De derde stad van Holland Geschiedenis van Delft tot 1795

20
De derde stad van Holland

description

 

Transcript of De derde stad van Holland Geschiedenis van Delft tot 1795

Page 1: De derde stad van Holland Geschiedenis van Delft tot 1795

De derde stad van H

ollandgesch

iedenis van

delft to

t 1795gerrit ve

rhoeve

n

De derde stad van HollandVoor het eerst is de geschiedenis van de stad Delft in zijn geheel beschreven. Dit deel begint met het ontstaan van de stad in de middeleeuwen en loopt tot het einde van deRepubliek in 1795. In deze periode gold Delft als derde stad van Holland, na Dordrechten Haarlem, maar vóór Leiden, Amsterdam en Gouda. In Delft nam de Hollandse ge-schiedenis enkele malen een beslissende wending. De Hoekse en Kabeljauwse twis-ten begonnen hier in 1350 met een brute moord. Bij de Zoen van Delft droeg Jacoba vanBeieren in 1428 de regering over aan de hertog van Bourgondië. In de beginjaren van deOpstand tegen Spanje was Delft als residentie de bakermat van de Republiek der ZevenVerenigde Nederlanden. De moord op Willem van Oranje in het Prinsenhof in 1584 be-tekende het begin van de traditie dat de Oranjes worden bijgezet in de Nieuwe Kerk inDelft. De Oude Kerk werd de begraafplaats van Piet Hein en Maarten Harpertsz Tromp.

Delft was ook de stad van bier en plateel, van de VOC en beroemde schilders. In de mid-deleeuwen voorzagen meer dan honderd brouwerijen grote delen van de Nederlandenvan bier. De vermogens die hiermee werden verdiend, werden onder meer belegd in dehandel op de Oost. In de zeventiende eeuw verwierf het Delftse aardewerk een faam diehet tot de dag van vandaag behouden heeft. De welvaart zorgde voor een korte maar hevige bloei van kunsten en wetenschappen, met Johannes Vermeer en Antoni vanLeeuwenhoek als beroemdste vertegenwoordigers.

Dit boek vertelt het hele verhaal, over rijken en armen, protestanten en katho lieken, geboren Delvenaren en van elders afkomstige Delftenaren. Wetenschappelijk verant-woord en leesbaar voor iedereen. Vol nieuwe inzichten en met honderden, soms nooiteerder gepubliceerde afbeeldingen.

ISBN 978 94 625 8093 0

1De derde stadvan Hollandgeschiedenisvan delft tot 1795

gerrit verhoeven

1

Page 2: De derde stad van Holland Geschiedenis van Delft tot 1795
Page 3: De derde stad van Holland Geschiedenis van Delft tot 1795

1De derde stadvan HollandgescHieDenisvan Delft tot 1795

gerrit verHoeven

Page 4: De derde stad van Holland Geschiedenis van Delft tot 1795

inleiDing

Over tal van aspecten van het Delftse verleden zijn deelstudies verschenen, maar van een integrale geschiedenis is het nooit gekomen. De bekende werken van Dirk van Bleyswijck uit1667-1680 en Reinier Boitet uit 1729 zijn zoals hun titels aangeven in de eerste plaats stads-beschrijvingen. Ook na hen heeft niemand een totaaloverzicht van de geschiedenis van Delftgeschreven. De meest geslaagde poging om in deze lacune te voorzien, kwam van D. Wijben-ga, die helaas bleef steken in 1795. In een stijl die zijn achtergrond als schoolmeester verraad-de, publiceerde hij tussen 1984 en 1993 in drie delen Delft, een verhaal van de stad en haar bewoners.Ook deze titel spreekt boekdelen: hij vertelde verhalen, zonder wetenschappelijke pretenties.Maar al ontbreekt annotatie, ze zijn doorgaans goed gefundeerd. Ondanks de gedragen toonzijn ze nog altijd lezenswaardig, onder meer omdat Wijbenga vaak koos voor het gezichts-punt van ‘gewone’ mensen.

Nu kan dan eindelijk een stadsgeschiedenis van Delft worden toegevoegd aan de lange rijvan soortgelijke werken die de laatste decennia werden gewijd aan andere steden. Dit eerstedeel beslaat de periode tot 1795. In dat jaar kwam een einde aan de Republiek der Zeven Ver-enigde Nederlanden en daarmee ook aan de positie van Delft als derde stad van Holland.Sinds de middeleeuwen had het die plaats in de rangorde van de stemhebbende steden be-kleed, na Dordrecht en Haarlem, maar voor Leiden, Amsterdam en Gouda. Met opzet is ervoorgekozen om aan de jongere geschiedenis een apart deel te wijden, geschreven door Ingrid vander Vlis. Dat zal zelfs doorlopen tot het begin van de 21ste eeuw, want de meest recente ver-anderingen die Delft doormaakt, zijn het waard om te worden geplaatst in het perspectief vande lange termijn.

Het werk aan deze stadsgeschiedenis is in 2012 gestart met de bedoeling een overzicht tebieden van bestaande kennis. Vanaf het begin stond echter vast dat op tal van onderdelenbronnenonderzoek noodzakelijk zou zijn, bij gebrek aan voorstudies. Met name de middel-eeuwse geschiedenis van Delft is stiefmoederlijk bedeeld, onder meer omdat het stadsarchiefbij de brand van 1536 grotendeels verloren is gegaan. Met de nodige omtrekkende bewegin-gen via archieven buiten Delft is geprobeerd dit gemis zo goed mogelijk te compenseren. Ookin de historiografie van jongere perioden bestaan echter enorme gaten, die uiteraard lang nietallemaal konden worden gedicht in het kader van dit boek. Er is dan ook uitdrukkelijk niet ge-streefd naar de per definitie onbereikbare compleetheid. Het is te hopen dat wat nu bijeen isgebracht samen met wat bedoeld of onbedoeld buiten beschouwing is gebleven, bijdraagtaan een onderzoeksagenda voor de geschiedenis van Delft. Die zou erop gericht moeten zijnom niet alleen lacunes te vullen, maar ook om grote lijnen scherper te definiëren.

