Dante najaar 2013

32
DANTE MAGAZINE VAN DE TILBURG SCHOOL OF HUMANITIES najaar 2013 GEDRAG VOORSPELLEN DEPRESSIE JONGEREN CYBER-PELGRIMAGE: ONLINE SACRALE RUIMTE AFSCHEID VAN RENKEMA EN LOOSE

description

Dante magazine najaar 2013

Transcript of Dante najaar 2013

dAnteMagazine van de Tilburg School of huManiTieS

najaar 2013

gedrAg voorspellen

depressie Jongeren

Cyber-pelgrimAge:online sACrAle

ruimte

AfsCheid vAn renKemA

en loose

inhoud02. Colofon

03. i liKe e-humAnities

van de redactie

04. geesteswetensChAppen moeten digitAlisering volop gebruiKen

Dubbel interview

08. geen studie zonder fACebooK

reportage

11. voor- en nAdelen vAn soCiAl mediA

onderzoek

13. eenzelfde reAliteit, of toCh versChillende werelden?

Column

14. Child-Computer interACtion in the wild

onderzoek

16. proefsChriften

18. gedrAgsKenmerKen voorspellen mogeliJKe depressie biJ Jongeren

onderzoek

21. CyberpelgrimAge: de online sACrAle ruimte

onderzoek

23. sCheidend hooglerAren JAn renKemA en donAld loose

Interview

27. dAtAJournAlism: meer dAn de brenger vAn nieuws reportage

30. studente wint geert grote pen

Interview

31. huis vAn de toeKomst

Column

32. KronieK en AgendA

JAArgAng 6 • nr 2 • nAJAAr 2013

dante magazine is een uitgave van

de Tilburg School of Humanities

(TSH). Een cultureel en informatief

magazine met een scherpe blik voor

nieuwe ontwikkelingen in de geestes-

wetenschappen in het algemeen en

TSH in het bijzonder.

dante magazine hergebruik

Indien u dit exemplaar na lezing niet

behoudt, gelieve deze dan niet in

de daarvoor beschikbare bakken te

deponeren, maar te retourneren aan

uw secretariaat t.b.v. hergebruik (o.a.

voor studenten).

productie

Afdeling Education and research

marketing Tilburg University, Simon-

gebouw, kamer S833, Postbus 90153,

5000 LE Tilburg

redactie

odile Heynders (hoofdredactie), Ti-

neke bennema & Clemens van Diek

(eindredactie), veerle Draulans, Hille

van der Kaa, Tom van nuenen, Frans

van Peperstraten, Diede Schots,

Suleman Shahid, Paul vogt

met medewerking van

Jim Korsten, marjolijn Antheunis,

martijn balsters, Suzanne van

der beek, Suleman Shahid

fotografie

ben bergmans, Etmee boeve,

S. Dewickere, De Touter, Hollandse

Hoogte, Denis oei, Dolph Cantrijn

Cartoon

osvaldo Gutierrez Gomez

grafisch ontwerp en vormgeving

beelenkamp ontwerpers, Tilburg

drukwerk

PrismaPrint, Tilburg University

Copyright

overname van (delen) van artikelen

is toegestaan na schriftelijke toe-

stemming van de hoofdredactie, via

o.m.heynders@tilburguniversity.

edu. voor overname van illustraties

en foto’s neem contact op met de

redactie.

Uitgave november 2013.

Het volgende nummer

verschijnt voorjaar 2014.

14

21

27

in 1986 schreef ik mijn doctoraal scriptie

(over filosofie en literatuur) op een elektrische

typemachine, die hip geel en uitzonderlijk snel

was. Alle pagina’s met fouten erop moesten

worden overgetypt en steeds moest gecon-

troleerd worden of er geen regels op pagina’s

waren verschoven. het klinkt als het stenen

tijdperk.

vier jaar later, bij het schrijven van mijn dissertatie was

er, god zij dank, de computer, groot en vierkant op mijn

bureau met een ronkende matrix printer ernaast. En nu

is er de macbook die je van tafel naar bureau kunt ver-

plaatsen en waarop ik altijd en overal kan werken en ont-

spannen. rapporten lezen in het vliegtuig, powerpoint-

presentaties maken in de trein, nog even een film kijken

’s avonds laat, of skypen met dochter in het buitenland.

In vijfentwintig jaar tijd, in één generatie, is het leven vol-

ledig veranderd. We handelen anders, we werken anders,

en we denken anders.

Sinds de jaren negentig van de vorige eeuw zijn de tech-

nologische ontwikkelingen versneld en dat heeft radicale

repercussies voor alle generaties, niet alleen de mijne.

vanzelfsprekend zijn er positieve en negatieve gevolgen,

maar wat vooral ook opvalt, is dat de veranderingen

zo snel gaan en door zo velen onmiddellijk worden

aangeleerd en overgenomen. mijn grootvader vertelde

toen hij oud was, over het wonder van de Amerikanen op

de maan, en dat dat op de televisie werd uitgezonden.

Ik heb geen idee wat ik mijn toekomstige kleinkinderen

zal vertellen, als ze mij vragen naar de grootste belevenis

uit mijn tijd, maar er is een kans dat ze me niet zullen

volgen als ik vertel dat wij zwart-wit beelden op Tv

hadden vroeger en dat we met het hele gezin op zater-

dagavond naar een spelprogamma keken. (misschien is

zelfs het gezin tegen die tijd een achterhaalde burgerlijke

constructie).

Digitalisering, globalisering en technologische vernieu-

wingen zijn aan de gang, en moeten in al hun sociale en

culturele consequenties doordacht en begrepen worden.

Dit is de taak voor de Humanities wetenschapper, die we

aan onze faculteit met beide handen hebben aangegre-

pen. Hoe veranderen handelen, denken en leven, als dat

op allerlei manieren voortaan digitaal gebeurt? Welke

mensen hebben toegang tot die digitale wereld en wie

zijn buiten gesloten? En hoe zijn nieuwe ontwikkelin-

gen ook altijd vergelijkbaar met veranderingen in het

verleden?

met studenten uit het Honors Programma, European

Discourses, las ik Don Quichot van Cervantes, en bedis-

cussieerden we hoe die rare, moderne roman uit 1605,

iets te bieden heeft aan het Europa van nu. De wereld,

zoals Don Quichot haar beschouwt en opvat, past niet

op de wereld ‘in het echt’, omdat hij geen zin heeft in die

echte, pragmatische wereld. Het moet mogelijk zijn iets

te fantaseren, te veinzen, meent de Spaanse held. En dat

is nu precies de virtuele wereld die we geopend hebben

op onze computers.

I like e-humanitiesdoor odile heynders

Hoogleraar vergelijkende Literatuur-wetenschap aan het Department of Culture Studies

“Taak van humanities om sociale en culturele conse-

quenties van digitalisering te doorgronden en begrijpen”

Dante magazine november 2013 ������ 3

van de redacTie

Geesteswetenschappen moeten digitalisering

volop gebruiken,

het onderwijs en onderzoek van de tsh zullen in de komende jaren bepaald

gaan worden door een ‘e-humanities profiel’. maar wat betekent dat precies?

we hebben vragen voorgelegd aan eric postma, hoogleraar Kunstmatige

intelligentie en verbonden aan tiCC (tilburg Center for Cognition and

Communication) en aan hans van driel, vice-decaan onderwijs.

zij geven een uitdagend en realistisch beeld van de veranderingen.

anders besta je niet meer over tien jaar.

4 ��� Dante magazine november 2013

digiTaliSering gebruiKen

door odile heyndersWat betekent e-humanities letterlijk en

wat houdt het in als we dit als karakte-

risering van onze Humanities faculteit

nemen? Letterlijk staat e-humanities

voor “enhanced humanities” (of

“enabled humanities”), oftewel geestes-

wetenschappen versterkt met digitale

hulpmiddelen. In de vS wordt de term

“digital humanities” gehanteerd. voor onze faculteit geeft de “enhanced” aan dat moderne informatie en

communicatietechnologieën (het web, sociale media, datamining) in het geesteswetenschappelijk onder-

zoek worden gebruikt en onderwerp van onderzoek zijn.

Kun je voorbeelden geven van relevant onderzoek? Drie voorbeelden. Stylometrics methoden herkennen de

verborgen handtekening van schrijvers in teksten. Zo vond bijvoorbeeld professor Peter millican van oxford

de verborgen handtekening van J.K. rowling in The Cuckoo’s Calling, een detective die zij onder pseudoniem

schreef. Stylometrics kunnen ook worden toegepast in het visuele domein.

Tekstanalysemethoden kunnen geografische informatie uit boeken of geschriften halen. Professor max

Louwerse van onze faculteit verkreeg door automatische tekstuele analyse van de Lord of the Rings trilogie

goede schattingen van de locaties van de steden in Middle Earth. Promovenda matje van der Camp ont-

wikkelt methoden om uit biografieën de veranderingen in sociale relaties in kaart te brengen. naast deze

voorbeelden wordt er in toenemende mate gebruik gemaakt van automatische spraak- en beeldanalyseme-

thoden. In ons onderzoek gebruiken we die bijvoorbeeld voor de automatische analyse van spraakuitingen

en gezichtsexpressies.

Kun je voorbeelden geven van een verandering van onderzoekmethode als gevolg van een focus op

e-humanities? Gaat men nu alles met grote data-bestanden doen en wat impliceert dat dan precies?

Zoals bovengenoemde voorbeelden illustreren vinden de meest ingrijpende veranderingen plaats in het

onderzoek op basis van tekstuele bronnen. Door de opkomst van het internet en van bedrijven zoals

Google zijn veel bronnen gedigitaliseerd en zijn er zeer krachtige digitale tekstanalysemethoden ontwikkeld.

Een ander voorbeeld betreft het kunsthistorisch onderzoek. Conservatoren en kunsthistorici maken in

toenemende mate gebruik van digitale methoden voor de analyse van schilderijen. Computers worden

ingezet voor de automatische bepaling van de structuur van het canvas waarop de oude meesters schilder-

den. Ieder canvas heeft een uniek patroon van verstoringen die het mogelijk maakt om schilderijen die zijn

vervaardigd op naburige delen van het canvas te identificeren. Hierdoor wordt nieuwe kennis opgedaan

over de werkwijze van oude meesters. De betreffende onderzoekers versterken hun traditionele geestes-

wetenschappelijk onderzoek met de mogelijkheden van de moderne ICT. Eigenlijk is dat kenmerkend voor

e-humanities onderzoek: het maakt gebruik van nieuwe methoden, niet ter vervanging van bestaande

methoden, maar ter versterking daarvan.

eric postma, hoogleraar kunstmatige intelligentie

Dante magazine november 2013 ������ 5

digiTaliSering gebruiKen

What’s new? met andere woorden: is enige scepsis ook op z’n plaats als je ziet dat aan alle Humanities faculteiten

in nederland ineens digitalisering naar voren wordt geschoven? Praat men elkaar niet na, wat zijn de echt onder-

scheidende initiatieven? Uiteraard is er sprake van een e-humanities hype. Zoals bij iedere digitale revolutie zijn er

aanvankelijk overtrokken verwachtingen. Enerzijds staat e-humanities voor een nieuwe werkwijze die het mogelijk

maakt oude en geheel nieuwe onderzoeksvragen te beantwoorden. Anderzijds biedt het “alleen maar” een nieuw stuk

gereedschap in de gereedschapskist van de onderzoeker. Dat digitalisering zo naar voren geschoven wordt, beschouw

ik als een positief punt. Het biedt de geesteswetenschappen de mogelijkheid om een vernieuwingsslag te maken.

betekent e-humanities per definitie ook interdisciplinariteit? Empirisch onderzoek in relatie tot kwalitatieve analyse;

samenwerken van onderzoekers uit verschillende disciplines? En hoe gaat dat dan? voorlopig wel, om twee redenen.

De eerste reden is dat de digitale methoden veelal nog niet uitontwikkeld zijn. De tweede reden is dat veel geesteswe-

tenschappers nog niet bekend zijn met de methoden.

