Bureauonderzoek archeologie Herxerwaard · Web viewAanleiding voor het uitvoeren van een...

23
BUREAUONDERZOEK ARCHEOLOGIE HERXERWAARD INTERN 20 maart 2015 078377065:0.1 N.124423.N.124423.

Transcript of Bureauonderzoek archeologie Herxerwaard · Web viewAanleiding voor het uitvoeren van een...

Bureauonderzoek archeologie Herxerwaard

Bureauonderzoek archeologie Herxerwaard

Bureauonderzoek archeologie Herxerwaard

20 maart 2015

077579689:A

N.124423.2000

Bureauonderzoek archeologie Herxerwaard

Intern

1

ARCADIS

077579689:A

Inhoud

1Inleiding2

1.1Aanleiding voor het onderzoek2

1.2Plangebied2

1.3Huidige en toekomstige situatie plangebied5

1.4Doel van het bureauonderzoek5

1.5Werkwijze5

1.6Juridisch- en beleidskader5

2Landschap7

2.1Inleiding7

2.2geomorfologie7

2.3Bodem8

2.4Actueel Hoogte Bestand van Nederland (AHN)8

2.4.1AHN analyse8

2.4.2Focal mean9

2.4.3Resultaat AHN-analyse9

3Archeologische waarden12

3.1Inleiding12

3.2Gemeentelijke archeologische verwachtingskaart12

3.3AMK15

3.4Archis 2: Vondstmeldingen en waarnemingen15

3.5Eerder uitgevoerd onderzoek16

3.6Topografische militaire kaart en kadastrale kaart 183016

4Conclusies en aanbevelingen19

4.1Conclusies en verwachtingsmodel19

4.2Advies19

Bijlage 1Bronnen20

Colofon21

Bureauonderzoek archeologie Herxerwaard

Bureauonderzoek archeologie Herxerwaard

077579689:A

ARCADIS

1

InleidingAanleiding voor het onderzoek

Aanleiding voor het uitvoeren van een archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek vormen de geplande werkzaamheden in de Herxerwaard.

Het gaat hier onder meer om het realiseren van een nevengeul en het vergraven van de uiterwaarden.

Tijdens deze werkzaamheden bestaat het risico op bodemverstoringen waarbij eventueel aanwezige archeologische en cultuurhistorische resten beschadigd kunnen worden. Het bureauonderzoek heeft tot doel een verwachtingsmodel op te stellen omtrent de aard en locatie van mogelijk aanwezige waarden in het plangebied. Hiermee kunnen de eventueel aanwezige archeologische en cultuurhistorische resten worden meegenomen in de verdere ruimtelijke ontwikkeling.

Plangebied

Voor deze bureaustudie is uitgegaan van een plangebied waarbinnen daadwerkelijk bodemverstorende werkzaamheden zullen plaatsvinden. Het plangebied betreft de uiterwaarden tussen de IJssel in het westen en Herxen in het oosten.

Tabel 1: Objectgegevens onderzoek

Objectgegevens onderzoek – Deurzerdiep/Anreeperdiep

ARCADIS Projectnummer

N.124423.2000

Projectnaam

Nevengeul Herxerwaard

Plaats

Herxen

Gemeente

Olst-Wijhe

Provincie

Overijssel

Kaartblad

27E

Centrumcoördinaten:

205433 / 493624

Onderzoeksmelding Archis2

62267

Uitvoerder

ARCADIS Nederland BV

Contactpersoon

W.A. Ytsma / I.E. Benjamins

Opdrachtgever

ARCADIS Intern

Bevoegd gezag

Gemeente Olst-Wijhe

Uitvoeringsperiode onderzoek

Juni 2014 en maart 2015

Beheerder en plaats documentatie

ARCADIS Nederland BV, locatie Assen

Afbeelding 1 Plangebied

Huidige en toekomstige situatie plangebied

Het gebied wordt gebruikt als grasland en uiterwaard. In de toekomst zal hier een nevengeul worden gegraven van zo’n 2,5 km.

Doel van het bureauonderzoek

Het bureauonderzoek heeft als doel inzicht te verschaffen in de archeologische en cultuurhistorische waarden die zich mogelijk in het plangebied bevinden of verwacht worden.

Aan de hand van dit bureauonderzoek wordt een uitspraak gedaan over de noodzaak van archeologisch vervolgonderzoek of aanpassingen op basis van cultuurhistorie.

