Casusstudie bijbel

59
Casusstudie De bijbel: inconsequent, hypocriet en crimineel. Resultaten van een zoektocht op internet en in de Statenvertaling van de bijbel. Schokkend, confronterend en misselijkmakend. Mensonterende passages, belachelijke tegenstellingen. Samengesteld door Paul Martens, april 2009.

description

Dutch study on immorality in bible

Transcript of Casusstudie bijbel

Page 1: Casusstudie bijbel

Casusstudie

De bijbel: inconsequent, hypocriet en crimineel.

Resultaten van een zoektocht op internet en in de Statenvertaling van de bijbel.

Schokkend, confronterend en misselijkmakend.

Mensonterende passages, belachelijke tegenstellingen.

Samengesteld door Paul Martens, april 2009.

Page 2: Casusstudie bijbel

2

Inhoud

Inleiding 3

1. Rituele menselijke offers in de bijbel 4

2. Verkrachting in de bijbel 8

3. Moord in de bijbel 11

3.a Bestraffen van hoofdzonden 11

3.b God’s moordlustigheid om idiote redenen 14

3.c Kindermoord 15

3.d Diverse redenen voor en vormen van moord 17

4. Slavernij in de bijbel 21

5. De leugens van Jezus 23

6. Waarom de christelijke god niet kan bestaan 24

7. De top 10 waaraan je moet voldoen om een fundamenteel christen te zijn 28

8. Contradicties in de bijbel 29

8.1 Theologische doctrines 29

8.2 Morele geboden 36

8.3 Historische feiten 44

8.4 Speculatieve doctrines 52

Page 3: Casusstudie bijbel

3

Inleiding

Als rationeel en weldenkend mens is het u vast ook al eens opgevallen: alles wat met kerk en religie te maken heeft, is

hypocriet. Ik zie dit in mijn omgeving, op mijn werk en in de politiek: liegen en hypocrisie op basis van een verzinsel, een

sprookjesroman. Ja, de bijbel. Die bedoel ik en die wilde ik al jaren eens aan een nader onderzoek onderwerpen.

In mijn (zelf)studie naar de hypocrisie van de bijbel is internet een wel erg gemakkelijke bron. Helaas kwam ik niet alleen

de hypocrisie tegen in de bijbel, maar nog veel ergere zaken. Het is afschuwelijk om te weten dat mensen dit boek als

leidraad voor hun leven kiezen. Het is afschuwelijk, dat er priesters, dominees en meer van dit soort “mensen” zijn, die

anderen met de bijbel indoctrineren. Het is afschuwelijk dat ouders hun kinderen geestelijk mishandelen door ze religieus

op te voeden. Het is absurd, dat wij geregeerd worden door mensen die hun morele waarden uit dit boek halen.

Wat ik op internet in ongeveer 40 minuten kon vinden heb ik tegen het licht gehouden van de Nederlandse Statenvertaling

van de bijbel. Deze bijbel zie ik als de “staatsbijbel”, waarvan ik aanneem, dat dit de bijbel is van waaruit de religieuze

politieke partijen hun inspiratie halen en waarvan het koningshuis zich bedient.

U merkt wellicht, dat ik woorden als “bijbel” en “god” niet met hoofdletters schrijf. Dit doe ik om elke vorm van respect,

die het schrijven met hoofdletters zou kunnen oproepen, te vermijden. Het heeft trouwens ook geen zin om hier respect

voor op te brengen, want het fenomeen god bestaat niet in de realiteit.

Wat u in deze casus tegen zult komen zijn zaken die mij oprecht verbazen en vol afschuw vervullen over de gehele

religieuze beweging die dit geschrift (de bijbel) ondersteunen, promoten en/of uitdragen. Het verbaasde en verafschuwde

me, hoeveel geweld er te vinden is in de bijbel, zelfs ná de “release” van de 10 geboden (waaronder “zij zult niet doden”):

We komen vernietiging van steden tegen, inclusief elke man, vrouw en kind, zelfs elke os, ezel en het kleinvee.

We komen plundering tegen en het offeren van zowel dieren als mensen.

Zelfs slavernij en verkrachting (van maagden, die dan in één geval zelf haar verkrachter dient te huwen!) behoren

tot de “liefde en barmhartigheid” van deze god.

Kidnapping, moord, kindermishandeling. Het verkopen van je eigen dochter, het tegen de rotsen slaan van baby’s,

en noem maar op.

Mensen worden bang gemaakt en vereren hun god puur uit angst om zijn macht, niet uit liefde. Mensen moeten

godvrezend zijn en na het lezen van deze casus begrijpt u de term “vrezend” nog beter.

In totaal heeft die “goede god” in de bijbel gezorgd voor 371.186 doden (direct door eigen toedoen) en nog eens

1.862.265 doden op zijn geweten via opdrachten aan anderen. Dat zijn er 3 per dag, 2000 jaar lang. Let wel: in de

bijbel zelf. Al die miljoenen (miljarden?) doden in de afgelopen 20 eeuwen omwille van religie niet meegeteld.

Deze vormen van crimineel gedrag zou voor ieder moraal gezond mens schokkend moeten zijn. Moord, verkrachting,

plundering, slavernij en kindermishandeling zijn nooit goed te praten, ook niet als er een god is die dit allemaal wel okay

vindt. Als meer mensen de bijbel eens goed zouden lezen, zouden er veel meer atheïsten zijn.

Ik ben mij ervan bewust, dat de meeste christenen geloven dat hun god goed en liefhebbend is en deze christenen willen,

dat de mensen ook goed doen. Ik ben ervan overtuigd, dat de meeste mensen inderdaad goed willen doen en zich moreel

correct willen gedragen. Ook weet ik, dat de meeste christenen de bijbel niet in zijn geheel hebben gelezen en dat er alleen

specifieke passages in hun kerken zijn voorgelezen. Dit laatste is natuurlijk voor de hand liggend, want geen enkele

pastoor, priester of dominee wil deze gruwelen aan zijn toehoorders bekend maken; de gruwelen prediken namelijk geen

liefde, maar juist haat en crimineel en verknipt gedrag. Ik ben me er zelfs van bewust, dat deze casus voor veel mensen

kwetsend zal zijn, in dit geval dat de aangeleerde valse moralen hun ontnomen worden. Het zal moeilijk zijn om de feiten

onder ogen te zien, als je al tientallen jaren geconditioneerd en geïndoctrineerd bent om te geloven in het goede van de

bijbel.

Maar dit ontslaat geen enkele gelovige van zijn/haar plicht en verantwoording om zelf studie te verrichten naar de complete

doctrine waaraan de gelovige zijn/haar morele waarden aan onttrekt. Wat ik, als atheïst, binnen een uur op internet kan

vinden, moet een gelovige toch zeer zeker binnen de jarenlange bijbelstudie (programmering, indoctrinatie) kunnen

uitvissen.

Deze casus bevestigt mijn atheïsme en bevestigt ook mijn mening dat elke persoon die religie als liefdevol, behulpzaam en

barmhartig propageert, in mijn ogen misdadig en hypocriet is. Met iemand die een dergelijk hypocriet, crimineel,

dictatoriaal, fascistisch, discriminerend en onmenselijk boek als leerstof voor zijn/haar leven kiest, kan ik geen relatie van

vriendschap hebben.

De details vindt u in de volgende hoofdstukken… De cursief gedrukte delen zijn letterlijke “gekopieerd en geplakt” uit de

Statenvertaling, zonder toevoegingen of weglatingen.

“Leest voort en vormt uwen eigen mening” om het maar in dit bijbel-brabbel-taaltje te verwoorden. Maar wees

gewaarschuwd, de tegenstellingen in de bijbel zijn het minst confronterend, de gruwelen die beschreven worden des te

meer.

Page 4: Casusstudie bijbel

4

1. Rituele menselijke offers in de bijbel

(Waarom wil die god, dat ik mensen en dieren verbrand?)

De bijbel, vooral het oude testament, is gevuld met verhalen over het offeren van dieren en mensen. God houdt schijnbaar

van het aroma van verbrand vlees. Dierlijke offers komen vaker voor dan menselijke, maar beide zijn terug te vinden en

schijnen “de heere te plezieren”.

Genesis, het eerste boek van de bijbel, bereidt Abraham voor om zijn zoon aan god te offeren. Een interessant stukje en

zeker de moeite waard om eens te lezen, al zullen normale mensen even aan het bijbel-brabbel-taaltje moeten wennen:

Genesis 22:1-18

1 En het geschiedde na deze dingen, dat God Abraham verzocht; en Hij zeide tot hem: Abraham! En hij zeide: Zie, hier ben

ik!

2 En Hij zeide: Neem nu uw zoon, uw enige, dien gij liefhebt, Izak, en ga heen naar het land Moria, en offer hem aldaar tot

een brandoffer, op een van de bergen, dien Ik u zeggen zal.

3 Toen stond Abraham des morgens vroeg op, en zadelde zijn ezel, en nam twee van zijn jongeren met zich, en Izak zijn

zoon; en hij kloofde hout tot het brandoffer, en maakte zich op, en ging naar de plaats, die God hem gezegd had.

4 Aan den derden dag, toen hief Abraham zijn ogen op, en zag die plaats van verre.

5 En Abraham zeide tot zijn jongeren: Blijft gij hier met den ezel, en ik en de jongen zullen heengaan tot daar; als wij

aangebeden zullen hebben, dan zullen wij tot u wederkeren.

6 En Abraham nam het hout des brandoffers, en legde het op Izak, zijn zoon; en hij nam het vuur en het mes in zijn hand,

en zij beiden gingen samen.

7 Toen sprak Izak tot Abraham, zijn vader, en zeide: Mijn vader! En hij zeide: Zie, hier ben ik, mijn zoon! En hij zeide: Zie

het vuur en het hout; maar waar is het lam tot het brandoffer?

8 En Abraham zeide: God zal Zichzelven een lam ten brandoffer voorzien, mijn zoon! Zo gingen zij beiden samen.

9 En zij kwamen ter plaatse, die hem God gezegd had; en Abraham bouwde aldaar een altaar, en hij schikte het hout, en

bond zijn zoon Izak, en legde hem op het altaar boven op het hout.

10 En Abraham strekte zijn hand uit, en nam het mes om zijn zoon te slachten.

11 Maar de Engel des HEEREN riep tot hem van den hemel en zeide: Abraham, Abraham! En hij zeide: Zie, hier ben ik!

12 Toen zeide Hij: Strek uw hand niet uit aan den jongen, en doe hem niets! want nu weet Ik, dat gij God vrezende zijt, en

uw zoon, uw enige, van Mij niet hebt onthouden.

13 Toen hief Abraham zijn ogen op, en zag om, en ziet, achter was een ram in de verwarde struiken vast met zijn hoornen;

en Abraham ging, en nam dien ram, en offerde hem ten brandoffer in zijns zoons plaats.

14 En Abraham noemde den naam van die plaats: De HEERE zal het voorzien! Waarom heden ten dage gezegd wordt: Op

den berg des HEEREN zal het voorzien worden!

15 Toen riep de Engel des HEEREN tot Abraham ten tweeden male van den hemel;

16 En zeide: Ik zweer bij Mijzelven, spreekt de HEERE; daarom dat gij deze zaak gedaan hebt, en uw zoon, uw enige, niet

onthouden hebt;

17 Voorzeker zal Ik u grotelijks zegenen, en uw zaad zeer vermenigvuldigen, als de sterren des hemels, en als het zand, dat

aan den oever der zee is; en uw zaad zal de poorten zijner vijanden erfelijk bezitten.

18 En in uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde, naardien gij Mijn stem gehoorzaam geweest zijt.

Stelt u zich dat eens voor: u gaat met uw zoon op pad om hem op een brandstapel te offeren, omdat een of andere stem in

uw hoofd u dat opdraagt! En hebt u die geniepige komma gezien in regel acht? Dat had eigenlijk een dubbele punt moeten

zijn, dus niet als bevestiging dat Abraham tegen zijn zoon spreekt… nee, als presentatie welk “lam” die god in gedachten

heeft: “mijn zoon”.

En regel 12, waarin god dus kenbaar maakt niet uit liefde te willen worden aanbeden, maar uit angst: godvrezend! Wat een

egoïstische en dictatoriale hufter is dat, zeg.

Die Izak zal zijn ouweheer niet echt meer vertrouwen en waarschijnlijk steeds bij het slapen gaan vragen: “En pa, nog

stemmetjes in uw hoofd of ga ik het tot morgenvroeg wel redden en kan ik mijn ogen dicht doen als ik slaap?”

Of u vraagt aan mijn vrouw: “Jeetje, waarom is jullie zoontje Izak toch zo stil en timide vanavond?” En dat mij vrouw dan

zegt, dat Izakje de afgelopen ochtend op een haar na geslacht en verbrand zou zijn door zijn vader. Dan zou u toch binnen 3

seconden de politie op mijn dak sturen? En zou ik de rest van mijn leven het liefje zijn van de ergste mede-gevangene in

het huis van bewaring.

Dit is gewoon vreselijk om te doen en die jongen moet daar wel een levenslang trauma aan over hebben gehouden. Ik vind

het onbegrijpelijk, dat christenen hier een teken van god’s liefde in zien; het is pure waanzin en ronduit kwaadaardig.

Page 5: Casusstudie bijbel

5

In de eerste 7 hoofdstukken van Leviticus (ik zal u deze besparen, maar zoek ze zelf maar eens op) staan uitgebreide regels

over hoe dieren en voedsel geofferd dienen te worden. Deze offers dienen verbrand te worden, zodat god ze kan ruiken. Als

ik die teksten lees, krijg ik het idee dat de priesters gewoon iedere week een feestmaal voor zichzelf lieten aanrichten. Ze

omschrijven precies welk voedsel er geofferd dient te worden en hoe gaar ze het vlees willen hebben. Dus als u nog eens

zonder receptje zit… de bijbel weet raad: “Aan tafel bij Leviticus”.

Nóg vreemder is god’s obsessie voor de eerstgeboren zonen. In Exodus 13:2 zegt de here:

2 Heilig Mij alle eerstgeborenen; wat enige baarmoeder opent onder de kinderen Israels, van mensen en van beesten, dat

is Mijn.

Uit de context is duidelijk dat “Heilig Mij” betekent, dat het om een brandoffer gaat. De priesters zijn dus schuldig aan

diefstal van dieren en kidnapping (van mensenkinderen, uiteraard). Aangezien alle zonden in het oude testament bestraft

worden met de dood, gebruikten de priesters dus de dreiging van de dood om voedsel en geld van hun volgers af te persen.

En hoe noemen we de hufters die dreigen uw kinderen te vermoorden als je geen losgeld betaalt? Juist, kidnappers. Als dat

in deze tijd zou gebeuren, zouden die priesters de gevangenis in gaan.

En dan een eerste tegenstelling, en daar zijn er erg veel van. In Leviticus 27: verzen 26-29 lezen we:

26 Maar het eerstgeborene, dat den HEERE van een beest eerstgeboren wordt, dat zal niemand heiligen; hetzij een os, of

klein vee, het is des HEEREN.

27 Doch is het van een onrein beest, hij zal dat lossen naar uw schatting, en zal zijn vijfde deel daarboven toedoen; en

indien het niet gelost wordt, zo zal het verkocht worden, naar uw schatting.

28 Evenwel niets, dat verbannen is, dat iemand den HEERE zal verbannen hebben, van al hetgeen hij heeft, van een mens,

of van een beest, of van den akker zijner bezitting, zal verkocht noch gelost worden; al wat verbannen is, zal den HEERE

een heiligheid der heiligheden zijn.

29 Al wat verbannen is, dat van de mensen zal verbannen zijn, zal niet gelost worden; het zal zekerlijk gedood worden.

Ik moet toegeven, dat ik van deze contradictie een beetje van mijn stuk gebracht ben, maar misschien zijn deze regels

alleen van toepassing voor de slaven in uw bezit. Niet dat dit iets uitmaakt; een menselijk offer blijft een menselijk offer en

dat is ronduit weerzinwekkend en misselijkmakend.

In Richteren 11:29-40 komt de hierna schuin gedrukte tekst neer op het volgende: Jeftha belooft god diegene te offeren die

hem als eerste uit zijn huis zal begroeten, als god hem helpt het volk Ammons te overwinnen. Jeftha wint, overwint zelfs 20

steden in een grote slag, en keert huiswaarts. Zijn dochter verwelkomt hem als eerste, dansend met een tamboerijn. Zij

hoort van de belofte van haar vader Jeftha aan god en legt zich hierbij neer, nadat ze eerst een maand of 2 de maagd uit kan

hangen met haar vriendinnen in de bergen. Na 2 maanden wordt ze als maagd geofferd door haar vader. Gruwelijk.

29 Toen kwam de Geest des HEEREN op Jeftha, dat hij Gilead en Manasse doortrok; want hij trok door tot Mizpa in

Gilead, en van Mizpa in Gilead trok hij door tot de kinderen Ammons.

30 En Jeftha beloofde den HEERE een gelofte, en zeide: Indien Gij de kinderen Ammons ganselijk in mijn hand zult geven;

31 Zo zal het uitgaande, dat uit de deur van mijn huis mij tegemoet zal uitgaan, als ik met vrede van de kinderen Ammons

wederkom, dat zal des HEEREN zijn, en ik zal het offeren ten brandoffer.

32 Alzo trok Jeftha door naar de kinderen Ammons, om tegen hen te strijden; en de HEERE gaf hen in zijn hand.

33 En hij sloeg hen van Aroer af tot daar gij komt te Minnith, twintig steden, en tot aan Abel-Keramim, met een zeer groten

slag. Alzo werden de kinderen Ammons ten ondergebracht voor het aangezicht der kinderen Israels.

34 Toen nu Jeftha te Mizpa bij zijn huis kwam, ziet, zo ging zijn dochter uit hem tegemoet, met trommelen en met reien. Zij

nu was alleen, een enig kind; hij had uit zich anders geen zoon of dochter.

35 En het geschiedde, als hij haar zag, zo verscheurde hij zijn klederen, en zeide: Ach, mijn dochter! gij hebt mij ganselijk

nedergebogen, en gij zijt onder degenen, die mij beroeren; want ik heb mijn mond opengedaan tot den HEERE, en ik zal

niet kunnen teruggaan.

36 En zij zeide tot hem: Mijn vader! hebt gij uw mond opengedaan tot den HEERE, doe mij, gelijk als uit uw mond gegaan

is; naardien u de HEERE volkomene wraak gegeven heeft van uw vijanden, van de kinderen Ammons.

37 Voorts zeide zij tot haar vader: Laat deze zaak aan mij geschieden: Laat twee maanden van mij af, dat ik heenga, en ga

tot de bergen, en bewene mijn maagdom, ik en mijn gezellinnen.

38 En hij zeide: Ga heen; en hij liet haar twee maanden gaan. Toen ging zij heen met haar gezellinnen, en beweende haar

maagdom op de bergen.

39 En het geschiedde ten einde van twee maanden dat zij tot haar vader wederkwam, die aan haar volbracht zijn gelofte,

die hij beloofd had; en zij heeft geen man bekend. Voorts werd het een gewoonheid in Israel,

40 Dat de dochteren Israels van jaar tot jaar heengingen, om de dochter van Jeftha, de Gileadiet, aan te spreken, vier

dagen in het jaar.

Page 6: Casusstudie bijbel

6

En dan wordt die liefdevolle en barmhartige god nog eens geciteerd in Jozua 7:15:

15 En het zal geschieden, die geraakt zal worden met den ban, die zal met vuur verbrand worden, hij en al wat hij heeft;

omdat hij het verbond des HEEREN overtreden heeft, en omdat hij dwaasheid in Israel gedaan heeft.

Alleen maar omdat je het niet erg met hem eens bent? Beetje verwend ventje, of zo, die god? Alles moet volgens zijn wil of

anders zijn de gevolgen niet mis. Hij dwingt zijn volgelingen en een ieder die daaraan denkt te ontsnappen wordt vreselijk

gestraft.

In 1. Koningen 13:1-2 komen we nog een staaltje “priestertje verbranden” tegen. “Mensenbeenderen op u verbranden”,

hoe ziek moet je geest zijn om dit af te kondigen?

1 En ziet, een man Gods kwam uit Juda, door het woord des HEEREN tot Beth-El; en Jerobeam stond bij het altaar, om te

roken.

2 En hij riep tegen het altaar, door het woord des HEEREN, en zeide: Altaar, altaar, zo zegt de HEERE: Zie, een zoon zal

aan het huis Davids geboren worden, wiens naam zal zijn Josia; die zal op u offeren de priesters der hoogten, die op u

roken, en men zal mensenbeenderen op u verbranden.

Ook Jozua deed gezellig mee aan het verbranden van priesters, zoals in 2. Koningen 23:20-25 te lezen valt:

20 En hij slachtte al de priesteren der hoogten, die daar waren, op de altaren, en verbrandde mensenbeenderen op dezelve.

Daarna keerde hij weder naar Jeruzalem.

21 En de koning gebood het ganse volk, zeggende: Houdt den HEERE, uw God, pascha, gelijk in dit boek des verbonds

geschreven is.

22 Want gelijk dit pascha was er geen gehouden, van de dagen der richteren af, die Israel gericht hadden, noch in al de

dagen der koningen van Israel, noch der koningen van Juda.

23 Maar in het achttiende jaar van den koning Josia, werd dit pascha den HEERE te Jeruzalem gehouden.

24 En ook deed Josia weg de waarzeggers, en de duivelskunstenaars, en de terafim, en de drekgoden, en alle verfoeiselen,

die in het land van Juda en in Jeruzalem gezien werden; opdat hij bevestigde de woorden der wet, die geschreven waren in

het boek, dat de priester Hilkia in het huis des HEEREN gevonden had.

25 En voor hem was geen koning zijns gelijke, die zich tot den HEERE, met zijn ganse hart, en met zijn ganse ziel, en met

zijn ganse kracht, naar al de wet van Mozes, bekeerd had; en na hem stond zijns gelijke niet op.

Even een zijstapje van de Statenversie naar de gemoedelijke katholieken, waarin Wijzen 3:5-7 het volgende gezellige

onderonsje staat opgetekend:

5 Na een korte tuchtiging zullen zij een grote weldaad ontvangen, omdat God hen op de proef heeft gesteld en bevonden

heeft dat zij Hem waardig zijn.

6 Als goud in de smeltkroes heeft Hij hen gekeurd; als een brandoffer heeft Hij hen aanvaard.

7 Wanneer dan de tijd van hun oordeel komt, zullen zij branden en als vlammen door een stoppelveld jagen.

Nog eentje uit de katholieke versie, maar nu eentje met een onvriendelijke houding naar de kinderen, Wijzen 14:21-23,

natuurlijk alles uit naam van liefde en barmhartigheid:

21 En zo viel het leven in een hinderlaag: de mensen raakten in de ban van het ongeluk of van de koninklijke macht en zij

gaven aan stukken steen of hout de naam die met niemand gedeeld mag worden.

22 En vervolgens was het nog niet genoeg dat zij dwaalden omtrent de kennis van God: ook al leven zij in een hevige strijd,

door hun onwetendheid veroorzaakt, zij noemen al die ellende nog vrede.

23 Want zij vieren riten met kindermoorden of heimelijke ceremonies of dolle gelagen met vreemde gebruiken

Weer terug naar de Statenversie Ezechiël 21: 31-32, waarin wordt vermeld dat de mens “tot vuur een spijze” zal zijn, dus

vuur maak je niet met hout of papier… welnee, daar gebruik je gewoon mensen voor. Vindt “hij” zo lekker ruiken :

31 En Ik zal over u Mijn gramschap uitgieten, Ik zal tegen u door het vuur Mijner verbolgenheid blazen; en Ik zal u

overgeven in de hand van brandende mensen, smeders des verderfs.

32 Het vuur zult gij tot spijze zijn, uw bloed zal zijn in het midden des lands; uwer zal niet gedacht worden; want Ik, de

HEERE, heb het gesproken.

Page 7: Casusstudie bijbel

7

In Deuteronomium 13:13-18 moet het zekere voor het onzekere genomen worden; eerst slaan met de scherpe kant van het

zwaard en dan pas in het midden van de straat de hens erin. En ook niet zomaar iemand die toevallig niet vrijwillig

meedoet. Nee, de ketters die een ander geloof aanhangen, inclusief de dieren en de hele stad. Nou, nou, wat een

discriminatie en vernietigingsdrang. Wat kunnen die beesten er nou aan doen waar hun baasje in gelooft? Maar ja, als je

ouders je Deuteronomium hebben genoemd, zul je niet veel vrienden maken in je leven:

13 Er zijn mannen, Belials-kinderen, uit het midden van u uitgegaan, en hebben de inwoners hunner stad aangedreven,

zeggende: Laat ons gaan, en dienen andere goden, die gij niet gekend hebt;

14 Zo zult gij onderzoeken, en naspeuren, en wel navragen; en ziet, het is de waarheid, de zaak is zeker, zulk een gruwel is

in het midden van u gedaan;

15 Zo zult gij de inwoners derzelver stad ganselijk slaan met de scherpte des zwaards, verbannende haar, en alles, wat

daarin is, ook haar beesten, met de scherpte des zwaards.

16 En al haar roof zult gij verzamelen in het midden van haar straat, en den HEERE, uw God, die stad en al haar roof

ganselijk met vuur verbranden; en zij zal een hoop zijn eeuwiglijk, zij zal niet weder gebouwd worden.

17 Ook zal er niets van het verbannene aan uw hand kleven, opdat de HEERE Zich wende van de hitte Zijns toorns, en u

geve barmhartigheid, en Zich uwer erbarme, en u vermenigvuldige, gelijk als Hij uw vaderen gezworen heeft;

18 Wanneer gij de stem des HEEREN, uws Gods, zult gehoorzaam zijn, om te houden al Zijn geboden, die ik u heden

gebiede, om te doen wat recht is in de ogen des HEEREN, uws Gods.

De eerstvolgende keer dat een christen u wil bekeren en u vertelt over de liefde van god, kunt u hem meteen vragen

waarom zijn god zo graag wil dat u voor hem mensen en dieren moet verbranden.

Page 8: Casusstudie bijbel

8

2. Verkrachting in de bijbel

Verkrachting is mijns inziens een van de meest verachtelijke misdaden die de mensheid kent. Maar weinig mensen weten,

dat de bijbel deze misdaad toestaat en in sommige gevallen zelfs goedkeurt. Hoe iemand zijn/haar morele waarden uit een

boek kan halen, waarin verkrachting toegestaan wordt, is mij een raadsel. Misschien wordt men heel handig om deze

smerige passages in het boek geleid, wat echter niet wegneemt dat een ieder die zich een geloof “aanmeet” zelf volledig

verantwoordelijk is om de beschikbare informatie tot zich te nemen.

Dus gelovigen, neem uw bijbel in de hand en volg me terwijl ik u alle laaghartige verkrachtingen laat zien die uw priesters

en prekers voor u verzwegen hebben. Houd in gedachten, dat de term “een vrouw nemen” in de bijbel weinig met

vrijwillige huwelijken te maken heeft. Dit eerste citaat maakt meteen duidelijk, dat het “nemen van een vrouw” alles te

maken heeft met geweld en moord.

In Richteren 21:10-24 vinden we de volgende tekst, beginnend met wat moorden met het zwaard:

10 Toen zond de vergadering daarheen twaalf duizend mannen, van de strijdbaarste; en zij geboden hun, zeggende: Trekt

heen, en slaat met de scherpte des zwaards de inwoners van Jabes in Gilead, met de vrouwen en de kinderkens.

11 Doch dit is de zaak, die gij doen zult; al wat mannelijk is, en alle vrouwen, die de bijligging eens mans bekend hebben,

zult gij verbannen.

12 En zij vonden onder de inwoners van Jabes in Gilead vierhonderd jonge dochters, die maagden waren, die geen man

bekend hadden in bijligging des mans; en zij brachten die in het leger te Silo, dewelke is in het land Kanaan.

13 Toen zond de ganse vergadering heen, en sprak tot de kinderen van Benjamin, die in den rotssteen van Rimmon waren,

en zij riepen hen vrede toe.

14 Alzo kwamen de Benjaminieten ter zelfder tijd weder; en zij gaven hun de vrouwen, die zij in het leven behouden hadden

van de vrouwen van Jabes in Gilead; maar alzo waren er nog niet genoeg voor hen.

15 Toen berouwde het den volke over Benjamin, omdat de HEERE een scheur gemaakt had in de stammen van Israel.

16 En de oudsten der vergadering zeiden: Wat zullen wij, belangende de vrouwen, doen aan degenen, die overgebleven

zijn? Want de vrouwen zijn uit Benjamin verdelgd.

17 Wijders zeiden zij: De erfenis dergenen, die ontkomen zijn, is van Benjamin, en er moet geen stam uitgedelgd worden uit

Israel.

18 Maar wij zullen hun geen vrouwen van onze dochteren kunnen geven; want de kinderen Israels hebben gezworen,

zeggende: Vervloekt zij, die de Benjaminieten een vrouw geeft!

19 Toen zeiden zij: Ziet, er is een feest des HEEREN te Silo, van jaar tot jaar, dat gehouden wordt tegen het noorden van

het huis Gods, tegen den opgang der zon, aan den hogen weg, die opgaat van het huis Gods naar Sichem, en tegen het

zuiden van Lebona.

20 En zij geboden den kinderen van Benjamin, zeggende: Gaat heen, en loert in de wijngaarden.

21 En let er op, en ziet, als de dochters van Silo zullen uitgegaan zijn om met reien te dansen, zo komt gij voort uit de

wijngaarden, en schaakt u, een ieder zijn huisvrouw, uit de dochteren van Silo; en gaat heen in het land van Benjamin.

22 En het zal geschieden, wanneer haar vaders of haar broeders zullen komen, om voor ons te rechten, dat wij tot hen

zullen zeggen: Zijt hun om onzentwil genadig, omdat wij geen huisvrouw voor een ieder van hen in deze krijg genomen

hebben; want gijlieden hebt ze hun niet gegeven, dat gij te dezer tijd schuldig zoudt zijn.

23 En de kinderen van Benjamin deden alzo, en voerden naar hun getal vrouwen weg, van de reiende dochters, die zij

roofden, en zij togen heen, en keerden weder tot hun erfenis, en herbouwden de steden, en woonden daarin.

24 Ook togen de kinderen Israels te dier tijd van daar, een iegelijk naar zijn stam en naar zijn geslacht; alzo togen zij uit

van daar, een iegelijk naar zijn erfenis.

Hier is duidelijk uit af te leiden, dat dit stel smeerlappen eerst een hele stad uitmoordden en verkrachtten, en toen ze nog

maagden te weinig hadden verstopten ze zich aan de kant van de weg om er nog meer te kidnappen. Hoe kan iemand dit

anders beschouwen dan regelrecht kwaadaardig?

Numeri 31:7-18 spreekt van moord, verkrachting en plundering, waarbij Mozes en god dit goedkeuren, in het bijzonder het

verkrachten van maagden, stelletje smeerlappen:

7 En zij streden tegen de Midianieten, gelijk als de HEERE Mozes geboden had, en zij doodden al wat mannelijk was.

8 Daartoe doodden zij boven hun verslagenen, de koningen der Midianieten, Evi, en Rekem, en Zur, en Hur, en Reba, vijf

koningen der Midianieten; ook doodden zij met het zwaard Bileam, den zoon van Beor.

9 Maar de kinderen Israels namen de vrouwen der Midianieten, en hun kinderkens gevangen; zij roofden ook al hun

beesten, en al hun vee, en al hun vermogen.

