Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek ...
Transcript of Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek ...
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek,
karterende fase
2e Weteringsewal 35 te Elst
S.M. Koeman
Archeodienst Rapport 674
Onderzoeksmelding: 66498
In opdracht van: Fam. Dirksen
66498 BO & IVO K aan de 2e Weteringsewal 35 te Elst Archeodienst BV
2
De kaft van dit rapport is in de vorm van de voor- en achterkant van een Romeinse dakpan waarop hondenpootafdrukken staan.
Colofon
Titel: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek,
karterende fase: 2e Weteringsewal 35 te Elst
Auteur(s): S.M. Koeman
Archeodienst Rapport: 674
ISSN nummer: 1877-2900
Versienummer: 1.0 (concept)
Onderzoeksmelding: 66489
Gemeente: Overbetuwe
Opdrachtgever: Fam. Dirksen
Foto’s en tekeningen: Archeodienst BV, tenzij anders aangegeven
Plaats: Zevenaar
Foto omslag: Plangebied tijdens het onderzoek gezien vanuit het zuiden
Autorisatie: Willem-Simon van de Graaf
12-05-2015
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder bronvermelding.
Archeodienst BV aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit onderhavig onderzoek of de gegeven adviezen.
Archeodienst BV, Ringbaan-Zuid 8a, Postbus 297, 6900 AG Zevenaar, tel. 0316-581130, [email protected], www.archeodienst.nl
66498 BO & IVO K aan de 2e Weteringsewal 35 te Elst Archeodienst BV
3
Inhoudsopgave
1 Inleiding ..................................................................................... 5
1.1 Onderzoekskader ................................................................................................ 5 1.2 Onderzoeksdoel en vraagstellingen ...................................................................... 5 1.3 Ligging en huidige situatie plangebied ................................................................. 7 1.4 Toekomstige situatie plangebied .......................................................................... 7
2 Bureauonderzoek ......................................................................... 9
2.1 Methode ............................................................................................................. 9 2.2 Fysische geografie ............................................................................................... 9 2.3 Historische geografie ......................................................................................... 12 2.4 Archeologie ...................................................................................................... 14 2.5 Specifieke archeologische verwachting ............................................................... 16
3 Booronderzoek .......................................................................... 19
3.1 Werkwijze ......................................................................................................... 19 3.2 Beschrijving bodemopbouw (verkennend onderzoek) ......................................... 19 3.3 Beschrijving indicatoren (karterend booronderzoek) .......................................... 21
4 Advies ...................................................................................... 22
Bijlage 1: Periodentabel Bijlage 2: Verklarende woordenlijst Bijlage 3: Afkortingenlijst Bijlage 4: Geomorfologische kaart Bijlage 5: Bodemkaart Bijlage 6: Archeologische informatie Bijlage 7: Tabel met archeologisch informatie Bijlage 8: Boorpuntenkaart Bijlage 9: Boorbeschrijvingen
66498 BO & IVO K aan de 2e Weteringsewal 35 te Elst Archeodienst BV
4
Administratieve gegevens
Projectnaam Elst-TweedeWeteringsewal 35
Onderzoeksmelding 66498
Provincie Gelderland
Gemeente Overbetuwe
Plaats Elst
Toponiem 2e Weteringsewal 35
Type project Bureau- en booronderzoek, karterende fase (BO en IVO-
K)
Opdrachtgever Fam. Dirksen
Contactpersoon opdrachtgever Dhr. H. Veenhof (Bouwkundig Tekenbureau Veenhof)
Bevoegd gezag Gemeente Overbetuwe
Deskundige namens bevoegd gezag Dhr. J. Habraken (regio-archeoloog)
Uitvoerder Archeodienst BV
Uitvoerders veldwerk S.M. Koeman
Uitvoeringsdatum 06-05-2015
Beheer en plaats documentatie Zevenaar
Geografische positie (x-y; in m)
(x) 183.670 - (y) 437.840
(x) 183.696 - (y) 437.842
(x) 183.709 - (y) 437.806
(x) 183.680 - (y) 437.798
Kaartbladnummer 40A
Huidig grondgebruik Grasland
Oppervlakte plangebied Ca. 2.325 m²
66498 BO & IVO K aan de 2e Weteringsewal 35 te Elst Archeodienst BV
5
1 Inleiding
1.1 Onderzoekskader
In opdracht van de familie Dirksen heeft Archeodienst BV een bureauonderzoek en Inventarise-
rend Veldonderzoek, karterende fase (IVO-O(verig); booronderzoek) uitgevoerd in het plange-
bied aan de 2e Weteringsewal 35 te Elst (gemeente Overbetuwe, Fig. 1.1). Het onderzoek is
uitgevoerd voor de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de nieuwbouw van een woning.
Door de graafwerkzaamheden die nodig zijn voor de nieuwbouw kunnen eventueel in de onder-
grond aanwezige archeologische resten verloren gaan.
Fig. 1.1: Het plangebied op de topografische kaart (bron: kadaster 2014).
Volgens het bestemmingsplan Buitengebied Overbetuwe geldt voor het plangebied de dubbel-
bestemming Waarde – Archeologische verwachting 2 (hoge archeologische verwachting) wat
inhoudt dat bij een bodemverstoring dieper dan 0,30 m en groter dan 100 m² vroegtijdig
archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden. Voor de bouw van de nieuwe woning zullen
beide ondergrenzen worden overschreden en is archeologisch onderzoek noodzakelijk (zie
paragraaf 1.4).
Het onderzoek is uitgevoerd conform de regionale richtlijnen (Habraken 2014), de Kwaliteits-
norm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.3 (CCvD 2013) en de Leidraad Inventariserend
Veldonderzoek versie 2.0 (Tol et al. 2012).
Voor de in dit rapport gebruikte geologische en archeologische tijdsaanduidingen wordt verwezen
naar Bijlage 1. Afkortingen en jargon worden in Bijlage 2 en 3 uitgelegd.
1.2 Onderzoeksdoel en vraagstellingen
Het doel van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische
verwachting aan de hand van bestaande bronnen over bekende of verwachte landschappelijke,
66498 BO & IVO K aan de 2e Weteringsewal 35 te Elst Archeodienst BV
6
historische en archeologische waarden. Om deze doelstelling te realiseren, zullen de volgende
onderzoeksvragen worden beantwoord (Habraken 2014):
1. Wat is de aard (ontstaanswijze en classificatie), diepteligging, genese en gaafheid van
natuurlijke bodemhorizonten en natuurlijke afzettingen in het omringende (binnen een
afstand tot ca. 200 m van de onderzoekslocatie) gebied?
2. Wat is de aard (ontstaanswijze), diepteligging, genese, gaafheid, dikte, en omvang van
eventueel in het omringende gebied voorkomende afdekkende lagen en de (geschatte)
ouderdom daarvan (plaggendek, stuifzandlaag, colluvium, kleidek, afvallaag,
ophogingslaag)?
3. Wat is het historisch landgebruik van de onderzoekslocatie en het omringende gebied
geweest? 4. Welke gegevens met betrekking tot archeologische complexen (‘waarnemingen’ inclusief
uitkomsten historisch kaartonderzoek) zijn reeds binnen het onderzoeksgebied en/of
binnen de landschappelijke eenheden rondom de onderzoekslocatie bekend? Vermeld per
vondst- en/of spoorcomplex minimaal:
a. bronvermelding (onderzoeksrapportages, ARCHIS-gegevens)
b. de materiaalcategorie
c. ouderdom
d. ruimtelijke (geografische) verspreiding
e. stratigrafische verspreiding (diepteligging en/of dikte vondstlaag)
f. fragmentatie
5. Welke natuurlijke formatieprocessen (sedimentatie, erosie, laterale verplaatsing,
bodemvorming, degradatie e.d.) hebben een rol gespeeld in het onderzoeksgebied?
6. Met welke culturele formatieprocessen (grondbewerking, bemesting, ophoging,
betreding, percelering, [de-]constructie, materiaaltypen, materiaalgebruik en
materiaaldepositie e.d.) hebben een rol gespeeld in het onderzoeksgebied?
7. Welke formatieprocessen kunnen een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van
eventuele aanwezige vondstspreidingen, de vondstdichtheid, vondst- en spoorniveaus en
de fysieke kwaliteit van eventueel aanwezige archeologische resten?
8. Wat is de aard (materiaalsoorten, fragmentatie, dichtheden, ruimtelijke en stratigrafische
spreiding, etc.) van (mogelijk) aanwezige vondst- en/of spoorcomplexen?
9. Hoe manifesteren deze zich tijdens prospectieonderzoek?
10. Met de inzet van welke zoekmethoden (detectie- en waarnemingsvorm,
monsterbehandeling en zoekstrategie) kunnen vondst- en/of spoorcomplexen
systematisch opgespoord worden (zoeksleuven, booronderzoek, veldkartering, geofysisch
etc.). Licht beargumenteerd toe met verwijzing naar de verschillende KNA-leidraden.
Het doel van het karterend booronderzoek is het toetsen van het opgestelde verwachtingsmodel
door de intactheid van de bodemopbouw vast te stellen en de eventueel aanwezige archeologische
resten en/of vindplaatsen te inventariseren.
Om deze doelstelling te realiseren, zullen de volgende onderzoeksvragen worden beantwoord
(Habraken 2014):
11. Wat is de aard (ontstaanswijze, textuur, kleur), diepteligging en ouderdom van de
relevante natuurlijke afzettingen in de ondergrond ter plaatse van het onderzoeksgebied?
12. Wat is de aard (kleur, textuur, samenstelling), diepteligging, genese en gaafheid van
natuurlijke en eventueel antropogene bodemhorizonten (akkerlagen en overige
‘verstoringslagen’, bemestingslagen e.d.), ter plaatse van het onderzoeksgebied?
13. Wat is de aard, dikte en omvang van eventueel ter plaatse van het onderzoeksgebied
voorkomende afdekkende lagen en de (geschatte) ouderdom daarvan (plaggendek,
stuifzandlaag, kleidek, afvallaag, ophogingslaag)?
