De eerstelijns 2011 nr 3

48
Eerstelijnsdiagnostiek: De sleutel naar zinnige en zuinige zorg Eerste stap in evaluatie integrale bekostiging Stappenplan naar zelfmanagement chronisch zieken Fysiotherapeut Rob Nolet kent het leed van beroepsmusici Jaargang 3 editie 3 april 2011 DE EERSTELIJNS Magazine voor de samenwerkende zorgverlener Eerstelijnsdiagnostiek: De sleutel naar zinnige en zuinige zorg Eerste stap in evaluatie integrale bekostiging Stappenplan naar zelfmanagement chronisch zieken Fysiotherapeut Rob Nolet kent het leed van beroepsmusici Een heldere kijk op verloskunde 10 jaar! SAMENWERKING VERLOSKUNDE EN KRAAMZORG BLOEIT OP

description

De eerstelijns 2011 nr 3

Transcript of De eerstelijns 2011 nr 3

Page 1: De eerstelijns 2011 nr 3

• Eerstelijnsdiagnostiek:De sleutel naar zinnige en zuinige zorg

• Eerste stap in evaluatie integrale bekostiging

• Stappenplan naar zelfmanagement chronisch zieken

• Fysiotherapeut Rob Nolet kent het leed van beroepsmusici

Jaargang 3 • editie 3 • april 2011

De eerstelijnsMagazine voor de samenwerkende zorgverlener

• Eerstelijnsdiagnostiek:De sleutel naar zinnige en zuinige zorg

• Eerste stap in evaluatie integrale bekostiging

• Stappenplan naar zelfmanagement chronisch zieken

• Fysiotherapeut Rob Nolet kent het leed van beroepsmusici

Een heldere kijk

op verloskunde

10 jaar!

samenwerking

verloskunDe en

kraamzorg

bloeit op

Page 2: De eerstelijns 2011 nr 3

Obstructieve SlaapapneusyndroomHerken het op tijd in de praktijk!

...en wanneer dit onbehandeld blijft, verhoogt het risico op:

Zich slaperig voelen

Verminderd concentratie-vermogen

Prikkelbaar zijn

Indommelen tijdens routineactiviteiten

Ochtendhoofdpijn

Het Obstructieve Slaapapneusyndroom kan tot de volgende symptomen leiden...

Partner merkt pauzes in de ademhaling

Happen naar lucht

Onrustig slapen

Regelmatig toiletbezoek

Luid snurken

Overdag‘s Nachts

© 2009 Philips Electronics N.V. All rights are reserved. RIT.EDU.005.Be * OCT 2009

Beroerte Hoge bloeddruk

Type 2-diabetesHartritmestoornissen

Snurkt u? Voelt u zich slaperig of vermoeid overdag?Misschien lijdt u aan het Obstructieve Slaapapneusyndroom

Praat erover met uw arts

12062_RIP_OSA_A2Poster_Flemish_v4.indd 1 2/11/09 15:58:05

...en wanneer dit onbehandeld blijft, verhoogt het risico op:

Zich slaperig voelen

Verminderd concentratie-vermogen

Prikkelbaar zijn

Indommelen tijdens routineactiviteiten

Ochtendhoofdpijn

Het Obstructieve Slaapapneusyndroom kan tot de volgende symptomen leiden...

Partner merkt pauzes in de ademhaling

Happen naar lucht

Onrustig slapen

Regelmatig toiletbezoek

Luid snurken

Overdag‘s Nachts

© 2009 Philips Electronics N.V. All rights are reserved. RIT.EDU.005.Be * OCT 2009

Beroerte Hoge bloeddruk

Type 2-diabetesHartritmestoornissen

Snurkt u? Voelt u zich slaperig of vermoeid overdag?Misschien lijdt u aan het Obstructieve Slaapapneusyndroom

Praat erover met uw arts

12062_RIP_OSA_A2Poster_Flemish_v4.indd 1 2/11/09 15:58:05

...en wanneer dit onbehandeld blijft, verhoogt het risico op:

Zich slaperig voelen

Verminderd concentratie-vermogen

Prikkelbaar zijn

Indommelen tijdens routineactiviteiten

Ochtendhoofdpijn

Het Obstructieve Slaapapneusyndroom kan tot de volgende symptomen leiden...

Partner merkt pauzes in de ademhaling

Happen naar lucht

Onrustig slapen

Regelmatig toiletbezoek

Luid snurken

Overdag‘s Nachts

© 2009 Philips Electronics N.V. All rights are reserved. RIT.EDU.005.Be * OCT 2009

Beroerte Hoge bloeddruk

Type 2-diabetesHartritmestoornissen

Snurkt u? Voelt u zich slaperig of vermoeid overdag?Misschien lijdt u aan het Obstructieve Slaapapneusyndroom

Praat erover met uw arts

12062_RIP_OSA_A2Poster_Flemish_v4.indd 1 2/11/09 15:58:05

Heeft uw patient last van snurken, slaperigheid of vermoeidheid overdag? Is er sprake van onderstaande volgende symptomen:

Wanneer het OSAS onbehandeld blijft, verhoogt het het risico op een beroerte, een hoge bloeddruk, hartritmestoornissen & type 2-diabetes

Bespreek het tijdig met uw patiënt!

...en wanneer dit onbehandeld blijft, verhoogt het risico op:

Zich slaperig voelen

Verminderd concentratie-vermogen

Prikkelbaar zijn

Indommelen tijdens routineactiviteiten

Ochtendhoofdpijn

Het Obstructieve Slaapapneusyndroom kan tot de volgende symptomen leiden...

Partner merkt pauzes in de ademhaling

Happen naar lucht

Onrustig slapen

Regelmatig toiletbezoek

Luid snurken

Overdag‘s Nachts

© 2009 Philips Electronics N.V. All rights are reserved. RIT.EDU.005.Be * OCT 2009

Beroerte Hoge bloeddruk

Type 2-diabetesHartritmestoornissen

Snurkt u? Voelt u zich slaperig of vermoeid overdag?Misschien lijdt u aan het Obstructieve Slaapapneusyndroom

Praat erover met uw arts

12062_RIP_OSA_A2Poster_Flemish_v4.indd 1 2/11/09 15:58:05

PR_huisarts_ad.indd 1 14-01-11 16:24

Page 3: De eerstelijns 2011 nr 3

Redactioneel

velen willen innoveren, weinigen willen veranDeren

Gewoontedieren zijn we en gelukkig maar, want dat geeft rust

in het dagelijkse leven. Veranderen doen we alleen als het

echt moet. Dat kan gaan over onze leefstijl, maar ook over de

manier waarop wij de zorg inrichten.

Komt een vrouw bij de dokter en zegt: “Mijn knieën doen zo zeer”. De dokter observeert haar

en denkt: “25 kg afvallen, lijkt mij haalbaar”. Grote kans dat zij met nieuwe knieën de zorg

verlaat. Begeleiden voor afvallen is ingewikkeld en oncomfortabel, dus dan maar een dure

oplossing. Hetzelfde geldt voor de manier waarop wij de zorg inrichten. Komt een eerstelijns

lobbyist bij een zorgverzekeraar en vraagt: “Hoe gaat het met jullie inkoop van het Stoppen

met Roken zorgprogramma?” Zegt de zorgverzekeraar: “Duur spul, dat Champix”. Ik denk:

“Het gaat toch om het aantal stoppers?” Grote kans dat we in ons gezondheidssysteem ons

richten op de prijs en niet op de outcome. De prijs van pillen stuurt, maar niet het resultaat …

Innoveren willen we allemaal, maar ons professioneel gedrag aanpassen bij deze zorginno-

vaties: dat is andere koek. De zorg staat wel voor die uitdaging. Zelfmanagement is daarbij

het nieuwe toverwoord en de eerste ervaringen van Cohesie en Vilans worden in dit nummer

beschreven. Mooi en nog veel te doen!

Ook gaan we in op diagnostiek in de eerste lijn. Plexus rapporteert een haalbare besparing

van 0,8 miljard. Ook deze innovatie vraagt om ander gedrag. Het motto is niet bezuinigen op

eerstelijnsdiagnostiek, maar besparen door eerstelijnsdiagnostiek. Dit is een forse innovatie en

de zelfstandige laboratoria laten zien dat het kan.

De eerste bevindingen van de Evaluatiecommissie integrale bekostiging tonen aan dat het

meten van veranderingen in een veranderende omgeving een moeilijke opgave is. Tegelijk

leest u een mini-artikel over BTW op het koptarief. Wellicht dat door de eerstelijnssector zelf

geïnitieerde regionale datacentra de gewenste en noodzakelijke transparantie op kunnen leve-

ren. Ook dat staat duidelijk beschreven.

In dit nummer een mooi kijkje in de keuken van de verloskunde. Innovator pur sang, Frans

Annot van STBN, pleit voor een koppeling tussen de verloskunde en kraamzorg, vergelijkbaar

met Buurtzorg. Deze kleinschalige manier van werken vergt een gedragsverandering bij de

kraamzorgorganisaties. Het resultaat is wel dat we aansluiten bij de wensen van de klant.

De Eerstelijns wil in ieder geval ondersteunen bij innovatie en veranderen. Door interessante

nieuwe en vooral praktisch werkzame ideeën en mensen aan het woord te laten. Bent u zo’n

innovator en heeft u mooie concepten en liefst resultaten, dan horen we graag van u.

Veel leesplezier. •

.

Leo Kliphuis MPH

is directeur van de Landelijke

Vereniging Georganiseerde eer-

ste lijn en is lid van de redactie-

raad van de De Eerstelijns.

Obstructieve SlaapapneusyndroomHerken het op tijd in de praktijk!

...en wanneer dit onbehandeld blijft, verhoogt het risico op:

Zich slaperig voelen

Verminderd concentratie-vermogen

Prikkelbaar zijn

Indommelen tijdens routineactiviteiten

Ochtendhoofdpijn

Het Obstructieve Slaapapneusyndroom kan tot de volgende symptomen leiden...

Partner merkt pauzes in de ademhaling

Happen naar lucht

Onrustig slapen

Regelmatig toiletbezoek

Luid snurken

Overdag‘s Nachts

© 2009 Philips Electronics N.V. All rights are reserved. RIT.EDU.005.Be * OCT 2009

Beroerte Hoge bloeddruk

Type 2-diabetesHartritmestoornissen

Snurkt u? Voelt u zich slaperig of vermoeid overdag?Misschien lijdt u aan het Obstructieve Slaapapneusyndroom

Praat erover met uw arts

12062_RIP_OSA_A2Poster_Flemish_v4.indd 1 2/11/09 15:58:05

...en wanneer dit onbehandeld blijft, verhoogt het risico op:

Zich slaperig voelen

Verminderd concentratie-vermogen

Prikkelbaar zijn

Indommelen tijdens routineactiviteiten

Ochtendhoofdpijn

Het Obstructieve Slaapapneusyndroom kan tot de volgende symptomen leiden...

Partner merkt pauzes in de ademhaling

Happen naar lucht

Onrustig slapen

Regelmatig toiletbezoek

Luid snurken

Overdag‘s Nachts

© 2009 Philips Electronics N.V. All rights are reserved. RIT.EDU.005.Be * OCT 2009

Beroerte Hoge bloeddruk

Type 2-diabetesHartritmestoornissen

Snurkt u? Voelt u zich slaperig of vermoeid overdag?Misschien lijdt u aan het Obstructieve Slaapapneusyndroom

Praat erover met uw arts

12062_RIP_OSA_A2Poster_Flemish_v4.indd 1 2/11/09 15:58:05

...en wanneer dit onbehandeld blijft, verhoogt het risico op:

Zich slaperig voelen

Verminderd concentratie-vermogen

Prikkelbaar zijn

Indommelen tijdens routineactiviteiten

Ochtendhoofdpijn

Het Obstructieve Slaapapneusyndroom kan tot de volgende symptomen leiden...

Partner merkt pauzes in de ademhaling

Happen naar lucht

Onrustig slapen

Regelmatig toiletbezoek

Luid snurken

Overdag‘s Nachts

© 2009 Philips Electronics N.V. All rights are reserved. RIT.EDU.005.Be * OCT 2009

Beroerte Hoge bloeddruk

Type 2-diabetesHartritmestoornissen

Snurkt u? Voelt u zich slaperig of vermoeid overdag?Misschien lijdt u aan het Obstructieve Slaapapneusyndroom

Praat erover met uw arts

12062_RIP_OSA_A2Poster_Flemish_v4.indd 1 2/11/09 15:58:05

Heeft uw patient last van snurken, slaperigheid of vermoeidheid overdag? Is er sprake van onderstaande volgende symptomen:

Wanneer het OSAS onbehandeld blijft, verhoogt het het risico op een beroerte, een hoge bloeddruk, hartritmestoornissen & type 2-diabetes

Bespreek het tijdig met uw patiënt!

...en wanneer dit onbehandeld blijft, verhoogt het risico op:

Zich slaperig voelen

Verminderd concentratie-vermogen

Prikkelbaar zijn

Indommelen tijdens routineactiviteiten

Ochtendhoofdpijn

Het Obstructieve Slaapapneusyndroom kan tot de volgende symptomen leiden...

Partner merkt pauzes in de ademhaling

Happen naar lucht

Onrustig slapen

Regelmatig toiletbezoek

Luid snurken

Overdag‘s Nachts

© 2009 Philips Electronics N.V. All rights are reserved. RIT.EDU.005.Be * OCT 2009

Beroerte Hoge bloeddruk

Type 2-diabetesHartritmestoornissen

Snurkt u? Voelt u zich slaperig of vermoeid overdag?Misschien lijdt u aan het Obstructieve Slaapapneusyndroom

Praat erover met uw arts

12062_RIP_OSA_A2Poster_Flemish_v4.indd 1 2/11/09 15:58:05

PR_huisarts_ad.indd 1 14-01-11 16:24

Wilt u reageren? Stuur een email naar

[email protected]

3 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 4: De eerstelijns 2011 nr 3
Page 5: De eerstelijns 2011 nr 3

44

14

27

21

06

32

in Dit nummer

Redactioneel 03

patiËnt aan zetTien Stappenplan naar zelfmanagement 06

eerstelijns DiagnostiekActuele positionering in eerste lijn 08

inDiCatoren Transparantie in ketenzorg

via regionale datacentra 12

zonmw op één lijn Versterken van organisatie dicht bij huis 14

Multidisciplinair werken in achterstandswijken 16

10 jaar stbnExperiment met nieuw samenwerkingsmodel 17

Lachgas/zuurstof mengsel voor pijnbeheersing bij bevalling 21

slimmer organiserenWaar beginnen met zorg online? 23

integrale bekostigingDinny de Bakker: ‘We hebben nog veel vragen’ 24

bekkenFYsiotHerapeut Onbekend specialisme in eerste lijn 27

bijzonDere zorgverlenerFysiotherapeut Rob Nolet: soms meer coach dan behandelaar 28

Ozis-ketenzorg succesvol geïmplementeerd 32

De keuze van een keteninformatiesysteem bij RCH 34

Column jan erik De wilDt Zonne-energie en eerstelijnszorg 37

jan van es instituut Op zoek naar bewijs voor ‘passende’ praktijkorganisatie 38

opinie Tijd voor fundamentele discussie over huisartsenbekostiging 40

prisma ‘Ik ben de smoezen voorbij’ 41

Huisartsenteam toont verbeteringen diabeteszorg aan 44

De eerstelijns agenDa 46

38

bij dit nummer

In De Eerstelijns zit de

checklist ‘Hoe veilig is de

praktijk en hoe veilig is

mijn handelen?’

altij

d

bijn

a al

tijd

af e

n to

e

zeld

en

nooi

t

Bewustzijn en inzet

Ik ben mij bewust hoe door mijn doen of laten de

veiligheid van de patiënt in het geding kan komen.

Ik onderneem actie om dit risico te verkleinen en/of te

voorkomen.

Bereikbaarheid

Voor spoedgevallen is de praktijk goed bereikbaar.

Patiëntenzorg

Diagnostiek verloopt volgens de richtlijnen en

standaarden.

De hygiëne in de praktijk is op orde.

Ik stem af met andere zorgprofessionals, waarbij de

verantwoordelijkheden duidelijk zijn.

Bij overdracht gaat alle relevante informatie mee

Ik weet zeker dat het patiëntdossier hoort bij de patiënt

waar ik mee spreek.

Ik zorg voor een actueel patiëntdossier.

Ik realiseer me dat de patiënt thuis problemen kan

hebben met het zelfstandig uitvoeren van voorschriften

en adviezen.

Ik werk hygiënisch en de ruimte(s), materialen en

instrumenten zijn schoon.

Leren van incidenten

Ik vind het belangrijk om van eigen en andermans

incidenten te leren.

In onze praktijk zijn incidenten en calamiteiten

bespreekbaar.

Ik meld mijn eigen (bijna)incidenten bij het afgesproken

meldpunt.

Ik voer verbeteracties naar aanleiding van incidenten

uit.

Kwaliteitsbeleid

Ik zie het belang van verankering van patiëntveiligheid

in werkplannen, handboeken en dergelijke.

Ik zie het belang van verankering van patiëntveiligheid

middels praktijkaccreditering of certificering.

Ook belangrijk voor patientveiligheid (zelf aan te

vullen).

“Zorg voor Veilig” is het patiëntveiligheidsprogramma

van de georganiseerde en samenwerkende eerste lijn. 15 maart 2010

Hoe veilig is de praktijk en hoe

veilig is mijn handelen?

“Zorg voor veilig” is het patiëntveiligheidsprogramma van de georganiseerde en samenwerkende eerste lijn.

Hoe veilig is uw praktijk?

Werken aan patiëntveiligheid kan op vele manieren:

1. Bewust zijn hoe door uw eigen doen en laten de veiligheid van

de patiënt in het geding kan komen.

2. De belangrijkste risico’s voor uw beroepsgroep kennen.

3. Veilig werken volgens de richtlijnen en standaarden van uw

eigen beroepsgroep en de afspraken in het samenwerkings-

verband en/of de zorgketen.

4. Leren van incidenten: veilig melden, analyseren, bespreken,

verbeteracties uitvoeren. Bijvoorbeeld binnen de eigen praktijk,

binnen lokaal/regionaal overleg of toetsgroep.

5. In gesprek gaan met patiënten naar aanleiding van klachten,

incidenten en calamiteiten.

6. Als gespreksonderwerp van lopende inhoudelijke thema’s,

(home)teambijeenkomsten, werkbesprekingen,

patiëntenbesprekingen, toetsgroepen en dergelijke.

7. Aan de slag met patiëntveiligheid als onderdeel van het

kwaliteitsbeleid. Bijvoorbeeld in verband met

praktijkaccreditering of certificering.

U kunt de checklist gebruiken om na te gaan

in hoeverre u zelf aandacht hebt voor

patiëntveiligheid.

www.zorgvoorveilig.nl

Cover:: Rob Nolet,

fysiotherapeut, zie

pag.. 27. Foto:

Isabel Nabuurs.

5 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 6: De eerstelijns 2011 nr 3

‘De patiënt kan zijn leven laten beheersen door een chronische aandoening.

Maar het kan ook anders. Hoe kan de zorgprofessional hem daarbij helpen?

Zelfmanagement lijkt het toverwoord, maar veel patiënten zijn nog lang geen

goede zelfmanager. Er is gedragsverandering nodig bij de patiënt én in het zorg-

team dat hem begeleidt,’ zegt Jeanny Engels. ‘Daarom heeft Vilans voor alle

zorgprofessionals die chronisch zieken begeleiden een plan in tien stappen naar

zelfmanagement ontwikkeld.’

Patiënten worden gestimuleerd om meer en meer

eigen regie te voeren over hun gezondheid. Dat is goed

voor de patiënt en goed voor de behandeling. Er zijn

echter nog veel vragen en dilemma’s over de aanpak

van zelfmanagement. Soms lijkt het erop dat iedere

instelling en iedere professional op zijn eigen houtje

goed bezig is, maar onvoldoende kennis neemt van

ervaringen en onderzoeksresultaten van elders. Ook

in de zorg bij patiënten met diabetes en COPD speelt

zelfmanagement een grote rol. ‘Deze mensen moeten

hun lot in handen kunnen nemen om te blijven par-

ticiperen in de samenleving. Het gaat om meer dan

medische zorg, om kwaliteit van leven. Dat ze beseffen

maar twee van de 365 dagen per jaar contact met een

professional te hebben, en alle overige dagen zelf ver-

antwoordelijk te zijn voor keuzes die hun gezondheid

beïnvloeden. Dat roept om begeleiding.’

plan met tien stappen

Jeanny Engels, senior medewerker chronisch zieken

bij Vilans, is pleitbezorger van zorg die tegemoet komt

aan wat mensen nodig hebben. ‘Daarin past zelfma-

nagement, maar de zorgprofessional moet gaan bege-

leiden.’ Ze heeft samen met Simone Arkesteyn het

boekje Ondersteun zelfmanagement van chronisch

zieken gemaakt, met een tien stappenplan om in de

praktijk ondersteuning in zelfmanagement te bieden.