10 Voorts al hun steden met hun woonplaatsen, en al hun burchten verbrandden zij met vuur.

11 En zij namen al den roof, en al den buit, van mensen en van beesten.

12 Daarna brachten zij de gevangenen, en den buit, en den roof, tot Mozes en tot Eleazar, den priester, en tot de

vergadering der kinderen Israels, in het leger, in de vlakke velden van Moab, dewelke zijn aan de Jordaan van Jericho.

Page 9: Casusstudie bijbel

9

13 Maar Mozes en Eleazar, de priester, en alle oversten der vergadering, gingen uit hen tegemoet, tot buiten voor het

leger.

14 En Mozes werd grotelijks vertoornd tegen de bevelhebbers des heirs, de hoofdlieden der duizenden, en de hoofdlieden

der honderden, die uit den strijd van dien oorlog kwamen.

15 En Mozes zeide tot hen: Hebt gij dan alle vrouwen laten leven?

16 Ziet, deze waren, door den raad van Bileam, den kinderen Israels, om oorzake der overtreding tegen den HEERE te

geven, in de zaak van Peor; waardoor die plaag werd onder de vergadering des HEEREN.

17 Nu dan, doodt al wat mannelijk is onder de kinderkens; en doodt alle vrouw, die door bijligging des mans een man

bekend heeft.

18 Doch al de kinderen van vrouwelijk geslacht, die de bijligging des mans niet bekend hebben, laat voor ulieden leven.

Nog meer moord, plundering en verkrachting in Deuteronomium 20:10-14. Welke god keurt moord, verkrachting en

slavernij goed?

10 Wanneer gij nadert tot een stad om tegen haar te strijden, zo zult gij haar den vrede toeroepen.

11 En het zal geschieden, indien zij u vrede zal antwoorden, en u opendoen, zo zal al het volk, dat daarin gevonden wordt,

u cijnsbaar zijn, en u dienen.

12 Doch zo zij geen vrede met u zal maken, maar krijg tegen u voeren, zo zult gij haar belegeren.

13 En de HEERE, uw God, zal haar in uw hand geven; en gij zult alles, wat mannelijk daarin is, slaan met de scherpte des

zwaards;

14 Behalve de vrouwen, en de kinderkens, en de beesten, en al wat in de stad zijn zal, al haar buit zult gij voor u roven; en

gij zult eten den buit uwer vijanden, dien u de HEERE, uw God, gegeven heeft.

Onze “vriend” Deuteronomium maakt het nog bonter, wanneer hij in zijn geschrift Deuteronomium 22:28-29 de regels

opstelt wat er moet gebeuren als een vrouw verkracht wordt. Dit slaat bijna elke vorm van normaal menselijk denken: de

verkrachter dient de vader van het slachtoffer te betalen… en het slachtoffer moet met haar verkrachter trouwen! Welke

volslagen idioot komt hiermee weg? Blijkbaar de liefdevolle god!

28 Wanneer een man een jonge dochter zal gevonden hebben, die een maagd is, dewelke niet ondertrouwd is, en haar zal

gegrepen en bij haar gelegen hebben, en zij gevonden zullen zijn;

29 Zo zal de man, die bij haar gelegen heeft, den vader van de jonge dochter vijftig zilverlingen geven, en zij zal hem ter

vrouwe zijn, omdat hij haar vernederd heeft; hij zal ze niet mogen laten gaan al zijn dagen.

De beweegredenen van god zijn overduidelijk; hij interesseert zich totaal niet om de slachtoffers van verkrachtingen, maar

uitsluitend om iemands “bezit”. Een kapitalist van de eerste orde, zou je kunnen zeggen. En als straf wordt je barbaars

gestenigd, zoals hier in Deuteronomium 22:23-24 wordt geschreven:

23 Wanneer er een jonge dochter zal zijn, die een maagd is, ondertrouwd aan een man, en een man haar in de stad zal

gevonden, en bij haar gelegen hebben;

24 Zo zult gij ze beiden uitbrengen tot de poort derzelver stad, en gij zult hen met stenen stenigen, dat zij sterven; de jonge

dochter, ter oorzake, dat zij niet geroepen heeft in de stad, en den man, ter oorzake dat hij zijns naasten vrouw vernederd

heeft; zo zult gij het boze uit het midden van u wegdoen.

Ook Samuël is niet zo’n frisse jongen, getuige zijn geschriften 2. Samuël 12:11-14:

11 Zo zegt de HEERE: Zie, Ik zal kwaad over u verwekken uit uw huis, en zal uw vrouwen nemen voor uw ogen, en zal haar

aan uw naaste geven; die zal bij uw vrouwen liggen, voor de ogen dezer zon.

12 Want gij hebt het in het verborgen gedaan; maar Ik zal deze zaak doen voor gans Israel, en voor de zon.

13 Toen zeide David tot Nathan: Ik heb gezondigd tegen den HEERE! En Nathan zeide tot David: De HEERE heeft ook uw

zonde weggenomen, gij zult niet sterven.

14 Nochtans, dewijl gij door deze zaak de vijanden des HEEREN grotelijks hebt doen lasteren, zal ook de zoon, die u

geboren is, den dood sterven.

God, die liefde is en barmhartig, verkracht hier zelf eerst een rondje vrouwen (hij was niet vies van groepsseks?) en laat

dan de buurman er nog eens zijn plezier mee beleven, in het openbaar waarmee ook voyeurisme en/of exhibitionisme al een

eeuwenoude hobby schijnt te zijn. En die zoon, in vers 14, zal zeven dagen later sterven. Kwaadaardig ziek is die god.

Page 10: Casusstudie bijbel

10

In Deuteronomium 21:1014 vinden we nog een staaltje kidnapping, verkrachting, gedwongen huwelijk en vernedering.

Wederom keurt god gewelddadige verkrachting goed:

10 Wanneer gij zult uitgetogen zijn tot den strijd tegen uw vijanden; en de HEERE, uw God, hen zal gegeven hebben in uw

hand, dat gij hun gevangenen gevankelijk wegvoert;

11 En gij onder de gevangenen zult zien een vrouw, schoon van gedaante, en gij lust tot haar gekregen zult hebben, dat gij

ze u ter vrouwe neemt;

12 Zo zult gij haar binnen in uw huis brengen; en zij zal haar hoofd scheren, en haar nagelen besnijden.

13 En zij zal het kleed harer gevangenis van zich afleggen, en in uw huis zitten, en haar vader en haar moeder een maand

lang bewenen; en daarna zult gij tot haar ingaan, en haar man zijn, en zij zal u ter vrouwe zijn.

14 En het zal geschieden, indien gij geen behagen in haar hebt, dat gij haar zult laten gaan naar haar begeerte; doch gij

zult haar geenszins voor geld verkopen, gij zult met haar geen gewin drijven, daarom dat gij haar vernederd hebt.

Het verdelen van oorlogsbuit volgens Richteren 5:30 zien we in dit geschrift:

30 Zouden zij dan de buit niet vinden en delen? een liefje, of twee liefjes, voor iegelijken man? Voor Sisera, een buit van

verscheidene verven, een buit van verscheidene verven, gestikt; van verscheiden verf aan beide zijden gestikt, voor de

buithalzen?

In Exodus 21:7-11 vinden we de oervorm van loverboys, seksslaven:

7 Wanneer nu iemand zijn dochter zal verkocht hebben tot een dienstmaagd, zo zal zij niet uitgaan, gelijk de knechten

uitgaan.

8 Indien zij kwalijk bevalt in de ogen haars heren, dat hij haar niet ondertrouwd heeft, zo zal hij haar doen lossen; aan een

vreemd volk haar te verkopen zal hij niet vermogen, dewijl hij trouweloos met haar gehandeld heeft.

9 Maar indien hij haar aan zijn zoon ondertrouwt, zo zal hij met haar doen naar het recht der dochteren.

10 Indien hij voor zich een andere neemt, zo zal hij aan deze haar spijs, haar deksel, en haar huwelijksplicht niet

onttrekken.

11 En indien hij haar deze drie dingen niet doet, zo zal zij om niet uitgaan, zonder geld.

In Zacharia 14:1-2 zien we nog een staaltje van god’s voorliefde voor plundering en verkrachting:

1 Ziet, de dag komt den HEERE, dat uw roof zal uitgedeeld worden in het midden van u, o Jeruzalem!

2 Want Ik zal alle heidenen tegen Jeruzalem ten strijde verzamelen; en de stad zal ingenomen, en de huizen zullen

geplunderd, en de vrouwen zullen geschonden worden; en de helft der stad zal uitgaan in de gevangenis; maar het overige

des volks zal uit de stad niet uitgeroeid worden.

Page 11: Casusstudie bijbel

11

3. Moord in de bijbel

(Moord komt veelvuldig voor in de bijbel)

In de bijbel, vooral in het oude testament, komt moord veelvuldig voor. Er worden hier wetten gesteld die bevelen mensen

te vermoorden om de meest absurde redenen, zoals: werken op de rustdag, homofiel zijn, je ouders vervloeken of geen

maagd zijn op de trouwdag. Naast deze idiote en immorele wetten vinden we talloze voorbeelden van god’s irrationaliteit,

zoals het doden van kinderen die een kale man bespotten. Ook zijn er ontelbare voorbeelden van massamoorden, hetzij

door god zelf uitgevoerd, hetzij in opdracht van hem. Massamoorden inclusief kinderen, vrouwen en ongeborenen.

De volgende passages vertegenwoordigen een zeer klein percentage van de goedkeuring van moord in de bijbel. Het is

ondoenlijk om alle passages hier weer te geven; dit boekje zou te dik worden. Ik heb de moorden in vier groepen ingedeeld:

(a) bestraffen van hoofdzonden, (b) god’s moorden om idiote redenen, (c) kindermoord en (d) diverse moorden.

Deze lijsten zijn lang, maar ze raken nauwelijks het oppervlak aan van de ontelbare criminele handelingen in “het goede

boek”.

a) Bestraffen van hoofdzonden

Deuteronomium 17:12, dood mensen die niet naar priesters luisteren:

12 De man nu, die trotselijk handelen zal, dat hij niet hore naar den priester, dewelke staat, om aldaar den HEERE, uw

God, te dienen, of naar den rechter, dezelve man zal sterven; en gij zult het boze uit Israel wegdoen.

Exodus 22:18, dood heksen:

18 De toveres zult gij niet laten leven.

Leviticus 20:13, dood homoseksuelen:

13 Wanneer ook een man bij een manspersoon zal gelegen hebben, met vrouwelijke bijligging, zij hebben beiden een

gruwel gedaan; zij zullen zekerlijk gedood worden; hun bloed is op hen!

Leviticus 20:27, dood waarzeggers:

27 Als nu een man en vrouw in zich een waarzeggenden geest zal hebben, of een duivelskunstenaar zal zijn, zij zullen

zekerlijk gedood worden; men zal hen met stenen stenigen; hun bloed is op hen.

Exodus 21:15, dood wie zijn/haar ouders slaat:

15 Zo wie zijn vader of zijn moeder slaat, die zal zekerlijk gedood worden.

Dood hen die hun ouders vervloeken:

Exodus 20:17 17 Wie ook zijn vader of zijn moeder vloekt, die zal zekerlijk gedood worden.

Leviticus 20:9 9 Als er iemand is, die zijn vader of zijn moeder zal gevloekt hebben, die zal zekerlijk gedood worden; hij

heeft zijn vader of zijn moeder gevloekt; zijn bloed is op hem!

Leviticus 20:10, dood door overspel:

10 Een man ook, die met iemands huisvrouw overspel zal gedaan hebben, dewijl hij met zijns naasten vrouw overspel

gedaan heeft, zal zekerlijk gedood worden, de overspeler en de overspeelster.

Leviticus 21:9, dood door ontucht:

9 Als nu de dochter van enigen priester zal beginnen te hoereren, zij ontheiligt haar vader; met vuur zal zij verbrand

worden.

Exodus 22:20, dood hen die een andere mening hebben (een andere religie aanhangen):

20 Wie de goden offert, behalve den HEERE alleen, die zal verbannen worden.

2. Kronieken 15:12-13, dood hen die niet geloven:

12 En zij traden in een verbond, dat zij den HEERE, den God hunner vaderen, zoeken zouden met hun ganse hart en met

hun ganse ziel.

13 En al wie den HEERE, den God Israels, niet zou zoeken, zou gedood worden, van den kleine tot den grote, en van den

man tot de vrouw toe.

Zacharia 13:3, dood valse profeten:

3 En het zal geschieden, wanneer iemand meer profeteert, dat zijn vader en zijn moeder, die hem gegenereerd hebben, tot

hem zullen zeggen: Gij zult niet leven, dewijl gij valsheid gesproken hebt in den Naam des HEEREN; en zijn vader en zijn

moeder, die hem gegenereerd hebben, zullen hem doorsteken, wanneer hij profeteert.

Page 12: Casusstudie bijbel

12

Deuteronomium 13:13-19, dood een hele stad als er 1 persoon is die een andere god aanbidt:

13 Er zijn mannen, Belials-kinderen, uit het midden van u uitgegaan, en hebben de inwoners hunner stad aangedreven,

zeggende: Laat ons gaan, en dienen andere goden, die gij niet gekend hebt;

14 Zo zult gij onderzoeken, en naspeuren, en wel navragen; en ziet, het is de waarheid, de zaak is zeker, zulk een gruwel is

in het midden van u gedaan;

15 Zo zult gij de inwoners derzelver stad ganselijk slaan met de scherpte des zwaards, verbannende haar, en alles, wat

daarin is, ook haar beesten, met de scherpte des zwaards.

16 En al haar roof zult gij verzamelen in het midden van haar straat, en den HEERE, uw God, die stad en al haar roof

ganselijk met vuur verbranden; en zij zal een hoop zijn eeuwiglijk, zij zal niet weder gebouwd worden.

17 Ook zal er niets van het verbannene aan uw hand kleven, opdat de HEERE Zich wende van de hitte Zijns toorns, en u

geve barmhartigheid, en Zich uwer erbarme, en u vermenigvuldige, gelijk als Hij uw vaderen gezworen heeft;

18 Wanneer gij de stem des HEEREN, uws Gods, zult gehoorzaam zijn, om te houden al Zijn geboden, die ik u heden

gebiede, om te doen wat recht is in de ogen des HEEREN, uws Gods.

Deuteronomium 22:20-21, dood vrouwen die geen maagd zijn bij aanvang van hun huwelijksnacht:

20 Maar indien ditzelve woord waarachtig is, dat de maagdom aan de jonge dochter niet gevonden is;

21 Zo zullen zij deze jonge dochter uitbrengen tot de deur van haars vaders huis, en de lieden harer stad zullen haar met

stenen stenigen, dat zij sterve, omdat zij een dwaasheid in Israel gedaan heeft, hoererende in haars vaders huis; zo zult gij

het boze uit het midden van u wegdoen.

Deuteronomium 13:7-12, dood aanhangers van andere religies:

7 Van de goden der volken, die rondom u zijn, nabij u, of verre van u, van het ene einde der aarde tot aan het andere einde

der aarde;

8 Zo zult gij hem niet ter wille zijn, en naar hem niet horen; ook zal uw oog hem niet verschonen, en gij zult u niet

ontfermen, noch hem verbergen;

9 Maar gij zult hem zekerlijk doodslaan; uw hand zal eerst tegen hem zijn, om hem te doden, en daarna de hand des gansen

volks.

10 En gij zult hem met stenen stenigen, dat hij sterve; want hij heeft u gezocht af te drijven van den HEERE, uw God, Die u

uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgevoerd heeft.

11 Opdat gans Israel het hore en vreze, en niet voortvare te doen naar dit boze stuk in het midden van u.

12 Wanneer gij van een uwer steden, die de HEERE, uw God, u geeft, om aldaar te wonen, zult horen zeggen:

Of een tweede geschrift van dezelfde smeerlap, om dezelfde immorele reden, Deuteronomium 17:2-5:

2 Wanneer in het midden van u, in een uwer poorten, die de HEERE, uw God, u geeft, een man of vrouw gevonden zal

worden, die doen zal, dat kwaad is in de ogen des HEEREN, uws Gods, overtredende Zijn verbond;

3 Dat hij heengaat, en dient andere goden, en buigt zich voor die, of voor de zon, of voor de maan, of voor het ganse heir

des hemels, hetwelk ik niet geboden heb;

4 En het wordt u aangezegd, en gij hoort het; zo zult gij het wel onderzoeken; en ziet, het is de waarheid, de zaak is zeker,

zulk een gruwel is in Israel gedaan;

5 Zo zult gij dien man of die vrouw, die ditzelve boze stuk gedaan hebben, tot uw poorten uitbrengen, dien man zeg ik, of

die vrouw; en gij zult hen met stenen stenigen, dat zij sterven.

Leviticus 24:10-16, dood wegens godslaster (dan zal ik er niet lekker vanaf komen):

10 En er ging de zoon ener Israelietische vrouw uit, die, in het midden der kinderen Israels, de zoon van een Egyptische

man was; en de zoon van deze Israelietische en een Israelietisch man twistten in het leger.

11 Toen lasterde de zoon der Israelietische vrouw uitdrukkelijk den NAAM, en vloekte; daarom brachten zij hem tot Mozes;

de naam nu zijner moeder was Selomith, de dochter van Dibri, van den stam Dan.

12 En zij leidden hem in de gevangenis, opdat hem, naar den mond des HEEREN, verklaring geschieden zou.

13 En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende:

14 Breng den vloeker uit tot buiten het leger, en allen, die het gehoord hebben, zullen hun handen op zijn hoofd leggen;

daarna zal hem de gehele vergadering stenigen.

15 En tot de kinderen Israels zult gij spreken, zeggende: Een ieder, als hij zijn God gevloekt zal hebben, zo zal hij zijn

zonde dragen.

16 En wie den Naam des HEEREN gelasterd zal hebben, zal zekerlijk gedood worden; de ganse vergadering zal hem

zekerlijk stenigen; alzo zal de vreemdeling zijn, gelijk de inboorling, als hij den NAAM zal gelasterd hebben, hij zal gedood

worden.

Behalve Zacharia doet ook Deuteronomium een duit in het zakje, aangaande zogenaamde valse profeten. Wat op zich al

wonderlijk is, want wie is dan de ware profeet? De fascistische en dictatoriale god?

Deuteronomium 13:1-5:

1 Wanneer een profeet, of dromen-dromer, in het midden van u zal opstaan, en u geven een teken of wonder;

2 En dat teken of dat wonder komt, dat hij tot u gesproken had, zeggende: Laat ons andere goden, die gij niet gekend hebt,

navolgen en hen dienen;

Page 13: Casusstudie bijbel

13

3 Gij zult naar de woorden van dien profeet, of naar dien dromen-dromer niet horen; want de HEERE, uw God, verzoekt ul

lieden, om te weten, of gij den HEERE, uw God, liefhebt met uw ganse hart en met uw ganse ziel.

4 Den HEERE, uw God, zult gij navolgen, en Hem vrezen, en Zijn geboden zult gij houden, en Zijn stem gehoorzaam zijn,

en Hem dienen, en Hem aanhangen.

5 En diezelve profeet, of dromen-dromer, zal gedood worden; want hij heeft tot een afval gesproken tegen den HEERE, uw

God, Die ulieden uit Egypteland heeft uitgevoerd, en u uit het diensthuis verlost; om u af te drijven van den weg, dien u de

HEERE, uw God, geboden heeft, om daarin te wandelen. Zo zult gij het boze uit het midden van u wegdoen.

Deuteronomium 18:20-22:

20 Maar de profeet, die hoogmoediglijk zal handelen, sprekende een woord in Mijn Naam, hetwelk Ik hem niet geboden

heb te spreken, of die spreken zal in den naam van andere goden, dezelve profeet zal sterven.

21 Zo gij dan in uw hart zoudt mogen zeggen: Hoe zullen wij het woord kennen, dat de HEERE niet gesproken heeft?

22 Wanneer die profeet in den Naam des HEEREN zal hebben gesproken, en dat woord geschiedt niet, en komt niet; dat is

het woord, dat de HEERE niet gesproken heeft; door trotsheid heeft die profeet dat gesproken; gij zult voor hem niet

vrezen.

Romeinen 1:24-32, dood ongelovigen en homofielen:

24 Daarom heeft God hen ook overgegeven in de begeerlijkheden hunner harten tot onreinigheid, om hun lichamen onder

elkander te onteren;

25 Als die de waarheid Gods veranderd hebben in de leugen, en het schepsel geeerd en gediend hebben boven den

Schepper, Die te prijzen is in der eeuwigheid, amen.

26 Daarom heeft God hen overgegeven tot oneerlijke bewegingen; want ook hun vrouwen hebben het natuurlijk gebruik

veranderd in het gebruik tegen nature;

27 En insgelijks ook de mannen, nalatende het natuurlijk gebruik der vrouw, zijn verhit geworden in hun lust tegen

elkander, mannen met mannen schandelijkheid bedrijvende, en de vergelding van hun dwaling, die daartoe behoorde, in

zichzelven ontvangende.

28 En gelijk het hun niet goed gedacht heeft God in erkentenis te houden, zo heeft God hen overgegeven in een verkeerden

zin, om te doen dingen, die niet betamen;

29 Vervuld zijnde met alle ongerechtigheid, hoererij, boosheid, gierigheid, kwaadheid, vol van nijdigheid, moord, twist,

bedrog, kwaadaardigheid;

30 Oorblazers, achterklappers, haters Gods, smaders, hovaardigen, laatdunkenden, vinders van kwade dingen, den

ouderen ongehoorzaam;

31 Onverstandigen, verbondbrekers, zonder natuurlijke liefde, onverzoenlijken, onbarmhartigen;

32 Dewelken, daar zij het recht Gods weten, namelijk, dat degenen, die zulke dingen doen, des doods waardig zijn, niet

alleen dezelve doen, maar ook mede een welgevallen hebben in degenen, die ze doen.

Numeri 1:48-51, dood hen wie de tabernakel naderen:

48 Want de HEERE had tot Mozes gesproken, zeggende:

49 Alleen de stam van Levi zult gij niet tellen, noch hun som opnemen, onder de zonen van Israel.

50 Maar gij, stel de Levieten over den tabernakel der getuigenis, en over al zijn gereedschap, en over alles, wat daartoe

behoort; zij zullen den tabernakel dragen, en al zijn gereedschap; en zij zullen dien bedienen, en zij zullen zich rondom den

tabernakel legeren.

51 En als de tabernakel zal optrekken, de Levieten zullen denzelven afnemen; en wanneer de tabernakel zich legeren zal,

zullen de Levieten denzelven oprichten; en de vreemde, die daarbij komt, zal gedood worden.

Voor wie het niet weet: een tabernakel is een omheining waarbinnen zich allerlei heilige dingen bevinden.

Exodus 31:12-15, dood hen die werken op de rustdag:

12 Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:

13 Gij nu, spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Gij zult evenwel mijn sabbatten onderhouden; want dit is een teken

tussen Mij en tussen ulieden, bij uw geslachten; opdat men wete, dat Ik de HEERE ben, Die u heilige.

14 Onderhoudt dan den sabbat, dewijl hij ulieden heilig is! Wie hem ontheiligt, zal zekerlijk gedood worden; want een

ieder, die op denzelven enig werk doet, die ziel zal uitgeroeid worden uit het midden harer volken.

15 Zes dagen zal men het werk doen; doch op den zevenden dag is de sabbat der rust, een heiligheid des HEEREN! Wie op

de sabbatdag arbeid doet, zal zekerlijk gedood worden.

Page 14: Casusstudie bijbel

14

b) God’s moordlustigheid om idiote redenen

(Alsof die andere redenen het middel wel heiligen)

2. Koningen 2:23-24, dood lastige kindertjes:

23 En hij ging van daar op naar Beth-El. Als hij nu den weg opging, zo kwamen kleine jongens uit de stad; die bespotten

hem, en zeiden tot hem: Kaalkop, ga op, kaalkop, ga op!

24 En hij keerde zich achterom, en hij zag ze, en vloekte hen, in den Naam des HEEREN. Toen kwamen twee beren uit het

woud, en verscheurden van dezelve twee en veertig kinderen.

1. Samuël 6:19-20, waar god je de dood injaagt, omdat je nieuwsgierig bent:

19 En de Heere sloeg onder die lieden van Beth-Semes, omdat zij in de ark des HEEREN gezien hadden; ja, Hij sloeg van

het volk zeventig mannen, en vijftig duizend mannen. Toen bedreef het volk rouw, omdat de HEERE een groten slag onder

het volk geslagen had.

20 Toen zeiden de lieden van Beth-Semes: Wie zou kunnen bestaan voor het aangezicht van de HEERE, dezen heiligen

God? En tot wien van ons zal Hij optrekken?

In 1. Koningen 20:35-36 wordt het vuile werk door een leeuw uitgevoerd:

35 Toen zeide een man uit de zonen der profeten tot zijn naaste, door het woord des HEEREN: Sla mij toch. En de man

weigerde hem te slaan.

36 En hij zeide tot hem: Daarom dat gij de stem des HEEREN niet gehoorzaam zijt geweest, zie, als gij van mij weggegaan

zijt, zo zal u een leeuw slaan. En als hij van bij hem weggegaan was, zo vond hem een leeuw, die hem sloeg.

2. Samuël 6:3-7, waarin een beetje hulp bestraft wordt met de dood:

3 En zij voerden de ark Gods op een nieuwen wagen, en haalden ze uit het huis van Abinadab, dat op een heuvel is; en Uza

en Ahio, zonen van Abinadab, leidden den nieuwen wagen.

4 Toen zij hem nu uit het huis van Abinadab, dat op den heuvel is, met de ark Gods, wegvoerden, zo ging Ahio voor de ark

henen.

5 En David en het ganse huis Israels speelden voor het aangezicht des HEEREN, met allerlei snarenspel van dennenhout,

als met harpen, en met luiten, en met trommelen, ook met schellen, en met cimbalen.

6 Als zij nu kwamen tot aan Nachons dorsvloer, zo strekte Uza zijn hand uit aan de ark Gods, en hield ze, want de runderen

struikelden.

7 Toen ontstak de toorn des HEEREN tegen Uza, en God sloeg hem aldaar, om deze onbedachtzaamheid; en hij stierf

aldaar bij de ark Gods.

Page 15: Casusstudie bijbel

15

c) Kindermoord

Jesaja 14:21, dood de zonen van zondaars:

21 Maakt de slachting voor zijn kinderen gereed, om hunner vaderen ongerechtigheid wil; dat zij niet opstaan, en de aarde

erven, en de wereld vervullen met steden;

In Hosea 9:11-16 zal god kinderen doden:

9 Zij hebben zich zeer diep verdorven, als in de dagen van Gibea; Hij zal hunner ongerechtigheid gedenken, Hij zal hun

zonden bezoeken.

10 Ik vond Israel als druiven in de woestijn, Ik zag uw vaderen als de eerste vrucht aan den vijgeboom in haar beginsel;

maar zij gingen in tot Baal-Peor, en zonderden zich af tot die schaamte, en werden gans verfoeilijk naar hun boelerij.

11 Aangaande Efraim, hunlieder heerlijkheid zal wegvlieden als een vogel; van de geboorte, en van moeders buik, en van

de ontvangenis af.

12 Ofschoon zij hun kinderen mochten groot maken, Ik zal er hen toch van beroven, dat zij onder de mensen niet zullen

zijn; want ook, wee hun, als Ik van hen zal geweken zijn!

13 Efraim is, gelijk als Ik Tyrus aanzag, die geplant is in een liefelijke woonplaats; maar Efraim zal zijn kinderen moeten

uitbrengen tot den doodslager.

14 Geef hun, HEERE! Wat zult Gij geven? Geef hun een misdragende baarmoeder, en uitdrogende borsten.

15 Al hun boosheid is te Gilgal, want daar heb Ik ze gehaat, om de boosheid van hun handelingen; Ik zal ze uit Mijn huis

uitdrijven, Ik zal ze voortaan niet meer liefhebben; al hun vorsten zijn afvalligen.

16 Efraim is geslagen, hunlieder wortel is verdord, zij zullen geen vrucht voortbrengen; ja, ofschoon zij genereerden, zo zal

Ik toch de gewenste vruchten van hun buik doden.

Ezechiël 9:5-7, dood mannen, vrouwen en kinderen:

5 Maar tot die anderen zeide Hij voor mijn oren: Gaat door, door de stad achter hem, en slaat, ulieder oog verschone niet,

en spaart niet!

6 Doodt ouden, jongelingen en maagden, en kinderkens en vrouwen, tot verdervens toe; maar genaakt aan niemand, op

denwelken het teken is, en begint van Mijn heiligdom. En zij begonnen van de oude mannen, die voor het huis waren.

7 En Hij zeide tot hen: Verontreinigt het huis, en vervult de voorhoven met verslagenen; gaat henen uit. En zij gingen

henen uit, en zij sloegen in de stad.

In Exodus 12:29-30 doodt god elke eerstgeborene van Egypte; rassenzuivering, de vroege nazi, discriminatie:

29 En het geschiedde ter middernacht, dat de HEERE al de eerstgeborenen in Egypteland sloeg, van den eerstgeborene

van Farao af, die op zijn troon zitten zou, tot op den eerstgeborene van de gevangene, die in het gevangenhuis was, en alle

eerstgeborenen der beesten.

30 En Farao stond op bij nacht, hij en al zijn knechten, en al de Egyptenaars; en er was een groot geschrei in Egypte; want

er was geen huis, waarin niet een dode was.

Jeremia 51:20-26, dood oude mannen en jonge vrouwen:

20 Gij zijt Mij een voorhamer, en krijgswapenen; en door u zal Ik volken in stukken slaan, en door u zal Ik koninkrijken

verderven.

21 En door u zal Ik in stukken slaan het paard en zijn ruiter; en door u zal Ik in stukken slaan den wagen en zijn ruiter.

22 En door u zal Ik in stukken slaan den man en de vrouw; en door u zal Ik in stukken slaan den oude en den jonge; en

door u zal Ik in stukken slaan den jongeling en de jonkvrouw.

23 En door u zal Ik in stukken slaan den herder en zijn kudde; en door u zal Ik in stukken slaan den akkerman en zijn juk

ossen; en door u zal Ik in stukken slaan landvoogden en overheden.

24 Maar Ik zal Babel en allen inwoneren van Chaldea vergelden al hun boosheid, die zij gedaan hebben aan Sion, voor

ulieder ogen, spreekt de HEERE.

25 Ziet, Ik wil aan u, gij verdervende berg! spreekt de HEERE, gij, die de ganse aarde verderft, en Ik zal Mijn hand tegen u

uitstrekken, en u van de steenrotsen afwentelen, en zal u stellen tot een berg des brands.

26 En zij zullen uit u geen steen nemen tot een hoek, ook geen steen tot fondamenten; want gij zult tot eeuwige woestheden

zijn, spreekt de HEERE.

Nog iets vreemds: nadat god de Israelieten een overwinning belooft op Babylon, krijgen diezelfde Israelieten in het

volgende hoofdstuk van dit boek danig op hun flikker van god. Tot zover de alwetendheid en almachtigheid van die god?

En in Leviticus 26:28-29 heeft god het ook niet echt op met de kinderen van zondaars:

28 Zo zal Ik ook met u in heetgrimmige tegenheid wandelen, en Ik zal u ook zevenvoudig over uw zonden tuchtigen.

29 Want gij zult het vlees uwer zonen eten, en het vlees uwer dochteren zult gij eten.

Wordt hier zowaar kannibalisme gepredikt? Dezelfde menselijke uitwas die door christenen veroordeeld werd toen men in

aanraking kwam met inheemse stammen die dit gebruik ook al kenden en zo nodig “bekeerd” moesten worden? Gruwelijk!