14. Indien er afdekkende lagen voorkomen; wat is de aard (ontstaanswijze, kleur, textuur,
samenstelling), gaafheid en dikte van het onderliggende afgedekte bodemprofiel
(natuurlijke en antropogene bodemhorizonten zoals oude akkerlagen) en/of afzettingen?
15. Wat is de diepte tot waarop artefacten van recente ouderdom (‘modern’ afvalmateriaal)
in het bodemprofiel voorkomen?
16. Tot welke diepte in het bodemprofiel is sprake van een ‘recente’ bodemverstoring en wat
is de ouderdom van deze verstoring?
66498 BO & IVO K aan de 2e Weteringsewal 35 te Elst Archeodienst BV
7
17. Uitgaande van de onderzoeksstrategie: zijn de verwachte vondst- en/of spoorcomplexen
(archeologische indicatoren) binnen het onderzoeksgebied aanwezig? Geef de mate van
zekerheid of onzekerheid aan en licht toe met een beargumenteerde interpretatie.
18. Uitgaande van waarnemingen gedaan tijdens het veldwerk, in hoeverre komen de uitkomsten
overeen met de resultaten van het bureauonderzoek? Geef de mate van zekerheid of
onzekerheid aan en licht toe met een beargumenteerde interpretatie.
19. Uitgaande van waarnemingen gedaan tijdens het veldwerk, hoe adequaat is de gekozen
zoekstrategie geweest? Licht beargumenteerd toe.
Indien archeologische resten (indicatoren) aanwezig zijn:
20. Wat is de (mogelijke) omvang, aard, datering en fysieke kwaliteit van deze archeologische
vondst- en/of spoorcomplexen? Licht toe met een beargumenteerde interpretatie.
21. Wat is de diepteligging van de top van het niveau met archeologische vondst- en/of
spoorcomplexen (‘vondstlaag’) ten opzichte van het maaiveld en NAP? Wat is de dikte van
deze vondstlaag of vondstlagen? Licht toe aan de hand van een beargumenteerde
interpretatie van boorprofielen.
22. In hoeverre is deze vondstlaag/vondstlagen of het vondstmateriaal op, of in, de bodem
representatief voor die in de diepere bodem?
23. In hoeverre is de vondstlaag of het vondstmateriaal op, of in, de bodem representatief voor
de ligging en verbreiding van een eventueel sporenniveau?
24. Hoe kan men de resultaten vertalen in termen van conservering/ kwaliteit, en/of verdere
zoek- of waarderingsstrategie?
25. Welke consequenties zal voortgaande planuitvoering op de archeologische resten kunnen
hebben?
26. Welke mogelijkheden zijn er, of welk perspectief is er, voor in situ behoud? Wat zijn daarvoor
de randvoorwaarden? Hoe dienen deze randvoorwaarden tijdens de waarderende fase te
worden onderzocht?
1.3 Ligging en huidige situatie plangebied
Het plangebied is ca. 2.325 m2 groot en ligt aan de 2e Weteringsewal in het buitengebied ca. 2 km
ten noordwesten van Elst (Fig. 1.1). Het terrein wordt in het noorden begrensd door de 2e Wete-
ringsewal, in het westen door het woonerf van huisnummer 35 en in het zuiden en oosten door
grasland. Het plangebied zelf is ook in gebruik als grasland. Het maaiveld (geraadpleegd op
www.ahn.nl) ligt op ca. 8,2 m +NAP (Normaal Amsterdams Peil).
1.4 Toekomstige situatie plangebied
De huidige woning zal worden gesloopt en ten zuidoosten hiervan zal de nieuwe woning worden
gebouwd (Fig. 1.2). De nieuwbouw krijgt een oppervlakte van ca. 200 m2. De exacte funderings-
diepte/-wijze is nog niet bekend maar uitgaande van een standaardfundering zal de bodem tot ca.
80 cm beneden maaiveld worden vergraven.
66498 BO & IVO K aan de 2e Weteringsewal 35 te Elst Archeodienst BV
8
Fig. 1.2: Toekomstige situatie binnen het plangebied.
66498 BO & IVO K aan de 2e Weteringsewal 35 te Elst Archeodienst BV
9
2 Bureauonderzoek
2.1 Methode
Ten behoeve van het bureauonderzoek zijn gegevens verzameld over bekende of verwachte
archeologische waarden, alsmede over geologische, bodemkundige en historisch-geografische
kenmerken van (de omgeving van) het plangebied.
In het kader van het bureauonderzoek zijn de volgende bronnen geraadpleegd:
Geomorfologische Kaart Nederland (geraadpleegd via Archis2)
Bodemkaart van Nederland schaal 1:50.000 (geraadpleegd via Archis2)
Dinoloket (www.dinoloket.nl)
Paleogeografische kaart van de Rijn-Maas delta (Cohen et al. 2012)
Zandbanenkaart van de provincie Gelderland (www.gelderland.nl – zandbanenkaart)
Actuele Hoogtebestand van Nederland (bron: AHN.nl)
Diverse historische kaarten (Kadastrale Kaart 1832, Topografische Militaire Kaarten
serie 1830-1850 (nettekeningen), serie 1850-1945 (Bonnebladen), Top25 serie 1935-
1995, geraadpleegd via watwaswaar.nl)
Kaart Historisch landschap, historische stedenbouw en archeologisch van de provincie
Gelderland (http://ags.prvgeld.nl)
Themakaart Gemeente Overbetuwe in de Romeinse tijd (RAAP 2003)
Gemeentelijke beleidsadvieskaart (Willemse 2009)
Historische Vereniging Marithaime
Provinciale Kennisagenda Rivierengebied (Bruning 2012)
Archeologische Monumentenkaart (AMK, geraadpleegd via Archis2)
Archeologische waarnemingen, onderzoek- en vondstmeldingen (geraadpleegd via
Archis2)
Gelders Archief (www.geldersarchief.nl), heeft geen relevante informatie opgeleverd
Recente topografische kaarten (kadaster) en luchtfoto’s (BingMaps via ArcMap)
Bodematlas van de provincie Gelderland (www.gelderland.nl – bodematlas)
2.2 Fysische geografie
1. Wat is de aard (ontstaanswijze en classificatie), diepteligging, genese en gaafheid van natuurlijke
bodemhorizonten en natuurlijke afzettingen in het omringende (binnen een afstand tot ca. 200 m
van de onderzoekslocatie) gebied?
Het plangebied ligt in het rivierengebied in het stroomgebied van de Rijn tussen de Neder-
rijn en de Waal. In de diepere ondergrond bevinden zich oude rivierafzettingen van de
Formatie van Kreftenheye, die tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien, zijn gevormd (ca.
115.000 – 11.755 jaar geleden). De rivieren hebben in deze koude periode voornamelijk een
vlechtend patroon gehad, gekenmerkt door meerdere geulen en een onregelmatige afvoer.
De Rijn heeft in een brede vlakte een dik pakket zand en grind afgezet (Formatie van Kref-
tenheye). Deze afzettingen worden ter plaatse van het plangebied op een diepte van 3,0 – 4,0
m beneden maaiveld verwacht (www.gelderland.nl – zandbanenkaart) en hebben in de Jonge
Dryas de actieve riviervlakte gevormd (Fig. 2.1, nr. 703). In een geologische boring die op
het perceel ten oosten van het plangebied is gezet, is het pleistocene beddingzand iets
ondieper aangetroffen op een diepte vanaf 2,8 m beneden maaiveld (www.dinoloket.nl,
B40A0705).
De pleistocene afzettingen zijn tijdens het Holoceen (de laatste 11.755 jaar) bedekt en/of
geërodeerd door jonge rivierafzettingen. Het klimaat is in deze periode warmer en vochtiger
geworden, waardoor de Rijn is gaan meanderen en zand en klei heeft afgezet. De rivieraf-
zettingen van meanderende rivieren kunnen worden onderverdeeld in stroomgordelafzet-
tingen bestaande uit bedding- en oeverafzettingen (zand en zandige klei) en komafzettingen
(zwak siltige klei, plaatselijk met veenlagen) (Berendsen 2005). De holocene rivierafzettingen
worden tot de Formatie van Echteld gerekend.
66498 BO & IVO K aan de 2e Weteringsewal 35 te Elst Archeodienst BV
10
Verschillende Rijntakken hebben zich tijdens het Holoceen diverse keren verlegd, waardoor
zich vele oude stroomgordels in (de ondergrond van) het riviergebied bevinden. Ter plaatse
van het plangebied wordt geen stroomgordel in de ondergrond verwacht (Fig. 2.1). In de
directe omgeving van het plangebied zijn wel rivierlopen actief geweest. Ca. 100 m ten
zuiden van het plangebied heeft in het Vroeg-Holoceen (Vroeg-Mesolithicum) een rivier
gelopen (nr. 707). Daarna is de stroomgordel van Homoet – Kamp actief geworden in het
Laat-Neolithicum. Deze rivier heeft ca. 180 m ten westen van het plangebied gelopen en is
actief geweest vanaf ca. 1.815 tot 1.570 voor Chr. (Vroege tot Midden-Bronstijd) (Cohen
e.a. 2012, gekalibreerd met het programma Oxcal 4.1 via https://c14.arch.ox.ac.uk).
Later is in de IJzertijd ca. 60 m ten noorden van het plangebied een crevasse actief geweest
van de stroomgordel van Santacker – Driel. Crevasses ontstaan op plaatsen langs de rivier
waar de oeverwallen relatief laag zijn. Bij hoog water stroomt het water over de laagste plek-
ken waarbij door erosie geulen, zogenaamde crevassegeulen ontstaan, die het komgebied in
lopen (Berendsen 2004). Het plangebied heeft vanaf deze periode vermoedelijk onderdeel
uitgemaakt van het komgebied van deze stroomgordel en de Nederrijn en/of Waal. Volgens
de geomorfologische kaart ligt het plangebied namelijk in een komvlakte (Bijlage 4, code
1M23). De afzetting van komklei door de Nederrijn en de Waal is in de Late-Middeleeuwen
tot stilstand gekomen vanwege de bedijking van de rivieren. Afgezien van overstromingen ten
gevolge van dijkdoorbraken, heeft in het binnendijkse gebied geen sedimentatie meer plaats-
gevonden.
