
Chronische Zorg tranzo/Universiteit van tilburg, afd.
transmurale Zorg Academisch Ziekenhuis Maastricht
Jan-Erik de Wildt MHA, adviseur eerstelijnszorg
Commonsense BV, tranzo/Universiteit van tilburg
Waarnemers:
Drs. Hans Simons, voorzitter ZonMw-programma-
commissie Op één lijn
Mw. drs. Elvira van Eijk, ministerie van VWS
Mw. dr. Caroline Baan, RiVM
Secretariaat: Mw. drs. Annette Pietersen, ZonMw
Met diabetes-
ketenzorg is al veel
ervaring opgedaan;
daar is eigenlijk
geen sprake van een
nulmeting.
26de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
Bekkenfysiotherapie is een relatief onbekend specialisme in de fysiotherapie.
Bij de naam denken mensen vaak alleen aan bekkenbodemklachten bij zwanger-
schap en incontinentieproblemen bij vrouwen. Dat is een misverstand, zoals het
ook een verkeerd beeld is dat bekkenfysiotherapie alleen is bedoeld voor vrou-
wen. Het is een breed specialisme waar veel mensen bij gebaat zijn, mannen,
vrouwen en kinderen.
Pas sinds 2004 is bekkenfysiotherapie een officieel
erkend specialisme. Er zijn bijna 400 geregistreerde
bekkenfysiotherapeuten werkzaam, die zijn verenigd
in de Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapie bij
Bekkenproblematiek en Pré- en Postpartum Gezond-
heidszorg. De aandacht voor problemen rond de bek-
kenbodem ontstond reeds begin jaren tachtig, in eer-
ste instantie vanuit de zwangerschapsbegeleiding. De
behandeling van bekkenbodemklachten nam al snel
een grote vlucht. Daarbij ging ook om de behande-
ling van mannen en kinderen. Tegenwoordig maakt de
bekkenfysiotherapeutische begeleiding deel uit van de
multidisciplinaire behandeling rondom operaties aan
de blaas, darm, baarmoeder of prostaat.
wereldwijd koploper
‘Het is goed als het specialisme meer bekendheid
krijgt bij eerstelijnszorgverleners’, verzucht Ingrid van
Heeswijk, bestuurslid NVFB. ‘Wereldwijd hebben we
een goede positie, we zijn echt koplopers. Desondanks
is er in ons land nog onvoldoende bekendheid met
bekkenfysiotherapie. Om er meer bekendheid aan te
geven, hebben we een diagnosecodekaart opgesteld.
Deze is verzonden naar verzekeraars. Ze waren erg
verbaasd over de breedte van onze zorg. Juist omdat
bekkenfysiotherapie zo’n breed gebied beslaat, is er
sprake van een uitgebreide intake. Deze duurt soms
wel drie kwartier tot een uur.’
goede behandelmogelijkheden
Ze vervolgt: ‘Er zijn veel mensen die problemen heb-
ben rond het bekken, lage rug en buik en die helaas
niet naar ons worden doorgestuurd. Denk aan pa tiën-
ten met verzakkingsklachten, obstipatie, pijn in de
onderbuik, anus of geslachtsdelen, urine- of ontlas-
tingverlies, seksuele problematiek, prostaatklachten.
Veelal complexe klachten waarvoor wij goede behan-
delmogelijkheden bieden. Naast advies en oefenthe-
rapie, werken we met ondersteuning door palpatie,
myofeedbank, elektrostimulatie e.d. Zelf gebruik ik
regelmatig in mijn praktijk een echo; mensen kijken
mee en ik kan ze optimaal informeren waar de proble-
men zitten.’
standaard voor bekkenfysiotherapie
‘Het is een leuk vak’, zegt Ingrid enthousiast. ‘Je kunt
veel voor de patiënt betekenen. Bovendien is het vak
nog jong, waardoor er nog veel te ontwikkelen valt. Ik
bezoek veel internationale congressen om goed op de
hoogte te zijn. Als bestuurslid heb ik de portefeuille
wetenschap en richtlijnen. Op dit moment werken we
aan de totstandkoming van een gestandaardiseerde
intake. Dit is de eerste stap in de ontwikkeling van de
standaard voor bekkenfysiotherapie. Naar verwachting
is deze in 2015 gereed.’ •
Tekst: Gerda van Beek
SPECIALISME
IN DE EERSTE
LIJN
Bekkenfysiotherapie
onbekenD, maar bewezen eFFeCtieF
Opleiding
Bekkenfysiotherapie is een driejarige post-hbo master-
opleiding. De bekkenfysiotherapeuten zijn breed op-
geleid, zowel therapeutisch als diagnostisch. Ze staan
geregistreerd in het Register bekkenfysiotherapie,
dat onderdeel is van het Centraal Kwaliteitsregister
Fysiotherapie. Kijk op www.nvfb.nl
In bekkenfysiotherapie
wordt regelmatig
gebruik gemaakt van
een echo.
27 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
28de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
De Amsterdamse fysiotherapeut Rob Nolet behandelt al jaren musici. Hij is
ook betrokken bij Het Concertgebouworkest. Als geen ander kent hij het leed
waar sommige beroepsmuzikanten mee kampen: van bot-, gewrichts- of spier-
aandoeningen tot pijnklachten of podiumangst. Ze zijn vaak ziek van muziek.
‘Musici moeten opgevoed worden en meer inzicht krijgen in de belastbaarheid
van hun lichaam.’
‘Ken je het boek Life, de autobiografie van Keith
Richards, de gitarist van de Rolling Stones? Hij is
autodidact en wil een bepaald geluid uit zijn gitaar
krijgen. In dit boek vertelt hij over zijn zoektocht
naar de juiste klank. Hij oefent en luistert eindeloos,
ik vind dat fenomenaal hoe begeisterd deze man is
om iets voor elkaar te krijgen’, zegt Rob Nolet. Het
is gedrag dat hij vaker ziet bij beroepsmusici. Met een
grote emotionele toewijding oefenen ze hun vak uit.
Het is een roeping, een passie waarvoor ze ook een tol
lijken te betalen. ‘Wat doet iemand met een kantoor-
baan als zijn lichaam iets mankeert? Die meldt zich
ziek of gaat naar de dokter. Als bij een musicus een
bepaald loopje niet meer goed lukt, gaat hij juist nog
meer oefenen en het uitentreuren herhalen. Daardoor
neemt de eenzijdige belasting alleen maar toe. Zeggen
dat hij rust moet nemen, is het slechtste advies Dat je
een musicus kunt geven. Dat levert vooral stress op,
omdat ze bang zijn hun vaardigheden te verliezen.’
Hij wijst op nog een ander aspect van het beroep:
‘Musici zoeken naar een eigen klank, een eigen iden-
titeit. Ze voeren niet hun eigen werk uit, maar dat wat
componisten hebben bedacht. Ze zitten in een strak
stramien en dat kan leiden tot fysieke en psychische
problemen.’
leed van musici
Nolet houdt praktijk op steenworp afstand van Het
Concertgebouw en kent het leed van musici. Vaak spe-
len ze al jaren door met pijn. ‘Op hun vijfde starten ze
met oefenen. Een topviolist van 21 heeft er zo’n tien-
duizend uur vioolstudie op zitten, naast de normale
schoolbelasting. De meeste problemen en klachten
beginnen rond de 45. Dan hebben ze al een volledig
arbeidsleven achter de rug en jaren van eindeloos oefe-
nen. ze hebben nog twintig jaar voor de boeg.’ Het
voortdurend moeten leveren van topprestaties gaat
gepaard met een extreem eenzijdige belasting van
spiergroepen en gewrichten. Maar een haperende arm
of vinger kan het einde betekenen van iemands car-
rière.
Min of meer bij toeval raakte Nolet betrokken bij het
behandelen en begeleiden van musici. Hij werkte eerst
als fysiotherapeut bij Ajax. ‘Ik zie overeenkomsten tus-
sen topsporters en musici: altijd onder druk presteren.
Geselecteerd worden is al niet gemakkelijk.’ Hij kwam
in contact met de Amsterdamse huisarts Delprat,
medisch adviseur van Het Concertgebouworkest,
die hem vroeg om assistentie. Samen hebben ze twee
stichtingen opgericht: “Sanitas in Musica, Musicus
Sanitas” en “Harm and Harmony in Musicians” die
zich richten op het verspreiden van (para)medische
kennis over de specifieke beroepsziekten van musici.
Symposia en rapporten over de beroepsgerelateerde
problemen van musici hebben voor zichzelf sprekende
titels als “Wat nekt de musicus”, “Gevaarlijk spel” en
“Wat de musicus kwelt en eventueel velt”. Het blijkt
dat van de 25 duizend Nederlandse beroepsmusici
meer dan driekwart lijdt aan bot-, gewrichts- of spier-
aandoeningen. Tweederde heeft pijnklachten en een-
derde chronische pijn. Ruim twintig procent van hen
overlijdt eerder dan gemiddeld en zestig procent heeft
last van podiumangst. De helft van die groep gebruikt
bètablokkers om de angsten de kop in te drukken. Ook
gebruiken ze meer alcohol dan gemiddeld.