‘We hebben dit op een structurele wijze met zeven

veldpartijen, enkele experts en cliëntvertegenwoor-

digers bedacht en uitgewerkt. Het komt erop neer dat

in een praktijk het team eerst de voorwaarden voor

zelfmanagement benoemt, daarna een plan van aan-

pak opstelt, vervolgens tot uitvoer overgaat en dan

natuurlijk de resultaten evalueert. Het zal dan direct

duidelijk zijn dat de zorgverlener niet in z’n eentje zelf-

management in het dagelijks leven van de patiënt kan

inbedden. Het is een zaak van het hele team rondom

een patiënt én van de patiënt.’

individueel zorgplan nodig

Wat houden die tien stappen precies in? ‘In de voor-

bereiding moet je met jouw team weten wat je onder

zelfmanagement verstaat,’ vervolgt Jeanny Engels.

‘Kijk naar de competenties in het team, maak onder-

ling afspraken en verdeel de taken. Voor zelfmanage-

ment is een individueel zorgplan met een centrale

zorgverlener nodig en het team moet met patiënten

PATIËNT

AAN ZET

tien Stappenplan van Vilans wijst de weg voor begeleiders

onDersteun zelFmanagement van CHronisCH zieken

Ervaring bij zorggroep Cohesie

Dorien Jacobs is praktijkverpleegkundige in het Gezondheidscentrum

Withuis in Venlo. Het CVRM-programma wordt hier uitgevoerd onder

regie van de zorggroep Cohesie. ‘Omdat gedragsverandering bij zowel

de patiënt als de zorgverlener een belangrijk onderdeel is, hebben wij

een proef gedaan met het Stappenplan. In twee bijeenkomsten hebben

wij onze visie op zelfmanagement geformuleerd en de taken verdeeld

naar de competenties die in het team aanwezig zijn. Voor zelfmanage-

ment kiezen wij de POH als aanspreekpunt en centrale zorgverlener.

Ik heb 50 patiënten op het spreekuur uitgenodigd en aan hen voorge-

steld om met een individueel zorgplan te gaan werken. Hierin staat de

patiënt centraal en het is voor alle zorgverleners in de keten duidelijk

wat de route in zorgverlening is. Als de patiënt aangeeft nog niet toe

te zijn aan stoppen met roken, hoeft hij daarover geen vragen meer te

beantwoorden op een consult, ook niet bij een diëtist of fysiotherapeut.

Met het Stappenplan is zorg op maat gecreëerd en is de eigen rol van

de patiënt vastgelegd. Deze multidisciplinaire aanpak wordt door het

hele team gedragen; een individuele zorgverlener had dit nooit kunnen

bereiken.’

6de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 7: De eerstelijns 2011 nr 3

tien Stappenplan van Vilans wijst de weg voor begeleiders

onDersteun zelFmanagement van CHronisCH zieken

kiezen welke succesvolle methoden gebruikt gaan wor-

den. Daarna komt het aan op de uitvoering. Het team

moet de patiënt voorbereiden op een consult. Zodat

hij weet welke vragen hij kan stellen en weet dat hij

zijn wensen voor begeleiding kenbaar kan maken. Een

arts zei tegen me: “Maak het groter, zelfmanagement

moet de spreekkamer uit.” Dat is de spijker op z’n kop

geslagen, zelfmanagement moet door het hele praktijk-

team en de patiënt gedragen worden. Ondersteun de

patiënt zodanig dat hij dit buiten de spreekkamer goed

kan doen. Vervolgens moeten de afspraken met de

patiënt voor iedereen helder zijn.’

gedragsverandering

In de evaluatie weet de zorgverlener hoe de onder-

steuning van zelfmanagement door de patiënt wordt

ervaren en of bijstelling nodig is. Bij mensen met een

chronische aandoening kunnen keuzes die ze maken

de gezondheid en het leven meer beïnvloeden dan bij

gezonde mensen. Wat zal ik eten, welke activiteiten

onderneem ik vandaag, welke medicijnen neem ik, dat

zijn vragen in relatie tot de kwaliteit van leven. Het is

voor de patiënt vaak een kwestie van uitproberen hoe

iets uitpakt. Het team kan daarbij ondersteunen en

controleren of de patiënt meer zelf kan en wil doen

voor zijn aandoening, zelf meer het beheer wil voeren.

Dat vraagt om een gedragsverandering. Zowel in het

begeleidende team als bij de patiënt. Bij zelfmanage-

ment is de patiënt zelf aan zet. Om hem hiernaartoe

te begeleiden hebben we het Stappenplan opgesteld.

In 2011 en 2012 wil Vilans een tiental praktijken aan

de hand van dit Stappenplan ondersteunen bij het

maken van een teamplan en evalueren welke resulta-

ten dit oplevert.’ •

Tekst: Kees Kommer/Fotografie: Vilans-Lena van der Wal

Meer weten over zelfmanagement?

Een theoretische inkadering op basis van het

Chronic Care Model en het realiseren van gedrags-

verandering is opgenomen in een bijlage van het

Stappenplan. Het Stappenplan bevat veel tips en is

te downloaden op www.vilans.nl/zelfmanagement

een patiënt is

voor bereid en weet

welke vragen hij kan

stellen in een consult

dat uitgaat van zelf-

management. (Beeld

uit Ondersteun

Zelf management van

chronisch zieken,

het Stappenplan van

Vilans.)

7 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 8: De eerstelijns 2011 nr 3

Het onderzoekbureau Plexus rapporteert een potentiële bezuiniging van een mil-

jard euro op diagnostiek. Niet door de stuksprijs van het laboratorium onderzoek

te verlagen maar vooral door de diagnostiek strategisch te plaatsen in het behan-

delproces in de eerste lijn. Jan Erik de Wildt en Leo Kliphuis schetsen de ach-

tergronden en pleiten voor het versterken van de zelfstandige eerstelijnsdiagnos-

tiek.

Eerstelijnsdiagnostiek staat volop in de belangstelling.

Na jarenlang in de luwte van andere zorgontwikke-

lingen te hebben gestaan, zijn er nu enkele concrete

redenen waarom eerstelijnsdiagnostiek de aandacht

trekt. Ten eerste staat in de beleidsagenda “Zorg die

werkt” van minister Edith Schippers letterlijk: “Ik

streef ernaar meer diagnostiek te laten plaatsvinden in

de eerste lijn of in onafhankelijke diagnostische centra

dicht bij huis. Per saldo zal dit leiden tot minder diag-

noses in de tweede lijn.” Ten tweede constateert Plexus

in haar Business Case Eerstelijnsdiagnostiek ( januari

2011, www.plexus.nl) dat bijna een miljard kan wor-

den bezuinigd door versterking van de eerstelijnsdiag-

nostiek. Ten derde voert de Nederlandse Zorgautoriteit

(NZa) een kostenonderzoek naar eerstelijnsdiagnos-

tiek. Door de LVG zijn vraagstekens geplaatst bij de

opzet en de uitvoering van het onderzoek. Dit onder-

zoek zal dit voorjaar worden opgeleverd.

kosten en bekostiging

Er komt steeds meer eerstelijnsdiagnostiek. Door de

vergrijzing en meer chronisch zieken, door het beter

naleven van zorgprogramma’s, door innovatie (tele-

zorg), laagdrempelige oplossingen voor beeldvor-

mende diagnostiek als decentrale echo’s of Mri door

huisartsen. Soms uitermate zinvol, soms discutabel.

Deze groei leidt tot steeds hogere kosten, al weet nie-

mand om hoeveel geld het precies gaat. Naar schat-

ting circa 800 miljoen euro in de eerstelijnsdiagnostiek

en 2350 miljoen euro aan diagnostiek in tweedelijns

DBC’s. De bekostiging is ook uitermate ingewikkeld en

loopt in opzet enorm achter met de dagelijkse praktijk.

De bekostiging is gebaseerd op de tijd dat

lichaamsvloeistoffen met een pipetje

werden opgezogen en één voor één werden

onderzocht onder een microscoop. nu

worden ladingen monsters volautomatisch

onderzocht en is de 99,99 % betrouwbare

uitslag binnen een afzienbare periode

digitaal beschikbaar.

De bekostiging van andere onderdelen, zoals functie-

onderzoek, voldoet ook niet. Er zijn geen proces- en

uitkomstindicatoren waaraan functieonderzoek moet

voldoen. Er is geen goede prestatiebeschrijving. Er is

geen goed tarief voor een betrouwbaar onderzoek.

Feitelijk kan functieonderzoek door iedereen worden

uitgevoerd. Daarmee kan verkeerde diagnosticering

plaatsvinden. Met als gevolg over- en onderbehan-

deling van patiënten, bijvoorbeeld bij longpatiënten

die geen adequate spirometrie hebben gehad. De

bekostiging is versnipperd over meerdere budgetten:

bij ziekenhuizen, eerstelijnsdiagnostiek, huisartsen en

verloskundigen en in aanvullende verzekeringen. Er

is daardoor geen eenduidige bekostiging, terwijl par-

tijen wel op elkaars zorgmarkt actief zijn. Dat leidt tot

ongelijkheid tussen partijen en niet naleven van de Wet

Marktwerking Gezondheidszorg (WMG).

Diagnostiek als positionering

Eerstelijnsdiagnostiek wordt steeds marktgerichter

ingezet. Dat proces loopt al enkele jaren. In Medisch

Contact is in 2006 het artikel “Voor een prikje” versche-

nen (zie: www.csense.nl/publicaties/vooreenprikje),

EERSTELIJNS

DIAGNOSTIEK

Actuele positionering van diagnostiek in de eerste lijn

De sleutel naar zinnige en zuinige zorg

8de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 9: De eerstelijns 2011 nr 3

waar in dit al werd aangekondigd. De strategische posi-

tionering komt tot uiting bij ziekenhuizen die onder de

noemer “wie de diagnostiek heeft, heeft de patiënt” de

adherentie veilig willen stellen. Er wordt dan ook flink

geïnvesteerd in eerstelijnsdiagnostiek. Terwijl tegelijk

door de hoge vergoeding extra inkomsten worden bin-

nengehaald. Deze vergoeding is immers gebaseerd op

medisch specialistische diagnostiek, maar wordt ook

verkregen bij de eenvoudigere eerstelijnsdiagnostiek.

Ook commerciële partijen zijn actief, waaronder een

aantal postbusbedrijven die alleen de marge opstrijken,

maar verder geen toegevoegde waarde hebben. Maar

noch VWS, noch de NZa, noch de zorgverzekeraars

zijn er echt geïnteresseerd in geraakt. Totdat nu duide-

lijk is geworden dat er een forse bezuiniging kan wor-

den gerealiseerd.

rol van nza

De NZa heeft door andere prioriteiten en beperkte

capaciteit de afgelopen jaren nauwelijks aandacht

besteed aan de eerstelijnsdiagnostiek. Niet onlogisch

omdat het een kleine deelmarkt betreft, technisch las-

tig in elkaar zit en er samenhang is met de bekostiging

van de ziekenhuiszorg. Er is ook niet gehandhaafd in

de eerstelijnsdiagnostiek. Ondanks enkele casus en

oproepen tot een actief beleid heeft de NZa sinds haar

oprichting in 2006 nog niet handhavend opgetreden

in eerstelijnsdiagnostiek. Alleen in 2008 is aangegeven

dat betalen van een zogenaamde kick back fee (betalen

voor aanleveren van bloed aan een bepaald laborato-

rium door huisartsen of verloskundigen) niet toege-

staan is. Maar ondanks overtredingen van dit verbod,

is er nog niet opgetreden.

een ziekenhuis betaalt ruim tien maal de

marktconforme huur aan een HoeD als

de huisartsen de diagnostiek bij het

ziekenhuis betrekken. een ander zieken­

huis met een hoog tarief voor bloedafname

en een vergoeding voor een klinisch

chemicus, betaalt aan huisartsen voor

diagnostiek en drukt daarmee een

eerstelijns diagnostisch centrum uit de

markt.

Wel is de NZa in opdracht van VWS eind 2010 een

kostenonderzoek naar eerstelijnsdiagnostiek gestart.

Dit onderzoek beperkt zich tot de eerstelijnsaanbie-

ders, de huisartsenlaboratoria en eerstelijns diagnosti-

9 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 10: De eerstelijns 2011 nr 3

sche centra. Hoewel het onderzoek nog wordt uitge-

voerd, is de hoogte van de haalbare bezuiniging (€ 60

miljoen) al aangekondigd…. De LVG, die als formele

vertegenwoordiger van de onafhankelijk eerstelijns

diagnostische aanbieders optreedt, heeft meerdere

malen principiële en juridische bezwaren geuit tegen

de huidige onderzoeksopzet en wellicht daaruit voort-

vloeiende consequenties. Omdat het onderzoek andere

aanbieders, met name ziekenhuizen, buiten beschou-

wing laat en zich ook niet richt op de aangetoonde

marktverstoringen (prijsdumping, hindermacht en

aanmerkelijke markmacht) en ongelijke marktverhou-

dingen (kruisfinanciering en opbouw van financiële

reserves). De juridische status van het kostenonderzoek

als onderlegger voor bestuurlijke besluitvorming door

VWS, staat daarmee ter discussie.

plexus constateert versnippering

Uit het onderzoek van Plexus blijkt dat Nederland een

versnipperd aanbod van eerstelijnsdiagnostiek kent.

Met eerstelijns diagnostische centra en huisartsenla-

boratoria, ziekenhuizen, commerciële partijen en de

zorgaanbieders zelf, huisartsen, verloskundigen en

fysiotherapeuten. Er is nauwelijks sprake van schaal-

vergroting, zoals die wel optreedt in het buitenland. De

reden is het veel te grote aanbod dat zichzelf in stand

houdt met een te hoge vergoeding op onderdelen en

het opdrijven van volume. Optimalisatie van bedrijfs-

processen via robotisering en automatisering vindt

weinig plaats, omdat hiervoor grote productie-eenhe-

den nodig zijn. In de bekostiging zijn geen of onvol-

doende prikkels aanwezig. Noch bij de aanbieders van

diagnostiek, noch bij zorgverzekeraars, die door effec-

ten van postrisico-verevening en andere prioriteiten bij

de zorginkoop geen actief beleid hebben gevoerd. Op

basis van dit onderzoek naar de kosten van diagnos-

tiek, maar vooral van de daarmee gepaard gaande ver-

volgkosten, heeft Plexus berekend dat een bezuiniging

van bijna een miljard euro mogelijk is.

In het onderzoek is ook aandacht besteed aan het

ongelijke speelveld. Door kruisfinanciering kunnen

ziekenhuizen eerstelijnsdiagnostiek goedkoper aan-

bieden. Bijvoorbeeld fundusonderzoek of spirometrie

aan zorggroepen. Als tegenprestatie voor een lager

tarief, moeten de patiënten dan wel naar het zieken-

huis worden verwezen voor bloedonderzoek en liefst

behandeling via parallelle DBC’s. Terwijl huisart-

Te verwachten financiële impactals gevol van versterking van dediagnostische functie in de eerstelijns

Te verwachten impact door substitutievan diagnostiek naar de eerstelijns

Te verwachten impact doordat er minder ‘parallelle’ DBCs (interne doorverwijzing tussen specialismen) en het vervolg DBCs geopend worden

Te verwachten impact van concentratie van diagnostische voorzieningen in de eerstelijn

Minder initiële DBCs doordat het aantal doorverwijzingen naar de tweedelijn afneemt

Kosten diagnostiek uit DBCs

Kosten diagnostiek in de eerstelijn

Prijsverschil diagnostiek tussen tweedelijn en eerstelijn

Minder parallelle DBCs

Minder vervolg DBCs

Concentratie van radiodiagnostiek

Concentratie van laboratoria

++

+

+

+

+

Het substitutiemodel voor eerstelijnsdiagnostiek

Het substitutiemodel voor eerstelijnsdiagnos-tiek in de business case van Plexus, waarin de besparingen tot uitdrukking komen.

Niet bezuinigen OP eerstelijns diagnostiek

maar bezuinigen DOOR eerstelijnsdiagnostiek

-

10de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 11: De eerstelijns 2011 nr 3

sen onafhankelijk dienen te verwijzen op basis van

kwaliteitscriteria, zonder “economische belangen”.

Daarnaast mogen ziekenhuizen wel een financiële

buffer opbouwen en eerstelijns diagnostische centra

niet. Daarmee kan een ziekenhuis meer bedrijfsrisico’s

nemen en zich voorbereiden op vrije prijzen. Zoals

eerder aangegeven treedt de NZa niet op.

aanbevelingen plexus

Op basis van haar onderzoek doet Plexus enkele aan-

bevelingen. Maak het eerstelijns diagnostisch budget

100% risicodragend voor de zorgverzekeraars. Dan

komt de inkoopmarkt op gang en wordt de laagste prijs

voor de beste kwaliteit geleverd. Er is een overcapaci-

teit dus de markt leent zich prima voor vrije prijzen.

Eerstelijnsdiagnostiek door ziekenhuizen alleen laten

plaatsvinden indien er een strikte organisatorische en

financiële scheiding is met de intramurale diagnostiek,

zodat er geen kruisfinanciering plaats kan vinden.

Afbouw van de postrisicoverevening in de curatieve

sector. Hierdoor zullen zorgverzekeraars actiever gaan

“knijpen” in de tweedelijns DBC’s en zorgkosten in de

tweede lijn, ten behoeve van de eerstelijnszorg.

Hoe nu verder?

Het ministerie van VWS is aan zet. Om de woorden

van minister Schippers in haar beleidsbrief “Zorg die

werkt” in de praktijk te brengen. Met de onderlig-

gende rapporten en de bezuinigingen in het vooruit-

zicht, lijkt het aannemelijk dat VWS vol inzet op zelf-

standige eerstelijnsdiagnostiek. Met als uitgangspunt:

niet bezuinigen OP eerstelijnsdiagnostiek, maar bezui-

nigen DOOR eerstelijnsdiagnostiek! •

Jan Erik de Wildt, MHA Commonsense BV,

en Leo Kliphuis, directeur LVG/Cartoon: Thijs Wessels

Advies van de auteurs

• Eerstelijnsdiagnostiekiseenstrategisch

instrument om substitutie van de tweede naar

de eerste lijn te bewerkstelligen.

• Ontwikkeleeneenduidigeeneenvoudige

kostprijssystematiek voor alle diagnostiek.

• Ontwikkeleengelijkspeelveldvooralle

aanbieders conform de WMG.

• Handhaaf deregels(NZa).

Algeruimetijdisdediscussieoverdefinancie-

ring van chronische zorg als diabetes, COPD en

CVRM op basis van het koptarief of integrale

bekostiging actueel. Wat is het onderscheid?

Integrale bekostiging bestaat uit zorgkosten en daar-

mee gepaard gaande c.q. noodzakelijke organisatori-

sche kosten om de zorg te coördineren, verantwoor-

den en declareren. De betaling van de deelnemende

zorgaanbieders op basis van de beleidsregel integrale

bekostiging diabetes, COPD of CVRM vindt plaats

aan de hoofdcontractant door de zorgverzekeraars.

Vanuit deze integrale vergoeding worden de betrok-

ken zorgaanbieders betaald. De integrale bekostiging

is rechtstreeks gekoppeld aan zorg van de verzekerde

en wordt als zorgkosten aangemerkt. Het leeuwendeel

zijn zorgkosten en die zijn vrijgesteld van BTW. Dit is

de gangbare praktijk in het land en er zijn meerdere

schriftelijke bewijzen van de belastingdienst dat dit zo

uitgelegd en geaccepteerd word.

Het koptarief is een vergoeding die wordt gegeven

door een verzekeraar voor de organisatiekosten om

de zorg te coördineren, verantwoorden en declareren.

Maar geen zorgkosten. De betaling van de organisatie-

kosten vindt plaats aan de hoofdcontractant. Het kop-

tarief bestaat grotendeels uit organisatiekosten en die

zijn belast met 19% BTW. •

Mr. Theo P.M. Bisschops, Finding Solutions BV

Theo Bisschops is fiscaal juridisch adviseur en directeur van de

zorggroepen BeRoEmD in Rosmalen.en RCH Midden-Brabant in

Tilburg.

Zorginkoop

koptarieF = btw

11 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 12: De eerstelijns 2011 nr 3

Met de inrichting van het Platform Regionale Datacentra is een belangrijke stap

gezet op weg naar transparantie in de ketenzorg. Met als concreet resultaat in

2011 een landelijke benchmark diabetes. Maar wie nu denkt dat deze gegevens

voor iedere toepassing – denk aan toezicht door de Inspectie of keuzemogelijk-

heid voor patiënten – geschikt zijn, heeft het volgens mij goed mis.

Als een zorggroep een contract sluit met een zorgver-

zekeraar over diabetes, COPD of CVRM, dan hoort

daar vanzelfsprekend een verantwoordingsrapportage

in de vorm van scores op proces- en uitkomstindica-

toren bij. De eerste keer zien de meeste zorggroepen

dit als een verplichting aan een andere partij. Bij veel

zorggroepen slaat dat gevoel al in het tweede jaar om,

als de afspraken met alle betrokkenen rond zijn. Als

de zorgprotocollen met iedereen zijn besproken en in

werking zijn getreden, als kaderartsen en managers

de tijd krijgen om naar de cijfers te kijken, krijgt de

rapportage de functie van sturingsinformatie voor het

eigen kwaliteitsbeleid. Er worden nieuwe en gedetail-

leerdere eisen gesteld aan de data. Daarnaast worden

ze nieuwsgierig naar hun prestaties ten opzichte van

andere zorggroepen en geven aanwijzingen voor ver-

betering.

zelf vormgeven

Dus eigenlijk bood Zorgverzekeraars Nederland in

mei 2010 een prachtig antwoord op deze nieuwsgie-

righeid met het verzoek om gezamenlijke uitvraag aan

alle zorggroepen. Zo werd het verzoek niet ontvangen.