Dit deel bevat vijf hoofdstukken, elk voorafgegaan door een speciaal gemaakte foto dielaat zien hoe het materiële of immateriële erfgoed uit het hierin behandelde tijdperk vandaagde dag functioneert. De jaartallen achter de hoofdstuktitels zijn slechts bedoeld als indicatie,want in de praktijk zijn de grenzen vloeiend. Er is niet gekozen voor een strikt thematisch-chronologische indeling per periode, maar voor een meer ‘biografische’ aanpak. Dit kan be-tekenen dat sommige onderwerpen al eerder of pas later aan de orde komen dan de hoofd-

10

Page 5: De derde stad van Holland Geschiedenis van Delft tot 1795

stukaanduiding suggereert. Om een voorbeeld te geven: de ontwikkelingen in de natuurwe-tenschappen in de eerste helft van de zeventiende eeuw komen pas aan de orde in het laatstehoofdstuk, dat begint in 1672. Daar worden zij behandeld in samenhang met onder meer decultuur van het verzamelen, gezondheidszorg en onderwijs. Deze keuze is gemaakt in functievan het betoog, gecentreerd rond de in dit opzicht meest prominente Delvenaar: Antoni vanLeeuwenhoek, die in 1680 lid werd van de Royal Society. Andere indelingen waren evengoedmogelijk en verdedigbaar, want ‘de’ stadsgeschiedenis bestaat niet.

Bij het voltooien van dit boek bedank ik graag allen die een bijdrage hebben geleverd aan detotstandkoming. Het bestuur van de Stichting Geschiedschrijving Delft verdient alle lof om-dat het erin is geslaagd het ‘project stadsgeschiedenis’ organisatorisch en financieel van degrond te krijgen in een tijd van crisis. Het heeft ons als auteurs de ruimte en het vertrouwengegeven om het werk in alle vrijheid te verrichten. Er was altijd begrip, steun en een oplossingals zich onverwachte zaken voordeden. De samenwerking was in alle opzichten plezierig.

De eindverantwoordelijkheid voor dit deel berust bij ondergetekende. Op onderdelen zijnechter fundamentele bijdragen geleverd door anderen. De beeldredactie was in handen vanEelco Beukers, die ook een belangrijk aandeel had in de bijschriften. Mede namens Eelco be-dank ik Ilse Boks, Lotte Heldoorn, Annika Hendriksen en Rien de Koster voor hun medewer-king bij de illustratie van dit boek.Thijs Tuurenhout maakte de foto’s die aan elk hoofdstukvoorafgaan. Archeoloog Epko Bult legde de basis voor de eerste paragrafen en zijn collegaSteven Jongma verzorgde diverse reconstructies, kaarten en andere illustraties. Bart Ibelingsverschafte onmisbare informatie op het gebied van de middeleeuwse economische geschie-denis. De mediëvisten Mario Damen, Michel van Gent en Hans Smit hielpen mij aan soms vol-strekt onbekende bronnen. Hugo van der Velden zorgde voor de afbeelding die is opgenomenop bladzijde 85.Uit Delftse kringen ontving ik suggesties van Jacques Moerman, Aart Struijken Wim Weve. Kees van der Wiel becommentarieerde alle teksten en stelde voor de hoofdstuk-ken 4 en 5 ruimhartig cijfermateriaal ter beschikking. Ook Ingrid van der Vlis droeg bij aandeze hoofdstukken, onder meer om de afstemming met het tweede deel soepel te laten verlo-pen, en aan de bijschriften bij de illustraties. Bas van der Wulp was steeds bij de hand om allemogelijke vragen nagenoeg per omgaande te beantwoorden, bronnen te checken en concept-teksten kritisch tegen het licht te houden. In hem bedank ik al zijn collega’s van Archief Delft,Archeologie Delft en Museum Prinsenhof die op de een of andere wijze hebben meegewerkt.

De krant Delft op Zondag bood de gelegenheid om maandelijks verslag te doen van de vor-deringen. Onder meer uit de talloze reacties op deze columns bleek duidelijk hoeveel mensenuitzagen naar dit boek. Ik dank allen voor het geduld dat zij hebben opgebracht en hoop dathet resultaat het wachten waard was.

Gerrit Verhoeven

11inleiding

Page 6: De derde stad van Holland Geschiedenis van Delft tot 1795

Delft wordt stad(vanaf het begin tot 1359)1

Page 7: De derde stad van Holland Geschiedenis van Delft tot 1795
Page 8: De derde stad van Holland Geschiedenis van Delft tot 1795

Delft kreeg stadsrecht in 1246. Het zinnetje is in allerlei varianten opgeschreven, maar watstaat er precies? Wat wordt bedoeld met Delft? Hoe groot was het en hoeveel mensen woon-den er? Woonden die er al lang? Van wie kregen ze stadsrecht en waarom? Op sommige vra-gen kunnen we antwoord geven dankzij schriftelijke bronnen. Dat is op zich al een wonder,want door een grote brand in 1536 is bijna het hele stadsarchief van Delft verloren gegaan. Al-leen een kist met de belangrijkste stukken overleefde de brand, omdat die was opgeborgen inde toren van de Oude Kerk. Over heel veel onderwerpen uit de vroege geschiedenis van Delfthebben we dus geen schriftelijke bronnen. Sommige andere steden hebben prachtige seriesmet besluiten van het stadsbestuur, jaarrekeningen of vonnissen van het gerecht. In Delftmoeten we het doen met een beperkt aantal charters. Hoe waardevol die soms prachtig ge-schreven en bezegelde perkamenten oorkonden ook zijn, ze vertellen maar een fractie van hetverhaal. De gaten in onze kennis moeten we opvullen met andere bronnen. Voor de vroegstetijd, waarin sowieso weinig of niets schriftelijk werd vastgelegd, kunnen we een beroep doenop het bodemarchief. Archeologen hebben dankzij opgravingen of toevallige vondsten dekennis over de geschiedenis van Delft en omgeving geweldig verrijkt.