Fig. 2.1: Het plangebied op de stroomgordelkaart van de Rijn-Maasdelte (bron: Cohen e.a. 2012).
De ligging van het plangebied in een laaggelegen komvlakte wordt echter niet bevestigd door het
kaartbeeld van het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN). Hierop is te zien dat het
66498 BO & IVO K aan de 2e Weteringsewal 35 te Elst Archeodienst BV
11
plangebied relatief hoog ligt ten opzichte van de komvlakte (Fig. 2.2). Het hoogteverschil be-
draagt ca. 70 – 80 cm. Dit wijst erop dat in de ondergrond van het plangebied toch stroomgordel-
afzettingen voorkomen. De eerder genoemde geologische boring laat tussen 1,40 – 1,60 m bene-
den maaiveld een dunne zwak zandige kleilaag zien die op basis van de textuur als een oeverafzet-
ting geïnterpreteerd zou kunnen worden. Deze boring ligt wat meer richting het oosten verder van
de stroomgordel van Homoet – Kamp af dus in het plangebied zou een dikker en mogelijk iets
ondieper liggend pakket oeverafzettingen aanwezig kunnen zijn. Volgens de gemeentelijke ver-
wachtingskaart (Fig. 2.3) en de provinciale geomorfologische kaart (www.gelderland.nl – his-
torisch landschap, historische stedenbouw en archeologie) ligt het plangebied wel degelijk op de
oostelijke oever van deze stroomgordel.
Fig. 2.2: Het plangebied op het Actueel Hoogtebestand van Nederland (bron: www.ahn.nl).
2. Wat is de aard (ontstaanswijze), diepteligging, genese, gaafheid, dikte, en omvang van eventueel in
het omringende gebied voorkomende afdekkende lagen en de (geschatte) ouderdom daarvan
(plaggendek, stuifzandlaag, colluvium, kleidek, afvallaag, ophogingslaag)?
De oeverafzettingen van de stroomgordel van Homoet-Kamp worden vermoedelijk afgedekt
met een komkleipakket dat is gevormd in de periode Late-IJzertijd tot en met de Late-Mid-
deleeuwen. De dikte van de komklei is onbekend maar wordt geschat op ca. 1,0 m.
5. Welke natuurlijke formatieprocessen (sedimentatie, erosie, laterale verplaatsing, bodemvorming,
degradatie e.d.) hebben een rol gespeeld in het onderzoeksgebied?
In de prehistorie (Laat-Neolithicum – Midden-Bronstijd) heeft ter plaatse van het plange-
bied sedimentatie plaatsgevonden vanuit de stroomgordel van Homoet-Kamp waarbij een
oeverzone is gevormd. Vervolgens heeft waarschijnlijk een stilstand in de sedimentatie
plaatsgevonden waarin mogelijk bodemvorming heeft kunnen plaatsvinden. Vanaf de Late-
IJzertijd worden weer rivierlopen in de omgeving actief en zijn de oeverafzettingen vermoe-
delijk afgedekt met een komkleipakket. In de komklei zijn volgens de bodemkaart polder-
vaaggronden ontwikkeld in zwak siltige klei (Bijlage 5, code Rn47C). Bij vaaggronden heeft
er nog weinig of geen bodemvorming plaatsgevonden, omdat het sediment jong is. De pol-
dervaaggronden worden gekenmerkt door een iets donkere bouwvoor (Ap-horizont), die
66498 BO & IVO K aan de 2e Weteringsewal 35 te Elst Archeodienst BV
12
nauwelijks in kleur verschilt van de onderliggende C-horizont (De Bakker en Schelling
1989).
Fig. 2.3: Het plangebied op de themakaart Gemeente Overbetuwe in de Romeinse tijd (RAAP 2003).
2.3 Historische geografie
3. Wat is het historisch landgebruik van de onderzoekslocatie en het omringende gebied geweest?
In de 12e eeuw is men met het bedijken van de rivieren begonnen dat in het begin slechts uit
kaden en tamelijk primitieve, lage dijken bestond die in de loop van de tijd geleidelijk werden
opgehoogd en verstevigd. De langdurige strijd tegen het hoge water wordt gekenmerkt door
vele dijkdoorbraken. Om de waterafvoer van het gebied goed te regelen werden overal wete-
ringen gegraven, zoals de Linge die in 1244 werd gegraven. Oorspronkelijk bestond deze
Linge uit twee naast elkaar liggende weteringen, gescheiden door de zogenaamde Lingewal.
Later zijn deze samengevoegd (Kocken/ Cruysheer 2004). Het plangebied ligt direct ten
zuiden van de Linge langs de 2e Weteringsewal. Het huidige sloten- en wegenpatroon dateert
dus al uit de Late-Middeleeuwen. Het plangebied was in deze periode net als tegenwoordig
in gebruik als landbouwgrond. Volgens de provinciale kaart wordt het plangebied deels tot
de oude ontginningen gerekend die afwisselend op nat-droge stroomruggen zijn aangelegd
en deels tot de regelmatige stroomrugontginningen op de lagere delen van de stroomrug
(www.gelderland.nl - Kaart Historisch landschap).
Op het minuutplan uit het begin van de 19e eeuw is te zien dat direct ten westen van het
plangebied een woonhuis aanwezig was (Fig. 2.4). Op de gemeentelijke beleidsadvieskaart is
deze locatie overigens niet als een historische bewoningslocatie aangewezen (Fig. 2.6). Het
omringende perceel en daarmee ook de westelijke rand van het plangebied was ingericht als
boomgaard (informatie behorende bij het minuutplan, www.watwaswaar.nl). Het oostelijke
deel van het plangebied was in gebruik als weiland. In de tweede helft van de 19e eeuw is de
boomgaard uitgebreid en is het hele plangebied onderdeel van de boomgaard geworden (Fig.
2.5).
66498 BO & IVO K aan de 2e Weteringsewal 35 te Elst Archeodienst BV
13
Fig. 2.4: Het plangebied op de kaart uit het begin van de 19e eeuw, kadastrale minuut (bron: www.watwaswaar.nl).
6. Met welke culturele formatieprocessen (grondbewerking, bemesting, ophoging, betreding, percelering,
[de-]constructie, materiaaltypen, materiaalgebruik en materiaaldepositie e.d.) hebben een rol
gespeeld in het onderzoeksgebied?
Het plangebied is vanaf de Late-Middeleeuwen in gebruik als landbouwgrond, dus de bo-
venste ca. 30 cm zal de bouwvoor betreffen die gedurende honderden jaren is omgewerkt.
Op basis van het historisch kaartmateriaal wordt in de ondergrond van het plangebied een
perceelsgreppel verwacht die minimaal uit het begin van de 19e eeuw dateert maar waar-
schijnlijk ouder is. De greppel is in de tweede helft van de 19e eeuw gedempt. In de 19e eeuw
is het plangebied onderdeel van een boomgaard. Door het planten van de bomen, de door-
worteling en het rooien van de bomen kan de bodem plaatselijk tot op enige diepte zijn
verstoord. Binnen het plangebied zijn geen saneringen of ondergrondse olietanks, benzine-
pompinstallaties en dergelijke bekend waardoor de bodem is verstoord (www.gelderland.nl –
bodematlas).
66498 BO & IVO K aan de 2e Weteringsewal 35 te Elst Archeodienst BV
14
Fig. 2.5: Het plangebied op de kaart uit 1871, Bonneblad (bron: www.watwaswaar.nl).
2.4 Archeologie
4. Welke gegevens met betrekking tot archeologische complexen (‘waarnemingen’ inclusief uitkomsten
historisch kaartonderzoek) zijn reeds binnen het onderzoeksgebied en/of binnen de landschappelijke
eenheden rondom de onderzoekslocatie bekend? Vermeld per vondst- en/of spoorcomplex minimaal:
a. bronvermelding (onderzoeksrapportages, ARCHIS-gegevens)
b. de materiaalcategorie
c. ouderdom
d. ruimtelijke (geografische) verspreiding
e. stratigrafische verspreiding (diepteligging en/of dikte vondstlaag)
f. fragmentatie
Op de gemeentelijke beleidsadvieskaart ligt het plangebied in een hoge archeologische verwach-
tingszone (Fig. 2.6). Deze hoge verwachting is gerelateerd aan de stroomgordel van Homoet-
Kamp. In deze hoge verwachtingszone zijn binnen een straal van 1 km rondom het plangebied
drie archeologische monumentterreinen bekend (Bijlage 6 en 7, Fig. 2.6, gele kleur AWG 2).
Deze terreinen liggen allemaal op de stroomgordel van Homoet – Kamp. Het dichtstbijzijnde
monumentterrein ligt op ca. 635 m ten noordwesten van het plangebied en betreft een locatie
waar sporen van een grafveld zijn aangetroffen (AMK-terrein 4727). Bij de ruilverkaveling in
1981 werd een crematiegraf uit de Romeinse tijd gevonden (waarneming 7104). In 1982 werd
nog een graf gevonden, dit maal uit de Vroege- of Midden-IJzertijd (waarneming 7375). De
vondstlaag bevindt zich op 0,5 – 0,7 m beneden maaiveld.
Op de westoever van de stroomgordel van Homoet – Kamp is tijdens de bodemkartering in 1946
een oude woongrond vastgesteld (AMK-terrein 3928, waarneming 40490). De fragmenten aar-
dewerk die zijn gevonden dateren uit de Late-IJzertijd – Romeinse tijd en de Vroege- en Late-
Middeleeuwen. Bij een inspectie van een bouwput in 1947 op het terrein zijn grondsporen
gevonden uit de IJzertijd vanaf 60 cm beneden maaiveld (waarneming 40491). Het grafveld kan
dus bij dit nederzettingsterrein horen. Maar ook ten noorden van het grafveld ligt een
66498 BO & IVO K aan de 2e Weteringsewal 35 te Elst Archeodienst BV
15
nederzettingsterrein met bewoning uit de Vroege- en Midden-IJzertijd, de Romeinse tijd en de
Late-Middeleeuwen (AMK-terrein 1092). In een bouwput is in 1977 door een amateurarche-
oloog een grote hoeveelheid aardewerk verzameld uit de Vroege- en Midden-IJzertijd en de
Romeinse tijd. Later werden ook enkele fragmenten laatmiddeleeuws aardewerk gevonden. De
kern van de nederzetting bevindt zich op het hoogste punt van het terrein. In 1980 zijn op het
terrein drie boringen gezet. Hierin werd een cultuurlaag aangetroffen vanaf 50 cm diepte met
fragmenten aardewerk en fosfaat.