BIJZONDERE
ZORGVERLENER
Fysiotherapeut Rob Nolet pleit voor meer preventie tijdens muziekopleiding
‘ik ben soms meer CoaCH Dan beHanDelaar’
29 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
ziek van muziek
Er breken weer drukke tijden aan voor Nolet, want de
toelatingsexamens voor de conservatoria zijn achter
de rug. ‘Dan melden ze zich hier met bebloede vin-
gertoppen of pijnklachten.’ Hij ziet op zijn spreekuur
ook regelmatig acute gevallen. ‘Een soliste die ‘s och-
tends een verkeerde beweging maakt met haar nek
kan direct bij me terecht. Dat vereist natuurlijk een
flexibiliteit in onze praktijkvoering.’ Ook behandelt hij
musici die kampen met allerlei klachten aan het bewe-
gingsapparaat of hun handen, die een belemmering
vormen bij het bespelen van hun instrument. ‘Na een
tournee zie ik ze hier vaak weer verkreukeld terug.’
In de praktijk staat een piano en Nolet laat zijn
patiënten altijd spelen. Het behandelen van musici
vereist specifieke kennis, bijvoorbeeld over hoe een
muziekinstrument bespeeld wordt en wat de gevol-
gen daarvan zijn voor de hand en de pols. ‘Neem bij-
voorbeeld de symfonie Die Unvollendete van Franz
Schubert. Violisten moeten dan 400 duizend keer
extreme druk zetten op het eindkootje van hun linker
middelvinger. Deze monotone repeterende beweging
kan leiden tot overbelasting en ontstekingsreacties.’
Nolet neemt ruim de tijd voor zijn patiënten, want ze
zijn vaak ziek van muziek. Soms moet hij ze afremmen
omdat ze te snel weer het podium opwillen. Of hun
streberige ouders erop aanspreken dat ze hun kind niet
zo onder druk moeten zetten om veel te studeren. ‘Ik
ben eigenlijk meer een coach dan een behandelaar.
Soms moet ik een risico nemen. Dan constateer ik
geen fysieke beperking, maar vermoed ik dat faalangst
in het spel is. Maar wanneer kan ik met een gerust hart
zeggen dat iemand weer kan gaan spelen? We moeten
erop letten dat we geen patiënten kweken en te veel
meegaan in het ziektebeeld. De grens bepalen wan-
neer iemand weer belast kan worden zijn ingewikkelde
keuzen.’
musici opvoeden
Nolet kijkt vaak mee als musici komen proefspelen
bij het orkest. ‘Ik kijk dan meer naar de positie van
het instrument dan naar de houding van de musicus.
Als die zijn viool iets draait, kan dat al veel schelen
en hoeft hij zijn arm minder hoog te houden. Geen
docent die hem daar ooit op heeft gewezen.’
Dat brengt het gesprek op een punt dat Nolet oprecht
ergert. Het is belangrijk dat een musicus zich bewust is
van het functioneren van zijn lichaam en leert ernaar
te luisteren. ‘Ze moeten opgevoed worden en meer
kennis krijgen van de belastbaarheid van hun lichaam.
Bijvoorbeeld leren dat rust ook belangrijk is. Ik zie
dat als een belangrijke taak van de conservatoria. Dat
‘in De Unvollendete van Schubert zet een
violist 400 duizend keer extreme druk op
het eindkootje van zijn linker middelvinger’
30de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
hoort bij de uitoefening van het vak en is een onder-
deel van het begeleiden van studenten.’
Fysiotherapeuten als Nolet zijn spaarzaam in ons land.
‘Laatst belde een Haagse huisarts me nog of ik een
collega kende aan wie hij zijn patiënt kon verwijzen.
In deze stad is niemand te vinden, ondanks dat er een
paar grote orkesten resideren.’ Hij vertelt dat hij regel-
matig Amsterdamse huisartsen nascholing geeft en
werkt aan een geaccrediteerde opleiding voor huisart-
sen en fysiotherapeuten via e-learning. Ook studenten
geneeskunde zou hij graag zijn kennis overbrengen.
terugkeer na vlucht
Een tijd geleden wilde Nolet zich volledig in België
vestigen. Hij had meer dan genoeg van de toene-
mende administratie. ‘Elke patiënt die ik een half uur
behandel, kost me twintig minuten aan administratie.
We zijn daarin helemaal doorgeschoten’, zegt hij met
zichtbare opwinding. Ook de naar eigen zeggen zieke-
lijke bemoeienis van zorgverzekeraars staat hem tegen.
‘Natuurlijk moet ons werk transparant zijn, maar je
moet oppassen dat je niet de hele tijd achter je pc zit.’
Een andere reden was dat de “muziek geneeskunde”
in België nog in de kinderschoenen staat. Maar:
‘Ik dacht, ik lijk wel gek dat ik ga vluchten, terwijl
ik alle groten der aarde als Leonoard Bernstein en
Wladimir Horowitz in mijn Amsterdamse praktijk heb
gezien.’ Tegenwoordig werkt hij, naast zijn praktijk in
Amsterdam, ook nog twee dagen in Antwerpen.
‘Wat me het meest boeit in mijn vak is dat het bij veel
musici heel subtiel in elkaar steekt. Ik kijk meer naar
het totale lichaam dan alleen naar die pijnlijke pols of
weigerende vinger. Ik zie hoe iemand zijn instrument
vastklemt en bespeelt. Ik kan het zien als een pianist
bijvoorbeeld veel romantische stukken speelt. Veel
meer dan bij andere patiënten is er sprake van een
subtiele nuance bij de mogelijkheden van het menselijk
lichaam en dat is ongelofelijk boeiend.’ Bij het afscheid
begint hij weer over Keith Richard: ‘Lees dat boek.’ •
Tekst: Corina de Feijter/Fotografie: Isabel Nabuurs
eerstelijntjespazio tekent overeenkomst met pharma partners
In De Eerstelijns van juli 2010 introduceerden we het gezond-
heidsportaal PAZIO, actief in de regio’s Leidse Rijn, Schiedam
en Maarssenbroek. Het zet innovatieve tools in om de zorg voor
patiënten beter, goedkoper en toegankelijker te maken. Voor de
integratie tussen het portaal en het huisartseninformatiesysteem
via MijnGezondheid.net is met Pharma Partners nu een over-
eenkomst gesloten.
‘PAZIO vorm een elektronische schil rond huisartsenpraktijken
en gezondheidscentra, met een breed palet aan diensten, een vir-
tuele ontmoetingsplaats tussen zorgverlener en zorgconsument
en een bron van informatie voor wetenschappelijk onderzoek.’
Aldus Niek de Wit, hoogleraar huisartsengeneeskunde UMC
Utrecht in De Eerstelijns. Nu maken PAZIO en PharmaPartners
het samen mogelijk dat de huisarts vanuit het eigen informa-
tiesysteem eenvoudig diensten als inzage in het eigen dossier,
eConsult, eAfspraak en eHerhaalrecept kan aanbieden aan
patiënten. Hiermee kunnen patiënten zelf de regie houden over
hun ziekteproces. Dat is makkelijk voor de patiënt, vergroot de
betrokkenheid van de patiënt bij de behandeling en verbetert
de efficiency in de huisartspraktijk. De tijd die wordt gewonnen,
komt ten goede aan de patiëntenzorg. Pharma Partners levert de
technische infrastructuur, gebaseerd op Eenheid van Taal. •
Op 10 maart jl. tekenden de voorzitter van PAZIO Jos Kuilboer (UMC Utrecht)
en PharmaPartners-directeur Robi Nederlof een samenwerkingsovereenkomst. V.l.n.r.
zittend: Robi Nederlof en Jos Kuilboer (PAZIO), staand: André Dekker (PAZIO),
Leone Flikweert (PAZIO), Piet Hein Knoop (PharmaPartners).
de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
Huisartsencoöperatie Nijverdal/Hellendoorn is een van de eerste gebruikers
van de ketenzorgondersteuning van Medicom en het VitalHealth KIS. Relevante
mutaties in het KIS worden via OZIS-Ketenzorg doorgegeven naar Medicom en
vice versa. Huisarts Roelof Welling is enthousiast: ‘We hebben een volledig huis-
artsdossier zonder dubbele registratie en kunnen integrale zorg leveren.’
De coöperatie telt veertien huisartsen en maakt deel
uit van de Diabetes Coöperatie Almelo, die in 2007
startte. ‘Van meet af aan was duidelijk dat we via
een keteninformatiesysteem (KIS) gegevens zouden
uitwisselen met de andere zorgverleners in de keten.
Daarvoor gingen we in zee met KIS-leverancier
VitalHealth. Het KIS functioneerde goed: je kunt
andere zorgverleners inzage geven, het ondersteunt de
chronische zorg uitstekend en het is heel eenvoudig om
via het KIS naar de andere ketenpartners te verwijzen.
Maar de terugkoppeling naar ons huisartsinformatie-
systeem Medicom verliep via Edifact-berichten en de
verwerking ervan was omslachtig.’