Page 16: Casusstudie bijbel

16

Jesaja 13:15-18, nog meer kindermoord:

15 Al wie gevonden wordt, zal doorstoken worden, en al wie daarbij gevoegd is, zal door het zwaard vallen.

16 Ook zullen hun kinderkens voor hun ogen verpletterd worden; hun huizen zullen geplunderd, en hun vrouwen

geschonden worden.

17 Ziet, Ik zal de Meden tegen hen verwekken, die het zilver niet zullen achten, en aan het goud zullen zij geen lust hebben.

18 Maar hun bogen zullen de jongelingen verpletteren, en zij zullen zich niet ontfermen over de vrucht des buiks; hun oog

zal de kinderen niet verschonen.

Page 17: Casusstudie bijbel

17

d) Diverse redenen voor en vormen van moord

(Het zekere voor het onzekere, mocht er nog een wetje over het hoofd gezien worden?)

In Richteren 15:14-15 wordt Simson door god gered van een gerecht, waar Simson veroordeeld zou worden voor

brandstichting en de moord op 30 mensen. God bevrijdt Simson en laat hem met de kaak van een ezel 1000 man

neerslaan (doden):

14 Als hij kwam tot Lechi, zo juichten de Filistijnen hem tegemoet; maar de Geest des HEEREN werd vaardig over hem; en

de touwen, die aan zijn armen waren, werden als linnen draden, die van het vuur gebrand zijn, en zijn banden versmolten

van zijn handen.

15 En hij vond een vochtig ezelskinnebakken, en hij strekte zijn hand uit, en nam het, en sloeg daarmede duizend man.

Handelingen 5:1-11, waar Petrus 2 mensen dood laat vallen:

1 En een zeker man, met name Ananias, met Saffira, zijn vrouw, verkocht een have;

2 En onttrok van den prijs, ook met medeweten zijner vrouw; en bracht een zeker deel, en legde dat aan de voeten der

apostelen.

3 En Petrus zeide: Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld, dat gij den Heiligen Geest liegen zoudt, en onttrekken

van den prijs des lands?

4 Zo het gebleven ware, bleef het niet uw, en verkocht zijnde, was het niet in uw macht? Wat is het, dat gij deze daad in uw

hart hebt voorgenomen? Gij hebt den mensen niet gelogen, maar Gode.

5 En Ananias, deze woorden horende, viel neder en gaf den geest. En er kwam grote vrees over allen, die dit hoorden.

6 En de jongelingen, opstaande, schikten hem toe, en droegen hem uit, en begroeven hem.

7 En het was omtrent drie uren daarna, dat ook zijn vrouw daar inkwam, niet wetende, wat er geschied was;

8 En Petrus antwoordde haar: Zeg mij, hebt gijlieden het land voor zoveel verkocht? En zij zeide: Ja, voor zoveel.

9 En Petrus zeide tot haar: Wat is het, dat gij onder u hebt overeengestemd te verzoeken den Geest des Heeren? Zie, de

voeten dergenen, die uw man begraven hebben, zijn voor de deur, en zullen u uitdragen.

10 En zij viel terstond neder voor zijn voeten, en gaf den geest. En de jongelingen ingekomen zijnde, vonden haar dood en

droegen ze uit, en begroeven haar bij haar man.

11 En er kwam grote vreze over de gehele Gemeente, en over allen, die dit hoorden.

In 1. Samuël 15:2-3 een staaltje massamoord door de liefdevolle god:

2 Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Ik heb bezocht, hetgeen Amalek aan Israel gedaan heeft, hoe hij zich tegen hem

gesteld heeft op den weg, toen hij uit Egypte opkwam.

3 Ga nu heen, en sla Amalek, en verban alles, wat hij heeft, en verschoon hem niet; maar dood van den man af tot de vrouw

toe, van de kinderen tot de zuigelingen, van de ossen tot de schapen, van de kemelen tot de ezelen toe.

Jeremia 48:10 roept zelfs op om het zwaard te gebruiken:

10 Vervloekt zij, die des HEEREN werk bedriegelijk doet; ja, vervloekt zij, die zijn zwaard van het bloed onthoudt!

Jozua 19:47, omdat hun eigen grondgebied te klein was, pikten ze het van de buren ook maar in:

47 Doch de landpale der kinderen van Dan was hun klein uitgekomen; daarom togen de kinderen van Dan op, en krijgden

tegen Lesem, en namen haar in, en sloegen haar met de scherpte des zwaards, en erfden haar, en woonden daarin; en zij

noemden Lesem, Dan, naar den naam van hun vader Dan.

Jeremia 15:1-4, waar god nog een beetje om zich heen moordt en plundert:

1 Maar de HEERE zeide tot mij: Al stond Mozes en Samuel voor Mijn aangezicht, zo zou toch Mijn ziel tot dit volk niet

wezen; drijf ze weg van Mijn aangezicht, en laat ze uitgaan.

2 En het zal geschieden, wanneer zij tot u zullen zeggen: Waarhenen zullen wij uitgaan? dat gij tot hen zult zeggen: Zo zegt

de HEERE: Wie ten dood, ten dode; en wie tot het zwaard, ten zwaarde, en wie tot den honger, ten honger; en wie ter

gevangenis, ter gevangenis!

3 Want Ik zal bezoeking over hen doen met vier geslachten, spreekt de HEERE: met het zwaard, om te doden; en met de

honden, om te slepen; en met het gevogelte des hemels, en met het gedierte der aarde, om op te eten en te verderven.

4 En Ik zal hen overgeven tot een beroering aan alle koninkrijken der aarde, vanwege Manasse, zoon van Jehizkia, koning

van Juda, om hetgeen hij te Jeruzalem gedaan heeft.

In Ezechiël 35:7-9 belooft god nog meer moorden voor wie hem niet tot dictator erkent:

7 En Ik zal het gebergte Seir tot de uiterste verwoesting stellen; en Ik zal uit hetzelve uitroeien dien, die er doorgaat, en

dien, die wederkeert.

8 En Ik zal zijn bergen met zijn verslagenen vervullen; uw heuvelen, en uw dalen, en al uw stromen, in dezelve zullen de

verslagenen van het zwaard liggen.

9 Tot eeuwige verwoestingen zal Ik u stellen, en uw steden zullen niet bewoond worden; alzo zult gij weten, dat Ik de

HEERE ben.

Page 18: Casusstudie bijbel

18

Exodus 23:23, waar we de engel des doods tegenkomen:

23 Want Mijn Engel zal voor uw aangezicht gaan, en Hij zal u inbrengen tot de Amorieten, en Hethieten, en Ferezieten, en

Kanaanieten, Hevieten, en Jebusieten; en Ik zal hen verdelgen.

Jozua 8:1-29, een gezellig verhaaltje over de vernietiging van Ai:

1 Toen zeide de HEERE tot Jozua: Vrees niet, en ontzet u niet; neem met u al het krijgsvolk, en maak u op, trek op naar Ai;

zie, Ik heb den koning van Ai, en zijn volk, en zijn stad, en zijn land in uw hand gegeven.

2 Gij nu zult aan Ai en haar koning doen, gelijk als gij aan Jericho en haar koning gedaan hebt; behalve dat gij haar roof

en haar vee voor ulieden roven zult; stel u een achterlage tegen de stad, van achter dezelve.

3 Toen maakte zich Jozua op, en al het krijgsvolk, om op te trekken naar Ai. En Jozua verkoos dertig duizend mannen,

strijdbare helden, en hij zond hen bij nacht uit,

4 En gebood hun, zeggende: Ziet toe, gijlieden zult der stad lagen leggen van achter de stad; houdt u niet zeer verre van de

stad, en weest gij allen bereid.

5 Ik nu, en al het volk, dat bij mij is, zullen tot de stad naderen; en het zal geschieden, wanneer zij ons tegemoet zullen

uitgaan, gelijk als in het eerst, zo zullen wij voor hun aangezicht vlieden.

6 Laat hen dan uitkomen achter ons, totdat wij hen van de stad aftrekken; want zij zullen zeggen: Zij vlieden voor onze

aangezichten, gelijk als in het eerst; zo zullen wij vlieden voor hun aangezichten.

7 Dan zult gijlieden opstaan uit de achterlage, en gij zult de stad innemen; want de HEERE, uw God, zal ze in uw hand

geven.

8 En het zal geschieden, wanneer gij de stad ingenomen hebt, zo zult gij de stad met vuur aansteken; naar het woord des

HEEREN zult gijlieden doen; ziet, ik heb het ulieden geboden.

9 Alzo zond Jozua hen heen, en zij gingen naar de achterlage, en zij bleven tussen Beth-El en tussen Ai, tegen het westen

van Ai; maar Jozua overnachtte dien nacht in het midden des volks.

10 En Jozua maakte zich des morgens vroeg op, en hij monsterde het volk; en hij trok op, hij en de oudsten van Israel, voor

het aangezicht des volks, naar Ai.

11 Ook trok al het krijgsvolk op, dat bij hem was; en zij naderden en kwamen tegenover de stad, en zij legerden zich tegen

het noorden van Ai; en er was een dal tussen hem en tussen Ai.

12 Hij nam ook omtrent vijf duizend man, en hij stelde hen tot een achterlage tussen Beth-El en tussen Ai, aan het westen

der stad.

13 En zij stelden het volk, het ganse leger, dat aan het noorden der stad was, en zijn lage was aan het westen der stad. En

Jozua ging in denzelven nacht in het midden des dals.

14 En het geschiedde, toen de koning van Ai dat zag, zo haastten zij en maakten zich vroeg op, en de mannen der stad

kwamen uit, Israel tegemoet, ten strijde, hij en al zijn volk, ter bestemder tijd, voor het vlakke veld; want hij wist niet, dat

hem iemand een achterlage legde van achter de stad.

15 Jozua dan, en gans Israel, werd geslagen voor hun aangezichten; en zij vloden door den weg der woestijn.

16 Daarom werd samengeroepen al het volk, dat in de stad was, om hen na te jagen; en zij joegen Jozua na, en werden van

de stad afgetrokken.

17 En er werd niet een man overgelaten, in Ai, noch Beth-El, die niet uittrokken, Israel na; en zij lieten de stad openstaan,

en joegen Israel achterna.

18 Toen sprak de HEERE tot Jozua: Strek de spies uit, die in uw hand is, naar Ai, want Ik zal hen in uw hand geven. Toen

strekte Jozua de spies, die in zijn hand was, naar de stad aan.

19 Toen rees de achterlage haastelijk op van haar plaats, en zij liepen toe, met dat hij zijn hand uitgestrekt had, en kwamen

aan de stad, en zij namen ze in, en zij haastten zich, en staken de stad aan met vuur.

20 Als de mannen van Ai zich achterom keerden, zo zagen zij, en ziet, de rook der stad ging op naar den hemel; en zij

hadden geen ruimte, om herwaarts of derwaarts te vlieden; want het volk, dat naar de woestijn vluchtte, keerde zich tegen

degenen, die hen najoegen.

21 En Jozua en gans Israel, ziende, dat de achterlage de stad ingenomen had, en dat de rook der stad opging, zo keerden

zij zich om, en sloegen de mannen van Ai.

22 Ook kwamen die uit de stad hun tegemoet, zodat zij in het midden der Israelieten waren, deze van hier en gene van

daar; en zij sloegen hen, totdat geen overige onder hen overbleef, noch die ontkwam.

23 Doch den koning van Ai grepen zij levend, en zij brachten hem tot Jozua.

24 En het geschiedde, toen de Israelieten een einde gemaakt hadden van al de inwoners van Ai te doden, op het veld, in de

woestijn, in dewelke zij hen nagejaagd hadden, en dat zij allen door de scherpte des zwaards gevallen waren, totdat zij

allen vernield waren; zo keerde zich gans Israel naar Ai, en zij sloegen ze met de scherpte des zwaards.

25 En het geschiedde, dat allen, die te dien dage vielen, zo mannen als vrouwen, waren twaalf duizend, al te zamen lieden

van Ai.

26 Jozua trok ook zijn hand niet terug, die hij met de spies had uitgestrekt, totdat hij al de inwoners van Ai verbannen had.

27 Alleenlijk roofden de Israelieten voor zichzelven het vee en den buit derzelver stad, naar het woord des HEEREN, dat

Hij Jozua geboden had.

28 Jozua nu verbrandde Ai, en hij stelde haar tot een eeuwigen hoop, ter verwoesting, tot op dezen dag.

Page 19: Casusstudie bijbel

19

29 En den koning van Ai hing hij aan een hout, tot aan den avondstond; en omtrent den ondergang der zon gebood Jozua,

dat men zijn dood lichaam van het hout afname; en zij wierpen het aan de deur der stadspoort, en richtten daarop een

groten steenhoop, zijnde tot op dezen dag.

Jozua 6:20-21, de vernietiging van Jericho:

20 Het volk dan juichte, als zij met de bazuinen bliezen; en het geschiedde, als het volk het geluid der bazuin hoorde, zo

juichte het volk met een groot gejuich; en de muur viel onder zich, en het volk klom in de stad, een ieder tegenover zich, en

zij namen de stad in.

21 En zij verbanden alles, wat in de stad was, van den man tot de vrouw toe, van het kind tot den oude, en tot den os, en het

klein vee, en den ezel, door de scherpte des zwaards.

In 1. Koningen 14:9-16 omdat hij een beetje beledigd is:

9 Maar kwaad gedaan hebt, doende des meer dan allen, die voor u geweest zijn, en henengegaan zijt, en hebt u andere

goden en gegotene beelden gemaakt, om Mij tot toorn te verwekken, en hebt Mij achter uw rug geworpen;

10 Daarom, zie, Ik zal kwaad over het huis van Jerobeam brengen, en van Jerobeam uitroeien, wat mannelijk is, den

beslotene en verlatene in Israel; en Ik zal de nakomelingen van het huis van Jerobeam wegdoen, gelijk de drek weggedaan

wordt, totdat het ganselijk vergaan zij.

11 Die van Jerobeam in de stad sterft, zullen de honden eten; en die in het veld sterft, zullen de vogelen des hemels eten;

want de HEERE heeft het gesproken.

12 Gij dan maak u op, ga naar uw huis; als uw voeten in de stad zullen gekomen zijn, zo zal het kind sterven.

13 En gans Israel zal hem beklagen, en hem begraven; want deze alleen van Jerobeam zal in het graf komen, omdat in hem

wat goeds voor den HEERE, den God Israels, in het huis van Jerobeam gevonden is.

14 Doch de HEERE zal Zich een koning verwekken over Israel, die het huis van Jerobeam ten zelfden dage uitroeien zal;

maar wat zal het ook nu zijn?

15 De HEERE zal ook Israel slaan, gelijk een riet in het water omgedreven wordt, en zal Israel uitrukken uit dit goede

land, dat Hij hun vaderen gegeven heeft, en zal hen verstrooien op gene zijde der rivier; daarom dat zij hun bossen

gemaakt hebben, den HEERE tot toorn verwekkende.

16 En Hij zal Israel overgeven, om Jerobeams zonden wil, die gezondigd heeft, en die Israel heeft doen zondigen.

Richteren 20:48, massamoord en massavernietiging:

48 En de mannen van Israel keerden weder tot de kinderen van Benjamin, en sloegen hen met de scherpte des zwaards, die

van de gehele stad tot de beesten toe, ja, al wat gevonden werd; ook zetten zij alle steden, die gevonden werden, in het

vuur.

In 2. Koningen 19:35 nogmaals de engel des doods:

35 Het geschiedde dan in dienzelven nacht, dat de Engel des HEEREN uitvoer, en sloeg in het leger van Assyrie honderd

vijf en tachtig duizend. En toen zij zich des morgens vroeg opmaakten, ziet, die allen waren dode lichamen.

Exodus 32:26-29, heb uw naasten lief?:

26 Zo bleef Mozes staan in de poort des legers, en zeide: Wie den HEERE toebehoort, kome tot mij! Toen verzamelden zich

tot hem al de zonen van Levi.

27 En hij zeide tot hen: Alzo zegt de HEERE, de God van Israel: Een ieder doe zijn zwaard aan zijn heup; gaat door en

keert weder, van poort tot poort in het leger, en een iegelijk dode zijn broeder, en elk zijn vriend, en elk zijn naaste!

28 En de zonen van Levi deden naar het woord van Mozes; en er vielen van het volk, op dien dag, omtrent drie duizend

man.

29 Want Mozes had gezegd: Vult heden uw handen den HEERE; want elk zal zijn tegen zijn zoon, en tegen zijn broeder; en

dit, opdat Hij heden een zegen over ulieden geve!

Numeri 25:1-9, dood hen die een ander geloof aanhangen:

1 En Israel verbleef te Sittim, en het volk begon te hoereren met de dochteren der Moabieten.

2 En zij nodigden het volk tot de slachtofferen harer goden; en het volk at, en boog zich voor haar goden.

3 Als nu Israel zich koppelde aan Baal-Peor, ontstak de toorn des HEEREN tegen Israel.

4 En de HEERE zeide tot Mozes: Neem alle hoofden des volks, en hang ze den HEERE tegen de zon, zo zal de hittigheid

van des HEEREN toorn gekeerd worden van Israel.

5 Toen zeide Mozes tot de rechters van Israel: Een iedere dode zijn mannen, die zich aan Baal-Peor gekoppeld hebben!

6 En ziet, een man uit de kinderen Israels kwam, en bracht een Midianietin tot zijn broederen voor de ogen van Mozes, en

voor de ogen van de ganse vergadering der kinderen Israels, toen zij weenden voor de deur van de tent der samenkomst.

7 Toen Pinehas, de zoon van Eleazar, den zoon van Aaron, den priester, dat zag, zo stond hij op uit het midden der

vergadering, en nam een spies in zijn hand;

8 En hij ging den Israelietischen man na in de hoerenwinkel, en doorstak hen beiden, den Israelietischen man en de vrouw,

door hun buik. Toen werd de plaag van over de kinderen Israels opgehouden.

9 Degenen nu, die aan de plaag stierven, waren vier en twintig duizend.

Page 20: Casusstudie bijbel

20

In 1. Koningen 18:36-40 nog meer dood en slachting:

36 Het geschiedde nu, als men het spijsoffer offerde, dat de profeet Elia naderde, en zeide: HEERE, God van Abraham,

Izak en Israel, dat het heden bekend worde, dat Gij God in Israel zijt, en ik Uw knecht; en dat ik al deze dingen naar Uw

woord gedaan heb.

37 Antwoord mij, HEERE, antwoord mij; opdat dit volk erkenne, dat Gij, o HEERE, die God zijt, en dat Gij hun hart

achterwaarts omgewend hebt.

38 Toen viel het vuur de HEEREN, en verteerde dat brandoffer, en dat hout, en die stenen, en dat stof, ja, lekte dat water

op, hetwelk in de groeve was.

39 Als nu het ganse volk dat zag, zo vielen zij op hun aangezichten, en zeiden: De HEERE is God, de HEERE is God!

40 En Elia zeide tot hen: Grijpt de profeten van Baal, dat niemand van hen ontkome. En zij grepen ze; en Elia voerde hen

af naar de beek Kison, en slachtte hen aldaar.

Jeremia 50:21-22, nog meer aanzet tot geweld:

21 Tegen het land Merathaim, trek tegen hetzelve op, en tegen de inwoners van Pekod; verwoest en verban achter hen,

spreekt de HEERE, en doe naar alles, wat Ik u geboden heb.

22 Er is een krijgsgeschrei in het land, en een grote breuk.

Richteren 18:27-29, moord, brandstichting, vernietiging en overheersing:

27 Zij dan namen wat Micha gemaakt had, en den priester, die hij gehad had, en kwamen te Lais, tot een stil en zeker volk,

en sloegen hen met de scherpte des zwaards, en de stad verbrandden zij met vuur.

28 En er was niemand, die hen verloste; want zij was verre van Sidon, en zij hadden niets met enigen mens te doen; en zij

lag in het dal, dat bij Beth-Rechob is. Daarna herbouwden zij de stad, en woonden daarin.

29 En zij noemden den naam der stad Dan, naar den naam huns vaders Dan, die aan Israel geboren was; hoewel de naam

dezer stad te voren Lais was.

Page 21: Casusstudie bijbel

21

4. Slavernij in de bijbel

(Bijna net zo immoreel als moord)

Naast moord, is slavernij een van de meest immorele acties die een mens kan doen. Maar slavernij is de gewoonste zaak in

de bijbel, zowel in het oude als in het nieuwe testament. De bijbel keurt slavernij overduidelijk goed in veel passages en

gaat hierin zó ver door te verkondigen hoe u slaven moet bemachtigen, hoe hard u ze mag slaan en wanneer u seks mag

bedrijven met vrouwelijke slaven.

Veel joden en christenen proberen de morele kwesties inzake slavernij te negeren, door te zeggen dat de slaven in de bijbel

eigenlijk bedienden waren of betaalde arbeiders. Veel vertalingen van de bijbel spreken over bedienden in plaats van

slaven. Om het boek minder immoreel te laten lijken dan het in werkelijkheid is. En ook al werkten de meeste slaven als

huishoudelijk personeel, doet dit niets af aan het feit dat zij gekocht en verkocht werden en nog erger behandeld werden

dan vee.

De volgende passage, Leviticus 25:44-46, laat duidelijk zien, dat de slaven het eigendom waren en konden worden gekocht

en verkocht als vee.

44 Aangaande uw slaaf of uw slavin, die gij zult hebben, die zullen van de volken zijn, die rondom u zijn; van die zult gij

een slaaf of een slavin kopen.

45 Gij zult ze ook kopen van de kinderen der bijwoners, die bij u als vreemdelingen verkeren, uit hen en uit hun geslachten,

die bij u zullen zijn, die zij in uw land zullen gewonnen hebben; en zij zullen u tot een bezitting zijn.

46 En gij zult u tot bezitters over hen stellen voor uw kinderen na u, opdat zij de bezitting erven; gij zult hen in eeuwigheid

doen dienen; maar over uw broeders, de kinderen Israels, een iegelijk over zijn broeder, gij zult over hem geen

heerschappij hebben met wreedheid.

Deze passage komt gewoon uit de Nederlandse Statenvertaling van de bijbel, ik breng het u nog maar even in herinnering,

uit 1618-1619. Dus het argument, dat de tijden destijds anders waren houdt hier geen stand. Deze verderfelijke moraal

dateert niet van 2000 jaar geleden, maar staat als 400 jaar oude basis aan de religieuze moraal van Nederlandse christenen.

Exodus 21:2-6 beschrijft hoe u uw Hebreeuwse slaven mag behandelen:

2 Als gij een Hebreeuwsen knecht kopen zult, die zal zes jaren dienen; maar in het zevende zal hij voor vrij uitgaan, om

niet.

3 Indien hij met zijn lijf ingekomen zal zijn, zo zal hij met zijn lijf uitgaan; indien hij een getrouwd man was, zo zal zijn

vrouw met hem uitgaan.

4 Indien hem zijn heer een vrouw gegeven, en zij hem zonen of dochteren gebaard zal hebben, zo zal de vrouw en haar

kinderen haars heren zijn, en hij zal met zijn lijf uitgaan.

5 Maar indien de knecht ronduit zeggen zal: Ik heb mijn heer, mijn vrouw en mijn kinderen lief, ik wil niet vrij uitgaan;

6 Zo zal hem zijn heer tot de goden brengen, daarna zal hij hem aan de deur, of aan den post brengen; en zijn heer zal hem

met een priem zijn oor doorboren, en hij zal hem eeuwiglijk dienen.

Normen en waarden: ziet u hoe men een mannelijke slaaf kan overtuigen om eeuwig en “vrijwillig” als slaaf te dienen,

door zijn vrouw en kinderen te gijzelen totdat hij hierin toestemt?

In Exodus 21:7-11 leren we over de misselijkmakende praktijken om slaven als seksslaven te misbruiken. Hoe kan iemand

verdedigen, dat het moreel juist is om je eigen dochter als seksslavin te verkopen?

7 Wanneer nu iemand zijn dochter zal verkocht hebben tot een dienstmaagd, zo zal zij niet uitgaan, gelijk de knechten

uitgaan.

8 Indien zij kwalijk bevalt in de ogen haars heren, dat hij haar niet ondertrouwd heeft, zo zal hij haar doen lossen; aan een

vreemd volk haar te verkopen zal hij niet vermogen, dewijl hij trouweloos met haar gehandeld heeft.

9 Maar indien hij haar aan zijn zoon ondertrouwt, zo zal hij met haar doen naar het recht der dochteren.

10 Indien hij voor zich een andere neemt, zo zal hij aan deze haar spijs, haar deksel, en haar huwelijksplicht niet

onttrekken.

11 En indien hij haar deze drie dingen niet doet, zo zal zij om niet uitgaan, zonder geld.

Dus dit is de bijbelse moraal? Een man kan dus net zo veel slaven bezitten als hij wil, zo lang hij ze maar voedt, kleedt en

“de huwelijkse plicht” mee bedrijft?

Page 22: Casusstudie bijbel

22

En wat vindt de bijbel van het slaan van slaven? Exodus 21:20-21 leert ons, dat je een mannelijke en vrouwelijke slaaf net

zo hard mag slaan met een stok als je wilt; zo lang de slaaf niet direct doodgaat maar het nog een dag of twee volhoudt, heb

je niets fout gedaan:

20 Wanneer ook iemand zijn dienstknecht of zijn dienstmaagd met een stok slaat, dat hij onder zijn hand sterft, die zal

zekerlijk gewroken worden.

21 Zo hij nochtans een dag of twee dagen overeind blijft, zo zal hij niet gewroken worden; want hij is zijn geld.

En als u nu dacht, dat Jezus het in het nieuwe testament wel eventjes recht zou zetten, dan komt u bedrogen uit. Slavernij

wordt nog steeds goedgekeurd, zoals blijkt uit de volgende passages uit het nieuwe testament.

Efeziërs 6:5

5 Gij dienstknechten, zijt gehoorzaam uw heren naar het vlees, met vreze en beven, in eenvoudigheid uws harten, gelijk als

aan Christus;

1. Timothëus 6:1-2

1 De dienstknechten, zovelen als er onder het juk zijn, zullen hun heren alle eer waardig achten, opdat de Naam van God,

en de leer niet gelasterd worde.

2 En die gelovige heren hebben, zullen hen niet verachten, omdat zij broeders zijn; maar zullen hen te meer dienen, omdat

zij gelovig en geliefd zijn, als die deze weldaad mede deelachtig zijn. Leer en vermaan deze dingen.

En in Lukas 12:47-48 keurt Jezus het slaan van slaven gewoon goed, zelfs als die slaven niet eens weten wat zij fout

gedaan hebben:

47 En die dienstknecht, welke geweten heeft den wil zijns heeren, en zich niet bereid, noch naar zijn wil gedaan heeft, die

zal met vele slagen geslagen worden.

48 Maar die denzelven niet geweten heeft, en gedaan heeft dingen, die slagen waardig zijn, die zal met weinige slagen

geslagen worden. En een iegelijk, wien veel gegeven is, van dien zal veel geeist worden; en wien men veel vertrouwd heeft,

van dien zal men overvloediger eisen.

Page 23: Casusstudie bijbel

23

5. De leugens van Jezus.

De figuur Jezus is vaak geciteerd in de bijbel met de uitspraken, dat elke gelovige alles kan vragen tijdens het gebed en de

gebeden gehoord zullen worden. Hij gaat zelfs zo ver, door te zeggen dat bergen en bomen in zee gegooid kunnen worden,

simpelweg door hierom te vragen tijdens het gebed. Dit is een leugen, die overduidelijk bewezen kan worden door iedereen

die gelooft. Een simpel voorbeeld? Goed, bid dan maar dat ik in een klap een overtuigd christen zal zijn. Of beter nog, bid

dat god bergen achter mijn huis opricht. Als hij dat zou kunnen, zou hij direct miljoenen mensen tot zijn geloof bekeren.

Als ik vandaag bekeerd zou worden, zou ik via alle mogelijke media mijn excuses aanbieden en mijn leven wijden aan het

kussen van god’s achterwerk. Lukt het niet om mij te bekeren, dan verwacht ik van elke gelovige dat zij hun excuses aan

mij aanbieden voor hun hypocrisie en hun leven wijden aan het kussen van mijn achterwerk. Hier volgen enkele citaten,

waarin bewezen wordt dat Jezus liegt.

Matthëus 21:21-22

21 Doch Jezus, antwoordende, zeide tot hen: Voorwaar zeg Ik u: Indien gij geloof hadt, en niet twijfeldet, gij zoudt niet

alleenlijk doen, hetgeen den vijgeboom is geschied; maar indien gij ook tot deze berg zeidet: Word opgeheven en in de zee

geworpen! het zou geschieden.

22 En al wat gij zult begeren in het gebed, gelovende, zult gij ontvangen.

Matthëus 7:7-8

7 Bidt, en u zal gegeven worden; zoekt, en gij zult vinden; klopt, en u zal opengedaan worden.

8 Want een iegelijk, die bidt, die ontvangt; en die zoekt, die vindt; en die klopt, dien zal opengedaan worden.

Matthëus 18:19-20

19 Wederom zeg Ik u: Indien er twee van u samenstemmen op de aarde, over enige zaak, die zij zouden mogen begeren, dat

die hun zal geschieden van Mijn Vader, Die in de hemelen is.

20 Want waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn Naam, daar ben Ik in het midden van hen.

Markus 11:24-25

24 Daarom zeg Ik u: Alle dingen, die gij biddende begeert, gelooft, dat gij ze ontvangen zult, en zij zullen u geworden.

25 En wanneer gij staat om te bidden, vergeeft, indien gij iets hebt tegen iemand; opdat ook uw Vader, Die in de hemelen

is, ulieden uw misdaden vergeve.

Lukas 11:9-13

9 En Ik zeg ulieden: Bidt, en u zal gegeven worden; zoekt, en gij zult vinden; klopt, en u zal opengedaan worden.

10 Want een iegelijk, die bidt, die ontvangt; en die zoekt, die vindt; en die klopt, dien zal opengedaan worden.

11 En wat vader onder u, dien de zoon om brood bidt, zal hem een steen geven, of ook om een vis, zal hem voor een vis een

slang geven?

12 Of zo hij ook om een ei zou bidden, zal hij hem een schorpioen geven?

13 Indien dan gij, die boos zijt, weet uw kinderen goede gaven te geven, hoeveel te meer zal de hemelse Vader den Heiligen

Geest geven dengenen, die Hem bidden?

Johannes 14:13-14

13 En zo wat gij begeren zult in Mijn Naam, dat zal Ik doen; opdat de Vader in den Zoon verheerlijkt worde.

14 Zo gij iets begeren zult in Mijn Naam, Ik zal het doen.

Johannes 15:7

7 Indien gij in Mij blijft, en Mijn woorden in u blijven, zo wat gij wilt, zult gij begeren, en het zal u geschieden.

Johannes 15:6

6 Zo iemand in Mij niet blijft, die is buiten geworpen, gelijkerwijs de rank, en is verdord; en men vergadert dezelve, en men

werpt ze in het vuur, en zij worden verbrand.

Johannes 16:23-24

23 En in dien dag zult gij Mij niets vragen. Voorwaar, voorwaar Ik zeg u: Al wat gij den Vader zult bidden in Mijn Naam,

dat zal Hij u geven.