We begonnen in 1982 als een faculteit voor Taal- en Letterkunde - wat zijn we over tien jaar? Dat hebben we zelf in de

hand. De digitalisering is een zegen en een vloek. Het is zaak om de mogelijkheden van de digitalisering volop te be-

nutten, anders besta je niet meer over tien jaar. Daarnaast is het minstens zo belangrijk, om de maatschappelijke en

culturele ontwikkelingen kritisch te blijven beschouwen. Juist voor de geesteswetenschappen ligt daar een belangrijke

taak. Zoals we dagelijks kunnen lezen in de krant, leidt de

digitalisering tot allerlei ongewenste uitwassen.

Wat levert e-humanities op voor het onderwijs?

E-humanities bieden een verrijking van het onderwijs in de

zin dat studenten leren werken met nieuwe methoden. nu

zijn dat voornamelijk tekstuele methoden, maar het zal niet

lang duren voordat er visuele analysemethoden beschikbaar

komen. onze studenten worden al getraind op het gebruik

van deze nieuwe methoden.

Wat moeten de studenten van nu leren als zij zich willen bekwamen als toekomstige

e-werknemer of e-onderzoeker? Toekomstige (en huidige) e-werknemers dienen bekend te zijn met de

(on)mogelijkheden van digitale onderzoeksmethoden.

Hoe verandert de faculteit als instituut als we de e-humanities focus van belang vinden: hoorcollege weg ten gunste

van college vanachter de laptop? De faculteit is al aan het veranderen. Dat is meer een gevolg van het internet en de

digitalisering dan van e-humanities. Studenten communiceren met elkaar en met docenten via e-mail, ze komen met

hun laptop naar colleges en practica, en colleges worden versterkt door middel van video lectures. Colleges gaan niet

verdwijnen, maar wel veranderen. De traditionele “eenrichtings” colleges waarin docenten hun verhaal afdraaien zul-

len worden vervangen door video lectures die studenten op ieder gewenst moment kunnen bekijken. In toenemende

mate zullen colleges interactief worden, dat wil zeggen dat ze gekenmerkt worden door interacties tussen docenten

en studenten. ondanks al het digitaliseringsgeweld, zoeken mensen elkaar nog altijd op. menselijke communicatie

kan maar in beperkte mate worden vervangen door digitale communicatie.

Levert meer techniek daadwerkelijk meer vrijheid op? Het is niet zo dat techniek meer vrijheid oplevert. Techniek biedt

nieuwe mogelijkheden om vrij te zijn en nieuwe mogelijkheden om vrijheid in te perken. Sociale media bieden meer

vrijheid om meningen en visies te delen, maar tegelijkertijd kunnen sociale media gebruikt worden voor repressie.

Dit interview kwam tot stand via e-mail.

‘Digitalisering is “alleen maar” een nieuw stuk gereedschap in de gereedschapskist van de onderzoeker’

6 ��� Dante magazine november 2013

digiTaliSering gebruiKen

We begonnen in 1982 als een faculteit voor Taal- en Letterkunde - wat

zijn we over tien jaar? De vraag is of de universiteiten over tien jaar

nog wel in deze vorm – een complex van disciplinaire onderzoeks-

en onderwijsactiviteiten - zullen bestaan. Steeds meer onderzoek

gebeurt buiten de muren van de universiteit en op onderwijsgebied

worden de universiteiten links en rechts ingehaald.

Ik beperk me tot onderwijs. De functie van ‘kennisoverdracht’ komt

zeker te vervallen. De alternatieven groeien met de dag: mooC’s, TED-talks, open source bronnen, expert-bijeenkom-

sten, etc. Anders gezegd, er gaan meer wegen naar rome dan alleen de universitaire colleges.

mogelijk dat de universiteit zich dan op onderwijsgebied ontwikkelt tot een instituut dat nauwgezet maatschappelijke

ontwikkelingen ook in historisch perspectief observeert en daaraan leerdoelen en toetsen koppelt. De universiteit is in

deze visie een kwaliteitsbewaker en maatschappelijke agendavolger, mogelijk –bepaler.

Tegelijkertijd kan de universiteit een instituut worden dat de verschillende wegen

naar rome begeleidt en initiatieven ontplooit om kennis niet alleen te toetsen,

maar ook toe te passen en multidisciplinair te integreren.

Het korte antwoord:

De faculteit bestaat niet meer.

Wat levert e-humanities op voor het onderwijs? Zelf zie ik e-humanities graag als

een leergemeenschap, waarbinnen docenten en studenten op multidisciplinaire

basis gezamenlijk werken aan leerprojecten en waarbij met name het proces

– en niet alleen het resultaat - transparant wordt gecommuniceerd, zodat ook

anderen tijdens het proces terugkoppeling kunnen geven.

Wat moeten de studenten van nu leren als zij zich willen bekwamen als

toekomstige e-werknemer of e-onderzoeker?

Uit het voorgaande kun je, denk ik, de volgende 21e eeuwse skills afleiden.

• bereidheid om open te gooien en los te laten

• vaardigheid om projectmatig en multidisciplinair te werken en

daarbinnen van perspectief te kunnen wisselen

• multimediaal verslag kunnen doen van je onderzoeksproces en

onderzoeksresultaat

• Doelen kunnen formuleren alsmede trajecten die kunnen leiden tot die doelen

• Innovatief denken, en niet alleen het bestaande een beetje willen verbeteren

Hoe verandert de faculteit als instituut als we de e-humanities focus van belang

vinden: hoorcollege weg ten gunste van college vanachter de laptop? Je snapt,

dat ik niet erg meer geloof in de colleges, zoals we deze nu kennen.

Dit interview kwam tot stand via e-mail.

hans van driel, vice-decaan onderwijs

Dante magazine november 2013 ������ 7

digiTaliSering gebruiKen

studenten zijn er al een aantal jaar flink mee in de weer: facebook-groepen die bij hun opleiding horen. er wordt van alles en nog wat uitgewisseld tussen die digitale muren – maar wat precies? studente Communicatie- en informatiewetenschappen (Ciw) diede schots ging op onderzoek uit. Er was een tijd waarin je als student wekenlang moest wachten op antwoord van je docent. Waarin je geen vragen

durfde te stellen in je werkgroep omdat ze misschien te dom waren. maar die tijden zijn voorbij. Waar de drempel

voorheen nogal hoog was om voor iedere simpele vraag je docent of medestudenten lastig te vallen via mail of

blackboard, zijn de dingen veranderd sinds Facebook tot de opties behoort. Ik pluk daar zelf ook de vruchten van:

als een medestudent net voor het tentamen een samenvatting van dat ene moeilijke hoofdstuk online zet, maakt

dat het leren toch net wat makkelijker.

De populariteit van Facebook als alternatieve studiegroep roept natuurlijk allerlei vragen op. In 2012 kwam de

kwestie in het nieuws toen de Amerikaanse student Chris Avenir bijna de universiteit moest verlaten omdat hij een

Facebook-groep had opgericht waar studievragen werden beantwoord. valsspelerij, beoordeelde ryerson Univer-

sity. De kwestie blijkt moeilijk: aan de ene kant is Facebook natuurlijk een verlengstuk van onze sociale sfeer – ook

op de universiteit. Anderzijds zijn de groepen op Facebook niet helemaal vergelijkbaar met die op de campus. De

Amerikaanse internetgoeroe Clay Shirky vatte het mooi samen: als je in een échte werkgroep aan komt zetten met

de mededeling dat je er alleen bij bent om andermans antwoorden af te lezen, word je er subiet uitgezet.

voorDELEn. De vraag is dus hoe het er hier in Tilburg aan toe gaat. Ik vraag het allereerst aan Hille van der Kaa,

docente Data Journalism. Ze zit zelf ook in een aantal UvT-groepen, vertelt ze. “Het valt me op dat studenten regel-

matig vragen in de groep gooien die je met een telefoontje of mail naar een docent of studentenbalie zo beantwoord

had kunnen hebben. Facebook werkt dan schijnbaar toch laagdrempeliger of sneller.”

Dat gemak is ook voor van der Kaa voordelig. “Ik werk zelf ook graag met Facebook. bijvoorbeeld door een groep

bij een vak aan te maken, waardoor je makkelijk dingen kunt delen. De interactie is dan vele malen groter dan via

een ‘officieel’ discussieplatform zoals blackboard.” maar zo’n Facebook-groep brengt natuurlijk ook problemen met

zich mee – vooral in auteursrechtelijk opzicht. van der Kaa: “Ik zie regelmatig ingescande papers of boeken voorbij

komen. nu is het kopiëren van literatuur van alle tijden, maar op een Facebook-groep van een universiteit moet je

nadenken of je hier iets mee moet of niet. Zeker als het een pagina is die je als universiteit zelf hebt aangemaakt.”

WILDGroEI. Dan maar eens een kijkje nemen bij mijn eigen opleiding. bij een kleine rondgang kom ik er al snel

achter dat zo goed als iedere studie wel een Facebook-groep heeft. Soms is het zelfs even zoeken naar de juiste

pagina vanwege de wildgroei aan studiegerelateerde groepen. Zo verschijnen er bijvoorbeeld na het intypen van de

zoektermen ‘UvT Communicatie’ meerdere pagina’s waarop studenten Communicatie- en Informatiewetenschap-

pen informatie uitwisselen. Sommige daarvan zijn openbaar, waarbij iedereen de informatie kan lezen. Andere zijn

besloten – wat wil zeggen dat je jezelf moet uitnodigen en geaccepteerd moet worden, of dat je uitgenodigd wordt

door andere leden van de pagina.

Geen studie zonder Facebookdiede schots, studente Communicatie- en Informatiewetenschappen

8 ���� Dante magazine november 2013

facebooK

om de proef op de som te nemen heb ik mezelf willekeurig

voor wat pagina’s aangemeld. Daar werd ik opvallend snel

geaccepteerd – zelfs toen ik een verkeerde uitnodiging verzond

kwam ik binnen bij de communicatiepagina van de Universiteit

van Amsterdam. Al leverde dat niet al teveel spannends op.

De inhoud verschilt wel wat van groep tot groep, maar het

hoofddoel is overal hetzelfde: het uitwisselen van informatie

over studie-gerelateerde onderwerpen. Zo kom je vragen en

antwoorden tegen over specifieke vakken, vragen met betrek-

king tot het kiezen van vakken voor het volgende semester,

vragen over APA, vacatures voor stageplaatsen, vragen over

bronnen, vragen over het nakijken van tentamens en cijfers en

samenvattingen van tentamenstof.

Geen studie zonder Facebook ‘Ik zie op Facebook regelmatig ingescande papers of boeken’

WAAr WorDT DE CIW mASTErS -FACEbooK

voorAL voor GEbrUIKT

- Het uitwisselen van experimenten

- vragen over lesstof en tentamens

- Samenvattingen (vragen en delen)

- Informatie over vakken (m.b.t. het kiezen van vakken)

- vragen over het nakijken van tentamens

EEn KLEInE ronDGAnG bIJ DE FACEbooK-

PAGInA’S vAn CIW:

- CIW Premasters & bachelors (openbare groep, 522

leden)

- CIW masters 2013-2014 (besloten groep, 265 leden)

- (bijna ex)- master CIW @ Tilburg Univeristy (besloten

groep, 133 leden)

- Human Aspects of Information Technology (openbare

groep, 104 leden)

- Data Journalism UvT (openbare groep, 58 leden)

- bedrijfscommunicatie en Digitale media (openbare

groep binnen Tilburg University, 28 leden)

Dante magazine november 2013 ����� 9

facebooK

SAPPIGE roDDELS. Een voorbeeld van een zeer actieve Facebook-groep is die

van CIW-masters 2013-2014. In de groep, die meer dan 250 leden bevat, worden

vragen en mededelingen actief geplaatst en gelezen. Tegen het einde van het

collegejaar 2012-2013 stond de groep in het teken van experimenten – hij had

meer weg van een ruilhandel dan een informatieve werkgroep. De studenten

die in hun afstudeerfase zaten en voor hun scriptie een experiment af moesten

nemen, maakten gretig gebruik van de groep. “Wie heeft er 10 minuten tijd

voor het invullen van mijn enquête? naast dat je mijn eeuwige dank krijgt, zal ik

uiteraard ook jouw enquête invullen”. Dergelijke smeekbedes om respondenten

te winnen, vlogen je om de oren.