Hiskis convenant
Tijdens een ICT-bijeenkomst in de regio maakten de
Nijverdalse artsen kennis met de ontwikkelingen in het
kader van het HIS-KIS convenant. In dat convenant
spraken KIS-leveranciers VitalHealth en PortaVita
en HIS-leveranciers PharmaPartners en Promedico
af een open standaard te ontwikkelen voor de inte-
gratie tussen HIS en KIS. Doel hiervan is het zorg-
proces in de keten optimaal te ondersteunen en bij te
dragen aan een compleet patiëntendossier, zonder de
noodzaak van dubbele registratie. Een stap die al gezet
kon worden, was de uitwisseling van gegevens via de
OZIS-Ketenzorg standaard. Welling: ‘Dat klonk veel-
belovend, dus gaven we aan interesse te hebben.’
goede proeftuin
Een klein jaar later waren VitalHealth en Pharma-
Partners klaar voor een pilot met de uitwisseling van
gegevens via OZIS-Ketenzorg. Coöperatie Nijverdal/
Hellendoorn werd uitgenodigd en niet veel later werd
de koppeling tussen het VitalHealth KIS en Medicom
tot stand gebracht. ‘De situatie hier leent zich uitste-
kend voor een pilot’, legt PharmaPartners account-
manager Freddy Mulder uit. ‘Het is een overzichte-
lijke, enthousiaste club en er wordt goed geregistreerd.
Dat laatste is heel belangrijk. Als gegevens niet aan de
juiste episode gekoppeld zijn, kan het systeem ze niet
vinden en worden ze niet doorgezet naar het KIS.’
eerlijke communicatie
‘De koppeling werkte eigenlijk direct goed’, aldus
Welling. ‘Natuurlijk kom je kinderziektes tegen, maar
de lijnen met PharmaPartners zijn kort en de commu-
nicatie is eerlijk. Als een optimalisatie tijd nodig heeft,
COMMUNICATIE
STANDAARD
Volledig huisartsdossier zonder dubbele registratie
ozisketenzorg suCCesvol geïmplementeerD
Nu de informatie
wordt uitgewisseld
tussen HIS en KIS,
maakt het volgens
huisarts Roelof
Welling niet meer uit
in welke van de twee
de diabetesregistratie
plaatsvindt.
32de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
worden daar geen doekjes om gewonden. Het uit-
gangspunt van de leveranciers is dat er pas uitgeleverd
wordt als de functionaliteit werkt en dat is prettig.’
volledig dossier in His en kis
Volgens Welling maakt het nu eigenlijk niet meer
uit of hij de diabetesregistratie in het HIS of in het
KIS doet. ‘De informatie wordt uitgewisseld, dus ik
beschik in beide systemen over de volledige gegevens.
Als ik selecties op diabeteszorg maak, zal dat in beide
systemen op hetzelfde uitkomen. Ik gebruik het KIS
als basis, omdat het de chronische zorg beter aan-
stuurt dan een protocol in Medicom. In het protocol
kun je bijvoorbeeld velden overslaan, in het KIS kan
je een vraag zo instellen dat deze beantwoord moet
worden om verder te kunnen. Bovendien genereert
het KIS een melding wanneer patiënten moeten wor-
den opgeroepen voor een periodieke controle of fun-
dusfoto.’
Efficiënt en minder fouten
Welling start het KIS nu nog apart op. ‘Het zou hele-
maal mooi zijn als ik via een icoon in Medicom recht-
streeks naar VitalHealth kon. Ik heb begrepen dat dit
in een volgende fase beschikbaar komt in het kader van
het HIS-KIS convenant. Voor nu ben ik heel tevreden
met deze oplossing.’ In het beginscherm van het KIS
kan relevante data uit Medicom worden opgevraagd.
Deze gegevens worden in het KIS automatisch gekop-
peld aan de juiste vragen. ‘Daarna is het een kwestie
van langslopen en aanvullen. Je hoeft geen waardes of
medicatiehistorie meer over te tikken. Dat scheelt tijd
en de kans op fouten neemt af.’
integrale zorg
In Medicom verschijnt een melding wanneer een
patiëntendossier vanuit het KIS bevraagd is. Als de
POH-er een patiënt tijdens een periodieke controle
heeft gezien, registreert ze dat in het KIS. De huis-
arts ziet dit terug in de journaalregels in Medicom.
Eventuele nieuwe waardes, worden opgeslagen in
het diagnostisch dossier van de betreffende patiënt
in Medicom. ‘Dat betekent dat we ze ook bij de hand
hebben wanneer de patiënt voor iets anders op het
spreekuur is. Een belangrijke meerwaarde van de kop-
peling is, dat je meer overzicht krijgt in je HIS. De
ICT ondersteunt op die manier integrale zorg.’
toekomstmuziek
Op dit moment hebben huisartsen, POH-ers en inter-
nisten toegang tot het KIS. De labwaarden komen als
Edifact-bericht binnen. Welling: ‘Die verwerk ik zelf.
Ik koppel ze aan de juiste episode en zo nodig aan een
actie voor de assistente of POH-er. Ik hoop dat op
termijn meer ketenpartners gebruik gaan maken van
het KIS, zodat we ook hun informatie automatisch
terugkrijgen in Medicom. Maar dat is toekomstmu-
ziek. Evenals de wens om losse tekst mee te kunnen
geven, bijvoorbeeld opmerkingen als ‘moeder is ziek’
of ‘medicatie ontregeld’, zodat je daar later op terug
kunt komen.’
Ondersteuning rol patiënt
Deze en andere punten worden meege-
nomen in vervolgfasen van het HIS-KIS
convenant. Ook de rol van de patiënt
in het zorgproces wordt in de toekomst
ondersteund. ‘Ons patiëntenportaal
MijnGezondheid.net biedt Medicom-
artsen en Pharmacom-apotheken nu
al mogelijkheden om de patiënt te
informeren en te betrekken bij
zijn gezondheid’, aldus Mulder.
‘Wanneer er een koppeling met het
KIS tot stand komt, biedt dat zorg-
verleners en patiënten de moge-
lijkheid om de chronische zorg
echt samen vorm te geven.’ •
Tekst: Margriet van Lingen/Fotografie: Wim van der Ende
Kracht van de pilot
Roelof Welling denkt en doet graag mee in innovatieve ICT-pilots. ‘Het
werkt goed om nieuwe ontwikkelingen eerst in een kleine omgeving te
implementeren, ervan te leren en door te verbeteren. Daarna kan het
zich als een olievlek over Nederland uitspreiden. Dat is de kracht van
de pilot met OZIS-Ketenzorg in Nijverdal.’
Meer informatie: www.pharmapartners.nl/zorggroepen
www.vitalhealthsoftware.nl.
33 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
Hoe kan een zorggroep in eerstelijns copd-zorg het voortouw
nemen? In de regio Midden-Brabant waren de partijen al drie jaar
met een transmurale richtlijn bezig, maar realiseerden zich steeds
meer dat je goede ketenzorg niet kunt ondersteunen zonder goede
informatie. In september 2010 werd door de RCH een selectietraject
voor een keteninformatiesysteem ingezet, waaruit Care2U als part-
ner is geselecteerd. ‘Wil chronische zorg beklijven in de eerste lijn,
dan is informatiemanagement onmisbaar.’
‘We hadden een procesinstrument nodig in de zorg-
groep. Dit instrument kon worden gefinancierd uit de
DBC’s voor diabetes en copd plus financiële onder-
steuning vanuit ZonMw. Daarom kregen we een man-
daat van het RCH-bestuur voor de keuze van een
goede partner in de levering van data in een keten-
informatiesysteem (KIS).’ Zo verklaren Annemarie
Cromwijk en Theo Bisschops, ze zijn respectieve-
lijk zorggroepmanager en directeur van RCH.
‘Informatiemanagement is de onmisbare schakel
in chronische zorgprogramma’s. Wij zijn al in
2007 met een pilot voor copd gestart, mede
door de bevlogen huisarts Frans Blessing
en de zeer betrokken voormalige longarts
Ferdinand Palmen van het St. Elisabeth
Ziekenhuis. Dat heeft geleid tot een richt-
lijn voor ketenzorg in de eerste lijn, die later
uitstekend bleek te sporen met de landelijke zorg-
standaard copd. Wat we misten, was de governance:
de monitoring en de kwaliteitsbewaking waarmee we
de zorgverzekeraars konden overtuigen van de kwali-
teit van zorg. We liepen voorop in zorg maar konden
het niet in cijfers presenteren. Daarom hebben we ver-
sneld de keteninformatie ingevoerd.’
Criteria en breekpunten
Maar hoe kies je een leverancier? ‘In het selectie-
traject hebben we de hulp ingeroepen van Jeroen
Cornelissen; hij blijkt over de kennis en eigenschap-
KETEN-
INVESTERING
Regionale Coöperatie Huisartsen (RCH) Midden-Brabant
inFormatiemanagement: to be or not to be voor
een zorggroep
34de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
pen te beschikken die nodig zijn om zo’n partner te
selecteren. De uitgangspunten in het selectieproces
waren de visie van de zorggroep op ketenzorg voor
chronisch zieken en de criteria die wij aan een keten-
informatiesysteem zouden willen stellen. Het waren
ongeveer 80 criteria, die we moesten wegen en we
moesten de breekpunten aanbrengen. De belangrijkste
waren: de huisartsen blijven in hun eigen HIS werken
en we moeten dubbele registratie van data vermijden.