Er waren te veel onzekerheden: wie heeft inzagerecht,

krijgt een verre zorgverzekeraar die weigert aan mijn

DBC te betalen straks wel mijn cijfers te zien? Worden

mijn eerlijke cijfers straks een-op-een gelegd naast die

van een zorggroep die de cijfers van slecht scorende

praktijken weglaat? Of worden ze vergeleken met die

van de zorggroep die maar van een paar praktijken cij-

fers heeft en deze vermenigvuldigt met het aantal deel-

nemende praktijken?

Een aantal grotere zorggroepen en gezondheidscentra,

gesteund door LHV en LVG, heeft daarom besloten

om het initiatief voor het aanleveren van scores op

indicatoren vanuit de sector zelf vorm te geven. In de

verschillende regio’s is bij de datacentra al veel ken-

nis en ervaring rond data-extractie, dataverwerking en

data-analyse, en het berekenen van scores op indica-

toren aanwezig. Dat geldt ook voor het ondersteunen

van zorggroepen bij het maken van registratieproto-

collen in het huisartsinformatiesysteem en het geven

van registratie-instructies. Daarom is besloten de regio-

nale datacentra in een platform samen te brengen. Het

platform, onder leiding van het Jan van Es instituut,

kreeg de opdracht om een landelijke benchmark te

realiseren.

tellers en noemers

Vertegenwoordigers van de regionale datacentra heb-

ben inmiddels een aantal platformbijeenkomsten ach-

ter de rug. Zij hebben elkaars werkwijze besproken en

afspraken gemaakt hoe ze in december 2011 een dia-

betesrapportage kunnen opleveren die betrouwbaar en

vergelijkbaar is en kan worden samengevoegd tot één

landelijke benchmark rapportage. Naast de wijze van

data-extractie en het vaststellen van de populatie waar-

over wordt gerapporteerd, zijn de definities van de

tellers en noemers uitgebreid onderwerp van discus-

sie: telt een verwijzing naar de oogarts als ‘ja, fundus-

controle uitgevoerd’ of telt alleen een van de WCIA

codes? Moeten alle in de richtlijn genoemde testen

voor voetonderzoek zijn aangevinkt om ‘ja’ te scoren

op voetonderzoek of is één vinkje voldoende? Welke

afkapwaardes worden gehanteerd? Valt een BMI van

10 in de categorie ‘goed’ of in de categorie ‘onbe-

trouwbare uitslag’?

INDICATOREN

landelijke benchmark diabetes

transparantie in ketenzorg via regionale DataCentra

12de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 13: De eerstelijns 2011 nr 3

inzagerecht

Tot zover denk ik dat er belangrijke eerste stappen

zijn gezet op weg naar transparantie in de ketenzorg.

Maar daarmee hebben we nog niet één lijstje indicato-

ren waarmee alle gebruikersgroepen bediend worden,

inclusief een goed geregeld inzagerecht. De Inspectie

voor de Gezondheidszorg bijvoorbeeld wil inzage in de

scores op de kwaliteitsindicatoren op praktijkniveau,

omdat ze daarmee denkt zicht te krijgen op de kwa-

liteit van de geboden zorg. Ik kan de inspectie verze-

keren dat het volstaat te weten dat een praktijk bij een

zorggroep is aangesloten. De zorggroep doet namelijk

het werk dat de inspectie denkt te moeten doen met de

uitkomsten: praktijken bezoeken die slecht scoren en

verbeterplannen maken. Een zorggroep kan het zich

niet permitteren slecht scorende praktijken ongemoeid

te laten. Die halen het gemiddelde van de zorggroep

naar beneden en dat verzwakt de onderhandelingspo-

sitie met de zorgverzekeraar. De inspectie heeft heel

andere informatie nodig om haar werk te doen. Wat

te denken van de bereikbaarheid? Dat een praktijk de

diabeteszorg via de zorggroep regelt, wil nog helemaal

niet zeggen dat de diabetespatiënt een assistente aan

de telefoon krijgt in plaats van een bandopname.

verlagen medicatie

Wat heeft een patiëntenorganisatie eraan te weten

dat 72% van de diabetespatiënten van zorggroep A

een goede glycemische instelling heeft als niet tevens

bekend is welke inspanningen de zorggroep levert om

die instelling te bereiken? Zit daar een enthousiaste

praktijkondersteuner met motivational interviewing

technieken de patiënt te bewegen tot gedragsverande-

ring of geeft ze telefonisch de testuitslag door die een

verhoogde waarde laat zien en maakt ze een recept

aan voor de huisarts om de medicatie aan te passen?

Medicatieaanpassingen zijn in dit verband wellicht

een veel interessantere maat. Als ik diabetespatiënt

was, zou ik kiezen voor de zorggroep met het hoogste

percentage medicatieaanpassingen naar beneden, dus

dosering verlaagd of zelfs gestopt.

Kortom, het gaat om indicatoren die echt iets zeggen

over de kwaliteit en de wijze waarop gegevens verza-

meld, bewerkt en gepresenteerd worden. Dat proberen

de zorggroepen en gezondheidscentra vanuit het veld

te realiseren om de transparantie te bieden aan meer-

dere stakeholders. De regionale datacentra kunnen

daaraan een belangrijke bijdrage aan leveren. •

Marianne Meulepas, manager en senior onderzoeker bij regionaal

datacentrum Meetpunt Kwaliteit in eindhoven

Organisatie Het Eerstelijns TransparantieCongres (HETC) is een initiatief van De Eerstelijns en het Jan van Es instituut.

DOelgrOep HETC richt zich op beleidsmakers, be-stuurders, onderzoekers, zorg verzekeraars, commerciële aanbieders, kaderartsen en eerstelijns zorgaanbieders. Zowel werkzaam in gezondheidscentra als georganiseerd in zorggroepen.

lOcatie World Forum in Den Haag. Programma van 09.00 ontvangst tot en met 17.30 borrel.

inschrijven en kOsten Het Eerstelijns Transpa-rantieCongres (HETC) kost € 295,- per persoon (exclusief BTW). Meerdere personen uit dezelfde organisatie krijgen 15% korting als er tegelijk ingeschreven wordt. U ontvangt een factuur. Inschrijving vindt plaats in volgorde van ontvangst en verplicht tot betaling.

annulering Bij annulering vóór 29 april krijgt u uw inschrijfgeld retour onder aftrek van € 65,00 admini-stratiekosten (excl. BTW). Bij latere annulering bent u het volledige inschrijfgeld verschuldigd. Uiteraard kan iemand in uw plaats deelnemen.

accreDitatie Voor het congres wordt accreditatie aangevraagd.

infOrmatie Voor praktische vragen kunt u terecht bij Elita Zoer Congres management BV, [email protected] of tel. 0183354057. Heeft u inhoudelijke vragen, dan kunt u contact opnemen met Marc Bruijnzeels, te bereiken via e-mail [email protected]. Meer informatie over het programma vindt u op www.de-eerstelijns.nl.

het eerstelijns

Beurs Naast sprekers is er ruime aandacht voor alle partijen die op de een of andere manier een bijdrage leveren aan het transparantieproces in de eerstelijns-zorg. Zij presenteren zich op het beursplein en in kleinschalige sessies, waarin netwerken en lunchen gecombineerd worden.

De eerstelijns

Het Eerstelijns Transparantie Congres op vrijdag

20 mei in het World Forum in Den Haag brengt

u in drie blokken presentaties en een beurs met

kleinschalige sessies op de hoogte van de stand

van zaken en biedt een visie op de toekomst.

Sprekers zijn minister Edith Schippers, Anne van

Popta, Marc Bruijnzeels, Gert Westert, Nicole Kien,

Niro Siriwardena, Guus Schrijvers en Aldien Poll.

Dagvoorzitter is Maarten Klomp.

Hoofdsponsors zijn AstraZeneca, SHO Medisch

Diagnostisch Centrum en Novo Nordisk.

13 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 14: De eerstelijns 2011 nr 3

De eerste lijn is volop in beweging. Dat blijkt

wel uit de reacties op het ZonMw-programma

Op één lijn. Dit programma is gericht op de

organisatie van zorg dicht bij huis en ontving in

2010 maar liefst 383 projectideeën.

‘Overrompelend veel’, geeft programmasecretaris

Annette Pietersen volmondig toe. ‘We hadden maar

enkele tientallen projectideeën verwacht. De focus

op bestuurlijke organisatie bleek soms nog een lastige

opgave. Veel projectideeën betroffen verbetering van

de zorginhoud. Echter: de focus van het programma

is organisatorische versterking, gekoppeld aan een aan-

tal belangrijke doelgroepen. Mogelijk was dat verwar-

rend voor de indieners. We hebben veel projectideeën

moeten afwijzen. Heel vervelend, want het liefste wil je

iedereen die zich inzet voor verbetering van zorg steu-

nen. Het was ook een helse klus voor de commissiele-

den, hoe geef je honderden inzendingen de aandacht

die ze verdienen? Uiteindelijk mochten ruim 80 ideeën

worden uitgewerkt tot een volledig projectvoorstel.

Daarvan krijgen er 44 een projectsubsidie’.

Herkansing

‘ZonMw hoopt nog inzicht te krijgen of de afgewezen

projectideeën op de een of andere manier toch zijn

uitgevoerd’, geeft Annette aan. ‘Misschien kunnen we

iemand vinden die dat wil onderzoeken. Waarschijnlijk

zijn er onder de uitgewerkte projecten die zijn afge-

vallen nog enkele die met enige aanpassingen alsnog

in aanmerking kunnen komen voor een subsidie van

ZonMw. We gaan daar nog naar kijken. In de tweede

helft van 2011 komt er een nieuwe subsidieronde.

Deze zal een smallere scope hebben, aangepast aan de

beleidslijnen van VWS. De exacte datum van open-

stelling is nog niet bekend. Andere ideeën van de

commissie om vernieuwing in de zorg dicht bij huis te

stimuleren, worden verder uitgewerkt.’

verschillende disciplines

Bij nagenoeg alle projecten is de huisarts betrokken.

Dat geldt ook voor de fysiotherapie. ‘Maar je ziet ook

dat andere beroepsgroepen als ergotherapeuten en

verloskundigen goed vertegenwoordigd zijn’, consta-

teert Annette Pietersen tevreden. ‘Het was voor ons

VERSTERKING

EERSTE LIJN

Versterken organisatie zorg dicht bij huis

De lijn in Het programma op één lijn

Begeleidend onderzoek

Het begeleidend onderzoek van Op één lijn krijgt “SMOEL”. SMOEL

staat voor Samenwerking Monitor Op één Lijn. Voor de uitvoering zijn

een aantal partijen verenigd in een consortium, namelijk: Nivel, Jan

van Es Instituut/Juliuscentrum, Instituut Beleid en Management van

deGezondheidszorg(iBMG),EIMenResearchvoorBeleid.Hetgaat

daarbij om procesevaluatie, casestudie en gegevens over samenwer-

king vanuit het perspectief van zorgverleners en patiënten. In een van

de volgende nummers van De Eerstelijns wordt de werkwijze nader

toegelicht.

14de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 15: De eerstelijns 2011 nr 3

maar de vraag of zij wel konden aanhaken bij de pro-

jecten. Dat is gelukkig het geval en daar zijn we erg blij

mee. Dit zegt veel over de samenwerking in de eerste

lijn. Een aantal nieuwere spelers is in opkomst, zoals

de specialist ouderengeneeskunde en de gemeente.

Erg tevreden is ZonMw ook over het aantal projecten

waarbij zorgverzekeraars actief betrokken zijn, want

voor borging van projectresultaten is steun van zorg-

verzekeraars hard nodig.’

zes subgroepen

ZonMw heeft de gehonoreerde projecten ingedeeld in

zes herkenbare subgroepen:

• Chronische ziekten

• Ouderen

• Lokale samenwerking

• Verbinden preventie, welzijn en zorg

• Zorg rond zwangerschap en geboorte

• Focusprojecten

Bij chronische ziekten gaat het met name om verdere

versterking van organisatiestructuren in de zorgketen.

Samenwerking met de tweede lijn is bij veel projecten

een bijzonder aandachtspunt.

De organisatiestructuur bij ouderenzorg is lastig

vanwege de verschillende financieringsvormen. De

samenwerking tussen huisarts, wijkverpleegkundige,

poh-ouderenzorg, thuiszorg en specialist ouderengees-

kunde heeft de aandacht, evenals de samenwerking

met gemeenten en welzijn.

Bij lokale samenwerking ligt de oriëntatie op samen-

hang op wijk- of dorpsniveau, bijvoorbeeld gericht op

behoud van zorg in kleine woonkernen.

Er zijn tien projecten gehonoreerd rond verbinding

van preventie, welzijn en zorg. Deze zijn heel divers,

maar altijd gaat het om terugdringing van gezond-

heidsrisico’s.

De projecten betreffende Zorg rond zwangerschap en

geboorte zetten de samenwerking tussen verloskundi-

gen en gynaecologen centraal.

Bij de focusprojecten wordt ingezoomd op een deel-

vraag bij organisatievorming dicht bij huis. Zoals

verkenning van geschikte ICT-infrastructuur, cliënten-

participatie, opschalen van back-offices, toepassing van

workflowmanagement.

overeenkomst

Kortom: het betreft een grote variatie in projecten met

verschillen in omvang, insteek, participerende discipli-

nes, begroting en doelgroep. Ze vormen een treffende

illustratie van de verscheidenheid aan vragen in de

zorg dicht bij huis. De overeenkomst is duidelijk: ver-

sterking van de eerste lijn, voor zorg dicht bij de bur-

ger van hoge kwaliteit . •

Tekst: Gerda van Beek/Foto: Marijn van Zanten

Bezuiniging

Voor het programma Op één lijn was oorspronkelijk € 18,6

miljoen gereserveerd. Ook VWS en ZonMw ontkomen echter

niet aan bezuinigingen binnen de overheid. Het totaalbudget

van het programma is daarom verlaagd naar € 16,3 miljoen.

Daarbij zijn programmalijn 1 en 2 die zich richten op de

zorgpraktijk ontzien en wordt voornamelijk gesneden in

programmalijn3(wetenschappelijkonderzoek).

Programmasecretaris Annette Pietersen: ‘de focus van het programma

ligt op organisatorische versterking, gekoppeld aan een aantal belangrijke

doelgroepen.’

Website

Op www.zonmw.nl/

opeenlijn meer

infor matie over

Op één Lijn. Met

een uitgebreidere

beschrijving van

de thema’s en de

samenvattingen van

de gehonoreerde

projecten.

15 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 16: De eerstelijns 2011 nr 3

In achterstandswijken worden huisartsenpraktijken geregeld geconfronteerd met

sociaal maatschappelijke problematiek. De ROS 1ste Lijn Amsterdam deed

daarom in deze wijken onder de titel Recept voor Hulpverlening een onderzoek

naar de behoeften van patiënten aan huisartsenzorg.

Het onderzoek is kwalitatief van aard en bestaat

uit twee fasen. In de eerste fase zijn interviews

gehouden met bewoners van achterstands-

wijken, in de tweede fase zijn de resul-

taten hiervan voorgelegd aan een

groep huisartsen. De bewoners van ach-

terstandswijken geven aan dat de vertrou-

wensband met de huisarts van groot belang is,

evenals de bejegening en de beschikbare tijd in de

spreekkamer. Men komt vaak in eerste instantie met

somatische klachten en noemt de achterliggende soci-

aal maatschappelijke oorzaak pas na flink doorvragen.

sociale kaart

De bewoners kennen de weg niet naar de juiste sociale

voorzieningen en zouden een ‘sociaal persoon’ in de

huisartsenpraktijk willen die hen kan helpen, informe-

ren, adviseren en begeleiden. Er moet goede samen-

werking en terugkoppeling plaatsvinden tussen huis-

arts en maatschappelijk werk en van de huisarts wordt

verwacht dat hij de sociale kaart in de wijk goed kent.

Verder blijkt informatieverstrekking vanuit de huisart-

senpraktijk erg belangrijk; in de vorm van gesprekken

met de huisarts, folders maar ook groepsvoorlichting.

Daarbij zou de huisarts zich bezig moeten houden met

preventie en voorlichting over leefstijlfactoren.

migranten

De behoefte van migranten komt grotendeels overeen

met die van autochtone bewoners. Ook zij vinden ver-

trouwen, bejegening en informatieverstrekking belang-

rijk en is er behoefte aan een persoon die hen de

weg wijst naar de juiste hulpverlening. Zij leggen een

accent op groepsvoorlichting en verwachten een meer

daadkrachtige houding van de arts. Uit de behoeften

van de deelnemers zijn projectideeën voortgekomen,

die door huisartsen zijn aangevuld en beoordeeld op

praktische haalbaarheid. •

aanmelden?

De volgende Executive Masterclass Eerste lijns-

bestuurders start op 15 september a.s. De mas-

terclass omvat acht bijeenkomsten van twee

aaneengesloten dagen met overnachting in het

centrum van het land. Deze masterclass ein-

digt op 25 mei 2012. Meer informatie en aan-

melding: Jan Erik de Wildt [email protected]

06 51 821078 of Emely Scharbaai 013-4663628, [email protected].

WETENSCHAP

EN PRAKTIJK

Recept voor Hulpverlening: onderzoek van studenten Executive Masterclass Eerstelijnsbestuurders

multiDisCiplinair werken in aCHterstanDswijken

Beste onderzoeksidee

‘Recept voor Hulpverlening is uitgevoerd door Pien van Langen en

Peter Eusman, studenten van de Executive Masterclass Eerstelijns-

bestuurders 2009-2010. Op basis van het beste onderzoeks idee in deze

masterclass heeft TRANZO € 10.000 ter beschikking gesteld voor de

uitvoering. TRANZO heeft als doelstelling een brug te slaan tussen

wetenschap en praktijk. De masterclass en dit onderzoek zijn voorbeel-

den hiervan.’ Prof. dr. Dinny de Bakker, programmaleider masterclass.

16de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 17: De eerstelijns 2011 nr 3

De verloskunde is weer onderwerp van debat. Het streven is moeder en kind in

de hoofdrol. Al tien jaar staat STBN verloskundigen die willen professionalise-

ren en innoveren ter zijde. ‘We zoeken nieuwe vormen van samenwerking, maar

het ei van Columbus hebben we nog niet gevonden’, zegt directeur Frans Annot.

Kraamzorg à la Buurtzorg spreekt hem aan, want één ding is zeker: cliënten heb-

ben baat bij de opbloeiende samenwerking tussen verloskunde en kraamzorg.

Om de bovengemiddelde perinatale sterfte in ons

land terug te dringen, moet de zorg rond zwanger-

schap en geboorte verbeterd worden en aansluiten

op de wensen en behoeften van de vrouw. Hoe je

de zorg anders moet organiseren en op een andere

manier moet samenwerken, zijn vragen die STBN nu

probeert te helpen beantwoorden. Tien jaar geleden,

toen de verloskundige beroepsgroep STBN heeft opge-

richt, speelden er andere problemen. ‘Er was sprake

van onderbezetting en verloskundigen voelden zich

ondergewaardeerd. Het is een intensief vak, je moet

7 x 24 uur bereikbaar zijn. Het speerpunt lag destijds

op behoud van de thuisbevallingen. We hebben tijde-

lijke geboortecentra opgericht om de thuisbevallingen

te behouden. De eerste groepspraktijken ontstonden

en de automatisering van de praktijken is opgepakt.

Er kwam een fors bedrag voor uitbreiding van de

opleidingscapaciteit en de beroepsorganisatie KNOV

zorgde voor professionele ondersteuning,’ blikt Annot

terug.

advies een goed begin

De kwaliteit en veiligheid van de verloskundige zorg

staat nu ter discussie. Dat komt omdat de babysterfte

vlak voor, tijdens en in de dagen na de geboorte in

Nederland hoog is, vergeleken met andere West-

Europese landen. De thuisbevalling ligt weer onder

vuur. De toenmalige minister van VWS, Ab Klink,

JUBILEUM

StBN experimenteert met nieuw samenwerkingsmodel

‘verloskunDe is nog erg aanboDgeriCHt’

Een heldere kijk op verloskunde

10 jaar!

17 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 18: De eerstelijns 2011 nr 3

stelde in 2008 een externe stuurgroep in, die de

opdracht kreeg een advies uit te brengen met concrete

en realistische voorstellen om de zorg rond zwanger-

schap en geboorte te optimaliseren, zodat waar moge-

lijk de perinatale sterfte en morbiditeit kan worden

teruggedrongen. Deze Stuurgroep Zwangerschap

en Geboorte kwam begin vorig jaar met het advies

“Een goed begin. Veilige zorg rond zwangerschap en

geboorte”. Hierin staan concrete aanbevelingen die in

vijf jaar tijd moeten leiden tot een halvering van het

aantal maternale en perinatale sterfgevallen.