Er zijn verder behoorlijk wat overeenkomsten tussen de on- en offline werk-

groepen. In mijn groep wordt snel duidelijk dat het beantwoorden van vragen

vaak door dezelfde personen gebeurt. Dat zijn ook vaak de personen die wat

meer betrokken zijn bij de opleiding, en een hoge inzet tonen tijdens de col-

leges. Er is een duidelijke verdeling tussen de actieve studenten, die antwoor-

den geven en vragen stellen, en de wat passieve figuren, die wel in groep zitten

maar nauwelijks meedoen.

Wie overigens denkt dat de besloten pagina’s boordevol sappige roddels

staan, heeft het mis. De studenten gebruiken de bovengenoemde pagina’s

hoofdzakelijk als informatiebron. maar niet getreurd! Aan de UvT-student die

op zoek is naar communicatie met een knipoog is ook gedacht. Zo bestaat

er de Facebook-groep ‘Gespot: Ub UvT’. op deze Facebook pagina kunnen

fanatieke bezoekers van de Tilburgse Universiteitsbibliotheek anoniem flirten

met hun geheime liefdes. Denk hierbij aan vragen als: “Wie is dat meisje met

die zwarte bril en het grijze vestje? Ze zit zo druk te studeren, ik denk dat ze

wel toe is aan een pauze! Die ik dan wel samen met haar door wil brengen. Ze

zit bij de Lockers nE1” of “Gelukkig heeft de dame op 26079 haar plek even

verlaten, kan ik m’n hoofd nog even leegmaken voor m’n tentamen. Hoe zou

ze heten…?”

SoCIAL mEDIA. Aan het einde van mijn speurtocht in de wereld van studie

en Facebook kan ik concluderen dat door het gebruik van Facebook de

Tilburgse student anno 2013 socialer geworden is met zijn/haar medestuden-

ten. Informatie die studenten voorheen voor zichzelf hielden, wordt nu met

het grootste gemak gedeeld en men is niet te beroerd om een medestudent

te helpen. maar eigenlijk is deze nieuwe, socialere student geen grote

verassing aangezien Facebook valt onder de noemer

‘Social media’.

Verdeling tussen actieve studenten in Facebook-groep, die antwoorden geven en vragen stellen, en passieve figuren

10 ����Dante magazine november 2013

facebooK

sociale netwerksites zoals facebook

zijn niet meer weg te denken uit

het dagelijks leven. voornamelijk

jongeren besteden veel tijd op

dergelijke sites. bijna 90% van de

jongeren is lid van een of meerdere

sociale netwerk site(s) en zitten

daar gemiddeld 7.2 uur per week

op. door de stijging van mobiel

internet neemt het aantal uren

alleen nog maar toe.

vooral voor jong adolescenten, jongeren van 11 tot 14 jaar, kun-

nen deze sites een belangrijke rol spelen in hun leven. In deze

periode gaan ze van de basisschool naar de middelbare school

en worden veel nieuwe vriendschappen gevormd. Daarnaast

neemt de invloed van de ouders in deze periode af en wordt

de rol van vrienden juist belangrijker. Ze gaan in toenemende

mate bij vrienden te rade in plaats van bij de ouders.

De enorme populariteit van de sites zorgt voor onrust in de

maatschappij. veel ouders denken dat het niet goed kan zijn

voor het sociaal leven van hun kinderen. maar ook vanuit

de wetenschap klinken kritische geluiden: kinderen zouden

vervreemd kunnen raken van hun vrienden omdat ze alleen

nog maar oppervlakkig contact hebben via digitale platformen

zoals Facebook, aldus onderzoekster Sherry Turkle. Zij zegt dat

online zijn met je vrienden op Facebook een manier is van ‘con-

necting’ in plaats van ‘communicating’ en ze verwacht dat dit

zorgt voor de creatie van een illusie van vriendschappen.

marjolijn Antheunis is universitair docent social aspects of new media bij het departement Communicatie en Informatiewetenschappen en verbonden aan het Tilburg center voor Cognition and Communication (TiCC).

Jong adolescenten en sociale netwerksites: Een sociale kijkdoor marjolijn antheunis

Dante magazine november 2013 ����� 11

Sociale KiJK

WEInIG LonGITUDInAAL onDErZoEK. Er is al veel onder-

zoek gedaan naar sociale netwerksites, maar nog maar weinig

longitudinaal onderzoek. met deze methode van onderzoek

zijn we in staat om te kijken naar de causaliteit. veroorzaakt

het gebruik van deze sites bijvoorbeeld een betere kwaliteit van

vriendschappen of is het zo dat jongeren met hogere kwaliteit

vriendschappen juist meer gebruik maken van die sites? na alle

geluiden uit de samenleving en de wetenschap, wilden we nu

eens weten hoe het echt zit met de effecten van het gebruik van

sociale netwerksites op het sociaal leven van jongeren.

Hiervoor hebben we 1680 leerlingen uit de brug- en tweede

klas van 14 verschillende scholen in nederland, van Geleen

tot Leeuwarden, een jaar lang gevolgd. In die periode hebben

we drie metingen gedaan. In de klas moesten de jongeren drie

keer een uitgebreide vragenlijst invullen. na afloop van die drie

metingen werd de data ingevoerd en aan elkaar gekoppeld door

middel van een unieke id.

JUIST PoSITIEvE EFFECTEn. Uit de resultaten is ten eerste

gebleken dat er een positief effect is van het gebruik van sociale

netwerksites op de kwaliteit van vriendschappen. Jongeren die

meer tijd op de site besteden en zich daar meer verbonden

mee voelen, vinden de kwaliteit van hun vriendschappen hoger.

Ten tweede vonden we een positief effect van het gebruik van

sociale netwerksites op sociaal kapitaal, dit zijn de opbrengsten

van vrienden en bekenden (bijvoorbeeld het krijgen van steun

van een vriendin). naarmate jongeren actiever zijn met sociale

netwerksites, neemt dit sociale kapitaal toe.

Tot slot is uit ons onderzoek gebleken dat het gebruik van soci-

ale netwerk sites ook goed is voor de sociale competentie van

jongeren. Zo vinden jongeren die actiever zijn op een sociale

netwerksite het makkelijker om een gesprek te beginnen, het

makkelijker om over zichzelf te praten en kunnen ze de ander

beter steunen.

Uit deze studie is dus gebleken dat SnS geen negatieve impact

hebben op het sociale leven van jongeren. Integendeel, de uit-

komsten van deze studie laten zien dat het gebruik van Hyves

of Facebook van jongeren op het sociale leven positief is.

‘SoCIALbESITAS’. Tieners en twintigers sturen gemiddeld via

Whatsapp 68 berichten per dag en ontvangen er 154. Er is een

toenemende druk om iedereen te volgen en niets te missen.

mayke Calis en Herm Kisjes, Socialbesitas, Sociale media van

vertier tot verslaving, 2013.

IDEnTITEIT oEFEnEn. ongeveer driekwart van alle tieners

(10-17 jaar) beschikt over een smartphone. De bekendste soci-

ale media zijn Facebook en Youtube, maar favoriet is Whatsapp.

De meeste mensen hebben baat bij social media, aldus Patti

valkenburg, hoogleraar Jeugd en media aan de UvA, omdat

ze gemakkelijker vrienden maken en hun ‘identiteit oefenen’.

bron: NRC, 1 oktober 2013.

ImPrESSIonISTISCHE bLoGS. blog entries are often hastily

written personal musings, sculptured around a link or event. In

most cases, bloggers simply do not have the time, skills, or fi-

nancial means for proper research. There are collective research

blogs working on specific topics, but these are rare. What

ordinary blogs create is a dense cloud of “impressions” around

a topic. blogs will tell you if your audience is still awake and

receptive. blogs test. In that sense we could also say that blogs

are the outsourced, privatized test beds, or rather unit tests

of the big media. Geert Lovink, blogging, the nihilist impulse.

Eurozine.com 2007.

WErELDbEroEmD oP YoUTUbE.

In January 2006, DeAndre Cortez Way, age 15 (soon to become

known as Soulja boy), opened a YouTube account and started

posting song and dance videos he made in his father’s home in

batesville, mississippi. A little over a year later (march 2007),

his song, “Crank Dat” was on mainstream radio, and in another

month, michael Crooms, also known as mr. Collipark of Col-

lipark music (an imprint of Interscope), met with Soulja boy

and gave him a recording contract. From its humble beginnings

in batesville, mississippi, this song was catapulted, largely via

YouTube and mySpace to massive commercial success. betsy

rymes, recontextualizing YouTube: From macro–micro to

mass-mediated Communicative repertoires. In: Antropology

and Education, 2012..

Door sites juist makkelijker om een gesprek te beginnen en anderen te steunen

12 ��� Dante magazine november 2013

Sociale KiJK

De rijnstreek is gehuld in nevel en mist. Een van de

familiesagen wil dat ik als driejarige aan de voet van

de Lorelei iedereen aanmaande tot stilte: ik hoorde de

jonge vrouw boven op de rots zingen…. Een verre voor-

bode van mijn gendergevoeligheid?! De regio is tegelijk

prachtig en confronterend met haar zichtbare sporen van

verval en vergane glorie. ongetwijfeld ooit schitterende

hotels, rijkelijk opgesmukt met engelen of centauren die

de wacht houden bij de verroeste hekkens, staan leeg,

vlak bij de spoorweg. Ik zie het zo voor me: de toplaag

van de samenleving laat zich per trein – de grote inno-

vatie en ontsluiting van het land – letterlijk ‘voorrijden’.

“God zorgt in tijden van nood en van voorspoed voor

mensen”, weet de gevel.

En toch zijn er dingen die bleven. De lindeboom bij het

hotel-in-verval bleef overeind, gaat mee in de cycli van de

seizoenen en bezwangert elke zomer opnieuw de lucht

met haar verslavende geur. Toen, nu. Hoe diep staan

geuren gegrift in ons geheugen? Aan de oevers van de

rijn, onder een lindeboom, lees ik Erwin mortiers ‘Ge-

stameld liedboek. moedergetijden’. De woorden over de

dementie van zijn moeder sprankelen in hun afgewogen-

heid. Schitterende taal, over onmacht, liefde, verganke-

lijkheid en willen vasthouden. “En dan, de namiddagen

dat we aan tafel zitten en ons best doen ons geduld niet

te verliezen terwijl ze voor de zoveelste keer vastloopt

in een zin. Ik kan de zinnen haast over haar lippen zien

struikelen. verbale bouwval, grammaticale ruïnes liggen

rond haar handen verspreid over het tafelkleed.” (p. 20)

“Ik kijk haar aan, ze kijkt terug, met een hulpeloosheid

die door merg en been gaat” (p. 53). Wat beleeft iemand,

die dementerend is? Hoe zou dement zijn voelen?

verschillende partners, waaronder de Universiteit van

Tilburg, ontwikkelden een ‘dementie-simulator’, een

interactieve ruimte in een mobiele bouwkeet, waarin

dagelijkse, levensechte situaties in een huiskamer door

computergestuurde projectie worden nagebootst. Doel

van het simulator project is mantelzorgers van demen-

terenden dankzij verhoogd inlevingsvermogen beter te

begeleiden. mensen die zorg dragen voor een demente-

rende naaste, kunnen er dankzij de mogelijkheden van

een virtuele wereld, even beleven hoe het (mogelijk)

voelt om als dementerende oudere thuis te komen van

het boodschappen doen. Je hoort ook een stem, zodat

de gedachten en gevoelens van een dementerende

oudere, heel expliciet worden. Je stapt als bezoeker de

ruimte binnen, staat binnen in huis, de bel gaat… Je doet

de voordeur open, - of wat je dacht de voordeur te zijn -,

maar je staat in de garage. of je wilt je boodschappen

opbergen, maar opent voortdurend verkeerde kastjes.