Werkwijze

De werkzaamheden bestaan uit een bureaustudie. Deze richt zich op archeologische bronnen als de Archeologische Monumentenkaart (AMK), de archeologische database Archis II van de Rijksdienst voor het Culturele Erfgoed (RCE), het provinciaalbeleid en het gemeentelijk beleid. Ook wordt gebruik gemaakt van de topografische kaart, de geomorfologische kaart en de bodemkaart. Ten slotte is historisch kaartmateriaal gebruikt om de bestemming van het plangebied in het verleden vast te stellen.

Juridisch- en beleidskader

Monumentenwet 1988, Verdrag van Malta 1992, Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.3), nieuwe wet op de ruimtelijke ordening (nWRO), Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), provinciaal beleid, gemeentelijk beleid.

Verdrag van Malta

Op 16 januari 1992 is door de Raad van Europa het Europese verdrag van Malta - ook wel bekend als de Conventie van Malta of het Verdrag van Valletta - gesloten. Aanleiding was de toenemende druk op het archeologisch erfgoed in Europa, onder meer door ruimtelijke ontwikkelingen, waardoor bodemarchief ongezien verloren dreigde te gaan. Het verdrag beoogt het cultureel erfgoed dat zich in de bodem bevindt beter te beschermen. Grondslag van het verdrag is dat dit archeologische erfgoed integrale bescherming nodig heeft en krijgt. In het verdrag zijn drie uitgangspunten ten aanzien van de omgang met archeologie geïntroduceerd:

Het streven naar het behouden van archeologie in de bodem, het zogenaamde "behoud in situ" (artikel 4, tweede lid). Opgraven is het (gedocumenteerd) vernietigen van het bodemarchief en is in principe niet het eerste streven. De gedachte daarachter is dat er bodemarchief voor toekomstige generaties bewaard moet blijven. Zij hebben immers betere onderzoekstechnieken en stellen andere onderzoeksvragen.

Tijdig rekening houden in de ruimtelijke ordening met de mogelijkheid of aanwezigheid van archeologische waarden, zodat er nog ruimte is voor archeologievriendelijke alternatieven (artikel 5). Zo wordt voorgesteld om steeds vooraf onderzoek te laten doen naar de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden om het bodemarchief beter te beschermen en om onzekerheden tijdens de bouw van bijvoorbeeld nieuwe wijken te beperken. Op deze manier kan daar bij de ontwikkeling van de plannen zoveel mogelijk rekening mee worden gehouden. Door er vooraf rekening mee te houden, wordt vertraging in bouwprocessen voorkomen.

Het ‘de verstoorder betaalt’-principe. De ontwikkelaar is verantwoordelijk voor de kosten van het archeologisch onderzoek en de uitwerking van de resultaten (artikel 6). Dit principe is geïntroduceerd als een stimulans om locaties voor ruimtelijke ontwikkeling te zoeken waarbij de archeologische verwachtingswaarden minder hoog zijn.

In Nederland ontstond na het ondertekenen van het verdrag een praktijk die men de ‘geest van Malta’ is gaan noemen. In afwachting van de implementatie van het verdrag werd bij het gebruik van het bestaande ruimtelijke instrumentarium de archeologie steeds vaker als één van de af te wegen belangen opgenomen. Zo werd bij infrastructurele rijksprojecten al sinds 1987 standaard archeologisch onderzoek gedaan. Provincies hebben in de jaren ‘90 in hun streekplannen kaders voor de toetsing van het archeologische belang opgenomen. In veel bestemmingsplannen zijn aanlegvergunningenstelsels voor archeologie opgenomen.

Monumentenwet 1988

De manier waarop met archeologisch erfgoed wordt omgegaan, is geregeld in de Monumentenwet 1988. Deze wet en de hierop gebaseerde regelgeving bevatten onder meer voorschriften met betrekking tot de opgravingsvergunning, het melden van archeologische vondsten en de archeologische rapportage. Voorts volgt uit artikel 1.1, tweede lid onder a, van de Wet milieubeheer dat bij het opstellen van een milieu-effectrapport de cultuurhistorische waarde mede moet worden beschouwd. Op grond van artikel 38a van de Monumentenwet 1988 en op grond van de Wet ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening), zijn gemeenten gehouden de belangen van de archeologische monumentenzorg in hun bestemmingsplannen te verankeren. De verankering vindt plaats door het toekennen van de bestemming of dubbelbestemming ‘waarde archeologie’. In een gemeentelijke verordening en in het bestemmingsplan worden regels opgenomen met betrekking tot het gebruik van de grond. Aan deze regels kan een omgevingsvergunningstelsel voor onder meer het gebruik van de grond en voor werken en werkzaamheden worden gekoppeld. Op grond van artikel 2.22, derde lid onder d, van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg, voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden. Deze voorschriften kunnen inhouden dat de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport overlegd, waarin de archeologische waarde wordt vastgesteld van het terrein dat volgens de aanvraag wordt verstoord. In aanvulling op de bepalingen in de Monumentenwet 1988 en de Wabo, is in artikel 3 van de Ontgrondingenwet bepaald dat de provincie in het belang van de archeologische monumentenzorg, voorschriften kan verbinden aan een ontgrondingsvergunning.