24 Tot nog toe hebt gij niet gebeden in Mijn Naam; bidt, en gij zult ontvangen, opdat uw blijdschap vervuld zij.

Veel christenen negeren wat Jezus feitelijk in de bijbel zegt. Ook neigen zij zaken toe te voegen aan de werkelijke woorden

om iets anders te verkondigen. Als u bovenstaande passages letterlijk leest, zonder er iets aan toe te voegen, is het

eenvoudig te zien, dat Jezus niet zegt dat god over uw gebeden na zal denken. Hij zegt duidelijk dat god uw gebeden zal

inwilligen. Het moge in onze realiteit duidelijk zijn, dat god dus niet al onze gebeden verhoort, waarmee bewezen is dat

Jezus een compulsieve leugenaar was.

Page 24: Casusstudie bijbel

24

6. Waarom de christelijke god niet kan bestaan

Introductie

Christenen zien het bestaan van hun god als een onomstotelijke waarheid die geen enkel gezond mens kan ontkennen. Ik

ben het heftig oneens met deze stelling, niet alleen omdat er geen bewijs wordt geleverd van deze veronderstelde alom

aanwezige, maar onzichtbare god, maar omdat de kenmerken die christenen aan hun god toekennen zichzelf tegenspreken.

Bewijzen van een universele ontkenning

Het wordt door christenen, maar ook door atheïsten, algemeen geaccepteerd dat een universele ontkenning niet kan worden

bewezen. De universele ontkenning is het feit, dat de christelijke god niet bestaat. Je kunt niet bewijzen dat iets niet bestaat.

Alleen maar dat iets wel bestaat; simpelweg door aan te tonen dat het bestaat. Je kunt niet “niet aantonen” dat iets niet

bestaat. Bewijzen dat iets bestaat kan, maar tegenbewijs leveren dat iets niet bestaat kan niet.

Moeilijk? Lees het nog maar een keertje, dan. Dit is de kern van het objectivisme: het erkennen van het bestaan. Als je het

bestaan erkent is dat logisch, want je bestaat immers zelf om die bewering te doen. Als je “het bestaan der dingen” ontkent,

ontken je ook je eigen bestaan.

Ik heb geen alomvattende kennis nodig om u te bewijzen dat kubusvormige bollen niet bestaan. Zulke lichamen zouden

kenmerken hebben die nodig zijn en zichzelf tegenspreken. Bijvoorbeeld, een kubusvormig lichaam heeft 6 vlakken, 12

ribben en 8 hoekpunten, waar een bolvormig lichaam geen enkel vlak, ribbe of hoekpunt heeft. Deze kenmerken zijn totaal

onvergelijkbaar met elkaar, dus kunnen ze niet samengaan in 1 voorwerp. Het is mijn bedoeling om aan te tonen dat de

veronderstelde kenmerken van de christelijke god Jahweh niet kunnen samengaan, net zoals de kenmerken van een

veronderstelde kubusvormige bol. Door dit aan te tonen, wordt het bewijs geleverd, dat de christelijke god Jahweh niet kan

bestaan.

De definitie van Jahweh

Voordat we het bestaan van iets kunnen aantonen, moeten we het eerst definiëren. Christenen hebben hun god (zoals

veelvuldig te lezen is in de bijbel) voorzien van de volgende kenmerken:

Hij is eeuwig,

Hij is almachtig,

Hij heeft alles geschapen.

Hij heeft alle natuurwetten gemaakt.

Hij kan alles veranderen door het gewoon te willen.

Hij is de universele goedheid.

Hij is de universele liefde.

God is de ultieme rechtvaardigheid.

Hij is de ultieme perfectie.

Hij is een persoonlijke god, die alle emoties kent die wij mensen ook kennen.

Hij is alwetend.

Hij ziet alles, zowel verleden als toekomst.

De creatie van god was in het begin perfect, maar de mens heeft (door god ongehoorzaam te zijn) imperfectie in

de wereld gebracht.

Mensen zijn kwaadaardig en vol zonde en moeten lijden in deze wereld vanwege hun eigen zondige gedrag.

God geeft de mens de kans om vergiffenis voor zijn zonden te vragen.

Een ieder die vergiffenis vraagt, zal beloond worden met eeuwige verlossing/zaligheid in de hemel.

Zolang we op aarde zijn, zullen we moeten lijden omdat god dat nu eenmaal leuk vindt.

Alle mensen die kiezen om zijn vergiffenis niet te accepteren, zullen naar de hel gaan en voor eeuwig branden.

Er bestaat een bijbeltekst die christenen graag citeren, waarin staat dat alle atheïsten onwetend (dom) zijn. Mijn bedoeling

is om aan te tonen dat de bovenstaande eigenschappen van god compleet onverenigbaar zijn en dus duidelijk te maken dat

zij niet allemaal (tegelijkertijd en universeel) waar kunnen zijn. Wie is nu dom en onwetend? De dommerik is degene die

het onmogelijke gelooft en dat dan het goddelijke mysterie noemt.

Perfectie streeft naar meer perfectie

Wat deed god eigenlijk in de tijd, in die eeuwigheid, voordat hij begon om alles te scheppen? Als god het enige was, dat er

bestond, wat was de verstoring van dat evenwicht waardoor hij begon met de creatie van de wereld? Verveelde hij zich?

Was hij eenzaam? God wordt geacht perfect te zijn. Als iets of iemand perfect is, is het compleet en heeft het niets anders

nodig. Wij mensen ondernemen activiteiten, omdat wij een of andere perfectie nastreven, omdat er een verstoring is in het

evenwicht van wat wij nu zijn en wat wij graag willen zijn. Als god zo perfect is, kan er geen onevenwichtigheid zijn. Dan

is er niets dat hij mist, niets dat hij nodig heeft of wenst en niets dat hij nog moet of wil doen. Een god die perfect is hoeft

niets anders te doen, dan te bestaan. Een perfecte god die creëert is onmogelijk en dus tegenstrijdig.

Page 25: Casusstudie bijbel

25

Perfectie versus imperfectie

Maar laten we doorgaan op de ingeslagen weg, om de gelovigen even ten dienste te zijn. Laten we dus aannemen, dat die

perfecte god het universum heeft geschapen. De mens was de kroon op zijn werk, want de mens was naar god’s evenbeeld

geschapen en de mens heeft de mogelijkheid gekregen om beslissingen te nemen. Echter, helaas verpestte deze mens de

originele perfectie door te kiezen om god niet te gehoorzamen.

Maar hoe zit dat dan? Als iets perfect is, dan kan er toch niet iets uit voortkomen dat niet perfect is? Iemand zei eens, dat er

geen slecht fruit kan groeien aan een gezonde boom. En toch creëerde deze “perfecte” god een “perfect” universum dat

imperfect werd gemaakt door de “perfect” geschapen mens.

De ultieme bron van perfectie is god, zo wordt verondersteld. Wat perfect is kan nooit imperfect worden, dus daaruit volgt

dat god imperfecte mensen heeft geschapen. Maar wat perfect is, kan niet iets scheppen dat imperfect is, dus moet god zelf

al imperfect geweest zijn. Want een perfecte god, die imperfecte mensen creëert is onmogelijk.

Het argument van vrije wil

De christelijke tegenwerping tegen het voorgaande argument heeft betrekking tot de vrije wil. Zij zeggen, dat een mens een

vrije wil moet hebben om gelukkig te zijn. De goedaardige god wenste geen robots te scheppen, dus gaf hij de mens een

vrije wil, opdat deze geluk en liefde kon ervaren. Maar… de mens gebruikte deze vrije wil om voor het kwaad te kiezen en

bracht zo de imperfectie in god’s perfecte universum. God had schijnbaar geen controle over deze vrije wil, dus ligt de

schuld van de imperfecte wereld bij de mens, niet bij god.

Waarom is dit argument zwak? Wel, ten eerste als die god alwetend zou zijn geweest, dan had hij kunnen weten dat de

stelling, dat vrije wil nodig is om gelukkig te zijn, fout is. Als god de regel zou kunnen maken, dat alleen mensen met vrije

wil geluk en liefde mogen ervaren, had hij net zo goed de regel kunnen verzinnen dat alleen robots geluk en liefde mogen

ervaren. Deze laatste optie heeft duidelijk de voorkeur, want perfecte robots zouden nooit beslissingen nemen die hen zelf

of hun schepper ongelukkig zouden maken, terwijl mensen met vrije wil dit wel kunnen. Dus een alwetende en perfecte

god die wezens creëert die de mogelijkheid hebben hun eigen geluk te vernietigen is onmogelijk.

Ten tweede, als we de aanwezigheid van vrije wil als eis stellen voor het ervaren van geluk, dan had god mensen moeten

creëren die niet de mogelijkheid zouden hebben om voor het kwaad te kiezen, maar uitsluitend uit goede opties zouden

kunnen kiezen.

Ten derde heeft god schijnbaar een vrije wil en toch heeft hij geen imperfecte keuzes gemaakt. Als de mens geschapen is

naar god’s evenbeeld, zouden onze keuzes evenzo perfect moeten zijn als die van god. Waarom hebben de in het begin zo

perfecte mensen dan toch die imperfecte beslissingen genomen?

Dus het punt blijft staan: de aanwezigheid van imperfectie in het universum, is in tegenspraak met de veronderstelde

perfectie van de schepper van dat zelfde universum.

De ultiem goede god creëert bewust toekomstig lijden

God is alwetend en ziet de toekomst. Wanneer hij het universum schept, moet hij al het lijden gezien hebben waaraan de

mens blootgesteld zal worden als resultaat van het in zonde leven van de originele mens. Hij moet het geschreeuw van de

vervloekte al hebben gehoord. Natuurlijk moet hij dan ook geweten hebben, dat het beter zou zijn om deze mens niet te

creëren (zoals feitelijk in de bijbel geschreven staat). Deze barmhartige alwetende goddelijkheid zou juist moeten

voorkomen om een wereld te scheppen die gedoemd is om imperfect te worden en waarin de mens gedoemd is om eeuwig

in lijden te leven. Een perfect barmhartige entiteit die wezens creëert waarvan hij weet dat ze eeuwig zullen lijden is

simpelweg onmogelijk.

Oneindige straf voor beperkte zonden

God, die zo rechtvaardig was, veroordeelt de imperfecte mens (die hij zelf geschapen heeft) tot eeuwig lijden in de hel voor

relatief lichte zonden. We zijn het er toch over eens, dat een klein vergrijp geen oneindige straffen verdient? Dat god de

imperfecte mens veroordeelt tot eeuwig branden in de hel voor een relatief kort leven in zonde, is oneindig onrechtvaardig.

En de idiote onrechtvaardigheid van deze eeuwige straf wordt nog absurder, wanneer we bedenken dat het god zelf was die

deze imperfecte mens geschapen heeft en hij wordt verondersteld in de toekomst te kunnen kijken.

Een perfecte god die zijn eigen imperfecte creatie een eeuwige straf oplegt voor zonden van tijdelijke aard is absurd,

onrechtvaardig en dus onmogelijk.

Het geloof is belangrijker dan het handelen

Denk eens aan alle mensen die in de meest onmogelijke uithoeken van de wereld wonen en nog nooit gehoord hebben van

de “boodschap” van Jezus of god. Denk eens aan alle mensen die geheel natuurlijk het geloof van hun ouders en omgeving

hebben opgenomen, omdat dit het enige was dat bekend was sinds hun geboorte. Als we de christenen moeten geloven,

zullen al deze mensen branden in het eeuwige vuur van de hel vanwege het niet geloven in Jezus. Het gaat er dan helemaal

niet meer om of deze mensen goed, aardig, moreel en barmhartig zijn in hun levens. Voor de christenen is het simpel: als je

de boodschap van hun geloof niet accepteert, ben je verdoemd. Ik gebruik nogal eens het voorbeeld van de Noord-

Page 26: Casusstudie bijbel

26

Amerikaanse Indianen: als god zo alwetend en vooruitziend zou zijn geweest, had hij die Indianen ook een kruis gegeven

om tegen te bidden en geen totempalen. Dat had weer een rassenzuivering door christenen gescheeld. Geen enkele

rechtvaardige god behoort een mens te beoordelen op zijn of haar geloof, maar op zijn of haar acties en handelingen.

Daarmee weer een pleitbezorging, dat god niet bestaat.

Perfectie’s imperfecte openbaring

De bijbel is zogenaamd god’s perfecte woord. Het bevat instructies voor de mensheid om het eeuwige vuur van de hel te

voorkomen. Hoe wonderlijk en aardig van deze god om ons van een gids te voorzien waarmee wij de problemen kunnen

voorkomen waar hijzelf nota bene voor verantwoordelijk is. Die almachtige god zou, alleen al door de sturing van zijn wil,

alle problemen die wij als mensen moeten ondergaan, kunnen elimineren. Maar nee, in plaats daarvan heeft god in zijn

onmetelijke “wijsheid” gekozen om een haast niet te ontcijferen verzameling boeken (die dus de bijbel heet) aan te bieden

waarin staat hoe wij de hel moeten ontlopen… een hel die hij zelf heeft gecreëerd. Die perfecte god heeft besloten om zijn

wensen in een imperfect boek te noteren, geschreven in de imperfecte taal van de imperfecte mens, vertaald, gekopieerd en

geïnterpreteerd door de imperfecte mens.

Er zullen geen twee mensen op aarde zijn, die het in zijn geheel eens zijn over de interpretatie van de bijbel. Oftewel wat de

precieze betekenis is van het perfecte woord van god. Dit komt omdat het boek zich zelf ontelbare keren tegenspreekt en

vol staat van duistere en raadselachtige symboliek. En toch verwacht de perfecte god van ons, imperfecte mensheid, om

deze paradoxale en duistere raadsels te begrijpen met ons imperfecte verstand dat hij ons gegeven heeft. Die alwetende en

almachtige god had ons toch beter zijn wensen en waarden in kunnen prenten toen hij ons creëerde, dan het ons maar uit

laten zoeken met al onze gebrekkige verstandelijke vermogens, imperfect taalgebruik en redenen voor misinterpretaties?

Dus die god is niet alwetend, niet almachtig en verre van perfect.

Tegenstrijdige gerechtigheid

Men hoeft in de religie niet verder te kijken dan naar de basis: de bijbel. Dit boek spreekt zichzelf zo vaak tegen (waarover

verderop in deze casus nog veel meer) dat dit het duidelijkste voorbeeld is van de eigen imperfectie. Het boek spreekt

zichzelf tegen in zaken van gerechtigheid. De god die zijn volgelingen verzekert, dat de zonen niet worden bestraft voor de

zonden van hun vaders, is dezelfde god die een heel huishouden vernietigt vanwege de zonden van één man (iemand die

iets gestolen had uit de oorlogsbuit van Jahweh). Dezelfde rechtvaardige god die duizenden onschuldige mensen bestraft

met plagen, dood en verderf om één koning David te bestraffen. Dezelfde Jahweh die zijn eigen zoon laat offeren aan het

kruis, omdat die god maar een beetje heeft zitten aanmodderen met zijn eigen creatie "de mens". Lees de bijbel (of deze

casus) er maar eens op na hoeveel mensen de rechtvaardige god heeft laten offeren, slachten, verkrachten, verbranden,

stenigen en tot slaaf heeft gemaakt voor zijn eigen verknipte en debiele idee van gerechtigheid. Het bloed van baby’s kleeft

aan de handen van deze perfecte, rechtvaardige, goede, liefdevolle en barmhartige god. Dit is onmogelijk, dus die god

bestaat niet.

Tegenstrijdige geschiedenis

De bijbel spreekt zichzelf tegen op het gebied van geschiedenis. Iemand die dit boek leest en de inhoud vergelijkt zal

verward raken over wie nu precies Ezau’s vrouwen waren, of Timnah nu een concubine of een zoon was en of Jezus’

aardse afstammelingen nu via Solomon of diens broer Nathan verliepen. Dit zijn maar enkele van de honderden

gedocumenteerde historische tegenstellingen. Als de bijbel zichzelf niet eens kan confirmeren in simpele aardse zaken, hoe

kunnen wij dit boek dan als leidraad kiezen voor morele en spirituele zaken?

De onvervulde profetie

De bijbel interpreteert zijn eigen profetie foutief. Lees bijvoorbeeld Jesaja 7 en vergelijk dit met Matthëus 1 om een van de

vele verkeerde interpretaties van de profetie te zien waarvoor christenen blind zijn; passief of bewust. De vervulling van de

profetie in de bijbel wordt gebruikt als bewijs voor zijn goddelijke inspiratie, maar dit is één van de vele belangrijke

voorbeelden van een profetie die voortdurend ter discussie staat voor de valse en absurde doctrines. Er lijkt geen einde te

komen aan hoe ver de lichtgelovigen gaan om hun zwakke geloof te verdedigen tegen het overduidelijke bewijs tegen juist

datgene dat zij geloven.

De bijbel is verre van perfect. Er is maar één enkel bewijs nodig om de perfectie van iets, zoals het “woord van god”,

omver te stoten. Er zijn vele bewijzen gevonden. Een perfecte god die zijn perfecte boodschap op laat tekenen in een

imperfect boek is onmogelijk en daarmee niet bestaand.

De “alwetende” verandert de toekomst

Een god die de toekomst kent en deze kan veranderen, dat is een contradictie in zichzelf. Je kunt de toekomst niet kennen

als je tevens de macht hebt om die te veranderen. Dus een god die alwetend is en een vrije wil heeft om te veranderen

bestaat simpelweg niet.

Page 27: Casusstudie bijbel

27

De “alwetende” is verrast

Een god die alwetend is, kan geen emoties hebben. De bijbel schrijft echter, dat god alle emoties ervaart die de mensheid

kent, inclusief angst, kwaadheid, droefheid en geluk. Wij mensen ervaren emoties als resultaat van veranderingen en

nieuwe kennis. Bijvoorbeeld: een man die eerst niets wist van het overspelige gedrag van zijn vrouw, zal hierover pas de

emoties van kwaadheid of teleurstelling ervaren, wanneer hij die kennis die hem voorheen onbekend was, als nieuw tot zich

neemt. In tegenstelling tot god, die alwetend heet te zijn, dus aan wiens aandacht niets ontsnapt. Niets is voor hem

verborgen, niets is nieuw voor hem, dus is er geen nieuwe kennis die hij kan vernemen en waarop hij emotioneel zou

kunnen reageren.

Wij mensen ervaren bijvoorbeeld woede en frustratie als iets verkeerd is en wij er niets aan kunnen veranderen. Maar de

perfecte, alwetende en almachtige god kan alles veranderen. Mensen verlangen naar zaken die ons ontbreken. De perfecte

god ontbreekt het aan niets. Dus een perfecte, alwetende en almachtige god die emoties ervaart bestaat niet.

De conclusie van dit hoofdstuk

Ik heb hier argumenten aangedragen die de onmogelijkheid, dus het niet-bestaan, van de christelijke god Jahweh aantonen.

Geen enkel rationeel en zelf denkend mens kan het bestaan erkennen van een god wiens kenmerken en eigenschappen zó

tegenstrijdig zijn als bij Jahweh het geval is; de “perfecte” schepper van ons imperfecte universum. Het bestaan van de

christelijke god is net zo onmogelijk als het bestaan van kubusvormige bollen of paarse eenhoorns.

Mocht er nog een christen zijn, die na het lezen van deze casus tóch volhoudt dat deze onmogelijkheden acceptabele

onderdelen zijn van het “geloof” en van de “goddelijke transcendentie” en blijft die christen mij een achterlijke atheïst

noemen, dan zie ik mij genoodzaakt om op hem/haar de vloek te leggen van de Onzichtbare Paarse Eenhoorn (OPE):

“Jij bent een idioot door het bestaan van de OPE te ontkennen. Jij legt het ware geloof naast je neer en bassert je op jouw

zwakke vermogens van menselijke redenering en ontkent hiermee het bestaan van Haar Paarse Heiligheid. Daarvoor ben je

vervloekt.”

Ik bedoel: als dergelijke ridicule argumenten goed genoeg zijn voor die god Jahweh, zijn ze evenzo goed geldig voor de

Onzichtbare Paarse Eenhoorn.

Wat mezelf betreft: ik houd het liever op rationeel denken en prefereer de realiteit.

Page 28: Casusstudie bijbel

28

7. De top 10 waaraan je moet voldoen om een fundamenteel christen te zijn

10 – Je ontkent heftig de duizenden goden die andere religies en natuurvolken aanbidden, maar je bent furieus als iemand

jouw god niet erkent.

9 – Je voelt je beledigd, wanneer wetenschappers zeggen (en bewijzen) dat de mens is geëvolueerd uit andere

levensvormen, maar je hebt geen probleem met de bijbelse stelling dat mensen “uit stof zijn geboren en tot stof weer

wederkeren”.

8 – Je lacht om mensen die polytheïst zijn (meerdere goden aanbidden), maar je hebt zelf geen probleem om de “drie-ene”

god te aanbidden.

7 – Je gezicht wordt paars van woede als je hoort van de wreedheden die mensen uit naam van Allah verrichten, maar je

knippert nog niet met je ogen als je leest hoe god/Jahweh alle baby’s in Egypte afslacht in “Exodus” of de vernietiging van

hele etnische groepen dicteert in “Jozua”, inclusief vrouwen, kinderen en bomen.

6 – Je lacht om het Hindoe geloof dat mensen vergoddelijkt en om de Grieken die claimen dat goden met aardse vrouwen

slapen, maar je neemt wel voetstoots aan dat ene “heilige geest” de vrouw Maria kan bezwangeren, die vervolgens een

“half mens – half god” het leven schenkt, die op zijn beurt wordt gedood en even later weer herrijst en wegvliegt richting

de ruimte.

5 – Je spendeert een heel leven om de kleinste onvolkomenheden te zoeken in de bewijzen van de wetenschappelijk

vastgestelde leeftijd van de planeet Aarde (een paar miljard jaar oud), maar je vindt het heel normaal dat een stelletje

stamhoofden in het Bronzen Tijdperk in hun tentje zitten te vertellen, dat de wereld nog maar een paar generaties oud is.

4 – Je gelooft heilig in het feit dat iedereen die jouw geloof niet aanhangt, inclusief sekteleden die ergens anders in geloven,

in eeuwigheid zullen verblijven in een plaats die “de hel” heet en daar die eeuwigheid zullen lijden. Tegelijkertijd geloof je

ook, dat jouw geloof het meest tolerant en liefdevol is.

3 – Terwijl moderne wetenschap, geschiedenis, geologie, biologie en natuurkunde hebben gefaald om jou tot andere

gedachten te brengen aangaande het bestaan van de aarde en de mensheid, heb je niets anders nodig dan een op de grond

rollende idioot die vaagheden brabbelt voor het “bewijs” van de juistheid van het christendom.

2 – Je vindt 0,01% een hoog “succes gehalte” als het gaat om het aantal verhoorde gebeden. Je beschouwt dit als feit, dat

bidden werkelijk werkt. En je denkt dat de andere 99,99% niet verhoorde gebeden simpelweg “de wil van god” is.

1 – Je weet in werkelijkheid veel minder dan atheïsten en agnostici over de bijbel, het christendom en kerkhistorie, maar

toch beschouw je jezelf als christen.

Page 29: Casusstudie bijbel

29

8. Contradicties in de bijbel Hier volgt een relatief korte en onvolledige lijst van bijbelse tegenstellingen van diverse websites. Dus: als de bijbel uit

goddelijk inspiratie voortgekomen is, hoe kan het dan dat er zoveel tegenstellingen in staan?

8.1 Theologische doctrines:

Genesis 1:31

Genesis 6:6

God is tevreden over zijn werk:

En God zag al wat Hij gemaakt had, en ziet, het was zeer goed. Toen was het avond geweest,

en het was morgen geweest, de zesde dag.

God is niet tevreden over zijn werk:

Toen berouwde het de HEERE, dat Hij den mens op de aarde gemaakt had, en het smartte

Hem aan Zijn hart.

2. Kronieken 7:12 & 16

Handelingen 7:48

God bevindt zich in tempels:

12 En de HEERE verscheen Salomo des nachts, en Hij zeide tot hem: Ik heb uw gebed

verhoord, en heb Mij deze plaats verkoren tot een offerhuis.

16 Want Ik heb nu dit huis verkoren en geheiligd, opdat Mijn Naam daar zij tot in eeuwigheid

en Mijn ogen en Mijn hart zullen daar te allen dage zijn.

God bevindt zich niet in tempels:

Maar de Allerhoogste woont niet in tempelen met handen gemaakt; gelijk de profeet zegt:

1. Timothëus 6:16

1. Koningen 8:12

Psalmen 18:12

Psalmen 97:2

God bevindt zich in het licht:

Die alleen onsterfelijkheid heeft, en een ontoegankelijk licht bewoont; Denwelken geen mens

gezien heeft, noch zien kan; Welken zij eer en eeuwige kracht. Amen.

God bevindt zich in duisternis:

Toen zeide Salomo: De HEERE heeft gezegd, dat Hij in donkerheid zou wonen.

Duisternis zette Hij tot Zijn verberging; rondom Hem was Zijn tent, duisterheid der wateren,

wolken des hemels.

Rondom Hem zijn wolken en donkerheid, gerechtigheid en gericht zijn de vastigheid Zijns

troons.

Exodus 33:23

Exodus 33:11

Genesis 3:9&10

Genesis 32:30

Jesaja 6:1

Exodus 24:9-11

Johannes 1:18

Johannes 5:37

Exodus 33:20

1. Timothëus 6:16

God is zichtbaar en kan gehoord worden:

En wanneer Ik Mijn hand zal weggenomen hebben, zo zult gij Mijn achterste delen zien;

maar Mijn aangezicht zal niet gezien worden.

En de HEERE sprak tot Mozes aangezicht tot aangezicht, gelijk een man met zijn vriend

spreekt; daarna keerde hij weder tot het leger; doch zijn dienaar Jozua, de zoon van Nun, de

jongeling, week niet uit het midden der tent.

9 En de HEERE God riep Adam, en zeide tot hem: Waar zijt gij?

10 En hij zeide: Ik hoorde Uw stem in den hof, en ik vreesde; want ik ben naakt; daarom

verborg ik mij.

En Jakob noemde den naam dier plaats Pniel: Want, zeide hij, ik heb God gezien van

aangezicht tot aangezicht, en mijn ziel is gered geweest.

In het jaar, toen de koning Uzzia stierf, zo zag ik den Heere, zittende op een hogen en

verheven troon, en Zijn zomen vervullende den tempel.

9 Mozes nu en Aaron klommen opwaarts, ook Nadab en Abihu, en zeventig van de oudsten

van Israel.

10 En zij zagen den God van Israel, en onder Zijn voeten als een werk van saffierstenen, en

als de gestaltenis des hemels in Zijn klaarheid.

11 Doch Hij strekte Zijn hand niet tot de afgezonderden van de kinderen Israels; maar zij

aten en dronken, nadat zij God gezien hadden.

God is onzichtbaar en kan niet gehoord worden:

Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in den schoot des Vaders is, Die

heeft Hem ons verklaard.

En de Vader, Die Mij gezonden heeft, Die heeft Zelf van Mij getuigd. Gij hebt noch Zijn stem

ooit gehoord, noch Zijn gedaante gezien.

Hij zeide verder: Gij zoudt Mijn aangezicht niet kunnen zien; want Mij zal geen mens zien, en

leven.

Die alleen onsterfelijkheid heeft, en een ontoegankelijk licht bewoont; Denwelken geen mens

gezien heeft, noch zien kan; Welken zij eer en eeuwige kracht. Amen.

Page 30: Casusstudie bijbel

30

Exodus 31:17

Jesaja 40:28

God wordt moe en rust uit:

Hij zal tussen Mij en tussen de kinderen Israels een teken in eeuwigheid zijn; dewijl de

HEERE, in zes dagen, den hemel en de aarde gemaakt, en op den zevenden dag gerust en

Zich verkwikt heeft.

God is nooit moe en rust nooit uit:

Weet gij het niet? Hebt gij niet gehoord, dat de eeuwige God, de HEERE, de Schepper van de

einden der aarde, noch moede noch mat wordt? Er is geen doorgronding van Zijn verstand.

Spreuken 15:3

Psalmen 139:7-10

Genesis 11:5

Genesis 18:21

Genesis 3:8

God is overal, ziet alles en weet alles:

De ogen des HEEREN zijn in alle plaatsen, beschouwende de kwaden en de goeden.

7 Waar zou ik heengaan voor Uw Geest en waar zou ik heenvlieden voor Uw aangezicht?

8 Zo ik opvoer ten hemel, Gij zijt daar; of bedde ik mij in de hel, zie, Gij zijt daar.

9 Nam ik vleugelen des dageraads, woonde ik aan het uiterste der zee;

10 Ook daar zou Uw hand mij geleiden, en Uw rechterhand zou mij houden.

God is niet overal, ziet niet alles en weet niet alles:

Toen kwam de HEERE neder, om te bezien de stad en den toren, die de kinderen der mensen

bouwden.

21 Zal Ik nu afgaan en bezien, of zij naar hun geroep, dat tot Mij gekomen is, het uiterste

gedaan hebben, en zo niet, Ik zal het weten.

En zij hoorden de stem van den HEERE God, wandelende in den hof, aan de wind des daags.

Toen verborg zich Adam en zijn vrouw voor het aangezicht van den HEERE God, in het

midden van het geboomte des hofs.

Handelingen 1:24

Psalmen 139:2-3

Deuteronomium 13:3

Deuteronomium 8:2

Genesis 22:12

God weet wat er in de harten van de mensheid omgaat:

En zij baden en zeiden: Gij Heere! Gij Kenner der harten van allen, wijs van deze twee een

aan, dien Gij uitverkoren hebt;

2 Gij weet mijn zitten en mijn opstaan; Gij verstaat van verre mijn gedachten.

3 Gij omringt mijn gaan en mijn liggen; en Gij zijt al mijn wegen gewend.

God probeert uit te zoeken wat er in de harten van de mensheid omgaat:

Gij zult naar de woorden van dien profeet, of naar dien dromen-dromer niet horen; want de

HEERE, uw God, verzoekt ulieden, om te weten, of gij den HEERE, uw God, liefhebt met uw

ganse hart en met uw ganse ziel.

En gij zult gedenken aan al den weg, dien u den HEERE, uw God, deze veertig jaren in de

woestijn geleid heeft; opdat Hij u verootmoedige, om u te verzoeken, om te weten, wat in uw

hart was, of gij Zijn geboden zoudt houden, of niet.

Toen zeide Hij: Strek uw hand niet uit aan den jongen, en doe hem niets! want nu weet Ik, dat

gij God vrezende zijt, en uw zoon, uw enige, van Mij niet hebt onthouden.

Jeremia 32:27

Matthëus 19:26

Richteren 1:19

God is almachtig:

Zie, Ik ben de HEERE, de God van alle vlees; zou Mij enig ding te wonderlijk zijn?

En Jezus, hen aanziende, zeide tot hen: Bij de mensen is dat onmogelijk, maar bij God zijn

alle dingen mogelijk.

God is niet almachtig:

En de HEERE was met Juda, dat hij de inwoners van het gebergte verdreef; maar hij ging

niet voort om de inwoners des dals te verdrijven, omdat zij ijzeren wagenen hadden.

Jakobus 1:17

Maleachi 3:6

Ezechiël 24:14

Numeri 23:19

Genesis 6:6

Jona 3:10

God is onveranderlijk:

Alle goede gave, en alle volmaakte gifte is van boven, van den Vader der lichten afkomende,

bij Welken geen verandering is, of schaduw van omkering.

Want Ik, de HEERE, word niet veranderd; daarom zijt gij, o kinderen Jakobs! niet verteerd.

Ik, de HEERE, heb het gesproken; het zal komen, en Ik zal het doen; Ik zal er niet van wijken,

en Ik zal niet verschonen noch berouw hebben; naar uw wegen en naar uw handelingen

zullen zij u richten, spreekt de Heere HEERE.