Fig. 2.6: Het plangebied op de beleidsadvieskaart van de gemeente Overbetuwe (Willemse 2009).
Naast de bovengenoemde vindplaatsen is in Bijlage 7 nog een overzicht gegeven van de
archeologische onderzoeken die binnen een straal van 1 km rondom het plangebied zijn
uitgevoerd. Deze leveren geen aanvullende informatie met betrekking tot de archeologische
vindplaatsen in de omgeving.
Zoals uit de bovenstaande waarnemingen blijkt, zijn in dit gebied een groot aantal archeologische
vindplaatsen uit de Romeinse tijd bekend. Hiervan zijn ook enkele opgravingen uitgevoerd en
gepubliceerd, hoewel deze vindplaatsen niet in de directe omgeving van het plangebied liggen.
Knooppunt in deze periode in dit gebied is Elst, waar niet alleen de stroomruggen samenkwamen
maar ook de verbindingsroutes als een spinnenweb uiteen gingen: naar het noorden (Santacker-
Driel stroomrug) richting het Nederrijnse fort Castra Herculis (Meinerswijk); naar het zuiden
(Ressense stroomrug) richting Ulpia Noviomagus (Nijmegen); naar het noordwesten (Homoet-
Kamp stroomrug) naar het vermoedelijke fort bij Randwijk; en naar het westen via de Herveldse
stroomrug ook naar Randwijk op de Nederrijnse stroomrug. Op dit knooppunt van wegen
ontstond een centrale plaats, een vicus, een belangrijk landelijk centrum onder de rook van de
stad Ulpia Noviomagus. Het aantal vindplaatsen (sites en waarnemingen) rond Elst is relatief
groot. Het gaat om een langgerekt, vermoedelijk aangesloten lint van bewoning die de oever-
wallen van de stroomruggen volgden. De Elster vicus bestond onder meer uit stenen gebouwen
en kende minimaal een stenen heiligdom of openbare tempel. Naast de stenen bouwwerken zijn
ook meerdere landelijke boerennederzettingen bekend, bijvoorbeeld Elst-Hoge Hof, Groenoord,
Brienenshof en Driel-Oldenhof. Dit type is de meest voorkomende in het Rivierengebied, maar is
66498 BO & IVO K aan de 2e Weteringsewal 35 te Elst Archeodienst BV
16
in de omgeving van Elst nog nauwelijks onderzocht (Bruning 2012). Ook de vindplaatsen op de
stroomgordel van Homoet-Kamp vallen hier vermoedelijk onder. Buiten de plattelandsbewoning
en civiele bewoning is ook sprake van puur militaire vindplaatsen maar die worden ter plaatse van
het plangebied niet verwacht omdat het niet langs de Limes ligt.
De historische vereniging Marithaime uit Elst is per e-mail benaderd voor aanvullende informatie
uit (de directe omgeving van) het plangebied. Tot op heden is nog geen reactie ontvangen. Indien
van toepassing wordt nog informatie van de historische vereniging aan het definitieve rapport
toegevoegd.
Het plangebied is onderdeel van het gebied dat volgens de provincie wordt gezien als een
archeologische ruwe diamant (www.gelderland.nl) en is in tegenstelling tot de archeologische
parels niet direct van provinciaal belang. Verder worden op basis van de provinciale kaarten geen
historische locaties en/of gebouwde monumenten verwacht.
2.5 Specifieke archeologische verwachting
Op basis van bovenstaand bureauonderzoek is voor het plangebied een gespecificeerde arche-
ologische verwachting opgesteld (Tab. 2.1). Volgens de gemeentelijke beleidsadvieskaart geldt
voor het plangebied een hoge archeologische verwachting (Fig. 2.6). Deze hoge verwachting
wordt in de onderstaande tekst per periode toegelicht.
Landschap Periode Verwachting Verwachte kenmerken
vindplaats Diepteligging sporen
Actieve
pleistocene
riviervlakte
Laat-Paleolithicum –
Midden-Neolithicum Laag
Bewoningssporen, tijdelijke
kampementen, vuursteen
artefacten, haardkuilen
In de top van het pleistocene
beddingzand (ca. 2,8 m-mv)
Op de
noordoever
langs een rivier
Vroeg-Mesolithicum
– Midden-
Neolithicum
Onbekend In de top van de pleistocene
(kom)klei (ca. 2,2 m –mv)
Actieve
stroomgordel
van Homoet-
Kamp
Laat-Neolithicum –
Midden-Bronstijd Middelhoog
Nederzetting: cultuurlaag,
(paal)kuilen, greppels,
fragmenten aardewerk,
natuursteen,
gebruiksvoorwerpen
Onder een pakket
komafzettingen in top van de
oeverafzettingen van de
stroomgordel van Homoet-
Kamp (vanaf ca. 1,0 m diep) Oever van de
stroomgordel
van Homoet-
Kamp /
komgebied van
de Rijn
Late-Bronstijd –
Late Middeleeuwen
(tot in de 12e eeuw)
Hoog
Late-Middeleeuwen
(vanaf de 13e eeuw)
- Nieuwe tijd
Laag Vanaf maaiveld tot diep in de
komafzettingen
Tab. 2.1 Archeologische verwachting per periode voor het plangebied.
Het huidige landschap rond het plangebied is ontstaan tijdens het Holoceen en is beïnvloed door
verschillende Rijntakken. Het rivierenlandschap is voortdurend veranderd en dat heeft een grote
invloed gehad op de keuze voor bewoningslocaties voor met name de prehistorische mens. Met
name pleistocene terrasresten, rivierduinen, oevers van rivieren en verlaten stroomgordels werden
uitgekozen als nederzettingslocatie. Stroomgordels zijn relatief hooggelegen gronden tussen laag-
gelegen komgebieden. De stroomgordels zijn daarom aantrekkelijke vestigingsplaatsen voor men-
sen. Tijdens de actieve fase van de stroomgordel kan bewoning hebben plaatsgevonden op de
oeverwal langs de geul.
Het pleistocene zandoppervlak (riviervlakte van de Rijn) dat het archeologische niveau voor
vuursteenvindplaatsen uit het Laat-Paleolithicum vormt, ligt op ca. 2,8 m diepte. Het plangebied
is aan het einde van het Laat-Paleolithicum nog onderdeel geweest van de actieve riviervlakte van
de Rijn. De kans is groot dat archeologische resten uit deze periode zijn geërodeerd en verdwe-
nen.
In het Vroeg-Mesolithicum liep ca. 180 m ten zuiden van het plangebied een Rijntak. Vanwege
de grote diepteligging van het potentiële archeologische niveau uit deze periode is niet bekend wat
precies de landschappelijke ligging van het plangebied was in deze periode. Mogelijk lag het op
66498 BO & IVO K aan de 2e Weteringsewal 35 te Elst Archeodienst BV
17
een hogere terrasrest of was het juist onderdeel van het lager gelegen komgebied. Ook voor de
rest van het Mesolithicum tot in het Neolithicum is dit niet bekend. Op basis hiervan is aan het
plangebied een onbekende verwachting toegekend voor vuursteenvindplaatsen uit het Meso-
lithicum tot en met het Midden-Neolithicum. Eventuele vindplaatsen uit deze periode worden
dieper dan 2,0 m beneden maaiveld verwacht.
Vanaf het Neolithicum ontstaan in onze streken de eerste landbouwculturen die gekenmerkt
worden door sedentaire nederzettingen. In de beginperiode combineert men akkerbouw met het
jagen en verzamelen, maar geleidelijk stapt men over naar akkerbouw en veeteelt. De nederzet-
tingen worden gekenmerkt door permanente woningen die vaak diep in de grond gefundeerd
waren. Waterputten werden gegraven voor de watervoorziening terwijl in en nabij de nederzetting
afvalkuilen werden gegraven om afval te begraven. Deze sporen kunnen diep in de bodem reiken.
In het Laat-Neolithicum wordt de stroomgordel van Homoet – Kamp actief en worden ter plaatse
van het plangebied oeverafzettingen gevormd. In het verleden zijn op (de oever van) deze stroom-
gordel archeologische resten uit het Laat-Neolithicum gevonden (Cohen e.a. 2012). In de directe
omgeving van het plangebied ontbreken vooralsnog vondsten uit deze periode. Op basis van deze
informatie is aan het plangebied een middelhoge verwachting toegekend voor vindplaatsen uit het
Laat-Neolithicum tot en met de Midden-Bronstijd.
Ten noordwesten van het plangebied zijn op de stroomgordel en op de oever daarvan vindplaat-
sen ontdekt uit de Vroege- en Midden-IJzertijd, de Romeinse tijd en zijn ook vondsten gedaan uit
de Vroege- en Late-Middeleeuwen. De indruk is dat gedurende de Romeinse tijd sprake is van
een aangesloten lint van bewoning op de oeverwallen langs de stroomgordels. Door het ontbreken
van gepubliceerde rurale nederzettingen in dit gebied zijn we echter matig geïnformeerd over de
vindplaatsen op het platteland in deze regio. Dat niet alleen de grote nederzettingen (met stenen
gebouwen - villa’s (?), maar ook de kleinere rurale nederzettingen zonder steenbouw een rol
speelden in de bevoorrading van centrale plaatsen, is recent voor het Rivierengebied aannemelijk
gemaakt (Bruning 2012). Als in het plangebied een vindplaats (uit de Romeinse tijd) aanwezig is,
dan ligt een rurale nederzetting het meest voor de hand. Wanneer daadwerkelijke een vindplaats
(uit de Romeinse tijd) aanwezig is, kunnen uit de Kennisagenda Archeologie van de Provincie
Gelderland onderzoeksvragen die van toepassing zijn, worden geselecteerd (Bruning 2012, p. 107
– 108). Op basis van de ligging op de oever van de stroomgordel van Homoet-Kamp wordt aan
het plangebied een hoge verwachting toegekend voor vindplaatsen uit de Late-Bronstijd tot en
met de Late-Middeleeuwen (tot in de 12e eeuw).