LandschapInleiding

Het menselijke doen en laten werd en wordt in grote mate bepaald door de landschappelijke omgevingen de mogelijkheden die daardoor geboden worden. De geomorfologische en bodemkundige situaties zijn daarom van belang voor een archeologisch onderzoek.

geomorfologie

Het plangebied bestaat uit een rivieroeverwal (3K25) en is tevens uiterwaard van de IJssel. In het zuiden van het plangebied ligt een hoger gelegen zone dat bestaat uit een oeverwal in de uiterwaarde (3K24) (zie afbeelding 2).

Afbeelding 2 Geomorfologie

Bodem

De bodem bestaat uit kalkhoudende vorstvaagronden met fijn zand (zie afbeelding 3). Deze bodems vertonen weinig tekenen van bodemvorming. Het is een hoge zandgrond met op 60 tot 80 centimeter onder het maaiveld een zwak ontwikkelde B-horizont. Het zand van de vorstvaaggronden is bedekt met ijzerhuidjes. De bodem is humusarm.

Afbeelding 3 Bodem

Actueel Hoogte Bestand van Nederland (AHN)AHN analyse

Het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN) geeft de gedetailleerde maaiveldhoogtes in heel Nederland. Het AHN is een belangrijk hulpmiddel bij archeologisch onderzoek in het buitengebied. Met behulp van de AHN kunnen hoogteverschillen worden gevisualiseerd, die op hun beurt indicatief kunnen zijn voor bepaalde geomorfologische en geografische kenmerken van het landschap. De maaiveldhoogtes worden in een kleurenschaal weergegeven, waarbij in rood de hoge delen, en in blauw de lage delen worden weergegeven.

Focal mean

De absolute hoogtes in meters ten opzichte van NAP vormen een onduidelijke graadmeter voor het bepalen welke kopjes archeologisch interessant zijn. Het is mogelijk van elk punt een gemiddelde van zijn omgeving uit te rekenen waardoor in het AHN de hogere delen in het landschap zichtbaar worden. De natuurlijke helling leidt bovendien tot te veel hoogteklassen, waardoor het totale beeld onoverzichtelijk wordt. Bovendien valt het 'microreliëf' weg in de klassen. De van nature hellende ondergrond wordt door middel van een GIS-pakket berekend en van de AHN afgetrokken (zie hieronder).

Hellingcompensatie d.m.v. Focal mean

Met de Focal mean berekening (zie afbeelding 2) worden waarden berekend door middel van een bewegend raam over het raster (in dit geval het AHN). De gemiddelde waarde per rastercel wordt bepaald door zijn buurcellen en de cel zelf. Voor elke cel wordt een waarde berekend, startend links boven in het raster. NoData cellen worden in deze berekening genegeerd. Het resultaat is een raster met een vloeiende helling.

De grootte en vorm van het raam is door de gebruiker zelf te bepalen. In onderhavig project is gekozen voor een concentrisch raam met een straal van 75 meter (15 cellen). Proefondervindelijk bleek deze maat de beste resolutie te geven.

Afbeelding 4: Focal mean berekening d.m.v. concentrisch raam

Resultaat AHN-analyse

Algemeen

Voor verhogingen in uiterwaarden geldt een verwachting voor jagerskampen uit het Paleolithicum en Mesolithicum en dan met name voor de flanken. Vaak zijn de toppen van de afzettingen door landbouwactiviteiten geëgaliseerd.

In het Mesolithicum (8.800‐5.300 v. Chr.) zette de klimaatsverbetering of opwarming van het klimaat en daarmee de zeespiegelstijging definitief door. Het landschap veranderde van berken‐ en dennenbos in een meer gevarieerd loofbos. Ook de planten en struikenvariatie namen toe. In deze periode ontstonden naast jachtkampen ook basiskampen waar mensen langer verbleven en/of regelmatig terugkwamen. Door het natte klimaat en door de overgang van naaldbos, met een relatief hoge verdamping, naar loofbos, met een relatief lage verdamping, vond een aanzienlijke grondwaterspiegelstijging plaats. De mens werd hierdoor gedwongen zich met name op de hoge en droge delen van het landschap te vestigen, zoals de oeverwallen. Met name oeverwallen waren door de nabijheid van water en daardoor flora en fauna voor de voedselvoorziening favoriete locaties voor jachtkampen.