Zwangeren dienen de beste zorg te krijgen, goed

georganiseerd en veilig. Belangrijkste aanbevelingen:

luister naar de verwachtingen, wensen en angsten

van de zwangere en betrek actief haar leefomgeving.

Vrouwen moeten gezonder aan een zwangerschap

beginnen. Professionals krijgen het advies om een net-

werk te vormen en bindende afspraken te maken over

kwaliteit, registratie, verantwoording en transparantie.

En actief te participeren in verloskundige samenwer-

kingsverbanden. Tot slot moet iedere zwangere een

casemanager, geboorteplan en verplicht huisbezoek

krijgen. Annot: ‘De aandacht gaat nu vooral uit naar

de samenwerking tussen de eerste en tweede lijn, daar

wordt veel energie in gestoken. Maar je hoort niemand

over een wijkgerichte aanpak. Er valt ook veel winst te

behalen door het centraal stellen van de cliënt.’

kraamzorg à la buurtzorg

De zorg organiseren en samenwerken rondom

dezelfde cliënt gebeurt in geboortecentra (zie kader)

die in een rap tempo ontstaan. ‘Het is van belang dat

voor de cliënt volkomen helder is wie verantwoorde-

lijk is voor de zorg. In een geboortecentrum krijgt de

vrouw één integrale dienst geleverd onder leiding van

één regisseur, de verloskundige. De kraamzorg wordt

vroegtijdig ingezet.’

Annot spreekt enthousiast over de samenwerking met

de kraamzorgorganisaties. ‘Verloskundige praktijken

werken met een vast team gespecialiseerde kraamver-

zorgenden dat assisteert bij de bevalling. Zij bieden

passende zorg aan dezelfde cliënt en kunnen blinde-

lings op elkaar vertrouwen.’ Hij realiseert zich dat

kleinschalig werken rondom de cliënt voor de kraam-

zorgorganisaties wennen is. Zijn ideaal is Kraamzorg

à la Buurtzorg. ‘Zet de kraamzorg weer vroegtijdig

in, net als vroeger. Maak gebruik van hun expertise

en hun korte lijnen met bijvoorbeeld de jeugdgezond-

heidszorg. Deze samenwerking met de kraamzorg

is een goed voorbeeld van denken vanuit de cliënt

in plaats vanuit het eigen vak: waar heeft de cliënt

behoefte aan en hoe krijgt zij de goede zorg?’

samenwerking verloskunde en kraamzorg

Annot stuurde de directie van de organisatie van zor-

gondernemers Actiz, de organisatie voor zorgaan-

bieders in de thuis- en de kraamzorg, Branchebelang

Thuiszorg Nederland (BTN) en de Koninklijke Neder-

landse Organisatie van Verloskundigen (KNOV),

onlangs een open brief waarin hij hen opriep om

ook op koepelniveau meer te gaan samenwerken. De

samenwerking tussen verloskunde en kraamzorg bloeit

op in de praktijk, waarom dan niet op uitvoerend en

landelijk niveau? Hij noemt het een geweldige com-

binatie: juist verloskundigen kunnen een forse input

goed gebruiken bij het ondernemerschap. Voor de

kraamzorg is een extra investering in kwaliteitsont-

wikkeling en onderzoek welkom. Hij wijst daarbij op

het gezamenlijke belang van de ontschotting: de cliënt

centraal. Die is erbij gebaat dat zij kan rekenen op één

dienst, geboden door verschillende professies die naad-

loos op elkaar aansluiten en samenwerken, zowel op

landelijk niveau als op het niveau van de cliënt.

Frans Annot: ‘de

samenwerking tussen

verloskundige en

kraamzorg bloeit

op in de praktijk.

Het is een geweldige

combinatie.’

18de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 19: De eerstelijns 2011 nr 3

behoud essentie eerste lijn

De bevalling thuis en poliklinisch is het domein van de

verloskundige. De medische bevalling is van de gynae-

coloog. ‘We zijn doorgeschoten in deze scheiding die

niet in het belang van de zwangere is’, vindt Annot.

Als het aan hem ligt, heeft de verloskundige de leiding.

Zijn streven is één groep verloskundigen - inclusief kli-

nisch verloskundigen - die de cliënten continu begelei-

den, pijnbestrijding kunnen toedienen en als medisch

ingrijpen nodig is, de gynaecoloog inschakelen. ‘Dan

behoud je de essentie van wat we nu nog de eerste lijn

noemen: laagdrempelig, vrouw-gericht en oog hebben

voor de wensen en behoeften van de cliënt.’

nieuw organisatiemodel

Hoe geef je optimale zorg rond de cliënt in de prak-

tijk vorm? Dat probeert STBN in opdracht van Agis

uit in een nieuw organisatiemodel in Amsterdam:

2MoVe)). In een pilot krijgen negentig vrouwen ver-

loskundige zorg volgens dit model. Belangrijke pijlers

zijn: de cliënt in de hoofdrol en continuïteit van zorg

en begeleiding tijdens de baring. Daarbij wordt een

aantal nieuwe instrumenten ingezet, waaronder case-

Meer afstemming en samenwerking in geboortecentrum

STBN is betrokken bij de oprichting van geboortecentra. Hier kunnen

vrouwen bevallen in een huiselijke, niet-medische omgeving en krijgen

ze continu één-op-één begeleiding. De verloskundige heeft de regie en

is eindverantwoordelijk voor de medische zorg en de organisatie, de

kraamverzorgende is vroegtijdig aanwezig, voor de ‘doulafunctie’ en kan

assisteren bij de bevalling. De tweede lijn is als het nodig is in de buurt.

‘Het geboortecentrum sluit aan op de wensen en behoeften van

zwangeren en is een wat late maar noodzakelijke en zeker niet geringe

innovatie van de poliklinische bevalling. Het biedt mogelijkheden

voor pijnbestrijding. Het is een middel voor samenwerking tussen alle

verloskundigenpraktijken én binnen de gehele keten van verloskundige

zorg. Het maakt een einde aan de versnippering. De infrastructuur

is aanwezig om tot heldere, vergaande afspraken te komen tussen

bijvoorbeeld verloskundigen en gynaecologen’, verklaart Annot. Het

geboortecentrum groeit uit tot een brandpunt van interdisciplinaire

samenwerking.

Verloskundigen behouden de regie voor de groep cliënten die niet

kiezen voor een thuisbevalling en houden meer bevallingen in de eerste

lijn. Geboortecentra kunnen de eerstelijnsverloskunde prima verster-

ken. Verloskundigen bundelen hun krachten en pakken “bovenprak-

tijkse” zaken op.

19 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 20: De eerstelijns 2011 nr 3

management en huisbezoek. De professionals nemen

de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het bieden

van passende zorg door uit te gaan van dezelfde visie

en protocollen en het hanteren van dezelfde werkwijze.

Niet nieuw of revolutionair, maar als het goed gaat,

ervaart de cliënt dat de zorgverleners opereren als één

geheel. Zij hoeft niet langer haar weg in de zorg te

zoeken. ‘Natuurlijk vereist dit model veel praten met

elkaar en transparantie over je manier van werken.

Aanvankelijk was er veel enthousiasme, maar voelden

bijvoorbeeld de gynaecologen weinig voor huisbezoe-

ken. Ook hebben we de cliënten gevraagd wat zij wil-

len: dat is één centrale zorgverlener, één huisbezoek.

Onze verwachtingen zijn hoog gespannen, al moet

nog blijken of de zorg beter is, de cliënt meer tevreden

en de deelnemers blij met betere samenwerking onder-

ling.’

Ook op andere plaatsen werkt STBN aan een nieuwe

manier van samenwerken en het verbeteren van de

kwaliteit. In Groningen bijvoorbeeld. ‘Daar spelen

andere problemen die de verloskunde bedreigen, als

versnippering, centralisatieplannen en grote afstanden.

Hier gaan we met alle partijen aan de slag om de orga-

nisatie van de verloskunde echt goed te veranderen en

te verbeteren.’

regie nemen

Annot benadrukt niet op zoek te zijn naar een blauw-

druk voor een toekomstbestendige eerste lijn. ‘Wij

proberen verloskundigen verder te professionaliseren

en een aanjager van nieuwe ontwikkelingen te zijn.’

Functionele bekostiging ligt in het verschiet. ‘Dat

biedt de eerstelijnsverloskunde kansen. Laat zien dat je

goedkoper bent, goede zorg levert en optimaal samen-

werkt.’ Het vereist dat verloskundigen een goede par-

tij zijn, maar volgens Annot staan ze op achterstand

en zijn ze versnipperd. ‘Maar door de regie te nemen

en zich op hun eigen waarde te profileren, moet het

lukken. Dat kan zonder hun verlies van autonomie.

Geen grote megapraktijken en iedereen in loondienst,

dat niet, maar krachtenbundeling in eigen coöperaties

voor echo’s, geboortecentra en wellicht ook heel prak-

tische zaken als gezamenlijke inkoop, kraamzorg en

waarneming.’ •

Tekst: Corina de Feijter/

Fotografie: Zorg in Beeld-Frank Muller en Marjon Zijlstra

eerstelijntjes‘nu niet snijden in eerstelijns psychologische zorg’

De kosten van de geestelijke gezondheidszorg zullen stijgen als

de minister snijdt in de eerstelijns psychologische zorg. Hiervoor

waarschuwen vier beroepsverenigingen in de psychologische

zorg en het landelijk platform GGZ. De organisaties zijn fel

tegen de bezuinigingsplannen van minister Schippers om het

aantal zittingen van de eerstelijns psychologische zorg terug te

brengen van acht naar vijf per kalenderjaar, de eigen bijdrage te

verhogen en ook de te vergoeden zorg in te perken. “De minis-

ter moet nu niet hakken in de voordelige en effectieve eerstelijns

psychologische zorg.”

De beroepsverenigingen vrezen dat de voorgenomen maatrege-

len juist zullen zorgen voor een kostenstijging en niet voor de

gewenste besparing. “Ook wij vinden dat er gewerkt moet wor-

den aan kostenbeheersing in de zorg, maar deze plannen zijn

ondoordacht en tegenstrijdig.” Eerstelijns psychologische zorg

aan volwassenen en kinderen is goedkoop en zeer effectief zoals

ook uit cijfers blijkt. Ruim zeventig procent van de cliënten is

geholpen binnen acht zittingen. Als de minister het aantal zittin-

gen terugdringt tot vijf, stijgen de kosten doordat meer mensen

met psychische problemen een beroep zullen doen op de veel

duurdere tweedelijns specialistische zorg of de alsmaar uitdij-

ende huisartsenzorg. “Een verhoging van de eigen bijdrage voor

eerstelijns psychologische zorg terwijl het eigen risico ook nog

eens verhoogd kan worden, maakt de voorziening feitelijk onbe-

reikbaar voor de cliënt.”). •

PERSBERICHT

Amsterdam, 11 maart 2011

Beroepsverenigingen psychologische zorg:

“Nu niet snijden in eerstelijnspsychologische zorg”

De kosten van de geestelijke gezondheidszorg zullen stijgen als de minister snijdt in de

eerstelijnspsychologische zorg. Hiervoor waarschuwen vier beroepsverenigingen in de

psychologische zorg en het landelijk platform GGZ. De organisaties zijn fel tegen de

bezuinigingsplannen van minister Schippers om het aantal zittingen van de eerstelijns

psychologische zorg terug te brengen van acht naar vijf per kalenderjaar, de eigen bijdrage te

verhogen en ook de te vergoeden zorg in te perken. “De minister moet nu niet hakken in de

voordelige en effectieve eerstelijnspsychologische zorg.”

De beroepsverenigingen vrezen dat de voorgenomen maatregelen juist zullen zorgen voor een

kostenstijging en niet voor de gewenste besparing. “Ook wij vinden dat er gewerkt moet worden aan

kostenbeheersing in de zorg, maar deze plannen zijn ondoordacht en tegenstrijdig.”

Eerstelijnspsychologische zorg aan volwassenen en kinderen is goedkoop en zeer effectief zoals ook

uit cijfers blijkt. Ruim zeventig procent van de cliënten is geholpen binnen acht zittingen. Als de

minister het aantal zittingen terugdringt tot vijf, stijgen de kosten doordat meer mensen met

psychische problemen een beroep zullen doen op de veel duurdere tweedelijns specialistische zorg of

de alsmaar uitdijende huisartsenzorg.

Los van het feit dat de financiële opbrengst van de bezuinigingen zeer beperkt zal zijn, wordt er ook

een hoge drempel opgeworpen voor cliënten in de eerstelijns ggz. “Een verhoging van de eigen

bijdrage voor eerstelijnspsychologische zorg terwijl het eigen risico ook nog eens verhoogd kan

worden, maakt de voorziening feitelijk onbereikbaar voor de cliënt.” De verenigingen vrezen dat

cliënten zich niet meer laten behandelen vanwege de hoge kosten en waarschuwen voor het risico op

economische schade door bijvoorbeeld meer werkverzuim.

Noot voor de pers – niet voor publicatie

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Dick Nieuwpoort, directeur van de Landelijke

Vereniging van Eerstelijnspsychologen (LVE) via (020) 667 39 56/06-51339323 of Hans Kombrink,

voorzitter Algemeen Bestuur van het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) via 06-13906202.

20de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 21: De eerstelijns 2011 nr 3

Het geboortecentrum van het Erasmus MC heeft het lachgas/zuurstof mengsel

(merknaamRELIVOPAN®)alspijnbestrijdingsmiddelbijdebevallinginereher-

steld. Na een aantal trials is gebleken dat het bij strikt geprotocolleerd gebruik

veilig is voor zorgverleners.

‘Na mijn eerste bevalling waarbij ik Relivopan heb

gebruikt, ging ik fluitend naar huis. Ik vind het heel

plezierig dat ik deze mogelijkheid voor pijnbestrijding

nu in mijn arsenaal van mogelijkheden heb’, zegt ver-

loskundige Renate Hazel uit Rotterdam enthousiast.

Ze noemt het een overbruggingsmiddel. ‘Het komt bij

vrijwel elke bevalling voor dat een vrouw zegt: “hoe

lang duurt het nog”, of “ik kan niet meer”. Naast de

gebruikelijke methoden als een warme douche of een

rugmassage kan ik deze mogelijkheid nu aanbieden.

Ik heb drie bevallingen gedaan met het mengsel en ik

zie dat het effectief is. Vrouwen ontspannen, ze gaan

anders met de pijn om. De volledige ontsluiting volgt

daarna en de vrouw kan gaan persen.’

volle bewustzijn

Haar collega Elaine Joziasse, klinisch verloskundig van

de verloskamers van het Erasmus MC, beaamt dit.

‘Relivopan is een inhalatieanalgeticum, dat bestaat uit

een mengel van vijftig procent zuurstof en vijftig pro-

cent distikstofoxide, oftewel lachgas. Het is een middel

om de pijn te beheersen, het neemt de vrouw weg van

de pijn.’

De vrouw dient via een masker het mengsel zelf toe

en blijft bij volle bewustzijn. Relivopan wordt via de

longen in het bloed opgenomen en ook weer via de

longen uitgescheiden. Het voordeel is dat het vrijwel

direct werkt na een paar ademhalingen en na enkele

minuten weer stopt na het beëindigen van de behan-

deling. >>>

ADVERTORIAL

lachgas/zuurstof mengsel bij veilig gebruik prima middel pijnbeheersing

gezonD en veilig baren met relivopan®

Bij een dubbelmasker is

er sprake van twee soorten

bronafzuiging, waarmee het

vrijgekomen lachgas wordt

afgevoerd.

21 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 22: De eerstelijns 2011 nr 3

veilige toediening

Het gebruik van lachgas was in ongerede geraakt in

Nederland. Zorgverleners die te veel aan het middel

werden blootgesteld, zouden gezondheidsrisico’s lopen.

In 2004 adviseerde de Inspectie voor de Gezond-

heidszorg en de Arbeidsinspectie om waar mogelijk

alternatieve middelen te gebruiken ofwel piekbelas-

ting te voorkomen door bronafzuiging. Aanleiding

was het relatief hoge aantal verpleegkundigen in een

Haags ziekenhuis dat tussen 1998 en 2003 beviel van

een kind met een aangeboren afwijking. Zij hadden op

de afdeling verloskunde gewerkt met lachgas. Toch is

het verband tussen de geboorte van deze kinderen en

blootstelling aan het middel nooit aangetoond.

vanaf de bouw

Bij de plannen voor de bouw van het geboortecentrum

in het Erasmus MC heeft de projectgroep besloten om

rekening te houden met de mogelijkheid van het toe-

dienen van lachgas. Het kan namelijk veilig toegediend

worden als voldaan wordt aan een aantal bescher-

mende maatregelen. Het gaat daarbij onder meer om

een goede ventilatie en afzuiging, zodat de blootstelling

van medewerkers aan lachgas onder de gestelde grens-

waarden blijft. ‘Alle lof voor de leiding dat ze wilden

investeren in de aanpassingen van de verloskamers en

mee wilden werken aan de hernieuwde toepassing,

zonder zekerheid over de uitwerking,’ aldus Joziasse.

Dubbel masker

Besloten werd om een medisch onderzoek te starten

met Relivopan om te kijken of er voor de medewerkers

een veilige werkomgeving kon worden gecreëerd. ‘Dat

hebben we samen gedaan met de arbeidshygiënisten

van het ziekenhuis. Zij moesten dus bij elke bevalling

aanwezig zijn om de grenswaarden te meten.’

Relivopan veilig toedienen blijkt te kunnen bij het

gebruik van het zogeheten Anervac P-systeem. Kort

gezegd krijgt de vrouw eerst een kinmasker op, met

dubbelmasker. Met dit dubbelmasker is er sprake van

twee soorten bronafzuiging, waarmee het vrijgekomen

lachgas wordt afgevoerd. Door een intelligent ventiel,

een demand valve systeem, wordt alleen Relivopan

toegediend wanneer dit nodig is.

‘Vrouwen ontspannen,

ze gaan anders met de

pijn om’

tot het persen

Op basis van de uitkomsten van de proef zijn een aan-

tal aanpassingen gedaan. Zodra een vrouw kan gaan

persen, wordt Relivopan niet meer toegediend. Hazel:

‘De vrouw moet het kinmasker dan nog zo’n vijftien

minuten ophouden, omdat het lachgas nog in haar

longen zit. Daarnaast krijgt ze vijf minuten zuurstof

toegediend. Ik vraag haar een paar keer diep adem te

halen, zodat het lachgas eruit wordt gewassen.’ Als het

lachgas op deze manier wordt toegediend, is het veilig

en blijft de blootstelling onder de grenswaarden.

minder verwijzingen

Relivopan wordt in het geboortecentrum strikt gepro-

tocolleerd toegediend. Er zijn acht protocollen en er

vinden periodiek blootstellingmetingen plaats. De ver-

loskundigen benadrukken dat veiligheid voorop staat

bij het gebruik van lachgas. ‘Aan veiligheid moet je

nooit concessies doen. Daarom kan Relivopan alleen

poliklinisch worden toegediend’, zegt Hazel stellig. Ze

voegt eraan toe dat alleen gezonde vrouwen het mid-

del mogen gebruiken. Het is ook niet zo dat het in de

plaats komt van epidurale analgesie. ‘Relivopan helpt

prima bij het gezond baren in de eerste lijn. Het leidt

ook tot minder verwijzingen naar de tweede lijn. Het

voorkomt onnodige medicalisering. Het bespaart dus

kosten.’ •

Tekst: Corina de Feijter/Fotografie: Linde Healthcare

Verplichte training

Het geboortecentrum van het Erasmus MC is het eerste geboortecen-

trum in ons land dat Relivopan toepast. In snel tempo worden verlos-

kundigen en kraamverzorgenden uit Rotterdam getraind. Deze training

is verplicht. Er komen ook verzoeken van verloskundigen uit de nabije

omgeving van het ziekenhuis. Over een aantal maanden wordt er een

evaluatie en een patiënttevredenheidsonderzoek uitgevoerd.

Meer informatie over Relivopan van Linde Healthcare:

zie www.relivopan.nl

>>>

22de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 23: De eerstelijns 2011 nr 3

Jeroen Cornelissen

is eigenaar van iC25 en

lid van NZE.

EHealth heeft de toekomst, zeggen ze. EHealth moet mij tijd

gaan besparen, maar ik zie niet waar en hoe! Dat is toch niets

voor ons? Dat is toch alleen iets voor ziekenhuizen? Dit soort

vragen krijg ik geregeld gesteld, omdat professionals uit de eer-

ste lijn vaak niet weten waar ze moeten beginnen.

Er zijn voldoende redenen om niet tot actie over te gaan: te hoge aanschafkosten, te lage ver-

goeding, te complex, of te ver van mijn bed. Of: ‘mijn patiënten willen dit niet’ en ‘daar ben

ik te oud voor’. Andere bezwaren liggen bij het extra werk dat er door verwacht wordt, en

daar zitten de meeste professionals niet op te wachten. ‘Want als ik mijn praktijk via internet

ga ontsluiten, is het hek van de dam’. De digitale barbaren staan voor de virtuele deuren van

de praktijk en popelen van verlangen bezit te nemen van alles waar een kabeltje aan zit.