God is geen man, dat Hij liegen zou, noch eens mensen kind, dat het Hem berouwen zou; zou

Hij het zeggen, en niet doen, of spreken, en niet bestendig maken?

God is veranderlijk:

Toen berouwde het de HEERE, dat Hij den mens op de aarde gemaakt had, en het smartte

Hem aan Zijn hart.

En God zag hun werken, dat zij zich bekeerden van hun bozen weg; en het berouwde God

over het kwaad, dat Hij gesproken had hun te zullen doen, en Hij deed het niet.

Page 31: Casusstudie bijbel

31

1. Samuël 2:30-31

2. Koningen 20:1&4-6

Exodus 33:1, 3, 17, 14

30 Daarom spreekt de HEERE, de God Israels: Ik had wel klaarlijk gezegd: Uw huis en uws

vaders huis zouden voor Mijn aangezicht wandelen tot in eeuwigheid; maar nu spreekt de

HEERE: Dat zij verre van Mij; want die Mij eren, zal Ik eren, maar die Mij versmaden,

zullen licht geacht worden.

31 Zie, de dagen komen, dat Ik uw arm zal afhouwen, en den arm van uws vaders huis, dat er

geen oud man in uw huis wezen zal.

1 In die dagen werd Hizkia krank tot stervens toe; en de profeet Jesaja, de zoon van Amoz,

kwam tot hem, en zeide tot hem: Zo zegt de HEERE: Geef bevel aan uw huis, want gij zult

sterven, en niet leven.

4 Het gebeurde nu, als Jesaja uit het middelvoorhof nog niet gegaan was, dat het woord des

HEEREN tot hem geschiedde, zeggende:

5 Keer weder en zeg tot Hizkia, den voorganger Mijns volks: Zo zegt de HEERE, de God van

uw vader David: Ik heb uw gebed gehoord, Ik heb uw tranen gezien; zie, Ik zal u gezond

maken; aan den derden dag zult gij opgaan in het huis des HEEREN;

6 En Ik zal vijftien jaren tot uw dagen toedoen, en zal u uit de hand des konings van Assyrie

verlossen, mitsgaders deze stad; en Ik zal deze stad beschermen om Mijnentwil, en om Mijns

knechts Davids wil.

1 Voorts sprak de HEERE tot Mozes: Ga heen, trek op van hier, gij en het volk, dat gij uit

Egypteland opgevoerd hebt, naar het land, dat Ik Abraham, Izak en Jakob gezworen heb,

zeggende: Aan uw zaad zal Ik het geven;

3 Naar het land, dat van melk en honig is vloeiende; want Ik zal in het midden van u niet

optrekken; want gij zijt een hardnekkig volk; dat Ik u op dezen weg niet vertere.

17 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Ook deze zelfde zaak, die gij gesproken hebt, zal Ik

doen, dewijl gij genade gevonden hebt in Mijn ogen, en Ik u bij name ken.

14 Hij dan zeide: Zou Mijn aangezicht moeten medegaan, om u gerust te stellen?

Psalmen 92:16

Genesis 18:25

Deuteronomium 32:4

Romeinen 2:11

Ezechiël 18:25

Genesis 9:25

Exodus 20:5

Romeinen 9:11-13

Matthëus 13:12

God is rechtvaardig en onpartijdig:

Om te verkondigen, dat de HEERE recht is; Hij is mijn Rotssteen, en in Hem is geen onrecht.

Het zij verre van U, zulk een ding te doen, te doden den rechtvaardige met den goddeloze!

dat de rechtvaardige zij gelijk de goddeloze, verre zij het van U! zou de Rechter der ganse

aarde geen recht doen?

Hij is de Rotssteen, Wiens werk volkomen is; want al Zijn wegen zijn gerichte. God is

waarheid, en is geen onrecht; rechtvaardig en recht is Hij.

Want er is geen aanneming des persoons bij God.

Nog zegt gijlieden: De weg des HEEREN is niet recht; hoort nu, o huis Israels! is Mijn weg

niet recht? Zijn niet uw wegen onrecht?

God is onrechtvaardig en partijdig:

En hij zeide: Vervloekt zij Kanaan; een knecht der knechten zij hij zijn broederen!

Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HEERE uw God, ben een ijverig

God, Die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde, en aan het vierde

lid dergenen, die Mij haten;

11 Want als de kinderen nog niet geboren waren, noch iets goeds of kwaads gedaan hadden,

opdat het voornemen Gods, dat naar de verkiezing is, vast bleve, niet uit de werken, maar uit

den Roepende;

12 Zo werd tot haar gezegd: De meerdere zal den mindere dienen.

13 Gelijk geschreven is: Jakob heb Ik liefgehad, en Ezau heb Ik gehaat.

Want wie heeft, dien zal gegeven worden, en hij zal overvloediglijk hebben; maar wie niet

heeft, van dien zal genomen worden, ook dat hij heeft.

Klaagliederen 3:38

Jeremia 18:11

Jesaja 45:7

Amos 3:6

Ezechiël 20:25

God is de initiator van geweld:

Gaat niet uit den mond des Allerhoogsten het kwade en het goede?

Nu dan, spreek nu tot de mannen van Juda en tot de inwoners van Jeruzalem, zeggende: Zo

zegt de HEERE: Ziet, Ik formeer een kwaad tegen ulieden, en denk tegen ulieden een

gedachte; zo bekeert u nu, een iegelijk van zijn bozen weg, en maakt uw wegen en uw

handelingen goed.

Ik formeer het licht, en schep de duisternis; Ik maak den vrede en schep het kwaad, Ik, de

HEERE, doe al deze dingen.

Zal de bazuin in de stad geblazen worden, dat het volk niet siddere? zal er een kwaad in de

stad zijn, dat de HEERE niet doet?

Daarom gaf Ik hun ook besluitingen, die niet goed waren, en rechten, waarbij zij niet leven

zouden.

Page 32: Casusstudie bijbel

32

1. Korinthiërs 14:33

Deuteronomium 32:4

Jakobus 1:13

God is niet de initiator van geweld:

Want God is geen God van verwarring, maar van vrede, gelijk in al de Gemeenten der

heiligen.

Hij is de Rotssteen, Wiens werk volkomen is; want al Zijn wegen zijn gerichte. God is

waarheid, en is geen onrecht; rechtvaardig en recht is Hij.

Niemand, als hij verzocht wordt, zegge: Ik word van God verzocht; want God kan niet

verzocht worden met het kwade, en Hij Zelf verzoekt niemand.

Jakobus 1:5

Lukas 11:10

Johannes 12:40

Jozua 11:20

Jesaja 63:17

God geeft vrijelijk aan zij die vragen:

En indien iemand van u wijsheid ontbreekt, dat hij ze van God begere, Die een iegelijk

mildelijk geeft, en niet verwijt; en zij zal hem gegeven worden.

Want een iegelijk, die bidt, die ontvangt; en die zoekt, die vindt; en die klopt, dien zal

opengedaan worden.

God houdt zijn zegeningen achter en voorkomt dat de mens ze kunnen ontvangen:

Hij heeft hun ogen verblind, en hun hart verhard; opdat zij met de ogen niet zien, en met het

hart niet verstaan, en zij bekeerd worden, en Ik hen geneze.

Want het was van den HEERE, hun harten te verstokken, dat zij Israel met oorlog tegemoet

gingen, opdat hij hen verbannen zoude, dat hun geen genade geschiedde, maar opdat hij hen

verdelgen zoude, gelijk als de HEERE Mozes geboden had.

HEERE! waarom doet Gij ons van Uw wegen dwalen, waarom verstokt Gij ons hart, dat wij

U niet vrezen? Keer weder om Uwer knechten wil, de stammen Uws erfdeels.

Matthëus 7:8

Spreuken 8:17

Spreuken 1:28

God wordt gevonden door hen die hem zoeken:

Want een iegelijk, die bidt, die ontvangt; en die zoekt, die vindt; en die klopt, dien zal

opengedaan worden.

Ik heb lief, die Mij liefhebben; en die Mij vroeg zoeken, zullen Mij vinden.

God wordt NIET gevonden door hen die hem zoeken:

Dan zullen zij tot Mij roepen, maar Ik zal niet antwoorden; zij zullen Mij vroeg zoeken, maar

zullen Mij niet vinden;

Exodus 15:3

Jesaja 51:15

Romeinen 15:33

1. Korinthiërs 14:33

God is oorlogszuchtig:

De HEERE is een krijgsman; HEERE is Zijn Naam!

Want Ik ben de HEERE, uw God, Die de zee klieft, dat haar golven bruisen; HEERE der

heirscharen is Zijn Naam.

God is vredelievend:

En de God des vredes zij met u allen. Amen.

Want God is geen God van verwarring, maar van vrede, gelijk in al de Gemeenten der

heiligen.

Jeremia 13:14

Deuteronomium 7:16

1. Samuël 15:2-3

1.Samuël 6:19

Jakobus 5:11

Klaagliederen 3:33

1. Kronieken 16:34

Ezechiël 18:32

Psalmen 145:9

1. Timothëus 2:4

God is wreed, ongenadig, destructief en woest:

En Ik zal hen in stukken slaan, den een tegen den ander, zo de vaders als de kinderen te

zamen, spreekt de HEERE; Ik zal niet verschonen noch sparen, noch Mij ontfermen, dat Ik

hen niet zou verderven.

Gij zult dan al die volken verteren, die de HEERE, uw God, u geven zal; uw oog zal hen niet

verschonen, en gij zult hun goden niet dienen; want dat zoude u een strik zijn.

2 Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Ik heb bezocht, hetgeen Amalek aan Israel gedaan

heeft, hoe hij zich tegen hem gesteld heeft op den weg, toen hij uit Egypte opkwam.

3 Ga nu heen, en sla Amalek, en verban alles, wat hij heeft, en verschoon hem niet; maar

dood van den man af tot de vrouw toe, van de kinderen tot de zuigelingen, van de ossen tot de

schapen, van de kemelen tot de ezelen toe.

En de Heere sloeg onder die lieden van Beth-Semes, omdat zij in de ark des HEEREN gezien

hadden; ja, Hij sloeg van het volk zeventig mannen, en vijftig duizend mannen. Toen bedreef

het volk rouw, omdat de HEERE een groten slag onder het volk geslagen had.

God is aardig, genadig en goed:

Ziet, wij houden hen gelukzalig, die verdragen; gij hebt de verdraagzaamheid van Job

gehoord, en gij hebt het einde des Heeren gezien, dat de Heere zeer barmhartig is en een

Ontfermer.

Want Hij plaagt of bedroeft des mensenkinderen niet van harte.

Looft den HEERE, want Hij is goed, want Zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.

Want Ik heb geen lust aan den dood des stervenden, spreekt de Heere HEERE; daarom

bekeert u en leeft.

De HEERE is aan allen goed, en Zijn barmhartigheden zijn over al Zijn werken.

Welke wil, dat alle mensen zalig worden, en tot kennis der waarheid komen.

Page 33: Casusstudie bijbel

33

1. Johannes 4:16

Psalmen 25:8

En wij hebben gekend en geloofd de liefde, die God tot ons heeft. God is liefde; en die in de

liefde blijft, blijft in God, en God in hem.

De HEERE is goed en recht; daarom zal Hij de zondaars onderwijzen in den weg.

Numeri 32:13

Numeri 25:4

Jeremia 17:4

Psalmen 103:8

Psalmen 30:6

God’s woede is fel en duurt voort:

Alzo ontstak des HEEREN toorn tegen Israel, en Hij deed hen omzwerven in de woestijn,

veertig jaren, totdat verteerd was het ganse geslacht, hetwelk gedaan had, wat kwaad was in

de ogen des HEEREN.

En de HEERE zeide tot Mozes: Neem alle hoofden des volks, en hang ze den HEERE tegen de

zon, zo zal de hittigheid van des HEEREN toorn gekeerd worden van Israel.

Alzo zult gij aflaten (en dat om u zelven) van uw erfenis, die Ik u gegeven heb, en Ik zal u uw

vijanden doen dienen in een land, dat gij niet kent; want gijlieden hebt een vuur aangestoken

in Mijn toorn, tot in eeuwigheid zal het branden.

God’s woede is zwak en duurt slechts een enkel moment:

Barmhartig en genadig is de HEERE, lankmoedig en groot van goedertierenheid.

Want een ogenblik is er in Zijn toorn, maar een leven in Zijn goedgunstigheid; des avonds

vernacht het geween, maar des morgens is er gejuich.

Exodus 29:36

Leviticus 23:27

Exodus 29:18

Leviricus 1:9

Jeremia 7:22

Jeremia 6:20

Psalmen 50:13

Jesaja 1:11-13

God commandeert, keurt goed en geniet van brandoffers en heilige dagen:

Gij zult ook des daags een var des zondoffers bereiden, tot de verzoeningen, en gij zult het

altaar ontzondigen, mits doende de verzoening over hetzelve; en gij zult het zalven, om het te

heiligen.

Doch op den tienden dezer zevende maand zal de verzoendag zijn, een heilige samenroeping

zult gij hebben; dan zult gij uw zielen verootmoedigen, en zult den HEERE een vuuroffer

offeren.

Alzo zult gij den gehelen ram aansteken op het altaar; het is een brandoffer den HEERE, tot

een liefelijken reuk, het is een vuuroffer den HEERE.

Doch zijn ingewand, en zijn schenkelen zal men met water wassen; en de priester zal dat

alles aansteken op het altaar; het is een brandoffer, een vuuroffer, tot een liefelijken reuk den

HEERE.

God keurt brandoffers en heilige dagen af en ontleent daar geen plezier aan:

Want Ik heb met uw vaderen, ten dage als Ik hen uit Egypteland uitvoerde, niet gesproken,

noch hun geboden van zaken des brandoffers of slachtoffers.

Waartoe zal dan de wierook voor Mij uit Scheba komen, en de beste kalmus uit verren lande?

Uw brandofferen zijn Mij niet behagelijk, en uw slachtofferen zijn Mij niet zoet.

Zou Ik stierenvlees eten, of bokkenbloed drinken?

11 Waartoe zal Mij zijn de veelheid uwer slachtoffers? zegt de HEERE; Ik ben zat van de

brandoffers der rammen, en het smeer der vette beesten, en heb geen lust aan het bloed der

varren, noch der lammeren, noch der bokken.

12 Wanneer gijlieden voor Mijn aangezicht komt te verschijnen, wie heeft zulks van uw hand

geeist, dat gij Mijn voorhoven betreden zoudt?

13 Brengt niet meer vergeefs offer, het reukwerk is Mij een gruwel; de nieuwe maanden, en

sabbatten, en het bijeenroepen der vergaderingen vermag Ik niet, het is ongerechtigheid,

zelfs de verbodsdagen.

2. Samuël 21:8,9,14

Genesis 22:2

Richteren 11:30-32, 34,

38, 39

God accepteert menselijke offers:

8 Maar de koning nam de twee zonen van Rizpa, dochter van Aja, die zij Saul gebaard had,

Armoni en Mefiboseth; daartoe de vijf zonen van Michals zuster, Sauls dochter, die zij Adriel,

den zoon van Barzillai, den Meholathiet, gebaard had;

9 En hij gaf hen in de hand der Gibeonieten, die ze ophingen op den berg voor het aangezicht

des HEEREN; en die zeven vielen tegelijk; en zij werden gedood in de dagen van den oogst,

in de eerste dagen, in het begin van den gersteoogst.

14 En zij begroeven de beenderen van Saul en zijn zoon Jonathan in het land van Benjamin te

Zela, in het graf van zijn vader Kis, en deden alles, wat de koning geboden had. Alzo werd

God na dezen den lande verbeden.

En Hij zeide: Neem nu uw zoon, uw enige, dien gij liefhebt, Izak, en ga heen naar het land

Moria, en offer hem aldaar tot een brandoffer, op een van de bergen, dien Ik u zeggen zal.

30 En Jeftha beloofde den HEERE een gelofte, en zeide: Indien Gij de kinderen Ammons

ganselijk in mijn hand zult geven;

31 Zo zal het uitgaande, dat uit de deur van mijn huis mij tegemoet zal uitgaan, als ik met

vrede van de kinderen Ammons wederkom, dat zal des HEEREN zijn, en ik zal het offeren ten

brandoffer.

32 Alzo trok Jeftha door naar de kinderen Ammons, om tegen hen te strijden; en de HEERE

gaf hen in zijn hand.

Page 34: Casusstudie bijbel

34

Deuteronomium 12:30-

31

34 Toen nu Jeftha te Mizpa bij zijn huis kwam, ziet, zo ging zijn dochter uit hem tegemoet,

met trommelen en met reien. Zij nu was alleen, een enig kind; hij had uit zich anders geen

zoon of dochter.

38 En hij zeide: Ga heen; en hij liet haar twee maanden gaan. Toen ging zij heen met haar

gezellinnen, en beweende haar maagdom op de bergen.

39 En het geschiedde ten einde van twee maanden dat zij tot haar vader wederkwam, die aan

haar volbracht zijn gelofte, die hij beloofd had; en zij heeft geen man bekend. Voorts werd

het een gewoonheid in Israel,

God verbiedt menselijke offers:

30 Wacht u, dat gij niet verstrikt wordt achter hen, nadat zij voor uw aangezicht zullen

verdelgd zijn; en dat gij niet vraagt naar hun goden, zeggende: Gelijk als deze volken hun

goden gediend hebben, alzo zal ik ook doen.

31 Gij zult alzo niet doen den HEERE, uw God; want al wat den HEERE een gruwel is, dat

Hij haat, hebben zij hun goden gedaan; want zij hebben ook hun zonen en hun dochteren met

vuur verbrand voor hun goden.

Genesis 22:1

2. Samuël 24:1

Jeremia 20:7

Matthëus 6:13

Jakobus 1:13

God verzoekt de mens:

En het geschiedde na deze dingen, dat God Abraham verzocht; en Hij zeide tot hem:

Abraham! En hij zeide: Zie, hier ben ik!

En de toorn des HEEREN voer voort te ontsteken tegen Israel; en Hij porde David aan tegen

henlieden, zeggende: Ga, tel Israel en Juda.

HEERE! Gij hebt mij overreed, en ik ben overreed geworden; Gij zijt mij te sterk geweest, en

hebt overmocht; ik ben den gansen dag tot een belachen, een ieder van hen bespot mij.

En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze. Want Uw is het Koninkrijk, en

de kracht, en de heerlijkheid, in der eeuwigheid, amen.

God verzoekt geen mens:

Niemand, als hij verzocht wordt, zegge: Ik word van God verzocht; want God kan niet

verzocht worden met het kwade, en Hij Zelf verzoekt niemand.

Hebrëen 6:18

2.Thessalonicensen 2:11

1. Koningen 22:23

Ezechiël 14:9

God kan niet liegen:

Opdat wij, door twee onveranderlijke dingen, in welke het onmogelijk is dat God liege, een

sterke vertroosting zouden hebben, wij namelijk, die de toevlucht genomen hebben, om de

voorgestelde hoop vast te houden;

God liegt zoals het hem uitkomt, hij stuurt liegende geesten om te bedriegen:

En daarom zal God hun zenden een kracht der dwaling, dat zij de leugen zouden geloven;

Nu dan, zie, de HEERE heeft een leugengeest in den mond van al deze uw profeten gegeven;

en de HEERE heeft kwaad over u gesproken.

Als nu een profeet overreed zal zijn, en iets gesproken zal hebben, Ik, de HEERE, heb

dienzelven profeet overreed, en Ik zal Mijn hand tegen hem uitstrekken, en zal hem verdelgen

uit het midden van Mijn volk Israel.

Genesis 6:5,7

Genesis 8:21

Vanwege de slechtheid van de mens, zal god hem vernietigen:

5 En de HEERE zag, dat de boosheid des mensen menigvuldig was op de aarde, en al het

gedichtsel der gedachten zijns harten te allen dage alleenlijk boos was.

7 En de HEERE zeide: Ik zal den mens, die Ik geschapen heb, verdelgen van den aardbodem,

van den mens tot het vee, tot het kruipend gedierte, en tot het gevogelte des hemels toe; want

het berouwt Mij, dat Ik hen gemaakt heb.

Vanwege de slechtheid van de mens, zal god hem niet vernietigen:

En de HEERE rook dien liefelijken reuk, en de HEERE zeide in Zijn hart: Ik zal voortaan den

aardbodem niet meer vervloeken om des mensen wil; want het gedichtsel van 's mensen hart

is boos van zijn jeugd aan; en Ik zal voortaan niet meer al het levende slaan, gelijk als Ik

gedaan heb.

Romeinen 1:20

Job 11:7

Jesaja 40:28

God’s hand is zichtbaar in zijn werk:

Want Zijn onzienlijke dingen worden, van de schepping der wereld aan, uit de schepselen

verstaan en doorzien, beide Zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid, opdat zij niet te

verontschuldigen zouden zijn.

God’s invloed is niet te zien:

Zult gij de onderzoeking Gods vinden? Zult gij tot de volmaaktheid toe den Almachtige

vinden?

Weet gij het niet? Hebt gij niet gehoord, dat de eeuwige God, de HEERE, de Schepper van de

einden der aarde, noch moede noch mat wordt? Er is geen doorgronding van Zijn verstand.

Page 35: Casusstudie bijbel

35

Deuteronomium 6:4

Genesis 1:26

Genesis 3:22

Genesis 18:1-3

1.Johannes 5:7

Er is maar een enkele god:

Hoor, Israel! de HEERE, onze God, is een enig HEERE!

Er zijn meerdere goden:

En God zeide: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en dat zij

heerschappij hebben over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over het

vee, en over de gehele aarde, en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt.

Toen zeide de HEERE God: Ziet, de mens is geworden als Onzer een, kennende het goed en

het kwaad! Nu dan, dat hij zijn hand niet uitsteke, en neme ook van den boom des levens, en

ete, en leve in eeuwigheid

1 Daarna verscheen hem de HEERE aan de eikenbossen van Mamre, als hij in de deur der

tent zat, toen de dag heet werd.

2 En hij hief zijn ogen op en zag; en ziet, daar stonden drie mannen tegenover hem; als hij

hen zag, zo liep hij hun tegemoet van de deur der tent, en boog zich ter aarde.

3 En hij zeide: Heere! heb ik nu genade gevonden in Uw ogen, zo gaat toch niet aan Uw

knecht voorbij.

Want Drie zijn er, Die getuigen in den hemel, de Vader, het Woord en de Heilige Geest; en

deze Drie zijn Een.

Page 36: Casusstudie bijbel

36

8.2 Morele geboden:

Exodus 3:21-22

Exodus 12:35-36

Leviticus 19:13

Exodus 20:15

Diefstal wordt opgedragen:

21 En Ik zal dit volk genade geven in de ogen der Egyptenaren; en het zal geschieden, wanneer

gijlieden uitgaan zult, zo zult gij niet ledig uitgaan.

22 Maar elke vrouw zal van haar naburin, en van de waardin haars huizes, eisen zilveren

vaten, en gouden vaten, en klederen; die zult gijlieden op uw zonen, en op uw dochteren

leggen, en gij zult Egypte beroven.

35 De kinderen Israels nu hadden gedaan naar het woord van Mozes, en hadden van de

Egyptenaren geeist zilveren vaten, en gouden vaten, en klederen.

36 Daartoe had de HEERE het volk genade gegeven in de ogen der Egyptenaren, dat zij hun

hun begeerte deden; en zij beroofden de Egyptenaren.

Diefstal wordt verboden:

Gij zult uw naaste niet bedriegelijk verdrukken, noch beroven; des dagloners arbeidsloon zal

bij u niet vernachten tot aan den morgen.

Gij zult niet stelen.

Jozua 2:4-6

Jakobus 2:25

Exodus 1:18-20

1.Koningen 22:21-22

Exodus 20:16

Spreuken 12:22

Openbaring 21:8

Liegen wordt goedgekeurd:

4 Maar die vrouw had die beide mannen genomen, en zij had hen verborgen; en zeide aldus:

Er zijn mannen tot mij gekomen, maar ik wist niet, van waar zij waren.

5 En het geschiedde, als men de poort zou sluiten, als het duister was, dat die mannen

uitgingen; ik weet niet, waarheen die mannen gegaan zijn; jaagt hen haastelijk na, want gij

zult ze achterhalen.

6 Maar zij had hen op het dak doen klimmen, en zij had hen verstoken onder de vlasstoppelen,

die van haar op het dak beschikt waren.

En desgelijks ook Rachab, de hoer, is zij niet uit de werken gerechtvaardigd geweest, als zij de

gezondenen heeft ontvangen, en door een anderen weg uitgelaten?

18 Toen riep de koning van Egypte de vroedvrouwen, en zeide tot haar: Waarom hebt gij deze

zaak gedaan, dat gij de knechtjes in het leven behouden hebt?

19 En de vroedvrouwen zeiden tot Farao: Omdat de Hebreinnen niet zijn gelijk de Egyptische

vrouwen; want zij zijn sterk; eer de vroedvrouw tot haar komt, zo hebben zij gebaard.

20 Daarom deed God aan de vroedvrouwen goed; en dat volk vermeerderde, en het werd zeer

machtig.

21 Toen ging een geest uit, en stond voor het aangezicht des HEEREN, en zeide: Ik zal hem

overreden. En de HEERE zeide tot hem: Waarmede?

22 En hij zeide: Ik zal uitgaan, en een leugengeest zijn in den mond van al zijn profeten. En Hij

zeide: Gij zult overreden, en zult het ook vermogen; ga uit en doe alzo.

Liegen is verboden:

Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste.

Valse lippen zijn den HEERE een gruwel; maar die trouwelijk handelen, zijn Zijn welgevallen.

Maar den vreesachtigen, en ongelovigen, en gruwelijken, en doodslagers, en hoereerders, en

tovenaars, en afgodendienaars, en al den leugenaars, is hun deel in den poel, die daar brandt

van vuur en sulfer; hetwelk is de tweede dood.

2.Koningen 14:7,3

Deuteronomium 23:7

Haat tegen de Edomieten is toegestaan:

7 Hij sloeg de Edomieten in het Zoutdal tien duizend, en nam Sela in met krijg, en noemde

haar naam Jokteel, tot op dezen dag.

3 En hij deed dat recht was in de ogen des HEEREN, nochtans niet als zijn vader David; hij

deed naar alles, wat zijn vader Joas gedaan had.

Haat tegen de Edomieten is verboden:

Den Edomiet zult gij voor geen gruwel houden, want hij is uw broeder; den Egyptenaar zult gij

voor geen gruwel houden want gij zijt een vreemdeling geweest in zijn land.

Exodus 32:27

Exodus 20:13

Doden wordt gecommandeertd:

En hij zeide tot hen: Alzo zegt de HEERE, de God van Israel: Een ieder doe zijn zwaard aan

zijn heup; gaat door en keert weder, van poort tot poort in het leger, en een iegelijk dode zijn

broeder, en elk zijn vriend, en elk zijn naaste!

Doden is verboden:

Gij zult niet doodslaan.

Genesis 9:5-6

De bloedvergieter zal worden gedood:

5 En voorwaar, Ik zal uw bloed, het bloed uwer zielen eisen; van de hand van alle gedierte zal

Ik het eisen; ook van de hand des mensen, van de hand eens iegelijken zijns broeders zal Ik de

Page 37: Casusstudie bijbel

37

Genesis 4:15

ziel des mensen eisen.

6 Wie des mensen bloed vergiet, zijn bloed zal door den mens vergoten worden; want God

heeft den mens naar Zijn beeld gemaakt.

De bloedvergieter zal niet worden gedood:

Doch de HEERE zeide tot hem: Daarom, al wie Kain doodslaat, zal zevenvoudig gewroken

worden! En de HEERE stelde een teken aan Kain; opdat hem niet versloeg al wie hem vond.

Exodus 20:4

Exodus 25:18--20

Het maken van gelijkenissen van god is verboden:

Gij zult u geen gesneden beeld, noch enige gelijkenis maken, van hetgeen boven in den hemel

is, noch van hetgeen onder op de aarde is, noch van hetgeen in de wateren onder de aarde is.

Het maken van gelijkenissen van god wordt gecommandeerd:

18 Gij zult ook twee cherubim van goud maken; van dicht goud zult gij ze maken, uit de beide

einden des verzoendeksels.

19 En maak u een cherub uit het ene einde aan deze zijde, en den andere cherub uit het andere

einde aan gene zijde; uit het verzoendeksel zult gijlieden de cherubim maken, uit de beide

einden van hetzelve.

20 En de cherubim zullen hun beide vleugelen omhoog uitbreiden, bedekkende met hun

vleugelen het verzoendeksel; en hun aangezichten zullen tegenover elkander zijn; de

aangezichten der cherubim zullen naar het verzoendeksel zijn.

Genesis 9:25

Leviticus 25:45-46

Joël 3:8

Jesaja 58:6

Exodus 22:21

Exodus 21:16

Matthëus 23:10

Slavernij en onderdrukking is verorderd:

En hij zeide: Vervloekt zij Kanaan; een knecht der knechten zij hij zijn broederen!

45 Gij zult ze ook kopen van de kinderen der bijwoners, die bij u als vreemdelingen verkeren,

uit hen en uit hun geslachten, die bij u zullen zijn, die zij in uw land zullen gewonnen hebben;

en zij zullen u tot een bezitting zijn.

46 En gij zult u tot bezitters over hen stellen voor uw kinderen na u, opdat zij de bezitting

erven; gij zult hen in eeuwigheid doen dienen; maar over uw broeders, de kinderen Israels, een

iegelijk over zijn broeder, gij zult over hem geen heerschappij hebben met wreedheid.

En Ik zal uw zonen en uw dochteren verkopen in de hand der kinderen van Juda, die ze

verkopen zullen aan die van Scheba, aan een vergelegen volk; want de HEERE heeft het

gesproken.

Slavernij en onderdrukking is verboden:

Is niet dit het vasten, dat Ik verkies: dat gij losmaakt de knopen der goddeloosheid, dat gij

ontdoet de banden des juks, en dat gij vrij loslaat de verpletterden, en alle juk verscheurt?

Gij zult ook den vreemdeling geen overlast doen, noch hem onderdrukken; want gij zijt

vreemdelingen geweest in Egypteland.

Verder, zo wie een mens steelt, hetzij dat hij dien verkocht heeft, of dat hij in zijn hand

gevonden wordt, die zal zekerlijk gedood worden.

Noch zult gij meesters genoemd worden; want Een is uw Meester, namelijk Christus.

Matthëus 6:28,31,34

Lukas 6:30,35

Lukas 12:3

1.Timothëus 5:8

Spreuken 13:22

Zorgeloosheid wordt als plezierig ervaren:

28 En wat zijt gij bezorgd voor de kleding? Aanmerkt de lelien des velds, hoe zij wassen; zij

arbeiden niet, en spinnen niet;

31 Daarom zijt niet bezorgd, zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of

waarmede zullen wij ons kleden?

34 Zijt dan niet bezorgd tegen den morgen; want de morgen zal voor het zijne zorgen; elke dag

heeft genoeg aan zijn zelfs kwaad.

30 Maar geeft een iegelijk, die van u begeert; en van dengene, die het uwe neemt, eist niet

weder.

35 Maar hebt uw vijanden lief, en doet goed, en leent, zonder iets weder te hopen; en uw loon

zal groot zijn, en gij zult kinderen des Allerhoogsten zijn; want Hij is goedertieren over de

ondankbaren en bozen.

Daarom, al wat gij in de duisternis gezegd hebt, zal in het licht gehoord worden; en wat gij in

het oor gesproken hebt, in de binnenkamers, zal op de daken gepredikt worden.