Een andere mogelijkheid is het raadplegen van andere dan de stedelijke archieven. Van en-kele kloosters die buiten het door de brand verwoeste gebied lagen, is het een en ander be-waard gebleven. En we kunnen natuurlijk een beroep doen op archieven buiten Delft. De stadwas onderdeel van het graafschap Holland en van de grafelijke administratie is gelukkig heelwat over. Kerkelijk viel Delft onder de bisschop van Utrecht en ook die heeft een rijk archiefnagelaten. Ook is er informatie te vinden in de archieven van andere steden waarmee werdgecorrespondeerd, of van kloosters en particulieren die belangen in Delft hadden. Door om-trekkende bewegingen te maken en uit alle mogelijke hoeken en gaten gegevens te verzame-len, kunnen we toch zicht krijgen op de middeleeuwse geschiedenis van Delft.

1.1 De Hof van Delf t

Meer dan vijfduizend jaar geleden woonden er al mensen in de omgeving van het huidigeDelft. De oudste sporen zijn gevonden in de Harnaschpolder. Dit was het zuidelijkst puntje

Delft wordt stad(vanaf het begin tot 1359)1

Delft vervulde vanaf zijn ontstaan een regiofunctieals marktstad. Al in hetstadsrecht van 1246 wordtde weekmarkt genoemd, die nu nog steeds elke donderdag plaatsvindt. De westzijde van de Marktwordt gedomineerd door de dertiende-eeuwse torenvan het stadhuis, oorspron-kelijk het plaatselijkemachtscentrum van de graaf van Holland

Page 9: De derde stad van Holland Geschiedenis van Delft tot 1795

van een strandwal die via de huidige Plaspoelpolder naar Ypenburg liep. Vanaf ongeveer 3600vóór Christus lag hier gedurende twee eeuwen een nederzetting van vermoedelijk vier huis-houdens. In de duinen verbouwden zij graan, op de kwelders lieten zij vee grazen. Achter deduinen lag een moerassig gebied met uitgestrekte riet- en zeggevelden en elzenbroekbossen.Hier konden zij vissen en jagen. Door stijging van de grondwaterspiegel breidden deze moe-rassen zich steeds verder uit. De bewoners verhuisden naar nieuwe, meer westelijk gelegenduinen of vertrokken naar elders.1

Het landschap rond Delft bleef hierna eeuwenlang een onbewoond moerasgebied metopen water. Als zich al eens mensen vestigden, werden zij verjaagd door overstromingen. Dandrong de zee via geulen vanuit de Maas diep het land in. Waar de zee klei afzette, ontstondenkwelders. Op andere plaatsen vormden zich veenkussens, zoals in de Woudse polder, de Wa-teringseveldpolder en ten oosten van Delfgauw.

De Romeinse tijd

In de eerste eeuw na Christus trokken weer mensen het binnenland in. Zij tro^en vrijwelboomloos kwelderlandschap aan met hier en daar natte graslanden, doorsneden door geu-len. De belangrijkste daarvan was de Gantel. De hoofdstroom liep vanuit de Maas via Naald-wijk, Wateringen en Rijswijk naar Delft. Hier vertakte hij zich in verschillende richtingen, on-der meer naar Schipluiden en Pijnacker. Het veengebied dat hoog genoeg lag om niet te wor-den overstroomd, was begroeid met heide en veenmos. Aan de flanken groeiden elzen en ber-ken en hier en daar een eik.2

15de hof van delft

Het landschap ter hoogtevan het huidige Delftbestond millennialang uitveenmoerassen. Langs deMaas lagen rivierduinen,doorsneden door geulen die het water uit het moe-rasgebied afvoerden. Vooralin de jaren 1600-1000 v.Chr.en 250-50 v.Chr. drong hetMaaswater langs deze geu-len diep het veen in en konhet daar klei afzetten. Dehuidige Boschplaat opTerschelling geeft eenindruk van een dergelijkkwelderlandschap achter de duinen.

Page 10: De derde stad van Holland Geschiedenis van Delft tot 1795

122 1 delft wordt stad (vanaf het begin tot 1359)

bepaalde ook dat iemand na intrede in een klooster geen erfenissen en legaten meer mochtontvangen. Er zijn diverse voorbeelden van processen waarin nabestaanden zich met succesop dit document beriepen en zo verhinderden dat een deel van hun erfenis in handen van eenklooster kwam. Sint-Agatha voerde bijvoorbeeld in 1471 aan dat in de loop der jaren tal vanhier wonende zusters wel degelijk hadden geërfd. Het Hof van Holland weigerde hieraan pre-cedentwerking toe te kennen en bekrachtigde zo het verbod.131