Door de interactieve beeldmanipulatie ervaart de bezoe-

ker controleverlies, onzekerheid, onmacht of verwarring.

De ‘dementie-similator’ en mortiers’ Gestameld Lied-

boek kijken naar eenzelfde realiteit, vanuit een verschil-

lend perspectief. In beide gevallen is het resultaat on-

macht. De similator brengt door de mogelijkheden van

een virtuele wereld de hulpverlener of mantelzorger in de

buurt van wat dementie in iemand aanricht. Erwin mor-

tier laat binnenkijken in de beleving van de heel naaste

omgeving. “Kon ik maar één keer in dat hoofd van haar

kijken. Kon ik maar nagaan of daar nog ‘iemand’ is.” (p.

143). Gelukkig draagt de schoonheid van taal ook mede-

dogen en warmte.

Eenzelfde realiteit, of toch verschillende werelden?

door veerle draulans

Universitair docent aan het Department of

Culture Studies

Dante magazine november 2013 ���� 13

coluMn

most of the social behaviours and norms

taught by apps of interactive technologies

are based on western cultures. suleman

shahid and his research team tried a

number of standard autism apps for

children in pakistan and found these apps

were not productive. the results of his

design of multicultural technology are

very promising.

In the last decade, there has been an increased interest

in designing interactive technologies that have the in-

trinsic ability to build an interpersonal relationship with

humans (for instance IKEA’s chatbot – Ask Anna),

that can be used as a means to convey our feelings

(Facebook), or have the capacity to improve the socio-

emotional skills of specific user groups (technology for

people with Autism Spectrum Disorder for example).

Interactive technologies with a socio-emotional compo-

nent have many societal consequences. Acceptance of

such technologies is not always straightforward mainly

because the norms of socio-emotional behaviour differ

from culture to culture. It is therefore likely that diffe-

rent forms of these technologies may generate different

responses across cultures.

In my research, I primarily investigate the socio-emotio-

nal response of children during child-child and child-

computer interaction. Among many other factors such

as socio-economic condition, family values, age, physical

and mental capabilities, affecting children’s exposure

and usage of computing systems, I particularly focus

on cultural values for designing better child-computer

interaction.

APPS noT ProDUCTIvE. one recent project, in which

we witnessed the failure of modern technology due to its

inapposite design and felt the need of designing a more

culturally appropriate application by taking a multidis-

ciplinary approach, involved an autism intervention

program for Pakistani children. The aim of the project

was to design a new intervention application for Pakis-

tani children with Autism Spectrum Disorder (ASD). We

initiated this project in collaboration with a local nGo

and two schools specialized in teaching autistic children.

During the project initiation phase, teachers reported

that they had tried a number of standard autism inter-

vention applications (apps) but that the children found

these apps neither enjoyable nor productive.

During the first longitudinal user research phase, we

also evaluated existing autism apps (previously used by

teachers) in a more scientific way. The results of this user

research phase were quite remarkable. We learnt that

most of the existing intervention apps were not tailored

for the Pakistani context. most of the social behaviours

and norms, taught by the app, were based on western

cultures. Different emotional expressions, used for

training children the six basic emotions, were either too

abstract or inexplicable (as they used faces of Caucasian

adults). Children were not able to relate to with any of

the presented scenarios.

bEnEFICIAL. In the next phase, we worked with tea-

chers, parents, an educational psychologist, a designer

and a computer scientist for understanding require-

ments and designing new concepts of an educational

Child-computer Interaction in the wilddoor by suleman shahid

A case of designing culturally-appropriate technologies in a multi-disciplinary manner

Children appreciated the new multi-cultural app and enjoyed using it every

day to perform different activities

14 ����Dante magazine november 2013

children in paKiSTan

application for children with ASD. After a few cycles of

feedback from all stakeholders and subsequent revisi-

ons, we developed an educational mobile application

specially tailored for the Pakistani context. The emotion-

training module of the app was based on emotional

expressions collected from local actors and the social

behavior-learning module represented local everyday

situations e.g. saying Salam (hello) by shaking hand with

a guest. Similarly, the storytelling module for teaching

everyday activities also represented local customs and

norms e.g. specific behavior while eating such as starting

with a prayer and eating with the right hand only.

Finally, we tested this application with autistic children

during evaluation sessions over a period of one month.

The initial results are quite satisfactory. Children ap-

preciated the application and enjoyed using it every day

to perform different activities. Parents noticed a positive

change in the children’s attitude when they exhibited

different social behaviours. For example, the children

took the initiative in welcoming guests at home. Tea-

chers were also very pleased with the new concept and

requested us to design more stories for teaching other

everyday activities.

In conclusion, our culture-centered approach made it

possible to design a multi-faceted user-friendly concept,

which was not only fun to use but also beneficial for all

stakeholders. In addition to our focus on cultural vari-

ations, our multidisciplinary intervention played an im-

portant role in the success of this project. It is important

to realise that unlike designing traditional computing

systems, designing interactive technologies with a socio-

emotional component is inherently a multidisciplinary

activity and our project confirms this view. The design

process not only demands the technical knowledge of

building computational systems but also the anthropo-

logical skills of understanding human behaviour. It is

actually the marriage of these two distinct but equally

important disciplines that ultimately produces a viable

product in the end. Furthermore, other than facilitating

the design process, this marriage or cross-pollination

offers a test bed for interdisciplinary research where exis-

ting methodologies are evaluated rigorously in unusual

situations and new knowledge is generated for solving

more complex problems.

Suleman Shahid is assistant professor in human-computer interaction at the department of Communication and Informati-on Sciences, Tilburg University.

Dante magazine november 2013 ���� 15

children in paKiSTan

Plicht om armen te helpen gebonden aan restrictiesmensen hebben een morele plicht die zeer veeleisend kan zijn, om

armen te helpen, stelt filosofe mandy bosma in haar proefschrift.

Het uitgangspunt voor haar betoog is de morele theorie van Im-

manuel Kant.

bosma geeft allereerst een uitgebreide analyse van de plicht om de

armen te helpen als zodanig, aangezien de verschillen tussen de

diverse plichten voor die hulp in de discussies over wereldarmoede

vaak onderbelicht blijven. Zij richt zich specifiek op een natuurlijke,

positieve plicht om te helpen, begrepen vanuit een Kantiaans kader.

op het eerste gezicht lijkt deze plicht misschien wel te vergaande

eisen te kunnen stellen aan de actor. Die hoge eisen die de plicht

potentieel kan stellen, roept volgens bosma dan ook de vraag op of

deze wel moreel te rechtvaardigen zijn. Ze stelt vast welke restricties

voor de eisen van deze plicht kunnen gelden en geeft hiermee de

parameters aan waarbinnen de plicht haar eisen moet stellen.

Hierbij maakt ze een onderscheid tussen de restricties die op de

persoon zelf betrekking hebben (bijvoorbeeld: totale zelfopoffering

kan geen morele plicht zijn), de restricties die op anderen betrekking

hebben (bijvoorbeeld: de aard van vriendschap vereist het verlenen

van een zekere mate van prioriteit aan vrienden), en de restricties

die voortvloeien uit bepaalde empirische omstandigheden (bijvoor-

beeld: wanneer anderen hun plicht om de armen te helpen niet

naleven, nemen de eisen van de plicht om te helpen voor de actor in

secundaire zin toe).

mandy bosma promoveerde op 3 september, titel proefschrift: The

Duty to Assist the Poor and the Extent of Its Demands: A Kantian Ap-

proach. Promotoren: prof. dr. J.J. Graafland en adj. prof. dr. H.H.H.

van Erp.

Taalontwikkeling van kinderen platteland mozambique anders dan in de stadvoor zijn promotieonderzoek maakten Doug mastin en zijn begelei-

der Paul vogt in mozambique video-opnames van de manier waarop

kinderen tussen 1 en 2 jaar handelen in hun huiselijke leefomgeving.

Daarbij legden ze met behulp van de moeders een schatting van

hun woordenschat vast. met deze data onderzocht mastin hoe de

hoeveelheid tijd waarin kinderen op verscheidene manieren met hun

omgeving interacteren correleert met de omvang van hun woorden-

schat.

mastin toont aan dat de verschillende interactievormen van jonge

kinderen in de steden en op het platteland van mozambique goed

aansluiten bij de verschillende leeromgevingen die door de levens-

stijl in deze gebieden worden bepaald. Er is daar relatief veel aan-

dacht voor sociale interacties zonder voorwerpen en dit bevordert

de woordenschat meer dan interacties waarbij gezamenlijk aandacht

aan voorwerpen worden gegeven (zogenoemde joint attention).

Dit was met name het geval op het platteland, waar gezamenlijke

aandacht voor objecten een negatieve correlatie met de woorden-

schat liet zien, terwijl in de stedelijke gebieden dit wel een positieve

relatie heeft. Dit is interessant, want in westerse studies wordt

gezamenlijke aandacht vaak als essentieel beschouwd voor taalont-

wikkeling.

Door analyse van de sociale netwerken van kinderen kon mastin

aantonen hoe ideeën over verzorging binnen de gemeenschap zich

manifesteren in verschillende vormen van sociale interacties met uit-

eenlopende communicatiepartners. op deze manier werd duidelijk

dat interacties buiten de moeder-kindrelatie significant van invloed

is op de ontwikkeling van de woordenschat. Dit is nog niet eerder in

vergelijkbaar onderzoek aangetoond.

Doug mastin promoveerde op 11 oktober. Titel proefschrift: Exploring

Infant Engagement, Language Socialization & Vocabulary Development:

A study of rural and urban communities in Mozambique. Promotoren:

prof. dr. Alfons maes, co-promotor: dr. Paul vogt.

EXPLORING INFANT ENGAGEMENT, LANGUAGE SOCIALIZATION & VOCABULARY DEVELOPMENT:

J. Douglas Mastin

A Study of Rural and Urban Communities in Mozambique

16 ����Dante magazine november 2013

proefSchrifTen

mensen voegen meer informatie toe aan beschrijvingen dan noodzakelijk In hun dagelijks taalgebruik produceren mensen vaak uitingen als:

“Kan je me misschien de groene mok aangeven?” om de communi-

catie in zo’n situatie soepel te laten verlopen, is het van belang dat

de spreker het opvallendste kenmerk van de mok noemt.

In zijn proefschrift bestudeerde ruud Koolen hoe mensen dit soort

referentiële expressies (zoals “de groene mok”) produceren en

interpreteren. Waarom is dat interessant? Dat heeft te maken met

computermodellen die gebouwd worden om op een automatische

manier taal te produceren. Deze modellen (ofwel algoritmen) kun-

nen bijvoorbeeld worden gebruikt om met een computer medische

informatie of sportverslagen te genereren.

Centraal in Koolens onderzoek staat de vraag wat nou de verschil-

len zijn tussen de referentiële expressies die door mensen worden

geproduceerd en de expressies die door computers gegenereerd

worden. Een belangrijk verschil is gerelateerd aan hoeveelheid in-

formatie die mensen doorgaans toevoegen aan hun expressies. Het

is namelijk bekend dat mensen vaak overspecificeren, wat betekent

dat ze vaak meer informatie toevoegen aan een beschrijving dan

noodzakelijk is voor unieke identificatie van het object waarover

wordt gepraat.

Koolen bekeek welke factoren invloed hebben op de hoeveelheid

informatie die mensen toevoegen aan hun beschrijvingen van

objecten. Hij vroeg sprekers om beschrijvingen te produceren van

objecten en mensen die ze op afbeeldingen te zien kregen. De

resultaten laten zien dat diverse factoren invloed hebben op de mate

van overspecificatie, zoals het domein waarover gesproken wordt

(bijvoorbeeld meubilair of mensen), het aantal objecten waarover

gesproken wordt, en de hoeveelheid variatie en ruis die aanwezig is

in een afbeelding. Deze bevindingen vertaalde hij naar implicaties

voor computermodellen, zodat die beter in staat zijn om menselijke

taal na te bootsen.

ruud Koolen promoveerde op 20 september. Titel proefschrift: Need

I say more? On overspecification in definite reference. Promotoren:

prof. E.J. Krahmer, prof. m.G.J. Swerts.