Vanaf de 13e eeuw worden dijken aangelegd en watergangen gegraven en het gebied in cultuur
gebracht. In deze periode wordt de basis gelegd van het landschap zoals dat er tegenwoordig
uitziet. Het plangebied is tot op heden onbebouwd gebleven. De boerderijlocatie direct ten
westen van het plangebied (2e Weteringsewal 35) bestaat in ieder geval in de 19e eeuw maar is
mogelijk ouder. Een echte historische bewoningslocatie die terug gaat tot in de Late-Middel-
eeuwen wordt op basis van de gemeentelijke beleidsadvieskaart niet verwacht. Op basis hiervan
wordt aan het plangebied een lage verwachting toegekend voor vindplaatsen uit de Late-Middel-
eeuwen (vanaf de 13e eeuw) en de Nieuwe tijd.
6. Welke formatieprocessen kunnen een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van eventuele
aanwezige vondstspreidingen, de vondstdichtheid, vondst- en spoorniveaus en de fysieke kwaliteit
van eventueel aanwezige archeologische resten?
Het archeologische sporenniveau wordt in de top van de oeverafzettingen van de stroom-
gordel van Homoet – Kamp verwacht. De bekende vindplaatsen uit de omgeving laten zien
dat de nederzettingsterreinen uit de Vroege- en Midden-IJzertijd en de Romeinse tijd wor-
den gekenmerkt door een duidelijke vondstlaag die is ontstaan door intensieve bewoning.
Het archeologische niveau is afgedekt met een (dunne) laag komklei waardoor eventueel
aanwezige archeologische resten goed bewaard zijn gebleven. De vondst van compleet
vaatwerk ter plaatse van het grafveld geven aan dat het archeologisch niveau beneden de
ploegdiepte/bouwvoor ligt.
66498 BO & IVO K aan de 2e Weteringsewal 35 te Elst Archeodienst BV
18
7. Wat is de aard (materiaalsoorten, fragmentatie, dichtheden, ruimtelijke en stratigrafische spreiding,
etc.) van (mogelijk) aanwezige vondst- en/of spoorcomplexen?
Vanwege de ligging op de oever van de Homoet-Kamp stroomgordel geldt ter plaatse van
het plangebied een verwachting voor een nederzettingsterrein. Deze kenmerken zich door
grondsporen (voornamelijk paalgaten, kuilen) die structuren (huisplattegronden, bijgebou-
wen) kunnen vormen. Ook kunnen waterputten, hutkommen e.d. worden aangetroffen. Het
vondstmateriaal zal hoofdzakelijk uit fragmenten aardewerk bestaan, maar ook metaalvond-
sten en bot kunnen vanwege de relatief goede conserveringsomstandigheden van de bodem
(kleigrond) bewaard zijn gebleven. Op grotere diepte onder het grondwaterniveau zoals aan
de onderzijde van waterputten kunnen houtresten aanwezig zijn. Een eventueel aanwezige
vindplaats wordt ongeveer tussen 0,5 en 1,0 m beneden maaiveld verwacht en kan zich over
het hele plangebied uitstrekken.
8. Hoe manifesteren deze zich tijdens prospectieonderzoek?
De nederzettingsterreinen in de omgeving uit de IJzertijd – Romeinse tijd kenmerken zich in
het algemeen door een matig-hoge vondstdichtheid en een archeologische laag. Een archeo-
logische laag kan herkenbaar zijn vanwege de afwijkende kleur (grijzig/vuilig), houtskool-
brokjes, fosfaat, fragmenten aardewerk e.d.
9. Met de inzet van welke zoekmethoden (detectie- en waarnemingsvorm, monsterbehandeling en
zoekstrategie) kunnen vondst- en/of spoorcomplexen systematisch opgespoord worden (zoeksleuven,
booronderzoek, veldkartering, geofysisch etc.). Licht beargumenteerd toe met verwijzing naar de
verschillende KNA-leidraden.
Vanwege de verwachting op een matig-hoge vondstdichtheid en de aanwezigheid van een
archeologische laag zou een boorgrid van 30 x 35 m voldoende moeten zijn om een
huisplaats op te sporen uit de Bronstijd – Middeleeuwen met een omvang van ca. 500 –
2.000 m2 (methode D1, Leidraad Inventariserend Veldonderzoek versie 2.0 Tol et al.
2012). Dit boorgrid komt ongeveer overeen met een boordichtheid van 10 boringen per
hectare.
66498 BO & IVO K aan de 2e Weteringsewal 35 te Elst Archeodienst BV
19
3 Booronderzoek
3.1 Werkwijze
Op grond van het specifieke archeologische verwachtingsmodel is aan de hand van de Leidraad
Inventariserend Veldonderzoek versie 2.0 (Tol et al. 2012) een karterend booronderzoek uitge-
voerd met een minimale boordichtheid van 10 boringen per hectare (boorgrid van 30 x 35 m,
methode D1). Aangezien het plangebied met een oppervlakte van ca. 2.325 m2 relatief klein is, is
het minimum aantal van 4 boringen gezet. De boorafstand varieert van ca. 12 tot 16 m. De exacte
boorlocaties zijn uitgezet met een handheld GPS-toestel.
De boringen zijn geplaatst met een Edelmanboor met een boordiameter van 7 cm. De boringen
zijn doorgezet tot minimaal 30 cm in de oeverafzettingen van de stroomgordel van Homoet -
Kamp. Eén boring is doorgezet tot 2,0 m beneden maaiveld. Het opgeboorde sediment is
verbrokkeld en versneden en geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren
zoals houtskool, vuursteen en aardewerk. De boringen zijn beschreven conform de NEN 5104 en
de bodemclassificatie volgens De Bakker en Schelling (1989).
3.2 Beschrijving bodemopbouw (verkennend onderzoek)
Voor de ligging van de boorpunten wordt verwezen naar Bijlage 8, de boorbeschrijvingen zijn te
vinden in Bijlage 9.
11. Wat is de aard (ontstaanswijze, textuur, kleur), diepteligging en ouderdom van de relevante
natuurlijke afzettingen in de ondergrond ter plaatse van het onderzoeksgebied?
De bovenste 90 – 110 cm bestaat uit matig tot sterk siltige klei. Op basis van de textuur is dit
pakket geïnterpreteerd als komklei. Aangezien het kleipakket aan het maaiveld ligt, dateert
de top vermoedelijk uit de Late-Middeleeuwen. De dieperliggende kleilagen kunnen op zijn
vroegst uit de Late-IJzertijd dateren op basis van de activiteit van nabijgelegen riviertakken
van de Rijn.
Onder het komkleipakket is zwak zandig klei aangetroffen die naar beneden toe steeds
zandiger wordt. Op basis van de textuur en het aflopende profiel (grover/zandiger sediment
naar beneden toe) is dit sediment als een oeverafzetting geïnterpreteerd. Op basis van de
stratigrafische positie onder het siltige kleipakket en de diepteligging is deze afzetting toege-
schreven aan de stroomgordel van Homoet – Kamp.
12. Wat is de aard (kleur, textuur, samenstelling), diepteligging, genese en gaafheid van natuurlijke en
eventueel antropogene bodemhorizonten (akkerlagen en overige ‘verstoringslagen’, bemestingslagen
e.d.), ter plaatse van het onderzoeksgebied?
Het komkleipakket is afgedekt met een donker grijsbruine, zwak humeuze bouwvoor met een
dikte van ca. 30 cm. Daaronder is de bodem grijsbruin van kleur en wordt naar beneden toe
snel grijzer van kleur met roestvlekken. Vanwege de aanwezigheid van een bouwvoor met
daaronder weinig bodemvorming is de bodem geclassificeerd als een poldervaaggrond.
Op de overgang van de siltige komafzettingen naar de zandige oeverafzettingen is in alle
boringen een donkerbruingrijze, humeuze laag aangetroffen met een dikte van 10 – 20 cm.
Het humeuze uiterlijk wijst op een periode met weinig sedimentatie met veel aanreiking van
humeus materiaal. De laag is geïnterpreteerd als een begraven
bodemniveau/vegetatiehorizont (Ab-horizont). Qua textuur kan de humeuze laag de basis
vormen van het komkleipakket maar vanwege de stratigrafische positie en de weinige
rivieractiviteit gedurende de Late-Bronstijd – IJzertijd ligt de top van de oeverwal van de
stroomgordel van Homoet - Kamp meer voor de hand (Fig. 3.1).
13. Wat is de aard, dikte en omvang van eventueel ter plaatse van het onderzoeksgebied voorkomende
afdekkende lagen en de (geschatte) ouderdom daarvan (plaggendek, stuifzandlaag, kleidek,
afvallaag, ophogingslaag)?
Het afdekkende kleipakket heeft een dikte van 90 – 110 cm. Aangezien het kleipakket aan
het maaiveld ligt, dateert de top vermoedelijk uit de Late-Middeleeuwen. De dieperliggende
66498 BO & IVO K aan de 2e Weteringsewal 35 te Elst Archeodienst BV
20
kleilagen kunnen op zijn vroegst uit de Late-IJzertijd dateren op basis van de activiteit van
nabijgelegen riviertakken van de Rijn.
Fig. 3.1: Opgeboorde sediment van boring 4.
14. Indien er afdekkende lagen voorkomen; wat is de aard (ontstaanswijze, kleur, textuur,
samenstelling), gaafheid en dikte van het onderliggende afgedekte bodemprofiel (natuurlijke en
antropogene bodemhorizonten zoals oude akkerlagen) en/of afzettingen?
Onder de komklei zijn oeverafzettingen aangetroffen van de stroomgordel van Homoet –
Kamp. In de top van deze oeverafzettingen lijkt een humeuze bodemhorizont te zijn
ontwikkeld (zie vorige vraag).