Niet alleen het groeiende vermogen van kloosters leidde tot weerstand. Wat ook stak wasdat zij waren vrijgesteld van stedelijke accijnzen. Bovendien deden zij met hun kloosterarbeidde plaatselijke neringdoenden concurrentie aan. Handvaardigheid werd aanvankelijk als po-sitief beoordeeld, omdat kloosterlingen niet hoefden te bedelen als zij zelf de kost verdien-den. De groei van het aantal instellingen en dus van de omvang van hun productie deed destemming omslaan. In 1446 verbood Filips van Bourgondië zelfs het stichten van meer kloos-ters. Dat verbod kwam echter moeizaam tot stand en werd bovendien niet nageleefd, hetminst door de landsheer zelf.132 Delft trad hierin net als ten aanzien van het erfrecht voort -varender op dan andere steden. In 1466 kreeg de stad van Filips de toezegging dat hij geennieuwe kloosterstichtingen zou toestaan binnen Delft en tot een halve mijl daarbuiten, zon-der instemming van het stadsbestuur. Een jaar later volgde bevestiging van dit privilege doorde bisschop en de gezant van de paus. In 1469 committeerde ook Filips’ zoon en opvolger Ka-rel de Stoute zich er expliciet aan.133

Er werd in Delft duidelijk veel belang gehecht aan het reguleren van het aantal kloosters.Het lijkt er zelfs op dat hierin al sinds de dertiger jaren van de veertiende eeuw een restrictiefbeleid werd gevoerd. In veel andere steden kwamen ook nadien nog wel ‘gewone’, contem-platieve kloosters van de grond voor vrouwen die de derde regel van Sint-Franciscus of de regel van Sint-Augustinus volgden. In Delft bleef het echter bij de vijf die uiterlijk in 1438 bestonden, naast het herstichte huis van broeders des gemenen levens. Alle religieuze instel-lingen die sindsdien tot stand kwamen binnen de stadsvrijheid, onderscheidden zich dooreen strikte naleving van de gelofte van armoede, vaak gecombineerd met een zeer specifieke,praktische functie.

Dat laatste gold bijvoorbeeld voor het Maria Magdalenaconvent aan de oostzijde van deVerwersdijk, ter plaatse van het tegenwoordige Doelenplein. Het wordt voor het eerst ver-meld in een oorkonde uit 1445. Die betrof de bevestiging van een al eerder gedane schenkingvan zes bedden met toebehoren voor de opvang van arme mensen, dus het klooster was al watouder.134 Het heette toen simpelweg een arme-zusterhuis, zonder enige indicatie dat er eenregel werd gevolgd. In 1448 vaardigden de ministra en het gemeen convent na advies van hunbewaarders een oorkonde uit ten behoeve van een priester, die enkele jaren later hun biecht-vader werd genoemd. Hieruit blijkt dat de vrouwen toen de derde regel van Sint-Franciscusvolgden en samenwoonden in institutioneel verband onder stedelijk toezicht.135 Toen hetklooster in 1557 werd opgeheven en als pesthuis ter beschikking gesteld aan het Oude Gast-huis, was daarvoor toestemming nodig van de visitatoren, namelijk de prioren van Sion en ’s-Gravenzande. Daaruit blijkt dat de zusters op enig moment de overstap naar de regel vanSint-Augustinus hebben gemaakt. Dat zal niet het strenge regime zijn geweest dat hen maak-te tot reguliere kanunnikessen, die het volledige koorgebed in het Latijn onderhielden. Wemoeten eerder denken aan de variant voor vrouwen die wel worden aangeduid als ‘conversin-

Page 11: De derde stad van Holland Geschiedenis van Delft tot 1795

123voor medemens en zielenheil

Aan dit schilderij uit het einde van de vijftiende eeuw dankt de Meester van de Virgo inter Virgines zijn noodnaam. Het paneel toont deHeilige Maagd Maria met het Christuskind in het midden. Zij wordt omringd door vier vrouwelijke heiligen en hun attributen, die zij als sie-raden om hun hals dragen: van links naar rechts Catharina met het martelrad, Cecilia met een orgel, Barbara met een toren en Ursula meteen pijl. Kunsthistorici hebben gelijkenis gezien tussen de stijl van de schilder en houtsneden in Delftse boeken. Daarom wordt wel veron-dersteld dat de Meester van de Virgo inter Virgines in Delft werkte en dat hij dit schilderij maakte voor een Delfts klooster.

Page 12: De derde stad van Holland Geschiedenis van Delft tot 1795

nen’, bekeerlinges. Zij onderhielden eenvoudige gebedsoefeningen en verrichtten daarnaastvooral handenarbeid, in dit geval de opvang en verzorging van armen. Vaak werden kloostersdie Maria Magdalena als patrones hadden, bevolkt door ex-prostituées die tot inkeer warengekomen, maar het is niet bekend of dat ook hier het geval was.136

Eveneens gericht op zorg voor anderen waren de cellebroeders, aan de andere kant van deVerwersdijk. Hun klooster stond even ten noorden van de Choorstraat, met een uitgang aande huidige Cellebroerstraat. Hun orde, die pas oªciële kerkelijke goedkeuring verkreeg in1472, was vermoedelijk in de tweede helft van de veertiende eeuw ontstaan in reactie op deeerste grote pestepidemieën. Het Delftse klooster wordt voor het eerst vermeld in 1467, maarkan ouder zijn geweest. Het beschikte over een kapel waar sinds 1490 mocht worden gepreektmet open deuren, zodat ook mensen van buiten de mis konden bijwonen. Cellebroeders volg-den evenals de zusters van Maria Magdalena een variant van de regel van Sint-Augustinus diede nadruk legde op praktische werkzaamheid in dienst van de medemens. Zij verdienden dekost onder meer met het verzorgen van zieken en het begraven van doden. Ook fungeerde hunklooster als ‘beterhuis’, waar lieden die niet wilden deugen op kosten van familieleden in bewaring werden gesteld. De cellebroeders dwongen veel respect af door hun nederige le-venswijze en hun opo^eringsgezindheid, vooral in tijden van pest. Zij hadden vestigingen invrijwel alle steden en werden vaak door de stadsbesturen gesteund. Dat gebeurde in Delft bij-voorbeeld in 1563, toen het klooster in financiële problemen was geraakt. Voor de begrafenis-sen die zij verzorgden werden hogere tarieven per drager vastgesteld. Kennelijk hadden zij decrisis ook aan zichzelf te wijten, want de administratie werd hen ontnomen en toevertrouwdaan door het stadsbestuur aangestelde bewaarders.137