Hoe anders is de praktijk. Een goed uitgangspunt is je af te vragen hoe jij de ideale eerste-

lijns dienstverlening voor jezelf ziet, voor het geval jij bent veranderd van aanbieder in aan-

vrager. Zit jij er dan op te wachten om alleen tussen 8 en 9 de assistente te kunnen bereiken

voor het maken van een afspraak, in een uur dat iedereen dat probeert? Of om in de wacht

gezet te worden als je met een simpele vraag de huisarts of POH even wilt spreken?

Veel van wat we nu eHealth noemen bestaat al. Zo hebben enkele HIS-leveranciers al de

mogelijkheid van een online agenda ingebouwd. Je zou dan bij wijze van oefening kunnen

beginnen met het openstellen van de agenda voor bijvoorbeeld twee afspraken per dag,

of per week. Gewoon maar kijken of daar wel animo voor is en horen hoe patiënten dat

ervaren. Het positieve bij-effect voor huisartsen is een reductie van de no-shows. Waarom?

Omdat patiënten het gevoel hebben dat deze afspraken beter bij hen passen, meer ‘van hen’

zijn.

Een stapje verder is het openstellen van het dossier, of van een deel daarvan. Ook daarmee

zijn al ervaringen opgedaan. Zo blijken patiënten geen moeite te hebben met de vele afkor-

tingen en de ‘artsentaal’, want daar lezen ze doorheen. Maar gaan ze dan ook niet meer

mailen of bellen als ze hun dossier kunnen inzien? Nee, ze zijn vooral gerustgesteld omdat ze

nu het hele plaatje kunnen zien.

Er zijn meer bezwaren te bedenken dan aanleidingen om te beginnen met zorg online. Het

grootse bezwaar is niet de techniek, maar de eerste stap in het ongewisse. Als je die stap wilt

zetten, zijn er veel mogelijkheden waarmee je kunt beginnen. •

Column Jeroen Cornelissen

zorg online: waar kun je beginnen?

SLIMMER ORGANISEREN

23 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 24: De eerstelijns 2011 nr 3

De invoering van de integrale bekostiging is gepaard gegaan met veel aandacht.

Voor- en tegenstanders lieten van zich horen. De voorstanders waren blij met de

nieuwe bekostiging. Geen betaling meer per verrichting, maar één bedrag voor

de totale zorg volgens de zorgstandaard. De tegenstanders wezen op het gevaar

van opdeling van de patiënt in aparte aandoeningen. Op verzoek van de Tweede

Kamer is een overgangsperiode ingesteld. Een evaluatiecommissie moet in die

periode de ontwikkelingen rond de integrale bekostiging monitoren. Aan het eind

komt de evaluatiecommissie met een advies aan de minister.

‘Geen makkelijke opgave’, geeft professor Dinny de

Bakker toe, voorzitter van de evaluatiecommissie. ‘De

commissie is in juni 2010 formeel ingesteld. Eind 2012

moet al duidelijk zijn of voldoende aan de randvoor-

waarden is voldaan om de overgangsperiode te beëin-

digen. Dat betekent dat we medio 2012 ons advies

gereed moeten hebben. Tegelijk verloopt de invoering

van de integrale bekostiging minder hard dan was

beoogd. Het is voor ons niet eenvoudig om te kijken

naar de zuivere invoeringseffecten.’

De problemen waarvoor de commissie zich ziet

gesteld, komen in de eerste rapportage duidelijk naar

voren. Dit rapport is begin 2011 uitgebracht. ‘De

integrale bekostiging van chronische zorg betreft een

ingrijpende maatregel’, stelt De Bakker vast. ‘De eerste

lijn is altijd gefinancierd per discipline en per verrich-

ting, met stevige schotten tussen de eerste en tweede

lijn. Dat was 25 jaar geleden zo en dat is met de invoe-

ring van het nieuwe zorgstelsel niet veranderd. De

integrale bekostiging is daarentegen volstrekt anders

vormgegeven. Met een totaalsom voor ketenzorg. Dat

heeft geleid tot de opzet van tientallen zorggroepen

die zorg moeten leveren volgens de zorgstandaard, die

contracten moeten afsluiten met zorgverleners, maar

ook met subcontractanten. En die de automatisering

op orde moeten krijgen, want voor samenhangende

INTEGRALE

BEKOSTIGING

Voorzitter Dinny de Bakker over eerste rapportage van de Evaluatiecommissie

‘we Hebben nog veel vragen’

Op weg naar de eindrapportage

Net zoals deze rapportage, zal de eindrapportage ook niet veel weten-

schappelijk onderbouwde gegevens kunnen bevatten. Is dat lastig voor

een onderzoeker-pur-sang als professor De Bakker? Glimlachend:

‘Inmiddels loop ik lang genoeg in de wereld van beleid dat ik weet dat

beleidsprocessen anders gaan dan je als onderzoeker zou willen. We

zullen ons zoveel mogelijk baseren op ervaringen en feiten. Ons advies

zal weloverwogen zijn. Het is aan de politiek wat ze er vervolgens mee

doet. Gaan we vanuit deze situatie verder met het ontwikkelen van

zorgprogramma’s en met integrale bekostiging.? Of gooien we het over

een ander boeg? De vraag is dan: welke boeg?’

Monitoring Integrale Bekostiging Zorg voor Chronisch Zieken

Eerste rapportage van de Evaluatiecommissie Integrale Bekostiging

Januari 2011 Evaluatiecommissie Integrale Bekostiging Postbus 93245 2509 AE Den Haag Telefoon 070 349 52 24 [email protected]

24de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 25: De eerstelijns 2011 nr 3

zorg is samenhangende ICT noodzakelijk, met geza-

menlijk inzicht in de patiëntgegevens en de mogelijk-

heid tot het aanleveren van tal van indicatoren.’

verschillend startpunt

Niet elk programma kan hetzelfde worden gemeten.

‘Bij de chronische zorgverlening is sprake van ver-

schillende invoeringsfasen. Er was al veel ervaring

opgedaan met diabetes-ketenzorg’, geeft De Bakker

aan. ‘Daar is eigenlijk geen sprake van een nulmeting.

Cardiovasculair risicomanagement is later toegevoegd,

maar dat is vorig jaar slechts mondjesmaat gecontrac-

teerd. Dat geldt ook voor COPD, waarvoor integrale

bekostiging pas mogelijk is geworden per 1 juli 2010.

De zorgverlening van deze programma’s lijkt dit jaar

pas redelijk op gang te komen, al is nog niet duidelijk

of alle gewenste contracten worden afgesloten.

Twee financieringsssytemen

En om het nog complexer te maken: er is ook sprake

van twee verschillende financieringssystemen: de inte-

grale bekostiging en de traditionele financiering met

aparte verrichtingen en een koptarief. ‘Bij ziekenhui-

zen bestond er na de invoering van de dbc-bekostiging

geen mogelijkheid meer om verpleegdagen te declare-

ren. Dan weet iedereen waar hij aan toe is. In de situa-

tie die nu is ontstaan in de eerste lijn, kunnen zorgver-

leners en zorgverzekeraars nog steeds een eigen keuze

maken: wel of geen integrale bekostiging. Dat maakt

de opgave om te monitoren wel extra lastig. Zeker

omdat soms zorggroepen integraal declareren, maar

tegelijk ook noodgedwongen werken met kop tarief

vanwege verre verzekeraars die de integrale bekosti-

ging niet volgen.’

evaluatiekader en hoofdvragen

Met name gezien de problematiek, is een goede opzet

van de evaluatie voor de commissie dan ook van groot

belang. Daartoe is een evaluatiekader vastgesteld, met

beschrijving van een aantal belangrijke randvoorwaar-

den om het beleid te doen slagen.

De commissie staat voor drie hoofdvragen:

• Worden de beoogde effecten gerealiseerd?

• Is aan de randvoorwaarden voldaan?

• In hoeverre is er sprake van al dan niet gewenste

neveneffecten?

Met deze hoofdvragen houden de evaluatiecommissie-

leden zich de komende tijd intensief bezig. Dat gebeurt

vanuit tal van invalshoeken. ‘Het RIVM is verant-

woordelijk voor de uitvoering van het onderzoek ten

Professor dinny

de Bakker: ‘Ons

eindadvies zal

weloverwogen zijn.

Het is aan de

politiek wat ze er

vervolgens mee doet.’

Monitoring Integrale Bekostiging Zorg voor Chronisch Zieken

Eerste rapportage van de Evaluatiecommissie Integrale Bekostiging

Januari 2011 Evaluatiecommissie Integrale Bekostiging Postbus 93245 2509 AE Den Haag Telefoon 070 349 52 24 [email protected]

Uit de eerste rapportage: ‘de integrale bekostiging van chronische zorg

betreft een ingrijpende maatregel.’

25 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 26: De eerstelijns 2011 nr 3

behoeve van de evaluatiecommissie’, licht De Bakker

toe. ‘Zij heeft daarvoor een inventarisatie uitgevoerd

van lopend onderzoek en beschikbare bronnen. Dit

overzicht zal binnenkort worden uitgebracht. Op basis

daarvan besluit de commissie of aanvullend onder-

zoek nog noodzakelijk is. Daarnaast gebruikt de com-

missie gegevens van het NIVEL, van het Landelijke

Informatie Netwerk Huisartsenzorg (LINH), uitkom-

sten uit het netwerk van paramedici en gegevens van

het panel chronisch zieken. Dat zijn onze belangrijkste

bronnen. Iedereen die onderzoeksgegevens heeft, roe-

pen we op die door te sturen. Ook vindt dit jaar nog

een rondetafelconferentie plaats met de belangrijkste

stakeholders.’

voorlopige conclusie

Het verbaast niemand dat de voorlopige conclusie in

het eerste evaluatierapport begint met de opmerking

dat er nog veel vragen zijn. ‘Een deel daarvan zal in de

komende periode kunnen worden beantwoord, maar

een deel ook niet’, stelt Dinny de Bakker vast. ‘Zo zul-

len we bijvoorbeeld de beoogde kostenbesparingen

waarschijnlijk niet kunnen aantonen.’

De slotregels van het rapport geven wel een richting.

“Het invoeren van een integrale bekostiging zou een

eerste stap kunnen zijn naar een integrale bekostiging

van de gehele eerstelijnszorg…… Consistent beleid

betekent eerder dat aanpassingen worden gemaakt

binnen de ingeslagen weg, dan dat wordt teruggekeerd

naar het oude systeem van gescheiden financiering.’ •

Tekst: Gerda van Beek/Fotografie: Marjon Zijlstra

Samenstelling Evaluatiecommissie Integrale

Bekostiging Commissieleden:

Prof. Dr. Dinny de Bakker, bijzonder hoogleraar

Structuur en Organisatie Eerstelijns gezondheids zorg

tranzo/Universiteit van tilburg, Nivel,

voorzitter

Drs. J. Raams, huisarts, mede-initiator Diamuraal

Eemland

Prof. dr. Erik Schut, hoogleraar Economie van

de Gezondheidszorg, iBMG Erasmus Universiteit

Rotterdam

Prof. dr. Bert Vrijhoef, bijzonder hoogleraar

Chronische Zorg tranzo/Universiteit van tilburg, afd.

transmurale Zorg Academisch Ziekenhuis Maastricht

Jan-Erik de Wildt MHA, adviseur eerstelijnszorg

Commonsense BV, tranzo/Universiteit van tilburg

Waarnemers:

Drs. Hans Simons, voorzitter ZonMw-programma-

commissie Op één lijn

Mw. drs. Elvira van Eijk, ministerie van VWS

Mw. dr. Caroline Baan, RiVM

Secretariaat: Mw. drs. Annette Pietersen, ZonMw

Met diabetes-

ketenzorg is al veel

ervaring opgedaan;

daar is eigenlijk

geen sprake van een

nulmeting.

26de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 27: De eerstelijns 2011 nr 3

Bekkenfysiotherapie is een relatief onbekend specialisme in de fysiotherapie.

Bij de naam denken mensen vaak alleen aan bekkenbodemklachten bij zwanger-

schap en incontinentieproblemen bij vrouwen. Dat is een misverstand, zoals het

ook een verkeerd beeld is dat bekkenfysiotherapie alleen is bedoeld voor vrou-

wen. Het is een breed specialisme waar veel mensen bij gebaat zijn, mannen,

vrouwen en kinderen.

Pas sinds 2004 is bekkenfysiotherapie een officieel

erkend specialisme. Er zijn bijna 400 geregistreerde

bekkenfysiotherapeuten werkzaam, die zijn verenigd

in de Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapie bij

Bekkenproblematiek en Pré- en Postpartum Gezond-

heidszorg. De aandacht voor problemen rond de bek-

kenbodem ontstond reeds begin jaren tachtig, in eer-

ste instantie vanuit de zwangerschapsbegeleiding. De

behandeling van bekkenbodemklachten nam al snel

een grote vlucht. Daarbij ging ook om de behande-

ling van mannen en kinderen. Tegenwoordig maakt de

bekkenfysiotherapeutische begeleiding deel uit van de

multidisciplinaire behandeling rondom operaties aan

de blaas, darm, baarmoeder of prostaat.

wereldwijd koploper

‘Het is goed als het specialisme meer bekendheid

krijgt bij eerstelijnszorgverleners’, verzucht Ingrid van

Heeswijk, bestuurslid NVFB. ‘Wereldwijd hebben we

een goede positie, we zijn echt koplopers. Desondanks

is er in ons land nog onvoldoende bekendheid met

bekkenfysiotherapie. Om er meer bekendheid aan te

geven, hebben we een diagnosecodekaart opgesteld.

Deze is verzonden naar verzekeraars. Ze waren erg

verbaasd over de breedte van onze zorg. Juist omdat

bekkenfysiotherapie zo’n breed gebied beslaat, is er

sprake van een uitgebreide intake. Deze duurt soms

wel drie kwartier tot een uur.’

goede behandelmogelijkheden

Ze vervolgt: ‘Er zijn veel mensen die problemen heb-

ben rond het bekken, lage rug en buik en die helaas

niet naar ons worden doorgestuurd. Denk aan pa tiën-

ten met verzakkingsklachten, obstipatie, pijn in de

onderbuik, anus of geslachtsdelen, urine- of ontlas-

tingverlies, seksuele problematiek, prostaatklachten.

Veelal complexe klachten waarvoor wij goede behan-

delmogelijkheden bieden. Naast advies en oefenthe-

rapie, werken we met ondersteuning door palpatie,

myofeedbank, elektrostimulatie e.d. Zelf gebruik ik

regelmatig in mijn praktijk een echo; mensen kijken

mee en ik kan ze optimaal informeren waar de proble-

men zitten.’

standaard voor bekkenfysiotherapie

‘Het is een leuk vak’, zegt Ingrid enthousiast. ‘Je kunt

veel voor de patiënt betekenen. Bovendien is het vak

nog jong, waardoor er nog veel te ontwikkelen valt. Ik

bezoek veel internationale congressen om goed op de

hoogte te zijn. Als bestuurslid heb ik de portefeuille

wetenschap en richtlijnen. Op dit moment werken we

aan de totstandkoming van een gestandaardiseerde

intake. Dit is de eerste stap in de ontwikkeling van de

standaard voor bekkenfysiotherapie. Naar verwachting

is deze in 2015 gereed.’ •

Tekst: Gerda van Beek

SPECIALISME

IN DE EERSTE

LIJN

Bekkenfysiotherapie

onbekenD, maar bewezen eFFeCtieF

Opleiding

Bekkenfysiotherapie is een driejarige post-hbo master-

opleiding. De bekkenfysiotherapeuten zijn breed op-

geleid, zowel therapeutisch als diagnostisch. Ze staan

geregistreerd in het Register bekkenfysiotherapie,

dat onderdeel is van het Centraal Kwaliteitsregister

Fysiotherapie. Kijk op www.nvfb.nl

In bekkenfysiotherapie

wordt regelmatig

gebruik gemaakt van

een echo.

27 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 28: De eerstelijns 2011 nr 3

28de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 29: De eerstelijns 2011 nr 3

De Amsterdamse fysiotherapeut Rob Nolet behandelt al jaren musici. Hij is

ook betrokken bij Het Concertgebouworkest. Als geen ander kent hij het leed

waar sommige beroepsmuzikanten mee kampen: van bot-, gewrichts- of spier-

aandoeningen tot pijnklachten of podiumangst. Ze zijn vaak ziek van muziek.

‘Musici moeten opgevoed worden en meer inzicht krijgen in de belastbaarheid

van hun lichaam.’

‘Ken je het boek Life, de autobiografie van Keith

Richards, de gitarist van de Rolling Stones? Hij is

autodidact en wil een bepaald geluid uit zijn gitaar

krijgen. In dit boek vertelt hij over zijn zoektocht

naar de juiste klank. Hij oefent en luistert eindeloos,

ik vind dat fenomenaal hoe begeisterd deze man is

om iets voor elkaar te krijgen’, zegt Rob Nolet. Het

is gedrag dat hij vaker ziet bij beroepsmusici. Met een

grote emotionele toewijding oefenen ze hun vak uit.

Het is een roeping, een passie waarvoor ze ook een tol

lijken te betalen. ‘Wat doet iemand met een kantoor-

baan als zijn lichaam iets mankeert? Die meldt zich

ziek of gaat naar de dokter. Als bij een musicus een

bepaald loopje niet meer goed lukt, gaat hij juist nog

meer oefenen en het uitentreuren herhalen. Daardoor

neemt de eenzijdige belasting alleen maar toe. Zeggen

dat hij rust moet nemen, is het slechtste advies Dat je

een musicus kunt geven. Dat levert vooral stress op,

omdat ze bang zijn hun vaardigheden te verliezen.’

Hij wijst op nog een ander aspect van het beroep:

‘Musici zoeken naar een eigen klank, een eigen iden-

titeit. Ze voeren niet hun eigen werk uit, maar dat wat

componisten hebben bedacht. Ze zitten in een strak

stramien en dat kan leiden tot fysieke en psychische

problemen.’

leed van musici

Nolet houdt praktijk op steenworp afstand van Het

Concertgebouw en kent het leed van musici. Vaak spe-

len ze al jaren door met pijn. ‘Op hun vijfde starten ze

met oefenen. Een topviolist van 21 heeft er zo’n tien-

duizend uur vioolstudie op zitten, naast de normale

schoolbelasting. De meeste problemen en klachten

beginnen rond de 45. Dan hebben ze al een volledig

arbeidsleven achter de rug en jaren van eindeloos oefe-

nen. ze hebben nog twintig jaar voor de boeg.’ Het

voortdurend moeten leveren van topprestaties gaat

gepaard met een extreem eenzijdige belasting van

spiergroepen en gewrichten. Maar een haperende arm

of vinger kan het einde betekenen van iemands car-

rière.

Min of meer bij toeval raakte Nolet betrokken bij het

behandelen en begeleiden van musici. Hij werkte eerst

als fysiotherapeut bij Ajax. ‘Ik zie overeenkomsten tus-

sen topsporters en musici: altijd onder druk presteren.

Geselecteerd worden is al niet gemakkelijk.’ Hij kwam

in contact met de Amsterdamse huisarts Delprat,

medisch adviseur van Het Concertgebouworkest,

die hem vroeg om assistentie. Samen hebben ze twee

stichtingen opgericht: “Sanitas in Musica, Musicus

Sanitas” en “Harm and Harmony in Musicians” die

zich richten op het verspreiden van (para)medische

kennis over de specifieke beroepsziekten van musici.

Symposia en rapporten over de beroepsgerelateerde

problemen van musici hebben voor zichzelf sprekende

titels als “Wat nekt de musicus”, “Gevaarlijk spel” en

“Wat de musicus kwelt en eventueel velt”. Het blijkt

dat van de 25 duizend Nederlandse beroepsmusici

meer dan driekwart lijdt aan bot-, gewrichts- of spier-

aandoeningen. Tweederde heeft pijnklachten en een-

derde chronische pijn. Ruim twintig procent van hen

overlijdt eerder dan gemiddeld en zestig procent heeft

last van podiumangst. De helft van die groep gebruikt

bètablokkers om de angsten de kop in te drukken. Ook

gebruiken ze meer alcohol dan gemiddeld.

BIJZONDERE

ZORGVERLENER

Fysiotherapeut Rob Nolet pleit voor meer preventie tijdens muziekopleiding

‘ik ben soms meer CoaCH Dan beHanDelaar’

29 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 30: De eerstelijns 2011 nr 3

ziek van muziek

Er breken weer drukke tijden aan voor Nolet, want de

toelatingsexamens voor de conservatoria zijn achter

de rug. ‘Dan melden ze zich hier met bebloede vin-

gertoppen of pijnklachten.’ Hij ziet op zijn spreekuur

ook regelmatig acute gevallen. ‘Een soliste die ‘s och-

tends een verkeerde beweging maakt met haar nek

kan direct bij me terecht. Dat vereist natuurlijk een

flexibiliteit in onze praktijkvoering.’ Ook behandelt hij

musici die kampen met allerlei klachten aan het bewe-

gingsapparaat of hun handen, die een belemmering

vormen bij het bespelen van hun instrument. ‘Na een

tournee zie ik ze hier vaak weer verkreukeld terug.’