Zorgeloosheid wordt vervloekt:

Doch zo iemand de zijnen, en voornamelijk zijn huisgenoten, niet verzorgt, die heeft het geloof

verloochend, en is erger dan een ongelovige.

De goede zal zijner kinders kinderen doen erven; maar het vermogen des zondaars is voor de

rechtvaardige weggelegd.

Efeziërs 4:26

Woede wordt goedgekeurd:

Wordt toornig, en zondigt niet; de zon ga niet onder over uw toornigheid;

Page 38: Casusstudie bijbel

38

Handelingen 7:9

Spreuken 22:24

Jakobus 1:20

Woede wordt niet goedgekeurd:

En de patriarchen, nijdig zijnde, verkochten Jozef, om naar Egypte gebracht te worden; en

God was met hem,

Vergezelschap u niet met een grammoedige, en ga niet om met een zeer grimmig man;

Want de toorn des mans werkt Gods gerechtigheid niet.

Matthëus 5:16

Matthëus 6:1

De goede werken mogen worden gezien door mensen:

Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken mogen zien, en uw Vader,

Die in de hemelen is, verheerlijken.

Wordt in het volgende hoofdstuk alweer tegengesproken:

Hebt acht, dat gij uw aalmoes niet doet voor de mensen, om van hen gezien te worden; anders

zo hebt gij geen loon bij uw Vader, Die in de hemelen is.

Matthëus 7:1-2

1.Korinthiërs 6:2-4

1.Korinthiërs 5:12

Oordeel over anderen is verboden:

1 Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt.

2 Want met welk oordeel gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden; en met welke mate gij meet,

zal u wedergemeten worden.

Oordelen over anderen is toegestaan:

2 Weet gij niet, dat de heiligen de wereld oordelen zullen? En indien door u de wereld

geoordeeld wordt, zijt gij onwaardig de minste gerechtzaken?

3 Weet gij niet, dat wij de engelen oordelen zullen? Hoeveel te meer de zaken, die dit leven

aangaan?

4 Zo gij dan gerechtzaken hebt, die dit leven aangaan, zet die daarover, die in de Gemeente

minst geacht zijn.

Want wat heb ik ook die buiten zijn te oordelen? Oordeelt gijlieden niet die binnen zijn?

Matthëus 5:39

Matthëus 26:52

Lukas 22:36

Johannes 2:15

Christus leert om niet terug te vechten:

Maar Ik zeg u, dat gij den boze niet wederstaat; maar, zo wie u op de rechterwang slaat, keert

hem ook de andere toe;

Toen zeide Jezus tot hem: Keer uw zwaard weder in zijn plaats; want allen, die het zwaard

nemen, zullen door het zwaard vergaan.

Christus leert en handelt met fysieke tegenstand:

Hij zeide dan tot hen: Maar nu, wie een buidel heeft, die neme hem, desgelijks ook een male;

en die geen heeft, die verkope zijn kleed, en kope een zwaard.

En een gesel van touwtjes gemaakt hebbende, dreef Hij ze allen uit den tempel, ook de schapen

en de ossen; en het geld der wisselaren stortte Hij uit, en keerde de tafelen om.

Lukas 12:4

Johannes 7:1

Christus waarschuwt zijn volgelingen niet bang te zijn voor de dood:

En Ik zeg u, Mijn vrienden: Vreest u niet voor degenen, die het lichaam doden, en daarna niet

meer kunnen doen.

Christus ontwijkt de Joden, omdat hij bang is gedood te worden:

En na dezen wandelde Jezus in Galilea; want Hij wilde in Judea niet wandelen, omdat de

Joden Hem zochten te doden.

1.Koningen 8:22,54

1.Koningen 9:3

Matthëus 6:5-6

Bidden in het openbaar wordt toegestaan:

22 En Salomo stond voor het altaar des HEEREN, tegenover de ganse gemeente van Israel, en

breidde zijn handen uit naar den hemel;

54 Het geschiedde nu, als Salomo voleind had dit ganse gebed, en deze smeking tot den

HEERE te bidden, dat hij van voor het altaar des HEEREN opstond, van het knielen op zijn

knieen, met zijn handen uitgebreid naar den hemel;

Bidden in het openbaar wordt afgekeurd:

5 En wanneer gij bidt, zo zult gij niet zijn gelijk de geveinsden; want die plegen gaarne, in de

synagogen en op de hoeken der straten staande, te bidden, opdat zij van de mensen mogen

gezien worden. Voorwaar, Ik zeg u, dat zij hun loon weg hebben.

6 Maar gij, wanneer gij bidt, gaat in uw binnenkamer, en uw deur gesloten hebbende, bidt uw

Vader, Die in het verborgen is; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, zal het u in het

openbaar vergelden.

Richteren 13:5

Numeri 6:5

Lang haar voor mannen wordt goedgekeurd:

Want zie, gij zult zwanger worden, en een zoon baren, op wiens hoofd geen scheermes zal

komen; want dat knechtje zal een Nazireer Gods zijn, van moeders buik af; en hij zal beginnen

Israel te verlossen uit der Filistijnen hand.

Al de dagen der gelofte van zijn Nazireerschap zal het scheermes over zijn hoofd niet gaan;

Page 39: Casusstudie bijbel

39

1.Korinthiërs 11:14

totdat die dagen vervuld zullen zijn, die hij zich den HEERE zal afgezonderd hebben, zal hij

heilig zijn, latende de lokken van het haar zijns hoofds wassen.

Lang haar voor mannen wordt afgekeurd:

Of leert u ook de natuur zelve niet, dat zo een man lang haar draagt, het hem een oneer is?

Genesis 17:10

Galaten 5:2

Besnijdenis is geoorloofd:

Dit is Mijn verbond, dat gijlieden houden zult tussen Mij en tussen u, en tussen uw zaad na u:

dat al wat mannelijk is, u besneden worde.

Besnijdenis wordt verboden:

Ziet, ik Paulus zeg u, zo gij u laat besnijden, dat Christus u niet nut zal zijn.

Exodus 20:8

Jesaja 1:13

Romeinen 14:5

Kolossensen 2:16

De Sabbath wordt ingesteld:

Gedenkt den sabbatdag, dat gij dien heiligt.

De Sabbath is afkeurenswaardig:

Brengt niet meer vergeefs offer, het reukwerk is Mij een gruwel; de nieuwe maanden, en

sabbatten, en het bijeenroepen der vergaderingen vermag Ik niet, het is ongerechtigheid, zelfs

de verbodsdagen.

De een acht wel den enen dag boven den anderen dag; maar de ander acht al de dagen gelijk.

Een iegelijk zij in zijn eigen gemoed ten volle verzekerd.

Dat u dan niemand oordele in spijs of in drank, of in het stuk des feest dags, of der nieuwe

maan, of der sabbatten;

Exodus 20:11

Deuteronomium 5:15

Sabbath is ingesteld, omdat god op de zevende dag rustte:

Want in zes dagen heeft de HEERE den hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is,

en Hij rustte ten zevenden dage; daarom zegende de HEERE den sabbatdag, en heiligde

denzelven.

Sabbath is ingesteld, omdat god de Israelieten buiten Egypte leidde:

Want gij zult gedenken, dat gij een dienstknecht in Egypteland geweest zijt, en dat de HEERE,

uw God, u van daar heeft uitgeleid door een sterke hand en een uitgestrekten arm; daarom

heeft u de HEERE, uw God, geboden, dat gij den sabbatdag houden zult.

Exodus 31:15

Numeri 15:32,36

Johannes 5:16

Matthëus 12:1-3,5

Op de Sabbath mag geen werk worden verricht, op straffe van de dood:

Zes dagen zal men het werk doen; doch op den zevenden dag is de sabbat der rust, een

heiligheid des HEEREN! Wie op de sabbatdag arbeid doet, zal zekerlijk gedood worden.

32 Als nu de kinderen Israels in de woestijn waren, zo vonden zij een man, hout lezende op den

sabbatdag.

36 Toen bracht hem de ganse vergadering uit tot buiten het leger, en zij stenigden hem met

stenen, dat hij stierf, gelijk als de HEERE Mozes geboden had.

Jezus Christus verbrak de Sabbath en justificeerde zijn discipelen hetzelfde te doen:

En daarom vervolgden de Joden Jezus, en zochten Hem te doden, omdat Hij deze dingen op

den sabbat deed.

1 In dien tijd ging Jezus, op een sabbatdag, door het gezaaide, en Zijn discipelen hadden

honger, en begonnen aren te plukken, en te eten.

2 En de Farizeen, dat ziende, zeiden tot Hem: Zie, Uw discipelen doen, wat niet geoorloofd is

te doen op den sabbat.

3 Maar Hij zeide tot hen: Hebt gij niet gelezen, wat David gedaan heeft, toen hem hongerde,

en hun, die met hem waren?

5 Of hebt gij niet gelezen in de wet, dat de priesters den sabbat ontheiligen in den tempel, op

de sabbatdagen, en nochtans onschuldig zijn?

Matthëus 28:19

1.Korinthiërs 1:17,14

Dopen wordt bevolen:

Gaat dan henen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in de Naam des Vaders, en des

Zoons, en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb.

Dopen wordt niet bevolen:

17 Want Christus heeft mij niet gezonden, om te dopen, maar om het Evangelie te verkondigen;

niet met wijsheid van woorden, opdat het kruis van Christus niet verijdeld worde.

14 Ik dank God, dat ik niemand van ulieden gedoopt heb, dan Krispus en Gajus;

Genesis 9:3

1.Korinthiërs 10:25

Romeinen 14:14

Elk dier is als voedsel toegestaan:

Al wat zich roert, dat levend is, zij u tot spijze; Ik heb het u al gegeven, gelijk het groene kruid.

Eet al wat in het vleeshuis verkocht wordt, niets ondervragende, om des gewetens wil;

Ik weet en ben verzekerd in den Heere Jezus, dat geen ding onrein is in zichzelven; dan die

acht iets onrein te zijn, die is het onrein.

Page 40: Casusstudie bijbel

40

Deuteronomium 14:7-8

Bepaalde dieren mogen niet als voedsel dienen:

7 Maar deze zult gij niet eten, van degenen, die alleen herkauwen, of van degenen, die den

gekloofden klauw alleen verdelen: den kemel, en den haas, en het konijn; want deze herkauwen

wel, maar zij verdelen den klauw niet; onrein zullen zij ulieden zijn.

8 Ook het varken; want dat verdeelt zijn klauw wel, maar het herkauwt niet; onrein zal het

ulieden zijn; van hun vlees zult gij niet eten, en hun dood aas zult gij niet aanroeren.

Numeri 30:2

Genesis 21:23-24,31

Genesis 31:53

Hebrëen 6:13

Matthëus 5:34

Het doen van een eed is toegestaan:

Wanneer een man den HEERE een gelofte zal beloofd, of een eed zal gezworen hebben, zijn

ziel met een verbintenis verbindende, zijn woord zal hij niet ontheiligen; naar alles, wat uit zijn

mond gegaan is, zal hij doen.

23 Zo zweer mij nu hier bij God: Zo gij mij, of mijn zoon, of mijn neef liegen zult! naar de

weldadigheid, die ik bij u gedaan heb, zult gij doen bij mij, en bij het land, waarin gij als

vreemdeling verkeert.

24 En Abraham zeide: Ik zal zweren.

31 Daarom noemde men die plaats Ber-seba, omdat die beiden daar gezworen hadden.

De God van Abraham, en de God van Nahor, de God huns vaders richte tussen ons! En Jakob

zwoer bij de Vreze zijn vaders Izaks.

Want als God aan Abraham de belofte deed, dewijl Hij bij niemand, die meerder was, had te

zweren, zo zwoer Hij bij Zichzelven,

Een eed uitspreken is verboden:

Maar Ik zeg u: Zweert ganselijk niet, noch bij den hemel, omdat hij is de troon Gods;

Genesis 2:18

Genesis 1:28

Matthëus 19:5

Hebrëen 13:4

1.Korinthiërs 7:1

1.Korinthiërs 7:7-8

Het huwelijk wordt goedgekeurd:

Ook had de HEERE God gesproken: Het is niet goed, dat de mens alleen zij; Ik zal hem een

hulpe maken, die als tegen hem over zij.

En God zegende hen, en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult

de aarde, en onderwerpt haar, en hebt heerschappij over de vissen der zee, en over het

gevogelte des hemels, en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt!

En gezegd heeft: Daarom zal een mens vader en moeder verlaten, en zal zijn vrouw

aanhangen, en die twee zullen tot een vlees zijn;

Het huwelijk is eerlijk onder allen, en het bed onbevlekt; maar hoereerders en overspelers zal

God oordelen.

Het huwelijk wordt afgekeurd:

Aangaande nu de dingen, waarvan gij mij geschreven hebt: het is een mens goed geen vrouw

aan te raken.

7 Want ik wilde, dat alle mensen waren, gelijk als ikzelf ben; maar een iegelijk heeft zijn eigen

gave van God, de een wel aldus, maar de andere alzo.

8 Doch ik zeg den ongetrouwden, en den weduwen: Het is hun goed, indien zij blijven, gelijk

als ik.

Deuteronomium 24:1

Deuteron. 21:10, 11, 14

Matthëus 5:32

Vrijheid van echtscheiding:

Wanneer een man een vrouw zal genomen en die getrouwd hebben, zo zal het geschieden,

indien zij geen genade zal vinden in zijn ogen, omdat hij iets schandelijks aan haar gevonden

heeft, dat hij haar een scheidbrief zal schrijven, en in haar hand geven, en ze laten gaan uit

zijn huis.

10 Wanneer gij zult uitgetogen zijn tot den strijd tegen uw vijanden; en de HEERE, uw God,

hen zal gegeven hebben in uw hand, dat gij hun gevangenen gevankelijk wegvoert;

11 En gij onder de gevangenen zult zien een vrouw, schoon van gedaante, en gij lust tot haar

gekregen zult hebben, dat gij ze u ter vrouwe neemt;

14 En het zal geschieden, indien gij geen behagen in haar hebt, dat gij haar zult laten gaan

naar haar begeerte; doch gij zult haar geenszins voor geld verkopen, gij zult met haar geen

gewin drijven, daarom dat gij haar vernederd hebt.

Echtscheiding is verboden:

Maar Ik zeg u, dat zo wie zijn vrouw verlaten zal, anders dan uit oorzaak van hoererij, die

maakt, dat zij overspel doet; en zo wie de verlatene zal trouwen, die doet overspel.

Exodus 20:14

Hebrëen 13:4

Overspel is verboden:

Gij zult niet echtbreken.

Het huwelijk is eerlijk onder allen, en het bed onbevlekt; maar hoereerders en overspelers zal

God oordelen.

Page 41: Casusstudie bijbel

41

Numeri 31:18

Hosea 1:2

Hosea 2:1-3

Overspel is toegestaan:

Doch al de kinderen van vrouwelijk geslacht, die de bijligging des mans niet bekend hebben,

laat voor ulieden leven.

Het begin van het woord des HEEREN door Hosea. De HEERE dan zeide tot Hosea: Ga

henen, neem u een vrouw der hoererijen, en kinderen der hoererijen; want het land hoereert

ganselijk van achter den HEERE.

1 Twist tegen ulieder moeder, twist, omdat zij Mijn vrouw niet is, en Ik haar Man niet ben; en

laat ze haar hoererijen van haar aangezicht, en haar overspelerijen van tussen haar borsten

wegdoen.

2 Opdat Ik ze niet naakt uitstrope, en zette ze als ten dage, toen zij geboren werd; ja, make ze

als een woestijn, en zette ze als een dor land, en dode ze door dorst;

3 En Mij harer kinderen niet ontferme, omdat zij kinderen der hoererijen zijn.

Deuteronomium 27:22

Leviticus 20:17

Genesis 20:11-12

Genesis 17:16

Huwelijk of geslachtsgemeenschap met een zuster wordt veroordeeld:

Vervloekt zij, die bij zijn zuster ligt, de dochter zijns vaders of de dochter zijner moeder! En al

het volk zal zeggen: Amen.

En als een man zijn zuster, de dochter zijns vaders, of de dochter zijner moeder, zal genomen

hebben, en hij haar schaamte gezien, en zij zijn schaamte zal gezien hebben, het is een

schandvlek; daarom zullen zij voor de ogen van de kinderen huns volks uitgeroeid worden; hij

heeft de schaamte zijner zuster ontdekt, hij zal zijn ongerechtigheid dragen.

Abraham huwde zijn zuster en god zegende het huwelijk:

11 En Abraham zeide: Want ik dacht: alleen is de vreze Gods in deze plaats niet, zodat zij mij

om mijner huisvrouw wil zullen doden.

12 En ook is zij waarlijk mijn zuster; zij is mijns vaders dochter, maar niet mijner moeder

dochter; en zij is mij ter vrouwe geworden.

Want Ik zal haar zegenen, en u ook uit haar een zoon geven; ja, Ik zal haar zegenen, zodat zij

tot volken worden zal: koningen der volken zullen uit haar worden!

Deuteronomium 25:5

Leviticus 20:21

Een man mag zijn broeder’s weduwe trouwen:

Wanneer broeders samenwonen, en een van hen sterft, en geen zoon heeft, zo zal de vrouw des

verstorvenen aan geen vreemden man daarbuiten geworden; haar mans broeder zal tot haar

ingaan en nemen haar zich ter vrouw, en doen haar den plicht van eens mans broeder.

Een man mag de weduwe van zijn broer niet trouwen:

En wanneer een man zijns broeders huisvrouw zal genomen hebben, het is onreinigheid; hij

heeft de schaamte zijns broeders ontdekt; zij zullen zonder kinderen zijn.

Lukas 14:26

Efeziërs 6:2

Efeziërs 5:25,29

Haat tegen verwanten toegestaan:

Indien iemand tot Mij komt en niet haat zijn vader, en moeder, en vrouw, en kinderen, en

broeders, en zusters, ja, ook zelfs zijn eigen leven, die kan Mijn discipel niet zijn.

Haat tegen verwanten verboden:

Eert uw vader en moeder (hetwelk het eerste gebod is met een belofte),

25 Gij mannen, hebt uw eigen vrouwen lief, gelijk ook Christus de Gemeente liefgehad heeft,

en Zichzelven voor haar heeft overgegeven;

29 Want niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat, maar hij voedt het, en onderhoudt het,

gelijkerwijs ook de Heere de Gemeente.

Spreuken 31:6-7

1.Timothëus 5:23

Psalmen 104:15

Spreuken 20:1

Spreuken 23:31-32

Bedwelmende dranken zijn toegestaan:

6 Geeft sterken drank dengene, die verloren gaat, en wijn dengenen, die bitterlijk bedroefd van

ziel zijn;

7 Dat hij drinke, en zijn armoede vergete, en zijner moeite niet meer gedenke.

Drink niet langer water alleen, maar gebruik een weinig wijn, om uw maag en uw

menigvuldige zwakheden.

En den wijn, die het hart des mensen verheugt, doende het aangezicht blinken van olie; en het

brood, dat het hart des mensen sterkt.

Bedwelmende dranken worden afgeraden:

De wijn is een spotter, de sterke drank is woelachtig; al wie daarin dwaalt, zal niet wijs zijn.

31 Zie den wijn niet aan, als hij zich rood vertoont, als hij in den beker zijn verve geeft, als hij

recht opgaat;

32 In zijn einde zal hij als een slang bijten, en steken als een adder.

Page 42: Casusstudie bijbel

42

Romeinen 13:1-3,6

Exodus 1:17,20

Daniël 3:16,18

Daniël 6:9,7,10

Handelingen 4:26-27

Markus 12:38-40

Lukas 23:11,24,33,35

Het is onze picht onze leiders te gehoorzamen, want zij zijn god’s afgevaardigen en zij

straffen alleen de kwaadaardigen:

1 Alle ziel zij den machten, over haar gesteld, onderworpen; want er is geen macht dan van

God, en de machten, die er zijn, die zijn van God geordineerd.

2 Alzo dat die zich tegen de macht stelt, de ordinantie van God wederstaat; en die ze

wederstaan, zullen over zichzelven een oordeel halen.

3 Want de oversten zijn niet tot een vreze den goeden werken, maar den kwaden. Wilt gij nu de

macht niet vrezen, doe het goede, en gij zult lof van haar hebben;

Want daarom betaalt gij ook schattingen; want zij zijn dienaars van God, in ditzelve

geduriglijk bezig zijnde.

Het is NIET onze plicht om leiders te gehoorzamen, want zij straffen soms de goeden en

roepen daardoor zelf de vervloeking over zich af:

17 Doch de vroedvrouwen vreesden God, en deden niet, gelijk als de koning van Egypte tot

haar gesproken had, maar zij behielden de knechtjes in het leven.

20 Daarom deed God aan de vroedvrouwen goed; en dat volk vermeerderde, en het werd zeer

machtig.

16 Sadrach, Mesach en Abed-nego antwoordden en zeiden tot den koning Nebukadnezar: Wij

hebben niet nodig u op deze zaak te antwoorden.

18 Maar zo niet, u zij bekend, o koning! dat wij uw goden niet zullen eren, noch het gouden

beeld, dat gij hebt opgericht, zullen aanbidden.

9 Nu, o koning! gij zult een gebod bevestigen, en een schrift tekenen, dat niet veranderd worde,

naar de wet der Meden en der Perzen, die niet mag wederroepen worden.

7 Zo kwamen deze vorsten en de stadhouders met hopen tot den koning, en zeiden aldus tot

hem: O koning Darius, leef in eeuwigheid!

10 Daarom tekende de koning Darius dat schrift en gebod.

26 De koningen der aarde zijn te zamen opgestaan, en de oversten zijn bijeenvergaderd tegen

den Heere, en tegen Zijn Gezalfde.

27 Want in der waarheid zijn vergaderd tegen Uw heilig Kind Jezus, Welken Gij gezalfd hebt,

beiden Herodes en Pontius Pilatus, met de heidenen en de volken Israels;

38 En Hij zeide tot hen in Zijn leer: Wacht u voor de schriftgeleerden, die daar gaarne willen

wandelen in lange klederen, en gegroet zijn op de markten;

39 En de voorgestoelten hebben in de synagogen, en de vooraanzittingen in de maaltijden;

40 Welke de huizen der weduwen opeten, en dat onder den schijn van lang te bidden. Dezen

zullen zwaarder oordeel ontvangen.

11 En Herodes met zijn krijgslieden Hem veracht en bespot hebbende, deed Hem een blinkend

kleed aan, en zond Hem weder tot Pilatus.

24 En Pilatus oordeelde, dat hun eis geschieden zou.

33 En toen zij kwamen op de plaats genaamd Hoofdschedel plaats, kruisigden zij Hem aldaar,

en de kwaaddoeners, den een ter rechter zijde en den ander ter linker zijde.

35 En het volk stond en zag het aan. En ook de oversten met hen beschimpten Hem, zeggende:

Anderen heeft Hij verlost, dat Hij nu Zichzelven verlosse, zo Hij is de Christus, de

Uitverkorene Gods.

Genesis 3:16

1.Timothëus 2:12

1.Korinthiërs 14:34

1.Petrus 3:6

Richteren 4:4,14,15

Rechten voor vrouwen worden ontkend:

Tot de vrouw zeide Hij: Ik zal zeer vermenigvuldigen uw smart, namelijk uwer dracht; met

smart zult gij kinderen baren; en tot uw man zal uw begeerte zijn, en hij zal over u

heerschappij hebben.

Doch ik laat de vrouw niet toe, dat zij lere, noch over den man heerse, maar wil, dat zij in

stilheid zij.

Dat uw vrouwen in de Gemeenten zwijgen; want het is haar niet toegelaten te spreken, maar

bevolen onderworpen te zijn, gelijk ook de wet zegt.

Gelijk Sara aan Abraham gehoorzaam is geweest, hem noemende heer, welker dochters gij

geworden zijt, als gij weldoet, en niet vreest voor enige verschrikking.

Rechten voor vrouwen worden bevestigd:

4 Debora nu, een vrouw, die een profetesse was, de huisvrouw van Lappidoth, deze richtte te

dier tijd Israe

14 Debora dan zeide tot Barak: Maak u op; want dit is de dag, in welken de HEERE Sisera in

uw hand gegeven heeft; is de HEERE niet voor uw aangezicht henen uitgetogen? Zo trok

Barak van den berg Thabor af, en tien duizend man achter hem.

15 En de HEERE versloeg Sisera, met al zijn wagenen, en het ganse heirleger, door de

scherpte de zwaards, voor het aangezicht van Barak; dat Sisera van den wagen afklom, en

vluchtte op zijn voeten.

Page 43: Casusstudie bijbel

43

Richteren 5:7

Handelingen 2:18

Handelingen 21:9

De dorpen hielden op in Israel, zij hielden op; totdat ik, Debora, opstond, dat ik opstond, een

moeder in Israel.

En ook op Mijn dienstknechten, en op Mijn dienstmaagden, zal Ik in die dagen van Mijn Geest

uitstorten, en zij zullen profeteren.

Deze nu had vier dochters, nog maagden, die profeteerden.

Kolossensen 3:22-23

1.Petrus 2:18

Matthëus 4:10

1.Korinthiërs 7:23

Matthëus 23:10

Gehoorzaamheid aan meesters toegejuigd:

22 Gij dienstknechten, zijt in alles gehoorzaam uw heren naar het vlees, niet met ogendiensten

als mensenbehagers, maar met eenvoudigheid des harten, vrezende God.

23 En al wat gij doet, doet dat van harte als den Heere en niet den mensen;

Gij huisknechten, zijt met alle vreze onderdanig den heren, niet alleen den goeden en

bescheidenen, maar ook den harden.

Alleen gehoorzaamheid aan god is geboden:

Toen zeide Jezus tot hem: Ga weg, satan, want er staat geschreven: Den Heere, uw God, zult

gij aanbidden, en Hem alleen dienen.

Gij zijt duur gekocht, wordt geen dienstknechten der mensen.

Noch zult gij meesters genoemd worden; want Een is uw Meester, namelijk Christus.

Markus 3:29

Handelingen 13:39

Er bestaat een onvergeeflijke zonde:

Maar zo wie zal gelasterd hebben tegen den Heiligen Geest, die heeft geen vergeving in der

eeuwigheid, maar hij is schuldig des eeuwigen oordeels.

Er zijn geen onvergeeflijke zonden:

En dat van alles, waarvan gij niet kondet gerechtvaardigd worden door de wet van Mozes,

door Dezen een iegelijk, die gelooft, gerechtvaardigd wordt.

Page 44: Casusstudie bijbel

44

8.3 Historische feiten:

Genesis 1:25-27

Genesis 2:18-19

De mens is gecreëerd nadat de dieren waren geschapen:

25 En God maakte het wild gedierte der aarde naar zijn aard, en het vee naar zijn aard, en al

het kruipend gedierte des aardbodems naar zijn aard. En God zag, dat het goed was.

26 En God zeide: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en dat zij

heerschappij hebben over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over het vee,

en over de gehele aarde, en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt.

27 En God schiep den mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; man en

vrouw schiep Hij ze.

De mens werd geschapen voordat de andere dieren werden geschapen:

18 Ook had de HEERE God gesproken: Het is niet goed, dat de mens alleen zij; Ik zal hem een

hulpe maken, die als tegen hem over zij.

19 Want als de HEERE God uit de aarde al het gedierte des velds, en al het gevogelte des

hemels gemaakt had, zo bracht Hij die tot Adam, om te zien, hoe hij ze noemen zou; en zoals

Adam alle levende ziel noemen zoude, dat zou haar naam zijn.

Genesis 8:22

Genesis 41:54,56

Genesis 45:6

Zaai- en oogsttijd zullen ooit onderbroken worden:

Voortaan al de dagen der aarde zullen zaaiing en oogst, en koude en hitte, en zomer en winter,

en dag en nacht, niet ophouden.

Zaai- en oogsttijd werden voor 7 jaren onderbroken:

54 En de zeven jaren des hongers begonnen aan te komen, gelijk als Jozef gezegd had. En er

was honger in al de landen; maar in gans Egypteland was brood.

56 Als dan honger over het ganse land was, zo opende Jozef alles, waarin iets was, en verkocht

aan de Egyptenaren; want de honger was sterk in Egypteland.

Want het zijn nu twee jaren des hongers in het midden des lands; en er zijn nog vijf jaren, in

welke geen ploeging noch oogst zijn zal.

Exodus 4:21

Exodus 9:12

Exodus 8:15

God hardde het hart van de Farao:

En de HEERE zeide tot Mozes: Terwijl gij heentrekt, om weder in Egypte te keren, zie toe, dat

gij al de wonderen doet voor Farao, die Ik in uw hand gesteld heb; doch Ik zal zijn hart

verstokken, dat hij het volk niet zal laten gaan.

Doch de HEERE verstokte Farao's hart, dat hij naar hen niet hoorde, gelijk de HEERE tot

Mozes gesproken had.

De Farao hardde zijn eigen hart:

Toen nu Farao zag, dat er verademing was, verzwaarde hij zijn hart, dat hij naar hen niet

hoorde, gelijk als de HEERE gesproken had.

Exodus 9:3,6

Exodus 14:9

Al het vee en alle paarden in Egypte stierven:

3 Zie, de hand des HEEREN zal zijn over uw vee, dat in het veld is, over de paarden, over de

ezelen, over de kemelen, over de runderen, en over het klein vee, door een zeer zware

pestilentie.

6 En de HEERE deed deze zaak des anderen daags; en al het vee der Egyptenaren stierf; maar

van het vee der kinderen Israels stierf niet een.

Niet alle paarden in Egypte stierven:

En de Egyptenaars jaagden hen na, en achterhaalden hen, daar zij zich gelegerd hadden aan

de zee; al de paarden, de wagens van Farao en zijn ruiters, en zijn heir; nevens Pi-Hachiroth,

voor Baal-Zefon.

Exodus 2:14,15,23

Exodus 4:19

Mozes was bang voor de Farao:

14 Hij dan zeide: Wie heeft u tot een overste en rechter over ons gezet? Zegt gij dit, om mij te

doden, gelijk gij den Egyptenaar gedood hebt? Toen vreesde Mozes, en zeide: Voorwaar, deze

zaak is bekend geworden!

15 Als nu Farao deze zaak hoorde, zo zocht hij Mozes te doden; doch Mozes vlood voor

Farao's aangezicht, en woonde in het land Midian, en hij zat bij een waterput.

23 En het geschiedde na vele dezer dagen, als de koning van Egypte gestorven was, dat de

kinderen Israels zuchtten en schreeuwden over den dienst; en hun gekrijt over hun dienst kwam

op tot God.

Ook zeide de HEERE tot Mozes in Midian: Ga heen, keer weder in Egypte, want al de mannen

zijn dood, die uw ziel zochten.

Page 45: Casusstudie bijbel

45

Hebrëen 11:27

Mozes vreesde de Farao niet:

Door het geloof heeft hij Egypte verlaten, niet vrezende den toorn des konings; want hij hield

zich vast, als ziende den Onzienlijke.

Numeri 25:9

1.Korinthiërs 10:8

Er stierven 24.000 mensen tengevolge van de plaag:

Degenen nu, die aan de plaag stierven, waren vier en twintig duizend.

Er stierven 23.000 mensen tengevolge van de plaag:

En laat ons niet hoereren, gelijk sommigen van hen gehoereerd hebben, en er vielen op een

dag drie en twintig duizend.

Matthëus 11:14

Johannes 1:21

Johannes de Doper was Elias:

En zo gij het wilt aannemen, hij is Elias, die komen zou.

Johannes de Doper was niet Elias:

En zij vraagden hem: Wat dan? Zijt gij Elias? En hij zeide: Ik ben die niet. Zijt gij de profeet?