Longkankerpatiënten slagen erin hun leven opnieuw zin te gevenDe meeste mensen met longkanker (een van de meest dodelijke

vormen van kanker) slagen erin hun leven toch weer zin te geven

hun ziekte te accepteren na de diagnose. Dat blijkt het uit onderzoek

van Sjaak Körver. Zij zijn in het algemeen zeer realistisch en nuchter

over hun situatie. Dat heeft gevolgen voor de begeleiding van de

patiënten die ‘gericht en spaarzaam’ moet zijn, stelt Körver.

voor zijn onderzoek benaderde praktisch-theoloog en pastoraal-su-

pervisor Körver via longartsen van twaalf ziekenhuizen in het zuiden

van het land poliklinische longkankerpatiënten. van deze patiënten

vulden 237 een vragenlijst in: het betreft hier een groep ouderen

(gemiddeld 66 jaar), voor bijna 90% van oorsprong katholiek.

Körver noemt de uitkomst verrassend positief. ‘Doel van het

onderzoek was na te gaan of geloof een rol speelt in de verwerking

van longkanker en van invloed is op het existentiële welbevinden Al

snel bleek dat de spirituele/religieuze verwerkingsstrategieën heel

gedifferentieerd zijn: de patiënten gebruiken allerlei middelen, zowel

traditionele (zoals bedevaart, kaarsen aansteken), als nieuwe (medi-

tatie, paranormale verschijnselen, magie).’

belangrijk bij dit existentieel welbevinden zijn positieve elementen

als het hebben van een partner, een goede opleiding, en een lage

mate van angst en depressie.

Sjaak Körver promoveerde op 4 oktober. Titel proefschrift: Spirituele

Coping bij longkankerpatiënten. Promotor: prof. dr. m.H.F. van Uden,

co-promotor dr. J.Z.T. Pieper.

 

Need  I  say  more?    

On  overspecification  in  definite  reference  

Ruud  Koolen  

Dante magazine november 2013 ���� 17

proefSchrifTen

Adolescenten kunnen verbale en non-verbale gedragskenmerken vertonen die gezonde individuen onderscheiden van personen met toekomstige geestelijke gezondheidsproblemen, zoals depressie. dat ontdekte martijn balsters (dept. Communication and information sciences) in zijn promotieonderzoek, dat hij uitvoerde met behulp van metingen van spraak en lichaamstaal.

Gedragskenmerken voorspellen mogelijke depressie bij jongeren

door martijn balsters

18 ��� Dante magazine november 2013

depreSSie biJ Jongeren

van alle stemmingsstoornissen vormt depressie wereldwijd het

grootste geestelijke gezondheidsprobleem. naar schatting heeft

één op de tien mensen minstens één depressieve periode in zijn

of haar leven gekend. Een aanhoudende negatieve stemming,

gebrek aan zelfvertrouwen, vermoeidheid, slechte cognitieve

vaardigheden en een verminderde of afwezige interesse in dage-

lijkse activiteiten vormen de belangrijkste symptomen volgens de

DSm, het standaard handboek voor diagnose en statistiek van

psychische aandoeningen.

De huidige manier van diagnosticeren in de geestelijke gezond-

heidszorg is dan ook voornamelijk gebaseerd op deze criteria.

Hierbij kunnen echter wat vraagtekens geplaatst worden. Door

de tamelijk arbitraire set van gehanteerde symptomen kan het

zijn dat twee onafhankelijke individuen, welke geen overlap van

eerder genoemde gedragskenmerken hebben, toch beiden het

stempel depressief kunnen ontvangen. verder wordt de infor-

matie waarop de diagnose gebaseerd is voornamelijk verkregen

uit zelfrapportages door middel van interviews en vragenlijsten.

Hierbij wordt aangenomen dat de respondent altijd eerlijk is, en

prima in staat om zijn gevoelens correct te verwoorden.

ZELFvErWIJZInG. Deze manier van data verzamelen heeft

echter zijn beperkingen; alles wat niet ‘gevangen’ kan worden

door middel van een vraag met bijbehorend antwoord maakt

geen deel uit van het klinische beslissingsproces. Hierdoor is

het dus goed mogelijk dat andere belangrijke signalen over het

hoofd worden gezien. Zo is uit eerder onderzoek gebleken dat er

verbale en non-verbale gedragskenmerken zijn welke depressieve

van niet-depressieve personen onderscheiden, maar nog niet de

officiele status van symptoom hebben.

onderzoekers hebben eerder al in verschillende studies een

associatie tussen taalgebruik en depressie aangetoond. In ver-

gelijking met gezonde personen gebruiken depressieve mensen

gemiddeld vaker zelfverwijzingen zoals het woord “ik”. Zij praten

meer over negatieve emoties en de dood, en verwijzen minder

naar anderen (woorden als “we” en “wij”). verder toonde spraak-

analyse aan dat depressieve patienten meer tijd nodig hebben

om zichzelf uit te drukken, een monotonere spreekstijl hebben,

en langere pauzes binnen en tussen zinnen hanteren. Als laatste

vertonen depressieve personen gemiddeld een verminderde

non-verbale expressiviteit. Hiernaast zoeken mensen minder

oogcontact met de gesprekspartner, lachen weinig, huilen vaker,

‘friemelen’ vaker, en maken minder gebaren.

voorSPELLEnDE WAArDE. De vraag blijft echter of deze ver-

bale en non-verbale gedragskenmerken van depressie, naast hun

symptomatische waarde, ook een voorspellende kracht hebben.

om dit te onderzoeken had ik in mijn project de beschikking

over video-opnamen van een stresstaak waarin adolescenten

(vijftien tot zeventien jaar oud) de opdracht kregen om in zes

minuten tijd iets over zichzelf te vertellen. Deze dataset vormt

een onderdeel van het TrAILS (Tracking Adolescents’ Individual

Lives Survey)-project van de rijksuniversiteit Groningen, een

multidisciplinair langlopend onderzoek waarin de psychische,

sociale en lichamelijke ontwikkeling van 2900 kinderen naar

jonge volwassenen sinds 2001 gevolgd wordt. De keuze om

specifiek adolescenten te analyseren was bewust. Tot dusver is

het onderzoek naar depressie voornamelijk onder volwassenen

uitgevoerd. Er is dan ook relatief weinig bekend over de stoornis

onder jongeren.

Een opmerkelijk gegeven, gezien het feit dat de adolescente

levensfase zich juist kenmerkt door hoge depressiecijfers en

bekend staat als de periode bij uitstek waarin zich de eerste

depressieve episoden ontwikkelen. om meer te weten te komen

over deze belangrijke periode analyseerde ik in twee verschil-

lende exploratieve studies de beeldopnamen aan de hand van

de eerder genoemde linguïstische, akoestische en non-verbale

gedragskenmerken om te kijken of deze, naast hun symptomati-

sche waarde, ook een mogelijk voorspellend karakter hebben.

onTWIKKELInG DEPrESSIE. In de eerste studie vergeleek ik

twee groepen op basis van hoge versus lage risico’s met betrek-

king tot het ontwikkelen van toekomstige geestelijke gezond-

heidsproblemen. Criteria voor deze groepen vormden tempera-

mentscores, familiegeschiedenis van depressie, en echtscheiding

van de ouders. In de tweede studie legde ik me specifiek toe op

depressie. Aan de hand van beschikbare psychopathologische

gegevens na de video opnamen vergeleek ik de twee groepen om

zodoende de mogelijk voorspellende waarde van de gedragscues

te meten. De ene groep werd depressief twee jaar na de opna-

men en de andere niet.

In beide studies hanteerde ik dezelfde meetmethoden. om het

taalgebruik te analyseren werden alle opnamen geannoteerd en

vervolgens met de Linguistic Inquiry and Word Count (LIWC)

software verwerkt. Dit programma berekent in welke mate

mensen bepaalde woordcategorieën gebruiken in gesproken

en geschreven tekst. Er wordt hierbij onder meer onderscheid

gemaakt tussen woorden gerelateerd aan positieve en negatieve

Gedragskenmerken voorspellen mogelijke depressie bij jongeren

Weinig bekend over de ontwikkeling depressie onder jongeren

Dante magazine november 2013 ���� 19

depreSSie biJ Jongeren

emoties, functiewoorden (zoals zelfreferenties), en verschillende

inhoudelijke categorieën zoals religie, dood, werk en familie.

Door alle geïsoleerde spraakfragmenten met het programma

PrAAT te analyseren was ik in staat om bepaalde akoestische

eigenschappen (zoals gemiddelde, minimale en maximale

spreekfrequentie) te verkrijgen.

Als laatste analyseerde ik aan de hand van het coderingssysteem

ECSI de lichaamstaal van de adolescenten. Dit systeem is speci-

aal ontwikkeld om non-verbaal gedrag tijdens klinische interviews

te meten, wordt handmatig ingevoerd en is verdeeld over acht

categorieën zoals vlucht-, ontspannings-, en affiliatief gedrag.

mInDEr ExPrESSIE, mEEr KAnS oP DEPrESSIE. Uit de eerste

studie bleek dat adolescenten uit de hoge risicogroep minder

woorden gebruikten, monotoner spraken en het meer hadden

over familie en thuisgerelateerde zaken dan de lage risicogroep.

Dit kan te maken hebben met introversie en hechtingsproblema-

tiek. Jongens in de hoge risicogroep spraken met een hogere

stem dan degenen in de lage risicogroep; een verschil dat bij

meisjes afwezig was. meisjes in de hoge risicogroep gebruikten

minder woorden en vertoonden meer vluchtgedrag (denk hierbij

aan contactmijdende uitingen, zoals het niet aankijken van de

gesprekspartner); een patroon dat bij jongens precies omgekeerd

was. Dit laatste kan duiden op geslachtsspecifieke omgangsstra-

tegieën.

De tweede studie liet zien dat de adolescenten uit de groep die la-

ter depressief werd, meer woorden gebruikten die gerelateerd zijn

aan affectie en positieve emoties dan degenen die niet-depressief

werden. verder waren zij beweeglijker en vertoonden minder non-

verbaal gedrag gerelateerd aan ontspanning en affiliatie, tekenen

die op een grotere stressgevoeligheid kunnen wijzen. meisjes

die later depressief werden gebruikten meer zelfreferenties dan

degenen die gezond bleven. Dit laatste is deels in lijn met eerder

onderzoek, maar blijkt dus niet voor jongens te gelden. op

akoestisch gebied werden geen effecten gevonden.

De multidisciplinaire metingen leverden zo nieuwe resultaten op

over vroege detectie en voorspelling van geestelijke gezondheids-

problemen, in het bijzonder depressie, bij adolescenten. Hoewel

enige voorzichtigheid is geboden bij het trekken van definitieve

conclusies, kunnen deze bevindingen hulpverleners in de

praktijk mogelijk van waardevolle nieuwe informatie voorzien,

om uiteindelijk te komen tot betere methoden van voorspelling,

diagnostiek en behandeling van geestelijke gezondheids-

problemen.

Jongens in hoge risicogroep spreken met een hogere stem dan degenen in lage risicogroep

20 �� Dante magazine november 2013

depreSSie biJ Jongeren

mijn onderzoek richt zich op de rol van het internet in de hedendaagse beleving van ritualiteit en pelgrimage.

Dat betekent dat ik steeds heen en weer beweeg tussen de offline en de online wereld en me richt op twee

samenhangende vragen: op welke manieren is het internet doorgedrongen in offline pelgrimage, en wat is

de betekenis van pelgrimage die compleet via het internet wordt voltrokken? om dit te onderzoeken maak ik

gebruik van etnografie (zowel online als offline) en analyse van pelgrimsverslagen (alweer: zowel online als

offline).