In de voorbereidende werkgroep kwamen we tot een
shortlist van vier leveranciers, die zich hebben gepre-
senteerd in een carrousel. Dat wil zeggen dat elke leve-
rancier een uur de tijd kreeg om aan een uitgebreide
groep vertegenwoordigers van de zorggroep het KIS
uit te leggen en om aan te geven waarom ze voor dit
systeem moesten kiezen. Tenslotte hebben we locaties
bezocht waar het product van twee KIS-leveranciers is
geïmplementeerd.’
eerlijkheid over prestaties
Dit is een intensief en ingewikkeld traject, geven
Annemarie Cromwijk en Theo Bisschops toe. ‘Temeer
omdat we ons niet volledig wilden overgeven aan een
HIS-leverancier en we in de regio te maken hebben
met zes HIS-systemen. Er is ook een lokale vertaling
nodig, zo bleek duidelijk uit ons onderzoek. Onze
zorggroep heeft andere behoeftes dan de collega’s
elders. We hebben toch allemaal een unieke ontwikke-
ling doorgemaakt. De leverancier moet ons een goed
gevoel geven, waarbij meespeelt dat men eerlijk is over
de status en de prestaties van het keteninformatiesys-
teem. Wat kan wel, wat kan niet, wat mogen we in de
toekomst aan opties verwachten? Er moeten modules
aan de configuratie toegevoegd kunnen worden, ter-
wijl we niet zitten te wachten op nota’s voor meerwerk.
We zijn in Midden-Brabent een van de koplopers
in diabeteszorg, maar door onvoldoende registratie
beschikken we niet over managementinformatie en
indicatoren die de kwaliteit van zorg aantonen. We
hebben onvoldoende antwoord op vragen van zorgver-
zekeraars. Dat moet snel veranderen en daarvoor heb-
ben we een meedenkende KIS-leverancier nodig.’
‘Het is een spiegel
voor kwaliteit’
instrument voor procesverbetering
Op dit moment wordt het KIS ingevoerd. ‘Hiervoor
bezoeken we onze huisartsengroepen in Midden-
Brabant, waar we duidelijk maken dat meedoen in een
zorggroep vereist dat data perfect geregistreerd en uit-
gewisseld worden tussen zorgverleners. Dat is een “to
be or not to be” voor zorggroepen. Als je hierin als
huisarts niet mee wilt gaan, staat volgens ons het lid-
Denken vanuit gebeurtenissen bij de patiënt
DotMed, het bedrijf achter Care2U, wil met software
het verband in eerstelijnszorg kunnen aanbrengen.
Directeur Bert Blom: ‘Het gaat om de menselijke maat.
Er wordt gedacht vanuit gebeurtenissen bij de patiënt,
vervolgens worden via een of meer simpele regels de
zorgleveranciers actief bij het behandelproces betrok-
ken. Als we de vergelijking maken met de rotonde: je
maakt zelf uit of je rijdt en wanneer dat gebeurt. Dat
is het verschil met kruisingen, waar verkeerslichten
bepalen of je verder mag. Care2U denkt in rotondes,
waarop verkeer constant kan doorstromen en slechts
met een enkele, interactieve regel rekening gehouden
hoeft te worden: links heeft voorrang. Alle betrokken
zorgverleners en op termijn ook de patiënt, krijgen een
geautoriseerde afslag.’
Behalve bij RCH heeft Care2U recent ook aan de zorg-
groep De Ondernemende Huisarts het KIS geleverd.
Annemarie Crom wijk,
zorggroepmanager:
‘de huisartsen moeten
in hun HIS blijven
werken en we moeten
dubbele registratie
vermijden, dat waren
in de selectie van het
KIS belangrijke eisen.’
35 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
De ICT oplossing voor ketenzorg waarbij de patiënt centraal staat
• individuele zorgplannen• DM, Asma/COPD en CVRM: multimorbiditeit• patiëntenlogistiek voor alle ketenpartners• rapportage op maat en benchmarking• administratieve ondersteuning inclusief facturering• communicatie met het HIS
Informatie en een demo vindt u op www.care2U.nl
De menselijke maat in ketenzorg
Hunzebos 7, 1447 TW Purmerend0299 465674, [email protected]
Care2U is een geregistreerd merk van dotMed BV
Care2U: De menselijke maatin ketenzorg
BESTE KIS
2 zorggroepen kiezen
adv_210_135_2011:Opmaak 1 18-3-2011 10:25 Pagina 1
maatschap van de coöperatie ter discussie. Het gaat er
niet om dat we jou als huisarts pesten, zeggen we erbij,
er zijn gewichtige redenen om te investeren in data-
informatie. Misschien is het nog wel belangrijker dat
de praktijkondersteuner zich het werken met het KIS
snel eigen kan maken, omdat het keteninformatie-
systeem ook de efficiency en organisatie van de prak-
tijk ondersteunt. Vervolgens kunnen praktijken ver-
geleken worden: het is een spiegel voor kwaliteit. De
keteninformatie is een instrument in een zorggroep om
zorgprocessen te verbeteren.’
naar 80 procent in eerste lijn
Hoe gaat RCH de informatie over de copd-patiënten
in het KIS invoeren? ‘We zitten nu in de fase van
instroom in de DBC. Dat doen we stapsgewijs, per
kwartaal een deel van de 140 praktijken. Het vraagt
dus tijd voor we naar verwachting de 5.500 copd-
patiënten hebben geregistreerd. Instroom in de DBC
betekent gebruik gaan maken van het KIS. Er is een
0-meting nodig, we moeten de gegevens uit de HIS’en
extraheren en opschonen. Er is training nodig. Kortom
we zitten nog maar aan het begin van het proces dat
naar ons doel met de zorggroep moet leiden: 80 pro-
cent van de copd-patiënten in de eerste lijn behande-
len. Met het diabetesprogramma zijn we al een stap
verder. Alle 12.000 diabetespatiënten uit onze zorg-
groep zullen in juli van dit jaar in het KIS opgenomen
zijn.’ •
Tekst: Kees Kommer/Fotografie: Paul van der Klei
36de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
Jan Erik de Wildt
is eigenaar van Commonsense BV
en houdt zich bezig met redesign
van de eerste lijn
Wilt u reageren? Stuur een mail
naar [email protected].
Heerlijk zo’n voorjaarsvakantie naar Oostenrijk; weekje skiën.
Even lekker tot rust komen. Dan komt geleidelijk de creativi-
teit en de inspiratie weer terug en begint de energie zich op de
hopen. In dit geval ook letterlijk. Op de terugweg door Duitsland
valt het op dat er overal, ja echt overal zonnecollectoren zijn. De
Oosterburen zijn een aantal jaren geleden begonnen met deze nieuwe vorm van energie en heb-
ben hier vol op ingezet. Met resultaat.
Door een zogenaamd “Einspeise gesetz”. Dat is een wet die energiebedrijven verplicht om de
met zonnepanelen opgewekte stroom tegen een vast tarief af te nemen.
“Dit is toch De Eerstelijns?” hoor ik u denken? Ja zeker! Kun je de
vergelijking maken met de eerstelijnszorg in Nederland? Daar ont-
staat een enorm probleem dat niet met conventionele methoden is
op te lossen. Het investeren is op zichzelf door allerlei omstandighe-
den niet aantrekkelijk en/of gebruikelijk. Dan kan een sterke visie,
positief discriminerende wet/regelgeving en doorzettingsvermogen
heel veel resultaat opleveren. Vergelijk de ziekenhuizen met oude
bruinkoolcentrales, wel een enorme capaciteit, maar niet meer van
deze tijd. Weghalen is geen optie, maar niet meer (zoveel) investe-
ren wel. Op zoek naar alternatieven. Zonne-energie kent (bijna)
geen nadelen. Het landschap wordt er een beetje door ontsierd.
Eerstelijnszorg heeft (bijna?!) geen nadelen….
Wat is er nodig? Een duidelijke visie van de overheid, Die is er wel als je alle stukken eens naleest
van de afgelopen tien jaar. Een stimuleringsregeling die de eerstelijnszorg vooruit helpt. Een
Einspeisegesetz maar dan anders; een verplichting om eerstelijnszorg af te nemen door de zorg-
verzekeraars. Of men dan ook nog andere energie afneemt, moeten ze zelf weten. Maar eer-
stelijnszorg moet. Dat geeft de eerstelijnszorg de steun in de rug en de zekerheid dat investeren
loont. Nu worden te veel en te vaak veranderingen doorgevoerd in de financiering of blijft er
onzekerheid ontstaan, waardoor de eerstelijnszorg niet echt kan doorpakken: de GEZ regeling,
de contractering van de DBC’s, de afschaffing van kwaliteitsimpulsen van fysiotherapeuten,
huisartsen e.a.
Moraal van het verhaal? Investeer in de beste oplossing. Kies voor Duitse degelijkheid. Kies
voor eerstelijnszorg. Mooi om te zien dat mijn energie al weer op peil is en dat ik er weer zin in
heb om voor de eerstelijnszorg te blijven strijden. Niets doen is geen optie, doet u mee?! •
Column Jan Erik De Wildt
zonneenergie is eerstelijnszorg
Het aantal nieuwe installaties, zoals
gerapporteerd door Bundesnetzagentur. In
groen per maand (dec. 42.023), in geel in
totaal per jaar (159.800 in 2009).