En hij antwoordde: Neen.

Matthëus 1:16

Lukas 3:23

De vader van Jozef, Maria’s echtgenoot, was Jakob:

En Jakob gewon Jozef, den man van Maria, uit welke geboren is JEZUS, gezegd Christus.

De vader van Maria’s echtgenoot was Heli:

En Hij, Jezus, begon omtrent dertig jaren oud te wezen, zijnde (alzo men meende) de zoon van

Jozef, den zoon van Heli,

Matthëus 1:17

Matthëus 1:2-6

Er waren 14 generaties van Abraham tot David:

Al de geslachten dan, van Abraham tot David, zijn veertien geslachten; en van David tot de

Babylonische overvoering, zijn veertien geslachten; en van de Babylonische overvoering tot

Christus, zijn veertien geslachten.

Er waren maar 13 generaties van Abraham tot David:

2 Abraham gewon Izak, en Izak gewon Jakob, en Jakob gewon Juda, en zijn broeders;

3 En Juda gewon Fares en Zara bij Thamar; en Fares gewon Esrom, en Esrom gewon Aram;

4 En Aram gewon Aminadab, en Aminadab gewon Nahasson, en Nahasson gewon Salmon;

5 En Salmon gewon Booz bij Rachab, en Booz gewon Obed bij Ruth, en Obed gewon Jessai;

6 En Jessai gewon David, den koning; en David, den koning, gewon Salomon bij degene, die

Uria's vrouw was geweest;

Matthëus 1:17

Matthëus 1:12-16

Er waren 14 generaties van de Babylonische overvoering tot Christus:

Al de geslachten dan, van Abraham tot David, zijn veertien geslachten; en van David tot de

Babylonische overvoering, zijn veertien geslachten; en van de Babylonische overvoering tot

Christus, zijn veertien geslachten.

Er waren maar 13 generaties van de Babylonische overvoering tot Christus:

12 En na de Babylonische overvoering gewon Jechonias Salathiel, en Salathiel gewon

Zorobabel;

13 En Zorobabel gewon Abiud, en Abiud gewon Eljakim, en Eljakim gewon Azor;

14 En Azor gewon Sadok, en Sadok gewon Achim, en Achim gewon Eliud;

15 En Eliud gewon Eleazar, en Eleazar gewon Matthan, en Matthan gewon Jakob;

16 En Jakob gewon Jozef, den man van Maria, uit welke geboren is JEZUS, gezegd Christus.

Matthëus 2:14,15,19,

21,23

Lukas 2:22,39

Het kind Jezus werd naar Egypte gebracht:

14 Hij dan opgestaan zijnde, nam het Kindeken en Zijn moeder tot zich in den nacht, en vertrok

naar Egypte;

15 En was aldaar tot den dood van Herodes; opdat vervuld zou worden hetgeen van den Heere

gesproken is door den profeet, zeggende: Uit Egypte heb Ik Mijn Zoon geroepen.

19 Toen Herodes nu gestorven was, ziet, de engel des Heeren verschijnt Jozef in den droom, in

Egypte.

21 Hij dan, opgestaan zijnde, heeft tot zich genomen het Kindeken en Zijn moeder, en is

gekomen in het land Israels.

23 En daar gekomen zijnde, nam hij zijn woonplaats in de stad, genaamd Nazareth; opdat

vervuld zou worden, wat door de profeten gezegd is, dat Hij Nazarener zal geheten worden.

Het kind Jezus werd niet naar Egypte gebracht:

22 En als de dagen harer reiniging vervuld waren, naar de wet van Mozes, brachten zij Hem te

Jeruzalem, opdat zij Hem den Heere voorstelden;

39 En als zij alles voleindigd hadden, wat naar de wet des Heeren te doen was, keerden zij

weder naar Galilea, tot hun stad Nazareth.

Page 46: Casusstudie bijbel

46

Matthëus 5:12

Lukas 6:17,20

Jezus hield zijn eerste preek op een berg:

1 En Jezus, de schare ziende, is geklommen op een berg, en als Hij nedergezeten was, kwamen

Zijn discipelen tot Hem.

2 En Zijn mond geopend hebbende, leerde Hij hen, zeggende:

Jezus hield zijn eerste preek op een vlakte:

17 En met hen afgekomen zijnde, stond Hij op een vlakke plaats, en met Hem de schare Zijner

discipelen, en een grote menigte des volks van geheel Judea en Jeruzalem, en van den zeekant

van Tyrus en Sidon;

20 En Hij, Zijn ogen opslaande over Zijn discipelen, zeide: Zalig zijt gij, armen, want uwer is

het Koninkrijk Gods.

Markus 1:14

Johannes 1:43

Johannes 3:22-24

Johannes was gevangen genomen, toen Jezus Galilea binnen ging:

En nadat Johannes overgeleverd was, kwam Jezus in Galilea, predikende het Evangelie van

het Koninkrijk Gods.

Johannes was vrij, toen Jezus Galilea binnen ging:

En hij leidde hem tot Jezus. En Jezus, hem aanziende, zeide: Gij zijt Simon, de zoon van Jonas;

gij zult genaamd worden Cefas, hetwelk overgezet wordt Petrus.

22 Na dezen kwam Jezus en Zijn discipelen in het land van Judea, en onthield Zich aldaar met

hen, en doopte.

23 En Johannes doopte ook in Enon bij Salim, dewijl aldaar vele wateren waren; en zij

kwamen daar, en werden gedoopt.

24 Want Johannes was nog niet in de gevangenis geworpen.

Markus 6:8-9

Matthëus 10:9-10

Christus’ discipelen moesten heengaan met een staf en sandalen:

8 En Hij gebood hun, dat zij niets zouden nemen tot den weg, dan alleenlijk een staf, geen

male, geen brood, geen geld in den gordel;

9 Maar dat zij schoenzolen zouden aanbinden, en met geen twee rokken gekleed zijn.

Christus’ discipelen moesten heengaan zonder staf of sandalen:

9 Verkrijgt u noch goud, noch zilver, noch koper geld in uw gordels;

10 Noch male tot den weg, noch twee rokken, noch schoenen, noch staf; want de arbeider is

zijn voedsel waardig.

Matthëus 15:22

Markus 7:26

Een Kananese vrouw vroeg Jezus op hulp:

En ziet, een Kananese vrouw, uit die landpalen komende, riep tot Hem, zeggende: Heere! Gij

Zone Davids, ontferm U mijner! mijn dochter is deerlijk van den duivel bezeten.

Een Griekse vrouw vroeg Jezus op hulp:

Deze nu was een Griekse vrouw, van geboorte uit Syro-Fenicie; en zij bad Hem, dat Hij den

duivel uitwierp uit haar dochter.

Matthëus 20:30

Lukas 18:35,38

Twee blinden vroegen Jezus om hulp:

En ziet, twee blinden, zittende aan den weg, als zij hoorden, dat Jezus voorbijging, riepen,

zeggende: Heere, Gij Zone Davids! ontferm U onzer.

Slechts één blinde vroeg Jezus om hulp:

35 En het geschiedde, als Hij nabij Jericho kwam, dat een zeker blinde aan den weg zat,

bedelende.

38 En hij riep, zeggende: Jezus, Gij Zone Davids, ontferm U mijner!

Markus 15:25

Johannes 19:14,15

Christus werd gekruisigd op het derde uur:

En het was de derde ure, en zij kruisigden Hem.

Christus werd niet voor het zesde uur gekruisigd:

14 En het was de voorbereiding van het pascha, en omtrent de zesde ure; en hij zeide tot de

Joden: Ziet, uw Koning!

15 Maar zij riepen: Neem weg, neem weg, kruis Hem! Pilatus zeide tot hen: Zal ik uw Koning

kruisigen? De overpriesters antwoordden: Wij hebben geen koning, dan den keizer.

Matthëus 27:44

Markus 15:32

Lukas 23:39,40

Twee dieven beschimpten Jezus:

En hetzelfde verweten Hem ook de moordenaars, die met Hem gekruisigd waren.

De Christus, de Koning Israels, kome nu af van het kruis, opdat wij het zien en geloven mogen.

Ook die met Hem gekruist waren, smaadden Hem.

Slechts één van de dieven beschimpte Jezus:

39 En een der kwaaddoeners, die gehangen waren, lasterde Hem, zeggende: Indien Gij de

Christus zijt, verlos Uzelven en ons.

Page 47: Casusstudie bijbel

47

40 Maar de andere, antwoordende, bestrafte hem, zeggende: Vreest gij ook God niet, daar gij

in hetzelfde oordeel zijt?

Johannes 13:27

Lukas 22:3,4,7

Satan kwam bij Judas binnen tijdens de maaltijd:

En na de bete, toen voer de satan in hem. Jezus dan zeide tot hem: Wat gij doet, doe het

haastelijk.

Satan kwam vóór de maaltijd Judas binnen:

3 En de satan voer in Judas, die toegenaamd was Iskariot, zijnde uit het getal der twaalven.

4 En hij ging heen en sprak met de overpriesters en de hoofdmannen, hoe hij Hem hun zou

overleveren.

7 En de dag der ongehevelde broden kwam, op denwelken het pascha moest geslacht worden.

Matthëus 27:5

Handelingen 1:18

Judas pleegde zelfmoord door zich op te hangen:

En als hij de zilveren penningen in den tempel geworpen had, vertrok hij, en heengaande

verworgde zichzelven.

Judas verhing zichzelf niet, maar stierf op een andere manier:

Deze dan heeft verworven een akker, door het loon der ongerechtigheid, en voorwaarts

overgevallen zijnde, is midden opgeborsten, en al zijn ingewanden zijn uitgestort.

Handelingen 1:18

Matthëus 27:6-7

De akker van de pottenbakker werd door Judas gekocht:

Deze dan heeft verworven een akker, door het loon der ongerechtigheid, en voorwaarts

overgevallen zijnde, is midden opgeborsten, en al zijn ingewanden zijn uitgestort.

De akker van de pottenbakker werd door de overpriesters gekocht:

6 En de overpriesters, de zilveren penningen nemende, zeiden: Het is niet geoorloofd, dezelve

in de offerkist te leggen, dewijl het een prijs des bloeds is.

7 En te zamen raad gehouden hebbende, kochten zij daarmede den akker des pottenbakkers, tot

een begrafenis voor de vreemdelingen.

Johannes 20:1

Matthëus 28:1

Er was maar 1 vrouw die tot het graf kwam:

En op den eersten dag der week ging Maria Magdalena vroeg, als het nog duister was, naar

het graf; en zag den steen van het graf weggenomen.

Er waren 2 vrouwen die tot het graf kwamen:

En laat na de sabbat, als het begon te lichten, tegen den eersten dag der week, kwam Maria

Magdalena, en de andere Maria, om het graf te bezien.

Markus 16:2

Johannes 20:1

Zij kwamen tijdens zonsopgang bij het graf:

En zeer vroeg op den eersten dag der week, kwamen zij tot het graf, als de zon opging;

Zij kwamen vóór zonsopgang bij het graf:

En op den eersten dag der week ging Maria Magdalena vroeg, als het nog duister was, naar

het graf; en zag den steen van het graf weggenomen.

Lukas 24:4

Matthëus 28:2,5

Twee engelen waren gezien bij de vrouw bij het graf, en de engelen stonden:

En het geschiedde, als zij daarover twijfelmoedig waren, zie, twee mannen stonden bij haar in

blinkende klederen.

Er was maar één engel bij het graf gezien, en deze zat:

2 En ziet, er geschiedde een grote aardbeving; want een engel des Heeren, nederdalende uit

den hemel, kwam toe, en wentelde de steen af van de deur, en zat op denzelven.

5 Maar de engel, antwoordende, zeide tot de vrouwen: Vreest gijlieden niet; want ik weet, dat

gij zoekt Jezus, Die gekruisigd was.

Johannes 20:11-12

Markus 16:5

Er waren 2 engelen bij het graf:

11 En Maria stond buiten bij het graf, wenende. Als zij dan weende, bukte zij in het graf;

12 En zag twee engelen in witte klederen zitten, een aan het hoofd, en een aan de voeten, waar

het lichaam van Jezus gelegen had.

Er was maar 1 engel bij het graf:

En in het graf ingegaan zijnde, zagen zij een jongeling, zittende ter rechter zijde, bekleed met

een wit lang kleed, en werden verbaasd

Matthëus 12:40

Christus was 3 dagen en 3 nachten in het graf:

Want gelijk Jonas drie dagen en drie nachten was in den buik van den walvis, alzo zal de Zoon

des mensen drie dagen en drie nachten wezen in het hart der aarde.

Page 48: Casusstudie bijbel

48

Markus 15:22,42,44,46

Markus 16:9

Christus was maar 2 dagen en 2 nachten in het graf:

25 En het was de derde ure, en zij kruisigden Hem.

42 En als het nu avond was geworden, dewijl het de voorbereiding was, welke is de

voorsabbat;

44 En Pilatus verwonderde zich, dat Hij alrede gestorven was; en den hoofdman over honderd

tot zich geroepen hebbende, vraagde hem, of Hij lang gestorven was.

45 En als hij het van den hoofdman over honderd verstaan had, schonk hij Jozef het lichaam.

46 En hij kocht fijn lijnwaad, en Hem afgenomen hebbende, wond Hem in dat fijne lijnwaad,

en legde Hem in een graf, hetwelk uit een steenrots gehouwen was; en hij wentelde een steen

tegen de deur des grafs.

En als Jezus opgestaan was, des morgens vroeg, op den eersten dag der week, verscheen Hij

eerst aan Maria Magdalena, uit welke Hij zeven duivelen uitgeworpen had.

Handelingen 1:8,5

Johannes 20:22

De heilige geest werd op pinksterzondag geschonken:

8 Maar gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes, Die over u komen zal; en gij zult

Mijn getuigen zijn, zo te Jeruzalem, als in geheel Judea en Samaria, en tot aan het uiterste der

aarde.

5 Want Johannes doopte wel met water, maar gij zult met den Heiligen Geest gedoopt worden,

niet lang na deze dagen.

De heilige geest werd vóór pinksterzondag geschonken:

En als Hij dit gezegd had, blies Hij op hen, en zeide tot hen: Ontvangt den Heiligen Geest.

Matthëus 28:10

Lukas 24:49

Na Jezus’ opstanding moesten de discipelen naar Galilea gaan:

Toen zeide Jezus tot haar: Vreest niet; gaat henen, boodschapt Mijn broederen, dat zij

heengaan naar Galilea, en aldaar zullen zij Mij zien.

Na Jezus’ opstanding moesten de discipelen in Jeruzalem blijven:

En ziet, Ik zende de belofte Mijns Vaders op u; maar blijft gij in de stad Jeruzalem, totdat gij

zult aangedaan zijn met kracht uit de hoogte.

Lukas 24:33,36,37

Johannes 20:19

Matthëus 28:16-17

Jezus verscheen voor het eerst aan de 11 discipelen in een kamer in Jeruzalem:

33 En zij, opstaande ter zelfder ure, keerden weder naar Jeruzalem, en vonden de elven

samenvergaderd, en die met hen waren;

36 En als zij van deze dingen spraken, stond Jezus Zelf in het midden van hen, en zeide tot hen:

Vrede zij ulieden!

37 En zij verschrikt en zeer bevreesd geworden zijnde, meenden, dat zij een geest zagen.

Als het dan avond was, op denzelven eersten dag der week, en als de deuren gesloten waren,

waar de discipelen vergaderd waren om de vreze der Joden, kwam Jezus en stond in het

midden, en zeide tot hen: Vrede zij ulieden!

Jezus verscheen voor het eerst aan die 11 op een berg in Galilea:

16 En de elf discipelen zijn heengegaan naar Galilea, naar den berg, waar Jezus hen

bescheiden had.

17 En als zij Hem zagen, baden zij Hem aan; doch sommigen twijfelden.

Handelingen 1:9,12

Lukas 24:50-51

Christus daalde neer van de berg Olijf:

9 En als Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen, daar zij het zagen, en een wolk nam Hem

weg van hun ogen.

12 Toen keerden zij wederom naar Jeruzalem, van den berg, die genaamd wordt de Olijf berg,

welke is nabij Jeruzalem, liggende van daar een sabbatsreize.

Christus daalde neer van Bethanie:

50 En Hij leidde hen buiten tot aan Bethanie, en Zijn handen opheffende, zegende Hij hen.

51 En het geschiedde, als Hij hen zegende, dat Hij van hen scheidde, en werd opgenomen in

den hemel.

Handelingen 9:7

Handelingen 26:14

Paulus’ volgelingen hoorden een wonderlijke stem, en stonden sprakeloos:

En de mannen, die met hem over weg reisden, stonden verbaasd, horende wel de stem, maar

niemand ziende.

Paulus’ volgelingen hoorden de stem niet en waren machteloos:

En als wij allen ter aarde nedergevallen waren, hoorde ik een stem, tot mij sprekende, en

zeggende in de Hebreeuwse taal: Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij? Het is u hard, tegen de

prikkels de verzenen te slaan.

Page 49: Casusstudie bijbel

49

Genesis 12:5

Hebrëen 11:8

Abraham vertrok om Kanaan binnen te gaan:

En Abram nam Sarai, zijn huisvrouw, en Lot, zijns broeders zoon, en al hun have, die zij

verworven hadden, en de zielen, die zij verkregen hadden in Haran; en zij togen uit, om te

gaan naar het land Kanaan, en zij kwamen in het land Kanaan.

Abraham ging, niet wetende waarheen:

En Abram nam Sarai, zijn huisvrouw, en Lot, zijns broeders zoon, en al hun have, die zij

verworven hadden, en de zielen, die zij verkregen hadden in Haran; en zij togen uit, om te

gaan naar het land Kanaan, en zij kwamen in het land Kanaan.

Galaten 4:22

Hebrëen 11:17

Abraham had 2 zonen:

Want er is geschreven, dat Abraham twee zonen had, een uit de dienstmaagd, en een uit de

vrije.

Abraham had maar 1 zoon:

Door het geloof heeft Abraham, als hij verzocht werd, Izak geofferd, en hij, die de beloften

ontvangen had, heeft zijn eniggeborene geofferd,

Genesis 25:1

1.Kronieken 1:32

Ketura was Abraham’s vrouw:

En Abraham voer voort, en nam een vrouw, wier naam was Ketura.

Ketura was Abraham’s concubine:

De kinderen nu van Ketura, Abrahams bijwijf: die baarde Zimram, en Joksan, en Medan, en

Midian, en Isbak, en Suah. En de kinderen van Joksan waren Scheba en Dedan.

Genesis 21:2-5

Romeinen 4:19

Hebrëen 11:12

Genesis 25:1-2

Abraham verwekte een zoon toen hij honderd jaar oud was, met hulp van de

voorzieningheid:

2 En Sara werd bevrucht, en baarde Abraham een zoon in zijn ouderdom, ter gezetter tijd, dien

hem God gezegd had.

3 En Abraham noemde den naam zijns zoons, dien hem geboren was, dien hem Sara gebaard

had, Izak.

4 En Abraham besneed zijn zoon Izak, zijnde acht dagen oud, gelijk als hem God geboden had.

5 En Abraham was honderd jaren oud, als hem Izak zijn zoon geboren werd.

En niet verzwakt zijnde in het geloof, heeft hij zijn eigen lichaam niet aangemerkt, dat alrede

verstorven was, alzo hij omtrent honderd jaren oud was, noch ook dat de moeder in Sara

verstorven was.

Daarom zijn ook van een, en dat een verstorvene, zovelen in menigte geboren, als de sterren

des hemels, en als het zand, dat aan den oever der zee is, hetwelk ontallijk is.

Na zijn honderdste verwekte Abraham nog 6 kinderen, zonder hulp van de voorziening:

1 En Abraham voer voort, en nam een vrouw, wier naam was Ketura.

2 En zij baarde hem Zimran en Joksan, en Medan en Midian, en Jisbak en Suah.

Jozua 24:32

Handelingen 7:16

Jakobus kocht een graf van Hamor:

Zij begroeven ook de beenderen van Jozef, die de kinderen Israel uit Egypte opgebracht

hadden, te Sichem, in dat stuk velds, hetwelk Jakob gekocht had van de kinderen van Hemor,

den vader van Sichem, voor honderd stukken gelds, want zij waren aan de kinderen van Jozef

ter erfenis geworden.

Abraham kocht het graf van Hamor:

En zij werden overgebracht naar Sichem, en gelegd in het graf, hetwelk Abraham gekocht had

voor een som gelds, van de zonen van Emmor, den vader van Sichem.

2.Samuël 21:19

1.Kronieken 20:5

Elhanan, zoon van Jaare-Oregim, verslaat een metgezel van Goliath:

Voorts was er nog een krijg te Gob tegen de Filistijnen; en Elhanan, de zoon van Jaare-

Oregim, sloeg Beth-Halachmi, dewelke was met Goliath, den Gethiet, wiens spiesenhout was

als een weversboom.

De broer van Goliath wordt verslagen door Elhanan, zoon van Jair:

Daarna was er nog een krijg tegen de Filistijnen, en Elhanan, de zoon van Jair, versloeg

Lachmi, den broeder van Goliath, den Gethiet, wiens spieshout was als een weversboom.

2.Koningen 8:25

2.Koningen 9:29

Ahaziah begon te regeren in het twaalfde jaar van Joram:

In het twaalfde jaar van Joram, den zoon van Achab, den koning van Israel, begon Ahazia, de

zoon van Jeroham, den koning van Juda, te regeren.

Nota bene één hoofdstuk verder, is het opeens in het elfde jaar: In het elfde jaar nu van Joram, den zoon van Achab, was Ahazia koning geworden over Juda.

Page 50: Casusstudie bijbel

50

2.Samuël 6:23

2.Samuël 21:8

Michal had geen kinderen:

Michal nu, Sauls dochter, had geen kind, tot den dag van haar dood toe.

Michal had vijf kinderen:

Maar de koning nam de twee zonen van Rizpa, dochter van Aja, die zij Saul gebaard had,

Armoni en Mefiboseth; daartoe de vijf zonen van Michals zuster, Sauls dochter, die zij Adriel,

den zoon van Barzillai, den Meholathiet, gebaard had;

2.Samuël 24:1

1.Kronieken 21:1

God zit tegen David te duwen om Israël te tellen:

En de toorn des HEEREN voer voort te ontsteken tegen Israel; en Hij porde David aan tegen

henlieden, zeggende: Ga, tel Israel en Juda.

De duivel “himself” zit tegen David te duwen om Israël te tellen:

Toen stond de satan op tegen Israel, en hij porde David aan, dat hij Israel telde.

2.Samuël 24:9

1.Kronieken 21:5

Israël en Juda hadden resp. 800.000 en 500.000 strijders:

En Joab gaf de som van het getelde volk aan den koning; en in Israel waren achthonderd

duizend strijdbare mannen, die het zwaard uittrokken, en de mannen van Juda waren

vijfhonderd duizend man.

Israël en Juda hadden resp. 1.100.000 en 470.000 strijders:

En Joab gaf David de som van het gestelde volk; en gans Israel was elfhonderd duizend man,

die het zwaard uittrokken, en Juda vierhonderd duizend, en zeventig duizend man, die het

zwaard uittrokken.

2.Samuël 24:10

1.Koningen 15:5

David zondigde, omdat hij het volk geteld had:

En Davids hart sloeg hem, nadat hij het volk geteld had; en David zeide tot den HEERE: Ik

heb zeer gezondigd in hetgeen ik gedaan heb; maar nu, o HEERE, neem toch de misdaad Uws

knechts weg, want ik heb zeer zottelijk gedaan.

David had nooit gezondigd, behalve in de zaak van Uria:

Omdat David gedaan had wat recht was in de ogen des HEEREN, en niet geweken was van

alles, wat Hij hem geboden had, al de dagen zijns levens, dan alleen in de zaak van Uria, den

Hethiet.

2.Samuël 24:13

1.Kronieken 21:11-12

Een van de straffen voor David’s zonden was 7 jaren hongersnood:

Zo kwam Gad tot David, en maakte het hem bekend, en zeide tot hem: Zal u een honger van

zeven jaren in uw land komen? Of wilt gij drie maanden vlieden voor het aangezicht uwer

vijanden, dat die u vervolgen? Of dat er drie dagen pestilentie in uw land zij? Merk nu, en zie

toe, wat antwoord ik Dien zal wederbrengen, Die mij gezonden heeft.

“Gad” is hier overigens goed geschreven, het was een profeet. Trouwens, in dit deel geeft de

“goede god” Israël een pestilentie die 70.000 slachtoffers eist. Lekker ventje, niet?

Het was geen zeven jaren, maar ineens weer drie:

11 En Gad kwam tot David, en zeide tot hem: Zo zegt de HEERE: Neem u uit:

12 Of drie jaren honger, of drie maanden verteerd te worden voor het aangezicht uwer

wederpartij, en dat het zwaard uwer vijanden u achterhale; of drie dagen het zwaard des

HEEREN, dat is, de pestilentie in het land, en een verdervenden engel des HEEREN in al de

landpalen van Israel? Zo zie nu toe, wat antwoord ik Dien zal wedergeven, Die mij gezonden

heeft.

2.Samuël 8:4

1.Kronieken 18:4

David nam 700 ruiters af:

En David nam hem duizend wagens af, en zevenhonderd ruiteren, en twintig duizend man te

voet; en David ontzenuwde alle wagenpaarden, en hield daarvan honderd wagenen over.

David nam 7000 ruiters af:

En David nam hem duizend wagens af, en zeven duizend ruiters, en twintig duizend man te

voet; en David ontzenuwde al de wagen paarden; doch hij behield honderd wagens daarvan

over.

2.Samuël 24:24

1.Kronieken 21:18,25

David koopt een dorsvloer en runderen voor 50 zilveren sikkelen:

Doch de koning zeide tot Arauna: Neen, maar ik zal het zekerlijk van u kopen voor den prijs;

want ik zal den HEERE, mijn God, niet offeren brandofferen om niet. Alzo kocht David den

dorsvloer en de runderen voor vijftig zilveren sikkelen.

David betaalt 600 zilveren sikkelen voor het boeltje:

18 Toen zeide de engel des HEEREN tot Gad, dat hij David zeggen zou, dat David zou opgaan,

om den HEERE een altaar op te richten op den dorsvloer van Ornan, den Jebusiet.

25 En David gaf aan Ornan voor die plaats zeshonderd gouden sikkelen van gewicht.

Page 51: Casusstudie bijbel

51

Psalmen 89:35-38

Psalmen 89:45

David’s troon zal voor eeuwig zin:

35 Ik zal Mijn verbond niet ontheiligen, en hetgeen uit Mijn lippen gegaan is, zal Ik niet

veranderen.

36 Ik heb eens gezworen bij Mijn heiligheid: Zo Ik aan David liege!

37 Zijn zaad zal in der eeuwigheid zijn, en zijn troon zal voor Mij zijn gelijk de zon.

38 Hij zal eeuwiglijk bevestigd worden, gelijk de maan; en de Getuige in den hemel is getrouw.

Sela.

Het ding is binnen 10 regels in dezelfde psalm al aan stukken:

Gij hebt zijn schoonheid doen ophouden; en Gij hebt zijn troon ter aarde nedergestoten.

Page 52: Casusstudie bijbel

52

8.4 Speculatieve doctrines:

Johannes 10:30

Filippensen 2:5

Johannes 14:28

Matthëus 24:36

Christus is gelijk aan god:

Ik en de Vader zijn een.

Want dat gevoelen zij in u, hetwelk ook in Christus Jezus was;

Christus is niet gelijk aan god:

Gij hebt gehoord, dat Ik tot u gezegd heb: Ik ga heen, en kom weder tot u. Indien gij Mij

liefhadt, zo zoudt gij u verblijden, omdat Ik gezegd heb: Ik ga heen tot den Vader; want

Mijn Vader is meerder dan Ik.

Doch van dien dag en die ure weet niemand, ook niet de engelen der hemelen, dan Mijn

Vader alleen.

Matthëus 28:18

Johannes 3:35

Markus 6:5

Jezus was almachtig:

En Jezus, bij hen komende, sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven alle macht in hemel en

op aarde.

De Vader heeft den Zoon lief, en heeft alle dingen in Zijn hand gegeven.

Jezus was niet almachtig:

En Hij kon aldaar geen kracht doen; dan Hij legde weinigen zieken de handen op, en

genas hen.

Lukas 16:16

Efeziërs 2:15

Romeinen 7:6

Matthëus 5:17-19

De wet werd vervangen door de christelijke dispensatie:

De wet en de profeten zijn tot op Johannes; van dien tijd af wordt het Koninkrijk Gods

verkondigd, en een iegelijk doet geweld op hetzelve.

Heeft Hij de vijandschap in Zijn vlees te niet gemaakt, namelijk de wet der geboden in

inzettingen bestaande; opdat Hij die twee in Zichzelven tot een nieuwen mens zou

scheppen, vrede makende;

Maar nu zijn wij vrijgemaakt van de wet, overmits wij dien gestorven zijn, onder welken

wij gehouden waren; alzo dat wij dienen in nieuwigheid des geestes, en niet in de oudheid

der letter.

De wet werd niet vervangen door christelijke dispensatie:

17 Meent niet, dat Ik gekomen ben, om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet

gekomen, om die te ontbinden, maar te vervullen.

18 Want voorwaar zeg Ik u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet een jota

noch een tittel van de wet voorbijgaan, totdat het alles zal zijn geschied.

19 Zo wie dan een van deze minste geboden zal ontbonden, en de mensen alzo zal geleerd

hebben, die zal de minste genaamd worden in het Koninkrijk der hemelen; maar zo wie

dezelve zal gedaan en geleerd hebben, die zal groot genaamd worden in het Koninkrijk der

hemelen.

Lukas 2:13,14

Matthëus 10:34

Christus’ missie was vrede:

13 En van stonde aan was er met den engel een menigte des hemelsen heirlegers,

prijzende God en zeggende:

14 Ere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen.

Christus’ missie was niet vrede, maar juist strijd:

Meent niet, dat Ik gekomen ben, om vrede te brengen op de aarde; Ik ben niet gekomen om

vrede te brengen, maar het zwaard.

Johannes 5:33,34

Johannes 15:27

Christus ontving geen getuigenis van de mens:

33 Gijlieden hebt tot Johannes gezonden, en hij heeft der waarheid getuigenis gegeven.

34 Doch Ik neem geen getuigenis van een mens; maar dit zeg Ik, opdat gijlieden zoudt

behouden worden.

Christus ontving wel degelijk getuigenis van de mens:

En gij zult ook getuigen, want gij zijt van den beginne met Mij geweest.

Johannes 8:14,18

Johannes 5:31

Christus’ getugenis van hemzelf is waar:

14 Jezus antwoordde, en zeide tot hen: Hoewel Ik van Mijzelven getuig, zo is nochtans

Mijn getuigenis waarachtig; want Ik weet, van waar Ik gekomen ben, en waar Ik heenga;

maar gijlieden weet niet, van waar Ik kom, en waar Ik heenga.

18 Ik ben het, Die van Mijzelven getuig, en de Vader, Die Mij gezonden heeft, getuigt van

Mij.

Christus’ getuigenis van hemzelf is niet waar:

Indien Ik van Mijzelven getuig, Mijn getuigenis is niet waarachtig.

Page 53: Casusstudie bijbel

53

Johannes 15:13

Johannes 10:11

Romeinen 5:10

Christus geeft zijn leven op voor zijn vrienden:

Niemand heeft meerder liefde dan deze, dat iemand zijn leven zette voor zijn vrienden.

Ik ben de goede Herder; de goede herder stelt zijn leven voor de schapen.