Afbeelding 4 AHN met Focal mean met risicozones

Risicozones

Het resultaat van de focal mean berekening is weergegeven in afbeelding 4. Op deze kaart zijn de relatief hoge delen in het landschap als risicozones gedefinieerd. Daarbij is aan de hand van Google Earth en de Bonnebladen uit 1900 beoordeeld of deze verhogingen geen recente antropogene verschijnselen zijn.

Op de kaart zijn 8 risicozones gedefinieerd. Dit zijn de hoger gelegen delen van de rivieroeverwal. Opvallend veel hoger is de oeverwal in het zuiden van het plangebied risico zone 7. Wanneer het daadwerkelijk om oeverwallen en/of dekzandkoppen gaat is de kans op de aanwezigheid van archeologische waarden uit het Paleolithicum en Mesolithicum groot.

Veldonderzoek in de vorm van bijvoorbeeld boringen kan definitief bepalen om wat voor hoogtes het gaat.

Archeologische waardenInleiding

Om een archeologische verwachting voor een gebied op te kunnen stellen, is eerst kennis nodig van de reeds bekende archeologische waarden, en van de verwachting die voor het gebied geldt. In dit hoofdstuk zullen de bekende archeologische waarden en verwachtingen uit verschillende bronnen beschreven worden.

Gemeentelijke archeologische verwachtingskaart

De gemeente Olst-Wijhe heeft een eigen gemeentelijk archeologisch beleid (zie afbeelding 5 en 6 voor de legenda). Het grootste gedeelte van het plangebied bestaat uit een lage verwachting op archeologische waarden. Hier geldt een onderzoeksplicht voor bodemverstoringen groter dan 10 ha. Daarnaast zijn grote delen van het plangebied verstoord. Door het plangebied lopen restgeulen waarbij kans is op een bijzondere dataset. In het zuiden van het plangebied is een steenoven gelegen met daarom heen een buffer met een hoge verwachting. Voor de restgeul en de bufferzone met een hoge verwachting geldt een onderzoeksplicht.

Afbeelding 5 Gemeentelijke verwachtingskaart

Afbeelding 6 Legenda gemeentelijke verwachtingskaart

AMK

De Archeologische Monumenten Kaart (AMK) geeft terreinen weer van archeologische waarde, hoge archeologische waarde, zeer hoge archeologische waarde en beschermde terreinen met zeer hoge archeologische waarden.

Binnen het plangebied zijn geen monumenten gelegen.

Archis 2: Vondstmeldingen en waarnemingen

Archeologische vondsten worden wanneer ze worden aangetroffen aangemeld bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Deze meldingen worden geregistreerd in Archis II als zogenaamde vondstmeldingen. Wanneer een vondstmelding gecontroleerd is, wordt deze opgewaardeerd tot een waarneming.

Afbeelding 7 Waarnemingen

Binnen het plangebied en omgeving zijn geen vondstmeldingen geregistreerd. Wel zijn drie waarnemingen aanwezig. Alleen de dik gedrukte waarneming is in het plangebied gelegen. In onderstaande tabel zijn de waarnemingen kort weergegeven. Het betreft allen losse vondsten. Het kan zijn dat de kannen zijn geproduceerd in de onder de paragrafen 3.2 en 3.6 genoemde steenoven.

Tabel 2 Archis 2 waarnemingen

Waarnemingsnr.

Complex

Datering

Beschrijving

17965

Onbekend

Vroege Middeleeuwen

Bronzen kruisschijffibula met Maltezer kruis/geëmailleerd. Aan de achterkant resten naaldschoen aanwezig.

13050

Onbekend

Late Middeleeuwen

4 Siegburg kannen, steengoed

13049

Onbekend

Late Middeleeuwen

20 kannen grijsbakkend aardewerken 60 kannen Siegburg aardewerk

Eerder uitgevoerd onderzoek

In het plangebied zijn geen eerder uitgevoerde onderzoeken bekend.

Topografische militaire kaart en kadastrale kaart 1830

Op de topografisch militaire kaart van 1850 zijn in het plangebied meanders te zien van restgeulen van de IJssel (zie onderstaande afbeelding). Tevens is in het zuiden van het plangebied de steenoven op de kaart aangegeven.