Een praktische instelling gecombineerd met een strenge levenswijze was ook de krachtvan de minderbroeders. Zij vestigden zich in 1449 in Delft, ter plaatse van de huidige Beesten-markt. De broeders stonden onder leiding van een gardiaan en volgden de regel van Sint-Fran-

ciscus. Binnen hun orde behoorden zij tot de strenge richting van de zoge-naamde observanten, die de hier en daar verslapte discipline in de kloostersvan de orde wilden herstellen. Deze hervormingsgezinde stroming kreeg in de eerste helft van de vijftiende eeuw juist in de Noordelijke Nederlandenveel aanhang omdat zij goed aansloot bij het gedachtengoed van de ModerneDevotie. De minderbroeders, ook wel barrevoeters genoemd vanwege hunblote voeten in sandalen, praktiseerden het armoede-ideaal tot zijn uitersteconsequenties. Zij stonden zichzelf absoluut geen eigendommen toe, nochindividueel noch als klooster. Daarom kregen zij bij hun vestiging in Delft hetterrein en de gebouwen ‘in leen’ van het stadsbestuur en mochten zij eens perweek langs de deuren gaan om te bedelen. Als zij om wat voor reden dan ook

124 1i delft in de groei (1359-1494)

In 1449 vestigden de minderbroeders zich in Delft. Zij volgden een strenge versievan de kloosterregel van Sint-Franciscus en wilden volstrekt geen bezit hebben.Daarom kregen zij het klooster van het stadsbestuur in bruikleen. Met dit zegelbekrachtigden zij de oorkonde waarin zij verklaren zich te zullen houden aan dedaarbij gestelde voorwaarden. Op het zegel zijn de zogenaamde lijdenswerktuigenvan Christus afgebeeld en het wapen van Delft.

Page 13: De derde stad van Holland Geschiedenis van Delft tot 1795

vertrokken of hun religieuze plichten verzaakten, zou het complex vervallen aan de Heilige-Geestmeesters ten behoeve van de armenzorg. Hoewel het aantal broeders niet groter mochtzijn dan twintig, hadden zij de beschikking over een enorme kerk. Dit was namelijk geen gewone kloosterkapel voor hoofdzakelijk intern gebruik, maar een ook door mensen van bui-ten drukbezochte ‘preekschuur’. Veel minderbroeders waren uitstekende predikers en bo-vendien waren zij zeer geliefd als biechtvaders. Met de o^ergaven die zij dankzij dergelijkeactiviteiten in de zielzorg ontvingen, vulden zij het inkomen uit hun bedelpraktijk aan. Bo-vendien werden zij veel bedacht in testamenten, onder meer door mensen die in hun kloosterwilden worden begraven. Omdat de minderbroeders een belangrijke bijdrage leverden aande geestelijke verzorging van de bevolking en geen bezit vergaarden, waren zij welkom inDelft en werd hun vestiging zelfs door het stadsbestuur gefaciliteerd.138

De vrouwelijke pendant van de minderbroeders waren de clarissen. Zij waren genoemdnaar Clara van Assisi, een volgelinge van Sint-Franciscus. Hun vestiging in Delft, aan de oost-zijde van de tegenwoordige Paardenmarkt, was een proces van lange adem. Het klooster wasgewijd aan Maria van Nazareth en kwam voort uit een in 1468 voor het eerst genoemd tertia-rissenconvent.139 Dit stond onder toezicht van de minderbroeders, die de zusters kennelijkvoorbereidden op een overgang naar de veel strengere orde der clarissen. Paus Sixtus IV gaftoestemming in 1475 en ging in 1479 akkoord met afspraken die waren gemaakt tussen deminderbroeders en het stadsbestuur. Na nog enkele formaliteiten werd op dinsdag 9 april1482 aan de deur van de Oude Kerk een aankondiging opgehangen dat de volgende dag de op-richting van het clarissenklooster door de oªciaal van de bisschop oªcieel zou worden vol-

125voor medemens en zielenheil

Legenda

¬«3

¬«1

¬«6

¬«2

¬«10

¬«11

¬«9

¬«7¬«12

¬«5

¬«4

¬«8

¦

0 100 200 300 40050Meters

Kloosters en andere religi-euze instellingen haddenveel voorzieningen op huneigen terrein, zodat debewoners afgezonderd vande buitenwereld kondenleven. De meeste werdengesticht buiten de oudste,dichtbebouwde stadsvrij-heid. De ondergrond is dekadasterkaart van 1832.1 Sint-Anna2 Clarissen3 Begijnhof4 Cellebroeders5 Sint-Maria Magdalena6 Sint-Agatha7 Sint-Hiëronymusdal8 Heilige-Geestzusters9 Minderbroeders10 Sint-Ursula11 Sint-Agnes12 Sint-Barbara