De intrede van het internet in de traditie van pelgrimeren heeft een grote diversiteit aan reacties opgeroepen.

Sommige pelgrims zouden nog niet eens een mailtje naar huis sturen op de weg naar Santiago of Jeruzalem,

terwijl er ook al veel websites bestaan die complete pelgrimages aanbieden.

Cyberpelgrimage:

De online sacrale ruimte

door suzanne van der beek het bijwonen van een kerkdienst via online streaming, het aansteken van virtu-ele kaarsjes, of een meditatiesessie in second life. de online omgeving wordt gebruikt voor het uitwisselen van ideeën en vragen over religie, maar de laatste jaren beginnen steeds meer rituelen zich ook daadwerkelijk in cyberspace af te spelen. promovenda suzanne (dept. Culture studies) van der beek doet onder-zoek naar cyberpelgrimage, een fenomeen dat snel aan populariteit wint.

Dante magazine november 2013 ���� 21

cyberpelgriMage

bEDEvAArTSoorD In HUIS. Deze cyberpelgrimages kunnen vele verschillende vormen aannemen. Er

zijn erg simpele websites die een bedevaartsoord in huis brengen door middel van een reeks foto’s, een

serie filmpjes of een live webcam. Andere websites bieden complete 3D tours door virtueel geconstrueerde

pelgrimsplaatsen. Sommige websites laten de pelgrim thuis offline rituelen uitvoeren, zoals kaarsjes bran-

den, een lied zingen, of in de eigen omgeving hetzelfde aantal kilometers lopen die hij die dag online heeft

afgelegd. Het mag duidelijk zijn dat de term ‘cyberpelgrimage’ een bepaald wijd gebied bestrijkt.

maar hoe authentiek zijn deze rituelen nou eigenlijk? Zijn dit echte rituelen die een daadwerkelijke sacrale

ervaring teweeg kunnen brengen? In een discussie rond online rituelen dient het probleem van authenticiteit

zich altijd direct aan. Aan deze vragen ligt vaak de aanname ten grondslag dat het internet te banaal is om

plaats te bieden aan iets heiligs als een religieus ritueel. Het idee van ‘online sacrale ruimte’ zou een contra-

dictio in terminis zijn, want hoe kan een website als heilig worden ervaren wanneer zij door slechts een klik

op de muis gescheiden wordt van een pornosite?

Als het op cyberpelgrimage aankomt ligt de zaak nog weer een stuk gecompliceerder. Pelgrimage is namelijk

een ritueel dat essentieel verbonden is met het lichaam, reizen, uitputting en specifieke bedevaartsoorden in

de offline wereld. Zijn deze in de online variant verdwenen, of kennen zij elk een tegenhanger in cyberspace?

Kunnen we cyberpelgrimage nog wel beschouwen in het licht van onze traditionele termen rondom pelgrima-

geonderzoek, of is het noodzaak om een nieuw

idioom te construeren voor het bespreken van

online rituelen?

PAUS En CYbErPELGrImAGE. Een ander

terugkomend thema in deze discussie ligt op

het gebied van autoriteit. Traditioneel gezien

werden religieuze rituelen geautoriseerd door de verschillende religieuze instanties. Wanneer het op online

rituelen aankomt ligt dit iets anders. omdat het internet een vrijplaats is waar het recht van spreken ligt bij

diegenen die een pagina aan kunnen maken (dat wil zeggen: vrijwel iedereen), ontstaan er talloze rituelen

online. De waarde van deze rituelen wordt daardoor vaak niet bepaald door kerkelijke instanties, maar door

de makers en deelnemers zelf; hetgeen kan zorgen voor een vijandige houding tussen religieuze autoriteiten

en het internet. De laatste jaren zijn religieuze autoriteiten zich steeds meer gaan mengen in de discussie

rond online religie. Zo heeft de erkenning van online rituelen in katholieke sferen een boost gekregen door

de positieve houding van Paus Franciscus I; fervent twitteraar en voorstander van het gebruik van sociale

media in religieuze context. Deze zomer autoriseerde het vaticaan zelfs voor de eerste keer het ondernemen

van een online pelgrimage. Het ging om het online bijwonen van World Youth Day in rio de Janeiro via live

stream en verschillende accounts op Twitter, Google+ en Pinterest.

Het fenomeen cyberpelgrimage roept al met al een breed scala aan vragen en complicaties op die vaak terug-

grijpen op ons basale idee van ritueel en religie. Ze bevragen de essentiële kenmerken van onze rituelen en

dwingen ons nog eens goed te kijken naar vertrouwde handelingen en alledaagse aannames. Dit maakt het

onderzoek ernaar dan ook zo uitdagend en divers.

Een pelgrimage website slechts een muisklik verwijderd van een pornosite

22 ��� Dante magazine november 2013

cyberpelgriMage

Dante magazine november 2013 ���� 23

dubbelporTreT

Dubbelportret van scheidend hoogleraren Jan renkema en Donald Loose

door tom van nuenen

deze winter wordt extra guur voor de school of

humanities. twee gezaghebbende hoogleraren gaan

met emeritaat: donald loose en Jan renkema. die

volgorde is alfabetisch, want beiden zijn ze van groot

belang geweest voor de faculteit: renkema voor de

tekstwetenschap, loose voor de filosofie. dante

magazine sprak met beide heren over hun carrière, hun

voorliefde voor het docentschap, en wat ze gaan doen

nu ze eindelijk meer tijd hebben.

24 �� Dante magazine november 2013

dubbelporTreT

Jan renkema: ‘Je mag het college

missen als je dat boek gaat lezen!’

Jan renkema staat met zijn

Schrijfwijzer te boek als een soort

penningmeester van de nederlandse

taal. hij bepaalt wat er tekstueel

door de beugel kan, en wat niet.

maar uiteindelijk gaat het hem niet

om die ene komma. hij is trotser op

zijn academische werk. en op het

lesgeven.

neem een kijkje in de boekenkast van de gemiddelde taal-

purist, en renkema’s gids staat erbij. De Schrijfwijzer wordt

met enige regelmaat een vaderlandse bijbel voor schrijfadvies

genoemd. In 1979 kwam de eerste versie uit, inmiddels staat

hij bij zo’n 450.000 huishoudens in de boekenkast. renkema

schreef het boek tijdens zijn promotie – wat iets zegt over de

jonge leeftijd waarop hij al als taalexpert bekend stond. Als

24-jarige knul adviseerde renkema de hele Tweede Kamer over

haar wollige, academische jargon. Tien jaar lang was hij eindre-

dacteur van maandblad Onze Taal. En sinds de oprichting

van de faculteit in 1981 is hij aan Tilburg University verbonden,

de laatste jaren als hoogleraar Tekstkwaliteit. Hij deed onder-

zoek naar onder andere informatieoverdracht, stijlverschillen

en taalverruwing. onderzoek dat zowel aansluit bij taalweten-

schap als bij de psychologie, sociologie en filosofie.

maar ja, die spellingsregels, hè. renkema’s stijlgids is toch het

zwaartepunt in de meeste interviews. “Ik houd er niet zo van,

eigenlijk”, begint hij. “Ik word een beetje moe van al die vragen

over interpunctie en ‘de student van tegenwoordig’ die niet

meer zo goed in taal is als vroeger. mensen leggen de nadruk

zo op de taalfoutjes, dat ze niet meer letten op de inhoud van

een tekst. En die is vaak minstens zo beroerd.” Zijn studieboek

beschouwt hij dan ook niet als zijn meest belangrijke nalaten-

schap. “Het is eigenlijk meer een soort uit de hand gelopen bij-

baantje. ook niet echt academisch natuurlijk.” Waar is hij dan

het meest trots op? “Ik schreef een paar jaar geleden een boek

over de brieven van ambtenaren, Taal mag geen belasting zijn,

waarin ik een analysemodel voor tekstkwaliteit opstel. Dat vind

ik denk ik mijn belangrijkste werk. ook omdat ik er duidelijk in

maak dat meer taal niet altijd beter is.”

ProUST LEZEn. Dieptepunten in zijn carrière kan hij maar

moeilijk opnoemen. “Ja, een jaar of vijftien geleden ben ik er

ooit door de decaan op gewezen dat ik niet genoeg academisch

werk publiceerde. Die wetenschappelijke publicatiedrift waar

iedereen het nu over heeft, bestond toen ook al. Ach, dat is

wel weer goed gekomen met een boek dat in diverse talen is

vertaald. maar het stak toch wel een beetje. Enfin, dat hoort

er ook bij; eens in de zeven jaar heb ik wel eens getwijfeld aan

mezelf.” En toch – over het algemeen overheerst het opti-

misme bij renkema. “Ik heb eerlijk gezegd nooit het idee dat

ik gewerkt heb”, lacht hij. “maar ik heb, dankzij deze instelling

waaraan ik werk, ook altijd dingen gedaan die ik leuk vind.” Zo

had hij weinig beleidsfuncties binnen de universiteit. “Jaren

geleden moest ik meedoen aan een training over leiderschap.

Het commentaar achteraf was: ‘Jan, jij kunt het wel, maar jij

wilt het niet.’ Dat leek me wel accuraat.” Inmiddels heb ik mijn

portie bestuur wel gekregen met het voorzitterschap van de

Internationale vereniging voor neerlandistiek.

Het docentschap, echter, heeft renkema wel altijd goed ge-

daan. Als het om lesgeven gaat heeft hij een bepaalde gevoelig-

heid, lijkt het wel. voor aanvang van een college staat hij aan

de deur om zijn leerlingen te begroeten, en “om een beetje de

sfeer te proeven van wie je in de zaal hebt.” Hij praat met groot

genoegen over het enthousiasme van sommige studenten. Zo

was er een studente die Proust op haar tafel had liggen. “Ik

zei tegen haar: jij mag dit college missen, ga maar gewoon dat

boek lezen. Deed ze niet, natuurlijk – maar ik meende het wel.”

‘Het gaat niet om de taalfoutjes, maar om de inhoud van een tekst. En die is vaak minstens zo beroerd.

Dante magazine november 2013 ���� 25

Dat is ook de reden dat hij niet een te groot accent op zijn

Schrijfwijzer wil leggen. Je moet niet constant willen verbeteren.

Ik wil enthousiasme niet afkappen maar voeden. Je moet leer-

lingen vanuit hun middenrif iets kunnen laten vertellen.”

Heeft hij nog dromen voor de faculteit die hij nu, na 32 jaar,

verlaat? “Ik zal wel ontzettend idealistisch klinken nu, maar ik

denk dan toch aan de oude universitas-gedachte. De univer-

siteit als vrijplaats. meer mogelijkheden voor studenten en

docenten om samen tot iets groters te komen. neem Austin en

Grice die op zaterdagochtenden buiten het normale curriculum

om lesgaven op de campus van Harvard. volledig vrijblijvend,

voor hen die daar behoefte aan hadden.

Dat lijkt me wel wat.”

UnTImELY rEvIEW. Het is duidelijk: het docentschap zit in de

aard van het beestje. na zijn emeritaat wil renkema dan ook

les blijven geven. op een lager pitje, natuurlijk, en misschien

liever op een middelbare school. “Latijn geven, gymnasiasten

voor het eerst met Homerus in aanraking laten komen, of

gewoon huiswerkhulp zijn. Dat lijkt me heerlijk.” Een untimely

review lijkt hem ook nog wel eens leuk om als opdracht te

geven. “Dan laat je studenten een recensie of betoog schrijven

over een klassiek werk alsof het gisteren voor het eerst was

gepubliceerd. Wat is er nog relevant aan, en wat is totaal uit de

tijd?”

maar hij wil ook meer tijd voor zichzelf. muziek maken – hij

bespeelt het orgel – of misschien wel weer een boek. “Een van

mijn grootste inspiratiebronnen, Wilhelm von Humboldt, heeft

gesteld dat er binnen de taal een één-op-één-relatie bestaat

tussen vorm en functie. Als er een keuzemogelijkheid is tussen

twee woorden, dan is er ook een betekenisverschil. De functie

van variatie, dus. Dat blijft me fascineren. Daar wil ik nog wel

iets over schrijven.”