Op afbeelding 9 is de kadastrale minuutkaart weergegeven. Hierop is te zien dat de geplande nevengeul ruim langs de historische gebouwen van het Tiggelwerk met bufferzone is gepland .

Afbeelding 8 Topografisch militaire kaart 1850

Afbeelding 9 Minuutplan met geplande nevengeul

Conclusies en aanbevelingenConclusies en verwachtingsmodel

Het grootste gedeelte van het plangebied bestaat uit een lage verwachting op archeologische waarden. Daarnaast zijn grote delen van het plangebied verstoord. Door het plangebied lopen restgeulen waarbij kans is op een bijzondere dataset. In het zuiden van het plangebied is een steenoven gelegen met daar omheen een buffer met een hoge verwachting. De waarnemingen met de kannen uit de Late Middeleeuwen zijn waarschijnlijk in deze oven geproduceerd. De geplande nevengeul is echter gepland langs de steenoven met bufferzone.

Van de 8 risicozones gedefinieerd met de AHN liggen zones 5 en 6 in al verstoorde grond. Deze kunnen buiten beschouwing worden gelaten. Wanneer het daadwerkelijk om oeverwallen en/of dekzandkoppen gaat is de kans op de aanwezigheid van archeologische waarden uit het Paleolithicum en Mesolithicum groot. Daarnaast geldt een archeologische verwachting uit alle perioden met nadruk op de Late Middeleeuwen in verband met de aanwezigheid van de steenoven en mogelijk resten van schepen en aanlegsteigers.

Advies

Geadviseerd wordt om de ligging van de geplande nevengeul bij de steenoven met buffer te handhaven en zeker niet naar het westen te verplaatsen zodat dit historische object behouden blijft. Daar waar bodemverstorende werkzaamheden plaats vinden in de restgeulen (van de gemeentelijke verwachtingskaart) wordt een verkennend booronderzoek geadviseerd. Voor de AHN risicozone 4 waar de nevengeul is gepland wordt een verkennend booronderzoek geadviseerd. Mochten met uitzondering van risicozones 5 en 6 (deze zijn reeds verstoord) in de resterende risicozones bodemverstorende werkzaamheden plaats vinden dan wordt ook hier een verkennend booronderzoek geadviseerd.

Voor het resterende gedeelte van het plangebied dat bestaat uit een lage verwachting op archeologische waarden en de verstoorde delen wordt geen vervolgonderzoek geadviseerd.

Wij maken u erop attent dat bovenstaand advies niet uitsluit dat er bij graafwerkzaamheden (niet voorspelbare) toevalsvondsten kunnen worden aangetroffen, zoals bedoeld in paragraaf 7, artikel 53 van de Monumentenwet. In dat geval moet hiervan melding worden gedaan bij de provinciale archeoloog.

Dit advies dient te worden voorgelegd aan het bevoegd gezag, in dit geval de Gemeentes Olst-Wijhe. Het bevoegd gezag zal het advies beoordelen en een “Besluit tot vervolgonderzoek” nemen. Het bevoegd gezag kan van het advies afwijken.

Bureauonderzoek archeologie Herxerwaard

Bureauonderzoek archeologie Herxerwaard

18

ARCADIS

077579689:A

077579689:A

ARCADIS

19

Bronnen

Archeologische kaarten en databestanden:

· Archeologisch informatie Systeem II (Archis II), Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), Amersfoort, 2009.

· Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart gemeente Olst-Wijhe. BAAC

Internetbronnen:

· archis.archis2.nl

· www.watwaswaar.nl

Overige bronnen:

· Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.3, Centraal College van Deskundigen Archeologische Kwaliteit, 2010.

Bureauonderzoek archeologie Herxerwaard

©ARCADIS. Alle rechten voorbehouden. Behoudens uitzonderingen door de wet gesteld, mag zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbenden niets uit dit document worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, digitale reproductie of anderszins.

Opdrachtgever:

Intern

Status:

Auteur:

Ingrid Benjamins KNA-Archeoloog

Wouter Ytsma MA Senior KNA-archeoloog

Gecontroleerd door:

A. Brokke

Vrijgegeven door:

Hans Pohlmann

20 maart 2015

077579689:A

ARCADIS NEDERLAND BV

Zendmastweg 19

Postbus 63

9400 AB Assen

Tel 0592 392 111

Fax 0592 353 112

www.arcadis.nl

Handelsregister 9036504

ARCADIS

077579689:A

077579689:A

ARCADIS

AHN (+cm

N.A.P.)

Focal

Statistics

Focal_75

m

Minus

AHN -

focal 75 m

r = 75 m