Page 14: De derde stad van Holland Geschiedenis van Delft tot 1795

het schot stonden. Beide colleges werden vermoedelijk geraadpleegd bij de voornaamste be-sluiten en uit hun kringen zullen de bestuurders gewoonlijk zijn gerecruteerd.161

De veertigraad mocht zichzelf door coöptatie aanvullen als er leden stierven of de stad ver-lieten. Hij kreeg als taak jaarlijks een voordracht te doen van 22 mannen uit de ‘alre ryksten,notabelsten, eerbairlyksten, reckelyksten ende vredelyksten’ burgers. Een kandidaat-be-stuurder moest financieel onafhankelijk zijn, want anders had hij geen tijd voor bestuurs-werk of was hij vatbaar voor corruptie. Verder moest hij aanzien genieten en fatsoenlijk, re-delijk en vreedzaam zijn. Uit deze groep zou de landsheer, of namens hem de stadhouder ofhet Hof van Holland, vier burgemeester en zeven schepenen kiezen. Door de lokale bestuur-lijke elite medezeggenschap te geven over benoemingen, hoopte Filips protesten en onder-linge twisten te voorkomen. Behalve de vroedschap waren immers ook vermogenden dienooit een bestuursfunctie hadden vervuld omdat zij van de verkeerde factie waren, bij de keu-ze van de veertigraad betrokken. Daardoor was het onvermijdelijk dat ook anderen dan over-tuigde Kabeljauwen werden gekozen. Zo hoefden andersgezinden zich niet buitengeslotente voelen, wat in de toekomst veel moeilijkheden voorkwam. De hertog was bovendien zo ver-standig om het privilege, waarvoor Delft ondanks de financiële nood flink betaalde, in eersteinstantie voor slechts tien jaar te verlenen. Mocht het niet aan zijn doel beantwoorden, danverliep het binnen afzienbare tijd. Werkte het wel, dan kon hij het verlengen en opnieuw be-taling vragen.162 Uiteindelijk werd het privilege in 1452 weer verleend tot 1465 en in 1477 vooronbepaalde tijd, al zou dat laatste nog een punt van discussie blijken.163

Continuïteit en professionalisering

De instelling van de veertigraad in 1445 was een mijlpaal in de Delftse geschiedenis. Hetstadsbestuur kreeg toen de vorm die het tot het einde van de achttiende eeuw in grote lijnenzou behouden. De vroedschap bestond uit oud-bestuurders, van wie er veertig het kiescollegebevolkten. Dat stelde een voordracht op voor de zeven schepenen en vier burgemeesters. Dieelf vormden samen met de schout als vertegenwoordiger van de landsheer de heren van dewet. De schout vormde met de zeven schepenen het gerecht. Dat stelde de keuren op, zoals albepaald in het stadsrecht. Bijna altijd staat er echter bij dat dit gebeurde met advies van deburgemeesters, soms ook van de ‘raden’, vermoedelijk de vroedschap.

Het is niet bekend wie er in de eerste Delftse veertigraad zaten. Ook weten we niet hoe depolitieke verhoudingen in de colleges van burgemeesters en schepenen lagen in de tweedehelft van de vijftiende eeuw. Vermoedelijk hadden de Kabeljauwen hier evenals in bijvoor-beeld Haarlem en Leiden de overhand, maar kwamen de Hoeken voldoende aan hun trekken.Ernstige intern-stedelijke ongeregeldheden zijn uit de volgende decennia immers niet be-kend. Wat hielp was dat er relatieve economische voorspoed heerste. Maar het kwam onge-twijfeld ook omdat er geen rivaliserende kandidaten voor de landsheerlijkheid waren die elkeen eigen aanhang in de steden of onder de adel probeerden te mobiliseren. Hertog Filips zatstevig in het zadel en hij had slechts één zoon, die hem in 1467 vanzelfsprekend opvolgde alsKarel de Stoute. De stedelijke facties hadden in de persoon van de stadhouder en het Hof vanHolland een gezamenlijke tegenspeler. Ook de hertog had er geen belang bij verdeeldheid tecreëren door de ene of de andere groep te bevoordelen. Hij had Holland moeizaam verworven

134 1i delft in de groei (1359-1494)

Page 15: De derde stad van Holland Geschiedenis van Delft tot 1795

en wilde de bevolking niet tegen zich in het harnas jagen door steeds de confrontatie te zoe-ken of al te ingrijpende hervormingen door te voeren. Vanaf het midden van de vijftiendeeeuw legde Filips de nadruk op continuïteit. Dit uitte zich onder meer in een steeds stabielerebezetting van het Hof, maar ook in de aanstelling voor langere termijnen van zijn vertegen-woordigers op regionaal en lokaal niveau. Delft had sinds 1400 ongeveer dertig verschillendeschouten en waarnemers gehad, van wie een groot aantal van buiten de stad afkomstig was.In 1446 werd de oud-schepen Lubbrant Allertsz benoemd, die twaalf jaar in functie bleef. Zijnopvolger Arend Frankenz van der Meer, eveneens poorter van Delft, hield het zelfs meer danveertig jaar vol, waarvan de laatste dertien jaar tevens als baljuw en dijkgraaf van Delfland. Delengte van een ambtsperiode is natuurlijk niet de enige maatstaf voor de kwaliteit ervan. DatVan der Meer de bijnaam ‘Quaet Aertgen’ had, is veelzeggend. Anderzijds had hij niet zo langin functie kunnen blijven als hij zich volslagen onmogelijk had gemaakt.164

Behalve continuïteit stimuleerde Filips ook professionalisering, zowel op centraal als oplokaal niveau. Het Hof van Holland werd meer en meer bevolkt door universitair geschool-den, voor wie het lidmaatschap geen erebaan maar een bezoldigde functie was. Rechtsgeleer-

135stadsbestuur in nieuwe banen

Arend Frankenz van der Meer en zijn vrouw Jacomina Claesdochter van Ruiven, ook wel Tetrode genoemd. Arend was vanaf 1458 decennia-lang schout van Delft, vermoedelijk niet tot ieders genoegen, want hij had de bijnaam Quaet Aertgen. Hier is hij afgebeeld met een anjer, een symbool voor de Heilige Maria, zijn vrouw met een rozenkrans. De panelen zijn door een onbekende geschilderd omstreeks 1550-1560.Het kopiëren van oudere portretten was heel gebruikelijk, omdat vaak meerdere leden van het nageslacht een complete reeks vooroudersaan de muur wilden hebben.