En die Schrijfwijzer? Ach, daar zal wel weer een nieuwe druk

van uitkomen. ook al legt hij er zelf niet graag de klemtoon op,

renkema blijft de stilistische expert. “Dat is ook niet erg. Zoals

Denis de rougemont zei: het is een onaangename plicht jacht

te maken op de grove misverstanden die overal heersen in de

wildernis van de taal.”

donald loose: Zoek naar iets waar je niet bij kunt

filosofie en politiek, ze zijn

onlosmakelijk met elkaar verbonden

in het werk van donald loose. Al

sinds zijn proefschrift is hij bezig

met de vraag hoe je als filosoof een

systeem van politieke waarden kan

opstellen. daarbij gebruikt hij een

keur aan klassieke filosofen – met

name immanuel Kant. ‘ik ben een

doorgeefluik geweest’.

Donald Loose is al dertig jaar als hoogleraar filosofie verbon-

den aan Tilburg University. De laatste 19 jaar kwam daar ook

een bijzondere leerstoel van de stichting Thomas more bij, in

rotterdam. maar in november is het emeritaat daar. Dan geeft

hij zijn afscheidscollege: Europa’s grootste goed. Die titel heeft

te maken met de grote Europese filosofen, zoals Kant. Loose

vertelt: “Het college gaat over de vraag wat wij als Europa in

huis hebben waar we waakzaam mee om moeten gaan.

En dan vooral in filosofische zin – denkbeelden over menselijke

waardigheid, of de rechtsstaat.” Zo wil Loose voorkomen dat fi-

losofen verkeerd geïnterpreteerd worden. Tekenend voorbeeld:

in rotterdam gaf hij ooit een collegereeks over Erasmus. Daar

kwam geen mens op af. Het jaar erna noemde hij de cursus

‘machiavelli en Erasmus’ – en voilà, twintig studenten in de

zaal. “macht, dat blijft voor veel studenten interessant. maar

het ging er mij om te laten zien dat machiavelli vaak verkeerd

is begrepen. Hij was een denker in crisistijd, en zijn ideeën

over de geslepen heerser gaan ook alleen op als er geen andere

optie meer over is.”

Door DE moDDEr. Terug naar het begin. Loose wandelde

na zijn proefschrift in 1980 voor het eerst de campus op. maar

voordat hij benoemd werd, was er nog een horde te nemen.

Loose: “De studentengeleding in de benoemingsadviescom-

missie vond het maar niks.

dubbelporTreT

‘Het nieuwe leren is misschien oppervlakkiger, maar niet per se slecht. Het is juist complexer’

26 ���Dante magazine november 2013

dubbelporTreT

Waarschijnlijk was ik niet links genoeg, haha.” Toch wou de

commissie hem een kans geven, en Loose mocht een jaar naar

Parijs gaan om lering te trekken uit de academische revolte

die daar gaande was. Daar kwam hij in aanraking met de grote

Franse postmoderne denkers: Lyotard, baudrillard, Derrida,

Lefort.

Loose bewaart goede herinneringen aan de tijd. Zoals de col-

leges van Derrida – “die had al zijn college teksten tot in de

puntjes uitgeschreven. Dan zag je hem tijdens het lesgeven

nog komma’s toevoegen. Hij had na elke collegereeks een boek

bij elkaar, vermoed ik.” En de grootste inspirator? Dat moet

Lefort zijn geweest. “Hij was een systematicus, die zich afvroeg

met welke parameters je de geschiedenis kunt begrijpen. Het is

ook de filosofie van de permanente zelfkritiek, van de dimensie

in het menselijk bestaan waar geen empirisch antwoord op is.

Termen als ‘vrijheid’ of ‘democratie’ zijn daar perfecte voor-

beelden voor – ze zijn gefundeerd op niet-bestaande pilaren.

ongrijpbaar. Daarom kan democratie ook zo gemakkelijk om-

slaan naar nationalisme. Als iemand als Thierry baudet roept

dat Europa het nationalisme heeft afgeblust, denk ik: dat is

juist heel goed! Als de regering van een natie gefixeerd raakt op

wat een nationale identiteit is, kom je in de problemen.” Het is

duidelijk: bij Loose gaat het nooit om de filosofie op zich. om

de politieke dimensie ervan, des te meer.

DE EIGEn FACULTEIT. Hoe denkt Loose over de faculteit, nu

hij er bijna afscheid van neemt? Toen hij begon, vertelt hij, was

het filosofische departement nog een volledig onafhankelijke

faculteit. Die autonomie is stukje bij beetje ingeleverd. “De

filosofie in Tilburg staat er niet al te best voor – de faculteit zou

echt zijn eigen weg moeten gaan. We raken steeds meer onder-

geschikt aan andere departementen. En dan zijn er nog al die

populair-filosofische stukken waar lippendienst wordt bewezen

aan bijvoorbeeld economen of psychologen.

Je bent als filosoof dan in loondienst – en wiens brood men

eet, wiens woord men spreekt.”

maar daar voegt hij meteen aan toe – beklemtonend – dat hij

met veel genoegen terugkijkt op zijn carrière. Dat komt mis-

schien nog wel het meest door het lesgeven: Loose is docent

in hart en nieren. “Ik heb nooit veel zin gehad om almaar te

moeten publiceren in hoog aangeschreven tijdschriften waar

toch niemand in leest of op reageert. Lesgeven is theater; het is

verslavend. Je doet het voor die enkelingen die in je college met

je mee gaan. En daar probeer je dan nét boven te gaan zitten.

In die interactie gebeurt echt iets bijzonders.”

En toch – filosofiestudenten zijn veranderd, hoor je overal. Ze

leren oppervlakkiger. Is Loose het daarmee eens? “Het klopt

wel ja. Wij lazen drie keer een boek van kaft tot kaft, spiraalsge-

wijs richting de diepte. nu gaat leren meer over relaties tussen

teksten, dingen van verschillende kanten belichten. Dat is

misschien oppervlakkiger, maar niet per se slecht. Het is juist

complexer!”

vErDEr KIJKEn. Hij denkt even na over de vraag of hij het

lesgeven nu al mist. “Ja, eigenlijk wel. maar daar staat tegen-

over dat ik nu eigenlijk tijd ga hebben voor andere dingen.

voor opera, literatuur. Ik ben sinds een tijdje de memoires van

Casanova aan het lezen – zo mooi!” En de hoogleraar heeft nog

meer plannen. “misschien een theaterstuk of zoiets. Ik zou wel

eens willen spelen met de gedachte: wat als Kant nu mozart

had ontmoet? Dat moet toch interessante dialogen opleveren.”

Hij heeft nog wel een advies voor de nieuwe filosofiestudent.

“Lees de grondtekst. Aristoteles, Hegel, nietzsche. Filosofie

wordt te snel een aaneenschakeling van secundaire literatuur

en flut-artikelen. maar belangrijker nog dan dat: vind je fascina-

tie. Iets waar je niet bij kunt. besteed geen tijd aan dingen die

je leest en herkent, dingen die je al weet. Zoek naar wat je doet

fronsen. Tijdens mijn studie in Leuven kreeg ik ooit les van een

docent die Hegel gaf. Die docent moest op een gegeven mo-

ment een nieuw college gaan geven, over Sheler. maar na vier

weken klapte hij middenin de les het boek dicht. ‘Dit is rotzooi’,

riep hij. ‘morgen gaan we weer Hegel lezen.’”

door hille van de kaat

data Journalism studenten leo tegelaar (23) en marlies de brouwer (22) namen eerder dit jaar deel aan ‘de vierde verdieping’. tijdens dit journalistieke bootcamp dachten zij na over de toekomst van de journalistiek en maakten zij een format dat standhoudt in de digitale mediawereld. leo tegelaar ontwierp met zijn groep het beste project en ontving vijfduizend euro om het verder uit te voeren.

Je moet meer willen zijn dan de brenger van het nieuws

“Don’t fuck with Data journalism, you hear me?!?”

Dante magazine november 2013 ���� 27

daTa JournaliSM

JE HEbT TIJDEnS DE booTCAmP vEEL GESProKEn ovEr DE ToEKomST vAn DE

JoUrnALISTIEK, WAT IS JE HIErvAn HET mEESTE bIJ GEbLEvEn? Leo: “Dat het bouwen aan

een merk van groot belang is. Als je jezelf niet als medium weet te onderscheiden, tel je niet

echt meer mee. Je moet meer willen zijn dan de brenger van het nieuws. Het creëren van een

complete ervaring is in onze samenleving centraal komen te staan.”

WAT ZIE JE AL bELAnGrIJKSTE moGELIJKHEDEn voor E-JoUrnALISm? Leo: “E-jour-

nalism heeft journalistiek vooral de mogelijkheid gegeven om nieuws non-lineair te maken.

Lineaire journalistiek betekent dat je een verhaal maakt met een kop en een staart, voor één

medium. non-lineair verwijst naar verhalen waarbij bijvoorbeeld publieksparticipatie een

grote rol speelt of verhalen over verschillende platforms worden uitgerold. Digitale journa-

listiek is laagdrempelig, om zelf nieuws te produceren en om bij te dragen aan nieuws en

zo van invloed te zijn op het leveren van die complete nieuwservaring.

WAArUIT bESTAAT JULLIE ProJECT? Leo: “Een platform waarbij crowdsourcing

wordt ingezet om door ons ontsloten data op een laagdrempelige manier te

laten doorspeuren door ons publiek. op deze manier vormt het publiek een

digitale redactie en filter voor de hoofdredactie. met ons project: ‘pArticle’

bouwen wij een omgeving waarbij ons publiek part of the article kan worden.

Hoe meer en hoe beter je meezoekt, des te groter je status met daarbij de

mogelijkheid om genoemd te worden in onze nieuwsproducties. Deze

nieuwsproducties worden verkocht aan mediabedrijven, zoals bijvoorbeeld

het AnP.”

IS HET ProJECT ToEKomSTbESTEnDIG? Leo: “Zeker. Er is nooit

een tekort aan documenten om te onderzoeken. ons platform kan

meegroeien met de techniek, waardoor er steeds meer onderzocht kan

worden door ons publiek: we zijn niet gebonden aan één type materi-

aal. Het project is bovendien zeer aantrekkelijk voor de journalist in

spe, wij maken het mogelijk om op een simpele manier bij te dragen

aan nieuws. Zo kan een toekomstig journalist getraind worden

in nieuwsvergaring en het meewerken aan een nieuwsproductie.

In een tijd waarin de banen niet voor het oprapen liggen, is het

een mooie manier om journalistiek te bedrijven en mogelijk een

portfolio op te bouwen. Wij geloven dat we hiermee een almaar

groeiende community gaan opbouwen. De community die

ervoor zorgt dat wij altijd door kunnen gaan.”

’Lastig voor journalist zich te profileren’

28 �� Dante magazine november 2013

daTa JournaliSM

WAT IS voor JoU DE bELAnGrIJKSTE DAT JE HEbT GELEErD bIJ DE DEELnAmE AAn DE vIErDE

vErDIEPInG? Leo: “Ik heb heel veel gehad aan de experts. Toch is een van de lessen die ik door de boot-

camp heb geleerd dat wat er ook wordt gezegd: sta achter je idee. Het is makkelijk om je van de wijs te

laten brengen door alle goed bedoelde adviezen, maar die zijn ook niet heilig. Het is belangrijk gebleken

om lef te tonen en je eigen koers te durven varen.”