15. Wat is de diepte tot waarop artefacten van recente ouderdom (‘modern’ afvalmateriaal) in het
bodemprofiel voorkomen?
In het grootste deel van het plangebied beperken de vondsten van recente ouderdom zich tot
de bovengrond (bovenste 30 – 40 cm). Ter plaatse van boring 3 is tot op een diepte van 80
cm beneden maaiveld recent bouwmateriaal (19e – 20e eeuw) gevonden en is sprake van een
puinhoudende laag.
16. Tot welke diepte in het bodemprofiel is sprake van een ‘recente’ bodemverstoring en wat is de
ouderdom van deze verstoring?
In de oostelijke helft van het plangebied is sprake van een intact bodemprofiel, waarbij alleen
de huidige bouwvoor (bovenste 30 cm) recent is omgewerkt (boring 2 en 4). Ter plaatse van
66498 BO & IVO K aan de 2e Weteringsewal 35 te Elst Archeodienst BV
21
boring 3 is vanaf het maaiveld sprake van een recent verstoord bovengrond waarbij de klei is
vermengd met zand. Daaronder ligt tot 80 cm beneden maaiveld een puinhoudende laag.
Het puin bestaat uit recent bouwmateriaal. Wanneer de boorlocatie wordt vergeleken met
het minuutplan uit het begin van de 19e eeuw (Fig. 2.4), is hier waarschijnlijk een voorma-
lige sloot/greppel aangeboord die in de tweede helft van de 19e eeuw is gedempt bij de uit-
breiding van de boomgaard. Boring 1 is ongeveer in het verlengde van deze sloot gezet maar
vermoedelijk er net naast. Hier was alleen de bovenste 40 cm van de bodem duidelijk recent
verstoord. Er zijn geen bodemverstoringen aangetroffen die te wijten zijn aan het historisch
landgebruik als boomgaard. Het kan niet worden uitgesloten dat deze lokaal wel aanwezig
zijn.
3.3 Beschrijving indicatoren (karterend booronderzoek)
17. Uitgaande van de onderzoeksstrategie: zijn de verwachte vondst- en/of spoorcomplexen (archeolo-
gische indicatoren) binnen het onderzoeksgebied aanwezig? Geef de mate van zekerheid of onzeker-
heid aan en licht toe met een beargumenteerde interpretatie.
Binnen het plangebied zijn geen archeologische laag en/of archeologische indicatoren
gevonden die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. De kans dat een
nederzettingsterrein aanwezig is, wordt op basis hiervan klein geacht. Vondstarme vindplaat-
sen zoals de off-site van een nederzettingsterrein of begravingen zijn niet goed op te sporen
met een booronderzoek maar binnen het plangebied bestaat hier geen concrete verwachting
voor.
18. Uitgaande van waarnemingen gedaan tijdens het veldwerk, in hoeverre komen de uitkomsten
overeen met de resultaten van het bureauonderzoek? Geef de mate van zekerheid of onzekerheid aan
en licht toe met een beargumenteerde interpretatie.
De bodemopbouw zoals die is aangetroffen, komt overeen met de verwachting. Namelijk een
afdekkende laag komklei met daaronder oeverafzettingen van de stroomgordel van Homoet-
Kamp. In de top van de oeverafzettingen is vanaf 80 – 85 cm beneden maaiveld mogelijk een
humeuze bodemhorizont ontwikkeld wat aangeeft dat de locatie een geschikte bewoningslo-
catie kan zijn geweest. Op dit niveau echter geen archeologische indicatoren gevonden die
wijzen op antropogene invloed. De zandige oeverafzettingen liggen hier echter wel enkele
decimeters dieper dan op de bekende vindplaatsen ten noordwesten van het plangebied het
geval is. Hieruit kan worden afgeleid dat het plangebied relatief laag op de oeverwal heeft
gelegen en mogelijk een minder aantrekkelijke bewoningslocatie heeft gevormd.
19. Uitgaande van waarnemingen gedaan tijdens het veldwerk, hoe adequaat is de gekozen zoekstrategie
geweest? Licht beargumenteerd toe.
Gezien de aanwezigheid van een potentieel archeologisch niveau in de top van de oeverafzet-
tingen die zich waarschijnlijk kenmerkt door een humeuze bodemhorizont is de keuze om
een booronderzoek uit te voeren gericht op het opsporen van een archeologische laag juist
geweest. In het bodemniveau zijn echter geen archeologische indicatoren gevonden (zoals
houtskool of fosfaat) die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats.
Aangezien tijdens het onderzoek geen archeologische indicatoren zijn gevonden, zijn de
onderstaande vragen niet van toepassing:
20. Wat is de (mogelijke) omvang, aard, datering en fysieke kwaliteit van deze archeologische vondst-
en/of spoorcomplexen? Licht toe met een beargumenteerde interpretatie.
21. Wat is de diepteligging van de top van het niveau met archeologische vondst- en/of spoorcomplexen
(‘vondstlaag’) ten opzichte van het maaiveld en NAP? Wat is de dikte van deze vondstlaag of
vondstlagen? Licht toe aan de hand van een beargumenteerde interpretatie van boorprofielen.
22. In hoeverre is deze vondstlaag/vondstlagen of het vondstmateriaal op, of in, de bodem
representatief voor die in de diepere bodem?
23. In hoeverre is de vondstlaag of het vondstmateriaal op, of in, de bodem representatief voor de ligging
en verbreiding van een eventueel sporenniveau?
24. Hoe kan men de resultaten vertalen in termen van conservering/ kwaliteit, en/of verdere zoek- of
waarderingsstrategie?
25. Welke consequenties zal voortgaande planuitvoering op de archeologische resten kunnen hebben?
66498 BO & IVO K aan de 2e Weteringsewal 35 te Elst Archeodienst BV
22
26. Welke mogelijkheden zijn er, of welk perspectief is er, voor in situ behoud? Wat zijn daarvoor de
randvoorwaarden? Hoe dienen deze randvoorwaarden tijdens de waarderende fase te worden
onderzocht?
4 Advies
Op basis van het ontbreken van archeologische indicatoren wordt de kans klein geacht dat ter
plaatse van het plangebied een archeologische vindplaats aanwezig is. Op grond van deze acht
Archeodienst BV een archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk.
Bovenstaand advies vormt een zogenaamd selectieadvies. Met nadruk wijst Archeodienst BV erop
dat dit selectieadvies nog niet betekent dat reeds bodemverstorende activiteiten of daarop voorbe-
reidende activiteiten kunnen worden ondernomen. De resultaten van dit onderzoek zullen name-
lijk eerst moeten worden beoordeeld door de bevoegde overheid (gemeente Overbetuwe), die
vervolgens een selectiebesluit neemt.
Het uitgevoerde onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke
inzichten en methoden. Het archeologisch onderzoek is erop gericht om de kans op het aantreffen
dan wel vernietigen van archeologische waarden bij bouwwerkzaamheden in het plangebied te
verkleinen. Aangezien het onderzoek is uitgevoerd door middel van een steekproef kan echter, op
basis van de onderzoeksresultaten, de aan- of afwezigheid van eventuele archeologische waarden
niet met zekerheid gegarandeerd worden. Indien bij graafwerkzaamheden archeologische waarden
worden aangetroffen dienen deze conform de Monumentenwet 1988, artikel 53, bij de minister
gemeld te worden. Ook verdient het de aanbeveling de gemeente hierover in te lichten.
66498 BO & IVO K aan de 2e Weteringsewal 35 te Elst Archeodienst BV
23
Literatuur
Bakker, H. de/J. Schelling, 1989² (1966): Systeem van de bodemclassificatie voor Nederland,
Wageningen.
Berendsen, H.J.A. 2005: Landschappelijk Nederland, Assen.
Berendsen, H.J.A., 2004: De vorming van het land; Inleiding in de geologie en de geomorfologie, Assen.
Bruning, L, 2012: Integrale Kennisagenda Archeologie Provincie Gelderland. Rivierengebied, Veluwe,
Oost-Gelderland.
Centraal College van Deskundigen Archeologie, 2013: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie
(KNA) Landbodems, versie 3.3. Gouda.
Cohen, K.M./ E. Stouthamer/ H.J. Pierik/ A.H. Geurts, 2012: Digitaal Basisbestand Paleogeografie
van de Rijn‐Maas Delta. Dept. Fysische Geografie. Universiteit Utrecht. Digitale Dataset.
http://persistent‐identifier.nl/?identifier=urn:nbn:nl:ui:13‐nqjn‐zl
Kadaster, 2014: Topografische kaart 1: 10.000, Apeldoorn.
Kocken, M./ A. Cruysheer, 2004: Sleutel tot de schatkist. Erfgoedplan Overbetuwe. Rapport H001,
ADC Heritage BV, Amersfoort.
Mulder, E.F.J. de/M.C. Geluk/I.L. Ritsma/W.E. Westerhof/T.E. Wong, 2003: De ondergrond van
Nederland, Groningen.
NEN (Nederlands Normalisatie Instituut), 1990: NEN-5104:1989 NL, Classificatie van onverharde
grondmonsters. Nederlands Normalisatie Instituut, Delft.
RAAP, 2003: Gemeente Overbetuwe, een archeologische beleidskaart (onderdeel van het Erfgoedplan
Gemeente Overbetuwe). RAAP-rapport 1074, Amsterdam.
Willemse, N.W., 2009: Archeologisch beleid van de gemeente Overbetuwe. Deel 1: actualisatie van de
archeologische kaarten. RAAP-rapport 2003, Amsterdam.
Tol, A.J./J.W.H.P. Verhagen/M. Verbruggen, 2012: Leidraad inventariserend veldonderzoek versie 2.0.
Deel: karterend booronderzoek, Gouda (SIKB uitgave).
Websites
http://www.ahn.nl (Actueel Hoogtebestand van Nederland)
http://www.watwaswaar.nl (diverse historische kaarten)
http://archis2.archis.nl/archisii/html/index.html (diverse kaarten, waaronder IKAW en AMK)
http:// www.gelderland.nl
Lijst van afbeeldingen
Fig. 1.1: Het plangebied op de topografische kaart (bron: kadaster 2014). ..................................5 Fig. 1.2: Toekomstige situatie binnen het plangebied. ...............................................................8 Fig. 2.1: Het plangebied op de stroomgordelkaart van de Rijn-Maasdelte (bron: Cohen e.a.