Page 16: De derde stad van Holland Geschiedenis van Delft tot 1795

De ambities van Delft strekten zich ook uit tot buiten Delfland. De vaarroute naar de Maaswerd steeds belangrijker als levensader van de stedelijke economie. In 1436 werd de Schie ver-breed omwille van de steeds intensiever wordende scheepvaart.219 Vijftien jaar later breiddehertog Filips de jurisdictie aan weerszijden van de hele vaart uit met dertig roeden, bovenopde veertien die zij al mat. Bovendien mocht Delft de haven aan de monding vergroten of zonodig een nieuwe aanleggen. Want, zo schreef de landsheer, de stad was van plan ‘aen te ne-men die neringe ende hanteeringe van ter zee te reysen’ en daar waren nu eenmaal grote sche-pen voor nodig. Daarom ook mochten rond de haven zoveel woningen voor de neringdoen-den worden gebouwd als Delft nodig achtte.220 De stad heeft daar slechts beperkt gebruik vangemaakt, uit angst dat Delfshaven zich zou ontwikkelen tot een concurrent.

De stedelijke jurisdictie langs de vaart leidde nogal eens tot botsingen met plaatselijke besturen en gerechten. In 1480 kocht Delft van Hendrik van Naaldwijk de ambachtsheerlijk-heid Overschie, die hij in leen had van de grafelijkheid. Omdat een leen uitsluitend op naamvan een natuurlijke persoon kon worden gesteld, werd de jongste van de vier burgemeestersals zogenaamde ‘sterfman’ namens de stad met Overschie beleend. Het bezit van het ambachtbetekende onder meer dat Delft hier de schout, secretaris en ambachtsbewaarders mochtaanstellen.221 Langs bestuurlijke en juridische weg konden zo allerlei ongewenste ontwik -kelingen aan de oevers van de vaart worden voorkomen en zo nodig bestreden. Met de ver werving van Overschie was echter ook een nieuwe bron van conflict geschapen. Juist tennoorden van het dorp liep immers ook de Rotterdamse Schie, met daarlangs een strook landdie onder de jurisdictie van Rotterdam viel. Bovendien ressorteerde het ambacht voor de hogerechtspraak onder het baljuwschap en voor de waterstaat onder het hoogheemraadschap van Schieland. Beide werden gedomineerd door personen uit de Rotterdamse invloedssfeer.Toen Delft het baljuwschap Schieland van de grafelijkheid in pacht wist te krijgen, was voor Rotterdam de maat vol. Er volgden talloze processen die in 1514 werden beslecht dooreen arbitrale uitspraak van de Rekenkamer van Holland: Delft moest afzien van de pacht vanSchieland. Het moest samen met Rotterdam een kandidaat zoeken die voor beide partijen ac-ceptabel was.222

De strijd om het water

Ook ten noorden van de stad probeerde Delft zijn invloed te vergroten. Hier ging het niet al-leen om vaarwegen, maar ook om het water zelf. Vooral ten oosten van de stad was het landaan het inklinken, waardoor de vanouds zo belangrijke watertoevoer van die kant verminder-de. In tijden van droogte stond het grachtenwater stil en werd het zelfs brak. Delft probeerdeop verschillende manieren de doorstroming te bevorderen. Eén daarvan was het water in be-weging brengen door molenbemaling. In 1445 stond er al een stenen molen tegenover deNootdorpse vaart, waarmee de Duivelsgatmolen moet zijn bedoeld. Het ligt voor de hand dathiermee water uit de vaart de stad in werd gevoerd. In 1450 gaf hertog Filips toestemmingvoor de bouw van een watermolen om water uit de grachten te malen, zodat er vers water inkon stromen: de stenen molen aan het einde van de Nieuwe Langendijk.223

Kennelijk was bemaling niet voldoende. Een kroniekschrijver uit Zierikzee meldde over dedroge zomer van 1471 dat het in Zeeland zeer populaire Delftse bier zo zout smaakte dat het

150 1i delft in de groei (1359-1494)

Page 17: De derde stad van Holland Geschiedenis van Delft tot 1795

bijna ondrinkbaar was.224 Er waren dus aanvullende maatregelen nodig: aanvoer van watervia de Vliet. De eerste horde die daartoe moest worden genomen, was de Hinderdam. In 1471wist Delft die in eeuwige pacht te krijgen van Karel de Stoute. Hiermee kreeg de stad de con-trole over het in de dam gelegen verlaat, waarmee de waterdoorvoer kon worden geregeld.225

Nu kon het vizier verder noordwaarts worden gericht, op de potdichte Leidschendam, dieRijnland en Delfland scheidde.226 Het Rijnlandse waterpeil was doorgaans hoger, dus zouopening van die dam soelaas kunnen bieden. Dat leverde echter tal van problemen op. WatDelft aanging zou er water worden ingelaten bij droogte. Rijnland wilde eigenlijk alleen waterkwijt in geval van overlast, als Delfland zelf ook meer dan voldoende had. Delft schakelde in1473 de hertog in om een uitspraak te doen, waarbij het er uiteraard op wees dat de welvaartvan zijn stad, die geacht werd fors bij te dragen in de bede, gebaat was bij een bloeiende bier-nijverheid. En juist die sector had problemen als er onvoldoende water van goede kwaliteitwas. De landsheer gaf toestemming voor de bouw van een sluisje, uitsluitend voor het door-laten van water, niet voor de scheepvaart. Of die opening wel heeft gefunctioneerd, is zeer devraag, want nog datzelfde jaar liet Rijnland hem om onbekende redenen alweer afsluiten.