Grafiek: Peter J. Segaar/Polder PV.
37 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
‘Dé eerstelijnsorganisatie bestaat niet’, zo was de conclusie tijdens een invita-
tional bijeenkomst over praktijkorganisatie van het Jan van Es Instituut op 28
februari. Taakdelegatie, taakdifferentiatie en taakherschikking volgen elkaar
in snel tempo op. In de praktijk zoekt ieder naar een passende oplossing voor
de eigen situatie. Kennis ontbreekt over welke vormen van praktijkorganisatie
het meest lonend is in de praktijk. Meer aansluiting tussen kennis en praktijk is
geboden.
In de ontwikkeling naar meer geïntegreerde eerste-
lijnszorg is de praktijkorganisatie cruciaal. Vanuit de
gedachte dat de burger een vloeiend proces van zorg-
en dienstverlening in de eerste lijn moet ervaren is het
meer dan ooit nodig om afspraken te maken over de
onderlinge taakverdeling: wie doet wat en wanneer?
Taakdelegatie, - differentiatie en multidisciplinair
samenwerken vereist grotere geïntegreerde organisa-
tievormen. Door grotere praktijken en deeltijdwerken
neemt ook het aantal medewerkers toe. Met conse-
quenties voor de interne organisatie en onderlinge
afstemming en samenwerking.
invitational praktijkorganisatie
Het Jan van Es Instituut heeft met een invitational bij-
eenkomst een eerste aanzet gegeven tot het verwerven
van kennis over een ‘passende’ praktijkorganisatie.
Wat zijn de actuele ontwikkelingen op het gebied van
praktijkorganisatie? Welke (nieuwe) modellen worden
toegepast bij de inrichting van de praktijkorganisatie?
Waaraan is in het werkveld behoefte?
belangrijke elementen uit de praktijk
Als startpunt voor de inrichting van de praktijkorga-
nisatie geldt volgens de deelnemers van de invitational
het expliciteren van een eigen gezamenlijke visie. Het
zorgaanbod wordt bepaald door de behoeften van de
populatie. Daarnaast wordt de wijze van organiseren
op basis van competenties en ambities (aanwezig en
wenselijk) bepaald. Het aanbrengen van een taakver-
deling is daarbij essentieel. Ook is het van belang tij-
dig na te denken over het betrekken van andere disci-
plines. Voor het ontwikkelen en het aansturen van de
praktijk is verder visionair leiderschap nodig en speelt
ICT een belangrijke rol: zo dienen HIS-gegevens uit-
wisselbaar te zijn. Tenslotte kan kwaliteitsbewaking
vorm krijgen door patiëntenenquêtes, accreditering en
scholing.
extra mogelijkheden, extra eisen
Grotere praktijken onderscheiden zich van de kleinere
praktijksituaties op diverse punten. Zo kan er sprake
zijn van een multidisciplinair samenwerkingsverband
eventueel in een overkoepelende organisatie. Door de
JAN VAN ES
INSTITUUT
op zoek naar bewijs voor ‘passenDe’ praktijkorganisatie in eerste lijn
Meedoen aan de discussie!
Wat zijn uw ideeën over praktijkorganisatie? Werkt u in een optimale
situatie die volgens u navolging verdient? Welke modellen kent u die
de moeite waard zijn om verder uit te wisselen.Wij nodigen u graag uit
een bijdrage te leveren aan de discussie over dit onderwerp. Of wilt u
reageren op dit artikel? Mailt u dan naar het Jan van Es Instituut, t.a.v.
Loes van Amsterdam: [email protected]. Meer informatie over
het Jan van Es Instituut vindt u op www.jvei.nl.
38de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
op zoek naar bewijs voor ‘passenDe’ praktijkorganisatie in eerste lijn
organisatiekracht ontstaat een breed zorgaanbod: de
grenzen tussen nulde, eerste en tweede lijn kunnen
makkelijker vervagen. Voor medewerkers biedt een
grote organisatie extra mogelijkheden maar stelt ook
extra eisen. Differentiatie in functieniveaus (junior,
senior), maar ook een generalistische en een specialis-
tische inzet is mogelijk en biedt kansen voor medewer-
kers, waarbij ambitie, levensfase, en financiële prikkels
een rol spelen. Als specifiek element geldt de helder-
heid over verantwoordelijkheden en bevoegdheden
voor het medisch zorgproces, de facilitaire en bedrijfs-
matige taken.
De uitkomst van de invitational bevestigt de zoektocht
naar een passende inrichting met bekende elementen.
aandachtspunten vanuit de wetenschap
Recente reviews over de organisatie van taakdelegatie
en –differentiatie in de eerste lijn tonen dat weten-
schappelijk bewijs ontbreekt over de wijze waarop dit
organisatorisch vormgegeven zou moeten worden. Wel
zijn diverse aspecten op deelgebieden effectief geble-
ken:
Veel begeleidingstaken bij chronische aandoeningen
kunnen uitstekend worden gedelegeerd naar verpleeg-
kundigen. Een ontwikkeling die reeds volop wordt
ingezet met de POH. Ingrediënten voor succesvol
samenwerken lijken hierbij heldere afspraken in een
goed gestructureerde praktijk.
333Zorg voor de complexe ouderenzorg lijkt succesvol
te kunnen worden gedeeld waarbij de volgende aspec-
ten moeten zijn geregeld: individuele zorgplannen,
heldere coördinatie, structureel monitoren, coaching
in zelfmanagement en de link naar de maatschappe-
lijke dienstverlening. Meer structurele samenwerking
tussen de huisartsvoorziening, de wijkverpleging en de
welzijnsorganisaties lijkt dan ook geboden.
Inzet van gespecialiseerde verpleegkundigen in diverse
eerstelijnsrollen wordt als kwalitatief goed en veilig
ervaren met een hoge patiënttevredenheid. De exacte
competenties van deze gespecialiseerde verpleegkundi-
gen zijn nog onduidelijk, key elementen zijn in ieder
geval: ervaring, opleiding en ‘volwassenheid’.
Echter op andere punten is er nog onvoldoende bewijs.
Zo wordt de effectiviteit van de triage functie door de
verpleegkundige, bijvoorbeeld via een inloopspreek-
uur, nog onvoldoende ondersteund met wetenschap-
pelijke bewijs.
modellen ‘passende’ praktijkorganisatie
Doel van deze discussie is om onderbouwde model-
len te vinden voor een ‘passende’ praktijkorganisatie.
Momenteel blijkt dat zowel in de praktijk als in de
wetenschap deze modellen ontbreken. Noodzakelijk
is om vast te stellen of we kunnen bepalen in welke
omstandigheden welke organisatievorm het meest pas-
send is. Belangrijk hierbij lijkt vooral de aansluiting
bij de praktijkpopulatie: wat is voor die populatie het
meest passend?
Om (toekomstige) eerstelijnspraktijken te ondersteu-
nen is modelvorming wenselijk, maar behoefte is er
vooral aan bruikbare instrumenten voor de inrichting
van de eigen organisatie in de eigen context. •
Grotere praktijken en
meer deeltijdwerkers
vragen om goede
samenwerking
en een passende
praktijkorganisatie.
agenda
* 18 april 2011: Werkbijeenkomst Opleiden van
professionals voor de geïntegreerde eerste lijn.
Georganiseerd door Jan van Es Instituut, LVG
en Hogeschool Leiden. .
* 20 mei 2011: Het Eerstelijns Transparantie
Congres. Georganiseerd door Jan van Es
Instituut en De Eerstelijns. Inschrijven via
ww.jvei.nl en www.de-eerstelijns.nl.
39 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
De huisartsenbekostiging is historisch gebaseerd op een huisarts en parttime
doktersassistente. Voor de invoering van de zorgverzekeringswet in 2006 zijn de
huisartsenposten ontstaan met een eigen financieringsmodel en enkele jaren
daarna demodule praktijkondersteuner (poh). In 2006/2007 zijn deM&i tarie-
ven (voorheenflexigelden)geïntroduceerd.In2008heeftdepohggzzijn intrede
gedaan en vanaf dat jaar zijn geleidelijk aan ook de eerste DBC’s ontstaan met
allerleiverschillendefinancieringsvormen.Vanaf 2010integralebekostigingvoor
ketenzorgprogramma’s of een koptarief. Het wordt onoverzichtelijk en gezien de
belangrijke functie van de huisarts en de eerstelijnszorg is dat een onwenselijke
situatie.
Alle financieringsvormen zijn gebaseerd op een vast
bestanddeel (praktijkkosten) en een variabel deel
(verrichtingen). De basis is het abonnementstarief –
inschrijftarief van ruim € 50. Bij de berekening van
allerlei andere tarieven wordt telkens gerefereerd aan
het abonnementstarief. Of het nu over het uurtarief
in de ANW diensten gaat of de DBC’s. Hier ontstaat
de vervuiling en ook de onduidelijkheid.