HoE ZIET HET vErvoLG vAn JULLIE ProJECT Er UIT? Leo: “onze groep gaat in gesprek met het

AnP over het vervolg van pArticle. Hoe dit precies zal gaan weten we nog niet, maar we gaan ons

platform ontwikkelen en het AnP zal ons faciliteren.”

de vierde verdiepingvereniging veronica, AnP en ThePostonline hielden vlak

voor de aanvang van het collegejaar een bootcamp voor

jonge, ondernemende journalisten. onder de naam de ’4de

verdieping’ daagden de organisatoren dertig ambitieuze en

talentvolle jonge journalisten uit om twee weken lang het beste

van hun kunnen te geven. Zij huisden op de vierde verdieping

van het persbureau AnP in rijswijk. Data Journalism studen-

ten Leo Tegelaar en marlies de brouwer vertegenwoordigden de

Universiteit van Tilburg. niet zonder succes; Leo Tegelaar won met

zijn project de eerste prijs.

marlies de brouwer won met haar project perspodium.nl de derde prijs. perspodium.nl vormt volgens

haar de oplossing van twee problemen binnen de journalistiek.

“Ten eerste is het lastig voor jonge publicisten een podium te vinden

om zich te profileren. Daarnaast laat de journalist alleen het topje van de

ijsberg zien over een onderwerp, waardoor veel onderwerpen onderbelicht

blijven. Perspodium zorgt voor de oplossing van deze twee problemen.

onze website biedt iedere week een artikel binnen een bepaald thema dat is

geschreven door een autoriteit op dat gebied. De publicisten kunnen vervol-

gens een aanvulling geven op het artikel zelf, een nieuw artikel schrijven dat

geïnspireerd is op het hoofdartikel of een opiniestuk opsturen dat een andere

invalshoek laat zien. Door middel van een rankingsysteem kunnen de publicis-

ten status verdienen. Doordat publicisten het artikel kunnen aanvullen, vinden

zij een podium en krijgt het lezerspubliek het complete verhaal.”

Dante magazine november 2013 ���� 29

daTa JournaliSM

Geert Grote Pen voor studente filosofie

Alda Pellemans

door tineke bennemaze hoorde dat ze genomineerd was voor de geert grote pen voor haar master-scriptie filosofie over morele oordelen toen ze met haar man een italiaans museum bezocht. ter plekke deden ze er een ron-dedansje. Alda pellemans (1948) ontving op 28 juni in deventer de prestigieuze prijs voor haar scriptie vanwege ‘de lucide, heldere, zeer leesbare stijl, die voortdurend uitnodigt tot verder lezen’.

ook over de inhoud was de jury zeer te spreken: ‘het

onderwerp wordt op evenwichtige wijze en met gebruik-

making van de relevante literatuur uitgediept.’ De Geert

Grote Pen werd drie jaar geleden voor het eerst uitgereikt

aan een masterscriptie voor filosofiestudenten die schrij-

ven in de moedertaal. De prijs die bestaat uit 2500 euro

en een pen, is een eerbetoon aan denker en theoloog

Geert Grote, wiens Getijdenboek met beden geschreven

in de volkstaal, het meest gelezen laatmiddeleeuwse

werk in nederland vormt.

Pellemans deed ook goed aan de onderwerpkeuze van

haar scriptie, die de titel kreeg: Het morele oordeel:

verstandige reflectie of het juiste gevoel? Over de rol van

emoties bij morele oordelen. De jury oordeelde: ‘een

masterscriptie met een gedegen, doortimmerde aanpak

van een interessant onderwerp, dat tot voor kort weinig

aandacht in de ethiek heeft gekregen.’

Zowel studiebegeleider bert van de ven als Pellemans

zelf vonden een opvallende uitkomst dat ook in het

reflexieve proces bij oordelen de emoties zo’n belangrijke

rol spelen. Pellemans wilde onderzoeken hoe emoties

morele oordelen bepalen.

‘Daarvoor las ik onder andere David Hume. Hij maakt

een scherp onderscheid tussen de ratio - die betrek-

king heeft op de feitelijke toestand in de wereld en die

daarom in wezen passief is - en de emoties die maken

dat wij in beweging komen en dat wij morele wezens

zijn. Door mijn verdere literatuurstudie kwam ik tot de

conclusie dat we in de eerste fase van een oordeel of

besluit intuïtief handelen vanuit een – wat ik noem –

pluis- of niet pluisgevoel. vervolgens ga je in overleg met

jezelf, in deliberatie. Ik veronderstelde dat in die fase het

verstand de boventoon voert, maar ook hier zijn emoties

actief. voor mij was die rol van emoties bij reflectie heel

opmerkelijk.’

30 ��� Dante magazine november 2013

inTervieW alda pelleManS

PEN

Geert G

rote

Alda Pellemans

De ietwat oudere lezer kent natuurlijk het televisiepro-

gramma de Wondere Wereld waarin Chriet Titulaer de

televisiekijker informeerde over de nieuwste technologi-

sche snufjes die er al dan niet op de markt verschenen.

In 1989 liet hij het Huis van de Toekomst ontwerpen om

te laten zien hoe slimme techniek voor het huis (ook wel

domotica genoemd) het leven zou kunnen gaan beheer-

sen. Dit Huis van de Toekomst, te vinden in rosmalen,

is inmiddels omgebouwd tot een evenementencentrum,

maar het concept is blijven bestaan.

Zo wordt op internet gemeld dat twee electronica-

concerns nog dit jaar aanvullingen voor het huis van

de toekomst in nederland op de markt brengen. Het

betreffen hier gadgets die het huishouden aangenamer

maken voor de welgestelde burger. Zo komt er een koel-

kast, waarin je via een app op je smartphone kan zien

of er nog voldoende kaas en eieren zijn, of de melk nog

houdbaar is, en die automatisch waar nodig zelf online

je boodschappen kan bestellen. Daarnaast kennen we

natuurlijk allemaal die reclame van een energiebedrijf

over een app waarmee je op afstand de temperatuur

in huis kan laten regelen of de muziekinstallatie kan

bedienen. ook zijn er verschillende robotstofzuigers en

-grasmachines op de markt.

om dergelijke apparaten te kunnen bedienen, moet je

echter wel vertrouwd zijn met moderne communica-

tietechnologieën, zoals smartphones. Dit is niet voor

iedereen weggelegd. Zeker niet voor een belangrijke

groep van potentiële gebruikers: ouderen en minder

validen. voor deze doelgroep worden servicerobots

ontwikkeld die kunnen helpen in het alledaagse leven,

maar hiervoor is een goede communicatie van groot

belang. om de communicatie met dergelijke domoti-

caproducten natuurlijker en dus gebruikersvriendelijker

te maken speelt de geesteswetenschapper een steeds

belangrijkere rol.

Geesteswetenschappers? Ja, althans een aantal van hen,

want die bestuderen, onder andere, hoe mensen met

elkaar en met machines communiceren. op die manier

kunnen we inzicht krijgen in welke manieren van inter-

actie het prettigst of meest effectief werken. Zo zou het

in bepaalde situaties makkelijker kunnen zijn om een ro-

bot via natuurlijke taal of door middel van handgebaren

instructies te geven dan middels een smartphone of een

tablet. maar die zijn misschien wel weer beter toepas-

baar voor mensen die bepaalde beperkingen hebben.

Wat de beste manier van communicatie is kan dan weer

afhangen van de doelgroep - ouderen zullen wellicht

liever spreken en jongeren gebruiken wellicht liever een

smartphone- of de toepassing van het product. Hoe dan

ook, de geesteswetenschapper speelt een belangrijkere

rol in de ontwikkeling van het huis van de toekomst dan

velen zullen vermoeden.

De geestesweten-schapper in het Huis van de Toekomst

door paul vogt

“Sommige robots kunnen beter werken via natuur-lijke taal of handgebaren”

Universitair docent aan het

Department Communi-cation and

Information Sciences

Dante magazine november 2013 ���� 31

coluMn

Tilburg University School of HumanitiesPostbus 901535000 LE TilburgT (013) 466 25 68E [email protected] www.tilburguniversity.edu/nl/humanitiesAgendA

tipsnovember 2013

25 novEmbEr 14.15 uur, aula

promotie drs. m.A.J. Clarijs, titel proefschrift:

Tirannie in de jeugdzorg. Een onderzoek naar

de mogelijkheden van beleidsveranderingen.

Promotores: prof. dr. A. de ruijter en

prof. dr. P. verweel.

29 novEmbEr 16.15 uur, aula

Afscheidsrede hoogleraar

tekstkwaliteit Jan renkema

renkema is vooral bekend als auteur van de

Schrijfwijzer (1989) (waarvan bijna een half

miljoen exemplaren werden verkocht).

Hij was taalkundig adviseur bij de Tweede

Kamer en schreef aan de hand

van gesprekken met politici Wat bezielt

het binnenhof? (2004). ook publiceerde

hij een pamflet over de nieuwe spelling:

Geef de spelling wat speling (2006).

voor vakgenoten en studenten schreef hij

Tekst en Uitleg, een Inleiding in de Tekstweten-

schap, dat vertaald is in het Engels en ook in

het Spaans, Koreaans, Japans en Chinees.

renkema was Fulbright scholar in berkeley.

Hij was een tiental jaren eindredacteur van

het maandblad onze Taal en schreef de

Leidraad bij het Groene boekje uit 1995

(zie voor een interview met hem dit

nummer van Dante magazine).

deCember 2013

19 DECEmbEr 16.15 uur, aula

promotie drs. m.m.e. vroon-van vugt titel

proefschrift: Dead Man Walking in Endor.

Narrative Mental Spaces and Conceptual

Blending in 1 Samuel 28. Promotor:

prof. dr. E.J. van Wolde.

mAArt 2014

21 mAArT 16.15 uur, aula

inaugurele rede hoogleraar organisatie

ecologie gerda van dijk

Prof. dr. Gerda van Dijk werd op 1 april 2013

benoemd tot hoogleraar op de nieuwe leer-

stoel organisatie Ecologie. Haar onderzoek

richt zich op organisatie-, management- en

leiderschapvraagstukken die zich in de 21e

eeuw kenmerken door hun complexiteit,

omvang en afhankelijkheid. Zij zal dat doen

door kennis vanuit de ecologie te verbinden

met die uit de organisatiekunde.

April 2014

11 APrIL 16.15 uur, aula

inaugurele rede hoogleraar europese stu-

dies prof. p. scheffer

Prof. dr. Paul Scheffer werd op 1 september

2011 benoemd tot (parttime) hoogleraar

Europese studies. Scheffer onderzoekt hoe

het ‘oude continent’ Europa wordt gezien

in nieuwe economieën als India, brazilië

en China. Hij werkt daarvoor nauw samen

met universiteiten in mumbai, Sao Paolo en

beijing en promovendi uit die landen.

Kort nieuwsnAndA oudeJAns winnAAr

dissertAtiepriJs 2013 vAn

vereniging reChtsfilosofie

De winnaar van vereniging voor Wijsbegeer-

te van de rechtdissertatieprijs 2013 is

nanda oudejans. Zij ontving de prijs in juni

voor haar cum laude proefschrift Asylum:

a Philosophical Inquiry into the International

Protection of Refugees (TiU, 2011). Professor

bert van roermund en Anton van Kalmthout

begeleidden deze promotie. Dr. oudejans

won eerder de max van der Stoel Human

rights prijs 2012. De vorige vWr Award ging

ook naar een van van roermunds promo-

vendi, mr. dr. Luigi Corrias.

De jury, bestaande uit rené Foqué, Paul de

Hert en Koen Lemmens, roemde in haar rap-

port de kwaliteit en het wijsgerig niveau van

de dissertatie en de wijze waarop oudejans

het delicate thema van de vluchtelingenpro-

blematiek bespreekt en analyseert.

AldA pellemAns wint

geert grote pen voor

mAstersCriptie filosofie

Alda Pellemans, die het afgelopen stu-

diejaar haar master in de wijsbegeerte

behaalde, werd door de juryleden unaniem

gekozen tot de winnaar van de Geert Grote

Pen 2013 voor haar onderzoek over het

morele oordeel (een interview met haar kunt

u lezen in dit nummer).

voor het laatste nieuws van de faculteit, de

agenda, events, persberichten en bloggers,

volg tsh op twitter: @humtilburg