In de praktijk staat een piano en Nolet laat zijn

patiënten altijd spelen. Het behandelen van musici

vereist specifieke kennis, bijvoorbeeld over hoe een

muziekinstrument bespeeld wordt en wat de gevol-

gen daarvan zijn voor de hand en de pols. ‘Neem bij-

voorbeeld de symfonie Die Unvollendete van Franz

Schubert. Violisten moeten dan 400 duizend keer

extreme druk zetten op het eindkootje van hun linker

middelvinger. Deze monotone repeterende beweging

kan leiden tot overbelasting en ontstekingsreacties.’

Nolet neemt ruim de tijd voor zijn patiënten, want ze

zijn vaak ziek van muziek. Soms moet hij ze afremmen

omdat ze te snel weer het podium opwillen. Of hun

streberige ouders erop aanspreken dat ze hun kind niet

zo onder druk moeten zetten om veel te studeren. ‘Ik

ben eigenlijk meer een coach dan een behandelaar.

Soms moet ik een risico nemen. Dan constateer ik

geen fysieke beperking, maar vermoed ik dat faalangst

in het spel is. Maar wanneer kan ik met een gerust hart

zeggen dat iemand weer kan gaan spelen? We moeten

erop letten dat we geen patiënten kweken en te veel

meegaan in het ziektebeeld. De grens bepalen wan-

neer iemand weer belast kan worden zijn ingewikkelde

keuzen.’

musici opvoeden

Nolet kijkt vaak mee als musici komen proefspelen

bij het orkest. ‘Ik kijk dan meer naar de positie van

het instrument dan naar de houding van de musicus.

Als die zijn viool iets draait, kan dat al veel schelen

en hoeft hij zijn arm minder hoog te houden. Geen

docent die hem daar ooit op heeft gewezen.’

Dat brengt het gesprek op een punt dat Nolet oprecht

ergert. Het is belangrijk dat een musicus zich bewust is

van het functioneren van zijn lichaam en leert ernaar

te luisteren. ‘Ze moeten opgevoed worden en meer

kennis krijgen van de belastbaarheid van hun lichaam.

Bijvoorbeeld leren dat rust ook belangrijk is. Ik zie

dat als een belangrijke taak van de conservatoria. Dat

‘in De Unvollendete van Schubert zet een

violist 400 duizend keer extreme druk op

het eindkootje van zijn linker middelvinger’

30de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 31: De eerstelijns 2011 nr 3

hoort bij de uitoefening van het vak en is een onder-

deel van het begeleiden van studenten.’

Fysiotherapeuten als Nolet zijn spaarzaam in ons land.

‘Laatst belde een Haagse huisarts me nog of ik een

collega kende aan wie hij zijn patiënt kon verwijzen.

In deze stad is niemand te vinden, ondanks dat er een

paar grote orkesten resideren.’ Hij vertelt dat hij regel-

matig Amsterdamse huisartsen nascholing geeft en

werkt aan een geaccrediteerde opleiding voor huisart-

sen en fysiotherapeuten via e-learning. Ook studenten

geneeskunde zou hij graag zijn kennis overbrengen.

terugkeer na vlucht

Een tijd geleden wilde Nolet zich volledig in België

vestigen. Hij had meer dan genoeg van de toene-

mende administratie. ‘Elke patiënt die ik een half uur

behandel, kost me twintig minuten aan administratie.

We zijn daarin helemaal doorgeschoten’, zegt hij met

zichtbare opwinding. Ook de naar eigen zeggen zieke-

lijke bemoeienis van zorgverzekeraars staat hem tegen.

‘Natuurlijk moet ons werk transparant zijn, maar je

moet oppassen dat je niet de hele tijd achter je pc zit.’

Een andere reden was dat de “muziek geneeskunde”

in België nog in de kinderschoenen staat. Maar:

‘Ik dacht, ik lijk wel gek dat ik ga vluchten, terwijl

ik alle groten der aarde als Leonoard Bernstein en

Wladimir Horowitz in mijn Amsterdamse praktijk heb

gezien.’ Tegenwoordig werkt hij, naast zijn praktijk in

Amsterdam, ook nog twee dagen in Antwerpen.

‘Wat me het meest boeit in mijn vak is dat het bij veel

musici heel subtiel in elkaar steekt. Ik kijk meer naar

het totale lichaam dan alleen naar die pijnlijke pols of

weigerende vinger. Ik zie hoe iemand zijn instrument

vastklemt en bespeelt. Ik kan het zien als een pianist

bijvoorbeeld veel romantische stukken speelt. Veel

meer dan bij andere patiënten is er sprake van een

subtiele nuance bij de mogelijkheden van het menselijk

lichaam en dat is ongelofelijk boeiend.’ Bij het afscheid

begint hij weer over Keith Richard: ‘Lees dat boek.’ •

Tekst: Corina de Feijter/Fotografie: Isabel Nabuurs

eerstelijntjespazio tekent overeenkomst met pharma partners

In De Eerstelijns van juli 2010 introduceerden we het gezond-

heidsportaal PAZIO, actief in de regio’s Leidse Rijn, Schiedam

en Maarssenbroek. Het zet innovatieve tools in om de zorg voor

patiënten beter, goedkoper en toegankelijker te maken. Voor de

integratie tussen het portaal en het huisartseninformatiesysteem

via MijnGezondheid.net is met Pharma Partners nu een over-

eenkomst gesloten.

‘PAZIO vorm een elektronische schil rond huisartsenpraktijken

en gezondheidscentra, met een breed palet aan diensten, een vir-

tuele ontmoetingsplaats tussen zorgverlener en zorgconsument

en een bron van informatie voor wetenschappelijk onderzoek.’

Aldus Niek de Wit, hoogleraar huisartsengeneeskunde UMC

Utrecht in De Eerstelijns. Nu maken PAZIO en PharmaPartners

het samen mogelijk dat de huisarts vanuit het eigen informa-

tiesysteem eenvoudig diensten als inzage in het eigen dossier,

eConsult, eAfspraak en eHerhaalrecept kan aanbieden aan

patiënten. Hiermee kunnen patiënten zelf de regie houden over

hun ziekteproces. Dat is makkelijk voor de patiënt, vergroot de

betrokkenheid van de patiënt bij de behandeling en verbetert

de efficiency in de huisartspraktijk. De tijd die wordt gewonnen,

komt ten goede aan de patiëntenzorg. Pharma Partners levert de

technische infrastructuur, gebaseerd op Eenheid van Taal. •

Op 10 maart jl. tekenden de voorzitter van PAZIO Jos Kuilboer (UMC Utrecht)

en PharmaPartners-directeur Robi Nederlof een samenwerkingsovereenkomst. V.l.n.r.

zittend: Robi Nederlof en Jos Kuilboer (PAZIO), staand: André Dekker (PAZIO),

Leone Flikweert (PAZIO), Piet Hein Knoop (PharmaPartners).

de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 32: De eerstelijns 2011 nr 3

Huisartsencoöperatie Nijverdal/Hellendoorn is een van de eerste gebruikers

van de ketenzorgondersteuning van Medicom en het VitalHealth KIS. Relevante

mutaties in het KIS worden via OZIS-Ketenzorg doorgegeven naar Medicom en

vice versa. Huisarts Roelof Welling is enthousiast: ‘We hebben een volledig huis-

artsdossier zonder dubbele registratie en kunnen integrale zorg leveren.’

De coöperatie telt veertien huisartsen en maakt deel

uit van de Diabetes Coöperatie Almelo, die in 2007

startte. ‘Van meet af aan was duidelijk dat we via

een keteninformatiesysteem (KIS) gegevens zouden

uitwisselen met de andere zorgverleners in de keten.

Daarvoor gingen we in zee met KIS-leverancier

VitalHealth. Het KIS functioneerde goed: je kunt

andere zorgverleners inzage geven, het ondersteunt de

chronische zorg uitstekend en het is heel eenvoudig om

via het KIS naar de andere ketenpartners te verwijzen.

Maar de terugkoppeling naar ons huisartsinformatie-

systeem Medicom verliep via Edifact-berichten en de

verwerking ervan was omslachtig.’

His­kis convenant

Tijdens een ICT-bijeenkomst in de regio maakten de

Nijverdalse artsen kennis met de ontwikkelingen in het

kader van het HIS-KIS convenant. In dat convenant

spraken KIS-leveranciers VitalHealth en PortaVita

en HIS-leveranciers PharmaPartners en Promedico

af een open standaard te ontwikkelen voor de inte-

gratie tussen HIS en KIS. Doel hiervan is het zorg-

proces in de keten optimaal te ondersteunen en bij te

dragen aan een compleet patiëntendossier, zonder de

noodzaak van dubbele registratie. Een stap die al gezet

kon worden, was de uitwisseling van gegevens via de

OZIS-Ketenzorg standaard. Welling: ‘Dat klonk veel-

belovend, dus gaven we aan interesse te hebben.’

goede proeftuin

Een klein jaar later waren VitalHealth en Pharma-

Partners klaar voor een pilot met de uitwisseling van

gegevens via OZIS-Ketenzorg. Coöperatie Nijverdal/

Hellendoorn werd uitgenodigd en niet veel later werd

de koppeling tussen het VitalHealth KIS en Medicom

tot stand gebracht. ‘De situatie hier leent zich uitste-

kend voor een pilot’, legt PharmaPartners account-

manager Freddy Mulder uit. ‘Het is een overzichte-

lijke, enthousiaste club en er wordt goed geregistreerd.

Dat laatste is heel belangrijk. Als gegevens niet aan de

juiste episode gekoppeld zijn, kan het systeem ze niet

vinden en worden ze niet doorgezet naar het KIS.’

eerlijke communicatie

‘De koppeling werkte eigenlijk direct goed’, aldus

Welling. ‘Natuurlijk kom je kinderziektes tegen, maar

de lijnen met PharmaPartners zijn kort en de commu-

nicatie is eerlijk. Als een optimalisatie tijd nodig heeft,

COMMUNICATIE

STANDAARD

Volledig huisartsdossier zonder dubbele registratie

ozis­ketenzorg suCCesvol geïmplementeerD

Nu de informatie

wordt uitgewisseld

tussen HIS en KIS,

maakt het volgens

huisarts Roelof

Welling niet meer uit

in welke van de twee

de diabetesregistratie

plaatsvindt.

32de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 33: De eerstelijns 2011 nr 3

worden daar geen doekjes om gewonden. Het uit-

gangspunt van de leveranciers is dat er pas uitgeleverd

wordt als de functionaliteit werkt en dat is prettig.’

volledig dossier in His en kis

Volgens Welling maakt het nu eigenlijk niet meer

uit of hij de diabetesregistratie in het HIS of in het

KIS doet. ‘De informatie wordt uitgewisseld, dus ik

beschik in beide systemen over de volledige gegevens.

Als ik selecties op diabeteszorg maak, zal dat in beide

systemen op hetzelfde uitkomen. Ik gebruik het KIS

als basis, omdat het de chronische zorg beter aan-

stuurt dan een protocol in Medicom. In het protocol

kun je bijvoorbeeld velden overslaan, in het KIS kan

je een vraag zo instellen dat deze beantwoord moet

worden om verder te kunnen. Bovendien genereert

het KIS een melding wanneer patiënten moeten wor-

den opgeroepen voor een periodieke controle of fun-

dusfoto.’

Efficiënt en minder fouten

Welling start het KIS nu nog apart op. ‘Het zou hele-

maal mooi zijn als ik via een icoon in Medicom recht-

streeks naar VitalHealth kon. Ik heb begrepen dat dit

in een volgende fase beschikbaar komt in het kader van

het HIS-KIS convenant. Voor nu ben ik heel tevreden

met deze oplossing.’ In het beginscherm van het KIS

kan relevante data uit Medicom worden opgevraagd.

Deze gegevens worden in het KIS automatisch gekop-

peld aan de juiste vragen. ‘Daarna is het een kwestie

van langslopen en aanvullen. Je hoeft geen waardes of

medicatiehistorie meer over te tikken. Dat scheelt tijd

en de kans op fouten neemt af.’

integrale zorg

In Medicom verschijnt een melding wanneer een

patiëntendossier vanuit het KIS bevraagd is. Als de

POH-er een patiënt tijdens een periodieke controle

heeft gezien, registreert ze dat in het KIS. De huis-

arts ziet dit terug in de journaalregels in Medicom.

Eventuele nieuwe waardes, worden opgeslagen in

het diagnostisch dossier van de betreffende patiënt

in Medicom. ‘Dat betekent dat we ze ook bij de hand

hebben wanneer de patiënt voor iets anders op het

spreekuur is. Een belangrijke meerwaarde van de kop-

peling is, dat je meer overzicht krijgt in je HIS. De

ICT ondersteunt op die manier integrale zorg.’

toekomstmuziek

Op dit moment hebben huisartsen, POH-ers en inter-

nisten toegang tot het KIS. De labwaarden komen als

Edifact-bericht binnen. Welling: ‘Die verwerk ik zelf.

Ik koppel ze aan de juiste episode en zo nodig aan een

actie voor de assistente of POH-er. Ik hoop dat op

termijn meer ketenpartners gebruik gaan maken van

het KIS, zodat we ook hun informatie automatisch

terugkrijgen in Medicom. Maar dat is toekomstmu-

ziek. Evenals de wens om losse tekst mee te kunnen

geven, bijvoorbeeld opmerkingen als ‘moeder is ziek’

of ‘medicatie ontregeld’, zodat je daar later op terug

kunt komen.’

Ondersteuning rol patiënt

Deze en andere punten worden meege-

nomen in vervolgfasen van het HIS-KIS

convenant. Ook de rol van de patiënt

in het zorgproces wordt in de toekomst

ondersteund. ‘Ons patiëntenportaal

MijnGezondheid.net biedt Medicom-

artsen en Pharmacom-apotheken nu

al mogelijkheden om de patiënt te

informeren en te betrekken bij

zijn gezondheid’, aldus Mulder.

‘Wanneer er een koppeling met het

KIS tot stand komt, biedt dat zorg-

verleners en patiënten de moge-

lijkheid om de chronische zorg

echt samen vorm te geven.’ •

Tekst: Margriet van Lingen/Fotografie: Wim van der Ende

Kracht van de pilot

Roelof Welling denkt en doet graag mee in innovatieve ICT-pilots. ‘Het

werkt goed om nieuwe ontwikkelingen eerst in een kleine omgeving te

implementeren, ervan te leren en door te verbeteren. Daarna kan het

zich als een olievlek over Nederland uitspreiden. Dat is de kracht van

de pilot met OZIS-Ketenzorg in Nijverdal.’

Meer informatie: www.pharmapartners.nl/zorggroepen

www.vitalhealthsoftware.nl.

33 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 34: De eerstelijns 2011 nr 3

Hoe kan een zorggroep in eerstelijns copd-zorg het voortouw

nemen? In de regio Midden-Brabant waren de partijen al drie jaar

met een transmurale richtlijn bezig, maar realiseerden zich steeds

meer dat je goede ketenzorg niet kunt ondersteunen zonder goede

informatie. In september 2010 werd door de RCH een selectietraject

voor een keteninformatiesysteem ingezet, waaruit Care2U als part-

ner is geselecteerd. ‘Wil chronische zorg beklijven in de eerste lijn,

dan is informatiemanagement onmisbaar.’

‘We hadden een procesinstrument nodig in de zorg-

groep. Dit instrument kon worden gefinancierd uit de

DBC’s voor diabetes en copd plus financiële onder-

steuning vanuit ZonMw. Daarom kregen we een man-

daat van het RCH-bestuur voor de keuze van een

goede partner in de levering van data in een keten-

informatiesysteem (KIS).’ Zo verklaren Annemarie

Cromwijk en Theo Bisschops, ze zijn respectieve-

lijk zorggroepmanager en directeur van RCH.

‘Informatiemanagement is de onmisbare schakel

in chronische zorgprogramma’s. Wij zijn al in

2007 met een pilot voor copd gestart, mede

door de bevlogen huisarts Frans Blessing

en de zeer betrokken voormalige longarts

Ferdinand Palmen van het St. Elisabeth

Ziekenhuis. Dat heeft geleid tot een richt-

lijn voor ketenzorg in de eerste lijn, die later

uitstekend bleek te sporen met de landelijke zorg-

standaard copd. Wat we misten, was de governance:

de monitoring en de kwaliteitsbewaking waarmee we

de zorgverzekeraars konden overtuigen van de kwali-

teit van zorg. We liepen voorop in zorg maar konden

het niet in cijfers presenteren. Daarom hebben we ver-

sneld de keteninformatie ingevoerd.’

Criteria en breekpunten

Maar hoe kies je een leverancier? ‘In het selectie-

traject hebben we de hulp ingeroepen van Jeroen

Cornelissen; hij blijkt over de kennis en eigenschap-

KETEN-

INVESTERING

Regionale Coöperatie Huisartsen (RCH) Midden-Brabant

inFormatiemanagement: to be or not to be voor

een zorggroep

34de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 35: De eerstelijns 2011 nr 3

pen te beschikken die nodig zijn om zo’n partner te

selecteren. De uitgangspunten in het selectieproces

waren de visie van de zorggroep op ketenzorg voor

chronisch zieken en de criteria die wij aan een keten-

informatiesysteem zouden willen stellen. Het waren

ongeveer 80 criteria, die we moesten wegen en we

moesten de breekpunten aanbrengen. De belangrijkste

waren: de huisartsen blijven in hun eigen HIS werken

en we moeten dubbele registratie van data vermijden.

In de voorbereidende werkgroep kwamen we tot een

shortlist van vier leveranciers, die zich hebben gepre-

senteerd in een carrousel. Dat wil zeggen dat elke leve-

rancier een uur de tijd kreeg om aan een uitgebreide

groep vertegenwoordigers van de zorggroep het KIS

uit te leggen en om aan te geven waarom ze voor dit

systeem moesten kiezen. Tenslotte hebben we locaties

bezocht waar het product van twee KIS-leveranciers is

geïmplementeerd.’

eerlijkheid over prestaties

Dit is een intensief en ingewikkeld traject, geven

Annemarie Cromwijk en Theo Bisschops toe. ‘Temeer

omdat we ons niet volledig wilden overgeven aan een

HIS-leverancier en we in de regio te maken hebben

met zes HIS-systemen. Er is ook een lokale vertaling

nodig, zo bleek duidelijk uit ons onderzoek. Onze

zorggroep heeft andere behoeftes dan de collega’s

elders. We hebben toch allemaal een unieke ontwikke-

ling doorgemaakt. De leverancier moet ons een goed

gevoel geven, waarbij meespeelt dat men eerlijk is over

de status en de prestaties van het keteninformatiesys-

teem. Wat kan wel, wat kan niet, wat mogen we in de

toekomst aan opties verwachten? Er moeten modules

aan de configuratie toegevoegd kunnen worden, ter-

wijl we niet zitten te wachten op nota’s voor meerwerk.

We zijn in Midden-Brabent een van de koplopers

in diabeteszorg, maar door onvoldoende registratie

beschikken we niet over managementinformatie en

indicatoren die de kwaliteit van zorg aantonen. We

hebben onvoldoende antwoord op vragen van zorgver-

zekeraars. Dat moet snel veranderen en daarvoor heb-

ben we een meedenkende KIS-leverancier nodig.’

‘Het is een spiegel

voor kwaliteit’

instrument voor procesverbetering

Op dit moment wordt het KIS ingevoerd. ‘Hiervoor

bezoeken we onze huisartsengroepen in Midden-

Brabant, waar we duidelijk maken dat meedoen in een

zorggroep vereist dat data perfect geregistreerd en uit-

gewisseld worden tussen zorgverleners. Dat is een “to

be or not to be” voor zorggroepen. Als je hierin als

huisarts niet mee wilt gaan, staat volgens ons het lid-

Denken vanuit gebeurtenissen bij de patiënt

DotMed, het bedrijf achter Care2U, wil met software

het verband in eerstelijnszorg kunnen aanbrengen.

Directeur Bert Blom: ‘Het gaat om de menselijke maat.

Er wordt gedacht vanuit gebeurtenissen bij de patiënt,

vervolgens worden via een of meer simpele regels de

zorgleveranciers actief bij het behandelproces betrok-

ken. Als we de vergelijking maken met de rotonde: je

maakt zelf uit of je rijdt en wanneer dat gebeurt. Dat

is het verschil met kruisingen, waar verkeerslichten

bepalen of je verder mag. Care2U denkt in rotondes,

waarop verkeer constant kan doorstromen en slechts

met een enkele, interactieve regel rekening gehouden

hoeft te worden: links heeft voorrang. Alle betrokken

zorgverleners en op termijn ook de patiënt, krijgen een

geautoriseerde afslag.’

Behalve bij RCH heeft Care2U recent ook aan de zorg-

groep De Ondernemende Huisarts het KIS geleverd.

Annemarie Crom wijk,

zorggroepmanager:

‘de huisartsen moeten

in hun HIS blijven

werken en we moeten

dubbele registratie

vermijden, dat waren

in de selectie van het

KIS belangrijke eisen.’