De huisartsenpost en zorggroep zijn hoofdcontractant
voor spoedzorg en DBC’s. De hoofdcontractant mag
wettelijk gezien geen onderhandelingsresultaten delen
met de onderaannemers (meestal huisartsen) in het
kader van de Mededingingswet. De andere onderhan-
delingspartij, de zorgverzekeraar, biedt aan een zelf-
standige organisatie een vergoeding (vaak gebaseerd
op eigen berekeningen van een uurloon), waarbij men
refereert aan andere inkomsten van de onderaanne-
mers. Dat gebeurt in toenemende mate op basis van een
rapport van Plexus, waarin de huisarts € 60 per uur en
de praktijkondersteuner € 40 per uur zou mogen verdie-
nen. Omdat het abonnement al voor een basisinkomen
zou zorgen. Daar ontstaan de problemen. Stel u het vol-
gende voor: u logeert en dineert in een hotel en roept de
manager omdat u een korting van 40% op uw maaltijd
wil hebben verwijzend naar het feit dat het hotel ook
inkomsten uit kamerverhuur geniet……
Nu vinden we misschien dat de kok (lees huisarts)
een maximum inkomen moet krijgen, want hij wordt
betaald met maatschappelijk geld. Maar hoe zit het
dan met dat vrije tarief voor die huisarts? Waar past
dat nog als ik toch al een maximaal salaris in gedach-
ten heb? Wat gebeurt er als ik bij de ene kok een bief-
stuk krijg en bij de andere een stuk brood, hoe honore-
ren we dat verschil?
De financiering van de huisartsen is aan een funda-
mentele wijziging toe. Er ontstaan ontzettend kromme
en onduidelijke redeneringen. Het is serieus te over-
wegen om een maatschappelijk verantwoord integraal
uurtarief vast te stellen met een differentiatie naar de
geleverde kwaliteit en prestatie. Kortom een tarief
met een minimum variant en een maximum variant
om substitutie, kwaliteit en excellentie te prikkelen.
Daarnaast een (beperkte) opslag voor “praktijkkosten”
en een inschrijftarief dat tegen werkelijke kosten aan-
leunt. Geef voor de overige verrichtingen gewoon een
normaal en realistisch uurtarief. Dat maakt het alle-
maal een stuk overzichtelijker. •
Guy Schulpen en Jan Erik de Wildt
OPINIE
tijD voor een FunDamentele DisCussie over Huisartsen bekostiging
Zorg
voo
r ee
n da
alde
r
Beschouwingen op de toekomst van de gezondheidszorg in
Nederland. Bezien vanuit het eerstelijns perspectief.
Dr GJC Schulpen
Regionale HuisartsenZorg (RHZ) Maastricht en Heuvelland
Maastricht, 3 januari 2011
Guy Schulpen
schreef recent Zorg
voor een daalder.
Beschouwingen over
de toekomst van de
gezondheidszorg.
Bezien vanuit het
eerstelijns perspectief.’
(30 pag.) Informatie:
RHZ Maastricht en
Heuvelland, telefoon
(043) 350 69 10.
40de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
Hoe krijgt de diabetespatiënt door zelfmanagement meer grip op zijn ziekte?
Op basis van het Engelse Desmond programma weten in PRISMA geschoolde
trainers via motiverende gespreksvoering een proces op gang te brengen bij
patiënten, dat inzicht in hun situatie biedt. ‘Hoe meer ze over hun chronische
ziekte weten, hoe minder escapes ze hebben om de aandoening te ontkennen. Ze
gaan in eigen woorden doelen stellen die de ziektelast verkleinen en die de kans
op complicaties verminderen.’
Jos Jacobse en Janet Murris zijn de trainers die voor
Diazon, onderdeel van de zorggroep Huisartsenzorg
Noord-Kennemerland, het PRISMA-project begelei-
den; PRISMA staat voor PRo-actieve Interdisciplinaire
Self MAnagement educatie. Jos is diabetesverpleeg-
kundige, Janet coördinator diëtiek diabetes. ‘Waar
denk je aan bij diabetes,’ vragen ze aan de groep die
ze coachen. ‘Aan de hand van de opmerkingen van
deelnemers maken wij tekeningen. Als iemand “een
suikerklontje” zegt, illustreren we stapsgewijs de route
die glucose in het lichaam aflegt, tot op orgaan- en cel-
niveau. Zodat de deelnemers precies de rol van glucose
en insuline in beeld hebben. We bouwen de tekenin-
gen op aan de hand van wat de deelnemers vertellen.’
De waan van de dag
Zelfmanagement voor diabetespatiënten is geen stan-
daard verhaal. ‘Door het stellen van de juiste vragen,
kunnen mensen op zoek gaan naar eigen antwoorden.
Want wat zijn hun aannames, wat is hun dagelijkse
realiteit met diabetes type 2? We horen bij een deel
van de diabetespatiënten: ik voel eigenlijk niets, ik heb
geen probleem. Maar dan blijken deze mensen toch
een bloedglucosewaarde van 12 te hebben. Hier ligt
ZELF-
MANAGEMENT
Educatieprogramma PRiSMA voor mensen met diabetes type 2
“ik ben De smoezen voorbij”
PRISMA in praktijk
Een huisartsenpraktijk nodigt een tiental patiënten uit, met hun part-
ners. Er is keuze uit 2 x 3,5 uur op ochtenden of 3 x 2,5 uur op avonden.
De voorkeur gaat uit naar een herkenbare locatie in de wijk. De poh is
bij de training aanwezig als de vertrouwde contactpersoon. Ze ziet de
patiënten ook eens van een andere kant en kan tijdens consulten samen
met de patiënt nieuwe doelen formuleren. Interesse in PRISMA?
Kijk op www.prisma-diabetes.nl.
deelnemers
vullen tijdens de
bijeenkomst het
gezondheidsprofiel
in; daaruit kiezen
zij een onderwerp
waaraan zij willen
werken.
Janet Murris is coördinator diëtiek diabetes.
41 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
beschadiging van de bloedvaten op de loer. Hoe kun
je in je dagelijks handelen gemotiveerd omgaan met
deze ziekte, als je er niets van voelt? Gaandeweg wordt
tijdens de PRISMA-training het plaatje gecompleteerd
voor de patiënt.’
Haalbare doelen formuleren
Jos en Janet leggen uit dat door het stramien van dit
educatieprogramma bij de deelnemers een proces op
gang komt dat tot meer kennis en bewustzijn leidt.
‘Hoe meer je over diabetes in jouw lichaam weet, hoe
minder je een escape inzet om je niet aan het leefstijl-
advies te houden. Deelnemers gaan in eigen woorden
hun haalbare doelen formuleren. De praktijkonder-
steuners informeren de patiënt in de huisartsenpraktijk
ook uitgebreid over het gebruik van geneesmiddelen
en de juiste leefstijl, maar dan beklijft niet alles. Via
PRISMA krijgt diabetes een herkenbare plek, er ont-
staat meer aandacht voor leefstijl, de dagelijkse han-
delingen en de sociale aspecten rond deze ziekte. “Ik
ben nu de smoezen voorbij”, hoorden we een patiënt
zeggen.’
lot in handen nemen
Hans van Wijland heeft een duo huisartsenpraktijk in
een Alkmaars gezondheidscentrum. Als kaderarts dia-
betes voor Diazon ontdekte hij dat binnen het chronic
care model de geïnformeerde en geactiveerde pati-
ent een essentiële rol speelt. ‘De op het Britse model
gestoelde PRISMA methode sprak mij direct aan door
de wetenschappelijk onderbouwing en de empower-
ment die het patiën ten oplevert. De training verloopt
systematisch en ik vind het erg belangrijk dat ook de
partner erbij kan zijn. De patiënt leert zijn ziekte te
accepteren, er beter mee om te gaan en zijn lot in
handen te nemen. Ik vind het belangrijk dat onze poh
bij de patiëntentraining aanwezig is. Om voldoende
follow-up in de zorg aan deelnemers te geven, hebben
wij haar een cursus motivational interviewing laten
volgen.’
PRISMA in eerste lijn
Een van de speerpunten van het Nationaal Actieprogramma Diabetes
voor een goede diabetesregulatie is zelfmanagement. Om meer te leren
over hun diabetes en zelfmanagement kunnen mensen met diabetes
type 2 het educatieprogramma PRISMA volgen. Het is een programma
dat het VU medisch centrum sinds 2006 aan patiënten voorlegt. In
samenwerking met Novo Nordisk wordt PRISMA nu ook aangeboden
aan zorggroepen en huisartsenpraktijken in de eerste lijn.
Een informatieve video over PRISMA is te vinden op
www.changingdiabetes.nl/prisma.
Als het onderwerp gekozen is, formuleren zij samen met hulp van de
trainers een doel voor hun actieplan.
42de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
Jos Jacobse is diabetes verpleegkundige.
eerstelijntjesvernieuwde website Diabetesbehandelaar.nl
Novo Nordisk lanceert de vernieuwde website Diabetes-
behandelaar.nl. De nieuwe website heeft meerdere mogelijkhe-
den tot interactie en geeft bezoekers toegang tot het innovatieve
Novolab. De website biedt op een overzichtelijke manier infor-
matie en kennis over diabetesmedicatie en behandelmethoden,
nascholingen, downloads en innovatieve online applicaties.