2012). .............................................................................................................................. 10 Fig. 2.2: Het plangebied op het Actueel Hoogtebestand van Nederland (bron: www.ahn.nl). .... 11 Fig. 2.3: Het plangebied op de themakaart Gemeente Overbetuwe in de Romeinse tijd (RAAP
2003). .............................................................................................................................. 12
66498 BO & IVO K aan de 2e Weteringsewal 35 te Elst Archeodienst BV
24
Fig. 2.4: Het plangebied op de kaart uit het begin van de 19e eeuw, kadastrale minuut (bron:
www.watwaswaar.nl). ....................................................................................................... 13 Fig. 2.5: Het plangebied op de kaart uit 1871, Bonneblad (bron: www.watwaswaar.nl). ............ 14 Fig. 2.6: Het plangebied op de beleidsadvieskaart van de gemeente Overbetuwe (Willemse 2009).
........................................................................................................................................ 15 Fig. 3.1: Opgeboorde sediment van boring 4. ........................................................................... 20
Lijst van tabellen
Tab. 2.2 Archeologische verwachting per periode voor het plangebied. ..................................... 16
66498 BO & IVO K aan de 2e Weteringsewal 35 te Elst Archeodienst BV
Bijlage 1: Periodentabel
66498 BO & IVO K aan de 2e Weteringsewal 35 te Elst Archeodienst BV
Bijlage 2: Verklarende woordenlijst
66498 BO & IVO K aan de 2e Weteringsewal 35 te Elst Archeodienst BV
Bijlage 3: Afkortingenlijst
afko rt ing betekenis afko rt ing betekenis
…1 zwak Ks1 klei zwak siltige…2 matig Ks2 klei matig siltige…3 sterk Ks3 klei sterk siltige…4 uiterst Ks4 klei uiterst siltige…g1 zwak grindig KWARTS Kwartsiet…g2 matig grindig Kz1 klei zwak zandig…g3 sterk grindig Kz2 klei matig zandig…h1 zwak humeus Kz3 klei sterk zandig…h2 matig humeus L leem…h3 sterk humeus l lichtA D Anno Domini (datering na Christus) LBK Lineaire bandkeramiekafb. afbeelding LEE LeerAHN Actueel Hoogtebestand Nederland LIN LineairAM K Archeologische M onumenten Kaart Lz1 leem zwak zandigAM S directe C14-meting Lz3 leem sterk zandigAM Z Archeologische M onumenten Zorg m meterARCHIS Archeologisch Informatie Systeem m² vierkante meterart. artikel M A M aster o f ArtsASB Archeologische Standaard Boorbeschrijving M C14 monster voor C14-dateringAW Aardewerkconcentratie M FE ijzermonsterAWG gedraaid M FOS fosfaatmonsterAWH handgevormd mg matig gesorteerdB C Before Christ (datering voor Christus) M HK houtskoolmonsterBE Beige M HT houtmonsterbijv. bijvoorbeeld M ICRO micromorfo logisch onderzoekBL Blauw M LIT litho logisch monsterblz bladzijde mm millimeterBOT Bot M n mangaanBP Before Present (datering t.o .v. 'heden', zijnde 1950) M P pollenmonsterBR Bruin mp meetpuntBS Baksteen M PF botanisch monsterBTO Onverbrand bot M Sc M aster o f ScienceBTV Verbrand bot M TL metaalBV Bouwvoor mv maaiveld (het landoppervlak)C 14 Koolstofdatering M ZF zoölogisch monster, 0,25 mmmCA kalk n neeca. circa N noordCAA Centraal Archeologisch Archief NAP Normaal Amsterdams PeilCAD Computer-aided Drafting (of Design) NEN Nederlandse NormCCvD Centraal College van Deskundigen nr. nummerChr. Christus NV Natuurlijke verstoringCHW Cultuur-Historische Waardenkaart O oostCIS Centraal Informatie Systeem o.a. onder anderecm centimeter OD ouder danCM A Centraal M onumenten Archief OR Oranjecon concreties ORG OrganischCRI Crino iden kalk OX oxidatieCvAK College P A Paarsd donker pag. paginaDAO Defintief Archeologisch Onderzoek plr plantenrestendrs. doctorandus pu puine.d. en dergelijke PvA Plan van Aanpake.v. en verder PvE Programma van Eisenet al. et alii (en anderen) RCE Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoedetc. etcetera RD Rijksdriehoek systeem F E Ijzer/oer (landelijk coördinatensysteem)FeO2 roest (ijzeroxide) REC Recente verstoringFF Fosfaat RI rietFG Fysisch Geograaf/ Fysische Geografie RO RoodFig. Figuur RZ RozeG Grind S siltGE Geel s spoorgem. gemiddeld sch schelpenrestengew. gewicht sg slecht gesorteerdGEWICHT gewicht SIKB Stichting Infrastructuur Kwaliteitsboring Bodembeheergg goed gesorteerd SLK (produktie-) slakkenGIS Geografisch Informatie Systeem sph sphagnumGLS Glas Stiboka Stichting voor BodemkarteringGN Groen STN natuursteenGPS Global Positioning System tab. tabelGR Grijs tel. telefoonGW grondwater temp temperatuurGs grind siltig TEX TextielGz1 grind zwak zandig TOU TouwGz2 grind matig zandig V VeenGz3 grind sterk zandig v vondstGz4 grind uiterst zandig Vk1 veen zwak kleiigh humeus Vk3 veen sterk kleiigho hout VKL Huttenleem/verbrande leemh1 zwak humeus Vm veen mineraalarmh2 matig humeus vnr vondstnummerh3 sterk humeus VST Vuursteenha hectare Vz1 veen zwak zandigHK Houtskool Vz3 veen sterk zandigHL Hutteleem W westHT Hout WABO Wet Algemene Bepalingen OmgevingsrechtHU Humus WI Witid identiek aan WRO Wet Ruimtelijke OrdeningIKAW Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden wo wordtelrestINDET Ondetermineerbaar X(XX) onbekending. ingenieur Z zandIVO Inventariserend Veldonderzoek Z zuidIVO-K Inventariserend Veldonderzoek, karterende fase Z1 zand uiterst fijnIVO-O Inventariserend Veldonderzoek Overig Z2 zand zeer fijnIVO-P Inventariserend Veldonderzoek Proefsleuven Z3 zand matig fijnIVO-V Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase Z4 zand matig grofJ ja Z5 zand zeer grofJD jonger dan Z6 zand uiterst grofK klei zg zeggek kolom Zk zand kleiigKBW Bouwkeramiek Zs1 zand zwak siltigKER keramiek Zs2 zand matig siltigKl Kiezel Zs3 zand sterk siltigkm kilometer Zs4 zand uiterst siltigKNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie ZW Zwart
66498 BO & IVO K aan de 2e Weteringsewal 35 te Elst Archeodienst BV
Bijlage 4: Geomorfologische kaart
183000
183000
184000
184000
4370
00
4370
00
4380
00
4380
00
LegendaPlangebied
3K25
2M22
1M23
Geomorfologische kaart
±0 260 520130 m
Rivieroeverwal
Rivierkom- en oeverwalachtige vlakte
Rivierkom
1M23
2M22
3K25
66498 BO & IVO K aan de 2e Weteringsewal 35 te Elst Archeodienst BV
Bijlage 5: Bodemkaart
Kalkloze poldervaaggronden; zware zavel en lichte kleiKalkloze poldervaaggronden; zware klei op een ondergrond van niet-kalrijke zware kleiKalkhoudende poldervaaggronden; zware zavel en lichte kleiKalkloze poldervaaggronden; zavel en lichte klei op een tussenlaag en/of ondergrond van niet-kalkrijke zware kleiKalkloze poldervaaggronden; zware klei op een tussenlaag en/of ondergrond van niet-kalkrijke zware kleiwater
Rn47C
Rn67C
Rn44C
Rn44C
Rn67C
Rn44C
Rn95C
Rn95A-VI/Rn95A-VII
183000
183000
184000
184000
4370
00
4370
00
4380
00
4380
00
LegendaPlangebiedRn95CRn44CRn95ARn67CRn47C- Water -
±0 250 500125 m
Bodemkaart
66498 BO & IVO K aan de 2e Weteringsewal 35 te Elst Archeodienst BV
Bijlage 6: Archeologische informatie
:::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::
::::::
:
:::
:
:
::::
:
:
::
::::::
:
::::::
::
::
::
::::
::
::::::
:
:
:::::::
:
::::::::
:::
:
::::::::
::::
:
:::::::::
::::::::::::
:::::::
::::::::::::
::::::::
:::::
:
:
::::::::::
:
::::
::::::::::::
::::
:::::::::::::::::::::::
:
:::
::::::::::::::::::::
::::::::
::::::::::::::::::::::::::
:::::::::
::::::
::
::::::
::
::::::
:::
:::
::::
:
:
:::::::
:::::::::::
: :
::::::
:::::
: :
:
:::::::::::::::
::::::::::
::::
::
::::::::::::::::
::::::::
:
::::::
::::::
:
:::::::::::::
::::::::::::::
:::::::::::::
:::::
::::::
::::
::::
::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::
:
::::::::::::::
:::::
:
:::::
::
::::::::::::::::
:::::::::::::::::::::::::::::::::::
:
:::
:
:::::
:::::
:::
:::::::
::
::::::
::
::
::::::: ::::::::
::::::