35 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 36: De eerstelijns 2011 nr 3

De ICT oplossing voor ketenzorg waarbij de patiënt centraal staat

• individuele zorgplannen• DM, Asma/COPD en CVRM: multimorbiditeit• patiëntenlogistiek voor alle ketenpartners• rapportage op maat en benchmarking• administratieve ondersteuning inclusief facturering• communicatie met het HIS

Informatie en een demo vindt u op www.care2U.nl

De menselijke maat in ketenzorg

Hunzebos 7, 1447 TW Purmerend0299 465674, [email protected]

Care2U is een geregistreerd merk van dotMed BV

Care2U: De menselijke maatin ketenzorg

BESTE KIS

2 zorggroepen kiezen

adv_210_135_2011:Opmaak 1 18-3-2011 10:25 Pagina 1

maatschap van de coöperatie ter discussie. Het gaat er

niet om dat we jou als huisarts pesten, zeggen we erbij,

er zijn gewichtige redenen om te investeren in data-

informatie. Misschien is het nog wel belangrijker dat

de praktijkondersteuner zich het werken met het KIS

snel eigen kan maken, omdat het keteninformatie-

systeem ook de efficiency en organisatie van de prak-

tijk ondersteunt. Vervolgens kunnen praktijken ver-

geleken worden: het is een spiegel voor kwaliteit. De

keteninformatie is een instrument in een zorggroep om

zorgprocessen te verbeteren.’

naar 80 procent in eerste lijn

Hoe gaat RCH de informatie over de copd-patiënten

in het KIS invoeren? ‘We zitten nu in de fase van

instroom in de DBC. Dat doen we stapsgewijs, per

kwartaal een deel van de 140 praktijken. Het vraagt

dus tijd voor we naar verwachting de 5.500 copd-

patiënten hebben geregistreerd. Instroom in de DBC

betekent gebruik gaan maken van het KIS. Er is een

0-meting nodig, we moeten de gegevens uit de HIS’en

extraheren en opschonen. Er is training nodig. Kortom

we zitten nog maar aan het begin van het proces dat

naar ons doel met de zorggroep moet leiden: 80 pro-

cent van de copd-patiënten in de eerste lijn behande-

len. Met het diabetesprogramma zijn we al een stap

verder. Alle 12.000 diabetespatiënten uit onze zorg-

groep zullen in juli van dit jaar in het KIS opgenomen

zijn.’ •

Tekst: Kees Kommer/Fotografie: Paul van der Klei

36de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 37: De eerstelijns 2011 nr 3

Jan Erik de Wildt

is eigenaar van Commonsense BV

en houdt zich bezig met redesign

van de eerste lijn

Wilt u reageren? Stuur een mail

naar [email protected].

Heerlijk zo’n voorjaarsvakantie naar Oostenrijk; weekje skiën.

Even lekker tot rust komen. Dan komt geleidelijk de creativi-

teit en de inspiratie weer terug en begint de energie zich op de

hopen. In dit geval ook letterlijk. Op de terugweg door Duitsland

valt het op dat er overal, ja echt overal zonnecollectoren zijn. De

Oosterburen zijn een aantal jaren geleden begonnen met deze nieuwe vorm van energie en heb-

ben hier vol op ingezet. Met resultaat.

Door een zogenaamd “Einspeise gesetz”. Dat is een wet die energiebedrijven verplicht om de

met zonnepanelen opgewekte stroom tegen een vast tarief af te nemen.

“Dit is toch De Eerstelijns?” hoor ik u denken? Ja zeker! Kun je de

vergelijking maken met de eerstelijnszorg in Nederland? Daar ont-

staat een enorm probleem dat niet met conventionele methoden is

op te lossen. Het investeren is op zichzelf door allerlei omstandighe-

den niet aantrekkelijk en/of gebruikelijk. Dan kan een sterke visie,

positief discriminerende wet/regelgeving en doorzettingsvermogen

heel veel resultaat opleveren. Vergelijk de ziekenhuizen met oude

bruinkoolcentrales, wel een enorme capaciteit, maar niet meer van

deze tijd. Weghalen is geen optie, maar niet meer (zoveel) investe-

ren wel. Op zoek naar alternatieven. Zonne-energie kent (bijna)

geen nadelen. Het landschap wordt er een beetje door ontsierd.

Eerstelijnszorg heeft (bijna?!) geen nadelen….

Wat is er nodig? Een duidelijke visie van de overheid, Die is er wel als je alle stukken eens naleest

van de afgelopen tien jaar. Een stimuleringsregeling die de eerstelijnszorg vooruit helpt. Een

Einspeisegesetz maar dan anders; een verplichting om eerstelijnszorg af te nemen door de zorg-

verzekeraars. Of men dan ook nog andere energie afneemt, moeten ze zelf weten. Maar eer-

stelijnszorg moet. Dat geeft de eerstelijnszorg de steun in de rug en de zekerheid dat investeren

loont. Nu worden te veel en te vaak veranderingen doorgevoerd in de financiering of blijft er

onzekerheid ontstaan, waardoor de eerstelijnszorg niet echt kan doorpakken: de GEZ regeling,

de contractering van de DBC’s, de afschaffing van kwaliteitsimpulsen van fysiotherapeuten,

huisartsen e.a.

Moraal van het verhaal? Investeer in de beste oplossing. Kies voor Duitse degelijkheid. Kies

voor eerstelijnszorg. Mooi om te zien dat mijn energie al weer op peil is en dat ik er weer zin in

heb om voor de eerstelijnszorg te blijven strijden. Niets doen is geen optie, doet u mee?! •

Column Jan Erik De Wildt

zonne­energie is eerstelijnszorg

Het aantal nieuwe installaties, zoals

gerapporteerd door Bundesnetzagentur. In

groen per maand (dec. 42.023), in geel in

totaal per jaar (159.800 in 2009).

Grafiek: Peter J. Segaar/Polder PV.

37 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 38: De eerstelijns 2011 nr 3

‘Dé eerstelijnsorganisatie bestaat niet’, zo was de conclusie tijdens een invita-

tional bijeenkomst over praktijkorganisatie van het Jan van Es Instituut op 28

februari. Taakdelegatie, taakdifferentiatie en taakherschikking volgen elkaar

in snel tempo op. In de praktijk zoekt ieder naar een passende oplossing voor

de eigen situatie. Kennis ontbreekt over welke vormen van praktijkorganisatie

het meest lonend is in de praktijk. Meer aansluiting tussen kennis en praktijk is

geboden.

In de ontwikkeling naar meer geïntegreerde eerste-

lijnszorg is de praktijkorganisatie cruciaal. Vanuit de

gedachte dat de burger een vloeiend proces van zorg-

en dienstverlening in de eerste lijn moet ervaren is het

meer dan ooit nodig om afspraken te maken over de

onderlinge taakverdeling: wie doet wat en wanneer?

Taakdelegatie, - differentiatie en multidisciplinair

samenwerken vereist grotere geïntegreerde organisa-

tievormen. Door grotere praktijken en deeltijdwerken

neemt ook het aantal medewerkers toe. Met conse-

quenties voor de interne organisatie en onderlinge

afstemming en samenwerking.

invitational praktijkorganisatie

Het Jan van Es Instituut heeft met een invitational bij-

eenkomst een eerste aanzet gegeven tot het verwerven

van kennis over een ‘passende’ praktijkorganisatie.

Wat zijn de actuele ontwikkelingen op het gebied van

praktijkorganisatie? Welke (nieuwe) modellen worden

toegepast bij de inrichting van de praktijkorganisatie?

Waaraan is in het werkveld behoefte?

belangrijke elementen uit de praktijk

Als startpunt voor de inrichting van de praktijkorga-

nisatie geldt volgens de deelnemers van de invitational

het expliciteren van een eigen gezamenlijke visie. Het

zorgaanbod wordt bepaald door de behoeften van de

populatie. Daarnaast wordt de wijze van organiseren

op basis van competenties en ambities (aanwezig en

wenselijk) bepaald. Het aanbrengen van een taakver-

deling is daarbij essentieel. Ook is het van belang tij-

dig na te denken over het betrekken van andere disci-

plines. Voor het ontwikkelen en het aansturen van de

praktijk is verder visionair leiderschap nodig en speelt

ICT een belangrijke rol: zo dienen HIS-gegevens uit-

wisselbaar te zijn. Tenslotte kan kwaliteitsbewaking

vorm krijgen door patiëntenenquêtes, accreditering en

scholing.

extra mogelijkheden, extra eisen

Grotere praktijken onderscheiden zich van de kleinere

praktijksituaties op diverse punten. Zo kan er sprake

zijn van een multidisciplinair samenwerkingsverband

eventueel in een overkoepelende organisatie. Door de

JAN VAN ES

INSTITUUT

op zoek naar bewijs voor ‘passenDe’ praktijkorganisatie in eerste lijn

Meedoen aan de discussie!

Wat zijn uw ideeën over praktijkorganisatie? Werkt u in een optimale

situatie die volgens u navolging verdient? Welke modellen kent u die

de moeite waard zijn om verder uit te wisselen.Wij nodigen u graag uit

een bijdrage te leveren aan de discussie over dit onderwerp. Of wilt u

reageren op dit artikel? Mailt u dan naar het Jan van Es Instituut, t.a.v.

Loes van Amsterdam: [email protected]. Meer informatie over

het Jan van Es Instituut vindt u op www.jvei.nl.

38de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 39: De eerstelijns 2011 nr 3

op zoek naar bewijs voor ‘passenDe’ praktijkorganisatie in eerste lijn

organisatiekracht ontstaat een breed zorgaanbod: de

grenzen tussen nulde, eerste en tweede lijn kunnen

makkelijker vervagen. Voor medewerkers biedt een

grote organisatie extra mogelijkheden maar stelt ook

extra eisen. Differentiatie in functieniveaus (junior,

senior), maar ook een generalistische en een specialis-

tische inzet is mogelijk en biedt kansen voor medewer-

kers, waarbij ambitie, levensfase, en financiële prikkels

een rol spelen. Als specifiek element geldt de helder-

heid over verantwoordelijkheden en bevoegdheden

voor het medisch zorgproces, de facilitaire en bedrijfs-

matige taken.

De uitkomst van de invitational bevestigt de zoektocht

naar een passende inrichting met bekende elementen.

aandachtspunten vanuit de wetenschap

Recente reviews over de organisatie van taakdelegatie

en –differentiatie in de eerste lijn tonen dat weten-

schappelijk bewijs ontbreekt over de wijze waarop dit

organisatorisch vormgegeven zou moeten worden. Wel

zijn diverse aspecten op deelgebieden effectief geble-

ken:

Veel begeleidingstaken bij chronische aandoeningen

kunnen uitstekend worden gedelegeerd naar verpleeg-

kundigen. Een ontwikkeling die reeds volop wordt

ingezet met de POH. Ingrediënten voor succesvol

samenwerken lijken hierbij heldere afspraken in een

goed gestructureerde praktijk.

333Zorg voor de complexe ouderenzorg lijkt succesvol

te kunnen worden gedeeld waarbij de volgende aspec-

ten moeten zijn geregeld: individuele zorgplannen,

heldere coördinatie, structureel monitoren, coaching

in zelfmanagement en de link naar de maatschappe-

lijke dienstverlening. Meer structurele samenwerking

tussen de huisartsvoorziening, de wijkverpleging en de

welzijnsorganisaties lijkt dan ook geboden.

Inzet van gespecialiseerde verpleegkundigen in diverse

eerstelijnsrollen wordt als kwalitatief goed en veilig

ervaren met een hoge patiënttevredenheid. De exacte

competenties van deze gespecialiseerde verpleegkundi-

gen zijn nog onduidelijk, key elementen zijn in ieder

geval: ervaring, opleiding en ‘volwassenheid’.

Echter op andere punten is er nog onvoldoende bewijs.

Zo wordt de effectiviteit van de triage functie door de

verpleegkundige, bijvoorbeeld via een inloopspreek-

uur, nog onvoldoende ondersteund met wetenschap-

pelijke bewijs.

modellen ‘passende’ praktijkorganisatie

Doel van deze discussie is om onderbouwde model-

len te vinden voor een ‘passende’ praktijkorganisatie.

Momenteel blijkt dat zowel in de praktijk als in de

wetenschap deze modellen ontbreken. Noodzakelijk

is om vast te stellen of we kunnen bepalen in welke

omstandigheden welke organisatievorm het meest pas-

send is. Belangrijk hierbij lijkt vooral de aansluiting

bij de praktijkpopulatie: wat is voor die populatie het

meest passend?

Om (toekomstige) eerstelijnspraktijken te ondersteu-

nen is modelvorming wenselijk, maar behoefte is er

vooral aan bruikbare instrumenten voor de inrichting

van de eigen organisatie in de eigen context. •

Grotere praktijken en

meer deeltijdwerkers

vragen om goede

samenwerking

en een passende

praktijkorganisatie.

agenda

* 18 april 2011: Werkbijeenkomst Opleiden van

professionals voor de geïntegreerde eerste lijn.

Georganiseerd door Jan van Es Instituut, LVG

en Hogeschool Leiden. .

* 20 mei 2011: Het Eerstelijns Transparantie

Congres. Georganiseerd door Jan van Es

Instituut en De Eerstelijns. Inschrijven via

ww.jvei.nl en www.de-eerstelijns.nl.

39 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 40: De eerstelijns 2011 nr 3

De huisartsenbekostiging is historisch gebaseerd op een huisarts en parttime

doktersassistente. Voor de invoering van de zorgverzekeringswet in 2006 zijn de

huisartsenposten ontstaan met een eigen financieringsmodel en enkele jaren

daarna demodule praktijkondersteuner (poh). In 2006/2007 zijn deM&i tarie-

ven (voorheenflexigelden)geïntroduceerd.In2008heeftdepohggzzijn intrede

gedaan en vanaf dat jaar zijn geleidelijk aan ook de eerste DBC’s ontstaan met

allerleiverschillendefinancieringsvormen.Vanaf 2010integralebekostigingvoor

ketenzorgprogramma’s of een koptarief. Het wordt onoverzichtelijk en gezien de

belangrijke functie van de huisarts en de eerstelijnszorg is dat een onwenselijke

situatie.

Alle financieringsvormen zijn gebaseerd op een vast

bestanddeel (praktijkkosten) en een variabel deel

(verrichtingen). De basis is het abonnementstarief –

inschrijftarief van ruim € 50. Bij de berekening van

allerlei andere tarieven wordt telkens gerefereerd aan

het abonnementstarief. Of het nu over het uurtarief

in de ANW diensten gaat of de DBC’s. Hier ontstaat

de vervuiling en ook de onduidelijkheid.

De huisartsenpost en zorggroep zijn hoofdcontractant

voor spoedzorg en DBC’s. De hoofdcontractant mag

wettelijk gezien geen onderhandelingsresultaten delen

met de onderaannemers (meestal huisartsen) in het

kader van de Mededingingswet. De andere onderhan-

delingspartij, de zorgverzekeraar, biedt aan een zelf-

standige organisatie een vergoeding (vaak gebaseerd

op eigen berekeningen van een uurloon), waarbij men

refereert aan andere inkomsten van de onderaanne-

mers. Dat gebeurt in toenemende mate op basis van een

rapport van Plexus, waarin de huisarts € 60 per uur en

de praktijkondersteuner € 40 per uur zou mogen verdie-

nen. Omdat het abonnement al voor een basisinkomen

zou zorgen. Daar ontstaan de problemen. Stel u het vol-

gende voor: u logeert en dineert in een hotel en roept de

manager omdat u een korting van 40% op uw maaltijd

wil hebben verwijzend naar het feit dat het hotel ook

inkomsten uit kamerverhuur geniet……

Nu vinden we misschien dat de kok (lees huisarts)

een maximum inkomen moet krijgen, want hij wordt

betaald met maatschappelijk geld. Maar hoe zit het

dan met dat vrije tarief voor die huisarts? Waar past

dat nog als ik toch al een maximaal salaris in gedach-

ten heb? Wat gebeurt er als ik bij de ene kok een bief-

stuk krijg en bij de andere een stuk brood, hoe honore-

ren we dat verschil?

De financiering van de huisartsen is aan een funda-

mentele wijziging toe. Er ontstaan ontzettend kromme

en onduidelijke redeneringen. Het is serieus te over-

wegen om een maatschappelijk verantwoord integraal

uurtarief vast te stellen met een differentiatie naar de

geleverde kwaliteit en prestatie. Kortom een tarief

met een minimum variant en een maximum variant

om substitutie, kwaliteit en excellentie te prikkelen.

Daarnaast een (beperkte) opslag voor “praktijkkosten”

en een inschrijftarief dat tegen werkelijke kosten aan-

leunt. Geef voor de overige verrichtingen gewoon een

normaal en realistisch uurtarief. Dat maakt het alle-

maal een stuk overzichtelijker. •

Guy Schulpen en Jan Erik de Wildt

OPINIE

tijD voor een FunDamentele DisCussie over Huisartsen­ bekostiging

Zorg

voo

r ee

n da

alde

r

Beschouwingen op de toekomst van de gezondheidszorg in

Nederland. Bezien vanuit het eerstelijns perspectief.

Dr GJC Schulpen

Regionale HuisartsenZorg (RHZ) Maastricht en Heuvelland

Maastricht, 3 januari 2011

Guy Schulpen

schreef recent Zorg

voor een daalder.

Beschouwingen over

de toekomst van de

gezondheidszorg.

Bezien vanuit het

eerstelijns perspectief.’

(30 pag.) Informatie:

RHZ Maastricht en

Heuvelland, telefoon

(043) 350 69 10.

40de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 41: De eerstelijns 2011 nr 3

Hoe krijgt de diabetespatiënt door zelfmanagement meer grip op zijn ziekte?

Op basis van het Engelse Desmond programma weten in PRISMA geschoolde

trainers via motiverende gespreksvoering een proces op gang te brengen bij

patiënten, dat inzicht in hun situatie biedt. ‘Hoe meer ze over hun chronische

ziekte weten, hoe minder escapes ze hebben om de aandoening te ontkennen. Ze

gaan in eigen woorden doelen stellen die de ziektelast verkleinen en die de kans

op complicaties verminderen.’

Jos Jacobse en Janet Murris zijn de trainers die voor

Diazon, onderdeel van de zorggroep Huisartsenzorg

Noord-Kennemerland, het PRISMA-project begelei-

den; PRISMA staat voor PRo-actieve Interdisciplinaire

Self MAnagement educatie. Jos is diabetesverpleeg-

kundige, Janet coördinator diëtiek diabetes. ‘Waar

denk je aan bij diabetes,’ vragen ze aan de groep die

ze coachen. ‘Aan de hand van de opmerkingen van

deelnemers maken wij tekeningen. Als iemand “een

suikerklontje” zegt, illustreren we stapsgewijs de route

die glucose in het lichaam aflegt, tot op orgaan- en cel-

niveau. Zodat de deelnemers precies de rol van glucose

en insuline in beeld hebben. We bouwen de tekenin-

gen op aan de hand van wat de deelnemers vertellen.’

De waan van de dag

Zelfmanagement voor diabetespatiënten is geen stan-

daard verhaal. ‘Door het stellen van de juiste vragen,

kunnen mensen op zoek gaan naar eigen antwoorden.

Want wat zijn hun aannames, wat is hun dagelijkse

realiteit met diabetes type 2? We horen bij een deel

van de diabetespatiënten: ik voel eigenlijk niets, ik heb

geen probleem. Maar dan blijken deze mensen toch

een bloedglucosewaarde van 12 te hebben. Hier ligt

ZELF-

MANAGEMENT

Educatieprogramma PRiSMA voor mensen met diabetes type 2

“ik ben De smoezen voorbij”

PRISMA in praktijk

Een huisartsenpraktijk nodigt een tiental patiënten uit, met hun part-

ners. Er is keuze uit 2 x 3,5 uur op ochtenden of 3 x 2,5 uur op avonden.

De voorkeur gaat uit naar een herkenbare locatie in de wijk. De poh is

bij de training aanwezig als de vertrouwde contactpersoon. Ze ziet de

patiënten ook eens van een andere kant en kan tijdens consulten samen

met de patiënt nieuwe doelen formuleren. Interesse in PRISMA?

Kijk op www.prisma-diabetes.nl.

deelnemers

vullen tijdens de

bijeenkomst het

gezondheidsprofiel

in; daaruit kiezen

zij een onderwerp

waaraan zij willen

werken.

Janet Murris is coördinator diëtiek diabetes.

41 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 42: De eerstelijns 2011 nr 3

beschadiging van de bloedvaten op de loer. Hoe kun

je in je dagelijks handelen gemotiveerd omgaan met

deze ziekte, als je er niets van voelt? Gaandeweg wordt

tijdens de PRISMA-training het plaatje gecompleteerd

voor de patiënt.’

Haalbare doelen formuleren

Jos en Janet leggen uit dat door het stramien van dit

educatieprogramma bij de deelnemers een proces op

gang komt dat tot meer kennis en bewustzijn leidt.