Diabetesbehandelaar.nl is een bron van informatie voor prak-
tijkondersteuners, diabetesverpleegkundigen, internisten en
huisartsen. Met de nieuwe website wil Novo Nordisk diabetesbe-
handelaren ondersteunen bij het vinden van de juiste informatie
en het opdoen van de juiste kennis. Door het multidisciplinaire
karakter van diabetesbehandeling en –zorg is het noodzakelijk
dat alle leden van het diabetesteam over dezelfde informatie
beschikken. De website geeft alle teamleden vergelijkbare infor-
matie en de mogelijkheid om hierover met elkaar kennis en erva-
ring te delen.
gebruiksvriendelijk
De website is overzichtelijker geworden, de structuur is geop-
timaliseerd en het design is gebruiksvriendelijker. Via het
media centre krijgt de bezoeker toegang tot live en on-demand
video-informatie en via het downloadcentre is snel en gemak-
kelijk informatie te vinden en te downloaden. In de webwinkel
kunnen diabetesbehandelaren eenvoudig educatiemiddelen
van Novo Nordisk bestellen. Een bijzonder nieuw onderdeel
op Diabetesbehandelaar.nl is het Novolab, waar Novo Nordisk
innovaties binnen het vakgebied deelt. •
Contracteren door verzekeraars
Overigens denkt Hans van Wijland dat de PRISMA-
training niet bij elke diabetespatiënt werkt. ‘PRISMA
is een goed model voor de stewardess uit het piloten-
model van de Diabetes Vereniging Nederland. Het is
verder van belang dat professor Frank Snoek van het
VUmc, waar PRISMA vandaan komt, zicht houdt
op de kwaliteit van uitvoering van PRISMA. Ik mis
nu nog een follow-up, bijvoorbeeld een terugkom-
middag of -avond na een jaar. Hoewel ik merk dat
uit PRISMA ook een versterkt lotgenotencontact kan
groeien. Nu wordt het educatieproject in de eerste lijn
nog gesteund door Novo Nordisk, op termijn moet
het een onderdeel worden van de ketenDBC voor
diabetes. Het wordt tijd dat de zorgverzekeraars deze
patiën teneducatie gaan contracteren.’ •
Tekst: Kees Kommer
43 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
De verbetering in vier jaar is indrukwekkend. Nu wordt 90 procent van de 4700
diabetespatiënten volgens de zorgstandaard behandeld. Tegelijk is duidelijke
gezondheidwinst geboekt: de patiënten scoren in bloeddruk, cholesterolgehalte,
lichaamsgewicht en HbA1c beduidend beter. Ze zijn tevreden, de samenwerking
tussen de zorgverleners wordt als voldoende tot uitstekend beoordeeld.
Dominiek Rutters en Jan Frans Mutsaerts leiden
respec tievelijk als manager en voorzitter in West-
Brabant een zorggroep die bewust klein blijft. ‘In Het
Huisartsenteam willen we kunnen rekenen op de vol-
ledige participatie van de aangesloten huisartsen. Alle
40 huisartsen zijn NHG-geaccrediteerd en we willen
opereren op basis van gelijkgezindheid in zorg voor
chronisch zieken. We kiezen voor transparantie zodat
we bij elkaar in de keuken kunnen kijken en dus elkaar
kunnen corrigeren en stimuleren in het verbeteren
van de zorgprogramma’s. We worden ook geholpen
door de DBC-financiering in de eerste lijn, waardoor
we krachtig kunnen sturen op processen. De multidis-
ciplinaire diabeteszorg is hiervan een duidelijk voor-
beeld.’
volgens zorgstandaard
‘In het verleden werd 30% van de diabetespatiën-
ten behandeld volgens de zorgstandaard van de
Nederlandse Diabetes Federatie. Na vier jaar inten-
sieve samenwerking tussen huisartsen en verpleeg-
kundigen van Het Huisartsenteam, diëtisten uit de
regio, SHL-Groep en specialisten van het Amphia
Ziekenhuis en het Franciscus Ziekenhuis is dit toegeno-
men tot 90%,’ leggen Dominiek Rutters en Jan Frans
Mutsaerts uit. ‘Bijna een op de drie diabetespatiënten
heeft nu zijn cholesterolgehalte beter onder controle
dan vier jaar geleden en bijna een op de drie diabetes-
patiënten zit beter op gewicht. Aanvankelijk behandel-
den wij zes procent van de patiënten die op insuline is
ingesteld, nu is dat zestien procent. Door scholing van
de huisartsen en de verpleegkundigen kunnen we dus
taken van de internist in de eerste lijn overnemen.’
uniforme registratie
De verbetering in vier jaar tijd is indrukwekkend.
Rapportages over de geleverde zorg en de uitkomsten
van zorg verhogen het inzicht van de zorgverlener en
de zorggroep in de geleverde diabeteszorg, zowel op
patiënt- als op praktijk niveau. ‘Meten is weten’. In
een team is iedere professional verantwoordelijk voor
de kwaliteit van patiëntenzorg. Gezamenlijke verant-
KETENZORG
CHRONISCH
ZIEKEN
Vier jaar multidisciplinaire diabeteszorg
zorggroep Het Huisartsenteam toont verbeteringen aan
Meten is weten
VoorafgaandeaandestartvandediabetesDBC(1april2007)heeft
Het Huisartsenteam een 0-meting uitgevoerd. Daarna is jaarlijks een
meting gedaan. Figuur 1 toont de verbeteringen in het zorgproces.
Figuur 2 toont de verbeterde zorguitkomst. Op het merendeel van de
procesindicatoren wordt een score behaald van ruim 90%.
Verbetering zorgproces Het Huisartsenteam
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Oogcontrole uitgevoerd
Voetcontrole uitgevoerd
Rookgedrag bekend
Gew icht bekend
Cholesterol bepaald
Bloeddruk bepaald
Suikerw aarde bepaald
Percentage patiënten dat betere zorg heeft gekregen, 2007 versus 2011
0-meting, april 2007 4e jaarmeting, januari 2011
Verbeterde zorguitkomst Het Huisartsenteam
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80%
LDL < 2,5 mmol/l
Syst. bloeddruk < 140mmHg
BMI < 25 kg/m2
HbA1c < 53 mmol/mol
Percentage patiënten dat een betere gezondheid heeft, 2007 versus 2011
0-meting, april 2007 4e jaar meting, januari 2011
Verbetering zorgproces Het Huisartsenteam
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Oogcontrole uitgevoerd
Voetcontrole uitgevoerd
Rookgedrag bekend
Gew icht bekend
Cholesterol bepaald
Bloeddruk bepaald
Suikerw aarde bepaald
Percentage patiënten dat betere zorg heeft gekregen, 2007 versus 2011
0-meting, april 2007 4e jaarmeting, januari 2011
Verbeterde zorguitkomst Het Huisartsenteam
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80%
LDL < 2,5 mmol/l
Syst. bloeddruk < 140mmHg
BMI < 25 kg/m2
HbA1c < 53 mmol/mol
Percentage patiënten dat een betere gezondheid heeft, 2007 versus 2011
0-meting, april 2007 4e jaar meting, januari 2011
44de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
Vier jaar multidisciplinaire diabeteszorg
zorggroep Het Huisartsenteam toont verbeteringen aan
woordelijkheid in combinatie met het inzicht in de
geleverde zorg blijkt de aanjager te zijn voor verdere
verbetering van zorg. In alle huisartspraktijken wordt
op een uniforme wijze geregistreerd wat de patiënt aan
zorg van de diverse zorgverleners krijgt. Tussentijdse
rapportages hiervan maken inzichtelijk hoe het staat
met de geleverde zorg en waar deze nog afwijkt van
de zorgstandaard. Verbeteracties worden vervolgens
uitgevoerd om tot aantoonbaar betere diabeteszorg te
komen.’
Tevreden patiënten
Een jaar geleden ging bij Het Huisartsenteam de
Cliëntenraad van start. In dat kader is een evaluatie
van de diabeteszorg uitgevoerd. ‘Uit de hoge respons
op een enquête onder patiënten met diabetes blijkt
hoe betrokken hier de patiënt is bij zijn eigen zorg. De
tevredenheid is niet alleen een subjectief gevoel. De
antwoorden over de ontvangen zorg laten een duide-
lijke overeenstemming zien met de zorgstandaard en
de rapportages van Het Huisartsenteam. De samen-
werking tussen de zorgverleners wordt door een ruime
meerderheid van de diabetespatiënten als voldoende
tot uitstekend beoordeeld.’
Farmaceutische zorg
‘Door nauwkeurig te meten, kunnen we de verbete-
ringen in de zorg op de voet volgen. Maar we zijn er
natuurlijk nog niet,’ geven Dominiek Rutters en Jan
Frans Mutsaerts aan. ‘Wat nu nog ontbreekt, is een
figuur waarmee we kunnen aantonen dat we door een
betere zorg in de eerste lijn complicaties voorkomen
voor diabetici. We hebben ook wensen. De farmaceu-
tische zorg moet in de ketenzorg geïntegreerd worden.