::
:
:::
:::::::::::::::::::::::::::::::::::
::::::::::::::::: :::::::
:: :::::::::
::
::
:::::::
::
:::::::::
::::
::::::
::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::
:::::::::::::::::::::
:::::::::::::
::::::::::::::
:::::::::::::::::::::::
::::::::::::::::::
::::
::::
::::::::::::
:
:::::::
::::
::::::::::::::::::::::::::
:
:
:::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::
::::::
:
:::
:
:
::::
:
:
::
::::::
:
::::::
::
::
::
::::
::
::::::
:
:
:::::::
:
::::::::
:::
:
::::::::
::::
:
:::::::::
::::::::::::
:::::::
::::::::::::
::::::::
:::::
:
:
::::::::::
:
::::
::::::::::::
::::
:::::::::::::::::::::::
:
:::::::::::::::::::::::
::::::::
::::::::::::::::::::::::::
:::::::::
::::::
::
::::::
::
::::::
:::
:::
::::
:
:
:::::::
:::::::::::
: :
::::::
:::::: :
:
:::::::::::::::
:::::: ::::
::::
::
::::::::::::::::
::::::::
:
::::::
::::::
:
:::::::::::::
::::::::
::::::
:::::::::::::
:::::
::::::
::::
::::
::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::
:
::::::::::::::
:::::
:
:::::
::
::::::::::::::::
: :: ::::::::::::::::::::::::::::::::
:
::
:
:
:::::
:::::
:::
:::::::
::
::::::
::
::
:::::::::::::::
::::::
::
:
:::::::::::::::::
:::::::::::::::::::::
::::::::::::::::::::::::
::::::: ::::
::
::
:::::::
::
:::::::::
::::
::::::
::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::
:::::::::::::::::::::
:::::::::::::
::::::::::::::
:::::::::::::::::::::::
::::::::::::::::::
::::
::::
::::::::::::
:
:::::::
::::
::::::::::::::::::::::::::
:
:
7324
3509
73757104
35113510
404914049010141
57125
60576
53736
601065753456265
7163
5772263080
51572
3928
1092
4727
183000
183000
183500
183500
184000
184000
184500
184500
4370
00
4370
00
4375
00
4375
00
4380
00
4380
00
4385
00
4385
00
Archeologische Informatie
LegendaPlangebied
WaarnemingenWaarnemingen
Waarneming met datering
:Paleolithicum
:Mesolithicum
: Neolithicum
: Bronstijd
: IJzertijd
: Romeinse tijd
: Middeleeuwen
: Nieuwe tijdVondstmeldingen
VondstmeldingenOnderzoeksmeldingen
BureauonderzoekBooronderzoekGravend onderzoek
MonumentenArcheologische waardeHoge archeologische waardeZeer hoge archeologische waardeZeer hoge archeologische waarde, beschermd
Bronnen: © TOP10NL juni 2014, © ArchisII december 2014
± 1:12000
0 100 20050 m
66498 BO & IVO K aan de 2e Weteringsewal 35 te Elst Archeodienst BV
Bijlage 7: Tabel met archeologisch informatie
66498 BO & IVO K aan de 2e Weteringsewal 35 te Elst Archeodienst BV
Monument Ligging Complextype Ouderdom Ruimtelijke verspreiding Stratigrafische
verspreiding
Fragmentatie
4727 635 m ten NW (Homoetsestraat) Grafveld IJZV-IJZM,
ROM
Op de stroomgordel van Homoet
– Kamp, niet begrensd
Vondstlaag op 0,5 –
0,7 m -mv
Enkele crematiegraven
3928 900 m ten W (Blauwe Den, Hoge
Woerd)
Nederzetting, oude
woongrond IJZL-LME
Op de westelijke oever van de
stroomgordel van Homoet –
Kamp, enkele duizenden
vierkantenmeters
Onbekend, alleen
oppervlaktevondsten
Onbekend, alleen
vondsten uit boringen en
van het
oppervlaktevondsten
1092 1 km ten NW (Homoetsestraat) Nederzetting IJZV-IJZM,
ROM, LME
Op de stroomgordel van Homoet
– Kamp
Vanaf 50 cm -mv Onbekend, alleen
vondsten uit een
bouwput en boringen en
van het oppervlak
Waarneming/ Onderzoeksmelding Ligging Materiaalcategorie Ouderdom Ruimtelijke
verspreiding
Stratigrafische
verspreiding
Fragmentatie
7324 Veldkartering in 1983 810 m ten W (Woerd) Gouden munt VMEB --- ---- ---
10141
---
960 m ten W (Hoge
Woerd)
Bronzen tandenstoker
Tinnen of loden
vaatwerk
ROM-ME
AMK-terrein 3928
--- ---
40490
Bodemkartering in 1946
Keramiek, aardewerk
IJZM-ROMM,
ROMV-ROMM,
VME
--- ---
40491 Inspectie van een bouwput in
1974
Grondsporen
Keramiek, aardewerk
IJZM-IJZL
IJZM-XME
Vanaf 60 cm –
mv ---
7104 Ruilverkavelingswerkzaamheden
in 1981
700 m ten W
(Homoet)
Keramiek, aardewerk
Bot, crematieresten ROMM AMK-terrein 4727
Vanaf 60 cm –
mv Complete urnen
7375 Vondst uit 1982 670 m ten NW
(Winterstraatje)
Brons
Keramiek, aardewerk
Bot, crematieresten
IJZV-IJZM AMK-terrein 4727 --- Complete kom/schaal
Tabel: Overzicht van de monumenten en waarnemingen binnen een straal van 1 km rondom het plangebied.
66498 BO & IVO K aan de 2e Weteringsewal 35 te Elst Archeodienst BV
Onderzoeks
melding Ligging Waarnemingsmethode Conclusie/Advies
7163 920 m ten NW
(Homoetsestraat 8) Booronderzoek door Synthegra in 2003
Intact bodemprofiel op de stroomrug van Homoet-Kamp vervolg d.m.v. proefsleuven
bij bodemingrepen dieper dan 50 cm beneden maaiveld (A.A.G. Emaus, C. Helmich,
2003: Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek: Homoetsestraat 8 te Homoet.
Synthegra-rapport 173140)
51572 560 m ten ZW Booronderzoek door Transect in 2012 Restgeul aangeboord met verstoord bodemprofiel geen vervolgonderzoek
56265
930 m ten O
(Hollanderbroeksest
raat)
Bureauonderzoek door RAAP in 2013
Hoge verwachting voor de IJzertijd – Middeleeuwen ter plaatse van de oever- en
crevasseafzettingen vervolg d.m.v. karterende boringen
Lage verwachting voor het komgebied geen vervolgonderzoek
57125 950 m ten O (Tracé
Fikkerdries-Waal)
Bureauonderzoek door Oranjewoud in 2013 Geen resultaten gemeld
60576 Booronderzoek door Antea Group in 2014
57534 940 m ten O
(Watergangen Elst)
Booronderzoek door RAAP in 2013 Indicatoren gevonden in het zuidwesten parallel aan de Hollanderbroeksestraat
vervolg d.m.v. proefsleuven/begeleiding
60106 Begeleiding door RAAP in 2014 Een fragment gedraaid aardewerk (ROM – VME), loden lakenzegel (NTB-NTC)
Tabel: Overzicht van de onderzoeksmeldingen binnen een straal van 1 km rondom het plangebied.
66498 BO & IVO K aan de 2e Weteringsewal 35 te Elst Archeodienst BV
Bijlage 8: Boorpuntenkaart
!.
!.
!.
!.1
2
3
4
183650
183650
183700
183700
4378
00
4378
00
4378
50
4378
50
±0 10 205 m
66498-Elst-TweedeWeteringsewal35_BO+IVO-KAchtergrond: Luchtfoto © AeroGRID 1m via ESRI
Boorpuntenkaart
LegendaPlangebiedContour nieuwe woning
!. Intact bodemprofiel, kom- op oeverafzettingen!. Verstoorde bovengrond op kom- op oeverafzettingen!. Gedempte greppel op kom- op oeverafzettingen
1:500
66498 BO & IVO K aan de 2e Weteringsewal 35 te Elst Archeodienst BV
Bijlage 9: Boorbeschrijvingen
Boorbeschrijvingen
Project 66498-Elst-2e Weteringswal 35-BO+IVO-V
Datum 6-5-2015
Beschreven door Susanne Koeman
Boortype Edelmanboor 7 cm
Grondwaterstand ca. 160 cm beneden maaiveld
Boring
Diepte in
cm - mv Textuur Humus Kleur Insluitsels Horizont Opmerkingen Vondst
1 40 ks3 h1 dbrgr fr. plastic Ap
recent verstoorde bouwvoor, scherpe
ondergrens
50 ks3 grbr C komafzetting
70 ks3 lgrbr fe1 C komafzetting
85 ks2 gr fe1 C komafzetting
95 ks2 h1 dbrgr fe1 Ab vegetatie-/bodemhorizont
120 kz1 gr fe1 C oeverafzetting
200 kz3 orgr fe2 --> fe0, sc1 C oeverafzetting
Boring
Diepte in
cm - mv Textuur Humus Kleur Insluitsels Horizont Opmerkingen Vondst
2 25 ks3 h1 dgrbr Ap bouwvoor
50 ks3 grbr C komafzetting
70 ks3 lgrbr fe1 C komafzetting
80 ks2 gr fe1 C komafzetting
90 ks2 h1 dbrgr fe1 Ab vegetatie-/bodemhorizont
110 kz1 gr fe1 C oeverafzetting
150 kz3 orgr fe2 --> fe1, sc1 C oeverafzetting, bijna zand z3
Boring
Diepte in
cm - mv Textuur Humus Kleur Insluitsels Horizont Opmerkingen Vondst
3 30 z3/ks3 h1 dbrgr bs1 Ap zandbijmenging, recente bovengrond
80 ks3 grbr bs2, pu1, hk1 XX puinhoudende laag
90 ks2 gr fe1 C komafzetting
110 ks2 h1 dbrgr fe1 Ab vegetatie-/bodemhorizont
130 kz1 gr fe1 C oeverafzetting
150 kz3 orgr fe2 C oeverafzetting
Boring
Diepte in
cm - mv Textuur Humus Kleur Insluitsels Horizont Opmerkingen Vondst
4 30 ks3 h1 dgrbr Ap bouwvoor
50 ks3 grbr C komafzetting
80 ks3 gr fe1 C komafzetting
100 ks2 h1 dbrgr fe1 Ab vegetatie-/bodemhorizont
130 kz1 gr fe1 C
top stug naar beneden toe slapper,
oeverafzetting
150 kz3 orgr fe1 C oeverafzetting