Christus geeft zijn leven op voor zijn vijanden:

Want indien wij, vijanden zijnde, met God verzoend zijn door den dood Zijns Zoons, veel

meer zullen wij, verzoend zijnde, behouden worden door Zijn leven.

Johannes 19:7

Johannes 18:31

Het was rechtmatig voor de Joden om Jezus te doden:

De Joden antwoordden hem: Wij hebben een wet, en naar onze wet moet Hij sterven, want

Hij heeft Zichzelven Gods Zoon gemaakt.

Het was niet rechtmatig voor de Joden om Jezus te doden:

Pilatus dan zeide tot hen: Neemt gij Hem, en oordeelt Hem naar uw wet. De Joden dan

zeiden tot hem: Het is ons niet geoorloofd iemand te doden.

Exodus 20:5

Ezechiël 18:20

Kinderen worden gestraft voor de zonden van hun ouders:

Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HEERE uw God, ben een

ijverig God, Die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde, en aan

het vierde lid dergenen, die Mij haten;

Kinderen worden niet gestraft voor de zonden van hun ouders:

De ziel, die zondigt, die zal sterven; de zoon zal niet dragen de ongerechtigheid des

vaders, en de vader zal niet dragen de ongerechtigheid des zoons; de gerechtigheid des

rechtvaardigen zal op hem zijn, en de goddeloosheid des goddelozen zal op hem zijn.

Romeinen 3:20

Galaten 2:16

Romeinen 4:2

Jakobus 2:21,24

Romeinen 2:13

De mens is gerechtvaardigd door geloof alleen:

Daarom zal uit de werken der wet geen vlees gerechtvaardigd worden, voor Hem; want

door de wet is de kennis der zonde.

Doch wetende, dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit de werken der wet, maar door

het geloof van Jezus Christus, zo hebben wij ook in Christus Jezus geloofd, opdat wij

zouden gerechtvaardigd worden uit het geloof van Christus, en niet uit de werken der wet;

daarom dat uit de werken der wet geen vlees zal gerechtvaardigd worden.

Want indien Abraham uit de werken gerechtvaardigd is, zo heeft hij roem, maar niet bij

God.

De mens is niet door geloof alleen gerechtvaardigd: 21 Abraham, onze vader, is hij niet uit de werken gerechtvaardigd, als hij Izak, zijn zoon,

geofferd heeft op het altaar?

24 Ziet gij dan nu, dat een mens uit de werken gerechtvaardigd wordt, en niet alleenlijk uit

het geloof?

Want de hoorders der wet zijn niet rechtvaardig voor God, maar de daders der wet zullen

gerechtvaardigd worden;

Johannes 10:28

Romeinen 8:38-39

Ezechiël 18:24

Hebrëen 6:4-6

2.Petrus 2:20-21

Het is niet mogelijk om in ongenade te vallen:

En Ik geef hun het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en

niemand zal dezelve uit Mijn hand rukken.

38 Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch

machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen,

39 Noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de

liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere.

Het is wel mogelijk om in ongenade te vallen:

Maar als de rechtvaardige zich afkeert van zijn gerechtigheid, en onrecht doet, doende

naar al de gruwelen, die de goddeloze doet, zou die leven? Al zijn gerechtigheden, die hij

gedaan heeft, zullen niet gedacht worden; in zijn overtreding, waardoor hij overtreden

heeft, en in zijn zonde, die hij gezondigd heeft, in die zal hij sterven.

4 Want het is onmogelijk, degenen, die eens verlicht geweest zijn, en de hemelse gave

gesmaakt hebben, en des Heiligen Geestes deelachtig geworden zijn,

5 En gesmaakt hebben het goede woord Gods, en de krachten der toekomende eeuw,

6 En afvallig worden, die, zeg ik, wederom te vernieuwen tot bekering, als welke

zichzelven den Zoon van God wederom kruisigen en openlijk te schande maken.

20 Want indien zij, nadat zij door de kennis van den Heere en Zaligmaker Jezus Christus,

de besmettingen der wereld ontvloden zijn, en in dezelve wederom ingewikkeld zijnde, van

dezelve overwonnen worden, zo is hun het laatste erger geworden dan het eerste.

21 Want het ware hun beter, dat zij den weg der gerechtigheid niet gekend hadden, dan

dat zij, dien gekend hebbende, weder afkeren van het heilige gebod, dat hun overgegeven

was.

Page 54: Casusstudie bijbel

54

1.Koningen 8:46

Spreuken 20:9

Prediker 7:20

Romeinen 3:10

1.Johannes 3:9,6,8

Geen mens is zonder zonde:

Wanneer zij gezondigd zullen hebben tegen U (want geen mens is er, die niet zondigt), en

Gij tegen hen vertoornd zult zijn, en hen leveren zult voor het aangezicht des vijands, dat

degenen, die hen gevangen hebben, hen gevankelijk wegvoeren in des vijands land, dat

verre of nabij is.

Wie kan zeggen: Ik heb mijn hart gezuiverd, ik ben rein van mijn zonde?

Voorwaar, er is geen mens rechtvaardig op aarde, die goed doet, en niet zondigt.

Gelijk geschreven is: Er is niemand rechtvaardig, ook niet een;

Christenen zijn zonder zonde: 9 Een iegelijk, die uit God geboren is, die doet de zonde niet, want Zijn zaad blijft in hem;

en hij kan niet zondigen, want hij is uit God geboren.

6 Een iegelijk, die in Hem blijft, die zondigt niet; een iegelijk, die zondigt, die heeft Hem

niet gezien, en heeft Hem niet gekend.

8 Die de zonde doet, is uit den duivel; want de duivel zondigt van den beginne. Hiertoe is

de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou.

1.Korinthiërs 15:52

Openbaring 20:12-13

Lukas 20:37

1.Korinthiërs 15:16

Job 7:9

Prediker 9:5

Jesaja 26:14

Er bestaat een herrijzenis uit de dood:

In een punt des tijds, in een ogenblik, met de laatste bazuin; want de bazuin zal slaan, en

de doden zullen onverderfelijk opgewekt worden, en wij zullen veranderd worden.

12 En ik zag de doden, klein en groot, staande voor God; en de boeken werden geopend;

en een ander boek werd geopend, dat des levens is; en de doden werden geoordeeld uit

hetgeen in de boeken geschreven was, naar hun werken.

13 En de zee gaf de doden, die in haar waren; en de dood en de hel gaven de doden, die in

hen waren; en zij werden geoordeeld, een iegelijk naar hun werken.

En dat de doden opgewekt zullen worden, heeft ook Mozes aangewezen bij het

doornenbos, als hij den Heere noemt den God Abrahams, en den God Izaks, en den God

Jakobs.

Want indien de doden niet opgewekt worden, zo is ook Christus niet opgewekt.

Dood is dood, geen herrijzenis:

Een wolk vergaat en vaart henen; alzo die in het graf daalt, zal niet weder opkomen.

Want de levenden weten, dat zij sterven zullen, maar de doden weten niet met al; zij

hebben ook geen loon meer, maar hun gedachtenis is vergeten.

Dood zijnde zullen zij niet weder leven, overleden zijnde zullen zij niet opstaan; daarom

hebt Gij hen bezocht, en hebt hen verdelgd, en Gij hebt al hun gedachtenis doen vergaan.

Spreuken 11:31

Openbaring 20:12

Matthëus 16:27

2.Korinthiërs 5:10

Beloning en straf worden in deze wereld geschonken:

Ziet, den rechtvaardige wordt vergolden op de aarde, hoeveel te meer den goddeloze en

zondaar!

Beloning en straf worden in de volgende wereld geschonken:

En ik zag de doden, klein en groot, staande voor God; en de boeken werden geopend; en

een ander boek werd geopend, dat des levens is; en de doden werden geoordeeld uit

hetgeen in de boeken geschreven was, naar hun werken.

Want de Zoon des mensen zal komen in de heerlijkheid Zijns Vaders, met Zijn engelen, en

alsdan zal Hij een iegelijk vergelden naar zijn doen.

Want wij allen moeten geopenbaard worden voor den rechterstoel van Christus, opdat een

iegelijk wegdrage, hetgeen door het lichaam geschiedt, naardat hij gedaan heeft, hetzij

goed, hetzij kwaad.

Job 3:11,13-17,19-22

Vernietiging is het erfdeel voor de mensheid:

11 Waarom ben ik niet gestorven van de baarmoeder af, en heb den geest gegeven, als ik

uit den buik voortkwam?

13 Want nu zou ik nederliggen, en stil zijn; ik zou slapen, dan zou voor mij rust wezen;

14 Met de koningen en raadsheren der aarde, die voor zich woeste plaatsen bebouwden;

15 Of met de vorsten, die goud hadden, die hun huizen met zilver vervulden.

16 Of als een verborgene misdracht, zou ik niet zijn; als de kinderkens, die het licht niet

gezien hebben.

17 Daar houden de bozen op van beroering, en daar rusten de vermoeiden van kracht;

19 De kleine en de grote is daar; en de knecht vrij van zijn heer.

20 Waarom geeft Hij den ellendigen het licht, en het leven den bitterlijk bedroefden van

gemoed?

21 Die verlangen naar den dood, maar hij is er niet; en graven daarnaar meer dan naar

verborgene schatten;

22 Die blijde zijn tot opspringens toe, en zich verheugen, als zij het graf vinden;

Page 55: Casusstudie bijbel

55

Prediker 9:5,10

Prediker 3:19-20

Matthëus 25:46

Openbaring 20:10,15

Openbaring 14:11

Daniël 12:2

5 Want de levenden weten, dat zij sterven zullen, maar de doden weten niet met al; zij

hebben ook geen loon meer, maar hun gedachtenis is vergeten.

10 Alles, wat uw hand vindt om te doen, doe dat met uw macht; want er is geen werk, noch

verzinning, noch wetenschap, noch wijsheid in het graf, daar gij heengaat.

19 Want wat den kinderen der mensen wedervaart, dat wedervaart ook den beesten; en

enerlei wedervaart hun beiden; gelijk die sterft, alzo sterft deze, en zij allen hebben enerlei

adem, en de uitnemendheid der mensen boven de beesten is geen; want allen zijn zij

ijdelheid.

20 Zij gaan allen naar een plaats; zij zijn allen uit het stof, en zij keren allen weder tot het

stof.

Eeuwige ellende is het erfdeeel voor de mensheid:

En dezen zullen gaan in de eeuwige pijn; maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven

10 En de duivel, die hen verleidde, werd geworpen in den poel des vuurs en sulfers,

alwaar het beest en de valse profeet zijn; en zij zullen gepijnigd worden dag en nacht in

alle eeuwigheid.

15 En zo iemand niet gevonden werd geschreven in het boek des levens, die werd

geworpen in den poel des vuurs.

En de rook van hun pijniging gaat op in alle eeuwigheid, en zij hebben geen rust dag en

nacht, die het beest aanbidden en zijn beeld, en zo iemand het merkteken zijns naams

ontvangt.

En velen van die, die in het stof der aarde slapen, zullen ontwaken, dezen ten eeuwigen

leven, en genen tot versmaadheden, en tot eeuwige afgrijzing.

2.Petrus 3:10

Hebrëen 1:11

Openbaring 20:11

Psalmen 104:5

Prediker 1:4

De wereld zal vernietigd worden:

Maar de dag des Heeren zal komen als een dief in den nacht, in welken de hemelen met

een gedruis zullen voorbijgaan, en de elementen branden zullen en vergaan, en de aarde

en de werken, die daarin zijn, zullen verbranden.

Dezelve zullen vergaan, maar Gij blijft altijd, en zij zullen alle als een kleed verouden;

En ik zag een groten witten troon, en Dengene, Die daarop zat, van Wiens aangezicht de

aarde en de hemel wegvloden, en geen plaats is voor die gevonden.

De wereld zal nooit vernietigd worden:

Hij heeft de aarde gegrond op haar grondvesten; zij zal nimmermeer noch eeuwiglijk

wankelen.

Het ene geslacht gaat, en het andere geslacht komt; maar de aarde staat in der

eeuwigheid.

Spreuken 12:21

1.Petrus 3:13

Hebrëen 12:6

Job 2:3,7

Kwaad zal nooit geschieden bij de goddelijken:

Den rechtvaardigen zal geen leed wedervaren; maar de goddelozen zullen met kwaad

vervuld worden.

En wie is het, die u kwaad doen zal, indien gij navolgers zijt van het goede?

Ook de goddelijken ondervinden kwaad:

Want dien de Heere liefheeft, kastijdt Hij, en Hij geselt een iegelijken zoon, die Hij

aanneemt.

3 En de HEERE zeide tot den satan: Hebt gij ook acht geslagen op Mijn knecht Job? Want

niemand is op de aarde gelijk hij, een man, oprecht en vroom, godvrezende en wijkende

van het kwaad; en hij houdt nog vast aan zijn oprechtigheid, hoewel gij Mij tegen hem

opgehitst hebt, om hem te verslinden zonder oorzaak.

7 Toen ging de satan uit van het aangezicht des HEEREN, en sloeg Job met boze zweren,

van zijn voetzool af tot zijn schedel toe.

Spreuken 12:21

Psalmen 37:28,32,33,37

Psalmen 1:1,3

Wereldse goederen en voorspoed vallen ten deel aan de godvruchtigen:

Den rechtvaardigen zal geen leed wedervaren; maar de goddelozen zullen met kwaad

vervuld worden.

28 Want de HEERE heeft het recht lief, en zal Zijn gunstgenoten niet verlaten; in

eeuwigheid worden zij bewaard; maar het zaad der goddelozen wordt uitgeroeid.

32 Tsade. De goddeloze loert op den rechtvaardige, en zoekt hem te doden.

33 Maar de HEERE laat hem niet in zijn hand; en Hij verdoemt hem niet, als hij

geoordeeld wordt.

37 Schin. Let op den vrome, en zie naar den oprechte; want het einde van dien man zal

vrede zijn.

1 Welgelukzalig is de man, die niet wandelt in de raad der goddelozen, noch staat op den

weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters;

3 Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd,

Page 56: Casusstudie bijbel

56

Genesis 39:2

Job 42:12

Hebrëen 11:37,38

Openbaring 7:14

2.Timothëus 3:12

Lukas 21:17

en welks blad niet afvalt; en al wat hij doet, zal wel gelukken.

En de HEERE was met Jozef, zodat hij een voorspoedig man was; en hij was in het huis

van zijn heer, den Egyptenaar.

En de HEERE zegende Jobs laatste meer dan zijn eerste; want hij had veertien duizend

schapen, en zes duizend kemelen, en duizend juk runderen, en duizend ezelinnen.

Ellende en armoede vallen de godvruchtigen ten deel:

37 Zijn gestenigd geworden, in stukken gezaagd, verzocht, door het zwaard ter dood

gebracht; hebben gewandeld in schaapsvellen en in geitenvellen; verlaten, verdrukt,

kwalijk gehandeld zijnde;

38 (Welker de wereld niet waardig was) hebben in woestijnen gedoold, en op bergen, en in

spelonken, en in holen der aarde.

En ik sprak tot hem: Heere, gij weet het. En hij zeide tot mij: Dezen zijn het, die uit de

grote verdrukking komen; en zij hebben hun lange klederen gewassen, en hebben hun

lange klederen wit gemaakt in het bloed des Lams.

En ook allen, die godzaliglijk willen leven in Christus Jezus, die zullen vervolgd worden.

En gij zult van allen gehaat worden om Mijns Naams wil.

Markus 10:29-30

Psalmen 37:25

Psalmen 112:1,3

Job 22:23-24

Spreuken 15:6

Lukas 6:20,24

Matthëus 6:19,21

Lukas 16:22

Matthëus 19:2

Lukas 6:24

Materiële welvaart is de beloning voor rechtschapenheid en een zegen:

29 En Jezus, antwoordende, zeide: Voorwaar zeg Ik ulieden: Er is niemand, die verlaten

heeft huis, of broeders, of zusters, of vader, of moeder, of vrouw, of kinderen, of akkers,

om Mijnentwil en des Evangelies wil,

30 Of hij ontvangt honderdvoud, nu in dezen tijd, huizen, en broeders, en zusters, en

moeders, en kinderen, en akkers, met de vervolgingen, en in de toekomende eeuw het

eeuwige leven.

Nun. Ik ben jong geweest, ook ben ik oud geworden, maar heb niet gezien den

rechtvaardige verlaten, noch zijn zaad zoekende brood.

1 Hallelujah! Aleph. Welgelukzalig is de man, die den HEERE vreest; Beth. die groten lust

heeft in Zijn geboden.

3 He. In zijn huis zal have en rijkdom wezen; Vau. en zijn gerechtigheid bestaat in

eeuwigheid.

23 Zo gij u bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd worden; doe het onrecht verre

van uw tenten.

24 Dan zult gij het goud op het stof leggen, en het goud van Ofir bij den rotssteen der

beken;

In het huis des rechtvaardigen is een grote schat; maar in des goddelozen inkomst is

beroerte.

Materiële welvaart is een vloek en een drempel voor beloning in het hiernamaals:

20 En Hij, Zijn ogen opslaande over Zijn discipelen, zeide: Zalig zijt gij, armen, want

uwer is het Koninkrijk Gods.

24 Maar wee u, gij rijken, want gij hebt uw troost weg.

19 Vergadert u geen schatten op de aarde, waar ze de mot en de roest verderft, en waar de

dieven doorgraven en stelen;

21 Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.

En het geschiedde, dat de bedelaar stierf, en van de engelen gedragen werd in den schoot

van Abraham.

En vele scharen volgden Hem, en Hij genas ze aldaar.

Maar wee u, gij rijken, want gij hebt uw troost weg.

Matthëus 11:28-30

Johannes 16:33

2.Timothëus 3:12

Hebrëen 12:6,8

Leven onder het christelijk juk is eenvoudig:

28 Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.

29 Neemt Mijn juk op u, en leert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en

gij zult rust vinden voor uw zielen.

30 Want Mijn juk is zacht, en Mijn last is licht.

Leven onder het christelijk juk is niet eenvoudig:

Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat gij in Mij vrede hebt. In de wereld zult gij

verdrukking hebben, maar hebt goeden moed, Ik heb de wereld overwonnen.

En ook allen, die godzaliglijk willen leven in Christus Jezus, die zullen vervolgd worden.

6 Want dien de Heere liefheeft, kastijdt Hij, en Hij geselt een iegelijken zoon, die Hij

aanneemt.

8 Maar indien gij zonder kastijding zijt, welke allen deelachtig zijn geworden, zo zijt gij

dan bastaarden, en niet zonen.

Page 57: Casusstudie bijbel

57

Galaten 5:22

Richteren 15:14

1.Samuël 18:10-11

De vruchten van god’s geest zijn liefde en mildheid:

Maar de vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid,

goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid.

De vruchten van god’s geest zijn wraak en woede:

Als hij kwam tot Lechi, zo juichten de Filistijnen hem tegemoet; maar de Geest des

HEEREN werd vaardig over hem; en de touwen, die aan zijn armen waren, werden als

linnen draden, die van het vuur gebrand zijn, en zijn banden versmolten van zijn handen.

10 En het geschiedde des anderen daags, dat de boze geest Gods over Saul vaardig werd,

en hij profeteerde midden in het huis, en David speelde op snarenspel met zijn hand, als

van dag tot dag; Saul nu had een spies in zijn hand.

11 En Saul schoot de spies, en zeide: Ik zal David aan den wand spitten; maar David

wendde zich tweemaal van zijn aangezicht af.

Job 21:7-8

Prediker 8:12

Jesaja 65:20

Prediker 8:13

Psalmen 55:23

Spreuken 10:27

Job 36:14

Prediker 7:17

Een lang leven zal gegeven zijn aan de goddelozen:

7 Waarom leven de goddelozen, worden oud, ja, worden geweldig in vermogen?

8 Hun zaad is bestendig met hen voor hun aangezicht, en hun spruiten zijn voor hun ogen.

Hoewel een zondaar honderd maal kwaad doet, en God hem de dagen verlengt; zo weet ik

toch, dat het dien zal welgaan, die God vrezen, die voor Zijn aangezicht vrezen.

Van daar zal niet meer wezen een zuigeling van weinig dagen, noch een oud man, die zijn

dagen niet zal vervullen; want een jongeling zal sterven, honderd jaren oud zijnde, maar

een zondaar, honderd jaren oud zijnde, zal vervloekt worden.

Een lang leven zal de goddelozen ontzegd worden:

Maar den goddeloze zal het niet welgaan, en hij zal de dagen niet verlengen; hij zal zijn

gelijk een schaduw, omdat hij voor Gods aangezicht niet vreest.

Werp uw zorg op den HEERE, en Hij zal u onderhouden; Hij zal in eeuwigheid niet

toelaten, dat de rechtvaardige wankele.

De vreze des HEEREN vermeerdert de dagen; maar de jaren der goddelozen worden

verkort.

Hun ziel zal in de jonkheid sterven, en hun leven onder de schandjongens.

Wees niet al te goddeloos, noch wees al te dwaas; waarom zoudt gij sterven buiten uw

tijd?

Lukas 6:20,24

Jakobus 2:5

Spreuken 10:15

Job 22:23-24

Job 42:12

Spreuken 30:8-9

Armoede is een zegen:

20 En Hij, Zijn ogen opslaande over Zijn discipelen, zeide: Zalig zijt gij, armen, want

uwer is het Koninkrijk Gods.

24 Maar wee u, gij rijken, want gij hebt uw troost weg.

Hoort, mijn geliefde broeders, heeft God niet uitverkoren de armen dezer wereld, om rijk

te zijn in het geloof, en erfgenamen des Koninkrijks, hetwelk Hij belooft dengenen, die

Hem liefhebben?

Rijkdom is een zegen:

Des rijken goed is een stad zijner sterkte; de armoede der geringen is hun verstoring.

23 Zo gij u bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd worden; doe het onrecht verre

van uw tenten.

24 Dan zult gij het goud op het stof leggen, en het goud van Ofir bij den rotssteen der

beken;

En de HEERE zegende Jobs laatste meer dan zijn eerste; want hij had veertien duizend

schapen, en zes duizend kemelen, en duizend juk runderen, en duizend ezelinnen.

Noch armoede, noch rijdom zijn een zegen:

8 Ijdelheid en leugentaal doe verre van mij; armoede of rijkdom geef mij niet; voed mij

met het brood mijns bescheiden deels;

9 Opdat ik, zat zijnde, U dan niet verloochene, en zegge: Wie is de HEERE? of dat ik,

verarmd zijnde, dan niet stele, en den Naam mijns Gods aantaste.

Spreuken 3:13,17

Prediker 1:17-18

Wijsheid is een bron van vreugde:

13 Welgelukzalig is de mens, die wijsheid vindt, en de mens, die verstandigheid

voortbrengt!

17 Haar wegen zijn wegen der liefelijkheid, en al haar paden vrede.

Wijsheid is een bron van ergernis, verdriet en zorgen:

17 En ik begaf mijn hart om wijsheid en wetenschap te weten, onzinnigheden en

dwaasheid; ik ben gewaar geworden, dat ook dit een kwelling des geestes is.

18 Want in veel wijsheid is veel verdriet; en die wetenschap vermeerdert, vermeerdert

smart.

Page 58: Casusstudie bijbel

58

Prediker 7:1

Spreuken 22:1

Lukas 6:26

Een goede naam hebben is een zegen:

Beter is een goede naam, dan goede olie, en de dag des doods, dan de dag dat iemand

geboren wordt.

De naam is uitgelezener dan grote rijkdom, de goede gunst dan zilver en dan goud.

Een goede naam hebben is een vloek:

Wee u, wanneer al de mensen wel van u spreken, want hun vaders deden desgelijks den

valsen profeten.

Prediker 3:1,4

Prediker 8:15

Lukas 6:25

Prediker 7:3,4

Lachen wordt aangemoedigd:

1 Alles heeft een bestemden tijd, en alle voornemen onder den hemel heeft zijn tijd.

4 Een tijd om te wenen, en een tijd om te lachen; een tijd om te kermen, en een tijd om op

te springen;

Daarom prees ik de blijdschap, dewijl de mens niets beters heeft onder de zon, dan te eten,

en te drinken, en blijde te zijn; want dat zal hem aankleven van zijn arbeid, de dagen zijns

levens, die hem God geeft onder de zon.

Lachen wordt veroordeeld:

Wee u, die verzadigd zijt, want gij zult hongeren. Wee u, die nu lacht, want gij zult treuren

en wenen.

3 Het treuren is beter dan het lachen; want door de droefheid des aangezichts wordt het

hart gebeterd.

4 Het hart der wijzen is in het klaaghuis; maar het hart der zotten in het huis der vreugde.

Spreuken 22:15

Spreuken 27:22

De roede der tucht is een remedie tegen dwaasheid:

De dwaasheid is in het hart des jongen gebonden; de roede der tucht zal ze verre van hem

wegdoen.

Tegen dwaasheid bestaat geen remedie:

Al stiet gij den dwaas in een mortier met een stamper, in het midden van het gestoten

graan, zijn dwaasheid zou van hem niet afwijken.

Spreuken 26:5

Spreuken 26:4

Een dwaas moet worden geantwoord volgens zijn dwaasheid:

Antwoord den zot naar zijn dwaasheid, opdat hij in zijn ogen niet wijs zij.

Een dwaas moet niet volgens zijn dwaasheid worden beanwoord:

Antwoord den zot naar zijn dwaasheid niet, opdat gij ook hem niet gelijk wordt.

Jakobus 1:2

Matthëus 6:13

Verleiding is gewenst:

Acht het voor grote vreugde, mijn broeders, wanneer gij in velerlei verzoekingen valt;

Verleiding is niet gewenst:

En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze. Want Uw is het Koninkrijk,

en de kracht, en de heerlijkheid, in der eeuwigheid, amen.

2.Petrus 1:19

Jeremia 18:7-10

De profetie is zeker:

En wij hebben het profetische woord, dat zeer vast is, en gij doet wel, dat gij daarop acht

hebt, als op een licht, schijnende in een duistere plaats, totdat de dag aanlichte, en de

morgenster opga in uw harten.

De profetie is niet zeker:

7 In een ogenblik zal Ik spreken over een volk en over een koninkrijk, dat Ik het zal

uitrukken, en afbreken, en verdoen;

8 Maar indien datzelve volk, over hetwelk Ik zulks gesproken heb, zich van zijn boosheid

bekeert, zo zal Ik berouw hebben over het kwaad, dat Ik hetzelve gedacht te doen.

9 Ook zal Ik in een ogenblik spreken over een volk en over een koninkrijk, dat Ik het zal

bouwen en planten;

10 Maar indien het doet, dat kwaad is in Mijn ogen, dat het naar Mijn stem niet hoort, zo

zal Ik berouw hebben over het goede, met hetwelk Ik gezegd had hetzelve te zullen

weldoen.

Genesis 6:3

Psalmen 90:10

De mens zal 120 jaren oud worden:

Toen zeide de HEERE: Mijn Geest zal niet in eeuwigheid twisten met den mens, dewijl hij

ook vlees is; doch zijn dagen zullen zijn honderd en twintig jaren.

De mens wordt slechts gemiddeld 70-80 jaren oud:

Aangaande de dagen onzer jaren, daarin zijn zeventig jaren, of, zo wij zeer sterk zijn,

tachtig jaren; en het uitnemendste van die is moeite en verdriet; want het wordt snellijk

afgesneden, en wij vliegen daarheen.

Page 59: Casusstudie bijbel

59

Genesis 9:2

Spreuken 30:30

De mens zal over alle dieren heersen, omdat hij hen angst en vrees inboezemt:

En uw vrees, en uw verschrikking zij over al het gedierte der aarde, en over al het

gevogelte des hemels; in al wat zich op den aardbodem roert, en in alle vissen der zee; zij

zijn in uw hand overgegeven.

De leeuw is dan toch weer machtiger dan de mens:

De oude leeuw geweldig onder de gedierten, die voor niemand zal wederkeren;

Matthëus 11:2-5

Johannes 3:2

Exodus 14:31

Exodus 7:10-12

Deuteronomium 13:1-3

Lukas 11:19

Wonderen zijn bewijs van de goddelijke missie:

2 En Johannes, in de gevangenis gehoord hebbende de werken van Christus, zond twee

van zijn discipelen;

3 En zeide tot hem: Zijt Gij Degene, Die komen zou, of verwachten wij een anderen?

4 En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Gaat heen en boodschapt Johannes weder,

hetgeen gij hoort en ziet:

5 De blinden worden ziende, en de kreupelen wandelen; de melaatsen worden gereinigd,

en de doven horen; de doden worden opgewekt, en den armen wordt het Evangelie

verkondigd.

Deze kwam des nachts tot Jezus, en zeide tot Hem: Rabbi, wij weten, dat Gij zijt een

Leraar van God gekomen; want niemand kan deze tekenen doen, die Gij doet, zo God met

hem niet is.

Ook zag Israel de grote hand, die de HEERE aan de Egyptenaren bewezen had; en het

volk vreesde den HEERE, en geloofde in den HEERE, en aan Mozes, Zijn knecht.

Wonderen zijn niet het bewijs van de goddelijke missie:

10 Toen ging Mozes en Aaron tot Farao henen in, en deden alzo, gelijk de HEERE

geboden had; en Aaron wierp zijn staf neder voor Farao's aangezicht, en voor het

aangezicht zijner knechten; en hij werd tot een draak.

11 Farao nu riep ook de wijzen en de guichelaars; en de Egyptische tovenaars deden ook

alzo met hun bezweringen.

12 Want een ieder wierp zijn staf neder, en zij werden tot draken; maar Aarons staf

verslond hun staven.

1 Wanneer een profeet, of dromen-dromer, in het midden van u zal opstaan, en u geven

een teken of wonder;

2 En dat teken of dat wonder komt, dat hij tot u gesproken had, zeggende: Laat ons andere

goden, die gij niet gekend hebt, navolgen en hen dienen;

3 Gij zult naar de woorden van dien profeet, of naar dien dromen-dromer niet horen; want

de HEERE, uw God, verzoekt ulieden, om te weten, of gij den HEERE, uw God, liefhebt

met uw ganse hart en met uw ganse ziel.

En indien Ik door Beelzebul de duivelen uitwerp, door wien werpen ze uw zonen uit?

Daarom zullen dezen uw rechters zijn.

Numeri 12:3

Numeri 31:15-17

Mozes was een zachtmoedig man:

Doch de man Mozes was zeer zachtmoedig, meer dan alle mensen, die op den aardbodem

waren.

Mozes was een zeer wrede man:

15 En Mozes zeide tot hen: Hebt gij dan alle vrouwen laten leven?

16 Ziet, deze waren, door den raad van Bileam, den kinderen Israels, om oorzake der

overtreding tegen den HEERE te geven, in de zaak van Peor; waardoor die plaag werd

onder de vergadering des HEEREN.

17 Nu dan, doodt al wat mannelijk is onder de kinderkens; en doodt alle vrouw, die door

bijligging des mans een man bekend heeft.

2.Timothëus 3:16

1.Korinthiërs 7:6

1.Korinthiërs 7:12

2.Korinthiërs 11:17

Alle bijbelteksten zijn geïnspireerd:

Al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot lering, tot wederlegging, tot

verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is;

Sommige bijbelteksten zijn niet geïnspireerd:

Doch dit zeg ik uit toelating, niet uit bevel.

Maar den anderen zeg ik, niet de Heere: Indien enig broeder een ongelovige vrouw heeft,

en dezelve tevreden is bij hem te wonen, dat hij ze niet verlate.

Dat ik spreek, spreek ik niet naar den Heere, maar als in onwijsheid, in deze vasten grond

der roeming.

Einde casus.