‘Hoe meer je over diabetes in jouw lichaam weet, hoe

minder je een escape inzet om je niet aan het leefstijl-

advies te houden. Deelnemers gaan in eigen woorden

hun haalbare doelen formuleren. De praktijkonder-

steuners informeren de patiënt in de huisartsenpraktijk

ook uitgebreid over het gebruik van geneesmiddelen

en de juiste leefstijl, maar dan beklijft niet alles. Via

PRISMA krijgt diabetes een herkenbare plek, er ont-

staat meer aandacht voor leefstijl, de dagelijkse han-

delingen en de sociale aspecten rond deze ziekte. “Ik

ben nu de smoezen voorbij”, hoorden we een patiënt

zeggen.’

lot in handen nemen

Hans van Wijland heeft een duo huisartsenpraktijk in

een Alkmaars gezondheidscentrum. Als kaderarts dia-

betes voor Diazon ontdekte hij dat binnen het chronic

care model de geïnformeerde en geactiveerde pati-

ent een essentiële rol speelt. ‘De op het Britse model

gestoelde PRISMA methode sprak mij direct aan door

de wetenschappelijk onderbouwing en de empower-

ment die het patiën ten oplevert. De training verloopt

systematisch en ik vind het erg belangrijk dat ook de

partner erbij kan zijn. De patiënt leert zijn ziekte te

accepteren, er beter mee om te gaan en zijn lot in

handen te nemen. Ik vind het belangrijk dat onze poh

bij de patiëntentraining aanwezig is. Om voldoende

follow-up in de zorg aan deelnemers te geven, hebben

wij haar een cursus motivational interviewing laten

volgen.’

PRISMA in eerste lijn

Een van de speerpunten van het Nationaal Actieprogramma Diabetes

voor een goede diabetesregulatie is zelfmanagement. Om meer te leren

over hun diabetes en zelfmanagement kunnen mensen met diabetes

type 2 het educatieprogramma PRISMA volgen. Het is een programma

dat het VU medisch centrum sinds 2006 aan patiënten voorlegt. In

samenwerking met Novo Nordisk wordt PRISMA nu ook aangeboden

aan zorggroepen en huisartsenpraktijken in de eerste lijn.

Een informatieve video over PRISMA is te vinden op

www.changingdiabetes.nl/prisma.

Als het onderwerp gekozen is, formuleren zij samen met hulp van de

trainers een doel voor hun actieplan.

42de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 43: De eerstelijns 2011 nr 3

Jos Jacobse is diabetes verpleegkundige.

eerstelijntjesvernieuwde website Diabetesbehandelaar.nl

Novo Nordisk lanceert de vernieuwde website Diabetes-

behandelaar.nl. De nieuwe website heeft meerdere mogelijkhe-

den tot interactie en geeft bezoekers toegang tot het innovatieve

Novolab. De website biedt op een overzichtelijke manier infor-

matie en kennis over diabetesmedicatie en behandelmethoden,

nascholingen, downloads en innovatieve online applicaties.

Diabetesbehandelaar.nl is een bron van informatie voor prak-

tijkondersteuners, diabetesverpleegkundigen, internisten en

huisartsen. Met de nieuwe website wil Novo Nordisk diabetesbe-

handelaren ondersteunen bij het vinden van de juiste informatie

en het opdoen van de juiste kennis. Door het multidisciplinaire

karakter van diabetesbehandeling en –zorg is het noodzakelijk

dat alle leden van het diabetesteam over dezelfde informatie

beschikken. De website geeft alle teamleden vergelijkbare infor-

matie en de mogelijkheid om hierover met elkaar kennis en erva-

ring te delen.

gebruiksvriendelijk

De website is overzichtelijker geworden, de structuur is geop-

timaliseerd en het design is gebruiksvriendelijker. Via het

media centre krijgt de bezoeker toegang tot live en on-demand

video-informatie en via het downloadcentre is snel en gemak-

kelijk informatie te vinden en te downloaden. In de webwinkel

kunnen diabetesbehandelaren eenvoudig educatiemiddelen

van Novo Nordisk bestellen. Een bijzonder nieuw onderdeel

op Diabetesbehandelaar.nl is het Novolab, waar Novo Nordisk

innovaties binnen het vakgebied deelt. •

Contracteren door verzekeraars

Overigens denkt Hans van Wijland dat de PRISMA-

training niet bij elke diabetespatiënt werkt. ‘PRISMA

is een goed model voor de stewardess uit het piloten-

model van de Diabetes Vereniging Nederland. Het is

verder van belang dat professor Frank Snoek van het

VUmc, waar PRISMA vandaan komt, zicht houdt

op de kwaliteit van uitvoering van PRISMA. Ik mis

nu nog een follow-up, bijvoorbeeld een terugkom-

middag of -avond na een jaar. Hoewel ik merk dat

uit PRISMA ook een versterkt lotgenotencontact kan

groeien. Nu wordt het educatieproject in de eerste lijn

nog gesteund door Novo Nordisk, op termijn moet

het een onderdeel worden van de ketenDBC voor

diabetes. Het wordt tijd dat de zorgverzekeraars deze

patiën teneducatie gaan contracteren.’ •

Tekst: Kees Kommer

43 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 44: De eerstelijns 2011 nr 3

De verbetering in vier jaar is indrukwekkend. Nu wordt 90 procent van de 4700

diabetespatiënten volgens de zorgstandaard behandeld. Tegelijk is duidelijke

gezondheidwinst geboekt: de patiënten scoren in bloeddruk, cholesterolgehalte,

lichaamsgewicht en HbA1c beduidend beter. Ze zijn tevreden, de samenwerking

tussen de zorgverleners wordt als voldoende tot uitstekend beoordeeld.

Dominiek Rutters en Jan Frans Mutsaerts leiden

respec tievelijk als manager en voorzitter in West-

Brabant een zorggroep die bewust klein blijft. ‘In Het

Huisartsenteam willen we kunnen rekenen op de vol-

ledige participatie van de aangesloten huisartsen. Alle

40 huisartsen zijn NHG-geaccrediteerd en we willen

opereren op basis van gelijkgezindheid in zorg voor

chronisch zieken. We kiezen voor transparantie zodat

we bij elkaar in de keuken kunnen kijken en dus elkaar

kunnen corrigeren en stimuleren in het verbeteren

van de zorgprogramma’s. We worden ook geholpen

door de DBC-financiering in de eerste lijn, waardoor

we krachtig kunnen sturen op processen. De multidis-

ciplinaire diabeteszorg is hiervan een duidelijk voor-

beeld.’

volgens zorgstandaard

‘In het verleden werd 30% van de diabetespatiën-

ten behandeld volgens de zorgstandaard van de

Nederlandse Diabetes Federatie. Na vier jaar inten-

sieve samenwerking tussen huisartsen en verpleeg-

kundigen van Het Huisartsenteam, diëtisten uit de

regio, SHL-Groep en specialisten van het Amphia

Ziekenhuis en het Franciscus Ziekenhuis is dit toegeno-

men tot 90%,’ leggen Dominiek Rutters en Jan Frans

Mutsaerts uit. ‘Bijna een op de drie diabetespatiënten

heeft nu zijn cholesterolgehalte beter onder controle

dan vier jaar geleden en bijna een op de drie diabetes-

patiënten zit beter op gewicht. Aanvankelijk behandel-

den wij zes procent van de patiënten die op insuline is

ingesteld, nu is dat zestien procent. Door scholing van

de huisartsen en de verpleegkundigen kunnen we dus

taken van de internist in de eerste lijn overnemen.’

uniforme registratie

De verbetering in vier jaar tijd is indrukwekkend.

Rapportages over de geleverde zorg en de uitkomsten

van zorg verhogen het inzicht van de zorgverlener en

de zorggroep in de geleverde diabeteszorg, zowel op

patiënt- als op praktijk niveau. ‘Meten is weten’. In

een team is iedere professional verantwoordelijk voor

de kwaliteit van patiëntenzorg. Gezamenlijke verant-

KETENZORG

CHRONISCH

ZIEKEN

Vier jaar multidisciplinaire diabeteszorg

zorggroep Het Huisartsenteam toont verbeteringen aan

Meten is weten

VoorafgaandeaandestartvandediabetesDBC(1april2007)heeft

Het Huisartsenteam een 0-meting uitgevoerd. Daarna is jaarlijks een

meting gedaan. Figuur 1 toont de verbeteringen in het zorgproces.

Figuur 2 toont de verbeterde zorguitkomst. Op het merendeel van de

procesindicatoren wordt een score behaald van ruim 90%.

Verbetering zorgproces Het Huisartsenteam

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Oogcontrole uitgevoerd

Voetcontrole uitgevoerd

Rookgedrag bekend

Gew icht bekend

Cholesterol bepaald

Bloeddruk bepaald

Suikerw aarde bepaald

Percentage patiënten dat betere zorg heeft gekregen, 2007 versus 2011

0-meting, april 2007 4e jaarmeting, januari 2011

Verbeterde zorguitkomst Het Huisartsenteam

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80%

LDL < 2,5 mmol/l

Syst. bloeddruk < 140mmHg

BMI < 25 kg/m2

HbA1c < 53 mmol/mol

Percentage patiënten dat een betere gezondheid heeft, 2007 versus 2011

0-meting, april 2007 4e jaar meting, januari 2011

Verbetering zorgproces Het Huisartsenteam

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Oogcontrole uitgevoerd

Voetcontrole uitgevoerd

Rookgedrag bekend

Gew icht bekend

Cholesterol bepaald

Bloeddruk bepaald

Suikerw aarde bepaald

Percentage patiënten dat betere zorg heeft gekregen, 2007 versus 2011

0-meting, april 2007 4e jaarmeting, januari 2011

Verbeterde zorguitkomst Het Huisartsenteam

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80%

LDL < 2,5 mmol/l

Syst. bloeddruk < 140mmHg

BMI < 25 kg/m2

HbA1c < 53 mmol/mol

Percentage patiënten dat een betere gezondheid heeft, 2007 versus 2011

0-meting, april 2007 4e jaar meting, januari 2011

44de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 45: De eerstelijns 2011 nr 3

Vier jaar multidisciplinaire diabeteszorg

zorggroep Het Huisartsenteam toont verbeteringen aan

woordelijkheid in combinatie met het inzicht in de

geleverde zorg blijkt de aanjager te zijn voor verdere

verbetering van zorg. In alle huisartspraktijken wordt

op een uniforme wijze geregistreerd wat de patiënt aan

zorg van de diverse zorgverleners krijgt. Tussentijdse

rapportages hiervan maken inzichtelijk hoe het staat

met de geleverde zorg en waar deze nog afwijkt van

de zorgstandaard. Verbeteracties worden vervolgens

uitgevoerd om tot aantoonbaar betere diabeteszorg te

komen.’

Tevreden patiënten

Een jaar geleden ging bij Het Huisartsenteam de

Cliëntenraad van start. In dat kader is een evaluatie

van de diabeteszorg uitgevoerd. ‘Uit de hoge respons

op een enquête onder patiënten met diabetes blijkt

hoe betrokken hier de patiënt is bij zijn eigen zorg. De

tevredenheid is niet alleen een subjectief gevoel. De

antwoorden over de ontvangen zorg laten een duide-

lijke overeenstemming zien met de zorgstandaard en

de rapportages van Het Huisartsenteam. De samen-

werking tussen de zorgverleners wordt door een ruime

meerderheid van de diabetespatiënten als voldoende

tot uitstekend beoordeeld.’

Farmaceutische zorg

‘Door nauwkeurig te meten, kunnen we de verbete-

ringen in de zorg op de voet volgen. Maar we zijn er

natuurlijk nog niet,’ geven Dominiek Rutters en Jan

Frans Mutsaerts aan. ‘Wat nu nog ontbreekt, is een

figuur waarmee we kunnen aantonen dat we door een

betere zorg in de eerste lijn complicaties voorkomen

voor diabetici. We hebben ook wensen. De farmaceu-

tische zorg moet in de ketenzorg geïntegreerd worden.

Daarom participeren wij samen met POZOB en OZL

in de Diabetesdialoog, het initiatief van zorgverzeke-

raar CZ om farmacie een plaats te geven in de dia-

betes DBC. Het Huisartsenteam heeft het Diabetes

Formularium ontwikkeld. We hebben het aan alle

huisartsen en poh’s uitgereikt. Nu volgt de uitrol naar

de apotheken zodat het deel kan uitmaken van het

FTO-overleg. We zetten voorts in op zelfmanagement

voor het nog verder verbeteren van de gezondheid van

patiënten. Met een individueel zorgplan wordt de pati-

ent ertoe bewogen zelf meer sturing te geven en meer

verantwoordelijkheid te nemen voor zijn gezond-

heid. Het motiveren van patiënten moet geïnte-

greerd worden in alle zorgstraten. Hiervoor heeft Het

Huisartsenteam brochures gemaakt; het is een van de

methoden om zelfmanagement te stimuleren.’ •

Tekst: Kees Kommer

Zelfmanagement

Ter versterking van het zelfma-

nagement van chronisch zieken

heeft Het Huisartsenteam patiën-

tenbrochures en persoonlijke

passen ontwikkeld. Zowel voor

diabetes als voor copd en cvrm is

een Zorgwijzer en een Zorgpas uit-

gebracht. Deze voorlichtingsmate-

rialen zijn mede mogelijk gemaakt

door MSD en CZ.

45 de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

Page 46: De eerstelijns 2011 nr 3

46de EERStEliJNS nr. 3 ~ april 2011

inFo DisClaimer

Alle auteurs- en/of databankrechten worden uitdrukkelijk

voorbehouden. Behoudens de in de Auteurswet gestelde uit-

zonderingen, mag niets uit deze uitgave van De Eerstelijns

zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uit-

gever worden verveelvoudigd, opgeslagen in enig geauto-

matiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in eni-

gerlei vorm of op enige wijze. Aan de verstrekte informatie

in deze uitgave van De Eerstelijns kunnen geen rechten

worden ontleend. Hoewel aan het samenstellen en het tot-

standkomen van deze uitgave van De Eerstelijns de uiter-

ste zorg is besteed, kan de afwezigheid van (druk) fouten,

onjuistheden, onvolkomenheden en/of onvolledig heden

niet worden gegarandeerd en aanvaarden de auteur(s), de

redacteur(en) en de uitgever geen enkele aan sprakelijk heid

voor eventueel voorkomende (druk)fouten, onjuistheden,

onvolkomen-heden en/of onvolledigheden, noch ook voor

de gevolgen hiervan. De uitgever legt de gegevens van de

ontvangers van De Eerstelijns vast voor toezending van de

uitgaven De Eerstelijns, welke zodanige gegevens ook door de

uitgever kunnen worden gebruikt om hen informatie te ver-

strekken over relevante producten en diensten. Bij bezwaar

daartegen kan contact worden opgenomen met de uitgever.

aan Dit nummer werkten mee: Jeroen Cornelissen, Wim van der Ende, Corina de Feijter, Leo Kliphuis, Margriet van Lingen, Marianne Meulepas, Frank Muller, Isabel Nabuurs, Thijs Wessels, Jan Erik de Wildt, Marijn van Zanten, Marjon Zijlstra.

abonnementeninFo:Opgave en vragen over abonnementen:Abonnementenland,Postbus 20, 1910 AA Uitgeestt. 0900-ABOLAND of 0900-226 52 63

(€ 0,10 per minuut) f. 0251-31 04 05Site: www.bladenbox.nl voor abonneren

of www.aboland.nl voor adreswijzigingen en opzeggingen.

Beëindigen abonnement: Opzeggingen (uitsluitend schriftelijk) dienen 8 weken voor afloop van de abonnementsperiode in ons bezit te zijn.Abonnementskosten: € 66,- per jaar, 10 uitgaven. Prijswijzigingen voorbehouden.Collectieve abonnementen: vanaf 10 ex. € 62,-, vanaf 30 ex. € 60,-,vanaf 70 ex. € 55,-; zie de website www.de-eerstelijns.nl.

ColoFonDe Eerstelijns is een vakmagazine voor alle samen werkende zorgverleners in de eerste lijn en is een uitgave van de Eerstelijns BV. ISSN: 2210-643X

uitgever: Jan Erik de Wildt

reDaCtieraaD:Leo Kliphuis en Jan Erik de Wildt

aDvertenties:Marjon Zijlstra, De Eerstelijns B.V.Postbus 5034, 5201 GA ‘s-Hertogenboscht. 06 28 84 58 12, e. [email protected]

reDaCtie: Gerda van Beek, Kees Kommer (hoofdredacteur)

reDaCtieaDres: De Eerstelijns B.V.Postbus 5034, 5201 GA ‘s-Hertogenboscht. 073 610 46 57 e. [email protected]

vormgeving: De VormstrateegOpmaak: Knijnenburgproducties.nl

eerstelijns agenDa05­04 4e nationaal poH­congres Regardz de Eenhoorn, Amersfoort 9.30 – 16.30 uur www.healthinvestment.nl

6/7­04 nationaal Congres volksgezondheid De Meervaart, Amsterdam www.ncvgz.nl

09­04 starterdag – De startende Huisarts Domus Medica, Utrecht 9.00 – 17.00 uur www.artsennet.nl

14-04 Zorg voor patiënten met Onverklaar - bare lichamelijke aandoeningen Aristo, Amsterdam 9.30 – 16.30 uur www.leidscongresbureau.nl

21­04 ouderenzorg? wijkgerichte zorg! Zeeuwse Bibliotheek, Middelburg 17.00 – 21.00 uur www.zee-bra.nl en www.rosrobuust.nl

20­05 Het eerstelijns transparantiecongres 2011 World Forum, Den Haag 9.00 – 17.30 uur www.de-eerstelijns.nl

25­05 ouderenzorg? wijkgerichte zorg! Hotel Trivium, Etten-Leur 17.00 – 21.00 uur www.zee-bra.nl en www.rosrobuurt.nl

25­05 wmo en welzijn nieuwe stijl 2011 NBC, Nieuwegein 7.30 – 17.00 uur www.reedbusinessevents.nl

14­09 zorggroepencongres 2011 ’t Spant, Bussum www.cursussenencongressen.nl

15­09 executive masterclass eerstelijns bestuurders Tranzo, Tilburg University 15-09-2011 t/m 25-05-2012 Aanmelden: [email protected] of [email protected]

Page 47: De eerstelijns 2011 nr 3

samen maken we de zorg beter

Onze producten • Protopics HAP − het complete huisartsenpostsysteem • Protopics MD − de medische module voor uw ECD • Protopics Patiëntportaal − het patiënt-gerichte online serviceportaal • Protopics ELS − onze eerstelijns server is dé regionale communicatiemanager • Protopics Zorgportaal − het centrale portaal voor dezorgregio • Protopics KIS − het effi ciënte ketenzorgsysteem

Protopics ontwikkelt en levert innovatieve ICT-systemen voor de eerstelijnszorg. Een snel groeiend aantal zorgaanbieders kiest bewust voor onze oplossingen. Dat komt vooral doordat wij niet zozeer denken en werken vanuit de technologie als wel vanuit de dagelijkse praktijk van onze klanten. Met als centraal thema de alom aanwezige behoefte aan infrastructuren die een gemakkelijke registratie, distributie en uitwisseling van informatie mogelijk maken. Wij leveren daaraan een bijdrage met gebruiksvriendelijke systemen die we waar nodig kunnen voorzien

van slimme koppelingen voor optimale communicatie met andere systemenen pakketten. En bij alles wat we doen, realiseren we ons dat het uiteindelijk maar om één ding draait: dat de patiënt de beste mogelijke zorg wordt geboden.Deelt u die visie? Laten we er dan samen werk van maken.

Mr. H.F. de Boerlaan 36a 7417 DB Deventer Tel (088) 77 686 00 www.protopics.nl

“Breed kijken doete� ectief focussen”“In de medische wereld luistert alles extra nauw. Zo is het beheervan ICT gebonden aan veel regels en guidelines. De kunst is om het allemaal zo fl exibel en beheersbaar mogelijk te houden. En dat lukt het best vanuit de breedte; wanneer we hier als team samen over de muren van disciplines heenkijken. Daar zet ik op in, iedere dag.”Erwin Lensink, Manager Beheer en MT-lid bij Protopics

Page 48: De eerstelijns 2011 nr 3

Meer weten over MijnGezondheid.net? Kijk op www.pharmapartners.nl

Dimensies in samenwerken

Patiëntgericht samenwerken.

Als zorgverleners beter met elkaar willen samenwerken,

moet de onderlinge communicatie in elk geval optimaal

zijn georganiseerd. Dat is het uitgangspunt van al onze

ICT-oplossingen.

Dat geldt natuurlijk ook voor de communicatie met de

patiënt. Via het patiëntenportaal MijnGezondheid.net

vergroten huisartsen bijvoorbeeld hun bereikbaar-

heid en bieden zij patiënten een uitstekende service.

MijnGezondheid.net geeft betrouwbare informatie over

medicijnen en aandoeningen en stimuleert patiënten

meer regie te nemen over hun eigen gezondheid.

Patiënten kunnen een afspraak noteren in de openge-

stelde delen van de agenda, een e-Consult aanvragen,

eerder voorgeschreven medicijnen bestellen en hebben

de mogelijkheid om een deel van hun dossier in te zien.

MijnGezondheid.net is gebaseerd op open standaarden

en op dit moment volledig geïntegreerd met het huis-

artseninformatiesysteem Medicom®. Dit betekent dat u

als huisarts nauwelijks extra handelingen hoeft te ver-

richten voor de online communicatie met uw patiënten.

Het kan zo eenvoudig zijn...