Daarom participeren wij samen met POZOB en OZL
in de Diabetesdialoog, het initiatief van zorgverzeke-
raar CZ om farmacie een plaats te geven in de dia-
betes DBC. Het Huisartsenteam heeft het Diabetes
Formularium ontwikkeld. We hebben het aan alle
huisartsen en poh’s uitgereikt. Nu volgt de uitrol naar
de apotheken zodat het deel kan uitmaken van het
FTO-overleg. We zetten voorts in op zelfmanagement
voor het nog verder verbeteren van de gezondheid van
patiënten. Met een individueel zorgplan wordt de pati-
ent ertoe bewogen zelf meer sturing te geven en meer
verantwoordelijkheid te nemen voor zijn gezond-
heid. Het motiveren van patiënten moet geïnte-
greerd worden in alle zorgstraten. Hiervoor heeft Het
Huisartsenteam brochures gemaakt; het is een van de
methoden om zelfmanagement te stimuleren.’ •
Tekst: Kees Kommer
Zelfmanagement
Ter versterking van het zelfma-
nagement van chronisch zieken
heeft Het Huisartsenteam patiën-
tenbrochures en persoonlijke
passen ontwikkeld. Zowel voor
diabetes als voor copd en cvrm is
een Zorgwijzer en een Zorgpas uit-
gebracht. Deze voorlichtingsmate-
rialen zijn mede mogelijk gemaakt
door MSD en CZ.
45 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
46de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011
inFo DisClaimer
Alle auteurs- en/of databankrechten worden uitdrukkelijk
voorbehouden. Behoudens de in de Auteurswet gestelde uit-
zonderingen, mag niets uit deze uitgave van De Eerstelijns
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uit-
gever worden verveelvoudigd, opgeslagen in enig geauto-
matiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in eni-
gerlei vorm of op enige wijze. Aan de verstrekte informatie
in deze uitgave van De Eerstelijns kunnen geen rechten
worden ontleend. Hoewel aan het samenstellen en het tot-
standkomen van deze uitgave van De Eerstelijns de uiter-
ste zorg is besteed, kan de afwezigheid van (druk) fouten,
onjuistheden, onvolkomenheden en/of onvolledig heden
niet worden gegarandeerd en aanvaarden de auteur(s), de
redacteur(en) en de uitgever geen enkele aan sprakelijk heid
voor eventueel voorkomende (druk)fouten, onjuistheden,
onvolkomen-heden en/of onvolledigheden, noch ook voor
de gevolgen hiervan. De uitgever legt de gegevens van de
ontvangers van De Eerstelijns vast voor toezending van de
uitgaven De Eerstelijns, welke zodanige gegevens ook door de
uitgever kunnen worden gebruikt om hen informatie te ver-
strekken over relevante producten en diensten. Bij bezwaar
daartegen kan contact worden opgenomen met de uitgever.
aan Dit nummer werkten mee: Jeroen Cornelissen, Wim van der Ende, Corina de Feijter, Leo Kliphuis, Margriet van Lingen, Marianne Meulepas, Frank Muller, Isabel Nabuurs, Thijs Wessels, Jan Erik de Wildt, Marijn van Zanten, Marjon Zijlstra.
abonnementeninFo:Opgave en vragen over abonnementen:Abonnementenland,Postbus 20, 1910 AA Uitgeestt. 0900-ABOLAND of 0900-226 52 63
(€ 0,10 per minuut) f. 0251-31 04 05Site: www.bladenbox.nl voor abonneren
of www.aboland.nl voor adreswijzigingen en opzeggingen.
Beëindigen abonnement: Opzeggingen (uitsluitend schriftelijk) dienen 8 weken voor afloop van de abonnementsperiode in ons bezit te zijn.Abonnementskosten: € 66,- per jaar, 10 uitgaven. Prijswijzigingen voorbehouden.Collectieve abonnementen: vanaf 10 ex. € 62,-, vanaf 30 ex. € 60,-,vanaf 70 ex. € 55,-; zie de website www.de-eerstelijns.nl.
ColoFonDe Eerstelijns is een vakmagazine voor alle samen werkende zorgverleners in de eerste lijn en is een uitgave van de Eerstelijns BV. ISSN: 2210-643X
uitgever: Jan Erik de Wildt
reDaCtieraaD:Leo Kliphuis en Jan Erik de Wildt
aDvertenties:Marjon Zijlstra, De Eerstelijns B.V.Postbus 5034, 5201 GA ‘s-Hertogenboscht. 06 28 84 58 12, e. [email protected]
reDaCtie: Gerda van Beek, Kees Kommer (hoofdredacteur)
reDaCtieaDres: De Eerstelijns B.V.Postbus 5034, 5201 GA ‘s-Hertogenboscht. 073 610 46 57 e. [email protected]
vormgeving: De VormstrateegOpmaak: Knijnenburgproducties.nl
eerstelijns agenDa0504 4e nationaal poHcongres Regardz de Eenhoorn, Amersfoort 9.30 – 16.30 uur www.healthinvestment.nl
6/704 nationaal Congres volksgezondheid De Meervaart, Amsterdam www.ncvgz.nl
0904 starterdag – De startende Huisarts Domus Medica, Utrecht 9.00 – 17.00 uur www.artsennet.nl
14-04 Zorg voor patiënten met Onverklaar - bare lichamelijke aandoeningen Aristo, Amsterdam 9.30 – 16.30 uur www.leidscongresbureau.nl
2104 ouderenzorg? wijkgerichte zorg! Zeeuwse Bibliotheek, Middelburg 17.00 – 21.00 uur www.zee-bra.nl en www.rosrobuust.nl
2005 Het eerstelijns transparantiecongres 2011 World Forum, Den Haag 9.00 – 17.30 uur www.de-eerstelijns.nl
2505 ouderenzorg? wijkgerichte zorg! Hotel Trivium, Etten-Leur 17.00 – 21.00 uur www.zee-bra.nl en www.rosrobuurt.nl
2505 wmo en welzijn nieuwe stijl 2011 NBC, Nieuwegein 7.30 – 17.00 uur www.reedbusinessevents.nl
1409 zorggroepencongres 2011 ’t Spant, Bussum www.cursussenencongressen.nl
1509 executive masterclass eerstelijns bestuurders Tranzo, Tilburg University 15-09-2011 t/m 25-05-2012 Aanmelden: [email protected] of [email protected]
samen maken we de zorg beter
Onze producten • Protopics HAP − het complete huisartsenpostsysteem • Protopics MD − de medische module voor uw ECD • Protopics Patiëntportaal − het patiënt-gerichte online serviceportaal • Protopics ELS − onze eerstelijns server is dé regionale communicatiemanager • Protopics Zorgportaal − het centrale portaal voor dezorgregio • Protopics KIS − het effi ciënte ketenzorgsysteem
Protopics ontwikkelt en levert innovatieve ICT-systemen voor de eerstelijnszorg. Een snel groeiend aantal zorgaanbieders kiest bewust voor onze oplossingen. Dat komt vooral doordat wij niet zozeer denken en werken vanuit de technologie als wel vanuit de dagelijkse praktijk van onze klanten. Met als centraal thema de alom aanwezige behoefte aan infrastructuren die een gemakkelijke registratie, distributie en uitwisseling van informatie mogelijk maken. Wij leveren daaraan een bijdrage met gebruiksvriendelijke systemen die we waar nodig kunnen voorzien
van slimme koppelingen voor optimale communicatie met andere systemenen pakketten. En bij alles wat we doen, realiseren we ons dat het uiteindelijk maar om één ding draait: dat de patiënt de beste mogelijke zorg wordt geboden.Deelt u die visie? Laten we er dan samen werk van maken.
Mr. H.F. de Boerlaan 36a 7417 DB Deventer Tel (088) 77 686 00 www.protopics.nl
“Breed kijken doete� ectief focussen”“In de medische wereld luistert alles extra nauw. Zo is het beheervan ICT gebonden aan veel regels en guidelines. De kunst is om het allemaal zo fl exibel en beheersbaar mogelijk te houden. En dat lukt het best vanuit de breedte; wanneer we hier als team samen over de muren van disciplines heenkijken. Daar zet ik op in, iedere dag.”Erwin Lensink, Manager Beheer en MT-lid bij Protopics
Meer weten over MijnGezondheid.net? Kijk op www.pharmapartners.nl
Dimensies in samenwerken
Patiëntgericht samenwerken.
Als zorgverleners beter met elkaar willen samenwerken,
moet de onderlinge communicatie in elk geval optimaal
zijn georganiseerd. Dat is het uitgangspunt van al onze
ICT-oplossingen.
Dat geldt natuurlijk ook voor de communicatie met de
patiënt. Via het patiëntenportaal MijnGezondheid.net
vergroten huisartsen bijvoorbeeld hun bereikbaar-
heid en bieden zij patiënten een uitstekende service.
MijnGezondheid.net geeft betrouwbare informatie over
medicijnen en aandoeningen en stimuleert patiënten
meer regie te nemen over hun eigen gezondheid.
Patiënten kunnen een afspraak noteren in de openge-
stelde delen van de agenda, een e-Consult aanvragen,
eerder voorgeschreven medicijnen bestellen en hebben
de mogelijkheid om een deel van hun dossier in te zien.
MijnGezondheid.net is gebaseerd op open standaarden
en op dit moment volledig geïntegreerd met het huis-
artseninformatiesysteem Medicom®. Dit betekent dat u
als huisarts nauwelijks extra handelingen hoeft te ver-
richten voor de online communicatie met uw patiënten.
Het kan zo eenvoudig zijn...