Er waren echter nog veel meer belangen gemoeid met de Leidschendam. De overhaalwaarmee kleine schuiten over de dam konden worden getrokken, was als leen van de grafe-lijkheid in handen van de familie Van Naaldwijk. Hiermee onderhield Delft goede betrekkin-gen. Hendrik van Naaldwijk, dezelfde van wie de stad in 1480 de heerlijkheid Overschie had

151Greep op de ruimte

De molen aan het Duivelsgat ophet schilderij van Delft na de stads-brand van 1536. De molen maaldeschoon water de stad in om degrachten door te spoelen. Vlak ach-ter de molen ligt het ommuurdeclarissenklooster. Links daarvan isnog net een stukje te zien van delakenramen.

Page 18: De derde stad van Holland Geschiedenis van Delft tot 1795

c ol ofon

de derde stad van HollandGeschiedenis van Delft tot 1795

UitgaveWBOOKS, [email protected] samenwerking met Stichting Geschiedschrijving Delft

TekstGerrit Verhoeven, Delft

BeeldredactieEelco Beukers, Utrecht

VormgevingMarjo Starink, Amsterdam

© 2015 WBOOKS/Gerrit VerhoevenAlle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd,opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën,opnamen of op enige andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemmingvan de uitgever.

De uitgever heeft ernaar gestreefd de rechten met betrekking tot de illustratiesvolgens de wettelijke bepalingen te regelen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISAC-organisatie is het auteursrecht geregeld met Pictoright te Amsterdam. © c/o Pictoright Amsterdam 2015.

ISBN 978 94 625 8093 0NUR 693

Comité van Aanbevelingmr. M.A.P. van Haersma Buma, dijkgraaf Hoogheemraadschap van Delflandprof. ir. K.C.A.M. Luyben, rector-magnificus TUDelftir. Th. J.O. Pehrson, Managing Director Festo BVH. Schouten, CEO Royal Delftir. F. Teeuwisse, directeur DSMDelftmr. drs. G.A.A. Verkerk, burgemeester Gemeente Delft

Bestuur Stichting Geschiedschrijving Delftmr. W.E. Merens, voorzittermr. D.J. van Doorninck, secretarisR.J. Winkels, penningmeestermr. N.P.O. Ruysch, lidMw. drs G.D. van Walsum-Kieft, lidir. J.E.J. van Bergen, lidmw. N. Verschoor, lidB. van der Wulp, adviseur

Commissie FondsenwervingJ. Rosiermr. N.P.O. Ruyschmr. H.V. van Walsum

Page 19: De derde stad van Holland Geschiedenis van Delft tot 1795
Page 20: De derde stad van Holland Geschiedenis van Delft tot 1795

De derde stad van H

ollandgesch

iedenis van

delft to

t 1795gerrit ve

rhoeve

n

De derde stad van HollandVoor het eerst is de geschiedenis van de stad Delft in zijn geheel beschreven. Dit deel begint met het ontstaan van de stad in de middeleeuwen en loopt tot het einde van deRepubliek in 1795. In deze periode gold Delft als derde stad van Holland, na Dordrechten Haarlem, maar vóór Leiden, Amsterdam en Gouda. In Delft nam de Hollandse ge-schiedenis enkele malen een beslissende wending. De Hoekse en Kabeljauwse twis-ten begonnen hier in 1350 met een brute moord. Bij de Zoen van Delft droeg Jacoba vanBeieren in 1428 de regering over aan de hertog van Bourgondië. In de beginjaren van deOpstand tegen Spanje was Delft als residentie de bakermat van de Republiek der ZevenVerenigde Nederlanden. De moord op Willem van Oranje in het Prinsenhof in 1584 be-tekende het begin van de traditie dat de Oranjes worden bijgezet in de Nieuwe Kerk inDelft. De Oude Kerk werd de begraafplaats van Piet Hein en Maarten Harpertsz Tromp.

Delft was ook de stad van bier en plateel, van de VOC en beroemde schilders. In de mid-deleeuwen voorzagen meer dan honderd brouwerijen grote delen van de Nederlandenvan bier. De vermogens die hiermee werden verdiend, werden onder meer belegd in dehandel op de Oost. In de zeventiende eeuw verwierf het Delftse aardewerk een faam diehet tot de dag van vandaag behouden heeft. De welvaart zorgde voor een korte maar hevige bloei van kunsten en wetenschappen, met Johannes Vermeer en Antoni vanLeeuwenhoek als beroemdste vertegenwoordigers.

Dit boek vertelt het hele verhaal, over rijken en armen, protestanten en katho lieken, geboren Delvenaren en van elders afkomstige Delftenaren. Wetenschappelijk verant-woord en leesbaar voor iedereen. Vol nieuwe inzichten en met honderden, soms nooiteerder gepubliceerde afbeeldingen.

ISBN 978 94 625 8093 0

1De derde stadvan Hollandgeschiedenisvan delft tot 1795

gerrit verhoeven

1